Gezamelijke notitie onderwijsvisie

5
Discussie document O&O vergadering 22 maart: Op de Rijksuniversiteit Groningen wordt momenteel hard nagedacht over de onderwijsstrategie. In de maanden januari en februari is vanuit het perspectief van de profilering en studiesucces al gesproken over de onderwijsstrategie. Deze maand zullen de gezamenlijke studentenfracties middels dit document, waarin een aantal concept voorstellen besproken worden, de input leveren voor de discussie. In dit document worden een aantal deelonderwerpen van de onderwijsstrategie besproken die in de ogen van de studenten belangrijk zijn. Ook geven de studentenfracties aan hoe zij graag invulling zouden geven aan deze onderwerpen. De volgende deelonderwerpen zullen worden besproken: toegang tot de universiteit (matching); onderwijsmethodologie; toetsingsmethodologie; jaarindeling academisch jaar; kwaliteitshandhaving en docentprofessionaliteit; bindend studieadvies (BSA). Toegang tot de universiteit (matching): De studentgeleding is van mening dat iedere scholier met een VWO diploma toegang moet blijven krijgen tot het WO. Dit betekent dat een instelling deze scholieren niet mag weigeren. Een bekend probleem is echter wel dat veel van deze scholieren een verkeerde studiekeuze maken, een fout die zowel voor de scholier als de instelling erg kostbaar is. Over de grootte van deze groep lopen de meningen uiteen en deze valt ook moeilijk te meten. Een feit is wel dat bij de faculteit rechtsgeleerdheid vorig jaar maar liefst 24% van de eerstejaars bleef hangen tussen de 0 en 9 ECT, wat kan wijzen op verkeerde studiekeuze. Het is dus van belang dat er een beleid gevoerd wordt dat scholieren een betere studiekeuze laat maken. De studentenfracties achten de volgende methoden en maatregelen hiertoe in staat: In haar voorlichting moet de RUG focussen op objectiviteit en duidelijk maken wat voor talenten een scholier moet hebben om te matchen met een opleiding. De RUG moet voor al haar opleidingen een duidelijk profiel schetsen van het type student dat geschikt wordt geacht voor een bepaalde opleiding en dus een grote kans heeft succesvol te zijn in deze opleiding. Bindende matching: een scholier die zich inschrijft voor een studie zal verplicht op een intakegesprek moeten komen alvorens het nieuwe academisch jaar van start gaat. In dit gesprek wordt ingegaan op prestaties behaald in het verleden (aangezien cijfers van het VWO nog steeds gelden als de meest betrouwbare voorspeller van studierendement), motivatie van de studiekeuze en eventuele andere aspecten zoals talent en vaardigheden. De universiteit en de scholier kunnen op basis van dit gesprek samen inschatten of de scholier en de studie matchen. Is dit het geval, dan krijgt de student de mogelijkheid om zich in te schrijven. Is dit niet het geval dan dient de universiteit zorg te dragen dat de scholier begeleid wordt naar de voor hem of haar juiste studie binnen de universiteit, aangezien de universiteit als instelling een scholier met VWO diploma niet mag weigeren. Indien dit niet mogelijk is, dient de RUG de scholier door te verwijzen naar een andere universiteit of een instelling voor hoger beroepsopleidingen. Een principiële vraag is

description

Onderwijsvisie gepresenteert door de drie studentenfracties samen aan het College van Bestuur ter aanvulling op de concept-visie van het CvB

Transcript of Gezamelijke notitie onderwijsvisie

Discussie document O&O vergadering 22 maart:

Op de Rijksuniversiteit Groningen wordt momenteel hard nagedacht over de onderwijsstrategie. In de maanden januari en februari is vanuit het perspectief van de profilering en studiesucces al gesproken over de onderwijsstrategie. Deze maand zullen de gezamenlijke studentenfracties middels dit document, waarin een aantal concept voorstellen besproken worden, de input leveren voor de discussie.

In dit document worden een aantal deelonderwerpen van de onderwijsstrategie besproken die in de ogen van de studenten belangrijk zijn. Ook geven de studentenfracties aan hoe zij graag invulling zouden geven aan deze onderwerpen. De volgende deelonderwerpen zullen worden besproken: toegang tot de universiteit (matching); onderwijsmethodologie; toetsingsmethodologie; jaarindeling academisch jaar; kwaliteitshandhaving en docentprofessionaliteit; bindend studieadvies (BSA).

Toegang tot de universiteit (matching):

De studentgeleding is van mening dat iedere scholier met een VWO diploma toegang moet blijven krijgen tot het WO. Dit betekent dat een instelling deze scholieren niet mag weigeren. Een bekend probleem is echter wel dat veel van deze scholieren een verkeerde studiekeuze maken, een fout die zowel voor de scholier als de instelling erg kostbaar is. Over de grootte van deze groep lopen de meningen uiteen en deze valt ook moeilijk te meten. Een feit is wel dat bij de faculteit rechtsgeleerdheid vorig jaar maar liefst 24% van de eerstejaars bleef hangen tussen de 0 en 9 ECT, wat kan wijzen op verkeerde studiekeuze. Het is dus van belang dat er een beleid gevoerd wordt dat scholieren een betere studiekeuze laat maken. De studentenfracties achten de volgende methoden en maatregelen hiertoe in staat:

• In haar voorlichting moet de RUG focussen op objectiviteit en duidelijk maken wat voor talenten een scholier moet hebben om te matchen met een opleiding. De RUG moet voor al haar opleidingen een duidelijk profiel schetsen van het type student dat geschikt wordt geacht voor een bepaalde opleiding en dus een grote kans heeft succesvol te zijn in deze opleiding. Bindende matching: een scholier die zich inschrijft voor een studie zal verplicht op een intakegesprek moeten komen alvorens het nieuwe academisch jaar van start gaat. In dit gesprek wordt ingegaan op prestaties behaald in het verleden (aangezien cijfers van het VWO nog steeds gelden als de meest betrouwbare voorspeller van studierendement), motivatie van de studiekeuze en eventuele andere aspecten zoals talent en vaardigheden. De universiteit en de scholier kunnen op basis van dit gesprek samen inschatten of de scholier en de studie matchen. Is dit het geval, dan krijgt de student de mogelijkheid om zich in te schrijven. Is dit niet het geval dan dient de universiteit zorg te dragen dat de scholier begeleid wordt naar de voor hem of haar juiste studie binnen de universiteit, aangezien de universiteit als instelling een scholier met VWO diploma niet mag weigeren. Indien dit niet mogelijk is, dient de RUG de scholier door te verwijzen naar een andere universiteit of een instelling voor hoger beroepsopleidingen. Een principiële vraag is

hier wel of scholieren met een VWO diploma geweigerd morgen worden voor een opleiding?

Onderwijsmethodologie:

De discussie over onderwijsmethodologie is al zo oud als de weg naar Rome en wordt in de universiteit eigenlijk continu gevoerd. Naast de vaste speerpunten van kleinschalig, intensief en gedifferentieerd onderwijs zijn er in de huidige discussie een aantal punten die specifiek veel aandacht krijgen. De studentgeleding onderschrijft een aantal van de onderwijskundige gegevens die naar voren zijn gekomen in de discussie en ziet deze graag terug in de nieuwe onderwijsstrategie:

• Bachelors moeten, zeker in het eerste jaar, veel breder. Er dient een heel duidelijke keuze gemaakt te worden voor de BaMA structuur zoals deze in de Bologna verklaring van 1999 wordt gedefinieerd. Bachelor opleidingen dienen breed te beginnen waarna gaandeweg een specialisatie ‘major’ gekozen dient te worden. Ook moet de keuzevrijheid binnen bachelors veel groter. Een brede bachelor is niet voor iedereen het zelfde; waar keuzevrijheid is kan iedere student zich naar zijn eigen interesses en talent specialiseren.¹ Curricula dienen goed afgestemd te zijn en dienen een geheel te vormen. Werken met duidelijke leerlijnen kan hier een bijdrage aan leveren. Dit betekent dat een studieonderdeel voortbouwt op wat de studenten eerder geleerd hebben. En omgekeerd houden de docenten er rekening mee dat zij zich in hun studieonderdeel deels ook moeten voorbereiden op volgende studieonderdelen. Enerzijds geldt deze systematische opbouw voor de vakkennis die de studenten leren. Anderzijds geldt de systematische opbouw ook voor het leren beheersen van de academische competenties. In principe dragen alle studieonderdelen bij aan de ontwikkeling van de academische competenties van de studenten. Een student leert stapsgewijs de academische competenties op een steeds hoger kennisniveau te gebruiken.² Curricula dienen studeerbaar te zijn. De concurrentie tussen vakken moet geminimaliseerd worden; daarom maximaal 2 vakken tegelijk.

Toetsingsmethodologie:

Voor de discussie over toetsingsmethodologie geldt dat hij al net zo oud is als die over onderwijsmethodologie. Over toetsing wil de studentgeleding de nadruk leggen op de volgende aspecten:

• Binnen ieder vak dienen meerdere toetsingsmomenten in verschillende vormen gehanteerd te worden. In principe betekent dit dat er iedere 3 tot 4 weken een toetsingsmoment is binnen een vak. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan vormen als: opdrachten, tentamens, essays en presentaties.

Een goed voorbeeld is hier de opleiding life sciences and technology aan de faculteit FWN. Jacobi, R. en Rijst, R. van der (2010) Verwevenheid van onderzoek en onderwijs aan de Universiteit Leiden: Ontwerpprincipes voor curricula. ICLON, Universiteit Leiden. Rapport 192 2 1

Binnen vakken moet het mogelijk worden om compensatoir te toetsen waarbij als voorwaarde geldt dat de eindtoets van een vak zwaarder weegt dan de andere toetsen en alle leerstof van het vak behandelt. Door meerdere toetsmomenten, biedt het compensatoir toetsen binnen een vak een duidelijker beeld van de ontwikkeling van het niveau van de student. Compensatie tussen vakken kan alleen plaats vinden daar waar vakken heel duidelijk aan elkaar gerelateerd zijn en dus binnen een zelfde inhoudelijke leerlijn liggen. Compensatie tussen niet aan elkaar gerelateerde vakken creëert een systeem waarin leerlijnen elkaar kunnen gaan compenseren waardoor niet gegarandeerd kan worden dat studenten bij het behalen van hun bul aan de eindtermen van een opleiding voldoen. Daar waar sprake is van meerdere toetsingsmomenten binnen een vak is het huidige systeem van herkansingen niet meer effectief. Wel moet er de mogelijkheid zijn voor studenten om van ten minste één vak per blok een onderdeel te kunnen herkansen/repareren.

Jaarindeling academisch jaar:

Lengte academisch jaar:

In Nederland duurt het academisch jaar erg lang ten opzichte van andere landen en binnen Nederland duurt het academisch jaar op de RUG weer lang ten opzichte van andere universiteiten. De studentgeleding vindt dat hier verandering in moet komen. De studentgeleding pleit voor een korter academisch jaar met een langer zomerreces. Op deze manier kunnen RUG studenten makkelijker deelnemen aan zomerstages en summer schools; is de RUG aantrekkelijker voor internationale studenten en hebben wetenschappers een substantiële periode waarin ze zich exclusief op hun onderzoek kunnen focussen. De maximale lengte van het academisch jaar moet komen te liggen op 40 weken (inclusief herkansingen). Als we de cijfers van Henk Schmidt mogen geloven die stelt dat studenten maar 3,5 uur aan hun studie besteden iedere dag, dan kan het best wat intensiever.

Indeling academisch jaar:

Om curricula studeerbaar te maken dienen er een aantal zaken te veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Al eerder werd gemeld dat per blok maximaal 2 vakken gegeven mogen worden. Ook de toetsingslast dient evenredig over het jaar verdeeld te worden. De studentenfracties achten een academisch jaar van 6 blokken wenselijk.

• • •

Blokken duren 6 weken inclusief een toetsweek, 1e en 2e semester zijn even lang, Per blok zijn er 2 vakken van 5 ects, In het eerste jaar achten de studentenfracties vakken met een andere waardering dan 5 punten onwenselijk. In het 2e en 3e jaar kunnen vakken ook 10 of 15 punten groot zijn. Deze grotere vakken zouden verspreid kunnen worden over meerdere blokken of een blok in zijn geheel bezetten, Het academisch jaar duurt 40 weken, begint in week 36, eindigt in week 25. De zomervakantie duurt 10 weken,

Na afloop van het 3e blok is er een week ingeroosterd voor herkansingen/reparaties (week 4), Na het 6e blok worden er nog 2 weken ingeroosterd voor herkansingen/reparaties (week 23 en 24).

Kwaliteitshandhaving en docentprofessionaliteit:

Daar waar voor de studenten een opeenstapeling van maatregelen, zowel vanuit Den Haag als vanuit de universiteit, aan de orde van de dag is, de werkdruk opgevoerd wordt, de noodzaak van rendementen schrijnend duidelijk worden, blijft het aan de onderwijsaanbiedende kant oorverdovend stil wat voorgestelde maatregelen betreft.

Als we samen toe willen werken naar een betere universiteit zal het principe van 'samen de schouders eronder' moeten gaan gelden. Niet alleen de student moet geprikkeld worden tot het verbeteren van zijn rendement en prestaties, ook de docenten moeten prikkels krijgen die leiden het verbeteren van onderwijskwaliteit.

Op individueel niveau moeten het BKO en SKO voor iedere wetenschapper die carrière wil maken binnen de RUG een vereiste worden. Binnen het BKO en SKO programma moet de aandacht voor competenties op het gebied van toetsing omhoog.

Ook zou een systeem waarin de onderwijskwaliteit is gekoppeld aan de hoogte van de budgetten voor onderwijs en onderzoek wenselijk zijn. Wanneer docenten niet presteren volgens de gestelde maatstaven kan er een korting op het budget van die vakgroep/basiseenheid komen. Zo heeft het onderwijsgevend personeel ook, net als de student een stimulans om beter te presteren.

Op de hierboven beschreven wijze kan onderwijskwaliteit van een docent direct gekoppeld worden aan de uiteindelijke financiering. Het is vreemd dat van de vele indicatoren die leidend zijn voor de inrichting van financiering, er geen enkele indicator is voor onderwijskwaliteit.

Bindend studieadvies (BSA):

De studentenfracties zijn unaniem tegen een BSA in jaar 2 en/of 3 van de Bachelor.

Voor het BSA in jaar 1 zien de studenten de noodzaak die de prestatieafspraken met zich meebrengen. De studentfracties zijn daarom bereid mee te denken over een ophoging van het BSA. Groot bezwaar daarbij is dat in hun huidige vorm veel studies niet geschikt zijn voor een te hoog BSA van 50 punten. Tevens is er een groot gevaar op veel false negatives waardoor waardevolle, talentvolle studenten worden weggestuurd en de RUG kwaliteit en financiering misloopt. Daarom achten de studentenfracties een ophoging naar 45 punten wenselijker. Een aantal voorwaarden voor de studentenfracties om in te stemmen met een ophoging luidt als volgt:

Bij die studies waar momenteel te weinig studenten in staat blijken 60 punten te halen moeten de curricula op de zelfde termijn worden aangepast als de invoering van de ophoging van het BSA. o Alle vakken binnen het eerste jaar van deze studies dienen te werken met meerdere toetsvormen, o Tijdens de toetsweken/tentamenweken dient het aantal tentamens dat binnen een korte periode wordt afgenomen zwaar te worden gereduceerd. Deze toetsen dienen beter gespreid te worden, o Geen enkel curriculum bevat vakken van bijvoorbeeld 10 ects, of zogenaamde

jaarvakken in het eerste jaar. Hierdoor vallen studenten bij een kleine misstap of tegenslag al buiten de boot. Structureel moet er gewerkt worden met 5 punts vakken.

Voor de studenten die uitstromen naar het HBO dient een goede begeleiding plaats te vinden. Voor deze begeleiding dient expliciet een programma te worden opgericht. Er dient een gedegen kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de implementatie van het BSA te zijn geweest. Hierbij dient op het kwalitatieve vlak aangetoond te zijn dat aan alle afgesproken randvoorwaarden voldaan is op de gehele instelling.