'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

178
‘GOED GEPLAATST!’ Kalyani Bergen augustus 2014 Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

description

Masterthesis by Kalyani Bergen about the evaluation of the cultural policy for art in public spaces.

Transcript of 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Page 1: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

‘GOED GEPLAATST!’

Kalyani Bergenaugustus 2014

Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Page 2: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

School

Opleiding

Student

Begeleidende docenten

Plaats en datum

Verklaring

Tekst

Lay-out

Rijksuniversiteit GroningenPostbus 72 9700 AB Groningen+31 (0) 50 363 9111

Master Kunsten, Cultuur en MediaSpecialisatie Kunst, Beleid en Marketing

Kalyani [email protected]

dr. Q.L. (Quirijn) van den Hoogendr. P.J.D. (Pascal) Gielen

Waskemeer, augustus 2014

Hierbij verklaar ik ondubbelzinnig dat de door mij ingeleverde scriptie gebaseerd is op eigen werk en de vrucht is van een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.

© 2014 Kalyani Bergen

© 2014 Kalyani Bergen Jenno de Boer

Omslag

Inleiding (blz. 8-9)

Hoofdstuk 1 (blz. 14-15)

Hoofdstuk 2 (blz. 32-33)

Hoofdstuk 3 (blz. 44-45)

Hoofdstuk 4 (blz. 66-67)

Hoofdstuk 5 (blz. 102-103)

Bijlagen (blz. 116-117)

Florentijn HofmanHet Feestaardvarken2013Arnhem, Nederland

Tom ClaassenDe Olifanten van Almere2000Almere, Nederland

Florentijn HofmanRubber Duck2013Sydney, Australië

Maree Blok en Bas LugthartIt Sil Heve2001-2008Giekerk, Nederland

Paul McCarthySanta Claus2001Rotterdam, Nederland

Dick ElffersDe oerwereld van het dier ten opzichte van de synthetische wereld.1960Hoogvliet, Nederland

Florentijn HofmanHet Feestaardvarken2013Arnhem, Nederland

Ram KatzirWhere Thoughts Are2013Almere, Nederland

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of enige andere manier

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Page 3: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Masterscriptie

‘GOED GEPLAATST!’ Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Kalyani Bergenaugustus 2014

Page 4: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 5: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Het onderzoek dat in deze scriptie beschreven is, kent als onderwerp kunst in de openbare ruimte in combinatie met de evaluatie van gemeentelijk beleid. Dit onderwerp is ontstaan uit een combinatie van persoonlijke interesse in beeldende kunst in de openbare ruimte en de wens om mijn scriptie te schrijven voor het vak kunstbeleid. De focus op kunst in de openbare ruimte is echter ontstaan door de ontmoeting met één specifiek kunstwerk, dat ik regelmatig tegen ben gekomen op mijn weg door Arnhem. Dit werk is Het Feestaardvarken van Florentijn Hofman en wordt ook besproken in de scriptie. Het kunstwerk is een zeer opvallend en uitgesproken werk en viel bij mij niet meteen in de smaak. Daarmee rees de vraag hoe er op dit soort kunst in de openbare ruimte gereageerd wordt. Hieruit ontstonden ook andere vragen, zoals wat voor uitwerking kunst kan hebben op de omgeving, de omwonenden en andere bezoekers. Om deze vragen te kunnen beantwoorden en omdat ik een combinatie wilde maken met beleidsvorming, maakte ik de stap naar het beleid dat binnen gemeentes gevoerd wordt op het gebied van kunst in de openbare ruimte. Aan de hand van dit beleid kon per gemeente duidelijk worden welk belang door de gemeente aan kunst in de openbare wordt gehecht. Door ook te kijken naar de evaluatie van dit gevoerde beleid, kon duidelijk worden welke mogelijkheden er in de praktijk gebruikt werden. De praktijk van kunstprojecten in de openbare ruimte heb ik ook ondervonden tijdens mijn masterstage bij Keunstwurk in Leeuwarden, hoewel de stage niet direct verbonden was aan mijn scriptie.

Al aan het begin van dit jaar heb ik voor mijzelf de lat hoog gelegd, ik wilde de master Kunsten, Cultuur en Media in één jaar wilde voltooien. Dit betekende dan ook dat er hard gewerkt moest worden, wat op het ene moment beter wilde dan op andere momenten. Het schrijven van de scriptie in combinatie met het lopen van een stage bleek achteraf ook zwaarder dan gedacht. Toch ben ik mij blijven inzetten om in augustus 2014 mijn scriptie in te kunnen leveren. Hierbij heb ik vooral veel hulp en steun gekregen van mijn scriptiebegeleider, Quirijn van den Hoogen. Op de momenten dat het nodig was, en die waren er zeker, wist hij aan de rem te trekken en mij weer op het juiste spoor te brengen. Voor zijn hulp en steun ben ik hem zeer dankbaar, ik heb mede door hem deze scriptie kunnen schrijven zoals hij is geworden. Trots ben ik daarop dan ook zeker.

Ook wil ik Lisa van Hijum van de gemeente Leeuwarden, Henk Wentink van de gemeente Arnhem en Siebe Thissen van het CBK Rotterdam bedanken voor hun tijd en medewerking. Dankzij deze mensen heb ik het grootste

deel van mijn empirisch onderzoek kunnen voltooien, wat deze scriptie tot een beter geheel heeft gemaakt.

Daarnaast heb ik een hoop steun gehad van mijn goede vriendin Laura Cornelisse, onder meer doordat zij ook druk was met het schrijven van haar scriptie en we goed hebben kunnen overleggen en motiveren. De vele lange telefoongesprekken zorgden voor de nodige ontspanning en ontlading. Mijn moeder wil ik bedanken voor het steunen en het maken van ‘good food’ op de dagen dat het allemaal even niet mee zat. Ook is mijn opa een grote steun en motivatie geweest, aangezien zijn wil om zijn kleindochter te zien afstuderen groter is dan welke lichamelijke tegenslag ook. Als laatste, maar zeker niet als minste, wil ik mijn lieve vriend Jenno bedanken voor het ‘er gewoon zijn’, voor zijn luisterende oor en voor de fijne ontspanning samen in de weekenden. Lieve Jenno, vrienden en familie, bedankt!

Kalyani Bergenaugustus 2014

Voorwoord5

Page 6: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 7: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Inleiding 8 Aanleiding 10 Probleemstelling 11 Onderzoeksvragen 12 Doel van het onderzoek 12 Methodologie 12

Hoofdstuk 1 – De openbare ruimte en kunst 14 1.1 Openbare ruimte 17 1.1.1 De fysieke openbare ruimte 18 1.1.2 De politieke openbare ruimte 20 1.2 Kunst in de openbare ruimte 23 1.2.1 Geschiedenis kunst in de openbare ruimte 24 1.2.2 Definiëring kunst in de openbare ruimte 25 1.3 Publiek en kunst in de openbare ruimte 28

Hoofdstuk 2 – Evaluatie van cultuurbeleid van kunst in de openbare ruimte 32 2.1 Cultuurbeleid 35 2.1.1 New Public Management en evidence-based cultuurbeleid 35 2.1.2 De effecten van cultuurbeleid 36 2.2 Evaluatie van cultuurbeleid 38 2.2.1 Redenen voor beleidsevaluatie 38 2.2.2 Uitvoeren van cultuurbeleidsevaluatie 38 2.2.3 Het meten van effecten van cultuurbeleid 40 2.2.4 Evalueren van beleid voor kunst in de openbare ruimte 41

Hoofdstuk 3 – De waarden en functies van kunst in de openbare ruimte 44 3.1 De waardentheorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Ève Chiapello 47 3.1.1 De elementen van de werelden 47 3.1.2 De werelden 48 3.2 Waarden en functies van kunst in de openbare ruimte 55 3.2.1 De definiëring van waarden van kunst in de openbare ruimte 55 3.2.2 Negatieve impact 58 3.2.3 Positieve impact 59 3.2.4 Autonome traditie 61 3.3 De waarderegimes van Boltanski, Thévenot en Chiapello en kunst in de openbare ruimte 62

Hoofdstuk 4 – Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte: praktijk 66 4.1 Gemeente Leeuwarden 69 4.1.1 Cultuurbeleid 69 4.1.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte 71 4.1.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte) 75 4.1.4 Conclusie Leeuwarden 76 4.2 Arnhem 79 4.2.1 Cultuurbeleid 79 4.2.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte 81 4.2.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de op enbare ruimte) 82 4.2.4 Conclusie Arnhem 85 4.3 Rotterdam 87 4.3.1 Cultuurbeleid 87 4.3.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte 88 4.3.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte) 92 4.3.4 Conclusie Rotterdam 94 4.4 Gemeente Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam 94

Hoofdstuk 5 – Samenvatting en Conclusie 102 5.1 Theoretisch kader 105 5.2 Empirisch onderzoek 107 5.3 Eindconclusie 109

Bibliografie 112

Bijlagen 116 Bijlage 1: Model voor het evalueren van kunstbeleid. 118 Bijlage 2: Evaluatie tabellen 119 Bijlage 3: Tabel 3.1 – Boltanski, Thévenot, Chiapello 121 Bijlage 4: Tabel 3.2 – Waarden kunst in de openbare ruimte 122 Bijlage 5: Tabel 3.3 – Waarden en de waardentheorie 123 Bijlage 6: Waarde definiëringsmodellen van Ixia 124 Bijlage 7: Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2014-2017 126 Bijlage 8: Interview Lisa van Hijum 18 juni 2014 144 Bijlage 9: Tabel 4.1 – Waarden gemeente Leeuwarden 150 Bijlage 10: Telefonisch interview Henk Wentink 7 juli 2014 151 Bijlage 11: Tabel 4.3 – Waarden gemeente Arnhem 159 Bijlage 12: Interview Siebe Thissen 4 juli 2014 160 Bijlage 13: Tabel 4.5 – Waarden gemeente Rotterdam en CBK Rotterdam 173 Bijlage 14: Tabel 4.7 – Aanwezigheid waarden in beleid van de drie gemeenten. 174 Bijlage 15: Verklaring 175

Inhoudsopgave

Page 8: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 9: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Inleiding

Page 10: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

AanleidingOp 12 september 2013 werd op een braakliggend terrein aan de Kortestraat in Arnhem een immens groot kunstwerk onthuld (Arnhem-direct.nl). In het park ligt een roodbruin aardvarken met een gele feesthoed op (afb. 1 en 2). Deze feesthoed verwijst naar de titel van het werk, Het Feestaardvarken. Het werk is ongeveer dertig meter lang en weegt rond de 150.000 kilo. De opdracht voor het kunstwerk was afkomstig van dierentuin Burgers’s Zoo, ter ere van het 100 jarige bestaan. Beeldend kunstenaar Florentijn Hofman, bekend van onder andere de grote opblaasbare badeenden, nam de opdracht op zich en creëerde Het Feestaardvarken. Aangezien het werk naar de stad Arnhem moest verwijzen, koos Hofman voor het aardvarken. Het dier wordt in Nederland alleen in Burgers’s Zoo Arnhem gehouden. Het is dus een speciaal dier voor de dierentuin en daarmee voor de stad Arnhem. Wethouder Van Gastel vergelijkt het dier met het project De Rijnboog, aangezien het een hard werkend dier is dat op korte termijn grote resultaten boekt. Dit is volgens Van Gastel vergelijkbaar met de instelling van het project (Idem). Daarnaast stelt Van Gastel dat het werk herkenbare dierlijke vormen heeft en het een komisch werk is. Onder andere deze herkenbaarheid en de grootte van het werk zorgen ervoor dat het publiek door het werk geraakt wordt. Het werk heeft daarom dan ook een sociale functie, doordat het werk zorgt dat volwassenen en kinderen bijeenkomen, erover praten en erop spelen.

Kunst in de openbare ruimte is een veelbesproken onderwerp en een kunstvorm die overal in het dagelijks leven voorkomt. Omdat er al snel discussie over het werk in Arnhem ontstond, is het een goed voorbeeld van de commotie en het debat dat vaak ontstaat omtrent de plaatsing van kunst in de openbare ruimte. Hierbij gaat het meestal om lichtelijk controversiële kunstwerken, zoals Het Feestaardvarken. Eén van de discussiepunten in de discussie over Het Feestaardvarken is de functie van het werk als kunstwerk of speeltoestel, een ander punt is de veiligheid van de op het kunstwerk spelende kinderen (Gelderlander.nl). Dit laatste punt werd onder andere aangehaald door Raadslid Bert Geurtz van de partij Trots Arnhem. In dit specifi eke geval wordt er in de discussie gewezen op de functie en veiligheid van het werk. In andere gevallen staan ook vaak de kosten en de esthetische functie van een werk ter discussie. Daarnaast zijn ook vaak de waarden en functies, die een kunstwerk kan hebben voor bijvoorbeeld de omwonenden of de stad zelf, onduidelijk. In het geval van kunst in de openbare ruimte is het zo dat we er niet voor kiezen het werk te aanschouwen, het is meestal een toevallige ontmoeting. Terwijl

Inleiding

Afbeelding 1: Florentijn Hofman, Het Feestaardvarken, Kortestraat Arnhem, 2013, zijaanzicht

Afbeelding 2: Florentijn Hofman, Het Feestaardvarken, Kortestraat Arnhem, 2013, bovenaanzicht

Page 11: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

er geregeld gesteld wordt dat de bewoners van bijvoorbeeld een wijk inspraak hebben in het te plaatsen werk, komt de opdracht van een hogere instantie die vaak de uiteindelijke beslissing neemt. Ook kan er sprake zijn van een kunstwerk als gift, zoals Het Feestaardvarken (Boiten 2001: 40). Omdat omwonenden in veel gevallen niet genoeg inspraakmogelijkheden hebben, kan dit ertoe leiden dat de omwonende mensen het werk in esthetisch opzicht niet kunnen waarderen of er de functie niet van inzien (Boiten 2001: 11-12). In het geval van Het Feestaardvarken wordt er onder meer over een sociale functie gesproken, maar het is niet altijd duidelijk wat voor waarden en functies er aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden. Een oorzaak hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat de opdrachtgevers er een andere waarde of functie aan verbinden dan de omwonenden of voorbijgangers. De omwonenden en voorbijgangers kunnen dan deze waarde of functie van het werk niet accepteren, ze kunnen de waarde of functie niet ontdekken of ze verbinden juist een andere waarde of functie aan het werk. Daarnaast zijn er ook veel mensen die niet bekend zijn met de noodzaak van kunst, omdat ze niet weten wat voor waarden en functies het voor hen zou kunnen hebben (Blok 2001: 14-15).

Een voorbeeld van een hogere instantie met opdrachtmogelijkheden voor kunst in de openbare ruimte is een overheidsinstantie als een gemeente. In Nederland voeren de gemeenten autonoom cultuurbeleid en soms een specifi ek cultuurbeleid voor onder meer kunst in de openbare ruimte. Dit cultuurbeleid is gevormd door de gemeente en wordt vervolgens gebruikt om kunst in de openbare ruimte in de gemeente in te zetten met specifi eke doeleinden. Zo schrijft de gemeente Rotterdam in de ‘Notitie kunst in de openbare ruimte’ van 2008 dat kunst in de openbare ruimte de stad Rotterdam volgens hun aantrekkelijker kan maken en bij kan dragen aan de creatieve economie in de stad (Notitie kunst in openbare ruimte, Rotterdam 2008: 7-8). Kunst in de openbare ruimte kan volgens de gemeente ook verhalen over de stad vertellen en de publieke opinie helpen vormen (Idem). Van groot belang bij het cultuurbeleid dat gemeenten voeren, is dat er een mogelijkheid bestaat om het beleid te evalueren. Evaluatie van cultuurbeleid is zeer belangrijk om meer inzicht te krijgen in de gevolgen die het cultuurbeleid heeft veroorzaakt en om te ontdekken in hoeverre de speerpunten uit het beleid zijn gehaald. Deze evaluatie blijft echter vaak achterwege, onder meer door bezuinigingen en een tekort aan mankracht.

ProbleemstellingHet gebrek aan evaluatie van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte is het centrale onderwerp van deze scriptie. De aanleiding voor het onderzoek naar dit onderwerp was onder meer de aanloop naar en de plaatsing van het immens grote Het Feestaardvarken in Arnhem. Zoals blijkt uit dit voorbeeld, is kunst in de openbare ruimte altijd en overal een geliefd onderwerp van discussie: discussies tussen bijvoorbeeld gemeenten, politici, kunstenaars, winkeliers en omwonenden. Binnen dit debat zijn het geregeld de verwachtingen van de diverse belanghebbenden die botsen. De verwachtingen die verbonden worden aan kunst in de openbare ruimte, hebben alles te maken met de waarden en functies die er door de belanghebbenden aan gegeven worden. In deze scriptie zal daarom gekeken worden naar het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte en de waarden en functies die verbonden worden aan kunst in de openbare ruimte. Verder wordt aandacht besteed aan de term openbare ruimte en de geschiedenis van kunst in de openbare ruimte. Centraal staat echter de evaluatie van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. Omdat in Nederland de rijksoverheid, de provincies en de gemeenten allemaal gerechtigd zijn om een autonoom cultuurbeleid op te stellen, kan het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte per gemeente verschillen (Het Nederlands Cultureel Bestel 2013). Daarom wordt er in dit onderzoek gekeken naar drie verschillende gemeenten als case studies: Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam. De stad Arnhem wordt vaak gezien als de stad van de mode, maar wordt niet genoemd als stad van de kunst. Dit terwijl er wel een bloeiende kunstwereld in deze stad bestaat. Gemeente Arnhem is momenteel bezig met diverse projecten om de stad en bepaalde wijken te revitaliseren door middel van onder andere kunst in de openbare ruimte. Leeuwarden is een stad met een goed ontwikkeld cultuurbeleid. De stad is verkozen tot culturele hoofdstad van Europa in 2018 en heeft een specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte. De stad Rotterdam is één van de grootste steden van Nederland en was in 2001 de culturele hoofdstad van Europa. De stad voert daarnaast ook een actief beleid voor kunst in de openbare ruimte en is daarnaast bezig met de evaluatie van het beleid.

11

Page 12: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Onderzoeksvragen De centrale onderzoeksvraag van deze scriptie is:

Hoe kan het cultuurbeleid voor beeldende kunst in de openbare ruimte geëvalueerd worden en in hoeverre gebeurt dit in de steden Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam?

Het eerste deel van deze scriptie is theoretisch van aard, om een eerste theoretisch kader te schetsen van waaruit de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte later in de praktijk kan worden bekeken. Begonnen zal worden met het beschrijven van de termen ‘openbare ruimte’ en ‘kunst in de openbare ruimte’ in hoofdstuk één. In hoofdstuk twee wordt gekeken naar het gemeentelijk cultuurbeleid in Nederland en de evaluatie hiervan. In het derde hoofdstuk zal worden onderzocht wat de algemene waarden en functies van kunst en de specifi eke waarden en functies van kunst in de openbare ruimte kunnen zijn. In het tweede deel wordt de in hoofdstuk twee beschreven theorie over beleidsevaluatie in de praktijk bekeken. Dit deel zal vooral gebaseerd zijn op empirisch onderzoek, waarin de drie gemeenten Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam aan bod zullen komen. Er zal ingegaan worden op het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte voor elke gemeente op zich. Er wordt per gemeente gekeken hoe het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte wordt opgesteld, wat voor criteria er worden gehandhaafd voor de kunst in de openbare ruimte, welke waarden en functies er aan de kunst in de openbare ruimte verbonden worden en of en op wat voor manier de gemeente haar cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte evalueert. In dit hoofdstuk wordt onder meer informatie verwerkt die afkomstig is uit drie interviews die gehouden zijn met verschillende betrokkenen in het beleidsproces. In het concluderende hoofdstuk vijf zal getracht worden een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag, aan de hand van de stof die behandeld is in de eerste drie theoretische hoofdstukken en het vierde meer praktische hoofdstuk.

Doel van het onderzoekHet doel van dit onderzoek en het schrijven van deze scriptie is het vormen van een theoretisch kader omtrent de evaluatie van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. De vraag is of het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte op een degelijke manier geëvalueerd kan worden. Daarnaast is het de vraag hoe de evaluatie van het cultuurbeleid in de

drie steden plaatsvindt en wat de resultaten hiervan zijn. Het onderzoek draagt bij aan het wetenschappelijke theoretische kader omtrent kunst in de openbare ruimte, maar kan ook interessant zijn voor beleidsmakers van onder andere de drie gemeenten. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek, kan door deze beleidsmakers kritisch naar hun cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte worden gekeken. Een tweede doel van deze scriptie is het verkrijgen en geven van meer inzicht in de waarden en functies van kunst in de openbare ruimte, aangezien dit één van de onderwerpen is van de controverse rondom kunst in de openbare ruimte. Daarbij is het een streven om een overzichtelijke tabel te vormen waarin duidelijk wordt welke waarden en functies verbonden kunnen worden aan kunst in de openbare ruimte.

MethodologieIn het onderzoek naar de evaluatie van het cultuurbeleid omtrent kunst in de openbare ruimte in het algemeen en in drie specifi eke case studies zal op een wetenschappelijke wijze te werk worden gegaan. Het kwalitatief onderzoek wordt verdeeld in twee delen, het eerste deel zal theoretisch van aard zijn. Ten eerste zal er sprake zijn van literatuuronderzoek, de gevonden boeken en wetenschappelijke artikelen zullen onderworpen worden aan een kritische analyse en aan de hand van deze bronnen zullen de eerste drie hoofdstukken worden geschreven. In deze hoofdstukken wordt een eerste theoretische kader geschetst met betrekking tot de openbare ruimte en kunst in de openbare ruimte. Daarnaast wordt ingegaan op het Nederlands gemeentelijk cultuurbeleid en mogelijkheden voor beleidsevaluatie, aan de hand van literatuuronderzoek. Er wordt vooral gewerkt met het proefschrift van Quirijn van den Hoogen en het door hem geschreven boek over het voeren en evalueren van effectief cultuurbeleid.

Verder wordt aandacht besteed aan de waarden en functies die kunst in de openbare ruimten kan hebben. Eerst wordt aan de hand van de waardentheorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Eve Chiapello beschreven dat er diverse werelden bestaan in de samenleving, waarin verschillende waarden centraal staan. Deze werelden worden toegepast op kunst in de openbare ruimte. Vervolgens wordt de defi nitie van waarden en functies van kunst geduid door onder meer de theorie van Hans van Maanen. Daarnaast worden de waarden en functies van kunst in de openbare ruimte besproken aan de hand van de ideeën van diverse auteurs. Zo wordt onder meer gewerkt met de door de organisatie Ixia

12

Page 13: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

ontwikkelde methode om kunst in de openbare ruimte te evalueren en de door Tim Hall en Iain Robertson gevonden waarden en functies van kunst in de openbare ruimte. Vervolgens zal een tabel worden opgesteld van de waarden en functies van kunst in de openbare ruimte die afkomstig zijn uit de behandelde theorieën. De waarden en functies zullen ingedeeld worden naar de door Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett ontwikkelde indeling voor waarden en functies van kunst. Als laatste worden de waardentheorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello en de ontwikkelde tabel voor de waarden van kunst in de openbare ruimte, gecombineerd. Dit mondt opnieuw uit in een, speciaal voor kunst in de openbare ruimte, ontwikkelde tabel waarin de werelden, de bijbehorende waarden en de bijbehorende functies verduidelijkt worden.

In het tweede deel van de scriptie zullen de resultaten van het empirische onderzoek verwerkt worden. Er zal gewerkt worden met het cultuurbeleid van drie Nederlandse gemeenten; Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam. Voor elke gemeente wordt afzonderlijk gekeken naar de vorming van het cultuurbeleid, de waarden en functies die er aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden door de beleidsmakers, of en hoe er geëvalueerd wordt en in hoeverre de gestelde doelen in het beleid behaald worden. Dit wordt gedaan aan de hand van beleidsdocumenten en informatie uit interviews met betrokken uit het beleidsproces van de gemeenten. De beleidsdocumenten zullen verder kritisch behandeld worden. De tabel met waarden en functies die in het eerste deel is opgesteld, zal in het tweede deel opnieuw gebruikt worden. Aan de hand van de beleidsdocumenten zal onderzocht worden in hoeverre de waarden en functies, die door de gemeenten aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden, terugkomen in de tabel. Voor elke gemeente zal ten eerste een aparte versie van de tabel worden opgesteld, ten tweede zullen de drie gemeenten in een nieuwe tabel met elkaar vergeleken worden. Vervolgens wordt in de conclusie onder meer duidelijk hoe het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte in Nederland geëvalueerd kan worden en welke waarden en functies hierbij belangrijk worden geacht.

13

Page 14: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 15: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 1

De openbare ruimte en kunst

Page 16: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 1 De openbare ruimte en kunstHet Peerd van Ome Loeks (afb. 1.1) van Jan de Baat in Groningen, de Kubus (afb. 1.2) van Gerlof Hamersma in de openbare kunstcollectie van het Medisch Centrum Leeuwarden of het tijdelijke werk Foodscape Schilderswijk (afb. 1.3) van Debra Solomon. Drie verschillende kunstwerken, die allemaal onder de noemer kunst in de openbare ruimte vallen. Kunst in de openbare ruimte kan een sculptuur op een straat of plein zijn of een kunstwerk in een ziekenhuis of bank. Het kan door een woningbouwcorporatie in een project gebruikt worden of door een gemeente als invulling van een braakliggend terrein. Het kan een tijdelijk of een permanent werk zijn, een vast beeld of een activiteit. Het kan voortkomen uit een particulier initiatief of vanuit een bepaalde organisatie of gemeente. Het kan ontstaan zijn uit een opdracht of fungeren als een gift. Het is iets wat je tegenkomt op straat, waar je naar kijkt in de wachtkamer van de huisarts of in de hal van het gemeentehuis. Je kiest er niet voor om het te bezoeken en je betaalt niet voor een kaartje. Het is kunst met een divers en toevallig publiek van verschillende leeftijden en uit diverse bevolkingsgroepen.

Kunst in de openbare ruimte blijkt een veelomvattend fenomeen dat overal in ons leven aanwezig is. Het kent diverse verschijningsvormen, maar bevindt zich altijd in de openbare ruimte. Maar wat valt er onder de openbare ruimte? Is het alleen de altijd toegankelijke buitenruime of ook bepaalde binnenruimten die toegankelijk zijn voor publiek? Zijn het ook ruimten die op bepaalde tijden of met bepaalde gebeurtenissen openbaar zijn? De openbare ruimte is een breed begrip dat van groot belang is wanneer er gesproken wordt over kunst in de openbare ruimte. In dit hoofdstuk wordt er daarom begonnen met het behandelen van de oorsprong en de defi niëring van de openbare ruimte. Vervolgens zal kunst in de openbare ruimte zelf behandeld worden. Als laatst zal aandacht besteed worden aan het publiek van kunst in de openbare ruimte, omdat dit een zeer speciale publieksgroep is.

Afbeelding 1.2: Gerlof Hamersma, Kubus, Hoofdingang Medisch Centrum Leeuwarden, openbare kunstcollectie MCL, 1987

Afbeelding 1.1: Jan de Baat, Peerd van Ome Loeks, Stationsplein Groningen, 1957

Afbeelding 1.3: Debra Solomon, Foodscape Schilderswijk, Schilderswijk Den Haag, 2010-heden

Page 17: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 1.5: John Knight, Kikkerbel, Reclame fl yers, 1993

Afbeelding 1.4: John Knight, Kikkerbel, De Campagne, Stroom hcbk Den Haag, 1993

1.1 Openbare ruimte

In 1993 creëerde de kunstenaar John Knight in Den Haag een bijzonder kunstwerk waarmee hij een nieuwe draai gaf aan het begrip ‘kunst in de openbare ruimte’ (Boiten 2001: 23). Het werk kende geen specifi eke locatie, maar vond plaats door de gehele binnenstad van Den Haag en was continu het resultaat van beweging en verplaatsing. Knight stelde 3000 fi etsbellen met een kikkergeluid beschikbaar bij het Stroom hcbk (Haags Centrum Beeldende Kunst). In het ontwerp had hij de ooievaar uit het wapen van Den Haag verwerkt (afb. 1.4). Gebruikte fi etsbellen konden bij het Stroom hcbk ingeruild worden tegen de nieuwe kikkerbellen. De ingeruilde bellen werden verscheept naar Cuba om daar hergebruikt te worden door de bevolking. Knight maakte reclame door middel van fl yers, kranten en radio (afb. 1.5). De 3000 bellen waren al snel uitgedeeld en binnen korte tijd kwaakte de hele binnenstad. Knight bracht met zijn werk het publiek bijeen en creëerde hiermee actieve participatie van iedereen, inclusief de economie en de politiek.

In 1993 creëerde de kunstenaar John Knight in Den Haag een bijzonder kunstwerk waarmee hij een nieuwe draai gaf aan het begrip ‘kunst in de openbare ruimte’ (Boiten 2001: 23). Het werk kende geen specifi eke locatie, maar vond plaats door de gehele binnenstad van Den Haag en was continu het resultaat van beweging en verplaatsing. Knight stelde 3000 fi etsbellen met een kikkergeluid beschikbaar bij het Stroom hcbk (Haags Centrum Beeldende Kunst). In het ontwerp had hij de ooievaar uit het wapen van Den Haag verwerkt (afb. 1.4). Gebruikte fi etsbellen konden bij het Stroom hcbk ingeruild worden tegen de nieuwe kikkerbellen. De ingeruilde bellen werden verscheept naar Cuba om daar hergebruikt te worden door de bevolking. Knight maakte reclame door middel van fl yers, kranten en radio (afb. 1.5). De 3000 bellen waren al snel uitgedeeld en binnen korte tijd kwaakte de hele binnenstad. Knight bracht met zijn werk het publiek bijeen en creëerde hiermee actieve participatie van iedereen, inclusief de economie en de politiek.

John Knight werkte met dit kunstwerk mee met ‘De Campagne’ van Stroom hcbk. Stroom hcbk toonde met ‘De Campagne’ het door haar ontwikkelde beleid voor kunst in de openbare ruimte en maakte duidelijk dat kunst op verschillende manieren in de openbare ruimte kan terugkomen. De kunstenaars die meewerkten aan het project, moesten de nadruk leggen op de fysieke ruimte en diverse aspecten van de stad. Knight toonde met zijn werk dat de openbare ruimte meer inhoudt dan één specifi eke plaats. Hij zag het als de gehele fysieke ruimte waarin de mens

17

Page 18: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

zich bevindt. Daarnaast betrok hij niet alleen de fysieke ruimte waarin de ‘kikkerbellen’ zich bevonden bij het werk, maar ook die van de naar Cuba verscheepte fi etsbellen. Doordat de gebruiker van de ‘kikkerbel’ continu in beweging was en in diverse ruimten kwam, was het mogelijk dat de bel zich niet altijd in de openbare ruimte bevond maar ook in private ruimten terecht kon komen. De grenzen van de openbare ruimte werden door dit kunstproject letterlijk opgerekt.

Het werk van John Knight en vooral de wijze waarop hij de openbare ruimte hierin gebruikte, is een voorbeeld van één van de vele verschillende manieren waarop de openbare ruimte kan worden opgevat. Behalve dat het als een fysieke ruimte kan worden gezien, kan het echter ook als een politiek onderwerp worden beschouwd (Kleinhout 2010: 8). Het wordt daarnaast ook op diverse manieren benoemd en gedefi nieerd. Zo wordt er naast de term ‘de openbare ruimte’, ook wel de term ‘publieke ruimte’ of ‘publieke sfeer’ gebruikt. Daarnaast is de tegenstelling tussen de openbare ruimte en de private ruimte, een vaak voorkomende tegenstelling. Om een duidelijk beeld van de openbare ruimte te schetsen, is het belangrijk om de openbare ruimte als fysieke ruimte en als politiek onderwerp te bekijken en om de tegenstelling tussen de openbare ruimte en de private ruimte te beschrijven. Er zal nu dan ook eerst worden ingegaan op de defi niëring van de openbare ruimte aan de hand van deze verschillen.

1.1.1 De fysieke openbare ruimteIn deze paragraaf staat de openbare ruimte als fysieke ruimte centraal. Er wordt specifi ek gekeken naar de ruimte en hoe deze ingedeeld is. Deze zienswijze zal beschreven worden aan de hand van de ideeën van Ina Boiten en de VROM-Raad (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) (Boiten 2001: 40, VROM-Raad 2009). De openbare ruime kan volgens hen worden gezien als ruimte met een publieke functie waar de mens zich in voortbeweegt. Maar terwijl Boiten de openbare ruimte ziet als de ruimte van het publiek, stelt de VROM-Raad in het advies ‘Publieke Ruimte’, dat het juist de ruimte voor het publiek is. Ook spreekt hij niet van de openbare ruimte, maar van de ‘publieke ruimte’ (VROM-Raad 2009: 9). Het verschil tussen deze twee termen is volgens de Raad dat de openbare ruimte beheerd wordt door de overheid, maar dat de publieke ruimte vooral voor het publiek is bedoeld en niet per se beheerd hoeft te worden door de overheid. Er wordt in het advies dan ook gekeken naar ruimten van de overheid en ruimten die beheerd worden door private partijen. Door Boiten wordt ook een duidelijk onderscheid gemaakt

tussen deze twee soorten ruimten. De private ruimte is: “alle ruimte die niet zonder toestemming van de eigenaar kan worden betreden” (Idem: 67-68). Dit kunnen ook winkels en kantoorgebouwen van private partijen zijn. De openbare ruimte is dan de ruimte die bestaat om deze private ruimten heen, hieronder vallen ook overheidsgebouwen. Boiten en de Raad geven aan dat er echter ook een onderverdeling gemaakt kan worden in de mate van de openbaarheid van een ruimte. Zo kunnen ruimten op gezette tijden toegankelijk zijn, dit is wat Boiten aanduidt als de quasi-openbare ruimte. Daarnaast benoemt zij ook de openbare ruimte met een noodzakelijke gebruiksfunctie en de openbare ruimte die vrij toegankelijk is.

Boiten kijkt in haar onderzoek vooral naar de stedelijke openbare ruimte, welke zij indeelt in de formele stedelijke ruimte, de functionele stedelijke ruimte en de fysieke stedelijke ruimte. De formele stedelijke ruimte slaat op de toegankelijkheid van bepaalde ruimten en plaatsen. Dit bestaat uit privéterrein van particulieren of de overheid, quasi-openbare ruimte zoals musea en scholen en de vrije openbare ruimte als pleinen en parken. De formele stedelijke ruimte wordt bepaald door wetgeving en handhaving (Idem: 67). Deze wetgeving deelt de stedelijke ruimte in, in bepaalde ruimten. Zo bestaat er naast privéterrein bijvoorbeeld de quasi-openbare ruimte waarvan de toegankelijkheid tijdsgebonden is. Hieronder kunnen musea, kerken en scholen vallen. Van belang bij de quasi-openbare ruimte is dat men de ruimte niet toevallig betreedt, maar de keuze maakt om de ruimte in te gaan. Na de quasi-openbare ruimten komen de ruimten die een bepaalde gebruiksnoodzaak kennen. Dit zijn bijvoorbeeld stations of ziekenhuizen. Deze ruimten zijn vaak te allen tijde toegankelijk. Als laatst is er de vrije openbare ruimte, welke altijd toegankelijk is en niet met een bepaald doel betreden wordt. Dit zijn onder meer parken en pleinen. Wel kent de vrije openbare ruimte de invloed van diverse regelgevingen, zoals verkeersregels of gemeentelijke voorschriften.

De functionele stedelijke ruimte kijkt naar de verschillende functies die er aan de openbare ruimte worden verbonden, zoals een maatschappelijke functie en een economische functie (Idem: 70). De stedelijke openbare ruimte wordt door diverse partijen gebruikt. Zo is er bijvoorbeeld sprake van maatschappelijk gebruik door de overheid of door particuliere organisaties, zoals stadhuizen of kerken. Daarnaast kent de stedelijke openbare ruimte ook een economisch gebruik door onder meer particuliere bedrijven zoals winkels. Verder worden de pleinen en parken gebruikt voor de organisatie

18

Page 19: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

van diverse evenementen en politieke of feestelijke manifestaties. Naast de overheid of de winkels, maakt ook de gewone burger gebruik van de stedelijke openbare ruimte. Al deze wijzen van gebruik en functies die hierbij horen, vallen onder de functionele stedelijke ruimte. Met de fysieke stedelijke ruimte doelt Boiten op de inrichting van de stedelijke openbare ruimte in bijvoorbeeld winkelstraten, pleinen, parken en wijken (Idem: 71). Ze benadrukt dat elke ruimte in de stad een eigen sfeer heeft en dat dus niet elke ruimte even geschikt is voor de plaatsing van bijvoorbeeld kunst. Wel kunnen sommige ruimten hiervan profi teren, de sfeer kan dan in positieve zin beïnvloed worden. Zo kan kunst leiden tot een bepaalde identiteitsvorming. Boiten defi nieert de openbare ruimte dan ook wel als “de ruimte waar de mens onvoorbereid en onverwachts met kunst wordt geconfronteerd” (Idem: 68). Hierin is het belangrijk voor bijvoorbeeld een kunstenaar dat een ‘onbelemmerde ontmoeting met het publiek’ mogelijk is (Idem).

De VROM-Raad richt zich in zijn advies niet alleen op de stedelijke ruimte, maar stelt in het advies dat er vier verschillende publieke ruimten kunnen worden onderscheiden (VROM-Raad 2009: 10). Dit zijn de binnensteden, de naoorlogse wijken, de stadsrandzones en het landelijke gebied. In de binnensteden komt de nadruk steeds meer te liggen op de attractiewaarde en de vermaaksfunctie van de stad en minder op de belangen van de bewoners en de bedrijven. Een gevolg is dat de ontmoetingsfunctie en de ontwikkelfunctie van de binnensteden steeds minder belangrijk wordt. In plaats van multifunctionele binnensteden worden het monofunctionele binnensteden. Ook veiligheid en toezicht worden in deze consumptiesteden steeds meer van belang. In de naoorlogse wijken is de waarde van de publieke ruimte sterk verminderd, door de toegenomen diversiteit van de bewoners en de diffuse beheerverhoudingen (Idem: 11). De groene publieke ruimte is oninteressant en verdwijnt vaak doordat de eisen voor de omgeving veranderen. Tussen de stedelijke en de landelijke gebieden, ligt het zogenaamde tussenland (Idem: 12). Hier worden de laatste tijd bijvoorbeeld nieuwe kleine bedrijven of grote winkelcomplexen gebouwd. Doordat er ruimte is voor zowel de kleinere en de grotere bedrijven biedt dit nieuwe publieke domein ook een nieuwe publieksfunctie. Dit nieuwe domein is nog in ontwikkeling en heeft regelmatig nog geen duidelijke beheerkenmerken. De verantwoordelijkheid voor het beheer is vaak ook onduidelijk. De landelijke gebieden kennen meerdere functies van de publieke ruimte, zoals een agrarische functie en een recreatiefunctie (Idem).

De groene publieke ruimte in deze gebieden is vaak goed bereikbaar. Maar omdat de agrarische gebruikers en de recreanten andere wensen hebben, ontstaan er tussen deze gebruikers fricties. Omdat er diverse beheermogelijkheden zijn, zijn er ook verschillende beheerders nodig. De VROM-Raad richt zich dus niet alleen op de publieke ruimte in de stedelijke gebieden zoals Boiten, maar ook op de landelijk gelegen gebieden met publieke ruimten. De reden hiervoor is dat de relatie tussen de steden en de landelijke gebieden aan veranderingen onderhevig is en dat de landelijke gebieden bijdragen aan en gebruikt worden als een element van de stedelijke publieke ruimte. In het advies wordt gesteld dat de publieke ruimte onder andere een goede invloed heeft op de gezondheid en het sociale leven van de mens. De belangrijke kenmerken van de publieke ruimte zijn volgens de VROM-Raad; openheid, diversiteit in vorm en onvoorspelbaarheid. Verder zorgt een goed verzorgde en veilige publieke ruimte ervoor dat de mens het belang van de overheid inziet. Een goed verzorgde publieke ruimte leidt daarnaast tot economische verbeteringen en is positief voor het nabij gelegen vastgoed.

De fysieke openbare ruimte kan dus gezien worden als de ruimte waar wij mensen ons in voortbewegen en waar wij onder andere sociale contacten kunnen leggen. De ruimte is gedeeltelijk of geheel toegankelijk voor iedereen. Daarnaast wordt de ruimte gekenmerkt door de vele gebruikers en functies. Door deze vele functies kent het een groot scala aan visuele invloeden. Één van deze visuele invloeden is kunst in de openbare ruimte, geplaatst vanuit bijvoorbeeld een gemeentelijk of particulier initiatief. In de fysieke openbare ruimte kunnen diverse indelingen worden gebruikt, zoals de indeling van de stedelijke ruimte van Ina Boiten. Deze indeling is echter zeer beperkt, omdat er alleen gekeken wordt naar de stedelijke openbare ruimte. Dit terwijl de openbare ruimte uit zoveel meer bestaat. De VROM-Raad besteedt hier in zijn advies juist wel aandacht aan en kijkt niet alleen naar de stedelijke ruimte. In het geval van dit onderzoek is de stedelijke openbare ruimte wel het belangrijkst, maar de overige openbare ruimten moeten niet vergeten worden. Zoals de VROM-Raad schrijft, staat de stedelijke openbare ruimte namelijk niet op zichzelf maar wordt zeker beïnvloed door onder meer de landelijke openbare ruimte. Een belangrijke tegenstelling wanneer men spreekt over de openbare ruimte, blijkt de tegenstelling tussen de private en de openbare ruimte. Dit zal ook blijken uit de theorie van Jürgen Habermas en Hannah Arendt.

19

Page 20: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

1.1.2 De politieke openbare ruimteDe tweede wijze waarop de openbare ruimte gezien kan worden, is als een politiek onderwerp. In deze categorie vallen onder andere de theorieën van Jürgen Habermas, Hannah Arendt en Chantal Mouffe. Zij zien de openbare ruimte als een plek waar ontmoetingen plaatsvinden tussen mensen en waar onder meer ruimte is voor discussie, met in het geval van Habermas en Arendt een overeenstemming tot gevolg.1 In 1958 bracht Arendt The Human Condition (Nederlandse uitgave Vita Activa in 1994) uit en in 1962 publiceerde Habermas zijn beroemde boek Strukturwandel der Öffentlichkeit (McCarthy 1991: xi). Habermas en Arendt behandelen beiden vooral de tegenstelling tussen het openbare en het private. Habermas heeft het hierbij over de bourgeoise publieke sfeer, een term die breed opgevat kan worden en die in diverse contexten voorkomt (Habermas 1991: 1). Hij geeft aan dat er met de term ‘publieke’ of ‘openbare’ vooral verwezen wordt naar de toegankelijkheid van ruimten. De etymologische verwijzing naar de term ‘openbare ruimte’ komt volgens Habermas voor het eerst voor in de Duitse taal in de 18e eeuw (Idem: 2). In deze eeuw werd het woord ‘Öffentlichkeit’, dat openbaarheid betekent, afgeleid van het woord ‘öffentlich’, Duits voor openbaar. Habermas gaat er daarom vanuit dat de kans groot is dat de openbare ruimte pas in deze tijd ontstond in Duitsland.

Maar Habermas en Arendt stellen dat de noties van het private en het openbare, zoals wij die nu kennen, afkomstig zijn van de Grieken en de Romeinen (Idem: 3, Arendt 1958: 22). Het leven binnen de Griekse maatschappij was verdeeld over twee ruimten, de huiselijke en de publieke. De publieke ruimte ontstond tegelijk met het ontstaan van de Griekse stadsstaat. Het verschil tussen de ruimten was groot en ze bleven dan ook strikt van elkaar gescheiden. De huiselijke ruimte stond gelijk aan de private ruimte van de burger. Binnen deze ruimte waren de burgers huismeester van hun huis en van alles wat er onder hun dak gebeurde. Dit waren zaken betreffende voortplanting, de slaven, het werk van de vrouwen en het leven en de dood. De status van de meester van het huis in de openbare ruimte, was gebaseerd op zijn heerschap over het huis. Binnen de private ruimte hadden de mensen volgens Arendt hun eigen taken die voortkwamen uit de noodzakelijke menselijke behoeften

1 Alhoewel Habermas, Arendt en Mouffe allen over de private en openbare ruimte spreken, gebruikt Habermas de term sfeer, Arendt de term domein en Mouffe de term ruimte. Om verwarring te voorkomen zal alleen het woord ruimte worden gebruikt, aangezien met deze term hetzelfde wordt aangeduid als met sfeer en domein.

(Idem: 31). Vrijheid in de politieke of openbare ruimte was alleen mogelijk, wanneer de behoeften beheerst werden of wanneer men niet heerste of overheerste. Dit was niet mogelijk in de huiselijke ruimte maar wel in de politieke, omdat iedereen hier eenzelfde status had. Wanneer men echter geen eigen huis had, was het niet toegestaan deel te nemen aan het politieke leven. De publieke ruimte was de wereld buiten de huiselijke ruimte, die zich vooral afspeelde op het marktplein en gevormd werd door discussie (Habermas 1991: 3-4). In de publieke ruimte werden alle zaken openbaar en dus zichtbaar voor iedereen die zich hier bevond. Terwijl er wel gelijkheid heerste binnen de publieke ruimte, kon erkenning verdiend worden door anderen te overtreffen.

Deze gewoontes zijn door de eeuwen heen van toepassing geweest en zijn volgens Arendt vandaag de dag nog steeds aanwezig (Arendt 1958: 28). Toch wordt de grens tussen de twee ruimten volgens haar steeds onduidelijker. Er bestaat nog steeds een verschil tussen het private en het publieke, maar de grens tussen de twee ruimten is vervaagd doordat er een samenleving is ontstaan waarin elke familie in de gemeenschap functioneert. De samenleving lijkt één grote familie waarin voor elke familie diverse huishoudelijke zaken, zoals de fi nanciën, binnen de samenleving geregeld worden. De politieke ruimte vermengt zich dus continu met de private ruimte, terwijl de Grieken juist zorgden dat dit gescheiden bleef. Arendt meent dat er door de vermenging een derde ruimte is ontstaan, de sociale (Arendt 1958: 38). Deze ruimte kon onder andere ontstaan door de opkomst van de moderne tijd en daarmee de natiestaat. Het kan gezien worden als de ruimte die zich tussen de eerste twee in bevindt, daarmee is de ruimte niet privaat en niet publiek of openbaar. Door het ontstaan van de derde ruimte, hebben er ook diverse veranderingen plaatsgevonden binnen de private en de publieke ruimte.

Tegenwoordig zien we de private ruimte als een vertrouwelijke plek, terwijl de Grieken het juist zagen als een plek voor mensen die niet in de publieke ruimte waren toegestaan. Het private is nu tegengesteld aan het sociale, in plaats van tegengesteld aan het politieke. De sociale ruimte kan ook gezien worden als de publieke ruimte (Idem: 50). Deze kan volgens Arendt op twee manieren uitgelegd worden. Ten eerste betekent publiek of openbaar dat alles wat in de publieke ruimte plaatsvindt, gezien en gehoord kan worden door iedereen. Datgene wat zich in de private ruimte afspeelt, maar waarover bijvoorbeeld gesproken wordt in de publieke ruimte, is publiek te noemen. Dit is wat Arendt ook de werkelijkheid noemt;

20

Page 21: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

dat wat gezien en gehoord wordt. Ten tweede slaat de publieke ruimte op de gehele wereld, behalve de private stukken. Hiermee bedoelt Arendt niet de fysieke aarde, maar datgene wat door de mens gevormd is en alles wat zich hierin afspeelt. In deze wereld is de publieke ruimte een plek waar mensen samen worden gebracht en waar relaties op gang komen door stoffelijke zaken, maar vooral door het handelen en het spreken dat plaatsvindt in de publieke ruimte (Hol 2003: 209). De publieke ruimte is een stabiele plek voor mensen, een ruimte waarin door middel van handeling en spraak bepaalde verhoudingen tussen de mensen ontstaan en men afstand neemt van de private ruimte. Maar deze verhoudingen worden gevormd in een wereld die gekenmerkt wordt door pluraliteit. Dit houdt in dat iedereen gelijkwaardig is maar tegelijkertijd ook uniek. Dit zorgt binnen de gevormde relaties voor een bepaalde afstand tussen de mensen. Deze afstand wordt gecreëerd door de publieke ruimte waarin ze zich bevinden. Binnen de publieke ruimte zijn vooral handelen en spreken te zien als datgene wat mensen met elkaar verbindt en wat ervoor zorgt dat een ieder gehoord en gezien wordt. Handelen en spreken is datgene wat de werkelijkheid laat zien.

Habermas stelt dat we een sociologisch begrip van het openbare kunnen verwerven door het verkrijgen van inzicht in de geschiedenis van het openbare. Daarnaast kan dit leiden tot een verbeterd begrip van onze samenleving. Habermas schrijft vooral over het begrip van de openbare ruimte in een bourgeoise publieke ruimte (Habermas 1991: 27). In deze ruimte komen de privépersonen samen en vormen zo het openbare. De burgers zien in deze openbare ruimte een mogelijkheid tot discussie met de overheid over onder meer handel en arbeid. In deze discussie gebruikt de mens zijn rede in de openbare ruimte. De discussie tussen de overheid en de burgers kan opgevat worden als een ‘politieke confrontatie’ (Idem: 27). De openbare ruimte kreeg hiermee een politieke functie van debat en inbreng van de burgers. Doordat de openbare ruimte nu vooral deze politieke functie kent, is het belang van de functie van de openbare ruimte zoals die eerder bestond, sterk verminderd. Terwijl Arendt juist stelt dat er een extra ruimte is ontstaan, meent Habermas dat de openbare ruimte door de nieuwe functie aan het verdwijnen is (Habermas 1991: 4).

Volgens Chantal Mouffe komen de ideeën van Hannah Arendt en Jürgen Habermas op diverse vlakken overeen, maar kennen zij ook een aantal belangrijke verschillen (Seijdel 2008: 11). Habermas en Arendt gaan er beiden vanuit dat er binnen de publieke ruimte een plek is om een

consensus te bereiken. De manier waarop dit gebeurd is bij Arendt en Habermas echter verschillend. Habermas gaat ervan uit dat een consensus kan worden bereikt door middel van een discussie waarin volgens vaste regels argumenten worden aangedragen. Arendt zegt juist dat een consensus kan worden bereikt door het aandragen van onweerlegbare feiten om te overtuigen. Mouffe is het echter niet met Habermas en Arendt eens en gelooft niet dat confl icten kunnen worden opgelost (Seijdel 2008: 8). Ze spreekt over een agonistische strijd, die het centrale punt is van elke democratische samenleving. Deze agonistische strijd houdt in dat er een strijd is tussen “tegenstelde hegemonische projecten die nooit rationeel te verzoenen zijn” (Idem: 10). Mouffe ziet de openbare ruimte dus als een plek waar altijd een bepaalde strijd plaatsvindt tussen tegengestelde ideeën. Deze ideeën kunnen we nooit allemaal omarmen om tot een overeenstemming te komen. Daarnaast stelt Mouffe dat de openbare ruimte niet uit één ruimte bestaat, maar dat er sprake is van meerdere ruimten waarin de “agonistische confrontatie plaatsvindt op een veelheid van discursieve vlakken” (Idem). De openbare ruimten hebben ook geen vaste vorm, maar ontwikkelen eigen vormen en zijn hegemonisch gestructureerd. Een hegemonie is volgens Mouffe de aaneenkoppeling van een aantal openbare ruimten op een specifi eke wijze. De hegemonische strijd houdt vervolgens in dat er continu geprobeerd wordt deze aaneenkoppeling te veranderen. Het verschil tussen Mouffe en Habermas is dus dat de consensus die Habermas voorstelt, volgens Mouffe een ‘conceptuele onmogelijkheid’ is (Idem: 11). De consensus houdt in dat alle groepen overeenkomen en er geen uitsluiting plaatsvindt. Maar als men uitgaat van het agonisme van Mouffe is er altijd een bepaalde groep die uitgesloten wordt. Daarnaast verschilt de benaderingswijze van Mouffe sterk met die van Arendt. Arendt gaat wel uit van een grote diversiteit van mensen maar ze stelt ook dat het er in de politiek om gaat dat er vanuit diverse hoeken naar zaken gekeken wordt en dat er binnen de publieke ruimte een consensus wordt bereikt.

De openbare ruimte kan dus ten eerste gezien worden als een fysieke ruimte, zoals die door Boiten en de VROM-Raad wordt gehanteerd. De openbare ruimte is dan de ruimte die zich om de private ruimte heen bevindt en die gekenmerkt wordt door toegankelijkheid. Deze toegankelijkheid is echter per soort openbare ruimte verschillend. Zo bestaat de quasi-openbare ruimte, de openbare ruimte met een noodzakelijke gebruiksfunctie en de vrije openbare ruimte. Naast dat er naar de toegankelijkheid kan worden

21

Page 22: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

gekeken, zijn ook de verschillende gebruiksfuncties en de verschillende gebruikers van de openbare ruimte zeer belangrijk. Verder kan de fysieke openbare ruimte ook gezien worden als de wijze waarop de ruimte is ingericht.

Ten tweede kan de openbare ruimte gezien worden als een politiek onderwerp, zoals door Habermas, Arendt en Mouffe. Ook hier overheerst het verschil tussen de private ruimte en de publieke openbare ruimte. Dit onderscheid bestond al ten tijde van de Grieken en is tegenwoordig nog steeds in onze samenleving aanwezig. De grens tussen de twee ruimten is echter wel vervaagd. Binnen de politieke openbare ruimte is ruimte voor discussie, waar in het geval van Habermas en Arendt een akkoord kan worden bereikt. Ook in onze samenleving bevindt de politiek zich veelal in de openbaarheid, waardoor de samenleving hier dichtbij staat. Doordat de grens tussen het private en het openbare dusdanig is vervaagd, houdt de politiek zich echter ook bezig met het private en dringt dus de private ruimte binnen.

22

Page 23: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Op 27 juni 2011 begon de kunstenaar Collin van der Sluijs aan een grote muurschildering op een gebouw aan de straat Trans in Arnhem (Subwalk.nl – Press & News). In de muurschildering heeft Van der Sluijs getracht de stad uit te beelden aan de hand van diverse kenmerken als water en dynamiek (afb. 1.6 en 1.7). Het werk is onderdeel van het project No Wall Too Tall van Subwalk in het Rijnbooggebied in Arnhem. Subwalk is een organisatie in de kunst waarin een mix nagestreefd wordt van straatcultuur, hedendaagse kunst en design (Subwalk.nl – Event). In hun kunstprojecten werken ze aan het combineren van kunst op straat, in de galerie en in het museum. Het Rijnbooggebied is een gebied waarin gewerkt wordt aan stedelijke vernieuwing (Rijnboog.nl). Het gebied werd in september 1944 tijdens de Slag om Arnhem, compleet verwoest (Subwalk.nl – Event). Na de Tweede Wereldoorlog vond er heropbouw plaats, maar hierbij werd vooral de nadruk gelegd op snelheid in plaats van op kwaliteit. Vandaag de dag is het gebied daardoor verouderd, als gelet wordt op de huidige eisen en zal dus moeten worden vernieuwd. In de komende jaren zullen daarom diverse gebouwen afgebroken worden en zal er onder meer plaatsgemaakt worden voor diverse culturele organisaties. Om te midden van de afbraak en oude gebouwen een degelijk stadsgezicht te behouden, worden er diverse tijdelijke kunstprojecten georganiseerd. Hiervan is het No Wall Too Tall project van de organisatie Subwalk er één. Op diverse gebouwen die op de lijst staan om in de komende jaren afgebroken te worden, zullen door kunstenaars tijdelijke muurschilderingen aangebracht worden. Het is de bedoeling dat er door de schilderingen een betere sfeer ontstaat binnen de wijken en de gebouwen een verbeterd aanzicht krijgen. Subwalk werkt voor dit project samen met de gemeente Arnhem en met diverse kunstenaars zoals Collin van der Sluijs.

Kunst in de openbare ruimte is een veelvoorkomende kunstvorm, maar volgens Cameron Cartiere en Shelly Willis wordt het nog steeds niet onder de schone kunsten geschaard (Cartiere 2008: 1). De reden hiervoor is onder meer een gebrek aan evaluatie van de kunstopdrachten en omringende processen, een gebrek aan educatie en openbare kunstkritiek (Idem: 2). Cartiere en Willis stellen dat in de media over het algemeen weinig aandacht wordt besteed aan de plaatsing van kunst in de openbare ruimte, zeker als het geplaatste kunstwerk geen commotie oplevert (Cartiere 2008:2, Senie 2003: 45). Dit punt is zeker te betwijfelen, aangezien er in de afgelopen jaren veel aandacht wordt besteed aan kunst in de openbare ruimte, onder meer omdat kunstwerken veelal de nodige discussie of commotie oproepen.

Afbeelding 1.7: Collin van der Sluijs, No Wall Too Tall, Subwalk, 2011, detail

Afbeelding 1.6: Collin van der Sluijs, No Wall Too Tall, Subwalk, 2011

1.2 Kunst in de openbare ruimte23

Page 24: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Doordat kunst in de openbare ruimte breed opgevat kan worden, bestaat er ook vaak geen duidelijke defi nitie van (Cartiere 2008: 8). Daarnaast is er, omdat kunst in de openbare ruimte schaars geëvalueerd wordt, meestal geen duidelijk bewijs van de impact van de geplaatste kunst (Idem: 2). Er wordt wel veel geclaimd rondom de impact van kunst, maar er wordt geen onderzoek gedaan naar de wijze waarop de kunst dit veroorzaakt en naar de vraag of de beoogde effecten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Veel kunst in de openbare ruimte is verder slecht toegankelijk voor het publiek, onder andere omdat ‘de openbare ruimte’ ook verwijst naar kantoorgebouwen of andere voor het algemene publiek slecht toegankelijke plaatsen zoals in de vorige paragraaf is beschreven.

Omdat kunst in de openbare ruimte het centrale onderwerp van dit onderzoek is, is het duidelijk beschrijven en defi niëren van groot belang. Ten eerste is de geschiedenis van kunst in de openbare ruimte in deze beschrijving een belangrijk element, waar in de volgende subparagraaf naar zal worden gekeken. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de verschillende defi nities die er aan kunst in de openbare ruimte worden gegeven. Er zal getracht worden deze defi nities samen te voegen in een allesomvattende defi nitie, passend bij dit onderzoek.

1.2.1 Geschiedenis kunst in de openbare ruimteAlhoewel kunst in de openbare ruimte een moderne term is, ligt de oorsprong in de verre geschiedenis. Onder meer de muurschilderingen die gemaakt zijn in de grotten van Lascaux (afb. 1.8), kunnen als voorbeeld worden gezien van een vroege vorm van kunst in de openbare ruimte (Cartiere 2008: 8). In de eeuwen hierna werd kunst in de openbare ruimte een kunstvorm met diverse vooral maatschappelijke functies. Het werd bijvoorbeeld gebruikt om een bepaalde identiteit of geschiedenis te tonen (Haagsma 2012: 5). Ook werd kunst gebruikt als machtsvertoon of als manier om een bepaalde persoon of gebeurtenis te herdenken. Een voorbeeld hiervan zijn de vele bestaande standbeelden zoals het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius op het Capitool in Rome (afb. 1.9).

Kunst in de openbare ruimte is in Nederland pas vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw echt bekend (Beeren 2001: 9). Kunst kwam terecht in de stedelijke omgeving en werd geplaatst met verschillende doeleinden. Het standpunt over kunst in de openbare ruimte in de twintigste eeuw verschilde sterk met het standpunt in de negentiende eeuw (Idem: 10). In de negentiende eeuw werd kunst in de openbare ruimte geplaatst

Afbeelding 1.8: Grotschildering in de grotten van Lascaux, 15.000-10.000 v. Chr.

Afbeelding 1.9: Marcus Aurelius, Rome, 176 n. Chr.

Afbeelding 1.10: Philippe Parmentier, Jacob Cats, Brouwershaven, 1829

24

Page 25: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

om belangrijke politieke gebeurtenissen te herinneren en om diverse beroemdheden te huldigen door middel van standbeelden. Het eerste openbare standbeeld van Nederland werd in 1829 in Brouwershaven onthuld, het was een beeld van Jacob Cats (afb. 1.10). In de negentiende eeuw werd er in het beleid van de Nederlandse regering nog geen aandacht besteed aan kunst, de plaatsing van standbeelden werd vooral opgezet door diverse particulieren. Aan het eind van de negentiende eeuw werd kunst echter toegepast in architectuur. Ook veranderden de ideeën achter kunst in de openbare ruimte. De kunst bestond niet meer alleen uit standbeelden om personen of gebeurtenissen te eren, maar er ontstonden monumentale sculpturen met een zekere autonomie. Dit hield in dat er vooral na de oorlog in de twintigste eeuw, ruimte werd gemaakt voor zelfstandige fi guratieve en abstracte beelden met onderwerpen als de oorlog. De beelden werden gemaakt voor speciale gebeurtenissen, met een specifi ek doel en de beelden waren regelmatig verplaatsbaar (Boiten 2001: 42). Kunst in de openbare ruimte werd niet meer gebruikt om bepaalde mensen te vereren, maar wanneer er wel een beeld van een persoon of gebeurtenis werd gemaakt, kende dit vaak een bepaalde ironie (Selwood 1995: 4).

In de twintigste eeuw werd er uiteindelijk een cultuurbeleid opgesteld, dit gaf een boost aan de kunst in de openbare ruimte. Er ontstond een nieuwe vorm, die de plek van de autonome kunst in de openbare ruimte innam. Dit werd de site-specifi eke kunst, waarin de locatie als uitgangspunt werd genomen voor de creatie van het kunstwerk (Boiten 2001: 42, Deutsche 1996: 61). Met deze kunstwerken kon men zich verdiepen in de identiteit van de locatie en de omwonenden. De context was ingebed in het kunstwerk zelf en deze context bevatte ook de symbolische, politieke en sociale betekenissen van de specifi eke locatie in zich (Deutsche 1996: 61). Ina Boiten stelt dat de nieuwe kunst in de openbare ruimte niet meer alleen gezien kan worden als een kunstobject. Het gaat in de nieuwe kunst om het gehele traject dat doorlopen moet worden, Boiten noemt dit een traject waarin mobilisatie centraal staat (Boiten 2001: 43-44). Deze term zal in de volgende paragraaf uitgelegd worden.

1.2.2DefiniëringkunstindeopenbareruimteZoals uit het No Wall Too Tall project blijkt, kan kunst in de openbare ruimte overal en met diverse doeleinden toegepast worden. In dit geval is er sprake van kunst als sfeer element en van een tijdelijk project op een tot afbraak veroordeeld pand. Kunst in de openbare ruimte kan daarnaast

ook diverse vormen aannemen. Zo kan het bijvoorbeeld vertaald worden in een permanente sculptuur, een waterelement, graffi ti of zoals hierboven in een tijdelijke muurschildering. In deze paragraaf zal ingegaan worden op de defi nities van kunst in de openbare ruimte van diverse auteurs. Aan de hand van deze defi nities wordt een defi nitie opgesteld die gebruikt zal worden in het verdere onderzoek.

Het defi niëren van kunst in de openbare ruimte is niet gemakkelijk (Hall 2007, Selwood 1995). Het is wel een zeer belangrijk onderdeel van de stedelijke en geografi sche geschiedenis (Hall 2007: 1376). De defi niëring wordt echter bemoeilijkt doordat de basis in de kunst en de openbare ruimte ligt, welke beide ingewikkelde en lastig te defi niëren begrippen zijn. Hall stelt dat alle bestaande defi nities van kunst in de openbare ruimte een kern van waarheid in zich dragen, maar ook hun grenzen kennen (Idem: 1377). In zijn artikel houdt hij er een zeer brede maar vaak gebruikte defi nitie op na. Kunst in de openbare ruimte slaat volgens hem op kunst in de straten, pleinen en alledaagse publieke of quasi-publieke ruimten in de stad. Opvallend is dat hij net als Ina Boiten alleen naar kunst in de stedelijke openbare ruimte kijkt. Omdat Hall er een zeer brede defi nitie op na houdt, is deze voor een onderzoek naar kunst in de openbare ruimte niet helemaal geschikt. Door een meer specifi eke defi nitie te gebruiken, wordt het onderzoeksgebied afgebakend en wordt het onderzoek zelf juist specifi eker.

Een belangrijk concept bij Hall is echter dat kunst pas als kunst in de openbare ruimte gedefi nieerd kan worden als er een bepaalde mate van openbaarheid aanwezig is. Hij stelt dat er door de betrokkenheid van het publiek en door de betekenissen die het publiek aan kunst verbindt, voor wordt gezorgd dat kunst als openbaar gezien kan worden (Hall 2007: 1377). Hall haalt hier onder meer de ideeën van Rosalyn Deutsche aan. Zij beweert juist dat de kunst openbaar wordt doordat het ingaat op algemene kwesties en problemen, waardoor het vaak niet uit zal maken in wat voor soort ruimte het zich bevindt. Zij stelt verder dat het publieke domein vooral een sociale functie heeft, het is geen specifi eke fysieke ruimte (Idem: 59). Dit zorgt ervoor dat de grenzen tussen wat wel en wat niet gezien kan worden als kunst in de openbare ruimte, vervagen. Het feit dat kunst in een openbare ruimte wordt geplaatst, betekent namelijk niet meteen dat het werk door het publiek opgemerkt zal worden. Kunst in de openbare ruimte helpt juist bij het verkrijgen van het publiek, in plaats van dat dit publiek van te voren al aanwezig is. Een positieve kant van

25

Page 26: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

kunst in de openbare ruimte is dat het gebruikt kan worden om een stad te hervormen door betekenis, functie en vorm te creëren in de stedelijke omgeving (Deutsche 1996: 56). Kunst in de openbare ruimte wordt in de stad vaak gebruikt om ruimten die nog geen functie hebben, een functie te geven. Maar kunst in de openbare ruimte heeft volgens Deutsche ook een negatieve kant. Naast dat het de stad kan promoten, kan kunst de stad ook bekritiseren en daardoor het imago van de stad beschadigen.

Kunst in de openbare ruimte kan ook vaak een verkeerde defi nitie toegeschreven krijgen (Selwood 1995: 6). Het wordt ten eerste vaak gezien als ‘beeldende kunst in de open lucht’, terwijl een kunstwerk dat in de open lucht is geplaatst niet meteen valt onder kunst in de openbare ruimte (Idem, Sharp et al. 2005: 1003-1004). Kunst in de openbare ruimte heeft juist het verlangen: “to engage with its audiences and to create spaces – whether material, virtual or imagined – within which people can identify themselves, perhaps by creating a renewed refl ection on community, on the uses of public spaces or on our behavior within them.” (Idem). De vaak gedefi nieerde karakteristieken van kunst in de openbare ruimte duiden erop dat de kunst statisch, permanent en object georiënteerd moet zijn. Deze karakteristieken zijn over het algemeen; dat kunst in de openbare ruimte door een kunstenaar gemaakt wordt, dat kunst in de openbare ruimte voor en van een gemeenschap is, dat kunst in de openbare ruimte ook in behoorlijk ontoegankelijke ruimten geplaatst kan worden maar nog steeds als openbaar kan worden gezien, dat kunst in de openbare ruimte een marketing element in zich mag dragen, dat kunst in de openbare ruimte de omgeving verbetert, dat kunst in de openbare ruimte beïnvloedt mag worden door de staat en door bedrijven en dat de relatie tussen kunst in de openbare ruimte en de omgeving kan variëren (Selwood 1995: 6). Deze karakteristieken hoeven echter niet per se in kunst in de openbare ruimte te vinden zijn. Het werk hoeft niet permanent te zijn, maar het kan ook een tijdelijk karakter hebben zoals een tijdelijke tentoonstelling of een dansvoorstelling. Daarnaast is het niet vereist dat het werk door een kunstenaar gemaakt wordt, het kan ook door bijvoorbeeld een ontwerpteam of een festival worden georganiseerd. Ook hoeft het niet een door de beeldende kunst beïnvloed werk te zijn. Verder kan het een politieke achtergrond of een educatieve functie hebben.

Maar hoewel Selwood stelt dat kunst in de openbare ruimte niet permanent, statisch en object georiënteerd hoeft te zijn, is dat wel waar zij zich op heeft gericht in haar onderzoek uit de angst dat het onderzoek anders te

algemeen en te breed zou worden. Ook blijkt dat het overgrote deel van de kunstwerken in de openbare ruimte permanent is. In het onderzoek kon aan de hand van permanente werken ook beter onderzocht worden wat de waarde van de kunstwerken was en in hoeverre bijvoorbeeld de betekenis veranderde. Selwood richtte zich in het onderzoek ook puur op werk dat vrij toegankelijk was voor het publiek, niet op werk dat semi-toegankelijk was. Verder heeft Selwood het in haar onderzoek over publieke kunst, in plaats van kunst in de openbare ruimte. De reden hiervoor is dat publieke kunst suggereert dat het werk puur voor of door het publiek is gemaakt of dat het geplaatst is op een voor het publiek bestemde plek. Kunst in de openbare ruimte verwijst volgens haar meer naar de kunst, in plaats van naar het nut van het werk voor het publiek.

Enkele andere vormen van kunst in de openbare ruimte kunnen community-art projecten, performances en monumenten zijn (Cartiere 2008: 9).Daarnaast kan kunst in de openbare ruimte site-specifi c zijn, maar kan het ook bestaan zonder ingebed te zijn in de context van de specifi eke plek. De kunst kan bestaan uit één object, een gehele straat of zelfs het centrum van een stad. Verder hoort kunst in de openbare ruimte vrij toegankelijk te zijn voor publiek, mag het eigendom van een gemeenschap zijn en zich in de private ruimte van die gemeenschap bevinden (Adams 1997: 233). Kunst in de openbare ruimte kan vele functies hebben, zoals van een decoratie of monument, maar ook andere functies op bijvoorbeeld sociaal, economisch en ecologisch gebied. Het heeft ook een duidelijke relatie met de omgeving (Idem: 233-234). Het plaatsen van een kunstwerk in een andere omgeving zou leiden tot een verandering van impact en betekenis van het kunstwerk.

Aan de bovenstaande defi nities van kunst in de openbare ruimte kan ook nog het begrip mobilisatie toegevoegd worden, “het letterlijk in beweging brengen van mensen, zodat zij actief gaan deelnemen aan het door de kunstenaar aangezwengelde proces” (Boiten 2001: 42-43). Het is zeer belangrijk dat de kunstenaars en de kunst de mensen in beweging zetten, dat het publiek deelneemt aan het proces dat nodig is om tot kunst in de openbare ruimte te komen. Deze deelname kan onder meer gezien worden in ideeën voor het kunstwerk of debat over het te plaatsen werk. Boiten geeft daarom, net als Selwood, een andere benaming aan de kunst in de openbare ruimte, namelijk ‘publieke kunst’ (Idem: 39). Dit verwijst volgens haar naar de beschikbaarheid van kunst voor iedereen en naar het feit dat de kunst echt voor het publiek bedoeld is. Zij stelt dat

26

Page 27: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

de nieuwe vorm van kunst in de openbare ruimte, waar gewerkt wordt met specifi eke locaties, het doel heeft om het werk en de locatie samen te brengen.

Duidelijk is dus dat kunst in de openbare ruimte meer inhoudt dan alleen in de buitenlucht geplaatste kunst. Hoewel de hierboven genoemde auteurs niet op alle fronten overeenkomen in hun defi nities van en ideeën over kunst in de openbare ruimte, zijn er wel overeenkomsten te vinden. Deze defi nities en ideeën zijn gebruikt in het opstellen van de defi nitie die in dit onderzoek gebruikt zal worden. Ook wordt de term ‘kunst in de openbare ruimte’ gebruikt in plaats van de term ‘publieke ruimte’, omdat dit de meest gangbare- en wanneer duidelijk gedefi nieerd ook de meest hanteerbare term lijkt. Kunst in de openbare ruimte is binnen dit onderzoek kunst welke geplaatst wordt in de openbare ruimte en dus toegankelijk is voor het publiek. Dit kan echter, wat blijkt uit de eerder gegeven defi nitie van de openbare ruimte, ook slaan op semi-openbare locaties die niet altijd toegankelijk zijn, zoals overheidsgebouwen of bijvoorbeeld kunstcollecties in kantoorgebouwen. De kunst in de openbare ruimte kan verder ook openbaar genoemd worden wanneer het ingaat op de specifi eke eigenschappen van de stad of de locatie, waardoor het een werk wordt waar het publiek betrokkenheid bij kan voelen. Er zijn geen specifi eke kunstvormen waaraan kunst in de openbare ruimte moet voldoen, elke vorm van kunst, kan kunst in de openbare ruimte genoemd worden als het een toegankelijk werk is op een openbare locatie of semi-openbare locatie. Kunst in de openbare ruimte hoeft echter niet per se haar oorsprong te hebben in de beeldende kunst, het kan ook vanuit een geheel ander concept zijn ontworpen. Kunst hoeft niet uit de handen van een kunstenaar afkomstig te zijn, maar kan ook door een ambachtsman of ontwerper gemaakt zijn. Het kunstwerk kan daarnaast een tijdelijke aard hebben, maar kan ook een permanente toevoeging zijn. Verder kan het een dynamisch of statisch werk betreffen en kan het wel of niet site-specifi ek zijn. De grootte van een werk kan ook zeer verschillen, het kan bijvoorbeeld een statisch werk op een specifi ek plein zijn, of een dynamisch en beweeglijk werk dat zich in een hele stad plaatsvindt.

Van groot belang voor kunst in de openbare ruimte is echter een publiek, dat ontstaat door het geplaatste kunstwerk maar ook door de interesse en de betrokkenheid bij de specifi eke kunstwerken. Bij kunst in de openbare ruimte is ook de rol van het publiek belangrijk. Ze kan bijvoorbeeld een zeer passieve rol innemen, maar kan ook gemobiliseerd worden door de

kunstenaar en actief participeren in de creatie van het werk. Dit publiek is echter een publiek dat niet van tevoren bestaat, maar ontstaat rondom het werk. Het ontstaan van het publiek van kunst in de openbare ruimte zal echter nader uitgelegd worden.

27

Page 28: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In 2000 adviseerde de Internationale Beelden Collectie Rotterdam (IBC) de stad Rotterdam om het werk Santa Claus van Paul McCarthy aan te kopen (Zebracki 2012a: 737). In 2001 maakte McCarthy het beeld van 6 meter hoog en in 2002 kocht de stad het werk voor 280.000 euro (Idem: 738). Dit terwijl de kunstenaar twijfelde aan de geschiktheid van het werk, het werk zou te extreem en shockerend zijn als het in Rotterdam in de openbare ruimte zou worden geplaatst. In zijn twijfeling bleek een kern van waarheid te zitten, het werk is één van de meest besproken en meest controversiële kunstwerken in de openbare ruimte in Nederland (Idem: 737). Dit komt vooral door het seksueel getinte ontwerp. Het beeld stelt een kerstman voor met in de ene hand een kerstbel en in de andere hand een kerstboom in de vorm van een fallussymbool (afb. 1.11). Men noemde het beeld dan ook al snel ‘Kabouter Buttplug”. Het werk draagt een kritische bedoeling in zich, de kunstenaar wilde met het werk verwijzen naar de consumptiemaatschappij waarin we leven en waarin we op zoek zijn naar een onmiddellijke bevrediging (Zebracki 2012b: 46).

De bedoeling van het IBC was dat het beeld in de stad geplaatst werd in de buurt van het concertgebouw. Op dat moment werd het beeld echter niet passend geacht voor plaatsing in de openbare ruimte. In 2005 werd het beeld in Museum Boijmans van Beuningen geplaatst, maar in 2008 kwamen er meerdere plekken in de openbare ruimte beschikbaar voor de plaatsing van het werk (Zebracki 2012a: 738). Het werk werd uiteindelijk geplaatst op het Eendrachtsplein in Rotterdam, waarbij het vervoer van het museum naar het plein een groot feest was, inclusief muziek en een optocht van kinderen en volwassenen in kabouterkostuums (afb 1.12 en 1.13). Hieruit blijkt dat “de ruimtelijke en cultureel-cognitieve nabijheid van de toeschouwers sterk van belang blijkt te zijn voor hun engagement met Santa Claus” (Idem). De bewoners hebben een bepaalde band met het werk en zij voelen een betrokkenheid bij het werk en de plek waar het staat. Wel vragen sommigen zich af of het moderne werk in de historische omgeving waarin het geplaatst is, past. Toch begrijpen de meeste bewoners de bedoeling van het werk, onder meer omdat het werk tegelijkertijd in een cultuurgebied met veel musea en in een consumptiegebied met veel winkels staat. Er zijn ook bewoners die het werk liever zien verdwijnen en een ander kunstwerk op het plein willen zien staan. Dit kunstwerk zou een herkenbare of monumentale vorm moeten hebben en bijvoorbeeld gemaakt kunnen worden door een plaatselijke kunstenaar. Sommige bewoners zouden juist liever de oude klok terugzien op het plein.

1.3 Publiek en kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 1.11: Paul McCarthy, Santa Claus (Kabouter Buttplug), Rotterdam, 2001

Afbeelding 1.13: Optocht bij vervoer Santa Claus naar Eendrachtsplein, Rotterdam, 2008

Afbeelding 1.12: Vervoer Santa Claus naar Eendrachtsplein, Rotterdam, 2008

Page 29: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Het beeld Santa Claus is een goed voorbeeld van de controverse rondom kunst in de openbare ruimte, het is echter ook een goed voorbeeld van de betekenisgeving aan een werk door het publiek. Dit publiek is een hele interessante groep. Wanneer men naar het museum gaat, wordt de keuze gemaakt om naar dit museum te gaan en er wordt een kaartje gekocht. De bezoeker heeft waarschijnlijk interesse in kunst of heeft het museum gekozen voor een dagje uit. Er wordt daarmee door diegene tijd gereserveerd om die dag te besteden aan kunst. Dit verschilt van de plaatsing van een kunstwerk in de openbare ruimte, zoals op een plein, een park of in een woonwijk. In dit geval wordt er vaak geen keuze gemaakt om het kunstwerk te gaan bezoeken en wordt er geen kaartje verkocht omdat het werk vrij toegankelijk is. Het kan daarnaast voorkomen dat het publiek geen interesse toont in het kunstwerk. Door het publiek wordt waarschijnlijk niet speciaal tijd gereserveerd om het werk te gaan bezoeken. Bij kunst in de openbare ruimte gaat het vaak om toevallige ontmoetingen tussen een voorbijganger en het kunstwerk waarbij het werk niet opgemerkt zal worden. Er zullen echter ook gevallen zijn waarbij het werk bepaalde associaties en interesses oproept en de voorbijganger er stil bij zal blijven staan. Toeristische bezoekers die de stad bezoeken, zullen hoogstwaarschijnlijk wel tijd hebben ingepland om kunst te bezoeken. In dit geval zijn er al meer overeenkomsten met een museumbezoek, echter blijven er verschillen tussen het museumpubliek en het publiek van kunst in de openbare ruimte.

Terwijl het publiek dus een belangrijke factor is bij kunst in de openbare ruimte, wordt het in de literatuur vaak niet behandeld (Hall 2007: 1382, Zebracki 2011: 303). Dit is ook het geval bij de literatuur die in de vorige paragraaf besproken is. De auteurs stellen allemaal een defi nitie op, maar besteden hierbij geen of weinig aandacht aan het publiek. Er wordt vooral gewerkt vanuit het oogpunt van de kunst of bijvoorbeeld de opdrachtgever. Zo wordt er aandacht besteed aan de effecten van kunst in de openbare ruimte, maar wordt er niet gesteld of deze effecten ook door het publiek opgemerkt worden. Door Boiten wordt daarentegen wel een aantal keer over het publiek van kunst in de openbare ruimte geschreven. Zo behandelt ze het project -b-l-i-k-o-p-e-n-e-r- van Wapke Feenstra (Boiten 2001: 53-60). In dit project stonden de ervaringen van de gebruikers hoog in het vaandel, maar met het project probeerde ze ook in de politiek en de kunstwereld aandacht te vragen voor de diverse mogelijkheden van kunst in de openbare ruimte (Idem: 55). Volgens Feenstra moesten bewoners de mogelijkheid krijgen mee te discussiëren

over de invulling van de stedelijke openbare ruimte. Boiten beschrijft dit werk vooral vanuit een professioneel oogpunt, maar ook hier komt het publiek en de betekenisgeving door dit publiek niet aan bod. De enige onderzoekers van kunst in de openbare ruimte die het publiek wel behandelen, binnen de gevonden literatuur, zijn Tim Hall en Martin Zebracki. Hall onderzoekt het publiek als een wijze om achter de betekenissen van kunst in de openbare ruimte te komen. Hij stelt dat de intenties van de makers en de opdrachtgevers van kunst in de openbare ruimte vaak niet overeenkomen met de betekenis die aan het werk wordt toegekend door het publiek dat er mee in aanraking komt (Hall 2007: 1382). Daarnaast is de relatie die bestaat tussen kunst in de openbare ruimte en het publiek meestal niet de harmonieuze relatie die de kunstenaars en opdrachtgevers hadden verwacht. Hall gaat in op een onderzoek naar kunst in de openbare ruimte waarin het publiek empirisch onderzocht wordt.

In het onderzoek Audientia wordt ervan uitgegaan dat kunst in de openbare ruimte geen vaste betekenis heeft (Idem: 1384). Er wordt onder meer aan de hand van niet wetenschappelijke interviews ingegaan op de betekenis die het publiek aan een kunstwerk geeft. Kunst wordt hier dus echt bekeken vanuit het gebruikersperspectief, doordat de onderzoekers zichzelf ook als publiek probeerden te gedragen. Ze benaderden kunst niet meer vanuit hun professionele blik, maar verplaatsen zich in het publiek en probeerden er onbevangen naar te kijken. 2 De onderzoekers ondervonden zelf dat kunst in de openbare ruimte onderdeel wordt van het alledaagse leven en daarmee dus ook in de achtergrond terecht komt, het wordt een onderdeel van de alledaagse omgeving. De problemen die door deskundigen in kunst in de openbare ruimte werden gezien, waren totaal verschillend van dat wat het publiek er in zag. Daarnaast ontdekten de onderzoekers dat kunst in de openbare ruimte voor het publiek leidt tot kleine speciale momenten, die in het onderzoek perfecte momenten worden genoemd: “A perfect moment – a moment in our lives when the reality lives up to the fantasy or when the everyday is heightened above the mundane.” (Idem: 1387). De onderzoekers vermoeden dat juist deze perfecte momenten in het leven van de mensen die het werk tegenkomen, zorgt voor een speciale band tussen het kunstwerk en het publiek. Het publiek ontwikkelt daarnaast een band met kunst en de openbare ruimte

2 Hierbij is een belangrijk kanttekening dat deze onderzoekers ondanks hun onbevangen blik, toch een subjectieve blik zullen behouden, onder meer door hun opleiding en ervaring.

29

Page 30: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

doordat ze zich verbonden voelen met onder meer de fysieke en sociale kwaliteiten van de plek en de herinneringen die deze plek oproept. Hall concludeert in zijn artikel dat hij een kleine stap heeft gemaakt naar het schrijven over of vanuit het publiek zelf (Idem: 1389). Hij benadrukt wel dat een onderzoek als het Audientia onderzoek pas het begin is en dat er nog veel meer onderzoek zou moeten plaatsvinden.

Martin Zebracki geeft aan dat er vooral geschreven wordt over de ideeën van opdrachtgevers en kunstenaars over de perceptie van het publiek (Zebracki 2011: 303). Zij zijn ook degenen die beweringen doen over de diverse effecten van kunst in de openbare ruimte. Deze beweringen kunnen vaak niet empirisch bewezen worden of er is amper onderzoek naar gedaan. Dit leidt volgens Zebracki tot een ‘public artopia’, er wordt een utopie gevormd van wat kunst met en voor mensen zou doen. In zijn werk onderzoekt Zebracki juist de percepties van het publiek zelf, in de steden Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en Gent. Het publiek is volgens hem zo belangrijk omdat zij uiteindelijk het doel van een kunstwerk bepalen. Ten eerste beschrijft hij het publiek van kunst in de openbare ruimte, omdat het vaak niet duidelijk is wie hier precies onder vallen (Idem: 314). Hij stelt hier dat vooral de toevalligheid van de ontmoetingen tussen het publiek en het kunstwerk van belang is. Wanneer het toevallige publiek op aanwezige kunstwerken wordt gewezen, die het eerder misschien nog niet opgemerkt had, dan voelt het zich verplicht om een mening over het werk te hebben. Zebracki noemt het publiek van kunst in de openbare ruimte daarom “a reinforced critical audience” (Idem).

Ten tweede kijkt hij hoe het publiek kunst in de openbare ruimte op zichzelf en in relatie met de plek, waarneemt (Idem). Het bleek dat het publiek kunst in de openbare ruimte op veel verschillende manieren interpreteert, er worden onder meer esthetische en sociale rollen aan toegeschreven. In de waarneming van het kunstwerk speelt de plek vaak een grote rol. Zo wordt het kunstwerk in combinatie met de plek bijvoorbeeld gezien als een specifi eke ontmoetingsplaats. Het kunstwerk en de plek hebben samen een sociale ontmoetingsfunctie. Zebracki merkt echter op dat hij in zijn onderzoek bijna geen kritische houdingen tegenover kunst in de openbare ruimte is tegengekomen en dat de meningen heel oppervlakkig blijven. Mensen houden vast aan cliché opmerkingen. Dit was vooral vaak het geval bij kunstwerken die juist bedoeld waren om een discussie op te roepen. De oorzaak van het achterblijven van een kritische houding kan onder meer zijn dat het publiek zichzelf niet geleerd genoeg acht om

een mening over het werk te vormen. Dit terwijl kunst toch eigenlijk voor iedereen bedoeld moet zijn en iedereen dus gerechtigd is op een eigen mening.

Als laatst kijkt Zebracki of er verschillen zijn te ontdekken in hoe aantrekkelijk het publiek een werk vindt in combinatie met de plek waar het staat (Idem: 314-315). Hij stelt namelijk dat het publiek en de plek onderdeel zijn van de inhoud, effecten en betekenissen van een kunstwerk. Vooral dit laatste punt is zeer lastig te onderzoeken, omdat het vaak onduidelijk is of de gewaarwording van een kunstwerk veroorzaakt wordt door het werk, de plaats of door beide. Over het algemeen concludeert hij dat de esthetische kwaliteit van de plek waar een kunstwerk is geplaatst, een grote invloed heeft op de waardering van het werk zelf. Er kwamen vooral veel positieve reacties over de plaatsing van het werk. Het publiek waardeert daarnaast fi guratieve en conventionele kunstwerken vaak meer dan abstracte werken, maar over het algemeen wordt uiteindelijk elk werk in de openbare ruimte geaccepteerd. Het is daarom de vraag of het eigenlijk wel uitmaakt wat voor werk er wordt geplaatst, of dat elk werk dat in de openbare ruimte wordt geplaatst uiteindelijk geaccepteerd zal worden.

Terwijl auteurs veelal het belang van het publiek van kunst in de openbare ruimte vergeten of verwaarlozen, gaan Hall en vooral Zebracki er in hun werk wel op in. Zebracki levert met zijn werk dan ook een grote bijdrage aan het karige bestaande onderzoek naar het publiek van kunst in de openbare ruimte. Duidelijk is dat dit publiek niet vergeleken kan worden met bijvoorbeeld het publiek uit een museum of een galerie. Zij hebben een keuze gemaakt die waarschijnlijk gegrond is op een voorliefde voor kunst, terwijl het publiek van kunst in de openbare ruimte niet voor kunst kiest maar er gewoonweg niet omheen kan. Zo worden woonwijken en pleinen aangekleed met kunst in de openbare ruimte, maar omdat niet iedereen hier voor kiest, zal het ook niet door iedereen positief worden ontvangen. Maar zoals Zebracki stelt, over het algemeen zal kunst in de openbare ruimte geaccepteerd worden. Als dit al niet het geval is, zal men er in ieder geval uiteindelijk wel aan wennen en daarmee wordt het een onderdeel van de alledaagse omgeving.

Na het onderzoeken van de openbare ruimte, kunst in de openbare ruimte en het publiek van kunst in de openbare ruimte, kan geconstateerd worden dat er voor alle drie geldt dat het ingewikkelde maar zeer interessante en

30

Page 31: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

belangrijke onderwerpen zijn. Vooral kunst in de openbare ruimte en het publiek zijn onderwerpen die uitgebreider onderzoek verdienen. Kunst in de openbare ruimte kan absoluut niet los worden gezien van de openbare ruimte waarin zij geplaatst is en van het publiek dat zij in deze openbare ruimte treft. Verder is ook duidelijk geworden dat het publiek regelmatig andere betekenissen aan een werk verbindt dan er in eerste instantie door de opdrachtgevers en makers in verwerkt waren. De opdrachtgevers zoals particuliere organisaties of overheidsinstanties hebben een duidelijk beeld voor ogen. Zij zien kunst in de openbare ruimte bijvoorbeeld als een manier om sociale ontmoetingen te stimuleren of om de creatieve waarde van een stad te verhogen. Maar de vraag die ook door Hall en Zebracki wordt gesteld, is of deze vooropgestelde functies en waarden van kunst in de openbare ruimte, in het dagelijks leven ook terug zijn te vinden. Om dit te onderzoeken is het in eerste instantie zeer belangrijk om onderzoek te doen naar de theorie rond de vorming van het beleid voor kunst in de openbare ruimte. Daarnaast zal onderzocht worden hoe het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte geëvalueerd kan worden. Aan de hand van de theorie over de vorming van beleid en de waarden en functies kan vervolgens onderzoek gedaan worden naar de praktijk van het beleid voor kunst in de openbare ruimte en de waarden die hieraan verbonden worden.

31

Page 32: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 33: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 2

Evaluatie van cultuurbeleid

van kunst in de openbare ruimte

Page 34: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In dit hoofdstuk staan cultuurbeleid en cultuurbeleidsevaluatie centraal, waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag hoe algemeen cultuurbeleid en cultuurbeleid specifi ek voor kunst in de openbare ruimte geëvalueerd kan worden. Er wordt onder meer gekeken naar de mogelijke meetpunten en evaluatiemethodes. Daarbij zal de theorie van Quirijn van den Hoogen aan bod komen. In zijn proefschrift stelt hij een model op voor de evaluatie van gemeentelijk beleid voor de podiumkunsten (Hoogen 2010: 387). Daarnaast heeft hij in het boek Effectief cultuurbeleid: Leren van evalueren geschreven over de evaluatie van ‘evidence-based’ cultuurbeleid. Aan de hand van zijn onderzoek zal in dit hoofdstuk en ook in het vierde hoofdstuk, gekeken worden naar de evaluatie van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. Er zal begonnen worden met het beschrijven van de huidige vorm van cultuurbeleid in Nederland, de evaluatie hiervan en de problematiek omheen. Vervolgens zal het model van Van den Hoogen aan bod komen.

Hoofdstuk 2 Evaluatie van cultuurbeleid van kunst in de openbare ruimte

Page 35: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Sinds de jaren 1980 hebben er de nodige verschuivingen plaatsgevonden in de vorming en werking van cultuurbeleid, onder meer in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en ook in Nederland. Deze verschuivingen hebben bijvoorbeeld te maken met de gevolgen die cultuurbeleid zou kunnen hebben voor de maatschappij. De oorzaak van de verschuivingen is onder meer de invoering van het evidence based beleid en het New Public Management, beide oorspronkelijk afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk (Hoogen 2012: 20). In deze paragraaf wordt ingegaan op deze verschuivingen en nieuwe vormen van beleid. Daarnaast worden de minpunten van deze vormen van beleid aangeduid. Ook worden de verschillende doelen of effecten die cultuurbeleid zou kunnen hebben, beschreven.

2.1.1 New Public Management en evidence-based cultuurbeleid Sinds de jaren 1980 is het belang van het uitvoeren van beleidsevaluatie steeds duidelijker geworden (Hoogen 2010: 10). Dit houdt in dat er geëvalueerd moet worden of de gestelde doelen van het gevoerde beleid behaald zijn, er wordt gemeten wat het beleid teweeg heeft gebracht. Binnen de overheid is dit onder meer het resultaat van het ‘New Public Management’ (NPM), wat heeft geleid tot diverse veranderingen in het opstellen en voeren van beleid. Bij het NPM gaat het vooral om het beheersen van de kosten, fi nanciële doorzichtigheid, de invoering van diverse marktmechanismen in de openbare dienstverlening, de afhankelijkheid van een opdrachtencultuur en een kwaliteitsverantwoording tegenover klanten door middel van het gebruik van diverse prestatie indicatoren (Belfi ore 2004: 191). Vanaf de jaren 1980 ontstond ook binnen Nederland steeds meer de behoefte aan duidelijkheid over de werkelijke werking van het gevoerde beleid (Idem: 21). In 1999 werd doorgevoerd dat beleid eens per vijf jaar een evaluatie moest ondergaan. Ook ontstonden nieuwe soorten begrotingen, waarin de realisatie van de beleidsdoelen van groot belang was. Vanaf 2004 werden deze begrotingen doorgevoerd bij lokale overheden, die hierdoor zelfstandiger en verantwoordelijker werden voor de beleidsresultaten. In veel gevallen is de beleidsvorming daarbij opgedeeld in twee afdelingen, voor de beleidsontwikkeling en de beleidsuitvoering.

Tegenwoordig is er in Nederland sprake van een ‘evidence based’ beleid, waarvan NPM ook onderdeel van is (Hoogen 2012: 11, Idem 19). Dit houdt in dat de vorming van het beleid gebaseerd is op vaak wetenschappelijk bewijs, ook wordt er gezocht naar bewijs van de effectiviteit van het beleid

(Idem: 17). Het gaat bij evidence based beleid om een pragmatische benadering, basering op wetenschappelijke kennis, een transparant beleidsproces, beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek, een ontwerp voor beleidsprogramma’s waarvan evaluatie onderdeel is en een voorkeur voor kwantitatieve gegevens. Het evidence based beleid is aanwezig in het gehele beleidsvormingsproces. Dit proces bestaat theoretisch gezien uit agendavorming, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, beleidsuitvoering, beleidsevaluatie en terugkoppeling en heroverweging. In elke stap is een specifi ek soort bewijs vereist. Evidence based beleid wordt gevoerd om de wensen en behoeften van burgers voorop te stellen bij de vorming en de uitvoering van het beleid en om verantwoording te kunnen afl eggen over de diverse uitgaven.

Na de invoering van het evidence based beleid en het New Public Management in Nederland, steeg ook binnen de cultuursector de vraag naar evaluatie van het gevoerde cultuurbeleid. In het cultuurbeleid richtte men zich in de jaren 1980 vooral op de economische effecten, dit is in de opvolgende jaren verschoven naar sociale effecten en de effi ciëntie van het beleid (Idem: 25). Vanaf 2000 is het accent op meerdere vlakken komen te liggen. Ten eerste is het van belang welke effecten cultuur op de maatschappij heeft. Ten tweede is ook de effectiviteit van het beleid belangrijk. Problematisch kan het echter zijn als het beleid zeer instrumenteel wordt. Cultuur kent intrinsieke en extrinsieke effecten, extrinsieke effecten zijn bijvoorbeeld sociaal of economisch. Binnen het evidence based cultuurbeleid wordt echter steeds meer de nadruk gelegd op de extrinsieke effecten, waardoor de intrinsieke effecten in de vergetelheid raken (Idem: 26). Deze extrinsieke effecten hebben echter bewijs nodig, waarop het cultuurbeleid kan worden gebaseerd en waardoor het beleid in stand wordt gehouden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om hoeveel winst kunst kan opleveren of wat voor invloed kunst heeft op een bepaalde bevolkingsgroep.

Echter, wanneer deze effecten niet aangetoond kunnen worden, loopt cultuurbeleid het gevaar te verdwijnen. Om deze instrumentalisering van het cultuurbeleid te voorkomen, moet de focus niet alleen gelegd worden op de extrinsieke effecten. Degenen die het beleid vormen moeten zich daarom bewust zijn van een aantal belangrijke punten. Zo moet men zich afvragen welke effecten men met het beleid wil bewerkstelligen en of cultuur deze effecten ook daadwerkelijk kan hebben. Hierbij is het van belang te weten of de effecten veroorzaakt zijn door het cultuurbeleid

2.1 Cultuurbeleid35

Page 36: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

of dat er ook factoren van buitenaf invloed hebben uitgeoefend. Deze vraag is zeer lastig omdat juist die effecten vaak niet of bijna niet aantoonbaar zijn. Daarom zal gewerkt moeten worden met een ‘theory-based evidence’ beleid. Dit houdt in dat het bewijs dat aangehaald wordt bij de vorming van het cultuurbeleid, berust op theoretische bevindingen over de effectiviteit van cultuur. Bij de vorming van het beleid moet verder ook onderzocht worden, hoe de verwachte effecten van cultuur gemeten kunnen worden. Als laatst is het van belang dat duidelijk is wat voor soort bewijs er bijeengebracht moet worden en door wie. Het verzamelde bewijs is onderdeel van de verschillende effecten van cultuurbeleid. Om een goede ‘evidence base’ op te bouwen, is het van belang dat eerst duidelijk is welke dit zijn.

2.1.2 De effecten van cultuurbeleidZoals eerder is genoemd, kent cultuurbeleid intrinsieke en extrinsieke effecten (Idem: 31). Deze verwachte effecten zijn veelal opgenomen in de verschillende beleidsnota’s van de Nederlandse overheid en gemeenten. De intrinsieke en extrinsieke effecten kunnen worden ingedeeld naar effecten voor kunstenaars, individueel publiek en de collectieve gemeenschap of stad (Idem: 33). In veel beleidsnota’s wordt echter geen aandacht besteed aan de effecten voor kunstenaars. Het beleid richt zich vooral op de kwaliteit van de samenleving (Idem: 35). De individuele ervaring is van groot belang, hieruit volgen diverse persoonlijke waarden die weer kunnen leiden tot waarden op maatschappelijk niveau.3

Van den Hoogen benoemt in zijn boek drie soorten effecten van cultuurbeleid; intrinsieke effecten, economische effecten en sociale effecten (extrinsieke effecten).4 Onder de intrinsieke effecten valt onder meer de esthetische ervaring, welke wel of niet kunstzinnig kan zijn (Idem: 38). Deze esthetische ervaring kan bepaalde effecten of waarden oproepen. Één van deze waarden is dat de ervaring een positieve invloed uit kan oefenen op de persoonlijke identiteit. Op maatschappelijk vlak

3 Voor de behandeling van de begrippen waarden en functies, zie hoofdstuk 3.4 De intrinsieke waarde van kunst is het directe effect van de mentale ontmoeting met de kunst (Van Maanen 2009: 149-150). De esthetische ervaring die kunst voortbrengt, is de belangrijkste intrinsieke waarde van kunst. De extrinsieke waarden van kunst worden teweeg gebracht tijdens direct en indirect contact met kunst. Ze komen echter niet voort uit mentaal contact of uit de specifi eke esthetische karakteristieken. Extrinsieke waarden komen bijvoorbeeld voor op economisch vlak, sociaal vlak, ecologisch vlak of politiek vlak. Extrinsieke waarden hoeven ook niet per se voor te komen tijdens een ontmoeting met kunst, kunst kan ook afwezig zijn.

kan dit vervolgens leiden tot het creëren van sociale cohesie door het versterken van de gezamenlijke identiteit, door het ervaren van kunst. Verder kan de esthetische ervaring ook leiden tot het uitdagen van het individu en de gemeenschap, wat kan leiden tot een verandering in de identiteit. Cultuur kan ook economische effecten hebben, zoals het creëren van werkgelegenheid of het aantrekken van investeringen en creatieve bedrijven (Idem: 47). Ook de aantrekkelijkheid van de stad zou bevorderd worden door de aanwezigheid van cultuur. Dit is een veel voorkomend hoofddoel binnen cultuurbeleidsnota’s. De derde soort effecten van cultuurbeleid zijn de sociale effecten (Idem: 58). Één van de belangrijkste sociale effecten die door velen aan cultuurbeleid wordt verbonden, is het bevorderen van sociale cohesie. De sociale effecten komen vooral tot uiting doordat het individu een bepaalde kunstbeleving heeft, waardoor zijn gedrag in de samenleving ook kan veranderen. De sociale effecten zouden puur gebaseerd kunnen zijn op de intrinsieke kunstbeleving, maar kunnen ook zeker beïnvloedt worden door andere niet kunstzinnige zaken. Een ander belangrijk begrip dat in verband staat met sociale cohesie, is sociaal kapitaal.5

Dit kan ten eerste een vereiste zijn voor het creëren van sociale cohesie, ten tweede kan het ook een gevolg zijn van sociale cohesie. Doordat men samen is gekomen, wordt er ook gezamenlijk sociaal kapitaal opgebouwd. Dit sociale kapitaal kan men meten door middel van de relaties die er bestaan binnen een samenleving. Deze relaties kunnen gebaseerd zijn op sterke banden (strong ties) en zwakke banden (weak ties). Wanneer men bezig is met het ontwikkelen van een samenleving of een gemeenschap, zijn de zwakke banden zeer belangrijk. Deze leiden tot nieuwe manieren

5 De term sociaal kapitaal is te vinden in het werk van meerdere wetenschappers, waar onder Robert Putnam en Pierre Bourdieu. Zo is het onder meer door Bourdieu beschreven in zijn essay ‘Economisch kapitaal, cultureel kapitaal, sociaal kapitaal’. “Capital is accumulated labour (in materialized or ‘embodied’ form) that individual agents or groups can acquire (…), by which they can appropriate social energy in the form of objectifi ed or live labour” (Bourdieu 1992 [1983]: 120)(Van Maanen 2009: 58). “The other two, social and cultural capital, are symbolic forms of capital or, better, capital in a symbolic form. Capital is symbolic insofar as it is represented, which means ‘considered symbolically, as an object of knowledge (…). It is not recognized as capital, and can only function by not being recognized as capital, which means as accumulated labour. So social capital, consisting of resources that stem from a network of relationships, including the forms and amounts of capital the members of the network (family and acquaintances) have at their disposal, can only support people in their social life, career or in the accumulation of their capital if it appears as non-capital, as free of economic features and interests, as something of a higher value than ‘capital’ can have (Idem: 59).

36

Page 37: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

van handelen, aangezien de banden worden aangegaan met mensen buiten het netwerk. Het aangaan van deze zwakke banden kan onder meer bewerkstelligd worden door middel van het gezamenlijk ervaren van kunst. Dit komt doordat kunst meerdere soorten mensen kan aanspreken en daardoor bruggen slaat tussen bijvoorbeeld verschillende bevolkingsgroepen. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat sociale effecten niet per se veroorzaakt hoeven te zijn door het toepassen van cultuurbeleid. Daarom kan beter gekeken worden naar de bijdrage van het cultuurbeleid aan deze effecten, dan dat er vanuit gegaan kan worden dat het de enige oorzaak is.

37

Page 38: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De hiervoor beschreven effecten van cultuurbeleid, worden in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt voor kunst in de openbare ruimte. Belangrijk voor het cultuurbeleid en de evaluatie hiervan, is echter de wijze waarop deze effecten kunnen worden gemeten en dus de wijze waarop cultuurbeleid kan worden geëvalueerd. Ook de reden dat cultuurbeleid moet worden geëvalueerd is van belang. In deze paragraaf wordt gekeken naar deze redenen, de wijze waarop de effecten van cultuurbeleid kunnen worden gemeten en de wijze waarop cultuurbeleidsevaluatie plaats zou kunnen vinden.

2.2.1 Redenen voor beleidsevaluatieDe evaluatie die aan het eind van een beleidsperiode wordt uitgevoerd, kan gezien worden als de evaluatie van de effecten die gegenereerd worden door de instrumenten van het beleid (Hoogen 2010: 30). Beleid kan geëvalueerd worden door de door de beleidsmaker gestelde doelen te vergelijken met de effecten van het beleid. Door middel van evaluatie kan bewezen worden dat de overheid die bijdrage heeft geleverd aan de samenleving, die zij had bedoeld (Hoogen 2012: 12). Dit is een belangrijk onderdeel van het evidence based beleid. De evaluatie kan uitgevoerd worden door de beleidsmakers zelf of door een andere partij in opdracht van de overheid. Het evalueren kan diverse doeleinden hebben. Zo kan het bijvoorbeeld zorgen dat de relatie tussen de doelstellingen en de doelen duidelijker wordt (Ixia 2013: 6). Daarnaast kan evaluatie helpen bij het controleren van de toepassing van het beleid en het bereiken van de doelstellingen. Verder helpt het om de strategieën en het beleid tijdens de looptijd aan te passen en zorgt het voor een terugkoppeling naar de beleidsmakers en andere betrokkenen. Van groot belang is dat evaluatie ook zorgt dat de resultaten en de impact van het beleid op een betrouwbare en tastbare manier kunnen worden weergegeven.

Wanneer er over de evaluatie van cultuurbeleid wordt gesproken, komen er echter wel enkele problemen naar voren. Het belangrijkste probleem is dat er onduidelijkheid bestaat over hoe de effecten van kunst en cultuur in de samenleving gemeten kunnen worden (Hoogen 2010: 30). Op het moment is het meten van de intrinsieke effecten alleen mogelijk door middel van bijvoorbeeld publieksonderzoek (Hoogen 2012: 42). Het punt is echter dat bijvoorbeeld deze effecten zich niet perse alleen tijdens de ontmoeting met kunst hoeven voor te doen, maar ook in een bepaalde termijn erna. De economische effecten kunnen gemakkelijker gemeten worden, door bijvoorbeeld onderzoek te doen naar de verkoopprijzen van

huizen of naar de werkgelegenheid. De sociale effecten zijn ingewikkelder om te meten, maar ook hiervoor bestaan diverse meetmethoden. Zo kan bijvoorbeeld aan de hand van publieksonderzoek of bevolkingsonderzoek, de nodige informatie worden verkregen.

Een ander al eerder genoemd punt is dat het onduidelijk is of de effecten in de samenleving puur het gevolg zijn van het gevoerde beleid, of dat er nog andere zaken meespelen (Hoogen 2010: 30). Binnen een samenleving zijn er namelijk meerdere actoren met eigen doelen actief, die allemaal hun invloed kunnen hebben op de samenleving. Beleidsevaluatie moet daarom gebaseerd zijn op een relatie tussen de overheid en de organisaties die in de samenleving actief zijn. Daarnaast is het vaak het geval dat de doelen in een beleid niet duidelijk opgesteld zijn, waardoor het nog lastiger wordt om de effecten van het beleid te meten. Maar ook de tijd heeft invloed op de doelen, die door de beleidsperiode heen kunnen veranderen. Dit heeft weer zijn uitwerking op welke effecten worden geëvalueerd. Daarnaast kan er sprake zijn van een fi nancieel tekort om de evaluatie te bekostigen (Ixia 2013: 6). Ook bureaucratische belemmeringen en onduidelijkheid over de verantwoordelijkheden, kunnen leiden tot problemen.

2.2.2 Uitvoeren van cultuurbeleidsevaluatieIn de uitvoering van beleidsevaluatie is onder meer het soort beleidsevaluatie en het moment waarop de evaluatie plaatsvindt, van belang (Hoogen 2010: 31). Bij het evalueren van beleid is het belangrijk dat er een bepaalde kennis van het beleidsveld aanwezig is bij degene die de evaluatie uitvoert. Binnen Nederland wordt gebruik gemaakt van meerdere evaluatiemomenten. Het cultuurbeleid wordt elke vier jaar vernieuwd en er vindt na deze vier jaar evaluatie plaats van het voorgaande beleid (Ministerie van OC&W 2013: 3-4). Daarnaast vindt er tijdens de vier jaar continu controle plaats. De evaluatie van het gevoerde cultuurbeleid moet aantonen wat de doorwerking is van onder meer het beleid voor kunst in de openbare ruimte. Binnen dit onderzoek ligt de focus in eerste instantie op ex post beleidsevaluatie, omdat er gekeken wordt naar de evaluatie na of tijdens de beleidsperiode. Daarnaast wordt er binnen dit onderzoek ook gekeken wat er veranderd of toegevoegd zou kunnen worden aan de evaluatie van cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte dat overeenkomt met ex ante beleidsevaluatie. In deze deelparagraaf zal gekeken worden naar hoe cultuurbeleidsevaluatie plaats kan vinden en er wordt daarbij aandacht besteed aan het

2.2 Evaluatie van cultuurbeleid

Page 39: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

onderzoek van Van der Hoogen.

Beleidsevaluatie kan op verschillende momenten uitgevoerd worden. Het kan bijvoorbeeld plaatsvinden voordat het beleid wordt doorgevoerd, dit wordt ex ante beleidsevaluatie genoemd. Het kan ook plaatsvinden tijdens of na de beleidsperiode, dit is ex post beleidsevaluatie. Belangrijk bij ex post beleidsevaluatie is dat er sprake kan zijn van onbedoelde en bedoelde effecten van het gevoerde beleid (Idem: 32). De bedoelde effecten zijn de effecten die ook daadwerkelijk bewerkstelligd werden in het beleid, de onbedoelde effecten zijn de effecten die niet bewerkstelligd werden maar wel zijn opgetreden. Daarnaast bestaat er ook nog procesevaluatie, wat inhoudt dat het beleidsproces zelf geëvalueerd wordt. De bereikte resultaten worden daarbij vergeleken met de vooropgestelde doelstellingen, waardoor de organisatie en de uitvoering geanalyseerd kunnen worden. Deze vormen van evaluatie kunnen gebruikt worden om het beleid aan te passen. Er kunnen nog twee soorten beleidsevaluatie plaatsvinden, de ‘voor-na’ evaluatie en de ‘met-zonder’ evaluatie.

De eerste wordt ook ‘goal-attainment research’ genoemd en houdt in dat er tijdens de evaluatie wordt gekeken naar de stand van zaken voor en na de invoering van het beleid, de tweede wordt ook wel ‘effectiveness research’ genoemd en vergelijkt situaties waarin het beleid wel en niet is doorgevoerd om zo te ontdekken welke effecten er ontstaan zijn. Voor de evaluatie van cultuurbeleid zijn beide soorten van evaluatie echter lastig te realiseren in Nederland omdat er geen voor/na of met/zonder situaties zijn, cultuurbeleid is al lange tijd in heel Nederland doorgevoerd. Van den Hoogen gebruikt in zijn onderzoek daarom een combinatie van de twee soorten onderzoek. Goal-attainment onderzoek kijkt niet naar de relatie tussen de beleidsinstrumenten en de doelen, terwijl het betrekken van deze relatie bij de evaluatie juist leidt tot een indicatie van de effectiviteit van het beleid (effectiveness research). Van den Hoogen onderzocht voor zijn promotieonderzoek acht gemeenten op hun manier van beleidsvoering en beleidsevaluatie (Hoogen 2010: 335). Zij blijken er diverse manieren van evaluatie op na te houden. Zo wordt er onder meer gebruikt gemaakt van een programmabegroting en een programmarekening, een evaluatie van het eerder gevoerde beleid, een tussentijdse en eindevaluatie, evaluaties door onafhankelijke adviesinstellingen, bevolkingsonderzoek of specifi ek onderzoek naar vooral de economische effecten van het cultuurbeleid. Na zijn onderzoek

Model 2.1: Model voor het evalueren van cultuurbeleid (Hoogen 2012: 72, Hoogen 2010: 388)

39

Page 40: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

concludeerde hij dat de steden grotendeels verschillende manieren van evaluatie toepasten, waarvan enkele methoden bruikbaarder en effectiever waren dan andere methoden. In zijn onderzoek heeft hij een theorie en een model opgesteld welke kunnen helpen bij het opbouwen van een correcte evidence base voor cultuurbeleid (Hoogen 2012: 71). Daarvoor gebruikte model 2.1.

Van den Hoogen ziet de intrinsieke effecten van cultuurbeleving als persoonlijke waarden van cultuurbeleid, aangezien deze effecten invloed uitoefenen op de persoonlijke ontwikkeling van het individu. Deze intrinsieke effecten worden veroorzaakt door de beleving van kunstproducten. De effecten kunnen echter ook doorwerken in de maatschappij. Dit zijn de extrinsieke economische en sociale effecten van cultuurbeleid en heten de maatschappelijke waarden. De combinatie van de esthetische ervaring, de persoonlijke waarden en de maatschappelijke waarden, wordt in het onderzoek van Van der Hoogen aangeduid als de primaire waarde-evaluatie. Aan de theorie wordt naast de primaire waarde-evaluatie, ook een secundaire waarde-evaluatie toegevoegd (Hoogen 2012: 71-72, 77-78). De evaluatie van de secundaire waarden houdt in dat er gekeken wordt naar de kwaliteit en het vermogen van de instellingen die cultuur produceren. Het gaat daarbij vooral om de lange termijn en om het bereiken van een zo breed mogelijk publiek. De primaire waarden en de secundaire waarden hoeven niet bij elke beleidsevaluatie geëvalueerd te worden (Hoogen 2012: 81).

De primaire waarden kennen drie categorieën en kunnen elk op een specifi eke manier worden gemeten (model 2.1, bijlage 1 en bijlage 2). De eerste categorie is de esthetische waarde, waarbij het gaat om de “(Artistieke) kwaliteit van producties en hun positie in het professionele culturele veld” (Hoogen 2012: 72). Deze artistieke kwaliteit kan bijvoorbeeld aangeduid worden door een onafhankelijke commissie. Dit is een zeer belangrijk onderdeel van beleidsevaluatie. De tweede categorie biedt een plek aan de persoonlijke waarde, waarbij vooral de intrinsieke waarden van belang zijn omdat deze specifi ek kunnen worden toegeschreven aan cultuur. De realisatie van intrinsieke waarden kan gemeten worden door middel van kwantitatief en kwalitatief publieksonderzoek, door bijvoorbeeld culturele instellingen. Daarnaast is ook het meten van het bereik van culturele voorzieningen interessant voor de evaluatie van cultuurbeleid. Hier kan onder meer kwantitatief publieksonderzoek of bevolkingsonderzoek voor worden gebruikt. Het publieksonderzoek kan

uitgevoerd worden door culturele instellingen, het bevolkingsonderzoek is een goed middel voor de overheid. Een belangrijke noot is dat niet de gehele bevolking deze culturele instellingen zal bezoeken en dus niet duidelijk zal worden in hoeverre cultuur hun bereikt.

De derde categorie kijkt naar de maatschappelijke waarde, dus de economische en de sociale effecten. Hoewel het cultuurbeleid niet alleen door middel van een evaluatie van de economische effecten kan worden geëvalueerd, is het wel een belangrijk onderdeel van de evaluatie. Deze effecten kunnen worden gemeten aan de hand van drie meetwijzen; impactonderzoek, onderzoek naar de creatieve klasse en onderzoek naar de huizenprijzen. De sociale effecten van cultuurbeleid, vooral de aanwezigheid van sociaal kapitaal, zijn ook een belangrijk onderdeel van de evidence base van het cultuurbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld de zelfredzaamheid van deelnemers of de toe of afname van sociaal kapitaal worden gemeten, aan de hand van kwalitatief publieksonderzoek of door middel van bijvoorbeeld bevolkingsonderzoek. 2.2.3 Het meten van effecten van cultuurbeleidVoor het meten van de verschillende effecten van cultuurbeleid, bestaan een aantal mogelijkheden. Zoals eerder is gezegd, kent het beleid intrinsieke en extrinsieke effecten, welke elk hun eigen meetwijze hebben. Zo kan er bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van publieksonderzoek, economisch onderzoek of bevolkingsonderzoek. Om te komen tot een theorie over de evaluatie van cultuurbeleid, is het van belang een aantal van deze meetwijzen aan te halen.

De intrinsieke effecten, waaronder bijvoorbeeld de esthetische ervaring, zijn vaak zeer persoonlijk en lastig te meten (Hoogen 2012: 42-43). Hierbij kan alleen gewerkt worden met kwalitatief onderzoek, zoals publieksonderzoek. Er kan dan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van diepte-interviews. Echter kan via kwantitatief onderzoek met behulp van enquêtes, ook een hoop informatie worden verkregen. Zoals hierboven al vermeld is, kunnen de intrinsieke effecten echter ook later pas optreden, daarom moet hier in het onderzoek wel rekening mee worden gehouden. De extrinsieke economische effecten zijn gemakkelijker en aan de hand van meerdere meetwijzen te onderzoeken. Er kan ten eerste gebruik worden gemaakt van de economische impactanalyse. Daarbij wordt gesproken over de ‘multipliereffecten’, dit houdt in dat:

40

Page 41: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Culturele instellingen die subsidie ontvangen, […] mensen in dienst nemen of diensten inkopen. De werknemers van de culturele instellingen besteden hun inkomen aan dagelijkse boodschappen. De toeleveranciers van culturele instellingen verdienen een boterham […]. Het subsidiebedrag wordt [dus] verschillende keren omgezet in de lokale economie, waardoor deze groeit met meer dan het subsidiebedrag. Dit wordt in de economie de multiplier genoemd. […] De totale impact van de culturele sector is te berekenen door de som van de salarissen en inkoop van materialen en diensten en de som van de additionele bezoekers van instellingen bij elkaar op te tellen en te vermenigvuldigen met de multiplier. (Hoogen 2012: 48).

Ook voor het imago van de stad en de city marketing is cultuur zeer belangrijk, dit genereert de nodige inkomsten. De impactanalyse kent echter ook een aantal minpunten, waaronder bijvoorbeeld dubbeltellingen en het weglekken van omzet naar buiten de stad. Toch kunnen er door specialisten wel duidelijke schattingen worden gemaakt van het economische effect van cultuur. Een andere manier om de economische effecten te meten is aan de hand van het onderzoeken van de creatieve klasse aan de hand van de theorie van Richard Florida (Hoogen 2012: 50). Hij stelt dat binnen de bevolking van een land of stad een creatieve klasse aanwezig is. Economisch goed presterende steden zijn de steden waar de creatieve klasse groot is. Om deze creatieve klasse te stimuleren, is het van belang een goed cultuurbeleid te voeren, aangezien culturele bedrijven de werknemers volgen. Binnen de creatieve klasse staan drie zaken centraal: tolerantie, technologie en talent. De effectmeting vindt plaats aan de hand van het opmerken van veranderingen die plaatsvinden in het aandeel van de kenniswerkers (Hoogen 2012: 55). Problematisch voor Nederland binnen de theorie van Florida is dat hij zich focust op enorme Amerikaanse steden, welke niet te vergelijken zijn met Nederlandse steden (Hoogen 2012: 53, 54). Daarnaast bestaat er in Nederland geen echte maakindustrie en is de aard van het verband tussen de goede economie en de creatieve klasse niet duidelijk. Ook kan het stimuleren van de creatieve klasse leiden tot uitsluiting van andere arbeidsgroepen.

Een derde meetwijze voor de economische effecten van cultuurbeleid is het onderzoeken van de verkoopprijzen van huizen (Hoogen 2012: 56). Er blijkt een connectie te zijn tussen de huizenprijzen en de aanwezigheid van cultuur in steden, dit is vooral in verband te brengen met de podiumkunsten binnen steden. Deze waarde van het mogelijke effect van cultuur op de huizenprijzen, is een economische waarde die afkomstig is uit de

marktwereld. Deze invloed van kunst en cultuur op de huizenprijzen, is ook op te merken op kleinere schaal in bijvoorbeeld woonwijken. Zeker belangrijk om te onthouden wanneer de economische effecten van cultuurbeleid worden gemeten, is dat de effecten niet uitsluitend een effect van het cultuurbeleid hoeven te zijn. Bij het meten van de sociale effecten is het van belang om eerst de vraag te stellen hoe cultuurbeleving kan leiden tot sociale effecten (Hoogen 2012: 59). De opbouw van sociaal kapitaal bestaat uit meerdere fasen, waarvan het opbouwen van sociale relaties de eerste is. Vooral deze eerste fase is meetbaar met de methoden die nu bestaan. Zo kan er kwantitatief publieksonderzoek plaatsvinden, door middel van bijvoorbeeld interviews en enquêtes. Ook kan onderzoek naar de sociale effecten gedaan worden door het afnemen van een groot bevolkingsonderzoek. Ook hier blijft het echter de vraag of de sociale effecten wel direct veroorzaakt worden door het cultuurbeleid. Onder meer door middel van de hier genoemde meetwijzen, kan een bijdrage worden geleverd aan de evaluatie van cultuurbeleid. Deze evaluatie kan plaatsvinden aan de hand van diverse evaluatiemethoden en op diverse momenten.

2.2.4 Evalueren van beleid voor kunst in de openbare ruimte Kunst in de openbare ruimte is een aparte kunstvorm, waar ook vaak een apart beleid voor wordt opgesteld. Ook dit beleid heeft behoefte aan evaluatie, maar dit is aan de hand van bestaande literatuur ingewikkeld. Het grootste probleem is dat er in veel literatuur, zo ook in het onderzoek van Van den Hoogen, uitgegaan wordt van culturele instellingen. Kunst in de openbare ruimte kent wel speciale instellingen, zoals het Centrum Beeldende Kunst, maar is op zichzelf geen instelling. Er zal dan dus een andere vorm van evaluatie moeten plaatsvinden, dan wanneer het beleid van een organisatie geëvalueerd wordt. In deze deelparagraaf zal daarom kort aandacht worden besteed aan de mogelijkheden op het gebied van de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte.

In de bestaande literatuur wordt duidelijk dat de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte niet of nauwelijks voorkomt. Ook de evaluatie van de kunst in de openbare ruimte zelf vindt niet vaak plaats (Gressel 2012). Meestal wordt er, wanneer er gekeken wordt naar de werking van een kunstwerk, alleen gekeken naar de positieve reacties of het feit dat de kunstwerken geen slachtoffer zijn van vandalisme. Er bestaat daarnaast ook geen kritisch apparaat om de beweringen die gedaan worden over het effect van kunst in de openbare ruimte, te meten

41

Page 42: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

(Hall en Robertson 2001: 18). Dit zou onder andere veroorzaakt worden door schaarse subsidiëring van de evaluatie van kunst in de openbare ruimte, de algemene acceptatie van de positieve effecten van kunst in de openbare ruimte en de behoedzaamheid tegenover de relevantie van sociaal wetenschappelijke criteria voor kunst in de openbare ruimte. Er kan echter bij de evaluatie van kunst in de openbare ruimte zelf, wel gebruik worden gemaakt van het model van de Engelse denktank Ixia.6 Dit kan gebruikt worden om de waarden van kunst in de openbare ruimte te laten beoordelen door de diverse betrokken partijen (zie de modellen in bijlage 4). Ook het door Van den Hoogen opgestelde model voor cultuurbeleidsevaluatie zou deels overgenomen kunnen worden. Hierbij gaat het dan vooral om de primaire waarden, aangezien de secundaire waarden verbonden zijn aan culturele instellingen.

Concluderend is op te merken dat het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte wel degelijk diverse evaluatiemogelijkheden kent. Alhoewel diverse zaken de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte kunnen bemoeilijken, zijn er wel diverse methodes voor. Één van de methodes is het gebruik van het model dat afgeleid is van het model van Van den Hoogen. Dit model kan onder meer toegepast wordt binnen de stedelijke samenleving om het cultuurbeleid van de gemeente te analyseren en te evalueren. Zoals Van den Hoogen echter al stelt, worden in de Nederlandse gemeenten veelal verschillende methoden gebruikt. Om dit te onderzoeken zal in het vierde hoofdstuk gekeken worden naar het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte in de gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam. Hierbij zal onder meer onderzocht worden hoe het beleid wordt opgesteld en welke waarden er aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden. Daarnaast zal gekeken worden naar de mogelijke evaluatie van het beleid. In het volgende hoofdstuk zal echter eerst worden ingegaan op de waarden en functies die volgens de literatuur verbonden kunnen worden aan kunst in de openbare ruimte. Vervolgens zal na het vierde hoofdstuk verder ingegaan worden op de mogelijkheden die bestaan voor de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte.

6 Dit model zal in hoofdstuk drie uitgebreid worden besproken

42

Page 43: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

43

Page 44: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 45: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 3

De waarden en functies van kunst in de

openbare ruimte

Page 46: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Door de eeuwen heen is kunst van groot belang geweest, zoals beschreven is in het eerste hoofdstuk. Door de Grieken en de Romeinen werden al bepaalde waarden en functies aan kunst toegeschreven en in de hele wereld is kunst vandaag de dag een belangrijk onderwerp in de media, de politiek en bijvoorbeeld gemeentelijk beleid (Belfi ore en Bennett 2010: 1-2). Maar waarom is kunst zo belangrijk in onze wereld? Welke waarden en functies van kunst en specifi ek van kunst in de openbare ruimte hebben hiertoe geleid?

Waarden en functies kunnen gezien worden als dat wat kunst doet of teweegbrengt in een samenleving. De waarden kunnen begrepen worden als de waarde van het werk en de belevingswaarde van het publiek. De functies zijn vooral zichtbaar op maatschappelijk vlak. In dit hoofdstuk zullen de diverse waarden en functies die aan kunst in de openbare ruimte toegekend kunnen worden, aan bod komen. Om een overzichtelijk beeld te kunnen geven, zal de waardentheorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Ève Chiapello worden gebruikt als overkoepelend model. Hun model kan toegepast worden op diverse onderwerpen, zoals op de kunstwereld en kunst in de openbare ruimte. Nadat de waardentheorie beschreven is, zullen onder andere de theorieën over waarden en functies van kunst en kunst in de openbare ruimte van Hans van Maanen, Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett, Katherine Gressel en Ixia, Hall en Robertson en Selwood worden besproken. De theorieën van de diverse auteurs zullen besproken worden aan de hand van een tabel waarin de waarden en functies van kunst in de openbare ruimte te vinden zijn. Hierin is een onderverdeling gemaakt aan de hand van de theorie van Belfi ore en Bennett. Door de verschillende theorieën over de waarden en functies van kunst en kunst in de openbare ruimte aan de hand van een tabel binnen het overkoepelende model te plaatsen, kan gekeken worden uit welke wereld de waarden en functies afkomstig zijn. Daarnaast kan uitgezocht worden hoe waardenconfl icten in de kunst ontstaan en opgelost kunnen worden.

Hoofdstuk 3 De waarden en functies van kunst in de openbare ruimte

Page 47: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De waarden en functies die aan een kunstwerk in de openbare ruimte verbonden worden, kunnen onderverdeeld worden in diverse waardencategorieën of waarderegimes. Dit kan onder meer aan de hand van de waardentheorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Ève Chiapello. Boltanski en Thévenot beschrijven het grootste deel van deze waardentheorie in hun boek De la justifi cation. Les économies de la grandeur uit1991, welke in 2006 ook in het Engels uitgebracht werd onder de titel On Justifi cation: Economies of Worth. Een laatste toevoeging aan de waardentheorie werd in 1999 gedaan door Ève Chiapello in haar boek Le Nouvel esprit du capitalisme, welke in 2005 vertaald werd in The new spirit of capitalism. De waardentheorie zal in deze paragraaf eerst in het algemeen en daarna per wereld uitgelegd worden. Vervolgens wordt de theorie toegepast op kunst en kunst in de openbare ruimte.

De waardentheorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello gaat over het algemeen in op het analyseren van de mogelijkheden om het handelen van personen en dingen te beoordelen en te verklaren in bepaalde situaties (Gielen 2003: 125). Binnen de theorie gebeurt dit aan de hand van zeven door de auteurs onderscheiden werelden. Deze werelden horen niet bij bepaalde sociale bevolkingsgroepen of klassen en personen kunnen altijd overstappen naar een andere wereld. Daarnaast kunnen de handelingen van personen en dingen geanalyseerd of verklaard worden vanuit meerdere werelden, het is niet zo dat er specifi ek één wereld bij hoort. De werelden zijn opgesteld aan de hand van een aantal karakteristieke elementen die bij elke wereld horen. Deze elementen zijn tegelijkertijd ook de hoofdwaarden van deze wereld, waar de mensen in de wereld zich toe kunnen verhouden. De wijze waarop men omgaat met deze hoofdwaarden, bepaalt de toekenning van waarde.

Boltanski en Thévenot zijn vooral geïnteresseerd in hoe personen en dingen zich aan de hoofdwaarden houden tijdens een confl ictsituatie (Boltanski en Thévenot 1999: 359, Boltanski en Thévenot 2006: 25). Deze confl ictsituaties worden ‘kritieke momenten’ genoemd (Boltanski en Thévenot 1999: 359). Dit verwijst in eerste instantie naar de kritieke handeling van personen en in tweede instantie ook naar de ongebruikelijkheid van een dergelijk confl ict of crisis situatie. Een confl ictsituatie ontstaat als mensen die een normale relatie hadden en samenwerkten in diverse handelingen, ontdekken dat er iets moet veranderen omdat het de verkeerde kant op gaat. In dit soort situaties is het vaak één persoon die niet tevreden is met de situatie en die deze ontevredenheid uit tegen de andere personen. Op dit moment

kan er dan een situatie ontstaan die als een confl ictsituatie kan worden aangeduid. De personen komen vervolgens terecht in een situatie waarin ieder de situatie en zijn eigen standpunten wil rechtvaardigen, Boltanski en Thévenot noemen dit ‘an imperative of justifi cation’ (Idem: 360). Voor deze rechtvaardiging is een bepaalde vorm van bewijs nodig die per wereld verschilt. De manier om het confl ict op te lossen is om een akkoord te bereiken binnen het confl ict. Men moet uitvinden wat algemeen en behorend bij de situatie is en hoe de waarden verdeeld worden. De regeling die men opstelt om een dergelijk confl ict op te lossen, wordt door Boltanski en Thévenot ook wel ‘a regime of justice’ genoemd (Idem: 361). Wanneer de verdeling van de waarden niet in overeenstemming kan worden bereikt, wordt er overgegaan tot een test (Boltanski en Thévenot 2006: 134). Door middel van deze test, die gebruik maakt van de hoofdwaarde van de wereld, wordt bepaald hoe de waarde aan de subjecten moet worden toegekend. Deze test is uiteindelijk hetgene wat leidt tot de oplossing van de confl ictsituatie (Idem: 136).

3.1.1 De elementen van de werelden In de waardentheorie wordt door Boltanski, Thévenot en Chiapello gesteld dat de wereld is opgebouwd uit zeven werelden, elke wereld kent haar eigen waarderegime en is opgebouwd uit een aantal karakteristieken (Winkel et al., 2012: 26, Boltanski en Thévenot 1999: 159-164). Dit zijn het hoger gezamenlijk principe (the higher common principle), de schaal van waardering (the state of worthiness), de menselijke waardigheid (the human dignity), de lijst van subjecten (the list of subjects), de lijst van objecten (the list of objects), de investering (the investment formula), de waarderelaties (the relations of worth), de relaties (the relations), de harmonieuze verbeelding van de natuurlijke orde (the harmonious fi gures of the natural order), de test (the test), de beoordeling (the judgement), het bewijs (the evidence) en de ondergang (the fall).

Van het grootste belang binnen alle werelden is het hoger gezamenlijk principe (Idem: 140). De verhoudingen tussen personen en objecten zijn op dit principe gebaseerd. Aan de hand van dit principe wordt ook de waarde binnen een wereld over de objecten en subjecten verdeeld, daarnaast leidt het principe ook tot het beoordelen hiervan. De schaal van waardering geeft aan hoeveel waarde er is toegekend aan de objecten en subjecten (Idem: 141). Deze waardering vindt plaats op basis van het hoger gezamenlijk principe. Personen die zich goed verhouden tot de wereld waarin ze zich bevinden en het hoger gezamenlijk principe

3.1 De waardentheorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Ève Chiapello47

Page 48: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De wereld van de inspiratieDe eerste wereld is de wereld van de inspiratie, welke niet goed uitgerust is en daarnaast ook een zekere instabiliteit kent (Boltanski en Thévenot 2006: 159-164). Er is vooral een gebrek aan regels, maatregelen, geld, hiërarchie en andere elementen die in de andere werelden wel te vinden zijn. Het hoger algemeen principe dat in deze wereld heerst is inspiratie. Waardering van personen hangt af van de mate waarin zij in staat zijn deze inspiratie in zich op te nemen en dus in staat zijn om geluk en perfectie te bereiken. Er is in deze wereld vooral waardering voor het bizarre, spontane en emotionele. Deze waardering kan niet gecontroleerd of gemeten worden. Binnen deze wereld bevinden zich personen die niet gestuurd worden door rede of technologie, ze zijn niet gewoon maar kunnen als bizar gezien worden. Ze worden wel gestuurd door een sterke drang om te creëren. De meest waardevolle personen binnen deze wereld worden in de algemene wereld gezien als afhankelijk en zinloos. Maar zij hebben echter toegang tot datgene wat zich in de verbeelding afspeelt. Subjecten binnen deze wereld zijn dan bijvoorbeeld ook kinderen, vrouwen en kunstenaars. Deze subjecten zijn uniek en origineel. De bijbehorende objecten zijn objecten die bij de mens horen, zoals het lichaam en de droom. Om zich in de wereld van de inspiratie te mogen bevinden, moeten personen los komen van hun gewoontes en risico’s aanvaarden. Daarnaast begrijpen de gewaardeerde personen binnen deze wereld de uniekheid van anderen, door hun eigen genialiteit kunnen ze zich richten op het algemeen belang.

De relaties die er tussen de personen bestaan zijn gebaseerd op creatie, elk wezen wordt gecreëerd door de ander. Het gaat vooral om de onverwachte ontmoetingen. De mensen leven in een realiteit die overeenkomt met de verbeelding. In deze wereld kan men vluchten van de echte realiteit door middel van deze verbeelding. Binnen de wereld vindt de test plaats door middel van een innerlijk avontuur door de geest, dit avontuur kent vele omwegen en is niet vooraf vastgelegd. Door de eigen wegen te vinden, kan de route van het innerlijke avontuur afgelegd worden. Beoordeling vindt plaats aan de hand van het geniale dat zich manifesteert in de mens. Inspiratie ontstaat plotseling en spontaan. Het bewijs dat hiervoor aangeleverd wordt, is de zekerheid van de intuïtie. Het is gebaseerd op een gevoel dat spontaan opkomt. De wereld van de inspiratie gaat echter ten onder als men niet vlucht van de realiteit maar er juist naar terugkeert. Als men terugvalt in

van deze wereld nastreven, krijgen een hogere waarde toebedeeld. De investering houdt in dat personen die zich goed willen verhouden tot het hoger algemeen principe en dus ook een hogere waardering willen krijgen, een bepaalde investering moeten doen of iets op moeten geven (Idem: 142). Het verdelen van de waarde kan gebeuren aan de hand van een modeltest waarmee de objecten en subjecten getest worden (Idem: 143). Door het doen van deze test wordt er binnen bijvoorbeeld een confl ict een consensus bereikt. De menselijke waardigheid is gebaseerd op een bepaalde eigenschap die van groot belang wordt geacht (Idem: 142). De waarde die aan subjecten en objecten toegekend wordt, is echter niet gebaseerd op deze persoonlijke eigenschap, omdat deze waarde afhangt van de situatie waarin men zich bevindt. Het verschil tussen subjecten en objecten heeft te maken met het feit dat subjecten een bepaalde waarde wordt toegekend en dat objecten laten zien hoe deze waarde tot uiting komt (Idem). De subjecten en objecten hebben echter een waarderelatie met elkaar (Idem: 143). Deze relatie geeft aan wat voor verbintenis de subjecten en objecten met elkaar hebben en waar deze verbintenis door gekenmerkt wordt. De harmonieuze verbeelding van de natuurlijke orde kan gezien worden als de realiteit die er in een wereld op na wordt gehouden (Idem). Daarnaast kent elke wereld een bepaalde vorm van beoordeling. Het hoger algemeen principe kan vergeleken worden met de beoordeling van de wereld. De beoordeling gebeurt aan de hand van bepaald aangedragen bewijs (Idem: 144). Dat wat een wereld ten einde kan brengen is de ondergang van de wereld (Idem). Dit vindt plaats wanneer het hoger algemeen principe niet langer nagekomen wordt of aanwezig is. Deze karakteristieken kunnen per wereld verschillen, elke wereld kent dus zijn eigen hoger algemeen principe, zijn eigen waarde verdeling en zijn eigen ondergang.

3.1.2 De wereldenBoltanski, Thévenot en Chiapello stellen dat het door hun gevormde model, een maatstaf zou moeten zijn voor de analyse van elke confl ictsituatie (Boltanski en Thévenot 1999: 365-369, Boltanski en Chiapello 2005: 108-128). De zeven werelden die onderdeel zijn van het model, zijn de wereld van de inspiratie, de domestieke wereld, de wereld van de roem, de civiele wereld, de markt wereld, de industriële wereld en de projectstad (zie tabel 3.1)(Winkel et al. 2012: 27). Elke wereld kent haar eigen karakteristieken en aan de hand van deze karakteristieken kunnen waarden worden ingedeeld naar wereld. Dit is ook het geval voor de waarden van kunst en kunst in de openbare ruimte.

48

Page 49: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 3.1: Schema van de zeven werelden van Boltanski en Thévenot (Boltanski en Thévenot 2006: 159-211, Boltanski en Chiapello 2005: 107-128) (bijlage 3)

49

Page 50: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

zijn gewoontes en het originele inruilt voor het gelijke. Dit leidt ertoe dat er geen vrije en spontane inspiratie meer plaats kan vinden en dat men zich op aarde weer bezig gaat houden met alledaagse zaken als de gewoontes van het gezinsleven.

De wereld van de inspiratie is binnen de kunsten een belangrijke wereld, het draait in deze wereld dan ook om inspiratie en creativiteit (Winkel et al. 2012: 29-30). De waarden die in dit hoofdstuk centraal staan, zijn vooral afkomstig uit deze wereld. De centrale subjecten zijn onder andere kunstenaars, het romantische idee van deze kunstenaar is afkomstig uit deze wereld. Bij kunst in de openbare ruimte is de wereld van de inspiratie van groot belang, de autonome en esthetische waarden kunnen hiertoe teruggeleid worden. Dit zijn waarden als de esthetische schoonheid en het unieke of authentieke van een kunstwerk en de wil van de kunstenaar om een autonoom bestaan te leiden. In bijvoorbeeld ‘De Landelijke Algemene Voorwaarden Kunstopdrachten’, welke in Nederland gehandhaafd worden ten tijde van een opdracht voor kunst in de openbare ruimte, wordt deze autonomie of artistieke onafhankelijkheid dan ook sterk benadrukt (Kunstenaars&CO 2009: 9).7 Kunst in de openbare ruimte staat daarnaast geregeld symbool voor een bepaalde plek of een bepaalde gebeurtenis, deze symbolische betekenis is afkomstig uit de wereld van de inspiratie. Kunst in de openbare ruimte daagt de mens verder uit om zich onder te dompelen in de verbeelding en het ongewone. Het belangrijkste kenmerk van kunst in de openbare ruimte dat afkomstig is uit de wereld van de inspiratie is echter de toevallige of onverwachte ontmoeting die kunst in de openbare ruimte veroorzaakt.

De domestieke wereldDe tweede wereld is de domestieke wereld, waarin het hogere algemene principe van generatie, hiërarchie en traditie centraal staat (Idem: 164-178). De domestieke wereld speelt zich af binnen de huiselijke sfeer maar de focus ligt hier niet alleen op familie. Belangrijk zijn de persoonlijke relaties, welke ontstaan na het zoeken naar wat het juiste is. Waardering wordt uitgedrukt in de positie die een persoon inneemt in de hiërarchie, ten opzichte van mensen met meer of met minder waarde. In deze wereld is het belangrijk hoe de ene persoon zich aan de andere presenteert

7 Belangrijk om hier op te merken is dat de ‘Landelijke Algemene Voorwaarden Kunstopdrachten’ zelf afkomstig zijn uit de industriële wereld, maar specifi ek ook terug verwijzen naar andere werelden.

qua uiterlijke presentatie en op welke tijd en plaats. De waardering van objecten vindt plaats aan de hand van de wijze waarop ze bijdragen aan de opbouw van hiërarchische relaties tussen mensen en de manier waarop ze de waarde van de personen laten blijken tijdens een ontmoeting. De waarde van personen in deze relaties wordt onder andere geuit door middel van speciale tekens en titels, zoals erfelijke titels. Het hoger algemeen principe van hiërarchie, traditie en generatie is vooral terug te vinden in een superieur persoon, in deze wereld is dat vaak het vaderfi guur. Personen worden onder meer gewaardeerd aan de hand van hun goede opvoeding, eerlijkheid en hun respect. Wanneer deze aspecten een gewoonte zijn geworden en onderdeel zijn van het natuurlijke gedrag, kan dit een positieve uitwerking hebben op de menselijke waardigheid. De subjecten binnen de domestieke wereld worden onderverdeeld in waardige personen en minder waardige personen. Onder de waardige personen vallen onder meer vaderfi guren, familieleden en leiders. Minder waardig zijn ongetrouwde personen, kinderen en dieren. Deze subjecten worden gewaardeerd aan de hand van de relaties die zij met elkaar hebben binnen de hiërarchie.

Binnen een huishouden zijn de relaties bijvoorbeeld gebaseerd op de volgorde binnen het gezin. De objecten die bijdragen aan deze hiërarchische relaties hebben vooral te maken met etiquette regels als goede manieren. Daarnaast zijn objecten als rang en titel belangrijk in het aanduiden van de relaties. De meer waardige personen binnen deze relaties worden geacht om vooral om anderen te denken en zich niet alleen te bekommeren om zichzelf, onzelfzuchtigheid is een vereiste. Daarnaast heerst er binnen de relaties een vorm van authenticiteit die te maken heeft met de plek op de schaal van waardering. Deze waarderelaties zijn gebaseerd op respect, vertrouwen, eer en schaamte. Om hogerop te komen in de hiërarchie zijn relaties met waardige personen zeer belangrijk. De realiteit van de domestieke wereld heeft te maken met de ziel van het huis, familie en gewoontes. De objecten en subjecten binnen deze wereld worden getest door middel van familie gelegenheden als geboortes, trouwerijen en verjaardagen. Tijdens deze test vindt er vaak een nieuwe waardenverdeling plaats, onder meer omdat er bijvoorbeeld een nieuw lid bij het huishouden komt of omdat er juist een lid overlijdt. Daarnaast bieden deze gelegenheden een plek om de waardenrelaties tussen waardige en minder waardige personen te onderhouden, onder meer door middel van gesprekken. Beoordeling vindt plaats door middel van het schenken van het vertrouwen van een superieur persoon aan een inferieur

50

Page 51: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

persoon. De beoordeling is daarom ook toevertrouwd aan de superieure persoon, aangezien deze een hogere waardering heeft. Het bewijs dat bij de beoordeling aangeleverd wordt, is bijvoorbeeld een anekdote waarin het gedrag van een persoon tot uiting komt. De domestieke wereld komt echter tot een ondergang wanneer er een gebrek aan remmingen is en er bijvoorbeeld onbeleefd gesproken wordt. Ook indiscreetheid en bedrog worden niet geaccepteerd. Daarnaast leidt ook een verkeerde uiterlijke presentatie tot de ondergang van de wereld.

Het belang van de domestieke wereld voor kunst en kunst in de openbare ruimte is vooral aanwezig binnen de verhoudingen op bijvoorbeeld een kunstacademie (Winkel et al. 2012: 30). Daarnaast is ook de opleiding of de titel die een kunstenaar heeft, datgene wat hem grandeur verschaft. Zo staat een kunstenaar die afgestudeerd is op kunst in de openbare ruimte aan de kunstacademie, hoger in de hiërarchie dan een ongeschoolde kunstenaar. Tijdens een kunstopdracht voor de openbare ruimte is er verder sprake van een opdrachtgever en een uitvoerende kunstenaar. Er is dan een zekere autoriteit aanwezig maar er zal ook respect moeten worden geuit vanuit beide partijen. Het gaat hierbij zeker ook om beleefdheid en vertrouwen. Daarnaast is er in de kunsten een onderscheid te maken in moderne kunst en juist meer traditionelere kunstvormen. Deze traditionele vormen zijn onderdeel van de domestieke wereld aangezien er juist uitgegaan wordt van bepaalde gewoontes en tradities. De ondergang van de domestieke wereld is te vergelijken met een niet opgeleverde kunstopdracht, door bijvoorbeeld een contractbreuk of door het schenden van het vertrouwen van één van beide partijen.

De wereld van de faamDe derde wereld is de wereld van de faam, hier staat het hogere algemene principe van de realiteit van de publieke opinie centraal (Idem: 178-185). Waarde is daarnaast ook alleen afkomstig van de publieke opinie en is daarmee fragiel en gemakkelijk te bekritiseren. In deze wereld wordt andermans mening gezien als datgene waardoor overeenstemming kan worden bereikt. Juist de mening zorgt voor gelijkheid, de waarde van elk wezen hangt dan ook van deze mening van anderen af. Publieke opinie is dat wat een persoon kan maken of breken. Hierdoor wordt waarde bepaald door bekendheid, degene die zich onderscheiden en beroemd zijn. Terwijl binnen deze wereld personen en andere wezen waardering kunnen verdienen, kan alleen een mens de hoogste status op de waarderingsschaal krijgen. De personen in deze wereld kunnen dit

bereiken, doordat ze zelfl iefde kennen en herkend willen worden. Dit is wat de menselijke waardigheid vormt, de wil om herkent en gerespecteerd te worden. De subjecten binnen deze wereld zijn sterren en hun fans. Hierbij gaat het niet om het beroep, maar vooral over of ze beroemd zijn. Maar ook degenen die de publieke opinie leiden, zoals opinieleiders of journalisten, worden gewaardeerd binnen de wereld van de faam. De objecten die zorgen voor de toegang tot beroemdheid, zijn in deze wereld vooral de objecten die zorgen voor bekendheid in de media, zoals merken en interviews. Een investering die de subjecten moeten maken, is het opgeven van geheimen. Niets mag verborgen blijven van het publiek en haar mening. Dit leidt tot een waarderelatie waarin herkenning en identifi catie centraal staan. De sterren gaan om met de fans, omdat de fans degenen zijn die hun bekendheid geven, deze relatie is gebaseerd op invloed. In de realiteit draait het om het publieke imago, welke verspreid wordt doordat het publiek ingedeeld wordt in verschillende soorten publiek. De test binnen deze wereld draait om het kunnen presenteren, het in de schijnwerper staan. Als de presentatie zichtbaar is voor anderen, wordt er aan de hand van deze test waarde toegekend. Zoals het deze wereld betaamt, vindt de beoordeling plaats aan de hand van de beoordeling van het publiek. Het bewijs dat hierbij hoort is het bewijs van het succes en de beroemdheid. Wanneer men echter geen enkele vorm van imago heeft in de publieke opinie, zal dit leiden tot de ondergang van de wereld. Ook een verstoord of vervaagd imago zal hiertoe leiden.

De wereld van de faam is zeer belangrijk binnen de kunstwereld en zeker ook voor kunst in de openbare ruimte. Ten eerste is de bekendheid of het imago van de kunstenaar datgene wat leidt tot erkenning en bekendheid van zijn werk. Hierbij is het belangrijk dat hij zich onderscheid binnen de kunstwereld en dat zijn werken een specifi ek persoonlijk kenmerk hebben. Ten tweede is de publieke opinie van groot belang wanneer een kunstwerk in de openbare ruimte wordt geplaatst. Positieve reacties en positieve aandacht binnen de media, leiden tot de acceptatie van een werk. Wanneer er echter negatief gesproken wordt over een werk, is het imago van het werk en van de kunstenaar geschaad. Dit kan onder andere leiden tot het weghalen of verplaatsen van een werk, zoals bij het werk Santa Claus het geval was (afb. 1.11). Deze negatieve aandacht is echter binnen de wereld van de faam geen struikelblok, ‘bad publicity is publicity’.

51

Page 52: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De civiele wereldDe civiele wereld is de vierde wereld (Idem: 185-193). In deze wereld is de collectieve wil het hogere algemene principe. Waardige personen zijn degenen die deelnemen aan de collectieve maatschappij en dus onderdeel zijn van de publieke sfeer. Dit houdt in dat het niet de individuen zijn die de hoogste status van waardering kunnen behalen, maar het is het collectief van mensen die elkaar samen ontmoeten. Het collectieve wezen heeft geen eigen lichaam, daarom is het het doel om het collectieve wezen te stabiliseren en een lichaam of vorm van bestaan te geven. De personen binnen het collectief kennen allemaal dezelfde vorm van recht en kennen ook een collectieve wil. Hieraan maken ze hun individuele wil ondergeschikt. Omdat de personen dit inzien, kennen ze ook de wil om het collectieve wezen te organiseren. Waardevolle wezens zijn de massa en het collectief dat de massa samenstelt en organiseert. De waardigheid wordt bepaald door de grootte, zoals op nationaal of internationaal gebied, en door het feit dat ze zich op publiek gebied bevinden. Daarnaast krijgen personen of collectieven meer waarde wanneer ze proberen om mensen bij elkaar te brengen. De menselijke waardigheid en een hogere waardering wordt binnen deze wereld gevormd door het streven naar burgerrechten, oftewel door politieke aspiraties. Collectieve personen en hun vertegenwoordigers zijn de subjecten van deze wereld. Wezens zijn personen als ze rechten en verplichtingen hebben, als ze gemaakt zijn vanuit een handeling waarin de algemene wil tot uiting komt. De objecten binnen deze wereld zijn rechtsvormen, zoals beleid en wetgeving. Deze rechtsvormen zijn een manier voor de collectieve wil om zich te uiten en van zich te laten horen. Om waardering te krijgen zal men de collectieve belangen boven de individuele belangen moeten stellen.

De waarderelaties hangen grotendeels af van het lidmaatschap. Vooral de kracht van de representatie wordt zeer gewaardeerd. Dit zorgt ervoor dat iemand vertegenwoordiger van een collectief kan en mag zijn. Deze vertegenwoordiger heeft een grote waardering omdat hij de wil van de massa overbrengt. Het principe van relaties heeft daarom ook te maken met het kunnen creëren en bijeenhouden van een collectief. De realiteit van deze wereld zit in de democratische republiek, wat de meest ideale vorm van een staat is. Een democratische republiek kent de mogelijkheid om de idealen van het collectief te kunnen representeren. Door middel van een demonstratie voor een rechtvaardige zaak, is het mogelijk een test uit te voeren. De belangrijkste momenten zijn daarom bijeenkomsten als congressen waarin het collectief als eenheid naar buiten kan treden.

Tijdens deze test wordt vooral een collectieve waarde gevormd door middel van het eisen van gerechtigheid bij bijvoorbeeld een confl ict. De beoordeling is de uitspraak van de stemming, het is de expressie van de algemene wil welke zich in iedere persoon bevindt en waar ze zich bewust van worden. Het bewijs voor deze beoordeling is de wetstekst zoals de wet of zoals bepaalde regels. In de wet komt de algemene wil tot uiting. Wanneer de staatsvorm zich echter gaat richten op het specifi eke in plaats van op het collectieve, ontstaat de ondergang van deze wereld. Datgene wat verdeeld en geïsoleerd raakt is in deze wereld niet waardevol.

De civiele wereld is een wereld die veelvuldig voorkomt binnen de waarden van kunst in de openbare ruimte. Het gaat bij kunst in de openbare ruimte te allen tijde over kunst in de publieke sfeer, die centraal staat in de civiele wereld. Ook gaat het bij een kunstopdracht in de openbare ruimte geregeld om de belangen van of waarden voor een stad, een wijk of bijvoorbeeld een bepaalde groep binnen de samenleving. Het gaat dus om het collectieve belang. Daarnaast is vooral de opkomst van de gemeenschapskunst in de openbare ruimte zeer kenmerkend. Deze gemeenschapskunst kent vaak een hoge mate van participatie en leidt tot de mobilisatie van een gemeenschap, waarop in het vorige hoofdstuk ook door Boiten op gewezen werd. Verder zijn de sociale waarden die aan kunst in de openbare ruimte worden toegekend, zoals het bijdragen aan sociale cohesie of gemeenschapsontwikkeling, waarden die typerend zijn voor de civiele wereld. Het cultuurbeleid van een stad of een gemeente is daarnaast ook een kenmerk van deze wereld, net als de wetgeving die geldt in de openbare ruimte en waaraan de kunstenaar en het publiek zich moeten zullen houden.

De marktwereldDe vijfde wereld is de marktwereld, waarin competitie als hoger algemeen principe is ingesteld (Idem: 193-203). De marktwereld is niet gelijk aan de economie. Handeling is binnen deze wereld gebaseerd op de verlangens van individuele personen, welke allemaal dezelfde objecten willen bezitten, waardoor competitie ontstaat. De schaal van waardering is gebaseerd op verlangen, het belang van dit verlangen wordt uitgedrukt in de prijs. Waardige objecten zijn gewild en staan sterk in de markt, waardige personen zijn rijke personen zoals miljonairs. Daarnaast kent deze wereld een staat van waardeloosheid, welke inhoudt dat personen ongewild zijn omdat ze falen of gehaat zijn. Dit kunnen minder rijke personen zijn die niets verkopen of kopen en daardoor menselijke waardigheid missen. Deze

52

Page 53: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

menselijke waardigheid is verlangen die tot uiting komt in liefde voor het bezitten van dingen. De subjecten zijn concurrenten, zoals zakenmannen en kopers. Het zijn individuele personen die allemaal bepaalde verlangens nastreven. De objecten uit de marktwereld zijn objecten waarnaar het verlangen bestaat om ze te bezitten. Het zijn goed verkoopbare objecten met een goede marktwaarde. Het gaat bij de objecten om rijkdom en luxe.

De investering die bij de marktwereld hoort is opportunisme en egoïsme. Personen staan op zichzelf en zien overal een kans in. Van belang zijn daarbij ook perspectief en emotionele afstand. Waarden relaties binnen de wereld zijn hiërarchisch te noemen en hebben te maken met bezit. Wanneer een persoon een voorwerp bezit waar anderen naar verlangen, heeft hij meer waarde in de relatie. De relatie bestaat vaak uit verkoper en koper en is daarmee een zakenrelatie. De realiteit van de marktwereld is de markt zelf. De waarde van voorwerpen is in overeenstemming met hun prijs in de markt. De objecten en subjecten worden getest aan de hand van een transactie of overeenkomst. De beoordeling is dan ook de prijs of de waarde, welke de distributie van waarde bepaalt. Hierbij wordt gekeken naar de onderhandeling tussen twee subjecten en gaat het er om dat er een redelijke prijs wordt bepaald, gelijk aan de realistische waarde. De prijs is daarmee ook het bewijs voor een geslaagde transactie. Als er een verslaving aan geld optreedt, gaat de wereld ten onder.

Wanneer een kunstopdracht voor de openbare ruimte wordt ontwikkeld, gaat dit geregeld aan de hand van een competitie tussen een aantal kunstenaars. Deze kunstenaars krijgen betaald voor hun werk, maar uiteindelijk wordt de opdracht gegeven aan de winnaar. Door de competitie worden de kunstenaars in plaats van collega’s, concurrenten en ontstaat er rivaliteit. Dit is een duidelijk kenmerk van de marktwereld. Daarnaast heerst er binnen de kunstwereld een principe van vraag en aanbod. Hierbij is de fi nanciële waarde van de kunstwerken en het betalen van de kunstenaar zeer belangrijk. De fi nanciële zekerheid van een persoon zorgt er daarnaast voor dat deze meer toegang heeft tot de duurdere kunstwerken. Hierbij gaat het veelal niet meer om de kunst maar om het zakendoen en het bereiken van een zo goed mogelijke overeenkomst. Bij kunstopdrachten in de openbare ruimte wordt er echter vaak gebruik gemaakt van de al eerder genoemde Landelijke Voorwaarden. Hierin is een regeling opgenomen betreffende de uitbetaling voor het werk van de kunstenaar.

De industriële wereldDe industriële wereld is de zesde wereld van Boltanski en Thévenot (Idem: 203-211). Hier bevinden zich de technologische objecten en wetenschappelijke methoden. De wereld is ingedeeld naar de effi ciëntie van wezens, het gaat om hun prestaties en productiviteit. Effi ciëntie heeft vooral te maken met oorzaak en gevolg en het goed functioneren leidt tot het verlengen van het heden naar de toekomst. De toekomst is hier zeer belangrijk, het gaat om situaties die nog moeten komen. Waardering komt ook voort uit de effi ciëntie van subjecten, waardige functionerende wezens kunnen zich goed integreren in een organisatie en dit garandeert het slagen van toekomstige projecten. Onwaardig zijn zij die niet goed functioneren en niet productief te werk gaan. De menselijke waardigheid is te vinden in de menselijke activiteit. Deze eigenschap heeft te maken met werk en de inbreng van energie. Het investeren in het menselijke kunnen en energie is de meest geschikte manier om economisch gezien effi ciënt te zijn. De subjecten binnen de wereld zijn experts, specialisten en leiders. Verantwoordelijkheid en bekwaamheid vormen qua waarde de hiërarchie. De objecten zijn de materialen die gebruikt worden in de handeling die onderdeel is van de productie. Belangrijk is dat deze instrumenten ook puur als instrumenten worden gezien die de effi ciëntie van het menselijke werk vergroten.

Vooruitgang is de investering in de industriële wereld. De relaties tussen subjecten zijn gebaseerd op controle. Daarnaast hebben de meer gewaardeerde personen in een relatie met de minder gewaardeerde personen vooral meer verantwoordelijkheid in het productieproces. De natuurlijke relaties in de wereld zijn gebaseerd op het functioneren van industriële wezens. De harmonie binnen de industriële wereld is gebaseerd op de organisatie van een systeem waarin elk wezen een bepaalde functie inneemt. Er is sprake van een dynamisch evenwicht waarin groei en uitbreiding belangrijk zijn. Het verwachte functioneren van dingen wordt aan de hand van de test geverifi eerd. Het gaat hierbij om een proef van het opstarten van het project. De wijze waarop het product dan werkt, wordt geëvalueerd aan de hand van de ontstane effecten. Door middel van deze test kunnen ook nieuwe objecten worden ontdekt. De beoordeling heeft vervolgens ook te maken met de effi ciëntie, de mate van functioneren. Wanneer de meting methodologisch herhaald kan worden, is er sprake van bewijs voor de beoordeling. De wereld gaat echter ten onder wanneer de personen in de wereld behandeld worden als dingen. De grenzen van de menselijkheid worden hierdoor vervaagd.

53

Page 54: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De industriële wereld is een wereld die niet overduidelijk aanwezig is in de kunst in de openbare ruimte en dan ook lijnrecht tegenover de wereld van de inspiratie staat. Echter, het opdrachtgericht werken dat geregeld plaatsvindt, is wel degelijk een belangrijk kenmerk van deze wereld. Daarnaast is het werk dat de kunstenaar uitvoert om zijn kunstwerk te produceren, ook typerend. Verder worden er aan kunst in de openbare ruimte diverse waarden verbonden. Onder meer de effectiviteit en het nut van de kunst is belangrijk in de industriële wereld. Dit geldt ook voor de professionaliteit van de kunstenaar en zijn vermogen om oplossingen te vinden voor ontstane problemen.

De projectstadDe zevende en laatste wereld is de wereld van de projectstad (Boltanski en Chiapello 2005: 108-128). Hierin is het hoger algemeen principe de activiteit van dingen en mensen. Daarnaast wordt er veel belang gehecht aan het vermeerderen van netwerkconnecties en de opvolging van projecten. Tijdens deze projecten wordt het netwerk verder uitgebreid met diverse connecties die betrokken worden bij het project. De mensen in de projectstad zijn verwikkeld in relaties die gebaseerd zijn op communicatie, verbindingen en vertrouwen. Door anderen te vertrouwen en vertrouwd te worden en door communicatie kunnen verbindingen worden gemaakt. Een waardevol persoon weet hoe hij bij kan dragen aan een project en is enthousiast en fl exibel. Het is een actief en autonoom persoon die risico’s neemt om nieuwe connecties te kunnen maken. Daarnaast is hij in staat om verbindingen te maken die zo lang duren als benodigd is voor het project. De wijze waarop een persoon hiertoe in staat is, bepaald hoe hoog hij gewaardeerd wordt en op welke plek hij staat in de hiërarchie van de projectstad. Minder waardige personen zijn diegenen die werkloos en intolerant zijn en geen vertrouwen uitstralen. De menselijke waardigheid is binnen deze wereld aanwezig in de drang om connecties te leggen. Subjecten in deze wereld zijn de projectleiders en bemiddelaars. De objecten kunnen gezien worden als alle instrumenten die gebruikt worden om nieuwe connecties te maken, zoals technologie en vertrouwensrelaties. De investering die gedaan moet worden is het aanpassingsvermogen van personen.

De waardenrelaties zijn gebaseerd op het herindelen van de connecties, waardevolle personen stellen de minder waardevolle mensen in staat om na het project deel te nemen aan een volgend project. Daartoe geeft de waardevolle persoon toegang tot informatie en connecties. De

realiteit van de projectstad bestaat uit het netwerk, dit wordt gezien als de meest natuurlijk vorm. De test vindt plaats door het afronden van het ene project en het opstarten van het volgende project. De reden hiervoor is dat beoordeling van personen niet plaats kan vinden aan de hand van één project, hun kunnen komt pas tot uiting wanneer ze in de transitie tussen twee processen zitten. Beoordeling vindt plaats aan de hand van de vraag om deelname. Wanneer een persoon vraagt of hij deel kan nemen aan een project, geeft hij een goede beoordeling aangezien hij opnieuw mee wil werken. Dit is tegelijkertijd ook het bewijs binnen deze wereld. Wanneer het bestaande netwerk van een project echter gesloten wordt, gaat de projectstad ten onder. Dit heeft onder meer te maken met corruptie of verkeerde relaties. Binnen de projectstad staat projectmatig werken en vertrouwen centraal, dit is ook zeer belangrijk wanneer er een kunstproject in de openbare ruimte wordt opgezet. Binnen een dergelijk project is het daarnaast nodig om innovatief en veelzijdig te zijn om het kunstproject tot een zo goed mogelijk einde te brengen. Daarnaast staat autonomie binnen de projectstad hoog aangeschreven, wat ook gezien kan worden als de autonomie van de kunstenaar. Verder leidt kunst in de openbare ruimte tot de sociale relaties en het netwerk dat in de projectstad ook van groot belang is.

Na het bespreken van de zeven werelden in combinatie met kunst in de openbare ruimte, blijkt dat de werelden allemaal aanwezig kunnen zijn. De kunstenwereld is een wereld met vele waarden en functies. De waarden op het gebied van de waarde van de kunstwerken en op het gebied van de belevingswaarde van het publiek zijn grotendeels afkomstig uit de wereld van de inspiratie. De functies van kunst in de openbare ruimte bevinden zich in de overige zes werelden. Veel van de functies kunnen echter teruggeleid worden naar de civiele wereld, omdat ze vooral gericht zijn op de gemeenschap. Daarnaast is ook de marktwereld aanwezig in bijvoorbeeld de kunstmarkt en het opdrachtencircuit van kunst in de openbare ruimte. Vanuit de kunstenaar bezien zijn ook waarden uit de wereld van de inspiratie aan te wijzen. De wereld die het minst duidelijk aanwezig is en voor dit onderzoek dan ook het minst belangrijk, is de projectstad. Dit zal later duidelijker worden. Om de waarden van kunst en kunst in de openbare ruimte duidelijker in beeld te brengen, zal in de volgende paragraaf in worden gegaan op diverse theorieën die vervolgens in verband zullen worden gebracht met de waardentheorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello. In deze scriptie wordt gesproken

54

Page 55: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

over waarden en functies van kunst, welke worden geïntroduceerd aan de hand van het boek van Hans van Maanen om te verduidelijken wat hieronder verstaan kan worden. Wanneer er gesproken wordt over de waarde van kunst, doelt Van Maanen op het feit dat kunstwerken een esthetische ervaring kunnen veroorzaken bij het publiek (Van Maanen 2009:10-11). De waarde van een specifi ek kunstwerk is dan aanwezig in de wijze waarop dat kunstwerk deze esthetische ervaring teweeg brengt. Van Maanen stelt dat er een verschil is aan te duiden in de waarde van kunst, namelijk tussen de objectieve en subjectieve aspecten (Idem: 149). Het objectieve is aanwezig in het feit dat het kunstobject zelf iets teweeg moet brengen. Het subjectieve houdt in dat het effect van een kunstwerk ook door de toeschouwer als onderwerp moet worden gezien.

De functie wordt gediend door de waarde, maar de beschrijving van de functie geeft aan wat het nut is van de specifi eke waarde (Idem: 150-151). Het functioneren van kunst is kort gezegd de realisatie van waarden (Idem: 205). Van Maanen stelt dat er drie waarden niveaus van de kunsten bestaan. Ten eerste kan het gaan om de rol die kunst speelt in de maatschappij, ten tweede kan het gaan om het belang van de kunst voor de gebruikers van die kunst en ten derde kan het gaan om het feit of het werk artistiek is of niet. Deze drie rollen die Van Maanen aan kunst geeft, zijn wanneer er gekeken wordt naar de werelden van Boltanski en Thévenot, onderdeel van twee werelden. Het artistieke aspect is onderdeel van de wereld van de inspiratie waarin de creatie en het artistieke centraal staan, dit bevindt zich op het niveau van de waarde van kunst. De andere twee rollen van kunst bevinden zich vooral op het niveau van de functie en komen voort uit de civiele wereld en de marktwereld.

In deze paragraaf wordt eerst de theorie van Ixia beschreven. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de ideeën van Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett, Tim Hall en Iain Robertson. Vervolgens worden de verschillende theorieën verwerkt in een tabel waarin de waarden van kunst in de openbare ruimte ingedeeld staan (tabel 3.2). De waarden zijn ingedeeld naar de theorie van Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett. In de tabel worden de theorieën van de besproken onderzoekers met elkaar vergeleken aan de hand van de driedeling van negatieve waarden, positieve waarden en autonome of esthetische waarden. De onderzoekers en de diverse waarden zijn vervolgens naast elkaar geplaatst om de samenhang tussen de theorieën aan te geven. De belangrijkste waarden van kunst in de openbare ruimte die uit deze tabel naar voren komen, zullen uitgebreid

worden beschreven. Hierna zal ingegaan worden op de waarden en hun plaats binnen de waardentheorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello. Deze indeling in de werelden is in de volgende paragraaf te zien in tabel 3.3.

3.2.1DedefiniëringvanwaardenvankunstindeopenbareruimteDe waarden en functies van kunst in de openbare ruimte kunnen op vele verschillende manieren voorkomen en beschreven worden. Aan de hand van een aantal theorieën is het mogelijk om een opsomming te maken van mogelijke waarden en functies van kunst en kunst in de openbare ruimte, in theorie. Zo bestaan er bijvoorbeeld sociale, ecologische, artistieke en economische waarden en functies. Deze kunnen onderverdeeld worden in een drietal groepen. De groepen zijn afkomstig uit de theorie van Belfi ore en Bennett die in 2008 hun boek The Social Impact of the Arts publiceerden. In dit boek leggen ze de focus op de sociale functies van kunst en dus op waarden uit de civiele wereld. In het boek beschrijven ze onder meer de sociale functies en de impact van kunst over het algemeen. Onder de sociale impact van kunst verstaan ze de functies van kunst en effecten van de kunst op de mens (Belfi ore en Bennett 2010: 35). De beweringen die zijn gedaan over de impact van kunst in de afgelopen 2,5 millennia, hebben ze verwerkt in een taxonomie die bestaat uit drie groepen. Deze groepen zijn: de groep die uitgaat van negatieve impact van kunst, de groep die uitgaat van positieve impact van kunst en de groep die er van uitgaat dat de kunst een puur esthetische waarde en functie heeft (Idem: 10-11). Aan de hand van onder meer deze indeling zal gekeken worden naar diverse waarden en functies van kunst. De waarden en functies zullen daarnaast afkomstig zijn van de theorieën van Belfi ore en Bennett, Ixia, Hall en Robertson.

IxiaIn het artikel ‘Public Art and the Challenge of Evaluation’ van Katherine Gressel, wordt de evaluatie van kunst in de openbare ruimte aangehaald. Ze schrijft onder meer over de problemen die ontstaan wanneer kunst geëvalueerd moet worden en daarnaast geeft ze een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van evaluatie. Hierbij behandelt ze de Engelse denktank Ixia. Wanneer er gesproken wordt over de waarden van kunst in de openbare ruimte, komen er diverse belanghebbenden in beeld. Niet elke betrokken partij heeft dezelfde waarden voor ogen. Ixia probeert daarom de ontwikkeling en uitvoering van beleid voor kunst in de openbare ruimte, strategieën en projecten te stimuleren en

3.2 Waarden en functies van kunst in de openbare ruimte55

Page 56: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

te beïnvloeden. Dit doet ze onder meer door het verspreiden van kennis over de kunst aan beleidsmakers zonder kunstachtergrond, kunstenaars, curators, etc. In 2010 werd door Ixia ‘Public Art: A Guide to Evaluation’ uitgegeven (Ixia 2013: 3). Deze uitgave werd gemaakt tegen de achtergrond van het evidence-based beleid. Ixia heeft hierin aandacht gegeven aan de moeilijkheden die ontstaan bij het evalueren van kunst en vooral het meten van economische en sociale effecten. Ze vindt dat een goede evaluatie naast de intrinsieke waarde van kunst en cultuur, ook de sociale, economische en ecologische resultaten meeneemt.

Het uiteindelijke doel van de uitgave van Ixia is het bieden van een evaluatiemethode aan degenen die de taak van de evaluatie van kunst in de openbare ruimte op zich hebben genomen. Van groot belang binnen deze methode is dat er bij een evaluatie, rekening gehouden moet worden met de diverse waarden en verwachtingen van de diverse belanghebbenden van kunst in de openbare ruimte (Idem: 5). Om de evaluatie te begeleiden heeft Ixia een toolkit ontwikkeld, welke kan helpen bij het evaluatieproces. In deze toolkit zijn twee methoden opgenomen, de Matrix en de Persoonlijke Project Analyse (PPA). Deze methodes kunnen gebruikt worden voordat een project wordt gestart, om samen met de belanghebbenden tot een overeenstemming te komen over wat de resultaten of de waarden van het project zouden moeten zijn. De twee methoden kunnen apart of tegelijkertijd gebruikt worden maar hebben allebei een ander doel. De Matrix kan gebruikt worden om de resultaten van het project uit te voeren en de PPA om het gehele proces te evalueren. Bij het gebruik van de methoden wordt gekeken naar artistieke, sociale, economische en ecologische resultaten en waarden. De Matrix is een methode om de diverse belanghebbenden in een bepaald proces, te helpen met het defi niëren van de waarden die ze als resultaat zouden willen zien. Dit kan met behulp van het invullen van het bijbehorende formulier (bijlage 6, afb. 3.1)(Ixia 2013: 9). De waarden zijn ingedeeld naar de waarden die behoren bij de artistieke, sociale, ecologische en economische functie. De belanghebbenden kunnen de waarden een score geven door middel van het geven van een H (hoge prioriteit), een M (middelmatige prioriteit), een L (lage prioriteit) of een N (geen prioriteit). Daarnaast zorgt de Matrix ervoor dat duidelijk is welke belanghebbenden bij een project betrokken zijn. De diverse functies die belanghebbenden kunnen hebben zijn ingedeeld in drie categorieën: de ontwerpers (kunstenaars, architecten, etc.), de gastheren (gemeenschap) en de opdrachtgevers of subsidieverstrekkers.

De Matrix wordt ingezet door een bemiddelaar behorend bij het project en kan op diverse momenten gebruikt worden. Het kan ingezet worden voordat het project begint, tijdens het project of aan het eind van het project. Nadat het formulier is ingevuld, kan aan de hand van de individuele uitkomsten een poging worden gedaan om een gezamenlijke verzameling van waarden te kiezen. De Matrix is dus vooral een manier om een gesprek of discussie tussen de verschillende belanghebbenden te kunnen starten. Wel moet er realistisch en praktisch gekeken worden of het mogelijk is om de gekozen waarden te evalueren. De PPA is een methode om de individuele deelnemers aan een project, de mogelijkheid te geven om het proces te evalueren (bijlage 6, afb. 3.2) (Idem: 13). Door het formulier meerdere keren en op verschillende momenten in te vullen, kunnen de resultaten uiteindelijk met elkaar vergeleken worden. Deze methode kan de bemiddelaar van het project duidelijk maken hoe de diverse belanghebbenden bij het project betrokken zijn en hoe het proces impact heeft op de kwaliteit en uitkomst van het project. De PPA is een snelle en eenvoudige evaluatiemethode, maar om een betrouwbare evaluatie te kunnen toepassen is de eerlijkheid van de deelnemers wel een vereiste. De resultaten van de PPA geven vooral een blik op het interne proces en op de waarden, de impact en de kwaliteit van het project. Daarnaast kunnen door middel van deze methode de individuele voordelen voor de deelnemers in kwestie, de persoonlijke ontwikkeling en de opgedane vaardigheden duidelijk worden.

Hall en RobertsonHall en Robertson schreven in 2001 het artikel ‘Public Art and Urban Regeneration: Advocacy, claims and critical debates’ (Hall en Robertson 2001: 5-26). In dit artikel schrijven ze dat kunst in de openbare ruimte sinds de jaren ‘80 meer en meer positieve effecten heeft toegeschreven gekregen (Idem: 5). Dit zijn vooral sociale effecten op de stedelijke regeneratie. Hall en Robertson stellen echter dat deze effecten vaak niet kunnen worden bewezen en niet worden geëvalueerd. In dit artikel worden daarom zeven claims verder onderzocht. Deze zeven claims zijn gebaseerd op waarden die onderdeel zijn van de sociale functie van kunst. Ze zijn dan ook afkomstig uit de civiele wereld van Boltanski en Thévenot, vooral omdat de waarden van toepassing zijn op de gemeenschap en het algemeen belang van deze gemeenschap. Terwijl de claims allemaal grotendeels afkomstig zijn uit de civiele wereld, zijn in de kenmerken van de specifi eke claims ook andere werelden te ontdekken, zoals de wereld van de faam en de projectstad. De zeven claims zijn dat kunst in de openbare ruimte

56

Page 57: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 3.2: De waarden van kunst in de openbare ruimte volgens Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett, Ixia, Tim Hall en Iain Robertson en Tim Hall (Belfi ore en Bennett 2010: 35-190, Ixia 2013: 9-10, Hall en Robertson 2001: 7-18, Hall 2007: 1380) (bijlage 4)

57

Page 58: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

bijdraagt aan het ontwikkelen van gemeenschapsgevoel, bijdraagt aan het ontwikkelen van een gevoel van plaats, bijdraagt aan het ontwikkelen van een identiteit van de burgers, helpt bij het aanpakken van de behoeften van de gemeenschap, helpt bij het behandelen van sociale uitsluiting, dat het een educatieve waarde heeft en dat het kan helpen met het bevorderen van sociale verandering. Hoewel de zeven claims vallen onder de sociale functie, delen Hall en Robertson de waarden van kunst in de openbare ruimte onder bij nog drie andere verschillende functies. Dit zijn de economische functie, de ecologische functie en de psychologische functie. Daarnaast bestaan er nog een politieke en een educatieve functie.

HallIn 2007 schreef Hall opnieuw over de waarden van kunst in de openbare ruimte, in zijn artikel ‘Artful Cities’ (Hall 2007: 1376-1392). In het artikel onderzoekt hij de verschillende rollen die kunst in de openbare ruimte in de stad kan spelen en de wijze waarop hierover geschreven wordt door onder meer geografen en kunstcritici. Hij geeft onder andere aan dat er een gebrek is aan literatuur over kunst in de openbare ruimte en dat het publiek in veel gevallen niet behandeld wordt in deze literatuur. Daarnaast geeft hij aan hoe kunst in de openbare ruimte verder onderzocht zou kunnen worden. In het artikel behandelt Hall, net als in het artikel dat hij schreef met Robertson, een aantal mogelijke waarden en functies die kunst in de openbare ruimte zou kunnen hebben. Hij schrijft onder meer over de economische, de scenografi sche en de ideologische functie en de bijbehorende waarden.

De waarden en functies die door Belfi ore en Bennett, Ixia en Hall en Robertson aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden, zijn verwerkt in tabel 3.2 op de volgorde waarop ze eerder behandeld zijn. De waarden en functies van de verschillende onderzoekers zijn onderverdeeld in de groepen negatief, positief en autonoom. De verschillende waarden zijn daarnaast ingedeeld onder de artistieke functie, de ecologische functie (milieu), de economische functie, de ideologische functie, de politieke functie en de sociale functie. De waarden en functies zullen in de volgende deelparagraaf verder besproken worden.

3.2.2 Negatieve impactKunst in de openbare ruimte leidt, zoals eerder ter sprake is geweest, vaak tot commotie en debat. Dit ontstaat onder meer rondom de esthetische

functie, het nut van kunst en de hoge bedragen die er aan kunst in de openbare ruimte gespendeerd worden. Ook wordt in sommige gevallen zelfs de vraag gesteld of een geplaatst kunstwerk eigenlijk wel onder de noemer kunst geschaard kan worden. Verder wordt er gesteld dat kunst in de openbare ruimte kan leiden tot immoreel gedrag of gevaarlijke situaties (Belfi ore en Bennett 2010: 40). Deze claims vallen onder de stelling dat kunst niet goed zou zijn voor de mens. Deze stelling werd voor het eerst aangenomen in de vijfde eeuw voor Christus, door de fi losoof Plato. Er wordt onder meer gesteld dat kunst een gebrekkige imitatie van de werkelijkheid is, dat de kunsten geen betrouwbare kennisbron zijn, dat de kunsten de irrationele mens stimuleren, dat de kunsten afl eiden van veel belangrijkere zaken en dat de kunsten de mens ongelukkig kunnen maken. Deze corruptie en afl eiding door kunst, is ook aanwezig in de kunst in de openbare ruimte. Zo kan kunst in de openbare ruimte bijvoorbeeld afl eiden van belangrijke zaken als het verkeer en zo de veroorzaker van verkeersongelukken zijn. Doordat kunstwerken uitnodigend kunnen zijn om op te klimmen, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan. Daarnaast kan een geplaatst kunstwerk door bepaalde mensen niet gewaardeerd worden, welke hier vervolgens zeer ontevreden of ongelukkig van kunnen worden. Maar naast dat kunst niet goed zou zijn voor de mens en zou leiden tot corruptie en afl eiding, wordt de categorie van de negatieve impact in combinatie met kunst in de openbare ruimte echter vooral gekenmerkt doordat de waarden die aan kunst in de openbare ruimte worden toegeschreven, niet tot uiting komen in het werk of in de samenleving. Zo kan kunst in de openbare ruimte bijvoorbeeld juist leiden tot vandalisme, niet gewaardeerd worden en dus geen esthetisch genot opleveren of juist zorgen voor sociale uitsluiting omdat het werk bijvoorbeeld een bepaalde bevolkingsgroep negeert. Daarnaast kan de discussie over kunst in de openbare ruimte leiden tot een sociale dissensus, in plaats van dat het plaatsen van kunst leidt tot sociale cohesie.

Er is in de negatieve impact van kunst in de openbare ruimte, onder andere een verband te zien met de publieke opinie die centraal staat in de wereld van de faam. De waardering van kunst in de openbare ruimte is namelijk grotendeels afkomstig van het publiek en dus de publieke opinie. Het bestaansrecht van kunst in de openbare ruimte wordt ontleend aan de mening van het publiek. Wanneer het publiek zich negatief uitlaat over een bepaald kunstwerk, kan dit leiden tot schade aan het imago van het werk en de kunstenaar. De waarden die het publiek echter wel of

58

Page 59: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

niet ziet in een kunstwerk, kunnen afgeleid zijn uit de industriële wereld, waar vooral het nut en de functionaliteit centraal staat. Juist dit nut en de functie van een kunstwerk in de openbare ruimte, zijn juist vaak onderwerp van debat, net als de autonome of esthetische impact van kunst in de openbare ruimte. Duidelijk is dat deze vorm van impact onder de wereld van de inspiratie valt, vooral omdat het hier puur gaat om de autonomie en de schoonheid van het werk. Belangrijk hierbij zijn de emoties die worden opgeroepen door het werk. Daarnaast is de ontmoeting met het kunstwerk vaak een onverwachte ontmoeting. De esthetische functie van kunst kan onder andere slaan op hoe goed een werk in haar omgeving past of op de uiterlijke schoonheid van het werk volgens het publiek. Hierbij komt dus opnieuw de publieke opinie en dus de wereld van de faam aan bod. De civiele wereld komt hier ook naar voren, maar dan juist in het niet slagen van de waarden die hierbij horen, zoals het niet ontstaan van sociale cohesie. Gesteld kan worden dat op dat moment de civiele wereld juist ten onder gaat.

3.2.3 Positieve impactIn de categorie van de positieve impact, wordt er van uitgegaan dat de kunsten en kunst in de openbare ruimte een goede invloed hebben op de mens. Deze stelling is oorspronkelijk afkomstig van de fi losoof Aristoteles (Idem). Een eerste positieve waarde is dat kunst in de openbare ruimte een gevoel van gemeenschap kan helpen ontwikkelen (Ixia 2013: 19, Hall en Robertson 2001: 10). Men zegt dat de kunsten ervoor kunnen zorgen dat vergane sociale connecties en het gevoel van een gemeenschap worden aangepakt. Dit zou gebeuren doordat de kunst ervoor zorgt dat de mensen gaan erkennen dat er een gemeenschap is en de sociale connecties versterkt worden. Kunst in de openbare ruimte heeft volgens deze claim een zeer positieve invloed op de sociale ontwikkeling. Onderdeel van deze sociale ontwikkeling zijn een gedeelde geschiedenis van de gemeenschap, een gedeelde identiteit van de gemeenschap en de gedeelde behoeftes en wensen van de gemeenschap. Dit zou onder andere ook bewerkstelligd kunnen worden door participatie aan de kunsten. Het versterken van de sociale connecties is een waarde die vooral overeenkomt met de centrale waarde uit de projectstad. Hierin staat het netwerk en het leggen van verbindingen voorop. Ook de participatie aan de kunsten kan hier onderdeel van zijn. De erkenning van de gemeenschap is echter duidelijk afkomstig uit de civiele wereld.

Kunst in de openbare ruimte kan daarnaast de behoeften van de gemeenschap aanpakken (Idem: 14). Kunst zou het vermogen hebben om een gemeenschap te ondersteunen in het aanpakken en oplossen van hun problemen. Het zou onder andere bij kunnen dragen aan functionele wensen zoals de behoefte aan straatmeubilair, esthetische verbetering en vernieuwing van de omgeving, verbetering van de stedelijke ecologie en individuele en gemeentelijke emancipatie. Omdat de collectieve behoeftes van de gemeenschap centraal staan in deze claim, is deze vooral afkomstig uit de civiele wereld. Ook andere werelden komen echter aan bod. De functionele behoeftes zijn bijvoorbeeld onderdeel van de industriële wereld en de esthetische verbetering van de wereld van de inspiratie. Daarnaast wordt kunst gezien als een methode om bepaalde problemen effi ciënt op te lossen en is daarmee onderdeel van de industriële wereld.

Een derde waarde is dat kunst in de openbare ruimte kan bijdragen aan het tegengaan van armoede en sociale uitsluiting (Ixia 2013: 19, Hall en Robertson 2001: 15). Er wordt beweerd dat kunst in de openbare ruimte sociale uitsluiting op twee manieren kan aanpakken. Dit kan ten eerste door participatie aan de kunst, wat als gevolg zou hebben dat ook individuelen die eerder buiten het sociale leven stonden, betrokken worden bij de kunst. Deze participatie kan gezien worden als een collectieve handeling of een collectieve bijeenkomst. Ten tweede zou kunst in de openbare ruimten onderwerpen kunnen aansnijden die afkomstig zijn uit diverse culturen en tradities, waardoor ook deze culturen en tradities bij de kunst betrokken worden. Kunst kan dienen als ‘ladder om terug te komen in de samenleving’ (Idem). Daarnaast kunnen kunstwerken aandacht schenken aan problemen in een gemeenschap die ervoor zorgen dat er uitsluiting van bepaalde gemeenschappen of bevolkingsgroepen voorkomt. De diverse culturen en tradities zijn vooral onderdeel van de domestieke wereld, maar daarnaast zijn het de culturen en tradities van bepaalde gemeenschappen die juist weer onderdeel zijn van de civiele wereld.

Een andere positieve claim is die van het persoonlijk welzijn, waarin gesteld wordt dat de kunsten goed zijn voor de gezondheid en het welzijn en ingezet kunnen worden tegen misdaad en voor het bevorderen van de veiligheid (Belfi ore en Bennett 2010: 92, Ixia 2013: 19, Hall en Robertson 2001: 7). Daarnaast kan de kunst een goede invloed hebben op de sociale gelaagdheid in de samenleving en een bijdrage leveren aan de vorming van identiteit (Belfi ore en Bennett 2010: 165, Ixia 2013: 20, Hall en

59

Page 60: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Robertson 2001: 13). Men gaat ervan uit de kunst in de openbare ruimte kan bijdragen aan de ontwikkeling van de burgerlijke identiteit, dit brengt ook diverse sociale voordelen met zich mee. Het gevoel van identiteit kan ten eerste inhouden dat gemeenschappen besef krijgen van de positie die zij innemen in het burgerlichaam in bredere zin. Ten tweede kan het begrepen worden als het vermogen van kunst om een algemeen discours te creëren voor speciale plekken of programma’s. Men zegt ten derde dat kunst in de openbare ruimte kan bijdragen aan de publieke identiteit van een gehele stad. Dit zou onder andere behaald kunnen worden door in de kunst gebruik te maken van de geschiedenis van de stad. Doordat er wordt ingegaan op de vorming van identiteit voor de gemeenschap, kan deze waarde duidelijk teruggevonden worden in de civiele wereld. Het imago dat kunst in de openbare ruimte voor een stad kan creëren, leidt ertoe dat ook de wereld van de faam hier aanwezig is.

De kunst zou verder ook een goede bijdrage leveren aan de morele verbetering, de civilisatie en het bevorderen van sociale verandering (Belfi ore en Bennett 2010: 124, Hall en Robertson 2001: 17). Deze bevordering van sociale verandering door kunst kan op meerdere manieren bewerkstelligd worden. Ten eerste wordt er in kunstwerken aandacht besteed aan de bestaande sociale problemen. Ten tweede kan kunst in de openbare ruimte zorgen dat belangrijke ruimten en gebouwen een nieuwe betekenis krijgen of de oorspronkelijke betekenis veranderd. Ook deze claim is een civiele claim, men wil sociale verandering binnen een gemeenschap of samenleving bevorderen. Verder kunnen de kunsten, als ze zorgvuldig ingericht zijn, een educatieve waarde hebben en bijdragen aan de zelfontwikkeling van de mens (Belfi ore en Bennett 2010: 107, Ixia 2013: 21, Hall en Robertson 2001: 16). Kunst in de openbare ruimte kan specifi eke educatieve voordelen uit dragen, onder meer door middel van educatieve programma’s die bij de kunstwerken horen. Ook kunnen sommige kunstwerken in zichzelf een educatieve waarde dragen. Deze claim is vooral een voorbeeld van een waarde uit de civiele wereld, aangezien het bijeenbrengen van een collectieve groep aan de hand van de educatieve waarde van kunst, centraal staat.

Ook zijn diverse vormen van positieve impact van de kunst bijvoorbeeld te vinden in de economische functie van kunst (Ixia 2013: 20-21, Hall en Robertson 2001: 5, Hall 2007:1380). Hieronder vallen onder meer het bijdragen van kunst in de openbare ruimte aan het genereren van cultureel

kapitaal door het lokale onderscheidende vermogen, het aantrekken van bedrijven en investeringen, het aantrekken van cultureel toerisme, het creëren van banen, het bijdragen aan de regeneratie van de stad, de toegevoegde waarde van land, het gebruik van diverse bronnen en het recyclen van materiaal. Daarnaast kan kunst in de openbare ruimte bijdragen aan het ontwikkelen van een gevoel van plaats (Ixia 2013: 20-21, Hall en Robertson 2001: 12, Hall 2007: 1380). Men gaat ervan uit de kunst in de openbare ruimte kan bijdragen aan het versterken van de band tussen de gemeenschap en de plaats waar deze gemeenschap zich bevindt. Veel plaatsen zijn door de jaren heen hun specifi eke kwaliteiten kwijtgeraakt doordat de stedelijke inrichting steeds meer gehomogeniseerd wordt, de kunst kan deze kwaliteiten terugbrengen door onder meer gebruik te maken van de lokale geschiedenis of van herdenking. Het gevoel van plaats bestaat uit twee aspecten. Het eerste aspect is de ontwikkeling van het besef van een unieke traditie of identiteit van een plaats. Het tweede aspect is het plaatsen van kunstwerken die gemaakt zijn voor een specifi eke plaats, om door die kunstwerken de plaats een unieke fysieke identiteit mee te geven. Het aspect van het gebruiken van de traditie om een plek een identiteit te geven, is vergelijkbaar met de centrale waarde van traditie in de domestieke wereld. Doordat een plek een identiteit ontwikkelt, krijgt een kunstwerk zelf ook een bepaalde identiteit of een bepaald imago binnen de publieke opinie. De wereld van de faam is hier dan ook sterk aanwezig. Buiten dat kunst in de openbare ruimte een sociale en economische invloed kan hebben, heeft het ook een uitwerking op het milieu (Ixia 2013: 20). Zo kan het bijvoorbeeld een positieve invloed hebben op de fl ora en fauna, op de aanwezigheid van vervuiling en afval en op het bewustzijn wat betreft de klimaatverandering en het gebruik van energie. Daarnaast kan kunst in de openbare ruimte zorgen dat de fysieke omgeving verbeterd wordt.

De bovenstaande positieve en vooral sociale vormen van impact, zijn grotendeels in te delen in de civiele wereld. Hier draait het om het collectief belang en de gemeenschap. Degenen die hier waarde geven aan de kunst zijn collectieve personen zoals buurtbewoners of een andere gemeenschap. Hier wordt vaak gebruik gemaakt van een vertegenwoordiger zoals iemand uit het dorpsbelang. De economische en de ecologische waarden zijn echter ook in te delen bij de industriële wereld en de markt wereld. Dit slaat onder andere op het aantrekken van investeringen, het vergroten van de arbeidsmarkt en het verkrijgen van een hogere geldwaarde voor land.

60

Page 61: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

3.2.4 Autonome traditieDe voorgaande positieve claims over de impact van de kunsten gingen er volgens de auteurs allemaal van uit dat de kunsten een bepaalde functie hebben in onze samenleving (Idem: 176). De laatste claim gaat er juist van uit dat de waarde en het belang van de kunsten alleen op het esthetische vlak liggen en verder geen enkele andere waarde hebben (Idem). In deze claim wordt er ook verwezen naar de autonomie van de kunst en de afwijzing van de instrumentaliteit van de kunsten. Dit houdt in dat de kunst op zichzelf staand zou zijn en geen specifi eke betekenis of functie zou hoeven te hebben. Het zou dan alleen nog om de esthetiek en de esthetische ervaring van een werk gaan. Als dit het geval zou zijn, zou kunst geen enkele functie of waarde meer hebben voor de samenleving. De kunst en de samenleving staan dan los van elkaar.

Ixia stelt echter dat er diverse artistieke waarden van kunst in de openbare ruimte zijn, deze zijn in te delen in de autonome of esthetische categorie. Deze artistieke waarden zijn onder andere innovatie, risico, sociale activatie en participatie van het publiek, projectmanagement en het bewerkstelligen van duurzaamheid, uitdaging tot kritisch debat en het visuele of esthetische genot. Deze waarden zijn hier in te delen, omdat ze allemaal uitgaan van het kunstwerk zelf, het is de invloed die het kunstwerk heeft op zijn publiek. Zo gaat het bij de sociale activatie, wat eigenlijk beter lijkt ingedeeld te kunnen worden bij de positieve sociale functie, om de boodschap van het werk zelf. Deze boodschap is datgene wat kan leiden tot sociale activatie. Het gaat hier echter dan ook niet om de sociale activatie, maar om de boodschap zelf. De uitdaging en het leiden tot kritisch debat kan ook gezien worden als onderdeel van de civiele wereld in de positieve groep. Ixia ziet het echter als het innovatieve of het uitdagende dat aanwezig is in het werk. Het gaat niet om het kritische debat zelf, maar om de boodschap van het werk die ertoe leidt. Het bewerkstelligen van duurzaamheid gaat hier niet om het gebruik van duurzame materialen, maar om of het werk in de toekomst op zichzelf kan blijven bestaan door bijvoorbeeld het genereren van inkomen. De autonome of esthetische waarden van kunst in de openbare ruimte kunnen ingedeeld worden in de wereld van de inspiratie, waar autonomie en uniciteit centraal staat. Het gaat hier om de creatie en om de onverwachte ontmoeting met het kunstwerk in de openbare ruimte.

61

Page 62: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De commotie die geregeld ontstaat rondom kunst in de openbare ruimte zou opgevat kunnen worden als het soort confl ict waar Boltanski en Thévenot in hun theorie over spreken. Wanneer een specifi ek kunstwerk in de openbare ruimte wordt geplaatst, kan het zijn dat er diverse belangen van belanghebbenden botsen. De diverse belanghebbers kunnen in dit geval de gemeente, de omwonenden, de kunstenaars, de opdrachtgevers, de pers en de politiek zijn. Al deze belanghebbers kunnen diverse waarden aan kunst in de openbare ruimte hechten, waardoor ze zich in diverse waarderegimes bevinden. In het geval van kunst in de openbare ruimte is het met de waardentheorie van Boltanski en Thévenot mogelijk om deze waarderegimes in kaart te brengen, bijvoorbeeld aan de hand van de diverse theorieën over de waarde van kunst in de openbare ruimte.

Na het analyseren van de theorieën aan de hand van de waardentheorie, blijkt dat de zeven werelden allemaal kunnen worden aangetroffen binnen de aan de kunst in de openbare ruimte gehechte negatieve, positieve en autonome of esthetische waarden. In tabel 3.3 zijn de waarden die aangegeven zijn door de besproken onderzoekers ingedeeld naar de zeven werelden. De onderdelen van de tabel zijn de werelden, het type waarden, de positieve waarden, de negatieve effecten van de positieve waarden, de autonome of esthetische waarden en de negatieve effecten van de autonome of esthetische waarden. In de werelden is qua aanwezige waarden een bepaalde hiërarchie aanwezig. De negatieve waarden van kunst in de openbare ruimte zijn in elke wereld en in elke soort waarden terug te vinden. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat elke positieve, autonome of esthetische waarde slecht kan functioneren of zelfs geheel kan uitblijven. Dit is een punt dat alleen door Belfi ore en Bennett besproken wordt, maar door de andere onderzoekers achterwege wordt gelaten. Wanneer er echter onderzoek wordt gedaan naar de waarden van kunst in de openbare ruimte, zijn de negatieve waarden zeker een cruciaal punt.

De positieve waarden en de negatieve effecten hiervan zijn vooral afkomstig uit de civiele wereld. Bij deze waarde gaat het hoofdzakelijk om het vormen van een gemeenschap, het besef van een gemeenschap en de belangen van deze gemeenschap. Bij kunst in de openbare ruimte is dit vooral te zien aan het feit dat het dikwijls geplaatst wordt in bijvoorbeeld woonwijken of bepaalde buurten. Binnen deze wijken en buurten zijn gemeenschappen gevormd, welke opkomen voor hun belangen. Dit is ook het geval wanneer een kunstwerk wordt gemaakt voor een

bepaalde gemeenschap. Daarnaast wordt aan kunst in de openbare ruimte ook een sociale functie toegekend, waarbinnen diverse waarden plaatshebben. Zo wordt gezegd dat kunst in de openbare ruimte helpt om sociale uitsluiting tegen te gaan. Ook brengt het mensen samen en zorgt daarmee dus voor sociale cohesie. De negatieve effecten van deze positieve waarden zijn echter dat kunst in de openbare ruimte ook kan leiden tot sociale dissensus, sociale uitsluiting of vandalisme. Ook in de industriële wereld en de marktwereld zijn de positieve waarden van kunst in de openbare ruimte terug te vinden. Hierbij gaat het vooral om economische waarden zoals de bijdrage aan stedelijke ontwikkeling, het aantrekken van bedrijven en economische investeringen en in dat kunst kan worden gezien als een methode om bepaalde waarden te bereiken. Daarnaast levert kunst in de openbare ruimte een belangrijke bijdrage aan de creatieve stad en kan daardoor voor werkgelegenheid zorgen. Vooral de test van effi ciëntie en functionaliteit is voor dit onderzoek belangrijk, aangezien het gaat om de effi ciëntie en functionaliteit van de kunst in de openbare ruimte. De negatieve economische effecten van de positieve waarden zijn bijvoorbeeld het wegvallen van banen of het wegblijven van economische investeringen en bedrijven.

De derde wereld waarin positieve economische en sociale waarden aanwezig zijn, is de wereld van de faam. Kunst in de openbare ruimte kan helpen om behalve burgers of een gemeenschap ook een hele stad een bepaalde identiteit of imago te geven. Daarnaast is de publieke opinie zeer belangrijk als het gaat om het succes van een kunstwerk in de openbare ruimte. Wanneer het werk negatieve reacties oproept, krijgt het een negatief imago wat kan leiden tot een verminderde functionaliteit van het werk. Het goede imago dat kunst in de openbare ruimte kan ontwikkelen, kan daarnaast ook zorgen voor een betere economie en de verhoging van de waarde van grond. Ook wordt door de plaatsing van kunst cultureel toerisme aangetrokken. De marktwereld is daarom in vooral de economische waarden in beeld, maar kent ook een ecologische waarde in de waarde van grond. Wanneer er echter een vermindering van de waarde van de grond optreedt, of er geen toeristische stroom op gang komt, zijn de positieve waarden binnen de marktwereld veranderd in negatieve effecten.

Omdat kunst in de openbare ruimte zoals eerder is aangegeven werkt met de traditie en geschiedenis van bijvoorbeeld een stad of een specifi eke plek, is ook de domestieke wereld van belang bij de positieve waarden.

3.3 De waarderegimes van Boltanski, Thévenot en Chiapello en kunst in de openbare ruimte

Page 63: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 3.3: De waarden uit tabel 3.2 ingedeeld in de zeven werelden van Boltanski, Thévenot en Chiapello (bijlage 5)

63

Page 64: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Door middel van het gebruik van traditie, kan een bepaalde identiteit aan een plaats worden gegeven. Het kan echter ook gebeuren dat een geplaatst werk geen effect heeft op het publiek en er dus geen waarde wordt gehecht aan het werk. Als laatst komt ook de projectstad aan bod bij de positieve waarden van kunst in de openbare ruimte, onder meer omdat kunst in de openbare ruimte vaak binnen een project valt. Daarnaast wordt er gesteld dat kunst in de openbare ruimte kan zorgen voor bepaalde sociale connecties en voor een netwerk aan relaties en verbindingen.

De autonome of esthetische waarden van kunst in de openbare ruimte en de negatieve effecten hiervan, zijn vooral aanwezig in de artistieke waarden van de wereld van de inspiratie. Hierbij ligt de focus vooral op de esthetische functies van kunst, de autonomie van de kunst en de afwijzing van instrumentaliteit en de uitdaging tot kritisch debat. Binnen de marktwereld komen de autonome of esthetische waarden terug doordat een werk een bepaalde fi nanciële waarde heeft of omdat het een zeer innovatief werk is. Hierbij gaat het om een economische en een artistieke waarde. Kunst in de openbare ruimte kan daarnaast ook leiden tot sociale activatie en participatie, wat onderdeel is van de sociale waarden binnen de civiele wereld. Participatie van het publiek komt echter ook voor in de industriële wereld. De negatieve effecten van de autonome of esthetische waarden ontstaan vooral wanneer de esthetische functies van kunst ontkend worden of wanneer het werk niet innovatief is of geen participatie oplevert.

Concluderend is kunst in de openbare ruimte een onderwerp dat ook geanalyseerd kan worden aan de hand van de waardentheorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello. Opvallend is dat alle werelden aangeduid kunnen worden, ook al is er wel sprake van een bepaalde rangorde. Het geeft aan dat aan de hand van de waardentheorie een analyse gemaakt kan worden van de waarde van kunst in de openbare ruimte en dat hieruit blijkt welke waarden en functies vooral van belang zijn en hoe er confl icten kunnen ontstaan. Kunst in de openbare ruimte blijkt vooral een grote sociale functie te hebben binnen de civiele wereld, maar ook de andere functies en werelden zijn zeker van belang. Toch blijkt ook dat de functies en de werelden met elkaar in verband lijken te staan omdat de ene waarde of functie ook kan leiden tot een andere. Ook binnen de kunst in de openbare ruimte kan er dus overgestapt worden tussen werelden, er kan daarbij sprake zijn van een compromis

tussen de werelden. De belangrijkste werelden zijn hierbij de wereld van de inspiratie en de civiele wereld. Daarbij zijn zowel de positieve als de autonome of esthetische waarden van belang. Zo kunnen waarden uit de wereld van de inspiratie ook doorwerken in de civiele wereld. Alhoewel de civiele wereld hierbij van groot belang is, kunnen de waarden ook zeker doorwerken in andere werelden.

Cruciaal is echter ook dat de negatieve effecten van kunst in de openbare ruimte over het algemeen niet besproken worden in de literatuur, terwijl dit juist erg belangrijk is. In het verdere onderzoek moeten deze negatieve effecten dan ook niet vergeten worden. Aan de hand van de opgedane kennis uit dit hoofdstuk over de waarden en functies van kunst in de openbare ruimte, kan in het volgende hoofdstuk aandacht besteed worden aan de waarden en functies die de gemeente Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam aan kunst in de openbare ruimte verbinden. Deze waarden en functies kunnen dan worden vergeleken met het totaaloverzicht van de waarden van kunst in de openbare ruimte.

64

Page 65: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

65

Page 66: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 67: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 4

Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte:

praktijk

Page 68: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In de eerste drie hoofdstukken is de theorie rondom kunst in de openbare ruimte uitgebreid en duidelijk omschreven. De vraag is echter of de theoretisch gevonden waarden en compromissen en confl icten daartussen, zich ook voordoen in de praktijk. De praktijk is in dit geval het cultuurbeleid van Nederlandse gemeenten, en in sommige gevallen het specifi eke cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. In dit hoofdstuk zal daarom aandacht besteed worden aan deze praktijk van kunst in de openbare ruimte. Hierbij zal gekeken worden naar het cultuurbeleid dat er gevoerd wordt voor kunst in de openbare ruimte, in de gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam.8 Daarbij zal ten eerste aan de hand van de diverse beleidsdocumenten van de gemeenten, een beschrijving gegeven worden van het gevoerde cultuurbeleid. Vervolgens zal dit in verband worden gebracht met kunst in de openbare ruimte. Hierbij zal onder meer de nadruk liggen op de waarden en functies die door de gemeenten verbonden worden aan kunst in de openbare ruimte. Ook wordt gekeken naar datgene wat de gemeenten willen bereiken door het implementeren van het cultuurbeleid. Er zal een verbinding worden gemaakt met het in hoofdstuk drie gevormde model voor de waarden van kunst in de openbare ruimte. Van groot belang is ook de vraag of het cultuurbeleid of het specifi eke beleid geëvalueerd wordt en hoe deze evaluatie plaats vindt. Zo zal onder meer worden onderzocht welke informatie er voor deze evaluatie verzameld wordt en aan welke beoogde waarden deze informatie verbonden kan worden. Om informatie over het beleid en kunst in de openbare ruimte te verzamelen, hebben een drietal interviews plaatsgevonden met betrokkenen uit het beleidsproces in de drie gemeenten.

8 In deze scriptie wordt wanneer er gesproken wordt over ‘de gemeente’ verwezen naar de gemeentelijke organisatie, tenzij specifi ek anders aangegeven (bijvoorbeeld naar ‘de stad’, ‘het cultuurbeleid van de gemeente’ of ‘de politieke organisatie’).

Hoofdstuk 4 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte: praktijk

Page 69: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Gemeente Leeuwarden, een Friese gemeente met ongeveer 107.000 inwoners (Friesch Dagblad 2013). Een gemeente die in de komende jaren een enorme culturele impuls zal krijgen, omdat de stad Leeuwarden is verkozen tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Gemeente Leeuwarden voert daarom een zeer actief cultuurbeleid, waarmee ze de gehele gemeente maar vooral de stad een sterkere culturele positie wil bezorgen (Leeuwarden.nl 2009a).9 De gemeente kent naast de stad Leeuwarden nog 18 kernen. De huidige cultuurnota waarin dit beleid is vastgesteld, slaat op de jaren 2009 en verder en kent als titel Cultuurvuur. Naast dat de gemeente een algemeen cultuurbeleid hanteert, schrijft ze ook een uitvoeringsnotitie voor beeldende kunst en vormgeving en een uitvoeringsnotitie voor kunst in de openbare ruimte. De overkoepelende stadsvisie van de gemeente Leeuwarden heet Leeuwarden, fi er verder. Op weg naar een duurzame stad en geldt van 2008 tot 2020. Duurzaamheid lijkt binnen het beleid dan ook een zeer belangrijk thema. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan leefbaarheid en een hoge kwaliteit van de openbare ruimte. Een laatste belangrijk thema is het water dat aanwezig is in de stad en de gemeente. Dit is ook voor de kunst in de openbare ruimte in Leeuwarden, van groot belang. In deze paragraaf zal ingegaan worden op het beleid van de gemeente Leeuwarden en specifi ek op de relatie tussen het beleid, kunst in de openbare ruimte en mogelijke beleidsevaluatie. Onder andere de cultuurnota en de verschillende uitvoeringsnotities zullen besproken worden. Daarnaast wordt aandacht besteed aan informatie afkomstig uit een gesprek met Lisa van Hijum, beleidsadviseur cultuur bij de gemeente Leeuwarden (bijlage 8).

4.1.1 Cultuurbeleid Aan de hand van een analyse van de goede en minder goede punten uit eerdere beleidsnota’s, stelt de gemeente Leeuwarden haar nieuwe kadernota’s en uitvoeringsnotities op. De in 2009 uitgegeven kadernota Cultuurvuur is geen nota die een termijn van vier jaar bestrijkt, maar juist ‘geen houdbaarheidsdatum kent’ (Gemeente Leeuwarden 2009b: 5). De reden hiervoor is dat de gemeente Leeuwarden het niet meer nodig vindt om elke vier jaar een nieuwe nota voor cultuur uit te brengen. In

9 Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa 2018: jaarlijks worden twee steden benoemd tot culturele hoofdsteden van Europa. De steden bouwen in de jaren voor dit jaar aan een sterke culturele programmering om de stad groots op de kaart te zetten. Aan de hand van de inzending van een Bidbook (het voorstel), kunnen steden een kandidaat stad worden. In de afgelopen maanden is Leeuwarden verkozen tot Culturele Hoofdstad 2018 (2018.nl, 2014).

de aanloop naar de samenstelling van de nota is onder meer een stem gegeven aan de burgers, door middel van een vijftal ‘CultuurVuur-debatten’ (Idem: 6).Ook is er binnen Leeuwarden samengewerkt met diverse gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde culturele organisaties. Hierbij is vooral gekeken naar de culturele toekomst en de wijze waarop de organisaties hierbij betrokken kunnen worden. Naast de burgers en de organisaties is ook overleg gepleegd met diverse onderwijsinstellingen. De beleidsplannen van de voorgaande beleidsperiode zijn daarnaast onderzocht en geëvalueerd, de hieruit voortgekomen bevindingen zijn opgenomen in de huidige cultuurnota. Het beleid heeft als doel het intensiveren van de samenwerking tussen diverse cultuurmakers en het steunen van het grote aanbod van culturele activiteiten in de gemeente:

Wat in de komende tijd leidend moet zijn in het culturele klimaat in Leeuwarden, is dat de makers van cultuur (en toekomstige cultuurmakers) en de afnemers -de consumenten en bezoekers- elkaar stimuleren en inspireren, en daarmee deuren openen naar onvoorziene, onverwachte en nieuwe ervaringen. Samenwerking door het uitwisselen van kennis en ervaring, tussen professionals en amateurs, tussen oude-rotten-in-het-vak en nieuwkomers, door uitdieping van kunstvormen en dwars door en over de disciplines heen - met ‘cross-overs’ en kruisbestuivingen. Fryslân barst van het talent en in Leeuwarden bruist het van de culturele evenementen. De stad beschikt over een meer dan gemiddelde infrastructuur en een cultureel klimaat met unieke kenmerken, met aantrekkelijk vestigingsmogelijkheden voor de creatieve industrie. Deze kwaliteiten bieden ongekende mogelijkheden die we tot grotere hoogte willen brengen, om daarmee Liwwadders én bezoekers te laten zien wat ‘het mooie van Leeuwarden is (Gemeente Leeuwarden 2009b: 2).

Het stimuleren van de samenwerking is vooral van toepassing op cultuurmakers en de afnemers, daardoor wordt het mogelijk om nieuwe soorten ervaringen te creëren. De samenwerking zou onder meer moeten bestaan uit samenwerking tussen jong en oud talent en tussen verschillende kunstvormen. Hierdoor ontstaan hele nieuwe mogelijkheden voor de stad. Door middel van deze samenwerking en de vele nieuwe mogelijkheden wil gemeente Leeuwarden haar creatieve industrie op laten bloeien en daarnaast de creativiteit in de stad openstellen voor bewoners en bezoekers. De gemeente streeft dit na door het hanteren van de drie hoofdlijnen: het versterken van de bestaande culturele infrastructuur, zorgen voor meer reuring in de stad en het realiseren van productiefuncties. Deze hoofdlijnen kennen vijf speerpunten: meer

4.1 Gemeente Leeuwarden69

Page 70: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

mensen in contact laten komen met kunst, het verbeteren van de culturele infrastructuur zodat deze bij een culturele hoofdstad past, een bloeiende binnenstad, waardering van het bestaande cultureel erfgoed en het creëren van klimaat waarin cultureel en creatief ondernemerschap bloeit (Idem: 9). Deze hoofdlijnen kunnen gezien worden als secundaire doelen, aangezien het geen specifi eke functies van kunst en cultuur zijn.

De rol van kunst en cultuur is volgens de nota de afgelopen jaren wel steeds belangrijker geworden voor de diverse inwoners en toeristen van de stad. Binnen het beleid wordt nu gesproken over invloed van kunst en cultuur op de economie, op de samenleving, de stedelijke ontwikkeling en de identiteit van de stad (Idem: 7). Er wordt van uitgegaan dat de kunsten niet op zichzelf staan, maar in samenhang moeten worden gezien met andere terreinen. Kunst en cultuur hebben daarom in dit beleid een sociale en een economische functie, ook draagt het bij aan stadsontwikkeling. Beeldende kunst heeft daarbij vooral een uitwerking op de visuele kwaliteit van de stad, invloed op de dynamiek in de stad en het zorgt dat men in contact komt met kunst en de kunstenaars. De nadruk ligt binnen het beleid dan ook op kunst in de wijken, op een toename van bewonersparticipatie, op het integreren van kunst, planologie en stedenbouw en daarnaast ook op het onderhoud en het beheer van de kunst (Idem: 19). De uitvoering van het beleid voor beeldende kunst wordt opgenomen in de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving. Het budget voor de uitvoering van het beleid is sinds 2009 afkomstig van het Rijk en bedraagt jaarlijks 150.000 euro (Gemeente Leeuwarden 2009b: 19, Gemeente Leeuwarden 2009a: 11). De gemeente heeft daarnaast de verplichting om eenzelfde bedrag beschikbaar te stellen, welke zij haalt uit de reserve voor beeldende kunst in de openbare ruimte. Deze reserve bestaat uit de budgetten voor de realisatie van beeldende kunstprojecten bij bouwprojecten. Terwijl dit budget in eerste instantie locatiegebonden was, is dit sinds 2007 niet meer het geval (Gemeente Leeuwarden 2009b: 19, Gemeente Leeuwarden 2009a: 14). Naast deze reserve bestaat er ook een onderhoudsbudget voor kunst in de openbare ruimte.

De afgelopen jaren stonden in het teken van de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012 (Gemeente Leeuwarden 2009a). Deze nota werd opgesteld door een adviesbureau, in samenwerking met de gemeente. In de nota wilde men voortborduren op dat wat in de nota Cultuurvuur is vastgesteld. Centraal stonden de maatschappelijke functie, de bijbehorende doelstellingen en de mogelijkheden voor bijdragen

van de diverse culturele organisaties. De nota wordt begonnen met een toekomstbeeld dat de situatie in 2018 beschrijft, met Leeuwarden als culturele hoofdstad van Europa. Er is onder meer veel aandacht besteed aan kunst in de wijk en kunst als versterker van de identiteit van Leeuwarden. Vervolgens wordt er binnen de nota ingegaan op het inhoudelijk kader. Hierbij wordt vooral benadrukt dat de beleving van kunst voor iedereen mogelijk moet zijn. Mediakunst speelt daarbij onder meer een grote rol, aangezien dit vooral jonge mensen aantrekt. Behalve mediakunst staan ook keramiek en water als centrale thema’s in de nota vermeld. Mediakunst zou vooral aanwezig kunnen zijn op diverse festivals en andere grote bijeenkomsten. Het is daarnaast een vernieuwende en creatieve kunstvorm. Water kent vooral haar mogelijkheden in de openbare ruimte. Keramiek is juist belangrijk aangezien in de gemeente ook het Keramiekmuseum Princessehof huisvest. Daarnaast wordt er samengewerkt met Koninklijke Tichelaar uit Makkum. Ook keramiek kan echter ingezet worden in de openbare ruimte.

De gemeente wil dat ze een plek wordt waar mensen graag willen wonen, werken en recreëren (Idem: 23). Kunst en vormgeving kunnen daarbij worden ingezet en kunnen volgens de gemeente leiden tot culturele dynamiek, participatie, sociale cohesie en diverse economische veranderingen. Een belangrijk doel is ook dat de kunstensector in de gemeente geprofessionaliseerd wordt en jong talent op het noorden afkomt. De gemeente wil dit bereiken door haar beleid onder te verdelen in vier punten: presenteren, positioneren, participeren en produceren. Voor dit onderzoek zijn vooral positioneren en participeren belangrijk. Participeren heeft vooral te maken met participatie en sociale cohesie. Positioneren verwijst juist naar de kwaliteit van de openbare ruimte en de identiteit van de stad. De kunst in de openbare ruimte, onderdeel van participeren en positioneren, is voor deze periode apart ondergebracht in de Uitvoeringsnotitie beeldende kunst in de openbare ruimte 2010-2012 en zal dan ook apart behandeld worden (Gemeente Leeuwarden 2011).

In 2013 werd de nota Cultuurvuur geactualiseerd uitgebracht in de nota Vlammen in nieuwe tijden. De reden voor deze actualisatie was onder meer dat Leeuwarden als kandidaat voor de Culturele Hoofdstad 2018 werd benoemd (Gemeente Leeuwarden 2013: 3). Daarnaast vonden er bezuinigingen plaats die grote invloed hadden op de cultuursector. Ook werden er veranderingen doorgevoerd die hun uitwerking hadden op de rol die de overheid innam.

70

Page 71: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In deze nota wordt de nadruk gelegd op cultuureducatie, talentontwikkeling en ‘Open Mienskip’ (gemeenschapszin). Deze drie lijnen zijn opgesteld omdat men ervan uitgaat dat het gevoel van thuis zijn en de identiteit van de regio steeds belangrijker wordt, cultuur kan hieraan bijdragen. Een onderdeel van het beleid is in deze nota opnieuw de richting beeldende kunst en vormgeving. Voor de komende periode is het beleid hiervoor uitgewerkt in de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2014-2017 (Gemeente Leeuwarden 2014). Hierin is ook het beleid voor kunst in de openbare ruimte opgenomen en staat Leeuwarden als Culturele Hoofdstad in 2018 centraal. Ook binnen deze notitie worden de drie hierboven genoemde hoofdlijnen gehanteerd. Zo wordt ‘Open Mienskip’ onder meer nagestreefd door de invoering van de nieuwe ‘regeling subsidie community art’. Daarnaast is het binnen de nota opnieuw belangrijk dat beeldende kunst en vormgeving de identiteit van de stad positief kunnen beïnvloeden. Dit kan onder meer aan de hand van kunst in de openbare ruimte.

In het cultuurbeleid van de gemeente Leeuwarden werd in de afgelopen jaren vooral een artistieke, een ecologische, een economische en een sociale functie verbonden aan kunst en cultuur. Zo meent de gemeente dat kunst en cultuur bij kan dragen aan de visuele kwaliteit van de stad, kan bijdragen aan stadsontwikkeling, toerisme aan kan trekken, de identiteit van de stad kan versterken en een bijdrage kan leveren aan educatie en sociale cohesie. Het huidige cultuurbeleid kijkt ook naar deze functies, maar besteedt daarbij vooral aandacht aan de mogelijke bijdrage van kunst en cultuur aan de identiteit van de stad, cultuureducatie en de gemeenschapszin. Hierbij lijkt de sociale functie van kunst en cultuur van groot belang. 4.1.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimteDe PvdA en de VVD Leeuwarden hebben in 2007 aandacht gevraagd voor kunst in de openbare ruimte, door middel van het publiceren van een initiatiefvoorstel. In het voorstel werd gevraagd om het opstellen van een plan van aanpak voor onder meer de organisatie en het beheer van kunst en vormgeving in de openbare ruimte (Gemeente Leeuwarden 2009a: 20). Sinds 2009 voert de gemeente Leeuwarden een specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte (Interview L. van Hijum, 18 juni 2014 (bijlage 6). De periode 2010-2012 werd behandeld in de Uitvoeringsnotitie beeldende kunst in de openbare ruimte. Deze nota is een uitbreiding van de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012.

In deze periode bevonden zich 118 kunstwerken in de openbare ruimte van Leeuwarden. Voor de periode 2014-2017 is kunst in de openbare ruimte echter opgenomen in de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2014-2017. Kunst in de openbare ruimte omvat volgens de gemeente autonome gemeentelijke buitenkunst, toegepaste kunst als straatmeubilair en informatievoorzieningen en projecten op locatie die ook van tijdelijke aard kunnen zijn (Gemeente Leeuwarden 2011: 6). Ook is er een grote collectie kunst zichtbaar in de openbare ruimte, welke eigendom is van diverse bedrijven en organisaties.

De vorming van het beleid is grotendeels een taak van de afdeling cultuur, maar er wordt nauw samengewerkt met stedenbouw (Interview L. van Hijum, 18 juni 2014). Hiermee wordt onder meer overlegd over de juiste plaatsing van kunstwerken en de geschiktheid van kunst in specifi eke projecten. In eerder gevoerd beleid bestond een scheiding tussen architectuur en beeldende kunst en vormgeving, wat ertoe leidde dat kunstprojecten in veel gevallen te laat werden ingezet omdat er geen rekening mee werd gehouden. In deze periode was het de gewoonte dat aan de hand van de percentageregeling bij elk project een kunstwerk of kunstproject werd uitgevoerd (Idem). In het huidige beleid wil men juist een wisselwerking tussen kunst en architectuur bevorderen, zodat er in een vroeg stadium rekening gehouden kan worden met mogelijke kunstprojecten in bijvoorbeeld stedelijke vernieuwingsplannen (Gemeente Leeuwarden 2011: 20). Dit leidt tot een hogere kwaliteit van kunst in de openbare ruimte en een integratie van kunst in de stedelijke context. Daarnaast is ook de percentageregeling aangepast. Bij elk bouwproject wordt er een bepaald bedrag in de reserve voor beeldende kunst in de openbare ruimte gestort. De reserve is echter niet meer gekoppeld aan de omgeving van de bouwprojecten maar kan ook op andere plekken gebruikt worden.

De samenwerking met stedenbouw komt ook tot uiting in het aanjaagteam voor kunst in de openbare ruimte dat sinds 2009 bestaat binnen de gemeente. Hierin nemen onder meer een beleidsmedewerker beeldende kunst en vormgeving, een adviseur stedenbouw, een projectcontroller en iemand die over het onderhoud van kunst gaat, plaats (Gemeente Leeuwarden 2011: 21, Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Het team houdt zicht op de vroegtijdige toepassing van kunst in projecten, de planning voor het onderhoud van kunst in de openbare ruimte en op de uitvoering van het beleid. Een ander belangrijk doel van de opzet van het team is

71

Page 72: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

het samen brengen van de beeldende kunst en stadsontwikkeling en het stimuleren van de samenwerking (Idem). Deze samenwerking is van groot belang om de kunstprojecten goed te laten verlopen.

In de Uitvoeringsnotitie 2010-2012 stelde de gemeente zich ten doel om de collectie kunst in de buitenruimte van de gemeente beter in beeld te brengen en te onderhouden en de interne organisatie en de samenwerking te verbeteren (Gemeente Leeuwarden 2011: 7). Dit werd nagestreefd aan de hand van de doelstellingen uit de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012: positioneren, participeren en presenteren. Volgens de gemeente zou kunst in de openbare ruimte de kwaliteit van de stad kunnen verbeteren. Het zou een goede invloed kunnen hebben op gemeenschapsontwikkeling binnen de wijk en het zou kunnen zorgen voor promotie en bekendheid van de kunst in de openbare ruimte. Daarnaast worden ook sociale cohesie en participatie als mogelijke gevolgen (waarden) genoemd. Binnen het beleid is kunst in de openbare ruimte behandeld aan de hand van drie thema’s: water, keramiek en mediakunst. Deze thema’s golden ook als criteria bij het aankopen en afstoten van werken en bij de acceptatie van aangeboden werken. Andere criteria waren duurzaamheid, een inschatting van de levensduur van het werk, een inschatting van de jaarlijkse onderhoudskosten en het volgen van de werkwijze die genoemd wordt in de percentageregeling. Volgens het beleid zou er in de beleidsperiode aandacht worden besteed aan de plaatsing van kunst in de binnenstad, bij de toegangspoorten van de stad en kunst die is ontstaan door het samenwerken van de gemeente en het Centraal Justitieel Incassobureau. Het onderhoud en beheer van kunst in de openbare ruimte in de gemeente Leeuwarden is binnen deze nota van groot belang. Er bestaat veel achterstallig onderhoud en een groot aantal werken zullen gerestaureerd moeten worden. Daarnaast bestaat er ook nog het vaste kleinschalige onderhoud en de schoonmaak van de werken. In de beleidsperiode is hier een budget van 136.200 euro voor beschikbaar gesteld. Na 2012 zou overgegaan worden op een onderhoudsbudget van 65.000 euro per jaar. Jaarlijks wordt hieraan 10% van het totale bedrag voor nieuwe opdrachten aan toegevoegd (Gemeente Leeuwarden 2014-2017: 17). Een deel van het budget, 30.000 euro, is bedoeld voor de schoonmaak en het reguliere onderhoud. Het andere deel wordt gebruikt voor de exploitatie van waterkunstwerken.

In 2014 is door de gemeente een nieuwe Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving geschreven voor de beleidsperiode 2014-2017. Ook het

beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt hierin duidelijk beschreven. De nota is het vervolg van de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012 en de Uitvoeringsnotitie beeldende kunst in de openbare ruimte 2010-2012 (Gemeente Leeuwarden 2014: 3). Daarnaast sluit het aan bij de geactualiseerde cultuurnota Vlammen in nieuwe tijden. Op het moment van schrijven bestond de kunstcollectie in de openbare ruimte van de gemeente Leeuwarden uit 149 kunstwerken. Kunst in de openbare ruimte komt in de komende beleidsperiode vooral terug binnen het ‘Vrijbaan project’ dat onderdeel is van het Masterplan Kunst (Idem: 12). Opnieuw komen daarbij vooral water, keramiek en mediakunst aan de orde. Deze thema’s zijn echter geen verplichting, het zijn thema’s die meegegeven worden in opdrachtbeschrijvingen (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Van belang is hierbij vooral dat de thema’s moeten passen binnen de ideeën van de kunstenaar, als dit niet het geval is, kan besloten worden de thema’s los te laten. Het thema water is breed op te vatten, het kan gaan om een kunstwerk met bijvoorbeeld stromend water maar ook om de verwijzing naar het water in de stad. Keramiek is daarnaast wel veel aanwezig in de kunstprojecten. Een voorbeeld hiervan is het werk van Jan van der Ploeg in de fi etstunnels bij het Drachtsterplein (afb. 4.1).

Voor de kunstprojecten zijn binnen de nota ook enkele andere criteria geformuleerd. Deze beleidsdoelstellingen van de gemeente Leeuwarden kunnen ook gezien worden als de waarden die de gemeente Leeuwarden aan kunst in de openbare ruimte verbindt. Wanneer deze toegevoegd worden aan tabel 3.3, waarin alle waarden staan die kunst in de openbare ruimte theoretisch gezien zou kunnen hebben, blijkt dat ook de gemeente Leeuwarden een aantal van deze waarden als beleidsdoelstellingen gebruikt (zie tabel 4.1). Alhoewel de gemeente stelt dat de artistieke functie voor haar het belangrijkst is, komen ook de ecologische, de economische, de ideologische en de sociale functie terug in het beleid. In de beleidsdoelstellingen van Leeuwarden is alleen de domestieke wereld niet duidelijk aanwezig. Dit wil niet zeggen dat de gemeente geen belang hecht aan de waarden die afkomstig zijn uit deze wereld, maar ze zijn niet zo belangrijk dat ze duidelijk naar voren komen in de geschreven nota´s. Een aantal waarden worden in de tabel dubbelgenoemd, aangezien ze ingedeeld kunnen worden bij diverse werelden en functies.

Het grootste deel van de waarden is afkomstig uit de wereld van de inspiratie, waarbij de nadruk ligt op autonome of esthetische waarden met een artistieke functie. De belangrijkste doelstelling voor kunst in de

72

Page 73: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

openbare ruimte is dat de kunstenaars voor projecten geselecteerd worden op hoge kwaliteit, aangezien het beleid daar op gericht is (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Daarnaast moeten de kunstwerken binnen Vrijbaan onderlinge samenhang kennen en de visuele kwaliteit van de stad verhogen. Naast de artistieke functie, zijn ook de ecologische en de ideologische functie in het beleid van belang. Zo moet kunst het accent leggen op de toegangspoorten van de stad, waarmee het een symbolische betekenis krijgt, en zich verhouden tot de fysieke omgeving. Positieve waarden uit de wereld van de inspiratie zijn het verhogen van de visuele kwaliteit van de stad en het verbeteren van de fysieke omgeving. Deze fysieke omgeving krijgt volgens de gemeente daarnaast ook een extra laag, door de toevoeging van kunst. In het beleid zijn de waarden die afkomstig zijn uit de civiele wereld vooral positief en kennen een sociale functie. De gemeente Leeuwarden neemt aan dat kunst bijdraagt aan sociale cohesie, wijk- en gemeenschapsontwikkeling en daardoor aan een verbeterde leefbaarheid in de stad. Daarnaast moet kunst in de openbare ruimte geen negatieve invloed op de verkeersveiligheid hebben en niet afl eidend zijn. De bijbehorende autonome of esthetische sociale waarde is participatie van buurtbewoners (Gemeente Leeuwarden 2011: 17). Om deze participatie te stimuleren wordt het plaatsen van kunst in wijken aangemoedigd.

De wereld van de faam kent in het beleid alleen positieve economische en sociale waarden. Door het plaatsen van kunst in de openbare ruimte zou de landelijke en internationale bekendheid van de stad verhoogd kunnen worden en zou de stad zich kunnen onderscheiden. Daarnaast kan kunst bijdragen aan de stedelijke en regionale identiteit waar de burgers zich mee kunnen identifi ceren. Het versterken van de identiteit van Leeuwarden wil de gemeente ook proberen na te streven door de plaatsing van een iconisch kunstwerk, hier is één miljoen euro voor uitgetrokken (Gemeente Leeuwarden 2014: 15). De industriële wereld komt in het beleid terug aan de hand van twee positieve economische waarden en een autonome of esthetische artistieke waarde. Kunst in de openbare ruimte zorgt volgens de gemeente voor een stijgende werkgelegenheid en opnieuw tot participatie van de ontvangers. Qua werkgelegenheid wordt er door de gemeente ook veel gewerkt met lokale bedrijven, bijvoorbeeld Koninklijke Tichelaar tijdens projecten waarbij keramiek gebruikt wordt (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Alhoewel in de oorspronkelijke waardentabel duurzaamheid ingedeeld is bij de projectstad, kan deze bij de gemeente Leeuwarden ingedeeld worden bij de industriële wereld als positieve

Afbeelding 4.1: Jan van der Ploeg, Fietstunnels Drachtsterplein, keramiek, 2013

73

Page 74: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.1: Waarden of beleidsdoelstellingen van gemeente Leeuwarden gecombineerd met tabel 3.3 (bijlage 9)

74

Page 75: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

economische waarde. Deze wijze van indelen heeft te maken met de manier waarop de gemeente Leeuwarden de waarde duurzaamheid opvat. Volgens haar houdt het in dat kunstwerken niet beïnvloed worden door de weersomstandigheden, dat ze vandalisme tegengaan of er niet onder lijden en dat ze bijvoorbeeld energiezuinig zijn. (Idem: 9). Duurzaamheid is een belangrijk punt aangezien de gemeente een beperkt onderhoudsbudget heeft (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Er wordt daarom het liefst gebruik gemaakt van materiaal als roestvrijstaal en LED verlichting. Ook de marktwereld is aanwezig in het beleid van de gemeente Leeuwarden in de positieve economische waarde van de invloed van kunst in de openbare ruimte op de aantrekkingskracht van de stad. Deze waarde kan echter ook opgevat worden als een waarde uit de wereld van de faam.

4.1.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte)Buiten dat er in de Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2014-2017 een geactualiseerde versie van het beleid voor beeldende kunst in de openbare ruimte is opgenomen, is er ook een evaluatie van de Beleidsnota Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012 in verwerkt. Aangezien in de Beleidsnota Beeldende Kunst en Vormgeving 2009-2012 aandacht wordt besteed aan kunst in de openbare ruimte, is dit ook in grote lijnen geëvalueerd (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). De Uitvoeringsnotitie beeldende kunst in de openbare ruimte is echter niet apart geëvalueerd. Dit is onder meer een kwestie van praktisch denken en tijdsgebrek. Het evalueren vindt vooral plaats aan de hand van reacties, aantoonbare positieve resultaten of het uitblijven van negatieve resultaten (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Wanneer een kunstwerk bijvoorbeeld geen slachtoffer wordt van vandalisme, kan daaruit geconcludeerd worden dat het werk gerespecteerd wordt. Dit is onder meer het geval bij het werk van Jan van der Ploeg in de fi etstunnels (afb. 4.1). In deze deelparagraaf zal aandacht besteed worden aan de wijze van evaluatie van het beleid, wat voor informatie er verzameld wordt voor deze evaluatie en hoe dit gerelateerd is aan de beoogde waarden.

Door middel van evaluatie wordt aangegeven welke positieve punten uit de vorige beleidsperiode kunnen worden meegenomen naar de volgende periode (Idem). Daarnaast wordt ook gekeken welke punten nog verbeterd kunnen worden. Zo wordt voor de beeldende kunst in de openbare ruimte onder meer het aanjaagteam aangehouden en wordt ook het beleid voor het onderhoud van de collectie gecontinueerd. In de

tijd dat het aanjaagteam ontstond, werd het beheer en het onderhoud als aandachtspunt op de agenda geplaatst. Dat wordt in het huidige beleid overgenomen. Ook het Masterplan kunst is in eerste instantie al benoemd in het vorige beleid, maar dan in de vorm van de plaatsing van kunst bij de toegangswegen naar de stad. In de komende beleidsperiode zullen er meerdere kunstprojecten worden gerealiseerd binnen het Vrijbaan project. De projecten die het thema keramiek in zich dragen, worden daarnaast ook opgenomen onder het project Migrating Ceramics binnen het Bidbook van de Culturele Hoofdstad 2018 (Interview L. van Hijum 18 juni 2014).

In de evaluatie van de uitvoeringsnotitie is verder aandacht besteed aan de vier programmalijnen: presenteren, produceren, positioneren en participeren (Gemeente Leeuwarden 2014: 21-23). Binnen de programmalijn presenteren komt kunst in de openbare ruimte niet duidelijk terug. De programmalijn produceren kende het uitgangspunt dat er per jaar minimaal twee interdisciplinaire projecten moesten plaatsvinden. Na de evaluatie blijkt dat er per jaar niet altijd minimaal twee projecten kunnen worden geteld, het doel is daarmee niet behaald. Kunst in de openbare ruimte is vooral teruggekomen binnen de derde programmalijn, positioneren. Hierin werd gesteld dat de beeldende kunst benut kon worden voor het verhogen van de beeldkwaliteit van de stad en dat er een meer eenduidiger collectie moest worden gevormd, aan de hand van de drie thema’s. In de evaluatie worden de resultaten van dit punt genoemd aan de hand van de diverse kunstwerken die gerealiseerd zijn. Men meet hier de beeldkwaliteit van de stad en de eenduidigheid van de collectie dus aan het aantal gerealiseerde kunstwerken en de mate waarin zij voldoen aan de drie thema’s. Hierbij wordt echter de daadwerkelijke bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de beeldkwaliteit van de stad niet gemeten, er wordt alleen gekeken naar de hoeveelheid gerealiseerde kunstwerken. In een groot deel van de gerealiseerde werken staan water, keramiek of mediakunst centraal. Men zou dus kunnen zeggen dat het tweede doel van een eenduidiger collectie behaald lijkt te zijn als het gaat om de nieuwe aanwinsten.

De gemeente wilde dat de kunstcollectie in de openbare ruimte zichtbaar werd gemaakt voor de bewoners in het centrum en in de wijken. Er is onder meer een website ontwikkeld (www.leeuwardeninbeelden.nl), deze website zal de komende jaren bijgehouden worden. Ook zijn er wandel- en fi etsroutes langs kunst in de openbare ruimte opgezet en er

75

Page 76: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

zijn vandalismebestendige informatiebordjes bij de diverse kunstwerken geplaatst. Volgens de evaluatie is het zichtbaar maken van de collectie dan ook zeker gerealiseerd, maar men kan zich afvragen in hoeverre een website en informatiebordjes bijdragen aan de zichtbaarheid van de collectie. Er wordt in de nota bijvoorbeeld niet aangegeven dat het aantal raadplegingen op de website wordt bijgehouden, waardoor niet duidelijk kan worden in hoeverre de website ook daadwerkelijk bijdraagt aan de zichtbaarheid van de collectie.

Ook het beheer en onderhoud van de collectie is in orde gebracht, aangezien er groot en klein onderhoud heeft plaatsgevonden onder het beheer van de Kunstwacht. Daarnaast heeft men de energiezuinigheid van de fontein op het Europaplein verbeterd. Verder ligt het beheer van de collectie nu vast. Het budget van 65.000 euro per jaar wordt in de komende beleidsperiode aangehouden. In de huidige beleidsperiode zullen verder ook de drie thema’s (water, keramiek en mediakunst) worden behouden. Mediakunst zal echter alleen toegepast worden als de mogelijkheden er voor zijn. Het creëren van ontmoeting en debat heeft volgens de gemeente goed uitgepakt, aangezien er naar behoefte bijvoorbeeld workshops zijn gehouden. Ook in de programmalijn participeren is kunst in de openbare ruimte gerealiseerd, onder meer in diverse wijken. Dit is onder andere gebeurd aan de hand van community-art projecten. Hieruit blijkt echter dat het positieve effect dat deze projecten creëren ten behoeve van de wijkontwikkeling, niet permanent is. Het beleid voor community-art projecten wordt in de komende beleidsperiode dan ook op een andere manier verwerkt. De projecten zullen opgezet worden rondom de Culturele Hoofdstad. Daarnaast heeft men de al eerder genoemde website opgezet, welke zou moeten bijdragen aan de toegankelijkheid van de collectie. De vraag is ook hier of de website hier genoeg aan bijdraagt.

De evaluatie van het beleid heeft niet plaatsgevonden aan de hand van een specifi eke methode. Er is wel gekeken naar het uitblijven van vandalisme of het binnenkomen van positieve reacties. Er wordt in de evaluatie vooral aandacht besteed aan de volgende beleidsdoelstellingen of waarden: de visuele kwaliteit van de stad, de onderlinge samenhang van de vooral nieuwe werken in de kunstcollectie en de wijkontwikkeling. Daarbij wordt gekeken naar esthetische waarden en maatschappelijke waarden (sociale effecten). De esthetische waarde wordt echter beoordeeld aan de hand van het aantal gerealiseerde projecten, een methode die geen duidelijk

beeld lijkt te geven van de mogelijke bijdrage aan de visuele kwaliteit. Daarnaast worden de resultaten gemeten aan de hand van bijvoorbeeld het opzetten van een website, waarvan men een bepaalde bijdrage verwacht. De gemeente is echter vooral bezig met procesevaluatie, in plaats van met een evaluatie van de uitkomsten of effecten van het beleid. Er wordt daarbij gekeken hoe getracht is de beleidsdoelstellingen te halen, niet naar wat er daadwerkelijk bereikt is en welke effecten dat teweeg heeft gebracht. Ook worden geen specifi eke meetmethoden gebruikt, waarmee de verschillende waarden kunnen worden gemeten. Dit vindt vooral plaats aan de hand van het binnenkomen of uitblijven van positieve of negatieve reacties, het plaatsvinden of uitblijven van vandalisme en het aantal gerealiseerde kunstprojecten.

4.1.4 Conclusie LeeuwardenNa het lezen van de diverse beleidsdocumenten van gemeente Leeuwarden en het gesprek met Lisa van Hijum, is een duidelijk beeld van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte en de evaluatie hiervan geschetst. Van belang voor dit onderzoek zijn vooral de waarden en functies die er door de gemeente Leeuwarden aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden en de uitvoering van de evaluatie van het beleid. De waarden zijn te vinden in de verschillende beleidsdocumenten. Het gesprek met Lisa van Hijum heeft echter een duidelijker beeld gegeven van de waarden en ook de functies die er aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden.

In het beleid komen vooral de wereld van de inspiratie en de civiele wereld naar voren. Er wordt echter vooral veel belang gehecht aan de mogelijke invloed van kunst in de openbare ruimte op de identiteit van de stad, een waarde uit de wereld van de faam (Interview L. van Hijum 18 juni 2014)(tabel 4.2). De overige waarden zijn afkomstig uit de wereld van de inspiratie, de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld. Opvallend is dat de domestieke wereld en de projectstad niet aanwezig zijn. Belangrijke waarden waar kunst volgens de gemeente invloed op kan hebben in de stad zijn de visuele kwaliteit van de stad, de verbetering van de fysieke omgeving, de aantrekkingskracht voor onder meer toerisme en de landelijke of internationale bekendheid. De kunstprojecten die er binnen de gemeente worden opgezet, zouden ook werkgelegenheid creëren. Zo vindt de gemeente het belangrijk om zoveel mogelijk lokale partijen bij de projecten te betrekken. Duurzaamheid is vooral belangrijk in verband met het beheer en het onderhoud van

76

Page 77: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.2: Waarden beleid voor kunst in de openbare ruimte van de gemeente Leeuwarden in rangorde (Interview L. van Hijum 18 juni 2014)

de kunstwerken, aangezien het budget hiervoor beperkt is. Zo wordt er onder meer gelet op het gebruik van LED-verlichting en materialen als roestvrijstaal. Ook de sociale waarden, zoals de mogelijke invloed op cohesie en gemeenschapsontwikkeling zijn belangrijk. Verkeersveiligheid is echter ook een belangrijk punt, kunstwerken mogen niet afl eiden van verkeerssituaties en moeten daarom inspelen op drukke of gevaarlijke situaties. Een belangrijk punt is dat het belang van de verschillende waarden, verschilt per situatie. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een project in de buurt van het verkeer, staat de verkeersveiligheid hoog in het vaandel, wanneer het echter een project in een wijk betreft, staat bijvoorbeeld de invloed op de gemeenschapsontwikkeling centraal. De diverse waarden kunnen daarom ook als randvoorwaarden worden gezien voor kunstprojecten in het algemeen.

Evaluatie van het cultuurbeleid voor beeldende kunst en vormgeving vindt bij de gemeente Leeuwarden ex post, na elke beleidsperiode plaats. In de evaluatie van het cultuurbeleid is ook een brede evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte opgenomen. Er is vooral sprake van evaluatie van het proces, waarbij meer gekeken wordt naar het proces van het plaatsen van kunst in de openbare ruimte dan naar de waarden die het ook daadwerkelijk uitdraagt. In dit proces wordt door de gemeente Leeuwarden zeer veel aandacht besteed aan de artistieke kwaliteit en de duurzaamheid van de kunstwerken. Omdat er meer aandacht wordt besteed aan het proces, is niet duidelijk welke maatschappelijke waarden teweeg worden gebracht door het plaatsen van de kunst. Er worden dan ook geen specifi eke meetmethoden gebruikt om deze waarden aan te tonen. Alhoewel de gemeente wel veel belang hecht aan diverse hierboven genoemde waarden van kunst in de openbare ruimte, lijken deze niet belangrijk genoeg om ook daadwerkelijk te evalueren. Het succes van het gevoerde beleid is dan ook niet goed aan te tonen. De gemeente doet echter wel bepaalde aannames over de waarden en de werking van het beleid, onder meer aan de hand van binnengekomen of uitgebleven positieve of negatieve reacties, het uitblijven van vandalisme en het aantal uitgevoerde kunstprojecten. Zo wordt ook gezegd dat de zichtbaarheid van de collectie verbeterd is, omdat er een speciale website is opgezet. Maar zonder duidelijk onderzoek naar de hoeveelheid raadplegingen van de site, is geen duidelijk oordeel te geven van de zichtbaarheid.

De gemeente geeft zelf echter ook aan dat een meer specifi ekere

77

Page 78: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

evaluatie wellicht in de toekomst zou kunnen plaatsvinden (Interview L. van Hijum 18 juni 2014). Een methode om diverse vooral sociale waarden te kunnen meten, zou volgens hun een stadsenquête of gemeentelijke enquête kunnen zijn. Op deze manier kan het onderzoek breed uitgezet worden en kan er een representatief beeld worden gegeven van de mening van de bewoners van de gemeente. Deze onderzoeken zouden gedaan kunnen worden door culturele instellingen, scholen of door de overheid zelf. Ook zouden de economische effecten van het beleid gemeten kunnen worden, zoals de effecten op de lokale economie en het bestaan van een creatieve klasse. De esthetische waarden zouden beter gemeten kunnen worden door bijvoorbeeld experts uit een onafhankelijke commissie, of aan de hand van kritiek uit de pers of prijzen uitgereikt door vakjury’s. Dit zou onder meer vanuit de overheid of vanuit culturele instellingen kunnen worden gemeten.

Het specifi eke beleid voor kunst in de openbare ruimte is echter nog niet lang van toepassing, waardoor de diverse evaluatie mogelijkheden waarschijnlijk nog niet grondig onderzocht zijn. De huidige evaluatie is ook geen geschikte evaluatie om de werking van het beleid voor kunst in de openbare ruimte aan te tonen. De aan kunst in de openbare ruimte verbonden waarden worden niet of nauwelijks gemeten. Een onderzoek naar de mogelijkheden voor een betere evaluatie zou voor de gemeente Leeuwarden in de toekomst een grote aanvulling kunnen zijn op de al aanwezige wijze van evaluatie.

78

Page 79: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Gemeente Arnhem is een gemeente met 150.983 inwoners (Arnhem.nl – Onderzoek en cijfers). Onder de gemeente valt de stad Arnhem en het dorp Schaarsbergen. Cultuur is in de gemeente zeer goed vertegenwoordigd, vanuit vele disciplines. Zo staat Arnhem onder meer bekend als stad van de mode en zijn ook de podiumkunsten duidelijk aanwezig. De aanwezigheid van diverse kunstvormen is wat Arnhem volgens de gemeente een zeer aantrekkelijke gemeente maakt. In de cultuurnota Stroom is het cultuurbeleid vanaf 2012 beschreven. De titel is ontstaan om diverse redenen. Zo ontstaat er door de aanwezigheid van cultuur een energiestroom door de stad, maar stroomt ook het water van de Rijn door de stad:

Een titel die staat voor de energie die stroomt door onze stad dankzij alle cultuur die we hebben. Een titel die ook past bij de stad aan de Rijn. Het water van deze rivier is constant in beweging, zoekt steeds nieuwe wegen en treedt soms buiten de oevers. De titel Stroom geeft aan dat dit beleid geen strak keurslijf is en dat we rekening houden met veranderende omstandigheden (Gemeente Arnhem 2012: 2).

Binnen het cultuurbeleid wordt vooral aandacht besteed aan het maatschappelijke belang van cultuur voor de Arnhemse bevolking in de stad en de regio. In deze paragraaf wordt aan de hand van de cultuurnota Stroom, een beschrijving gegeven van de stand van zaken op het gebied van het cultuurbeleid en het beleid voor kunst in de openbare ruimte. Dit wordt aangevuld aan de hand van het Ambitiedocument Kunstencluster Rijnboog. Vervolgens zal er onderzocht worden of en hoe het cultuurbeleid, specifi ek voor kunst in de openbare ruimte, geëvalueerd wordt. Er wordt onder meer gewerkt met informatie afkomstig uit een gesprek met Henk Wentink, bestuursadviseur Cultuur bij de gemeente Arnhem (bijlage 10).

4.2.1 Cultuurbeleid De cultuurnota Stroom is door de gemeente Arnhem in 2012 opgesteld, met behulp van de resultaten van de evaluatie van het voorgaande cultuurbeleid. In de nieuwe nota heeft ze haar doelstellingen voor de beleidsperiode vanaf 2012 beschreven (Idem: 4). Gesteld wordt dat ze cultuur zien vanuit waardecreatie in het ruimtelijke, economische en sociale domein. In het beleid zijn drie hoofddoelen vastgesteld. Dit zijn de verbreding van cultuurbereik en participatie, de versterking van de culturele keten en profi lering en vitalisering van het culturele klimaat (Idem). Cultuur moet een verbintenis aangaan met het publiek en ondernemers. Dit streeft de gemeente onder meer na door het opzetten

van het project Cultuur in Rijnboog. De plannen voor dit project zijn opgenomen in het Ambitiedocument Kunstencluster Rijnboog. Om te beslissen wat in het beleid doorgezet en afgestoten zou worden, is er onder meer gebruikt gemaakt van evaluaties over het vorige beleid en van diverse cultuurdebatten.

Gemeente Arnhem heeft voor de stad Arnhem één duidelijk doel voor ogen: het worden van de culturele hoofdstad in het Oosten (Idem: 7). Hierbij staan de uitgangspunten van de creatieve stad en de creatieve economie centraal.10 Een creatieve economie zou onder meer een aantal sociale effecten hebben, zoals maatschappelijke participatie en individuele zelfontplooiing. Het gaat daarbij om de maatschappelijke waardevermeerdering, welke onderverdeeld kan worden in harde en zachte waardevermeerdering. Zachte waardevermeerdering verwijst naar de effecten op individueel gebied (persoonlijke waarden), terwijl harde waardevermeerdering juist verwijst naar de directe opbrengsten van culturele activiteiten en de indirecte opbrengsten zoals hogere woning- en grondprijzen en meer werkgelegenheid (maatschappelijke waarden). Om de gemeente op alle vlakken te laten groeien, zijn er in het beleid drie punten benoemd. Ten eerste moet er meer evenwicht en samenhang worden gecreëerd binnen de culturele sector (Idem: 8). Ten tweede moet er een kritische afweging worden gemaakt van de kosten en opbrengsten binnen de culturele basisinfrastructuur. Als laatst wil Arnhem zich profi leren als dé oostelijke culturele hoofdstad. Van groot belang voor het bereiken van haar doelstellingen zijn de diverse culturele organisaties die binnen de gemeente en vooral de stad zijn gehuisvest. Deze organisaties bieden inspiratie en zorgen voor talentontwikkeling.

In het cultuurbeleid van de gemeente Arnhem wordt gesteld dat er behoefte is aan een thema of een ‘merk’ waar de gemeente en de stad haar identiteit mee kunnen versterken. Hierbij wordt echter vooral gedacht aan Arnhem als modestad. Wanneer er eenmaal genoeg aandacht voor Arnhem is, zou gekeken kunnen gaan worden naar andere vormen zoals kunst in de openbare ruimte of cultureel erfgoed (Idem: 35). Alhoewel

10 “De creatieve stad is geen statisch gegeven, bedacht achter een tekentafel of bureau. Het is een spannende, uitdagende en sociaal dynamische stad die in beweging blijft. De creatieve economie draagt bij aan de beeldvorming van de stad en aan de individuele ontplooiing, maatschappelijke participatie en sociaal-economische positie van mensen” (Gemeente Arnhem 2012: 14). De creatieve stad draait niet om een culturele elite, zoals in de theorie van Richard Florida, maar om de uitkomst van de stad in zijn geheel (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014).

4.2 Arnhem79

Page 80: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 4.2: Het Rijnbooggebied in kaart gebracht

de podiumkunsten belangrijk zijn voor de stad, is er geen behoefte aan profi lering door middel van de podiumkunsten. Er wordt gesproken van de aanwezigheid van een culturele keten, deze is aanwezig in diverse basisvoorzieningen met vooral educatieve en presentatieve functies. Beeldende kunst en de zichtbaarheid hiervan in de stad, is volgens de gemeente echter wel belangrijk. De kunstenaars en de vormgevers uit de stad, moeten ook de gelegenheid hebben zich te presenteren binnen de stad. Het belang dat de gemeente aan beeldende kunst hecht, heeft er onder andere toe geleid dat er geen bezuinigingen hebben plaatsgevonden op de 1%-regeling voor de kunst in de openbare ruimte, waar dit in eerste instantie wel de bedoeling was. Aan de hand van de regeling wordt getracht het publieke domein te versterken door middel van de plaatsing van hoogwaardige kunstwerken en ander soort vormgeving.

In de stad ligt te midden van de Rijn, de binnenstad en het station, het gebied de Rijnboog (afb. 4.2). In eerdere hoofdstukken is ook over dit gebied gesproken, naar aanleiding van het werk van Subwalk. Het Rijnbooggebied is benoemd tot een wederopbouwgebied (Gemeente Arnhem: 7). Na de oorlog is het gebied snel maar kwalitatief slecht herbouwd. De stad is nu echter bezig met het verbeteren van haar uitstraling, onder meer door het aanpakken van dit gebied. In het Masterplan Rijnboog is één van de methoden om het gebied te verbeteren, de opzet van een kunstencluster.11 Dit houdt in dat een aantal culturele instellingen in het gebied samen gaan en daarbij ook samen gaan werken. Onderdeel van het plan is een kenniscluster, in het nieuwe gebouw Rozet, waarin onder meer de bibliotheek en het erfgoedcentrum werken. Daarnaast wordt ook een kunstencluster ontwikkeld, met onder meer het Museum Arnhem en Focus Filmtheater Arnhem. Deze kunstencluster zou volgens de gemeente een positief effect kunnen hebben op de aantrekkingskracht van Arnhem, een uitdagende kunstbeleving kunnen bieden aan bezoekers, kunnen leiden tot participatie en een podium kunnen bieden voor debat. Daarnaast zou het onder meer ook bij kunnen dragen aan het revitaliseren van de binnenstad, het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het versterken van de economische vitaliteit. De kunstencluster staat ook voor duurzaamheid, het bevorderen van sociale samenhang en participatie, het verbeteren van de economie en het verbeteren van de werkgelegenheid.

11 De informatie over het project Rijnboog is gebaseerd op oudere informatie, het huidige college heeft de plannen voor de Rijnboog aangepast. Hier wordt in dit onderzoek echter niet naar verwezen.

8080

Page 81: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In het algemene cultuurbeleid van de gemeente Arnhem wordt de focus gelegd op de ruimtelijke, economische en sociale functies van kunst en cultuur. Daarbij wordt door de gemeente aangenomen dat kunst en cultuur kan bijdragen aan de verbreding van cultuurbereik en participatie, de versterking van de culturele keten en de profi lering en vitalisering van het culturele klimaat. Daarnaast zou het een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vorming van de creatieve stad en de creatieve economie. Daarnaast gaat de gemeente ervan uit dat kunst en cultuur harde (maatschappelijke) en zachte (persoonlijke) waarden kent. Voor de gemeente is het versterken van de culturele identiteit van de gemeente van groot belang, ze streeft dit onder meer na door het stimuleren van de stad Arnhem als modestad.

4.2.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimteDe gemeente Arnhem voert geen specifi ek cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte, onder meer omdat er meer belang wordt gehecht aan een brede en meer algemene cultuurnotitie (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Het onderwerp is echter wel als deelbeleid opgenomen in de nota Stroom. Voor de vorming van dit beleid werd onder meer gesproken met diverse professionele culturele instellingen, critici en diverse ambtenaren van andere deelgebieden (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Het deelbeleid voor kunst in de openbare ruimte kent ook een percentageregeling, waarbij een bedrag van 1 tot 1.5 procent geïnvesteerd wordt in kunstopdrachten. In de toekomst zal er meer nadruk komen te liggen op het beleid voor kunst in de openbare ruimte, zo zal er onder meer gekeken worden naar het proces en de rol van kunst in de openbare ruimte (Idem). Daarnaast zal ook de percentageregeling worden herzien. De huidige kunstcollectie in de openbare ruimte bestaat momenteel uit 300 werken, maar nog steeds wordt deze aangevuld. De komende tijd zullen er in ieder geval nog zes projecten uitgevoerd worden met de gemeente als opdrachtgever. Daarnaast zijn er in de stad nog meer werken te vinden, die zich niet in de collectie van de gemeente bevinden. Het onderhoud van de collectie is onderdeel van de afdeling Beheer Buitenruimte die zich ontfermen over het reguliere onderhoud. Er vindt daarbij een jaarlijkse inspectie plaats. Grote beschadigingen worden echter wel teruggeleid naar de afdeling Cultuur. Er moet op dat moment een besluit worden genomen of er overgegaan wordt tot afstoting of reparatie van het werk. De collectie bestaat onder meer uit werken waartoe de gemeente opdracht heeft gegeven en werken die

Afbeelding 4.3: Florentijn Hofman, Het Feestaardvarken, Kortestraat Arnhem, 2013

81

Page 82: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

geschonken zijn. Één van deze geschonken werken is het Feestaardvarken dat in eerdere hoofdstukken ook behandeld is (afb. 4.3).

Kunst in de openbare ruimte is dus voor de gemeente Arnhem wel van groot belang (Idem). Ze hechten er dan ook diverse belangen aan. Zo zou het onder meer een bijdrage leveren aan de identiteit en de ervaring van gebieden. Over het algemeen is voor de gemeente Arnhem de sociale functie één van de belangrijkste functies van kunst en cultuur (Idem). Daarop volgt de artistieke functie. In tabel 4.3 zijn de verschillende waarden die de gemeente aan kunst verbindt, apart weergegeven als niet dikgedrukte onderdelen in de kolom. De vermeende bijdrage van kunst aan de economie, de samenleving en de leefomgeving, lijkt door de gemeente te worden aangenomen zonder duidelijk bewijs. Zo meent de gemeente dat kunst een unieke bijdrage kan leveren aan de fysieke leefomgeving. Daarnaast zou het ook een stimulans kunnen zijn, waardoor de leefomgeving beter wordt gewaardeerd en beleefd. Dit is een positieve ecologische waarde uit de wereld van de inspiratie. Ook wordt de vroegtijdige verbinding van stedelijke projecten en kunstprojecten nagestreefd, om deze zo goed mogelijk bij elkaar te laten passen. Daarnaast staat de creatieve stad en daarmee ook de creatieve economie hoog in het vaandel en is de aanwezigheid, een positieve economische waarde uit de civiele wereld. Deze wereld is echter ook terug te zien in het punt dat de gemeente in de stad het cultuurbereik wil bevorderen. Ook de wereld van de faam is aanwezig in de profi lering en de vitalisering van het culturele klimaat van de stad Arnhem.

In het cultuurbeleid wordt ook een aantal specifi eke waarden verbonden aan de plaatsing van kunst in de openbare ruimte (Idem). Deze zijn in de tabel apart dikgedrukt weergegeven met de aanduiding BKOR. Er zijn vooral waarden terug te zien die afkomstig zijn uit de civiele wereld, de wereld van de faam en de industriële wereld. De waarden zijn onderdeel van de sociale, de economische en de artistieke functie. Ook bij deze gemeente zijn de waarden niet allemaal specifi ek in te delen bij één wereld of functie. De civiele wereld kent in het beleid de positieve, economische waarde van educatie en individuele zelfontplooiing en de autonome of esthetische, sociale waarde van maatschappelijke participatie. Deze maatschappelijke participatie is echter ook een onderdeel van de industriële wereld en kent daar een positieve, artistieke functie. Afkomstig uit deze wereld is ook de positieve economische waarde van het creëren van meer werkgelegenheid door het uitvoeren van kunstprojecten in de

openbare ruimte. De identiteit van de stad, een positieve sociale waarde uit de wereld van de faam, is echter ook zeer belangrijk voor de gemeente Arnhem.

4.2.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte)De gemeente Arnhem voert evaluatie uit van het algemene cultuurbeleid, op het moment dat de beleidsperiode is afgelopen, ze werken dus met ex post evaluatie. Aan de hand van de resultaten van de evaluatie wordt vervolgens het nieuwe cultuurbeleid gevormd. De evaluatie van het cultuurbeleid Cultuurvisie 2001-2005-2015 van 2002 tot 2010 is als bijlage opgenomen in het nieuwe cultuurbeleid, Stroom (Gemeente Arnhem 2012: 70-104).12 Tijdens deze beleidsperiode is er gewerkt met beleidskaders voor vijf deelgebieden: cultuureducatie, amateurkunst, podiumkunsten, beeldende kunst en vormgeving en creatieve milieus (Idem: 78). Hiervan zijn alleen de eerste drie deelgebieden tussentijds geëvalueerd door de gemeente, voor de deelgebieden wordt dus gewerkt met tijdelijke ex post evaluatie. Het beleid voor beeldende kunst is voor het laatst in 2009 geëvalueerd door een extern adviesbureau, de resultaten hiervan zijn ondergebracht in Beeldende Kunst en Vormgeving Arnhem – Evaluatie van de effecten (2005-2008). Het algemene cultuurbeleid wordt over het algemeen echter geëvalueerd door de gemeente zelf (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Één van de conclusies van de evaluatie van het algemene cultuurbeleid van de periode 2002 tot 2010 was dat er te weinig SMART geformuleerde doelstellingen bestonden (Idem, Gemeente Arnhem 103).13

In de evaluatie van Cultuurvisie 2001-2005-2015 wordt gesteld dat ook in het nieuwe beleid de nadruk blijft liggen op het versterken van de positie van kunst en cultuur in de stad (Gemeente Arnhem 2012: 76). Er moet echter meer aandacht worden besteed aan de onderverdeling in de deelgebieden van het beleid en aan de subsidieverlening. Voor de evaluatie is onder meer informatie verzameld over de redenen voor de vorming van het beleid, de uitgangspunten en doelstellingen van het beleid, de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, de mate waarop de doelen zijn bereikt en de mate waarop de doelen aansluiten bij de toekomstvisie (Idem). Deze onderdelen van de evaluatie zijn per deelgebied aangegeven in duidelijke schema’s met het waarom, het

12 Deze evaluatie zal kort en in hoofdlijnen worden besproken, er zal echter niet diep op in worden gegaan omdat de nota verder niet aan bod komt in dit hoofdstuk.13 Specifi ek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

82

Page 83: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.3: Waarden of beleidsdoelstellingen van gemeente Arnhem gecombineerd met tabel 3.3 (bijlage 11)

83

Page 84: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

wat (de doelstellingen) en de hoe (output). Met het verzamelen van deze informatie wil de gemeente inzicht bieden in de doelstellingen, activiteiten en resultaten van het beleid voor de verschillende deelgebieden en zorgen dat er een bijdrage geleverd kan worden met de evaluatie aan de vorming van het nieuwe beleid. Deze informatie is door de gemeente verzameld door middel van een ambtelijke analyse op basis van documenten. Zo zijn de beleidsnota en de nota’s van de deelgebieden, de evaluatiebijeenkomsten en de gehouden cultuurdebatten gebruikt. De gemeente spreekt hier van een ‘meta-evaluatie’: “een evaluatie van de evaluaties ten einde een oordeel te kunnen geven over het integrale cultuurbeleid” (Idem). Bij de evaluatie is ook gebruik gemaakt van gegevens uit de Atlas voor Nederlandse Gemeenten, gegevens uit het Statistisch Jaarboek van de gemeente Arnhem, gegevens verkregen van de gemeentelijke afdeling Statistiek en Onderzoek en een stadsenquête (Idem, Interview Henk Wentink 7 juli 2014). Aan de hand van deze gegevens kunnen er in de evaluatie uitspraken worden gedaan over de harde en de zachte resultaten van het cultuurbeleid voor de gemeente Arnhem. De kwantitatieve harde gegevens zijn afkomstig uit onder meer de Atlas voor gemeenten 2011 en het Statistisch Jaarboek. De atlas vergelijkt de vijftig grootste gemeenten van Nederland op diverse punten. Zo wordt onder meer een sociaaleconomische index opgesteld en wordt de woonaantrekkelijkheid, de creatieve werkgelegenheid, de omvang van de creatieve klasse en kunstenaars en het cultuurbereik gemeten. De kwalitatieve zachte gegevens zijn verzameld uit de in 2011 gehouden cultuurdebatten en evaluatiegesprekken.

De gemeente concludeert na de evaluatie dat er nog geen goede meetmethodes bestaan om beleidsinstrumenten in relatie te brengen met de resultaten van de strategisch opgestelde doelen (Idem: 103). Dit wordt onder meer veroorzaakt omdat de doelen niet SMART waren gevormd en omdat er van tevoren geen meetpunten zijn opgesteld. Daarnaast blijft cultuur een lastig fenomeen om te evalueren. De effecten die zich, vaak op de lange termijn, voordoen in de maatschappij hoeven ook niet altijd een specifi eke invloed van het cultuurbeleid in zich te hebben. Doordat de gemeente echter de gegevens uit de verschillende documenten heeft gecombineerd met kwalitatief onderzoek, heeft ze toch een eindoordeel kunnen vellen over het gevoerde cultuurbeleid. Het doel van het cultuurbeleid was: “het scheppen van een gunstig klimaat voor kunst en cultuur, met aandacht voor kwaliteit, innovatie, diversiteit, participatie en spreiding” (Idem). De gemeente concludeert onder meer dat er zich meer

hogeropgeleiden hebben gevestigd in Arnhem en dat het woonklimaat en de aantrekkelijkheid van de stad zijn gestegen. Cultuur heeft hier zeker een belangrijk aandeel in gehad. Verbeterpunten liggen op een fl exibeler subsidiestelsel, meer vrije ruimte (minder bemoeienis van de overheid en meer fysieke werkruimte), een verbetering van het aanbod en bereik, een eenduidiger en duidelijker beleid, meer samenwerking in de culturele sector, spreiding van cultuur over de stad, verbetering van de zichtbaarheid van cultuur en een duidelijkere profi lering van de culturele stad.

Het algemene cultuurbeleid wordt dus geëvalueerd aan de hand van diverse methoden, waarbij kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden verzameld door de gemeente zelf. De gemeente stelt echter wel dat het cultuurbeleid een lastig te meten beleid is, aangezien er diverse effecten zijn waarvan de invloed van het cultuurbeleid niet direct gemeten kan worden. Zo worden bijvoorbeeld de beleidsdoelstellingen van werkgelegenheid, de creatieve stad en maatschappelijke participatie gemeten aan de hand van vooral kwantitatieve gegevens, maar blijft de directe invloed van cultuurbeleid op bijvoorbeeld de werkgelegenheid onduidelijk. De creatieve stad bestaat daarnaast niet alleen uit cultuur en kent dus vele invloeden. Maatschappelijke participatie kan net als individuele zelfontplooiing ook gemeten worden aan de hand van kwalitatieve gegevens, maar het is in de evaluatie niet duidelijk welke meetpunten hiervoor worden gebruikt.

Het beleid voor beeldende kunst is, zoals vermeld, voor het laatst geëvalueerd in 2009. Het beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt echter niet aan een evaluatie onderworpen. Wel wordt er in het algemene cultuurbeleid en dus ook in de komende evaluatie van het huidige cultuurbeleid, waarschijnlijk kort aandacht aan besteed. In de toekomst zouden er diverse mogelijkheden kunnen bestaan voor het evalueren van het beleid voor kunst in de openbare ruimte (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Zo zou het bijvoorbeeld als een onderdeel kunnen worden opgenomen in de tweejaarlijkse stadsenquête of er zou een publieksonderzoek kunnen worden gehouden door de straat op te gaan. Ook zou het een optie zijn om een website voor de kunstcollectie in de openbare ruimte op te zetten, waar de mogelijkheid bestaat reacties achter te laten. Daarbij is het echter ook belangrijk dat het aantal raadplegingen bijgehouden wordt, waaraan afgelezen zou kunnen worden in hoeverre er interesse bestaat voor de collectie. Een manier om

84

Page 85: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.4: Waarden beleid voor kunst in de openbare ruimte van de gemeente Arnhem in rangorde (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014)

een vooral negatieve meting uit te voeren, is door bijvoorbeeld het aantal negatieve reacties te meten.

4.2.4 Conclusie ArnhemNa het doornemen van de cultuurnota Stroom en vooral door het gesprek met Henk Wentink, was het mogelijk een overzicht te geven van de situatie bij de gemeente Arnhem op het gebied van cultuurbeleid en beleid voor kunst in de openbare ruimte. De gemeente Arnhem hanteert momenteel het cultuurbeleid dat beschreven is in de nota Stroom. In deze nota wordt voortgeborduurd op de voorgaande nota Cultuurvisie. De evaluatie van die nota heeft onder meer geleid tot het opstellen van diverse beleidsdoelstellingen, welke duidelijk naar voren komen in de nota. In het huidige beleid staat vooral de sociale functie van cultuur centraal, maar ook de artistieke functie wordt niet vergeten. Er wordt geen specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte gevoerd, maar er wordt echter wel veel belang aan gehecht. De waarden die aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden, werden vooral verduidelijkt door het gesprek met de heer Wentink. De waarden die door de gemeente Arnhem aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden zijn vooral afkomstig uit de civiele wereld, dit komt overeen met het belang dat aan de sociale functie van kunst en cultuur wordt gehecht. Daarnaast is echter ook de economische en artistieke functie belangrijk. Andere functies kunnen wel bestaan, maar zijn niet van een dergelijk groot belang dat zij specifi ek opgenomen worden in het beleid. De meeste waarde wordt echter gehecht aan het effect van kunst in de openbare ruimte op de identiteit van de stad. Deze waarde is echter een belangrijke waarde uit de wereld van de faam. De overige waarden zijn afkomstig uit de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld. Belangrijke waarden van kunst in de openbare ruimte zijn onder meer de educatieve waarde, de bijdrage aan maatschappelijke participatie, individuele zelfontplooiing en werkgelegenheid (tabel 4.4). De wereld van de inspiratie, de domestieke wereld en de projectstad zijn niet aangetroffen bij de gemeente Arnhem. De wereld van de inspiratie komt bij de gemeente wel naar voren in de belangrijkste waarden van kunst in het algemeen.

De evaluatie van het algemene cultuurbeleid vindt ex post plaats, na de beleidsperiode. Het beleid voor de diverse deelgebieden wordt ook ex post geëvalueerd, echter tussentijds. Doordat de gemeente gebruik maakt van beide momenten voor de evaluatie, wordt er een duidelijk beeld

85

Page 86: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

geschetst van de uitwerking van het beleid. Er wordt daarbij echter vooral een nadruk gelegd op het proces van de vorming en de uitvoering van het beleid. Er wordt wel getracht om de daadwerkelijke maatschappelijke waarden te meten, maar de specifi eke door de gemeente genoemde waarden, worden niet allemaal gemeten. Er wordt aan de hand van kwantitatieve gegevens wel gekeken naar de werkgelegenheid, maatschappelijke participatie, woonaantrekkelijkheid, ontwikkelingen in de creatieve sector, het cultuurbereik en het aanbod. Deze participatie kan ook door middel van kwalitatief onderzoek worden gemeten. Aan de hand van een evaluatie aan de hand van kwalitatieve gegevens wordt ook gekeken naar het streven om culturele hoofdstad te worden, het versterken van de culturele keten en educatie en talentontwikkeling. Toch is de evaluatie van het cultuurbeleid van de gemeente Arnhem niet voldoende om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de invloed van het cultuurbeleid op de diverse waarden die door de gemeente aan kunst en cultuur worden verbonden.

De gemeente benadrukt zelf dat de beleidsdoelstellingen lastig te meten zijn, onder meer doordat ze niet SMART geformuleerd zijn en er geen duidelijke meetmethoden voor bestaan. Opvallend is wel dat de evaluatie van de diverse deelgebieden niet compleet is en er geen aandacht wordt besteed aan beeldende kunst en dus ook kunst in de openbare ruimte. Om een volledig beeld te kunnen geven van de uitwerking van het cultuurbeleid over het algemeen en op de verschillende deelgebieden, zou de gemeente Arnhem daarom ook gebruik kunnen maken van ex ante én een ex post evaluatie kunnen uitvoeren van het algemeen beleid en alle aparte beleidsgebieden. Daarnaast zou meer aandacht besteed kunnen worden aan de daadwerkelijke effecten van het cultuurbeleid. Er zou gewerkt kunnen worden met duidelijke SMART geformuleerde doelstellingen, wat het mogelijk maakt de effecten van het beleid op een juiste manier te kunnen meten. Daarnaast zouden ook meetpunten toegevoegd kunnen worden voor de diverse waarden of doelstellingen, welke in het huidige beleid en de huidige evaluatie gemist worden.

86

Page 87: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Rotterdam is een grote gemeente met 616.319 inwoners (Rotterdamincijfers.nl).14 De stad bestaat uit 14 gebieden. In 2001 droeg Rotterdam de titel Culturele Hoofdstad van Europa (Refdag.nl). Dit heeft er volgens intendant Bert van Meggelen toe geleid dat het imago van de stad enorm gegroeid is. Er waren voor de verkiezing vele culturele verbeteringen mogelijk voor Rotterdam, onder meer omdat er meer aandacht werd besteed aan de wederopbouw. De titel van Culturele Hoofdstad vulde de stad met cultuur. Daarnaast heeft het de inwoners van Rotterdam een gezamenlijke identiteit gegeven. Tegenwoordig wil de gemeente het culturele klimaat in de stad blijven versterken. Ze hanteert daarom voor verschillende thema’s een apart beleid, waaronder de thema’s cultuureducatie, cultuurbereik en kunst in de openbare ruimte. Daarnaast stellen ze elke vier jaar een nieuw Cultuurplan op. De uitvoering van dit beleid ligt in handen van diverse culturele organisaties. Het huidige Cultuurplan heet Midden in de stad en geldt voor de beleidsperiode 2013-2016 (Gemeente Rotterdam 2012). Het beleid is opgesteld naar aanleiding van de Uitgangspuntennota voor het Rotterdamse cultuurbeleid 2013-2016 en het Cultuurplanadvies 2013-2016 van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC)(Gemeente Rotterdam 2012: 4). Daarnaast zijn er diverse ambtelijke en bestuurlijke overleggen gehouden. De ambitie is om Rotterdam een stad te laten zijn die aantrekkelijk is voor velen en waar talent genoeg kansen en mogelijkheden krijgt aangeboden. Het Cultuurplan is echter wel behoorlijk beïnvloed door de bijstelling van het cultuurplanbudget. Het totale budget voor cultuur bedraagt deze periode 77,25 miljoen euro. De evaluatie van het Cultuurplan vindt elke vier jaar plaats door de RRKC (Rrkc.nl – Cultuurplan). Enkele culturele instellingen worden aan de hand van het Cultuurplanadvies ook tussentijds geëvalueerd.

In deze paragraaf zal aan de hand van het Cultuurplan 2013-2016 en de notitie voor kunst in de openbare ruimte Stedelijk beeld – Rotterdam beeldenstad een beeld worden geschetst van het cultuurbeleid van de gemeente Rotterdam, specifi ek voor kunst in de openbare ruimte. Daarnaast zal ingegaan worden op de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte, onder meer aan de hand van de Evaluatie van het beleid op het terrein van beeldende kunst in de openbare ruimte. Een groot deel van de informatie is echter ook verkregen uit een gesprek met Siebe Thissen, hoofd afdeling Beeldende Kunst & Openbare Ruimte van het CBK Rotterdam (BKOR) (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014).

14 Gemeten op 1 januari 2013.

4.3.1 Cultuurbeleid Binnen de gemeente Rotterdam wordt elke vier jaar een nieuw Cultuurplan opgesteld, naar aanleiding van het advies dat gegeven wordt door de RRKC (Rrkc.nl – Cultuurplan stap voor stap). Aan het opstellen van het plan ligt een ‘Cultuurplanprocedure’ ten grondslag. Twee jaar voordat het plan wordt opgesteld, wordt door de RRKC gestart met monitorgesprekken en volggesprekken, dit houdt in dat er met elke culturele instelling die opgenomen is of wil worden in het Cultuurplan, een gesprek wordt gevoerd halverwege de dan lopende beleidsperiode. Vervolgens worden per kunstdiscipline onafhankelijke adviescommissies gevormd. Halverwege de beleidsperiode wordt het culturele veld in de gemeente geanalyseerd, dit mondt uit in een sectoranalyse. De analyse leidt ertoe dat het college van b en w een Uitgangspuntenbrief opstelt, welke ten grondslag ligt aan het nieuwe Cultuurplan. Hierin zijn de beleidsprioriteiten en de beleidsvisie voor het volgende plan opgenomen. Er wordt ook aangegeven wat de culturele instellingen aan gegevens moeten leveren bij het indienen van hun Cultuurplanaanvraag. Culturele instellingen kunnen deze aanvraag één jaar voor het opstellen van het nieuwe plan, indienen bij de gemeente. De RRKC is vervolgens verantwoordelijk voor het beoordelen van de aanvragen, waarvoor ze gebruik maken van de al eerder opgestelde uitgangspunten. Hierna analyseren de speciale commissies de verschillende aanvragen per discipline en brengen een advies uit. Aan de hand van deze adviezen brengt de RRKC enkele maanden later het Cultuurplanadvies uit. Het college verwerkt dit advies in een voorstel aan de gemeenteraad over de verschillende instellingen die deel uit gaan maken van het nieuwe plan. De gemeenteraad neemt dit voorstel waar akkoord, mee in de gemeentebegroting. Op dit moment is het Cultuurplan aangenomen en staat daarmee vast. Vervolgens begint de volgende Cultuurplanprocedure voor het volgende Cultuurplan.

Met het huidige Cultuurplan, Midden in de Stad, wil de gemeente een kwalitatief hoogstaand cultureel bestel garanderen, met een afwisselend aanbod en het uitzicht op een aantrekkelijke stad (Gemeente Rotterdam 2012: 4). Voor de vorming van het plan voor 2013-2016 is een aantal beleidsmatige en instrumentele uitgangspunten gehanteerd (Idem: 6). Het beleid richt zich op de culturele ontwikkeling van vooral jonge Rotterdammers en op cultuur in de (binnen)stad. Ook wordt er gesteld dat kunst en cultuur benodigd zijn om de doelstellingen in het economische, ruimtelijke en maatschappelijke domein te behalen. Kunst en cultuur, waaronder kunst in de openbare ruimte, dragen volgens de gemeente

4.3 Rotterdam87

Page 88: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

bij aan de aantrekkelijkheid van de stad. Er wordt dan ook langzaamaan aangetoond dat kunst en cultuur zorgen voor de vestiging van bedrijven en nieuwe inwoners en leiden tot de komst van toeristen. Daarnaast hebben kunst en cultuur ook diverse sociale en maatschappelijke functies binnen dit beleid. Zo wordt het geacht invloed te hebben op educatie en de zorg. Culturele ondernemers moeten zich volgens het beleid bewust zijn van de verantwoordelijkheid die zij maatschappelijke gezien hebben in de stad en de omgeving. In het cultuurbeleid worden alleen die organisaties opgenomen die kwaliteit brengen en bij kunnen dragen aan het behalen van de beleidsdoelstellingen. Cultuureducatie is voor de gemeente een belangrijk speerpunt. Het draagt bij aan talentontwikkeling, de persoonlijke, sociale en fysieke ontwikkeling en aan de cognitieve vaardigheden van jonge kinderen. Omdat Rotterdam het streven heeft meer bewoners en bezoekers naar de binnenstad te trekken, wordt ook hier kunst en cultuur voor ingezet.

Centraal in het cultuurbeleid van de gemeente Rotterdam staan de economische, maatschappelijke en ruimtelijke functies van kunst en cultuur. Daarbij wordt vooral veel belang gehecht aan de mogelijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de stad, de invloed op educatie en zorg en op talentontwikkeling. De gemeente wil vooral het culturele klimaat van de stad blijven versterken en een duidelijke identiteit aan de stad verbinden. Rotterdam wordt geacht een aantrekkelijke stad te zijn voor jong en oud talent. In het beleid wordt apart aandacht besteed aan de diverse disciplines. Hieronder vallen onder andere ruimtelijke vormgeving, beeldende kunst, erfgoed en musea, fi lm, letteren, podiumkunsten en podia, talentontwikkeling, festivals, debat en intermediaire functies. Deze disciplines worden vervolgens uitgebreid en gedetailleerd behandeld. In de Uitgangspuntenbrief 2013-2016 is voor de discipline Beeldende kunst aangegeven dat de gemeente Rotterdam een aantal presentatiefuncties wilde benadrukken. Hierbij gaat het onder meer om een presentatiefunctie voor Rotterdamse beeldende kunst, voor een (inter-)nationaal museum voor beeldende kunst en vormgeving en een presentatiefunctie gericht op het presenteren van cultuur in een meer bredere zin, hieronder valt ook beeldende kunst. Voor dit onderzoek is binnen de beeldende kunst ook de notitie voor kunst in de openbare ruimte van groot belang.

4.3.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimteAl in 1549 wordt door het stadsbestuur van Rotterdam een kunstwerk in de openbare ruimte geplaatst, een beeld van Desiderius Erasmus (Idem:

5). Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er vervolgens een enorme impuls in de hoeveelheid kunst in de openbare ruimte van Rotterdam. Vanaf de jaren ’60 begint de gemeente Rotterdam zich met kunst en de openbare ruimte te bemoeien en ze komt tot de vorming van een Fonds Stadsverfraaiing, een percentageregeling en een principebesluit. Vanaf dan ontstaat de vraag naar ‘object gebonden kunst in de gebouwde omgeving’. Uiteindelijk gaat men vanaf de jaren ’70 echter de kunstenaars vroegtijdig in bouwprojecten betrokken, waardoor kunst een gelijke positie als de architectuur krijgt toebedeeld. Vandaag de dag bevinden zich in de openbare ruimte van Rotterdam traditionele, autonome, geëngageerde én procesmatige werken. De kunst in de openbare ruimte is voor Rotterdam dan ook van groot belang, onder meer omdat daarmee ook de inwoners die geen musea bezoeken, in aanraking kunnen komen met kunst (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014).

De gemeente Rotterdam voert dus al sinds een halve eeuw beleid voor kunst in de openbare ruimte (Gemeente Rotterdam 2011: 7). In 2008 werd er een notitie voor beeldende kunst in de openbare ruimte uitgebracht, met de titel Stedelijk beeld – Rotterdam beeldenstad (Gemeente Rotter-dam 2008: 3). Dit nieuwe beleid voor kunst in de openbare ruimte werd geschreven nadat er in 2005 een motie in verband met kunst in de openbare ruimte werd aangenomen door de gemeenteraad. In de motie werd om een politiek debat over het onderwerp gevraagd, waarna de resultaten in een speciale notitie moesten worden beschreven. Uit dit debat kwam vervolgens het advies Beelden in de Storm voort. De oorspronkelijke aanleiding was echter het in dit onderzoek al eerder besproken kunstwerk Santa Claus van Paul McCarthey. Na de plaatsing en de daardoor ontstane commotie, werd gevraagd om een plan voor kunst in de openbare ruimte, waarin onder meer de criteria voor kunst werden aangegeven. Dit plan werd opgesteld aan de hand van het advies van de RRKC. In het advies werd verder ook aangegeven dat het Centrum Beeldende Kunst en de Internationale Beelden Collectie, samengebracht moesten worden. Daarnaast moest er meer draagvlak worden gecreëerd voor kunst in de openbare ruimte en moest het opdrachtgeverschap verduidelijkt worden. De besteding van het budget moest beter verantwoord worden en er moest per werk duidelijk zijn wat de relatie met de omgeving was en wat men met het werk wilde bereiken. Verder moest kunst in de openbare ruimte ook gezien worden als een middel voor stadspromotie. In 2007 werd vervolgens besloten dat het CBK en het

88

Page 89: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 4.4: Dick Elffers, De oerwereld van het dier ten opzichte van de synthetische wereld, 1960, Rubberfabriek Shell Rotterdam

Afbeelding 4.5: Dick Elffers, De oerwereld van het dier ten opzichte van de synthetische wereld, 1960, Stadskantoor Hoogvliet

IBC samen een beleidsplan moesten vormen voor kunst in de openbare ruimte. Het advies moest hierin meegenomen worden.

Vandaag de dag is het CBK een verzelfstandigde instelling die een adviestaak voor kunst in de openbare ruimte heeft. De instelling is opgedeeld in een aantal onderdelen, waarvan de afdeling openbare ruimte er één is. Deze afdeling bestaat uit BKOR (beeldende kunst in de openbare ruimte) en Sculpture International Rotterdam (SIR, vroeger IBC). SIR richt zich op de (inter)nationale profi lering van de stad Rotterdam, aan de hand van beroemde werken van beroemde kunstenaars (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). BKOR is echter gericht op het inzetten van kunst in de openbare ruimte in wijken, buurten en de stad. Dat lijkt ook bevorderend te werken voor het internationale karakter van de stad, maar het is vooral gericht op de lokale gemeenschap. Momenteel is BKOR bezig met het vaststellen van het eigenaarschap van de gehele collectie kunst in de openbare ruimte in de gemeente, omdat niet de gehele collectie onderdeel is van de gemeentelijke collectie en omdat niet alle beelden bekend zijn bij de gemeente. Het beheer en onderhoud van plus minus 250 werken ligt bij Gemeentewerken, maar de gehele collectie bestaat uit ongeveer 1000 tot 1200 werken (Interview Siebe Thissen 4 juli 2014, CBK Rotterdam: 3). Een groot deel van deze beelden verkeert in slechte staat of heeft geen eigenaar. Voor veel van de beelden moet besloten worden of ze een herbestemming krijgen of dat ze uit de collectie worden gezet. De kunstwerken worden dan vernietigd of waar mogelijk teruggegeven aan de kunstenaar. Veel werken krijgen echter een herbestemming of worden gerecycled. Dit geld bijvoorbeeld voor het werk De oerwereld van het dier ten opzichte van de synthetische wereld van Dick Elffers, dat in 1960 werd gemaakt voor een fabriek van de Shell (afb. 4.4). Toen in 2013 plannen bestonden om de fabriek en dus ook het werk, te slopen, werd in samenwerking met de Shell gezocht naar een nieuwe bestemming. Dit werd het nieuwe stadskantoor in Hoogvliet (afb. 4.5).

Verder wordt gewerkt aan het betrekken van andere kunstenaars, bij het vinden van een herbestemming. Alhoewel dit ook de nodige weerstand oproept, aangezien men de autonomie van een kunstwerk niet wil aantasten, ontstaan steeds meer projecten waarbij een kunstenaar een nieuw werk creëert aan de hand van een oud werk van een andere kunstenaar. Ook worden nog steeds nieuwe kunstopdrachten gegeven, die tegenwoordig vaak ontstaan vanuit een burgerinitiatief. Voordat een opdracht wordt gegeven, moet eerst duidelijk zijn wie de eigenaar wordt

89

Page 90: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.5: Waarden of beleidsdoelstellingen van de gemeente Rotterdam en het CBK Rotterdam gecombineerd met tabel 3 (bijlage 13)

90

Page 91: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

en wie verantwoordelijk is voor het beheer. In Rotterdam is de betrokken-heid en de participatie van de inwoners echter zo groot, dat zij het beheer en onderhoud vaak met liefde overnemen. Dit leidt tot een nieuwe vorm van opdrachtgeverschap en eigenaarschap, een nieuw mecenaat. De activiteiten met kunst in de openbare ruimte en het beleid dat hiervoor wordt gevoerd door het CBK, is in 2008 vertaald in een specifi eke notitie voor kunst in de openbare ruimte. Deze notitie Stedelijk beeld – Rotterdam beeldenstad is onder meer opgesteld naar aanleiding van het advies van de RRKC. Het beleid dat de gemeente Rotterdam voor kunst in de openbare ruimte voert, is in hun opzicht vernieuwend en actueel (Idem: 9). Zo wordt onder meer het criterium van kwaliteit gehanteerd. Daarnaast zijn alle vormen van kunst in de openbare ruimte geaccepteerd, er wordt niet alleen gekeken naar beelden of schilderingen. In het beleid zijn diverse beleidsdoelstellingen opgenomen, de waarden van kunst in de openbare ruimte die afkomstig zijn uit de wereld van de inspiratie, de wereld van de faam, de civiele wereld en de industriële wereld. Deze waarden zijn terug te vinden in tabel 4.5. Hierin zijn de waarden van kunst in de openbare ruimte voor de gemeente Rotterdam en voor het CBK Rotterdam weergegeven. Daarnaast is er ook een verschil aangegeven tussen waarden voor de afdeling BKOR en de afdeling SIR.

Alhoewel de vermeende bijdrage van kunst in de openbare ruimte lijkt te berusten op een aanname, toont de gemeente Rotterdam de bijdrage ook deels aan door middel van het geven van voorbeelden van bijvoorbeeld kunstprojecten in wijken die hebben geleid tot meer participatie. Toch blijft het bij onder meer de waarde van gentrifi catie, onduidelijk of dit een specifi ek gevolg is van de plaatsing van kunst. Het grootste deel van de waarden die door de gemeente worden verbonden aan kunst in de openbare ruimte, komt uit de civiele wereld en de wereld van de faam. Zo is de positieve artistieke waarde van de versterking van het maatschappelijke draagvlak voor kunst afkomstig uit de civiele wereld, net als de educatieve waarde en de bijdrage aan de creatieve stad en de creatieve economie. Deze laatste twee zijn positief economische waarden. De creatieve klasse, zeer belangrijk voor de creatieve stad, bestaat in Rotterdam vooral uit culturele instellingen en evenementen (Gemeente Rotterdam 2008: 3). De bijdrage van kunst aan participatie, een zeer belangrijke waarde voor Rotterdam, is wel afkomstig uit de civiele wereld maar is een autonome of esthetische sociale waarde. De gemeente wil de participatie nog verder bevorderen, om zoveel mogelijk Rotterdammers met beeldende kunst kennis te kunnen laten maken (CBK

Afbeelding 4.6: Erasmus, 1549, Rotterdam Afbeelding 4.7: D.J. Chantelle, Pepijn v.d. Nieuwendijk, Hans v. Bentem en Luuk Bode, Ode aan Marten Toonder, 2002, Rotterdam

Afbeelding 4.8: Corry Ammerlaan-van Niekerk, Pim Fortuyn, 2003, Rotterdam

91

Page 92: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Rotterdam en het Witte de With Museum (Gemeente Rotterdam 2012: 23).

In eerste instantie wordt kunst in de openbare ruimte in het Cultuurplan geschaard onder de beeldende kunst en dus oppervlakkig meegenomen in de analyse. Echter, omdat er sinds 2008 een specifi eke notitie voor kunst in de openbare ruimte is opgesteld door de gemeente, heeft de RRKC in 2011 een aparte evaluatie van Stedelijk beeld – Rotterdam beeldenstad uitgebracht. Hierin worden onder meer de bevindingen van de RRKC beschreven en een advies gegeven voor de toekomst. Daarnaast worden enkele vragen van de wethouder Kunst en Cultuur behandeld. Zo vraagt hij onder meer naar de effecten van het beleid, naar de prestaties en de taakverdeling van het CBK en het IBC, naar de betrokkenheid van bewoners, naar de fi nanciering en naar de optimale organisatiestructuur (Gemeente Rotterdam 2011: 9). De evaluatie is uitgevoerd door onder meer gebruik te maken van gegevens die verstrekt zijn door het CBK en door middel van het analyseren van de gevolgen van het beleid (Idem: 3). Er wordt gekeken naar de omvang van de collectie en de samenstellingscriteria, de werkzaamheden van het toenmalige IBC en BKOR en een toetsing van de resultaten aan de hand van de doelstellingen en thema’s.

In de evaluatie wordt ten eerste gekeken naar of en hoe de vijf gemeentelijke doelstellingen in de afgelopen beleidsperiode waar zijn gemaakt door de IBC (Idem: 17).15 Kunst in de openbare ruimte is volgens de evaluatie niet genoeg ingezet voor het promoten van de stad. De geplaatste kunst draagt dan ook niet genoeg bij aan de profi lering als creatieve stad. De RRKC neemt aan dat dit veroorzaakt zou kunnen worden door de copyrights die veelal bestaan voor afbeeldingen. Daarom stelt ze dat het ontwikkelen van een rechtenvrije beeldbank een positieve uitwerking zou kunnen hebben. De kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid zou volgens de RRKC zeker verbeterd worden door de plaatsing van kunst, dit wordt echter niet aangetoond met hard bewijs. De inzet van diverse beelden van cultureel erfgoed tijdens belangrijke gebeurtenissen, betekent volgens de RRKC dat het cultureel erfgoed in Rotterdam op een goede wijze gebruikt wordt en bijdraagt aan de identiteit van de stad. Participatie en gentrifi catie schijnen door de kunst niet sterk te worden beïnvloed. Veel werken uit de IBC collectie missen

15 In 2011 was de SIR nog de IBC en was zij nog geen onderdeel van de afdeling Openbare Ruimte van het CBK, zij werkte nog gedeeltelijk zelfstandig. Tegenwoordig zijn zij echter samengegaan en vindt meer samenwerking plaats.

Rotterdam: 15). Participatie komt als autonome of esthetische waarde ook terug als artistieke waarde uit de industriële wereld. Daarnaast neemt de gemeente aan dat de bevordering van participatie, ook bijdraagt aan de verhoging van de beleving van de openbare ruimte en van de identiteit van de stad. De verhoging van de kwaliteit en de beleving van de openbare ruimte is een positieve ecologische waarde en een autonome of esthetische artistieke waarde uit de wereld van de inspiratie.

De bijdrage aan de vorming van de identiteit van de stad, vooral belangrijk voor de afdeling BKOR, is een positieve sociale waarde uit de wereld van de faam, waaruit ook veel waarden afkomstig zijn. Dit geldt ook voor de bijdrage aan de vorming van de publieke opinie. Aan de identiteit van de stad kan kunst in de openbare ruimte onder meer bijdragen, door het vertellen van stadsverhalen en te verwijzen naar het collectieve geheugen. De gemeente geeft een aantal voorbeelden van kunstwerken in de stad die herinneren en inspireren. Zo wordt onder andere het beeld van Erasmus genoemd, maar ook beelden van Marten Toonder en Pim Fortuyn (afb. 4.6, 4.7, 4.8). Binnen de wereld van de faam is de positieve economische waarde van citymarketing zeer belangrijk voor de afdeling SIR binnen het CBK. Eenzelfde soort waarde als citymarketing, is de aantrekkelijkheid van de stad. De industriële wereld kent naast de waarde voor participatie, ook de positieve economische waarden van de bijdrage aan de werkgelegenheid en gentrifi catie.

4.3.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte)Zoals eerder is aangegeven, wordt het cultuurbeleid van de gemeente Rotterdam, eens in de vier jaar geanalyseerd door de RRKC. Deze vorm van evaluatie vindt plaats om te bepalen welke culturele instellingen recht blijven houden op subsidie en een plaats in het cultuurplan. Daarnaast wordt aan de hand van deze evaluatie een uitgangspuntenbrief geschreven door het college van b en w en wordt een advies gegeven aan het college door de RRKC. Hierbij wordt onder meer gebruikt gemaakt van de adviezen van de onafhankelijke adviescommissies. Verder wordt gebruik gemaakt van tussentijdse evaluatie door de RRKC om een aantal culturele instellingen na een deel van beleidsperiode te kunnen beoordelen. Op dat moment wordt dan besloten of deze culturele instellingen voldoen aan het plan en dus voor de rest van de beleidsperiode recht hebben op subsidie. In het huidige Cultuurplan geldt dit voor het CBK, MAAS, Theater Rotterdam, Arminius en De Unie, Havenmuseum en Maritiem Museum, MAMA, Oorlogsverzetsmuseum en Museum Rotterdam, Scapino Ballet

92

Page 93: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

het kenmerk van participatie en de werken staan vaak niet in gebieden waar gentrifi catie nodig is, echter is dit laatste criterium voor de IBC van minder groot belang. De RRKC concludeert verder dat de criteria voor de collectie van de IBC niet duidelijk genoeg zijn en dat deze aangepast zouden moeten worden. Ook de collectie moet nagelopen worden, aangezien niet duidelijk is welke beelden wel en niet eigendom van de gemeente zijn. Dit concludeert zij onder meer door het analyseren van een folder en de website, waar de collectie verschillend wordt besproken. Verder moeten de beheerverantwoordelijkheden verduidelijkt worden, ook al heeft de IBC de collectie wel op een juiste wijze beheerd. Zo zijn er diverse nieuwe werken aan de collectie toegevoegd, waaronder een aantal permanente werken. De communicatie tussen de IBC en het publiek is door de RRKC ook goed beoordeeld.

Het CBK wordt door de RRKC geadviseerd om haar beheer-verantwoordelijkheden na te lopen, de omvang en het eigenaarschap van de collectie is niet duidelijk (Idem: 19). Dit concludeert zij uit een telling en een schatting door Gemeentewerken. Wel is het eigenaarschap en de herkomst van projecten die sinds 2005 bij het CBK zijn gerealiseerd, duidelijk. Dit wordt aangetoond door middel van gegevens van de jaren 2005 tot en met 2010, welke zijn verwerkt in een fi guur. Daarnaast valt ook het onderhoud van de kunst in de openbare ruimte tegen. Dit is onder meer te wijten aan het beperkte onderhoudsbudget van de gemeente. Het CBK heeft op het gebied van participatie een duidelijk en geslaagd beleid gevoerd. Zo merkt het CBK onder meer een toename van burgerinitiatieven en een toename in de hoeveelheid interactieve, tijdelijke werken. Gesteld wordt dat kunst in de openbare ruimte hier wel degelijk invloed heeft op sociale cohesie en saamhorigheid. De kwaliteit van de geplaatste kunstwerken wordt door de RRKC over het algemeen hoog in geschat. Deze kwaliteit is onderzocht door een aantal kunstprojecten te laten beoordelen door experts.

Toch is de RRKC ook kritisch op het CBK. De collectie speelt net als bij het IBC geen of een kleine rol in de citymarketing (Idem: 27). Dit probleem ligt vooral in de onderkenning van deze rol in het beleid en zal duidelijker moeten worden gesteld. Aan de hand van gesprekken met deelgemeenten en woningcorporaties komt RRKC tot de conclusie dat de leefbaarheid door kunst in de openbare ruimte wordt verbeterd. Dit concludeert zij onder meer omdat er diverse belangrijke projecten door woningcorporaties zelf zijn opgezet, zonder hulp van het CBK. Hierover is ook te lezen in

het boek Welk Werk Waar dat in 2010 is uitgegeven door het CBK. In de projecten werd samen met bewoners gewerkt aan de kwaliteit van het gebied. De betrokkenheid van woningcorporaties lijkt echter vooral af te hangen van betrokken functionarissen of bestuurders. Het ontbreekt in de beleidsvorming dan ook aan het maatschappelijke draagvlak voor kunst. Daarom wordt geadviseerd bekende kunstenaars te betrekken bij de ontwikkeling van kunstprojecten, dit zou ook kunnen bijdragen aan de promotie van de stad. De projecten van het CBK dragen wel bij aan het behoud en de waardering van het cultureel erfgoed. Dit komt onder meer doordat de huidige projecten werken met de geschiedenis van gebieden. Participatie wordt wel in toenemende mate gesignaleerd, maar over het algemeen is dit niet voldoende, blijkt uit gegevens van de afdeling BKOR. Gentrifi catie is volgens de RRKC lastig aan te tonen, maar er wordt wel gesteld dat er in enkele gevallen een samenhang te zien is. Aan de hand van gegevens die ze verkregen hebben van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek, hebben ze een gentrifi catie top 15 opgesteld (Gemeente Rotterdam 2011: 30). Daarbij hebben ze getracht een relatie te vinden tussen de mate van gentrifi catie en de aanwezigheid van kunst in deze gebieden. Hiervoor hebben ze de top 15 vergeleken met de index kunst in de openbare ruimte. In wijken waar meer gentrifi catie voorkomt, is 30% meer kunst aanwezig dan in wijken met minder gentrifi catie. Een overeenkomend resultaat blijkt ook uit een vergelijkbaar onderzoek van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek uit 2008. Na deze onderzoeken is echter geen causaal verband aan te duiden.

Na het analyseren van de evaluatie van het cultuurbeleid van de gemeente Rotterdam, kan geconcludeerd worden dat er op verschillende manieren wordt geëvalueerd. Zo wordt er onder meer gebruik gemaakt van een ex post evaluatie van het algemene cultuurbeleid na de beleidsperiode, door de RRKC. Een kritiek is echter dat deze evaluatie wordt uitgevoerd door personen die onbekend zijn in de stad, waardoor zij de stad niet goed kunnen beoordelen (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). Door gebruik te maken van deze vorm van evaluatie kan echter wel een advies uitgebracht worden voor de volgende beleidsperiode. Er wordt door de gemeente en de RRKC veel tijd in gestopt, met de procedure wordt op de helft van de beleidsperiode begonnen. Ook wordt gebruik gemaakt van een tussentijdse ex post evaluatie van diverse culturele instellingen, dit biedt de kans om op tijd aan de noodrem te trekken, of juist een positief beeld te ontwikkelen van de beleidsvoering.

93

Page 94: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.6: Waarden beleid voor kunst in de openbare ruimte van de gemeente Rotterdam en het CBK Rotterdam in rangorde (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014)

De evaluatie die in 2011 door de RRKC is uitgevoerd van de nota Stedelijk beeld – Rotterdam beeldenstad, is echter op een andere wijze geëvalueerd dan het Cultuurplan. Ten eerste schijnt hier geëvalueerd te zijn door werknemers van de RRKC zelf, die wel bekend zijn met de stad. Zij hebben een zeer uitgebreide evaluatie gedaan van het beleid en zelf ook meetmethoden bedacht om diverse beleidsdoelstellingen te meten. Er wordt onder meer aandacht besteed aan de doelstelling van citymarketing, leefbaarheid, het maatschappelijk draagvlak voor kunst en publieksbereik, gentrifi catie en participatie. Daarnaast worden er kwantitatieve gegevens verzameld van onder meer het CBK en het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Ook kwalitatieve gegevens worden gebruikt, onder meer door het voeren van gesprekken met culturele instellingen en specifi eke personen.

4.3.4 Conclusie RotterdamDe gemeente Rotterdam blijkt een gemeente die haar cultuurbeleid duidelijk hanteert en daarbij aandacht besteedt aan diverse thema’s. Hierbij komt kunst in de openbare ruimte ook als deelgebied aan bod. De gemeente verbindt hieraan diverse functies, waarvan de sociaaleconomische functie de belangrijkste is (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). Hierbij komen diverse waarden aan bod, waaronder sociale cohesie, de aantrekkelijkheid van de stad en het versterken van de creatieve economie. Voor dit onderzoek zijn de beleidsdoelstellingen of de waarden, van groot belang. Terwijl er enige onduidelijkheid bestond over het beleid, is aan de hand van een gesprek met Siebe Thissen meer duidelijkheid ontstaan.

Uit de analyse van de beleidsnota’s en door het gesprek, is duidelijk geworden dat de sociaaleconomische functie voor de gemeente Rotterdam zeer belangrijk is. Dit is echter vooral belangrijk voor de afdeling BKOR. De afdeling SIR focust juist vooral op de artistieke functie waaronder de artistieke kwaliteit van de kunst. BKOR werkt wel graag met kwalitatief hoogstaande kunstwerken, maar ziet kwaliteit ook in andere zaken. Hierbij speelt onder meer de mate waarin het kunstwerk een positief effect heeft op de omgeving en de bevolking een rol. Het belang van de functies en de waarden die erbij horen, is te zien in tabel 4.5. In tabel 4.6 is echter een overzicht gegeven van de belangrijkste waarden voor de gemeente Rotterdam en voor het CBK Rotterdam.

Vooral aanwezig in het beleid voor kunst in de openbare ruimte, zijn de

94

Page 95: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

civiele wereld en de wereld van de faam. De belangrijkste waarde voor de gemeente is echter een ecologische waarde die afkomstig is uit de wereld van de inspiratie, namelijk de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). Dit komt onder meer omdat Rotterdam een stad is met een levendige binnenstad, kunst kan daarbij volgens de gemeente worden ingezet om het karakter van de stad en de sfeer erbinnen te verbeteren. Dit houdt ook gelijk in dat kunst in de openbare ruimte een belangrijke bijdrage kan leveren aan de identiteit van de stad, dit is vooral een belangrijke waarde voor de afdeling BKOR en is afkomstig uit de wereld van de faam. Die afdeling wordt geacht om aan de hand van kunstwerken en kunstprojecten de identiteit van de stad uit te dragen, aan de hand van het verwerken van de geschiedenis en de diverse stadsverhalen. SIR houdt zich echter meer bezig met de citymarketing op nationaal en internationaal gebied. Gentrifi catie is een waarde die afkomstig is uit de industriële wereld en wel door de gemeente en het CBK aan kunst in de openbare ruimte wordt verbonden, maar die niet zomaar door iedereen wordt aangenomen. Het is daarnaast ook lastig aan te tonen, aangezien de causale verbanden niet altijd bewezen kunnen worden. Op hetzelfde niveau als gentrifi catie staat de versterking van het maatschappelijk draagvlak voor kunst en de educatieve waarde van kunst, dit zijn echter waarden uit de civiele wereld. De educatieve waarde is vaak ook al aanwezig in de kunstwerken zelf, wat een educatief programma overbodig zou kunnen maken. De werkgelegenheid, een waarde uit de industriële wereld, voor vooral Rotterdamse kunstenaars, is daarnaast ook een waarde die duidelijk naar voren komt in het beleid van de gemeente. Terwijl de gemeente vooral bezig is met politieke doeleinden en waarden, hecht het CBK ook belang aan andere soorten waarden. De waarden die de gemeente hanteert, zijn de waarden waaraan ook het CBK moet voldoen. Het CBK zelf, vindt echter de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de creatieve economie, de aantrekkelijkheid van de stad en de vorming van de publieke opinie ook van groot belang. Deze waarden zijn afkomstig uit de civiele wereld en de wereld van de faam. Bij de gemeente Rotterdam en het CBK Rotterdam zijn geen waarden uit de domestieke wereld, de marktwereld en de projectstad gevonden.

De evaluatie van het beleid vindt ex post plaats, door middel van tussentijdse evaluatie en evaluatie achteraf. Zo wordt elke vier jaar het Cultuurplan geëvalueerd aan het einde van de beleidsperiode, maar worden ook tussentijdse evaluatie gehouden van diverse culturele

instellingen. In de vier jaarlijkse evaluaties wordt minder aandacht besteed aan bijvoorbeeld kunst in de openbare ruimte, dan in onder meer de evaluatie van de speciale notitie voor kunst in de openbare ruimte. Duidelijk is wel dat de adviezen die in deze evaluatie gegeven zijn, grotendeels zijn opgevolgd. Zo is er een nieuwe relatie ontstaan tussen de BKOR en de SIR. Ook wordt er momenteel gewerkt aan de verduidelijking van het beheer, onderhoud en eigenaarschap van de grote collectie kunst in de openbare ruimt. Deze collectie wordt daarnaast ook uitgedund, om de belangrijkste werken meer aandacht te kunnen schenken. De combinatie van tijdelijke ex post evaluatie en ex post evaluatie achteraf, lijkt voldoende te moeten zijn, maar uit het gesprek met het CBK blijkt dat er toch de nodige onvrede bestaat over de wijze waarop onder meer het beleid voor kunst in de openbare ruimte normaal gesproken geëvalueerd wordt. Een betere samenwerking en overeenstemming lijkt dus niet onwenselijk.

In de evaluatie wordt ten eerste aandacht besteed aan de vijf doelstellingen of waarden die door de gemeente aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden. De mate waarop deze doelstellingen zijn behaald door het SIR, wordt niet aangetoond met speciale kwantitatieve meetmethoden. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat kunst niet goed genoeg ingezet is voor promotie van de stad en niet genoeg heeft bijgedragen aan de profi lering van de creatieve stad. Dit wordt echter niet aangetoond met hard bewijs. Dit geldt ook voor de invloed op de kwaliteit van de stad en de leefbaarheid. Het bewijs dat aangeleverd wordt is gebaseerd op aannames en eenvoudige tellingen van het aantal gerealiseerde projecten. Ook de wijze waarop het CBK heeft bijgedragen aan de vijf doelstellingen wordt deels aangetoond aan de hand van aannames en eenvoudige tellingen. Echter wordt ook gebruik gemaakt van gegevens die afkomstig zijn van het CBK. Ook is hier gewerkt met het oordeel op kunstprojecten van experts, een kwalitatieve meetmethode. Daarnaast zijn ook gesprekken gevoerd met deelgemeenten en woningcorporaties om de bijdrage aan de leefbaarheid te onderzoeken. Voor het onderzoeken van de invloed op gentrifi catie heeft de RRKC een gentrifi catie top 15 opgesteld aan de hand van diverse kwantitatieve gegevens die verkregen zijn van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Geconcludeerd kan worden dat de RRKC in haar evaluatie deels leunt op aannames en deels op gegevens verkregen uit kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Daarmee is een groot deel van de waarden die door de gemeente verbonden worden aan kunst in de openbare ruimte, geëvalueerd. Toch

95

Page 96: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

is ook hier veelal sprake van procesevaluatie, omdat veel onderzoek wordt gedaan naar de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, het proces rondom de plaatsing van kunstwerken en de behaalde resultaten. Wel wordt door de gemeente Rotterdam ook aandacht besteed aan de wijze waarop kunst in de openbare ruimte heeft bijgedragen aan de diverse beleidsdoelstellingen of waarden. Voor het verbeteren van de evaluatie zou gewerkt kunnen worden met het opstellen van duidelijke beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetpunten in het beleid. Dit kan ertoe leiden dat het in de evaluatie duidelijker wordt hoe de diverse beleidsdoelstellingen gemeten kunnen worden.

96

Page 97: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

In dit hoofdstuk is onderzocht hoe de gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam cultuurbeleid specifi ek voor kunst in de openbare ruimte uitvoeren. Na de analyse van de verschillende nota’s blijken er de nodige overeenkomsten en verschillen te bestaan. Zo hanteren de gemeenten verschillende vormen van cultuurbeleid, algemeen en specifi ek. Daar-naast hechten ze belang aan verschillende waarden en functies en de relatie met kunst in de openbare ruimte. Ook wordt het beleid op diverse wijzen gevormd, uitgevoerd en geëvalueerd. In deze paragraaf worden de drie gemeenten tegenover elkaar gezet en worden de verschillen en overeenkomsten besproken. Daarbij zijn vooral de waarden die de ge-meenten aan kunst in de openbare ruimte verbinden en de wijze waarop het beleid wordt geëvalueerd van belang. Om een duidelijk overzicht te kunnen geven van de verschillende waarden en werelden, zijn deze voor de drie steden in twee vergelijkende tabellen gezet (tabel 4.7, 4.8).

De gemeente Leeuwarden is, vooral vergeleken met de gemeente Rotterdam, een kleine gemeente, maar hanteert wel een algemeen cultuurbeleid én een specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte. Binnen het beleid komen vooral de wereld van de inspiratie en de civiele wereld naar voren (tabel 4.7). De belangrijkste waarde is echter een waarde uit de wereld van de faam, de mogelijke bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de identiteit van de stad. De belangrijkste functie is de artistieke functie. Deze komt in de wereld van de inspiratie terug in de waarde van artistieke en visuele kwaliteit. Kunstenaars en kunstwerken worden geselecteerd op hoge kwaliteit en kunst in de openbare ruimte zou een positieve bijdrage kunnen hebben op de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte. Deze laatste waarde is een autonome artistieke waarde, maar kan ook gezien worden als een positieve waarde met een ecologische functie. Andere waarden uit de wereld van de inspiratie zijn de verbetering van de fysieke omgeving, onderlinge samenhang in de kunstcollectie, het accent dat gelegd kan worden op de toegangspoorten van de stad en het verhouden van kunst tot de fysieke omgeving. Ook de civiele wereld komt veelvuldig naar voren. Zo is leefbaarheid, sociale cohesie, wijk- of gemeenschapsontwikkeling, verkeersveiligheid en participatie van belang. Andere aanwezige waarden zijn de landelijke of internationale bekendheid, het onderscheidend vermogen van de stad, de aantrekkingskracht van de stad en duurzaamheid van de kunst. Deze waarden zijn afkomstig uit de wereld van de faam, de marktwereld en de industriële wereld. De domestieke wereld en de projectstad zijn niet aanwezig.

Terwijl de gemeente wel degelijk haar cultuurbeleid uitgebreid evalueert, valt kunst in de openbare ruimte hier deels in het niet, omdat deze notitie niet apart geëvalueerd wordt. De evaluatie wordt ex post, na de beleidsperiode, uitgevoerd. Opvallend is echter dat er vooral aandacht wordt besteed aan het proces van de uitvoering van het beleid en de uitvoering van kunstopdrachten. De daadwerkelijke persoonlijke en maatschappelijke effecten worden niet of nauwelijks geëvalueerd. De gemeente Leeuwarden besteedt tijdens het proces veel aandacht aan de hoge kwaliteit en de duurzaamheid van de kunst. De beoogde maatschappelijke effecten worden wel bekeken, maar niet geëvalueerd aan de hand van specifi eke meetmethoden. Het resultaat van het beleid gezien de maatschappelijke effecten, wordt vooral besproken aan de hand van aannames. Zo wordt er gesteld dat een geplaatst kunstwerk goed geplaatst is, wanneer er geen negatieve reacties of vandalistische uitingen op volgen. Daarnaast stelt zij dat bepaalde doelen zijn behaald, door te verwijzen naar het aantal gerealiseerde kunstprojecten. Geen van de waarden uit tabel 4.2. wordt duidelijk onderzocht en er kan dus geen eenduidig beeld worden gegeven van dat wat kunst in de openbare ruimte qua maatschappelijke effecten teweeg brengt in de gemeente Leeuwarden. Terwijl de gemeente Leeuwarden dus wel een duidelijk specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte voert, wordt dit zeer matig geëvalueerd. De gemeente geeft zelf aan in de toekomst wel over geschiktere evaluatiemethoden na te willen gaan denken. Suggesties zijn bijvoorbeeld het uitvoeren van een publieks- of bevolkingsonderzoek.

Arnhem is qua grootte vergelijkbaar met de gemeente Leeuwarden maar vergeleken met de gemeente Rotterdam vrij klein. Ze hanteert alleen een algemeen cultuurbeleid, waarin kunst in de openbare ruimte amper aan bod lijkt te komen. Er wordt echter wel veel belang aan gehecht, maar dit komt niet duidelijk terug in de notitie. De waarden die binnen het beleid aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden, zijn vooral afkomstig uit de civiele wereld en de industriële wereld (tabel 4.7). De belangrijkste waarde van kunst in de openbare ruimte is echter ook bij deze gemeente de identiteit van de stad, afkomstig uit de wereld van de faam. De belangrijkste functie voor de gemeente is de sociale functie, deze functie komt ook naar voren in de civiele wereld waarin maatschappelijke participatie van belang is. Andere waarden uit de civiele wereld zijn educatie en individuele zelfontplooiing. De aanname dat kunst in de openbare ruimte invloed kan hebben op de werkgelegenheid, is een aanname uit de industriële wereld. In het beleid voor kunst in de openbare

4.4 Gemeente Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam97

Page 98: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

ruimte van de gemeente Arnhem, zijn de wereld van de inspiratie, de domestieke wereld, de marktwereld en de projectstad niet aanwezig. Wanneer de gemeente echter spreekt over de waarden van beeldende kunst in het algemeen, komen diverse andere waarden naar voren die afkomstig zijn uit de wereld van de inspiratie, de civiele wereld en de wereld van de faam.

Aangezien de gemeente geen specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte voert, vindt hier ook geen evaluatie van plaats. Het algemene cultuurbeleid wordt echter wel geëvalueerd. Deze evaluatie wordt ex post uitgevoerd, na de beleidsperiode. De diverse deelgebieden die behandeld worden in het cultuurbeleid, worden tussentijds ex post geëvalueerd. In de evaluatie wordt ook door deze gemeente, vooral de focus gelegd op het proces van de vorming en uitvoering van het cultuurbeleid. De maatschappelijke effecten die door het cultuurbeleid daadwerkelijk zijn ontstaan, worden niet allemaal gemeten. Wel wordt aan de hand van kwantitatieve gegevens getracht onderzoek te doen naar werkgelegenheid, maatschappelijke participatie, woonaantrekkelijkheid, ontwikkelingen in de creatieve sector, het cultuurbereik en het aanbod. Hierbij wordt onder meer gewerkt met gegevens die afkomstig zijn uit de Atlas voor Gemeenten 2011, Statistisch Jaarboek en gegevens die afkomstig zijn van de gemeentelijke afdeling Statistiek en Onderzoek. Aan de hand van in 2011 gehouden cultuurdebatten en evaluatiegesprekken en aan de hand van een gehouden stadsenquête, wordt onder meer gekeken naar het streven om culturele hoofdstad te worden. Ook worden door middel van deze kwalitatieve gegevens uitspraken gedaan over het versterken van de culturele keten, educatie en talentontwikkeling. Er kan echter geconcludeerd worden, zo stelt ook de gemeente zelf, dat de maatschappelijke effecten nog niet op een juiste manier worden gemeten. Dit komt onder meer doordat de beleidsdoelstellingen niet SMART zijn opgesteld en er geen duidelijke meetmethoden bestaan. Ook de evaluatie van kunst in de openbare ruimte wordt, opvallend genoeg, niet uitgevoerd. Men kan zich dus afvragen hoe groot het belang van kunst in de openbare ruimte daadwerkelijk is voor de gemeente. In de toekomst zou het uitvoeren van ex ante en ex post evaluatie, voor het algemene cultuurbeleid en alle deelgebieden, een verbeterde evaluatie tot stand kunnen brengen. Daarbij zou echter wel gewerkt kunnen worden met duidelijke geformuleerde doelstellingen en de focus zou meer gelegd kunnen worden op de daadwerkelijke behaalde maatschappelijke effecten van het beleid.

De gemeente Rotterdam is op het gebied van kunst in de openbare ruimte een grootse gemeente, waar net als in Leeuwarden een algemeen cultuurbeleid en een specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt gehanteerd. Deze notitie is echter zeer uitgebreid en goed gedefi nieerd opgebouwd en ziet er daarnaast ook mooi en verzorgd uit. In de stad Rotterdam is kunst in de openbare ruimte van groot belang. In het beleid voor kunst in de openbare ruimte, komen vooral de civiele wereld en de wereld van de faam naar voren (tabel 4.7). De belangrijkste waarde van kunst in de openbare ruimte, de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte, is echter als enige waarde afkomstig uit de wereld van de inspiratie. Deze waarde kan positief ecologisch en autonoom artistiek zijn. De sociaaleconomische functie is de belangrijkste functie van kunst in de openbare ruimte voor de gemeente, hierop volgt de artistieke functie. De sociale functie komt alleen terug in de civiele wereld en de wereld van de faam, in de waarde van de bijdrage aan participatie en aan de identiteit van de stad. De waarde van participatie komt ook terug in de industriële wereld. De identiteit van de stad is vooral belangrijk voor de afdeling BKOR. De economische functie komt terug in de civiele wereld, de wereld van de faam en de industriële wereld. Bijbehorende waarden zijn educatie, citymarketing, werkgelegenheid en gentrifi catie. Citymarketing is vooral belangrijk voor de afdeling SIR. Een laatste waarde van kunst in de openbare ruimte is de versterking van het maatschappelijke draagvlak voor kunst. Het CBK Rotterdam verbindt echter nog een aantal andere waarden aan kunst in de openbare ruimte. Dit zijn de bijdrage aan de creatieve stad en de creatieve economie, de bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de stad en de bijdrage aan de vorming van de publieke opinie. Ook bij het CBK staan de civiele wereld en de wereld van de faam dus centraal. In het beleid van de gemeente en het CBK komen de domestieke wereld, de marktwereld en de projectstad niet naar voren.

Het algemene cultuurbeleid en het specifi eke beleid voor kunst in de openbare ruimte worden beide geëvalueerd, ware het niet dat dit niet altijd zo is geweest voor het specifi eke beleid. De evaluatie van het algemene en specifi eke beleid vindt plaats door middel van ex post tussentijdse evaluatie en evaluatie achteraf. Het cultuurbeleid wordt achteraf geëvalueerd, terwijl sommige culturele instellingen ook tussentijds worden geëvalueerd. Ook de specifi eke nota voor kunst in de openbare ruimte wordt na de beleidsperiode geëvalueerd, over deze evaluatie bestaat echter de nodige onvrede. In een speciale eenmalige evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt echter op een geschiktere

98

Page 99: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.7: Aanwezigheid waarden uit tabel 3.3 in het beleid van gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam (bijlage 14)

99

Page 100: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.8: Aanwezigheid waarden uit de zeven werelden van Boltanski, Thévenot en Chiapello in het beleid van Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam, gebaseerd op tabel 4.1, 4.3 en 4.5

manier geëvalueerd. Alhoewel veel aandacht wordt besteed aan het proces van de vorming en uitvoering van het beleid en de plaatsing van kunst, wordt in deze evaluatie ook kort aandacht besteed aan diverse behaalde effecten. Zo wordt onder meer gekeken naar de mate waarop de vijf doelstellingen behaald zijn door het CBK en de SIR. De SIR wordt niet geëvalueerd aan de hand van hard bewijs. Er wordt gebruik gemaakt van aannames en tellingen van het aantal gerealiseerde kunstprojecten. De CBK wordt echter geëvalueerd aan de hand van aannames, tellingen én gegevens die afkomstig zijn van het CBK. Zo is er onder meer gebruik gemaakt van een oordeel van diverse experts over een aantal kunstprojecten, gesprekken met deelgemeenten en woningcorporaties. Hierbij is sprake van kwalitatieve gegevens. Aan de hand daarvan worden onder meer uitspraken gedaan over de bijdrage aan de leefbaarheid. De invloed op gentrifi catie is onderzocht aan de hand van een door het RRKC ontwikkelde gentrifi catie top 15, met behulp van kwantitatieve gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Gemeente Rotterdam evalueert dus een groot deel van de waarden van kunst in de openbare ruimte, aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Er zou echter in de toekomst gewerkt kunnen worden met het opstellen van duidelijke beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetpunten. Daarnaast kan meer gefocust worden op de behaalde maatschappelijke effecten en minder op het proces.

Na het behandelen van de drie gemeenten, blijkt dat in het beleid de civiele wereld, de wereld van de faam en de industriële wereld veelvuldig aanwezig zijn (tabel 4.8). De wereld van de faam komt bij de drie gemeenten vooral terug in de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de identiteit van de stad, een waarde die van groot belang lijkt te zijn. De wereld van de inspiratie en de marktwereld komen bij twee van de drie gemeenten voor, maar dit maakt ze niet minder belangrijk. De waarden van kunst in de openbare ruimte volgens de gemeente Leeuwarden, komen juist grotendeels uit de wereld van de inspiratie. De civiele wereld staat echter bij de gemeenten Arnhem en Rotterdam centraal. Gemeente Leeuwarden hecht dan ook het meeste belang aan de artistieke functie, terwijl de andere twee gemeente juist meer kijken naar de sociale of de sociaaleconomische functie. De waarde van de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan participatie, afkomstig uit de civiele wereld en de industriële wereld, is echter bij elke gemeente van groot belang. Dit geldt ook voor de bijdrage aan de werkgelegenheid, een waarde uit de industriële wereld. Opvallend is dat bij geen van de

100

Page 101: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

drie gemeenten aandacht wordt besteed aan waarden die afkomstig zijn uit de domestieke wereld en de projectstad. In de domestieke wereld ligt de focus dan ook op de huiselijke sfeer, persoonlijke relaties en hiërarchie. In de kunstwereld komt deze wereld wel terug, maar in het beleid van gemeenten is deze minder relevant. Hetzelfde geldt voor de projectstad, waarin het vergroten van het netwerk en het uitvoeren van projecten van belang is. In het beleid van de gemeenten wordt echter geen aandacht besteed aan netwerken en de uitvoering van specifi eke kunstprojecten, dit is ook niet van belang voor gemeentelijk beleid.

De evaluatie van het cultuurbeleid of het specifi eke beleid voor kunst in de openbare ruimte, vindt bij alle drie de gemeenten ex post plaats. Het beleid van de gemeente Leeuwarden wordt echter alleen achter geëvalueerd, terwijl de gemeente Arnhem en de gemeente Rotterdam ook gebruik maken van tussentijdse ex post evaluatie. In de evaluatie van de gemeente Leeuwarden en de gemeente Arnhem ligt de focus echter vooral op het proces van de uitvoering van het beleid en op het proces van de plaatsing van kunst. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de daadwerkelijke behaalde maatschappelijke effecten en de wijze waarop dit gemeten kan worden. De gemeente Rotterdam wordt ook gekenmerkt door procesevaluatie, maar besteedt ook kort aandacht aan een aantal behaalde beleidsdoelstellingen. De gemeente Leeuwarden maakt in haar evaluatie geen gebruik van specifi eke kwalitatieve of kwantitatieve meetmethoden en baseert haar evaluatie op aannames en het aantal gerealiseerde kunstprojecten. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het ontvangen of uitblijven van positieve en negatieve reacties en het ontstaan of uitblijven van vandalisme. De gemeente Arnhem besteedt aandacht aan een aantal van de door haar benoemde waarden van kunst in de openbare ruimte. Zo worden aan de hand van kwantitatief bewijs uitspraken gedaan over werkgelegenheid, maatschappelijke participatie, woonaantrekkelijkheid, ontwikkelingen in de creatieve sector, cultuurbereik en aanbod. Er wordt onder meer gewerkt met gegevens uit de Atlas voor Gemeenten 2011 en het Statistisch Jaarboek. Aan de hand van kwalitatief bewijs wordt gekeken naar participatie, het streven om culturele hoofdstad te worden, het versterken van de culturele keten, educatie en talentontwikkeling. Hiervoor wordt gewerkt met informatie uit gehouden cultuurdebatten, evaluatiegesprekken en een stadsenquête. De gemeente Rotterdam werkt deels met aannames en het aantal gerealiseerde kunstprojecten en deels met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Er wordt bijvoorbeeld

verwezen naar het oordeel van experts, om een uitspraak te kunnen doen over de bijdrage van kunst in de openbare ruimte op de visuele kwaliteit. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de bijdrage aan de leefbaarheid, door middel van het voeren van gesprekken met deelgemeenten en woningcorporaties. Om de invloed op gentrifi catie te onderzoeken, is een gentrifi catie top 15 opgesteld met behulp van gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek.

Concluderend blijkt dat vooral de gemeente Rotterdam werkt met een min of meer geschikte wijze van evaluatie. Zij werken deels met hard kwantitatief en kwalitatief bewijs. Echter kan ook de gemeente Rotterdam haar evaluatie wijze verbeteren, door een betere afstemming met diverse culturele instellingen en door middel van het opstellen van duidelijke beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetmethoden. Daarbij moet de nadruk liggen op de daadwerkelijke behaalde effecten van het beleid, in plaats van op het proces. Dit geldt ook voor de gemeente Arnhem. Zij besteedt te weinig aandacht aan de behaalde waarden en ondervindt moeilijkheden doordat er geen goed geformuleerde beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetmethoden zijn opgesteld. De gemeente Leeuwarden werkt echter niet met hard bewijs en voert geen evaluatie uit van de daadwerkelijke behaalde effecten van het beleid voor kunst in de openbare ruimte. Zij is gebaat bij het opstellen van duidelijke beleidsdoelstellingen, specifi eke meetmethoden en het doen van een op harde bewijzen gebaseerd onderzoek.

101

Page 102: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 103: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Hoofdstuk 5

Samenvatting en conclusie

Page 104: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Kunst in de openbare ruimte is een onderwerp dat in de laatste jaren veelvuldig wordt besproken in onder meer wetenschappelijke publicaties en nieuwsberichten. Het is daarnaast ook een veelbesproken onderdeel van cultuurbeleid in Nederland. In de afgelopen jaren is er echter ook meer nadruk komen te liggen op de evaluatie van dit cultuurbeleid. Waar echter vaak niet naar lijkt te worden gekeken, is de evaluatie van juist het cultuurbeleid specifi ek voor kunst in de openbare ruimte. Een belangrijke vraag is hoe dit cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte kan worden geëvalueerd en op welke wijze dit momenteel wordt uitgevoerd. Die vraag stond centraal in deze scriptie, waarin onderzoek is gedaan naar de evaluatie van het cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. De vraag kwam voort uit persoonlijke interesse in beeldende kunst in de openbare ruimte en de wens dit voor een onderzoek te combineren met beleidsvorming. De directe aanleiding was echter Het Feestaardvarken te Arnhem en de eerste gevoelens die dit werk opriep. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zal eerst opnieuw kort aandacht worden besteed aan de defi niëring en geschiedenis van de openbare ruimte en kunst in de openbare ruimte, de wijze waarop cultuurbeleid theoretisch gezien kan worden geëvalueerd, de verschillende waarden en functies die er aan kunst in de openbare ruimte verbonden kunnen worden en de wijze waarop de drie gemeenten hun cultuurbeleid uitvoeren en evalueren. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek naar de deelvragen die behandeld zijn in deze hoofdstukken, kan uiteindelijk toegewerkt worden naar de hoofdvraag.

Hoofdstuk 5 – Samenvatting en conclusie

Page 105: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Het is duidelijk geworden dat de openbare ruimte opgevat kan worden als een fysieke ruimte of een politiek onderwerp. Bij de fysieke openbare ruimte gaat het vooral om de gebruiksfuncties en de mate van toegankelijkheid van de ruimte. Wanneer er vanuit een politiek oogpunt naar de openbare ruimte wordt gekeken, overheerst ook het verschil tussen de private en de publieke ruimte. De grens tussen deze twee ruimten bestaat sinds de Oudheid maar is tegenwoordig grotendeels vervaagd. Kunst in de openbare ruimte kan ook niet simpelweg gedefi nieerd worden als kunst in de buitenlucht. Het is een kunstvorm die al eeuwen bestaat en vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw bekend is geworden in Nederland. In dit onderzoek wordt kunst in de openbare ruimte gezien als kunst welke in een openbare en toegankelijke ruimte is geplaatst en waar het publiek een bepaalde betrokkenheid bij kan voelen. Elke vorm van kunst kan in de openbare ruimte worden geplaatst en hoeft niet per se door een kunstenaar te zijn gemaakt. Daarnaast kan het een tijdelijk of permanent werk zijn van een dynamische of statische aard. Van groot belang voor het bestaan van kunst in de openbare ruimte, is de aanwezigheid van een publiek. De ontmoeting tussen dit publiek en het kunstwerk is veelal een onverwachte ontmoeting. De openbare ruimte, de kunst in de openbare ruimte en het publiek zijn dan ook sterk met elkaar verbonden en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Zonder openbare ruimte of publiek, kan kunst in de openbare ruimte geen kunst in de openbare ruimte genoemd worden. Aangezien het publiek echter vaak vergeten wordt in de literatuur, is de relatie tussen het publiek en de kunst een onderwerp dat in de toekomst verder onderzocht zou kunnen worden.

Kunst in de openbare ruimte wordt in Nederland vaak geplaatst vanuit een bepaald cultuurbeleid of beleid voor kunst in de openbare ruimte. In Nederland wordt sinds de jaren 1980 gewerkt met een ‘evidence based’ cultuurbeleid, gebaseerd op een bepaalde vorm van bewijs en wetenschappelijke kennis. Dit kan worden gehanteerd binnen het gehele proces van beleidsvorming Er worden daarbij vooral kwantitatieve gegevens verzameld om een juiste ‘evidence base’ op te bouwen. Binnen het cultuurbeleid kan dit verzamelde bewijs leiden tot het doen van uitspraken over de realisatie van intrinsieke en extrinsieke effecten. Een intrinsiek effect is bijvoorbeeld de esthetische ervaring. De extrinsieke effecten zijn maatschappelijke effecten, die onderverdeeld kunnen worden in sociale en economische effecten. De sociale effecten staan in verband met de opbouw van sociaal kapitaal. Dit kan in verband staan met en een vereiste zijn voor sociale cohesie. Alhoewel de intrinsieke

effecten voor de kunsten van groot belang zijn, worden de extrinsieke effecten in het cultuurbeleid steeds belangrijker. Dit kan leiden tot een instrumentalisering van het cultuurbeleid.

De evaluatie van cultuurbeleid vindt plaats om te meten of de beoogde doelstellingen behaald zijn of om een advies te kunnen geven voor de toekomst. De evaluatie kan ex post na de beleidsperiode of tijdens de beleidsperiode, worden uitgevoerd door de gemeente of door externe partijen. Het evalueren van cultuurbeleid kan echter lastig zijn, omdat de effecten lastig te meten zijn en beïnvloed kunnen worden door andere zaken. Deze effecten komen ook terug binnen het model van Van den Hoogen, onder de primaire waarde-evaluatie. Deze evaluatie bestaat uit de evaluatie van de esthetische waarde, de persoonlijke waarde en de maatschappelijke waarde. De esthetische en persoonlijke waarde zijn intrinsiek, deze hebben daarnaast ook invloed op de maatschappij. De maatschappelijke waarde is echter extrinsiek en bestaat uit de sociale en economische effecten. De intrinsieke effecten van beleid kunnen via kwalitatieve en soms ook kwantitatieve methoden worden gemeten. De extrinsieke economische effecten kunnen echter kwantitatief gemeten worden aan de hand van impactanalyse, onderzoek naar de creatieve klasse of onderzoek naar de huizenprijzen. De extrinsieke sociale effecten worden gemeten aan de hand van kwalitatief publieksonderzoek. In het model is ook de secundaire waarde-evaluatie van belang. Daarbij gaat het om de mate waarop culturele instellingen in staat zijn cultuur te produceren en te verspreiden. Aan de hand van onder meer dit model kan cultuurbeleid geëvalueerd worden. Deze methode zou ook gebruikt kunnen worden voor de evaluatie van beleid voor kunst in de openbare ruimte. Deze evaluatie is ook zeker van belang, maar de methode zou deels aangepast moeten worden omdat kunst in de openbare ruimte een zeer specifi eke en lastig te meten kunstvorm is.

De verschillende effecten van cultuurbeleid kunnen ook gezien worden als de waarden en functies die verbonden kunnen worden aan kunst in de openbare ruimte. Deze verschillende waarden en functies zijn beschreven in het derde hoofdstuk. De verschillende waarden kunnen ingedeeld worden naar de zeven werelden van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Ève Chiapello. Deze werelden kennen allemaal hun eigen waarderegime en specifi eke waarden waaraan belang wordt gehecht. De zeven werelden zijn de wereld van de inspiratie, de domestieke wereld, de civiele wereld, de wereld van de faam, de marktwereld, de projectstad

5.1 Theoretisch kader105

Page 106: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

en de industriële wereld. De werelden kunnen allemaal aanwezig zijn en gehanteerd worden voor elk onderwerp. Aan de hand van de werelden en de waarderegimes kunnen confl icten binnen werelden worden geanalyseerd en veelal opgelost.

De belevingswaarde van kunst bevindt zich vooral in de wereld van de inspiratie, andere waarden komen uit de andere zes werelden. De waarden kunnen daarnaast ingedeeld worden in drie categorieën, bedacht door Eleonora Belfi ore en Oliver Bennett. Dit zijn waarden met een negatieve impact, een positieve impact en een autonome of esthetische impact. Aan de hand van de theorieën van Belfi ore en Bennett, de Engelse denktank Ixia, Tim Hall en Iain Robertson, is een tabel met waarden opgesteld. Deze waarden kunnen ingedeeld worden in de drie categorieën en in de zeven werelden. De negatieve waarden zijn de negatieve vormen van de positieve en autonome of esthetische waarden. De positieve waarden zijn grotendeels afkomstig uit de civiele wereld. De autonome of esthetische waarden komen vooral uit de wereld van de inspiratie. Alle werelden kunnen echter aangeduid worden wanneer het gaat om waarden die verbonden kunnen worden aan kunst in de openbare ruimte. De werelden en de bijbehorende waarden zijn samengebracht in het totaaloverzicht van waarden van kunst in de openbare ruimte. De waardentheorie kan binnen de kunst in de openbare ruimte onder meer gebruikt worden om bijvoorbeeld confl icten op te lossen die ontstaan wanneer een kunstwerk in de openbare ruimte wordt geplaatst.

106

Page 107: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Onderzoek naar de werkelijke aanwezigheid van de diverse waarden en functies in cultuurbeleid, is gedaan door middel van het analyseren van het beleid van de gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam. Hieruit kwam naar voren dat de drie steden diverse vormen van beleid hanteren en daarbij ook deels verschillende doelstellingen hebben opgesteld. Ook de evaluatie van het beleid verschilt. Zo hanteert de gemeente Leeuwarden een specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte en verbindt hier vooral de waarde van de bijdrage aan de identiteit van de stad aan. Deze waarde is afkomstig uit de wereld van de faam, terwijl in het beleid juist de wereld van de inspiratie van groot belang lijkt. De artistieke functie en de kwaliteit van de kunst staan daarnaast centraal. De overige waarden zijn afkomstig uit de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld. De nota voor kunst in de openbare ruimte wordt niet apart geëvalueerd, maar in grote lijnen meegenomen in de evaluatie van het algemene cultuurbeleid. Daarbij wordt achteraf aan ex post evaluatie gedaan. Er is echter vooral sprake van procesevaluatie, omdat de gemeente Leeuwarden meer focust op de uitvoering van het beleid, de plaatsing van beelden en belangrijke criteria voor de beelden, dan op de daadwerkelijke behaalde maatschappelijke effecten. Deze behaalde effecten worden niet gemeten, maar het succes van het beleid wordt gebaseerd op aannames. Deze aannames worden afgeleid van het aantal gerealiseerde kunstprojecten, het uitblijven van negatieve reacties en het uitblijven van vandalisme. Er is geen sprake van onderzoek en duidelijk bewijs. Alhoewel kunst in de openbare ruimte dus van groot belang is voor de gemeente Leeuwarden, analyseert zij niet in hoeverre kunst in de openbare ruimte ook daadwerkelijk het effect heeft dat ze beoogt.

Gemeente Arnhem hanteert geen specifi ek beleid voor kunst in de openbare ruimte en besteedt er in haar nota ook niet veel aandacht aan. De gemeente stelt echter dat zij wel degelijk veel belang hecht aan de kunstvorm. Ze stelt hierbij de waarde van de bijdrage aan de identiteit van de stad centraal, afkomstig uit de wereld van de faam. Er wordt echter vooral belang gehecht aan de sociale functie, de civiele wereld komt dan ook duidelijk naar voren. De overige waarden van kunst in de openbare ruimte volgens de gemeente Arnhem, zijn afkomstig uit de industriële wereld. Het algemene cultuurbeleid wordt na elke vierjarige beleidsperiode ex post geëvalueerd. Er wordt daarnaast ook beleid gevoerd voor diverse deelgebieden, dit beleid wordt tussentijds ex post geëvalueerd. Ook door de gemeente Arnhem wordt vooral de nadruk

gelegd op het proces van de uitvoering van het cultuurbeleid. Alhoewel er wel onderzoek wordt gedaan naar de daadwerkelijke behaalde effecten, blijft dit onderzoek oppervlakkig. Ook hier wordt ten eerste gekeken naar het aantal gerealiseerde kunstprojecten en aannames gebaseerd op het uitblijven van negatieve reacties en vandalisme. Er wordt echter ook gebruik gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens om onderzoek te doen naar een aantal onderdelen. Zo worden kwalitatieve gegevens verzameld uit onder meer de Atlas voor Gemeenten 2011, het Statistische Jaarboek en informatie van de gemeentelijke afdeling Statistiek en Onderzoek, om een uitspraak te kunnen doen over de werkgelegenheid, maatschappelijke participatie, woonaantrekkelijkheid, ontwikkelingen in de creatieve sector, cultuurbereik en aanbod. Met behulp van kwalitatieve gegevens die verzameld zijn aan de hand van gehouden cultuurdebatten, evaluatiegesprekken en een stadsenquête, wordt gekeken naar het streven naar het worden van culturele hoofdstad, de versterking van de culturele keten, educatie en talentontwikkeling. De gemeente stelt zelf echter al dat de maatschappelijke effecten niet allemaal en niet op een juiste manier gemeten worden. De oorzaak hiervoor kan onder meer gevonden worden in het feit dat de beleidsdoelstellingen en de specifi eke bijbehorende meetmethoden niet duidelijk zijn opgesteld. Van de belangrijke waarden wordt alleen aandacht besteed aan maatschappelijke participatie en werkgelegenheid. Daarbij wordt zelfs de belangrijkste waarde, de identiteit van de stad, niet onderzocht. De gemeente Arnhem zou dus meer aandacht kunnen besteden aan de daadwerkelijke behaalde effecten, in plaats van aan het proces van de beleidsvoering.

De gemeente Rotterdam hanteert een duidelijke notitie voor kunst in de openbare ruimte, waarin de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte centraal staat. Dit is direct ook de enige waarde uit de wereld van de inspiratie in het beleid van de gemeente. In het beleid staan de civiele wereld en de wereld van de faam voorop, maar ook de industriële wereld komt naar voren. De gemeente Rotterdam hecht net als de andere gemeenten een groot belang aan de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de identiteit van de stad. Binnen het beleid is vooral de sociaaleconomische functie belangrijk. De verschillende waarden zijn verdeeld over de belangen van de afdeling BKOR en de afdeling SIR. Daarnaast is er ook een verschil in dat wat de gemeente belangrijk vindt en dat wat het CBK belangrijk vindt. Het algemene cultuurbeleid en de nota voor kunst in de openbare ruimte worden beiden geëvalueerd.

5.2 Empirisch onderzoek107

Page 108: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Er is daarbij vooral sprake van ex post evaluatie na de beleidsperiode, tijdens de beleidsperiode worden diverse culturele instellingen echter ook geëvalueerd. In de speciale evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt deels de focus gelegd op het proces, maar er wordt ook aandacht besteed aan diverse daadwerkelijke behaalde effecten. Het CBK en de SIR worden geanalyseerd op de wijze waarop zij voldaan hebben aan de vijf gemeentelijke doelstellingen. Daarbij wordt bij de SIR niet gewerkt met hard bewijs, maar met aannames en het aantal gerealiseerde kunstprojecten. De CBK wordt echter geëvalueerd aan de hand van diverse soorten gegevens. De kwalitatieve gegevens bestaan uit de informatie afkomstig uit het oordeel van experts over een aantal kunstprojecten, gesprekken met deelgemeenten en woningcorporaties. Deze gegevens worden onder meer gebruikt om een uitspraak te kunnen doen over het effect op de leefbaarheid. Daarnaast werkt de gemeente met kwantitatieve gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek om de uitwerking op de gentrifi catie te onderzoeken. Alhoewel de huidige evaluatiewijze deels geschikt is, zou er in de toekomst gewerkt kunnen worden met duidelijk beschreven beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetmethoden. Daarnaast kan nog meer nadruk gelegd worden op de maatschappelijke effecten van het beleid voor kunst in de openbare ruimte.

108

Page 109: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Na het doen van het theoretische en het empirische onderzoek, blijkt dat de drie gemeenten deels gelijke waarden en functies en deels verschillende waarden en functies aan kunst in de openbare ruimte verbinden. Vooral de wereld van de inspiratie en de civiele wereld worden vaak aangetroffen in het specifi eke cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte. Één van de belangrijkste waarde die de gemeenten aan kunst in de openbare ruimte verbinden, komt echter uit de wereld van de faam. Het gaat dan om de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de identiteit van de stad. Binnen de civiele wereld zijn vooral educatie en participatie belangrijk, terwijl participatie ook een belangrijke waarde is binnen de industriële wereld. Dit geldt ook voor werkgelegenheid. Opvallend is dat bij geen van de gemeenten waarden afkomstig waren uit de domestieke wereld of de projectstad. Deze werelden kunnen voor kunst in de openbare ruimte zelf wel van belang zijn, maar zijn niet van toepassing in de vorming en uitvoering van cultuurbeleid.

Kijkend naar de evaluatiemethoden van de drie gemeenten, blijkt dat de gemeentelijke evaluatie van beeldende kunst in de openbare ruimte vooral gebruikt wordt om het proces van de uitvoering van het beleid en de plaatsing van beelden te onderzoeken. Daarbij wordt ook gekeken naar bijbehorende elementen, zoals de duurzaamheid. Er wordt echter weinig aandacht besteed aan de daadwerkelijke behaalde maatschappelijke effecten. Wanneer deze effecten wel worden onderzocht, gebeurt dit niet aan de hand van de in hoofdstuk twee beschreven meetmethoden. Gemeente Leeuwarden blijft achter door de effecten niet te evalueren en af te gaan op het aantal gerealiseerde kunstprojecten en het uitblijven van negatieve reacties en vandalisme. De beoogde waarden worden geen van allen gemeten, terwijl deze wel zeer belangrijk zijn volgens de gemeente. Gemeente Arnhem werkt ook op deze wijze, maar voegt daar onderzoek met behulp van diverse kwantitatieve en kwalitatieve gegevens aan toe. Zo gebruikt ze onder meer gegevens uit de Atlas voor Gemeenten en het Statistisch Jaarboek. De gemeente besteedt echter niet veel aandacht aan het evalueren van de effecten en gaat daarmee voorbij aan het grootste deel van de aan kunst in de openbare ruimte verbonden waarden. Er wordt alleen aandacht besteed aan maatschappelijke participatie en werkgelegenheid. De belangrijkste waarde van de bijdrage aan de identiteit van de stad, komt niet terug in de evaluatie. De gemeente Rotterdam werkt met de methoden van de gemeente Leeuwarden en de gemeente Arnhem, maar breidt dit verder uit. Zo wordt de bijdrage van het CBK met kunst in de openbare ruimte

aan de leefbaarheid, onderzocht aan de hand van gesprekken met deelgemeenten en woningcorporaties, een kwalitatieve meetmethode. Met behulp van de gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek stelde de RRKC ook een gentrifi catie top 15 op, om de invloed op de gentrifi catie te benoemen. Het grootste deel van de waarden uit tabel 4.6 wordt echter niet geëvalueerd aan de hand van deze specifi eke meetmethoden of gegevens. De drie gemeenten evalueren dus geen van allen de belangrijkste waarden van kunst in de openbare ruimte, terwijl zij deze wel benoemen in het beleid. Terwijl de gemeente bijvoorbeeld de identiteit van de stad allen hoog op de lijst hebben staan, wordt hier in de evaluatie niet over gesproken.

Alhoewel het beleid voor kunst in de openbare ruimte in de theorie geëvalueerd kan worden aan de hand van diverse meetmethoden, worden deze in de praktijk dus niet of nauwelijks gehanteerd. De gemeenten geven ook aan dat het evalueren van de effecten van kunst en cultuurbeleid, lastig blijft. Dit komt onder meer doordat de effecten soms onmeetbaar zijn, of omdat er ook invloed van buitenaf voor kan komen. Het beleid voor kunst in de openbare ruimte kan echter, mits het beleid correct is opgesteld, wel degelijk geëvalueerd worden. Ten eerste zou in de evaluatie de nadruk moeten liggen op de daadwerkelijke behaalde effecten van het beleid. Ten tweede is het van groot belang dat in het beleidsplan wordt aangegeven wat men wil bereiken, hoe men dat wil bereiken, welke effecten men daarvan verwacht, wanneer men dit verwacht en hoe het gemeten kan worden. Dit kan ook gezien worden als de formulering van SMART doelstellingen. Wanneer deze beleidsdoelstellingen op een duidelijke manier worden geformuleerd, zijn er enkele eenvoudig toepasbare meetmethoden mogelijk. Één van de meest voor de hand liggende methoden is publieks- of bevolkingsonderzoek. Er kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een stadsenquête, waarin ook aandacht kan worden besteed aan kunst in de openbare ruimte. Daarnaast kan gewerkt worden met een straatonderzoek, een telefonisch onderzoek of een digitaal onderzoek. Ook zou gekeken kunnen worden naar de mogelijkheden voor publieks- of bevolkingsonderzoek via social media. Verder is het eenvoudig om gebruik te maken van al eerder onderzochte kwantitatieve gegevens, bijvoorbeeld uit de Atlas voor Gemeenten, waarbij echter wel duidelijk moet kunnen worden wat de directe invloed van het beleid is geweest.

5.3 Eindconclusie109

Page 110: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

De evaluatie van kunst en kunst in de openbare ruimte blijft echter lastig, omdat het naast de verwachte effecten ook nog vele andere effecten kan uitdragen. Daarnaast kunnen zaken van buitenaf ook invloed uitoefenen, waardoor het directe effect van de kunst niet meer kan worden aangetoond. Binnen gemeenten bestaat verder vaak niet het budget of is er niet de mankracht om een uitgebreide evaluatie uit te voeren. Dat het beleid voor kunst in de openbare ruimte momenteel niet goed geëvalueerd wordt, is teleurstellend. Na dit onderzoek valt immers te concluderen dat kunst in de openbare ruimte invloed kan uitoefenen op vele verschillende vlakken en effect kan hebben op vele verschillende mensen. Om de evaluatie van cultuurbeleid daarom beter te kunnen meten, zou meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de wijze waarop diverse intrinsieke en extrinsieke effecten kunnen worden gemeten. Nieuwe en verbeterde meetmethoden zouden kunnen bijdragen aan een beter uitgewerkte en op een duidelijke evidence base gebaseerde evaluatie van het specifi eke beleid voor kunst in de openbare ruimte. Ook dit onderzoek kan hier voor een groot deel aan bijdragen. Op naar een goed geformuleerd beleid, een goede evaluatie en goed geplaatste kunst!

110

Page 111: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

111

Page 112: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Artikelen - Adams, E., 1997. Connections between Public Art and Art and Design

Education in Schools. Journal of Art & Design Education, 16 (3), 231-239.

- Belfiore, E., 2004. Auditing Culture: The subsidized cultural sector in the New Public Management. International Journal of Cultural Policy, 10 (2), 183-202.

- Belfiore, E., 2010. Art as a means of alleviating social exclusion: Does it really work? A critique of instrumental cultural policies and social impact studies in the UK. International Journal of Cultural Policy, 8 (1), 91-106.

- Belfiore, E., and Bennett, O., 2007. Determinants of Impact: Towards a Better Understanding of Encounters with the Arts. Cultural Trends, 16 (3). 225-275.

- Belfiore, E., and Bennett, O., 2007. Rethinking the Social Impacts of the Arts. International Journal of Cultural Policy, 13 (2), 135-151.

- Belfiore, E., and Bennett, O., 2010. Beyond the “Toolkit Approach”: Arts Impact Evaluation Research and the Realities of Cultural Policy‐Making. Journal for Cultural Research, 14 (2), 121-142.

- Boltanski, L., and Thévenot, L., 1999. The Sociology of Critical Capacity. European Journal of Social Theory, 2 (3), 359-377.

- Galloway, S., 2009. Theory-based evaluation and the social impact of the arts. Cultural Trends, 18 (2), 125-148.

- Gressel, K., 2012. Public Art and the Challenge of Evaluation. Createquity [online]. Available from: http://createquity.com/2012/01/public-art-and-the-challenge-of-evaluation.html

- Hall, T., 2007. Artful Cities. Geography Compass, 1 (6), 1376-1392. - Hall, T. and Robertson, I., 2001. Public Art and Urban Regeneration:

Advocacy, claims and critical debates. Landscape Research, 26 (1), 5-26.

- Holl, T., 2003. Hannah Arendt: publiek domein, recht en rechtspraak. Netherlands Journal of Legal Philosophy, 3, 207-228.

- Hoogen, Q. Understanding Funders Influence in Performing Art Worlds. - Kaplan, R.S., 2001. Strategic Performance Measurement and

Management in Nonprofit Organizations. Nonprofit Management & Leadership, 11 (3), 353-370.

- Leeuwarden Vrijbaan, 2014. Leeuwarden Vrijbaan, januari 2013. Leeuwarden.

- Mathews, V., 2010. Aestheticizing Space: Art, Gentrification and the City. Geography Compass, 4 (6), 660-675.

- Pollock, V., and Paddison, R., 2010. Embedding Public Art: Practice, Policy and Problems. Journal of Urban Design, 15 (3), 335-356.

- Pollock, V., and Sharp, J., 2007. Constellations of identity: place-ma(r)king beyond heritage. Environment and Planning D: Society and Space, 25, 1061-1078.

- Senie, H., 2003. Responsible criticism: evaluating public art. Sculpture, 22 (10), 50-55.

- Sharp, J., Pollock, V. and Paddison, R., 2005. Just Art for a Just City: Public Art and Social Inclusion in Urban Regeneration. Urban Studies, 42 (5-6), 1001-1023.

- Sussman, J., 2013. Art in Public Spaces. National Civic Review, 102 (2), 46-47.

- Zebracki, M., 2010. Deconstructing public Artopia: Situating public-art claims within practice. Geoforum, 41, 786-795.

- Zebracki, M., 2011. Does cultural policy matter in public-art production? The Netherlands and Flanders compared, 1945 – present. Environment and Planning A, 43, 2953-2970.

- Zebracki, M., 2012a. Engaging geographies of public art: indwellers, the ‘Butt Plug Gnome’ and their locale. Social & Cultural Geography, 13 (7), 735-758.

- Zebracki, M., 2012b. Over openbare kunst: wat het doet of zou moeten doen met mensen in tijd en ruimte. Vrijetijdstudies, 4 (30), 44-47.

- Zebracki, M., 2013. Beyond public artopia: public art as perceived by its publics. GeoJournal, 78, 303-317.

Boeken - Arendt, H., 1958. The Human Condition. Chicago: University of Chicago

Press. - Belfiore, E., 2006. The Social Impacts of the Arts – Myth or Reality? In:

Culture Vultures: is UK arts policy damaging the arts? London: Policy Exchange Limited.

- Belfiore, E., and Bennett, O., 2010. The Social Impact of the Arts. Hampshire: Palgrave Macmillan.

- Beeren, W., 2001. Kunst en de openbare ruimte. Amsterdam: Vossiuspers UvA.

- Beyes, T., 2009. Parcitypate: art and urban space. Sulgen: Niggli. - Blok, C., 2001. Inleiding. In: I. Boiten. Publieke kunst: nieuwe dimensies

in ruimte en tijd, voor kunstenaar en publiek. Rotterdam: NAi Uitgevers, 11-18.

- Bock, D.E. de, et al., 1996: Beleidsevaluatie: zwart gat en dynamiek.’s-

Bibliografie

Page 113: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Gravenhage: DELWEL Uitgeverij/Berenschot Fundatie. - Boiten, I., 2001. Publieke kunst: nieuwe dimensies in ruimte en tijd, voor

kunstenaar en publiek. Rotterdam: NAi Uitgevers. - Boltanski, Luc and Chiapello, Eve, 2005. The new spirit of capitalism.

London: Verso. - Boltanski, L., en Thévenot, L., 2006. On Justification: Economies of Worth.

Vert. Catherine Porter. New Jersey: Princeton University Press. - Cartiere, C., and Willis, S., 2008. The Practice of Public Art. New York:

Routledge. - Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, 2010. Welk Werk Waar.

Rotterdam: CBK. - Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, 2013. Dick Elffers: De Oerwereld

van Hoogvliet. Rotterdam: CBK. - Cowling, J., 2004. For Art’s Sake? Society and the Arts in the 21st

Century. London: Institute for Public Policy Research. - Cresswell, T., 1998. Night Discourse: producing/consuming meaning on

the street. In: N. Fyfe. Images of the City: Identity and Control in Public Space. London: Routledge, 268-279.

- Desmond, K.K., 2011. Public Opinion/Public Art: I Don’t Know Anything About Art, But I Know What I Like! In: K.K. Desmond. Ideas about Art. West Sussex: Wiley-Blackwell, 1-14.

- Deutsche, R., 1996. Evictions: Art and Spatial Politics. Massachusetts: MIT Press.

- Fyfe, N., 1998. Images of the street: planning, identity, and control in public space. London: Routledge.

- Gielen, P., 2003. Kunst in Netwerken. Artistieke selecties in de hedendaagse dans en de beeldende kunst. Tielt: Uitgeverij Lannoo.

- Haagsma, L., 2012. Claiming Visibility: the politics of public art. Amsterdam: Mondriaan Fonds.

- Habermas, J., 1991. The Structural Transformation of the Public Sphere: An Inquiry into a Category of Bourgeois Society. Cambridge: MIT Press.

- Hoogen, Q., van den., 2010. Performing arts and the city: Dutch municipal cultural policy in the Brave New World of evidence-based policy. Groningen.

- Hoogen, Q., van den., 2012. Effectief cultuurbeleid: Leren van evalueren. Amsterdam: Boekmanstichting.

- Ixia, 2013. Public Art: A Guide to Evaluation. Ixia PA Limited. Available from: http://ixia-info.com/research/evaluation/.

- Kaplan, R.S., en Norton, D.P., 1996. The Balanced Scorecard, Translating Strategy into Action. Boston: Harvard Business School Press.

- Kwon, M., 2002. One place after another: site-specific art and locational identity. Cambridge: The MIT Press.

- Maanen, H. van., 2009. How to Study Art Worlds: On the Societal Functioning of Aesthetic Values. Amsterdam: Amsterdam University Press.

- Mirza, M., 2006. Culture Vultures: Is UK arts policy damaging the arts? London: Policy Exchange Limited.

- Sculpture International Rotterdam, 2006. Van Zadkine tot McCarthy: Een gids door de Internationale Beelden Collectie van Rotterdam. Rotterdam: Adr. Heinen Uitgevers.

- Seijdel, J., 2008. Open! Cahier over kunst in het publieke domein: Kunst als publieke zaak. Hoe de kunst en haar instituten de publieke dimensie opnieuw uitvinden. Rotterdam: NAi Uitgevers.

- Selwood, S., 1995. The Benefits of Public Art. London: Policy Studies Institute.

Beleidsdocumenten

Arnhem - Gemeente Arnhem. Ambitiedocument Kunstencluster Rijnboog.

Arnhem. - Gemeente Arnhem, 2012. Stroom, Cultuurbeleid Arnhem. Arnhem.

Leeuwarden - Gemeente Leeuwarden, 2009a. Beleidsnota Beeldende Kunst en

Vormgeving 2009-2012. Leeuwarden - Gemeente Leeuwarden, 2009b. Cultuurvuur: Cultuurnota gemeente

Leeuwarden 2009 en verdere jaren. Leeuwarden. - Gemeente Leeuwarden, 2011. Uitvoeringsnotitie beeldende kunst in

de openbare ruimte Leeuwarden 2010-2012. Leeuwarden. - Gemeente Leeuwarden, 2013. Actualisatie Cultuurvuur – Vlammen in

nieuwe tijden. Leeuwarden. - Gemeente Leeuwarden, 2014. Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en

Vormgeving 2014-2017. Leeuwarden. [nog niet definitief].

Rotterdam - CBK Rotterdam. Naar een kleinere, maar kwalitatief hoogwaardige

Rotterdamse beeldencollectie. Rotterdam: CBK. - Gemeente Rotterdam, 2008. Notitie kunst in openbare ruimte, Stedelijk

beeld – Rotterdam beeldenstad. Rotterdam.

113

Page 114: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Beschikbaar op: http://www.leeuwarden.nl/artikel/2010/cultuurbeleid [Geraadpleegd op 24 juni 2014].

- Leeuwarden.nl, 2010b. Kunst in de Openbare Ruimte | www.leeuwarden.nl [online]. Beschikbaar op: http://www.leeuwarden.nl/artikel/2010/kunst-de-openbare-ruimte [Geraadpleegd op 14 oktober 2013].

- Publicartonline.org.uk, 2010. Public Art Online Resoures – Research –Current Research – Public Art Practice, Audiences and Impact [online]. Beschikbaar op: http://www.publicartonline.org.uk/resources/research/current_research_jan2010.php [Geraadpleegd op 11 november 2013].

- Refdag.nl. Rotterdam kreeg door titel Culturele Hoofdstad meer zelfvertrouwen – Geschiedenis en Cultuur – Reformatorisch Dagblad [online]. Beschikbaar op: http://www.refdag.nl/achtergrond/geschiedenis-cultuur/rotterdam_kreeg_door_titel_culturele_hoofdstad_meer_zelfvertrouwen_1_625312 [Geraadpleegd op 27 juni 2014].

- Rijnboog.nl. Wat is Rijnboog? | Het project | Rijnboog [online]. Beschikbaar op: http://www.rijnboog.nl/het-project/wat-is-rijnboog/ [Geraadpleegd op 16 maart 2014].

- Rotterdam.nl. kunst in de openbare ruimte – Cityportal Rotterdam [online]. Beschikbaar op: http://www.rotterdam.nl/kunst_in_de_openbare_ruimte [Geraadpleegd op 14 oktober 2013].

- Rotterdamincijfers.nl, 2014. Buurtinformatie Rotterdam Digitaal [online]. Beschikbaar op: http://www.rotterdamincijfers.nl/ [Geraadpleegd op 26 juni 2014].

- Rrkc.nl. Cultuurplan | RRKC [online]. Beschikbaar op: http://www.rrkc.nl/cultuurplan-index/ [Geraadpleegd op 4 augustus 2014].

- Rrkc.nl. Cultuurplan stap voor stap | RRKC [online]. Beschikbaar op: http://www.rrkc.nl/cultuurplan-index/ [Geraadpleegd op: 4 augustus 2014].

- Sculptureinternationalrotterdam.nl, 2008. Sculpture Internatio-nal Rotterdam [online]. Beschikbaar op: http://www.sculptureinternationalrotterdam.nl/nieuws/081202Santa_Claus_staat.php [Geraadpleegd op 8 april 2014].

- Subwalk.nl. about | SUBWALK [online]. Beschikbaar op: http://www.subwalk.nl/about [Geraadpleegd op 16 maart 2014].

- Subwalk.nl. no wall too tall // pics | SUBWALK [online]. Beschikbaar op: http://www.subwalk.nl/event/no-wall-too-tall-pics [Geraadpleegd op 16 maart 2014].

- Gemeente Rotterdam, 2011a. De Stad in Beeld – Beeld van de stad. Evaluatie van het beleid op het terrein van beeldende kunst in de openbare ruimte. Rotterdam.

- Gemeente Rotterdam, 2011b. Uitgaande brief aan het CBK – kunst in de openbare ruimte. Rotterdam.

- Gemeente Rotterdam, 2011c. Uitgaande brief aan de gemeenteraad – Beeldende kunst in de openbare ruimte (BKOR). Rotterdam.

- Gemeente Rotterdam, 2012. Midden in de stad – Het Rotterdamse Cultuurplan 2013-2016. Rotterdam.

- Gemeente Rotterdam, 2014. Algemene beleidsregels eenmalige subsidies kunst en cultuur. Rotterdam.

Rijksoverheid - Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2013. Het

Nederlands Cultureel Bestel. Den Haag: Rijksoverheid. - Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, 2009.

Percentageregeling beeldende kunst: Beschrijving van de regeling en de procedure voor de realisatie van beeldende kunst in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Den Haag.

Websites - 2018.nl, 2014. Leeuwarden 2018 > Lwd2018 > Wat is Culturele

Hoofdstad? [online]. Beschikbaar op: http://www.2018.nl/nl-nl/lwd2018/watisculturelehoofdstad.aspx [Geraadpleegd op 26 juni 2014].

- Arnhem.nl, 2012. Kunst en Cultuur – Gemeente Arnhem [online]. Beschikbaar op: http://www.arnhem.nl/Politiek_en_organisatie/Hoe_denkt_de_gemeente_over/Kunst_en_cultuur [Geraadpleegd op 14 oktober 2013].

- Arnhem.nl, 2012. Onderzoek en cijfers – Gemeente Arnhem [online]. Beschikbaar op: http://www.arnhem.nl/Politiek_en_organisatie/Onderzoek_en_cijfers [Geraadpleegd op 26 juni 2014].

- Arnhem-direct.nl, 2013. Florentijn Hofman: “Het Feestaardvarken is onzijdig” | foto’s – Arnhem Direct [online]. Beschikbaar op: http://www.arnhem-direct.nl/berichten/florentijn_hofman_het_feestaardvarken_is_onzijdig_fotos [Geraadpleegd op 8 januari 2014].

- Boijmans.nl, 2008. Persberichten – Museum Boijmans van Beuningen [online]. Beschikbaar op: http://www.boijmans.nl/nl/10/persberichten/pressitem/53 [Geraadpleegd op 8 april 2014].

- Leeuwarden.nl, 2010a. Cultuurbeleid | www.leeuwarden.nl [online].

114

Page 115: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

- Subwalk.nl. no wall too tall / rijnboog mural | SUBWALK [online]. Beschikbaar op: http://www.subwalk.nl/event/no-wall-too-tall-rijnboog-mural [Geraadpleegd op 16 maart 2014].

- Subwalk.nl. no wall too tall / rijnboog mural start vandaag | SUBWALK [online]. Beschikbaar op: http://www.subwalk.nl/press_news/no-wall-too-tall-rijnboog-mural-start-vandaag [Geraadpleegd op 16 maart 2014].

Overig - Cultuurfonds BNG, 2000. Handreiking beeldende kunst in de openbare

ruimte: Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten. Den Haag: VNG.

- Friesch Dagblad, 2013. Leeuwarden nu eindelijk boven de 100.000. Friesch Dagblad, 28 december [online]. Beschikbaar op: http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=66256 [Geraadpleegd op 24 juni 2014].

- Kleinhout, S., 2010. Kunstprojecten in de openbare ruimte: waarde(n)volle ondernemingen. Scriptie (Master). Rijksuniversiteit Groningen. Kunstenaars&CO.

- Kunstenaars&CO, 2009. De Landelijke Algemene Voorwaarden Kunstopdrachten. Amsterdam: Kunstenaars&CO.

- Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2006. Beleidsinstrumenten Beeldende Kunst: VNG-Handreiking voor gemeenten. Den Haag: VNG.

- Winkel, C., van., Gielen, P., en Zwaan. K., 2012. De hybride kunstenaar.De organisatie van de artistieke praktijk in het postindustriële tijdperk. ’s-Hertogenbosch: AKC|St.Joost

115

Page 116: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 117: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlagen1. Model voor het evalueren van kunstbeleid 2. Evaluatie tabellen3. Boltanski, Thévenot, Chiapello4. Waarden kunst in de openbare ruimte5. Waarden en de waardentheorie6. Waarde definiëringsmodellen van Ixia7. Gemeente Leeuwarden, 2014. Uitvoeringsnotitie Beeldende

Kunst en Vormgeving 2014-2017, Leeuwarden [nog niet goedgekeurd]

8. Interview Lisa van Hijum, 18 juni 2014, Leeuwarden 9. Waarden en beleidsdoelstellingen gemeente Leeuwarden10. Interview Henk Wentink, 7 juli 2014, Arnhem11. Waarden en beleidsdoelstellingen gemeente Arnhem12. Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014, Rotterdam13. Waarden en beleidsdoelstellingen gemeente Rotterdam14. Aanwezigheid waarden uit tabel 3.3 in het beleid van de

gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam15. Verklaring Masterscriptie Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit

Groningen

Page 118: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 1: Model voor het evalueren van kunstbeleid

Model voor het evalueren van kunstbeleid (Hoogen 2012: 72, Hoogen 2010: 388)

118

Page 119: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 2: Evaluatie tabellen

Tabellen voor evaluatie van esthetische, persoonlijke, maatschappelijke (economische en sociale effecten) en secundaire waarden (Hoogen 2012: 73-79)

119

Page 120: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabellen voor evaluatie van esthetische, persoonlijke, maatschappelijke (economische en sociale effecten) en secundaire waarden (Hoogen 2012: 73-79)

120

Page 121: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 3: Tabel 3.1 – Boltanski, Thévenot, Chiapello

Tabel 3.1: Schema van de zeven werelden van Boltanski en Thevenot (Boltanski en Thevenot 2006: 159-211, Boltanski en Chiapello 2005: 107-128)

121

Page 122: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 3.2: De waarden van kunst in de openbare ruimte volgens Ixia, Tim Hall, Tim Hall, Iain Robertson, Eleonora Belfiore en Oliver Bennett (Ixia 2013: 9-10, Hall 2007: 1380, Hall en Robertson 2001: 7-18, Belfiore en Bennett 2010: 35-190)

Bijlage 4: Tabel 3.2 – Waarden kunst in de openbare ruimte122

Page 123: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 3.3: De waarden uit tabel 3.2 ingedeeld in de zeven werelden van Boltanski, Thévenot en Chiapello

Bijlage 5: Tabel 3.3 – Waarden en de waardentheorie123

Page 124: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 3.1: Invulformulier voor de Matrix van Ixia (Ixia 2013: 9)

Bijlage 6: Waarde definiëringsmodellen van Ixia124

Page 125: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Afbeelding 3.2: Invulformulier voor de Persoonlijke Project Analyse van Ixia (Ixia 2013: 13)

125

Page 126: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 7: Uitvoeringsnotitie Beeldende Kunst en Vormgeving 2014-2017126

Page 127: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

127

Page 128: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

128

Page 129: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

129

Page 130: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

130

Page 131: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

131

Page 132: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

132

Page 133: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

133

Page 134: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

134

Page 135: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

135

Page 136: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

136

Page 137: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

137

Page 138: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

138

Page 139: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

139

Page 140: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

140

Page 141: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

141

Page 142: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

142

Page 143: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

143

Page 144: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 8: Interview Lisa van Hijum 18 juni 2014144

Page 145: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

145

Page 146: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

146

Page 147: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

147

Page 148: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

148

Page 149: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

149

Page 150: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.1: Waarden en beleidsdoelstellingen gemeente Leeuwarden

Bijlage 9: Tabel 4.1 – Waarden gemeente Leeuwarden150

Page 151: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 10: Telefonisch interview Henk Wentink 7 juli 2014151

Page 152: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

152

Page 153: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

153

Page 154: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

154

Page 155: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

155

Page 156: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

156

Page 157: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

157

Page 158: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

158

Page 159: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.2: Waarden of beleidsdoelstellingen van de gemeente Arnhem gecombineerd met tabel 3

Bijlage 11: Tabel 4.3 – Waarden gemeente Arnhem159

Page 160: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 12: Interview Siebe Thissen 4 juli 2014160

Page 161: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

161

Page 162: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

162

Page 163: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

163

Page 164: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

164

Page 165: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

165

Page 166: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

166

Page 167: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

167

Page 168: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

168

Page 169: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

169

Page 170: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

170

Page 171: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

171

Page 172: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

172

Page 173: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Tabel 4.5: Waarden of beleidsdoelstellingen van gemeente Rotterdam en CBK Rotterdam gecombineerd met tabel 3

Bijlage 13: Tabel 4.5 – Waarden gemeente Rotterdam en CBK Rotterdam173

Page 174: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Aanwezigheid waarden uit tabel 3.3 in het beleid van de gemeenten Leeuwarden, Arnhem en Rotterdam

Bijlage 14: Tabel 4.7 – Aanwezigheid waarden in beleid van de drie gemeenten. 174

Page 175: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte

Bijlage 15: Verklaring175

Page 176: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 177: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte
Page 178: 'Goed Geplaatst!' Een onderzoek naar de evaluatie van het beleid voor kunst in de openbare ruimte