gkjette.minf.begkjette.minf.be/wordpress/.../uploads/...optie-2.docx · Web viewKan leiden tot...
Transcript of gkjette.minf.begkjette.minf.be/wordpress/.../uploads/...optie-2.docx · Web viewKan leiden tot...
Samenvatting GI-FysioHoofdstuk 1 : Inleiding
Het spijsverteringskanaal of de Tractus digestivus bestaat uit een lange, sterk gespecialiseerde, holle buis die zich uitstrekt vanaf de mond tot aan de anus, en verschillende klieren die secreties toevoegen in de holle organen
Opeenvolging van verschillende holle organen
Elk hol orgaan wordt afgesloten door sfincters
De functies van het GI-stelsel is het ingenomen voedsel en vocht
Te transporteren van de mond naar de anus
Te verteren/digestie
Op te nemen (absorptie)
Grote voedselcomponenten worden afgebroken tot primaire bouwstenen die samen met elektrolyten, H2O,vet- en wateroplosbare vit,galzouten, mineralen op een gecordineerde wijze op specifieke plaatsen worden opgenomen
Koolhydraten, eiwitten en vetten
Mineralen zoals Fe2+, Ca2+, Mg2+
Het verteringsproces wordt gecontroleerd en georchestreerd door neuronale (1) en humorale (2) factoren
CNS en ENS
Gastrointestinale peptide hormonen
1) Belangrijkste functies van de verschillende organen
Mond, orofarynx en speekselklieren
Kauwen tot kleinere stukken
Vermengen met speeksel : smeren en initiatie van zetmeel en vetvertering
Doorslikken naar slokdarm
Slokdarm/oesophagus
Motorische doorvoerfunctie naar de maag
Elke beweging gebeurt normaliter distaalwaarts
Maag
stockeert tijdelijk de voedselbolus
mixer en zeeffunctie
leidt de verteringsfunctie in door toevoeging van maagzuur en proteasen
HCl, pepsine, maaglipase
dundarm : duodenum,jejunum en ileum
verteringsfunctie verder
de primaire plaats waar de voedselbestanddelen opgenomen worden
dikdarm/colon :
staat in voor de finale reabsorptie van water en elektrolyten
bereidt de expulsie voor van de afval/faeces
pancreas /alvleesklier
secreteert verteringsenzymen en bicarbonaat naar het duodenum
lever
levert gal : opgeslagen door galblaas
essentieel voor de verdere vertering en opname van vetten
biotransformatie : metabolisatie, detoxificatie en inactivatie
stapelingsplaats voor koolhydraten, eiwitten , veten en vitamines
voor de vertering worden er verschillende secreties toegevoegd
vertering van koolhydraten en lipiden begint in de mond door enzymen die aanwezig zijn in de secretie van de speeksel en linguale klieren
speekselamylase
linguaal lipase
eiwitvertering wordt gestart in de maag door inwerking van maagproteasen/pepsines
lipiden worden verder afgebroken door het ingeslikte linguaal lipase en een kleine hoeveelheid maaglipase
verdere vertering in de dundarm door de actie van de pancreasenzymen
amylase,chymotrypsine en lipase
dundarm bevat een brushborder thv luminale pool van de enterocyt
disacharidasen,dipeptidasen voor membraandigestie
GI tractus absorbeert ook water en elektrolyten
Thv dundarm wordt 89 l vocht aangeboden voor absorptie
Ingesta,speeksel,maag/pancreas/gal/dundarmsecreties
De dundarm levert daarvan zelf 1l
In normale fysiologische toestand wordt praktisch al het water door de dunne en de dikke darm geresorbeerd en wordt in de stoelgang slechts +/- 100 g/d uitgescheiden
In pathologische omstandigheden : >200g/dontstaan diarree door
Verhoogde secretie thv de dunne darm en het colon : cholera
Een verlaagde vocht reabsorptie door de darmen : villositaire atrofie
Een versnelde transit : carcinoid syndroom
In de stoelgang vindt men essentieel
niet verteerde, niet geabsorbeerde primaire voedingsbestanddelen (bulk)
bacterin en hun metabole producten
verschillende excretieproducten zoals zware metalen : Cu2+ uitgescheiden via gal
organische anionen en kationen die via de gal worden uitgescheiden en niet meer worden gereabsorbeerd
Gi tractus heeft ook een immuunfunctie
Mucosale immuunsysteem = gut/mucosa associated lymphoid tissue GALT/MALT
Peyerse platen en meer verspreide lymfecellen en mastcellen
De rol van MALT is belangrijk
Beschermt tegen potentile pathogene bacterin,protozoa en virussen
Laat immunologische tolerantie toe van bepaalde voedselbestanddelen en bacterin die normaal aanwezig zijn in de dikdarm
Omdat de GI tractus het grootste oppervlak vertegenwoordigt in het lichaam dat direct in contact is met potentieel pathogeen infectieus, toxisch en immunogeen materiaal
85% van de immunoglobuline-producerende cellen wordt gevonden in de dundarm
Er zijn ook een aantal niet-immunologische mechanismen die zorgen dat er geen overgroei is van bacterin
Maagzuur doodt de meeste pathogenen
Uitz : H Pylori, Mycobacteria
Peristaltiek van de darm
In normale omstandigheden is de dundarm quasi steriel
Het colon bevat miljarden bacterin
2) Functionele anatomie van het GI stelsel
Anatomie en histologie hebben specifieke eigenschappen thv de holle organen maar men kan in elk orgaan een gelijk stramien herkennen
Op een dwarssnede vindt men karakteristieke lagen :
Mucosa, submucosa,spierlagen en serosa
Mucosa :
Bestaat uit een epitheliale laag met secretie en/of absorptie fucntie, afh van de locatie
In dundarm : vergroot haar opp dankzij de slijmvliesplooien van Kerckring, villi/darmvlokken en de apicale microvilli
Vergroot met een factor 600 : 200m
Van belang voor absorptie
In colon is dit veel minder uitgesproken
Opp wordt geschat op 4m
Eronder ligt een bindweefsellaag, de lamina propria, waarin zich de capillairen en immuuncellen bevinden
Met daaronder een dunne spierlaag, de muscularis mucosae
Submucosa :
Los bindweefsel waarin zich grotere bloedvaten, enterische neuronen en soms ook klierstructuren bevinden
Submucosale plexus van Meissner
Muscularis externa
2lagen glad spierweefsel
Binnenste is circulair
Buitenste is longitudinaal
Verantwoordelijk voor de motoriek
Hiertussen liggen enterische neuronen voor de regulatie en cordinatie motoriek
Myenterische plexus van Auerbach
Serosa :
Buitenste bedekkingslaag
Bindweefsel en plaveiselepitheel
Serosa is niet aanwezig thv slokdarm en rectum
Hoofdstuk 2 : Controle van de GI functies
Inname van voedsel brengt een kettingreactie van neuronale en hormonale stimulaties en/of inhibities op gang die leiden tot
Transport,opname en vertering
Bloedtoevoer naar de versch organen wordt aangepast aan de aan/afwezigheid van voedsel
1) Neuronale controle
Sensorische neuronen geven info door over de toestand van het GI systeem aan de hersenen
Niet alleen over de aan afwezigheid van voedsel
Ook over abdominale pijn, opgeblazen gevoel, misselijkheid
Sensorile info kan ook van het zenuwstelsel doorgegeven worden naar de darm
Leiden tot buikpijn en diarree bij stress
Overgevoelig colon door stressreactie
De hersenen benvloeden de GI tractus niet rechtstreeks, maar via sympathische en parasympatische centra
a) Innervatie van het spijsverteringsstelsel
GI tractus wordt bezenuwd door het autonome zenuwstelsel (ANS) met
een extrinsieke component : para- en sympathisch
een intrinsieke component : enteric nervous system (ENS)
connectie naar centraal zenuwstelsel (CNS)
Er bestaat een enorme communicatie en interactie tussen te verschillende niveaus
b) Intrinsieke innervatie : ENS
Voornaamste controle systeem van de GI functies
Maakt deel uit van ANS
Is een complex geheel van reflexcircuits dat volledig onafhankelijk kan functioneren, zonder tussenkomst van het ruggenmerg of de hersenen
Ofschoon het er in no wel wordt door benvloed
Bevindt zicht uitsluitend in de GI tractus en benvloedt
Motiliteit
Secretie
bloeddoorstroming
het aantal neuronen bedraagt +/- 100miljoen wat evenveel is als het volledige ruggenmerg of de rest van het autonome zenuwstelsel
verschillende cellichamen van de enterische neuronen vormen samen ganglia die onderling verbonden zijn en een plexus vormen
submucosale plexus van Meissner: in submucosa dundarm en colon
myenterische plexus van Auerbach : tussen de spierlagen van de volledige GItractus
in tegenstelling tot de andere ganglia van het ANS, die dienst doen als distributiecentrum voor doorgeven van signalen van hersenen en ruggenmerg
zijn enterische ganglia verbonden en doen dienst als integratiecentrum
minihersenen van de GI tractus !
ENS bestaat uit :
Sensorische circuits : afferente
Voelen veranderingen in het lumen : mechano/chemo/stretch/osmo/baro receptoren
Activeren de interneuronen
Interneuronale connecties
Sturen de signalen door aan de efferente neuronen
Secretomotorische neuronen : efferente
Stimuleren of inhiberen een waaier van effector cellen
Gladde spiercellen
Epitheelcellen die secreteren/absorberen
GI endocriene cellen
Acetylcholine (Ach) is de belangrijkste pre en postganglionaire neurotransmitter die zowel de secretie als de gladde spieractiviteit van GI doet toenemen
Verschillende andere transmitters aanwezig in de enterische neuronen
VIP :
rol in inhibitie van intestinaal glad spierweefsel
Stimulatie van secretie van intestinaal en pancreasvocht
Substance P :
Veroorzaakt gladde spieractiviteit
NO
Inhibeert gladde spieractiviteit
Na stimulatie kunnen 1 of meerdere neurotransmitters gesecreteerd worden
Vrijstelling van neurotransmitters kan presynaptisch gemoduleerd worden door
andere neurotransmitters
hormonen
medicatie
vb : cholecystokinine (CCK)
faciliteert de vrijmaking van Ach en verhoogt de respons
vb : norepinefrine
onderdrukt de vrijmaking van Ach en veroorzaakt relaxatie
c) Extrinsieke innervatie : ANS
Voornamelijk parasympathisch
Staan onder controle van de autonome centra van de hersenstam
i) Parasympatisch stelsel
Cellichamen van de motorneuronen zijn gelegen in de medulla oblongata en het sacrale gedeelte van het ruggenmerg
Vezels lopen voor het overgrote deel in de N vagus (1) en voor een klein gedeelte in de sacrale parasympathicus (2)
1 : slokdarm,maag,dunne darm,prox gedeelte colon
2 : distale deel colon en anus
Motorneuronen benvloeden de motoriek en secretie van de darm, galblaas en pancreas
Postganglionaire vezels zijn cholinerg (Ach) of peptiderg als neurotransmitter
Over het algemeen doen parasympathische prikkels de motoliteit en secretie in de GI tractus toenemen
Uitz : sfincters : geen contractiel effect op sfincters
Kan zelfs relaxatie uitlokken thv LES door excitatie van inhiberende neuronen
NANC-neuronen : NO,VIP en ATP(niet-adrenerg, niet-cholinerg)
Ganglia van de sensorische vezels liggen in de medulla oblongata
Ganglia nodosa
Connectie met motorneuronen van de N vagus
Afferente sensorische vezels hebben synaps in de ganglia die gelegen zijn in de myenterische en submucosale plexussen
Geven zo info over pH, osmolaliteit, druk,
Ach is de neurotransmitter
Cirkel : vago-vagale reflex
Afferente neuronenautonome zenuwcentraefferente neuronen
ii) Het sympatische stelsel
Sensorische neuronen van GI tractus die samenlopen met de sympatische neuronen naar het ruggenmerg maar ze maken geen deel uit van het sympatische systeem
Cellichamen van de efferente motorneuronen liggen in het thoraco-lumbale ruggenmerg
Efferente preganglionaire sympathische vezels maken synaps in prevertebrale ganglia
Ganglion coeliacum
Ganglion mesentericum sup en inf
Dus buiten de darm in tegenstelling met de parasympatische
Ach is de neurotransmitter
De postganglionaire vezels zijn adrenerg
Norepinefrine (NE) als neurotransmitter
Synaps met het ENS of rechtstreeks met de effectorcellen
Meestal de vrijstelling van secreties remmen
Minder belangrijke rol in de motoriek van de darm
Behalve thv de sfincters : veroorzaken contractie
Activatie van het systeem kan soms wel een pre-synaptische inhibitie van Achvrijmaking thv ENS veroorzaken
Kan leiden tot verlamming van intestinale motiliteit : paralytische ileus
Ook cordinatie via het ENS
Functies samengevat :
Remmen van secreties
Contractie bloedvaten
Contractie sfincters
d) Rol van het CNS
Ook afferente sensorische vezels die connectie maken met CNS
Lopen samen met de sympatische banen en geven info door die ze verkrijgen via de
Chemo/thermo/baroreceptoren in de maag, darm en galblaas
Efferente motorneuronen connecteren via sympathisch en parasympathisch stelsel met het ENS
CNS invloeden op de GI tractus zijn bv :
Cefale fase van maagzuur en pancreassecretie
Regulatie van de slikreflex
Braken
Honger en verzadigingsgevoel
Integratie van viscerale pijn
2) Hormonale controle
Versch GI peptidehormonen spelen een rol in de regeling van de GI functies
Peptiden klasseren :
Hormonen
Afgescheiden door specifieke endocriene cellen in maag,pancreas, duodenum,dundarm en colon
Neuropeptiden
Door zenuwuiteinden uigescheiden in antwoord op een actiepotentiaal
Peptiden kunnen hun effect uitoefenen via
Endocriene weg
Hormonen via de bloedbaan de doelwitcel/target cell zullen bereiken
Proteinen in de maag stimuleren de G cellen ,thv antrummaag, waardoor gastrine in de bloedbaan komt stimuleren de parietale cellen, thv corpusmaag
Paracriene weg
Peptiden die worden uitgescheiden door endocriene cellen zullen hun effect uitoefenen op naburig gelegen cellen zonder eerst in de bloedbaan te circuleren
Gastrine heeft ook een paracrien effect op de D-cellen wat leidt tot een inhibitie van de somatostatine vrijmaking
Somatostatine : afgescheiden door de cellen in de maag en duodenem en inhibeert de nabij gelegen G-cellen
Histamine wordt afgescheiden door de ECL-cellen in de maag en stimuleert rechtstreeks naburige paritale cellen om zuur uit te scheiden
Histamine is geen peptide
Autocriene weg
Cel een peptide afscheidt die zijn effect uitoefent op diezelfde cel
Al de hieronder gesoleerd beschreven mechanismen zullen simultaan plaatsgrijpen en het resultaat zal een gentegreerde respons zijn
a) GI peptidehormonen :
Gastrine :
Geproduceerd door G-cellen in antrum van de maag
Stimuleert de secretie van HCL door de paritale cellen in de maag
Trofisch effect,groeistimulerend, op :
Het slijmvlies van de maag en darm
De ECL-cellen in de maag : histamine producerende cellen
Cholecystokinine : CCK
Gesecreteerd door I-cellen in het duodenum in antwoord op aanwezigheid van eiwitten en voornamelijk vetten
Multiple fysiologische effecten op verschillende organen
Contractie van galblaas
Relaxatie sfincter van Oddi
Stimulatie van enzymsecretie door pancreas
Vertragen van maaglediging
Verminderen van het hongergevoel
Trofisch effect op de pancreas
Secretine
Stimuleert secretie van HCO3- en water in de pancreas en de galblaas/wegen
Inhibeert de maagzuursecretie
Vertraagt de maaglediging
Trofisch effect op de pancreas
Vrijgemaakt door S-cellen in duodenum in antwoord op een lage pH, veroorzaakt door het zuur vanuit de maag na de maaltijden
Somatostatine
Inhiberend hormoon dat bijna overal in het lichaam voorkomt
Vrijgesteld door endocriene cellen
Vrijgesteld door neuronen
Zowel endocrien,paracrien als neurocrien werken
Geproduceerd door endocriene cellen in maag duodenum en pancreas
Inhibeert de maagzuursecretie via endocriene en paracriene weg door
een rechtstreeks effect op de paritale cel
inhibitie van gastrine vrijmaking door de G-cellen
inhibitie van de histamine vrijmaking door ECL cellen
inhibeert endocriene (1) en exocriene (2) secretie door de pancreas
1 : glucagon en insuline
2 : verteringsenzymen
Vermindert de galflow en galblaascontractie
Vermindert intestinale absorptie
Motilline
Cyclisch vrijgesteld
Speelt een rol in het initiren van het migrerend motorcomplex
Peptide YY
Distaal in de darm (ileum en colon) vrijgemaakt
Inhibeert de maagzuursecretie
Inhibeert de exocriene pancreassecretie
b) Neuropeptiden
VIP : vasoactive intestinal peptide
Vrijgesteld uit zenuwuiteinden
Heeft een relaxerend effect op gladde spiercellen in GI tractus
Speelt samen met NO een rol in
de relaxatie van de LES
receptieve relaxatie van de maag tijdens de slikbeweging
secretagoog :
stimuleert de secretie van anionen : Cl- en HCO3-
HCO3- vooral thv pancreas toenemen
stimuleert de secretie van K+
inhibeert de absorptie van Na+
inhibeert de absorptie van water thv de darm
van belang in sommige pathologische omstandigheden van secretoire diarree
GRP : gastrin-releasing peptide
Vrijgemaakt uit takjes van de N vagus thv maag
Stimuleert de vrijstelling van gastrine door de Gcellen in antrummaag
c) Enkele pathologien
Neuroendocriene tumoren zijn zeldzaam
Voornamelijk in bovenste GI tractus en pancreas
Produceren 1 of meerdere hormonen
Fysiologische effecten kennen van hormonen symptomen goed te verklaren
Gastrinoom :
Ongecontroleerd gastrine secreteren wat leidt tot een sterke verhoging van de gastrinespiegels en dus van de maagzuursecretie
Veroorzaakt oa maag en duodenumulcera
Somatostatinoom :
Secreteert somatostaine
Kan malabsorptie en galstenen veroorzaken door
zijn inhiberend effect op de exocriene pancreassecretie
de effecten op de galflow en galblaascontractiliteit
VIP-oma
Veroorzaakt waterige diarree met hypokaliemie en achloorhydrie
WHDA-syndroom
Carcinoiden
Frequenste neuroendocriene hormonen van GI tractus
Ontstaan meestal in ECL cellen
Zullen versch hormonen secreteren waaronder
Secretine, gastrine, VIP en histamine
Aanleiding geven tot versch symptomen
Flushing : rood hoofd, soms ook rood op de rest van het lichaam
Meestal als er al metastasen zijn
diarree
Hoofdstuk 3 : Gastrointestinale motiliteit
1) Spierweefsel en contractie in de GI tractus
Bestaat uit glad spierweefsel
Behalve pharynx, bovenste 1/3 slokdarm en externe anale sfinctergestreept
2lagen :
Binnenste laag is circulair
Samentrekking resulteert in een vernauwing van het segment
Buitenste laag is longitudinaal
Samentrekken resulteert tot een verkorting van het segment
In de maag is de orintatie van de vezels minder duidelijk en zijn er ook vezels die schuin lopen
Bezenuwd door motorneuronen van het ENS
Circulair : zowel exciterend als inhiberend
Longitudinaal : vooral inhiberend
Gladde spiercellen contraheren wnnr het intracellulaire Ca2+ stijgt
Kan het gevolg zijn van een depolarisatie van het membraan : elektromechanische koppeling
Door inwerken van een ligand, hormoon, medicatie : pharmaco-mechanische koppeling
Ca2+ stroomt van buiten de cel en/of ER naar het cytoplasma
Spierweefsel zal contraheren na activatie als antwoord op elektrische potentialen : actiepotentialen
Gladde spiercellen zijn in contact met naburige cellen via
Gapjunctions : permeabel voor ionen waardoor elektrische activiteit wordt doorgegeven
Vormen een elektrisch syncitium
Gladde spiercellen vertonen ritmische variaties in actiepotentiaal
Slow waves : basaal elektrisch ritme = BER
Oscilerende depolarisaties en repolarisaties van het membraan van het GI gladde spierweefsel
Tijdens de depolarisatie wordt membraanpotentiaal minder door opening van Ca 2+ kanalen Calcium stroomt in de cel
Bereikt een plateau
Alleen wnnr er op dit ogenblik een verdere depolarisatie is : spike/actiepotentiaal, wordt de drempelwaarde bereikt
Volgt contractie
Repolarisatie
De Ca2+ kanalen sluiten weer
openen Ca2+ afhankelijke K+ kanalen
gegenereerd in de interstitile cellen van Cajal, gelegen in de myenterische plexus
Cajalcellen aanzien als pacemakercellen voor GI gladde spiercellen
Staan in contact met de gladde spiercellen
Worden doorgegeven via gapjunctions
Frequentie varieert naargelang de locatie in GI
Maag : laagste 3/min
Duodenum : hoogste 12/min
Rcolon : 2/min
Sigmoid (deel colon) : 6/min
Niet benvloed door neurale of humorale factoren
Actiepotentialen en contractie zijn hierdoor wel benvloed
Met uitz : slokdarm, prox maag
2) Types van GI motiliteit
4types motorische activiteit in de GI tractus :
Segmentale contracties
Niet propulsieve beweging
Zorgt voor mengen van het voedsel en secreties om de vertering en absorptie te bevorderen
Malen en verpulveren
Om voedselpartikels te verkleinen
Vindt plaats in de maag
Peristaltische contracties
Propulsief
Zorgt voor transport van proximaal naar distaat
Leidt tot evacuatie van stoelgang
Van slokdarm tot colon
Om voedselbolus verder te stuwen is een gecordineerde distale relaxatie gepaard met een proximale contractie noodzakelijk
Geregeld door ENS : intramurale reflex
Peristaltiek kan benvloed worden door
Extrinsieke pathways : ANS
Kan volledig onafhankelijk werken
Uitrekking van mucosa leidt tot activatie van sensorische neuronen die via interneuronen de motorneuronen activeren
Reservoir functie
Maag en colon
Tijdelijke stockage door aanwezigheid van sfincters
Motoriek wordt gekenmerkt door afwisselende contracties en relaxaties
Tonische contracties
Behouden een langdurige constante tonus zonder relaxatie
In de LES en interne anale sfincter
Fasische contracties
Gekenmerkt door korte episodes van contractie afgewisseld met episodes van relaxaties
Longitudinale spierlaag distaal van de voedselbolus zal contraheren waardoor het segment verkort
Gaat gepaard met relaxatie van circulaire spierlaag waardoor diameter lumen vergroot
Dat deel van de darm wordt voorbereid op het ontvangen van de voedselbolus
Receiving segment
Eerste component van de peristaltische contractie
Tweede component van de peristaltische contractie is :
Contractie van circulaire spieren en relaxatie van longitudinale spieren aan de proximale zijde
Propulsieve segment
Door de verplaatsing van de bolus valt de prikkel op de initiele plaats weg en wordt de mucosa enkele cm verderop geprikkeld waardoor het hele proces herhaald word
Belangrijkste contractiele neurotransmitter is : Ach
VIP en NO (nitric oxide) zijn de belangrijkste relaxerende neurotransmitters
Snelheid waarmee de bolus zich verplaatst is afhankelijk van de localisatie
Varieert van 2-25 cm/sec
7sfincters te herkennen
Sfincter van Oddi : tussen gal en pancreaswegen en het duodenum
De bovenste slokdarmsfincter (UES) :
Gestreept spierweefsel
Scheidt orofarynx van het bovenste deel van de slokdarm
Belangrijk gegeven voor pathologische ziekten van spieren en zenuwen
De onderste slokdarmsfincter (LES) :
Sluit slokdarm van maag
Specifieke gespecialiseerde gladde structuur
Pylorus
Relatief zwakke sfincter ondanks de specifieke gladde spierstructuur
Maag en duodenum afsluit
Voedsel gedurende enige tijd in de maag houdt
Terugkeer van voedsel, gal en andere secreties uit duodenum tegengaat
Ileocaecale sfincter : klep van Bauhin
Ligt op de overgang van dundarm naar colon
Voorkomt gedeeltelijk reflux van coloninhoud naar dundarm
Distentie terminale ileum resulteert in relaxatie
Distentie proximale colon resulteert in contractie
Onder controle van ENS zoals alle andere sfincters
N vagus en sympatische neuronen
Interne en externa anale sfincters
Zorgen voor de continentie
Regelen de defaecatie/ontlasting
Sfincters worden door inhiberende motorneuronen geregeld
Inactief : sfincters gesloten
Actief : sfincter open
3) Slikken en slokdarmmotoriek
Slokdarm heeft alleen een transitfunctie
Geen secretie, behalve minimale bicarbonaatafscheiding die voor een zekere neutralisatie van het zuur bij reflux van de maag zorgt
Motorische activiteit van de slokdarm kan gemeten worden dmv een manometrie
Hogere druk betekent een sterkere contractie
Niet alleen de kracht, amplitude op Y-as, maar ook
De adequate relaxatie van de LES
De peristaltische beweging : tijdslijn op de X-as
Zijn belangrijk voor de correcte interpretatie
6of meer meetpunten tegelijkertijd meten
Patient moet slikken en dan wordt er gemeten of er een normale peristaltische golf met voldoende amplitude en normale progressie volgt
a) 3 fasen van het slikproces
Orale fase
Willekeurig, meestal onbewust
Men beslist zelf wnnr de slikbeweging wordt ingezet
Meestal wnnr de voedselbolus voldoende gekauwd is
De mond wordt gesloten
De voorzijde van de tong wordt tegen de snijtanden gedrukt
Tong drukt de voedselbolus tegen het verhemelte en de farynx
Volgende fasen verlopen reflexmatig
Faryngeale fase
Sensoren in het verhemelte en de farynxwand worden geprikkeld
Geven info door naar slikcentrum in medulla onblongata
Via efferente motorische vezels van N glossopharyngeus en N vagus worden de keelspieren aangezet tot contractie/relaxatie
Slikken en de ademhaling staan in nauwe relatie en zijn op elkaar afgesteld zodat
bij slikken de glottis de luchtwegen afsluit en de ademhaling stopzet om inhalatie van het voedsel te voorkomen
ook neusholte wordt afgesloten
bij ruwe prikkeling van de farynxwand wordt er geen slik maar een kokhals/braakreflex opgewekt
op het einde van deze fase zal de UES relaxeren waardoor de voedselbolus in de slokdarm terechtkomt
rusttonus van UES is positief :
+/- 25mmHg
Voorkomt zo aerofagie : inslikken van ingeademde lucht
Oesofageale fase
Zorgt voor een peristaltische activiteit van slokdarmmusculatuur
Golf gekenmerkt door een zone van relaxatie die gevolgd wordt door een zone van contractie
De amplitude van de contractie moet voldoende groot zijn
Activiteit wordt gedeeltelijk gecordineerd door ENS
Voornamelijk door slikcentrum die eerst de skeletspieren van het bovenste 1/3 van de slokdarm en nadien de gladde spieren van het distale 2/3 prikkelt
Slokdarmperistaltiek volgt de slikbeweging :primaire peristaltiek
Kan ook opgewekt worden door lokale prikkels
Mechanisch of chemisch secundaire peristaltiek
Bij slikken zal in de pharyngeale slokdarm een peristaltische contractie optreden
Geregeld door sequentile activatie van individuele motorneuronen in de nucleus ambiguus in de hersenstam
Peristaltiek van distale 2/3 wordt anders geregeld
Na een slikbeweging zullen eerst inhiberende neuronen in de caudale dorsale motor nucleus (DMN) van de N vagus activeren
Relaxatie slokdarm
Inhibitie duurt langer distaal dan proximaal
Nadien volgt een sequentile activatie van exciterende cholinergische neuronen in de rostale DMN
Peristaltische slokdarmcontractie uitlokken
Snelheid peristaltische contractie : 2-6 cm/sec
Na 6-8 sec bereikt de peristaltische golf de LES
LES ontspant al 1sec na het verslappen van de UES om vloeistoffen die door de zwaartekracht snel de LES bereiken te laten passeren
LES is in rust gecontraheerd : BER
Belangrijkste functies LES :
Gecordineerd doorlaten van de voedselbolus/drank naar de maag na slikken
Voorkomten van reflux
Relaxeert door vagaal gemedieerde stimulatie van inhiberende motorneuronen
Stellen NO en VIP vrij
Via hetzelfde mechanisme zal ook het bovenste deel van de maag relaxeren
Peristaltische golf is niet altijd noodzakelijk om voedsel/drank te transporteren in slokdarm
Bij rechtstaan zal de bolus spontaan kunnen zakken
Peristaltische golf is wel altijd noodzakelijk voor het transport naar de maag
Peristaltische golf is sterk :
Water inslikken en transporteren naar de maag wnnr we op onze handen staan
Na passage van de bolus blijven de UES en LES grotendeels gesloten
Regelmatig zal LES echter kortdurend relaxeren : TLESR
Transient LES relaxations
Nodig om overdruk in de maag te voorkomen
Worden uitgelokt door een vago-vagale reflex die genitieerd wordt in de maag
Leidt tot vrijstelling NO thv LES
Tijdens TLESR kan er maaginhoud in distale slokdarm terechtkomen
In no wordt dit snel geklaard door secundaire peristaltische contracties
LES wordt benvloedt door zeer veel versch stoffen : voedsel, hormonen, medicatie
b) Enkele pathologien
Veroorzaakt door motoriekafwijkingen
GORD : gastro-oesophageale refluxziekte
Reflux van maaginhoud
Voornamelijk zuur en in mindere mate gal
Insufficintie van LES
Leidt tot chemische ontsteking van distale slokdarm
Achalesie
Relaxeert de LES niet/onvoldoende
Leidt tot passageprobleem
Initieel zal voedselbolus toch passeren door verhoogde kracht van peristaltische golf
Later zal motoriek distale 2/3 quasi volledig verdwijnen : stase voedsel
Sclerodermie
Gladde spieren van oa slokdarm worden aangetast
Verminderde peristaltiek tot gevolg
Slikklachten en GORD
Slokdarmspasmen
Gekenmerkt door simultane contracties : niet peristaltisch
Soms met hoge amplitude
Deze tertiare contracties kunnen bij normale mensen voorkomen
Ijskoud water drinken
Hevige pijn veroorzaken
Ziekten van het gestreept spierweefsel : dermatomyositis
Afwijkingen proximale slokdarm alleen
4) Maagmotoriek
Verschillende motorische functies :
Reservoir functie : receptieve relaxatie en maag accommodatie
Mixer functie
Maaglediging : verschillende delen van de maag spelen een rol
Maag functioneel onderverdeeld in 2 delen :
Proximale 2/3 : fundus en prox 1/3 corpus
reservoirfunctie
Distale 1/3 : distale 2/3 corpus, antrum en pylorus
Mixerfunctie
maaglediging
hebben beide een verschillende motoriek
a) receptieve relaxatie en maagaccomodatie
reservoirfunctie heeft 2 belangrijke doelen :
ontvangen van voedsel/drank in de maag zonder dat er een significante toename is van de intragastrische druk
het behouden van een constante comprimerende kracht op de inhoud zodat die naar distaal verplaatst
nog vooraleer voedsel in de maag komt, ontstaat er een receptieve relaxatie van de maagfundus
getriggered door vago-vagale reflex
afferente vezels pharynx-slokdarm CNS efferente motorische vezels relaxatie maagfundus
die relaxatie gebeurt in samenwerking met de slikbeweging en de peristaltische golf van de slokdarm
gevolg : maag zet uit in volume maar niet in druk
tot 2l in de maag zonder dit leidt tot spanningsgevoel
hetzelfde effect wordt bekomen wnnr er distentie van de maag is : vb maag vochtsecretie
deze vago-vagale reflex wordt genitieerd door stretchreceptoren in de maagwand
leidt tot een actieve dilatatie van de fundus
maagaccomodatie, adaptieve relaxatie
na vagotomie verdwijnen de receptieve relaxatie en de maagaccomodatie grotendeel waardoor er snel een volheidsgevoel optreedt bij de patint
boven niveau maag of thv LES
musculatuur van de maag
bezenuwd door inhiberende neuronen
bezenuwd door exciterende takjes van ENS en N vagus
Efferente takken van Nvagus en ENS die de motorneuronen controleren
Hun activiteit regelt de druk en het volume in functie van de inhoud met handhaving van een constante tonus op de inhoud van de maag
Een toename van de excitaterende activiteit in combinatie met een afname van de inhiberende activiteit veroorzaakt
een toename van de contractiele tonus in het reservoir
en een vermindering van het volume
b) Maagperistaltiek
Maag bestaat motorisch gezien uit 2 delen :
Proximaal deel : cardia, fundus, bovenste deel corpus
Spierlaag minder sterk ontwikkeld
Geen slow waves
Cardia heeft geen zuurproducerende cellen
Fundus : luchtbelmaaggedeelte, zitten plooien in
Distaal deel : distale deel corpus, antrum en pylorus
Slow waves : ritme van 3/min die zich verplaatsen naar pylorus
Antrum : dikke spierlaag, hevige contracties
Onderscheid maken tussen 2 episodes :
Fase na de maaltijd
Fase als de maag leeg is
s nachts
Migrating motor complex : MMC
Initieel is er een episode van rust gevolgd door onregelmatige contracties en later sterke regelmatige contracties
Deze laatste worden hongercontracties genoemd
Optreden na langdurig nuchter zijn
Echter niets met eetlustcontrole te maken
Van zodra er voedsel in de maag komt wordt MMC onderbroken en gevolgd door een verhoging van de motiliteit
Gedeeltelijk reflectoir
Gedeeltelijk via gastrine
Treden tonische contracties op die het maagvolume verminderen
Treden peristaltische golven /fasische contracties op die lopen van corpus naar pylorus
Pylorus blijft initieel gesloten tegen de peristaltische golven, voedsel wordt teruggeslingerd
Retropulsie
Voor verder mengen en breken in kleinere stukjes (grinding)
Nu en dan worden er kleine hoeveelheden voedsel doorgelaten naar het duodenum
Alleen partikel kleiner dan 2mm
Bulbus en duodenum zullen ook samentrekken en de voedselbrei verder duwen
Antrum, pylorus en duodenum werken hier als een eenheid waarvoor een perfectie cordinatie noodzakelijk is
c) Maaglediging
Door versch factoren benvloedt
Klinisch bestuderen met autoradiografie :
Tengetium
Om te zien of de maaglediging langer dan 90min duurt pathologisch
Bij een groter volume, voornamelijk voor vloeistoffen, zal de maag sneller ledigen
Vaste stoffen zullen de maag trager en later verlaten omdat ze eerst moeten verkleind worden
Samenstelling van bolus is belangrijk
Isotone oplossingen verlaten de maag het snelst
Hypertone oplossingen verlaten het langzaamst
50% maaglediging binnen de 20min
In duodenum zijn er osmoreceptoren die via het ENS en vagale banen de maaglediging vertragen
Als sporters snel moeten rehydrateren moeten ze isotone oplossingen drinken
Ook pH speelt een rol
7.2 is er een irreversibele deactivatie
Pepsine initieert de vertering van eiwitten in de maag
6) Verdedigingsmechanismen tegen zuura) De mucosale diffusie barrire
Na maximale stimulatie bedraagt de pH
in de maag 1 of 100mM)
intracellulair +/- 7.2 (60nM) meer dan 1miljoen x hoger
Na+ gradint is zeer groot
Barrire bestaat uit 3 componenten :
De relatieve impermeabiliteit van de
apicale membraan voor zuur
laterale tight junctions tussen de epitheliale cellen van de maagklieren
mucus-gellaag van 50 tot 200 m die het volledige epitheeloppervlak bedekt
bestaat uit mucine
viskeus glycoprotene
geproduceerd door mucuscellen, fosfolipiden, water en elektrolyten
wordt afgebroken door zuur
telkens opnieuw aangemaakt worden
mechanisme van stimulatie is niet goed gekend
vagale stimulatie en locale agressie op de mucus zijn stimuli tot aanmaak
niet permeabel voor H+ en pepsine
speciaal lokaal HCO3- microklimaat op de opp van de epitheelcellen
met relatieve hoge pH : +/-6
HCO3- zit opgesloten in de mucuslaag
HCO3- neutraliseert het zuur en pepsine dat toch zou diffunderen
Mechanisme van stimulatie is ook niet goed gekend
Vagale stimulatie, gemedieerd via ACH
Leidt tot verhoging Ca2+-conc
Dat de secretie van HCO3- stimuleert
Verdedigingsmechanismen werken alleen als de mucosa intact is
Ook de mucosale doorbloeding moet goed zijn om eventueel toch teruggediffundeerd H+ te verwijderen
b) De barrire brekers
Verschillende stoffen veroorzaken schade aan de mucosa en daardoor terugdiffusie van zuur naar de cellen
Aspirine
Niet steroidale anti-inflammatoire geneesmiddelen
Alcohol
galzuren
leidt tot aantasting van mastcellen met vrijmaking van histamine en een lokale inflammatoire respons
indien respons niet ernstig is, veroorzaakt dit
vasodilatatie
verhoogde bloedtoevoer
genezing van de cellen
indien respons wel ernstig is
vrijstelling van andere cytokines
platelet activating factor PAF
leukotrinen
endothelines
leidt tot ischemie en verdere beschadiging
prostaglandines(PGE) lijken een belangrijke rol te spelen in de regulatie van het verdedigingsmechanisme
het protectieve effect is het resultaat van verschillende effecten
inhibitie van zuursecretie
stimulatie van mucus en HCO3- productie
stimulatie van bloedflow
modifiren van de zuur-genduceerde inflammatoire resposn
c) Enkele pathologieni) Het peptisch ulcus
20-30% van de maag en duodenumulcera
Veroorzaakt door
Aspirine
Niet steroidale anti-inflammatoire geneesmiddelen
Door inhibitie van PGE productie
Bacterile infectie
H pylori
Juiste mechanisme niet helemaal opgeklaard
Ontsteking veroorzaakt thv antrum
Een verminderde productie van somatostatine
Verhoogde zuursecretie
Naast behandeling met zuurremmers ook antibiotica voorgeschreven worden om recidieven te vermijden
Basale maagzuursecretie en de gastrine secretie zijn normaal of licht verhoogd
ii) Gastrinoma of het Zollinger-Ellison syndroom
Tumor die gastrine produceert
Meestal geproduceerd in pancreas, 60%, of in duodenum,40%
Resulteert in zeer hoge gastrine gehaltes in het plasma
Dus constante hoge HCl productie wat multiple ulcera veroorzaakt, in duodenum
Intraveneuze toediening van pentagastrine, een synthetisch gastrine, zal leiden tot een minimale verhoging van de H+ secretie
Aangezien er al een bijna maximale secretie is
Bij normale personen inhibeert secretine in fysiologische dosis de postprandiale gastrine secretie
Bij patinten met een gastrinoma veroorzaakt intraveneuze toediening van een farmacologische dosis secretine tot :
Een snelle en sterke stijging van de gastrinespiegels
doordat gastrinomen ook receptoren hebben voor secretine
iii) Pernicieuze anemie, Biermer anemie
Paritale cellen worden vernietigd door auto-antilichamen
Resulteert in
de afwezigheid van zuur in de maag
de afwezige productie van IF
geen opname van vitB12
ontstaan van anemie
de gastrine gehaltes zijn hoog omdat er geen zuur is om de vrijmaking van somatostatine te stimuleren
dus is er geen inhibitie van de gastrine vrijmaking
intraveneuze toediening van pentagastrine zal geen verhoging van de H+ secretie veroorzaken
iv) Stress ulcera
Ontstaan bij patinten met
Brandwonden
Belangrijke traumata
Na neurochirurgische ingrepen
Bij sepsis
Meestal een normale of zelfs lage maagzuursecretie
Door lage parasympathische stimulatie
Oorzaak is multifactorieel en voornamelijk tgv verminderde defensie mechanismen
Slechte mucosale doorbloeding
Verminderde mucusproductie
Verminderde cell turn over
Prostaglandine deficintie
Hoofdstuk 6 : speekselklieren en pancreas
Exocriene klieren om te vertering te helpen
Speeksel start de vertering van zetmeel en maakt de voedselbolus glibberig
Pancreasvocht bevat veel
HCO3- om de zure maagsappen de neutraliseren in de dunne darm
Verteringsenzymen voor de verdere vertering van suikers, eiwitten en vetten
Pancreas heeft ook endocriene functies
1) Functionele anatomie van de speekselklieren en de pancreas
Klieren worden verdeeld in lobules die elk gedraineerd worden door hun eigen intralobulaire ductus
De intralobulaire ducti draineren in interlobulaire ductie die op hun beurt in de hoofdduct draineren
Lobules bestaan uit secretoire eenheden opgebouwd uit
Acini
uit 15-100 acinaire cellen
intercalated ducts
uit ductale epitheliale cellen
acinaire cellen zijn gespecialiseerd in de synthese en vrijstelling van grote hoeveelheden eiwitten en vocht
hebben een goed ontwikkeld ruw ER en golgi apparaat
In RER worden de enzymen gesynthetiseerd
In het golgi apparaat worden ze gesorteerd
Enzymen worden dan verpakt in vacuolen waar de eiwitten gecondenseerd worden en nadien afsplitsen onder de vorm van zymogeen granules
Ledigen via exocytose
Ductale cellen zijn gepolariseerd epitheelcellen die gespecialiseerd zijn in
transport van ionen via specifieke membraantransporters
modificaitie van de samenstelling van het vocht dat aangemaakt werd door de acinaire cellen
Kost energie
Veel mitochondria aanwezig dus
Exocriene klieren bevatten ook gobletcellen die mucine aanmaken
Mucus is een gehydrateerd mucine dat de epitheelcellen beschermt
Speelt een rol als bevochtiger en glijmiddel
Zowel de speekselklieren als de pancreas worden bezenuwd door psy en osy vezels
2) De speekselklierena) Secretie door acinaire cellen
Acinaire cellen van de parotis scheiden een sereus, plasma-achtig vocht af met
amylasen
linguaal lipase
acinaire cellen van de sublinguale klieren scheiden een muceus vocht af met
mucine glycoprotene
acinaire cellen van de submandibulaire klieren scheiden een gemengd vocht af
speeksel bevat ook prolinerijke protenen
vorming van tandglazuur
antibacterile eigenschappen
lactoferrine
lysozyme
secretoir IgA
lactoperoxydase
bescherming tegen tandcaris
Al deze protenen worden uitgescheiden via secretoire granulen na exocytose
b) Secretie door de ductale cellen
De ionensamenstelling van het vocht dat afgescheiden wordt door de acinaire cellen gelijkt goed op plasma
Salivaire Ductuscellen veranderen de samenstelling tot een hypotoon vocht, dat
arm is aan Na en Cl : worden geabsorbeerd
Rijk is aan K en HCO3- : worden gesecreteerd
De samenstelling van het speeksel verschilt naargelang de speekselvloed
Lage flow : osmolariteit het laagst, lage Na, HCO3-,Cl concentratie
Hoge flow : samenstelling meer zoals in plasma
Reabsorptie Na gebeurt in 2 stappen :
Via de Na/K-pomp aan de basolaterale membraan
Na uit de cel gepompt
Ontstaan lage intracellulaire Na concentratie
Na kan via een ENaC kanaaal en een Na/K-uitwisselaar uit het lumen naar intracellulair
Reabsorptie van Cl ook in 2 stappen:
Uit het lumen via uitwisseling Cl/HCO3- exchanger
Cl kanaal naar het interstitium
Via Cystic Firbrosis transmembrane conductance regulator (CFTR) wordt een deel opgenomen Cl terug naar het lumen getransporteerd
Kanaal is defect bij Mucoviscidose
Uitscheiding van HCO3-
Via Cl/HCO3- exchanger
Uitscheiding van K
Apicaal uitgewisseld via H/K uitwisselaar thv basolaterale membraan via Na/K-pomp
In tegenstelling tot de pancreas, waar de voornaamste stimulatie hormonaal is, gebeurt de stimulatie van de secretie door de acinaire cellen van de speekselklieren door
Regulatie via cholinergepathways : Ach via M3receptoren
Speekselsecretie wordt primair gestimuleerd door Ach met activatie van een M3receptor
Die op zijn beurt [Ca2+] doet stijgen
Regulatie via adrenergepathways : NE via -adrenerge receptoren
Sympatische stimulatie verhogen intracellulair cAMP met
activatie van het CFTR chloor kanaal
verhoogt de speekselsecretie
Nog andere receptoren aanwezig voor substance P en VIP
Hun rol blijft onduidelijk
Voornaamste intracellulaire second messengers zijn cAMP en [Ca2+]
Parasympatische stimulatie verhoogt de secretie van speeksel en vermindert Na absorptie
Oa zien,ruiken van eten en misselijkheid
Angst,slaap, uitdroging en anticholinergica verminderen de parasympatische stimulatie
Aldosterone verhoogt de absorptie van Na en de secretie van K door de ductale cel
Hetzelfde mechanisme als in de niertubuli
3) De exocriene pancreasa) Secretie door de acinaire cellen
Wnnr acinaire cellen niet gestimuleerd worden secreteren ze :
Kleine hoeveelheid verteringsenzymen via een constitutieve secretoire pathway
Wnnr acinaire cellen gestimuleerd worden secreteren ze :
Binnen de 5min grote hoeveelheden enzymen via een gereguleerde pathway
Tal van receptoren aanwezig op de acinaire pancreas
GRP,VIP,CGRP,secretine,somatostatine,insulin
VIP en secretine volgen de cAMP-route met activatie van adenylcyclase en PKA
Stimuleert de secretie
Belangrijkste regulatie receptoren : CCK AckH(M3)
Nauw verwant en hebben veel gelijkenissen :
Beiden gebonden aan Gq G-proteine
Gebruiken beiden de fosfolipase C (PLC)/ Ca signaaltransductie pathway
Verhogen beiden de enzymsecretie van de acinaire cel
Er bestaan 2 CCK receptoren : A en B
Beiden gevoelig voor CCK en gastrine
CCKA heeft een affiniteit die 3x hoger is voor CCK dan voor gastrine
CCKB hier is de affiniteit gelijk
Lage concentraties van CCK veroorzaken herhaaldelijke [Ca]piekjes die de secretie stimuleren
Hoge conc : suprafysiologisch, veroorzaken
een piek van [Ca]
Een periode zonder verhoging in [Ca]
Vermindering van secretie
Stimulatie M3 en CCK receptor veroorzaken ook een stijging van cGMP
cGMP zou betrokken zijn in de opslag van Ca in ER
[Ca] is de belangrijkste second messenger voor de secretie van protenen door de acinaire cel
Zowel activatie van de M3 als de CCK receptor leidt tot activatie van PLC
Vorming van IP3 dat Ca vrijmaakt uit het ER waardoor [Ca] stijgt
Ca bindt calmoduline dat proteine kinasen en fosfatasen activeert
Stimulatie secretie
PLC activeert ook protein kinase C (PKC) dat de secretie stimuleert
Behalve proteinen secreteren de acinaire cellen ook een isotoon, plasma-like, vocht
Vocht is rijk aan Na en Cl
Nodig als hydraterend milieu voor het eiwittransport
Fundamenteel voor eiwittransport :
Cl secretie gebeurt over de apicale membraan
Voor transcellulair transport moet Cl eerst via basolaterale membraan binnenstromen
Gebeurt via een Na/k/Cl transporter
Drijvende kracht is de Na/K pomp
Accumulatie van Cl intracellulair veroorzaakt een gradint die de efflux van Cl via de apicale membranaire Cl kanalen op gang brengt
Het K dat binnenkomt via Na/Kpomp en de Na/K/Cl transporter verlaat de cel via basolaterale K kanalen
CCK en Ach zijn sterke stimulators van de secretie van de Cl en K kanalen via stijging [Ca]
Door secretie van Cl wordt het transepitheliale voltage,potentiaalverschil, in het lumen meer negatief
Hierdoor wordt Na via een paracellulaire pathway naar het lumen getrokken
Over de tight junctions
Water volgt de Na verplaatsing
Globaal is er dus een secretie van een NaCLrijk vocht
b) Bicarbonaat secretie door de ductale cellen
De pancreatische ductale cel secreteert een vocht dat rijk is aan HCO3-
Staat in voor de neutralisatie van het zure maagvocht in het duodenum
Staat in voor de hydratatie van proteinerijke secreties van de acinaire cel
In rust is de hoeveelheid vocht dat wordt gesecreteerd vrij laag
Rijk aan Na en Cl
Na stimulatie stijgt de hoeveelheid HCO3 en vermindert de hoeveelheid Cl in het vocht dat wordt uigescheiden
De apicale stap van transepitheliale HCO3- secretie gebeurt via de Cl/HCO3- exchanger naar het lumen
Luminaal Cl nodig dat gesecreteerd werd door de acinaire cellen
Versch Cl kanalen in de apicale membraan waarlangs Cl de cel verlaat naar het lumen
Belangrijkste is : CFTR kanaal
Een cAMP geactiveerd Cl kanaal dat aanwezig is in de pancreatische ductale cel, maar ook in veel andere epitheliale cellen
Galkanaaltjes,speekselklieren,zweetklieren,longen, ea
Kanaal open, Cl stroomt vrij naar het lumen, waar het dan via Cl/HCO3- exchange mechanisme terug opgenomen kan worden
HCO3- dat de cel verlaat langs de apicale pool komt van 2 pathways
Opname via Na/HCO3-cotransport over de basolaterale membraan
Generatie van HCO3- uit CO2 en H2O gekatalyseerd door koolzuuranhydrase
Het geproduceerde H wordt verwijderd via Na/H exchange of via ATP-afhankelijke H pomp
Secretine,via cAMP, is de belangrijkste regulator van de HCO3- secretie door de ductale cel
Bij stimulatie van de ductale cel is er secretie van istotoon NaHCO3-rijk vocht
Secretine werkt via activatie van het CFTRkanaal en Na/HCO3-cotransport over de basolaterale membraan
Ductale cellen hebben ook receptoren voor Ach (M3-receptor),GRP (stimulatie) en substance P (inhibitie)
De ductale cellen produceren ook glycoproteinen
Hoog moleculaire proteoglycanen-mucines
Beschermende rol tegen auto-agressie
Acute pancreatitis
c) Het CFRTkanaal
Product van het cystic fibrosis gen is een +/- 170kDa intrinsiek membraan glycoproteine dat fungeert als een laagcondunctance, apicaal Cl kanaal
2membrane spanning domains : MSD1 en 2
Elk samengesteld ui 6 membraine spanning segmenten
2nucleotide bindende domeinen : NBD 1 en 2
De 2 helften van de molecule worden van elkaar gescheiden door een groot cytoplasmatisch regulatoir domein R
CFTRkanaal wordt geregeld door ATP, 2 mechanismen
Proteine fosforylatie
Door PKA op verschillende sites in het Rdomein
NBD1 toegankelijk voor ATP
ATP bindt met NBD1 en vervolgens hydrolyseert (ADP blijft initieel gebonden)
Kanaal gaat open
Vlug gevolgd door sluiting eens het ADP en fosfaat niet meer gebonden zijn
=flikkeren
Wnnr evenwel de NBD2 ook gefosforyleerd wordt door PKA is NBD 2 ook toegankelijk voor ATP
ATP bindt met NBD 2, stabiliseert het kanaal zich en blijft open tot ATP op NBD 2 hydrolyseert
Kanaal weer in de flikkering of gesloten status
ATP hydrolyse
Door defosforylatie van het R domein door proteine fosfatasen komt het CFTR in rusttoestand
Rdomein kan ook gefosforyleerd worden door PKC
PKC versterkt het effect van PKA op het CFTR Cl transport
Maar weinig effect
d) Samenstelling van pancreasvocht
Produceert ong 1.5l vocht per dag
5-15g eiwitten, meer dan 20 verschillende
Verteringsenzymen, precursors of actieve enzymen
Onderverdeeld naargelang hun functie
Proteasen : afbraak eiwitten
Gesynthetiseerd en uitgescheiden als pro-enzymen of zymogenen
Niet-actieve vorm
Trypsinogeen word in duodenum geactiveerd door enterokinase tot trypsine dat op zijn beurt andere pro-enzymes activeert
Trypsinogeen bestaat uit 2 globulaire domeinen en een kort peptide
Trypsinogen activation peptide : TAP
In aanwezigheid van Ca kan TAP afgesplitst worden door het enzyme enterokinase, alleen aanwezig in dundarm
Trypsinogeen omgezet tot trypsine
Trypsine kan zelf nadien TAP afsplitsen van andere trypsinemoleculen
Auto-activatie
Trypsine kan ook andere trypsine moleculen afbreken door splitsing thv R122
Afbraak/autolysis
Autolysis wordt verhinderd door aanwezigheid van Ca
Amylasen : afbraak koolhydraten
Lipasen : afbraak vetten
Nucleasen : afbraak nucleinezuren
Secretoire eiwitten : functie onbekend
Ca speelt dus een centrale rol in de activatie en het behoud van de activatie van trypsine
Acinaire cellen produceren ook een inhibitor van trypsine :
SPINK1 : serine protease inhibitor Kazal type 1
Bindt met trypsine waardoor het genactiveerd wordt
Krachtige inhibitor van de intrapancreatische trypsine activiteit
Effect is kortdurend want wordt afgebroken door trypsine
Acinaire cel beschikt over een aantal verdedigingsmechanismen tegen vertering van de pancreas door eigen enzymen, autodigestie :
Stockage van pro-enzymen/zymogenen
Activatie gebeurt niet in de pancreas maar in duodenum
Secretoire granules zijn niet doorlaatbaar voor eiwitten/enzymen
Aanwezigheid van enzyminhibitoren in de granules :SPINK1
Autolyse van trypsine
Lage pH, lage conc Ca en de condensatie van de zymogenen in de granules limiteren de activiteit van de enzymen
Ductale cellen secreteren een grote hoeveelheid vocht die de enzymen flushen uit de pancreaskanalen naar het duodenum
Hoge conc van HCO3-, houdt de enzymen inactief
e) Regulatie van de pancreassecretie
CCK speelt een speciale rol in de pancreas secretie
CCK wordt vrijgemaakt uit neuro-endocriene I-cellen van de duodenale mucosa in antwoord op aanwezigheid van vetten en in mindere mate peptonen en AZ
CCK oefent zijn effect uit op de acinaire cellen in de pancreas via een
Rechtstreeks effect
CCKA receotir
Onrechtstreeks effect
Activatie van psy systeem dat M3 receptoren op de acinaire cel activeert
Secretine is de sterkste stimulator voor de HCO3- secretie door de pancreas
Vrijgesteld door neuro-endocriene S-cellen in de mucosa van de dunne darm, oiv zuur thv duodenum en in minder mate vetten en gal
Ach
Vrijgesteld door psy vezels
Veroorzaakt secretie van enzymen en in mindere mate HCO3- via M3 receptoren op respectievelijk acinaire en ductale pancreascellen
i) Pancreassecretie tijdens de interdigestieve periode
Tussen de maaltijden secreteert de pancreas weinig enzymen
Secretie volgt op cyclische wijze het IMMC
Interdigestief migrerend motor complex
Met een licht verhoging van bv :
Trypsine output tijden fase II-III en afname in fase IV
Secretie tijdens de interdigestieve fase wordt voornamelijk geregeld door psy pathways
CCK zal ook een stimulerend effect op de secretie hebben
-adrenerge tonus, osy, de basale secretie remt
ii) Pancreassecretie na voeding
Na de maaltijd hebben we een forse stijging van 5tot20x de basale secretie
Digestieve fase van de pancreas secretie bestaat uit 3 delen :
Cefale fase
Opgewekt door reuk,smaak, zicht van voedsel
Veroorzaakt maar een lichte stijging van de vochtsecretie
Sterke stijging van enzymsecretie
Kortdurend
Gemedieerd door efferente vagale stimuli : N vagus, Ach
Gastrische fase
Ingeleid door aanwezigheid van voedsel in de maag via
Vrijmaking van hormonen
Stimulatie van neurale pathways
Veranderingen in pH en voedselbestanddelen in de proximale dunne darm
Peptonen stimuleren de vrijstelling van gastrine uit de Gcellen van de maag en in minder mate het duodenum
Gastrine kan de pancreas secretie bevorderen via de CCKA receptor
Veel lagere affiniteit voor gastrine dan voor CCK, maar toch zeker effect
Uitzetting van de maag leidt tot een vagovagale gastro-pancreatische reflex
Zet aan tot secretie
Intestinale fase
Gekenmerkt door een belangrijke secretie van de pancreas, versch mechanismen
Maagzuur , in mindere maten vetten en gal
Komt duodenum binnen
Stimuleert neuro-endocriene Scellen om secretine af te scheiden
Vetten en in mindere mate peptonen en AZ
Stimuleren de vrijstelling van CCK uit neuro-endocriene Icellen
Vetten/peptonen activeren een vagovagale gastro-pancreatische reflex
Trypsin CCK-releasing factor (CCK-RF)
Afgescheiden in het duodenum wnnr er weinig trypsine aanwezig is
Door verdunning van de conc door voedsel
Samenstelling van de maaltijd speelt een rol in het type van secretie
iii) Feed-back controle van pancreassecretie
Als maximale stimulatie is bereikt, zal na enkele uren de secretie door de pancreas verminderen door versch mechanismen
Door vermindering van de zuur en vetinhoud in het duodenum wordt er minder secretine en CCK vrijgesteld door de neuroendocriene S en Icellen
Stimulatie van vagale receptoren in het duodenum valt weg
Aantal GI peptiden die de secretie doen is veel minder
Peptide YY, glucagonlike peptide en pancreatic polypeptide
Inhiberend het effect van de N vagus
Hoe glucagon de secretie inhibeert is niet gekend
Somatostatine heeft een rechtstreeks inhiberend effect op de pancreassecretie via een inhiberend G-eiwit gekoppelde receptor die cAMP vermindert
f) Enkele pathologini) Acute pancreatitis
Inflammatoire aandoening van de pancreas
Pancreas in min of meer erge mate beschadigd wordt
Pancreatitis wordt bij volwassenen meestal veroorzaakt door alcoholmisbruik en door galstenen die geklemd zitten in papil van Vater
Zeldzame oorzaken
Hypercalcemie
Aantal erfelijke aandoeningen
De ongecontroleerde activatie en inactivatie van trypsine speelt een centrale rol in de meeste vormen
Trypsinogeen al geactiveerd in de pancreas ipv de darm
Pancreas zal zichzelf verteren
ii) Chronische pancreatitis exocriene pancreasinsufficientie
Belangrijkste oorzaak is alcoholmisbruik
Mucoviscidose en erfelijkheid zij veel zeldzamer
Groot deel van de pancreas is fibrotisch en er ontstaat een tekort aan pancreassecreties
90% secretiecapaciteit verloren is leidt dit tot malabsorptie van vetten en eiwitten
Wnnr grote hoeveelheden vetten niet geabsorbeerd worden zal de stoelgang vet zijn : steatorree
Kleverige faeces, kan moeilijk doorgespoeld worden
Azotorree
Als er ook veel eiwitten in de stoelgang aanwezig is
Malabsorptie van koolhydraten is zeer uitzonderlijk omdat speekselamylase een deel van de koolhydraten verteert
En omdat >97% van de secretiecapaciteit moet wegvallen vooraleer men een probleem krijgt met de koolhydraten absorptie
Behalve exocriene kan er ook endocriene insufficintie optreden : diabetes
Ernstige insufficintie :
Diagnose bevestigd door de hoeveelheid vet in de stoelgang te meten bij een dieet van 100g vet/dag
>7g/24u
Lichte en matige pancreasinsufficinties
Versch tests
Secretine stimulatietest
Sonde in duodenum geplaatst en de secreties worden geaspireerd
Basale secretie wordt gemeten
Daarna wordt secretine IV toegediend : maximale secretie te kennen
Volume en hoeveelheid HCO3- gesecreteerd wordt gemeten over 1u
Zelfs bij milde pancreatitis zijn deze waarden laag
Een variante test gebruikt ook IV injectie van CCK met meting van enzymproductie
Duur, onaangenaam, moeilijk
Niet frequent uitgevoerd
iii) Mucoviscidose
Frequente genetische aandoening waarbij er een mutatie is van het cystic fibrosis gen
Defect functie CFTRkanaal
Gebrekkige secretie van Cl aan de apicale zijde van de cel
Gevolgd door een verminderde Cl-HCO3- uitwisseling
Uiteindelijke resultaat is verminderde hoeveelheid HCO3- en water in de secreties en indikking van de secreties
Ontstaan obstructies in de kleine kanaaltjes, met weefseldestructie tot gevolg
Verschillende organen worden aangetast maar vooral long en pancreas
Pancreas wordt fibrotisch en de pancreasinsufficintie wordt gekenmerkt door slechte vertering van vetten
Leidt tot steatorree
Thv de longen is er ook een indikking van secreties
Recidiverende infecties met destructie van longweefsel als gevolg
Behalve de pancreas en longaantasting is er een typisch verlaagde hoeveelheid NaCl aanwezig in zweet
Meten, gemakkelijke methode om diagnose te stellen
Bestaan al genetische tests waarbij de versch mutaties kunnen opgespoord worden en de diagnose bevestigen
Hoofdstuk 6 : lever, galblaas en galwegen
Lever weegt 1200-1500g
Na de huid het grootste orgaan
4-5% van het gewicht bij de neonaat
2-3% bij de volwassenen : 1.2-1.5kg
Lever ligt strategisch in de circulatie en ontvangt portaal bloed uit maag en darmen, pancreas en milt
Hoofdrol in de behandeling van voedingsstoffen opgenomen door de darm
Chemische fabriek
Uitscheidingssysteem
Exo en endocriene klier
Lever doet aan biotransformatie(1) van endogene(2) en exogene(3) substanties die via het bloed opnieuw in de perifere circulatie komen of via de gal in de darm
1 : metabolisatie, detoxificatie, inactivatie
2 : steroden en andere hormonen
3 : medicatie, toxines
Heeft ook een grote filtercapaciteit
Door de grote hoeveelheid bloed die passeert en het grote aantal fagocyten : kupffercellen, kan de lever bacterin, parasieten, oude rode bloedcellen, endotoxines uit de circulatie verwijderen
Kupffercellen maken 80% uit van de macrofagen van het reticulo-endotheliaal systeem RES
De lever kan hormonen en vitamines omzetten in hun actieve vorm
Conversie T4 naar actief hormoon T3
Hydroxylatie van vitamine D tot 25-OH-vit D
Lipofiele substanties kunnen omgezet worden naar polaire, wateroplosbare metabolieten die galoplosbaar zijn
Lever produceert gal met 2 belangrijke functies
Eliminatie van endo en exogene afvalproducten
Bilirubine, cholesterol
Verbeteren van de vertering en opname van vetten in de dunne darm door de vorming van galzouten
Gal wordt gestapeld en geconcentreerd in de galblaas
Lever is de stapelingsplaats voor koolhydraten, eiwitten, vetten en vitamines
Lever synthetiseert eiwitten, glucose, cholesterol, vetzuren
1) Functionele anatomie van lever en galwegen
Levercellen/hepatocyten zijn gesecreteerde epitheliale cellen die het lumen van de galcanaliculus scheiden van het gefenestreerde endotheel van de sinusioden
80% van het totaal volume van het leverparenchym zijn hepatocyten
Eencellige laag epitheel dat een functionele barrire vormt tussen het
Canaliculair lumen : gal
Apicale zijde hepatocyt grenst hieraan
Oppervlak vergroot door het bestaan van microvilli
Sinusoiden : bloed
Basolaterale zijde hepatocyt vormt hier de grens
Sterk vergroot door het bestaan van microvilli
De hepatocyt wijzigt de samenstelling aan beide zijden op substantile wijze door transporten in en/of uit over de apicale en de basolaterale membranen
De ruimte ven disse is een virtuele ruimte tussen de sinusoiden en de basolaterale membraan
Bij de klassieke lobulus structuur is er een hexagonale organisatie
Midden : centrale vene
Thv de punten de portale triade
Takje van de portale vene
A hepatica
Galductus
Hiertussen liggen ook lymfewegen en zenuwen
Alles samen : portale tractus
de galcanaliculi waarin de gal vloeit vormen een netwerk van groeven tussen de polygonale hepatocyten
2naburige hepatocyten vormen met hun apicale membraan een canaliculus 1m diameter
Door de polygonale structuur vormen de hepatocyten met hun samenlopende apicale membraan een soort netwerk waarlangs gal afvloeit
Tussen de cellen bestaan
tight junctions met variabele permeabiliteit
Desmosomen
Gap junctions voor functionele verbinding tussen 2 hepatocyten
Behalve hepatocyten zijn er nog cellen aanwezig in de lever
Sinusoidale endotheelcellen
Vasculaire kanalen/sinusoiden aflijnen
Gefenestreerde structuur : vensters
Plasma, geen bloedcellen kunnen vrij passeren naar ruimte van Disse
Kupffercellen
Gefixeerde macrofagen die op specifieke wijze stoffen uit het bloed kunnen opnemen
Stellaatcellen
Fat-storing cellen / Itocellen
Liggen in de ruimte van Disse
Rol in de stapeling en vrijmaking van vit A
Aanmaak en afbraak van extracellulaire matrix
De sinusoidale bloedflowregulatie
Pathologische omstandigheden :
Transformeren naar myofibroblastachtige cellen met contractiele eigenschappen die grote hoeveelheden collageen kunnen produceren
Fibrosecirroseportale hypertensie
pitcellen
lever heeft een dubbele bloedvoorziening, maar slechts 1 veneuze afvoer :
V porta : 75%
A hepatica 25%
Vv sushepaticae
Bloed van portale venulen en hepatische arteriolen vormen een complex netwerk van sinusoiden en eindigen in de centrale vene die uitmondt in de sushepatische venen
Verschillende mogelijkheden tot indeling van de lever, omdat je geen functionele eenheid kan definiren
Klassieke lobulus heeft de centrale vene als middelpunt
De portale lobulus heeft de portale triade als middelpunt
De portale acinus heeft de A bloedvoorziening als middelpunt en wordt in versch zones van oxygenatie opgedeeld :
Zone I :
Hoogste O2 voorziening
Periportale hepatocyten zijn gespecialiseerd in oxidatieve metabolismen
Zone II
De nodige enzymen voor :
de -oxidatie, AZmetabolisme, ureagenese, glycogenolyse en glyconeogenese, cholesterolsynthese en galproductie
Zone III
Staat in voor glycogeensynthese uit glucose
Glycolyse, liponeogenese, ketogenese, galzuursynthese en glutamine productie
De hepatocyten zijn belangrijk voor detoxificatie mechanismen en biotransformatie van drugs
Gal wordt afgescheiden via het canaliculair netwerk naar terminale ductuli
die een basale membraan bevatten
afgelijnd zijn door hepatocyten
afgelijnd door specifieke galweg epitheelcellen/cholangiocyten
specifieke transporteigenschappen voor gal
de terminale ductuli storten zich in de perilobulaire ducti en dan in interlobulaire ductuli
en dan progressief naar grotere galwegenhepatische ductiductus choledocus
Ductus choledocus en ductus van wirsung monden uit in de ampulla van Vater in het duodenum
De galblaas is een concentratie en stapelingsreservoir die zicht ledigt oiv CCK
2) Metabolisatie van substanties door de lever
Lever metaboliseert een enorme variteit aan producten die geleverd worden via de V porta en de systemische circulatie
Hepatocyt behandelt deze producten in 4 stappen :
Opname over de basolaterale membraan
Transport van het materiaal in de cel
Intracellulaire chemische verandering of degradatie van de substantie
Excretie naar de gal over de apicale/canaliculaire membraan
a) Opname over de basolaterale membraan
De Na/K-pomp zorgt ook in de hepatocyt, thv de basolaterale membraan, voor het behoud van
een lage intracellulaire concentratie Na
een hoge intracellulaire concentratie K
een basolaterale ATP afhankelijke Ca pomp houdt de [Ca]zeer laag : +/- 100 nM
de hepatocyt gebruikt de inwaardsgerichte Na gradint als drijvende kracht voor verschillende actieve transporters :
Na/H exchange
Na/HCO3- cotransport
Na gedreven AZ transport
Deze gradint drijft ook 1 van de galzuren transporters
Ba-taurocholaat cotransport polypeptide (NTCP)
Glucose opname gebeurt via gefaciliteerd diffusiemechanisme door GLUT2
Niet door insuline gereguleerd wordt
Organische anionen worden opgenomen via het organisch anion transport protein : OATP-1
De belangrijkste organische kationen die door de lever opgenomen worden zijn aromatische en alifatische aminen waaronder verschillende medicaties
De basolaterale membraan bevat 2 systemen voor kationisch transport
1voor kleine moleculen
1voor grote moleculen
b) Transport van het materiaal in de cel
Het intracellulaire transport van de basolaterale membraan naar de apicale membraan vindt plaats via :
Microtubule-afhankelijk vesikeltransport
Protenebinding
c) Intracellulaire chemische verandering of degradatie van de substantie
Meestal gebeurt de biotransformatie in 2 fasen :
Fase 1 :
Oxidatie of reductie reacties
Gekatalyseerd door cytochroom P450
Meer dan 150 isovormen
Bevat een heemgroep voor elektronen overdracht en is typisch aanwezig in het ER
Katalyseert de hydroxylatie
Brede waaier van reacties, maar de voornaamste zijn
Hydroxylatie
Dealkylatie
Dehalogenatie
Deze reactie brengt een zuurstof atoom in het substraat
Deze mono-oxydasen maken het substraat meer polair en bereiden fase II voor
Fase 2 :
Substraat nog meer wateroplosbaar maken
Conjugatie met stoffen met een hoog hydrofiel karakter
Glucyronaat, sulfaat en gluthation
Algemeen aanzien als een kritische stap in het detoxificatie proces
Belangrijkste conjugatie reactie van fase II zijn :
Conjugatie met glucuronaat
Uridine difosfaat glucuronosyl transferasen (UGTs) in SER, 2 families
Conjugeert met fenolen of bilirubine
Bilirubine uitscheiden is dubbele conjugatie nodig
Bilirubine-diglucuronide
Congenitaal defect veroorzaakt
Congenitale geelzucht, kernicterus met encefaopathie
Syndroom van Criggler-Najjar type 1
Conjugeert steroden en galzuren
Conjugatie met sulfaat
Sulfotransferasen bevinden zich in het cytosol
Katalyseren de sulfatatie van steroden, catecholamines, alcohol en metabolieten van carcinogene koolwaterstoffen
Gesulfateerde vormen zijn niet toxisch en worden gemakkelijk uitgescheiden
Conjugatie met gluthation
GSH is een tripeptide glutamine-cysteine-glycine dat in zeer grote hoeveelheden voorkomt in de lever
Gluthationtransferasen bevinden zich in het cytosol en katalyseren de binding van versch substraten op de cysteine groep van GSH
Ins ommige gevallen worden de uitgescheiden substanties verder afgebroken door gamma-glutamyl-transpeptidase (gamma GT) in de epitheliale galductus cel
Dit enzym kan sterk stijgen bij overmatig alcohol en medicatie gebruik/misbruik
Conjugatie met AZ zoals, taurine, glycine en glutamine
Galzuren
d) Excretie naar de gal over de apicale membraan
Meestal unidirectioneel en ATP-afhankelijk
Een ATP-afhankelijke transporter BSEP staat in voor de excretie van galzouten
Bile Salt Export Pump
Een breed spectrum van organische anionen, die geen galzouten zijn, verlaten de hepatocyt via MRP2
Multidrug Resistance-associated protein
Electrogeen en ATP-afhankelijk
De galexcretie van organische kationen is niet goed gekend
Maar vind plaats in MDR
2 MDR eiwitten : 1 en 3
In canaliculaire membraan
Voor vele medicaties
3) Galzuren en galzouten
Uit cholesterol maakt de lever primaire galzuren :
Cholzuur
Chenodeoxycholzuur
pK waarde : neutraal
groot deel onder de vorm van weinig wateroplosbare zuren : H-BA
deel als BA- (galzouten) voor , beter oplosbaar
de secundaire galzuren worden in de intestinale tractus gevormd door bacterile dehydroxylatie van de primaire galzuren
deel van de galzouten/zuren wordt door de dunne darm opgenomen en via het bloed, terug naar de lever
gebonden aan albumine
enterohepatische cyclus
opname gebeurt door 3 mechanismen :
Na gekoppelde transporter :
Na-taurocholaat cotransport polypeptide (NTCP)
Zeer hoge affiniteit voor geconjugeerde galzuren/zouten
In mindere mate ook affiniteit voor niet geconjugeerde galzuren/zouten
Passieve diffusie
In de vorm van H-BA
Voor de niet geconjugeerde galzuren
Organic anion transport protein : OATP-1
Onafhankelijk van Na maar is een exchanger
Cl- voor BA-
Het intracellulaire transport van de basolaterale membraan naar de apicale membraan gebeurt via protenebinding
Voor galzouten zijn er 3 intracellulaire bindingsprotenen
Belangrijkste voor de mens : dihydrodiol dehydrogenase
Gluthation-S-transferase B
Fatty-acid binding protein
Binding veroorzaakt een intracellulaire sekwestratie van galzouten
Rol in het transport en de regulatie van galzuursynthese
Intracellulair transport van galzouten kan ook via microtubule-afhankelijk vesikeltransport
Trager
Bij grote galzoutenbelasting
Lever conjugeert galzuren/zouten met
Gluthation, glucuronaat, sulfaat, glycine, taurine
Deze geconjugeerde derivaten zijn negatief geladen en zijn goed oplosbaar in water
Galzouten geconjugeerd met glycine of taurine worden uitgescheiden via BSEP
Secretie tegen een gradient over de canaliculaire membraan van 1/100 tot 1/1000
Galzouten geconjugeerd met sulfaat of glucuronaat worden uitgescheiden via MRP2
Enterohepatische cyclus :
Dagproductie van galzuren uit cholesterol : 600mg/dag
Voldoende om dagelijks verlies van een normaal individu te compenseren
De totale pool is 3g en deze circuleert 4 tot 12x per dag
Afhankelijk van het vetgehalte dat ingenomen wordt
Resorptie is passief als galzuren in dunne darm komen
Voornaamste opname gebeurt evenwel actief thv terminale ileum als geconjugeerd zout met taurine of glycine via een Na gekoppelde cotransporter
ABST : apical bile salt transporter
Na opname in de enterocyt worden ze aan basolaterale membraan afgescheiden naar het bloed
Via Na-onafhankelijke anion exchanger
Wnnr ileum wordt verwijderd is de reabsorptie van galzuren onvoldoende
Synthese door de lever stijgen tot max 4-6 g/dag
In het bloed worden galzuren/zouten gebonden aan albumine, en via de V porta komen ze terecht in de lever die ze opnieuw opneemt
Galzuren/zouten : verschil : afhankelijk van het aantal hydroxylgroepen
4) Bilirubine
Oude rbc worden opgenomen door macrofagen in het RES
Hemoglobine wordt gedegradeerd tot bilirubine en in het bloed gesecreteerd
In het bloed is bilirubine gebonden aan albumine
Opname van bilirubine thv de basolaterale membraan kan via 3 mechanismen
Cl- afhankelijk transport door OATP-1 (minder belangrijk)
Electroneutraal mechanisme
Electrogene opname door bilitranslocase, een membraaneiwit
Na opname aan de basolaterale membraan, wordt niet geconjugeerde bilirubine getransporteerd naar het ER
Voor conjugatie met glucuronzuur
Het geconjugeerde bilirubine wordt dan uitgescheiden in de gal via een ATP-afhankelijk actief transportsysteem
MRP2
Defect : hyperbilirubinemie
Komt fenotypisch overeen met het Dubin-Johnson syndroom bij de mens
Congenitale erfelijke geelzucht met stijging van het directe bilirubine
Een gedeelte van het bilirubine glucuronide wordt in het terminale ileum en het colon door bacterin terug omgezet in bilirubine
Verder geconverteerd tot urobilinogeen : kleurloos
Urobilinogeen kan in de darm blijven
Omzetting tot stercobiline, bruine kleur aan faeces
Urobilinogeen kan opgenomen worden en via het bloed vervoerd worden naar de nieren
Komt in de urine terecht als urobiline, gele kleur aan urine
5) Samenstelling van gal
Galfunctie is dubbel
Afvoer van allerlei stoffen die niet door de nier kunnen uigescheiden worden
Afvalproducten cholesterol, bilirubine, spoorelementen,plantensterolen
Lipofiele drugs en metabolieten, Ag-Al-complexen en geoxideerd gluthation
Secreteren van galzouten/zuren die onontbeerlijk zijn voor de digestie en absorptie van vet
Gal bevat ook IgAs tegen bacterile overgroei
Gal bestaat uit
galzuren en fosfolipiden( voornamelijk )
cholesterol,bilirubine en eiwitten
water en ionen
de secretie van canaliculaire gal is actief en isotoon
secretie bestaat uit 3 stappen :
actieve secretie door de hepatocyt naar de canaliculus
intrahepatische en extrahepatische galwegen
gal niet alleen transporteren maar er een waterig vocht, rijk aan HCO3- aan toevoegen
cholangiocyten van de ductuli secreteren een HCO3- rijk vocht vglbaar met de ductuli van de pancreas
cholangiocyten hebben ook een aantal transporters zoals
de Cl-HCO3 uitwisselaar
apicale Cl kanalen : CFTR
de stimuli zijn vooral
secretine, VIP en glucagon
de remmer :
Somatostatine via de cAMP pathway
Tussen de maaltijden is er 450ml gal opgeslagen in de galblaas die er isosmotisch water en zout aan onttrekt
Dit geeft een concentratie van galzouten,bilirubine,cholesterol en lecithine van 10-20x
500ml/dag die in het duodenum aankomt is dus een mengeling van relatief waterige gal en geconcentreerde galblaasgal
1 en 2 vormen de hepatische gal en bedraagt 900ml/dag
Afvoer van hepatische gal vraagt een actieve, energieverbruikende secretie van organische en anorganische stoffen naar de canaliculus
gevolgd door passieve waterafvoer
6) Lediging van de galblaas
CCK veroorzaakt galblaascontractie
CCK vrijgemaakt door neuro-endocriene cellen in het duodenum oiv vetten en peptiden
Signaal voor contractie zodat gal in het duodenum terechtkomt voor vertering vetten
CCK veroorzaakt relaxatie sfincter van Oddi
Sluit de galweg af van het duodenum
Ach veroorzaakt ook galblaascontractie
7) De lever als metabool orgaan
Zeer actief
Ontvangt > 25% van de cardiac output
Verbruikt ong 20% van de zuurstof
Verantwoordelijk voor de synthese en afbraak van koolhydraten, eiwitten en vetten
Opslagorgaan voor vele stoffen : vit ADEK ijzer en koper
a) Glucosemetabolisme
Serum glucose spiegels laag
Lage insuline en hoge glucagonspiegels : tussen de maaltijden
Lever zal de glucose in het bloed doen stijgen door
Enerzijds : glycogeen af te breken glycogenolyse
Glycogeen dat opgeslagen is in de hepatocyten wordt afgebroken tot glucose
De hoeveelheid glycogeen in de lever : 100g
Anderzijds : glucose te synthetiserengluconeogenese
Essentieel om de glucoseconcentratie in het bloed stabiel te houden
Glucose wordt gesynthetiseerd in het ER, uit AZ en melkzuur
Fructose en galactose worden ook omgezet in glucose
Glucose verlaat de hepatocyten via gefaciliteerde diffusie
Gemedieerd door GLUT2 thv de basolaterale membraan
Na de maaltijd, wnnr de serum glucose spiegels hoog zijn :
Lever tegenovergestelde effecten op het glucosemetabolisme
Glucose zal uit het portale bloed opgenomen worden in de hepatocyt
Via GLUT2
Niet-insuline afhankelijk
Glucose wordt opgeslagen als glycogeen
Glucose wordt afgebroken door oxidatie
2fasen :
Aerobe fase : glucose wordt afgebroken tot pyruvaat
glycolyse
anaerobe fase : pyruvaat geoxideerd tot H2O en CO2 in krebscyclus
de overgebleven suikers worden gemetaboliseerd tot vet
b) eiwitmetabolisme
synthetiseert een groot aantal erg belangrijke plasma-eiwitten : 15-50g/dag
metaboliseert AZ die opgenomen worden uit het dieet
gebeurt via Na-afhankelijke en onafhankelijke transporters die vglbaar zijn met deze in dundarm en nier
dikwijls aan de basolaterale en apicale membraan voorkomen
concentraties van individuele AZ wordt nauwkeurig geregeld
lever controleert de beschikbaarheid van AZ in het bloed en
activeert de ureagenese na de maaltij
inhibeert de ureagenese tijdens vasten of lage eiwitinname in het dieet
onderverdeeld worden in verschillende groepen :
plasma eiwitten
factoren voor stolling en fibrinolyse
bindings en transporteiwitten
prohormonen en apoprotenen
het bloed van de V porta is rijk aan voedingsbestanddelen
AZ kunnen in tegenstelling tot glucose niet worden opgeslagen in de lever en moeten dus onmiddellijk gebruikt worden of afgebroken worden
Afbraak van -AZ gebeurt door deaminatie tot
-ketonzuur wordt verder afgebroken tot aceto acetylcoA, acetylcoA, pyruvaat en een aantal intermediairen van de citroenzuurcyclus
glutamine wordt gesynthetiseerd uit glutamaat en NH4+
verlaat de cel om in de nier opnieuw omgezet te worden zodat ze uitgescheiden kunnen worden
NH4+ wordt voor het grootste deel gedetoxifcieerd in de ureumcyclus met productie van ureum (95%)
Ureum verlaat de hepatocyt via ureumkanaal AQP9, door nier uitgescheiden
Lever maakt ook >90% van de totale hoeveelheid gluthation aan
Belangrijk voor de detoxificatie door conjugatie in de lever
Rol tegen oxidatieve stress in vele andere organen
c) Vetmetabolisme
Vetten opgenomen door de enterocyten worden voornamelijk gesecreteerd in lymfecapilairen onder de vorm van chylomicronen
Chylomicronen zijn grote proteolipiden en bestaan uit
Triglyceriden : 90%
Fosfolipiden
Cholesterol
Verschillende apoprotenen
Via de ductus thoracicus komen de chylomicronen in het bloed terecht
Triglyceriden worden door lipoproteine lipase (LPL) in het endotheel van bloedvaten in vetweefsel en spieren gedeeltelijk afgebroken tot
Glycerol en vetzuren
Gebruikt in de spieren, energie, en in adipocyten,opslag
Kleine remnant chylomicronen blijven over
Zeer rijk aan cholesterol
Opgenomen door lever via de LDL-related receptor gemedieerde endocytose
Afgebroken tot glycerol en vetzuren door lysosomen
Vetzuren kunnen gebruikt worden als energiebron
Gedeelte van de vetzuren wordt opnieuw veresterd met glycerol tot triglyceriden
Worden opgeslagen
Samen met apoprotenen, cholesterol en fosfolipiden uitgescheiden als VLDL
Very low density lipoproteins
Kan opnieuw worden afgebroken door LPL en de vrijgekomen glycerol en vetzuren worden gebruikt in spier en vetcellen
VLDLs worden hierdoor snel kleiner en worden IDLs en LDLs
Intermediate density lipoproteins
LDL zijn de belangrijkste carriers van cholesterol in plasma
Via receptor-gemedieerde endocytose opgenomen door de hepatocyten
Grote toevoer van cholesterol voor de lever
Ook opgenomen door andere cellen waar cholesterol gebruikt wordt voor
Synthese van celmembraan
Cholesterol kan hier ook worden uitgescheiden en zal binden met partikels die weinig vet bevatten : HDL
High density lipoproteins
Door inwerking van lecithin cholesterol transferase wordt cholesterol veresterd en er wordt cholesterolester rijke HDL gevormd, opgenomen door lever
Cholesterol afkomstig van HDL en LDL wordt uitgescheiden in de gal
De lever speelt een speciale rol in de cholesterolhuishouding, 2 belangrijke bronnen :
Dieet
De novo synthese in de lever
Belangrijke stap is de omzetting van HMG-coA door HMG-coA reductase
Enzyme wordt geinhibeerd door
cholesterol : negatieve feedback
statines : medicatie voor patinten met hypercholesterolemie
De synthese van cholesterol vermindert door cholesterol in het dieet en door vasten
De synthese verhoogt bij galwegobstructie
Uitscheiding van cholesterol gebeurt via verschillende wegen :
Afschilferen van cellen in de darm en de huid
Synthese van steroidhormonen
In de gal door galzuren
d) Andere metabole functies
Vitamine A : retinol
Door de darm opgenomen en vervoerd naar de lever in chylomicronen en VLDLs
Zoals vit D E K
In de hepatocyt worden retinylesters gehydrolyseerd en komt retinol vrij
Retinol kan worden getransporteerd naar de sinusoiden waar het gebonden wordt aan
Retinol binding protein en prealbumine
Retinylesters kunnen ook
opgeslagen worden in hepatocyten
Als RBP-retinol getransporteerd worden naar de leverstellaatcellen die 80% van de totale hoeveelheid vit A opslaat
Retinol kan ook geoxydeerd worden tot retinoinezuur en na conjugatie uitgescheiden worden in de gal
Wordt dan weer opgenomen via enterohepatische circulatie
Bij langdurige galwegobstructie kan aldus een vit A tekort ontstaan
Bij te grote inname van vit A worden de stellaatcellen geactiveerd
Leidt tot fibrose
In zeldzame gevallen : levercirrose
Vitamine D3
Aangemaakt worden door de huid oiv UV
Teruggevonden in de voeding, oa in vlees
In lever wordt het geactiveerd tot 25-OH-vitD
In de nier wordt het dan volledig geactiveerd tot 1.25-di-OH-vitD
Vitamine E
Opgenomen onder de vorm van en -tocopherol gencorporeerd in chylomicronen en VLDL
In de lever wordt het opnieuw uitgescheiden als VLDL en
gebruikt in de perifere organen
uitgescheiden in de gal
Vitamine K
Vetoplosbaar vitamine
Aangemaakt door intestinale bacterin
Essentieel voor de synthese van stollingsfactoren en antistollingseiwitten
Tekort leidt tot bloedingen
Veroorzaakt door cholestase, vetmalabsorptie, tekort in voeding + antibiotherapie
Kijk in slides voor de prentjes met levertesten ????
Hoofdstuk 7 : controle van water en elektrolyten opname
Absorptie van voedselbestanddelen gebeurt enkel in de dunne darm
Elektrolyten en water worden zowel in dikke als dunne darm opgenomen
Enterische neuronen, endocriene en paracriene agonisten regelen
het epitheliaal transport
motorische activiteit tijdens de
interdigestieve fase
postprandiale fase
1. Functionele anatomie
Dunne en dikke darm hebben veel gelijkenis in structuur en functie
Dunne en dikke darm hebben substantile verschillen zowel
Regionaal
Lokaal
Bv : thv eenzelfde segment een verschillende functie in de crypte en villositeiten
De dunne darm heeft vingervormige uitstulpingen, villi, omgeven door openingen van klierstructuren, de crypten van lieberkuhn
Bedekt met een colomnair epotheel
Villi : staan primair in voor absorptie
Crypten : staan in voor de secretie
Dikke darm heeft geen villi
Absorptie via oppervlakkige cellen in de kliertjes en secretiecellen dieper
De intestinale mucosa is een dynamische structuur met constante celproliferatie en migratie
Van onder naar boven toe
Progenitor cellen zijn stamcellen en die kunnen omgevormd worden tot
Gevacuoliseerde bekercellen
Kunnen hoger migreren
Vormen dan de absorptiecellen
Migreren verder naar top van villus
Schilferen af
Paneth cellen
Tijd die verloopt tussen stamcel en afschilfering : 48-96h
De dunne darm vergroot zijn oppervlakte 600x, door :
Circulaire plooien
Vlokvorming
Villi
Microvilli : brushborder van enterocyt
Oppervlakte van het colon is minder groot aangezien er geen villi zijn maar wel :
Semicirculaire plooien
Crypten
Microvilli
2. De vochtbalans van het spijsverteringsstelsel
In no : 1.5-2 l/dag
Speekselsecretie : 1.5l