Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

43
Er groeit iets in Meise ! Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be Meise, 7 november 2011 Natuurwandeling in de Plantentuin, aandacht voor spontane flora en fauna in Wild Meise en omgeving. Inleiding Er blijkt interesse te bestaan voor een rondleiding die over de natuurlijke biodiversiteit van de Plantentuin gaat. Groepen die deze rondleiding kiezen, kunnen we iets vertellen over het wetenschappelijk onderzoek dat de Plantentuin doet rond de wilde flora in ons land en elders. Plantentuingids Marianne De Cock maakte in 2007 haar eindwerk over Wild Meise, dit eindwerk bevat een schat aan informatie over Wild Meise doorheen het hele jaar. Deze info is de basis voor deze wandeling. Een belangrijke bron van informatie is de Plantentuinpublicatie Scripta Botanica Belgica 47 uit 2011 over de spontane plantengroei in de Plantentuin. We hebben voor deze wandeling ook de expertise ingeroepen van wetenschappers Anne Ronse en André De Kesel. 1 Algemene afspraken bij de ontvangst van groepen Vooraf Een rondleiding is niet het ganse bezoek aan de Plantentuin, het bakent een thema af. Een rondleiding is een onderdeel van het bezoek. Elke rondleiding begint aan de Hoofdingang Elke rondleiding eindigt aan de het Pachthof Voor het bezoek Uiteraard ben je op tijd. Alle afspraken verlopen via de kassa Hoofdingang. Patrick Bockstael staat in voor de opvolging van de groepsbezoeken. Contracten liggen klaar in het gidsenlokaal. Ondertekende contracten gaan terug naar de kassa Hoofdingang of, wanneer die dicht is, naar de wachters. Groepenontvangst Als gids sta je mee in voor de ontvangst van de groepen. Identificeer de groepsverantwoordelijke(n) Help een handje bij de administratieve afhandeling Zorg dat iedereen de juiste folders heeft Deelnemers: bezoekersfolder Verantwoordelijke(n): groepenfolder en evaluatieformulier Wil er iemand een gespecialiseerde folder? Wanneer dient de groep weer te vertrekken. Houd er rekening mee dat de rondleiding aan het Pachthof eindigt en niet aan de Hoofdingang (5'-10' extra). Belangrijk Ga aan de hoofdingang nooit tegen de bezoekersstroom in. Dit brengt iedereen in verwarring.

Transcript of Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Page 1: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Meise, 7 november 2011

Natuurwandeling in de Plantentuin, aandacht voor spontane flora en fauna in Wild Meise en omgeving. Inleiding Er blijkt interesse te bestaan voor een rondleiding die over de natuurlijke biodiversiteit van de Plantentuin gaat. Groepen die deze rondleiding kiezen, kunnen we iets vertellen over het wetenschappelijk onderzoek dat de Plantentuin doet rond de wilde flora in ons land en elders. Plantentuingids Marianne De Cock maakte in 2007 haar eindwerk over Wild Meise, dit eindwerk bevat een schat aan informatie over Wild Meise doorheen het hele jaar. Deze info is de basis voor deze wandeling. Een belangrijke bron van informatie is de Plantentuinpublicatie Scripta Botanica Belgica 47 uit 2011 over de spontane plantengroei in de Plantentuin. We hebben voor deze wandeling ook de expertise ingeroepen van wetenschappers Anne Ronse en André De Kesel.

1 Algemene afspraken bij de ontvangst van groepen Vooraf

Een rondleiding is niet het ganse bezoek aan de Plantentuin, het bakent een thema af.

Een rondleiding is een onderdeel van het bezoek.

Elke rondleiding begint aan de Hoofdingang

Elke rondleiding eindigt aan de het Pachthof

Voor het bezoek

Uiteraard ben je op tijd.

Alle afspraken verlopen via de kassa Hoofdingang.

Patrick Bockstael staat in voor de opvolging van de groepsbezoeken.

Contracten liggen klaar in het gidsenlokaal.

Ondertekende contracten gaan terug naar de kassa Hoofdingang of, wanneer die dicht is, naar de wachters.

Groepenontvangst

Als gids sta je mee in voor de ontvangst van de groepen.

Identificeer de groepsverantwoordelijke(n)

Help een handje bij de administratieve afhandeling

Zorg dat iedereen de juiste folders heeft

Deelnemers: bezoekersfolder

Verantwoordelijke(n): groepenfolder en evaluatieformulier

Wil er iemand een gespecialiseerde folder?

Wanneer dient de groep weer te vertrekken. Houd er rekening mee dat de rondleiding aan het Pachthof eindigt en niet aan de Hoofdingang (5'-10' extra).

Belangrijk Ga aan de hoofdingang nooit tegen de bezoekersstroom in. Dit brengt iedereen in verwarring.

Page 2: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Grotere groepen Bij grotere groepen is een actieve inbreng van de gidsen onontbeerlijk. Zorg dat je op voorhand even met de andere gidsen afspreekt wie waar begint. Je kan het traject eventueel ook in omgekeerde richting doen.

2 Overzicht van deze rondleiding 1 Inleiding over de Plantentuin 2 Het wetenschappelijk onderzoek rond wilde flora door de Plantentuin 3 De Grimbergse Dreef 4 De Kasteelvijver 5 De Machoechel 6 Het Fruticetum 7 Wild Meise 8 De Ardense dravik aan schuilhuisje De Seefhoek. Het is jouw taak om deze boodschappen over te brengen. Het is uitermate belangrijk dat elke bezoeker die een rondleiding krijgt dezelfde kernboodschappen krijgt. Deze bepalen in grote mate hoe "het publiek" over ons denkt en over ons praat.

3 De rondleiding

3.1 Inleiding over de Plantentuin Kernboodschap: De drie basistaken van de Plantentuin zijn - Plantensoorten onderzoeken - Plantensoorten bewaren - Spreken over planten. Op de "U bent hier"-panelen aan de ingang staat dit wat meer uitgewerkt. In totaal bestaan er wereldwijd ruwweg 2500 instellingen die zich een plantentuin of een botanische tuin noemen. Dit gaat van kleine, soms privé tuinen, tot grote instellingen die honderden mensen tewerk stellen zoals "The Royal Botanic Gardens, Kew". De Nationale Plantentuin van België behoort tot de grootste ter wereld. Afhankelijk van welk criterium je gebruikt: aantal soorten planten, grootte van herbarium of aantal werknemers situeren wij ons ergens in de top 25 van de wereld. Het historisch domein waarin de Plantentuin gehuisvest is en de grote collectie van levende planten, in totaal bijna 18.000 soorten, is het meeste zichtbare deel van de Plantentuin. 3.2 Het wetenschappelijk onderzoek rond wilde flora door de Plantentuin Het is één van de kerntaken van botanische tuinen, die naam waardig, om bij te dragen aan de bescherming van het plantenrijk. De wetenschappers en tuiniers van de Nationale Plantentuin van België houden zich dan ook actief bezig met verschillende natuurbeschermingsprojecten in België maar ook buiten de landsgrenzen.

Nooit eerder was de nood aan natuurbescherming zo groot. Het plantenrijk moet vandaag het hoofd bieden aan een cocktail van bedreigingen zoals klimaatveranderingen, habitatvernietiging of de invasie van uitheemse woekerende soorten.

Wat deze laatste groep planten betreft, heeft Meise een expertengroep in huis die al jarenlang de uitheemse nieuwkomers in ons land bestudeerd en zo nauwlettend de soorten in de gaten houdt die effectief een invasief karakter (zouden kunnen) vertonen.

Page 3: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Op regionaal vlak wordt er meegewerkt aan de plantenverspreidingsatlassen van het Vlaamse, Brusselse en Waalse Gewest. Andere voorbeelden betreffen de instandhouding van de enige Belgische endemische plant die nog in de natuur voorkomt: beklierd huislook (Sempervivum funckii var. aqualiense) met één enkele standplaats in Ardennen en de studie van de ecologie en evolutie van de zogenaamde Europese habitatrichtlijnsoorten zoals het kruipend moerasscherm (Apium repens). Natuurbescherming is niet alleen nu maar was ook in het verleden steeds één van onze kerntaken. De historisch rol die de Plantentuin gespeeld heeft bij de nationale en internationale natuurbescherming is dan ook aanzienlijk. Zo werd er in 1969 reeds een lijst met zeldzame

planten van ons land gepubliceerd die in 1970, het jaar van het natuurbehoud, in de kijker kwam te staan. Deze rode lijst -avant la lettre- was de eerste in zijn soort op het Europese vasteland. In 1972 ging de eerste atlas van de Belgische en Luxemburgse flora ter perse, opnieuw een pionierswerk. Een direct gevolg van deze publicaties was het ontstaan van de Belgische wet op het natuurbehoud van 1976 en de wet over de beschermde plantensoorten van ons land. Ook aan alle latere versies van de Belgische rode lijst van de inheemse planten, heeft de Plantentuin meegewerkt.

Het is de Plantentuin die het Belgische luik van de Global Strategy for Plant Conservation invult. Het is een ambitieuze set van doelen om de bedreigingen van plantensoorten een halt toe te roepen. De Plantentuin is ook lid van het Europese netwerk van zadenbanken van wilde plantensoorten. De zadenbank heeft als doel zaden te bewaren voor minstens een eeuw en dit voor sommige soorten bij een temperatuur van-20°C. Het merendeel van de bewaarde zaden betreft interessante soorten die in de jaren 1980 werden verzameld in de Kempen, Lotharingen en de polders.

3.3 De Grimbergse Dreef

Dit gedeelte van de Plantentuin is bijzonder rijk aan ectomycorrhizapaddenstoelen. In

Page 4: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Vlaanderen komen zo’n 4000 soorten paddenstoelen voor waarvan ongeveer driekwart mycorrhizapaddenstoelen zijn (boleten, russula’s, melkzwammen). In de Plantentuin alleen al komen er 200 soorten mycorrhizzavormers voor waarvan 52 rode-lijstsoorten. Een mycorrhiza is een symbiose van een zwam en een boom. De boom levert suikers aan de schimmels, die op hun beurt voedingsstoffen en water uit de bodem halen en via de gemycorrhizeerde wortels aan de bomen leveren. Daarmee spelen mycorrhizaschimmels een belangrijke rol in de voedingsstoffenvoorziening van bomen. Door de uitbundige groei en geringe diameter van de hyfen (=schimmeldraden rond de wortel) (ca. 3µm) kunnen mycorrhizaschimmels een groot bodemvolume exploiteren en nutriënten, zoals stikstof en fosfor opnemen. Iedere mycorrhizaschimmel heeft een specifieke functie. Zo kunnen sommige mycorrhizaschimmels vooral anorganische voedingsstoffen opnemen, terwijl andere schimmels juist organische voedingsstoffen opnemen. Het beheer ter behoud van deze soorten is ietwat paradoxaal. Door het gras kort te maaien en af te voeren, hebben bomen met iets meer stress en daardoor minder haarwortels maar meer symbiontische paddenstoelen rond hun wortels.

3.4 De Kasteelvijver In de Plantentuin worden 18 000 plantensoorten van over heel de wereld gekweekt. (10 000 soorten in het Plantenpaleis en 8 000 soorten in de openluchtcollecties). Maar er zijn ook 586 plantensoorten die niet gekweekt worden, maar gewoon spontaan groeien. In

Vlaanderen komen momenteel ongeveer 1400 soorten wilde planten voor. Dit wil zeggen dat meer dan 1/3 in onze Plantentuin vertegenwoordigd is. Het merendeel zijn banale soorten, maar 92 soorten of toch 16 % van de spontane plantensoorten in de Plantentuin zijn zeldzame planten, waarvan er 16 soorten extreem zeldzaam zijn en 1 soort, de kleine duivenkervel (Fumaria parviflora), die nergens anders in ons land nog waargenomen is na 1944. De zone rond de Kasteelvijver is het meest soortenrijk van heel de Plantentuin. Hier komen maar liefst 190 soorten voor. Maar ook Wild Meise (sector 43 en 44 rond de Amelvonnebeek zijn bijna even soortenrijk.

We kunnen de spontane plantengroei opdelen in 6 categorieën:

Echte inheemse planten (60 %)

Uit de collecties ontsnapten (27 %)

Uit de omgeving aangewaaiden (7%)

Opzettelijk binnengebrachten + Stinzenplanten (samen 4%)

Graszaadneofieten (1%) Een voorbeeldje van elk: Er werden 357 echte inheemse plantensoorten gevonden in de Plantentuin, wat veel is voor 1 km²! Er zijn dan ook verschillende habitats in de Plantentuin zoals eiken-haagbeukbossen, natte elzen-essenbossen, pioniersvegetaties, oude muren, hooiweiden, korte gazons, … Een typische plant voor de elzen-essenbossen is het paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium), een zeldzame plant die op meerder plaatsen in de

Page 5: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Plantentuin groeit. 156 plantensoorten zijn vermoedelijk uit de collecties ontsnapt. Heel wat soorten zijn inheems maar kwamen oorspronkelijk niet voor in het Domein. Sommige soorten komen als onkruidzaden mee met planten uit andere tuinen en veel overleven hier niet lang omdat de tuiniers ze verwijderen. Soms kunnen soorten ook invasief worden. De reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum) is een voorbeeld dat we vroeger kweekten op het Herbetum, maar nu overal proberen te vermijden. Klein springzaad (Impatiens parviflora) is een voorbeeld van een plant die uit de omgeving ‘aangewaaid’ is. Het is een Aziatische soort die je sinds de 19e eeuw in bijna heel Europa en delen van Noord-Amerika kan aantreffen. In onze provincie groeit klein springzaad in vele bossen. Ook in de Plantentuin kan je deze plant in alle bospartijen vinden. Er zijn 25 soorten in de Plantentuin die waarschijnlijk opzettelijk zijn binnengebracht. De meeste soorten als parkverfraaiing van voor dat de Plantentuin hier gevestigd was. Onder hen bijvoorbeeld het sneeuwklokje (Galanthus nivalis). Er zijn 2 types van sneeuwklokjes, één van de twee is zeker als stinzenplant binnengebracht. Stinzenplanten zijn planten die in kasteeldomeinen e.a. zijn uitgeplant om te verwilderen, veelal gaat het om bolgewassen, maar ook struiken zoals sneeuwbes(Symphoricarpos albus) behoren hiertoe.

Een bijzonder verhaal zijn de graszaadneofieten. Toen in de 19e eeuw parken werden aangelegd , moesten ook de gazons ingezaaid worden. Voor schaduwgazon werd er graszaad gekocht in Duitsland. Aan de hand van de neofieten die we aantreffen kan men nu bepalen waar in Duitsland het zaad geoogst werd om de gazons in te zaaien. Zachte kropaar (Dactylis polygamma) komt op vele plaatsen in de Plantentuin voor en is zo’n graszaadneofiet uit Duitsland.

3.5 De Machoechel De Machoechel is een helder bronbeekje dat in het Domein ontspringt. Hierdoor krijgen we een nat grasland dat een hooilandbeheer vereist. Dit wil zeggen slechts één of twee keer per jaar maaien. Hier komen inheemse orchideeën voor zoals gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) en rietorchis (Dactylorhiza praetermissa), een bijzondere plant is ook de kleine ratelaar (Rhinanthus minor), een halfparasiet op grassen. 3.6 Het Fruticetum Ook in een collectie die helemaal is aangeplant, kan je nog spontane flora aantreffen. De Plantentuin is het soortenrijkste plekje van het land, wat korstmossen betreft. We treffen hier 175 soorten aan. Dit heeft niet enkel met de goede lucht te maken, hoewel het lage ammoniakgehalte wel een rol speelt. Wat korstmossen betreft heeft dit ook te maken met het type van beheer en het feit dat er veel verschillende substraten voorkomen. Elke boomsoort heeft een andere schors met een typsiche pH. Door de vele soorten bomen en struiken in de Plantentuin zijn er veel meer substraten dan in een doorsnee Belgisch bos.

Page 6: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

3.7 Wild Meise Naast planten treffen we ook heel wat diersoorten aan in de Plantentuin. Veel vogels, maar ook zoogdieren als vleermuizen, reeën, hazen, vossen, … Er worden ook maar liefst 75 soorten gallen aangetroffen. Gallen zijn vergroeiingen van de plant die ontstaan nadat een insecteneitje in het plantenweefsel werd gelegd. Ze variëren van verdikkingen in de meeldraden en omgekrulde bladranden tot knikkergrote bolletjes op bladeren, sterk behaarde bolletjes in stengels en woekeringen van enige tientallen centimeters in takken.. Elke galvormer (meestal een insectensoort) heeft zijn eigen galvorm. Waarschijnlijk zorgt de beschadiging van het plantenweefsel na de eileg voor een verhoogde groeiactiviteit bij de plant. Ongetwijfeld scheidt echter ook de galvormer een stof af, waardoor de juiste galvorm ontstaat. De plantencellen van de gal zijn gewoonlijk groter dan normaal maar het is toch vooral de versterkte groei van het aantal cellen waardoor de gal zijn vorm krijgt. Misschien heeft de plant voordeel van de galvorming door zo de schade tot die plek te beperken, maar over het algemeen heeft alleen de galvormer baat bij de gal, de larve heeft er immers een rustige kamer om te groeien. In Wild Meise werden ook 34 soorten paddenstoelen van de orde Laboulbeniales gevonden, dat is 1/3 van de soorten die we in ons land aantreffen. Tot deze orde behoren schimmels die leven als parasieten op insecten, voornamelijk op kevers. Ze komen uitsluitend voor op de buitenzijde van hun gastheer. Deze schimmels hebben meestal een lengte van tussen de 0,15 en 1 mmm waardoor ze met het blote oog (bijna) niet te zien zijn. Ondanks de parasitaire levenswijze berokkenen Laboulbeniales weinig schade aan hun gastheer. Maar ook dat is relatief, neem het Aziatisch lieveheersbeestje, dat invasief is in ons land. Het eet de voedselbronnen op van het inheemse zevenstippelig lieveheersbeestje, het eet ook de larven op van het zevenstippelig en recent onderzoek toont aan dat het Aziatisch ook nog eens, wegens het overwinteren in grote groepen, een extra vector is om deze Laboulbeniales te verspreiden ook naar het zevenstippelig lieveheersbeestje.

Het grootste gedeelte van deze wandeling speelt zich af in Wild Meise. Hier blijf je stilstaan bij wat je zelf uitkiest. Voor alle info die je moet/kan vertellen over Wild Meise, verwijs ik naar het eindwerk van Marianne De Cock. Er staat een stukje historiek en impressies per seizoen, van speenkruid in het voorjaar tot hulst in de winter. Leg hier gerust veel eigen creativiteit in.

Page 7: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

Page 8: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

EINDWERK OPLEIDING

NATUURGIDS

Marianne De Cock

Meise, 2007

Page 9: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

2

INHOUDSTAFEL

VOORWOORD

HISTORIEK EN SITUERING

VAN HET GEBIED Pag. 4-5

OPVOLGING VAN FAUNA EN

FLORA VAN FEBRUARI TOT NOVEMBER 2007 Pag. 6-34

VERSLAG VAN DE

STAGEWANDELING OP 10 AUGUSTUS 2007 Pag. 28

NAWOORD

Page 10: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

3

VOORWOORD

Natuur is dichterbij dan we denken.

Soms zie je pas hoe de dingen in elkaar zitten als je afstand neemt.

Sinds ik af en toe op reis ga, zie ik duidelijker dan ooit hoe mooi elk land is.

Dat geldt ook voor ons land.

Hoe uniek, maar ook : hoe vol.

Langzaam maar zeker dreigen al onze steden en dorpen aan elkaar te groeien.

Het is erg belangrijk om aaneengesloten stukken natuur te sparen of te

herscheppen. Niet alleen voor de planten en de dieren, maar ook voor de mensen.

We hebben de natuur hard nodig !

Houden van en genieten van de natuur is één van de grootste drijfveren om die

natuur te beschermen.

Daarom moeten we naar buiten, met onze ogen, oren en ons hart wijd open.

Stilstaan. Kijken. Luisteren. Ruiken. Voelen.

Het is het rijke van dichtbij zien, het grootse van het kleine zien.

Echte natuur, zo zegt men wel eens, is een toendra van horizon tot horizon, dat

is een tropisch regenwoud, dat zijn de Rocky Mountains, dat is ook de oceaan.

Dat is allemaal wel waar, maar de wereld is nu eenmaal veel te groot.

Vaak valt er net zo veel te beleven in een klein bekend gebied, dichtbij huis.

DE BILT is zo’n kleine plek maar toch groot genoeg om een compleet

natuurmonument te vormen.

Het is het middelpunt van heel wat planten en dierenleven.

De rijkdom van zo’n ”werelddeel” op kabouterformaat neemt toe naarmate er

meer wanorde heerst.

Hoe meer ruige plekjes, hoe meer schuilhoekjes er te vinden zijn – net als in de

echte wildernis – hoe meer planten en dieren er wel bij varen.

Zo’n plek is DE BILT

Je ervaart er het ‘ontdekkingsreizigergevoel’…

Kom mee !

Page 11: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

4

SITUERING

Mijn studieterrein maakt deel uit van de Plantentuin (92 ha) te Meise.

De Plantentuin heeft drie taken :

- onderzoeken : o.a. het bestuderen van planten uit de koffiefamilie

- bewaren : levende collecties in de kassen, zaadbank, herbarium en uitwisseling

van informatie met internationale organisaties

- educatieve rol : het leren kennen, uitleg geven over planten

DE BILT ook wel ‘WILD MEISE’ genoemd situeert zich achteraan in het park en is een

plek waar onze inheemse flora alle kansen krijgt

Page 12: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

5

HISTORIEK

Waar nu de beek is was vroeger een langwerpige siervijver van 5 m breed.

Koningin Charlotte – die toen in het kasteel in het park woonde – gebruikte de

vijver als recreatiedomein en voer er met een bootje op dat voortgetrokken

werd vanaf de oever.

In 1939 werd het gebied aangekocht door de staat en de vijver werd gedempt en

gedraineerd.

Omdat het terrein op het einde van het domein lag werd het in eerste instantie

gebruikt als stortplaats en schroothoop.

Daarna kreeg het een nieuwe naam : ‘het reservaat’

Er werd beslist om er de natuur haar gang te laten gaan.

Het resultaat was in 1970 duidelijk zichtbaar : er ontstond een tapijt van

brandnetels, op sommige plaatsen tot 3 m hoog !

In 1977 werd er gestart met de aanleg van een heemtuin.

Er werd overgegaan tot het uitgraven van een beek. De uitgegraven aarde werd

ter plaatse gestort, dit om kosten te besparen.

Daarna startte men met het uitroeien van de brandnetels. Er werden gedurende

een drietal jaren herbiciden gebruikt om dit te kunnen verwezenlijken.

Pas daarna werd er gestart met een maaibeheer om wilde bloemen en planten een

kans te geven.

DE BILT bestaat uit bos, grasland en vochtig biotoop (moeras).

Men probeert de beek verder te laten doorlopen om verlanding te voorkomen.

Er is ook een elzenbosje en er groeien bomen en struiken die allemaal in België in

het wild voorkomen.

Er worden her en der dode boomstronken gelegd om de groei en/of het behoud

van zwammen te bevorderen.

Sommige planten van vroeger worden hier nog gevonden zoals de Ardense Dravik.

Deze grassoort moet echter elk jaar terug ingezaaid worden omdat ze anders

verdrukt wordt door andere planten.

De begrenzing langs één kant van de Bilt met paardekastanjes dateert nog uit de

tijd van Leopold twee die ze daar liet aanplanten. Dit was toen in de mode.

Zaadjes van die bomen worden verspreid over het hele land vanwege het

waardevolle genetische materiaal.

Het beheer van DE BILT staat nog in de kinderschoenen maar er wordt jaar na

jaar gewerkt om in dit gebied de oorspronkelijke plantengroei te herstellen, te

behouden en te herintroduceren.

Page 13: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

6

FAUNA EN FLORA

Februari

Van alle maanden verrast februari nog het meest. Niet in overvloed maar in

kleine voortekens.

Sneeuwklokjes, groengeel bengelende katjes, zilvergrijze wilgenbontjes… zo

begint mijn allereerste kennismaking van het terrein. Het is zacht weer, buiig

met af en toe zonnige opklaringen. Niet echt winter dus.

Het linkergedeelte van ‘DE BILT’ is een klein bosje met in het midden een

moerassig gedeelte. Het pad is erg drassig.

Begin februari viel er nog 10 cm sneeuw. Het lijkt een kille deken voor het prille

groen van de sneeuwklokjes maar het isoleert heel goed. De teer uitziende

klokjes bengelen boven het dekbed maar deze bolletjes zijn sterk en dit

polvormend bolgewasje groeit het liefst op een halfbeschaduwde plek met

humeuze en vochtige grond. Maar het sneeuwklokje (Galanthus nivalis) is ten

aanzien van de standplaats weinig veeleisend, als de grond maar niet té droog of

té nat is. Het bloeit soms al in januari en luidt het nieuwe groei en bloei seizoen

in.

Bij de rand van het pad staat de gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum)

een wettelijk beschermde plant. Ze wil een lichte standplaats met humeuze

vochtige grond. Eerst komen de grasachtige bladeren boven de grond. Pas veel

later gaat de plant bloeien. Dit heeft vaak tot gevolg dat dan de blaadjes al geel

zijn. Elke plant draagt ongeveer 10 witte bloempjes die in een scherm aan het

einde van de bloemstengel zitten. Ze vermeerdert zich vlot dmv zaad. De

bloempjes sluiten zich ’s avonds.

In het moerassig gedeelte staat de grote lisdodde (Typha angustifolia) nog in

wintertooi.

Bij de ingang langs de rechterkant bevinden zich de bijenkasten. De bijenvolkjes

zijn nog in winterrust en teren nu op de honingraten van hun wintervoorraad.

Er groeit veel klimop (Hedera helix) in de bomen, een kampioenklimmer die niet

terugdeinst voor een hoogte van 30 m. Hij maakt daarbij gebruik van speciale,

zeer taaie hechtworteltjes die doordringen tot in de allerfijnste groefjes en

barstjes en zich dan vastzetten. Doordat hij in de winter zijn groene blad

behoudt, is het een ideale schuilplaats voor nestelende vogels en overwinterende

insecten. Een goed voorbeeld is het lieveheersbeestje. Ze klitten op beschutte

Page 14: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

7

plekjes bijeen. Als je er eentje pakt leeft het onmiddellijk op in de warmte van

je hand. Insecten nemen het leven zoals het komt : ze hebben geen inwendige

kachel zoals vogels en zoogdieren, ze zijn net zo koud of warm als het weer zelf.

Ook de huisjesslakken zijn in winterslaap. Ze maken een deurtje van enkele

lagen ingedroogd slijm dat hen afsluit als een conservenblikje. Het huisje is pas

volgroeid als er een zwarte rand te zien is.

Even verderop liggen er enkele dode boomstronken. Daarop groeien verschillende

soorten mos. Terwijl andere planten kwijnen onder de winterkou, moet het mos

het juist van dit natte jaargetijde hebben. De prachtige knalgroene kussens

bestaan uit allemaal kleine plantjes. Ze hebben niet echt wortels maar liggen

eigenlijk los op het hout. Ze vangen het hemelwater rechtstreeks op in ontelbare

reservoirtjes en leggen draden uit : de rizoïden. Binnen een paar uur na een

regenbui kan een stoffig moskussen veranderen in een groene spons. Mos gedijt

het beste in vochtig weer maar kan ook heel goed tegen uitzonderlijke droogte.

Al is er van alle groene cellen niet meer over dan wat cellulosestof, toch komt

het weer tot leven als er water bijkomt. In deze tijd van natte welvaart maken

de moskussens hun seta’s, sprietjes waar bovenop de sporendoosjes groeien. Dit

levert vaak verrassende kleurschakeringen op. Een voorbeeld hiervan is het

purpersteeltje. Het is een veel voorkomend mos en is makkelijk te herkennen

aan de rode sporensteeltjes met sporendoosjes. Juist in het lage winterlicht

komt deze ‘bloei’ het mooist tot zijn recht. Nog boeiender worden deze plantjes

als je ze bekijkt onder een loep. Vooral de sporendoosjes vormen een wereld

apart. De klepjes op de doosjes, die bij droog weer zullen openspringen, zijn

uitgerust met snavels, sprieten en knobbels van allerlei aard.

Ook het korstmos beleeft in de winter hoogtij. Het zijn ingewikkelde planten,

een volmaakt vervlochten vriendschap tussen schimmels en algen. Ze wortelen

niet en het enige water dat ze opnemen is de regen. De gele soorten houden van

stikstof en zijn indicatoren van de luchtzuiverheid. Korstmossen groeien vaak op

bomen en struiken met knoestige takken en/of schors. De sporen vinden er

makkelijk houvast om te kunnen kiemen en groeien.

Ik ontdek ook verschillende zwammen . Voor het ecosysteem, de huishouding van

het bos, zijn paddestoelen onmisbaar. Sommigen vervullen een belangrijke taak in

het afbraakproces van dode planten en plantendelen. Andere zorgen ervoor dat

levend hout gezond blijft. Zelfs parasiterende soorten zijn nuttig omdat ze

meehelpen het bos open te houden voor de opslag van nieuwe planten en bomen.

We maken onderscheid tussen :

Saprofyten (molmvreters) leven op dood hout en op afgevallen bladeren en

humus, met andere woorden op organische stoffen waarmee de kringloop in stand

wordt gehouden. Sommige saprofyten hebben een voorstadium, dwz dat ze

voorkomen op levende, min of meer verzwakte bomen. Dank zij het laten liggen

of staan van dood hout neemt het aantal saprofyten toe en dit is een gunstige

Page 15: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

8

ontwikkeling voor allerlei soorten dieren en planten, waaronder dus ook de

paddestoelen zelf.

Mycorrizha (schimmelwortel) leven altijd in samenhang met hogere planten,

vooral bomen. De zwamvlokken van deze paddestoelen omwikkelen de haarwortels

van de boom met schimmeldraden. Zo vormen die een netwerk voor opname van

water, mineralen en andere voedingsstoffen ten gunste van de boom, terwijl

deze in ruil daarvoor de paddestoel voorziet van o.a. suikers.

Mycorrizha fungeren als ‘gezondheidsdienst’ van bossen. Door hun aan/of

afwezigheid geven ze te kennen hoe het met de natuur in hun omgeving gesteld

is. Een bos of een ander biotoop zonder paddestoelen is eigenlijk dood.

Het elfenbankje komt voor op alle dood loofhout. Het is volledig winterhard en is

zeer algemeen gedurende het hele jaar. Het is bekleed met taai, fluweelachtig

leer. Het blijft aanwezig tot de boom of ander hout compleet is vermolmd en dat

kan jaren duren. Het heeft een witte hoedrand met daarbinnen verschillende

gekleurde zones : wit, okergeel, bruin, grijs, blauw- of zwartachtig met witte

poriën aan de onderkant. Als het wintert last het een tijdelijke productiestop in

van sporen en ook een groeistop. Daardoor ontstaan grillige jaarringen waaruit je

kan opmaken hoe oud zo’n bankje is.

Onderaan dezelfde dode boomstronk vind ik een gladde zwarte bolvormige zwam

: de kogelhoutskoolzwam.

De boom die op dit tijdstip van het jaar de show steelt is de hazelaar (Coryllus

avellana). Al in februari bloeien de groengele katjes. In december en januari

hangen ze al aan de twijgen, kouwelijk ineengekrompen. Maar later, als de natuur

de eerste voorjaarskriebels krijgt, rekken ze zich uit en hangen stil en

ontspannen neer. Deze bloesempracht houdt weken aan. De katjes vormen de

mannelijke bloeiwijze. En overal daartussen zie je dan tegen de takken

aangedrukt groene knoppen waarvan de meeste met een purperenrood pluimpje

zijn getooid : de vrouwelijke bloeiwijze. De mannelijke katjes zijn dicht bezet

met stuifmeeldraden en bestuiven bij droog en zonnig weer de kleine vrouwelijke

stamperbloemetjes dmv de wind : het is dus een windbloeier.

Het winterkoninkje, een bruin balletje met wipstaartje laat zich overal horen.

Met recht een ‘winterkoninkje’ want zingen kan hij als de beste ! Zijn lied klinkt

precies alsof er een miniatuurwekkertje afloopt afgewisseld met heldere tonen.

Echt de baas kan deze kieskeurige eter de winter echter niet : als het ijzelt en

sneeuwt heeft het vogeltje van een paar gram het heel erg moeilijk. Bij kale

vorst echter speurt hij met ontembare ijver naar het eiwitrijke krachtvoer van

spinneneitjes, overwinterende kevertjes, weggescholen muggen en luizen.

Overdag verdedigt hij zijn voedselgebied met veel ijver, maar ’s nachts laat hij

zijn agressie varen en zoekt hij zijn soortgenoten op. Dan verzamelen ze zich

met z’n allen in een nestkastje of een boomhol om bij elkaar warmte te zoeken.

Pas de volgende ochtend houdt ieder weer zijn territorium bezet. Van zodra een

Page 16: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

9

enkele zonnestraal een beetje lente belooft begint het mannetje onmiddellijk te

slepen met strootjes, bladeren, mos en veertjes. Om een stevig bolvormig nest

te bouwen. En als dat af is, nog één en nog één. Het koninkje is een harde werker

en bouwt slaapnesten, pronknesten en speelnesten. Dan nodigt hij met de nodige

zwier een vrouwtje uit. Ze mag kiezen en na een zorgvuldige inspectie van het

nest begint ze het te stofferen met veertjes en pluis. Dit is het teken waarop

hij gewacht heeft : nu is hij de ‘koning’ te rijk !

In het winterzonnetje houden de wintermuggen hun dansfeesten. De mannetjes

verzamelen zich in opvallende zwermen waaruit de vrouwtjes hun partner kunnen

kiezen. Samen verwijderen ze zich uit de dansende zwerm om in alle rust te

paren.

De knoppen aan de bomen worden dikker, de grond wordt natter en zwarter, en

mijn verlangen naar warmte stijgt.

Even vind ik bemoediging in een hoekje uit de wind waar de zon haar stralen

verzamelt.

MAART

Page 17: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

10

MAART

De maand van tegenstellingen. Een maand ook doordrongen van sterke

voorjaarsenergie, die naar ontplooiing streeft ongeacht tegenwerking van het

weer.

Vandaag, 14 maart, verleidt me met een zonnige dag. Voorzichtig –want sommige

plaatsen zijn erg drassig- inspecteer ik mijn grondgebied en veeg hier en daar

wat blad weg om te kijken of er al wat is uitgelopen. De eerste bosanemoontjes

(Anemone nemorosa) bloeien. Een bodembedekkende plant die met haar korte

wortelstokjes zich tamelijk snel vermeerdert. Na de bloei verdwijnt de plant

bovengronds. Als echte bosplant heeft zij graag een half beschaduwde

standplaats met vochtige, humeuze grond. De kelkblaadjes groeien door tot ze

afsterven en hebben vaak een purperen zweem.

De eerste bladrozetjes van het speenkruid (Ranunculus ficaria ssp. bulbilifer)

staan ook al boven, eveneens een bodembedekkende plant. Deze plant vormt met

haar gele stervormige bloempjes speenvormige knolletjes waaruit ze ontspruit.

Niet lang na de bloei zal ze bovengronds verdwijnen, na eerst in de bladoksels

van de bloeistengels nieuwe knolletjes gevormd te hebben. De uitgebloeide

stengels groeien tamelijk lang door, waardoor deze knolletjes op enige afstand

van de moederplant voor nieuwe planten zullen zorgen. Zo kan ze zich vlot

vermeerderen. Men zegt vaak dat het pas echt lente is als het speenkruid bloeit

en dat kan ik beamen.

Vlakbij hoor ik een ‘zomers’ gezoem. Er vliegt een dikke hommel voorbij. De zon

heeft de hommelkoningin uit haar verdoving doen ontwaken. Ze heeft de

belangrijke opdracht om een nieuw volk te stichten. De koningin heeft suiker

nodig en daarom is al haar aandacht gevestigd op bloeiende bloemen,

sleedoornstruiken en bomen zoals de boswilg. Ze is ook op zoek naar een geschikt

plekje om haar nest te bouwen. Eerst wordt er een ‘honingpotje’ gemaakt van

geknede schilfers was en gevuld met nectar en stuifmeel. Dan worden daarin de

eitjes gelegd en uit dit ‘broedpakket’ ontstaan de eerste larven. Vooraleer het

zover is besteedt ze uren om het warm te houden en zorgt ervoor dat de larfjes

geregel voedsel krijgen uit de ‘honingpot’. Tussendoor maakt ze regelmatig de

noodzakelijke uitstapjes om nectar en stuifmeel te verzamelen. In het begin

doet ze alles in haar eentje maar uiteindelijk kruipen de eerste dochters uit hun

cocon om haar te helpen bij de zorg voor de volgende broedsels. De

hommellarfjes onttrekken alle proteïnen, vetten, vitamines en mineralen die ze

voor hun groei nodig hebben aan het stuifmeel evenals de koningin. In

tegenstelling tot de bij liggen de eitjes van de hommel op een kluitje bij elkaar in

één omvangrijke cel. Eenmaal ontwikkeld kruipen de larfjes naar buiten en

worden ze door de werksters individueel gevoed. Opvallend is dat de werksters

Page 18: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

11

die uit het eerste broedsel komen meestal veel kleiner zijn dan die van de latere.

Dit heeft te maken met de voedselvoorziening. Eerst moet de kolonie opgang

gekomen zijn om in de zomer als er volop voedsel is groot te worden om de

kolonie van volgend jaar veilig te stellen. Naarmate het seizoen vordert wordt

het steeds drukker in het nest . De koningin plant zich maar voort en elke dag

komen er nieuwe werksters bij. Dit is vooral om het instandhouden van de soort

want hommels leggen geen wintervoorraad aan en veruit de meeste van hen zullen

nooit de winter halen. Het einde van de hommelkolonie begint zich aan te

kondigen wanneer zich uit de larven grote werksters ontwikkelen die ook eitjes

gaan leggen. De tijd van de koninginnen van volgend jaar is aangebroken. De

mannetjes die straks voor de bevruchting moeten zorgen zijn toch afkomstig uit

de eitjes van de koningin zelf. Zij is namelijk de enige die het sperma dat ze

vorig jaar heeft ontvangen al dan niet toelaat tot haar eitjes. In de vroege

herfst of soms al eind augustus zoeken de jonge koninginnen een

overwinteringplekje, na door de darren te zijn bevrucht. De oude koningin neemt,

samen met haar nog overgebleven werksters, afscheid van het leven en buiten

moeten in het gure weer ook de darren het loodje leggen.

In de Bilt groeien ook de boswilg (Salix caprea) en de schietwilg (Salix alba)

Vooral de katjes van de boswilg leveren veel stuifmeel en honing in overvloed aan

de insecten. De katjes van deze wilg zijn uiterst kort gesteeld en lijken zo op de

twijgen te zitten. De bladeren zijn meestal rond : donzig aan de bovenkant en

viltig aan de onderkant. De boswilg is geen reus, hij ziet er vaak uit als een flinke

struik. Als de katjes geel gaan bloeien ziet hij er sprookjesachtig uit.

De schietwilg is de stamvader van de imposante treurwilg. Hij kan groot

uitgroeien op sompige oevers. De bast kleurt bij het afschilferen bruin en wordt

gebruikt als bruine verfstof. Wilgebast wordt ook gebruikt voor de

vervaardiging van medicijnen. Ze bevatten een vaatverwijdend middel en kauwen

op een wilgetwijg heeft hetzelfde effect als een aspirientje. Wilgen zijn

tweehuizig. Alle andere katjesdragers, die bloeien voordat het blad verschijnt,

bestuiven elkaar op de kracht van de wind. Maar wilgen wachten toch liever op de

eerste hommels en ander insectenbezoek om hun stuifmeel van de meeldraden

naar de stampers van een andere boom te laten brengen. De methode is gedurfd

maar werkt want de vruchtbaarheid van het wilgenvolk is fantastisch. Diezelfde

vitaliteit blijkt uit hun explosieve groeikracht. Niet voor niks luidt hun latijnse

naam Salix : de springer.

Op een zonneplekje scharrelen de eerste lieveheersbeestjes. Tegenstellingen te

over : de bomen nog volop in knop, en tegelijkertijd zijn er al frisse polletjes

groen van het bleeksporig bosviooltje (viola riviniana). Her en der vind ik al

enkele exemplaren van de slanke sleutelbloem (Primula elatior). Deze

polvormende vaste plant houdt van een halfbeschaduwde tot lichte standplaats

met humeuze, vochtige grond. Het is een wettelijk beschermde plant. De

Page 19: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

12

hondsdraf (Glechoma hederacea) is ook al aan de groei. Dit plantje met zijn

kruipende stengels kan, mits de stengels een beetje steun hebben, tot 40 cm

hoog groeien. Het is een wintergroene bodembedekkende plant met kleine

lipbloemige blauwe bloempjes.

De algemeen bekende paardebloem (Taraxacum officinale) is een felgele

composietbloem – vele kleine bloempjes staan hier zo dicht bij elkaar op de

bloembodem dat de indruk van een grote bloem ontstaat. Ze heeft een dikke

diepwortelende penwortel. Na de bloei vormt ze een zaadpluisjesbol die wel 10

km ver kunnen zweven. Het is een erg gewaardeerde plant door de bijen en haar

‘volkse’ naam ‘boterbloem’ dankt ze aan het feit dat de bloemen vroeger gebruikt

werden als kleurstof voor de boter.

Nog een allerliefst bloempje dat bijna het hele jaar door bloeit is het madeliefje

(Bellis perennis) Een composietbloem die zeer algemeen is in weiden en grasland.

Het bloempje draait mee met de zon en ’s nachts en bij koel weer gaan de

bloemhoofdjes dicht. Na koude nachten worden de bloemblaadjes aan de puntjes

en van buiten rozerood. Het bloempje is eetbaar.

In het bosgedeelte groeit het groot hoefblad (Petasites hybrides) met

bleekroze bloemen op hoge bladstelen die vanboven mooi geribbeld zijn. De

bladeren zijn heel groot en bovenaan mat maar aan de onderkant grijsviltig.

Het lied van de koolmees klinkt nu overal. Het zijn de mannetjes die zich laten

horen. Ze kiezen nu een broedgebied, een vrouwtje en een nestelplaats. Een

koolmeesvrouwtje dat nadere kennismaking zoekt, stelt zich aan als een hongerig

jong. Als het mannetje op haar aanzoek ingaat, zal hij haar een lekker hapje

toestoppen. Het soort hapje is belangrijk : het zal nooit een nootje of zaadje

zijn maar wel een diertje. Want het voorjaar doet merkwaardige dingen met de

maag van mezen. Die wordt kleiner en zachter omdat de geslachtsorganen groter

worden. In de winter beschikken mezen over een grote gespierde maag om zaden

en noten beter te kunnen verteren : de voedselbron bij uitstek tijdens de

wintermaanden. In de lente en zomer echter wordt het leefgebied steeds meer

bevolkt met insecten. Krachtvoer waarvoor hij maar een klein maagje nodig

heeft. En ook de kleintjes zullen niets anders eten dan rupsen. Het vrouwtje

bouwt het nest en hij bewaakt het. Eerst komt er een laag mos. Daarop komt een

bedje van grasjes, haren en veertjes. Daarop legt ze 6-13 eitjes die ze steeds

afdekt als ze het nest verlaat. Daarna broedt ze en hij voert haar. Allemaal op

dezelfde dag komen de jongen uit. Onvermoeibaar slepen pa en ma rupsjes aan

voor de hongerige kroost. Zo maak je in 15 tot 18 dagen van een stel naakte

kleintjes jonge vogels die zo krap in het nest komen te zitten dat de ouders

buiten moeten slapen. Na een eerste nest beginnen de ouders aan een tweede en

soms een derde broedsel. De voortplantingsdrift is zo sterk dat hij van deze 10

gram wegende vogeltjes kleine helden maakt.

Page 20: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

13

In het moerasgedeelte ontwaken nu ook de bruine en groene kikkers. Kikkers

zijn dagdieren en de bruine vind je ook vaak op het droge. Hun huid is vochtig en

glad en ze hebben lange poten omdat ze springen om zich voort te bewegen. In

tegenstelling tot de pad die een nachtdier is met een droge en wrattige huid. Ze

leven dan ook op het land. Ze hebben kortere poten want ze lopen meestal en

springen alleen bij gevaar. In deze tijd van het jaar zijn beide soorten echter in

het water te vinden omwille van de voortplanting.

Er schuiven wolken voor de zon.

Dikke druppels tikken op mijn hoofd.

Maart roert haar staart.

Page 21: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

14

APRIL

Kletsnat, guur, grijs of… verukkelijk warm ! In geen enkele maand is het weer zo

wisselend als in april. Normaal gezien wel, maar dat was dit jaar wel even anders !

De natuur was dit jaar in april op sprintsnelheid terwijl ikzelf nog moeite moest

doen om de winterse traagheid van me af te schudden. Naarmate april vordert

en de warmte toeneemt komt ook de langverwachte overvloed op gang. Zomers

warm is het deze maand en de planten komen allemaal tegelijk uit de zwarte

aarde.

Twee dingen die bij elkaar horen in de lente zijn het oranjetipje en de

pinksterbloem of het oranjetipje en de look-zonder-look. Want dat is wat hun

rupsen eten. Hun vliegtijd is van begin april tot begin juni. De rupsjes eten en

groeien zo’n 2 tot 4 weken en verpoppen zich dan. Daarna hangen ze maandenlang

te wachten op de volgende lente. Het vrouwtje legt meestal maar één eitje op

een plant want broertjes en zusjes zouden elkaar rustig opvreten als ze elkaar in

de weg zouden zitten. Bij de vrouwtjes is het goed te zien dat de oranjetipjes

familie van de witjes zijn, ze missen de oranjetip en zien er dus uit als

koolwitjes. Deze zijn eigenlijk de mussen onder de vlinders : zo gewoon dat je

niet meer op ze let.. Toch zijn er drie verschillende soorten a) het klein geaderd

witje, b) het groot koolwitje en c) het klein koolwitje. Het klein geaderd witje is

makkelijk te herkennen aan de donkere aderen op zijn achtervleugels. Het groot

koolwitje is gewoon een maatje groter. De vrouwtjes hebben meer stippen op de

vleugels.

De look-zonder-look (Allaria petiolata) is een algemene tweejarige plant in de

bermen en bosranden. Ze heeft netelvormig blad en kleine witte bloempjes. En

waarom ze look-zonder-look heet ? De blaadjes geuren bij kneuzing naar look,

maar ze is echter geen lid van de uienfamilie, de Alliums. Naar ‘look’ ruikend maar

zonder ‘look’ in de familienaam dus. Nog zo’n lookplant is de daslook (Allium

ursinum). Ze is een bolgewas met witte bloemen die van vochtige schaduwrijke

plaatsen houdt. Het blad is eetbaar en ruikt sterk naar look. Ze vormt mooie

witte tapijten in het voorjaar wanneer je haar overvloedig kan vinden.

De pinksterbloem (Cardamine pratensis) is een rozetvormende vaste plant met

lichtlila bloempjes. Ze vraagt een zonnige en lichte standplaats met vochtige

grond. Ze verdraagt geen zwaar bemeste grond en dat is één van de oorzaken

van haar achteruitgang. Het grasland in de Bilt wordt gemaaid om een armere

bodem te verkrijgen want vele van onze inheemse planten hebben een hekel aan

bemeste grond.

Page 22: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

15

De berken behoren tot de mooiste bomen op het noordelijk halfrond. In de Bilt

groeit de ruwe berk (Betula pendula). Hun sierlijk silhouet met de wit en zwart

gevlekte stammen lichten op in het landschap.

De berk komt al in blad als de andere bomen het nog laten afweten. De

mannelijke katjes beginnen te bloeien en te stuiven. De vrouwelijke katjes zijn

kleiner, slanker en staan eerst rechtop. Als ze rijpen gaan ze hangen en in de

herfst dwarrelen de kleine, lichte zaadjes naar de grond. Ieder zaadje heeft

twee lichte vleugeltjes en als het een beetje waait komen ze heel ver. Soms zie

je een soort sigarenrolletjes hangen. Dat is het werk van een klein zwart

snuitkevertje, de berkenbladroller. Het vrouwtje bijt de twee bladhelften tot de

hoofdnerf in en rolt ze op tot een prachtige kraamkamer. Onder het papierdunne

lint van de schors kleurt deze zachtroze maar tijdens de groei verandert het

proces van roze naar zwart en naarmate de boom ouder wordt ontstaat het

karakteristieke patroon. De schors is heel taai en blijft nog lang goed ook al is

de berk al lang dood.

Vandaag 15 april is een warmte record gesneuveld : 28 °, het zomert in de lente !

De planten en bloemen in de Bilt groeien als kool. Bijna alle bomen staan in blad

terwijl ik ze een 14 dagen geleden nog in prille knop fotografeerde.

De sleutelbloemen en de bosviooltjes zijn bijna uitgebloeid.

Het moerasgedeelte kleurt goudgeel : de dotterbloem (Caltha palustris) staat in

bloei ! Deze polvormende vaste plant staat graag met de voeten in het water met

veel zonneschijn op haar kop. Als ze bloeit weigert ze bescheiden te doen. Soms

lijkt de plant wel uit evenveel bloemen als bladeren te bestaan. Haar naam is

afgeleid van ‘dodder’ de oude vorm van ‘dooier’. In de schaduw bloeien de

anemoontjes dapper door.

De eerste dagkoekoeksbloemen (Silene dioica) bloeien. Ten aanzien van haar

standplaats is ze niet kieskeurig want ik vind haar een beetje overal verspreid.

Het mooist is ze echter op een vochtig en niet te zonnig plekje. Haar roze

bloempjes geuren niet en ze wordt hoofdzakelijk bestoven door vlinders zoals

het oranjetipje.

Tussen het gras ontdek ik het kruipend zenegroen (Ajuga reptans). Deze

bodembedekkende plant met felblauwe kaarsjes vermeerdert zich dmv uitlopers

en is in principe wintergroen. Het is een typische bosplant maar ze groeit ook op

zonniger plekjes zolang de grond maar vochtig is.

Op het grasland foerageren vier soorten ganzen : de Canadese, de grauwe, de

Egyptische en de brandgans. Om hun aantal wat in de perken te houden worden

de eieren geschud.

De Canadese broedt in Noord Amerika en is via Engeland en Scandinavië hier

terecht gekomen. Het is een forse vogel met lange zwarte hals en een witte

oogvlek.

Page 23: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

16

De grauwe gans is de grootste van de Europese ganzen. Het is een robuuste

vogel met oranje snavel en een lichtbruin vederpak.

De brandgans is één van de mooiste ganzensoorten die er zijn. Ze broedt

meestal in het hoge noorden met stenige toendralandschappen. Ze heeft een

korte snavel omdat ze zich voornamelijk voedt met spaarzame vegetatie. Er is

ook nog de Egyptische gans, een mooie exoot die zich hier goed thuisvoelt.

De echte koning van de Bilt is de prachtige solitaire zomereik (Quercus

pedunculata) die nu in frisgroen blad staat. Het is een wonder dat uit één eikel

zo’n machtige verschijning kan groeien. Voor zijn prille begin haalde hij voedsel

uit de eikelhelften. Tegelijk met het uitlopen van het blad verschijnen de

bloemen, de hangende katjes zijn de mannelijke en de piepkleine op korte

steeltjes zijn de vrouwelijke. In de loop van de zomer groeien die uit tot de

eikels.

De eik is het symbool van kracht en in de oudheid een heilige boom. Meer dan

2000 soorten insecten zoeken er voedsel en beschutting ! Tientallen

verschillende soorten galwespen leggen hun eitjes in deze boom. De eik is erg

geliefd vanwege zijn gastvrijheid aan kevers (vliegend hert die het sap zuigt)

vlinders (dagpauwoog die ook op het sap afkomt), gallen, vogels (de Vlaamse gaai).

Verschillende soorten zwammen houden ook van de eik : de doolhofzwam die op

het dode eikenhout groeit, de biefstukzwam die het levende hout een mooie rode

kleur geeft en op pas doodgegaan eikenhout groeit de kopergroene bekerzwam

die er dan een mooie groene kleur aan geeft. De mens houdt ook van de eik : hij

beschouwt hem als een ‘gebruiksboom’. Het hout is duurzaam en hard, er werden

vroeger uit de gallen inkt gemaakt : de gallen bevatten naast looizuur en een

donker pigment ook een belangrijke chemische stof ‘tannine’ die de inkt op papier

vasthoudt zonder dat die vervaagt.

In het moerasgebied zit een koppel wilde eenden te rusten en ernaast bloeit het

Robertskruid (Geranium robertianum) een rozetvormige tweejarige plant. Ze

bloeit heel lang met kleine lilaroze bloemetjes. Door spontane uitzaai worstelt ze

zich door alle andere planten heen. Het is een mooie plant met fraai ingesneden

blaadjes die in de herfst mooi verkleuren naar rood. Ze ruikt wel niet zo lekker.

Het grootste wonder van het voorjaar vind ik de bloesem. De stijve donkere

takken met knoppen die onverwacht openspringen en zich daarna openvouwen tot

hele tere bloesembloemetjes : de sleedoorn is er zo eentje met een overdaad

aan witte bloesem. Bijenfestijn !

Er staan vier bijenkasten in de Bilt. Er omheen tussen de kastanjehouten

afsluiting zie ik de rozetten van verscheidene soorten eenjarige/tweejarigen die

al flink aan de groei zijn : koolzaad, groot kaasjeskruid, phacelia en

komkommerkruid, allemaal bijensnoepjes.

Zo’n bijenvolk brengt je op de meest rechtstreekse manier bij hoe alles in de

natuur met elkaar samenhangt. In het ecologische systeem vormt de bij één van

Page 24: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

17

de belangrijkste schakels. Zij is onmisbaar voor de bestuiving van zowel de

cultuurgewassen als van de wilde flora. Bijen gedragen zich nog steeds als wilde

dieren. Ze zoeken zonder enige menselijke hulp hun voedsel. Het enige waaraan

ze zich hebben aangepast is de bijenkast ipv de holle boom. Je krijgt steeds

meer respect voor zo’n werkbij als je weet dat ze 60 000 vluchten moet maken

voor 3 kg nectar, die uiteindelijk 1 kg honing oplevert.

Ondanks het droge en warme aprilweer is het op sommige plaatsen nog vochtig.

Op 26 april loopt de temperatuur op tot 27° !

Vandaag werk ik mee aan een beheersactiviteit op het terrein. We moeten de

invasieve soorten zoals vb. de sneeuwbes verwijderen. Het overschot van jonge

opschietende essen en esdoorns die zich ongebreideld vermeerderen moeten ook

uitgedund worden anders krijgen de andere inheemse bomen, planten en struiken

geen kans.

Van de verwijderde struiken en jonge boompjes maken we takkenhagen die dan

op hun beurt dienst doen als overwintering- en/of schuilplaats voor de vogels,

egels en insecten. Er wordt ook een geul gegraven langsheen het pad om het

overtollige water af te voeren.

Het grasland is ondanks het droge en warme weer nog vochtig, de ondergrond is

sponzig, dat merk je als je erop loopt. De bovenlaag bestaat uit slib dat vroeger

uit de beek gedregd werd. Er is overal een toenemend gezoem, gefluit en gezang

naast het gebrom van kleine gazen vleugeltjes en het zwiepen van grote

slagpennen.

In april mengt dit alles zich tot het onweerstaanbare geluid van groei.

Page 25: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

18

MEI

Het heeft nu al 25 opeenvolgende dagen niet meer geregend.

De zon is al bijna op volle sterkte en zelfs als er regen dreigt blijft de sfeer

mild en groeizaam.

De opkomende planten overspoelen de aarde, de lucht is vol van vogelzang en de

bomen en struiken hebben een aura van groen om zich heen.

Ik geniet van alle weelde..

Het grasland is doorspekt met het glanzend goudgeel van de scherpe

boterbloem (Ranunculus acris) en de kruipende boterbloem (Ranunculus repens)

De eerste soort staat hoog op de stengel en heeft een scherp ingesneden blad.

De tweede maakt kruipende uitlopers tot 50 cm lang. De blaadjes hebben vaak

lichte vlekken. Tussen het gras bloeit de gewone brunel (Prunella vulgaris), een

overblijvende algemene soort die zich uitbreidt door korte uitlopers en

uitzaaiing. Nog een soort die tamelijk algemeen is, is de bosveldkers (Cardamine

flexuosa), een één tot meerjarig kruid met witte minibloempjes van vochtige

beschaduwde plaatsen. Ik ontdek een grote pol fluitekruid (Anthriscus

sylvestris) dat een plekje uitzocht langsheen de weg. Het vormt een mooi plaatje

met het heldergroen van de pas uitgelopen varens met zijn diepingesneden blad

en de witte kantbloemen op hoge stelen.

Blauw is de kleur van de hemel, maar ook van andere vergankelijke zaken zoals

water, vlinders, ogen en .. bloemen zoals het moerasvergeetmijnietje (Myosotis

palustris), een echt natte voeten type dat bloeit met allerliefste kleine blauwe

sterretjes.

Een forse plant die men makkelijk herkent is de smeerwortel (Symphytum

officinalis). De bloempjes zijn wit, roodachtig of paars. Hommels zijn er dol op.

De soort met een lange tong zuigen de nectar uit de langwerpige bloemen, die

hebben het makkelijk, maar de andere hommelsoorten met korte tong hebben er

een vernuftig systeem op gevonden om toch bij de nectar te komen : ze knagen

een gaatje in de bloem om van opzij te kunnen drinken. De smeerwortel houdt van

vochtige plaatsen. Op drogere grond kan ze zich ook goed handhaven want de

stengels hebben gootjes om het hemelwater op te vangen als de wortels niet

genoeg vocht kunnen opnemen.

Tussen het gras slingeren zich de witte sterbloemetjes van de grootbloemige

muur (Stellaria hollostea L.) Ze heeft smalle grasachtige blaadjes en is één van

onze mooiste inheemse bodembedekkers.

De verschillende grassoorten komen stilletjesaan in bloei. Ertussen oprijzend zie

je de roodachtige bloeiwijze van de veldzuring (Rumex acetosa L.) De plant is

zwakgiftig door een hoog oxaalzuurgehalte maar het blad kan bij matig gebruik

het hele jaar door in de soep en bij de spinazie.

Page 26: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

19

In het meer bosrijk gedeelte links van de bijenkasten vind ik de salomonszegel

(polygonatum multiflorum). De vlezige witte wortelstok heeft groeiringen

waaraan men de leeftijd van de plant kan aflezen. De scheuten die zich in de

herfst vormen, sterven in de winter af en laten de zogenaamde ‘zegels’ achter

waaraan de plant zijn naam dankt. De hele plant maar vooral de bessen zijn

giftig.

Een andere schaduwbloeier langsheen het pad is het geel nagelkruid (Geum

urbanum). De kleine, gele anemoonachtige bloemetjes staan erg verspreid op de

plant. Ze maakt een wintergroene rozet. De opvallende vruchtjes na de bloei zijn

bolletjes met haakjes. De wortelstok ruikt naar kruidnagel, vandaar haar naam.

Ik bemerk een vlek paarsblauw aan de voet van een boom. De mysterieuze

schubwortel (Lathreae squamaria) staat in bloei. De vlezige stelen met bloemen

staan in een dichte drom bijeen, ze lijken wel op een bloemstuk waarbij je

vergeefs naar stengels en groene blaadjes zoekt. Schubwortels parasiteren op

bomen. Hun vertakte, schubbige wortelstel omarmt de wortels van hun gastheer.

Uit de houtvaten waardoor de sapstroom van de boom gaat, zuigt de schubwortel

met speciale cellen het opstijgend vocht op. In het voorjaar is net dit sap

bijzonder rijk aan koolhydraten. De boom in kwestie lijkt daar weinig hinder van

te ondervinden want van een meedrinker als de schubwortel gaat hij niet dood.

Een mooie loofbosplant die makkelijk te herkennen is : de eenbes (Paris

quadrifolia). De blaadjes staan in een krans met daarboven de bloem. Ze wortelt

tot zo’n 50 cm diep en groeit in symbiose met een wortelschimmel die voor de

voeding zorgt uit rottend plantafval. Tegen de tijd dat de bes rijp is,

verschrompelen de bladeren. En dan is daar de bes, die ene felblauwpaarse bes

op zijn presenteerblaadje. Nee, toch liever niet want deze bes is giftig.

Het felroze van de echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi) valt her en der op.

Het is een plant die de laatste jaren fel achteruitgegaan is vanwege té rijke

bemesting. Ze houdt van een vochtig en zonnig plekje in het grasland.

De Italiaanse aronskelk (Arum italicum) is niet inheems en heeft geen gevlekt

blad in tegenstelling tot de gevlekte aronskelk. De bloeiwijze is een kolf met

daarin de vrouwelijke bloem en bovenaan de mannelijke. Ze verspreidt een

aasgeur en lokt zo kleine vliegjes. De gladde wand van de bloemschede belet het

ontsnappen van de insecten voordat de bestuiving gebeurd is. De plant is giftig.

In het vroege najaar verschijnen de feloranje bessen op een stengel.

In het moerasgedeelte bemerk ik een zee van witte bloemetjes. De bloei is

massaal. Het is de bitterveldkers (Cardamine amara) die dit jaar uitzonderlijk

succesvol is dankzij de warme aprilmaand.

De meeste mensen kunnen weinig waardering opbrengen voor de grote

brandnetel (Urtica dioica). De plant is echter onmisbaar als waardplant voor de

rupsen van wel vijf soorten vlinders : de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia, de

Page 27: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

20

atalanta, de kleine vos en het landkaartje. Meer eerbied voor de brandnetel dus,

favoriet met stip !

Meimaand, moederdagmaand !

Als mensenmama’s moederdag vieren mag de pimpelmeesmama dat zeker ook !

Deze ‘supermom’ van 7 jongen of meer ! Ieder jong verorbert iedere dag een

100-tal rupsjes. In totaal zullen de ouders zo’n 15 000 rupsen aan de baby’s

gevoerd hebben.

De zachtgele bloemen van de gele dovenetel (Lamium galeobdolon)

onderscheiden zich van alle andere dovenetels. Kenmerkend zijn de lange,

bovengrondse uitlopers en de heldere vlekken op het blad. Het is een

bodembedekkende schaduwplant.

Soms mag je ook gewoon genieten. Dat hoort er ook bij. Zomaar…dankbaar voor

alles wat er om me heen is. Opeens wordt mijn gemijmer onderbroken door de

roep van de groene specht. Het is een echte mierenliefhebber, hij eet

mierenhopen leeg en heeft een erg kleverige lange tong en ook als de mieren en

poppen diep verstopt zitten kan hij er nog makkelijk bij.

Zo in de verte lijken alle zwarte vogels één pot nat, maar als je goed kijkt is er

toch verschil. De kraai is gewoon zwart, de kauw heeft een grijze nek en

beeldschone blauwe ogen en de roek heeft een kale kin –keelzak- die er ietwat

onsmakelijk uitziet. Daarom wordt hij soms ook wel ‘schurftkraai’ genoemd. Alle

drie de soorten foerageren graag op het grasland en zijn er veelgespotte gasten.

Het licht is nu gevuld met de subtiele sluiering van groen, de lucht is vol van

geluid en alle bomen met hun nieuwe bladtooi hebben een aura van voldoening om

zich heen.

Page 28: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

21

JUNI

De maand van warmte en opbloeiende sfeer. Eindelijk de overvloed van planten,

bloemen, geur en kleur. De langste dag is een keerpunt in de natuur : het

scheppende werk is voltooid, alles is volgroeid, nu gaat het alleen nog om de

verfijning.

Na een periode van droogte in april krijgen we nu ook grijze dagen. De regen tikt

maar de bijen vliegen door. Ze gaan ijverig verder met het verzamelen van

nectar en stuifmeel aan hun poten. Ze denken waarschijnlijk dat het gewoon

lekker droog weer is.

Het grasland is veranderd in een prairie met wuivende grashalmen. Het

insectenvolkje vliegt, snort en zoemt zoals het hoort in juni. Overal trippelen

Lieveheersbeestjes. Er zijn zoveel soorten, leuk om eens op te letten.

Tweestippelig, zevenstippelig, veertienpuntlieveheersbeestje (zwart met gele

stipjes), tweeëntwintigpunt… ook geel mag, maar dan geel met zwarte stipjes.

Twee opmerkelijke schoonheden fladderen rond. Het icarusblauwtje, nog mooier

als het met dichtgevouwen vleugeltjes de oranje en zwarte bolletjes op zijn

vleugels showt en het bruine zandoogje. Beide soorten snoepen van de rolklaver

die met zijn bloemhoofdjes een knalgele oase vormt tussen de zee van bloeiaren.

Eenzaam torent een kale jonker (Cirsium palustre) met zijn lila bloemenhoofdjes

uit boven de grassen.

Het leuke van wandelen in de natuur is dat je kunt stilstaan.

Al het kleine zou aan mij voorbijgaan als ik niet af en toe stilsta en door de

knieën ga. Het zwartpootsoldaatje bv. een kevertje dat nu bruiloft viert

rondkruipend op de grashalmen. Zijn neefje het rood soldaatje kruipt er ook

rond.

Het zijn al die kleine dingen samen –ervaringen, ontdekkingen – die maken dat je

de natuur als een samenhangend geheel gaat zien. Dan begrijp je dat je er niet

zomaar een schakel tussenuit kunt halen zonder dat de ketting breekt : “the

circle of life” !

Dit jaar is het aantal orchideeën bijzonder klein. Ik vind er enkele, verscholen

tussen de uitbundigheid van de grassen. Dit zal wel te maken hebben met de

uitzonderlijk droge aprilmaand. Deze planten moeten het hebben van de

mineralen die ze uit het grondwater kunnen halen om goed te gedijen. Omdat het

dit voorjaar uitzonderlijk droog was staat het grondwaterpeil laag, minder

mineralen, minder orchideeën dus.

Page 29: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

22

Op de schaduwrijke plaatsen groeit de bosandoorn (Stachys sylvatica). Het

paarse bloempje doet denken aan salie maar het onderlipje is groter. Deze plant

houdt van vochtige bodem en ontkiemt in het donker. De blaadjes bevatten

etherische olie die antiseptische eigenschappen bevatten en kunnen dus gebruikt

worden bij de genezing van wonden.

Nabij de bijenkasten kleuren het groot kaasjeskruid (Malva sylvestris) en het

koolzaad (Brassica napus) de snoepjesweide voor de bijenvolken paars en geel.

De phacelia congesta ook al zo’n uitmuntende bijenplant staat nog in de knop.

Straks zal ze bloeien met hoofdjes vol lavendelblauwe bloemetjes. De blauwe

sterretjes van het komkommerkruid (Borago officinalis) staan er ook tussen. De

zwaluwtong (polygonum convulvulus) met kleine witte bloemetjes slingert er zich

massaal tussendoor.

Aan de overkant naast de ‘Seefhoek’ – een schuilhuisje- vinden we een kleine

wilde bloemenweide. Kijk wat er gebeurt als je Moeder natuur de vrije teugel

geeft : het gras groeit en ertussen strooit ze met kwistige hand wilde

margrieten, gele morgenster, knoopkruid, rode en witte klaver…telkens ontdek ik

weer wat nieuws. Het bruine zandoogje fladdert ertussen en maakt dit schilderij

af. Een smal slingerpaadje is erlangs gemaaid, dat is alles. De rest is ‘safaripark’.

De gele morgenster (Tragopogon pratensis) is een opvallende plant met lange

smalle bladeren. Typisch is ook de vorm van de knoppen en de prachtige witte

pluisbol. Haar naam dankt ze aan het vroege ontluiken van de bloemen.

Het knoopkruid (Centaurea jacea) lijkt wel wat op een korenbloem met haar lila

gefranjerd bloemenhoofdje. Het is ook een favoriete plant van de bijen.

Het moet wel een goede formule zijn : een geel hartje met witte buisbloempjes

eromheen. De wilde margriet (Chrysanthemum leucanthemum) de koningin van de

geelhartjes. Haar naam komt uit het Grieks en betekent ‘parel’. Omdat de

margriet niet van teveel mest houdt was ze bijna verdwenen uit de weilanden

maar gelukkig is ze terug in opmars in de bermen langs de snelweg en in

gekoesterde plekjes zoals hier.

Ik vind ook nog de bolderik (Agrostemma githago) een éénjarige uit de

anjerfamilie die vroeger veelvuldig voorkwam in de graanakkers. Het zaad is

sterk giftig en werd daardoor massaal bestreden zodat de plant nauwelijks meer

voorkomt.

Een vlek geel trekt mijn aandacht : de kleine ratelaar (Rhinanthus minor). Het is

een éénjarige halfparasiet die alleen stand houdt in combinatie met andere

weideplanten. De rijpe zaden ratelen in de droge vruchten, vandaar de naam.

Geschreeuw !

Een paar eksters trekken mijn aandacht. Met lawaaiige vanzelfsprekendheid zijn

ze op zoek naar iets eetbaars. Handig als je zo aan je eten kunt komen.

Brutaalweg doen alsof alles van jou is. Het werkt ook zo bij mensen. Het zijn

prachtige vogels met die blauwgroene metaalglans op hun vleugels en staart.

Page 30: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

23

Rust en overvloed is een tegenstelling die bij de mensen niet altijd tot duurzaam

geluk leidt, maar voor de natuur is het een peulenschil om ze samen te voegen :

een vleugje bloemengeur en zonneschijn…

Je moet er alleen oog en oor voor hebben.

Page 31: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

24

JULI

Page 32: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

25

JULI

Normaal is juli : brandende zon en vurige kleuren. Dit jaar is het eerder stiller

geworden in de natuur. De stormende groei is uitgewoed en het rijpen van de

bloemknoppen en zaden heeft nu eventjes voorrang.

In het grasland kijk ik een kwartiertje naar de fascinerende wereld van

schitterende details.

Bloemen, onbekende en bekende beestjes, torretjes met metaalglanzende

dekschildjes, slakken en vlinders…ze vormen een intieme maatschappij.

Het grasland is nog niet gemaaid en de grashalmen kleuren stilaan bruiner. Voor

de goede verstaander is dit de stille hint dat de zomer nooit eindeloos kan

duren. Ik fotografeer een landkaartje op een grashalm en een grote libel

scheert jagend over de grashalmtoppen. Op zoek naar één of andere

onoplettende zweefvlieg.

Op een stukje van 1 m2 gebeurt er al zo veel ! Er zit een bruine veldsprinkhaan

lekker voor zich uit te tsjirpen, een rode smalbok zit stuifmeel te eten,

zweefvliegen en vlinders drinken nectar. Er vliegt een vrouwtje van het bruin

zandoogje op… zou ze hier haar eitjes tussen het gras gelegd hebben ? Die

hommel die voorbij bromt is een weidehommel. Die zal zijn nest hier vlakbij in

een muizenholletje hebben. Een stukje aarde, 1m2 !

Ik hou van bramen. Net als vele dieren : de vos, de konijntjes snoepen ervan, de

muizen slepen ze naar hun holletje. De vogels eten ze. En als ze overrijp zijn

drinken vlinders van het sap, net als de vliegen en de wespen.

De grote braambol staat in bloei. Het proces van bestuiving en vruchtzetting

vindt bij de braam niet gelijktijdig plaats. Daarom staan er op één en dezelfde

struik knoppen, bloemen en vruchten. Bramen zijn niet te stuiten in hun groei en

dus voor de andere planten geduchte concurrentie. Maar ze laten zich niet

makkelijk uitroeien want de ondergrondse worteldelen zijn taai genoeg om

afbranden en maaien te overleven.

De imkers houden ook van de braam. Het is een uitstekende drachtplant net in

de periode dat er voor de bijen niet veel te halen valt, zo ongeveer tussen half

juli en begin augustus.

De braam is ook de moeder van de eik : een eikezaailing kan de eerste jaren van

zijn bestaan niet echt goed gedijen of hij moet door de braam worden

beschermd.

Stortende regenbuien, natte windvlagen. Echt boos ben ik niet want het is zomer

en er zullen zeker nog warme dagen volgen…

Er zit niets anders op dan rustig af te wachten en te vertrouwen op de

veerkracht van de natuur.

Page 33: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

26

Een oprijzende plant op zonnige en vochtige plaatsen is de grote kattenstaart

(Lythrum salicaria). Met haar lilaroze bloempjes een festijn voor allerhande

insecten. Ze vermeerdert zich vlot via korte wortelstokken.

In het ‘safaripark’ – het wilde bloemenweitje naast de Seefhoek – overheerst nu

de wilde peen (Daucus carota), de wilde voorouder van onze oranje worteltjes.

Deze mooie schermbloemige vormt bij het rijpen van de zaadjes een

samengevouwen ‘vogelnestje’. In het centrum van het scherm bevinden zich vaak

enkele donkere bloempjes die net op een insect lijken. Doorheen het witte

kantwerk kleuren de gele en blauwe vlekken van het slangekruid (Echium vulgare)

en de middelste teunisbloem (Oenothera biennis). Het slangekruid is een

tweejarige bijenplant met blauwe bloemen die wel wat op een slangekop gelijken.

De middelste teunisbloem is een uit de USA afkomstige adventieve plant die zich

goed ingeburgerd heeft. Ze opent haar bloemenpracht pas in de avonduren en is

dan een snoepje voor de nachtvlinders.

De andere kant is nu getooid met de ‘zaadkorfjes’ van het uitgebloeide

akkeronkruid : de bolderik. Maar er zijn reeds kapers op de kust : de

bergbasterdwederik (Epilobium montanum) staat te pronken met haar roze

bloempjes. Ze lijkt op een kleine versie van het harig wilgenroosje (Epilobium

hirsutum) met haar zachtbehaarde bladeren. Na de bloei produceert ze lange

dunne doosvruchten met pluizige zaden die gemakkelijk door de wind verspreid

worden.

Na de grote witte kaarsen in de lente rijpen nu in de zomer de kastanjes.

Binnenkort, in de herfst, is het feest onder de boom. De stekelige bolsters, wat

viltig vanbinnen, splijten open en wat is er mooier dan zo’n glanzende kastanje. In

één bolster kunnen er wel drie zitten.

Zelfs in de winter is een paardekastanje makkelijk te herkennen aan zijn grote

kleverige knoppen. Met de bladeren is het wel anders gesteld : sedert enkele

jaren worden ze heel vroeg bruin en vallen af. De schuldige is de

wildepaardekastanjemineermot. De rupsjes van dit motje vreten het bladmoes

weg. Het blad krijgt bruine vlekken, sterft en valt voortijdig af. Ook de mooie rij

die één van de grenzen van de Bilt markeert is aangetast. De helft van de

bladeren is al bruin en verwelkt.

Als het weer droog blijft wordt het grasland binnenkort gemaaid. Het maaisel

wordt afgevoerd om de bodem te verarmen. Zo wordt het land teruggegeven aan

de natuur.

Langs de schaduwrijke bosrand groeit welig het groot heksenkruid (Circaea

lutetiana). Met haar vlezige witte wortels breidt het zich vlug uit. De piepkleine

witte bloemetjes lijken wel wat op mini orchideetjes. De zaaddoosjes zijn

Page 34: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

27

behaard waardoor ze makkelijk vasthechten aan dierenvachten en kleding en zo

verspreid worden.

Het is nu ook de bloeitijd van de moesdistel (Cirsium oleraceum) en de

moerasspirea (Filipendula urmaria). Twee hoog oprijzende planten op vochtige

grond in het grasland en langsheen het pad.

De moesdistel is een geelbloeiende distelsoort. De geelgroene blaadjes omhullen

de bloemhoofdjes als een kool.

De moerasspirea is een hoge plant met witte fijne bloementrossen die naar

amandel geuren. Ze houdt van natte voeten zoals haar naam al aangeeft.

In de schaduw kleuren de gele bloemhoofdjes van het klein springzaad

(Impatiens parviflora). Deze invasieve plant – ze komt oorspronkelijk uit de

Hymalaya – is vooral bekend voor het springmechanisme van de zaaddoosjes. Als

ze rijp zijn knallen ze open als een veer en de zaadjes springen als duveltjes uit

een doosje tot wel 3 m ver !

Een grote forse bloeier is de berenklauw (Heracleum sphondylium) met haar

stevig enkel geveerd blad en witte bolvormige bloemschermen.

Het bijenweitje heeft ook een ander kleedje.

Het koolzaad, de phacelia congesta en het komkommerkruid zijn uitgebloeid en

staan vol overrijp zaad voor volgend jaar. Het perzikkruid (Polygonum persicaria)

heeft het overgenomen tezamen met enkele goudsbloemen (Calendula

officinalis).

Op 31 juli is het dan eindelijk zover : het grasland is gemaaid. Na de overvloed

van de voorbije weken oogt de nu kale vlakte leeg en een beetje verlaten.

Het is er onnatuurlijk stil na de parade van insecten, vlinders, kevertjes en

wuivende grasaren.

Maar toch laat de natuur zich niet temmen, na een fikse regenbui piepen de

eerste groene grassprietjes alweer tussen de bruine stoppels.

Volgend jaar is nog heerlijk ver weg. Nu is er alleen maar overvloed, warmte, af

en toe een weldoende bui en veel tijd om nog te genieten.

En dat is juist wat juli zo heerlijk maakt.

.

Page 35: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

28

AUGUSTUS

In deze maand komen al je zintuigen aan bod in de nazomerse overvloed.

De aarde slaat de zonnewarmte op en ligt te wachten op de rijpe zaden. De

pluisjes van de wilgenroosjes volgen de aanwijzingen van de wind.

Er fladderen nog veel vlinders : de wondermooie atalanta met zwart-wit tekening

en ingekleurd met warm oranje of het zandoogje, toffeebruin met oranje

vlekjes. Vlinders zijn onbegrijpelijk mooi. De ontwerptekening is perfect en het

is dus geen wonder dat ze alleen van de godendrank nectar leven.

De avonden worden alweer korter en de schemering valt sneller.

De sprinkhanen zingen en sjirpen hun concerten.

De eikels zijn al goed zichtbaar in hun lichtbruine dopjes.

Augustus is een voldane maand.

In augustus is alles zoals het is.

Op 10/08 geef ik mijn stagewandeling.

Hieronder volgt een verslag :

Samenkomst aan de hoofdingang van de Plantentuin om 13.45 u.

Duur van de wandeling : van 14.00 u tot 16.00 u

Welkomwoord en voorstellen van dr. Gert Ausloos (mijn mentor en evaluator van

de wandeling)

10 minuutjes wandelen naar start van het eigenlijke parcours van de wandeling.

Aan de Seefhoek bij de ingang van de Bilt staat een kaart met daarop de

situering van het gebied.

Wild bloemenweitje : uitleg over de bloeiende planten

Wandeling door het bosgedeelte

Tonen van de planten, struiken en bomen

Uitleg verschil tussen adventieve en invasieve planten en struiken

Page 36: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

29

Brandnetel : waardeplant voor de vlinders, tonen van de verschillende soorten op

de kaart

Waardeplant voor de rups en voedselplant voor de vlinder : uitleg

Observatie van de bloeiende schaduwplanten

Open plek : kans voor ontkiemende jonge boompjes – welke soorten ?

Aanwijzen beek/moeras

Terug via de asfaltweg naar de Seefhoek

Einde eerste gedeelte van de wandeling

Bijenkasten en bloemenweide

Uitleg over het bijenvolk en bloeiende éénjarigen

Tweede deel van de wandeling langsheen de dode boomstronken

Uitleg over de mossen

Zwammen : verschil tussen mycorhyzza en saprofyten uitleggen

Belang aantonen van paddestoelen voor het ecosysteem

Braambol bekijken met uitleg

In het grasland verschil tonen tussen grote lisdodde en kleine lisdodde, verschil

tussen berenklauw en engelwortel uitleggen

Uitleg over de waterhuishouding en orchideeën

Vervolg van de wandeling via pad

Uitleg over de klimop in de bomen

Belang van de takkenhagen - uitleg deelname aan de beheersactiviteit :

verwijderen van de invasieve soorten

Vervolg van het parcours naar het graspad in het grasland

Uitleg maaibeheer

Observatie ruwe berk – uitleg vliegenzwam

Onder de zomereik : uitleg over de gallen, insecten, verschil aantonen tussen

zomer en wintereik

We wandelen verder langsheen taxus en hulst met uitleg

Begrenzing van de Bilt met wilde paardekastanjes

Opmerken van de bruine bladeren en uitleg over de oorzaak :

wildepaardekastanjemineermot

Via het asfaltpad terug naar de Seefhoek

EINDE VAN DE WANDELING ROND 16.00 U

Dankwoord en uitnodiging voor een drankje in de oranjerie van de Plantentuin

Page 37: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

30

SEPTEMBER

Een mooie septembermaand is de kroon op de zomer.

Ik biecht het maar op, ik heb een voorkeur voor september. De aarde geeft de

opgeslagen warmte af. September strooit royaal met bessen, noten en bottels.

De kleuren beginnen te vlammen maar toch is er al een tikkeltje droefheid in de

natuur.

De hazelaar draagt al zijn groengekraagde vruchten. In de vochtige ochtendkilte

hebben de spinnewebben zich laten versieren met fijne druppeltjes die fonkelen

als diamant. Zou iedere spin een eigen webpatroon hebben ? De meeste mensen

griezelen van spinnen maar ze vangen dezelfde veelpotertjes waar wij fanatiek

met de vliegenmepper achteraanhollen. En spinnen doen ook verantwoord mee aan

de recycling ! Oude webben worden opnieuw opgegeten om er weer nieuwe van te

kunnen maken. Een beter milieu begint bij jezelf.

Het bloemenweitje bij de bijenkasten is gemaaid. Het is er nu onnatuurlijk stil.

Ik mis het gezoem van de vele bijen en hommels..

Het is nu één maand geleden dat het grasland gemaaid is, en na de dorre stoppels

is er nu opnieuw een mooie groene vlakte.

De wilde paardekastanjes zijn al helemaal van hun bladerdak ontdaan : de

aangetaste bladeren aangevreten door de mineermot zijn allemaal afgevallen.

Enkele prille exemplaren van de vliegenzwamkolonie aan de voet van de grote

ruwe berk rijzen op uit de grond.

Telkens van een andere tak dwarrelen er blaadjes en honderden zaadjes naar

beneden. Een zuchtje wind zal de rest doen en dan staat de berk er weer kaal

bij. De berken zijn de eerste bomen (of moet ik zeggen tweede door de schuld

van dat onooglijke motje) die hun blad laten vallen.

Gelukkig doet de eik er langer over, want ik heb nog helemaal geen zin om

afscheid te nemen van de zomer !

Page 38: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

31

De hele zomer heb ik van de bomen genoten : van hun schaduw als het warm was,

van hun mooie frisgroene blaadjes, bloemen, vruchten en van hun mooie

silhouetten…

De hazelaar, die deze zomer honderden noten gaf aan muis en mens.

De eik die zoveel eikels heeft dat de Vlaamse gaaien en eekhoorns er nog weken

zoet mee zijn.

De berk met zijn katjes.

Ook het dorre blad is weer voedsel voor de bodem. Wat een eten zit er aan zo’n

boom. En de knoppen voor volgend voorjaar zie je ook al zitten.

De eerste kastanjes worden ons aangeboden op een schaaltje doordat de

kwetsbare schil door zijn val openbarst.

Sommige dagen zijn kleddernat maar we kunnen nog hopen op warme

nazomerdagen en dat idee verwarmt !

Om langdurig van licht en zon te kunnen genieten hebben we een zachte

buitentemperatuur nodig. En daarin kan september meester zijn.

Ik probeer zoveel mogelijk zonnewarmte in mijn eigen lijf op te slaan.

September maakt me tevreden en rustig.

Page 39: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

32

OKTOBER

De laatste akte van het grote theaterstuk “zonnewarmte” wordt in oktober

gespeeld.

Het mooie lage licht, de nevels, de heerlijke geuren van vochtig mos, blad en

paddestoelen….dat is oktober !

Ook het geluid is speciaal : bladeren vallen, dwarrelen, ritselen en de druppels

tikken. Zo’n verstilde herfstdag is een cadeautje.

De grote familie ‘paddestoel’ kent vele persoonlijkheden. Op de paadjes tussen

de bladeren, op de dode takken en boomstronken, in de rulle aarde…. Ze schieten

met hele groepen of als solitaire schoonheid omhoog. Daarbij duwen ze alles wat

hen bij het opkomen in de weg staat mee omhoog. Sommigen zijn bijna

doorzichtig en als de zon hen raakt laten ze hun schoonheid zien waarvoor ik

mijn adem inhoud.

Maar mijn grote favoriet is de knalrode vliegenzwam die nu te pronken staat

rondom de ruwe berken op het grasland. Waarschijnlijk spelen de oude kabouter

en sprookjesverhalen waarin hij een grote rol speelt, nog steeds door mijn hoofd.

Vliegenzwammen passen ook qua kleur prima bij kaboutermutsen.

De witte vlokjes op de hoed zijn restanten van het algeheel omhullend vlies

waaruit de paddestoel te voorschijn komt.

Of de vliegenzwam iets te maken heeft met de vliegen is niet helemaal duidelijk.

Het is in ieder geval mogelijk om met een extract ervan vliegen om zeep te

helpen. Maar het kan ook zijn dat het vliegen meer te maken heeft met de

waanvoorstellingen, want na een paar hapjes van deze giftige paddestoel

gebeuren er de vreemdste dingen. Het gif tast het zenuwstelsel aan. De

grootste concentratie van het gif zit vlak onder de hoedhuid en als het gedroogd

is werkt het nog vijfmaal zo sterk.

Enkele bijen zijn terug actief vandaag maar het is warmer (17°). Enkele

éénjarigen wagen zich aan een enkele late bloei, de allerlaatste sterretjes van

het komkommerkruid en het feloranje van de laatste goudsbloemen.

Nabij de Seefhoek wachten de rozetten van de tweejarigen voor volgend jaar

geduldig hun beurt af.

Veelkleurige slakkenhuisjes, netjes afgesloten met een taaie slijmlaag, reeds in

winterslaap…

Hoog in de lucht vliegen de ganzen in V-formatie. Ze kwekken honderduit bij hun

vlucht en kondigen de vorst uit het hoge noorden aan en vliegen snel zuidwaarts

om hem voor te blijven. Het is nu echt herfst !

In de herfst schakelt de allesetende Vlaamse gaai over op het eikeldieet. Hij

plukt en raapt ze niet alleen om zijn directe honger te stillen maar hij legt er

zijn wintervoorraad van aan. Eikeltjes voor de dorst !

Page 40: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

33

Eén gaai verstopt wel zo’n 2000 à 4000 eikels. Weg van de ouderboom, her en

der, één voor één.

Hij maakt met zijn snavel een gaatje in de grond en stopt de eikel erin. Met zijn

snavel tikt hij hem nog dieper en dan maakt hij het gaatje weer dicht met aarde

en heel zorgvuldig dekt hij alles nog eens toe met dor blad. In zijn keelzak kan

hij wel 4 à 5 eikels vervoeren. De laatste gaat in zijn snavel mee. Slechts een

klein deel van de verstopte eikels eet hij de komende maanden op.

De rest mag eikenboom worden.

De wind draait nu steeds vaker naar noordelijke richting.

Het is nu eind oktober en het is echt herfst.

De bomen wapperen met hun fantastisch verkleurde bladeren, ik hamster nog

wat kleur, raap nog wat takjes, eikeltjes en loop met een mandje vol

herfstschatten naar huis.

Page 41: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

34

NOVEMBER

In de zomer zie ik altijd op tegen de herfst.

Dan ben ik vergeten hoe mooi het licht is in november, hoe rijk het geurt. Hoe

heerlijk stil het dan kan zijn. Als het windstil is hoor je de druppels van de kale

takken vallen, hoor je ieder blaadje dat naar beneden dwarrelt zacht landen op

de duizenden die hem voor waren.

Heerlijke herfststormen, die je laten voelen hoe klein je eigenlijk bent… en

zeker niet de baas !

Eigenlijk ben ik nog niet helemaal klaar voor de winter.

De herfst schilderde zo rijk, zo bont. En ook al bloeit er niks meer, de

herfstbladeren namen het over en zorgden toch elke keer voor nieuwe kleuren en

verrassingen. Bij iedere windvlaag weer een beetje anders neergelegd.

Nu de andere bomen kaalgeplukt zijn valt de groenblijvende taxus (Taxus

baccata) des te meer op. Het woord Taxus komt van het Griekse Toxon wat

‘boog’ betekent. Bij de Kelten was deze boom heilig en werd vaak gebruikt als

vergaderplaats onder de wintergroene twijgen met zachte naalden.

In de Middeleeuwen werd zijn buigzaam hout omgevormd tot handboog. Deze

boom kan heel oud worden (tot 2000j) en tot 20 m hoog groeien. Het is een

tweehuizige boom, de mannelijke en vrouwelijke bloemen groeien aan aparte

bomen. In maart rijpt het geelkleurig stuifmeel. De vrouwelijke bloemen zijn

groen en peervormig en ondergaan na de bevruchting een merkwaardige

verandering die tegen september goed zichtbaar wordt. De vrouwelijke bloem is

een zaadje geworden en heeft een vleesachtig omhulsel, een schijnvrucht,

gekregen. De kleur is rood en is eetbaar. Schors, naalden en pitten zijn echter

giftig ! Vandaar de naam venijnboom. De vogels eten de schijnvruchten met de

giftige pit die ze door middel van vogelpoep verspreiden.

Ook de hulst (Ilex aquifolium) is met zijn altijdgroene stekelige blad een

opvallend silhouet in het winterse landschap.

We kennen de hulst meestal van de hulsttakjes als versiering rond Kerstmis

maar eigenlijk kan de hulst uitgroeien tot een 20 m hoge kegelvormige boom. Het

is een tweehuizige boom en alleen de vrouwelijke hulst draagt in de herfst en de

winter rode bessen. Mannelijke en vrouwelijke bloemen zijn op het eerste zicht

gelijk maar de mannelijke hebben een groene stamper en de vrouwelijke alleen

vier meeldraden. Opmerkelijk is ook dat een oudere boom ronde bladeren

ontwikkelt, zonder stekels.

De zon staat nu te ver weg om ons te verwarmen en als ik buiten ben moet ikzelf

voor de beweging zorgen die me warm kan houden.

Alleen het weer wisselt af, verder lijkt alles in de natuur nu stil te staan.

Page 42: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

35

Nawoord

“Er is grote natuur en kleine natuur

Grote natuur = een besneeuwde bergtop, het regenwoud,

een kudde olifanten….

Kleine natuur = de Bilt, een gebied dat de kosmos is voor

een bosmuis…

Toch is de grote natuur in evenwicht dank zij de kleine

natuur.

De bosmuis is even belangrijk als de olifant.

Niemand is er zomaar, iedereen en alles is belangrijk.

Want de kleine natuur = de grote natuur !”

Page 43: Gidsinfo voor de rondleiding in Wild Meise

Er groeit iets in Meise !

Nationale Plantentuin van België Domein van Bouchout Nieuwelaan 38 1860 Meise 02 260 09 70 [email protected] www.plantentuinmeise.be

3.8. De Ardense dravik

Een mooie afsluiter van de wandeling is het verhaal van de Ardense dravik (Bromus bromoideus). Deze grassoort kwam enkel voor op Belgisch grondgebied, zo’n plant noemen we een endeem. Het was samen met beklierd huislook (Sempervivum funckii var. aqualiense) alles wat we aan endemen hadden in ons land. Vroeger was de soort enkel te vinden in kalkgraslanden en speltakkers in de provincies Luik en Luxemburg. Ze kwam voor rond Rochefort en Beauraing maar vooral rondom het stadje Comblain-au-Pont, waar de soort in 1821 ontdekt

werd. Als enige unieke of endemische soort van België sierde een afbeelding van dit grasje verschillende covers van de Flora van België. In de tweede helft van de 19e eeuw werden de landbouwmethodes intensiever, de speltteelt verdween en de soort begon achteruit te gaan. De plant werd na 1935 nooit meer in het wild gezien. Gelukkig waren er nog zaden in onze zadenbank en die werden in 2006 tot kiemen gebracht opgekweekt en hier uitgezaaid, zodat we opnieuw vele zaden hebben voor de toekomst.

4 Locaties:

1) Onthaal Hoofdingang 2) Herbariumgebouw:

wetenschappelijk onderzoek

3) Grimbergse Dreef 4) Kasteelvijver 5) Machoechel 6) Fruticetum 7) Wild Meise 8) Ardense dravik aan

schuilhuisje de Seefhoek

Na afloop terugkeren naar Tuinwinkel (Pachthof en daar afscheid nemen van de groep!)