Geschiedkundigegedenkstukkenen ... · 2...

341
Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3 Lodewijk Napoleon Bonaparte bron Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3. J.C. van Kesteren, Amsterdam 1820. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bona001gesc03_01/colofon.php © 2008 dbnl

Transcript of Geschiedkundigegedenkstukkenen ... · 2...

Geschiedkundige gedenkstukken enaanmerkingen over het bestuur van Holland.

Deel 3

Lodewijk Napoleon Bonaparte

bronLodewijk Napoleon Bonaparte,Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur

van Holland. Deel 3. J.C. van Kesteren, Amsterdam 1820.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bona001gesc03_01/colofon.php

© 2008 dbnl

1

GeschiedkundigeGedenkstukken.

Vijfde afdeeling.Het jaar 1809.Holland bleef steeds geblokkeerd zoowel ter zee als te land.De Heer TWENT werd bepaaldelijk benoemd aan het hoofd der Binnenlandsche

Zaken. De directie van den Waterstaat, waarmede hij belast was, werd de eerstedivisie van zijn Ministerie.Deze veranderingen waren zigtbaarlijk onaangenaam aan de natie, doch het was

een onvermijdelijk gevolg van de staatkundige en finantieele belemmeringen vanhet land.Op den 13den Januarij werd aan hetWetgevend Ligchaam een ontwerp aangeboden

betrekkelijk de invoering van een gelijkvormig stelsel op de maten en gewigten,hetwelk gegrond was op dat van Frankijk. De Heer VAN GENNEP, Redenaar desGouver-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

2

rements, deed deswege een verslag en ontwikkelde de beweegredenen, door middelvan de volgende redevoering:

‘Mijne Heeren! de ongelijkheid in de maten en gewigten, welke, tot op dezenoogenblik, in het Koningrijk in gebruik zijn, heeft dikwerf de beheering der Justitiehinderlijk geweest, aan bijzondere personen last veroorzaakt, en eenige malenaanleiding tot misbruiken gegeven.’‘Eenige jaren geleden, trok dit onderwerp de aandacht des Gouvernements tot

zich; doch het werd weldra gerangschikt onder die menigte van verbeteringsplannen,waarvan men altijd spreekt, doch nimmer in werking brengt.’‘Maar weinig tijds na dat Zijne Majesteit den troon beklommen had, benoemde

Hoogstdezelve twee kommissiën; de eene, te zamengesteld uit onze kundigsteProfessoren, onderzocht de maten en gewigten en ontwierp een geëvenredigd plan,terwijl de tweede, bestaande uit letterkundigen, belast werd tot het voordragen vannieuwe namen voor dezelven.’‘Deze twee kommissiën hebben aan het oogmerk Zijner Majesteit beantwoord, en

het gevolg van hunnen arbeid is zoodanig als men het mogt verwachten van mannen,die met zoo veel regt onder de beroemdsten en kundigsten van ons land gerekendmogen worden. De eerste kommissie heeft geoordeeld, dat men onder de voegzameschikkingen voor dit Koningrijk zeer wel konde

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

3

begrijpen en aannemen een stelsel, door de grootste geleerden van Frankrijkaangenomen; en in waarheid, Mijne Heeren! de schoonheid, de naauwkeurigheid ende eenvoudigheid van dat stelsel is algemeen erkend door allen, die in staat waren,om het te beoordeelen.’‘Dit stelsel voor de maten en gewigten is gegrond op de lengte van den omtrek

des aardbols en van den meridiaan van Parijs.’‘Op bevel van het Fransch Gouvernement hebben de SterrekundigenMECHAIN en

DELAMBRE deze berekening onderzocht, en dezelve werd vervolgens aangenomendoor eene kommissie van geleerde Franschen, Hollanders en anderen, die te Parijs,in de jaren 1798 en 1799, vergaderd waren. Professor VAN SWINDEN, President vanhet Hollandsch Nationaal Instituut, was voorheen lid van deze kommissie, en hoezeerhij vreemdeling was, werd hij belast met het opstellen van het rapport, hetwelk doordeze kommissie aan het toenmalig Fransch Gouvernement werd gedaan. Dit rapportwas zeer opmerkenswaardig wegens deszelfs welsprekendheid en de zuiverheid vandeszelfs stijl.’‘Het vierde gedeelte van den meridiaan is verdeeld in honderd in plaats van in

negentig graden, elke graad in honderd minuten, en elke minuut in honderd seconden.Dus bevat, bij gevolg, het vierde gedeelte van de middaglijn één millioen seconden.De seconde is vervolgens nog verdeeld in tien gelijke deelen of metres. De mè-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

4

tre, die men in het Hollandschmeter zal noemen, en die een tienmillioenste gedeeltevan het vierde gedeelte des omtreks van den aardbol of een veertigmillioenste gedeeltevan den geheelen omvang der aarde bevat, is ten grondslag van dit stelsel aangenomen,waarvan het eerste grondbeginsel is, dat alle maten en gewigten van denmetermoetenworden afgeleid of daarmede in verband staan. Het tweede is, dat al devermenigvuldigingen of verkleiningen der maten en gewigten tientallig moeten zijn.Volgens het eerste grondbeginsel is de meter, met zijne vermenigvuldigingen enverkleiningen, de lengtemaat. Het vierkant van den meter, met zijnevermenigvuldigingen en verkleiningen, is de vlaktemaat; en de teerling van denmeter, met zijne vermenigvuldigingen en verkleiningen, is de holtemaat en de maatvan inhoudende bevatting. De teerling van het tiende gedeelte des meters, in hetFransch litre genoemd, is eene geschikte maat voor vloeibare en onvloeibare stoffen,en dezelfde litre, die wij voordragen, om in het Hollandsch kan of kop te noemen,zoo vol als mogelijk met water gevuld, bepaald den grondslag voor de gewigten:zoodanig, dat de lengtemaat, de vlaktemaat, de holtemaat en het gewigt met elkanderin een natuurlijk verband staan, en dat zij aldus allen geregeld worden door den meteren door het water.’‘Het andere grondbeginsel, te weten het tientallige stelsel, beveelt zich zelven aan

door des-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

5

zelfs eenvoudigheid; het is bovendien berekend naar onze wijze van rekenen; ditstelsel heeft bovendien het voordeel, dat alle gebroken in de dagelijksche zamenlevingonnoodig zullen worden.’‘De letterkundige kommissie heeft ook een rapport aangeboden wegens de

Hollandsche benamingen, die zij het beste en het meest geschiktste meent, om teworden aangenomen.’‘Deze beide rapporten zijn in den Staatsraad door Zijne Majesteit onderzocht in

het bijzijn van twee beroemde Professoren, leden der gemelde kommissiën, te weten:,de Heer VAN BEEK CALKOEN van de natuurkundige kommissie, en de HeerSIEGENBEEK van de letterkundige kommissie.’‘Het gevolg van de discussiën is geweest, dat Zijne Majesteit zich verwaardigd

heeft het voorgedragen stelsel op de maten en gewigten met Hoogstderzelvergoedkeuring te vereeren, en dat de Koning ons heeft gelast een ontwerp van wet,waarin de Hollandsche benamingen voorkomen, aan deze verlichte Vergadering aante bieden.’‘De schoone eenvoudigheid van dit stelsel, het natuurlijk verband, dat tusschen al

deze gedeelten bestaat en de gemakkelijkheid in het gebruik van dezelven in dedagelijksche zamenleving, zijn voordeelen, welke uwer aandacht niet zullenontsnappen, doch tevens schijnt het ons toe, dat het meer dan waarschijnlijk is, dater twijfelingen zullen ontstaan over de wijze hoedanig men

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

6

dit stelsel verstaanbaar zal maken, en hetzelve door alle klassen van inwoners te doenbegrijpen.’‘Dege overweging,MijneHeeren! zoude ondertusschenmeer gegrond zijn, wanneer

men in het ontwerp van wet de Grieksche en andere benamingen had gehouden, vanwelken men zich in het oorspronkelijk stelsel bediend heeft, doch Zijne Majesteitheeft gewild, dat men bekende en gebruikelijke namen zoude verkiezen, hetgeenongetwijfeld veel zal toebrengen, om het gebruik van dit schoon stelsel gemakkelijkeren geschikter te maken voor alle klassen onzer landgenooten.’(*)

De zitting van het Wetgevend Ligchaam werd gesloten op den 15den Januarij,doch het werd den volgenden dag bijeen geroepen tot op den 15den Maart. De HeerVOS VAN STEENWIJK werd tot President benoemd.Het nieuwe LijfstraffelijkeWetboek, door het Wetgevend Ligchaam goedgekeurd

en aangenomen zijnde, werd algemeen bekend gemaakt om kracht van wet te hebben,te rekenen van de maand Februarij van het volgende jaar.

(*) Dit stelsel op de maten en gewigten is in 1816 door den tegenwoordigen Souverein derNederlanden goedgekeurd, en volgens het advies van de beide Kamers van het WetgevendLigchaamwerd besloten, dat het in werking zal gebragt worden met den 1sten Januarij 1820.

(De Engelsche Uitgevers.)

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

7

Eene verschrikkelijke overstrooming verwoestte nogmaals Holland in dezenoogenblik, de berigten werden zoo onrustverwekkende, dat de Koning besloot, omzich naar de plaats zelve te begeven, om den staat van zaken in oogenschouw tenemen en over de te nemene maatregelen te oordeelen, bovendien wilde hij van dezegelegenheid gebruik maken, om ook te dezen aanzien van den staat des Koningrijkseene grondige kennis te krijgen.Alvorens de Rijn te Arnhem komt, verdeelt zich deze rivier in twee takken,

waardoor het eiland de Betuwewordt gevormd, de eerste, die aanvankelijk het kanaalvan Pannerden en naderhand de Leck wordt genoemd, stroomt voorbij Arnhem, detweede is deWaal, die de muren van Nijmegen, tegenover het dorp Lent, bespoelten vervolgens zijnen loop neemt voorbij Gorinchem, Dordrecht en Rotterdam, dezewordt aanvankelijk deMerwede en vervolgens deMaas genoemd: deze tak behoudtden naam vanWaal, tot dat dezelve zich met deMaas vereenigt, hetwelk, alvorensbij Gorinchem te komen, in het gezigt van deze stad plaats heeft. DeMerwede of deWaal en deMaas vereenigd zijnde, vormen bijDordrecht eenemenigte kleine takken,die men killen noemt: deze beide rivieren, die het land doorstroomen, om teGorinchem te komen, loopen nagenoeg van het zuiden naar het noorden, zoodanig,dat het dooiweder reeds boven aan de rivier is begonnen, terwijl dat beneden aandezelve nog alles met ijs is bezet. Uit hoofde van deze reden en door het opkruijen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

8

van het ijs in de kleine takken der rivier of killen, waarin het water sterker bevriesten het ijs eene grootere vastigheid verkrijgt, ontstaat dan eene verstopping.Het eiland, of deDelta der Betuwe, hetwelk door de twee voornaamste takken van

den Rijn gevormd wordt, of, zoo men wil, aan de eene zijde door de Leck en aan deandere zijde door denWaal en deMaas, is een zeer vruchtbaar land, doch zeer laag,deszelfs oppervlakte is naauwelijks zoo hoog als de rivier in den zomer, zoodat,wanneer het water zeer hoog wordt, door het smelten van de sneeuw in Zwitserland,Duitschland en Frankrijk, of door gestadigen regen, de Betuwe in zeer groot gevaaris en alleen gewaarborgd wordt door de dijken, die dit eiland omringen. Bovendiengebeurt het zeer dikwijls, dat, wanneer de rivieren zeer hoog zijn, de vloed der zeeook hoog is, en aldus den loop der rivieren, tot op eenen aanmerkelijken afstand vanderzelver mondingen, opstoppen, dan worden de dijken met verdubbelde krachtgeprangd, en dit was juist het geval in demaand Januarij 1809. Eene derde aanmerkingvalt nog te maken wegens de plaatselijke ligging van dit landschap: er ontstaat in hetbovenste gedeelte van de Betuwe, bijDoorneburg, eene rivier de Linge, die dit eilanddoorstroomt, en zich bijGorinchem in denWaalwerpt; deze kleine rivier veroorzaaktop zich zelve zeer veel schade, en wanneer, de groote rivieren het eiland overweldigen,dan vermeerdert deze de verwoesting door derzelver stroom en den

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

9

aanvoer van water. Derhalve heeft men dwars door de Betuwe eenen sterken dijk,genaamd deDiefdijk, aangelegd, om het laagste gedeelte benedenGorinchem, hetwelkmen noemt de Vijf Heeren Landen van den Alblasserwaard, voor de woede van dezerivier te beveiligen; deze dijk is niet alleen aangelegd, om deze rivier binnen derzelveroevers te houden, maar ook om het water aldaar tegen te houden, wanneer hetonmogelijk is geweest, om het bovenste gedeelte der Betuwe te redden.Het water van den Rijn in het Pannersche kanaal en door de opeenstapeling van

ijsschorsen opgehouden wordende, was nu in menigte naar denWaal gevloeid, enhad den dijk van de Betuwe op twee plaatsen, bij de dorpen Lent en Loenen,doorgebroken; door deze twee dijkbreuken stroomde nu het water van denWaal inde Betuwe, en zich vereenigende met het reeds buiten deszelfs oevers getreden watervan de Linge, overstroomde hetzelve de gansche Betuwe, met uitzondering van devijf heeren landen, welke, zoo als wij gezegd hebben, in het laagste gedeelte van deBetuwe liggen, en alleen door den Diefdijk beschermd worden. Deze dijk werd nuop eens geprangd en geschokt door den toevloed van het water der overstrooming,hetwelk daardoor gedrongen werd deszelfs loop naar Gorinchem te nemen, zoodatdeze stad en door de overstrooming en door denWaal, aan wiens oevers dezelvegelegen is, bedreigd werd.De Koning begaf zich terstond met de ambtenaren van den Waterstaat naar dezen

Diefdijk. Welk een

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

10

droevig gezigt was deze nieuwe zee, waarvan het water elken oogenblik toenam, enop eene geweldige wijze dezen langen en smallen dijk beukte, en welke bij elkengolf, die deszelfs kruin bereikte, schuddede! De boeren, die zich allen, volgens hetgebruik van het land, op den dijk bevonden, waren met alle krachten bezig, omdenzelven te versterken. Na dit gedeelte, alsmede de stadGorinchem, in oogenschouwgenomen te hebben, begaf zich de Koning op den 28sten Januarij, niet zonder grootemoeite, over den mond van de innundatie en de Linge, onder de muren van de stad,en bevond zich op den grooten dijk bij de dorpen Vuren en Dalem. Men stak dendijk op deze plaats door, om het uitloopen der overstrooming in denWaal tebevorderen: doch zoo lang als de doorbraken van dienzelfden dijk, vijftien urenhooger bij de dorpen Lent en Loenen, niet gestopt waren, en aldus den toevloed vanwater niet konde worden tegengegaan, konde men zich met geene merkbareverbetering vleijen. Men kan wegens de snelheid van het water in dezen oogenblikoordeelen, door het onderscheid der hoogte van het water bij de doorbraken in dendijk, door denWaal veroorzaakt, en de doorsnijdingen, welke voor de uitwateringnoodig waren, en bij Vuren en Dalem gemaakt werden, dewijl bij de doorbraken hetwater even als een waterval in de Betuwe stroomde en vijftien uren lager datzelfdewater weder uit de Betuwe als een waterval in den vloed stortte.De steden, de dorpen en de woningen waren geheel en al door het water omringd

en ontoeganke-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

11

lijk. De bewoners der huizen, aan den voet des dijks gelegen, hadden alleen dien dijktot een toevlugtsoord, en hoedanig was dezelve nog? Een smalle dijk, van de eenezijde geprangd en gebeukt door eene woedende rivier, en aan de andere zijde bedreigddoor eene nieuw ontstane zee, die elken oogenblik hooger werd. Men konde dezenlangen en smallen dijk met het grootste regt beschouwen als een voetpad middendoor de zee, of wel als een eiland; want het eene einde, langs hetwelk de Koning hiergekomen was, bestond in eenen zoo moeijelijken en gevaarlijken doorgang, dat menkonde rekenen, dat dezelve weldra niet meer te gebruiken zoude zijn. Aan het hoogereeinde naar de zijde van Nijmegen maakte de doorbraken het geheel onmogelijk, omdaar langs te komen; het was een allermoeijelijkste toestand, waarin de menschen,die op dien smallen grond waren, zich bevonden; dikwijls scheen het water van beidezijde op de plaats, waarheen men wilde gaan, zich te vereenigen. Wanneer men nubij dit tafereel nog voegt de ellende en de stille wanhoop van eene zeer groote menigteinwoners, die, als op eenen oogenblik, uit eenen staat van welvaren in het gebrekaan alles, wat voor het leven noodig is, waren overgegaan; wanneer men het ruwejaargetijde in aanmerking neemt, en de moeijelijkheid, om over eenen, door denregen, de ijsschorsen en de verwoestingen, door den ramp veroorzaakt, vernieldengrond te gaan, dan zal men een denkbeeld van dit ramptooneel kunnen maken. DeKoning had

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

12

het geduld en den moed, om, gedurende twee dagen en eenen nacht, zich overal telaten vinden. Hij ging vervolgens over de stad Thiel, en, nadat hij eenigen uren rustgenomen had, vervolgde hij zijnen weg tot aan de doorbraak bij Loenen, welke hijmet aandacht beschouwde; doch het was onmogelijk om over te komen; hij moestdus voor dezen oogenblik afzien om de doorbraak bij Lent te gaan bezigtigen, welkeboven de eerstgenoemde ontstaan was; hij was verpligt, om, voor de tweede maal,zich over de overstrooming bij Vuren en Dalem te begeven, doch dit veroorzaaktezeer veel moeite, en er was zeer veel tijd toe noodig. Hij kwam dus weder op den30sten Januarij te Gorinchem terug.Na zijne aankomst wilde hij eenige rust nemen, toen men hem kwam berigten, dat

een gedeelte van de stad door de overstrooming bedreigdwerd, daar het water daarvan,zoowel als dat van de Linge, langs de wallen der stad liep, om zich in denWaal teontlasten. Hij begaf zich met denMinister TWENT naar de bedreigde plaats, vergezeldvan de Aides de Camp KRAAIJENHOFF en KAREL VAN BIJLAND en de Ingenieurs vanden Waterstaat. Het water had zich eenen weg gebaand door een oud huis en was totin de stad doorgedrongen, alwaar het reeds door verscheidene straten stroomde. Hijliet de gewapende burgermagt en de karabiniers van de garde, welke laatsten zichdaar in garnizoen bevonden, komen. Men haastte zich, om dezen nieuwen draaikolkte dempen, door de steenen uit de straten te nemen en de naburige huizen omverre

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

13

te halen, ten einde gebruik te maken van dezen afbraak, het eenige, wat men in denhaast vinden kon, en men slaagde in het tegenhouden van het water. Hij gaf denMinister TWENT bevel, om op het stadhuis te blijven en doorliep zelf onophoudelijkde straten, om overal de hem noodig schijnende bevelen te geven, en was dus,gedurende den ganschen nacht, zoo lang als de ontsteltenis duurde, op de beenen.Den volgenden dag gelukte het, om de beveiliging der stad te verzekeren. Een steenendam, tot de fortificatien van de stad behoorende en aan de zijde der rivier gelegen,dreigde in te storten, doch dezelve werd versterkt, en de stad was gered. Ongelukkigkonde men denDiefdijk niet langer beveiligen, omtrent het midden van den dag brakdezelve door bij het dorpKedichem, niet verre vanGorinchem, en het water stroomdenu met onstuimigheid over de landen van den Alblasserwaard, die zoo langen tijdbeveiligd was gebleven.Al de werklieden, die zich op den dijk bevonden, thans geen nut meer kunnende

doen, werden nu weggezonden, om voor eigene belangen en het welzijn hunnerhuisgezinnen te kunnen zorgen. Er was geen middel meer, om de geheeleoverstrooming van de Betuwe, welke door deze laatste doorbraak voltooid werd, teverhinderen. Er schoot niets te doen meer overig dan het nemen van alle noodigemaatregelen voor het welzijn der inwoners en hunne eigendommen, en men kanzeggen, dat geene menschmogelijke voorzorg veronachtzaamd werd, men stak dedijken in den Alblasserwaard, bij Pa-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

14

pendrecht, op de laagste punten door, ten einde in voorraad de uitwatering deroverstrooming voor te bereiden. De Koning liet den Landdrost van het Departement,den Heer HULTMAN, een zeer verdienstelijk en werkzaamman, uit den Haag komen,wiens residentie hij provisioneel te Gorinchem vestigde, ten einde te voorzien in dewanorde en de schaden, door dezen ramp veroorzaakt. Hij ging vervolgens naarPapendrecht, Krimpen, Nieuwpoort en Vianen. Hij liet deze twee laatste stedenverschansen, versterken en van levensmiddelen voorzien, opdat de inwoners van denAlblasserwaard met hun vee, voor het minste die, wier huizen geenen tegenstandaan den stroom van het water hadden kunnen bieden, aldaar een toevlugtsoord zoudenvinden. Bovendien verzorgde men hen langs den regter oever van de Leck, zoo veelmogelijk, door het verschaffen van woning en het toebrengen van hulp, dewijl zeerveel inwoners van den Alblasserwaard zich derwaarts begeven hadden.Jonge en kundige Zee-officieren werden belast, om de gemeenschap tusschen de

twee overstroomde plaatsen te onderhouden. Het gelukte om hulp te verschaffen aande stad Buren, twee uren van de overstrooming gelegen.Gedurende deze lange en moeijelijke inspectie bezocht de Koning al de dorpen

en vele alleen staande huizen; hij vertroostte en bemoedigde de bewoners van dezelvenzoo veel als in zijn vermogen was. Hij beloonde terstond en rijkelijk hen, die zichhet meesten voor gevaren blootstelden, om daardoor de

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

15

zoo noodige hulpbetooning aan zoo velen ongelukkigen aan te moedigen.Het was een hartroerend tooneel dezemenigte menschen te zien, die rondom hunne

alleen staande huizen of aan den ingang der dorpen bijeen stonden, en aldaar, opeenen hartverscheurenden toon, van tijd tot tijd herhaalden: ‘dus is de dijk dandoorgebroken!’De Koning betuigde zijn hoogste genoegen aan de Leeraars van den Godsdienst;

hij vond er geen een, die niet op zijnen post was, dat wil zeggen: in het midden zijnerdorpelingen, om hen gerust te stellen, hen te vertroosten, hen te besturen, en aldusde dikwerf afwezende autoriteiten te vervangen. De Leeraar PRINSEN, in het dorpOchten, viel hem bijzonder in het oog, zoowel als de Leeraar HOPPE van het dorpDoodewaard; hij gaf hun blijken van achting en dankbaarheid. De eerste werdbenoemd tot Ridder van de Unie. Hij betuigde ook zeer veel voldoening aan denBaron PALLANDT, Kommissaris-Generaal van den Waterstaat, aan den Heer GEVERSVAN ENDEGEEST, medeKommissaris-Generaal van denWaterstaat, die, teKuilenburg,den Kwartierdrost van dat gedeelte van Gelderland, een oud man, en afwezig, alszijnde door het water op zijn landgoed, bij het naburig dorp Lent, ingesloten, vervong.De Heer REPELAAR, Drossaard van het kwartier van Dordrecht, deed zich opmerkendoor zijnen ijver en zijne verknochtheid aan zijne pligten, alsmede de jonge AuditeurVAN DOORN, die den dienst bij den Koning deed. De Inspecteur-Generaal van denWa-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

16

terstaat, BLANKEN, gaf blijken zoowel van zijne kunde als van zijnen ijver. DeDijkgraaf VERMEULEN reddede een twintigtal zieken te Herwijnen en bragt hen aanden linkeroever van denWaal. De schipper J. AALBERTS van het dorp Loenen, deedonderscheidene pogingen, om zijne landgenooten hulp te verschaffen; de driegebroeders VAN VISSEN van Thiel, waarvan één Officier bij de gewapende burgermagtwas, en vergezeld door den jongen KRUITHOF, kwamen tot aan Eymeren, twee urenver, in de overstrooming teMidel en te Spiberg, en reddeden tien menschen,waaronder de familie VAN ZOELEN; allen ontvingen blijken van erkentelijkheid. DenBaron VAN PALLANDT, de Heeren VAN DOORN, GEVERS VAN ENDEGEEST en REPELAARwerden het groote kruis der orde van de unie geschonken, VAN VISSEN kreeg eenendegen met een gouden gevest ten geschenke, enz. enz.Bij deze gelegenheid scheidde de Koning de administratie van het land vanBommel

van die van het land van Thiel af; hoezeer deze beide landen door de rivier deWaalvanéén gescheiden waren, stonden dezelve onder éénen ambtman, en deze in het oogloopende zwarigheid deed zich overal in deze omstandigheden gevoelen. Hij ontdektetevens, bij deze gelegenheid, het misbruik van eene belasting op vaartuigen, in eenland, dat aan overstrooming onderhevig is: sedert de daarstelling dier belasting washet aantal vaartuigen aanmerkelijk verminderd, en het gebrek daaraan deed zichlevendig gevoelen in deze hagchelijke omstandigheden. Hij liet

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

17

de heffing van deze belasting dadelijk in de overstroomde landen ophouden.Zoodra hij teUtrecht gekomen was, benoemde hij een committé centraal voor den

Waterstaat, hetwelk, onder het voorzitterschap van den beroemden Professor VANSWINDEN, was te zamengesteld uit de kundige Ingenieurs BLANKEN en GOUDRIAAN,des Konings Aide de Camp KRAAIJENHOFF, den Professor VAN BEEK CALKOEN, enz.Hij raadpleegdemet dit committé over de mogelijkheid, om demeest in gevaar zijndegedeelten van het land te beveiligen en een ontwerp van verbetering daar te stellen.Hij vertrok vervolgens van Utrecht, bezocht Kuilenburg en al de dijken langs deLeck, tot aan Arnhem, Huissen en Lent; hier bezag hij de eerste doorbraak, waar hijlangs den kant van Thiel niet had kunnen komen, hij ging over den waterval in eeneboot en beschouwde den dijk tusschen de twee doorbraken. Hij verzekerde zich, datde werken, waaraan men bezig was, om de doorbraak af te dammen, hecht en sterkgemaakt werden; hij wist, dat te dezen opzigte de eigenaars, om zoo weinig mogelijkgrond te verliezen, de doorbraken dikwijls al te beperkt deden afdammen, en dat danveeltijds deze nieuwe schutsmuur bezweek, en eene tweede overstroomingverschrikkelijker gevolgen dan de eerste veroorzaakte. Hij ging vervolgens denWaalover, bezocht Nijmegen, dat zeer veel van de overstrooming geleden had, en deedden grond tusschen deze stad en Kranenburg onderzoeken, ten einde volkomenverzekerd te zijn

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

18

van de onmogelijkheid, om in dien grond kanalen te graven, ten einde in dergelijkegevallen het water te kunnen afleiden.Hij nam ook eene volledige kennis van den toestand des lands met betrekking tot

denWaterstaat en kwam vervolgens teAmsterdam terug. Dadelijk na zijne terugkomsthield men zich ernstig bezig met de noodige hulp aan de inwoners van deoverstroomde landen te bezorgen. Bij deze gelegenheid onderscheidde deHollandschenatie zich nogmaals door hare edelmoedigheid; er was niemand, die niet het zijnewilde bijdragen ter ondersteuning van zijne landgenooten; er waren kinderen, diehunne spaarpotten uitstortten, de soldaten gaven hunne soldij, de werklieden hundagloon, de dienstboden hunne huur. De stad Leijden zelfs, welke zich ternaauwernood van den ramp van 1807 begon te herstellen, droeg geheel alleen bijnavijftig duizend gulden bij.Het belangrijke werk van den eeredienst werd nu ten uitvoer gebragt. De volgende

aanspraak werd gedaan door den Leeraar DELPRAT, als Voorzitter van deGereformeerde kommissie bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, toen dezekommissie aan den Koning, even voor zijn vertrek naar de overstrooming, werdvoorgesteld.‘Sire! de taak, waartoe wij door een vereerend vertrouwen geroepen zijn, is oneindig

teer. Aan eene onschendbare verknochtheid aan den Godsdienst, die wij met hetgrootste gedeelte der bevolking des Koningrijks belijden, de onzijdigheid,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

19

de verdraagzaamheid, de liberale denkbeelden, die alle ware Protestanten kenmerken,te paren. Deze Godsdienst naauwkeurig te onderscheiden van al die onverschilligebijvoegsels van deszelfs dienst, met moed de formaliteiten, die meer geëerbiedigdworden, naarmate dezelve verouderd zijn en met godsdienstige onderwerpen inverband staan, aan eene loutering te onderwerpen. In de regeling van den eeredienstmeer eenvoudigheid, evengelijkheid of overeenkomst met de form van hettegenwoordig Gouvernement trachten te brengen. Aan dit werk, hetwelk vereischt,dat men in zoo vele en ontelbare te zamengestelde kleinigheden treedt, aan de eenezijde zoo veel spoed te geven als Uwe Majesteit verlangt, en aan de andere zijde tezorgen, dat alles rijpelijk overwogen wordt, geene halve maatregelen of voorloopigeschikkingen worden genomen, doch dat alles geregeld en bepaald zij. Metvoorzigtigheid en wijsheid toe te geven aan hetgeen de omstandigheden vorderen.Wanneer het noodig is, het voorbeeld van edelmoedigheid te geven en het bijzonderbelang voor het algemeen belang te doen wijken. Door zijn geweten gesterkt, zichveelligt te moeten troosten van niet de algemeene goedkeuring van hen, wier belangmen wil behartigen, te zullen wegdragen. Vooral, Sire! ten volle overtuigd door degrondbeginselen en plegtige verklaringen van Uwe Majesteit, wegens deinstandhouding van den Gereformeerden Godsdienst in al deszelfs kracht, zich tebevlijtigen, om datzelfde vertrouwen bij ande-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

20

ren in te scherpen, alle ongerustheid dienaangaande te verdrijven, alle nevelen teverwijderen, deze overtuiging zich ten nutte te maken, om in voorraad de goedkeuringwegens de toekomstige ontwerpen van organisatie voor te bereiden, deze belangrijkegelegenheid te doen dienen, om de banden, welke een godsdienstig volk aan zijnenKoning hecht, nog naauwer toe te halen, en zich, op deze wijze, en bij het altaar enbij den troon verdienstelijk te maken. Zie daar, Sire! de optelling onzer pligten enonzer oogmerken, en tevens eene aanwijzing van de zwarigheden, die ons verwachten.UweMajesteit zelve kent al die zwarigheden welke groote ondernemingen omringen,om dezelve niet te kunnen beoordeelen. Dat het ons vergund zij, om het te zeggen:het is uw voorbeeld, Sire! dat ons ten spoorslag strekt, even zoo als UweMajesteit......Doch de eerbied beteugelt de inspraak van mijn hart, die mij anders in lof over mijnenKoning zoude doen uitweiden. Ach! moge de Hemel onze wenschen verhooren, UweMajesteit nog langen tijd sparen, en daardoor den oogenblik verschuiven, in welkenwij Hoogstdezelve, zonder terughouding, den welverdienden lof zullen mogentoezwaaijen.’‘Wanneer een goed gevolg onze pogingen bekroont, dan zal de organisatie van

den Gereformeerden Godsdienst geen der geringste van de gedenkteekenen zijn eenerregering, die reeds zoo luisterlijk is door zoo vele moeijelijke ondernemingen.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

21

Moge dit gevolg aan de verwachting van Uwe Majesteit beantwoorden, en deGereformeerde Godsdienst voor altijd op eenen vasten grondslag bevestigd zijnde,al deszelfs invloed op de zedelijkheid en het geluk des Koningrijks doen gelden; deregering van Uwe Majesteit doen zegenen en op onze kerken en op deze kommissieeene bescherming en eene weldadigheid doen nederdalen, waartoe de gevoelens, dieons bezielen, ons veelligt eenig regt, geven.’De Koning antwoordde hierop: ‘dat hij de gevoelens, die de leden dezer kommissie

bezielden, goedkeurde, dat hij, door hen te kiezen, het doel had gehad, om bij hetMinisterie van Eeredienst te roepen zoodanige menschen, als met regt het vertrouwenen de achting der overige leden hunner Gemeente bezaten, en aan hun Vaderland enaan hunnen Koning bewijzen hadden gegeven van hunne verlichte vaderlandlievendegevoelens. Dat hij deze gelegenheid te baat nam even als alle andere gelegenheden,die zich daartoe aanboden, om hun aan te bevelen, ten einde de overige leden hunnergemeente gerust te stellen, en voornamelijk de Leeraars van den Godsdienst, nietalleen ten aanzien van zijne bescherming, welke zij het regt hadden van te verwachten,maar ook van zijne welwillendheid en achting, en dat, hoezeer hij zich nimmer wildeof konde bemoeijen met de leerstellingen en het geloof van elke gemeente, zijneeerde verpligting echter was en altijd zoude zijn van aan elk der-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

22

zelven de verzekering en de waarborg te geven, wegens de vrije uitoefening van denGodsdienst hunner voorouders, en hen te handhaven bij de voordeelen, die geennadeel aan de anderen toebragten, en die zij door een langdurig bezit verkregenhadden; dat al de leden der onderscheidene Christelijke gemeenten een evengelijkregt hadden en gelijkelijk in zijne zorgen deelden, dat hij alleen menschen zonderGodsdienst, zonder belangstelling en verachting konde beschouwen, en dat deProtestanten zoo veel te meer op de voortduringen zijner gunstige gevoelens te hunnenopzigte konden rekenen, dewijl hij elken dag meer ontwaarde, dat zij ten sterksteaan hun vaderland verknocht zijn, dat zij het grootste gedeelte der natie uitmaken,en dat bijgevolg de Koning, met hen overeenstemmende in gevoelens, in denkbeeldenen in verlangen was omtrent dit belangrijk voorwerp, dat men met reden als hetgewigtigste konde beschouwen.’Ondertusschenwas de oorlog in Spanje van eenen verschrikkelijken aard geworden.

Een bevel, door de Junta van Seville op den 4den Januarij uitgevaardigd, hield in,dat ieder Spaansch dorp, dat bij de aannadering van Fransche troepen geenenwederstand bood, zoude verbrand worden; dat men veeleer de magazijnen in denbrand moest steken, dan dezelve aan den vijand overleveren, en de velden, waarlangs de Fransche armée moest trekken, in den brand moest steken, en de fonteinenverstoppen of doen uitdroegen, enz. enz. - De Engelschen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

23

vervolgden hunnen terugtogt op Corogne. In het begin van Januarij hadden deFranschen hun hoofdkwartier te Astorga; op den 2den kreeg SOULT bevel om deEngelschen te vervolgen. Hij geraakte weldra handgemeenmet derzelver achterhoedeen stoeg dezelve; op den 5den was het Fransche hoofdkwartier te Benevente en den7den te Valladolid.In dien zelfden tijd behaalde SAINT CYR eene overwinning op de opstandelingen

van Catalogne; op den 11den Januarij bevond zich de Hollandsche brigade, onderbevel van den Generaal CHASSÉ, te Aranjuez in garnizoen, met uitzondering van derijdende artillerie, de trein en de mineurs, die teMadrid, onder bevel van denMajoorSTEINMETZ, gebleven waren; er werd een nieuw korps infanterie uit Hollandafgezonden om hen te versterken, den 28sten was dit te Bayonne.De Engelsche krijgskas viel gedeeltelijk in handen van de Franschen, die te

vergeefs trachtten om met de Engelschen handgemeen te worden. Eindelijk geluktehet den 16den, om hen tot eenen veldslag langs de zeekust bij Corogne te nopen. DeFranschen behaalden de overwinning(*). De Engelschen ver-

(*) Hoe was het mogelijk dat de zegepralende Franschen het konden dulden, dat de geslageneEngelschen, zich zoo gerustelijk op de vloot inscheepten, zonder dat zij ondernamen omCorogne binnen te trekken, werwaarts de laatstgenoemden zich hadden begeven?De Schrijververgist zich ook in een ander geval: daar was geen Generaal HAMILTON bij de bataljetegenwoordig, en de Generaal HOPE heeft naderhand nog menig gevecht bestuurd en genietthans de vereerende belooning, hem door zijnen Souverein geschonken, onder den titel vanLord HOPETOWN.

De Engelsche Uitgrevers.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

24

loren den Generaal HAMILTON, den dapperen GeneraalMOORE en den Generaal HOPE,het overige van de armée reddede zich op de vloot. Ten gevolge van deze overwinninggaf de stadCorogne zich, op den 19den, aan de Franschen over, en eene week daarnawerd Ferrol bezet: men vond daar verscheidene oorlogschepen.Engeland sloot een tractaat van alliantie met de Spaansche Junta, het verbond zich

om den Spanjaarden met al zijne magt te ondersteunen, en geenen anderen Koningte zullen erkennen, dan dien, welke door de natie als zoodanig erkend werd. DeSpanjaarden, van hunne zijde, beloofden, dat zij geen gedeelte hoegenaamd vanhunne Monarchie zouden afstaan.De vijandelijke maatregelen, die Oostenrijk nam, deszelfs wapening en houding,

riepen Keizer NAPOLEON te Parijs terug. Hij vertrok van Valladolid op den 17denJanuarij, en hij kwam op den 23sten, des morgens te tien ure, met eene verwonderlijkesnelheid, te Parijs.Het bombardement te Saragossa was begonnen; de Maarschalk MONCEY werd in

het vervolgen van deze belegering vervangen door den Maarschalk LANNES.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

25

Het grootste gedeelte van Spanje was onderworpen; men was zelfs tot in Portugaldoorgedrongen. Vigo had gecapituleerd, de Generaal FRANCESCHI was Tuijbinnengerukt, en de Maarschalk SOULT trok naar Oporto.De koophandel werd in 1809 minder gekweld; het jaar 1808 was het nadeeligste

voor denzelven geweest. Op den 15den Januarij werd er eenen vrede gesloten tusschenEngeland en Turkije, en de handelbetrekkingen tusschen die twee Staten werden opden ouden voet hersteld.De Spaansche havens, waar de opstandelingen meester waren, werden voor de

Engelschen geopend, die tevens de havens van Portugal bezet hielden. Oostenrijkhad reeds in het geheim deszelfs betrekkingen met Engeland hernieuwd, en aarzeldeniet, om zich openlijk de bondgenoot dier Mogendheid te verklaren.Rusland had alleen het stelsel van het vaste land aangenomen, om Frankrijk

genoegen te geven. Hetzelve verslapte weldra in de genomene maatregelen, endeszelfs krachtdadigheid tegen den Engelschen koophandel. Dit was naderhand, teweten in 1812, de aangevoerde beweegreden, waarvan Frankrijk zich bediende, omRusland den oorlog aan re doen.De Koning en de Koningin van Pruissen deden eene reis naar Rusland; zij kwamen

te Sint Petersburg op den 7den Januarij, en werden onder de grootste vreugdeblijkenontvangen. Zij kwamen op den 10den Februarij te Koningsbergen terug.Er is in Holland een oud gebruik, namelijk dat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

26

van eenen dag te wijden aan gebeden en dankbetuigingen, om God voor de genoteneweldaden te danken, en te bidden, ora het kwade, dat steeds den Staat bedreigt, af tekeeren. De Koning bepaalde voor die Godsdienstplegtigheid, woensdag den 22stenFebruarij. De Minister van den Eeredienst voerde als beweegredenen daarvoor aan,den buitenlandschen oorlog, waarvanHollandwas bevrijd gebleven; de ongelukkender laatstverloopene jaren; de uitputting van de schatkist; den ramp van Leijden; deoverstroomingen in 1808, en die, welke in dit jaar hadden plaats gehad, en eindelijkde vernietiging van den koophandel.De toestand van Holland was allerdroevigst; de Koning hoopte, dat de

herstellingsmiddelen uit de overdrevenheid der ongelukken zelve zoude wordengeboren; hij leed daardoor meer dan iemand; elk een was daarvan overtuigd, zoowelvreemdeling als inwoner. Ondertusschen vond de nieuwe Predikant van Vilpen(*),een dorp in de nabijheid der Hoofdstad, in Noordholland gelegen, goed om juist op

(*) Hoogstwaarschijnlijk zal dit Velsenmoeten zijn. De meeste namen van personen en plaatsenzijn in het origineel geheel verkeerd gespeld, hetwelk wij, zoo veel mogelijk is, hebbentrachten te verbeteren; dochmet dat al zullen er ongetwijfeld nog verkeerde spellingen, vooralwegens niet algemeen bekende personen, overblijven, hetwelk wij den goedgunstigen Lezerverzoeken ons ten goede te houden.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

27

den algemeenen dank-, vast- en bededag op het hevigste uit te varen. Dit dorp endeszelfs omstreken was bewoond door eene menigte der voornaamste personen uitde Hoofdstad, welke meerendeels aan het Hof behoorden. De verontwaardiging wasalgemeen, en een groot gedeelte van hen, die onder zijn gehoor waren geweest, dedendezelve overal blijken. Men wilde dat de opsteller van eene redevoering, die evenlasterlijk als boosaardig was, en die zoo weinig beantwoordde aan het doel, dat hetGouvernement met het uitschrijven van den dank-, vast- en bededag beoogd had,zoude gestraft worden. De Predikant werd opgeroepen door de Ministers van Politieen Binnenlandsche Zaken; de Koning wilde hem zien, bij was een jong mensch: hijverscheen en was zeer ontroerd. Hij verdiende zeer streng gestraft te worden; menverlangde dat de Koning dit zoude doen, opdat hij ten voorbeeld zoude strekken voorhen, die hem zouden willen navolgen; doch de Koning wilde hem op zijne wijzestraffen. Hij ontving hem zeer koel, doch beleefd; hij vroeg hem rekenschap vanalles, liet zich al de uitdrukkingen, waarvan de Predikant zich bediend had, herhalen,vervolgens schilderde hij hem den toestand des lands en dien des Konings af, endwong hem om te erkennen, dat hij even onbillijk als wreed geweest was, door hetGouvernement te beschuldigen. Deze jonge mensch was overtuigd van zijneonregtvaardigheid; hij beloofde om zijn gedrag geheel te zullen veranderen, hijscheidde van den Koning in eene geheel andere stemming,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

28

en waarlijk hij bekende uit eigene beweging, in zijne kerk, dat hij kwalijk gehandeldhad en gedroeg zich vervolgens op eene voorbeeldige wijze. Toen men den Koningwilde overhalen om hem gestreng te straffen, antwoordde hij: ‘Ik stel er meer belangin om hem te overtuigen, dan om hem te straffen.’De Maarschalken DUMONCEAU en DE WINTER werden teruggeroepen en in den

Staatsraad geplaatst, het groote Arrondissement van de kust werd aan denLuitenant-Generaal BRUCE toevertrouwd en het eskader van Texel werd onder bevelvan den Schout-bij-Nacht BLOIS VAN TRESLONG gesteld.Het Hof van Oostenrijk zettede de toebereidselen tot den oorlog voort. Keizer

NAPOLEON, te Parijs teruggekomen zijnde, vorderde van den Prins primaat, om eenenrondgaanden brief aan de leden van de Confederatie te schrijven, om hunnecontingenten in gereedheid te brengen.De oorlog met Oostenrijk was onvermijdelijk, een gedeelte der Fransche troepen

werd uit Spanje teruggeroepen; de oorlog met de pen, die altijd den oorlog met hetzwaard voorafgaat, begon.Nadat Saragossa bijna geheel in den asch lag, gaf het zich op den 21sten Februarij

op discretie over. De Maarschalk LANNES stond een algemeen pardon, aan dezeongelukkige en belangrijke stad, toe. PALAFOX, die aldaar het opperbevel gevoerdhad, bleef krijgsgevangen en werd naar Frankrijk gezonden. In Saragossa bestondeene partij, die Prins KAREL van Oostenrijk tot den troon wilde roepen.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

29

Men vergunde in Frankrijk aan de Amerikaansche schepen om regtstreeks naarAmerika terug te keeren. Zij werden ter beschikking van den AmerikaanschenMinister, den Heer ARMSTRONG te Parijs, gesteld, onder voorwaarde dat zij terstondnaar Amerika zouden stevenen. Men vorderde van dezelve eene borgtogt, dat delading, die zij naar Amerika voerden, geheel en al voortbrengsels van den Franschengrond was, en dat dezelve niet één voorwerp van Engelschen handel noch van deszelfsKolonien inhield.De Generaal ANDREOSSI, Fransch Minister aan het Hof vanWeenen, verliet die

stad op den 28sten Februarij en liet als chargé d'affaires den Heer DODUN achter.In het begin vanMaart deed de Koning een reisje door het DepartementOverijssel,

het doel van deze reis was, om dit land te onderzoeken wegens het groote onderwerpvan den waterstaat, de verwijding der bedding van den IJssel; om den finantieelenstaat der gemeenten te onderzoeken, en de geschillen, die tusschen deRoomschgezinden en de Protestanten, ten opzigte van het bezit der kerken, bestonden,te vereffenen. Hij bezochtHattem, Zwol, Deventer en de meeste dorpen. Overal namhij kennis van den staat der finantiën, hij bemiddelde, zoo veel als mogelijk was, degrieven der Gemeentebesturen en der bijzondere personen, hij bezigtigde vooral dedijken, die zeer veel, door het zwellen der rivieren en den ijsgang, hadden geleden.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

30

Na Deventer bezocht hij Hasselt en Genemuiden, Zwartesluis en Nieuwesluis. Dezetwee dorpen werden onder één bestuur vereenigd, dezelve worden alleen door eenebrug van elkander gescheiden. Op verzoek van de Magistraat van Hasselt werd ereene kerk aan de Roomschgezinden toegestaan. Hij gaf bevel tot het herstellen vanden weg van Hasselt naar Staphorst en Rooveen. De familie VAN MERLE verkreegde vergunning, om een kanaal te doen graven tot het vervoeren van turf uit de venen,onder voorwaarde, dat dit kanaal geen nadeel zoude toebrengen aan dat, hetwelkmen van Zwol op Hardenberg groef.De kleine stadGenemuidenwas in eenenwelvarenden toestand, derzelver bevolking

bedraagt naauwelijks duizend zielen, en zij had toenmaals tien duizend guldens aaninkomen, geen jaarlijksch te kort en geene bijvoegelijke stuivers.Hij gaf bevel tot de verbetering van den weg van Genemuiden naar Campen, en

werd in deze laatste stad onder de grootste vreugdebetuigingen ontvangen. Op den7den Maart bezocht hij, na de Hooge Magten en de Leeraars der onderscheideneGemeenten te hebben ontvangen, het stadhuis, de hoofdkerk, en de fabrieken, onderwelke hij de trijpfabriek en de fabriek van wollen dekens onderscheidde. DenRoomschgezinden werd de kerk, genaamd de buitenkerk, toegewezen. De Koningbetuigde zijn genoegen aan den Burgemeester, den Baron VAN HERDT, wegens denvoordeeligen staat van dit fraaije stadje. Het dorp IJsselmuide werd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

31

onderstand gegeven ter verbetering van den weg naar Campen. Toen hij naar Zwolterugkeerde, bezigtigde hij den dijk, genaamd deWestkade, welke de stad voor eeneoverstrooming beveiligt, wanneer de velden rondom Zwol onder water staan. Mengaf ook bevel tot het maken van eene groote sluis te Zwol, om deze stad voor dehooge vloeden te beveiligen.Bij het maken van het algemeene budjet van den Staat waren verscheidene

wederbetalingen, aan eenige steden verschuldigd, afgeschaft. De Koning gaf te dezenaanzien schadevergoeding aan de stad Zwol door den afstand der vestingwerken ender gebouwen, welke de Staat kondemissen; hij gaf ook kwijtschelding der sommen,welke deze stad aan de publieke schatkist moest betalen, hetgeen hij doen konde,dewijl deze gelden niet op het budjet waren gebragt.Aan de gemeente Raaltewerd de verlenging van het kanaal, genaamd deWetering,

tot aan die gemeente toegestaan.Te Zutphen merkte hij op, dat de weeskinderen eene betere gezondheid genoten

dan ergens anders, zij hadden eene minder gele kleur en minder opgezette buiken.Dit regtvaardigt het dikwijls aan de administratie der Godshuizen herhaalde bevel,om de kinderen niet alleen met melk, meelspijzen en groenten te voeden.De katoendrukkerij van VERSTEEL, en de leertouwerij en fabriek van BISSCHOP

waren in eenen welvarenden staat.De Roomschgezinden kregen de Sint Janskerk,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

32

de kooplieden verkregen, dat de kleine rivier de Berkel bevaarbaar werd gemaaktvoor alle jaargetijden en tot aan de grenzen des Koningrijks; het water van dezestreken werd zoodanig geleid, dat de vaart op de Schipbeek en die op de Berkelelkander geen nadeel konden toebrengen. Het maken van eene sluis, om de vaart uitde stad naar den IJssel te openen, hetwelk reeds sedert langen tijd beloofd was, werdnu toegestaan.Na den dijk, genaamd den Kanondijk, te hebben bezigtigd, ging de Koning naar

Groenloo en Varseveld, waar hij bevel gaf tot het herbouwen van de brug, die doorde overstrooming was vernield.De kleine stad Lochem is opmerkenswaardig wegens de mijnen van keizelsteenen

(mines of Rhenish pebbles) in den Rijn, enWinterswijk wegens deszelfs fabriekenvan bombazijn en katoen. Hij ging vervolgens naar Breedevoort en Aalten. In heteerste dezer dorpen bezigtigde hij de paardenfokkerij, welke aldaar sedert drie jarenwas opgerigt en die in eenen goeden staat was, hij vond daar eene menigte hengstenvan zuiver Engelsch ras, welke men uit Groot-Brittanje, door den ijver en debemiddeling van den Inspecteur VAN HOORICK, had weten te krijgen. Dezepaardenfokkerij had reeds voor de derde maal in al de provinciën van Holland despringhengsten geleverd.De herbouwing van de brug, die door de overstrooming te Deutichem was

weggespoeld, en die der Roomsche kerk in dezelve stad werden besloten. HetKatholijk Seminarium te 's Heerenberg kreeg

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

33

eene boekerij en het getal der leerlingen werd op zestig gebragt.TeKeppel bezigtigde de Koning de sluis van denOuden IJssel en de ijzersmelterij

van den Heer VAN HEMERT.Hij stond aan de stad Doesburg het maken van eene groote sluis toe tusschen den

Ouden IJssel en den IJssel en de herstelling van de groote kerk; hij begaf zichvervolgens naar het Loo.Men heeft gezien, dat toen Keizer NAPOLEON den Groot-Hertog van Berg tot den

troon van Napels had geroepen, hij als toen, in zijnen naam, bezit van ditGroot-Hertogdom had doen nemen.Op den 3den Maart beschikte hij daarover ten voordeele van den Kroonprins van

Holland, op de volgende wijze:‘NAPOLEON door de gratie Gods, enz. enz.‘Prins JOACHIM, Groot-Hertog van Berg en Kleefsland, thans Koning van Napels,

aan ons, bij traktaat van den 15den Julij 1808, te Bayonne gesloten, afstand gedaanhebbende van het Groot-Hertogdom Berg enKleefsland, met de Staten, die daarmedevereenigd zijn, hebben wij besloten daarvan afstand te doen, zoo als wij daarvan bijdezen afstand doen aan onzen neef NAPOLEON LODEWIJK, oudste zoon van onzenwelbeminden broeder, den Koning van Holland, om door den gezegden PrinsNAPOLEON LODEWIJK in volle regten en eigendom bezeten te worden, met erfelijkenovergang op zijne regtstreeksche nakomelingen, natuurlijke en wettige zoons vanmannelijk oir tot mannelijk oir, volgens het regt

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

34

van eerstgeboorte, met voortdurende uitsluiting der vrouwen en hare nakomelingen.Wanneer het mogt gebeuren, dat God verhoede, dat de regtstreekschenakomelingschap van het mannelijk oir, natuurlijk en wettig, van gezegden PrinsNAPOLEON LODEWIJK kwam uit te sterven, of zoo gezegde Prins of zijne opvolgerstot het beklimmen van den troonwerden geroepen, ten gevolge van hunne toekomstigeregten van opvolging, en zich op den oogenblik van hunne troonsbeklimming zonderkinderen van het mannelijk geslacht bevindende, dan behouden wij ons voor, zoovoor ons als voor onze opvolgers, om over het gezegd Groot-Hertogdom te kunnenbeschikken en daarmede ter onzer keuze te handelen, zoo als wij het gepast zullenvinden voor het welzijn van ons volk en het belang van onze kroon.’‘Wij behouden ons eveneens voor de besturing en de administratie van het

Groot-Hertogdom van Berg enKleefsland tot aan den oogenblik, dat Prins NAPOLEONLODEWIJK zijne meerderjarigheid zal hebben bereikt; wij belasten ons van nu af aanmet de verzorging en de opvoeding van gezegdenminderjarigen Prins, overeenkomsttgde beschikkingen, bij titel 3 van het eerste statut van ons Keizerlijk Huis bepaald.’

‘Gegeven in ons Paleis in de Tuillerien, den 3den Maart 1809.’

De Koning kreg deze tijding op het onverwachtste, en terwijl hij op reis was; hij gafdaarvan terstond, en op den 12den Maart, kennis aan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

35

het Wetgevend Ligchaam, door den volgenden brief:‘Mijne Heeren! een brief van mijnen broeder den Keizer berigt mij de zoo

onverwachte als aangename tijding, dat hij over het Groot-Hertogdom Berg tenvoordeele van mijnen zoon, den Kroonprins, NAPOLEON LODEWIJK, beschikt heeft.Ik wil geenen oogenblik laten voorbijgaan zonder daarvan kennis te geven aan deleden van mijnen Staatsraad en aan het Wetgevend Ligchaam, als een teeken vandankbaarheid voor de onophoudelijke bewijzen, die zij mij van hunne verknochtheidaan het vaderland en aanmij geven, en dit was mijne eerste gedachten nadat ik mijnenbroeder den Keizer bedankt heb voor eene gebeurtenis, die ik met reden beschouwals het gunstigste voorteeken voor het geluk van mijn volk en dat van mijnenbeminden zoon, die, na de moeijelijke en onrustige tijden mijner regering, daardoornogmeer in staat zal zijn, om het aanwezen van dit land te bevestigen, en aan hetzelvedie ondersteuning en schadevergoeding te geven, die hetzelve reeds zoo lang heeftnoodig gehad.’‘De natie zal daarin nog een onbetwistbaar bewijs vinden van de gunstige gevoelens

van mijnen broeder en van Frankrijk ten aanzien van dit land, en hierdoor zal menaan de listige en kwaadwillige gesprekken van intriguanten, alsmede aan hetgeenweinig doorzigtige menschen elkander willen diets maken, het zwijgen opleggen.Hoezeer ik,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

36

daar mijne reis ten einde loopt, weldra dezen brief zal volgen, heb ik de kennisgeving,in denzelven vervat, niet willen vertragen, dewijl juist diezelfde reis de oorzaak is,dat de courier mij niet spoedig heeft gevonden, daar mij deze tijding eerst gisterenavond is gebragt.’

‘En hiermede, Mijne Heeren! enz. enz.’ ‘Assen, den 12den Maart.’

De Koning was ten hoogste vergenoegd wegens deze gift, dewijl hij daarin hetgeheime oogmerk des Keizers meende te ontdekken, namelijk, dat hij het aanHollandhad willen toevoegen, dewijl dit overeenkomstig was met de belangen van Frankrijk,dat hij den tegenwoordigen Koning daarvan het genot niet wilde schenken, alzoo deKeizer klaarblijkelijk onvergenoegd op hemwas. Ondertusschen waren er twee zakenin de akte begrepen, die hem noodwendig meer dan bovengemelde overwegingmoesten beleedigen; de eerste was, dat hij geene de minste voorloopige kennis hadgekregen van eene zaak, die van zulk een aanmerkelijk belang voor zijnen zoon was,en de tweede, en de meest smartelijke, uit hoofde van de overwegingen, die dezelvegeboren deed worden, was, dat hij zien moest, dat, zonder zijne toestemming ofvoorkennis, zijn zoon voor altijd van hem werd gescheiden, en dat men hem vanzijne onbetwistbare regten van de voogdijschap en het opzigt over zijnen zoonontzettede. Ondertusschen bragt hij het des-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

37

wege in hem opwellende gevoel tot zwijgen: hij hoopte, dat zulk eene gedwongeneopoffering juist daarom, wijl zij gedwongen was, van geen duurzaam gevolg zoudezijn, en dat dezelve, voor het minste, te eenigen tijd zoude dienen, om Holland doorhet geheele Groot-Hertogdom van Berg te vergrooten, en daardoor aan het Koningrijkde gelegenheid zoude worden gegeven, om zich te verheffen boven zulk eenen langentijd van lijden.Gedurende de jaren 1806 en 1807 had Oost-Vriesland in geene der belastingen

des Koningrijks, noch in die voor den oorlog, gedeeld; deszelfs contributie voor hetjaar 1808 was bepaald op ƒ200,000. De Koning nam zich voor, om dat Departementte gaan bezoeken, en om deze som te verminderen, zoo dezelve niet gelijk stond aanhet vermogen der belastingschuldigen. Hij konde zijne reis niet voortzetten uit hoofdevan de staatkundige betrekkingen des lands, welke hem verhinderden, om zich tever van het middenpunt des rijks te begeven; doch wederom nieuwe klagten uitOost-Vriesland bekomen hebbende, verminderde hij de belasting voor dat jaar, uiteigen beweging, op de helft.Op den 15den Maart werd de gewone zitting van het Wetgevend Ligchaam door

denMinister van Binnenlandsche Zaken gesloten, en den volgenden dag, den 16den,vergaderde hetzelve op nieuw in eene buitengewone zitting. De Heer DE VOS werdweder tot Voorzitter verkoren. Het voornaamste onderwerp der beraadslagingen vandeze zitting was het ontwerp van eene wet omtrent den adel. De

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

38

Baron en eerste Kamerheer des Konings PALLANDT VAN EERDT, Staatsraad, werdbelast met het aanbieden van dit ontwerp van wet, hetzelve werd aangenomen, dochhet is onnoodig om het hier in te voegen, evenmin als de redevoering, bij diegelegenheid door den Baron VAN PALLANDT gehouden, dewijl deze wet zeer kortvan duur was, zij was onderscheiden van de Fransche wet op dit onderwerp, dooraanmerkelijke verschillen. 1o. De geheele oude adel van het land werd erkent, wantdeze bepaling omtrent den adel was niet anders, en konde ook niet anders zijn danvoorafgaande aan den bepaaldelijken arbeid van de constitutie ontworpen tegen denoogenblik van den algemeenen vrede, dien ten gevolge was er geene reden, om denouden adel zijne regten te ontnemen onder een Gouvernement, waaraan dezelve zichbijna allen onderworpen hadden, en dat zij met opregtheid dienden. Hieruit vloeitvoort, dat de Koning, in de eerste plaats, niets dan de oude titels wilde erkennen,welke dus door een Heraldiek Collegie, dat hij terstond instelde, moesten onderzochten bevestigd worden, en vervolgens voorbehield hij zich het regt, om aan den adeltoe te voegen al die nieuwe leden, die hij het waardig keurde, hetgeen wel verre vanongunstig voor dezen te zijn, hun integendeel zeer nuttig was, dewijl de oude adelop hen den luister verspreidde, welke sedert langen tijd in hunnen naam wasverkregen. 2o. Het tweede aanmerkelijke onderscheid met den nieuwen Franschenadel was betrekkelijk de bezittingen; de in-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

39

stelling van het regt van eerstgeborene inHolland zoude allernadeeligst geweest zijn,dewijl de verdeeling en de middelmatigheid der rijkdommen altijd het geluk derHollanders hebben uitgemaakt; men vindt in dit land eenen zeer grooten algemeenenrijkdom, doch weinig bovenmatig rijke lieden (colossal fortunes) en zelfs zoudemenkunnen zeggen: geene. Men bepaalde al deze nieuwigheden omtrent den adel tot deinstelling van het Heraldiek Collegie en de erkenning van eenen constitutioneelenadel, dewijl hij niet anders dan verbeteringen en instellingen konde aanwijzen in eenland, dat zoo beuzelachtig werd gadegeslagen door de zendelingen van het FranschGouvernement, dat geene eene verandering wilde, die in eenig opzigt van de Franscheinstellingen afweek. 3o. Het derde onderscheid bestond hier in de daarstelling vaneen zeker getal landgoederen, waaraan de titels van Graaf en Baron verknocht waren,en die de Koning zich voorbehield te schenken aan personen, die zich in het gevalgesteld hadden van belooning te verdienen, onder voorwaarde, dat deze domeinenaan de kroon terug zouden komen, in geval wanneer er eene regtstreeksche opvolgingontbrak.Deze laatste bepaling beschouwde den Koning als den eenigen en waren

constitutioneelen grondslag in een monarchaal maar vrij Gouvernement, dat is tezeggen, dat hij deze instelling zoodanig zoode hebben willen regelen, dat er, invervolg van tijd, geene andere titels zouden bestaan dan die, welke aan landgoederenverbonden waren, en geene andere

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

40

adelijke landgoederen dan die van de kroon afkomstig waren, waarmede dezelvehare vrienden en dienaars zoude beloond hebben. Na hunnen dood moesten dezelandgoederen aan de kroon terug komen en niet als een eigendom aan den zoonovergaan, zonder eene nieuwe donatie van den Koning, bij deszelfs meerderjarigheidgedaan, wanneer hij deze gunst verdiende(*), want de adel is noch vereerend nochwezenlijk, dan wanneer hij zich aan persoonlijke verdienste paart(†); en zonder dezeschijnt dezelve in tegenstrijdigheid met zijne instelling te zijn. Wanneer dezelvebestaat in eene belooning, welke men aan bewezene diensten, aan deugd en aanbetoonde kundigheden verschuldigd is, dan is het immers eene tegenstrijdigheid, omdezelve als eene erfenis te doen gelden? Het ware noodig voor den luister en belangvan den adel zelven, dat de zoon van eenen edelman de voorkeur had om zijnen vaderop te volgen, wanneer

(*) Hiervoren is gezegd, dat deze landgoederen eerst dan aan de kroon terug zouden komen,wanneer het aan regtstreeksche ersgenamen ontbrak.

(De Engelsche Uitgevers.)

(†) ‘Nobilitas est sola atque unica virtus.’ JUVENAL.(§).

De Engelsche Uitgevers.)

(§) Hier mogen wij de spreuk, welke de Koning der Nederlanden aan de ridderorde van denNederlandschen Leeuw gehecht heeft, wel bijvoegen. ‘.’

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

41

hij in verdiensten met hem gelijk stond, doch nimmer zonder verdiensten of eenigenanderen titel, dan dien zijner geboorte. In regerende familien schijnt het regt vanerfopvolging alleen onvermijdelijk te zijn, dewijl dit regt niet is daargesteld voor hetbelang en het voordeel van de leden van zoodanig cene familie, maar voor het welzijnder maatschappij: in dit geval is het eene soort van Magistrature (Magistracy).Op den 29sten Maart zond de Koning de volgende boodschap aan het Wetgevend

Ligchaam:‘Mijne Heeren! de toestand van een groot gedeelte van den grond, dien wij

bewonen, wordt van jaar tot jaar gevaarlijker. In de twee laatste winters zijn derzelververwoestingen verschrikkelijk geweest; te meer door de gevaren, waarmede zij hetgrootste gedeelte van het grondgebied des Koningrijks bedreigd hebben; te meernog, dewijl wij daardoor de zwarigheden, de onvermijdelijke middelen om diengrond te beveiligen, hebben leeren kennen, en te meer, eindelijk, door het voorgevoelvoor de toekomst.’‘Wij moeten in het verledene onze waarborgen voor de toekomst niet zoeken;

omdat wij aan grootere ongelukken ontsnapt zijn, moeten wij niet gelooven, dat wijdezelven altijd ontkomen zullen, en dat wij geene buitengewone middelen noodigzouden hebben, en het aldus genoegzaam zoude zijn, die voorzorgen te gebruiken,die men tot nog toe heeft aangewend.’‘Neen, wij moeten de Voorzienigheid danken,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

42

te midden der rampen en der slagtoffers van elken winter, dat zij ons voor de grootsteongelukken behoed heeft, en het niet gebeuren van grootere rampen moeten wijbeschouwen als eene waarschuwing, die ons ieder jaar herhaald wordt, om al diemiddelen ter verzekering van het natuurlijk aanwezen des Koningrijks, die mogelijkzijn, aan te wenden.’‘DeHollanders zijn landslieden van die mannen, aan welken uw vaderland deszelfs

aanwezen en den roem van deszelfs naam verschuldigd is. Het is niet genoeg eenenmoed, eene heldhaftige onderwerping te betoonen in die oogenblikken van ramp,wanneer de gevaren onvermijdelijk zijn; men moet den staat van zaken durvenbeschouwen, en, dewijl deze het vordert, alle menschmogelijke pogingen aanwenden,zonder terughouding, zonder eene bijzondere overweging. - Wanneer men ailepogingen om de gevaren en rampen te voorkomen, heeft aangewend, dan mag mendezelven gerust afwachten. Doch het is al te smartelijk, getuigen te zijn van rampen,tegen welken, wanneer zij ons treffen, geen waarborg, geen hulpmiddel meer is. Degrootste pogingen, hoedanig dezelven ook zijn, kunnen dan nimmer gelijkstaan aanhet gevaar van den oogenblik. Welk een ondragelijke toestand, wanneer men deovertuiging bij zich zelven heeft, dat dezelve te voorkomen was geweest, of voorhet minst zeer veel verminderd had kunnen worden. In deze overtuiging, zelfs

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

43

te midden van den winter, die nu geëindigd is, hebben wij ons bezig gehouden methet zoeken naar heilzame en genoegzame middelen tegen den aanstaanden winter.Zij bestaan, en het is mogelijk om dezelve, voor een groot gedeelte, nog vóór demaand December, in het werk te stellen.’‘Wij hebben onze oogmerken aan de kundigste mannen medegedeeld; wij hebben

hunne ontwerpen onderzocht, en die, welke wij zullen aannemen, zullen gewaarborgdzijn door hunne bekwaamheden en hunnen reeds verkregen roem.’‘Maar de uitvoering van dit ontwerp in zulk een kort tijdvak, vraagt en vordert

buitengewone maatregelen en aanmerkelijke uitgaven. Het budjet van dit jaar zaldaarin niet kunnen voorzien, het is niet mogelijk om het te veranderen, zelfs nietvoor een onderwerp van zoo veel aanbelang, het is even onmogelijk om de algemeenebelastingen nogmaals te verhoogen, daar dezelve door de ongelukkige omstandighedenvan den oorlog reeds zoo drukkende zijn.’‘Gij zult, Mijne Heeren, uit het ontwerp van wet, dat u wordt aangeboden, zien,

dat dit middel de uitgaven van den waterstaat, voor het groote onderwerp, dat wijons voorstellen nog in dit jaar in werking te brengen, zal kunnen bestrijden. Hetvermeerderd de belastingen, waarvan wij het gewigt kennen en gevoelen, niet; hetvermeerderd evenmin de publieke schuld, noch brengt eenige verandering in onsfinantieel

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

44

stelsel, hetgeen ondoenlijk is; doch deze maatregel zoude eene opoffering in geldenwezen voor hen, die er deel aan nemen, wanneer het belang van allen niet bestondin het belang van het algemeen, wanneer ons doel niet was de verzekering deralgemeene veiligheid, waarin alles begrepen is.’‘Maar de maandMaart is reeds verloopen, de weinige tusschenruimte van tijd, die

ons nog van den aanstaanden winter afscheidt, zal niet genoegzaam zijn voor alleswat er te doen valt, tenzij men de grootste vlijt en werkzaamheid daaraan besteedt,de meeste algemeene medewerking en de grootste verknochtheid daaraan wijdt. Wijvervoegen ons dus tot de natie, dat ieder een zich haaste om deel te nemen aan denmaatregel, die u wordt voorgedragen, dat dezelve beschouwd worde niet als eenefinantieele operatie, maar als eenen buitengewonen last. Om deze reden moet hetbelang worden berekend geëvenredigd aan de benoodigde som en ter waarde van deeenige hypotheken, die het mogelijk was in dezen oogenblik bijeen te brengen.Wanneer deze last de minstmogelijk drukkendste is, zoo hij in onze omstandighedende waardigste en de voegzaamste voor de natie is, dat hij dezelve dan overtuige, datwij al het gewigt der omstandigheden van den oorlog en de lasten, die op alles liggen,gevoelen, en dat daardoor de geheele natie genoopt worde om bij te dragen tot hetdaarstellen der maatregelen tot verligting en tot het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

45

algemeen welzijn, dat daartoe aller pogingen zich vereenigen.’

Gegeven enz. te Amsterdam, den 29sten Maart 1809.

Zie hier het Decreet:

Art. I. ‘Eene som van zes millioenen guldens, te vinden op de hieronder bepaaldewijze, zal bijzonderlijk bestemd zijn om de buitengewone uitgaven van het loopendejaar te bestrijden.’Art. II. ‘Ten einde nu de gezegde som van zes millioenen guldens te vinden, zal

er bij de publieke schatkist eene vrijwillige geldleening worden geopend, inevenredigheid van gezegde som, en tegen eene rente van vier ten honderd.’Art. III. ‘De gezegde geldleening zal gevestigd zijn op domeinen, gevende eene

zuivere opbrengst van tweemaal honderd en veertig duizend guldens 's jaars, welkedaaraan als eene bijzondere hypotheek zullen verknocht zijn, te weten in nationaleen nog niet verpande domeinen voor eene opbrengst van één honderd en veertigduizend guldens 's jaars en in Koninklijke domeinen in Oost Vriesland eveneensonverpand zijnde voor eene som van eenmaal honderd duizend guldens.’Art. IV. ‘De bovengemelde geldleening zal afgelost worden door den verkoop,

die van tijd tot tijd van de domeinen, welke daar bijzonder voor

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

46

verpand zijn, zal plaats hebben; men zal met dezen verkoop zoo spoedig mogelijkbeginnen.’Art. V. ‘Ten einde de aflossing van deze geldleening zoo veel te krachtdadiger te

verzekeren, zal de koopprijs dier domeinen niet anders betaald kunnen worden danin losbare obligatiën, uit deze geldleening spruitenden, met uitzondering evenwelvan die sommen, welke noodig zijn ter goedmaking van de onkosten van den verkoop,en de zoodanigen, die te klein zijn, om in losrenten betaald te worden.’Art. VI. ‘Opdat de bepalingen van Artikel I geheel aan het oogmerk zouden kunnen

voldoen, zal de tegenwoordige geldleening niet in het grootboekworden ingeschreven,doch aan de belanghebbenden zullen losbare obligatiënmet derzelver coupons wordenafgegeven; in deze obligatiën zullen de domeinen, die als eene bijzondere hypotheekvoor deze geldleening verpand zijn, zoowel als derzelver opbrengsten, met dezelverbenamingen vermeld worden.’Art. VII. ‘De koopprijs van de domeinen, welke door ons als onderpand voor deze

geldleening worden aangewezen, zal bij de publieke schatkist betaald worden, zondereenige renten, op den 1sten Januarij 1827, of op zoodanig vroegeren tijd, als detoestand van de schatkist en de finantiën des rijks het zullen vergunnen.’Dit ontwerp van wet was vergezeld door eene aanspraak, welke gedaan werd door

den Staatsraad ELOUT, een zeer kundig en welsprekend regtsge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

47

leerde. Het is hier de plaats, om te spreken van den staat des Rijks betrekkelijk denwaterstaat en de werken, die te dezen aanzien in het Rijk, gedurende de regering desKonings, zijn volvoerd. (Zie het bijvoegsel No. 1.)DeWaterstaat is het voornaamste onderwerp inHolland; het is allernoodzakelijkst,

om het land, zoo veel als menschelijke voorzigtigheid vermag, te verzekeren tegende woede der zee, en bovenal tegen de gevaren, waarmede de rivieren het bedreigen,en te dezen aanzien een algemeen stelsel aan te nemen, hetgeen altijd in Hollandontbroken heeft, zoo als reeds gezegd is. Wanneer dit stelsel volkomen zal zijn,vordert het veel tijds en vele onkosten, doch het zal te eenigen tijd voltooid kunnenworden, wanneer men, eenmaal begonnen zijnde, daarmede voortgaat, en zulks,zonder dijken op dijken te stapelen, volgens het belang en de behoefte van een elk.Dit bestaat, om, als eenen grondslag, den loop en de ligging der rivieren en kustenaan te nemen, zonder zich te bekommeren wegens de verdeeling der eigendommen.Men zoude voornamelijk eenen vrijen doorloop aan de rivieren in de Betuwe en deoverige gedeelten van het lage land moeten geven, door de dijken te verlagen en dengrond der dorpen en der huizen te verhoogen. Hierdoor zouden deze streken,gedurende den winter, buiten gevaar gesteld worden en in zoodanig eenen staatkomen, dat elk jaar den grond door eene langzame doch toenemende verhoogingzoude aanwinnen, door middel van het slib of modder,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

48

welke door de rivier wordt aangevoerd, zoodanig wordt deDelta in Egypte alle jarenvruchtbaar gemaakt, en wel verre van bij het aannaderen der overstrooming in gevaarte zijn, geniet dit land al de voordeelen daarvan.Men verwondert zich, dat een stelsel, zoo nuttig, zoo eenvoudig en zoo noodzakelijk

voor Holland, van hetwelk de grond in een geheel ander gevaar dan die van Egypteis; men verwondert zich, zeg ik, dat zoodanig een stelsel niet reeds sedert langen tijdis ingevoerd geworden. Dochwanneer men in aanmerking neemt twee hoofdgebrekenin het nationaal karakter, de tegenzin, namelijk, in het maken van veranderingen, enhet bijzonder belang der provinciën, der gemeenten en der familiën, dan begrijptmen, hoe, in weerwil van het gezond verstand en zoo vele rampen, ja, in weerwilvan de waarschuwingen van zoo vele kleine binnenlandsche zeeën, de Hollandershebben blijven voortgaan met het vermeerderen hunner dijken, en dezelve, als hetware, op elkander te stapelen, en zich aldus, ten koste van geweldige uitgaven, alleenvoor den oogenblik zelven te beveiligen, zonder het oog op de toekomst, welke doorzoodanig eene verblindheid op eene dubbele wijze gevaarlijker wordt, te vestigen,dewijl het kwaad vermeerdert en de verbetering elk jaar moeijelijker wordt.BRUININGS, CONRAD, en laatstelijk BEYERINCK van Lent, die, tot groote droefheiddes Konings, in 1808 overleed, en zoo vele andere kundige Ingenieurs, die inonderscheidene tijden bestaan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

49

hebben, gevoelden deze waarheid, doch het was hun onmogelijk om gehoor te krijgen,mogelijk zoude het den Koning gelukt zijn. De rampen van den waterstaat onderzijne regering, en welke bijna onophoudelijk plaats hadden, zouden hem, in weinigejaren, de middelen aan de hand hebben gegeven, om de Hollanders over te halen tothet omhelzen zijner denkbeelden, en zijn vurig verlangen, om deze zoo belangrijkezaak in eenen beteren staat te brengen.Het laatste Decreet op het sluiten der havens in Holland was slechts tot op den

31stenMaart van kracht: daar de Koning het niet geheel konde doen ophouden, wildehij ten minste het wijzigen en al de maatregelen te dezen opzigte in volkomeneovereenstemming brengen met hetgeen in Frankrijk gebeurde. Hij benoemde duseenen Directeur-Generaal voor de tolregten (the customs), dien hij voornamelijk inlast gaf, om te waken, dat de maatregelen tegen den Engelschen koophandel werdennagekomen. Tot hiertoe was het toezigt daarover aan den Minister van Finantiënovergelaten geweest, doch de menigvuldige bezigheden, waarmede hij belast was,vergunden hem niet, om zich geheel en al daarmede te bemoeijen. Zie hier het Decreet:

‘Overwegende, dat de tijd, bij ons decreet van 27 November 1818, No. 5, bepaald,op den 31sten dezer maand zal eindigen; overwegende de noodzakelijkheid, om indezen oogenblik nieuwe bepalingen te maken, hetzij ons bovengemeld de-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

50

creet te vernieuwen, hetzij om de vroegere besluiten nopens de wijze van verbod vanalle gemeenschap met den vijand, weder in werking te brengen, hetzij, eindelijk, omdezelve voor het geheel of gedeeltelijk te doen vervangen door andere geschiktemiddelen, om alles, betreffende de zeevaart, in eene volkomene overeenstemmingte brengen met het stelsel van Frankrijk en den Keizer onzen broeder, en steeds naardit gewigtige doel willende streven (in weerwil van de moeijelijkheid deromstandigheden van den oorlog ter zee en het lijden van den koophandel, voordeszelfs eigen belang) hebben wij besloten en besluiten:

Art. I. ‘Alle koophandel, briefwisseling of gemeenschap met Engeland en deszelfskolonien blijven verboden volgens de inhoud der wetten, en onze vorige decreten enverordeningen, en zelfs volgens het decreet, waarvan de tijd verschenen zal zijn metden 31sten van deze maand, voor zoo verre door het tegenwoordig besluit daaringeene verandering wordt gemaakt.’Art. II. ‘De uitvoer van de volgende twee en vijftig artikels naar bevriende of

onzijdige landen, en onder Hollandsche vlag, of onder die van bevriende of onzijdigeMogendheden, zal geoorloofd zijn, te weten: aardewerk, azijn, riet, blaauwsel,boeken, boonen, boter, brandewijn, bloembollen, pannen, groene en witte erwten,gaas, garen, garenband, jenever, haver, hoepels, horologien, houtwerk, droogehuiden, kaas,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

51

koperwerk, leder, linnen, witlood, lijm, meekrab, meubelen, lijnolij, naalden, papier,reukwerken, pendules, pennen, tuinbloemen, sal saturnii, run, speelkaarten, turf,gebakken steen, stijfsel, tabak, gemale tras, vlas, vruchten, wijnen, klaverzaad,tuinzaden, ijzerwerk, zijden, manufacturen.’Art. III. ‘De invoer van twee en dertig artikels wordt toegestaan, als: koren,

varkenshaar, brandewijn, huiden, zaden, hazenvellen, timmer- en scheepstimmerhout,Russisch leder, raapzaad, koper, kurk, vlaszaad, matten, hout, potasch, stokvisch,tabak, talk, teer, Noordsche traan, vischlijm, hennip, was, weedasch, wol, wijn, ijzer,lood, kaarsen, leder en ongetouwde huiden.’Art. IV. ‘De voorwerpen, die men zal willen uitvoeren, zullen niet geladen kunnen

worden, dan na voorafgaande kennisgeving aan den Directeur der tollen, metnaauwkeurige opgave van elk artikel en alleenlijk in de havens van Amsterdam,Rotterdam, Dordrecht, Middelburg, Groningen, Embden, Harlingen, Vere, Zierikzee,Delfszijl en Brouwershaven.’Art. V. ‘De schepen zullen in onze havens niet worden toegelaten, tenzij dezelve

met ballast of de Noordsche artikels, in artikel III vermeld, zullen geladen zijn, metuitzondering alleen van schepen met zout geladen, en die, aan welken wij in 1806en 1807 vergund hebben, om eene lading thee uit China te gaan halen, mits dat de-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

52

zelve voorzien zijn van een afschrift dezer vergunning en hetzelve kunnen vertoonen.’Art. VI. ‘Geene andere lading dan die, bestaande uit de voorwerpen, in art. IV(*)

vermeld, zal kunnen worden aangenomen. Alle verbodene voorwerpen, welkedezelven ook zoude mogen wezen, en hoedanig hunne hoeveelheid zij, zullengeconfisceerd worden, evenzeer als het schip, op hetwelk dezelve zullen wordengevonden.’Art. VII. ‘Wanneer aanwijzingen of berigten, aan de tolbedienden gegeven, eenige

achterdocht wegens de herkomst der ladingenmogten verwekken, zoo zullen dezelvebij voorraad in beslag genomen worden, tot dat het beslissend bevonden zal zijn, datdezelve niet uit Engeland of deszelfs koloniën komen.’Art. VIII. ‘Onze Consuls van koophandel, die certificaten van oorsprong voor de

koopmanschappen, die in de havens hunner residentie geladen worden en naar eenigehavens in Holland bestemd zijn, afgeven, zullen zich niet alleen bepalen bij deverklaring, dat deze koopwaren of goederen niet uit Engeland of deszelfs koloniënen deszelfs koophandel afkomstig zijn. Zij zullen de plaats van oorsprong aanwijzender stukken, die hun worden aangeboden ter ondersteuning der verklaring, die menhun doen zal, en den naam van het schip, op hetwelk dezelve aanvankelijk

(*) Zekerlijk de artikels III en IV.

(De Engelsche Uitgevers.)

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

53

van de plaats hunner oorsprong in die der residentie van gemelde Consuls zijn gebragt.Zij zullen een duplicaat van hun certificaat aan onzen Directeur der tollen moetenoverzenden.’Art. IX. ‘Al dezulken van onze officieren, ambtenaren, bedienden of officianten,

die overtuigd zullen worden van de overtredingen tegen dit besluit te hebbenbegunstigd, zullen naar al de gestrengheid der wetten worden gestraft.’Art. X. ‘Ten einde den loop der zaken te vereenvoudigen en een meer werkzaam

en spoediger toezigt over dit onderwerp te kunnen houden, gelasten wij, en stellenwij onzen Directeur der tollen, welke bij dit Decreet wordt aangesteld,verantwoordelijk. Wij stellen hem zelfs persoonlijk verantwoordelijk; willende, dathij onmiddellijk met ons zal arbeiden wegens den inhoud van dit Decreet, en datniemand anders daarmede belast zal zijn.’Art. XI. ‘De drie bevelhebbers der groote arrondissementen op de kust zullen

hunne waakzaamheid en hun opperbevel vervolgen, doch zij zijn alleen belast metde sterke hand aan de tolbedienden, in geval van nood, te bieden, en de posten zoovan onze land- als van onze zeemagt zullen zich met de zaken onzer tollen nietbemoeijen, dan voor zoo verre zij door de daarbij staande ambtenaren daartoe verzochtzullen worden.’Art. XII. ‘De Agenten van Politie, die tot nu toe met eenig gedeelte, betrekkelijk

de blokkade,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

54

belast mogten zijn geweest, zijn van dezen dag af aan daarvan ontslagen, en zullenzich tot hunne gewone functien bepalen. Onze vaste wil is, dat de tolbedienden alleenbelast zullen zijn met hetgeen de blokkade betreft, en dat de Directeur en deambtenaren gezamenlijk en persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de strikte opvolgingonzer bevelen.’Art. XIII. ‘De drie bevelhebbers der arrondissementen op de kust, zullen, even

zoo als dit thans plaats heeft, het opperbevel voeren over de land- en zeemagt, diezich in hun arrondissement bevindt, doch zij zullen alleen verantwoordelijk zijn bijden Minister, onder wien zij behooren. Zoodat die van Texel zijne verantwoordingzal doen aan den Minister van Marine en die van den Haag en van Groningen aanden Minister van Oorlog. De Officieren van bijzondere detachementen der Marinevan de arrondissementen van den Haag enGroningen, en die van de landmagt in hetarrondissement van Texel zullen geen rapport wegens de zaken der tollen aan hunnenMinister doen, dan voor zoo verre deze het van hen zal vorderen, doch zij zijngeenszins ontheven van het doen van rapporten van politie- en dienstzaken, volgensde bevelen en verordeningen des Ministers. Zij zullen niet onder de bevelen van denbevelvoerenden Generaal van het arrondissement staan, dan voor zoo verre het opzigtover de tollen en de waakzaamheid der kust betreft.’

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

55

Art. XIV. ‘De drie bevelhebbers der groote arrondissementen kunnen aan ons, zelfsdoor middel van buitengewone couriers, afgescheiden van de dagelijksche rapportender tollen, die zij aan onze Ministers van Oorlog of Marine moeten inzenden, al derapporten, die zij van een bijzonder belang oordeelen, doen toekomen.’Art. XV. ‘Onze Directeur der tollen is belast met de strikte uitvoering van dit

besluit, hetwelk ter kennisse zal worden gebragt van onze Ministers van Finantiën,van Oorlog, van Marine en van Justite en Politie, zoo als ook van den Prijsraad.’Deze stukken, hoe vervelend dezelve ook mogen schijnen, zijn evenwel al te

noodzakelijk in een verslag over den toestand des lands, dan dat wij dezelven zoudenhebben kunnen achterlaten, zij zullen doen zien, hoe opregt en onderworpenHollanddestijds ten aanzien van den wil van Frankrijk was, en zulks in weerwil van hetgenehet moest lijden, en alles wat te dezen opzigte gezegd is.Eene omwenteling, even zoo onverwacht als zeldzaam, noodzaakte, in deze

oogenblikken, Koning GUSTAVUS ALDOLPHUS, om den troon van Zweden te verlaten.De Zweedsche armée had de handen vol wegens den oorlog met Rusland, toen detroepen inNoorwegen zich op eens omwendden en op de hoofdstad aantrokken, waarzij, zonder twijfel, eene verstandhouding hadden, dewijl men den Koning demiddelenter verdediging weigerde, en hem belettede, om Stokholm te verlaten. Zoodra

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

56

de opstandelingen zich in de nabuurschap van de hoofdstad bevonden, begaven zichdrie Officieren, deMaarschalkKLINGSPOOR, de GeneraalADLERKREUTZ en deKolonelSILFERSPARRE, vergezeld van den President TERSMEDER, naar den Koning,ontwapenden hem, namen hem gevangen, gaven hem berigt van zijne onttrooningen deden hem naar het kasteel Drottningholm brengen. De Koningin, de Kroonprinsen zijne zuster bleven te Haga. De Hertog van Sudermanland, oom des Konings,werd benoemd tot Regent des Koningrijks. Op den 15den Maart verkondigde eeneproclamatie deze plaats gehad hebbende verandering en men riep de Staten bijeen,welke sedert langen tijd niet vergaderd waren geweest. Terwijl dit plaats had, maaktende Russen toebereidselen, om eene landing bij Stokholm te doen. Reeds waren vijfen twintig duizendman, onder de bevelen van deGeneraals BRAGATION en KNORRING,in aantogt op het eiland Aland, toen de Majoor AFVERDSON hun de verandering inhet Gouvernement berigtte en eenen stilstand van wapenen verzocht, welken zij nietwilden toestaan. Ondertusschen gaf deze negotiatie den Zweden den tijd, om terugte trekken, hetgeen zij niet zouden hebben kunnen doen, zonder door eene veelsterkere magt op de hielen gevolgd te worden.Op den 17den Maart waren de Russen teGolby op den weg naar Stokholm, en den

20sten van die maand vroeg de Regent een voorschot aan geld van de natie.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

57

Er werd eene overeenkomst getroffen tusschen de Generaals BARCLAY DE TOLLY enCRONSTEDT, volgens welke de Russen Umea verlieten en naarWasa terugtrokken.Eindelijk teekende Koning GUSTAVUS ADOLPHUS, op den 29 Maart, de Acte vanAfstand teGripsholm, doch hij deed alleen voor zich zelven afstand enmaakte geenemelding van zijne nakomelingen.Keizer ALEXANDER, vernomen hebbende wat er te Stokholm gebeurd was, zond

den Heer ALOPEUS naar den Regent, om denzelven te complimenteren; deze zond,van zijne zijde, den Baron SCHWERIN naar Petersburg, om op de gelukwenschingenvan Keizer ALEXANDER te antwoorden, en onderhandelingen omtrent den vrede teopenen. Deze afgezant kon geene volkomene stilstand van wapenen bedingen. Hijkonde, ter naauwernood, eene provisionele wapenschorsing verkrijgen, want Ruslandwilde, dat de Koningin Regentesse zoude zijn gedurende de minderjarigheid van denKroonprins, dat zij afstand deed van Finland en de havens voor de Engelschen sloot.

Zaken betreffende den Heiligen Stoel.

De kwellingen, welke de Heilige Vader te Romemoest ondergaan, bleven voortduren.Hoezeer hij de Vastenavond-vreugd had verboden, wilde de militaire autoriteit datdezelve zoude plaats hebben, en men maakte de toebereidselen daartoe met geweld,doch het volk nam daaraan geen deel hoege-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

58

naamd; men sloot de deuren en de vensters, die op de wandelplaatsen uitkwamen,niemand was bij den wedloop der paarden tegenwoordig, en er waren geenegemaskerden: men was dus verpligt de bevelen, die men gegeven had, weder in tetrekken.Men dwong de Spanjaarden, die zich te Rome bevonden, om den eed te doen aan

den nieuwen Koning van Spanje; zij, die dit weigerden, werden naar het kasteelgebragt; de Minister, de Heer DE VARGAS, die bij den Heiligen Vader resideerde,werd naar de citadelle van Fenestrella gevoerd.Men rigtte een corps gendarmes op, hetwelk was te zamengesteld uit onderdanen

van den Paus, en zulks in weerwil en de daartegen gedane verklaring van den HeiligenVader. Men maakte zich meester der politie in de Provincien, die nog schijnbaaronder de autoriteit van den Paus stonden.

Zaken van Spanje.

In weerwil van al de voordeelen, die de Fransche legers dagelijks op de Spanjaardenbehaalden, nam de volksopstand hand over hand toe; wanneer de opstandelingenverstrooid waren, dan verzamelden zij zich op nieuw en kregen dan nog grooteremagt. De Markies DE LA ROMANA, die bij Epinosa geslagen was, kwam weder inGaliciemet eene ontzagverwekkende magt te voorschijn en tartte de Franschen uit.In den veldslag van den 17den Maart overdekte de Hollandsche brigade zich metroem. Zij verliet hare legerplaats van Talaveyra de la Reyna

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

59

op den 15den Maart, trok de Taag over, en den volgenden dag kwam zij te Paraledade Gardin. Den 17den ontmoette zij den vijand bij Bonnal en dreef denzelve in zijnestelling terug. De vijand zich in de rotsen teruggetrokken hebbende, viel de divisievan den Generaal LAVAL hem aan; de Hollandsche brigade stond in reserve. DeHollanders formeerden een carré en ondersteunden den aanval der divisie, onder eenzeer levendig vuur van de infanterie en het schroot van de artillerie, en rukten voortmet het geweer in den arm, tot tegen de verschansingen: deze vermetele daad joegden vijand op de vlugt en de overwinning werd daardoor beslist.Op den 29sten Maart sloeg de Generaal SEBASTIANI de Spanjaarden volkomen

bij Ciudad Reale, en joeg hen uit een tot aan de andere zijde van la Sierra Morena.In deze batailje vielen de Hollandsche husaren de Spaansche infanterie met eenezeldzame onverschrokkenheid aan, en tevens met het beste gevolg. Onder deOfficieren, die zich hier het meeste onderscheidden, telde men den Kolonel ROEST,de Kapiteins COTI,WEITSEL en FALKEN, de Adjudant-Majoor HOEVENAAR, de EersteLuitetenants VERHAGEN en LESUEUR, de Luitenants van OMPHAL en RODEKERKE ende Onder-officier HUNNERMAN. De Generaal SEBASTIANI schreef aan den Koning,wegens dit gevecht, in de volgende bewoordingen:

‘Ik reken mij verpligt om Uwe Majesteit kennis te geven van het luisterrijk gedragvan Hare husa-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

60

ren, en voornamelijk van dat van hunnen Kolonel, de Ridder ROEST VAN ALKEMADE.Het door hen gehouden gedrag bij de gevechten, die plaats gehad hebben den 7dendezer teCiudad Reale en den 28sten te Santa Cruz, maakt hen onsterfelijk. Demoed,dien zij hebben betoond, de diensten, die zij in die twee dagen hebben bewezen, zijndoor de geheele armée op hare waarde geschat, maar voornamelijk door mij. Doch,terwijl ik aan Uwe Majesteit een berigt geef, dat haar zoo aangenaam zal zijn, doethet mij tevens hartelijk leed, dat ik hier moet bijvoegen, dat de Kolonel ROEST VANALKEMADE zeer zwaar gewond werd, terwijl hij den vijand met eene buitengewoneonverschrokkenheid aanviel. Wij hebben alle hoop dat hij zal genezen worden, enik wensch dit des te meer, opdat UweMajesteit zulk eenen dapperen en onversaagdenonderdaan moge behouden, die zich zoo zeer verknocht toont te zijn aan zijnenKoning en aan zijn vaderland.’Ik ben enz.

DeAdjudant-MajoorHOEVENAAR en deOnder-officierHUNNERMAN, hunnenKolonelgevaarlijk gekwetst zienden, snelden te zijner hulp en bevrijdden hem van de vijanden,die hem alreeds omringd hadden. De Kolonel ROEST VAN ALKEMADE viel, aan hethoofd van een eskadron van zijn regement, een korps Spanjaarden, van drie duizendman infanterie en een regement cavallerie, aan.Dit regement verkreeg ter belooning den titel van

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

61

Husaren van de Garde; het werd hun vergund om de letter L als een teeken vanonderscheiding te voeren, in plaats van het nommer van het regement; de Oud-KolonelVAN DER GOES en ROEST VAN ALKEMADE werden tot Generaal-Majoors benoemd;de Adjudant-Majoor HOEVENAAR werd Luitenant-Kolonel, en de Onder-officierHUNNERMAN Luitenant: de twee eersten verkregen de decoratie van de orde der Unie.De Koning beloofde de eerste openvallende Kommandeursplaats aan den GeneraalROEST VAN ALKEMADE. Te zelfden tijde gaf de Minister van Oorlog berigt aan deonderscheidene corpsen van de armée, van het genoegen dat de Koning smaakte,wegens het luisterrijk gedrag van deszelfs troepen in Spanje, en voornamelijk vande husaren. Eenige maanden daarna werd de Heer ROEST benoemd totGroot-Maarschalk van het paleis.Terwijl de Generaal SEBASTIANI de Spanjaarden bijCiudad Reale sloeg, behaalde

deMaarschalk VICTOR, Hertog van Belluno, eene zegepraal op den Generaal CUESTA,in de nabijheid vanMerida.Niet lang daarna begonnen de onlusten in Zuid-Amerika uit te breken: er bestonden

twee partijen, de Koningsgezinden en de onafhankelijken.De reserve-armée in Spanje werd aan den Generaal HEDOUVILLE toevertrouwd.De Maarschalk, Hertog VAN TREVISO, MORTIER, trok in Asturie den Generaal,

Markies DE LA ROMANA, te gemoet: de laatste werd te Oviedo geslagen.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

62

Weinig tijds daarna werd hij genoodzaakt om zich op eene corvette in te schepen enhet overblijfsel van zijn leger aan zijnen neef CARO over te laten.Gedurende dezen tijd eindigde het Wetgevend Ligchaam in Holland deszelfs

buitengewone zitting, en werd aan den Koning voorgesteld, die de aanspraak vanden Voorzitter DE VOS VAN STEENWIJCK op de volgende wijze beantwoordde:‘Mijne Heeren! uwe zitting zal weldra geëindigd zijn, het ontwerp van wet, dat u

morgen zal worden aangeboden, is de laatste voordragt, die gij dit jaar van onsontvangen zult. Gelukkiger in uwe functien, gaat de uitvoering der belangrijkeonderwerpen, die door u zijn vastgesteld en afgehandeld, u niet meer aan.Ondertusschen, Mijne Heeren! is uwe taak nog niet vervuld. In alle tijden, zelfs inde gewoonlijkste en rustigste tijdsgewrichten, zoude de arbeid, die door u isvastgesteld, eene goedkeuring en ondersteuning noodig hebben, even zoo zeer alsde ophelderingen en de uitleggingen van uwe Vergadering, die het doel en den geestvan die onderwerpen zoo wel ken, en zoo wel onderrigt is wegens de betrekking,waarin zij staan met den algemeenen toestand des Rijks. Dit zoo zijnde: hoe veel temeer is dan de ondersteuning van uwe kunde, van uwe goedkeuring dan niet noodigin dezen tijd van oorlog, van vrees en van mistrouwen? O ja, Mijne Heeren! de taak,die u overschiet te vervullen, is gemakkelijker, doch

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

63

even edel en nuttig. Het is uwe zaak, om, waaneer gij in uwe Provincien zultteruggekeerd zijn, om de goedkeuring van het algemeen op te wekken, over alles,wat in dit jaar geschied is.’‘Het volkomenste vertrouwen kan en de bekommering, en de smarten en bovenal

de zwarigheden der openlijke zaken, in tijd van oorlog, tevens verminderen, en tegelijk ons die ondersteuning en die vergoeding, die wij zoo vuriglijk wenschen, endie ons zoo onmisbaar zijn, schenken.’‘Gedurende den loop uwer zitting schijnt de oogenblik van eenen algemeenen

vrede zich alweder verwijderd te hebben, en gevreesde doch onverhoopte rampenhebben een groot gedeelte des lands in gevaar gebragt en zouden de finantien vanden Staat in verwarring hebben kunnen brengen, wanneer het mogelijk ware geweestzich een oogenblik van het aangenomene stelsel, dat dezelve kan herstellen, teverwijderen. Gelukkig, dat de natie zich zoodanig getoond heeft te zijn als men hetregt had, om van haar te verwachten, zij is nog Hollandsch en zal het altijd zijn. Zijis wezenlijk goed, billijk, redelijk, zij alleen heeft zich belast met het herstellen derverliezen van de slagtoffers van dien ramp. Wij hebben niet zonder verteedering, entevens niet zonder hoogmoed, gezien, hoe de groote stad het voorbeeld heeft gegeven,daar zij alleen eene hulp heeft bijgebragt, tweemaal zoo aanmerkelijk als

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

64

het geheel der vaderlandsche giften, nu tien jaren geleden, bij eenen dergelijken rampheeft opgebragt.’‘De tweede stad van het Rijk heeft zich niet vergenoegd met eene aanzienlijke gift

te geven; meer in de nabijheid zijnde van de plaatsen, die het ongeluk heeft getroffen,heeft zij zich dit ten nutte gemaakt, om hare giften, op eene even zoo groote alsspoedige en onmiddellijke wijze, te verdubbelen. Twee andere steden, die, in hetbijzonder in den laatsten tijd, door eenen ramp en bijzondere omstandigheden geledenhebben, volgden dit edel voorbeeld, in weerwil van hunnen toestand en debelemmeringen, die dit land ondergaat, door het stremmen van den handel op hetvaste land, welke altijd nog voortduurt.’‘Ondertusschen schiet ons nog veel te doen over: al de wetten, al de instellingen

moeten met elkander en met de constitutie van den Staat in verband worden gebragt.Zelfs moet men met de reglementen der gemeenten daarmede een begin maken. Debenaming van platte land moet voor altijd verloren gaan, het op zigt en de zorg vanhet Gouvernement moeten zich evenzeer over den armsten boer als over den rijkstenburger uitstrekken, het Gouvernement moet niemand uit het oog verliezen in hetuitoefenen van dien geheiligden pligt, den eersten van allen; de vaderlandsliefde, diezoo klaarblijkelijk is, die zoo onwankelbaar zich vertoont, en die door nietshoegenaamd zal verdoofd kun-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

65

nen worden, moet meer onbeperkt zijn. O ja, Mijne Heeren! behoudt het roemrijkeaandenken aan alles, wat uwe voorouderen gedaan hebben voor den roem vanHolland.Zelfs het herdenken aan de geschiedenis der onderscheidene provinciën moet vangeslacht tot geslacht worden overgebragt, doch boven alles moet men nimmervergeten, dat men Hollander is. Deze naam is niet meer die van eene provincie ofvan een bijzonder Departement, hij beteekent en is niet anders dan de oude naam derzeven vereenigde provinciën; hoe zoude dezelve wangunst of ijverzucht kunnenverwekken? - De vlag der vereenigde provinciën, hare vloten, hare legers warenimmers nergens anders dan onder den naam van de Hollandsche vlag, de Hollandschevloot, het Hollandsche leger bekend? en ondertusschen was deze naam voorheen dievan eene enkele provincie, hetgeen thans zoo niet meer is. Het Koningrijk zal nooittot eene spoedige verbetering komen, dan wanneer elkeen innig van deze gevoelensdoordrongen is, dan wanneer er geen enkel Amsterdammer, Zeelander, Brabander,Geldersman, of Vries bestaat, die zich niet een waar Hollander noemt, en bovenaleen waar Hollander is.’‘Gij hebt voorzien in de eerste onkosten voor het begin van het groote werk van

den waterstaat; want ik twijsel geenszins of de natie zal onze pogingen ondersteunenen het voorbeeld volgen, dat gij, Mijne Heeren! en de publieke

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

66

ambtenaren aan dezelve geeft; doch wij moeten ons niet ontveinzen, dat er eeneonvermijdelijke noodzakelijkheid bestaat, om alle jaren te blijven doorarbeiden aande uitvoering en de toenemende vorderingen van het groote werk des waterstaats,ten einde in weinige jaren tijds de ligging van den grond te verbeteren, alsmede omte zorgen, dat wij nimmer van het gemaakte ontwerp ter herstelling van hetFinantiewezen afwijken, waardoor de vermindering van lasten voor eenigen tijdonmogelijk is, maar waardoor zij integendeel in stand gehouden moeten worden enkrachtdadig moeten medewerken, hetwelk dag aan dag meer noodzakelijk wordt.De waterstaat zal aanmerkelijke verbeteringen ondergaan, doch het is niet alleen metbetrekking der beveiliging voor het water, dat het land groote verbeteringen behoeft,vooreerst moet er eene gemeenschap tusschen den IJssel en den Dollart wordengeopend, en zulks door het kanaal van Assen naar Groningen, die van den Dollartnaar de Jade, langs het kanaal vanOostvriesland, en met het Groot-Hertogdom Bergeene gemeenschap geopend worden, door middel van kanalen, hetwelk voor de beidelanden even nuttig zal zijn.’‘Met betrekking tot de scheepvaart alleen: de rivieren moeten aanmerkelijk

verbeterd worden, dit zal lang aanhouden, doch moet toenemende en voortdurendegeschieden. Een vrij aanmerkelijk aantal van kanalen midden door het land en deverbetering van kleine rivieren is even zeer

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

67

noodig; er is niets, dat betrekking op den koophandel, den landbouw, de kunsten ende nijverheid heeft, hetwelk niet den meesten spoed vordert, dewijl de welvaart derinwoners onafscheidbaar aan het aanwezen des Rijks en deszelfs eenige ondersteuningis.’‘De ProvincienUtrecht, Braband, Gelderland, Overijssel enDrenthe voornamelijk

kunnen schatten aanwinnen, wanneer de daarin gelegene onbebouwde landenvruchtbaar worden gemaakt, wanneer de kanalen en de wegen wordenvermenigvuldigd en tot zulk eene hoeveelheid worden gebragt, om de aandacht tetrekken en menschen ter bevolking daarheen te lokken. De verdeeling dergemeentegoederen, die meer gemakkelijk is gemaakt door de wet van dit jaar, maaktreeds een begin van deze verbetering. Overijssel en Drenthe zullen aan het overigegedeelte des Rijks zeer groote voordeelen opleveren, men zal in het Koningrijk zelfde noodige steenen voor de zeewerken hebben, en men zal ook in deze Provincienden genoegzamen voorraad van turf voor het dagelijksch gebruik vinden, dewijl men,in weerwil van de schaden en de belangen van bijzondere personen, eindelijk er toezal moeten komen, om de wet, die in Zeeland het uitvenen van lage landen verbiedt,algemeen te maken.’‘De zeewerken vorderen ook vermeerdering en verbetering; in dit jaar moet er een

begin gegin gemaakt worden met de werken aan het Y voor Amsterdam.’

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

68

‘Er zijn nog twee belangrijke onderwerpen: de constitutionele wet omtrent den adel,eene zaak, die zoodanig in verband staat met de constitutie en den tegenwoordigenstaat van zaken, dat dezelve een onderwerp van onze eerste voordragten bij onzenkomst tot den troon zoude geweest zijn, indien wij daarin niet verhinderd warengeworden door de veelvuldige en spoed vereischende zaken, die elkander zoo snelhebben opgevolgd. Het andere onderwerp betreft de schutterijen of gewapendeburgermagt, eene nieuwe wet wegens deze zaak zoude, in den eerste opslag van hetoog, minder noodzakelijk schijnen, dewijl de verpligting, om zijne woning in deplaats van zijn verblijf te verdedigen, steeds heeft bestaan en nog bestaat; doch degebeurtenissen, die sedert dertien jaren hebben plaats gehad, hebben dezen regeldoen veronachtzamen, en hoezeer al de opvolgende wetten deze verpligting hebbengehandhaafd, is men er nooit toe kunnen komen, om, gedurende dat tijdvak, eenegewapende burgermagt, die overeenkomstig was aan de oude gebruiken der natie,en op eenen vasten voet, daar te stellen. Dit is het doel van het ontwerp van wet, datu is aangeboden. Wij hadden het tijdstip der formatie van de schutterij bepaald opdat van den algemeenen vrede, even als dat van het bepaalde plan voor de finantiën,en alles wat een gevestigd en voortdurend doel ten oogmerk heeft; ondertusschen,daar dit oogenblik zich meer en meer schijnt te verwijderen, mogen wij niet lan-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

69

ger wachten met al deze onderwerpen te regelen. Hetgeen de finantien aangaat, isnu, eenige maanden geleden, bepaald geworden; gij hebt ook, gedurende uwe tweezittingen, in dit jaar, de algemeene wetten op het voornaamste dier beide onderwerpenvastgesteld, dat wegens de schutterij schiet dus nog overig te doen - gij kent het doeldaarvan, gij zijt eveneens als wij overtuigd van de noodzakelijkheid, om deze zaak,zonder eenig verwijl, op eenen vasten en duurzamen voet te regelen. Veelligt zoudehet verkieselijker zijn, om geheel en al af te zien van eene gewapende burgermagt,wanneer wij de middelen hadden, om eene genoegzame legermagt daar te stellen,ten einde altijd binnen in het land en in al de steden van eenig belang een voldoendgarnizoen te kunnen leggen en om al de versterkte plaatsen vooral te kunnen bezettenen overal de noodige troepen te hebben tot handhaving der wetten; doch al warenwij tot den zoo algemeen gewenschten oogenblik gekomen, namelijk dien van deherstelling onzer finantien, en bij gevolg tot de daarstelling van een budjet en deoorlogskosten, overeenkomstig aan de waarde en den rang der natie, dan zoude nogde verpligting van zijne woonplaats te moeten verdedigen, niet veronachtzaamdkunnen worden. Men zoude dit niet kunnen achterlaten bij een volk, dat voor deszelfswelzijn en de handhaving van deszelfs stelsel en van zijn belang al zijne pogingenen al zijne militaire hulpmiddelen moet vereenigen met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

70

die van Frankrijk, wiens bondgenootschap zoo innig verbonden is aan de rust en deonafhankelijkheid der natie.’‘Gaat voort, Mijne Heeren! wij verzoeken het u, met het vertrouwen en de hoop

in te scherpen: het eenige doelwit dat wij beoogen, en waarin zich alle onze wenschenvereenigen, is om eenmaal dien dag te bereiken, waarin de natie vrij, gelukkig enwelvarende zal zijn, en in de vaste overtuiging zal wezen, dat het monarchaleHollander eenmaal toe zal kunnen komen, om de volmaking en de bevestiging van denvoormaligen staat der vereenigde Provincien te worden.’DeHollanders zijn zeer vooringenomen tegen eenMinisterie van Politie, en zullen

het nooit goedkeuren, dewijl zij geene andere Politie dan die der Justitie, en geeneandere regterlijke magt dan die van hunne natuurlijke regters kennen; dit doet eeraan het oordeel en de natuurlijke billijkheid van dit volk, een der besten, zoo niet hetbesten van allen. Ondertusschen kan een welbestuurde Staat niet zonder politie zijn;de politie van een regtvaardig en vaderlijk bestuur heeft niets gemeens met eenewillekeurige en oppermagtige politie, dezelve is onmisbaar, niet alleen totinstandhouding van het zedelijke doel der wetten, namelijk om het kwaad te verhoedenen de overtredingen voor te komen, maar ook om de administratie in derzelverbeheering voor te lichten. Een Gouvernement is een loods, en hoe zoude een loodszijnen pligt kunnen doen wan-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

71

neer hij den weg, dien hij volgen moet, niet kent? doch de zwarigheid, om eenengoeden Minister van Politie in Holland te vinden, is bijna onoverkomelijk, zoo alsde Koning het dan ook ondervond, dewijl een der gebreken in het Hollandsch karakter,hetwelk uit de federalistische gewoonten ontstaat, is van niet letterlijk aan de gegeveneinstructien te voldoen, doch evenwel zijne functien volgens zijn geweten, dochredelijk vrij, te vervullen, volgens de denkbeelden en den geest van elk in hetbijzonder, en in geenen deele den wil van het Opperhoofd op het naauwkeurigst tevolgen; op zulk eene wijze doet een Minister van Politie meer kwaad dan goed aanhet Gouvernement, want of hij handhaaft de politie niet, of hij doet het op zijne wijze,en dit was het juist, wat inHolland gebeurde. De Koning beproefde eenigen tijd langof men, om aan den geest en de denkbeelden der Hollandsche natie toe te geven, hetniet zonder politie zoude kunnen doen; doch hij bespeurde al ras de gevaren en demisstappen, waartoe de verblindheid, daar hij in bleef, hem brengen zouden, terwijlde vreemde legatien eene algemeene en werkzame waakzaamheid hadden. Daarommeende hij eenen middenweg te zullen vinden, wanneer hij den Heer VAN MAANEN,die Koninklijk-Procureur bij het Geregtshof van den Haag was, aan het hoofd derJustitie en Politie plaatste, doch dit gelukte niet: die Minister kreeg zijn ontslag meteen pensioen van ƒ8000:- voor zoo lang hij geenen anderen voor zijne bekwaamheidgeschikten

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

72

post zoude krijgen. Eindelijk benoemde de Koning, zoo als men weldra zien zal,eenen Roomschgezinden, den Heer HUGENPOTH, voor de Justitie en Politie, denkende,dat hij daartoe eenen man benoemde, die aan zijn Gouvernement en aan Hollandverknocht was; doch deze laatste keus was nadeelig voor beiden, en het was de laatste.De Monarchie is de slechtste van alle Gouvernementen, wanneer de

ondergeschikten niet tot hetzelfde doeleinde medewerken en niet door denzelfdengeest gedreven worden, want dan heeft men het nadeel van een te zeer op één puntte zamengedrongen Gouvernement aan eene regeringloosheid en tegenstrijdighedengepaard.Op den 10den April vertrok de Koning van Amsterdam naar Braband en Zeeland.

Op den 13den kwam hij te Grave, hij bezigtigde die stad en het dorp Velp, en deedregt wedervaren aan de verzoeken en vorderingen van Ravestein, op den 14den reisdehij door Beers, Cuik en St. Agatha, en den 15den, 16den en 17den besteedde hij, omhet geheele departementBraband tusschen demoeras de Peel, Helmondt, Eindhovenen Tilburg te doorreizen; hij won berigten in wegens den staat, waarin zich dezestreken bevonden, en wegens de mogelijke verbeteringen. Hij noodzaakte deadministratie der domeinen, om de wegen te onderhouden en de kerken te doenherstellen, waartoe dezelve verpligt was en echter verzuimde te doen. - Hij weesfondsen aan tot het bouwen van Gereformeerde kerken. Hij stelde het ontwerp vastvoor de verbetering der

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

73

rivieren in Braband, en bezocht de dorpen St. Anthony, Gemert, Beek, Aerle, Stiphorsten de stadHelmond, Meerlo, Geldrop, Straten, de stad Eindhoven, Woensel, Oirschot,Beest enMoergestel. Te Gemert bezocht hij verscheidene fabrieken van weverijenen de kerken.Hij vond het dorp Aerle door eene aanstekende ziekte aangetast. Van de honderd

en tachtig huizen waren er honderd en veertig daardoor besmet; de Koning ging indeze door dood en verderf bewoonde huizen, om de behoefte en de benoodigdhedendezer ongelukkigen te onderzoeken. - Dit gezigt was hartverscheurende. - Eeneafschuwelijke morsigheid, een ondragelijke stank vervulde deze nederige hutten, dieanders zoo zindelijk en geschikt waren. Men zag de vrouwen en de meisjes bleek,als met den dood op de lippen, onaanzienlijk en afschuwen verwekkende door deziekte, terwijl weinige dagen te voren alles aan hen en rondom hen vreugde,vrolijkheid en zindelijkheid ademde; de man, aan den hoek van den haard, doordroefheid en smarten ter nedergeslagen, liet tevens het gereutel van eenen stervendenen de zuchten der wanhoop hooren. Alle meubelen lagen door elkander, het ondersteboven, en van de besmettende lucht doordrongen. Naauwelijks wilden de zieken hetoor aan troostredenen leenen; de droevigste wanhoop heerschte overal; de hoop hadreeds deze ongelukkigen begeven.Men stelle zich, in het midden van zoo vele rampen,voor, den Priester ***, opgeruimd, werkzaam, met een even zoo bedaard hoofd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

74

als een warm hart, alle huizen bezoekende, den dood en de besmetting trotserende,al de zieken, elk op zijne beurt, hulp toebrengende, nacht en dag zich overal latendevinden, zich eene gewetenszaak er van makende, om zijner leeken meerder tijd teonthouden dan noodig was, om eenig voedsel te gebruiken, en met dat al zich zelvenaanmoedigende, om het te doen, door deze gedenkwaardigewoorden: ‘Ik moet voedselgebruiken, om hen te kunnen ondersteunen,’ en dan zal men zich een denkbeeldkunnen maken van den toestand van dit dorp. Voorts bezocht de Koning een gedeeltevan deszelfs ongelukkige inwoners. Hij liet in den haast alle noodige geneesmiddelenkomen, gaf dadelijk geld voor alle benoodigdheden en liet denGeneesheerDOMMERIE,een zeer kundig man, van Boxmeer halen; dezen gaf hij volmagt, zoo als ook aanden Priester en aan het Gemeentebestuur, om te handelen zoo als zij noodigoordeelden, met deze woorden: ‘Doet al het mogelijke, om deze vreeselijke ziekte teoverwinnen en uit te roeijen; beschikt, zonder terughouding, over alles, wat in mijnemagt is, wat of er ook noodig mogt zijn; hoe spoediger gij dezen ramp overwint, zooveel te minder kosten zult gij maken.’ Deze Heeren vervulden hunnen last op eenealleszins prijzenswaardige wijze: weinige weken daarna hield de besmetting op, dochde Priester werd het slagtoffer van zijnen ijver. Het is onmogelijk, om dezenwaardigen geestelijken den welverdienden lof beter te kunnen toezwaaijen, dan doorhet antwoord,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

75

dat hij den Koning gaf, hier ter neder te stellen. ‘Mogt gij,’ zeide deze tot hem, ‘Mogtgij bestand zijn voor al de weldaden, welke gij voor het geluk van deze goededorpelingen aanwendt! doch ik vrees, dat gij, door u zoo onophoudelijk bloot testellen, eindelijk het slagtoffer uwer menschlievendheid zult worden.’ ‘En watbeteekent dat,’ antwoordde hij, ‘zoo ik slechts mijnen pligt doe en het de wil desHemels is.’ Dezemanmaakte eenen diepen indruk op de Protestantsche aanschouwers.De Koning was hoogmoedig van zoodanig den geest en het ware karakter derRoomschgezinde Geestelijken voor hunne oogen ontwikkeld te zien, en toen demeestachteraanstaande Gereformeerden van zijn gevolg, aan de bij hen staanden vroegen,wie die Geestelijke was, antwoordde de Koning hun met de blijdschap in de oogen:‘Mijne Heeren! dit is een waarachtig Roomsch Priester.’Te Helmond deed hij door de Administratie der domeinen van Gemert de

voorschotten, door het Consistorie voor de herstelling der kerk gedaan, betalen, engaf aan deze stad de fondsen, om eene Gereformeerde kerk te bouwen, welke zijnoodig had; hij bezocht verscheidene fabrieken, waaronder de linnenfabriek vanBOGERT, de chitsenfabriek, de katoendrukkerij, enz.Hij bezocht de fraaije kerk van Oirschot en betuigde zijn genoegen wegens de

aanplantingen, die hij hier in eenen beteren staat vond dan elders. Overal kwamende inwoners tot hem, deden hem

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

76

verslag van hunnen toestand en spraken hem over hunne kleine bezwaren en denoodige verbeteringen, en zulks met de gewone Hollandsche openhartigheid eneenvoudigheid, in de overtuiging, dat de Koning er in zoude voorzien. Den 18denApril kwam hij te 's Hertogenbosch over Enschot, Oosterwijk, Haren en Helvoirt,en stapte bij den Landdrost af. Terstond na zijne aankomst ontving hij de HoogeMagten en de Leeraars der onderscheidene godsdienstige gezindheden. Den 20stenbezocht hij al de kerken van de stad en het groote arsenaal; hij zettede zich te paarden bezigtigde de vestingwerken en de forten Isabelle, Orthem en Crevecoeur; denvolgenden dag bezocht hij het Seminarium van Sint Michielsgestel en de meestberoemde fabrieken; den 22sten ging hij naarVucht, Boxtel, Liempde, St. Oedenroode,Vechtel, Nistelroode, Schaaik, Herpen, Langen, Neerloo en Ravestein. Dit laatstegedeelte was minder dan het overige gedeelte des Koningrijks. De eigenaars derheerlijkheden hadden te veel invloed op de administratie. De Koning overtuigde zichdaardoor te meer van de noodzakelijkheid, om hun het beheer der dorpen te ontnemen.De gevangenis van Ravestein was een duister, onderaardsch en ongezond gewelf;hij schafte dezelve af.Den volgenden dag bezocht hij de dorpenMegen en Driel. TeMaaren bezocht

hij het klooster en stelde de geestelijken gerust; hij kwam vervolgens te Heusden enGeertruidenberg overMarcharen, Oijen, Lithoijen, Lith, Kessel, Maaren, Alem, het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

77

fort de Blaauwe Sluis, Empel, Engelen, Hedikhuizen, Herpt en Biern. Hij bezigtigdeden overlaat tusschenDrunen en Baardwijk, en gaf bevel, om het Stortebedwaterpaste meten en het gelijk te stellen met den peil van 's Hertogenbosch. Hij bezochtwijders de schoone dorpen van Baardwijk, Waalwijk, Besooijen en Sprang, waar degroote overlaat moest komen, die door het Centraal Committé van den Waterstaatontworpen was; hij ondervond het grootste genoegen toen hij de schoone dorpen vande Langstraat doorreed; hij bezigtigde wijders den dijk vanKapelle, die onbegrijpelijkveel geleden had; hij ging de zalmvangst op den Biesbosch zien en beloofde aan devisschers een gewapend vaartuig, om hunne netten te bewaren en te beschermen; hijgaf hun ook de pacht der visscherij voor zes jaren en voor eenen verminderden prijs.Den 25sten April begaf hij zich naar Oosterhout; hij bezigtigde het kanaal en gingvervolgens naar Breda; in deze stad bezigtigde hij het kasteel, waar dekrijgsgevangenen gehuisvest waren; hij gaf de vrijheid aan al de Amerikaanschematroozen, die zich op hetzelve bevonden, en stelde hen ter beschikking van hunnenConsul; hij bezocht verscheidene fabrieken en bovenal de kerken, het stadhuis enhet verbeterhuis; hij bezigtigde het Seminarium van GINNETTE, als ook de tweebosschen, het mastbosch en liesbosch, welke aan de kroon toebehoorde. Hij was zeerte vreden over den toestand der dorpen het Ginneke, het Haagje, de Leur, Elten,Oudenbosch, het Zand en Daarbuiten, waar hij den Din-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

78

tel overging en de Klundert doorreed; hij bezigtigde de sluis van Noordfort bij hetHollandsch Diep, en ging vervolgens naar deWillemstad, waar hij zich inscheepte,om naar het eilandOverflakkee te gaan, hetwelk hij zoowel als het eilandGoedereedebezigtigde; hij nam al de dijken van het eiland en de kustbatterijen in oogenschouw;hij bezag de dorpen Ooltgensplaat, Oude Tongen, Nieuwe Tongen, Herkingen,Goedereede, Oudorp, Stellendam,Melissant, Dirksland, Sommelsdijk, Middelharnisen Stad Bommel; hij bleef dien nacht te Goedereede, stond aldaar eene subsidie toevoor de herstelling van de kerk, die in 1801 verbrand was, en eene andere voor dekerk van Herkingen, alsook eene derde voor het gasthuis van Dirksland. DeRoomschgezinden kregen twee kleine kerken te Sommelsdijk enGoedereede, benevenshet tractement voor den Priester en den Kapellaan. Te Sommelsdijk trok de nieuwepolder zijne aandacht tot zich, even zoo als de sluis van de nieuwe haven op dezuidpunt van het eiland Goedereede. Hij gaf bevel, dat een Ingenieur van denWaterstaat belast werd met de waterwerken van dit eiland. De Minister van Oorlogkreeg bevel, om de haven van Goedereede te doen verbeteren, en om een verschansten gesloten fort te Ooltgensplaat te doen bouwen, hetwelk in staat zoude zijn, omoorlogschepen het naderen van deWillemstad en den Biesbosch te beletten. Den29sten April kwam hij aan deWillemstad, en den volgende dag te Bergen op Zoom,na Steenbergen, Dinteloord

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

79

en de schoone sluizen van den Dintel te hebben bezigtigd.Daar de toestand van de schatkist niet vergunde, om iets aan de noodige

verbeteringen der administratie te doen, nam hij eenen middelweg, deze was vanmet den Landdrost en de Assessoren teBergen op Zoom, na het departement bezigtigdte hebben, eenen staat der te doene verbeteringen op te maken, even als of men alde daartoe benoodigde gelden had; dit gedaan zijnde, besloot hij, dat men, alle jarenzeker, iets aan deze werken zoude doen, en wel zoo veel als de staat der schatkistzoude gedoogen, doch dat er nimmer een jaar zoude verloopen, in hetwelk er nietsaan deze verbeteringen gedaan werd, hoezeer van langzamerhand, uit hoofde vanhet gebrek aan gelden. Hij konde dus alleen een goed gevolg zijner zorgen wachtendoor eenen onophoudelijken arbeid, hoe weinig dezelve dan ook zoudemogenwezen.Hij koos ditzelfde middel voor de andere departementen. Hij maakte dus van de stadBergen op Zoom datgeen, wat zij voor den Staat moest zijn, stond dezelve een institutvan Koninklijke pupillen toe, en vereffende de geschillen, die tusschen de visschersvan Braband en Zeeland ontstaan waren. De vischvangst moet eene algemeene zaakvan kostwinning en nijverheid zijn voor al dezulken, die in de nabijheid der rivierenwonen, zonder dat daaromtrent eenig voorregt of privilegie plaats heeft. Te 'sHertogenbosch bleef hij het dringende verzoek der Roomschgezinden, om haarterstond de groote kerk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

80

af te staan, weigeren, hoezeer zij daarop het grootste regt hadden, dewijl zij een getalvan negen of tien duizend zielen, van de bevolking, die op twaalf duizend zielenberekend wordt, uitmaken, doch hij beloofde hun van dit weldra te zullen doen; hijdeed zelfs de zaak afhangen van het gevolg der werkzaamheden van twee kommissien,de eerste Protestantsch- en de andere Roomschgezind, dewijl deze laatsten hun regtmet al te veel aandrang vroegen, en dat hij voor eenen vasten stelregel hadaangenomen, om nooit iets met overhaasting te doen of dit aan anderen te laten doen,betreffende de zaken van den Godsdienst. Daarom trachtte hij steeds om zich alsRoomschgezind in het bijzijn van Gereformeerden, en Gereformeerd in het bijzijnvan Roomsgezinden te toonen. Dit was het geheim van zijn gedrag te dezen opzigte,een gedrag, dat niet door elkeen begrepen werd, en waarom men hem misschien vanzwakheid beschuldigde. Doch de minste daad van het hoofd des Gouvernementsheeft zoo veel invloed op deszelfs onderdanen en klinkt zoo luid door de meestverwijderde oorden van de maatschappij, dat men de mogelijkheid naauwelijks kanbegrijpen, dat een Gouvernement in alles niet met de uiterste omzigtigheid handelt.Na zich gedurende twee jaren te hebben voorbereid trok Oostenrijk eindelijk te

velde, dit was op den 8sten April. De Fransche Minister hadWeenen op den 28stenFebruarij verlaten en op den 5den April volgde de Russische Minister dit voorbeeld.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

81

Op den 9den zond de Aartshertog KAREL aan den Franschen Generaal en Chef, diezich teMunich bevond, eenen brief, in de volgende bewoordingen:‘Volgens eene verklaring van den Keizer van Oostenrijk aan Keizer NAPOLEON,

geef ik den Generaal en Chef van de Fransche armée kennis, dat ik bevel heb, omvoorwaarts te trekken met de troepen, die onder mijn bevel staan, en al die mijwederstand bieden, als vijand te behandelen.’De Oostenrijkers trokken terstond Beijeren in en marcheerden op Munich. De

Koning van Beijeren verliet zijne hoofdstad en begaf zich naar Dellingen.Het schijnt, dat de beide partijen, na wederzijdsche voorgewende redenen van

klagten, de wapenen zonder tegenzin opvatteden.WantOostenrijk, Keizer NAPOLEONin den Spaanschen oorlog ingewikkeld ziende, beschouwde deze gelegenheid alsgunstig, om hem aan te vallen en zich aldus schadeloos te stellen wegens de verliezen,die het genoodzaakt was geweest te ondergaan bij den vrede vanPetersburg. Frankrijkvan zijne zijde zocht de gelegenheid, om zich meester te maken van de havens vanTrieste en Fiume, die deszelfs gemeenschap met Dalmatiën afsneden, en tevensbenijdde het aan Oostenrijk deszelfs gedeelte van Polen, dat het met hetGroot-HertogdomWarschauwwilde vereenigen, om daardoor eindelijk de herstellingvan het Koningrijk Polen te bewerkstelligen.Deze was de toestand der Fransche legers bij den

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

82

aanvang van den veldtogt. Het corps van den Maarschalk DAVOUST bevond zich teRegensburg, dat van den Maarschalk MASSENA te Ulm, de Maarschalk OUDINOTbevond zich met zijne troepen mede te Regensburg, het hoofdkwartier van de grootearmée bevond zich te Straatsburg, de drie Beijersche divisien, onder het bevel vanden Hertog van Dantzig, waren teMunich, te Landshut en te Strauberg, deWurtemburgsche divisie teHeydenheim; de Saxen lagen gekampeerd onder de murenvan Dresden, en het corps van het Groot-HertogdomWarschauw, onder bevel vanPrins JOSEPH PONIATOWSKY, was teWarschauw.Op den 10denApril omringde deOostenrijkers Passau enKufstein en de Fransche

troepen, zoo wel als derzelver bondgenooten, repliëerden op alle punten. DeOostenrijkers bezettedenMunich.Keizer NAPOLEON kreeg berigt van het begin der vijandelijkheden, door middel

van de telegraaph van Parijs, op den 13den April; den 16den bevond hij zich teDellingen bij den Koning van Beijeren, en op den 17den vestigde hij zijnhoofdkwartier te Ingolstad. Tirol geraakte in opstand. Een corps d'armée van hetOostenrijksch leger trok in Italie, onder bevel van den Aartshertog JAN, die denOnderkoning noodzaakLe van op Pavia terug te trekken. Te zelfden tijd naderde deAartshertog FERDINAND Warschauw. Op den 20sten April werd er eenen slag bijBaszy geleverd tusschen het legercorps van Prins PONIATOWSKY en dat van denAartshertog FERDINAND; de Polen werden geslagen en ge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

83

noodzaakt een verdrag te teekenen, ten gevolge van hetwelk zijWarschauwontruimden. Op den 24sten deed de Aartshertog zijne intrede in die stad.Keizer NAPOLEON won den 20sten April eene batalje bij Avensberg op den

Aartshertog LODEWIJK en den Generaal HILLER; den volgenden dag behaalde hij eenetweede overwinning bij Landshut, terwijl de Aartshertog KAREL zich van zijne zijdemeester maakte van Regensburg; doch Keizer NAPOLEON voerde zijn leger tegenhem aan, won de batalje van Eckmulh, sloeg de Oostenrijkers nogmaals bijRegensburg, en hernam deze stad.De Koning van Beijeren kwam op den 25sten teMunich terug.De PruissischeMajoor SCHILL, die te Berlijn in garnizoen lag, poogde zich meester

vanWestfalen te maken, waar men rekende zeer veel aanhangelingen der huizen vanCassel en Brunswijk te zullen vinden. Onder voorwendsel van zijn regement te doenmanoeuvreren, trok hijBerlijn uit, marcheerde opWolfenbuttel en begon den veldtogt.De Koning van Pruissen liet zeer strenge bevelen tegen hem afkondigen.Op den 28sten April vestigde de Aartshertog JAN zijn hoofdkwartier te Treviso in

Italie, en op den 30sten sloeg hij de Koninklijke Italiaansche garde.Terwijl dit alles op het vaste land gebeurde, wijzigde de Engelschen derzelver

besluiten in den Raad. Eene kabinetsorder bepaalde de blokkade tot het KoningrijkHolland, het Fransche Keizerrijk,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

84

derzelver etablissementen, kolonien en bezittingen en tot het noordelijk Italie, vanPesara en Orbitello ingesloten.De Koning van Holland vervolgde zijne reis door het Koningrijk, van Braband

ging hij naar Zeeland; op den 4den Mei bevond hij zich te Tholen; het naburig dorpNieuw-Vosmaarwerdmet het departementBraband vereenigd, dewijl het van Zeelandis afgescheiden door de rivier de Eendragt. Tholen werd verscheidene malen in hetjaar door de hooge zee overstroomd. Hij besloot, dat er een dijk rondom de havenzoude worden gemaakt, en dat de kaaijen zouden verhoogd worden, ten einde destad in veiligheid te stellen. De kerken werd onderstand verleend. Hij bezigtigde deverhooging, die hij in 1808 voor al de dijken van Zeeland bevolen had. Hij gingvervolgens naarOud-Vosmaar, Polvliet, Scherpenisse, Gorishoek, Sint Maartensdijk,Sint Anneland en Stavenisse, waar hij zich inscheepte, om naar Zierikzee te gaan;den volgenden dag, den 5denMei, bezigtigde hij de dijken van het eiland Schouwen,en voornamelijk de haven en werken van de Blaauwe Sluis en Burg, de tweeverzakkingen, die plotselijk plaats hadden gehad in de maand April, de dorpen Burgt,Haemstede, Renesse, Noordwijk en Serooskerken. In den nacht van den 10den opden 11den Mei kwam hij teMiddelburg aan.Op den 12den Mei bezigtigde hij het eilandWalcheren, vergezeld door den

Landdrost en de gardes d'honneur, onder bevel van den Heer BODDAERT,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

85

het fort van Rammekes, de dorpen Rithem, Oost-Souburg, West-Souburg, Koukerke,Bekerke, Meliskerke, Zoutelande en de kleine stadWest-Kapelle, waar hij denvoornaamsten dijk des Koningrijks bezigtigde, en zich deed onderrigten, hoedanigmen de houte zeewerken voor de vernieling der paalwurmen beveiligde. Hij nam dewaterwerken aan den zeekant in oogenschouw, en kwam des avonds teMiddelburgterug. Op den 13den Mei zag hij de stad Veere, het fort den Haak, de reede en detwee divisien der flotille, die daar gestationneerd lagen; van daar ging hij over denVrouwenpolder, Domburg, de kleine stad Oost-Kapelle en de dorpen Aagtekerke,Serooskerke en Brigdam. Hij besteedde den 14den Mei teMiddelburg aan dedepartementale zaken van Zeeland, en bragt de voornaamste tot stand; hij bezochtde openbare inrigtingen, die hij nog niet gezien had, en voornamelijk de gebouwenvan koophandel en kolonien. De kooplieden van deze stad verzochten den Koning,om eenen naam te geven aan een fraai koopvaardijschip, dat nog op stapel stond, hijgaf het dien van Boerhaven.Hij maakte schikkingen omtrent de finantieele zaken van de stadMiddelburg en

bezorgde aan deze stad de middelen, om de renten met naauwkeurigheid te kunnenbetalen, te rekenen van het jaar 1810 af; hij eindigde ook op eene bepaalde wijze diezaken der eigenaars der ambt-obligatiën, en gaf bevel, dat de nieuwe haven vanMiddelburg zich tot Veere toe zoude uitstrekken, opdat de grootste

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

86

Oost-Indische schepen tot beide deze steden zoude kunnen komen, ten einde daardoorbij den algemeenen vrede hunne oude welvaart te herkrijgen. Er werden fondsengevonden, om de wallen te herstellen. De kosten voor de nieuwe havenmoesten vooreen groot gedeelte gevonden worden door middel van eene negotiatie, waarvan deinteressen op het budjet der stadMiddelburg, dat ook gemaakt en vastgesteld werd,moestenworden gebragt. Tweemaal honderd duizend guldenwerden dadelijk gegeven,om dit belangrijk werk te kunnen beginnen, als een voorschot op hetgeen de verkoopder schorren (dit zijn aan de zee ohtwoekerde buitendijks liggende landen) van dennieuwen polder en het eiland Zuid-Beveland, waaraan men den naam vanLodewijks-Polder had gegeven. Op ditzelfde artikel stond men eenen aanmerkelijkensom aan de stad Ter Goes toe, ten einde de nieuwe haven dier stad nog in dit jaarvoltooid zoude kunnen worden. De landbouw bloeide in de eilandenWalcheren enZuid-Beveland. De Schout vanWolphaartsdijkwerd van zijnen post ontzet, want hetwas door zijn toedoen, dat de polder van Abbingen bijna geheel verloren was geraakt.Hij zag met leedwezen en verwondering, dat zeer vele vrouwen op het land, hunnekinderen, in plaats van hun het eerste en natuurlijke voedsel te geven, met koeijenmelken pap voedden. Hij maande de Leeraars van den Godsdienst aan, om alle moeiteaan te wenden, ten einde dit misbruik te doen ophouden. Hij ondervroeg verscheideneZeeuwsche vrouwen wegens deze gewoonte, en vernam,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

87

met verwondering, dat dezelve bijna tot een vast stelsel gekomen was bij een volkwaarvan de vrouwen genoegzaam allen even zulke getrouwe echtgenooten alsuitmuntende moeders zijn. De Hooge Magten betuigden, dat al hunne pogingen, omdeze gewoonte te doen ophouden, vruchteloos waren geweest. Het is het gebruik bijde Zeeuwsche vrouwen, om eene soort van eenen halven sluijer van zeer fijn linnente dragen, welke langs de slapen van het hoofd, en vervolgens achterwaarts,nederhangt, doch het gezigt niet verder dan het voorhoofd bedekt, alwaar dezelvewordt opgehouden door middel van eenen gouden staaf, welke de meisjes aan deeene zijde en de vrouwen aan de andere zijde van het voorhoofd dragen, zonder ditgebruik af te schaffen, gaf de Koning bevel, dat de vrouwen, die hunne kinderenzoogden, alleen het regt zouden hebben, om eenen gouden cirkel om het voorhoofdte dragen, en dat men alle jaren drie van deze versierselen zoude uitdeelen aan dedrie huismoeders, die de meeste kinderen gezoogd hadden.(*)

Gedurende zijn verblijf teMiddelburg besteedde hij een paar uren, om Vlissingente bezoeken, hij bezigtigde daar het stadhuis en de lijnbaan waarin

(*) Indien deze maatregel van een goed gevolg is geweest, is het dan niet te betreuren, dat eengouden hoofdsiersel meer invloed op de moeders heeft gehad, dan de inspraak der natuur?

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

88

DE RUITER had gewerkt, vervolgens ging hij naar Ter Goes, na Arnemuiden, het Sloe,Heer Arendskerke, Wissekerken en Hoedekenskerken bezocht te hebben.Den volgenden dag hield hij zich op bij de dorpenKloetingen, Kapelle, Biezelingen,

Schovel en Kruiningen, waar hij den nieuwen dijk bezigtigde, dien men aan denIngenieur SCHRAVER verpligt is, en waardoor deze polder, die in het voorgaande jaaroverstroomd werd, weder aan het water ontweldigd werd. Hij ging naarWaarden,Krabbendijk en het fort Bath. TeWaarden vond hij den Admiraal en de Kapiteinenvan de Fransche vloot; hij begaf zich op het schip Charlemagne en zag de geheelevloot met zeer veel juistheid manoeuvreren Te Bath gekomen zijnde, begaf hij zichop zijn jacht, en op den 20sten Mei kwam hij over Bergen op Zoom te Amsterdamterug.In dezen oogenblik had er eene verandering in het Ministerie plaats, de Minister

GOGEL kreeg zijn ontslag, dewijl hij geen afstand van zijn huis van negotie wildedoen, hij werd provisioneel door den Heer APPELIUS vervangen. De GeneraalJANSSENS, Minister van Oorlog, kreeg ook verlof, om een reisje door het zuidelijkgedeelte van Europa te doen, en deze werd provisioneel vervangen door den HeerCAMBIER. De functiën, welke den Heer APPELIUS thans opgedragen werden, warenoorzaak, dat hij in zijnen post als Raad-Secretaris werd vervangen door den HeerVERHEIJEN, onder den titel van eerste Secretaris van het kabinet; er was ook eenMinister van Justitie en Politie noodig, waarmede

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

89

de Heer APPELIUS provisioneel belast was geweest. Het Ministerie werd op devolgende wijze te zamengesteld:

ROËLL, Minister van BuitenlandscheZaken.

De Heer

VAN DER HEIM, Minister van de Marine.De Heer

VAN DER CAPELLEN, Minister vanBinnenlandsche Zaken.

De Heer

KRAAIJENHOFF, Minister van Oorlog.De Heer

APPELIUS, Minister van Finantien.De Heer

TWENT, Minister van den Waterstaat.De Heer

HUGENPOTH, Minister van Justitie enPolitie.

De Heer

MOLLERUS, President aan het HeraldiekCollegie.

De Heer

DE MIST, eerste President van het Hof vanRekeningen.

De Heer

VERHEIJEN, eerste Secretaris van hetKabinet.

De Heer

HUYGHENS, Rekwestmeester.De Heer

enz.Enz.

De Staten van Zweden kwamen den 9denMei bijeen, de vijandelijkheden tusschendeRussen en de Zwedenwaren op nieuw begonnen, en de laatstenwerden gedwongen,om Umea en oostelijk Bothnie te ontruimen.Den volgenden dag na de opening der Zweedsche Staatsvergadering, teekenden

zij eene acte, waarbij zij zich ontsloegen van den eed van gehoorzaamheid

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

90

en getrouwheid, die zij aan GUSTAVUS ADOLPHUS IV gedaan hadden.Op den 1sten Mei werd het Hoofdkwartier van Keizer NAPOLEON van Braunau

naar Ried verlegd, op den 8sten was het te Sint Polten, en op den 10den bevond zichde Fransche armée onder de muren vanWeenen. De AartshertogMAXIMILIAAN deedpogingen, om deze hoofdstad te verdedigen, doch dezelve werd zeer levendig doorde Franschen gebombardeerd, en welke haar aldus noodzaakte, om zich over tegeven. Op den 13denMei rukten de Franschen de stad binnen, van welke de GeneraalANDREOSSI, die weinig dagen te voren aldaar nog als Ambassadeur resideerde, nutot Gouverneur werd benoemd.Gedurende dezen tijd vervolgden de Hollanders, in het noordelijk gedeelte van

Duitschland, SCHILL en den Hertog van BRUNSWIJK-OELS, deze had een corps d'arméein Bohemen opgerigt, vanwaar hij in Saxen en vervolgens inWestfalen viel.De batalje, door de Oostenrijkers van Asperen en door de Franschen van Essling

genoemd, werd op den 21sten en 22sten Mei geleverd, even als te Eilau leerden deFranschen hier, dat zij niet al te laatdunkend of vermetel moeten zijn, en dat, zoo zijtot onachtzaamheid vervielen, de overwinning weldra zoude kunnen ophouden methun getrouw te blijven.Den 24sten kwamen de Russen tegen Oostenrijk te velde.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

91

SCHILLmarcheerde op Olmutz; toen hij Berlijn verliet, nam hij den weg naar Saxen,doch dewijl zijne pogingen op Wurtemberg en andere steden niet slaagden, nam hijzijne weg noordelijk, maakte zich van het geheele Meckelenburgsche meester,bezettedeWismar en Rostock en lag een garnizoen in Dommitz. Het Hollandschecorps d'armée verliet Leneburg op den 23stenMei. Toen deze kolonne aan den oevervan de Elbe kwam, ging Kapitein SCHARFmet de grenadiers van het tweede bataljon,in weerwil van het vijandelijk vuur, schuiten van den overkant der rivier halen enbragt dezelven over. De grenadiers en de voltigeurs trokken de rivier over, drongendoor tot in de stad Dommitz, niet tegenstaande het hevige vuur van het fort, hetwelkzij weldra innamen. Zij veroverden drie vaandels en vijf en twintig stukken geschut.Het verlies van deHollanderswas van weinig belang. De Luitenant SLOET, de eersteLuitenantsWIMMER en KEER, de Sergeant KAMPS en de Fourier VAN DOESBURG dedenzich bijzonder onderscheiden. SCHILL marcheerde op Straalsond. De HollandscheGeneraal verzocht den Deenschen Generaal, om zijne linkervleugel met eene kolonnevan vijftien honderd man te ondersteunen, hetgeen deze deed.SCHILL nam te Rostock eenige stukken geschut en geweren. In deze haven en die

vanWismar scheepte hij zijne bagagie, zijne zieken en zijne gewonden op twee endertig vaartuigen in. Op den 25sten Mei trok hij bij verrassing Straalsond bin-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

92

nen. De Franschen en deMecklenburgers, die zich daar bevonden, werdenkrijgsgevangen gemaakt, en de grootste wreedheden werden hier gepleegd gedurendede weinige oogenblikken, die hij meester van deze stad bleef.Nadat deHollanders hetMecklenburgsche gezuiverd hadden, trokken zij deRegnitz

bij Damgartem over, en den 31sten Mei, omstreeks 10 ure des morgens, bevondenzij zich reeds onder de wallen van Straalsond met de Deensche troepen, onder debevelen van den Generaal EWALD. Hoezeer de vestingwerken van deze stad geslechtwaren, was dezelve evenwel nog sterk genoeg, de stad was door eene breede en diepegracht, die vol water stond, omringd, en de omliggende streken waren als bedekt metmeeren en moerassen. SCHILL had zich deze ligging ten nutte gemaakt, en met eeneongeloofelijke werkzaamheid had hij doorsnijdingen in al de wegen, die op de poortenuitliepen, doen maken, voor welken hij de valbruggen had doen herstellen. Aan alde poorten had hij werken laten aanleggen, waarop zwaar geschut geplant stond. Hetzwaar geschut stond niet alleen op de oude plaats der bastions, maar ook op demurentusschen de bolwerken, en hij had de muren aan de zijde van de gracht doenpalissaderen. Vijf of zes duizendman verdedigden Straalsond, deze bezetting bestonduit duizend man kavallerie, waarvan zes honderd man van het regement van SCHILL,al de oude Zweedsche deserteurs, die zijne artillerie bedienden, twee sterkekompagnien jagers te voet,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

93

die hij uit Berlijn had medegebragt, bosch- en veldwachters, stroopers, enz., welkede Schouten der dorpen, die hij doorgetrokken was, gedwongen waren geworden,om hem te leveren, vijftien honderd man van de Pommersche landweer, Pruissischeen Oostenrijksche deserteurs, landloopers en vagebonden, die hij had aangeworven,en een gedeelte der Mecklenburgsche troepen, die hij had krijgsgevangen gemaakt,en eindelijk de wapenen tegen Frankrijk keerden. De Hollandsche Generaal beslootStraalsond van de zijde van de Knieperthor aan te vallen. Om zijn oogmerk tebedekken, liet hij op de poort van Triepzee eenen valschen aanval maken, terwijl hijdeKnieperthor door het zesde regement, onder bevel van den Colonel BEHR, en doorhet negende regement, onder bevel van den Colonel VEZIER, liet aantasten; ditlaatstgenoemde regement rukte het eerst de stad binnen, in weerwil van denhardnekkigen wederstand. Deze beweging werd weldra gevolgd door het negenderegement en de Deensche troepen. Het gevecht werd in de stad zelve hernieuwd,waar elke straat en elk huis met woede werd verdedigd. Ondertusschen drongen deHollanders de stad in en vestigden zich aldaar. De kavallerie, onder de bevelen vanden Hollandschen Colonel TRIP, wierp die van SCHILL overhoop. Terwijl men aldusin de stad streed, vuurde de artillerie van de wallen op de Hollandsche artillerie, dienog buiten de stad stond, de voorhoede van het negende regementHollanders verjoegde troepen van SCHILL tot aan de poort van Triepzee, waar

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

94

weder een gevecht ontstond, waarbij deze op nieuw geslagen werden. DeHollandersmaakten zich meester van een gedeelte van den wal, welke aan de Knieperthorbelendde, en hunne zegepraal was volkomen. Van het geheele garnizoen vanStraalsond gelukte het slechts aan twee honderd man, om te ontkomen, acht honderdwerden er krijgsgevangen gemaakt, en de overigen, waaronder ook SCHILL, warengesneuveld.Deze zijn de namen der Hollanders, die zich bij dit gevecht het meesten hadden

doen onderscheiden: de Generaal ANTHING, zijn Aide de Camp SCHRÖDER, de ColonelBEHR, de Colonel VEZIER, die het eerste de stad binnenrukte, na een buitenwerk, metachttien vuurmonden bezet, te hebben omgetrokken, de Colonel STÉDMAN, dekavallerie, onder bevel van den Colonel TRIP, de Luitenant MASCHECK, de artillerie,die gedurende twee uren bleef vuren met hare zes ponders tegen de vier en twintigponders des vijands en de batterij aan de regterzijde der stad tot zwijgen bragt. Zijwerd gekommandeerd door den Colonel BODE, Aide de Camp des Konings, deLuitenant-Colonel VERHORST, BERG en STEURS, Aides de Camp van den GeneraalCARTERET, en de Kapitein der Genie NINABER. Men veroverde op het eiland Rugeneen vaandel en zes stukken geschut, toebehoorende aan denHertog vanMeckelenburg.Bij dit gevecht had Holland te betreuren het verlies van den Luitenant-Generaal

CARTERET, de Luitenants-Colonel van het negende regement BA-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

95

TEMBURG en DOLLEMAN, de Kapiteins BOURGEOIS enMEIJLINK, de LuitenantMEIJERSvan het zesde regement en een groot aantal onderofficiers en soldaten.De eerste Luitenant DE HAMER en de Luitenants HEUVEL en DEQUAI van het 6de

regement werden gewond, zoo als ook de Kapitein DURING, de LuitenantsLAMBRECHTS, VAN BLOMBERG, VAN DER DUSSEN en HOFMAN van hetzelfde regement,Kapitein COCK VAN OOIJEN van het tweede regement kurassiers en honderd drie envijftig onderofficiers en soldaten.Op den 17den Mei vereenigde eindelijk de Keizer de Staten, welke nog aan den

Paus waren overgebleven, met Frankrijk; Rome werd eene vrije Keizerlijke stadverklaard.De expeditie tegen SCHILL geëindigd zijnde verliet een gedeelte van deHollansche

armée Straalzond, om zich te vereenigen met het leger van Koning JEROME, ten eindeden Hertog van Brunswijk en de opstandelingen te bevechten. DeHollanders haddende voorhoede van het Westfaalsche leger, en vervolgden den vijand onophoudelijk.Men heeft het gedrag vanHolland jegens Frankrijk gezien, en welke opofferingen

het deed, om aan alle de vorderingen te voldoen, en om de sterngste maatregelentegen den koophandel te nemen; doch men was niet te vreden, men beschuldigdeHolland. Op den 18den Junij stond er in het Journal de l'Empire een artikel van denvolgenden inhoud.‘Al de nadeelige tijdingen en de aller ongunstig-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

96

ste geruchten voorFrankrijk vinden hunnen oorsprong inHolland, de kwaadwilligheiden de laster schijnen daar hun verblijf te hebben gevestigd, daar worden de meestvalsche vertellingen en de ongerijmste verhalen door de onzinnigheid en den haattegen Frankrijk uitgedacht, terwijl het aan geene voortverhalers en vermeerderaarsontbreekt. Goede Hemel! moet Holland dan zoo ligt geloof slaan aan de ongunstigeberigten wegens de dapperheid en de magt der Fransche legers? Zie hier wat decorrespondenten van een gedeelte dier trompetters van het Engelsch Ministerie, dieoveral hunne echo in Holland vinden, verhalen.‘De Hertog van Dalmatiën heeft, met vier en twintig duizend Franschen,

gecapituleerd, welke krijgsgevangenen zijn gemaakt en te Londen zijn aangekomen.De Koning van Spanje heeftMadrid verlaten, Barcelona is hernomen door deopstandelingen, de Asturiesche troepen hebben den Hertog van Elchingen geslagenen gevangen genomen-’‘Van eenen anderen kant: de struikroover SCHILL heeft den Koning vanWestphalen

opgeligt, de voormalige Keurvorst van Hessen en de Hertog van BRUNSWIJK-OELSmet twintig duizend man hebben Duitschland overstroomd, de Tyrollers zijn reedsinMunich, de Fransche armée is ingesloten en verloren, en Keizer NAPOLEON, zooonwetende in de kunst des oorlogs en aan het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

97

hoofd van zulk een lafhartig en kleinmoedig leger, heeft de wapens reedsnedergelegd.’‘Zie daar in waarheid fraaije ontdekkingen, deHollandersmoesten zich te vreden

houden met de aanmerkelijke en groote sommen gelds, die zij met den sluikhandelwinnen, zonder bovendien te trachten, om het vaste land te vergiftigen met al delasteringen, welke door de valschheid van het Engelsch Kabinet worden ingeblazen.’‘De Hertog van Elchingen heeft zich meester gemaakt van de Asturiën, Oviedo

en Gijon, hij heeft zich vereenigd met den Hertog van Dalmatiën op deMinho, enhet leger van Spanje zoude wel onhandig zijn, wanneer het met den Hertog vanBelluna, te Alcantara vereenigd, niet van deszelfs voordeelen gebruik maakte, omop de achterhoede van LordWELLESLEY, die zich onvoorzigtelijk zoo ver vanOportobevindt, aan te vallen.’‘Barcelona is geproviandeerd, de zaken gaan goed in Catalogne, en zullen nog

beter gaan door de ondersteuning, die men daar van den Hertog van Castiglioneverwacht, daar deze zich begeeft naar dit tooneel van zijnen reeds te voren behaaldenroem, en die een begin zal maken met het innemen van Gironne. Arragon is hetmeest onderworpen van al de Spaansche provincien.’‘Wat nu de groote Fransche armée betreft: de Onderkoning is in het hart van

Hongarijen, de Hertog van Dantzig heeft zijne posten in Boheme ver boven Lutz,hetwelk voorzien is met onver-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

98

winbare werken. De Generaal BERTRAND ontwikkeld, om den Donau, deverschrikkelijkste van al onze vijanden, te overwinnen, alle mogelijke kunde enwerkzaamheid. Binnenweinige dagen zullen er drie bruggen over denDonau liggen,de eerste op schuiten, de tweede op houtvlotten en de derde op palen. Men zoudevoorheen vijftien maanden noodig gehad hebben, om zulk eene brug op palen overeenen vloed, zoo als de Donau, te staan; de Generaal BERTRAND zal het in zoo veledagen gedaan hebben. TRAJANUS deed eene brug over den Donau staan, doch nieteen eenig rijtuig konde daarover rijden. CESAR deed eene brug over den Rijn staan,zoo als men zegt, in tien dagen, doch hierover kon ook geen eenig rijtuig zich naarde overzijde begeven. En welk een onderscheid tusschen den Donau en den Rijn!De brug op palen, die wij over den Donau slaan, zal binnen veertien dagen voltooidzijn, en ons zwaarste geschut zal men met de grootste zekerheid daarover kunnenvoeren.’‘Het doet ons leed van de Hollandsche nieuws-verspreiders en van de speculateurs

op het verval van die natie, dat alles niet na hunnen wensch gaat. Het doet ons leed,dat de Majoor SCHILL, die zijn leven op een schavot had moeten verliezen, teStraalsond, door de hand der dapperen, is gevallen.’‘Wat den Hertog van Brunswijk aangaat, zijne

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

99

gansche magt bestaat uit twaalf honderd man, die van den voormaligen Keurvorstvan Cassel uit vijf honderd man en alreeds zijn zij geslagen en terug gehouden doorden dapperen Saxischen Colonel THIELMAN.’De Fransche LeidscheCourant beantwoordde deze onbegrijpelijke beschuldigingen;

deze beklaagde zich zeer sterk over dezen onverdienden hoon, dien men Hollandaandeed: ‘Dat, zonder twijfel, deze lastertaal geheime inzigten tegen het landverborgen, doch dat het ongelukkig voor de onzinnige schrijvers van zoodanigedwaze artikels was, dat de Hollanders hun reeds bij voorraad, op eene voor geheelEuropa in het oog loopende en allesafdoende wijze, hadden gelogenstraft, door hunvreedzaam gedrag, te midden van de in opstand zijnde landen, en zulks in weerwilvan het blocus, en bovenal door het goed gedrag van hunne armée, welke Straalsondingenomen en SCHILL vernietigd had, en nu Westphalen beschermde.’De Prins-Regent van Zweden geen middel ziende, om zich met Rusland te

bevredigen, bragt nu de landweer op de been.Keizer NAPOLEON schreef op de vleijendste wijze aan den Prins-Regent en betuigde

hem de verpligtendste geneigdheid.Op den 6den Junij riepen de Staten van Zweden den Prins-Regent tot Koning over

dat land uit, en op denzelfden dag werd hij als zoodanig, onder den naam van KARELIII, geproclameerde. Op den

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

100

20sten van diezelfdemaand werd hij te Stokholm gekroond.Menmaakte eene nieuweconstitutie voor dat land. Prins CHRISTIAAN, die voor den Koning van Denemarkenals Gouverneur over Noorwegen het bestuur had, werd door den nieuwen Koningvan Zweden als waarschijnlijk erfgenaam van de kroon aangenomen, doch hijweigerde deze eer tot na het sluiten van den vrede tusschen Zweden enDenemarken.De Spaansche opstandelingen werden geslagen, de stad Rosa gaf zich aan de

Franschen over.DeMaarschalk AUGEREAU vervolgde de belegering der steden Tortosa, Tarragone

enGironne. Sint Ander, dat door BALLESTROS genomen was, werd op den 10den vandeze maand door de Franschen hernomen.Op den 18den behaalde de Maarschalk SUCHET eene groote overwinning op den

Generaal BLAKE.Koning KAREL IV was teMarseille, terwijl al deze gebeurtenissen elkander

opvolgden.Men bragt de vereeniging der Staten van den Heiligen Stoel metFrankrijktot stand. Op den 10den werd de Fransche vlag op het fort Sint Angelo, onder hetgebulder van het kanon, geplant; de wapens van Zijne Heiligheid werden door dievan het Fransche Keizerrijk vervangen.De twisten tusschen Frankrijk en den Heiligen Stoel verbitterden de Spanjaarden,

die toen den oorlog niet alleen as eenen oorlog voor hunne afhankelijkheid, maartevens als eenen religie-oorlog beschouwden.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

101

Zie hier den staat en de stelling des Franschen legers in Duitschland.Het hoofdkwartier was te Ebersdorf, waar de Onderkoning van Italie zich bij den

Keizer vervoegd had, een gedeelte van het leger van Italie, onder bevel van denGeneraalMACDONALD, was teGratz in Stiermark gebleven, deMaarschalk LEFEBVREwas te Liertz, de Prins van Ponto Corvo marcheerde op Weenen, de Generaal VANDAMMEN was met de Wurtembergsche armée te Sint Polten, Melck en Krems,DAVOUST bevond zich op den regteroever van den Donau tegenover Presburg,MARMONT was te Laybach, Prins JOSEPH PONIATOWSKIE vervolgde den loop zijneroverwinningen inOostenrijksch Polen, de Aartshertog FERDINANDwas teWarschauwterug geslagen en trok opOostenrijksch Silezie terug, door de Generaals ZAIONCHECKen DOMBROWSKY vervolgd. Oostenrijksch Polen begon in opstand te geraken. DeRussen waren op den 3den Junij in Galicie gevallen, de Onderkoning van Italiemarcheerde opHongarije. Sedert de batalje vanPaviawas de Aartshertog JAN steedsterug getrokken, hij herstelde zijne armée te Raab, waar hij zich met den Aartshertogpalatijn vereenigde. Bij deze stad viel op den 14den Junij eene batalje voor, deItaliaansche armée behaalde de overwinning, Raab werd omsingeld, en na een langbombardement trokken de Franschen, op den 24sten Junij, daar binnen.Het legercorps, door den Hertog van Brunswijk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

102

verzameld, en hetgeen versterkt was geworden door een Oostenrijksch legercorps,behaalde eenig voordeel in Saxen. Op den 24sten Junij bezettede hij Leipzig enDresden, de Koning van Saxen en zijne geheele familie vertrok naar Frankfort aanden Main, zoo ook de Groot-Hertog vanWurtsburg.

Holland.

De Maarschalk DUMONCEAU werd tot Gouverneur van Amsterdam benoemd, en deMaarschalk DE WINTER kreeg het opperbevel over de eskaders van Texel, het Vlieen Harlingen.De Generaal VAN HOOGENDORP, die benoemd was geworden als

Minister-Plenipotentiaris aan het Hof van Pruissen, kreeg zijn ontslag en werdvervangen door den Heer REYNOLDS.De Franschen bezettede bij verrassing het fort Rammekes, in Zeeland, en zonder

den Koning daarvan kennis te geven. De Heer MOLLERUS, Secretaris van legatie bijhet Russische hof, werd vervangen door den Heer VAN ZUILEN VAN NIJVELD.De Fransche papieren gewaagden van eenen verbodenen handel, welke op de

kusten van Oldenburg plaats hadden; ondertusschen waren de kusten geheel en aldoor talrijke detachementen Fransche tolbedienden bezet, en het Gouvernement vanOldenburg had het opzigt over den geheelen koophandel aan deze tolbediendenafgestaan. Het eenige, waarop deze klagten doelden, was een transito-han-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

103

del tusschen Holland en Oldenburg. Doch kon men eenen handel als verbodenbeschouwen, wanneer dezelve niet bestond dan na het vertoonen van certificaten,door het Gouvernement of daartoe aangestelde personen afgegeven? Men was reedsbegonnen met Holland van geheel Europa af te scheiden, en om hetzelve zijnehandelsbetrekkingen met Duitschland te ontnemen, ten einde daardoor hetlanggewenschte doel zoo veel naderbij te komen - namelijk, om de Hollanders totwanhoop te brengen.Op den 17den Julij schreef de Keizer uit Schonbrunn aan den Koning den

navolgenden brief:

‘MIJN BROEDER!‘Ik heb uwen brief van den 1sten Julij ontvangen. Gij beklaagt u wegenseen artikel van het dagblad ****. Het is Frankrijk, dat reden heeft, omzich te beklagen van den kwaden geest, die in uw land heerscht. Wanneergij wilt, dat ik u al de huizen in Holland, die de trompetters van Engelandzijn, opnoem, dan zoude dit zeer gemakkelijk zijn. Uwe verordeningenop de Douane worden zoo slecht opgevolgd, dat de geheele briefwisselingtusschen Engeland en Duitschland over Holland gaat. Dit is even zoowaar, als het waar is, dat de Heer VAN STARREMBERG, Oostenrijkschafgezant, zich overHolland naar Londen heeft begeven....Holland is eeneEngelsche provincie!’Uw toegenegen broeder,(Geteekend) NAPOLEON.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

104

Het was waar, dat de Heer VAN STARREMBERG zich overHolland naar Engeland hadbegeven; doch hoe vele Fransche Agenten hadden op diezelfde wijze hunne reisgenomen?Men heeft gezien, dat de weeskinderen tot den militairen dienst waren bestemd

geworden, in navolging van hetgeen voormaals ten aanzien van de marine inHollandhad plaats gehad. Deze maatregel was wezenlijk, in vele opzigten, voor deze jongelieden nuttig.1o. Dewijl het Gouvernement den oorlog niet voerde, en nimmer voeren zou, dan

ondanks zich zelven, hetgeen deze jongelingen waarborgde voor de vrees van ver afgezonden te zullen worden.2o. Zij behoefden nimmer in de kolonien te dienen.3o. Dewijl de talrijke instellingen voor de weeskinderen zoo opgepropt waren, en

in hunne finantiën zoo slecht stonden, dat de kinderen dag aan dag meer en meergebrek begonnen te lijden aan de onmisbaarste behoeften.4o. Zij waren meestal zeer zwak en ziekelijk, uit hoofde van gebrek aan goed

voedsel en beweging.5o. En, eindelijk, dewijl zij de Godshuizen doorgaans in den gevaarlijksten

ouderdom, dien van de manbaarheid, verlieten, zwak en buiten staat, om op eenebehoorlijke wijze in hun onderhoud te voorzien, zoodat een groot getal van dezelven,na van het eene beroep tot het andere te zijn overge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

105

gaan, eindelijk genoodzaakt werden, om dienst te nemen, wanneer zij afgemat enuitgeput waren, en nadat zij gewoonten hadden aangenomen, die niet alleen vreemdaan den militairen stand waren, maar zelfs daartegen volkomen aandruischten. Zijwerden dan even zulke slechte soldaten, als zij voorheen ongelukkige ambachtsliedengeweest waren.(*)

Deze maatregel vond geene tegenkanting, toen men aan de natie het belangrijkedoel van denzelven deed gevoelen, dewijl men daardoor voor altijd de conscriptieonnoodig wilde maken, hetgeen niet geschieden kon, dan door het vrijwilligdienstnemen, op alle mogelijke wijzen, aan te moedigen. Bovendien hing dezebestemming van die jongelingen van hunnen eigenen wil af. Het was alleen maar,om hun smaak voor den militairen stand te doen krijgen, of, voor het minst, om hendaar niet tegen voorin te nemen: het waren alleen dezen, die ten koste van het landof de steden worden opgevoed, die tot den militairen stand werden genoodzaakt.

(*) Zal deze stelling, dat de weeskinderen, wanneer zij uit de Godshuizen komen, geenemiddelentot onderhoud hebben, wel eene wederlegging behoeven? - Men sla het oog op de menigtetimmerlieden, beeldhouwers, verwers, glazenmakers en andere ambachtslieden, die in deweeshuizen zijn opgebragt, en in hunnen kring zeer wel kunnen leven. Wij kennen immersin ons land zeer vele voormalige weeskinderen, die nu welgestelde burgers zijn? En wederaan anderen den kost verschaffen.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

106

Toen men te Rotterdam in de Godshuizen kwam, om hen, die zin in den militairenstand hadden, te verzamelen, betoonde de werf-officieren zeer weinig behendigheid;door eenen overgedrevenen ijver wilden zij een grooter getal jongelingen daartoenoodzaken; dit deed de aandacht van het publiek ontwaken, te meer, daar deze soortvan militaire operatie eene zeer groote nieuwigheid voor hetzelve was. Nieuwigheiden militaire maatregel, dit was tweemaal meer als er noodig was, om de Hollandersin het harnas te jagen. Bovendien is het meer dan waarschijnlijk, dat de Regentendier huizen, en andere belanghebbenden, alles deden, om het publiek op te windentot het verhinderen van dezen maatregel, die met dat al zeer in hun belang was, zoozij niet gevreesd hadden, dat het Gouvernement zich al de bijzondere administratiënzoude toeëigenen, hetgeen onmogelijk was, dewijl dit tegen de wetten van eigendomzoude gehandeld zijn; zonder deze vrees zouden de Regenten en de Administrateursdezer huizen dezen maatregel hebden goedgekeurd, dewijl dezelve hen van zulk eenaantal van weeskinderen zoude hebben ontlast.Er vergaderde eene groote menigte volks voor het weeshuis te Rotterdam, men

wilde zich tegen het vertrek van de weeskinderen verzetten, de werf-officieren wildehunne instructie volgen, het oproer vermeerderde, de gewapende burgermagt, diehet vertrek der weeskinderen, wilde begunstigen, konde daar niet in slagen, hetvoortdurende der woor-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

107

denwisselingen verhitte de gemoederen, de bevelen van het Gouvernement werdenniet ten uitvoer gebragt. DeMinister van Oorlog gaf daarvan kennis aan den Koning,die zich op het Loo bevond, terwijl hij tevens bevel had gegeven, om troepen naarRotterdam te zenden. De Koning had den tijd nog, om dit te verhoeden, en daar menbevreesd was voor de gevolgen van deze gebeurtenis, antwoordde de Koning: ‘HetGouvernement alleen heeft het regt, om te beoordeelen of een maatregel goed is ofniet, de eenige zaak, die in aanmerking moet komen, is, of men het regt heeft, om tevorderen hetgeen men beveelt. Dit regt meen ik te hebben, dewijl de jonge liedenniet gedwongen worden en het hier alleen dezulken betreft, die ten koste van hetalgemeen onderhouden worden. Het zal dus genoeg zijn, om den geest van dezenmaatregel aan het volk van Rotterdam op te helderen, en daar zij Hollanders, dat isbillijk en verstandig, zijn, zullen zij de waarheid gevoelen van hetgeen ik aanvoeren hun wederstand zal niet alleen ophouden, maar ik houde mij overtuigd, dat zij, inhet vervolg, het hunne zullen toebrengen, om deze aanwerving gemakkelijk te maken,dewijl het doel van dezelve van zulk een groot aanbelang is.’Aldus, in plaats van eene vertooning van magt en toebereidselen tot tuchtiging te

maken, zond hij alleen den Landdrost daar heen, deze deed de Ma-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

108

gistraat en de Vroedschappen van de stad vergaderen, en sprak vervolgens tot hetvolk, hij las hun eenen ophelderenden brief van den Koning voor, en de geheele zaakeindigde met het vertrekken van de jonge lieden en door eene toejuiching. Gelukkigenatie! waar het gezondmenschelijk verstand, de billijkheid en demenschlievendheidzich even zeer doen gelden! Zij, die u zullen besturen, en die uw karakter wel zullenkennen, zullen de gelukkigsten en tevens de verstandigsten van alle volksbestuurderszijn, wanneer zij uw gezond oordeel weten na te volgen en u gelukkig trachten temaken.

De oorlog met Oostenrijk.

De bruggen over den Donau waren nu tegen elken aanval verzekerd, zelfs tegen deuitwerking van branders en andere middelen, om brand te veroorzaken. Reeds vanhet begin van Julij af had men alles van wederzijde tot eenen beslissenden slagvoorbereid. Het Oostenrijksche leger was gedekt door redoutes, deszelfs linkervleugelstond teEuzendorf en de regter teGross Aspern. Keizer NAPOLEON verliet Schonbrunnen legerde zich onder de tenten, hij besloot, om eenen algemeenen veldslag aan deOostenrijkers te leveren. Deze batalje had plaats bijWagram op den 5den en 6denJulij. Het gevecht begon bij den overtogt van den Donau en het eiland Lobau; deOostenrijkers, die tot aan de andere zijde van dat eiland teruggeslagen waren,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

109

konden het noch te Euzendorf, noch teWagram houden, en hunne nederlaag wasvolkomen. Deze zegepraal werd weldra gevolgd door eene wapenschorsing tusschende twee Keizers.Terwijl Keizer NAPOLEON zich in Duitschland met lauweren overdekte en den

oorlog met zoo veel roem ten einde bragt, werd de Heilige Vader uit zijn paleisopgeligt en naar Frankrijk vervoerd. Op den 21sten Julij bevond hij zich reeds teGrenoble.

Zaken van Spanje.

Een leger, te zamengesteld uit Spanjaarden, Engelschen en Portugezen, honderd entwintig duizend man sterk, naderde Toledo. Koning JOSEPH greep het aan bij SantoDomingo, digt bij Talavera de la Reyna, en sloeg het volkomen. In dezen veldtogt,die een der beroemdsten van den Spaanschen oorlog is geweest, deed de Hollandscheartillerie zich in het bijzonder onderscheiden. Kapitein RUDOLPH TRIP, die het bevelvoerde over de batterij van de derde compagnie rijdende artillerie, werd in het beginvan het gevecht aan het hoofd gewond, doch hij bleef niettemin zijne compagniekommanderen.

Expeditie tegen Walcheren.

Reeds lang had men de toebereidselen tot eene expeditie in Engeland gemaakt, welkemen zeide, dat of tegen Spanje of tegen Holland gerigt was, welk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

110

laatste land in dezen oogenblik genoegzaam geene troepen ter verdediging had;deszelfs armée voerde in Spanje en inWestphalen den oorlog voor Frankrijk, hetwelk,zonder daar eenige zwarigheid in te stellen, Holland in gevaar liet van door eenevreemdemagt te worden overweldigd.Misschien wel om daarin eene reden te vindenvan het te bezetten. Dit bleek te meer. Toen de Koning berigt kreeg, dat de EngelscheninWalcheren geland waren en zijne troepen terugriep, doch de Koning vanWestphalen weigerde om dezelve te laten vertrekken, dewijl zij begrepen waren inde groote armée en onder zijne bevelen stonden, met dat al verlieten zij denFranschenGeneraal en vertrokken uit zich zelven, onder het bevel van de HollandscheGeneraals,om ter hulpe van hun vaderland te snellen en aan de bevelen van hunnen Koning tegehoorzamen.Op den 29sten Julij vertoonde zich de Engelsche vloot, bestaande uit honderd en

dertig transportschepen, begeleid door eenige linieschepen, voor het eilandWalcheren,op de hoogte vanDomburg. In den nacht van den 30sten rigten zich dezelve naar hetkanaal van Veere, en begon de troepen te ontschepen tusschen het fort den Haak enVeere. Deze laatste plaats, of liever dit vervallen stadje, verdedigde zich gedurendetwee uren, doch moest echter zwichten en werd door de Engelschen bezet.Middelburg, de hoofdstad van het departement, doch zonder verdediging, werd

ook bezet. De

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

111

ontscheping kon niet verhinderd worden, uit gebrek aan troepen. De kustbatterijenzijn niet te verdigen, wanneer zij van de landzijde worden aangevallen, en zoodraals er een genomen is, zijn de anderen al zeer spoedig omringd en moeten dannoodwendig zwichten.Op den 31sten Julij bezetteden de Engelschen het eiland Schouwen.Het doel van deze expeditie was, om zich meester te maken van de Franschen

vloot op de Schelde, Holland en Belgien in opstand te brengen, ten einde eeneafwending bij de zegepralende Fransche legers in Duitschland te veroorzaken endaardoor aan Oostenrijk den tijd te geven, om zich te versterken.DeKoning, die geen geloof meer aan deze expeditie sloeg, dewijl de wapenstilstand

in Duitschland gesloten was, had zich naar Aken begeven, om een bezoek aan zijnemoeder te geven. Hij kreeg de tijding der ontscheping van Engelsche troepen, inlaatstgenoemde stad op den 1sten Augustus. Terstond schreef bij aan den GeneraalCHAMBERLHAC, die het bevel voerde over de vierentwintigste militaire divisie teBrussel, dat hij zijne troepen niet moest verzamelen in het land van Cadzand, zooals hij deed, doch integendeel, dat hij dezelve te Antwerpen bijeen moest trekken,en deze stad in staat van verdediging moest stellen, dat het klaarblijkelijk was, dathet doel van deze expeditie alleen de vloot van Antwerpen betrof, dat hij zich aldusniet van derzelver scheepstimmerwerven moest verwijderen, om

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

112

zich tegen eene ontscheping in het land van Cadzand te verzetten, hetwelk men nieteens ondernemen zou, dewijl men dit konde beschouwen als reeds gedaan te zijn,zoodra als de Engelschen de Schelde waren opgevaren.Voor dat hij Aken verliet, zond hij den Heer VAN CITTERS, een Zeeuw van geboorte,

die zich, bij toeval, bij de baden bevond, aan den Generaal BRUCE, die de troepen inZeeland kommandeerde, aan wien hij bevel gaf, om zich, zuo veel mogelijk, inonderscheidene stellingen op den regteroever aan de Schelde te houden, en daar menal de kustbatterijen niet kon verdedigen, wanneer men dezelve van achteren aanviel,wel te verstaan, wanneer dit van de landzijde geschiedde, en dewijl de GeneraalBRUCE slechts zeer weinig troepen had, beval hij hem, om voor het minste positie tenemen in het fort Bath, hetwelk gesloten en door goede grachten gedekt was, enaldus den vijand eenen geruimen tijd kon ophouden. Het scheen als of hij voorzienhad, wat er gebeuren zou, want hoezeer de Generaal BRUCE dezen brief tijdig genoegkreeg, en hij genoegzaam den tijd had, om zich tot eene vereerende verdediging voorte bereiden, verliet hij het fort en de batterijen langen tijd voor dat de Engelschenzich vertoonden, nadat hij aan den Koning had laten zeggen, dat hij zich voor dienpost verantwoordelijk stelde. De Koning was naauwelijks in Braband gekomen, ofhij hoorde, dat het fort Bath verlaten was. Hij was te meer verstoord en bekommerd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

113

over deze ligtzinnigheid, dewijl hij voorzag, dat men niet zoude nalaten van deHollanders te beschuldigen onder de hand de Engelschen te begunstigen, en ook,dewijl de vastigheid, die de Engelschen in Zeeland kregen, hun noodwendig degelegenheid gaf, omHolland te overweldigen. Deze ligtzinnigheid van BRUCE steldeAntwerpen en de Fransche vloot in gevaar, en een groot aantal Fransche officierenen soldaten waren daarvan getuigen geweest. De Koning ontzettede dezen Generaalvan zijnen post, deed zijnen naam afschrappen van de lijst der leden van de orde vande unie, en liet hem te regt stellen voor de hooge Militaire Vierschaar, zijn bevoegderegters: deze sprak hem, na eene weinig beteekende procedure, vrij. Hij kon dekustbatterijen niet verdedigen, doch hij had het fort Bath kunnen behouden, daar ditgesloten was, of, voor het minst, hij had den vijand kunnen afwachten. Ondertusschengevoelde de Koning berouw, dat hij hem zonder regtspleging had afgezet, en aldus,wegens eene eerste fert, den langen dienst en de dappere daden van eenen officiervan eer had vergeten. DeKeizer schreef aan den Koning: ‘Ik hoop, dat gij den verraderBRUCE, die zoo lafhartig het fort Bath verlaten heeft, voor den kop hebt doen schieten.Een fort, zoo als Bath, te verlaten, zonder een enkel kanonschot te doen, is het toppuntvan lafhartigheid of verraad. Waarom liet hij niet veel liever de dijken doorsteken?’

Schonbrunn, den 22sten Augustus 1809.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

114

In Frankrijk verwachtte men, dat hij gefusilleerd zoude worden; dit werd openlijkgezegd, en toen men zag, dat hij er met zulk eene ligte straf afkwam, was men niette vreden. Ondertusschen ziet men, dat de Koning, in hetgeen hij gedaan had, reedszijne magt te buiten was gegaan. De Generaal werd aan eene tweede regtsplegingonderworpen, waarbij zijne afzetting werd bevestigd en hij tot eene korte gevangeniswerd veroordeeld.De Koning vertrok op den 1sten Augustus van Aken en kwam den volgenden dag

te Amsterdam, dewijl hij zich nergens ophield, dan om bevelen te geven. Hij vertrokweder van daar, en in den nacht van den 3den kwam hij in Braband, en begaf zich,met zijne garde en al de troepen, die hij bijeen kon brengen, naar den kant vanAntwerpen. Hij verhinderde aldus, dat de vijand meerder voordeelen behaalde enhield hem in toom.Hij liet aan den Maarschalk DUMONCEAU het opperbevel van de land- en zeemagt

vanAmsterdam en de zeekust, hij stelde de flotille onder het bevel van denMaarschalkDE WINTER, en de Admiraal RUISCH kreeg het bevel over de flotille, die bij deKrammer gestationeerd lag. Deze flotille werd van deMaas naar de Schelde gebragt,door het kanaal de Eendragt door te zeilen, dezelve nam hare stelling tusschen Bergenop Zoom en het fort Bath. De jonge OSSENWAARDE, een moedig en verdienstelijkOfficier, die den stationspost voorVlissingen kommandeerde, werd door de Engelschevloot over-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

115

vallen en omringd, doch hij sloeg zich er door, en voegde zich bij den AdmiraalRUISCH.Terwijl Frankrijk eenige depôts en nationale gardes liet aanrukken, als de eenige

troepen, die het te zijner verdediging had, waren de Engelschenmeester van het fortBath, en naauwelijks twee duizend roeden van het Brabandsch grondgebied verzameld,zoodat het zeer gemakkelijk voor hen was, om zich te ontschepen en Antwerpen aante tasten.De Koning aarzelde niet, om geheelHolland van troepen te ontblooten, overtuigd

zijnde, dat er geene twee expeditien gereed gemaakt waren, en dat aldus het overigedes Koningrijks geen gevaar had; hij bragt een corps van acht duizend man bijeenen voerde hetzelve tegenover de Engelschenwaardoor hij hen terughield. Zij blevenaldus meer dan veertien dagen liggen, zonder zich te ontschepen, hoezeer zij dagelijksdit veinsden te zullen ondernemen. Elk uur, dat aldus verliep, was winst voorAntwerpen, hetwelk gedurig versterking van de nationale gardes en depôts kreeg.Bovendien naderde het Hollandsche legercorps uitDuitschland, onder bevel van denGeneraal VAN HASSELT, het koningrijk met rasse schreden. Geheel Holland was inbeweging. Overal boden zich vrijwilligers aan, die naar Braband snelden; menproviandeerde de sterke plaatsen met den grootsten spoed. Breda werd aan denGeneraal COLLAERT toevertrouwd, Bergen op Zoom werd onder bevel van denBrigadier DE MIL-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

116

LET gesteld, Steenbergen en deWillemstad werden aanvertrouwd aan de ColonelsHOWEN en BREUNOT, den Briel en Helvoetsluis werden in staat van verdediginggesteld onder het bevel van den Generaal VAN HELDEN, die in het eiland Voornkommandeerde. Men rigtte sterke batterijen op tegenover deWillemstad, en geeneen vijandelijk schip durfde zich in de Haringvliet, noch in de wateren tusschenDuiveland en Flakké vertoonen; met één woord, het doel van de expeditie wasverijdeld. Antwerpenwas gewaarborgd, wanneer het tot eene belegering of tot eenengeregelden aanval kwam, en dit was Frankrijk aan Holland verpligt, daar deHollandsche troepen zich alleen, gedurende veertien dagen tijds, tegenover deEngelschen stelden, van den kant van Frankrijk waren er niets dan de depôts eneenige gewapende werklieden, aan de zijde der Hollandsche koninklijke garde enlinietroepen.DeKoning ging naarAntwerpen en hield daar eenige conferentiënmet denGeneraal

CHAMBERLHAC, den Admiraal MISSIESSY en den Generaal FAUCONNET, Gouverneurvan de stad. Hij had het bevel over de Fransche troepen niet op zich willen nemen,zonder de goedkeuring des Keizers.Doch door de herhaalde aanzoeken, die hem van wege den Aartskanselier

CAMBACÈRES en den Franschen Oorlogsminister gedaan werden, nam hij ditopperbevel eindelijk op zich; hij zettede den westelijken oever der Schelde onderwater, bespoedigde de werken van Antwerpen, bezettede met de divisie vanCHARBONNIER den linkeroever en het Vlaam-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

117

sche hoofd; met één woord, hij veronachtzaamde, gedurende de eerste weken derexpeditie, niets, om zich tegen de pogingen des vijands te verzetten. De GeneraalRAMPON voerde, in de tweede plaats, het bevel over de nationale garde, de werkliedenen de depôts, zij waren te zamengesteld uit de divisien van Duitschland,CHAMBERLHAC, CHARBONIER en OLIVIER. Het Hollandsche leger bestond uit tweedivisien van reserve, de Generaals MARTUCHEWITZ, SUDEN, SELS, CORT HEILIGERS,STEDMAN en DAVID BRUCE stonden bij dit corps.Na aldus den vijand veertien dagen te hebben opgehouden, en Antwerpen, de

Fransche vloot en de scheepstimmerwerven te hebben gered, kreeg de Koning opeens het berigt, dat de Prins de Ponto-Corvo het opperbevel op zich zoude nemen,hij was zeer te onvreden. dat hij zich door zijne eerste opwelling van ijver had latenmedeslepen, en zich aldus in het geval had gesteld, om dit onaangename van de zijdevan Frankrijk te ondervinden. Hij liet evenwel zijne troepen, met uitzondering vande garde, daar, om de Fransche magt te ondersteunen, doch onder bevel van denHollandschen Generaal DUMONCEAU, dien hij tot dat einde uit Amsterdam liet komen.Dit gedrag te zijnen opzigte bewees hem ten duidelijkste het wantrouwen, dat menin hem stelde, en daar hij zag welk eene groote armée zich in Braband verzamelde,was het hem niet moeijelijk te begrijpen, dat men deze expeditie tot een voorwendselzoude nemen, om Holland te

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

118

bezetten, hetwelk allermoeijelijkst zoude zijn, om te beletten.In deze moeijelijke omstandigheden had de Koning ten minste de zelfvoldoening,

dat hij Antwerpen had gered, en dat hij de Engelschen in hunne pogingen hadverhinderd.Toen hij zich aan den oever van de Schelde bevond tegenover de Engelschen, wier

menigte schepen onophoudelijk vermeerderden en met eene ontscheping dreigden,was er een Generaal, die de aanmerking maakte, dat zijne zwakke armée aldaar al tezeer was blootgesteld, en dat het raadzaam zoude zijn, om in dezen toestand slechtseen klein gedeelte van de armée te wagen, hetwelk aldus zoude worden opgeofferd,ten einde daardoor het overige gedeelte te behouden: ‘Ik versta deze taal niet,’antwoordde de Koning, ‘wij zullen, wanneer het noodig is, ons allen blootstellen enniemand opofferen.’Bij deze gelegenheid zeide de Senaat van Parijs in een adres aan den Keizer: ‘De

Hollandsche natie, wier grondgebied is aangevallen geworden, heeft hare oudebanieren, die aan zoo vele heldendaden der oude Bataven, en aan die van UwenDoorluchtigen Broeder, die over dezelve heerscht, doen herdenken, met moed ontrolt.’Toen het koninklijk dagblad deze zinsnede overnam, voegde het eene noot daarbij,waarvan het volgende uittreksel: ‘Wij bedanken den Senaat, dat dezelve aan onzenatie regt doet wedervaren.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

119

Ja, zij ontrolle hare banieren, zij heeft niet eenen oogenblik geaarzeld, wanneer, nuveertien dagen geleden, de grenzen van Frankrijk en vanHolland in de nabuurschapvan Antwerpen geheel bloot lagen en de Fransche troepen zich in het land vanCadzand bevonden, om hare eigene kusten en scheepstimmerwerven te ontblooten,ten einde Antwerpen ter hulpe te snellen. Bataljons vrijwilligers hebben zich in alledeelen des koningrijks gewapend en georganiseerd, de cadres der armée wordenversterkt en zullen het Brabandsche leger, onder bevel van denGeneraal DUMONCEAU,nog vergrooten, want het doel is, om de pogingen van den Prins van Ponto Corvomet alle magt te ondersteunen.’‘De natie heeft hare veerkracht niet verloren, dit bewijst zij door het aantal

vrijwilligers, die zich elken oogenblik aanbieden, en door den ijver, waarmede zijvan alle zijden de pogingen des Konings ondersteund, die eene nieuwe armée oprigt,welke veel grooter zal zijn dan die van Duitschland en Spanje, en deze ook zalvervangen, want de afwezigheid dier troepen heeft den vijand de gelegenheid gegeven,om zichmeester te maken van de eilandenWalcheren en Zuid-Beveland, een ongeluk,waarvoor het lang was blootgesteld, en hetgeen elkeen heeft voorzien, na deverwijdering van de nationale armée.’Op den 15den Augustus liet de Koning de geheele armée te Zandvliet de revue

voor zich passeren en den feestdag des Keizers met luister vieren,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

120

doch op den 16den kwam zijn opvolger, de Prins van Ponto Corvo, en den 17dendes morgens vertrok hij en begaf zich naar Amsterdam.Ondertusschen had Vlissingen, hetwelk sedert den 1sten Augustus belegerd was,

op den 15den gekapituleerd, niettegenstaande de versterking van troepen, welke hetgelukt was in die stad te werpen. De Generaal MONNET, die aldaar het bevel voerde,had zich tot den 6den buiten de stad gehandhaafd; op den 14den begon men de stadte beschieten, en na een bombardement van eenen dag gaf de Generaal MONNET, opde daartoe gedane sommatie, de stad over. Op den 18den werd dezelve door deEngelschen bezet, zij trokken de stad door de poort van Rammekes binnen. DeHollandsche artillerie, die de batterijen bediende, overdekte zich met roem, even zooals de Generaal OSTEN, die over al de uitvallen het bevel had gevoerd. Het garnizoenwerd als krijgsgevangen naar Engeland gebragt, de officieren behielden hunnegoederen, en de onderofficieren, soldaten, zeelieden, enz. hunne randsels. ToenKeizer NAPOLEON de tijding van de overgave van Vlissingen hoorde, schreef hij aandenMinister van Oorlog, dat hij eenen raad van onderzoek zoude beleggen, bestaandeuit de Senateurs ABOVILLE en RAMPOM, den Vice-Admiraal THEVENARD, en denGraaf SONGIS, eerste Inspecteur-Generaal der artillerie, om het gedrag van denGeneraalMONNET te onderzoeken. De Raadsvergadering verklaarde, dat de GeneraalMONNET schuldig was, omdat hij de dijken niet had doorgestoken, waartoe hij be-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

121

vel had gehad, hij had slechts zes en dertig uren lang het bombardement verduurd,hij had een garnizoen van meer dan vier duizend man, en had zich overgegeven,alvorens de vijand de gracht was overgekomen, of bres in de wallen had geschoten.De Hertog van BRUNSWIJK-OELS, dieDresden en Leipzig had bezet, drong nu door

tot inWestfalen, waar hij door deHollanders vervolgd werd, en na deWestfalingers,die zich tegen zijnen doormarsch verzetteden, te hebben geslagen, scheepte hij zichop den 7den Augustus te Elsfleth en Bracke in. Het schijnt, dat zijn eerste oogmerkis geweest, om zich teCuxhaven in te schepen, doch daar deze stad door den GeneraalEWALD bezet was, werd hij genoodzaakt, om deWeser bij Neuburg enWerden overte trekken, en zich naar Delmenhorst te rigten.Op den 11den Augustus behaalde Koning JOSEPH, in de nabijheid van Almonacid,

eene luisterrijke overwinning, de Hollanders overlaadden zich daar met roem. Hetnegende Fransche legercorps, zich op den 9den Augustus naar Toledo begevenhebbende, deed eenige uitvallen uit de poorten van Alcantara en St. Martyn. DeHollandsche Generaal CHASSÉ drong den vijand uit de gunstige stelling welke dezegenomen had, en vervolgde hemmet den degen in den rug tot aan het dorpBourgellos,en maakte zeer veel krijgsgevangenen. Op den dag van den 11den deden deHollandsche huzaren zich buitengemeen onderscheiden en de Luitenant-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

122

Colonel TRIP van de artillerie, die zich in de voorgaande maand met roem overdekthad, bragt den vijand zeer veel nadeel toe. De eerste Luitenant CLARION, Aide deCamp van den Generaal CHASSÉ, deed zich opmerken, zijn paard werd hem onderhet lijf doodgeschoten. De Luitenant STEPHANSON onderscheidde zich. Om het goedeen dappere gedrag der Hollandsche troepen in Spanje te beloonen, werd huntoegestaan, om elk van hunne veldtogten in het schiereiland voor twee te rekenen.Koning JOSEPH kwam op den 15den Augustus teMadrid terug.De feestdag des Konings in het jaar 1809 werd te Amsterdam met ongeveinsde

vreugde gevierd. Den avond te voren ontving hij de pligtplegingen van deonderscheidene Hooge Magten; op den volgenden dag werd het derde jaarfeest vande orde van de unie gevierd. Al de Ridders kwamen in de groote zaal van de orde inhet paleis bijeen. Nadat de Koning was binnengekomen en zich op den troon hadgezet, deed men eene voorlezing der instellingen van de orde, en de nieuwe Riddersdeden den eed en ontvingen de decoratiën uit handen van den Koning, die de volgendeaanspraak deed:‘Ridders! daar gij tegenwoordig zijt bij de installatie der nieuwe spitsbroeders, die

wij in den loop van dit jaar hebben verkregen, en bij het verslag der verliezen, diewij hebben ondergaan, komt gij u uwe verpligtingen en alsHollanders en als Riddersherinneren; gij wenscht eene gelegenheid te hebben, om de opregtheid uwer ge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

123

voelens ten aanzien van het vaderland en mij te betuigen. Dit oogenblik is daar. Devijand heeft een gedeelte van ons grondgebied, dat onverdedigd was, overvallen enzich daarvan meester gemaakt. Uwe landgenooten zuchten onder eene vreemdeoverheersching, zij moeten bevrijd worden. Wanneer een gedeelte des ligchaamslijdt, dan moeten de anderen daar gevoel van hebben en hulp bewijzen. Ridders! opwelk eene wijze gij ook uw vaderland dient, vereenigt uwe pogingen. In langen tijdzult gij veelligt zulk eene gelegenheid niet vinden, om zoodanig uwe gevoelens tedoen zien en u uwe vereeniging ten nutte te maken; eene vereeniging, die de grondslagvan onze orde is. Een groot aantal Ridders bevinden zich op de grenzen, anderenzullen hen volgen aan het hoofd dier nieuwe bataljons, wier ijver en geestdrift reedshet goede gevolg voorzeggen, en die weldra mijne zorgen en mijne pogingen zullenregtvaardigen. Ook gij, die geroepen zijt, om uwe diensten aan het vaderland of aanuwe medeburgers te bewijzen, hetzij in onze aan God gewijde tempels, hetzij in dealgemeene administratie, hetzij in uwe onderscheidene burgerlijke betrekkingen, zoonuttig en onmisbaar voor den Staat, gij hebt ook geene minder belangrijke pligtente vervullen. De ondersteuning uwer medewerking, van uwe pogingen, van uweverknochtheid, is even noodzakelijk voor het vaderland in eenen oogenblik, waarinde natie niet alleen noodig heeft te volharden in de bewijzen van veerkracht en

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

124

werkzaamheid, die zij aan den dag ligt, maar om zelfs alles te verdubbelen, allepogingen te vereenigen en voornamelijk om eensgezind te zijn en het grootstevertrouwen in ons te stellen. Gij moet het voorbeeld daartoe geven, gij, aan wien ikzoo naauw verbonden ben door den heiligen band, die ons vereenigt. Zegt hun, dathoe meer onheilen ons land treffen, hoe meer ik gevoelen zal, dat mijne verpligtingenen mijne vaderlijke gevoelens voor mijne onderdanen vermeerderen. Zegt hun, datzulk een onverwachte en plotselijken aanval, na het sluiten van eenen wapenstilstandop het vaste land, ons verwonderd en bedroefd heeft. Wij, die steeds de GoddelijkeVoorzienigheid gedankt hebben, dat het tooneel des oorlogs en de rampen, diedaardoor geboren worden, van ons land verwijderd bleven, dat deze aanval ons vooralsmartelijk is, wanneer, zoo als waarschijnlijk is, de verblinde en woedende vijandendes koophandels, en vooral van uw vaderland, den geessel des oorlogs in Zeelandhebben gebragt, hetwelk zoo spoedig geschiedt en zoo langzaam hersteld wordt.(*)

Ondertusschen zal eene natie, zoo als de uwe, zich weten te verdedigen, engezamenlijk opstaan, om ter hulpe van het bedreigde vaderland te snellen.

(*) Waarop doelt hier de Schrijver? Op de Fransche natie in het algemeen? Op eenige bijzonderepersonen van deszelfs bestuur? Of op zijnen broeder?

De Engelsche Uitgevers.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

125

Zij zal hare gevoelens van liefde tot het vaderland aan die van eene wettige enkrachtdige verdediging weten te paren. Het is uw pligt, Ridders! om in dezenoogenblik zulk eene taal te laten hooren; uw pligt, daar gij tot al de bijzondere standender maatschappij behoort, en alleen vereenigd zijt door het edele doel van pligt envaderlandsliefde. Hij kan dus niet anders dan de taal der waarheid en des gezondverstands doen hooren. Zoodanig zullen wij antwoorden aan de algemeene vijandender natie, die zoo veel woede betoonen, om derzelver eer te bezwalken. Doch degeheele wereld kent en eerdiedigt de dapperheid, de deugden en het karakter vanmijn volk. Waar zoude ik een beter antwoord kunnen vinden tegen devooringenomenheid, de onbillijkheid en veelligt de haat, dan de getrouwe herinneringvan hetgeen uw land geweest is, en hetgeen het in dezen oogenblik nog toont te zijn.Laten wij hunne lastertaal, hunne verkeerde uitleggingen, hunne gesprekken en hunnearglistige geschriften, waartoe de omstandigheden thans zoo veel aanleiding geven,met verachting beantwoorden. Herhaalt uwe landgenooten eindelijk, en dat zij zichdaarvan overtuigen, dat, hoe meerder rampen het vaderland te beurt vallen, hoe meermijne pligten en mijne gevoelens mij aan hen zullen verbinden. Dat al de pogingenhunner vijanden eene tegenovergestelde uitwerking zullen hebben, en dat de rampenen de gevaren niet alleen de innige vereeniging van Vorst en

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

126

volk zullen bevestigen en de onwankelbare en wederzijde trouw zullen staven, maardat nog bovendien de band van eensgezindheid tusschen Hollanders en Hollandersdaardoor te naauwer zal worden toegehaald, hoedadig hunne onderscheidenebegrippen voormaals ook geweest mogen hebben.’Op dienzelfden dag wilde het Hollandsche leger in Braband de verjaardag des

Konings op eene luisterrijke wijze en door eene roemrijke daad vieren, namelijk doorhet hernemen van het fort Bath.De Generaal CORT HEILIGERS maakte gebruik van de verwijdering der Engelsche

schepen, en doorwaadde met de karabiniers en voltigeurs van het eerste regement,gedurende de eb, den zeearm, die het fort Bath van het vaste land scheidt. Zij gingentot aan den hals in het water, met eene onuitsprekelijke moeite en gevaar. Men wasverpligt, om des nachts te drie uren het kanaal te doorwaden, dewijl toen het waterop het laagste was, doch in dienzelfden oogenblik kwam er een verschrikkelijkonweder op, hetwelk aan de soldaten het gezigt van het fort Bath en het land benam.De korten tijd van de eb vergunde niet, om het te wagen van een grooter getal troependaartoe te gebruiken, en de armée bleef dus aan den oever, en in de grootsteongerustheid, wegens het lot hunner krijgsmakkers, staan. De donder loeide, de nachtwas donker, eindelijk brak den dag aan, en nu zag men de Hollandsche vlag van hetfort Bath waaijen. De karabiniers en voltigeurs werden door de inwoners

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

127

van Bath met de levendigste vreugdebetuigingen en onder het geroep van: ‘Leve deKoning!’ ontvangen. De Kapiteins SCHUURMAN en TABOR deden zich onderscheidendoor hunne onversaagdheid en hunnen moed, zoo als ook de Luitenants der GenieCARNABÉ en WOLF VAN WESTERHOLD.Men beloonde deze dapperen, die zich, bijna zonder hoop van terug te zullen

komen, zoo moedig hadden blootgesteld. De Koning betuigde zijne tevredenheidaan den Generaal CORT HEILIGERS. Hij bevorderde de bovengenoemde officiereneenen rang, en gaf bevel, dat al wie zich bij dit detachement had bevonden, zonderonderscheid van rang, eene gouden geborduurde sabel op de borst zouden dragen(*),en dat al de onderofficieren en soldaten, gedurende dezen veldtogt, eene dubbeldesoldij zoude genieten.Op den 6den bezettede de Hollanders Ter Goes en het geheele eiland

Zuid-Beveland, om te beletten, dat de Engelsche koopwaren, die door de vijandelijkearmée door geheel Zeeland verspreid werden, niet naar andere gedeelten deskoningrijks werden overgevoerd. DeKoning schreef uit eigene beweging de volgendemaatregels voor:

Art. 1. ‘Het vervoer van koloniale goederen,

(*) In het vervolg werd dit eereteeken geschonken aan elk militair, die door den vijand gekwetstwerd - misschien zoude de orde van verdiensten voor den krijgsman alleen daarin behoorente bestaan.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

128

koopmanschappen en manufacturen, die bij artikel 10 van de wet van den 31stenMei 1805 als Engelsche goederen beschouwd worden te zijn, en die uit hetdepartement Zeeland of uit de eilanden Overflakké en Goedereede komen en naarandere gedeelten des koningrijks gebragt worden, is tot nader te geven bevel verboden.Alle koopmanschappen, die, in weerwil van dit verbod, vervoerd worden, zullengeconfiskeerd zijn, zoowel als de schepen, waarop men dezelve vindt.’Art. 2. ‘De inwoners van het departement Zeeland, en die van de bovengemelde

eilanden, zullen gehouden zijn, om binnen vier en twintig uren na de sommatie, diehun te dezen opzigte gedaan zal worden, aan zoodanige personen als daartoeaangesteld zullen worden, te verklaren, de hoeveelheid en de aard der kolonialegoederen, manufacturen en koopmanschappen, die als Engelsch beschouwdworden,welke zij voor den inval der Engelschen onder zich hadden, op straffe, dat die, welkena behoorlijk onderzoek bevonden zullen worden als niet behoorlijk en geheel,volgens waarheid, aangegeven te zijn, terstond ten voordeele der publieke schatkistzullen verbeurd worden verklaard.’Art. 3. ‘Van deze verpligting zijn uitgezonderd diegenen der inwoners, die van de

gemelde voortbrengsels of goederen niet meer onder zich hebben dan voor dehuishoudelijke behoefte noodig is.’Gegeven te Haarlem, den 12den September 1809.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

129

Er had te Amsterdam een openlijke tentoonstelling plaats, wegens de voortbrengselsvan nationale nijverheid - de prijzen werden op den 21sten September door denMinister van den Eeredienst en Binnenlandsche Zaken uitgedeeld en daar dezeuitdeeling in het voorgaande jaar niet geschied was, zoo geschiedde dit nu te gelijk- dezelve bestonden voor het jaar 1808 in drie gouden en vijf en twintig zilverenmedailles en voor het jaar 1809 in vijf gouden en veertien zilveren medailles.Bovendien werd aan G. HAAN, wonende te Gouda, en slechts dertien jaren oud, eengoud horologie vereerd, als eene aanmoedigende belooning wegens zijne aan dendag gelegde kunde in het fabriceren van tapijten. Onder deze voorwerpenonderscheiddemen het Leidsche laken, het Amsterdamsche fluweel, het Haarlemscheen Utrechtsche linnen, het Brabandsche bombazijn en leder, enz. enz.Op den 18den overleed de Staatsraad DE SMETH VAN ALPHEN, groot-kruis van de

orde der unie, een zeer achtingwaardig man wegens zijne deugden en de diensten,die hij aan den lande als Commissaris van de Amortisatie-kas bewezen had.Op denzelfden dag werden de prijzen wegens de Teeken- en Graveerkunst in de

Vroedschapskamer te Amsterdam uitgedeeld. De volgende zijn de namen derbekroonden: de Heer SCHEFFER van Amsterdam, wegens het beste schilderstuk uitde geschiedenis, ƒ3,000. Het onderwerp was, zoo als reeds gezegd is, het vertrek vanJACOB SIMONSZOON DE RIJK, bijgenaamd de Hollandsche REGULUS; het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

130

coloriet was niet zeer fraai, doch de teekening en de uitdrukking warenallervoortreffelijkst. De Heer BAUER van Harlingen, voor het beste zeestuk, ƒ3,000;de Heer VAN DER KOOI van Franeker, voor het beste portret, ƒ2,000; de Heer VANOS van Amsterdam, voor het beste landschap, ƒ1500; de Heer SONNENBERG GALANTvan Amsterdam, voor het beste bloemstuk, insgelijks ƒ1500, en de Heer WOLF vanRotterdam, voor de beste gravure, ƒ2,000.Op den 17den September schreef de Keizer eenen brief aan den Koning uit Brunn,

inMoravie; dezelve was opgevuldmet verwijtingen en blijken vanmisnoegen, zondereenige gegronde reden; deze brief deed den Koning zeer veel leed.Op den 17den September werd de vrede tusschen Rusland en Zweden te

Friderichsheim geteekend; Zweden verbond zich, om het stelsel van het vaste landte zullen volgen en ommet Frankrijk enDenemarken vrede te zullen maken. Ruslandverkreeg hierdoor Zweedsch Finland, de eilanden Aland, Savolx, Kuraly enWest-Bothnie, tot aan de Tomea, enz. enz.De oorlog in Spanje bleef voortduren. VICTOR was te Toledo, SOULT te Polenda,

SUCHET te Saragossa, SEBASTIANI te Aranjuez, SAINT CYR te Barcelona en NEY teSalamanca.In de maand October verlieten de Engelschen Zeeland; zij trokken eerst in het

eilandWalcheren terug, hetwelk zij naderhand ook op den 24sten December verlieten.De Hollandsche Generaal CORT HEILIGERS bezettede het terstond, Veere werd bezet

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

131

door de karabiniers van het 1ste regement jagers; de bewaring vanMiddelburg werdaan de gewapende burgermagt toevertrouwd, en men trok Vlissingen binnen. Voordat de Engelschen deze stad verlieten, deden zij de sluis aan den ingang van het dokspringen, zij vulden dezelve met steenen, puin en stukken van bommen. De palen,die de muren der kaaijen van het dok aan de zuidwestzijde onderschraagden, werdengelijk met de hoogte van het water bij eb afgezaagd, de muur en het timmerwerk vieldus in het dok neder, de scheepshellingen waren aan het bovenste gedeelte vernield,de haven voor de oorlogschepen was gestopt door een groot schip, dat men in de kuilvan dezelve had doen zinken, tusschen de twee steenen beeren waren verscheideneandere vaartuigen gezonken en stopten het binnenste gedeelte van de haven, hetgroote magazijn werd verbrand, al de hoeken der gebouwen waren ondermijnd enbeschadigd. Op de scheepstimmerwerven vernielde men zelfs de regenbakken, debatterijen en wallen, die naar den zeekant lagen, werden verwoest, de verlatenestukken geschut werden vernageld en derzelver affuiten verbroken, een gedeelte vanden verdedigingsmuur van het nieuwe kruidmagazijn werd omverre gehaald, devoorname muur bestond nog, doch het gewelf was ingestort; ondertusschen warende vestingwerken naar de landzijde door de Engelschen hersteld en met nieuwegraszoden belegd, en dezen konden binnen weinig tijds in den besten staat vanverdediging gesteld worden.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

132

Toen de Engelschen vertrokken, werden zij door eenen storm beloopen, die zeer veelschade aan hunne vloot veroorzaakte.De oorlog werd in Spanje op eene allerzeldzaamste wijze gevoerd; nadat de

opstandelingen bij gedeelten door het gansche land tegen de Franschen gestredenhadden en de Fransche troepen door heen en weder marcheren hadden afgemat,moesten zij eindelijk tot eenen grooten en algemeenen veldslag komen; doch watwas het gevolg hiervan? zij begonnen dadelijk weder schermutselingen en kleinegevechten aan te vangen, tot dat zij weder in de noodzakelijkheid gebragt werden,om eenen tweeden veldslag te leveren.Niettegenstaande de gevechten van Talavera de la Reyna, van Almonacid, enz.

waar de opstandelingen veel geleden hadden, hadden deze de onderscheidene korpsenonophoudelijk blijven ontrusten. Op den 19den November verzamelden zij eenenieuwe armée bijOccana, dezelve was vijf en vijftig duizend man sterk en deze werdgeheel verslagen. Weinig dagen daarna had een ander gevecht bij Albe de Tormesplaats, waar de Hertog DEL PARQUE dertig duizend man verzameld had. De GeneraalKELLERMAN tastte dit leger op den 28sten November aan en sloeg het.Op den 10den December kapituleerdeGironne, na eenen hardnekkigen tegenstand

en eene belegering van tien maanden.Ondertusschen, niettegenstaande al de voordeelen, die de Fransche armée in Spanje

behaald had, moet

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

133

men bekennen, dat haar toestand op het einde van het jaar 1809 slechter was, dandezelve op het einde van het jaar 1808 had geweest. De opstandelingen haddennieuwe krachten bekomen; de opeenvolgende gevechten, welken er plaats haddengehad, hadden hen meer gemeenzaam met den oorlog doen worden en kundighedendoen verkrijgen. Met uitzondering van eenige weinige steden, die nog door de vreeswerden terug gohouden, was het gansche land vereenigd en eensgezind. De haat dergeestelijkheid en van den adel vermeerderden elken dag, naarmate men maatregelentegen hen in het werk stelde, en deze twee standen, die alles in Spanje bestuurden,beschouwden van nu af aan den oorlog als door hun en voor hun gevoerd wordende.LAROCHEFAUCAULT zegt, dat alle menschen zich gewillig in gevaar stellen, wanneerzij door de eer of door hunnen pligt worden aangedreven, doch dat er weinigen zijn,die zich in gevaar zullen stellen, om de zaak, die zij verdedigen, wel te doen gelukken.Dit is het, wat eene goede armée van eene andere onderscheidt; het is daarom, datde legers van opstandelingen, die natuurlijk uit menschen bestaan, welke belang inde zaak stellen, zoo moeijelijk te overwinnen zijn. Een der ouden heeft gezegd, dater drie zaken noodig zijn, om een oorlog wel te doen gelukken: geld, geld, en geld;eveneens zoude men kunnen zeggen: goede wil, goede wil en steeds goede wil.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

134

Oostenrijk.

Eindelijk, na lange onderhandelingen, gedurende welken men steeds in de grootsteonzekerheid was geweest, werd de vrede op den 14den October teWeenen gesloten.Oostenrijk stond aan Frankrijk Oostenrijksch Istria, Carniole, een gedeelte vanCorinthie, van Croatie en Opper-Oostenrijk, westelijk Galicie, Cracou en Zamosoaf, insgelijks stond het aan Rusland een grondgebied van veertig duizend zielen inhet meest oostelijkste gedeelte van oud Galicie af. Het keurde goed en bevestigdealles wat Frankrijk gedaan had en nog zoude doen ten aanzien van de Teutonischeorde, van Italie en van Spanje. Het verbond zich tot het stelsel van het vaste land,volgens de maatregelen van Rusland en Frankrijk, enz. enz. Dit vredestractaat werdverklaard te zijn gemeenschappelijk met Holland en de overige bondgenooten vanFrankrijk.Op denzelfden dag van het onderteekenen van het vredestractaat vereenigde de

Keizer tot eenen Staat den kring van Villach, Carniole, Oostenrijksch Istria, deprovincien van Fiuma en Trieste, de zeekust, het gedeelte van Croatie, Dalmatie endeszelfs eilanden onder den naam van de Illiriesche provincien, hij verlietWeenenden 16den October ten hij kwam te Fontainebleau op den 25sten daaraan volgende.De Keizer van Oostenrijk deed op den 24sten October eene proclamatie aan de

armée, waarbij hij aan dezelve kennis gaf van het sluiten van den

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

135

vrede, en daarbij erkende, dat zijne soldaten de steun van zijnen troon waren.Op den 25sten October vierde men te Londen de vijftigjarige regering van Koning

GEORGE III, hierbij hadden zeer vele openlijke vermakelijkheden plaats: onder demeest opmerkenswaardige daadzaken, die bij deze gelegenheid plaats hadden, kanmen deze rekenen, dat de Russische krijgsgevangenen, op hun woord van eer, naarRuslandwerden gezonden: deze stap deed vermoeden, dat de betrekkingen tusschende twee Gouvernementen, meer vriendschappelijk waren geworden, en men kondaaruit besluiten, dat er weldra een vrede tusschen deze twee landen zoude plaatshebben. Het geweld moge alles overheerschen en de waarheid verdraaijen, dochveranderen kan het haar niet; het is met haar in de zedelijke wereld, zoo als met allesin de natuurlijke wereld, veêrkrachtige voorwerpen kunnen voor een' oogenblik doorgeweld worden gebogen, doch dit dient alleen om dezelve zich met snelheid te doenherstellen.In de maand November werden de eilanden Zante, Cephalonie, Ithaca en Cerigo,

door de Engelschen bezet.In dezen oogenblik werden de Souvereine Vorsten, bondgenooten van Frankrijk,

naar Parijs geroepen; men zeide, dat het oogmerk van deze bijeenkomst was, om denieuwe Koningen aldaar plegtig te kroonen; doch het blijkt, dat het doel van de zijdevan deze Vorsten niets anders was, dan om, zoo mogelijk, vergrooting van grondge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

136

bied te verkrijgen. De Koning had zich vast voorgenomen, om, wanneer hij geroepenwerd, daar niet heen te gaan; hij herinnerde zich de slechte ontvangst, die hij in 1807genoten had, zijne reis was toen geëindigd met eene schending van het grondgebied,en de eigendunkelijke vervoering en opsluiting van eenigeHollanders. En nu vreesdehij zelfs, dat men hem niet terug zoude laten keeren. DeMaarschalk VERHUELL kwamop het onverwachtste te Amsterdam, en zeide, dat hij met geene zending hoegenaamdbelast was, dan alleen om met zijnen Koning te spreken wegens den wonderlijkentoestand van het land; doch weldra liet hij het geheim van zijne reis blijken, dewijlhij op eene listige en aanhoudende wijze den Koning trachtte over te halen om zichnaar Parijs te begeven, zoo als de andere met Frankrijk verbondene Koningen gedaanhadden. Deze Koningen waren: die van Saxen, van Beijeren, vanWurtemburg, vanWestfalen en de Onderkoning van Italie. De Koning weigerde het, en ontschuldigdezich daarmede, dat men hem daartoe niet had genoodigd. Weinige dagen daarnaontving hij eenen brief van den Keizer, die hem uitnoodigde om ook te komen.De Fransche armée in Zeelandmaakte thans onrustverwekkende bewegingen naar

den kant vanBraband; hoemeer deEngelschen terugtrokken, hoemeer het Franscheleger vermeerderde en zich ongemerkt meer en meer in het land indrong. In dezentoestand moest men eene gewigtige partij kiezen, of op eene wanhopende wijze deregtvaardige

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

137

verdediging van Holland ondernemen, tegen eene Mogendheid, die Oostenrijk,Rusland en Engeland te gelijk had doen beven en Pruissen bijna in eenen dagvernietigd had, en dit zonder eenige hoop van te zullen slagen, of wel een moeijelijken kwijnend aanzijn trachten te verlengen, door zich voorwaardelijk onder denoodzakelijkheid te krommen. Hij raadpleegde de natie door zijne Ministers: dezewaren toen KRAAIJENHOFF, voor het Departement van Oorlog; APPELIUS, voor deFinantien; VAN DER HEIM, voor de Marine; TWENT, voor de Waterstaat; VAN DERCAPELLE, voor Binnenlandsche Zaken; HUGENPOTH, voor de Justitie en Politie, enROËLL, voor de Buitenlandsche Zaken; de oud-Minister MOLLERUS, alstoen aan hethoofd van het Heraldiek kollegie; CAMBIER, Vice-President van den Staatsraad;REUVENS en VAN GENNEP, Staatsraden, die zich bijzonder deden onderscheiden: VANLEYDEN VANWESTBARENDRECHTwas niet meer in het Ministerie en HINLOOPENwasoverleden. Het was een groot ongeluk voor den Staat en voor hem het gemis vantwee zulke belangrijke mannen, in zulke hagchelijke omstandigheden. De GeneraalKRAAYENHOFF alleen, een man van verdiensten, een goed ingenieur en vooral eenijverig beminnaar van zijn vaderland, was van oordeel, dat men eene regtvaardigeverdediging moest beproeven, de geheele armée was van dat gevoelen, eninzonderheid de Zeemagt, bovenal de Schout-bij-Nacht LEMMERS, een krijgsman,die zich zeer deed onderscheiden, zoo door zijn karakter, als door zijne kundighe-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

138

den, en eene volmaakte kennis van al hetgeen zijn vak betrof. Al de anderen, enhetgeen vrij zeldzaammoet voorkomen, voornamelijk de Groot-Officieren des Rijks,Maarschalken en anderen, waren van gevoelen, dat men zich moest onderwerpen.De oogenblik was hagchelijk en van zeer veel belang, men moest zich met Engelandverbinden en een wanhopend spel spelen, opdat het Staatkundig aanzijn vanHollandop eene roemrijke wijze eindigde, of wel men moest zich onderwerpen aan alles watkon gebeuren, en daardoor tijd trachten te winnen. Doch al deMinisters vereenigdenzich in het gevoelen, dat men den storm moest trachten te bevredigen, en dat hetbeste middel hiertoe was, dat de Koning zich naar Parijs begaf. Zij drongen ensmeekten hem zoo lang, dat hij eindelijk toegaf, doch hij verklaarde hun, dat hetgeheel strijdig met zijn gevoelen was, en dat zij hem de slechtste partij deden kiezen;doch hij stemde evenwel toe om te vertrekken. Vóór zijn vertrek riep hij hetWetgevend Ligchaam bijeen, hetwelk hij, gedurende zijne afwezigheid, vergaderdliet, opdat de natie in alle mogelijke gebeurtenissen gereed zoude zijn. Hij had ongelijkdat hij vertrok, want hij deed het tegen zijn zin en tegen zijne gevoelens, zoo als dejaarlijksche boodschap, die hij zelf uitsprak, genoegzaam deed gevoelen. HetWetgevend Ligchaam, dat zich en corps naar het paleis begaf, deed de volgendeaanspraak:‘Sire!’ zeide de President VAN DE POL(*):

(*) Dit was niet de Burgemeester van Amsterdam, maar een andere VAN DE POL, een zeer sterkbeminnaar van zijn vaderland en een zeer waardig man.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

139

Het Wetgevend Ligchaam des koningrijks, in welks naam ik de eer heb het woordte voeren, haast zich om gebruik te maken van de eer, die UweMajesteit aan hetzelvevergund, van aan den voet des troons de hulde van deszelfs eerbied en verknochtheidte mogen brengen. Sire! de eerste wensch van het Wetgevend Ligchaam is en zalaltijd het geluk van uwe doorluchtige persoon ten doel hebben, en dat het aan deVoorzienigheid moge behagen, om Uwe Majesteit tot in eenen hoogen ouderdomde teugels des bewinds in handen te laten, ten einde het vaderland moge verzekerdzijn van eene voortdurende welvaart en een onophoudelijk geluk.Wij zijn overtuigd,Sire! dat, zoo het alleen van UweMajesteit afhing, dat dit land dan al die voordeelenzouden genieten, welke deszelfs ligging aan hetzelve schijnt te beloven, en wijbetreuren met Uwe Majesteit, dat de rampen, die Europa getroffen hebben, zichuitstrekken tot dit hoekje van het vaste land, dat alleen van deszelfs vlijt en nijverheidbestaat, en daaraan geenen vrijen loop, dan in tijd van vrede, kunnende geven, waaromhet zoo veel te meer van alle krijgskundige onlusten verwijderd moest zijn; te meer,daar, door de noodwendige gevolgen, al het gewigt daarvan onmisbaar op deze natiemoet drukken.’‘Doch de Wetgevende Vergadering verlangt veel-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

140

eer de oogen van Uwe Majesteit af te wenden van een onderwerp, hetwelk degevoelige ziel van UweMajesteit al te zeer aandoet en dezelve zich te doen vestigenop die, welke, volgens het oogmerk van Uwe Majesteit, ons dadelijk onledig zullenhouden. Wij zien met bewondering en dankbaarheid, Sire! dat de vaderlijke zorgenvan Uwe Majesteit zich in het midden van de gevaren, die het vaderland schijnen tebedreigen, uitstrekken ter handhaving van de persoonlijke welvaart van elkeen uweronderdanen, terwijl de algemeene omstandigheden zoo onrustverwekkende wegenszulke belangrijke onderwerpen zijn. Wat is er toch in het wezen van de zaak meerbelangrijk, Sire! voor al de inwoners des koningrijks, dan dat zij overtuigd zijn, dathunne geschillen met onpartijdigheid en volgens vaste en onveranderlijkegrondbeginselen beslist zullen worden, dat zij regters hebben, die al de noodigevereischten, om voor de Justitie en het burgerlijk regt te waken, bezitten? Deonvermoeibare voorzieningen van Uwe Majesteit deden ons onze aandacht naar diezijde wenden, en de Vergadering haastte zich, om met ijver mede te werken, om deuitgestrekte oogmerken van Uwe Majesteit te ondersteunen.’‘Het is met leedwezen, Sire! dat de Vergadering, die zoo zeer in de gevoelens van

UweMajesteit deelt, zich niet kan ontveinzen, dat de buitengewone omstandigheden,waarin dit land zich bevindt, in plaats van eenige verzachting in

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

141

de Finantiën te gedogen, op nieuw krachtdadige pogingen vorderen. Zij gevoelt,Sire! dat er voor UweMajesteit geene andere keuze overblijft, dan die, ommiddelente vinden, welke het minste schadelijk voor Hoogstderzelver volk zijn; maar zij kent,Sire! den toestand van de publieke schatkist, en is evenzeer overtuigd van deonverwijlde noodzakelijkheid, om de onvermijdelijke uitgaven, die door denonvoorzienen inval van vijandelijke troepen, in een gedeelte des koningrijks, zijnveroorzaakt geworden te moeten bestrijden; doch welke uitgaven elkHollander verremoet verkiezen boven den val van een vaderland, dat hem zoo dierbaar is.’‘De Vergadering, Sire! is voornemens, om Uwe Majesteit met al derzelver magt

te ondersteunen, en zij zal het zich tot eenen heiligen pligt maken, en medewerkenin de onderscheidene maatregelen, die Uwe Majesteit zich verwaardigen zal om aanhare overwegingen te onderwerpen; maatregelen, die het zegel uwer wijsheid enuwer liefde voor uwe onderdanen dragen. Zij acht zich zoo veel te gelukkiger, vannog heden aan den voet des troons UweMajesteit van de opregtheid harer gevoelenste verzekeren, daar zij vernomen heeft, dat Uwe Majesteit de uitnoodiging vanHoogstderzelver Keizerlijken broeder aannemende, besloten heeft, om zich vooreenigen tijd naar Parijs te begeven, en zich haast om dezo reis te bespoedigen, uithoofde van de

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

142

ophanden zijnde verjaring der krooning van Zijne Keizerlijke en KoninklijkeMajesteit.’‘Niets, Sire! zal de afwezigheid van Uwe Majesteit buiten Hoogstderzelver Rijk

kunnen vergoeden, zoowel ten aanzien van derzelver volk in het algemeen, als voorons, die de eer hebben Uwe Majesteit van naderbij te omringen, dan de innigeovertuiging, dat, waar Uwe Majesteit zich ook bevindt, het geluk van haar volk,steeds het eenige onderwerp zal zijn van Hoogstderzelver zorgvuldigheid endierbaarste pogingen.’‘Moge de Voorzienigheid, die zoo dikwerf hare weldaden over dit land uitstortte,

die pogingen vanUweMajesteit zegenen.Moge dezelve u te eenigen tijd een gelukkiggetuige maken van eene welvaart, die uw edel en grootmoedig hart zoo vuriglijkwenscht aan derzelver onderdanen te schenken. Moge zij aan Uwe Majesteit inHoogstderzelver hooge betrekkingen den zegen schenken, welke zij in hare wijsheidhet geschiktste oordeelt, om Uwe Majesteit een waar en bestendig geluk te doengenieten. Moge die zelfde Voorzienigheid, dit zijn de vereenigde wenschen van uwvolk en van ons, spoedig eenenMonarch, die wij als Kening eerbiedigen en als eenenvader beminnen, in ons midden terug doen keeren!’De Koning antwoordde in de volgende bewoordingen:

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

143

‘Mijne Heeren! Met aandoening hooren wij de gevoelens, die gij te onzen opzigtekoestert. Het is ons altijd aangenaam u te zien en daarvan de verzekering te ontvangen.Wij zullen, volgens gebruik, u bij het begin uwer zitting, onderhouden over dentoestand van uw land. Wij hebben duizenden nieuwe dankbetuigingen aan deVoorzienigheid te doen, dewijl onze wenschen niet geheel en al onverhoord zijngebleven, en dat het aan onze zorgen gelukt is, om in de zaken van den Staat tekunnen voorzien, in weêrwil van zoo vele verzwarende omstandigheden.’‘De rampen van den waterstaat, de hernieuwing van den oorlog op het vaste land,

de overweldiging van een der schoonste departementen des Koningrijks, devermeerdering der uitgaven voor den Oorlog en de Marine, die in dit jaar noodig isgeweest en boven de berekening van het budjet is geloopen; het te kort, vermeerderddoor de noodzakelijkheid om de renten der geldleeningen van 1808 en 1809 te betalen,dewijl deze zijn volgekomen, alvorens het budjet van het jaar dezelve anders danvoor memorie aanwees, hetwelk eene zeer aanmerkelijke vermeerdering van uitgavenveroorzaakt, de onkosten voor de groote werken van den waterstaat, welke door deschatkist moesten worden voorgeschoten, dewijl de geldleening voor dat onderwerpnog niet geëindigd was, de voortduring der strenge en schadelijke maatregels,betrekkelijk den koophandel en de zeevaart: deze onderwerpen zijn even zoo vele

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

144

moeijelijk te overkomene hinderpalen.Wanneer de schatkist voor den oogenblik aaneenige belemmeringen onderhevig is geweest, zoo moet elk een gevoelen, dat diteen onvermijdelijk gevolg van de moeijelijkheden des tegenwoordigen tijds is. Dezemoeijelijkheden zelve moeten het crediet van de schatkist vermeerderen, dewijldaardoor bewezen wordt de volharding en de pogingen der Administratie, om in alleste voorzien en alle hinderpalen te boven te komen.’‘Wij berigten u met genoegen, dat niet alleen onze hoop en onze berekeningen

zijn bevestigd, en zelfs door de uitkomst zijn te boven gegaan voor het loopendejaar, maar ook dat wij bovendien het middel hebben gevonden, om binnen debepalingen van het budjet over den jare 1809 te blijven, en bovendien nog de uitgavenvoor den oorlog met drie millioenen te kunnen vergrooten. Zoodanig eenen uitslagheeft men niet kunnen krijgen, dan door eene bezuiniging op andere gedeelten vande Administratie; doch het geeft ons een streelend genoegen, en het onwederlegbaarbewijs van hetgeen bij dit volk een Gouvernement kan doen, wanneer het trachtdeszelfs vertrouwen te verdienen en te regtvaardigen, en wij meenen verpligt te zijn,om aan de natie te verklaren, dat wij ons overtuigd houden, dat weinige jaren na hetsluiten van eenen vrede ter zee, de Finantiën van den Staat zullen hersteld zijn,wanneer de natie die zelfde vaderlandsliefde en die gevoelens, die dezelve zoodanigdoen on-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

145

derscheiden, blijft koesteren. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken zal u, vóórhet einde uwer zitting, een verslag doen van den staat des Rijks. Gij zult daardoorovertuigd worden, dat al de takken der algemeene administratie meer en meer naarderzelver verbetering neigen, en dat, zonder de omstandigheden van den oorlog terzee, waarvan wij de rampenmet genoegzaam al de landen van Europamoeten deelen,onze pogingen mogelijk aan de natie de rust en het geluk zullen schenken, die zijzoo zeer noodig hebben. Na de ontwerpen van wetten, die u reeds zijn aangeboden,zullen de redenaars van onzen Staatsraad u het budjet voor het volgende jaar en denvergelijkenden staat der laatste budjets aanbieden. De wetboeken voor de finantiënen voor den koophandel zullen niet in gereedheid zijn, om u in deze zitting te kunnenworden aangeboden; doch gij zult met genoegen hooren, dat men daaraan met eengoed gevolg arbeidt. Het lijfstraffelijk wetboek en het Code Napoleon zijn, sederthet begin van dit jaar, in volle werking, en het regterlijk wetboek, dat uwe overwegingis aangeboden, bij de opening van uwe zitting, zal bij het begin van het volgendejaar in werking gebragt kunnen worden, wanneer het uwe goedkeuring zal verwerven.Het ontwerp van wet op de regelmatige administratie van den waterstaat is onsaangeboden, en wij hebben alle reden om te veronderstellen, dat ons tweede ontwerp,dat met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

146

meer naauwkeurigheid dan het eerste is opgemaakt, uwe goedkeuring zal verdienen.’‘Wij moeten van deze omstandigheden gebruik maken om u te betuigen, welk

eene moeite het ons gekost heeft, om zoodanige veranderingen en nieuwigheden aante nemen, daar wij weten, dat deHollanders, over het algemeen, daartegen zoo sterkzijn vooringenomen, uit hoofde van de gehechtheid, die zij aan hunne oude gewoontenhebben, en den eerbied, dien zij voor hunne voorouders koesteren. Eene enkeleaanmerking zal u echter overtuigen, dat wij u geene andere veranderingen ofnieuwigheden willen voordragen, dan die, welke onvermijdelijk zijn voor deinstandhouding des Rijks, de bevestiging van deszelfs Gouvernement, en devoorbereiding van het geluk des volks. Elk een moet overtuigd zijn van de waarde,die wij hechten aan het algemeen gevoelen en aan de goedkeuring der natie. Wij zijnniet onkundig, dat nieuwe invoeringen en veranderingen zeer veel moeite veroorzaken,en dikwerf hen, die dezelve invoeren, gehaat maken, vooral dan, wanneer derzelverheilzame gevolgen zich slechts langzamerhand doen gevoelen. Wanneer wij dus hetbelang van den Staat niet op het oog hadden, en wanneer wij meer eigenbelangzuchtigwaren, zoo zouden wij niet eene eenige verandering willen maken, niet eene eenigenieuwigheid willen voorstellen. Wij zouden alleen op het tegenwoordige rekenen,en niet

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

147

voor de toekomst, na ons overlijden, willen zorgen; doch dan zouden wij onzeneersten pligt veronachtzamen, welke ons gebiedt, om voor het heil van het algemeenen des lands te zorgen, om deszelfs Gouvernement te vestigen, en de instellingen,die zoo noodig zijn, op vaste gronden, zonder eenige bijzondere overweging, teverzekeren, en zonder vooroordeelen of vooringenomenheid in acht te nemen, enmet het eenige doel om de wetten en verordeningen des lands op vaste en duurzamegronden te bouwen(*).’‘Wij moeten u thans onderhouden, Mijne Heeren! over een onderwerp, hetwelk

gij reeds sedert eenige dagen hebt kunnen vermoeden, en waarover onze Ministervan Binnenlandsche Zaken u ongetwijfeld gesproken heeft, toen hij u ons verlangente kennen gaf, dat wij u heden, en dus zoo veel eer dan den dag, die wij daarvoorbepaald hadden, wenschten te zien.’‘Gij weet, Mijne Heeren! in welk eenen moeijelijken toestand wij ons bevinden,

ten aanzien van de omstandigheden, betrekkelijk den koophandel en de zeevaart. Gijkent ook den bijzonderen toestand der natie te dezen opzigte, en hoe zwaar

(*) Het hagchelijk oogenblik naderde; deze verklaring was te beschouwen als een antwoord ophetgeen het Fransch Gouvernement te Parijs deed uitstrooijen; dat Holland, ten aanzien vandeszelfs finantiën, tot het uiterste was gebragt, en volstrekt zonder hulpbronnen zijnde, alsverloren moest worden beschouwd.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

148

zulk eenen toestand van dit land te dragen is. In de hoop, dat eene korte afwezigheidnuttig voor de natie zal kunnen zijn, zullen wij zoo spoedigmogelijk aan het verlangendes Keizers, onzen broeder, die ons wenscht te zien, voldoen. Wij hopen, dat zichaan de vervulling onzer vurigste wenschen, en tot ons bijzonder genoegen, degelukkige gevolgen voor de rust en het welzijn van een volk, dat wij beminnen, enaan welks lot het onze verbonden is, zullen paren.’‘Het valt ons zwaar, u te moeten verlaten in eenen oogenblik, waarin de zaken des

lands onze vereenigde zorgen en pogingen zoo zeer behoeven; doch onze afwezigheidzal kortstondig zijn, en wij maken staat van tijdig genoeg, vóór den 1sten Januarij,terug te zullen komen, ten einde voor dien oogenblik de finantieele zaken voor hetjaar 1810 te kunnen regelen, welke wij nu genoodzaakt zijn, om tot dien tijd uit testellen.’‘Wij laten aan den raad onzer Ministers de noodige instructiën ter behandeling

van de zaken gedurende onze afwezigheid. De Staatsraad zal zijne belangrijkebezigheden vervolgen, en wij wenschen, dat gij vereenigd blijft tot aan onzeterugkomst.’‘Gelooft, Mijne Heeren! dat wij vertrekken met de vurigste hoop en in het vaste

voornemen, om u voor het einde der volgende maand weder te zien, en dat ditvoornemen zoowel als de hoop, dat deze reis eenig nut voor uw land ten gevolge zalhebben, de bezorgdheid, die ons de afwezig-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

149

heid uit dit land, gedurende het slechte jaargetijde veroorzaakt, zal verzachten.’‘Wij hopen, dat wij, gedurende dezen winter, van de rampen des oorlogs en die,

welke ons dit jaar getroffen hebben, zullen bevrijd blijven - doch zoo hettegenovergestelde mogt gebeuren, dan zullen wij ons in het midden van u bevinden.’‘Wij rekenen,Mijne Heeren! op de voortduring uwer gevoelens voor het vaderland

en voor ons, wij zullen dit vertrouwen, gedurende onze afwezigheid, te meerbehoeven.’De Koning was steeds een goed Franschman, die zijn vaderland met geestdrift

beminde, en zoo veel te meer, daar hij eenen oorspronkelijken Italiaanschen naamvoerde: hij herhaalde dit zich zelven onophoudelijk. Bij de daarstelling des Keizerrijksantwoordde hij: ‘dat hij de groote eer, welke de natie zijne familie en hem aandeed,levendig gevoelde en op prijs wist te stellen; doch dat de titel, waaraan hij, zoo langals hij leefde, de meeste waarde zoude hechten, die van Franschman was.’ Ditantwoord werd gevoeld, en het was niet eene van die ijdele en nietsbeteekenendegezegden, die men dikwijls zoo ligt bezigt, zonder daar iets van te meenen. Hijgevoelde dus een hevig leedwezen, toen hij zijn land moest verlaten; een leedwezen,dat de glans des troons niet kon uitwisschen uit de ziel van een bezadigd en vreedzaammensch. Het was hem onmogelijk, om aan een van deze twee wreede uitersten teontkomen, of om

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

150

zich in eenen staat van vijandschap en tegenkanting met Frankrijk en den Keizer,zijnen broeder, te stellen, of wel om een stelsel te omhelzen, hetgeen onmisbaar hetongeluk en den val van Holland moest veroorzaken. Eene eenige partij te nemen,konde alles bevredigen en tevens de welvaart des lands vestigen, en deze was eenevolkomene neuteraliteit. Dit was het doel zijner geheime staatkunde en zijner vurigstewenschen, en men moet zeggen, dat zulk eene onzijdigheid even zoo nuttig envoordeelig voor geheelEuropa en voorHolland zoude zijn geweest, als de gewapendestaat van Polen voor dit land en de andere rijken van het vaste land was; daaromwilde hij zich van zijne waardigheid van connetable ontslaan, toen hij de kroon vanHolland aanvaarde; doch het was ook uit hoofde van eene tegenovergesteldebeweegreden, dat de Keizer deze voorwaarde wel duidelijk aan de constitutie hechtte.Onderscheidene pligten, hoe moeijelijk dezelven ook zijn, kunnen overeen gebragtworden, doch wanneer dezelve volmaakt tegen elkander inloopen, dan is allevereeniging volstrekt onmogelijk. De Koning trachtte dus van het begin zijnerregering, ja hij mag zeggen van den eersten dag af, naar eene volkomeneonafhankelijkheid, die hij nimmer heeft kunnen verkrijgen, tot op den oogenblik,waarvan hier gesproken wordt. Zijn grondstelsel te dezen opzigte was, om alsbondgenoot van Frankrijk hetzelve onkrenkbaar getrouw te blijven, doch tevensonafhankelijk te zijn, of voor het minste dit geheel en al te worden. Ziedaar hetgeheim van eenen man, die

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

151

men kende als getrouw aan zijne pligten, en die men in den neteligst mogelijkenstand plaatste. Hij had vernomen, dat de Keizer in zijn hoofdkwartier te Schïnbrunn,bijWeenen, nadat de vrede met Oostenrijk gesloten was, overluid had gezegd: ‘Hieris nu alles afgedaan, thans moeten wij op, Spanje aantrekken, en voornamelijk opHolland.’ Wanneer het laatstgenoemde in staat ware geweest, om zich te verdedigen,zoo ware dit gezegde van den Keizer eene allesafdoende reden voor den Koninggeweest, om zich niet naar Parijs te begeven; doch daar het geval juist anders omwas, beschouwde hij het als een laatst aan te wenden hulpmiddel. En al ware het, dathij slechts voor eenen korten tijd het staatkundig aanwezen van zijn land konverlengen, zoo mogt hij niet aarzelen, hoezeer hij voor zich zelve alle middelen alsvruchteloos beschouwde.Hieruit kan men beoordeelen, hoe smartelijk het hem viel, dat hij beschuldigd

werd van Engelschgezind te zijn. De Keizer zeide openlijk in het bijzijn zijnerMinisters, terwijl hij van zijnen broeder, dat wil zeggen van den meest ijverigtenFranchman, sprak: ‘Dat hij dit niet meer was, doch veeleer de broeder en debondgenoot van Koning GEORGE.’Met dat al ging hij op den 27sten November naar Parijs. Hij deed zich vergezellen

door zijnen Minister van Buitenlandsche Zaken, den Heer ROËLL, een' man van zeerveel verdiensten, van eer en eerlijkheid, voor welke hij zeer veel genegenheidkoesterde. Deze zoude zeer gemakkelijk zijn beste

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

152

vriend hebben kunnen worden, wanneer hij gewild had; doch hij bleef nog steedsaan de oude orde van zaken vanHolland verkleefd, dat wil zeggen, aan de burgerlijkeoligarchie. Hij was Pensionaris van Amsterdam geweest, en had zich in dezen postzeer doen onderscheiden.Eveneens deed hij zich vergezellen door zijnen Groot-Maarschalk, den Heer ROEST

VAN ALKEMADE, eenen jongen mensch van zeer veel hoop, dapper en beproefd, vaneene goede Roomschgezinde familie; den Schout-bij-Nacht BLOIS VAN TRESLONG,zijnen Aide de Camp, eenen waren Hollander, bedaard, standvastig, uitmuntendAdministrateur, opregt en getrouw, den Graaf KAREL VAN BYLAND en den KolonelTRIP, Stalmeesters, en den Heer CORVER HOOFT van Amsterdam, Kamerheer, jongemenschen van verdiensten, die hem zeer veel verknochtheid hadden betoond, en diehij hoogschatte.Toen hij te Breda kwam, gaf hij aan de Gouverneurs van die stad, van Bergen op

Zoom en van 's Hertogenbosch, een schriftelijk bevel, om niet te gehoorzamen, danaan een bevel, door den Koning eigenhandig onderteekend, en zonder dat geenevreemde troepen binnen te laten.Hij voorzag, en zeide het ook tegen den Heer ROËLL, dat hij te Parijs zeer veel

moeijelijkheden te bestrijden zoude hebben, doch dat men van hem geenen afstandhoegenaamd, zelfs niet van een dorp, zoude verkrijgen. Men zal zien dat het andersuitkwam, en men zal de waarheid zeggen: Eene ge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

153

schiedenis is geene lofspraak, noch een verslag van hetgeen men had behooren tedoen; maar een verhaal van hetgeen men gedaan heeft, met de beweegreden, welketot zoodanig te handelen hebben genoodzaakt. Het is hier meer eene regtvaardiging,dan eene lofspraak; doch in de moeijelijke, en in waarheid geheel bijzondere,omstandigheden, waarin Europa, en voornamelijk Holland en de Koning zichbevonden, is misschien eene volkomene regtvaardigheid, eene lofspraak, vooral dan,wanneer uit een getrouw verhaal van het gebeurde kan blijken, dat hij steedsstandvastig in zijne grondbeginselen, in zijne beweegredenen en in zijn gedrag was.Men heeft gezien, dat Keizer NAPOLEON, in het jaar 1808, den afstand van Braband

en Zeeland had voorgeslagen, en daarvoor eene groote schadevergoeding inDuitschland had aangeboden; men heeft ook gezien, dat men dit onbeschroomdgeweigerd had, en dat er op deze weigering was geantwoord, dat men daarvan nietmeer zoude spreken en men zich gerust konde stellen. Doch toen er zich zulk eenaanmerkelijk leger in Braband bevond, en de Fransche troepen, die zich in eenegroote menigte inWestfalen en in de Hanzeesteden bevonden, Holland begonnen tenaderen; toen Pruissen bijna vernietigd was, Oostenrijk en Rusland overwonnenwaren, toen de kerkelijke staat was aangetast; toen zag de Koning met leedwezen,dat de beurt nu aan hem was, en dat, zoo hij konde ontwijken hetgene, waarmede hijbedreigd werd, dit alleen een gevolg eener onderwerping aan de noodzakelijkheidzoude

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

154

zijn en om alle voorwendsels weg te doen vallen; dat het voornaamste was, om zoolang te blijven bestaan tot aan den oogenblik, dat de natie, al ware hij zelf niet in demogelijkheid daartoe, de gelegenheid zoude vinden, om hare vrijheid met geheelEuropa te hernemen, daar het buitensporig stelsel van Frankrijk niet lang zoo veleRijken in zulk een en staat van slavernij zoude kunnen houden; dat eene regtvaardigeverdediging volgens alle billijkheid geoorloofd was, doch slechts kort van duur zoudezijn, enHolland geheel, ja zelfs in deszelfs natuurlijken stand, zoude bederven, dewijlhet eenen wanhopenden stap zoude moeten doen, welke den val van al deszelfsbewoners zoude na zich slepen, terwijl een vreedzame tegenstand de regten vanHolland en deszelfs naam onaangetast zouden laten, alsmede de hoop van te eenigentijd, door Frankrijk zelf, zijnen staat van onafhankelijkheid te herkrijgen, daar ditland vroeg of laat tot deszelfs natuurlijke staatkunde zoude terug moeten keeren, enbijgevolg Holland beminnen en beschermen. Tijd te winnen langs alle mogelijkemiddelen, was dus de beste partij. Eene onderwerping was immers niet onteerende,daar gansch Europa zich onder den wil van Frankrijk, nog slaafscher dan Holland,kromde.Hij vreesde, dat men, gedurende zijn verblijf te Parijs, zich, in weerwil van hem,

van zijnen naam zoude bedienen, om inHolland onderscheidene zaken te doen plaatshebben; dat men in de Fransche papieren alles zoude kunnen plaatsen, wat men

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

155

wilde, door hem de mogelijkheid te benemen van het tegen te spreken, en derhalvewas hij met zijneMinisters overeengekomen, dat welke papieren of stukken, die nieteindigde met deze Hollandsche woorden: Doe wel en ziet niet om, als van onwaardezouden worden beschouwd. Om deze reden ook gaf hij aan de Bevelhebbers dervestingen in Braband last, om geene troepen binnen te laten zonder een bevelschrift,door hem zelven geschreven en onderteekend. Hierdoor wilde hij alle diplomatischbedrog en valschheid voorkomen en onmogelijk maken.Hij kwam op den 1sten December te Parijs; reeds bij de eerste zamenkomst met

zijnen broeder, had hij eene levendige woordenwisseling met hem over de zaken vanHolland, waarbij hij de belangen en de partij van zijn land, met nadruk, zelfs meteen goed gevolg, in het bijzijn van onderscheidene hooge personaadjen vanFrankrijk,verdedigde.Hij had het voornemen, om zijn verblijf te nemen in het hôtel der Hollandsche

legatie te Parijs, dewijl hij aan zijn eigen huis niet wilde afstappen; doch daar hijvernam, dat dit zoude mishagen, en zijne moeijelijkheden zoude vermeerderen, namhij zijnen intrek bij zijne moeder, in de voorstad Sint Germain. Zeer weinig menschendurfden hem te komen zien en naauwelijks kreeg hij een bezoek van eenige collegien.In dienzelfden tijd werden de deputatien van het Italiaansch Koningrijk door den

Keizer ontvangen. Hij antwoordde op de gelukwenschingen dezer gedeputeerden,wegens den goeden uitslag van den oor-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

156

log met Oostenrijk: ‘dar zijne Staatkunde daarhenen strekte, om zijn Rijk zoodanigin te rigten, dat de oorlog steeds verwijderd bleef van zijne Fransche en Italiaanscheprovincien.’ Dit was eene bedreiging voor de Staten op de grenzen en voornamelijkvoor Holland, hetwelk nog meer geschikt lag om de noordelijke grenzen des rijks tedekken, dan de Iliriesche provincien voor het koningrijk van Italie. Dit voornemenontwikkelde zich nog meer in de aanspraak aan het Wetgevend Ligchaam.De opening van de Vergadering zoude door den Keizer met vele plegtigheid gedaan

worden. Het gebruik wilde, dat zijne broeders dan met hem in hetzelfde rijtuig zaten.De Koning stelde er zeer weinig belang in, om daar bij te zijn, want deze bijvoegelijkeeer, om tot den Staat te behooren, en deze sprakelooze prachtvertooningen, warenvan weinig waarde in zijne oogen.Den avond te voren gaf hij een bezoek aan den Keizer, waar de

Groot-Ceremoniemeester hem met eene verlegenheid aanduidende houding vroeg:‘UweMajesteit zal dan de plegtigheid niet bijwonen?’ waarop de Koning antwoordde:‘Om iets te kunnen weigeren moet men voor het minst genoodigd zijn, en ik moet uzeggen, dat ik niets van de zaak weet dan van ter zijde.’ Ondertusschen kreeg hijgeene uitnoodiging. ‘Wel nu,’ zeide hij, ‘ik zal dan met de Koningen van Saxen enBeijeren op de tribune gaan.’ Doch dit wilde men nog minder dat zoude geschieden.Gelukkig hoorde hij door eenige leden zijner familie, aan welke

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

157

de Keizer de aanspraak, die hij den volgenden dag zoude doen, had voorgelezen, datdaarin over Holland werd gesproken. Hij bleef dus den volgenden dag t'huis, enongeduldig en verlangend, om te weten, wat er gebeurd was. De volgende zinsnedehad betrekking op Holland: ‘Holland, hetwelk tusschen Frankrijk en Engeland ligt,wordt door beiden geschokt; het is de uitwatering van de voornaamste rivieren vanmijn rijk.(*)Er zullen noodzakelijke veranderingen plaats moeten hebben. De veiligheidmijner grenzen en het wezenlijk belang der beide landen vorderen dit gebiedend.’Deze gevoelens worden nog klaarblijkelijker ontwikkeld in de redevoering, die deMinister van Binnenlandsche Zaken in deze Vergadering hield. ‘Holland,’ zeide hij,‘is in het wezen van de zaak niet anders, dan een gedeelte van Frankrijk, men zoudehet kunnen noemen een aanspoeling van land van de rivieren de Rijn, deMaas ende Schelde, dat is van de groote rivieren van Frankrijk. De onbeduidenheid vandeszelfs douanes, de neiging van deszelfs Agenten en de geest van deszelfs inwoners,die steeds naar sluikhandel metEngeland neigt, alles heeft het tot eenen pligt gemaakt,om aan hetzelve den

(*) In het oorspronkelijke staat: ‘It is the outlet of the principal arteries of my Empire.’ Dochwij hebben geoordeeld dezen figuurlijken zin in eenen eigenlijken te moeten veranderen.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

158

handel op den Rijn en deWeser te ontzeggen. Steeds geprangd tusschen Frankrijken Engeland, is Holland verstoken van die voordeelen, die tegen ons stelsel op hetvaste land aanloopen, waarvan het dus moet afzien, eveneens als van die, welke hetzoude kunnen genieten. Het is den tijd, dat alles in deszelfs natuurlijke orde hersteldworde.’Men zal ligtelijk kunnen begrijpen hoedanig de Koning verwonderd en

verontwaardigd was, toen hij deze zinsneden hoorde. Hij gevoelde toen zeer duidelijkhoe kwalijk hij gedaan had met zich naar Parijs te begeven, en hoe moeijelijk, omniet te zeggen onmogelijk, het hem zijn zoude, om aan de valstrikken, die men hemspande, te ontkomen.Daar LODEWIJK en HORTENSIA sedert hun huwelijk meestentijds van elkander

afgezonderd geleefd hadden, met uitzondering van drie korte tijdvakken van eenigemaanden, deden zij elk van hunne zijde, bij eenen familieraad, een aanzoek tot eenescheiding. Dit geschiedde terstond na de aankomst van LODEWIJK te Parijs. Dochnadat het houden eener familieraad was toegestaan, weigerde men de scheiding, diemet dat al reeds eenen langen tijd in het wezen van de zaak had bestaan.Hij vernam deze weigering van den familieraad slechts mondeling, men zond hem

niet eens eene behoorlijke akte of ander wettig stuk wegens een besluit, waarvan hetwelzijn, de toestand en de goede naam van een eerlijk man afhing.Het huwelijk van de Keizerin JOSEPHINE werd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

159

vernietigd. Het verzoek daartoe werd op den 16den December aan den Senaat bijeene boodschap gedaan, en onmiddellijk voorafgegaan(*) door zoo vele feesten, balsen vermakelijkheden, dat men veeleer gedacht zoude hebben, dat het eenevreugdebetooning wegens eenen algemeenen vrede was, dan wegens eene zoodroevige en smartelijke zaak. Hoe dit ook zij, de Keizerin JOSEPHINE stemde er intoe, zoo ook hare beide kinderen. De Koning, die reeds zoo vele zaken om handenhad en die aanvankelijk zijne toestemming had willen weigeren, gaf eindelijk toe,daar hij de toestemming der Keizerin en de haren zag. Men vorderde, dat hij dezeplegtigheid zoude bijwonen. Ookwas hij bij het afscheidsfeest, om het zoo te noemen,dat de stadParijs aan de Keizerin JOSEPHINE gaf, tegenwoordig, alsmede bij het feestvan den 1sten Januarij - deze waren de eenige malen, dat hij zich in het openbaarvertoonde, gedurende zijn verblijf van vijf maanden te Parijs. De vernietiging vanhet huwelijk van de Keizerin JOSEPHINE werd door de kerk op den 12den Januarijerkend.

(*) Aldus staat in het manuscript, doch de Schrijver heeft zekerlijk gemeend: gevolgd.

De Engelsche Uitgevers.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

160

Zesde afdeeling.Jaar 1810 en besluit.Zoodra hij bemerkte welk eene wending de zaken namen, deed hij pogingen, om teontsnappen; doch de maatregelen waren al te wel genomen, waarvan hij zich zeerwel kon overtuigen bij de onderscheidene reisjes, die hij met dat oogmerk naar SaintLeu deed. Zijn huis werd bewaakt; de wacht deed haar dagelijksch rapport aan denGroot-Maarschalk van het Paleis, hij was onder het gestrengste opzigt. - Hij wasgevangen. In het begin twijfelde hij slechts daaraan, doch weldra kreeg hij daarvande zekerheid, hoezeer hij eene houding aannam, als of hij niets daarvan merkte.Hij stemde toe, om zich naar Trianon te begeven en daar zijn verblijf te houden,

doch het leed niet lang of hij kwam daarvan terug. In den oogenblik, dat hij het gevolgder hem gedaan zijnde belosten verwachtte, in den oogenblik, waarop het ontworpenhuwelijk des Keizers eene verandering in deszelfs gedrag en gevoelens, ten aanzienvan des-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

161

zelfs broeder deed hopen, vervulde men de maat der onregtvaardigheid en derslinksche handelwijzen. Ondertusschen wanhoopte hij nog niet van te zullen kunnenontsnappen. Hij zond den Graaf KAREL VAN BIJLAND, zijnen Stalmeester, naarAmsterdam, met bevel, om de linie in staat van verdediging te stellen, met behulpvan de inundatie en de marine, en voor het minst het bezetten van de hoofdstad teverhinderen.De Minister van Oorlog KRAAIJENHOFF, die bij het vertrek des Konings bevel had

gekregen, om deze linie in goeden staat te doen brengen, doch daarbij alleomzigtigheid in het werk te stellen, en alles, zoo veel mogelijk, in het geheim tebehandelen, stelde nu minder grenzen aan zijnen ijver en zijne werkzaamheid, zoodraals hij de stellige bevelen daartoe had gekregen.De Minister MOLLERUS, die met de portefeuille van het Ministerie van

Buitenlandsche Zaken belast was, gedurende de afwezigheid van den Heer ROËLL,ontving eene zeer scherpe nota van den Ambassadeur LA ROCHEFOUCAULD, waarophij met nadruk antwoordde. Zoo als deze tijdingen te Parijs kwamen, werd de Keizerwoedend, de Koning had eene zeer hevige woordenwisseling met hem, en te meer,daar hij, wel verre van de door hem gegevene bevelen te ontveinzen, dezelve volhield.Op eens veranderde de Keizer van toon en zeide, zeer koeltjes: ‘Wel nu, zoo kies dan- of geef tegenbevelen omtrent de verdediging van Amsterdam en zet KRAAIJENHOFFen MOLLERUS af, of zie

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

162

hier het besluit van vereeniging, dat ik op den oogenblik zelven zal doen vertrekken,en dan keert gij niet naar Holland terug. Het is mij onverschillig, of men mij alswreed en onregtvaardig beschouwt, wanneer slechts mijn stelsel doorgaat.... Gij zijtin mijne handen.’Op het gezigt van het besluit van vereeniging gevoelde de Koning, dat hij, ondanks

zich zelven, moest toegeven. Hij bedacht zich eenige oogenblikken, en besloot, omden storm te doen bedaren, tot welk eenen prijs het dan ook zoude mogen wezen.Hij zeide dus, dat de twee Ministers, die al te veel ijver betoond hadden, zoudenvervangen worden, en dat, zoo de Keizer een einde wilde maken van zijne aanvallentegenHolland, en zich met hemwilde verzoenen, hij dan van zijne zijde zoude doen,wat hij konde.Hierop ging hij heen, met oogmerk, om op den oogenblik zelve te ontsnappen,

doch het was den Keizer niet ontgaan, dat de Koning eenigen tijd bij zich zelvenoverwogen had, alvorens te antwoorden; hierdoor kreeg hij argwaan, dat dezeplotselijke onderwerping en verandering in zijn gedrag een gevolg waren van eengemaakt ontwerp, en dat hij in zijne aangenomene grondbeginselen, ten aanzien vanHolland, zoude blijven volharden. De Koning was naauwelijks in het hôtel zijnermoeder gekomen of hij zag de gendarmes d'élite komen, die zich aan de deur plaatsten,en niet wilden weggaan, zeggende, dat zij door de onmiddellijke bevelen des Keizersdaar geplaatst waren, en dat zij eenen bij-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

163

zonderen last en afgescheiden van dien der wacht van grenadiers, die zich doorgaansaan de deur bevonden, hadden.Hij had zeer veel gevoel van deze onverdiende beleediging, die hem, om zoo te

zeggen, onder de oogen der zich te Parijs bevindende Souvereinen werd aangedaan.De Koning had reeds den volgenden dag na zijne aankomst, zoo als hij zag, dat ergeene hoop meer was, moeten ontsnappen; doch nu was het geen tijd meer, allemaatregelen waren al te wel genomen. Het is waar, dat, zoo hij den volgenden dagna zijne aankomst ontvlugt was, men hem van voorbarigheid zoude hebben kunnenbeschuldigen en hem als ligtvaardig zoude hebben kunnen doen voorkomen. -Bovendien had hij zich voorgenomen, om alle mogelijke pogingen aan te wenden,ten einde de vereeniging met Frankrijk te verschuiven, hij hoopte bij zich zelvenalles van de vertraging dier gebeurtenis.Terstond na zijne aankomst te Parijs hadden zich detachementen Fransche troepen

voor Bergen op Zoom en Breda vertoond, om die plaatsen te bezetten, doch de aande Bevelhebbers gegevene bevelen verhinderden alle verrassing en bedriegerij, zoodat de Fransche troepen werden afgewezen. De Keizer beschouwde deze weigeringals eene beleediging voor Frankrijk; de Hertog DE FELTRE, Minister van Oorlog,kwam den Koning spreken, en vroeg hem, op eenen hoogen toon, eenigeophelderingen, welke deKoning hemweigerde te geven, dewijl dezelve hem onnoodigschenen te zijn, waar-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

164

op de Minister in het heengaan zeide: ‘Aldus verklaart Uwe Majesteit den oorlogaan Frankrijk en den Keizer?’ Hetwelk de Koning beantwoordde met te zeggen:‘Geene kwalijk geplaatste spotternij, Mijnheer de Hertog! een gevangene kan geenenoorlog verklaren. Dat de Keizer mij mijne vrijheid geve en dan doe wat hij verkiest.’Ondertusschen vervulde de Hertog DE FELTRE deze onaangename boodschap metzeer veel gematigdheid en op de best mogelijke wijze; weinig tijds daarna was hijverpligt den volgenden brief te schrijven, dit was op den 18den Januarij.‘Sire! Zijne Majesteit de Keizer en Koning heeft met ongenoegen gezien, dat de

Commandanten van Bergen op Zoom en Breda zich veroorloofd hebben, om detroepen van de armée van het noorden het inmarcheren in die plaatsen te weigeren.Hierdoor hebben zij de gehoorzaamheid, die zij aan eenen Maarschalk des rijks, diehet opperbevel voert over de Fransche en Hollandsche troepen tusschen de Scheldeen deMaas verschuldigd zijn, uit het oog verloren.’‘De Keizer heeft het berigt hiervan met des te meer leedwezen vernomen, daar

deze gebeurtenis was voorzien en voorbereid, en dewijl het HollandscheGouvernement door de weigering, om de Fransche troepen binnen Bergen op Zoomen Breda te ontvangen, eene onverdiende beleediging, en wel zonder eenige gegronderedenen, aan de wapenen des Keizers heeft gedaan.’‘De Keizer heeft bevolen, dat de landen tus-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

165

schen de Schelde en deMaas op eenen militairen voet zouden bezet worden doordenMaarschalk Hertog VAN REGGIO, en al wie zich daartegenmogt verzetten, volgenskrijgsgebruik te doen straffen.’‘Deze maatregelen waren een noodwendig gevolg van de bevelen, aan den

Maarschalk gegeven, en ik had niet noodig Uwe Majesteit daarvan kennis te geven.Hetgeen te Breda en te Bergen op Zoom gebeurd is, legt mij den pligt op, om UweMajesteit te waarschuwen, dat, zoo er een middel is, om Holland uit deszelfsonaangenamen toestand te redden, dit alleen kan geschieden door den Keizer terneder te zetten en niet door hem zoo nutteloos wederstand te bieden. Wanneer eriemand is, die UweMajesteit aanraadt, om Frankrijk den handschoen toe te werpen,dan is deze de vijand van Uwe Majesteit en van Holland tevens, dewijl de minsteschijn van eenen nieuwen tegenstand, onmisbaar de allernadeeligste gevolgen zalhebben. De gebeurtenissen, welke daaruit zouden vooetvloeijen, zouden al te gevoeligvoor het hart van Uwe Majesteit zijn, dan dat ik dezelve te voren zoude willenaanwijzen. Ik twijfel niet, of Uwe Majesteit zal dezelve zeer wel kunnen bevroeden,vooral wanneer dezelve de verzwarende omstandigheden, welke onafscheidbaar methet geheel eener zaak gepaard gaan, in overweging neemt, deze zijn, dat geen landvan het groote rijk, noch van de groote confederatie, zonder zich misdadig te ma-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

166

ken, deszelfs grondgebied aan de troepen van Zijne Majesteit mag weigeren. Ik benmet eerbied enz.’

(Geteekend) De Hertog DE FELTRE.

In dienzelfden oogenblik kwam de Luitenant-Colonel van de genie, VAN RIEMSDIJK,die tot het garnizoen van Bergen op Zoom behoorde, namens den Generaal DEMILET,Gouverneur van die plaats, om bevelen te vragen, en de Koning vergunde aan deFransche troepen, om provisioneel in de steden van Braband te cantonneren, dochhij gaf tevens bevel om te protesteren tegen alle aanmatigingen van autoriteit of magt.Weldra begon men te spreken van de vereeniging van Braband en Zeeland met

het keizerrijk. De Fransche en Duitsche dagbladen gaven dit als zeker op, ten eindeden geest deswegens voor te bereiden; vervolgens nammen van deze twee provincien,op eenen militairen voet, bezit, en zulks uit kracht van het volgende decreet:

‘NAPOLEON, enz.‘Willende voorzien in de veiligheid der noordelijke grenzen van ons keizerrijk en

om onze werven en arsenalen te Antwerpen voor alle gevaar in zekerheid te stellen,hebben besloten en besluiten als volgt:1. ‘Er zal eene armée, onder den naam van het leger van Braband worden

geformeerd.’2. ‘Alle landen, gelegen tusschen deMaas, de

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

167

Schelde en den Oceaan zullen het grondgebied van gezegde armée zijn.’3. ‘Al de Fransche troepen en die van onze Bondgenooten, zoo te land als ter zee,

die zich binnen dat arrondissement bevinden, zullen een gedeelte van het leger vanBraband uitmaken.’4. ‘De vestingen, liggende tusschen deMaas en de Schelde, zullen in staat van

belegering gesteld worden.’5. ‘De militaire Bevelhebbers en de Fransche en Hollandsche Autoriteiten zullen

zich naar deze bepalingen gedragen.’Op dezewijzewerden deHollanders reeds als onderdanen vanFrankrijk behandeld,

daar men hun voorschreef, om zich naar de Fransche besluiten te gedragen, zondertoestemming van den Vorst, die hen bestuurde, zonder hem zelfs daarin te kennenof te verwittigen. Op zulk eene daad was slechts een antwoord te geven, en dit waseen wederstand met den degen in de vuist, doch men heeft de reden gezien, die denKoning daarin verhinderden, en nog zoo veel te meer in dezen oogenblik, waarinmen juist dit verlangde. De Koning was dus in eenen zeldzamen toestand: wanneerhij toegaf, dan voldeed hij vrijwillig aan hetgeen men van Holland verlangde, enwanneer hij wederstand bood, dan voldeed hij nog meer daaraan. - Dit zoude welhet vereerendste voor hem, doch ook het schadelijkste voor Holland geweest zijn. -Hij aarzelde dus niet, om dit denkbeeld te verwerpen.Het decreet des Keizers werd weldra ten uitvoer

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

168

gebragt. Op den 24sten Januarij werdenBreda enBergen op Zoom door twee Franschebrigades bezet. Zoodra men deze tijding te Amsterdam kreeg, vertrok de StaatsraadELOUT, volgens het bevel van den Koning, naar Breda, alwaar hij protesteerde tegenalle aanmatiging van vreemdemagt. De Plaatselijke Besturen protesteerde eveneens.Op den 28sten Januarij deed de Generaal en Chef der Fransche armée te Breda de

navolgende proclamatie afkondigen:‘Inwoners van Braband! der Zeeuwsche eilanden, en die, welke de landen tusschen

deMaas en de Schelde bewonen! Zijne Majesteit, Keizer NAPOLEON mij bevolenhebbende, om op eenen militairen voet bezit te nemen van het land tusschen deSchelde en deMaas, zend ik welgediciplineerde en bezadigde troepen daar heen, diebevel hebben, om uwe personen, uwe gewoonten en gebruiken te eerbiedigen. Ikhoop, dat zij, in wedervergelding, door u zullen worden ontvangen, op eene wijze,die geëvenredigd is aan hun te houden gedrag, waarvoor ik niet schroommij ten borgte stellen.’Eenige dagen later werden deWillemstad, Steenbergen, en eindelijk Dordrecht

bezet. Men vorderde den eed van getrouwheid en gehoorzaamheid aan den Keizer,doch dezelve werd overal geweigerd, in weerwil van de gevangennemingen en allemogelijke slechte behandelingen. De Landdrost van Zeeland, de Heer ERMERINS, ende Burgemeester van Bergen op Zoom, de Heer VERMEULEN, de-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

169

den zich bovenal onderscheiden door hunnenmoed en hunne getrouwheid; aan zulkemannen alleen komt den naam vanHollander toe. Naarmate men de steden bezettede,werden de Engelsche koopwaren, die zich daar bevonden, geconfiskeerd.Gedurende dezen tijd werd de inwendige admininistratie van het koningrijk meer

en meer moeijelijk: de betaling der renten van de geldleeningen van 1808 en 1809,die te zamen vier millioenen bedroegen, moest, door middel van eenige verhoogingop de belastingen, gevonden worden. - Deze verhooging werd aan het WetgevendLigchaam voorgedragen, dat er in toestemde; men vermeerderde dus de verpondingder vaste eigendommen met een tiende gedeelte, het dienstbodengeld, pleisiergeld,de belasting op het hoornvee, het meubilair, het schoorsteengeld, het regt op hetgemaal en dat op de successie werden eveneens met een tiende, het regt van de waag,het koren, de hal, de wijn, de brandewijn en vreemde voortbrengsels allen met eenachtste verhoogd, en eindelijk werd de belasting op de jenever met een vijfdevermeerderd. De gewone zitting van het Wetgevend Ligchaam geëindigd zijnde,werd het onmiddellijk weder op den 17den Januarij tot eene buitengewone zittingbijeengeroepen. De Heer JARGES van Groningen werd tot President benoemd.Gedurende dat dit alles plaats had, waren de Fransche dagbladen opgevuld met

beschuldigingen en verwijtingen tegen denKoning en tegenHolland. In de aanspraak,die de Koning van Engeland bij

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

170

de opening der vergadering van het Parlement had gedaan, was geene de minstemelding van eenen van beiden gemaakt; doch deMoniteur voorzag daarin dooreenige noten, waaraan het officieele dagblad beantwoordde; doch het is onnoodigom verder uit te weiden wegens eenen pennestrijd, die thans zonder belang en altijdaf te keuren is.De Koning betuigde zijn gevoel en zijn verdriet aan het Wetgevend Ligchaam

door de volgende boodschap:

Parijs, den 1sten Februarij.

‘Mijne Heeren! Ik heb mij vergist, toen ik dacht, dat ik voor den 1sten Januarij terugzoude kunnen keeren; gij zult uit de hier nevens gaande stukken van denMoniteurvan gisteren zien, dat de afdoening en de uitslag van onze zaken verbonden is aanhet gedrag door Engeland te houden.’‘De smarten, die ik gevoelde, zijn zeer vermeerderd bij het lezen van de onbillijke

beschuldiging, welke men ons heeft gedaan, namelijk van ongetrouw te zijn aan dezaak van het vaste land, dat wil zeggen, van aan onze verbindtenissen niet te hebbenvoldaan, en ik schrijf u om den indruk, die zulk eene onbillijke en verwonderlijkebeschuldiging, op uwen geest en op dien van elken waren Hollander zal maken, teverminderen. Terwijl, gedurende de vier jaren, die sedert het begin mijner regeringverloopen zijn, de natie en gij, meer bijzonderlijk ter handhaving

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

171

van derzelver belangen opgeroepen, met zoo vele zorgen, doch tevens met zoo veelonderwerping al de zwarigheden, de vermeerdering der belastingen, de aanmerkelijkevermeerdering der publieke schuld en de zoo belangrijke en aan de bevolking en dentoestand des lands zoo ongeëvenredigde wapening, geleden hebt, toen waren wijverre af van te gelooven, dat men ons eenmaal zoude beschuldigen van in gebrekete zijn gebleven in het vervullen onzer verpligtingen en niet genoeg te hebben gedaan.Toen voornamelijk, toen de zaken van de zeevaart oneindig meer op ons drukten danop alle andere landen gezamenlijk, en wij bovendien nog eene blokkade op het vasteland moesten verduren. Het is deze overtuiging, Mijne Heeren! die ons geduld moetdoen nemen tot aan den oogenblik, in welke de regtvaardigheid van Zijne Majesteitden Keizer, mijnen broeder, eene beschuldiging zal herstellen, welke wij zoo verreaf zijn van te verdienen.’‘Het is mij in dezen zoo hagchelijken als moeijelijken oogenblik, niet mogelijk te

bepalen, hoe lang ik verhinderd zal worden, om den eersten en den vurigsten mijnerwenschen te vervullen, namelijk dien, van in mijne hoofdstad terug te keeren, en mijin het midden van u te bevinden. Hoezeer ik mij ook van u verwijderd bevind, weestechter verzekerd, dat niets eenige verandering kan toebrengen aan mijne gehechtheidaan de natie en mijne verknochtheid aan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

172

derzelver belangen, als mede aan mijne achting voor u en mijn vertrouwen op u.’Een anderMinister kwamdenKoning bezoeken,met oogmerk om eene bevrediging

te bewerken; doch hij beschouwde dezen noch als de vriend des Keizers, noch alsde vriend van een eenig lid zijner familie, noch van eenig vorst, en zijnegrondbeginselen behaagden hem niet, waarom hij zich dan ook ten aanzien van dezenop eenen zekeren afstand hield, dit was mogelijk ongelukkig; doch hoe kon hij eenigvertrouwen stellen in eenen Staatsman, die hem dorst te zeggen, dat het hem leedvoor den Koning deed, dat deze den opstand, welke te Rotterdam had plaats gehad,en waarvan wij hier boven gesproken hebben, niet op eene voorbeeldige en strengewijze had doen straffen, dat hij dezelve had moeten doen eindigen, met een vijftigtalder meest schuldigen teregt te doen stellen, waarop de Koning lagchende antwoordde:‘Ik heb het beter geoordeeld dien opstand met eenen brief te doen eindigen.’In dien zelfden geest zeide hij tegen den Heer DE CAZE, destijds Secretaris van het

kabinet: ‘Ik weet niet waarom men bajonetten gebruikt, om de weinig beteekenendeonlusten in de schouwburgzaal te dempen. Om dezelven te doen ophouden, moestmen eenen kunstmatigen regen in de zoldeting van de zaal kunnen maken, ten eindehet parterre daarmede te kunnen besproeijen, wanneer het een weinig al te woeligwordt, dit zoude meer geschikt zijn, want er is zeer veel loszin-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

173

nigheid in de woelingen van het parterre, en om dezelve even als eene misdaadgestreng te straffen, zoude dit niet even zoo goed zijn, alsof men eene vlieg, doormiddel van eene rots, wilde verpletteren?’In dezen oogenblik wilde Frankrijk, door middel van Holland, eene poging doen

tot het openen eener onderhandelingmetEngeland, waarin de Koning op de volgendewijze betrokken werd: Sedert zijne komst te Parijs hield men niet op, hem te herhalen,dat de Keizer nimmer het oogmerk had gehad, om Holland met Frankrijk tevereenigen, dat deze voortdurende bedreigingen alleen als eene list moestenbeschouwdworden, die ten doel had, om deEngelschen te noodzaken tot het intrekkenhunner besluiten en om vrede temaken, uit vrees voor de aanmerkelijke vermeerderingvan zeemagt, die Frankrijk zoude krijgen, wanneer het zich van Holland meestermaakte; dat de Keizer zelfs niet eens Braband of Zeeland zoude nemen, hoezeerdeze beide provincien zoo noodig voor de natuurlijke grensscheiding des rijks waren,dat hij, wel verre van dat, zelfs het groothertogdom Berg en de Hanzeesteden metHolland zoude vereenigen, dat dit al te zeer zigtbaar voor het belang des Koningsen dat van Frankrijk was, dan dat hij daar onkundig van zoude zijn. Op deongeloovigheid des Konings en op de talrijke aanmerkingen, die zulk eene hoopomverrewierpen, antwoordde CHAMPAGNY: datmen ook eene blinde gehoorzaamheid,ten aanzien der maatregelen van Frankrijk van de Hollan-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

174

ders vorderde, dat de Keizer beleedigd was, dat zijn broeder, die zijn werk was,andere grondstellingen wilde, en aldus eene andere staatkunde dan die des Keizersomhelsde, en dat hij daarvan niet zoude teruggebragt worden, of zich met Hollandzoude verzoenen, voor dat de Koning onwederlegbare bewijzen gaf van deszelfsvoornemen, om blindelings den wil en de staatkunde des Keizers te zullen volgen,dat als een eerst bewijs daarvan gevorderd werd, dat hij zich liet gebruiken tot eenekrijgslist, en iemand naar Engeland moest zenden, om te zien, of men daar, door debedreiging met de vereeniging, niet tot den vrede zoude neigen. Te dien einde lagmen hem een voorschrift van eenen brief voor, welken hij aan zijne Ministers zoudeschrijven, doch dit voorschrift verwierp hij met verontwaardiging, dewijl men hemdaarbij wilde doen zeggen, dat hij overtuigd was van de nuttigheid dezer vereenigingenz. Ondertusschen, daar men hem verzekerde, dat het slechts eene list was, dat hetnoodig was aan de Engelschen te doen zien, dat deze vereeniging zonder den vredeonvermijdelijk was, besloot hij eindelijk, om in dien geest eenen brief aan zijneMinisters,MOLLERUS en VAN DER HEIM, te schrijven, welke aldus, op zijn bevel, denHeer LABOUCHERE, hoofd van het huis van HOPE en Comp., een' man van zeer veelverstand en oordeel, en wiens uitterlijk voorkomen en houding hem zeer deedonderscheiden, naar Engeland zonden. Deze nu voorzien van eene instructie van debeide hier bovengemelde Ministers, vertrok den 3den van

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

175

den Briel, en kwam den 5den des avonds te Tarmouth, en vervolgens den 6den teLonden aan. Hij had verscheidene conferentien met den Markies VAN WELLESLEY,welke hem antwoordde bij eene geschrevene nota, dat de toestand van Holland zeerveel belangstelling in Engeland veroorzaakte, doch dat desniettegenstaandeEngelanddeszelfs decreten omtrent de blokkade niet zoude intrekken, voor dat Frankrijk daarinvoorging, daar die van Engeland niet anders dan als eene wedervergelding kondenworden beschouwd enz.De Koning, die, sedert zijne komst te Parijs, niets dan onaangenaamheden had

ondervonden, en door alle bittere en smartelijke discussien was afgetobt, werd dooreene zeer zware ziekte aangetast, die zelfs zijn leven in gevaar stelde: - ongelukkiglijkvoor hem, hij herstelde.Gedurende zijne ziekte kwam de Hollandsche Generaal SUDEN, die door zijne

Ministers was afgezonden, hem berigt geven, dat de Fransche Brabandsche arméeal meer en meer Amsterdam begon te naderen, en vroeg hem, of men zich in staatvan tegenweer moest stellen. De Koning zond hem terug, met bevel, om zich, zoospoedig doenlijk, in staat van verdediging te stellen, en vooral te zorgen, dat meneenstemmig met de flottille handelde, daar deze alleen op eene nadrukkelijke wijzede linie van defensie voor Amsterdam konde begunstigen.De staat der finantien was allerhagchelijkst en genoegzaam niet zonder gevaar.

Hij Sanctioneerde al-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

176

dus op den 20sten Februarij de afgifte van ƒ6,000,000 aan recepissen ter betalingdermeest dringende schulden. Deze recepissenmoestenworden ontvangen als contantgeld, bij de voorbetaling der grondlasten over het jaar 1810. Na den 12den Junijmoesten zij ook in betaling worden aangenomen voor de andere impositien van denStaat, en die, welke op den 1sten Januarij 1811 nog in omloop waren, moesten tegencontant geld verwisseld worden.Niet tevredenmet de vernedering, welkemen eenenFranschman en een land deed

ondergaan, van hetwelk hij de genegenheid voor Frankrijk had herwonnen, of voorhet minste zoude hebben herwonnen, wilde men nog, dat men een' zeer zwarebelasting op de renten der publieke schuld zoude leggen, dat is, met andere woordengezegd, dat hij een nationaal bankroet maakte, dat hij de conscriptie invoerde, dezelfdewetten op de douanes als in Frankrijk daarstelde, even als dat land omtrent de regelingvan den Adel handelde, en dat hij de Maarschalken afschafte. Nimmer zoude hij inhet minste iets hebben toegegeven, wanneer hij niet volkomen overtuigd warengeweest, dat al deze vorderingen louter gezochte voorwendsels waren geweest, om,wanneer men weigerde aan dezelve te voldoen, met meer schijn van regt zich meestervan Holland te kunnen maken, want men was alreeds tot die hoogte gekomen, datmen, als eene bijzondere gunst, beloofde, datHolland deszelfs naam zoude behouden,mits een groot gedeelte lands aan Frankrijk werd afgestaan. Volkomen en innigovertuigd, dat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

177

Frankrijk zich volstrekt meester vanHollandwilde maken, en dat slechts eene soortvan kieschheid de terughoudende oorzaak was, dat men dit niet wilde doen op denoogenblik van het huwelijk des Keizers, wilde de Koning zelfs de voorwendselsvermijden. Hij stemde in alles toe, behalve in datgene, dat zoo geheel tegen zijngeweten en tegen zijne gevoelens streed, namelijk de conscriptie, het nationaalbankroet enz. Men herinnere zich, dat men op dien oogenblik het volgende lot vanFrankrijk niet voorzien kon, daar deszelfs magt en roem elken dag vermeerderden,en dat men met ieder mogt veronderstellen, dat, zoo Frankrijk zich meester vanHolland maakte, dir voor altijd zoude zijn, men konde immers het lot van Polen envan Venetie niet uit het oog verliezen. Dien ten gevolge trok hij de erkenning vanden ouden Adel in Holland in, en hij schafte de maarschalken af. Maar terwijl deHollanders, en elk een die niet bekendwasmet den bijzonderen toestand vanHolland,ten aanzien van Frankrijk zich veelligt verontwaardigde wegens de zwakheid enverblindheid des Konings, was hij noch zwak noch verblind, en hij offerde aan zijnnieuw vaderland misschien meer op dan hem vergund was te doen. Men moet denstaat van zaken in al derzelver bijzonderheden wel kennen, om een goed oordeelover dezelve te vellen, en zie daar de reden, waarommen eene geschiedenis, eenigentijd nadat dezelve is voorgevallen, (at a distance) moet beschrijven, of voor het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

178

minst moet dezelve geschrevenworden door iemand, die het meeste belang bij dezelveheeft gehad, en eene volkomene kennis daarvan heeft, daarom moet men ook niet tevoorbarig zijn met het beoordeelen der Gouvernementen, men moet wachten, tot datde tijd en eene volkomene kennis van derzelver omstandigheden ons, om zoo tespreken, in den stand gebragt hebben, waarin zij zich toenmaals bevonden.DeKoning deed aldus den titel vanMaarschalk door dien vanGeneraal enAdmiraal

vervangen, en op den 13den Februarij vernietigde het Wetgevend Ligchaam de wetop den constitutionelen adel, die in de maand October bevorens was aangenomen.Het is onmogelijk, om te beschrijven, wat hij, gedurende zijn verblijf te Parijs, te

lijden had; en aan de andere zijde zag hij met grievende smart, hoe de Keizer vermaakscheen te scheppen, om de grondslagen van zijn eigen werk te ondermijnen, het teverzwakken, deszelfs dierbaarste belangen te benadeelen, terwijl hij meende daardoorzijn stelsel te zullen versterken.‘Wanneer gij den tegenwoordigen staat van Frankrijk wilt bevestigen,’ schreef

hij aan den Keizer, toen hij zich in Parijs bevond, ‘en den vrede ter zee wilt verkrijgen,of wel met een goed gevolg Engelandwilt aangrijpen, dan is het niet door zoodanigemaatregelen, niet door het blocus, dat gij daartoe komen zult; het is niet door hetvernielen van een koningrijk, dat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

179

gij zelf geschept hebt; het is niet door uwe bondgenooten te verzwakken, en nochhunne heiligste regten, noch de eerste grondbeginselen der billijkheid te eerbiedigen- maar integendeel door Frankrijk te doen beminnen, door uwe bondgenooten, opwelken gij, als zijnde uwe broeders, kunt rekenen, te bevestigen en te versterken. Devernietiging van Holland zal, wel verre van een middel te zijn, om Engeland tebenadeelen, hetzelve veeleer van de rijkdommen en de nijverheid der Hollanders,die zich derwaarts zullen begeven, verzekeren - er zijn slechts drie middelen, omEngeland gevoelig te kunnen treffen. Deze zijn: of zichmeester te maken van deszelfsOost-Indiesche bezittingen, of eene landing op deszelfs kusten, of door Ierland tebemagtigen en dit land alzoo van Engeland af te scheiden. De twee eerste middelen,hoezeer de krachtdadigsten, zijn onuitvoerlijk zonder eene genoegzame zeemagt,doch ik verwonder mij, dat men zoo gemakkelijk van het laatste middel heeft afgezien;dit middel is oneindig zekerder, om den vrede op goede voorwaarden te verkrijgen,dan het stelsel van zich zelven en zijne vrienden te benadeelen, met oogmerk, omdaardoor zijnen vijand nog meer nadeel toe te brengen.’De Keizer sloeg geen de minste acht op deze juiste aanmerking; maar hij konde

met zijnen broeder, dien hij als vijand behandelde, alles doen, wat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

180

hij wilde, terwijl deze niet ophield, om Frankrijk te beschouwen als de natuurlijkebondgenoot en het steunpunt vanHolland en deszelfs Gouvernement. Gedurende dedrie maanden Januarij, Februarij en Maart, zoowel door regtstreeksche alszijdelingsche aanvallen, om van Holland af te zien, gekweld wordende, gedrongendoor de behendigste middelen en de listigste redeneringen, zelfs door hen, in welkenhij het meeste vertrouwen stelde, bleef hij echter volstandig alles wederstaan, en hijvertrouwde, dat zijn roem en de oplossing van het vraagstuk alleen daarin bestond,om zich door niets hoegenaamd te laten ontmoedigen en naarHolland terug te keeren,om het even op welk eene wijze. Het voorbeeld van Polen en Venetie zweefde hemonophoudelijk voor den geest, en hij zeide tot zich zelven: ‘Alles kan hersteld worden,wanneer Holland slechts, onder welk eene gedaante het ook zij, den algemeenenvrede mag bereiken; doch wanneer het eenmaal is uitgewischt van de lijst der natiën,dan is het voor altijd verloren. Wanneer Polen eenmaal weder herleven mogt, danzal het zijn, omdat Europa er belang bij heeft, om zich tegen de collossale magt vanhet Noorden te versterken, vanwaar al de volken gekomen zijn, die het Zuidenoverstroomd hebben; doch wie zal toch ook eenige belangstelling voor Holland ofVenetie koesteren?’De Ministers, waarvan wij gesproken hebben, de Hertog van CADORE, en de

Maarschalk VERHUELL, brag-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

181

ten het hunne toe, om den Koning in deze gedachte te versterken door hunneonderhandelingen, en hunnen aandrang, hetzij welgemeend, hetzij zij zijne geheimeoogmerken doorgrondden en zijdelings daarop wilde werken. De Heer ROËLLoordeelde volkomen wel over den staat der zaken. Hij had, door een enkel woord,den Koning kunnen beletten, om de verdeeling van Holland te onderteekenen, dochhij deed niet genoeg, om hem daarvan terug te houden, hoezeer hij er het diepsteleedwezen over gevoelde. Hij vreesde den toorn des Keizers, bij welken hij als eenAnti-Franschman was afgeschilderd, dat wil zeggen: een goed Hollander. Het iswaar, dat de Staatkunde van dien tijd van dien aard was, dat zij de verstandigstehoofden op den hol konde brengen. (Dat men mij deze uitdrukking vergunne.) DeMaarschalk VERHUELL wilde Maarschalk van Frankrijk zijn, en zich gelijkstellenmet die Maarschalken, die zich met roem en likteekens overladen hadden, uit hoofdevan zijne luisterrijke doch eenige daad van kaapGuinez. Hij had uit het oog verloren,dat de Keizer hem van Scheeps-Luitenant tot Admiraal had verheven, ten einde hemtot een creatuur van Frankrijk te maken. Aldus was VERHUELL, mogelijk zonder dathij het wist, niets anders dan een werktuig in de hand van den Hertog van CADORE,in plaats van Ambassadeur van Holland te zijn. ROËLL werd gadegeslagen, hij wasontevreden, had eenen tegenzin in alles opgevat, hij voorzag den val van zijn

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

182

vaderland en wist niet wat hij zoude zeggen. DeKeizer behandelde nu zijnen broederals eenen onderdaan, dan als eenen vreemdeling en dan weder als eenen vijand -hierover zal men uit de volgende stukken kunnen oordeelen.

Brief van den Keizer aan den Koning.

‘Mijnheer mijn broeder! Ik heb den brief van UweMajesteit ontvangen; zij verlangt,dat ik haar mijne oogmerken omtrentHolland doe kennen; dit zal ik openhartig doen.Toen Uwe Majesteit den troon van Holland beklom, was er een gedeelte derHollanders, dat eene vereenigingmet Frankrijk verlangde; de achting, welke ik voordeze brave natie, door het lezen van derzelver geschiedenis, had opgevat, deden mijwenschen, dat dit land zijnen naam en zijne onafhankelijkheid behield. Ik zelfontwierp deszelfs constitutie, waarop de troon van Uwe Majesteit gevestigd was, enik plaatste Uwe Majesteit op dezelve. Ik hoopte, dat Uwe Majesteit, onder mijnebesturing opgevoed zijnde, altijd die gehechtheid voor Frankrijk zoude blijvenkoesteren, die de natie het regt heeft, om van hare kinderen, en zoo veel te meer vanhare Vorsten, te vorderen. Ik hoopte, dat Uwe Majesteit, in de school mijnerStaatkunde onderwezen zijnde, zoude gevoeld hebben, dat Holland, hetwelk doormijn volk was overwonnen, zijne onafhankelijkheid aan de edelmoedigheid desFranschen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

183

volks te danken had.(*)DatHolland, zwak, zonder bondgenooten, zonder leger, wederoverwonnen zoude enmoeten worden, zoodra als het zich regtstreeks tegen Frankrijkaankantte. Dat het dus zijne Staatkunde niet van de mijne moest afscheiden - eneindelijk, dat Holland door zijne tractaten aan mij verbonden was. Ik hoopte dus,door eenen Prins van mijn bloed op den troon van Holland te plaatsen, dat ik hetmiddel gevonden had, om de belangen der beide Staten overeen te brengen endezelven tot een punt, tot een algemeen belang te hebben vereenigd in den haat tegenEngeland, en ik was er trots op, dat ik aanHolland gegeven had hetgeen het behoefde,zoo als ik door mijne acte

(*) Overwonnen door Frankrijk? Op welk eene wijze? - De geschiedenis van 1795 is immersnog zoo oud niet, dat men al de toen plaats gehad hebbende omstandigheden zoude vergetenzijn? - Onafhankelijkheid? - De naam en de uiterlijke schijn van onafhankelijk te zijn, heeftons honderd millioenen gekost, zonder het onderhoud van 25000 man Fransche troepen,gedurende den tijd van zeven jaren, hetwelk men veilig op zeventig millioenen kan schatten,de knevelarijen van Fransche Legerhoosden, de geschenken aan Fransche Staatsmannen,enz mede te rekenen. - Waarlijk, deze edelmoedigheid staat gelijk aan die van den roover,die den geen kwaadvermoedenden reiziger alles ontneemt, maar hem, uit edelmoedigheid,zijn hembd laat.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

184

van mediatie Zwitserland het noodige had gegeven. Doch weldra ontdekte ik, dat ikmij met eene ijdele hoop gevleid had, dat ik in mijne verwachting bedrogen was.Toen Uwe Majesteit den troon van Holland beklom, heeft dezelve vergetenFranschman te zijn, en heeft zelfs alles gedaanwat mogelijk was, derzelver kieschheiden geweten gepijnigd, om zich te overtuigen vanHollander te zijn. - DeHollanders,welkeFrankrijkwaren toegedaan, zijn veronachtzaamd en vervolgd, zij, dieEngelandgediend hebben, zijn voorgetrokken. - De Franschen, van den Officier tot aan densoldaat, zijn verjaagd of miskend, en ik heb de smart moeten ondervinden, te zien,dat de naam van Franschman, in Holland, onder de regering van eenen Prins vanmijn bloed aan de schande was blootgesteld. Ondertusschen draag ik den roem, deeer en de achting van den Franschen naam in mijn hart, ik heb dezelven op de puntender bajonetten mijner soldaten weten te handhaven, en noch aan Holland, noch aanniemand, wie het ook zij, voegt het, om dezelven straffeloos aan te tasten. Deaanspraken, die UweMajesteit aan derzelver natie gedaan heeft, hebben de kenmerkenvan eene verkeerde stemming gedragen; men vindt daarin niets anders dantoespelingen op Frankrijk, in plaats van het voorbeeld te geven om het verledenente vergeten, wordt men door deze aanspraken daaraan onophoudelijk herinnerd,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

185

waardoor de geheime gevoelens en de driften der vijanden van Frankrijk gestreeldworden. En ondertusschen, waarover toch beklagen zich deHollanders? zijn zij nietdoor onze wapenen overwonnen? zijn zij niet hunne onafhankelijkheid aan deedelmoedigheid van mijn volk verschuldigd? moesten zij niet veeleer deedelmoedigheid van Frankrijk zegenen, dat steeds zijne douanes en zijne rivierenvoor den koophandel heeft opengelaten, dat zich alleen van zijne overwinning heeftbediend om hen te beschermen, en dat tot op dezen oogenblik van deszelfs magtgeen ander gebruik heeft gemaakt, dan om derzelver onafhankelijkheid te bevestigen?Wie heeft dan het honende gedrag van uwe Majesteit jegens de natie, en debeleedigingen, mij aangedaan, kunnen regtvaardigen? Gij moet begrijpen, dat ik mijvan mijne voorgangers niet afzonder, en dat van CLORIS af, tot op het committé vanalgemeen welzijn toe, ik mij zelven verantwoordelijk voor allen stel, en dat hetnadeelige, dat men van de Gouvernementen, die het mijnen zijn voorafgegaan, zegt,door mij wordt beschouwd als met oogmerk gedaan te zijn om mij te beleedigen. Ikweet, dat het bij sommige lieden de gewoonte is geworden, om mij te prijzen, enFrankrijk te laken; doch zij, die Frankrijk niet beminnen, beminnen ook mij niet, enzij, die kwaad van mijn volk spreken, beschouw ik als mijne grootste vijanden. Alhad ik geene andere reden

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

186

van ontevredenheid dan die, dat ik weet hoedanig den naam van Franschman inverachting bij de Hollanders is geraakt, dan zoude de regten van mijne kroon mijmagtigen, om den oorlog te verklaren aan eenen Souverein, mijnen nabuur, in wiensStaten men zich veroorlooft om mijn volk te beleedigen. - Doch ik heb dit echterniet gedaan.’‘Doch Uwe Majesteit heeft zich ten aanzien van mijn karakter bedrogen; gij hebt

u een verkeerd denkbeeld van mijne goedheid en van mijne gevoelens jegens ugemaakt; gij hebt alle tractaten, die gij met mij gemaakt hebt, verkracht. Gij hebtuwe eskaders doen onttakelen, uwe matroozen afgedankt, uwe legers ontvolkt,zoodanig, datHolland zich zonder land- of zeemagt bevindt, even als of de pakhuizenmet koopwaren, de kooplieden en de kantoorbedienden eene mogendheid kondenbevestigen. Dit vormt eene rijke maatschappij, doch er bestaat geen Koning zonderfinantiën, zonder de middelen, om zijne legers voltallig te houden en zonder vloot.’‘UweMajesteit heeft meer gedaan. Gij hebt gebruik gemaakt van de gelegenheid,

dat ik op het vaste land de handen vol had, om de betrekkingen tusschen EngelandenHolland op nieuw te laten aanknoopen, en de wetten op de blokkade te verkrachten,die toch, het eenige middel zijn, om deze mogendheid nadeel toe te brengen. Ik hebu mijne ontevredenheid over

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

187

zoodanig een gedrag betoond door u Frankrijk te ontzeggen, en ik heb u doengevoelen, dat ik zelfs zonder de hulp mijns legers en alleen door den Rijn, deWezer,de Schelde en deMaas voor Holland te sluiten, hetzelve in eene hagchelijkereomstandigheid bragt dan wanneer ik het den oorlog had verklaard, en dat ik hetzelveafsloot en konde vernietigen.’‘Dit gevoelde men in Holland; Uwe Majesteit heeft mijne edelmoedigheid

ingeroepen, mijne broederlijke gevoelens opgewekt, mij beloofd van gedrag teveranderen. Ik dacht, dat deze waarschuwing voldoende zoude geweest zijn. Ik hebhet verbod aan mijne do uanes opgeheven, doch weldra keerde Uwe Majesteit totderzelver stelsel terug. Het is waar, dat ik mij toen teWeenen bevond en dat ik ineenen moeijelijken oorlog was ingewikkeld. Alle Amerikaansche schepen, die zichvoor de Hollandsche havens vertoonden, heeft Uwe Majesteit laten binnen komen,terwijl zij uit de Fransche havens werden geweerd. Ik ben dus voor de tweedemaalgenoodzaakt geweest, om den doorvoer voor Holland te sluiten. In waarheid, hetwas moeijelijk, om eene meer openlijke oorlogsverklaring te doen. In dien toestandvan zaken konden wij ons beschouwen als wezenlijk in oorlog te zijn. In mijneaanspraak aan het Wetgevend Ligchaam heb ik mijne ontevredenheid doen blijken,en ik wil het u niet verbergen, dat mijn voornemen is, om Holland met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

188

Frankrijk te vereenigen als eene aanvulling van mijn grondgebied, als den zwaarstenslag, dien ik immers aan Engeland zouden kunnen toebrengen, en als mij ontheffendevan de onophoudelijke beleedigingen, die mij door de drijvers van uw kabinet wordenaangedaan. In het wezen van de zaak, de monden van den Rijn en van deMaasmoeten mij toebehooren, het stelsel van Frankrijk, dat de oevers van den Rijn onzegrondscheiding moet zijn, is een grondstelsel. Uwe Majesteit schrijft mij in harenbrief van den 17den, dat gij zeker zijt, om alle betrekkingen met Engeland te kunnendoen ophouden, dat gij finantiën, vloten, legers kunt hebben, dat gij degrondbeginselen van de constitutie zult herstellen en geen het minste voorregt aanden adel zult geven, de Maarschalken zult afschaffen, hetwelk waarlijk eenenbelagchelijken titel is en weinig voegt voor eeneMogendheid van den tweeden rang,eindelijk, dat gij de bewaarplaatsen van koloniale koopwaren zult doen aanhalen,als mede alles, hetwelk met Amerikaansche schepen is binnen gebragt en niet in uwehavens had behooren binnen te komen. Ik verbeeld mij, dat Uwe Majesteitverbindtenissen wil aangaan, die zij niet zal kunnen nakomen, en dat de vereenigingvan Holland met Frankrijk daardoor slechts zal worden uitgesteld. Ik erken, dat ikniet meer belang heb in het vereenigen met Frankrijk van den regteroever des Rijns,dan ik heb, om

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

189

het Groot-Hertogdom Berg en de Hanzeesteden daarmede te vereenigen. Ik kan dusaan Holland den regter Rijn-oever laten, en ik zal het, verbod, aan mijne douanesgegeven, opheffen; mits dat de bestaande tractaten, welke vernieuwd zullen worden,door u worden opgevolgd. Zie hier mijnen wil:1o. ‘Een verbod tegen alle gemeenschap en allen handel met Engeland.’2o. ‘Eene vloot van veertien linieschepen, zeven fregatten en zeven brikken of

corvetten, allen gewapend en bemand’3o. ‘Eene landmagt van vijf en twintig duizend man.’4o. ‘Afschaffing der Maarschalken.’5o. ‘Vernietiging van alle voorregten van den Adel, die tegenstrijdig zijn aan de

constitutie, die ik gegeven en gewaarborgd heb.’‘Uwe Majesteit zal op deze gronden kunnen doen onderhandelen met den Hertog

van Cadore en door middel van uwen Minister, doch gij kunt zeker zijn, dat, bij hetbinnenloopen van de eerste paketboot of het eerste schip in eene der havens vanHolland, het verbod aan de douanes hernieuwd zal worden; dat ik, bij de eerste hoon,die mijne vlag wordt aangedaan, den Hollandschen Officier, die zich veroorlovenzal mijnen adelaar te beleedigen, gewapenderhand zal doen gevangen nemen, en aanden grooten mast doen ophangen. Uwe Majesteit zal in mij eenen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

190

broeder vinden, zoodra ik in u eenen Franschman vind, doch zoo gij de gevoelensvergeet, die u aan het algemeene vaderland verbinden, zult gij niet kwalijk gelievente nemen, dat ik de gevoelens, welke de natuur aan ons beiden heeft opgelegd, ookuit het oog zal verliezen.’‘Om alles wat gezegd is in weinige woorden te bevatten: de vereeniging van

Holland met Frankrijk is hetgeen het nuttigst voot Frankrijk, voor Holland en voorhet vaste land zoude zijn, en het meeste nadeel aan Engeland zoude toebrengen. Dezevereeniging kan geschieden bij schikking of met geweld. Ik heb grieven genoeg tegenHolland om het den oorlog te verklaren; - doch ik zal geene zwarigheden maken omin eene schikking te treden, waarbij de grensscheiding van den Rijn aan mij wordeafgestaan, en waarbij Holland zich verbindt, om de bovenstaande voorwaarden tevervullen.’

Uw toegenegen broeder.

(Geteekend) NAPOLEON,

Te Trianon, den 21 December 1809.

Deze brief verspreidde een nieuw licht over de voorgewende klagten tegen Hollanden den Koning. Wanneer Frankrijk edelmoedig jegens Holland was, dan betaaldelaatstgenoemde land deze edelmoedigheid duur genoeg.Men deed de buitensporigstevorderingen, en dewijl Holland, dezelve niet konde

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

191

voldoen, had Frankrijk altijd een voorwendsel gereed om het aan te vallen, door bijte brengen, dat het niet aan deszelfs verbindtenissen had voldaan.Het zal den lezer niet ontgaan, dat er eene groote tegenstrijdigheid bestaat in de

wijze, waarop men den Koning in dezen brief behandelt, en die op welke in denvolgenden van hem gesproken wordt. Ondertusschen werden beiden in hetzelfdetijdvak, dat de Koning zich in Parijs bevond, en gedurende de onderhandelingenover de zaken van Holland geschreven. In den voorgaanden brief heeft men eenenkoelen en gedwongen beleefden toon, welke dadelijk aan hem gerigt was, kunnenopmerken. In het volgende stuk, dat aan de Hollanders gerigt was, en zelfs aan zijneMinisters, zal men zien, dat men er zijn werk van maakte, om hem te beschouwenen te doen beschouwen als een Fransch onderdaan.

Nota van den Minister van BuitenlandscheZaken aan Mijnheer den Baron de roëll,Minister van Buitenlandsche Zaken van Holland.

‘De ondergeteekende, Minister van Buitenlandsche Zaken van Frankrijk, is gelastvan aan Zijne Excellentie, den Heere Baron DE ROËLL, Minister van BuitenlandscheZaken van Holland, de bepalingen te kennen te geven, waartoe de toestand vanEuropa Zijne keizerlijke en konink-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

192

lijke Majesteit verpligten. Wanneer deze bepalingen van dien aard zijn, dat dezelvetegen den wensch van Holland mogten inloopen, zal dit, zonder twijfel, den Keizerleed doen, daar hij dezelve niet danmet tegenzinmoet nemen, doch het onverbiddelijknoodlot, dat alles in deze wereld regelt, en hetwelk wil, dat de menschen door degebeurtenisten worden medegesleept, verpligt Zijne Majesteit, om met eenen vastentred die maatregelen te volgen, waarvan hem de noodzakelijkheid zoo klaarblijkelijkbewezen is, zonder zich in het minst, door tusschenkomende omstandigheden vaneen ander belang, daarvan terug te laten brengen.’‘Toen Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit eenen van derzelver broeders op

den troon van Holland plaatste, konde dezelve niet voorzien, dat Engeland immerhet grondstelsel van eenen eeuwigdurenden oorlog openlijk zoude hebben durvenproclameren, en dat het, om dezen oorlog te kunnen volhouden, de grondbeginselen,die het bevel van den Raad vanNovember 1807 hebben voorgeschreven, tot grondslagvan deszelfs gedrochtelijke wetgeving zoude aannemen. Tot aan dien tijd werd,zonder twijfel, deszelfs regt op de zee door Frankrijk bestreden en door onzijdigeMogendheden verworpen. Doch Engeland sloot toen nog niet alle zeevaart uit enliet nog eene soort van onafhankelijkheid aan de Zeemogendheden over. Er was toenweinig kwaads

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

193

voor de algemeene zaak in gelegen, dat Holland met Engeland handel dreef, hetzijdoor de tusschenkomst van anderen, hetzij door zich van hunne vlaggen, te bedienen.Marseille, Bourdeaux en Antwerpen genoten hetzelfde voorregt. Engeland moesttoen nog Amerika, Rusland, Pruissen, Zweden, en Denemarken ontzien, en dezenatiën vormden eerne soort van verband tusschen de volken, welke door de zeevaneen gescheiden worden.’‘De vierde coalitie heeft dezen staat van zaken vernietigd, het was Engeland gelukt

Rusland, Pruissen en Zweden tegen Frankrijk de wapenen te doen opvatten, het wastoen niet meer verpligt diezelfde omzigtigheid in het oog te houden, en toen misbruikmakende van woorden en zaken, deed het zijne vordering gelden om alle regten deronzijdigen te doen zwijgen, door middel van een enkel decreet van blokkade. DeKeizer is daardoor genoodzaakt geworden, om gebruik te maken van het regt vanwedervergelding. En bij deszelfs intrede in Berlijn heeft hij op de blokkade vanFrankrijk geantwoord door eene verklaring van blokkade der Britsche eilanden. Deonzijdigen, en voornamelijk de Amerikanen, vroegen opheldering wegens dezenmaatregel, en men antwoordde aan dezelven, dat, daar het ongerijmde stelsel vaneenen geheelen Staat te blokkeren eene ongeoorloofde overheersching was, de Keizerzich zoude bepalen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

194

om den Engelschen handel op het vaste land te beperken en te verhinderen, deonzijdige vlag op zee zoude geëerbiedigd worden, dat zijne oorlogschepen nochkapers de zeevaart der onzijdige Mogendheden hinderlijk zouden zijn, en dat hetdecreet niet anders dan op het vaste land zoude gehandhaafd worden, doch deuitvoering daarvan, die het noodzakelijk maakte om de havens van Holland voorden Engelschen handel te sluiten, hinderde de belangen des koophandels van hetHollandsche volk en deszelfs oude gewoonten; dit was de eerste bron der geheimetegenkanting, die tusschen Frankrijk en Holland begon te ontstaan. Van dienoogenblik zag Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit met leedwezen, dat deKoning vanHolland zich weldra in eenen tweestrijd zoude bevinden met de pligten,die hij aan den keizerlijken troon verschuldigd is en den handelgeest van deHollandsche natie. Ondertusschen oefende ZijneMajesteit geduld en sloot de oogen,daar hij van deweldaden der gebeurtenissen eene of andere gunstige tusschenkomendezaak verwachtte, die zijnen broeder uit dezen onaangenamen toestand zoude kunnenredden.’‘Middelerwijl had de vrede van Tilsit plaats. De Keizer van Rusland,

verontwaardigd zoowel wegens den hoon, door de Engelschen, zijne vlag aangedaan,terwijl hij voor hen den oorlog voerde, als wegens den afschuwelijken aanval op

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

195

Koppenhage, maakte nu met Frankrijk eene gemeene zaak.’‘Frankrijk hoopte nu, dat Engeland eindelijk zoude zien hoe nutteloos het was

dezen worstelstrijd langer te doen voortduren, en dat hetzelve in schikkingen zoudewillen treden; doch deze hoop werd weldra verijdeld. Engeland, even als of deexpeditie opKoppenhage hetzelve alle schaamte ontnomen had, en alle terughoudingdeed ophouden, ontsluijerde toen zijne oogmerken en maakte deszelfs bevel van denRaad van November 1807 bekend; eene willekeurige en gewelddadige acte, diegeheel Europa heeft verontwaardigd. Door deze acte regelde Engeland welkekoopwaren de schepen van onzijdige natiën zoude mogen vervoeren; het lag dezelvede verpligting op, om deszelfs havens aan te doen, alvorens zich naar hunnebestemming te begeven, en onderwierp dezelve aan het betalen van eene belasting.Op deze wijze maakte het zich meester van de algemeene zeevaart, zonder eeneeenige Zeemogendheid als onafhankelijk te erkennen, het maakte zich alle volkencijnsbaar, onderwierp hen aan zijne wetten, door hun niet te vergunnen handel tedrijven, dan tot deszelfs voordeel en zijne inkomsten te vestigen op de nijverheidder natiën en de voortbrengsels van hun grondgebied, en verklaarde zich alleenheerscher op de zee, waarover het beschikte, zoo als elk Gouvernement beschikt overde rivieren,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

196

die door zijn eigen land stroomen. Op het beschouwen van zulk eene wetgeving, dieniet anders was dan het proclameren van eene algemeene souvereiniteit, en die hetregtsgebied van het Engelsch Parlement over den ganschen aardbol uitstrekte,gevoelde de Keizer, dat hij verpligt was, om tot een uiterste te komen, en dat hij allesin het werk moest stellen, veeleer dan te dulden, dat de geheele wereld zich ondereen aan dezelve opgelegd juk zoudemoeten krommen. Hij nam dus, teMilaan zijnde,een besluit, hetwelk de schepen, die de door Engeland opgelegde belasting betaalden,als gedenationaliseerd verklaarde. DeAmerikanen, zich bedreigd ziende van op nieuwonder het Engelsche juk gebragt te zullen worden en hunne zoo roemrijk verkregeneonafhankelijkheid te zullen verliezen, legden een algemeen embargo op al hunneschepen zagen van alle zeevaart en koophandel af, en offerden aldus hunnetegenwoordige belangen op aan hetgeen het belang van alle tijden is - de handhavinghunner onafhankelijkheid.’‘De goede gevolgen van deze groote maatregelen hingen bovenal af van derzelver

uitvoering in Holland, dan Holland integendeel zettede hetzelve hinderpalen in denweg, het bleef voortgaanmet deszelfs handel op Engeland. Alle klagten van Frankrijkte dezen opzigte waren zonder vrucht. Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

197

zag zich gedwongen, om zijne toevlugt te nemen tot gestrenge maatregelen, diedeszelfs ontevredenheid bewezen. Tweemalen zijn de Fransche douanes voorHollandgesloten geworden, in dezen oogenblik zelven zijn zij gesloten, zoodatHolland geenede minste wettige gemeenschap met de volken van het vaste land heeft, en de Keizerheeft besloten, om zijne tolkantoren op de grenzen niet weder te zullen openen voordat de omstandigheden veranderd zijn, want in waarheid, dit zoude even zoo goedzijn, als dat men dezelven voor den Engelschen handel opende. De Hollandschenatie, wel verre van het patriotismus van Amerika te volgen, schijnt in al dezeomstandigheden alleen geleid geweest te zijn door het ellendig belang deskoophandels.’‘Van eene andere zijde ziet Frankrijk Holland zonder eenige middelen om den

oorlog te voeren en bijna buiten staat tot deszelfs eigen verdediging. Het heeft geenevloot. De zestien schepen, welke het moest hebben, liggen onttakeld; het is zonderveerkracht. Bij de laatste expeditie van Engelandwas de belangrijke stad Veere nochgeproviandeerd, noch gewapend, en heeft geenen den minsten wederstand geboden.De zoo zeer belangrijke post het fort Bath, waarvan de gevolgen van zoo velegebeurtenissen konden afhangen, is verlaten geworden zes uren voor dat devijandelijke voorposten hetzelve naderden. Zonder leger, zonder douanes, men zoudezelfs kunnen zeggen zonder vrienden of bondgenooten, zijn

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

198

de Hollanders niets anders dan eene vereeniging van kooplieden, bezield door hetbelang van hunnen handel, en aldus eene rijke, nuttige en eerbiedwaardigecompagnieschap uitmakende, doch geene natie.’‘Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit wenscht den vrede met Engeland.

Dezelve heeft te Tilsit pogingen gedaan, om daartoe te komen, doch dezelve warenzonder vrucht, en die, welke de Keizer te Erfurtmet deszelfs bondgenoot, den Keizervan Rusland, beraamde, hebben geen beter gevolg gehad. De oorlog zal dus vanlangen duur zijn, dewijl alle pogingen, om tot den vrede te komen, nutteloos zijngeweest. De voorslag zelf, om Commissarissen naarMorlaix te zenden, teronderhandeling over het uitwisselen van krijgsgevangenen, is, hoezeer door Engelandzelven gedaan, zonder gevolg gebleven, toen men begon te vreezen, dat dezelvetoenadering zoude kunnen veroorzaken. Engeland, dat zich bij deszelfs bevel vanNovember 1807 de algemeene heerschappij aanmatigt, en het stelsel van eeneneeuwigdurenden oorlog heeft aangenomen, heeft alles verbroken. Wanneer dus deverandering, die onlangs in het Engelsch Ministerie heeft plaats gehad, geeneverandering in de grondbeginselen van Engeland te weeg brengt, hetgeen zeergemakkelijk te ontdekken zal zijn door middel van de aanspraken, die bij het nieuweParlement gedaan zullen worden, wanneer hetzelve blijft voortgaanmet in het stelselvan eenen eeuwigdurenden

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

199

oorlog en de algemeene heerschappij te volharden, en het bevel van den Raad teblijven handhaven. Dan is de ondergeteekende gelast, om aan het HollandschMinisterie en aan de Hollandsche natie te verklaren, dat de tegenwoordige toestandvanHolland onovereenkomstig is met de omstandigheden, waarin het nieuwe stelsel,door Engeland aangenomen, Frankrijk en het gansche vaste land gebragt hebben.Dien ten gevolge heeft zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit zich voorgenomen:1o. ‘Om den Prins van zijn bloed, dien hij op den troon van Holland geplaatst

heeft, tot zich terug te roepen. De eerste pligten van eenen Franschen Prins, die inde erfopvolgende linie van de Franschen kroon geplaatst is, moeten aan deze kroongewijd zijn. Alle andere pligten moeten zwijgen, wanneer zij tegenstrijdig aan dezenzijn. De eerste pligten van elken Franschman, in welke omstandigheden het lot hemook geplaatst heeft, behooren aan zijn vaderland geheiligd te zijn.’2o. ‘Om al de uitgangen van Holland en al deszelfs havens door Fransche troepen

te doen bezetten, even zoo als dezelve bezet zijn geweest sedert de overwinning vandat land in 1794, tot op den oogenblik, dat Zijne Majesteit alles had gedacht overeente brengen door den Hollandschen troon daar te stellen.’3o. ‘Om alle middelen in het werk te stellen, zonder zich door eene eenige

overweging daarvan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

200

terug te doen houden, om Holland in het stelsel van het vaste land te doen treden enom deszelfs havens en kusten eens vooral te ontrukken aan die administratie, die dehavens vanHolland tot de voornaamste bewaarplaatsen van Engeland, en de meesteHollandsche kooplieden tot begunstigers en agenten van den Engelschen koophandel,hebben gemaakt.’

(Geteekend) De Hertog van Cadore.

Parijs, den 24sten Januarij 1810.

De oogenblik, dat het huwelijk des Keizers zoude voltrokken worden, naderde. Mendrong den Koning van alle zijden en op alle wijzen; men trok, zoo te zeggen, denkring van POPILIUS om hem, door hem het traktaat vari den 16denMaart ter ratificatieaan te bieden. Deze acte, die veeleer eene capitulatie was, werd door den Keizeropgegeven, door VERHUELL geteekend, en voorwaardelijk door den Koninggeratisiceerd, die er deze woorden bijvoegde: Zoo veel als mogelijk. Zie hier deninhoud:

1o. ‘Tot dat het Britsche Gouvernement op eene plegtige wijze zal hebben afgezienvan de bepalingen, begrepen in het bevel van den Raad van het jaar 1807, is allehandel, hoe ook genaamd, tusschen de Engelsche en Hollandsche havens verboden.Wanneer er licences kunnen afgeven worden, zullen alleen die, welke in

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

201

naam van den Keizer worden verleend, kunnen gelden.’2o ‘Een corps troepen van achttien duizend man, waaronder drie duizend man

kavallerie, en bestaande uit zes duizend Franschen en twaalf duizend Hollanderszal geplaatst worden aan al de monden der rivieren, benevens ambtenaren van deFransche douanes, om te waken voor de nakoming van het voorgaande artikel.’3o ‘Deze troepen zullen onderhouden, gevoed en gekleed worden door het

Hollandsche Gouvernement.’4o ‘Elk schip, hetwelk in overtreding van het eerste artikel, op de kust vanHolland,

door een Fransch oorlogschip of kaper genomenwordt, zal voor goeden prijs verklaardworden. In geval van twijfeling zal daaromtrent niet dan door Zijne Majesteit denKeizer kunnen beslist worden.’5o ‘De bepalingen, in de bovenstaande artikelen vervat, zullen ingetrokken worden,

zoodra Engeland op eene plegtige wijze, het bevel van den Raad van 1807 zal hebbeningetrokken, en van dien oogenblik af aan zullen de Fransche troepen Hollandverlaten, en hetzelve het genot laten van deszelfs volkomene onafhankelijkheid.’6o ‘Daar het een constitutioneel grondbeginsel in Frankrijk is, dat de Thalweg van

den Rijn de grensscheiding van het Fransche keizerrijk is, en daar de werven vanAntwerpen geheel openliggen en gevaar loopen wegens de tegenwoordige

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

202

grensscheiding der beide Staten. Staat Zijne Majesteit de Koning van Holland aanZijne Majesteit den Keizer van Frankrijk en Koning van Italie af: HollandschBraband, geheel Zeeland, daaronder begrepen het eiland Schouwen en het gedeeltevanGelderland, dat aan den linkeroever van denWaal ligt, zoodat de grensscheidingtusschen Frankrijk en Holland voortaan zal wezen, den Thalweg van het fort deSchenken, en latende ter linkerzijde liggen: Nijmegen, Bommel, Woudrichem,vervolgens de voornaamste arm van deMerwede, die zich in het Biesbosch uitstort,waardoor de linie van grensscheiding zal loopen, zoo als hetHollandsch Diep en hetVolkerak, en naar zee loopende over Bieningen ofGrevelingen, het eiland Schouwenter linkerzijde latende liggen.’7o. ‘Al de provincien, door het voorgaande artikel afgestaan, zullen vrij zijn van

alle schulden, die niet voor derzelver bijzonder belang zijn aangegaan, door derzelveradministratie zijn goedgekeurd en op derzelver grondgebied zijn gevestigd.’8o. ‘Zijne Majesteit de Koning van Holland, om mede te werken met de magt van

het Fransche keizerrijk, zal een eskader van negen oorlogschepen en zes fregatten,gewapend, bemand en voor zesmaanden geproviandeerd ter reede hebben; dit eskaderzal gereed zijn om uit te zeilen tegen den 1sten Julij aanstaande, alsmede eene flotillevan honderd kanoneerbooten of an-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

203

dere oorlogsvaartuigen. Deze magt zal steeds onderhouden worden en gedurende alden tijd, dien den oorlog duurt, ter beschikking gereed liggen.’9o. ‘De inkomsten van de afgestane provinciën zullen aan Holland behooren, tot

op den dag der uitwisseling der ratificatiën van dit traktaat. Tot aan dien oogenblikzal de Koning van Holland in al de kosten van derzelver administratie moetenvoorzien.’10o. ‘Alle koopmanschappen, op Amerikaansche schepen aangebragt, en sedert

den 1sten Januarij 1809 in Holland ingevoerd, zullen onder sequestratie gelegdworden en aanFrankrijk toebehooren, om daarover naar mate van de omstandighedenen volgens de staatkundige betrekkingen met de Vereenigde Staten te beschikken.’11o. ‘Alle koopwaren van Engelsch fabriek zijn in Holland verboden.’12o. ‘Er zullen maatregelen van Politie genomen worden, om de Assuradeurs van

sluikgoederen, sluikhandelaars en hunne handlangers gade te slaan en te doenarresteren. Met een woord, het Hollandsch Gouvernement verbindt zich om densluikhandel te vernietigen.’13o. ‘Geen magazijn van goederen, die in Frankrijk verboden zijn, zal kunnen

worden opgerigt binnen eenen omtrek van vier mijlen, van de linie der Franschedouanes, en in geval van overtreding, zal zoodanig een magazijn in beslag kun-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

204

nen worden genomen, al ware het ook op het Hollandsch grondgebied.’14. ‘Ten gevolge der bepalingen hier boven gemaakt, en gedurende al den tijd

dien dezelve in werking zullen zijn, zal zijneMajesteit het decreet van verbod, hetwelkde tolhuizen op de grenzen tusschen Frankrijk en Holland sluit, opheffen.’15. ‘Vol vertrouwen op de wijze, hoedanig de verbindtenissen bij dit traktaat

bepaald zullen worden nagekomen, waarborgt ZijneMajesteit den Keizer en Koningde onschendbaarheid der Hollandsche bezittingen, zoodanig als dezelve in gevolgedit traktaat moeten zijn.’16. ‘Dit tractaat zal geratificeerd moeten zijn, en de ratificatien te Parijs worden

uitgewisseld, binnen een tijdverloop van veertien dagen of zoo veel eer als mogelijkzal zijn.’

‘Gedaan te Parijs, den 16den Maart 1810.’

Men vergunne den schrijver van dit boek een weinig adem te halen na zulk eene acte,en om voor eenen oogenblik zijne aandacht van de Hollandsche zaken af te wenden.Zweden had den vrede gesloten met Frankrijk; dezelve werd geteekend den 6den

Januarij, door den Hertog van Cadore van de Fransche zijde, en door den Baron vanAssen van de zijde der Zweden. Dit rijk nam het stelsel van het vaste land, volgensde bepaalde grondbeginselen aan. Zweedsch Pommeren

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

205

en het eilandRugenwerden aan hetzelve teruggegeven, met uitzondering der donatiendoor den Keizer op de domeinen en de inkomsten van dat land geschonken.Den 7den Januarij kwam de nieuwe Kroonprins van Zweden, CHRISTIAAN VAN

AUGUSTENBURG, aldaar aan, en den 24sten van die zelfde maand deed hij met eenegroote pracht den eed van getrouwheid en gehoorzaamheid aan Koning KAREL DEXIII.Na de batalje van Occana hadden de zaken in Spanje eene goede wending voor

de Franschen genomen. De Junta derzelver zaak in eenen slechten toestand ziende,voorzag in de schaarschte van derzelver geldmiddelen, door zich meester te makenvan al het zilver uit de kerken, dat niet geheel onmisbaar voor den dienst was; zijdeed eene gedwongene geldleening van de helft van het bewerkt goud en zilver derinwoners, zij lag eene buitengewone belasting op alle klassen van den Staat, schaftealle onnoodige ambten af, naar mate zij openvielen. Zij opende eene geldleenlng vanzes millioenen Spaansche daalders in Spanje, en van veertig millioenen in Amerika;zij lag eene belasting op de rijtuigen en andere transportmiddelen, zij vergrootte haarleger met honderd duizend man, liet honderd duizend pieken en honderd duizendponjaards vervaardigen enz.Het Fransche hoofdkwartier was in de helft van Januarij teCarolina, op de grenzen

van Andaluzie. Op den 20sten van dezelfde maand trokken zij over Sierra Morena,en verstrooiden de overblijfselen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

206

der bij occana geslagene Spaansche armée. De Junta van Seville stelde zich inveiligheid op het eiland Leon.Ceuta, eene belangrijke stad in Afrika, werd aan de Engelschen overgeleverd. Saën

en Corduawerden door de Franschen bezet. Koning JOSEPHwas den 24sten Januarijte Andujar en den 27sten te Cordua.Grenada opende hare poorten voor den Generaal SEBASTIANI. Op den 1sten

Februarij trokken de Franschen Seville binnen, Koning JOSEPH bevond zich aan hunhoofd. De adelaars en de vaandels, die in 1808 op de corpsen van den Generaal VEDELgenomen waren, werden hem teruggegeven.Mallaga werd op den 5den Februarij,na een levendig gevecht, hetwelk in de stad hernieuwd werd, door de Franschenbezet. Tarisa en Algesiras werden door VICTOR bezet, en het hoofdkwartier vanKoning JOSEPH werd naar Xeres verlegd.

Frankrijk.

De Keizer hernieuwde in dezen tijd het edict van LODEWYK XIV, wegens deGalliciaanscheKerk. In Februarij deed hij een besluit omtrent de drukpers afkondigen.Hij vernietigde de vrijheid van de drukpers geheel en al; men was verpligt om hetmanuscript aan eenen Directeur-Generaal te zenden, die alleen het drukken vanhetzelve konde toestaan of weigeren.De stad Rome, die bij besluit van den 17den Mei van het voorgaande jaar was

verklaard tot eene kei-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

207

zerlijke vrijstad, werd nu bepaaldelijk met het keizerrijk vereenigd; zij werd benoemdals de hoofdplaats van het departement Rome, de tweede stad des rijks, en zoude tentitel strekken voor den keizerlijken Prins, erfgenaam van den troon, die genoemdzoude worden Koning van Rome. De Paus konde daar zijne residentie honden, evenals te Parijs, zoo als hij het zoude verkiezen; de Keizer moest op het vatikaangekroond worden voor het tiende jaar zijner regering. enz.Op den 6den Februarij gafGuadeloupe zich aan deEngelschen over, en de Generaal

ERNOUF, die het bevel in dat eiland voerde, werd naar Engeland gebragt.Op den 8sten februarij vertrok Prins BERTHIER van Parijs, om de hand te gaan

verzoeken van de AartshertoginMARIA LOUISA, dochter des Keizers vanOostenrijk;op den 15den werd de overeenkomst des huwelijks geratificeerd, en op den 27stendeelde de Keizer zijn voornemen aan den Senaat mede, bij de volgende boodschap:‘Senateurs!Wij hebben als buitengewoonAmbassadeur onzen neef, den Prins van

Neufchatel, naarWeenen gezonden, om aldaar de hand der Aartshertogin MARIALOUIZA, dochter des Keizers van Oostenrijk, te vragen. Wij bevelen aan onzenMinister van Buitenlandsche Zaken, om u de artikelen van het huwelijksch-contract,tusschen ons en de Aartshertogin MARIA LOUISA hetwelk gesloten, geteekend engeratificeerd is, mede te deelen.’

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

208

Wij hebben ten allersterkste al het mogelijke willen toebrengen voor het geluk vanhet tegenwoordig geslacht. De vijanden van het vaste land hebben hun geluk trachtente vestigen op deszelfs oneenigheden en scheuringen, zij zullen den oorlog nu nietmeer kunnen aanvuren, door aan ons oogmerken toe te schrijven welke niet overeente brengen zijn met de banden en de pligten van bloedverwantschap, die wij met hetregerend keizerlijk huis van Oostenrijk hebben aangegaan.(*)‘De schitterende hoedanigheden, die de Aartshertogin MARIA LOUISA

onderscheiden, hebben haar de liefde der Oostenrijksche volken doen verwerven.Zij hebben onze aandacht tot zich getrokken. Onze volken zullen deze Prinses uitliefde voor ons beminnen, tot dat zij de deugden, die haar zoo zeer in onzedenkbeelden verheffen, hebbende leeren kennen, haar om haar zelve zullen beminnen.’

‘Gegeven in ons Paleis, in de Tuilerien, den 27sten Februarij 1810.’

De Keizer had eerst zijne gedachte laten gaan

(*) In hoe verre de banden en de pligten van bloedverwantschap bij den toenmaligen Keizer vanFrankrijk van waarde gerekend worden, hebben wij gezien in de behandeling, welke hijzijnen eigenen broeder deed ondervinden.

DE VERTALER.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

209

over eene huwelijksverbindtenis met Rusland, doch dit werd geweigerd, nadat hetbijna was toegestemd, vervolgens liet de Keizer Oostenrijk en Saxen polsen, deantwoorden hierop waren gunstig. De Keizer besloot dadelijk tot het eerste huis,voor hetwelk hij altijd eene soort van achting en eerbied had gekoesterd, en welkegevoelens hij, in weerwil van zich zelven, liet blijken, zelfs dan, wanneer hij methetzelve in vijandschap was. Hoezeer de Keizer reeds beslist had, hield hij evenweleenen afzonderlijken raad, ten einde eene keizerin te kiezen. Prins TALLEYRAND,Prins EUGENIUS, de Hertog van Bassano, de Hertog van Vicence waren voorOostenrijk. De Koning van Napels, de Minister FOUCHÉ en CAMBACÈRES voorRusland. De Prins LEBRUN, de Cardinaal FESCH, de Hertog van FELTRE en de Koningvan Holland voor Saxen. De redenen, die deze daarvoor had, waren, dat de Keizeren Frankrijk te veel de vijand van Oostenrijk waren geweest, om op eene ernstigeverzoening te mogen hopen: hij gaf Saxen de voorkeur boven de twee anderen, dochOostenrijk nog altijd boven Rusland, en deze was gegrond op de gelijkheid vanGodsdienst. In deze Raadsvergadering sprak de Koning van Napels zeer sterk tenvoordeele van Rusland en ten nadeele van Oostenrijk, waarvan de Keizer, in zijnantwoord hierop, met warmte en geestdrift zoo veel goeds zeide, dat hij daardoorzijne partijdigheid en zijne gevoelens voor dat Huis verraadde, hetwelk de Vergaderingten hoogste verwonderde.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

210

Op den 5den Maart deed de Prins van Neufchatel, die de hand der AartshertoginMARIA LOUIZA moest verzoeken, zijne plegtige intrede inWeenen. Op den 8stenbegaf hij zich met groote pracht naar het Hof, waar hij, na den troon des Keizersgenaderd te zijn, in eene korte redevoering, het onderwerp zijner zending bekendmaakte. Keizer FRANS liet zijne dochter roepen, zij gaf hare toestemming en ontvinghet portret van Keizer NAPOLEON. Daarna begaf zich Prins BERTHIER naar denAartshertog KAREL en maakte hem den wensch des Keizers bekend, namelijk, datdeze hem bij de plegtigheid zoude vertegenwoordigen. Op den 11den Maart werdhet huwelijk teWeenen, te zes ure des avonds in de kerk der Augustijnen, gevierd,en op den 13den vertrok de Keizerin naarParijs. TeBraunauwerd zij aan de Koninginvan Napels, die haar tot in die stad was te gemoet gereden, overgegeven. In al dehoofdsteden, die zij doortrok, werden haar feesten gegeven. TeMunichwerd zij doorden Koning van Beijeren ontvangen. Te Augsburg door den Oud-Keurvorst vanTrier, haren oudoom. Te Stutgard, met de grootste pracht en luister, door den Koningen de Koningin vanWurtemberg. De Keizer had zich naar Compiegne, waar deKeizerin moest komen, begeven. Op den dag, dien zij verwacht werd, verlangde deKeizer, dat de Koning vanHolland haar te gemoet zoude gaan. Deze nam dit op zich,en begaf zich naar Soissons, doch terwijl hij zich in deze stad ophield, veranderdede Keizer van gedachten, vertrok in eene caleche van

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

211

Compiegne, reed den Koning voorbij, ontmoette de Keizerin en kwam met haar inhet Paleis te Soissons terug, terwijl zijn broeder zich nog daar bevond.In den avond van den 28sten reed de Keizer met met de Keizerin Compiegne

binnen, door eene menigte van eerebogen. Bij deze gelegenheid werden er zeer veledaden van liefdadigheid verrigt. Het burgerlijk huwelijk had plaats op den 1stenApril te Sint-Cloud en den volgenden dag werd de Godsdienstige plegtigheid in dekapel van de Louvre verrigt. De Koning was bij al deze plegtigheden, benevens dezich als toen te Parijs bevindende Vorsten, tegenwoordig.Op den 3den Maart zond de Keizer eene boodschap aan den Senaat, waarbij de

Cardinaal FESCH ophield de opvolger van den Prins-Primaat te zijn, de Onderkoningvan Italiewerd in zijne plaats benoemd, met den titel van Groot-Hertog vanFrankfort.De Koning vanWestfalen nam nu bezit van het Hertogdom van Hanover, volgenseen verdrag, hetwelk op den 14den Januarij te Parijsmet den Keizer werd geteekend.

Spanje.

In weerwil der voordeelen, die de Fransche armée in Spanje behaalde, waren er wedernieuwe verzamelingen van opstandelingen ontstaan: zij drongen de Franschen totaan Ronda en tot op de grenzen van het koningrijkMurcia terug. De belegering vanCadix was begonnen, doch een allerhevigst on-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

212

weder en storm vernietigde bijna al de werken, die men had gemaakt. Deze orcaandeed vier Engelsche schepen van 74 stukken op de kusten vergaan. De Engelschenlandden bij Tarifa en maakten zich meester van deze stad. In Cadix lag toen veengarnizoen van twee en twintig duizend man, waaronder vijf duizend Engelschen,twee Portugesche regementen en de Spaansche divisie, die het eiland Leon bezettede.De Generaal GRAHAM voerde het bevel en de Admiraal VILAVICIOSA was aan hethoofd der Spaansche vloot. Het Fransche hoofdkwartier bevond zich op het eindevan de maand Maart te Chiclana in de nabijheid van Cadix.Op den 23sten Maart nam Keizer NAPOLEON het volgende besluit tegen den

Amerikaanschen koophandel:‘Overwegende, dat het Gouvernement der Vereenigde Staten, bij eene acte van

den eerstenMaart 1809, waarbij aan de schepen het binnenloopen van de zeehavens,havens en rivieren van gezegde Staten verboden wordt, heeft bevolen: 1o. dat, terekenen van den 20sten Mei aanstaande, de schepen, onder Fransche vlag, die dehavens van de vereenigde Staten aandoen, zullen aangehouden en geconfiskeerdworden, zoo wel als derzelver ladingen.2o. ‘Dat na datzelfde tijdstip geene goederen of voortbrengsels, van den grond of

uit de fabrieken van Frankrijk of deszelfs kolonien komende, in gemelde VereenigdeStaten zullen mogen worden ingevoerd, en zulks uit geen eene eenige

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

213

haven of oord, op straf van aanhaling, confiskatie en eene boete van driemaal dewaarde dezer goederen.’3o. ‘Dat de Amerikaansche schepen in geene eenige haven vanFrankrijk of deszelfs

kolonien zullen mogen binnenloopen.’‘Hebben wij besloten en besluiten:Art. 1. ‘Alle schepen, die onder Amerikaansche vlag varen, of geheel of gedeeltelijk

toebehoorende aan eenig burger van die Mogendheid, die van den 20sten Mei in dehavens van ons keizerrijk, onze kolonien of de landen, die door onze troepen bezetzijn, zullen binnenloopen, zullen worden aangehouden. Terwijl de opbrengst vanderzelver verkoop in de Amortisatie-kas gedeponeerd zal worden.’Art. 2. ‘Van dezenmaatregel zijn uitgezonderd zoodanige schepen, die overbrengers

zijn van dépêches of commissien van het Goevernement van gezegde Staten, en dienoch lading noch koopmanschappen aan boord hebben.’

Holland.

Op den 3den April kreeg de Heer VAN DE POLL, Burgemeester van Amsterdam,deszelfs ontslag. In weerwil van de achting waarin hij tot dus verre geweest was, hadhij eene verregaande beleefdheid voor den Ambassadeur DE LA ROCHEFOUCAULDbetoond, en openlijk gezegd, dat men in geen geval hoegenaamd Amsterdam moestverdedigen, hetgeen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

214

niet waar was, en hetgeen in alle opzigten even zoo gevaarlijk als onstaatkundig was,om te erkennen.De koning vertrok eindelijk van Parijs op den 7den April, na op den 5den een

laatst gesprek met den keizer te hebben gehad, bij welke gelegenheid hij hem degroote decoratie van de orde van de unie aanbood, welke de keizer aannam, dochnimmer heeft gedragen.Op den 8sten kwam hij te Aken en op den 11den te Amsterdam, waar hij terstond

de gelukwenschingen van de onderscheidene Staats-Collegien ontving. Zie hier deaanspraken, die in deze droevige omstandigheden gedaan werden.

Aanspraak van den Staatsraad.

‘Sire! Dan zelfs, wanneer ik bij Uwe Majesteit de gewone tolk der gevoelens van deleden van uwen Staatsraad was, dan zoude het mij nog onmogelijk zijn, om UweMajesteit de vrees en de ongerustheid, die dezelven zoo lang eenen tijd gefolterdhebben, af te schilderen, even min als de verknochtheid, den eerbied en dedankbaarheid, waarmede hunne harten steeds zijn vervuld geweest, noch de levendigevreugde, die hen op dezen oogenblik vervult.’‘Uwe terugkomst, Sire! was de eerste en de laatste hunner wenschen. Deze

terugkomst kan uwe onderdanen alleen troosten wegens het verledenen, hun hettegenwoordige dragelijk maken en hen op de toekomst doen hopen.’

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

215

‘Gezegend voor altijd zij de oogenblik, in welken wij de eer hebben Uwe Majesteitte mogen naderen en haar onze hulde bieden. Gezegend zij de dag, die, wanneer hetmij vergund is, mij zoodanig te mogen uitdrukken, het grootste gedeelte van uw volken van uw rijk zich weder op nieuw aan Uwe Majesteit doet verbinden.’‘Het is waar, Sire! onderscheidene gebeurtenissen hebben ons vaderland geschokt,

doch dank zij de zorgen van UweMajesteit, en de banden, die dezelve met het grooteFransche rijk vereenigen, het staatkundig aanwezen der Hollandsche natie is nogniet van de lijst der volken uitgewischt. Zij heeft hare wetten, hare zeden, en haareige Gouvernement, met alles, wat aan hetzelve het dierbaarste was, behouden. Zijmag de hoop nog blijven koesteren van eenmaal derzelver welvaart hersteld, vaneenmaal derzelver verliezen vergoed en eenmaal derzelver geluk, op vaste grondengevestigd, te zullen zien.’‘Reeds mogen wij onze hoop op eene duurzame rust van Europa vestigen op de

verzoening en het geslotene huwelijk tusschen de twee keizerlijke hoven. Op heteinde van den oorlog op het vaste land en op de vereeniging der magten en demaatregelen, door alle natien genomen tegen die mogendheid, die waande alleen deheerschappij over al de zeeën te zullen kunnen voeren.’‘Het is een heilige pligt voor al uwe onderda-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

216

nen, Sire! om mede te werken tot het welgelukken van zulk een uitgestrekt ontwerp.Moge de zoo lang gewenschte vrede zich eenmaal voor onze oogen vertoonen!MogeUwe Majesteit haar volk eenmaal gelukkig zien. En het zal gelukkig zijn, Sire!wanneer het eene lange reeks van jaren den zege moge genieten, van Uwe Majesteitals deszelfs vader en Koning te mogen bezitten.’

Aanspraak van het Wetgevend Ligchaam.

‘Sire! daar de terugkomst van Uwe Majesteit in derzelver rijk, die door uw ganschevolk zoo vurig verlangd is, een oogenblik van vreugde voor uwe getrouwe onderdanenis, zoude dan het Wetgevend Ligchaam, hetwelk de eer heeft de geheiligde persoonvan Uwe Majesteit van zoo nabij te omringen, zich dan niet haasten om u daarvande ondubbelzinnigste bewijzen te geven. Neen, Sire! Het Wetgevend ligchaam, vanwelks gevoelens ik de eer heb thans de tolk te mogen zijn, heeft mij gelast, om indeze plegtige audientie de hartelijke deelneming, welke het bij deze gelukkigegebeurtenis bezielt, aan uwe Majesteit te betuigen, en tevens aan dezelve deonveranderlijke gevoelens van liefde, getrouwheid en verknochtheid voor uwendoorluchtigen persoon te vernieuwen. Gedurende den langen tijd, welkeUweMajesteitverpligt is geweest zich van ons verwijderd te houden, heeft alleen de innigeovertuiging, dat uwe zorgen alleen het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

217

welzijn en het geluk van een volk dat u bemint, en door u bemind wordt, en aan wierlot Uwe Majesteit derzelver lot zoo edelmoedig verbonden heeft, ten doel had.’‘Moge de Goddelijke Voorzienigheid, aan welke wij onze hulde bewijzen, en wier

zorgen voor al het geschapenen door ons geëerbiedigd worden, eenen gunstigen blikop den geheiligden persoon van Uwe Majesteit staan, en dezelve in staat stellen, omde diepe wonden, die van tijd tot tijd aan het dierbaar vaderland zijn toegebragt, teheelen. En moge het den Hemel behagen, dat, nadat Uwe Majesteit hare gewigtigeloopbaan voleindigd zal hebben, en na eene gelukkige en langdurige regering, deherdenking van derzelver weldaden aan derzelver volk en het vaderland, reeds zoodierbaar aan het tegenwoordig geslacht, derzelver nagedachtenis bij den laatstennaneef moge gezegend zijn.’De koning had geen voldoenend antwoord, in de ongelukkige omstandigheden,

waarin hij zich bevond, te geven. Hij bepaalde zich dan ook tot algemeene ennietsbeteekenende gezegden. Hij was ongelukkig genoeg, van onophoudelijk doorgeheime Agenten te worden gade geslagen, welke gereed waren om aan alles, wathij zeide eene verkeerde en hatelijke uitlegging te geven, en hoezeer de droefheid,en men kan zelfs zeggen de wanhoop in zijne ziel heerschte, was hij gedwongen, omde smarten en het ongeluk van zijnen toestand zorgvuldig te verbergen, waardoorhij dezelve nog te meer ge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

218

voelde. Hij antwoordde: ‘Dat hij zich met zoo veel vreugde als verrassing in hetmidden zijner vrienden bevond, van welke hij gevreesd had voor altijd afgescheidente zullen blijven, op den oogenblik, toen hij de door Frankrijk gedane vorderingen,voorwaardelijk ratificeerde enz. enz.’De Koningin kwam, na de echtscheiding harer moeder, in Holland; de beide

echtgenooten kwamen overeen, om voortaan afgezonderd van elkander te leven. Zijkwam op den 14den April met den Kroonprins teUtrecht. Deze bleef bij zijnen vader,toen zijne moeder, eenige weken daarna, Holland weder verliet, om zich naar debaden van Plombieres te begeven.Men bragt het artikel van het traktaat, waarbij bepaald was, dat al de kusten van

Holland door Fransche troepen bezet zoude worden, ten uitvoer. Op den 20sten Aprilbezettede de Franschen dan Haag en Leiden, en een ander corps ging op marschnaar Oost Vriesland, om aldaar de kusten te bezetten.In dezen oogenblik had er eene uitwisseling van decoratien plaats tusschen het

hof van Pruissen en dat van Holland. De koning van Pruissen zond aan zijnenAmbassadeur en buitengewoon gezant, te Amsterdam, den Baron VON KNOBELSDORFdrie groote decoratien van den zwarten adelaar, waarvan eene voor den koning, eenevoor den kroonprins, en de derde ter beschikking van den koning. Deze zond driegroote decoratien naar Pruissen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

219

voor den koning, den kroonprins en den Graaf VON GOLTZ, minister vanBuitenlandsche Zaken.Om den Maarchalk DUMONCEAU het verlies van dien titel te vergoeden, en tevens

om de diensten, die hij aan den Staat gedaan had, te beloonen, schonk hem de Koningden titel van Graaf des Rijks, onder de benaming van Graaf van Bergerduin, de naamvan een dorp in Noord-Holland, waar deze Maarschalk zich zeer had doenonderscheiden bij eene landing door de Engelschen, in het jaar 1799 aldaar gedaan(*).Het hoofdkwartier des Franschen legers in Holland werd te Utrecht gevestigd.

Den FranschenGeneraal en Chef werd het bevel gegeven over de twaalfduizendmanHollandsche troepen, die zich bij de Franschen moesten voegen, om gezamenlijkden dienst op de kusten te verrigten.

Frankrijk.

Men poogde den Prins van Asturie te vervoeren. Op den 4den April kwam de BaronKOLLY, een Ierlander; aan het kasteel van Valancais, om eeni-

(*) Een dorp van dien naam kennen wij niet. De schrijver drukt zich hier verkeerdelijk uit; deGeneraal DUMONCEAU heeft, in den jare 1799, op de duinen bij het dorp Bergen, inNoord-Holland, even zooveel moeds als kunde aan den dag gelegd. Bij deze gelegenheidkreeg hij eene zware kneuzing op de borst, door eenen dooden musketkogel.

DE VERTALER.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

220

ge edel gesteenten aan den Prins te verkoopen. Hij had geloofsbrieven van koningGEORGE en den Minister WILLESLEY bij zich; hij sloeg den Prins voor om met hemte vlugten, er waren Engelsche schepen, die hem te Quiberon wachtten.Ondertusschen deed de Prins daarvan kennis geven aan denHeer BERTHIMI, Officier

van den generalen staf, die aan zijnen dienst gewijd was, en de Baron KOLLY, werdaangehouden en naar Parijs gevoerd.

Spanje.

Op den 23sten April namen de Franschen, na een vrij levendig gevecht, Astorga, enzij maakten zich meester vanMurcia. De belegering van Cadix werd steeds met eengoed gevolg voortgezet. De opstandelingen van Ronda waren vernietigd, en Tarifawas door de Franschen hernomen. De held van Navarre, de Generaal MINA, werdkrijgsgevangen gemaakt, en deMaarschalk SUCHET sloeg de Spanjaarden bij Lerida,deze overwinning werd achtervolgd door het innemen van de stad.

Holland.

Op den 29sten April kwamen keizer NAPOLEON en de keizerin teBrussel, en begavenzich naar de pas met Frankrijk vereenigde landen; de koning vertrok op den 4denMei, vergezeld van den Groot-Maarschalk en twee Aides de Camp van Amsterdam,om aan zijnen broeder een bezoek te geven. Op den 5den kwam hij te Antwerpen,en vertrok dade-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

221

lijk, nadat hij den keizer en de keizerin gezien had.In dezen oogenblik kwam de Heer TERAN DE NEGRETTE, de nieuwe Spaansche

Minister in Holland, en gaf zijne geloofsbrieven over.De koning wendde al het mogelijke aan, om zoo vele schepen als doenlijk was te

wapenen; hij stelde vijftien linieschepen en honderd kanonneerbooten in dienst. Hijverdeelde zijne magt in drie eskaders, waarvan de eerste onder bevel van denMaarschalk DE WINTER gesteld werd, dezelve was gestationeerd te Helvoetsluis, detweede, die voor Texel lag, werd gecommandeerd door den Vice-Admiraal LEMMERS,en de derde, onder bevel van den Schout-bij-Nacht VERHUELL, lag voor Amsterdam.Op den 16den Mei, die tot eenen algemeenen dank- en bededag bestemd was, had

de Fransche Minister eene particuliere audientie, in welke hij, op eene officieelewijze, kennis gaf van het huwelijk des keizers.Omstreeks dezen tijd werden de diensten beloond, welke door den bejaarden en

beroemden Admiraal VAN KINSBERGEN aan Holland bewezen waren, en dedapperheid, die hij bij den slag op Doggersbank betoond had. Hij werd benoemd totGraaf vanDoggersbank, deMaarschalk VERHUELLwerd ook tot Graaf van Sevenaarde Heer TWENT, Minister van den Waterstaat, tot Graaf van Rozenburg, en deMaarschalk DE WINTER tot Graaf van Huisen benoemd.DeCommandeurVANWICKEVOORT CROMMELIN verkreeg zijn ontslag als Canselier

van het huis des

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

222

Konings, die hem zijne tevredenheid wegens zijn gehouden gedrag betuigde, doorhem tot kamerheer te benoemen.De Fransche Commandant van Utrecht maakte wonderlijke bepalingen om den

Engelschen koophandel te beletten. Zij waren de volgende:‘Het oogmerk zijner Majesteit zijnde, om op alle mogelijke wijze den invoer van

Engelsche goederen en andere koloniale voortbrengsels in Holland te beletten, zijnde Heeren Generaals en Commandanten gelast, om de grootste waakzaamheid opde kusten in het oog te houden, ten einde de sluikhandelaars van beroep te ontdekken.’‘Elk en een iegelijk, die overtuigd zal worden van verbodene goederen te hebben

ingevoerd, of dadelijke of zijdelingsche gemeenschap met de Engelschen gehad tehebben, zal in de gevangenis geworpen en door de daartoe benoemde Commissiegeoordeeld worden.’‘Al de douaniers van een arrondissement zullen ter beschikking staan van den

Generaal of den Opperofficier, die het bevel over dit arrondissement voert, hij zaldezelve verdeden op zodanig eene wijze, als hij het zal noodig oordeelen, naarmatevan de kennis, die hij, zoo ten aanzien van het plaatselijke als met betrekking tot dengeest der inwoners verkregen zal hebben. Eindelijk zal de Generaal of Opperofficierzich met den Bevelhebber der Hollandsche troepen van zijn arrondissement verstaan,om in eene

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

223

tweede-linie detachementen te plaatsen, in zoodanige oorden, waar men reden heeftom bewaarplaatsen van sluikgoederen te veronderstellen. De aangehaalde goederenzullen in bewaring genomen worden en daarvan zal eenen staat worden gemaakt. Deverdeeling daarvan zal worden gedaan overeenkomstig, de reglementen op dedouanes.’‘;De schepen kunnen, zonder gevisiteerd te worden, tot Rotterdam, Leiden,

Dordrecht en andere havens, die ver genoeg van de zeekust gelegen zijn, doorvaren.De douaniers in deze steden zullen er bij tegenwoordig moeten zijn, wanneer dezeschepen ontladen worden, om zich te overtuigen, dat er zich geene Engelsche nochkoloniale producten of koopwaren, van den Engelschen handel herkomstig, bevindenin de schepen, welke van de kusten of de mondingen eener rivier komen en naar eeneandere haven binnens lands zijn bestemd.’‘Het zal noodig zijn op zoodanige schepen eene wacht te stellen, benevens eenige

douaniers, om dezelve tot aan de plaats hunner bestemming te brengen, ten eindealdus te beletten, dat zij onder weg geene goederen lossen, welke zij aan eenonderzoek zouden willen onttrekken.’Deze beginselen van eene toeëigening van magt deden reeds zien, welk een stelsel

men ten aanzien vanHolland voornemens was te volgen.Men had zich de Engelscheexpeditie op Zeeland ten nutte gemaakt, en zich vervolgens van een zoogenaamd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

224

tractaat bediend, eene schaduw van regt, om zoo te spreken, om eene groote krijgsmagtin het koningrijk te brengen. Thans, daar deze magt meester van Holland was, en dekeizer daardoor de opperheerschappij konde uitoefenen, nu wilde men datzoogenaamde regt doen gelden. Deze staatkunde, hoezeer niet nieuw, was met datal zeer listig uitgedacht, en was tevens krachtdadig. Men ziet met welk eeneomzigtigheid men zich in dit bevel alleen van den titel van Majesteit bedient, zonderaanwijzing of daarmede de keizer of de koning bedoeld wordt, ten einde daardoorde Hollanders des te beter tot gehoorzaamheid te kunnen noodzaken en hen des temeer tegen hunnen koning voorin te nemen, die, wanneer hij zoodanige onregelmatigeactes had kunnen uitaardigen, op eene aan de constitutie wederregtelijke enwillekeurige wijze zoude gehandeld hebben. Men oordeele daarnaar wat men gedaanzoude hebben, wanneer men eenmaal meester van Amsterdam was, en wanneer dekoning de dwaasheid had gehad van daar als krijgsgevangene te blijven. Hij haasttezich, om zijne verontwaardiging wegens zoodanig eene overweldiging van magt tebetuigen. Hij vernietigde derzelver bedoeling door aan de burgerlijke en regterlijkemagten te bevelen van daarop geene acht te staan. Hij liet door het gansche landafkondigen, dat geen Hollander eenig ander bevel zoude te gehoorzamen hebben,dan dat van zijn plaatselijk bestuur en zijne natuurlijke regters. En hij deed dezelfdeverklaring aan de Fransche militaire autoriteiten met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

225

even zoo veel openhartigheid als vastheid (firmess). Hij liet de bewoners der kusten,die op eene willekeurige wijze door de vreemde krijgsbenden gevangen genomenwaren, in vrijheid stellen. Nu deed de Fransche Generaal verscheidene pogingen,om hem tot een mondgesprek tusschen Amsterdam en Utrecht over te halen; dochhij wantrouwde dit, en weigerde aldus, terwijl bij aan den Bevelhebber der vreemdetroepen liet weten, dat hij gereed was, om hem te ontvangen, zoo dikwijls hij zichdaartoe te Amsterdam aanbood.In de Fransche papieren werd opgemerkt, dat de koning van Holland, sedert zijne

terugkomst van Parijs, altijd teekende LODEWIJK NAPOLEON, terwijl hij van te vorensteeds alleen LODEWIJK had geteekend. Deze aanmerking was met kwaadaardigheidgemaakt, want hoezeer de koning steeds enkel LODEWIJK had geteekend, stondevenwel boven al de stukken, welke in het openbaar verschenen, LODEWIJKNAPOLEON. Men kan te dezen opzigte zeggen, dat het te houden gedrag der broedersvan keizer NAPOLEON ten uiterste moeijelijk was. In 1805 zag LODEWIJK, dat tweezijner broeders den naam NAPOLEON achter den hunnen voegden, dit volgde hij enteekende zelfs een paar malen NAPOLEON LODEWIJK(*); dit was gedurende den veldtogtvan Austerlitz tegen Oosten-

(*) Het is meer dan eens opgemerkt, dat het randschrift op de rijksguldens, welke LODEWIJKdeed slaan, niet LODEWIJK NAPOLEON, maar NAPOLEON LODEWIJK was, en men schreef dittoe aan eene onachtzaamheid van den graveur.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

226

rijk, terwijl hij het militair commando over Parijs voerde. Doch men bragt hem toenonder het oog, dat hij het regt niet had, om dien naam te voeren, zonder toestemmingdes keizers; deze aanmerking vond hij juist, en hij liet denzelven achter. Vervolgensgaf men hem dien naam in de officieele stukken betrekkelijk zijne komst tot dentroon, doch de keizer zelf deed het niet. Hij meende dus alles te zullenovereenbrengen, wanneer hij alleen LODEWIJK teekende en den naam van NAPOLEONaan het hoofd zijner actes als eenen titel plaatste. Gedurende zijn onaangenaamverblijf te Parijs en, zoo als men kan zeggen, het begin van zijn staatkundig uiteinde,verweet men hem zijdelings, dat hij niet LODEWIJK NAPOLEON teekende. Hij haasttezich toen, om het te doen; doch deze verandering werd opgemerkt. Hier bestond welhet geval, om met LAFONTAINE te zeggen: ‘Het is onmogelijk, om de geheele werelden zijnen vader genoegen te geven.’ De keizer had moeten zeggen, hoe hij het wildehebben; doch hij liet dikwijls de menschen hun eigen denkbeeld volgen, denkendedaardoor te beter hunne geheime gevoelens te zullen ontdekken, dan hij bedroogzich somwijlen, ten minste dit was thans het geval ten aanzien van den koning, wantzoo hij de vijand van zijnen broeder

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

227

had kunnen worden, wanneer hij gewenscht had, om eene schaduw te werpen op hetluisterrijk tafereel zijner geschiedenis, dan ware zijn levensloop niet zoo moeijelijk,niet zoo onaangenaam geweest, het is juist daarom, dat hij overeen wilde brengenwat niet overeen te brengen was, dat hij zoo ongelukkig was en zoodanig gekweldwerd.In weerwil van al hetgeen de koning geleden had, schreef hem de keizer, op het

einde van de maand Mei, de twee volgende brieven:‘Mijn broeder! Ik heb uwen brief van den 16den Mei ontvangen. In den staat van

zaken, waarin wij ons bevinden, moet men openhartig spreken; gij weet, dat ik dikwerfuwe stukken, die niet gemaakt waren om onder mijne oogen te komen, gelezen heb.Ik ken uwe geheimste denkbeelden, en alles wat gij daartegen zoudt willen aanvoeren,is geheel nutteloos; gij moet mij niet spreken van de gevoelens uwer kindschheid;de ondervinding heeft mij geleerd, waaraan ik mij te dien opzigte te houden heb.Holland is in eenen moeijelijken toestand, dit is waar, ik begrijp zeer wel, dat gijgaarne uit dien toestand gered zoudet willen zijn, doch het verwondert mij dat gij udienaangaande tot mij vervoegd, ik kan immers niets daaraan doen, het hangt van u,van u alleen af. Wanneer gij u zoodanig gedraagt, dat gij de Hollanders overtuigd,dat gij in alles volgens mijnen wil handelt, dat al uwe gevoelens met de mijnenovereenkomen, dan zult gij bemind en geacht zijn, en gij zult de noodige

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

228

vastigheid verkrijgen, om Holland te herstellen. Deze beguicheling ondersteund unog een weinig. De reis, die gij naar Parijs hebt gedaan, uwe terugkomst en die derkoningin en andere beredeneerde overwegingen, doen uw volk gelooven, dat het nogmogelijk is, dat gij mijn stelsel zult omhelzen en gij volgens mijnen geest zulthandelen. Maar gij zelf kunt deze hoop bevestigen en daarvan tot den minsten twijfeltoe uitwisschen; er is geene eene van al uwe daden, die uwe dikke Hollanders nietwikken en wegen, even zoo als zij eene zaak van crediet in den koophandel wikkenen wegen: zij weten dus waaraan zij zich te houden hebben, wanneer het een zekerregt zal geven, om wél aan het hof ontvangen te worden, wanneer men de vriend vanFrankrijk en van mij is, dan zal geheel Holland dit opmerken, geheel Holland zalherleven en geheel Holland zal zich in eenen natuurlijken staat bevinden. Dit hangtgeheel van u alleen af. Sedert uwe terugkomst hebt gij niets daartoe gedaan. Wilt gijweten welke het gevolg van u gedrag is? Uwe onderdanen, die tusschen Frankrijken Engelandworden geslingerd, weten niet welke hoop zij moeten koesteren, welkezij moeten vormen, en zij zullen zich eindelijk in de armen van Frankrijk werpen, enmet luide stemmen om de vereeniging roepen, als de eenige toevlugt tegen zoo velewisselvalligheden en onzekerheid. Uw Gouvernement wil vaderlijk zijn - het isslechts zwak. Ik heb in Braband en in Zee-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

229

land gezien hoe weinig zamenhangend de administratie is. In Zeeland zelfs, waaralles Hollander is, verheugt men zich van tot een groot land te behooren en aldusbevrijd te zijn van die gestadige onzekerheid, die voor dat volk zoo onbegrijpelijkis. Denkt gij, dat de brief, dien gij aan MOLLERUS hebt doen schrijven, en deverzekering, die gij hem van uwe genegenheid geeft in denzelfden oogenblik, datgij hem van zijn ambt ontzet, u in achting in uw land zal brengen? Kom van uwedwaling terug. Elk een weet, dat er buiten mij geen aanzien is, dat gij buiten mij nietszijt. Wanneer dus het voorbeeld, dat gij te Parijs voor oogen gehad hebt, wanneerde kennis van mijn karakter, hetgeen is om regt op het doel aan te gaan, zonder dateenige de minste overweging mij van mijn oogmerk kan afbrengen, u niet heeftveranderd, u de oogen niet heeft geopend, wat wilt gij dan dat ik doen zal? daar ikde scheepvaart van deMaas en den Rijn tot aan de mondingen dier twee rivieren inmijne magt heb, zoo heb ik niet Holland, maar Holland heeft mij, en mijnebescherming noodig.Wanneer het, door eenenmijner broeders beheerscht wordende,van mij alleen zijn heil verwachtende, niet in dien broeder mijne beeldtenis vindt,wanneer, als gij spreekt, mijne stem niet gehoord wordt, dan vernietigt gij allevertrouwen in uwe administratien en gij zelf verbreekt uwen schepter.Wees verzekert,dat niemand zich om den tuin laat leiden; wilt gij

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

230

den weg der goede en gezonde staatkunde inslaan? bemin dan Frankrijk, beminmijnen roem. Dit is het eenige middel, dat den koning vanHolland dienen kan. Ondereenen koning hebben de Hollanders de voordeden van een vrij Gouvernementverloren. Gij waart dus eene haven voor hen - doch deze haven hebt gij moedwilligverdorven, gij hebt er klippen in doen ontstaan.’‘Weet gij waarom gij de haven van Holland zijt geweest? Het is, omdat gij het

verbond eener eeuwige vereeniging met Frankrijk waart, den band eenerovereenkomst van belangen met mij, en Holland, dat door u EEN GEDEELTE VANMIJN RIJK IS GEWORDEN, was mij eene dierbare provincie, dewijl ik aan hetzelveeenen vorst had gegeven, dien ik genoegzaam als mijnen zoon konde beschouwen.Wanneer gij geweest waart, wat gij had moeten zijn, dan zoude ik zoo veel belangin Holland als in Frankrijk stellen. Deszelfs welvaart zoude mij dan even zoo terharte gaan, als die van Frankrijk, en waarlijk, toen ik u op den troon van Hollandplaatste, dacht ik daarop eenen Franschen burger, die even zeer aan de grootheid vanFrankrijk gehecht en even zoo naijverig omtrent het belang van het moederland wasals ik, te plaatsen. Had gij dien weg in uw gedrag gevolgd, zoo zoudt gij thans koningover zes millioenen onderdanen zijn geweest. Ik zoude den troon van Hollandbeschouwd hebben als een voetstuk, waarop ik Holland, Osnabrug en een gedeeltevan het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

231

noordelijk Duitschland gevestigd zoude hebben, dewijl dit de kern van een volkzoude geweest zijn, waardoor de geest van Duitschland langzamerhand eeneverandering zoude hebben ondergaan, hetgeen het eerste doel mijner staatkunde is.Doch verre van daar hebt gij eenen volmaakt tegenstrijdigen weg gevolgd, ik hebmij genoodzaakt gezien, om u Frankrijk te ontzeggen, en om mij van een gedeeltevan uw land meester te maken.’‘Gij zegt geen woord in uwe raadsvergaderingen, gij vertrouwt niemand eenig

geheim, dat mij onbekend blijft, dat niet in uw nadeel werkt en u niet tot een nietsmaakt. Want in den geest der Hollanders zijt gij niets anders dan een Franschman,die sedert vier jaren in hun midden woont, zij zien in u niets anders dan mij, en hetvoordeel van zich bevrijd te zien van die ondergeschikte agioteurs en plunderaars,die hen sedert den oogenblik, dat zij overwonnen zijn, hebben gekweld. Wanneergij u zelven aan hen als een slecht Franschman vertoont, dan zijt gij minder voorhen dan een Prins van Oranje, aan wiens bloed zij den rang eener natie, eenenlangdurigen roem en eene gevestigde welvaart verschuldigd zijn. Het is denHollanders bewezen geworden, dat uwe afkeer van Frankrijk hun meer heeft doenverliezen, dan zij onder SCHIMMELPENNINCK, of onder eenen Prins vanOranje zoudenverloren hebben. Wees in de eerste plaats een Franschman en een broeder

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

232

des keizers, en houd u verzekerd, dat gij dan op den weg zult zijn, om het belang vanHolland te bevorderen. Doch waartoe dat alles, het lot is geworpen, gij zijt niet teverbeteren, reeds wilt gij de weinige Franschen, die u nog overblijven, verjagen. Hetis noch door raad, noch door waarschuwingen, noch door genegenheid, dat gij opden regten weg te brengen zijt; neen, het is met geweld en door bedreigingen, datmen het moet beproeven. Wat beteekenen toch die geheimzinnige gebeden- envastendagen, die gij hebt bevolen? LODEWIJK! gij wilt niet lang regeren, alle uwedaden ontdekken veel beter de innige gevoelens uwer ziel dan uwe brieven. Hoornaar eenen man, die meer weet dan gij; kom van uwen dwaalweg terug; wees vangoeder harte een Franschman, of uw volk zal u verjagen, en gij zultHolland verlaten,als het voorwerp van spotternij en van een honend medelijden derHollanders - doorrede en eene staatkundige voorzigtigheid regeert men de Staten; doch niet door eenehoofdigheid en tegenwerking.’

‘Uw toegenegen broeder,

(Geteekend) NAPOLEON.

Ostende, den 20sten Mei 1820.’

Aldus erkende men nu openlijk al hetgeen zoo smartelijk onaangenaamwas geweest,om gedurende vijf jaren te vermoeden. Zie daar dan de beweeg-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

233

oorzaak van zoo vele kwellingen en onregtvaardigheden stellig erkend. De koninggevoelde, na de ontvangst van dezen brief, dat er geene hoop van verzoening meerwas; doch hij voorbereidde alles, opdat zijn zoon hem zoude kunnen opvolgen. Hijkonde er niet meer aan twijfelen, dat het Fransch Gouvernement geenen koning vanHolland meer wilde hebben, doch hij veronderstelde zeker, dat men eenenminderjarigen koning wilde, die, volgens de constitutie, onder de voogdijschap vanFrankrijk zoude moeten staan, dewijl zoodanig een staat van zaken aanHolland nietszoude overlaten dan de hoop en deszelfs naam, terwijl het aan Frankrijk alles zoudegeven, wat de keizer zoo hartstogtelijk verlangde, namelijk de oppermagt en hetonmiddellijk bevel overHolland. Dien ten gevolge zocht hij, onder de zich het meestonderscheidendemannen inFrankrijk, iemand, aanwelken hij zijnen zoon in voorraadzoude kunnen toevertrouwen, opdat, zoo hij genoodzaakt werd om afstand van dekroon te doen, alsdan de koningin en zijn zoon eenen steun en een leidsman, opwelken zij konden staat maken, zouden vinden. Opdat de keizer daartoe zijnegoedkeuring zoude geven, en opdat zoodanig een man, wanneer het geval daar was,geëerbiedigd zoude worden, en dat dezelve magts genoeg zoude hebben, omHollandvan nut te zijn, was er een beroemd man en een Franschman noodig. Hij moestzoowel bij den keizer als bijHolland bekend en geacht zijn, hij moest een vrijdenkendkoningsgezinde en een man van eer

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

234

en beproefde eerlijkheid zijn. Hij verkoos dus den Heer DE BONNALD(*), dien hij nietanders dan bij geruchten, doch ook even daardoor van eene zeer voordeelige zijdekende. De Heer DE BONNALD scheen al de vereischte hoedanigheden in zich tevereenigen, met uitzondering van de liberale denkwijze, die zoo onmisbaar inHollandwaren. Hij schreef hem eenen brief, waarbij hij hem deed gevoelen, dat zoodanigedenkbeelden de grondslag van zijn voorstel, waarbij hij hem de opvoeding van zijnenzoon opdroeg, waren. De koning nam alle mogelijke voorzorgen, opdat zijn brief teregt zoude komen. Hij zond hem denzelven door middel van eenen secretaris, welkehij daarmede belastte, doch hij weigerde het. Zonder twijfel begreep de Heer DEBONNALD den toestand en het oogmerk des konings, en waarschijnlijk vond hijzwarigheden om het aan te nemen. Het is onnoodig om dezen brief hier in te voegen,daar dezelve zijn doel niet bereikte.De zaak, welke hier volgt, gaf gelegenheid tot den tweeden brief des keizers aan

den koning. De Fransche Minister had eenen Hollandschen koetsier in zijnen dienst.Om nu weder nieuwe stof tot klagten te vinden, droeg hij dezen den last op, om

(*) Hoe is het mogelijk, dat LODEWIJK konde vermoeden dat een man van eer, eerlijkheid enkarakter de goedkeuring van NAPOLEON zoude wegdragen, daar de grondbeginselen vandezen hem zoo zeer bekend waren?

De Engelsche Uitgevers.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

235

op eene of andere wijze twist te zoeken, en waarlijk op den 13den Mei, des middagste twee ure, kreeg deze een verschil met eenen burger, de wacht aan het paleis schoottoe en scheidde hen. Weldra deed de Ambassadeur de hevigste en bitterste klagten,dat men zijne livrei had gehoond, en hij vroeg deswege genoegdoening. Volgens eengeregtelijk onderzoek werd het bewezen, dat deze twist gezocht en voorgewend was;doch zoo als men zag dat er maatregelen genomen werden, om de waarheid van dezaak te onderzoeken, werd de koetsier naar Frankrijk gezonden, hoezeer hij eenHollander was.Toen de keizer berigt kreeg van het voorgevallene, schreef hij den volgenden brief

aan zijnen broeder:‘Mijn broeder! in denzelfden oogenblik, dat gij mij de fraaiste verzekeringen geeft,

verneem ik, dat de bedienden van mijnen Ambassadeur, te Amsterdam, mishandeldzijn. Mijn wil is, dat zij, die zich zoo schuldig jegens mij gemaakt hebben, aan mijworden uitgeleverd, opdat de wraak, die ik daarover nemen zal, ten voorbeelde aananderen strekke. De Heer SERRURIER heeft mij berigt gegeven van de wijze, op welkegij u bij de diplomatische audientie hebt gedragen.(*) Ik verklaar u dus, dat ik geenen Hol-

(*) Op deze audientie had de koning de onvoorzigtigheid gehad, om den Franschen chargéd'affaires een weinig koel te ontvangen. Hij sprak weinig met hem, en dit was hem niet tenkwade te duiden, na alles wat hij had moeten lijden, en alles wat hij te Parijs, van waar hijterug kwam, had verloren.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

236

landschen Ambassadeur te Parijs meer wil hebben. De Admiraal VERHUELL heeftbevel gekregen, om binnen vier en twintig uren te vertrekken. Ik heb geene schoonewoorden en verzekeringen meer noodig. Het is tijd voor mij, om te weten, of gij hetongeluk van Holland wilt, en door uwe dwaasheden den val aan dat land wiltveroorzaken. Ik wil niet dat gij eenen Minister naar Oostenrijk zult zenden. Ook wilik niet dat gij de Franschen, die in uwen dienst zijt, zult wegzenden. Ik heb mijnenAmbassadeur terug geroepen, ik zal inHolland slechts eenen chargé d'affaires hebben.De Heer SERRURIER, welke in deze hoedanigheid zal blijven, zal u mijne oogmerkenmededeelen. Ik wil mijnen Ambassadeur niet langer aan uwe beleedigingenblootstellen. Daar het deMinister van Rusland is, wiens meester u op den troon heeftgeplaatst, is het natuurlijk, dat gij deszelfs raad volgt. Schrijf mij geene brieven meer,die opgevuld zijn met uwe gewone fraaije woorden; er zijn reeds drie jaren verloopen,dat gij mij dezelve aanhoudend herhaalt, en elken oogenblik bewijst mij de valschheiddaar van.’

(Geteekend) NAPOLEON.

Rijssel, den 23sten Mei, 1810.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

237

‘Dit is de laatste brief, dien gij, gedurende mijn ganschen leven, van mij zultontvangen.’Dit bewijst, dat men reeds van het begin af aan de vereeniging van Holland met

Frankrijk besloten had, en dat de koning niets anders dan het slagtoffer van dezestaatkunde was geweest.Keizer NAPOLEON schafte alle geestelijke orden, bij decreet van 12 Mei, in het

koningrijk Italie af. Bij een ander decreet, te 's Hertogenbosch genomen, beloofdehij eenen prijs van ƒ1,000,000 franken voor hem, die het beste werktuig om vlas tespinnen vervaardigde. Het Gouvernement der Romeinsche Staten werd door hemaan denMinister van Politie FOUCHÈ toevertrouwd, en deze vertrok naar Rome, dochnam geen bezit van zijn Gouvernement.Op den 10den Junij ging de Generaal SARRASIN, die langs de kusten van het kanaal

het opperbevel voerde, tot de Engelschen over.Om dezen tijd stierf de Cardinaal CAPRARA, Aartsbisschop vanMilaan, die legaat

van den heiligen staat in Frankrijk was geweest.De belangrijke forteresse,Mequinença in Spanje, gaf zich, op den 3den Junij, aan

den Generaal SUCHET over.De belegeringen van Cadix en Cuidad-Rodrigo werden, met kracht, voortgezet.

Holland.

Het equipement van de vloot werd met vlijt doorgezet, in weerwil van de schaarstevan geldmid-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

238

delen. In het begin van Junij verliet de Fransche Minister Amsterdam, zoo als dekeizer bij zijnen brief van den 23sten Mei gedreigd had, en hij liet zijnen Secretarisvan Legatie, den Heer SERRURIER als Chargé d'affaires achter.Om dezen tijd deed de commissie, die benoemdwas, om de door de overstrooming

van het voorgaande jaar veroorzaakten schaden te onderzoeken, verslag van derzelverbevinding. De schade werd berekend op ƒ5,706,123, meer dan elf millioenen franken.Het Wetgevend Ligchaam verloor nu acht leden, welke zitting hadden voor die

landen, die Frankrijk aan Holland ontnomen had, namelijk vier voor Braband, tweevoor Zeeland, en twee voor de distrikten van deMaas.De Advocaat ASSER, een Jood, werd tot Auditeur bij den Staatsraad benoemd.De eerste en tweede finantieele rekeningen, namelijk over de jaren 1807 en 1808,

werden den koning aangeboden, en door het hof van rekeningen goedgekeurd. Dealgemeene, en volkomene rekening van de vrijwillige giften voor de stad Leiden envoor de overstroomingen, werdenmet de namen van de gevers gedrukt en uitgegeten,opdat elk een zoude kunnen zien, welk gebruik er van zijne gift gemaakt was, endaardoor zoude aangemoedigd worden, om bij de eerste gelegenheid zijneedelmoedigheid te hernieuwen.De Kapitein Generaal der gardes, de Heer TRAVERS, werd benoemd tot Baron van

Jever.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

239

Op den 15den ontving de koning het corps diplomatiek, en bij deze gelegenheidwerden hem door den Minister van Buitenlandsche zaken, den Generaal Graaf VANLOWENHIELM, kamerheer en bevelhebber der gardes te paard van den koning vanZweden, en den Colonel LOWENHIELM, zijnen broeder, aangeboden.Thans zijn wij eindelijk gekomen aan den oogenblik van den afstand des troons,

of om beter te zeggen aan het einde der ontknooping, welke eenige maanden vroegerte Parijs reeds begonnen was. Sedert de terugkomst des konings, en de beroeringvan Holland, had men onophoudelijk voorwendsels gezocht, om Holland geheel enal van de lijst der natien te kunnen uitwisschen. Steeds bezigde men dezelfdeStaatkunde,menwas gematigd, wanneerHolland zich in bezwarende omstandighedenbevond; doch zoodra als het zich een weinig begon te verheffen, en deszelfsGouvernement daartoe de geschikte maatregelen aanwendde, viel men het op allemogelijke wijzen aan. Elken dag werden den koning nieuwe vorderingen voorgelegd.Van den 1sten Junij af aan hadden de Fransche douaniers zich in de nabijheid van

Amsterdam gevestigd, om aldaar de wet op de blokkade te doen uitvoeren.Onderscheidene malen beproefden zij zelfs, om zich in Amsterdam of aan de kustenvan de Zuiderzee te vestigen, doch zij werden telkens afgewezen, dewijl dittegenstrijdig aan het traktaat was.Eenige menschen, die men op Hollandsch grond-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

240

gebied, in weerwil van de wet des lands en van het traktaat had gearresteerd, werdendoor den koning in vrijheid gesteld. Hierdoor vermeerderden de klagten en debeschuldigingen van de zijde vanFrankrijk tegenHolland. Men plaaste in de Franschepapieren, dat de Engelsche krijgsgevangenen, die bij Heppens aan land warengekomen, verklaard hadden, dat men, voor dat de kusten van Holland door deFransche troepen bezet waren, zonder eenige verhindering de Engelschekoopmanschappen aldaar aan land bragt.Ondertusschen was de hoofdstad geblokkeerd door de Fransche troepen, die van

dag tot dag te Utrecht vermeerderden; tegen het midden van Junij kreeg men berigt,dat het Fransch hoofdkwartier naar Rotterdam verplaatst was, en dat eene liniedouaniers, door troepen ondersteund, de hoofdstad naderde. De koning vroeghieromtrent, op de levendigste wijze, eene opheldering aan den Franschen Chargéd'Affaires, den Heer SERRURIER. Zie hier het antwoord, dat deze den 16den Junij,daarop aan den Minister van Buitenlandsche Zaken, den Heer ROËLL, gaf:‘Mijnheer! gij verlangt, dat ik u, op eene officieele wijze, zal herhalen, hetgeen

ik u gisteren mondeling gezegd heb. Ik heb dus de eer uwe Excellentie te zeggen,dat Zijne Majesteit de keizer en koning, vernomen hebbende, dat men in den waanis, dat hij een garnizoen in de stad Amsterdam zal leggen mij gelast heeft, om zulkste ontkennen, en te verklaren, dat hij er niet aan denkt, om deze hoofdstad te doenbezetten,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

241

doch dat dezelve mij tevens heeft opgedragen, om te verklaren, dat zoo men inHolland de minste oorlogstoerustingen maakte, dezelve niet anders dan als eenebeleediging voor Frankrijk zullen kunnen worden aangezien; dat ik in zoodanig gevalbevel heb, om paspoorten te vragen en Holland te verlaten, en eindelijk, dat elkevijandelijke houding, en alles, wat de waardigheid van het Fransche rijk zoude kunnenbeleedigen, als eene oorlogsverklaring zal worden beschouwd. ZijneMajesteit gelastmij tevens, om als nog aan te dringen op de voldoening wegens den hoon, aanhoogtstderzelver Ambassadeur aangedaan, en te verklaren, dat eene onvolledigegenoegdoening haar niet te vreden zal stellen, dat hoogstdezelve deze genoegdoeningvolkomen vordert, en dat zonder dit de Koning van Holland voor altijd van ZijneMajesteits bescherming en vriendschap zal moeten afzien.’Op deze wijze maakte men misbruik van de onveranderlijke gesteldheid, die de

koning voor Frankrijk en deszelfs naam koesterde, hij moest den bitteren kelk totaan den bodem toe uitdrinken; men wilde hem zigtbaar noodzaken, om zich tegenFrankrijk te verklaren en zich met deszelfs vijanden te verbinden - deze was de laatstetoevlugt, die men hem overliet.De Minister van Justitie en Politie nam de volgende maatregelen:‘Daar alle pogingen, om hem of hen te ontdekken, die zich, volgens de officieele

kennisge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

242

ving van de Fransche legatie, hebben schuldig gemaakt aan eene grove beleediging,aan eenen der in liverei gekleedde bedienden van Zijne Excellentie den Ambassadeur,en wel op den 13den Mei van dit jaar, omstreeks twee ure van den achtermiddag, inde nabijheid van de NieuweKerk alhier, te ontdekken, tot nog toe geheel vruchtelooszijn geweest. En daar het buiten allen twijfel is, dat beleedigingen, die aan personen,welke tot eene vreemde ambassade behooren, nog te meer misdadig zijn, dewijl zijniet alleen, even als alle anderen, de publieke rust en veiligheid kunnen storen in deplaats, waar dezelve gebeuren, maar dat dezelve ook beschouwd kunnen worden alshonende voor de Mogendheid, aan welker legatie zoodanige personen behooren, endaardoor nog te meer onaangename gevolgen na zich zouden kunnen slepen.’‘Uit dien hoofde biedt de Minister van Justitie en Politie, als daartoe bijzonderlijk

gemagtigd zijnde, eene belooning van duizend ducatons aan, voor hem, die den daderof de daders van bovengemelde daadzaak zullen doen kennen, zoodanig, dat zij inhanden der Justitie komen en van hunne misdaad overtuigd worden; de naam vanden aanbrenger zal verzwegen worden, wanneer deze zulks mogt verlangen.’‘De Minister voornoemd geeft bovendien, op last des konings, te kennen, de

ontevredenheid en de verontwaardiging, die Zijne Majesteit ge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

243

voeld wegens het gebeurde, en welke ontevredenheid des te grooter is, uit hoofdevan de waarde, die Hoogstdezelve hecht aan de vriendschap en de welwillendheidvan haren doorluchtigen broeder, en aldus alles wil voorkomen wat onaangenaamzoude kunnen zijn aan Zijne keizerlijke en koninklijke Majesteit.’‘De Minister maakt tevens van deze gelegenheid gebruik, om elk en een iegelijk

te waarschuwen en aan te manen, ten einde zich zorgvuldig te onthouden, hetzij doorwoorden of door daden, iets in het minste te doen, hetwelk eenige beleediging ofhoon zoude kunnen veroorzaken aan personen, welke tot vreemde legatien behooren,op poene van gestraft te zullen worden naar exigentie van zaken en volgens al degestrengheid der wetten.’

‘Amsterdam, den 17den Junij 1810.’

De koning zag dagelijks meer en meer den beslissenden oogenblik naderen, doch hijbleef voortgaan met voor de inwendige administratie te waken, er werden voor zesmillioenen gulden aan briefjes gecreëerd, welke, bij anticipatie, op onderscheideneindirecte belastingen waren gevestigd. Deze briefjes dienden, om de quartalen derpensioenen en andere tractementen, die met het einde der maanden zouden vervallen,te betalen.Hij stond een octrooi en previlegie voor vijftien jaren toe aan ANDRIES NIETERS,

eenen smid, welke

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

244

eenen wagenas had uitgevonden, dien men, naar verkiezing, konde verkorten enverlengen.Hij benoemde den Heer M.A. VAN DEDEM tot Minister-Plenipotentiaris bij het hof

van Napels; den Graaf J.C. VAN BIJLAND bij dat van Cassel en den Baron VAN SPAANVAN VOORSTONDE, als Ambassadeur naarMunich.Op den 26sten Junij deed deMinister vanMarine en Colonien het volgende rapport:‘Sire! ik haast mij, omUweMajesteit te berigten, dat ik brieven uitNoord-Amerika,

gedagteekend van de eerste dagen van de maand Mei laatstleden, gekregen heb,welke tijding inhouden van den Schout-bij-Nacht BUISKENS, Aide de Camp vanUweMajesteit, en wegens welker waarheid en naauwkeurigheidmen zich kan vertrouwen.Uwe Majesteit weet, dat deze verdienstelijke officier in het jaar 1807 is gelastgeworden, om het eiland Java van onderscheidene daar ontbrekende behoeften tevoorzien, en aldaar nieuwe instructien, betreffende het Gouvernement dier kolonie,over te brengen, waarvan hij zich met den meesten spoed heeft gekweten, en welzoo volkomen en meer voldoenend dan de omstandigheden van den oorlog ter zeehadden kunnen doen vermoeden. Gedurende twee jaren, die hij op Java gebleven is,heeft hij de grootste diensten als Luitenant-Gouverneur bewezen, en heeft denGouverneur-Generaal DAENDELS op eene vereerende en krachtdadige wijzeondersteund. Eindelijk door Uwe Majesteit terug geroepen zijnde,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

245

heeft hij zich op een klein gewapend vaartuig ingescheept, om zich tegen dezeeroovers, die de Indiesche zeeën onveilig maken, te verzekeren. Zijne reis is zeergelukkig geweest tot op de hoogte van de Bermudische eilanden, waar hij deEngelsche corvet the Thistle ontmoette. Hoezeer minder in magt zijnde, heeft hij hetgevecht gedurende vier uren volgehouden, en heeft hetzelve alleen moeten staken,dewijl hij al zijn kruid had verschoten.’‘De Schout-bij-Nacht BUISKENS bevindt zich onder het getal der gewonden. Ik

heb ondertusschen het genoegen Uwe Majesteit te kunnen berigten, dat hoezeer dewond vrij ernstig is, Uwe Majesteit hoogstwaarschijnlijk zijnen Aide de Camp zalbehouden, en het corps koninklijke zeeofficieren aldus zulk een dapper en kundigofficier, die zich steeds zoodanig heeft weten te doen onderscheiden, niet zal behoevente betreuren.’

‘Amsterdam, den 26sten Junij 1810.’

Het was niet langer meer te verduren; de Hollandsche wetten, bevelen, uniforme,cocarde en vaandels werden gehoond en beleedigd door de Fransche militaireautoriteiten. De marine, het volk, het leger, alles was ten hoogde verbitterd - alleswas gereed, om eene wanhopende verdediging te ondernemen, en het vuur wachtteslechts op den eersten wenk, om terstond uit te barsten.Wel verre van dit te willen voorkomen, scheen men het te willen aanstoken. Op

den 29sten Junij

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

246

drong men op nieuw aan, om Amsterdam te bezetten en het hoofdkwartier aldaar tevestigen in weerwil van de verzekeringen, dienaangaande door den Heer SERRURIERop den 16den bevorens gegeven, zoo als wij gezien hebben. De koning bevondt zichtoen te Haarlem, dat is aan de regterzijde der linie van defensie van Amsterdam,vanwaar hij de militaire operatien van de zijde van Noord-Holland en die van hetHaarlemsche meer konde besturen en tevens zijne gemeenschap met den Helderonderhouden.Hij had zijnen zoon bij zich; zijne verontwaardiging was ten toppunt gerezen; hij

besloot in dezen oogenblik, om Amsterdam tot het uiterste toe te verdedigen, en omde Franschen, die in zijnen dienst waren, vrijheid te laten, om zich te verwijderenof te blijven, ten einde zich met het ordeteeken des legioens van eer te versieren ende geheele natie tot de wapenen te roepen. In deze ernstige omstandigheden, in welkehij zoo zeer ondersteuning en de hulp van weldenkende mannen noodig had, wildede Heer ROËLL hem volstrekt verlaten, zeggende, dat hij de baden wilde gaangebruiken, en de koning had de zwakheid van daarin toe te stemmen. DeMaarschalkVERHUELL, die onder een gezocht voorwendsel van Parijs was terug gekomen, endie de koning met eene laatste boodschap weder derwaarts wilde zenden, ging naarzijn landgoed inGelderland. Doch het leger, de marine en de natie was eensdenkende,voornamelijk de Admiraal LEMMERS, de Minister KRAAYENHOFF,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

247

aan wien de koning, na zijne terugkomst inHolland, tevens met den waterstaat belasthad. In dienzelfden oogenblik kreeg hij een ernstig aanzoek van den keizer, om denHeer VAN DE POLL, dien de koning als Burgemeester had afgezet, weder in dien postte herstellen.Hij beproefde, als een laatst middel, om den Heer VALCKENAAR, een zeer

scherpzinnig, kundig en ijverig man, naar Parijs te zenden, met eene volkomenevolmagt, om te bewerken, dat men niet zoude voortgaan met geheel Holland tebezetten.Hij konde volledig staat maken op de troepen en op het volk, doch hij wilde den

geest der hoofden leeren kennen; dan hoe groot was zijne verwondering, van in dezenoogenblik zijne Maarschalken DUMONCEAU en DE WINTER tot zich te zien komen,die hem eerbiedigde, doch zeer sterke aanmerkingenmaakte wegens de nutteloosheiden de kortheid van duur eener verdediging van Amsterdam. Hij vergenoegde zichmet hem te antwoorden, dat hij gemeend had op hen te zullen kunnen rekenen, endat het aan militairen en Generaals weinig voegde, om zoodanige denkbeelden teuiten. De overigen, bovenal de koninklijke garde, de Generaal DE MILET, de ColonelBEHR, de dappere Generaal SELS, enz. enz., hadden besloten om alles voor hun landen ter vervulling hunner pligten te doen.Van zijn huis teHaarlem zag hij de groote stad Amsterdam in eene laagte tusschen

twee zeeën liggen. Hij zoude dezelve nogmeer met water moeten omringen, om haarte kunnen verdedigen. - Van de

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

248

andere zijde beschouwde hij zijnen zoon, die zes jaren oud was, en wiens vergenoegden lagchend voorkomen in het bijzijn van zijnen door droefheid en onrust geschoktenvader, eene nuttelooze verdediging scheen af te keuren.‘Ik zal met roem vallen;’ zeide hij tot zich zelven, ‘doch van eene andere zijde zal

er niets overblijven van mijne kortstondige regering, en mijn zoon, die eenmaalHolland zoude kunnen doen herleven, en mijne ontwerpen voor hetzelve totwezenlijkheid zoude kunnen brengen, zal dan tevens met zoo vele duizenden vanhuisgezinnen, die thans in rust en onkunde zijn van de storm, die hen bedreigt, daarzij volmaakt vertrouwen op hem, wiens pligt het is, om voor hun te waken, alles,alles verliezen.’Ondertusschen gevoelde hij zeer wel, dat de spreuk van de orde der Unie, ‘Doe

wel en zie niet om!’ hem zijnen pligt aanwees. Hij riep zijne Ministers bijeen, en totzijne groote verwondering waren zij allen tegen de verdediging. De Heer REUVENSwilde zelfs, dat de koning teAmsterdam zoude blijven, nadat die stad door de Franschetroepen bezet zoude zijn, en aldus, om zoo te zeggen, onder de bevelen van eenenFranschen Generaal zoude staan. ‘Het is genoeg,’ zeide de koning, ‘dit doet mijbesluiten, ik wil den keizer tot het uiterste brengen, en hem dwingen, om, ten aanzienvan Frankrijk en gansch Europa het geheim zijner Staatkunde, die hij, gedurendevijf jaren, ten aanzien van Holland en ten aanzien van mij heeft gekoesterd, te

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

249

ontsluijeren. - Ik stel mijnen zoon in mijne plaats. - Wanneer al die klagten, die hijtegenmij en tegenmijn Gouvernement op goeder gronden steunen, zoo zal hij mijnenzoon erkennen, daar deze hem in alles de middelen zal overlaten, om te handelenzoo als hij wil, ten aanzien van den koophandel en van Engeland. Dewijl, volgensde constitutie des rijks, het regentschap, bij ontstentenis van mij, hem van regtswegetoekomt.’‘Wanneer hij integendeel gebruik maakt van mijnen afstand van de kroon, om

zichmeester vanHolland te maken, dan zal het ten duidelijkste aan elkenFranschmanblijken, dat al zijne beschuldigingen en klagten niets anders dan voorgewende zakenwaren om twist te zoeken, en dat het doel was, waarnaar hij streefde, en dan zal voorhet minst noch het regt des oorlogs, noch eenen afstand ten zijnen behoeve, nocheene onderwerping, hem deminste schaduw overlaten van eenewettelijke bezitnemingvanHolland.’ Vervolgens liet hij zijneMinisters alleen raadplegen, en zeide; ‘Slechtseene partij is beter, namelijk die van zich tot het uiterste te verdedigen. Zegt mijdaarover uwe gedachten, ik laat u alleen, opdat gij vrij zoudt zijn in uweraadplegingen.’ Nadat zij eenen geruimen tijd aldus met elkander haddengeraadpleegd, bragten zij hem hun besluit, en dit was, dat zij den afstand van dentroon, ten behoeve der twee zoons van den koning, het best keurden. Nu stelde hijzelf eene boodschap aan het Wetgevend Ligchaam, welke de Minister VAN DERCAPELLE overschreef, dewijl het

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

250

schrift des konings al te moeijelijk om te lezen was; doch deze boodschap was testerk, te hevig. Het was de geschiedenis van al de aan Holland veroorzaaktekwellingen, en dezelve spreidde een al te helder licht over de Hollandsche natie, enFrankrijkwegens de onregtvaardigheid, waarvan de koning het slagtoffer was; maarhierdoor zoude de keizer ook te zeer verbitterd zijn geworden, en daardoor veelligtde regten van den jongen koning niet hebben geëerbiedigd. Hij stelde, dus eeneandere, eveneens als de tweede volgende stukken.Deze boodschap luidde aldus:‘Mijne Heeren! Ik gelast de Ministers, die thans in eene raadsvergadering bijeen

zijn, om aan u het besluit, dat ik door de militaire bezetting der hoofdstad gedwongenben te nemen, aan te bieden. De dappere Fransche soldaten hebben geene anderevijanden, dan den vijand der gemeenschappelijke zaak, van Holland en van mij; zijmoeten met alle mogelijke achting en vriendschap ontvangen worden; doch het is inden tegenwoordigen toestand vanHolland niet minder waar, dat ik, daar eene ganschearmée, eene menigte douaniers, zich op ons grondgebied bevinden, en de nationalearmée buiten de magt van het Gouvernement is gesteld, daar alles, om zoo te zeggen,behalve de hoofdstad, zich onder het bevel van eenen vreemden Officier bevindt,aan den Franschen bevelhebber en aan de chargé d'affaires van den keizer heb moeteverklaren, dat, zoo wanneer men de hoofdstad en derzelver arrondissement bezettede,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

251

ik zoodanig eene operatie zoude moeten beschouwen als eene openlijke verkrachtingvan het regt der volken en van de heiligste regten der menschen. Dit is de reden, diemij heeft doen besluiten, om de douaniers vanMuiden, Naarden en Diemen terug tedoen wijken: hiertoe had ik het regt, dewijl de douaniers, volgens het tractaat, alleenop de zeekusten en aan de monden der rivieren behoeven toegelaten te worden.’‘Op den 16den Junij kreeg ik van den Chargé d'Affaires van Zijne Majesteit den

keizer de verzekering, dat zijn oogmerk niet was, om Amsterdam te bezetten. Gijvindt van deze natie een afschrift hiernevens. Dit deed mij hopen, dat men zichstiptelijk bij het traktaat, door den keizer zelven ontworpen, zoude houden en hetzelveniet te buiten zoude gaan.’‘Ongelukkig is mijne dwaling niet van langen duur geweest, en ik heb de

kennisgeving gekregen, dat er zich teUtrecht en in de ommestreken twintig duizendman Fransche troepen verzamelden. Ik heb, in weerwil van den nadeeligen staatonzer finantien, toegestaan, dat aan dezelve de noodige levensbehoeften en anderenoodwendigheden zouden worden bezorgd. Hoezeer het traktaat inhoudt, dat erslechts zes duizend man ten laste van Holland zouden zijn. Doch ik vreesde, dat ditleger andere voorHolland nadeelige oogmerken ten doel had. Eergisteren, den 29sten,heb ik het officieel berigt gekregen, dat Zijne Majesteit den keizer nu aandrong, omde hoofdstad te doen bezetten,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

252

en om het Fransche hoofdkwartier te Amsterdam te vestigen.’‘In dezen staat van zaken, zult gij niet twijfelen, Mijne Heeren! dat ik, voor het

welzijn vanmijn volk, mij alle nieuwe veranderingen zoude getroost hebben, wanneerik slechts de hoop had kunnen voeden van zoodanig eenen toestand te zullen kunnenverduren, en vooral, wanneer ik daardoor nieuwe onheilen had kunnen voorkomen.Doch ik kan mij niet langer met eene ijdele hoop vleijen. Ik heb het traktaat, hetwelkdoor Frankrijk was opgesteld, voorwaardelijk geratificeerd, en de overtuiging, dathet onaangenaamste gedeelte voorHolland en voor mij niet gevolgd zouden worden,en dat men te vreden zouden zijn met mijne zelfverlooching, om zoo te zeggen, diehet gevolg van dit traktaat was, alles tusschen Holland en Frankrijk zoude geregeldgeworden zijn. Dit verdrag biedt, zonder twijfel, eene menigte nieuwe voorwendsels,klagten en beschuldigingen aan. Doch het ontbreekt immers nooit aan voorwendsels!Ik heb dus vertrouwen moeten stellen in de uitleggende mededeelingen, die men mijdeed bij het aangaan van dit traktaat, en in de plegtige verklaringen, die ik heb gedaanen moet doen, dat de douaniers zich met niets dan hetgeen betrekking tot de blokkadehad, zouden bemoeijen; dat de Fransche troepen op de kusten zouden blijven; dat dedomeinen der schuldvorderaars van den Staat en die van den Kroon zoudengeëerbiedigd worden; dat de schulden der afgestane landen ten laste van

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

253

Frankrijk zouden komen, en eindelijk, dat de troepen, die zich ter beschikking vanFrankrijk en Spanje bevinden, zouden gerekend worden te behooren tot het bepaaldegetal, dat ik moet leveren, en dat men voor de wapening ter zee noodigen tijd zoudegeven.’Ik hebmij zelf gevleid, dat men het traktaat zoude verzachten. Ik hebmij bedrogen;

en zoo de volkomene gehechtheid aan de vervulling mijner verpligtingen op den1sten April laatstleden niet anders gediend heeft, dan om het aanwezen van dit landslechts drie maanden langer te doen duren, dan heb ik de wreede en smartelijkezelfvoldoening (doch dit is ook de eenige, die ik heb) dat ik mijne taak ten einde toevervuld heb; dat ik (wanneer het mij vergund is, mij zoodanig uit te drukken, aanhet aanzijn, dat ik geloofde het welzijn van het land te zijn, meer heb opgeofferd,dan het mij vergund was te doen’‘Doch na mijne onderwerping van den 1sten April zouden te zeer wraakbaar zijn,

wanneer ik onder den titel van koning slechts een werktuig was en niet alleen in mijnland, maar zelfs niet eens in mijne hoofdstad, en veelligt wel niet in mijn paleis, ietste zeggen zouden hebben. Ik zoude ondertusschen getuigen moeten zijn van alleswat er gebeurde, zonder iets voor mijn volk te kunnen doen. Ik zoude verantwoordelijkvoor alle gebeurtenissen zijn, zonder dezelve te kunnen voorkomen, of eenige invloeddaarop te hebben. Ik zoude mij blootstellen aan de klagten van beide zijden en de

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

254

schijnbare oorzaak van alle onheilen zijn. Ik zoude mijn geweten geweld aandoen;ik zoude mijn volk en mijne pligten verraden, wanneer ik dit deed.’‘Reeds lang heb ik het uiterste, waartoe ik thans gebragt ben, voorzien, doch ik

zoude mij aan hetzelve niet hebben kunnen ontrukken, dan door den heiligsten vanmijne pligten te verraden, dan door op te houden van de belangens van mijn land tebehartigen en mijn lot aan hetzelve te hechten; - dit konde ik niet doen.’‘Thans nu Holland tot dien staat gebragt is, heb ik als koning van Holland eene

partij te kiezen. Deze is, om, ten behoeve mijner kinderen, afstand van den troon tedoen. Alles, wat ik anders zoude kunnen doen, zoude het ongeluk mijner regeringvermeerderen. Ik zoude met droefheid dien smartelijken pligt vervuld hebben. Ikzoude den val van zoo vele burgers, die maar al te dikwijls de slagtoffers derverschillen van de Gouvernementen zijn, hebben kunnen trotseren; doch hoe zoudeik het denkbeeld van eenen gewapenden tegenstand hebben kunnen verdragen; zoudeik, voor mijne kinderen, die, even als ik, geboren Franschen zijn, voor mij, vooreene regtvaardige zaak, doch die men als alleen de mijne zijnde zoude hebben kunnenbeschouwen, het Fransche bloed hebben kunnen zien stroomen?’‘Er schiet mij dus slechts eene partij te nemen over. Mijn broeder, die zeer verbittert

tegen mij is, is het niet tegen mijne kinderen, en zonder

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

255

twijsel zal hij niet zijn eigen werk willen vernietigen, en hun hun erfdeel ontnemen,dewijl hij geene reden van klagten heeft, en ook nimmer hebben kan tegen een kind,dat nog in zeer vele jaren de teugels des bewinds niet in handen zal nemen. Zijnemoeder, aan wien, volgens de Constitutie, het regentschap behoort, zal alles doenwat aan den keizer, mijnen broeder, aangenaam is, en zal daarin beter slagen dan ik,die het ongeluk heeft gehad van hem nimmer te hebben kunnen voldoen; en bij denvrede ter zee, mogelijk zelfs eerder, zal mijn broeder, wanneer hij den staat van zakenin dit land leert kennen, wanneer hij ontwaart, welk eene achting deszelfs inwonersverdienen, hoezeer hun welzijn overeenkomstig met het wezenlijk belang van zijnrijk is, voor dit land doen datgene, waarop het, door deszelfs zoo menigvuldigeopofferingen, voor Frankrijk, door deszelfs opregtheid en het belang dat het aanelken onzijdigen inboezemt, zoo veel regt heeft.’‘En wie kan het weten? Veelligt ben ik de eenige hinderpaal in de verzoening van

dit land met Frankrijk, en wanneer dit zoo ware, dan zoude ik er eenen troost invinden, wanneer ik een kwijnend en omzwervend leven, ver verwijderd van al devoorwerpen mijner genegenheid, moest leiden.’‘Dit goede volk en mijn zoon, ziedaar de grootste beweegredenen, er zijn er nog

anderen, even gebiedende, die ik moet zwijgen, doch die men gemakkelijk zal kunnengissen.’ (De onmogelijkheid om krachtdadigen wederstand te bieden).

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

256

‘De keizer, mijn broeder, moet gevoelen, dat ik niet anders kan handelen. Hoezeerhij sterk tegen mij vooringenomen is, is hij groot, en wanneer hij bedaard is, zal hijbillijk zijn.’‘En wat u aangaat, Mijne Heeren! Ik zoude nog veel ongelukkiger zijn, wanneer

het mogelijk ware, dat ik konde denken, dat gij geen regt aanmijne oogmerken zoudetlaten wedervaren.’‘Moge het einde van mijne loopbaan aan de natie en aan u ten bewijze strekken,

dat ik u nimmer bedrogen heb, dat ik slechts een doel, het welzijn des lands, had, endat de feilen, die ik mogt begaan hebben, alleen aanmijnen ijver zijn toe te schrijven,daar ik steeds wenschte niet het goede, maar het best mogelijke te doen, in weerwilvan de moeijelijkheid der omstandigheden.’‘Ik was nimmer voorbereid, om eene zoo belangrijke, doch ook zoo moeijelijke

natie, als de uwe, te regeren. Weest gij, Mijne Heeren! mijne voorspraak bij dezelve,en vestigt uw vertrouwen en hoop op den kroonprins, betoont hem eenige gehechtheid,zoo ik naar zijne gelukkige inborst mag oordeelen, zal hij beiden te eenigen tijdverdienen. De koningin heeft dezelfde belangen als ik.’‘Ik mag niet eindigen, zonder u, met den levendigsten aandrang en in naam van

het belang, het aanwezen van zoo vele familiën en zoo vele bijzondere personen,wier leven en goederen ontwijfelbaar gevaar zouden loopen, aan te bevelen, om alleFranschen met die achting en vriendschap

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

257

te behandelen, die men verschuldigd is aan de dapperen van de eerste natie der wereld,aan uwe vrienden, aan uwe bondgenooten, voor wien de gehoorzaamheid den eerstenpligt is, doch die, naarmate zij zulk eene brave, ijverige en in alle opzigtenachtingswaardige natie leeren kennen, dezelve meer en meer zullen achten enbeminnen.’‘Hoedanig ook mijn levensloop zal eindigen, de naam van Hollander, en mijne

vurigste wenschen voor derzelver geluk, zullen mijne laatste woorden zijn, en zullenmijne laatste gedachten vervullen.’

‘Haarlem, den 1sten Julij 1810.’

Deze was de acte van afstand:

‘Overwegende, dat de ongelukkige toestand des rijks uit de ontevredenheid deskeizers mijnen broeder jegens mij ontstaat, overwegende dat al mijne pogingen enopofferingen, om eenige gewigtige veranderingen in dezen toestand te maken,nutteloos zijn geweest, overwegende eindelijk, dat de oorzaak daarvan ontwijfelbaaris gelegen in het ongeluk, dat ik gehad heb, van aan mijnen broeder te hebbenmishaagd, en zijne vriendschap te hebben verloren, en dat ik bij gevolg de eenigehinderpaal ben in het eindigen van al die onophoudelijke oneenigheden en twisten,hebben wij besloten, en besluiten door deze plegtige, opene en vrijwillige acte, omafstand te doen, gelijk wij in dezen oogenblik afstand doen van den koninklijkenrang en de koninklijke waardigheid, ten behoeve

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

258

van onzen welbeminden zoon NAPOLEON LODEWIJK. Wij willen bovendien, dat,overeenkomstig de constitutie, die onder garantie van den keizer onzen broeder isdaargesteld, het regentschap in de handen van Hare Majesteit de koningin blijve, enzulks onder de medehulp van eenen regeringsraad, die vooreerst zal te zamen gesteldzijn uit onze Ministers, aan welken wij de zorg voor den minderjarigen koning totaan de komst van Hare Majesteit de koningin, toevertrouwen.’‘Wij bevelen bovendien, dat de onderscheidene corpsen van onze garde, onder

het opperbevel van onzen Groot-Stalmeester en den Luitenant Generaal BRUNE, enonder dat van den Generaal SELS hunnen dienst doen en blijven doen bij denminderjarigen koning van dit land, en dat de Groot-Officieren van de kroon evenzoo als de burgerlijke en militaire Officieren van ons huis doen en blijven doen bijden minderjarigen koning. Eigenhandig gedaan deze acte, welke ter kennisse vanhetWetgevend ligchaam zal worden gebragt, en in wier bewaring dezelve zal blijven,met vrijlating, om daarvan de noodige afschriften te doen afgeven, en dezelve opeene wettige wijze in de gewone formen te doen afkondigen.’

‘Haarlem, den 1sten Julij 1810.’

De acte was vergezeld van de navolgende proclamatie:‘Hollanders! innig overtuigd, dat ik niets meer voor uwe belangen of voor uw

welzijn kan doen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

259

mij integendeel beschouwende als eenen hinderpaal, ten aanzien van het terugkeerender gunstige gevoelens mijns broeders te uwen opzigte. Heb ik afstand van denHollandschen troon, ten behoeve vanmijnen oudsten zoon, den kroonprins NAPOLEONLODEWIJK, en zijnen broeder, Prins KAREL LODEWIJK NAPOLEON gedaan. HareMajesteit de koningin is, van regtswege, en volgens de constitutie, regentesse, inafwachting van hare komst is het bewind in handen gesteld van den Raad derMinisters.’‘Hollanders! ik zal nimmer een zoo goed en deugdzaam volk, als gij zijt, vergeten;

mijne laatste gedachte, zoowel als mijne laatste zucht, zullen voor u heil zijn. Ik moetu verlaten, doch ik kan u niet genoeg aanbevelen, om de Fransche militairen enbeambten wel te ontvangen, dit is het beste middel om te behagen aan den keizer,van wien uw lot, dat van uwe kinderen en van uw land geheel afhangt.’‘Thans, nu de kwaadsprekendheid en de kwaadwillendheid mij niet meer zullen

kunnen bereiken, voor het minst voor zoo verre gij daarin betrokken zijt, mag ik debillijke hoop koesteren, dat gij eindelijk de belooning voor al uwe opofferingen enuwe moedige volharding en onderwerping zult bekomen.’

‘Gedaan te Haarlem, den 1sten Julij 1810.’

Den volgenden dag verwittigde de Minister van

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

260

Buitenlandsche Zaken, ten gevolge van de door den koning gegevene bevelen, deinwoners van Amsterdam, dat de Franschen op den 4den van die maand zoudenbinnen komen. - Deze was de notificatie, die hij liet afkondigen.‘DeMinister van Binnenlandsche Zaken brengt bij deze, ten gevolge een bijzonder

bevel van Zijne Majesteit, ter kennisse van de inwoners der hoofdstad, dat deFransch-keizerlijke troepen zich op den 4den dezer maand binnen deze hoofdstadzullen bevinden.’‘Dewijl het de vaste wil van Zijne Majesteit is, dat men zich beijveren zal, om de

troepen van zijnen doorluchtigen broeder wel te ontvangen, zoo heeft Hoogstdezelvehet regt, om te verwachten, dat elk en een iegelijk daartoe het zijne zal toebrengen,en dat men gevoelen zal, dat het een pligt is, om deze dappere troepen met dieonderscheiding en die vriendschapsblijken te ontvangen, welke men aan vreemdeen aan bondgenooten verschuldigd is, en voornamelijk aan de legers van keizerNAPOLEON. De dicipline, waardoor deze troepen zich, zoowel als door derzelverandere militaire deugden weten te doen onderscheiden, waarborgt de inwoners derhoofdstad voor de veiligheid hunner personen en goederen; doch het verzekert tevensdeze troepen, dat zij door elk een als vrienden en bondgenooten zullen ontvangenworden. Elk inwoner zal gevoelen, van hoeveel belang het voor ons land in hetalgemeen en voor deze hoofdstad in het bijzonder is, dat men met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

261

naauwgezetheid aan de heilzame oogmerken des konings voldoet.’‘Dien ten gevolge houdt Zijne Majesteit zich overtuigd, dat de inwoners dezer

hoofdstad hunne pligten in deze gelegenheid gevoelende van hunne zijde, en metden meest mogelijken ijver alles zullen bijdragen tot datgene, wat het belang derhoofdstad en van het gansche koningrijk zoo gebiedend vordert, terwijl elk een hetaan zich zelven te wijten te hebben, wanneer er eenige nadeeligen gevolgen van eentegenovergesteld gedrag plaats hadden.’

‘Amsterdam, den 2den Julij, 1810.’

HetWetgevend Ligchaam vergaderde zoodra de koning vertrokken was. Deze verlietHaarlem in den nacht van den 1sten Julij en nam den weg naarOostenrijk. Hij begafzich naar de baden van Töplitz, in Bohemen. De Ministers constitueerden zich ineenen raad van regering, onder het voorzitterschap van den Heer VAN DER HEIM, enzij bezorgden de laatste boodschap des konings aan het Wetgevend Ligchaam. Dejonge kroonprins werd door deze vergadering erkend, hij ontving te Haarlem deregering en de deputatie van het Wetgevend Ligchaam en van den Staatsraad, welkehem kwamen gelukwenschen, en hij beantwoordde dit met gevoel.De koning gaf kennis aan den keizer NAPOLEON van het besluit, dat hij op den

1sten Julij te Haarlem genomen had. Deze kennisgeving was in zeer koele dochgeene beleedigende bewoordingen ingerigt;

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

262

hij gelastte zijnen Aide de Camp, den Generaal VICHERIJ, om dezen brief naar Parijste brengen.Een rondgaande brief aan de onderscheidene hoven van Europa gaf hun kennis

der beweegredenen en de voorwaarden van den afstand des troons. De StaatsraadELOUTwerd, overeenkomstig hetgeen de koning voor zijn vertrek had besloten, naarPlombieres aan de koningin, en de Minister JANSSENS naar den keizer gezonden.Alle voorzorgen en alle noodige maatregelen werden genomen, opdat de keizer voorhet minst den minderjarigen koning zoude eerbiedigen; doch alles was vruchteloos,en de keizer zond eenen Aide de Camp, om den jongen koning af te halen, welkehij, benevens zijnen broeder, een verblijf aanwees in een der gebouwen van het parkvan Sint-Cloud. Weinig dagen na zijne aankomst zeide hij het volgende tot hem:‘Kom hier, mijn zoon! ik zal uw vader zijn, gij zult er niets bij verliezen.‘Het gedrag van uwen vader doet mij van harte leed, zijne ziekte alleen kan daarvan

eene opheldering geven.Wanneer gij volwassen zijt, dan zult gij zijne schuld zoowelals de uwe betalen. Vergeet nimmer, in welke eenen stand gij door mijne staatkundeen het belang van mijn rijk gesteld wordt; dat gij uwe eerste pligten aan mij en uwetweede aan Frankrijk verschuldigd zijt; al uwe overige pilgten zelfs, ten aanzien dervolken, die ik u immer zoude aanvertrouwen, komen eerst daarna in aanmerking.’Zoodanige grondbeginselen vorderen geen antwoord.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

263

Met betrekking van hetgeen men zeide van de gezondheid des konings, zulk eenestelling was even zoo onbillijk als wreed.Was het dan zulk eenen trek van dwaasheid,om in dien tijd liever afstand van eene kroon te doen dan een gedwongen werktuigvoor het kwade te zijn?Op den 1sten Julij bevond zich de koning te Haarlem; hij had reeds besloten, om

afstand van den troon te doen, toen hij op eens twee Fransche regementen, die aandenHelder geweest waren, vandaar naarHaarlem zag terug keeren, zij wilden aldaargeinkwartierdworden, doch zij vergenoegden zich eindelijkmet zich in de omliggendedorpen te cantonneren. De koning zag zeer wel, uit de oorzaken, die de Commandantvan zijnen marsch gaf, zeggende, dat hij naar Den Haag terugkeerde, dat dit slechtseen voorwendsel was, en dat het als eene militaire beschikking van den FranschenGeneraal moest beschouwd worden, en welke genomen was sedert deze den koningte Haarlem met zijne garde gezien had. Doch de zaak was beslist; de koning zag ditalles zonder verwondering, doch met verontwaardiging.Hij moest vreezen, dat men hem veelligt zoude aanhouden en hem zoude

verhinderen, om zich aan de magt des keizers te onttrekken, hetwelk noodwendigeen min of meer voldoenend middel aan de hand zoude gegeven hebben, om denkroonprins niet te erkennen, want: ‘hoe zoude dit kunnen geschieden, terwijl dekoning in leven en aanwezig is?’ zoude men niet verzuimd hebben, om

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

264

te zeggen, met eene zekere houding van regt. Bovendien zoude men, wanneer menden koning in handen had gehad, de middelen tevens in handen hebben gehad, omden afstand van den troon te ontkennen, alsmede alle acten, die hij naderhand nogzoude hebbenwillenmaken.Want hoe zoudemen het geweld hebben kunnen beletten,om zoo veel als het wilde, hoezeer valsch, te doen afkondigen? hoe zoudemen hebbenkunnen wederspreken hetgeen de laster goedvond, om te verspreiden? Het was nietgemakkelijk, om aan het scherpziende oog der Fransche verspieders te ontsnappen,daar deze steeds op de loer lagen. Doch dit gelukte evenwel.Hij vertrok in den nacht van den 1sten Julij, vergezeld van zijnen Kapitein der

gardes, den Generaal TRAVERS, Baron van Jever, en den Admiraal BLOIS VANTRESLONG, zijne Aide de Camp; hij had deze beiden verkozen, omdat hij zich opdezelven volkomen konde verlaten. Hij was in een eenvoudig reisrijtuig, en hij maaktezoo veel spoed, dat, toen de Fransche autoriteiten op zijnen weg, dien hij moestnemen, om zich naar Bohemen te begeven, kennis kregen van het gebeurde, hij zichreeds bij de baden van Töplitz bevond.Op den 3den voegde zich te Osnabrug de Heer KALICHEF, Raad van de Russische

legatie te Amsterdam, welke door den Prins DOLGEZUKKI naar Sint Petersburg metde tijding van het gebeurde gezonden werd, bij hem. De koning maakte daarvangebruik, om den keizer ALEXANDER, die toen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

265

zeer bevriend en bondgenoot met keizer NAPOLEONwas, van de beweegredenen vanzijnen afstand en van de plaats van zijn verblijf kennis te geven.Alvorens te vertrekken, verkocht hij zijn klein landgoed Ameliaswerd, in de

nabijheid vanUtrecht gelegen. Hij liet aan zijnen zoon zijne inkomsten van de maandJunij, om in zijne eerste behoeften te kunnen voorzien. Zijne Aides de Camp haddenalleen tien duizend gulden aan goud bij zich, om in de reiskosten te kunnen voorzien,als mede zijne decoratien en zijne juweelen. Hij kwam te Töplitz op den 9den Julij.Te Osnabrug kreeg hij eenen courier, die hem de eerste en eenige dépêche van

den Heer VALCKENAER bragt, dezelve was zeer ongunstig wegens de zending,waarmede deze naar Parijs was belast geworden.Besloten hebbende, om zich in een neutraal land neder te zetten, wilde hij slechts

naar Amerika, naar Zwitserland of naar Oostenrijk gaan. Rusland was hem te koud,Pruissen te afhankelijk, dit zelve bestond ook ten aanzien van de landen, die tot deRijn-confederatie behoorden. Want zoo wanneer hij het stelsel had aangenomen, omnoch een vijandelijk land te bewonen, noch zich te voegen bij de vijanden van zijnland, of bij die zijner familie, dan was het hem van even zoo veel belang van niet tewillen leven in een land, waar de magt, die hem zijn land en zijnen troon had doenverlaten, eenigen invloed had, daar deze zich van zijne tegenwoordigheid zoudehebben kunnen bedienen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

266

om, op eene zekere wijze, de bezetting van Holland te wettigen, of voor het minst,om hem te beletten van daar tegen te protesteren, wanneer de mogelijkheid zichdaartoe aanbood. Zijne tegenwoordigheid onder de Fransche autoriteit zoude eenesoort van stilzwijgende toestemming zijn geweest, zoo als zijne ballingschap uitFrankrijk een voortdurend portret was. Er was bovendien eene andere overweging,die maar al te zeer door de toenmalige staatkunde werd geregtvaardigd, namelijk,dat men veelligt op zijnen naam, wanneer hij aanwezig was, eenige acte of anderstuk in de wereld zoude brengen, en zulks verspreiden, om daardoor de bezettingvan Holland door de Fransche troepen te billijken.Amerika beviel hem het beste, doch door zich zoo verre te verwijderen, benam hij

zich de mogelijkheid, om gebruik te maken van de omstandigheden, welke door degebeurtenissen inEuropa geboren konden worden, en welke hem gelegenheid zoudenkunnen geven, om inHolland terug te keeren. Hij liep gevaar, om door de Engelschengenomen te zullen worden, hetgeen hij volstrekt wilde vermijden, en bovendienhadden de Franschen thans meer invloed dan ooit in Amerika; om deze zelfde redenkonde hij niet naar Zwitserland gaan. Hij kwam op den 9den Julij te Töplitz. Sedertdat hij afstand van den troon had gedaan, had hij den naam van Graaf van Saint-Leuaangenomen, naar een klein landgoed, dat hij in de nabijheid van Parijs bezat. Hijhad dien naam meermalen aangenomen, wanneer hij

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

267

op reis was, en hierdoor bewees hij ten duidelijkste, dat hij Frankrijk niet wildeverloochenen. Wanneer men zijnen zoon erkend had, dan zoude hij naar Frankrijkterug gekeerd zijn, als de drift en de onbillijke gramschap van zijnen broeder totbedaren zoude zijn gekomen, om bij hem als eenvoudig Fransch burger te leven;doch wanneer de keizer gebruik maakte van deze omstandigheid, om zich meestervan Holland te maken, dan moest hij zich getroosten, om in Oostenrijk te blijven, inafwachting van eene gelegenheid, om zich teRome neder te zetten, daar het luchtgestelaldaar hem dienstig zoude zijn, en waar de Paus, die aldaar souverein is, steeds detoevlugt van alle Christenvorsten was.Zijn ontwerp, toen hij te Töplitz kwam, was het volgende: zijne eerste zorg was,

om aan keizer FRANS te schrijven, en diens vergunning te verzoeken, om in zijneStaten te mogen wonen; hij schreef ook aan den Graaf OTTO, den FranschenMinisterteWeenen, en aan den Baron BOURGOING, Minister teDresden, opdat men zich geeneverkeerde gedachten van zijne oogmerken zoude maken. Hij verklaarde, dat hij indit land gekomen was, om onafhankelijk van keizer NAPOLEON te zijn, doch niet alszijn vijand. De Fransche Ministers teWeenen en te Dresden drongen te vergeefs bijhem aan, om een vreemd land te verlaten. Keizer FRANS gaf hem alle mogelijkeverzekeringen, betreffende zijn verblijf in zijn land.De keizer maakte zich eindelijk meester van Hol-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

268

land. Het is onnoodig, om al de stukken, betreffende deze overweldiging, alhier inte lasschen; dezelve zijn even valsch in derzelver grondbeginselen als in derzelverberekeningen. Hij kreeg deze tijding tegen het einde van Julij. Zijne verwonderingen zijne verontwaardiging stegen ten toppunt. Op den eersten Augustus, zoodra hijkennis droeg van de officieele stukken, deed hij te Töplitz een plegtig protest. (Ziede noten en bijvoegsels No. 2.)Deze verklaring werd door den koning zelven te Bruck, op den 26sten Augustus

1811, aan den keizer van Oostenrijk overhandigd; en door den Russischen ColonelVAN THUIL, die zich in de maand Februarij 1812 te Gratz bevond, werd dezelve aanden keizer vanRusland bezorgd. DeHeer VAN THUILwas eenHollander van geboorte,hij was sedert langen tijd in Russischen dienst en aan de legatie van dat land teWeenen verbonden. Hij was de broeder van den Auditeur VAN THUIL, waarvanhierboven gesproken is, en schoonbroeder van den Minister VAN DER CAPELLE, diezich te Gratz bij den koning in 1812 bevond. De Heer VAN THUIL was vanWeenengekomen, om eenige dagen te Gratz, bij zijne zuster, mevrouw VAN DER CAPELLE,door te brengen.Men vestigt niet genoeg in voorraad aandacht op hetgeen men noodig zal hebben,

wanneer onverwachte rampen ons treffen, of voor het minst wanneer den hagchelijkenoogenblik daar is, gelooft men, dat de voormaals genomene voorzorgen niet voldoendezullen zijn, men neemt dan geheele

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

269

nieuwe, die niet altijd de besten zijn, dewijl dezelve niet met rijpheid overdacht zijn.Het is daarmede even als met de wetten in de maatschappij en de voorzorgen tegenonrustige tijden of buitengewone ongelukken: dezelve zijn nutteloos tot aan denhagchelijken oogenblik, en wanneer dit komt, dan is het zeldzaam, dat zij voldoendezijn en dat men geene geheel andere daarstelt.De koning was omringd door eene menigte mannen van eer, die opregt waren en

waarop hij meende te kunnen vertrouwen. Ondertusschen verkoos hij in denoogenblik, dat hij afstand van den troon deed, slechts twee van hen - die hem verlieten.Hij liet zijnen Groot-Maarschalk ROEST VAN ALKEMADE achter, dewijl hij vreesde

dat zoo hij eenige verandering maakte in de orde van den dienst van het koninklijkhuis, dat een voorwendsel te meer zoude kunnen zijn, om den minderjarigen koningniet te eerbiedigen. Hij verkoos noch zijnen Aide de Camp, den GeneraalKRAAYENHOFF, dien hij achting toedroeg en zeer genegen was, noch zijnen Aide deCamp KAREL VAN BIJLAND, noch den Colonel TRIP, zijnen Stalmeester, noch denAuditeur VAN THUIL, noch den eersten Kamerheer VAN PALLANDT, die hij bijzonderonderscheidde, noch den Heer TINDAL, Colonel zijner grenadiers, noch den Colonelder huzaren van de garde VAN HASSELT, alle jonge menschen van eer, die op hetsterkste aan hem verknocht waren, hij dacht beter te doen, doch ondervond hettegendeel.TRAVERS, aan wien hij de baronnie van Jever

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

270

had geschonken, dien hij van Luitenant tot Luitenant-Colonel in zijn oud-regement,het 5de regement dragonders, had gemaakt, en dien hij naderhand tot Kapitein dergardes had benoemd, werd, in des konings ballingschap, in zijne gevoelens, in zijngedrag, en in zijne gesprekken, ondragelijk. Hij begaf zich in Franschen dienst,hoezeer hij volmaakt tegenstrijdige gevoelens uitte, en hij eindigde met den koningte verlaten.De Admiraal BLOIS, een opregt en braaf man, die zeer aan den koning gehecht

was, gaf eindedelijk toe aan de dringende verzoeken zijner echtgenoofe en verlietden koning dus ook. Hij was dus geheel alleen in een vreemd land, zonder familie,in onmin met het Gouvernement van zijnen broeder, blootgesteld aan de achterdochten de onaangenaamheden der vijanden van Frankrijk en den keizer. Slechts eeneoverweging kan hun, die hem aldus verlieten, tot verschooning strekken; deze is: datzij misleid zijn geworden door de listen en lagen, die in het geheim gesmeed werden,om hem, dien men daardoor hoopte te dwingen, van zich naar Frankrijk te begeven,geheel alleen aan zich zelven over te laten.Op eens kwam de Ridder DECARES, Raadsheer bij het hof van Justitie te Parijs,

voormaals zijn Secretaris van het kabinet, en naderhand Secretaris der goederenzijner moeder, te Töplitz; hij was gelast, om al het mogelijke te doen, ten einde denkoning te bewegen, om zich weder naar Frankrijk te begeven; doch hij konde nietsvan hem ver-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

271

krijgen. De koning vertrok van Töplitz naar Gratz, in Stiermark, waarhenen hijbesloten had te gaan, dewijl dit land als toen het meest zuidelijke gedeelte vanOostenrijkwas. Hij zoude wel gewenscht hebben, om zich naar Rome of naarNapelste begeven, dochRomewas niet meer onafbankelijk, enNapelswas onder den invloed,dien hij zoo zeer duchtte. De Heer DECARES vergezelde hem naar Gratz, en vertroknaar Parijs, nadat hij zijne pogingen tot op den laatsten oogenblik had volgehouden.Op den 7den Augustus schreef de koning eenen brief aan den Heer TWENT, zijnen

gewezenen Intendant-Generaal, van den volgenden inhoud:‘Ontvang niets voor mij van hetgeen de inkomsten van de kroon of tot de civiele

lijst behoort. Alles behoort aan mijnen zoon alleen, en aan het regentschap, nadat ikafstand van de kroon heb gedaan. Doch draag zorg voor mijne bijzondere zaken, ommij deswege rekenschap te kunnen doen; deze behooren aan mij alleen; zij bestaanin eigendommen, die ik gedurende mijne regering verkregen heb, en die niet met dedomeinen van de kroon vereenigd zijn, dewijl ik dezelve gekocht heb en voornamelijkhet pavillioen te Haarlem, dat ik in 1808 van het huis van de Heeren HOPE, doormiddel van den Staatsraad VOUTE, een vriend van dat huis, gekocht heb. Zoo gij ietsanders ontvangen hebt, of andere aanvragen gedaan hebt, zie daarvan ten spoedigsteaf.’Op den weg naarGratzwerd hij ingehaald en gedurende den nacht voorbij gereden

door den Prins

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

272

van Oranje, die zich ook naar die stad, waar de keizer van Oostenrijk zich bevond,begaf. Om deze reden maakte hij eenen omweg en begaf zich over Judemburg naarMarburg. Hij kwam vervolgens weder teGratz, toen de keizer vanOostenrijkwedervandaar naarWeenen was vertrokken.Tusschen Bruck en Judemburg vond hij ook den Heer LABLANCHE, Secretaris van

den Franschen Ambassadeur, welke hem, van wege den Ambassadeur OTTO, eeneaanmaning, om zich naar Frankrijk te begeven, bragt. Hij weigerde den HeerLABLANCHE te zien, die hem ondertusschen totMarburg volgde; hij deed hem eenantwoord voor den Ambassadeur ter hand stellen, hetwelk niets anders bevattede,dan een bewijs van ontvangst van de dépêche.DeGraaf OTTOmeende twee brieven temoeten schrijven, de eenewas confidentieel

en opgevuld met fraaije woorden en algemeene gezegden; de andere was eenwezenlijke sommatie, weinig tot overtuiging geschikt. Doch deze had ook evenweinig invloed als de andere. Zie hier deszelfs inhoud:

‘Weenen, den 12den October 1810.’

‘Sire! de keizer gelast mij, om u in de volgende bewoordingen te schrijven:‘De pligt van elken Franschen Prins en elk lid der keizerlijke familie, is om in

Frankrijk te wonen, en dezelve kan zich, zonder de vergunning des keizers, nietvandaar verwijderen. Nadat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

273

Holland met het keizerrijk vereenigd is, heeft de keizer vergund, dat de koning teTöplitz woonde, de herstelling zijner gezondheid scheen hem het gebruik der badennoodzakelijk te maken; doch thans wil de keizer, dat Prins LODEWIJK, als FranschPrins en als Groot-Dignitaris van het rijk zich ten laatsten op den 1sten Decemberaldaar bevindt, op straffe van beschouwd te zullen worden als ongehoorzaam aan deconstitutie van het rijk en aan het hoofd van zijne familie, en zal dan ook als zoodanigbehandeld worden.’‘Ik vervul, woord voor woord, den last, die mij is opgedragen, en ik belast met

dezen brief den eersten Secretaris der Ambassade, om verzekerd te zijn, dat dezebrief goed en wel bezorgd wordt.’‘Ik verzoek Uwe Majesteit, om de hulde van mijnen diepen eerbied wel te willen

aannemen.’

‘De Ambassadeur van Frankrijk aan het hof vanWeenen.’

(Geteekend) OTTO.

Weinig tijds na zijne aankomst te Gratz kreeg hij een nieuw aanzoek, om zich naarFrankrijk te begeven, door middel van den Heer DEARES, die nogmaals eenevergeefsche reis deed.Naauwelijks had de koning zich twee maanden teGratz bevonden, toen wederom

nieuwe openlijke acten bewezen hoe veel reden hij had, om zijnen goeden naam enzijn persoon aan den staatkundigen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

274

laster te onttrekken. Er werd een decreet van den Senaat bekend gemaakt, waarbijmen trachtte, om hem bij de Hollanders in een kwaad daglicht te plaatsen.De koning vernam dit met verontwaardiging. Hij zond op den 30sten December

het volgende protest in triplicaat aan den Senaat. (Zie noten en bijvoegsels No. 3.)Dit protest deed hij toekomen aan den Prins CAMBACÈRES, aan den MinisterREGNAULD DE SAINT JEAN D'ANGELY, Secretaris van Staat van de keizerlijke familie,en aan den Graaf GARNIER, President van den Senaat.Op dienzelfden dag verbood hij aan de koningin, om iets van de Fransche kroon

aan te nemen (to accept arry appanage), en voor derzelver onderhoud stond hij aanhaar af zijn hôtel teParijs, zijn landgoed Saint-Leu, enz. enz. (Zie noten en bijvoegselsNo. 4.)Ondertusschen konde de koningin aan den wil des konings niet gehoorzamen; en

daar de President van den Senaat, de Minister REGNAULD DE SAINT JEAN D'ANGELY,noch de Prins CAMBACÈRES, zijn protest niet hadden willen erkennen, deelde dekoning hetzelve mede aan den Graaf VAN BISSINGEN, Gouverneur van Gratz, en hijzond aan zijnen voormaligen Notaris BONT, te Amsterdam, een behoorlijk verzegeldduplicaat daarvan, om het te bewaren, ten einde hetzelve na zijnen dood, op zijneaanvrage, of in alle andere gevallen, wanneer het noodig mogt zijn, bekend te maken.Wanneer men de gebeurtenissen van het onder-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

275

maansche in eenzaamheid beschouwt, en men zich alleen tot derzelver wereldschegrenzen bepaak, dan zoude men genoopt worden, om te gelooven, dat het toeval, demenschen en het noodlot alles doen en alles besturen; doch wanneer men zijne oogenhooger vestigt, wanneer men het verledene met het tegenwoordige in verband brengt,wanneermen nagaat, hoe dikwerf kleine, zeer kleine zaken, de grootste gebeurtenissenveroorzaken, wanneer men de verblindheid der grootste geesten gade slaat, hunneafwijkingen, feilen, onbestendigheden opmerkt, dan ziet men al zeer spoedig, dat demenschen op deze wereld nimmer alles doen, wat zij willen of wat zij meenen tedoen, dat zij, in weerwil van zich zelven, aan eenen hoogeren invloed gehoorzamen,en dat de Voorzienigheid niets doet voor eenig bijzonder persoon, eenige natie ofeenig gedeelte, doch alleen om derzelver doeleinden, die niemand kent, te bereiken.De invloed, dien wij kunnen ondervinden, is, om, op eene meer of mindere wijze,deel te nemen aan die groote zaken, volgens de wijziging van ons begrip of van onzezedelijke volmaking..... Twee jaren waren verloopen..... De keizer viel Rusland inde maand Junij 1812 aan.... en daar hij den algemeenen vrede verlangde, zocht hijnieuwe bronnen voor den oorlog en deszelfs rampen. Toen hij de grenzen van Polenovertrok, zeide hij: ‘Het noodlot zal vervuld worden!’ daarmede de vernietiging vanhet Russische rijk bedoelende, en zijne overwinningen voerden hem tot de vernietigingvan zijn eigen rijk!

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

276

dat men zich hier het antwoord herinnere, dat het orakel van Delphos aan CRESUSgaf.Hij geloofde zeer staatkundig te handelen, toen hij de herstelling van Polen

weigerde, om Oostenrijk niet te mishagen, en daardoor verloor hij den eenigenmogelijken grondslag, om Rusland te kunnen aanvallen, en welke alleen hem daarinzoude hebben kunnen doen slagen.Deze aanval konde niet geregtvaardigd worden dan door de herstelling van Polen

en den inval der Polen in Rusland. Het overdrevene stelsel van de blokkade wasreusachtig en onuitvoerlijk, en ondertusschen was de keizer stijfhoofdig genoeg, omhet vol te houden en zich zelven te benadeelen, zijne bondgenooten ten val te brengen,alleen omdat hij zijne dwaling niet wilde erkennen. Het beste middel, om eene feilte herstellen, is niet om in deze feil te blijven volharden en te willen volhouden, dathet geene feil is, maar wel, om zoo spoedig mogelijk eenen anderen weg in te slaan,zoodra als men zijne dwaling ontdekt. Men zoude zich bedriegen, wanneer men hetongeluk van keizer NAPOLEON ergens anders in wilde zoeken, dan in zijn stelsel vanhet vaste land. Het was dit stelsel, hetwelk, wiskunstig beschouwd, goed was, dochniet volmaakt ten uitvoer konde gebragt worden, het is de groote onzedelijkheid vande blokkade en deszelfs gevolgen, die de volken in opstand bragten en het ongelukvan Frankrijk hebben berokkend.De zedekunde, de staatkunde en de godsdienst zijn onafscheidelijk, of voor het

minst zij behoor-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

277

den het te zijn, het bewijs daarvoor is daarin gelegen, dat, hoe meer zij devolmaaktheid naderen, hoe meer zij aan elkander gelijk staan.Gedurende het verblijf van LODEWIJK teGratz, deed de keizer vanOostenrijk eene

reis in den omtrek van die stad; dit was in de maand Julij 1811; hij ging hem te Bruckeen bezoek geven, en het was bij deze gelegenheid, dat hij hem deszelfs protest vanden 1sten Augustus 1810, zoo als hierboven reeds gezegd is, overhandigde.Hij leefde te Gratz zeer ingetogen en afgezonderd. Hij wachtte met ongeduld op

den zoo algemeen gewenschten oogenblik van den algemeenen vrede, om zich naarRome te begeven, en aldaar de hulp van het doorluchtig hoofd der kerk te verzoeken,betrekkelijk deszelfs huwelijk en om vervolgens zijn verblijf op zijn landgoedSaint-Leu te vestigen, waar hij zijne loopbaan hoopte te zullen eindigen. Daar hadhij in 1804 het stoffelijk overblijfsel van zijnen vader ter aarde besteld, en daarwachtte hem ook zijne laatste rustplaats. Parijs en Saint-Leu, welke hij boven allesbeminde, beschouwde hij als zijne geboorteplaatsen.Doch de Hemel beschikte geheel anders, en wilde, dat de man, die het minste voor

de eenzaamheid en voor het ongehuwde leven geschikt was, dat de man, dieFranschman in zijn hart was, die vreedzaam en volstrekt geen wereldburger was,gedwongen werd, om eenzaam en rondzwervende te leven, en dat hij beschuldigdwerd van noch een vreedzaam leven, noch Frankrijk te beminnen.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

278

Moge dit boek aan zijne landgenooten en aan de Hollanders bewijzen hoeonregtvaardig deze verwijtingen waren.Ondertusschen drong keizer NAPOLEON de Russen tot achter de Poolsche grenzen

terug,Wilna en Smolensko werden bezet, hij trok over de Russische grenzen en denBorysthenus, en naderde de oude hoofdstad van zijnen vijand. De Russen hieldenniet op te vlugten, dan toen de Fransche armee zich aan den oever van deMoskowabevond, dit is eene kleine rivier, die in de nabijheid der oude hoofdstad stroomt; zijwildeMoskow verdedigen, doch zij konden geenen wederstand bieden aan dedapperheid der Fransche troepen. De slag was bloedig, doch de overwinningverklaarde zigh ten behoeve van keizer NAPOLEON. Hij trok, op den 7den September,aan het hoofd van zijn zegepralend leger, Moskow binnen. Hij meende den winterin deze hoofdstad te zullen kunnen overblijven, doch in denzelfden oogenblik, dathij in dezelve kwam, deed het Gouvernement de stad in den brand steken. Zij werdgeheel vernietigd en tevens al de hulpbronnen voor het Fransche leger.De keizer besloot evenwel, om eenigen tijd in de rookende puinhoopen van deze

stad te blijven, in de hoop van eenen vrede te zullen kunnen treffen; hij wilde denschijn niet hebben, dat hij onverrigter zake terug kwam, en zich welven aldus tentoon stellen; daarom verlangde hij zoo sterk naar den vrede, en juist daarommisluktehet hem dien te sluiten.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

279

Er werden zelfs onderhandelingen geopend, mogelijk wel om hem te misleiden enhem door den winter te doen overvallen. Op eens werden deze onderhandelingenafgebroken. De Russen vielen de Fransche kavallerie, onder bevel van den GeneraalSEBASTIANI, aan, welke Generaal op de goede trouw der onderhandelingen rekende,en bijgevolg geslagen werd. De levensbehoeften werden dag aan dag schaarscher enhet slechte jaargetijde naderde. De keizer zag eindelijk, dat hem niets overbleef, danom deze streken te verlaten en dien ten gevolge gaf hij zijn leger bevel, om naarPolen terug te trekken. Doch het was te laat, de wegen waren woestijnen geworden,want de Russen hadden alles verbrand, de allerstrengste koude overviel de Franschen,het ontbrak het leger aan levensmiddelen en aan pelsen, om zich te dekken; hetgrootste gedeelte kwam in de sneeuw om, of werd krijgsgevangen gemaakt. Welkeen verschrikkelijk gezigt was het deze tot nu toe altijd zegepralende armee te zien!Bataljons en geheele regementen vielen door de koude ter neder, en hadden de magtniet, om weder op te staan. Ondertusschen hadden de Russische armée, envoornamelijk de Cozakken, dezen ramp voorzien, en zij hadden aldus altijd deFransche armée gevolgd. Zij haalden dezelve in en het bloedbad werd verschrikkelijk;de Franschen konden geene wederstand bieden aan de tegen hun zamengezworenelementen; zij bezweken en het leger was verloren. Van driemaal honderd duizendman, die Rusland waren ingetrokken,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

280

kwamen slechts dertig duizend in Polen terug; al het materieel van het leger viel denRussen in handen of bleef onder de sneeuw bedolven. TeWilna werd het overschotvan het Fransche leger door de inwoners en zelfs door de Joden aangevallen, en inde maand Januarij 1813 hadden de Franschen en dezelver bondgenooten geheelPolen ontruimd. De keizer verliet het leger en gaf het bevel daarover aan den koningvan Napels, die, weinig tijds daarna, het opperbevel aan den Onderkoning van Italieovergaf, om zich naar Napels te begeven; hij offerde dus het algemeen belang aanhet bijzonder belang van zijn koningrijk en van zich zelven op. Hij offerde zelfszijnen roem en het behoud van het onschatbaar overschot des legers op.De koning gevoelde de hevigste smart wegens het ongeluk van zijn vaderland. Hij

schreef op den 1sten Januarij 1813 den volgenden brief aan keizer NAPOLEON. (Zienoten en bijvoegsels No. 5.)Nadat de koning op den 1sten Januarij 1813 dezen brief aan zijnen broeder had

geschreven, wenschte de koning, dat de keizer vanOostenrijk, in wiens land hij zichbevond, en die ongetwijfeld zoude hooren, dat de Fransche Ambassadeur een pakketvan hem had ontvangen, onderrigt werd van de beweegoorzaak, waarom hijgeschreven had, opdat hij niet in het denkbeeld zoude komen, dat hij van gedrag ofvan gedachten veranderd was, - hetgeen hij gevoelde, dat nimmer zoude kunnengebeuren.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

281

Dien ten gevolge verzocht hij denGraaf vanBissingen, Gouverneur van dat landschap,om den keizer kennis te geven van den stap, dien hij gedaan had, dewijl al zijnepligten en al de gevoelens van zijn hart hem daartoe in dezen oogenblik noopte. Hijhoopte van dien stap niets, doch hij moest zijnen pligt doen.Weinige dagen daarna kwam hem de Gouverneur, namens den keizer, bedanken,

voor de mededeeling, die hij hem gedaan had. De keizer schreef eenen langenophelderenden brief aan keizer FRANS, welke het onnoodig is hier bij te voegen,dewijl dit werk bovendien reeds groot genoeg zal zijn.In de maand van Januarij 1813 begaf hij zich naar de baden van Neuhaus, bij

Gratz, en kwam vandaar terug in de maand Julij, en op den 28sten besloot hij, omten aanzien van Holland eenen stap te doen te Praag, alwaar een congres onder debemiddeling van Oostenrijk zoude geopend worden. - Dewijl zijne pogingen aldaarzonder eenig gevolg bleven, is het almede nutteloos de daartoe betrekking hebbendebrieven hier in te lasschen, te meer nog, daar dezelve niets anders zijn dan eeneherhaling van het protest en van alles, wat men gezegd heeft en hetgeen gezegd kondeworden, wegens het belang, dat al de partijen hadden in de handhaving deronafhankelijkheid en de onzijdigheid van Holland.De koning ontwaardde uit de antwoorden, die hij van wege het Oostenrijksch

kabinet kreeg, dat

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

282

de oorlog meer dan waarschijnlijk was, en dat, in geval van vrede, het lot vanHollandalleen van Frankrijk zoude afhangen.De keizer van Oostenrijk had de goedheid van hem uit te noodigen, om in alle

gevallen in zijn rijk te blijven, en te gaan, waar hij zoude verkiezen; doch hij kondehet denkbeeld niet verdragen, dat men in Frankrijk zoude kunnen vermoeden, dathij zich bij de vijanden van zijn vaderland voegde. Daar de geweldige toebereidselen,die men in Oostenrijk maakte, deden zien, dat de oorlog nabij was, besloot hij omdat land te verlaten. De wapenstilstand werd verlengd tot den l0den Augustus, dochde onderhandelingen waren op den 24sten Julij nog niet begonnen. Thans kreeg dekoning berigt van de schitterende voordeelen, die de Engelschen in Spanje behaalden.De vijand bevond zich reeds op de grenzen van dePyreneën. Het was hem onmogelijk,om zich te ontveinzen, dat de crisis voor Frankrijk allerverschrikkelijkst zoude zijn,dewijl het bijna een millioen menschen tegenover zich gesteld zoude zien,Oostenrijkdaarbij gerekend, doch zonder de Spanjaarden en de Engelschen daaronder tebegrijpen. Hij meende toen, dat hij Frankrijk en zijnen broeder meer nabij moestkomen, dat de oogenblik daar was, om hem in de gelegenheid te stellen, om iets voorhem te doen, ten einde zich aan den dienst van Frankrijk en aan het huis, van hetwelkhet lot van Holland en zijne kinderen afhing, te wijden. Hij zag dus

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

283

geheel af van het denkbeeld, om zich naar Turkijen, Bosnie en zelfs naar Napels tebegeven; hij wederstond alle aanbiedingen, die hem gedaan werden, om inOostenrijkte blijven en hij vertrok naar Zwitserland.Te Ischel, op de grenzen van Beijeren, komende, schreef hij eenen brief aan zijnen

broeder, die hij hem, toen hij door Munich reisde, deed toekomen door middel vanden Ambassadeur de HeerMERCIER D'ARGENTEAU. (Zie noten en bijvoegsels No. 6.)Hij kwam te Sint-Gal in Zwitserland, hij ging naar Appenzell en vervolgens naar

de baden van Schinznach. Nadat al zijne pogingen vruchteloos waren afgeloopen,wachtte hij in Zwitserlandmet geduld, doch tevens net ongerustheid wegensFrankrijken den keizer, den loop der gebeurtenissen af.De keizer stelde zich met eenen verwonderlijken spoed in staat van verdediging

en herstelde zich van zijne geledene rampen, terwijl het overschot van de grootearmée wonderen van dapperheid verrigtte en den grond voet voor voet aan den vijandbetwistte, terwijl dezelve hare houding en haren verkregenen roem in Duitschlandhandhaafde onder het bevel van den Onderkoning, die zich mag beroemen dengrootsten enmoeijelijksten taak te vervullen te hebben gehad, en dezelve ook volbragtte hebben met even zoo veel voorzigtigheid en roem als geluk.Naauwelijks was de koning in Zwitserland gekomen, of de oorlog vernieuwde

zich. De keizer wil-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

284

de geenen vrede, mogelijk wilden de anderen dit even min. Men arbeidde reeds omde bondgenooten van Frankrijk afvallig aan hetzelve te maken, en aldus den val vanden keizer voor te bereiden.Doch met welk eene verwondering en met welk een gevoel van opgetogenheid

voor de Fransche armée, ziet men derzelver dapperheid en moed niet, zelfs na zulkegroote rampen te hebben ondervonden. Goedaardig in de overwinning en in denvoorspoed, trotsch in het ongeluk, en steeds getrouw aan de eer, in weerwil van alde pogingen der verleiding, zouden de Franschen voor altijd den roem en het gelukvan hun vaderland verzekerd hebben, wanneer de keizer niet geheel Europa tegenzich in het harnas had gejaagd, of zelfs zoo hij een weinig meer wantrouwenderjegens een honderdtal verraders had geweest, en eindelijk, zoo hij meer wantrouwenin de natie had gesteld, die hij veel te laat tot de wapenen riep.De slag bij Leipzig werd op den 18den October 1813 geleverd, dezelve werd

gevolgd door den afval van geheel Duitschland. Het is eene armzalige vertooning,wanneer men ziet hoe de kleine Staatjes, de gunst der grootere afbedelende,beurtelings dan bij deze, dan bij genen eene onafhankelijkheid afsmeeken, welke zijniet uitoefenen, dan door zich zelven te vernielen. Wanneer de Voorzienigheid demagt van eene groote natie op eene andere doet overgaan, dan ziet men die kleineStaatjes terstond hunne bondgenooten verlaten, en de fortuin

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

285

volgen. - Zij worden genoodzaakt om met den vloed mede te drijven, dikwijls inweerwil van zich zelven, en ten koste van hun eigen belang, en evenwel geloovenzij dan onafhankelijk en volgens de eer te handelen. - Zulk een tooneel, hetwelkschande voor de menschheid, voor den voortgang der maatschappij en voor deStaatkunde is, heeft zich niet dan al te dikwijls, gedurende onzen levensloop,hernieuwd.Drie waarheden schijnen voor het minst, gedurende al onze onrustige tijden en

onze onophoudelijke oorlogen, gedurende vijf en twintig jaren, bewezen te zijn.1o. De Gouvernementen zijn daargesteld voor het welzijn en de verbetering der

bijzondere personen, die aan de wetten onderworpen, en even gelijk in hunneoogen moeten zijn.

2o. De kleine Staten zijn in het wezen van de zaak niet onafhankelijk, en kunnenzich niet vleijen van het ooit te zullen zijn.

3o. Het betere is voorzeker de vijand van het goede, dat is te zeggen, dat de landen,die een redelijk goed Gouvernement hebben, zeer dwaas handelen, wanneer zijeen beter zoeken te krijgen.

Ten gevolge van den slag bij Leipzig kwam de koning van Napels in Zwitserland;hij kwam te Basel, toen zijn schoonbroeder zich daar bevond, zij hadden te zameneen onderhoud. De koning van Napels ging naar zijn rijk, ten einde zich te wachtente handhaven, ingeval het Fransche Gou-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

286

vernement bedreigd mogt worden. Hij raadde zijnen broeder aan, om met behulpvan de geallieerden weder in Holland te komen; doch deze antwoordde, dat hij ditnimmer zonde doen, dewijl men niet wilde, datHolland geheel onzijdig zoude blijven,en dat hij voor geenen troon in de gansche wereld den oorlog tegen zijn eigen landzoude willen voeren. ‘Wanneer Frankrijk gelukkig is,’ zeide hij, ‘welke verwijtingenzoude ik dan niet verdienen, wanneer ik deszelfs vijandschap en wraak op mijnkoningrijk deed nederdalen, en wanneer het ongelukkig is, dan zullen de geallieerdenimmers altijd de voorkeur aan den Prins van Oranje geven?’Ondertusschen, toen de koning van Napels verstrokken was, dacht hij rijpelijk na

over den wonderlijken toestand, waarin hij zich bevond; hij gevoelde zeer wel, datde oogenblik gunstig was, om te beproeven van weder in Holland te komen, dat hetvoor Frankrijk zelfs allerwenschelijkst was, wanneer het van Hollandmoest afzien,dat aldaar een' Franschen Prins aan het hoofd stond. Hij zond eenen Officier vanzijne garde naarMaintz, met bevel, om aldaar den keizer af te wachten, en denzelveneenen brief te overhandigen, waarbij hij zijne broeder trachtte te overtuigen, omgeenen tijd te verliezen in het omhelzen van de eenige partij, die Frankrijk in dezenoogenblik, ten aanzien van Holland, overbleef.Daar hij niet twijfelde, of men zonde hem met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

287

vermaak een land afstaan, dat op het punt was om aan de geallieerden te vervallen,en het allernoodzakelijkst was om geenen tijd te verliezen, besloot hij, om terstondnaar Amsterdam te vertrekken, wanneer het Fransche Gouvernement er in toestemde,en aan de Hollanders, die zich in Parijs bevonden, wilde toestaan, om hem te volgen;dien ten gevolge ging hij op reis naar deze hoofdstad, na aan de keizerin regentesse,en aan den Prins CAMBACERES te hebben geschreven; doch hij was niet verwonderd,toen hij te Pont Sur Seine kwam, en aldaar vernam, dat men weigerde om hem teParijs te ontvangen; hij keerde dus naar Zwitserland terug, waar hij het antwoordvan de keizer vond, door middel van brieven van den Prins BERTHIER, van den Hertogvan Vicence, en door het berigt van den keizer met den aan hem gezondenen officier.Deze antwoorden waren allen gelijkluidende. ‘Ik zie liever,’ zeide de keizer, ‘datHolland weder onder de magt der Prinsen van Oranje terugkeert, dan onder die vanmijnen broeder; wanneer hij mij honderd duizend man kan tegenstellen, laat hij danbeproeven om het mij te ontnemen, enz. enz. enz.Wat was nu het lot van den schrijver van dit werk? De openbare geest scheen hem

echter gunstig te zijn; men kan dienaangaande eenige tijdwerkjes aanhalen, welkein dien oogenblik in Duitschland werden uitgegeven. (Zie noten en bijvoegsels No.7.)Ondertusschen vernam hij, dat Holland tegen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

288

Frankrijk in opstand was, dat de Fransche troepen hetzelve verlaten hadden, dat deMagistraat van Amsterdam de functien uitoefende van een centraal, provisioneelGouvernement; hij deed dus eene poging, en zond aan deze administratie, alsmedeaan eenige goede vrienden, den volgenden brief. (Zie noten en bijvoegsels No. 8.)Het antwoord, dat hij van Amsterdam kreeg, bevestigde ten volle hetgeen hij ten

aanzien van de gebeurtenissen inHolland gehoord had, als mede dat men hem geheeluit het oog verloren had en wijders de bevestiging van het huis van Oranje.In de maand October 1813 waren er verscheidene personen, die hem voorsloegen,

zich naar Holland te begeven, om de natie in zijn voordeel te doen besluiten, dochhij weigerde het. ‘Ik kan daar niet terug komen,’ zeide hij, ‘dan wanneer ik door denatie geroepen word; het voegt noch aan mijn karakter, noch aan het belang vanHolland, dat ik daar onder de bescherming des oorlogs of de onlusten terug kom. Ikmoet mij alleen bepalen met aan deHollanders te doen weten, dat mijne gehechtheiden genegenheid voor hen nog steeds dezelfde is. Het overige is hunne zaak.’Na het ongunstig gevolg van deze zijne poging en nadat de Prins van Oranje zich

aan het hoofd der Hollanders bevond, begreep hij, dat hij nu van alle verpligtingenjegensHolland ontslagen was, en hij besloot dus, om naar Frankrijk terug te keeren.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

289

Hij wilde zich voor altijd op Saint-Leu nederzetten, in de hoop, dat men hem daargerust en stil zou laten leven. Hij beproefde dus, om eenige zekerheid dienaangaandete verkrijgen, toen de geallieerde het Zwitsersch grondgebied introkken en Soleure,waar hij zich bevond, naderden. Hij antwoordde aan den Graaf AUGUSTE DETALLEYRAND, die hem kennis gaf van den inval der geallieerden in Zwitserland ‘dathij zich verzekerd konde houden, dat hij niet in een land zoude blijven, waar zich devijanden van Frankrijk bevonden, en te meer nog daar hij hoopte, dat men hemeindelijk zoude vergunnen, om stil en vreedzaam op zijn landgoed te wonen.’Alvorens te vertrekken, deed hij eene verklaring, die menweigerde in de dagbladen

van het land te plaatsen. Hij trachtte daarin evenwel zijn oogmerk te bereiken, doordeze verklaring ter kennis van onderscheidene personen te brengen, en afschriftendaarvan in hunne handen te laten; onder anderen aan den jongen MOLLERUS, zijnenvoormaligen Auditeur, die zich toen bij toeval in Zwitserland bevond, aan den HeereDE MONTOLIEU, die zoo te regt beroemd is wegens zijne schriften, als zijn aangenaamkarakter, en aan den Heer DE CROURAT, inwoner van Lauzanne. Deze verklaring,gedagteekend 22 December, was genoegzaam van denzelfden inhoud, als de brief,dien hij aan de Magistraat van Amsterdam had geschreven; dezelve had ten doel, omkenbaar te maken, dat hij niet naar

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

290

Frankrijk terug keerde, dan uit hoofde, dat de wederkomst des Prinsen van Oranjein Holland hem nu geheel van alle verpligtingen, ten aanzien van dat land, ontsloeg.Hij verliet dan Zwitserland, vertrok naar Lion, en kwam in denmorgen van den 1stenJanuarij 1814 te Parijs.Hij stapte aan het hôtel zijner moeder af. Eerst tien dagen na zijne aankomst werd

het hem vergund den keizer te zien. Hij kreeg een bevel, om zich op eenen afstandvan veertig mijlen van Parijs te verwijderen; de Prins van Neuschatel en de Hertogvan Vicence kwamen hem, op eene plegtige wijze, dit bevel herhalen, doch hijweigerde daaraan te gehoorzamen, dewijl niemand het regt had hun te beletten vanop zijnen eigenen grond te te wonen.Op den 10den Januarij zag hij eindelijk den keizer, door middel van de

tusschenkomst der keizerin; hij naderde hem op eene zeer koele wijze, zonder datzij elkander omhelsden; men zal zich moeijelijk een denkbeeld kunnen vormen vanhetgeen LODEWIJK, in dien oogenblik, inwendig gevoelde, toen hij zijnen broederzag, waaraan zijne kindschheid zoo veel dankbaarheid verschuldigd was, doch overwien hij zoo vele redenen van klagten had, sedert zijn leven en zijn gansche aanzienaan de staatkunde en aan de ijdele beguichelingen der wereld waren opgeofferdgeweest.Hij verzocht zijnen broeder, om alles, wat betrekking op Holland had, in zijne

gesprekken met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

291

hem te vermijden, daar hij zich zelven had voorgenomen, om, gedurende zijn verblijfin Frankrijk, dat land geheel uit zijne gedachten te zetten. ‘Wanneer de overwinning,’zeide hij, ‘het eenmaal weder in uwe magt brengt, dan verzoek ik alleen devergunning, om mij weder uit Frankrijk te begeven, alwaar ik niet zoude kunnenblijven wanneer Holland eene tweede maal door hetzelve overweldigd werd, dochzoo integendeel het krijgsgeluk u verlaat, dan vervalt alle mogelijke bedenking enhet zal genoeg zijn, wanneer er slechts niet van gesproken wordt.’Zie hier den eigenhandigen brief des keizers, waaraan de koning weigerde te

gehoorzamen:‘Mijn broeder! ik heb uwe twee brieven ontvangen, en ik heb met leedwezen

vernomen, dat gij, zonder mijne toestemming, te Parijs gekomen zijt. Gij zijt geenkoning van Holland meer, nadat gij afstand hebt gedaan, en nadat ik dat land metFrankrijk heb vereenigd. Gij moet daaraan niet meer denken. Het grondgebied vanFrankrijk is aangevallen en geheel Europa is tegen mij gewapend. Wilt gij komenals Fransch prins, als connetable van het rijk, en u aldus bij den troon vervoegen,dan zal ik u ontvangen; gij zult mijn' onderdaan zijn en als zoodanig zult gij in mijnevriendschap deelen, en gij zult dan alles doen, wat gij kunt, voor het welzijn vanFrankrijk. Gij zult dan voor mij, voor den koning van Rome, en voor de keizerin

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

292

doen, wat gij verpligt zijt te doen. Doch zoo gij integendeel in uwe denkbeelden alskoning van Holland volstandig blijft, verwijder u dan op veertig mijlen van Parijs.- Ik wil geenen gemengden toestand, geene derde rol. - Wanneer gij daarin toestemt,schrijf mij dan eenen brief, dien ik zal laten drukken, enz. enz.’De koning verlangde vuriglijk, om in dienst gesteld te worden en in het hagchelijk

oogenblik aan Frankrijk nuttig te kunnen zijn, zonder daarmede eenigen rang,belooning of titel te beoogen. Doch dit zoude eene tegenstrijdigheid geweest zijn,met de verklaring, welke hij te Lauzanne gedaan had. Hierdoor zoude hij ookverhinderd geworden zijn, om Frankrijk, weder te verlaten, ingeval het wederommeester van Holland werd, en hetgeen alsdan eene stilzwijgende toestemming in devereeniging zoude geweest zijn. Doch hij gevoelde ook met leedwezen, hoezeer zijnedriejarige ballingschap in het koude luchtgestel van Stiermark, en zijn eenzaam enverdrietig leven aldaar, zijne gezondheid ondermijnd had. Hij beproefde te vergeefs,om zich op het paard te houden, hij konde zelfs niet eens eenigen tijd overeind blijvenstaan, terwijl hij, in Holland zijnde, geheele dagen te paard en te voet op de dijkenkonde blijven. Mogelijk was het ook wel om die reden, dat men volstrekt wilde, dathij titels en een vorstelijk jaargeld zoude aannemen.Hij bleef gedurende de maanden Januarij, Februarij en Maart te Parijs, tot dat hij

op den 30sten

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

293

van de laatstgenoemde maand de keizerin naar Blois vergezelde. Hij drong bij haaraan, dat zij te Parijs, in weerwil van den intogt der geallieerden, zoude blijven, dochzij durfde dit niet doen. De keizer had in zijne bevelen gezegd, dat hij elkeen, die teParijs bleef, wanneer deze stad door den vijand bezet werd, als verrader zoudebehandelen, en zelfs elkeen, die de keizerin zoude aanraden, om dat te doen.Op den 23sten Januarij zag hij de keizer voor de tweede maal, dit was des avonds

voor den dag, dat deze zich naar het leger begaf. De keizer had besloten om na deeerste overwinning den vrede te sluiten, doch hij liet zich in het vervolg door anderedenkbeelden wegslepen. Die van zijne broeders, de schrijver van dit werk, hield nietop van hem aan te raden, om den vrede, op welk eene wijze ook, aan te nemen; hijschreef hem bijna dagelijks, onder anderen den 3den, 5den en 16den Maart; in denlaatsten dezer brieven schreef hij hem deze opmerkenswaardige woorden: ‘WanneerUweMajesteit den vrede niet teekent, dat dezelve zich dan overtuigd houde, dat hareregering op zijn hoogst nog drie weken zal blijven voortduren, er is slechts eenekoelbloedigheid en een weinig gezond verstand toe noodig, om over de zaken vandezen oogenblik te kunnen oordeelen.’ Op den 16den Maart schreef hij dezevoorzeggende woorden en op den 1sten April had de omwenteling plaats. - Doch defortuin is nimmer bedriegelijker

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

294

dan wanneer dezelve buitengewone gunsten komt te betoonen, alles gelukt dan aanhare gunstelingen, de zeilen zijn gezwollen, de zee is kalm, en de elementen rustigen gehoorzaam aan des reizigers wenschen; doch men wachte het einde van de reisaf, en dan wordt het kwade geëvenredigd aan het goede, en de verloren tijd voor hetkwade wordt dan weldra door hetzelve ingewonnen. Alles, in deze zoo wel als in deandere wereld, staat met elkander in evenwigt.Men kent de gedenkwaardige gebeurtenissen van den veldtogt der geallieerden in

Frankrijk; deze alleen zullen genoegzaam zijn, om den keizer en het Fransche legeronsterfelijk te maken,(*) hoedanig dan ook de gevolgen waren.De geallieerden trokken op den 31stenMaart Parijs binnen. De koning, gedrongen

door de vrees van achterdocht wegens verraad te zullen verwekken, volgde de keizerin,zoodra als hij hoorde, dat zij vertrokken was, en dat Parijs de geallieerden zoudeontvangen. Hij haalde de keizerin te Rambouillet in, en vergezelde haar tot Blois,waar hij bleef tot op den 9den April, de dag, op welken de

(*) Was deze veldtogt der geallieerden dan zoo volstrekt noodig, om den naam des Franschenkeizers onsterfelijk te maken? NERO, CALIGULA en andere dwingelanden, zijn immers ookonsterfelijk geworden, al zijn zij niet door eene armée van geallieerde mogendhedenoverwonnen?

De vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

295

komst der BOURBONS te Parijs bekend werd. Eenige Russische en OostenrijkscheOfficieren kwamen de keizerin afhalen. De koning nam afscheid van haar en vanharen zoon, en keerde naar Zwitserland terug. Hij kwam te Lausanne op den 15denApril. Men deed hem zeggen, voor dat hij Blois verliet, dat hij in Frankrijk kondeblijven, doch zijn pligt stelde zich daar tegen, bovendien hij zoude er nimmer rusthebhen kunnen genieten.Toen de keizer naar Brienne zoude vertrekken, zag zijn broeder hem voor de derde

en laatste maal. Deze verwonderde zich, dat hij zulke ongeoefende paarden tegenden vijand durfde zenden. - Op het plein van de Tuileries zag men de bataljons, welkede revue zouden passeren, staan; zij waren gekleed en gewapend, en vol geestdrift,doch zij wisten hunne geweren niet eens goed te dragen, zij hadden zelfs niet deeerste les, om de wapenen te behandelen, ontvangen. ‘Wat zullen zij in zulk eenentoestand doen, wanneer zij voor den vijand komen?’ vroeg de koning. ‘Bah!’ zeidede keizer, ‘zij zijn Franschen, zij zullen vechten en overwinnen!’ Men kan hemverwijtingen doen; doch nimmer zal men kunnen zeggen dat hij geen goedFranschman was; integendeel, hij was het te veel. Hij zag niets dan het belang vanFrankrijk, de eer van Frankrijk, het welzijn van Frankrijk; en niet alleen wilde hij,dat andere belangen daarvoor zwijgen zouden, maar hij wilde, dat de met hemverbondene volken even eens zou-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

296

den denken, en dat hunne vorsten in zijne overgedrevene vaderlandsliefde zoudendeelen, hetwelk even zoo onbillijk als onmogelijk was.Weinig tijds na zijne terugkomst in Zwitserland, werd het landgoed Saint Leu door

het Fransch Gouvernement tot een Hertogdom verheven, niet alleen zonder detoestemming en de medewerking des eigenaars, maar zelfs zonder dat deze daarvanverwittigd werd. Op deze tijding en op die van het traktaat van Fontainebleau vanden 11den April, deed hij een protest, hetwelk het dagblad van Arau op den 2denAugustus 1814 plaatste (Zie noten en bijvoegsels No. 9). Hij deed alle mogelijkepogingen, om zijnen oudsten zoon uit de handen zijner moeder te krijgen; om dezereden verlengde hij zijn verblijf in Zwitserland tot aan de maand September. Dochziende, dat al zijne pogingen vruchteloos waren, besloot hij, om naar Rome te gaan.Dien ten gevolge schreef hij op den 28sten April(*) van Lauzanne eenen brief aanZijne Heiligheid, en hij ontving van den Heiligen Vader een zeer verpligtend envaderlijk antwoord. Dit was het volgende:‘Sire!’‘UwerMajesteits brief is te Rome gekomen, alvorens wij aldaar terug waren; doch

thans haasten wij ons, om daarop te antwoorden, zonder

(*) Zoude dit niet 28 Augustus moeten zijn?

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

297

te willen wachten tot wij onze reis wegens belangrijke en gewigtige zaken volbragthebben.’‘In uwen brief betuigt gij uw verlangen, om te Rome te komen, wanneer dit ons

niet onaangenaam zoude zijn. Wij verzekeren u, dat wij u met vermaak in die stadzullen zien, welk vermaak nog des te grooter zal zijn, dewijl wij geene hinderniszien, die ons zoude kunnen doen besluiten, om u te beletten van, tot welzijn van uwerust, hier te komen. Uwe Majesteit heeft dus eene volkomene vrijheid, om te komenwanneer dezelve dit zal verkiezen, en het zal ons tot genoegen verstrekken, wanneereen zoon, die steeds getrouw is gebleven aan zijne Godsdienstige grondbeginselen,in de hoosdstad der christelijke wereld zal wonen. Middelerwijl geven wij u, als eenblijk van onze genegenheid, den Apostolischen zegen.’

‘(Geteekend) PIUS, P.P. VII.

Spolato, den 22sten Mei 1814.

Het 15de jaar van ons Pontificaat.

De Heilige Vader herinnerde zich, dat in het begin der vervolging van het hoofd derkerk, de koning van Holland hem alstoen zijne diensten had aangeboden, en hem,door middel van den Prelaat GIAMBERLANI, het hoofd der zendelingen in Holland,in 1808 drie brieven had doen toekomen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

298

waarin hij den Heiligen Vader zijne genegenheid, verknochtheid en getrouwheidbetuigde.Hoezeer deze brieven niet aan Zijne Heiligheid konden overhandigd worden,

dewijl men hem alstoen al te naauw bewaakte, kwamen zij evenwel tot aan Savone,en derzelver aankomst aldaar was den Heiligen Vader bekend.Hij kwam dan te Rome op den 24sten September 1814. Van dien oogenblik af aan

vorderde hij de overgave van zijnen oudsten zoon openlijk, en welke overgave zijnemoeder meende te moeten weigeren. Doch daar hij zich van zijne zijde verpligtrekende, zijnen zoon bij zich te hebben, en zich aan dezen pligt niet te kunnenonttrekken, nam hij zijne toevlugt tot de regtbanken, welke na eene lange overwegingduidelijk bevel gaven, dat zijn zoon hem zoude worden overgegeven; doch dit wasop den 7den Maart 1815, en op den 20sten had keizer NAPOLEON den troon wederbeklommen. - Al de familie-statuten hernamen nu hunne regten, zoodat alles, watde leden van de keizerlijke familie betrof, geheel en alleen van den wil des keizersafhing, en deze verzette zich tegen het billijk verlangen zijns broeders.Nadat de keizer voor de tweede maal afstand van de kroon van Frankrijk gedaan

had, werd hem zijnen zoon door zijne moeder afgegeven, en sedert dien oogenblikwoont dat kind bij zijnen vader.LODEWIJK bleef volstandig alle aanbiedingen, die hem gedaan werden, weigeren,

en wilde zich noch

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

299

naar zijne zuster te Napels, noch naar Parijs begeven. Men zal de redenen daarvangemakkelijk kunnen bevroeden. Hij had geene pligten meer te vervullen. Hij hadrust noodig, nadat hij, in weerwil zijner pogingen, zulk een onaangenaam leven hadmoeten leiden, en te meer daar zijne gezondheid sedert langen tijd ondermijnd wasgeworden - bovendien is de diepste eerbied voor de gevestigde Gouvernementen nietalleen de eerste maatschappelijke pligt, en het onderscheidend karakter van bravemenschen, maar tevens den gewigtigsten grondregel voor de handhaving der ordeen der rust der maatschappij.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

300

Besluit.Men kan uit dit werk besluiten, dat Holland, gedurende de vijf jaren, waarvan degebeurtenissen alhier beschreven zijn, de verwonderlijkste inspanning van krachtenheeft gedaan.Dat LODEWIJK op den troon juist datgene wenschte te zijn, hetgeen de keizer hem

verweet niet te zijn, de middeloorzaak, die de belangen van Frankrijk met die vanHolland moest overeenbrengen. (Zieden brief uit Trianon van 21 December 1809.)Hij verfoeide den oorlog, waarvan hij het doel niet begreep voor wezens van zulk

eenen korten leeftijd, als wij menschen zijn, en wier aanwezen zoo onzeker, zoobroos is. Hij had eenen onoverwinnelijken afkeer voor de gevolgen van dit even zoowreede als onzinnige spel, door hetwelk duizenden van menschen, die elkandergeheel onbekend zijn, zich vereenigen, en dikwerf uit geheel tegenovergesteldedeelen der wereld zich bijeen verzamelen, met het eenige oogmerk, om te moorden.Wanneer hij genoodzaakt werd, om toe te stemmen, dat eene wettige verdedigingden oorlog onver-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

301

mijdelijk maakte, zoo beschouwde hij dezelve niet te min als eene afgrijsselijke zaak.Met dat al was hij militair tot op zijn 27ste jaar. Hij was bij een aantal veldstagen engevechten tegenwoordig. Hij betoondemoed en ijver te bezitten enwas zeer verknochtaan zijne pligten. Doch hij was niet eenmaal aanschouwer van een slagveld, zonderdat zijne rede en zijn hart allergevoeligst werden aangedaan op het gezigt van zooveel vergoten bloed en zoo vele verminkte menschelijke ligchamen. Toen hij in 1810afstand van de kroon deed, was dit niet omdat hij zich vermoeid gevoelde, niet omdathij eenen tegenzin in de regering had gekregen, zelfs niet uit wijsgeerigeoverdenkingen, maar uit overtuiging en uit pligt, en voornamelijk uit genegenheidvoor de Hollanders; veelligt dreef hij zijne langmoedigheid en zelfverloochening tever.Waarschijnlijk zouden anderen, in zijne plaats geweest zijnde, in 1810 eene andere

partij hebben gekozen, dat zij Holland onder water zouden hebben gezet, deszelfsinwoners zouden hebben gewapend, en daardoor het teeken van eenen algemeenenopstand der volken tegen Frankrijk zouden gegeven hebben. Dit deed hij niet. Hijwilde zelfs niet, dat Holland ook zonder hem tot dat uiterste zoude komen. Hijmeende, dat wanneer het klaarblijkelijk is, dat de Staat en de burgers, door zulk eenenwanhopenden wederstand te bieden, onmisbaar verloren moeten gaan, en dan geenenanderen roem voor een Gouvernement bestaat, dan zoodanig

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

302

een uiterste, tot welk eenen prijs het dan ook zoude mogen zijn, te verhoeden.Ondertusschen, toen hij, eenige dagen voor dat hij afstand van de kroon deed, zich

te Haarlem bevond, kwam hij in verzoeking, om eene wanhopende verdediging tedoen, en dezelve tot het uiterste vol te houden; hij wilde zich alleen met de orde vanhet legioen van eer versieren, de Franschen, die in zijnen dienst waren, vrijheid inhun gedrag laten, en na den afloop van zulk eene verdediging zich stontelijk naarFrankrijk begevend, met verachting van alles, wat hem zoude kunnen overkomen.Doch buiten en behalve de belangrijke overweging, waarvan wij hierboven gesprokenhebben, waren er nog twee, welke hem van gedachten deden veranderen: 1o.Hollandzoude dan voor altijd deszelfs naam en staatkundig aanwezen en alle hoop, omdezelve te herkrijgen, verloren hebben. De eerste kanonschoot gaf aan Frankrijk hetregt, om het zich toe te eigenen. 2o. Hij moest dan in verbond treden met de vijandenvan Frankrijk, hetgeen gelijk stond aan eene onderwerping aan diezelfde vijanden,wanneer men zich aan eene sterkere magt, dan men zelfs is, verbindt, en dezelve bijzich toelaat, en daardoor erkent, dat men zich zonder derzelver medehulp niet kanverdedigen, dan is dit niet anders als eene volkomene onderwerping.Om alles te vereenigen, moest men geheel onzijdig hebben kunnen zijn, of wel de

noodige magt bezitten, om aan alles wederstand te kunnen bieden.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

303

Men heeft ongetwijfeld de volgende woorden in de acte van afstand opgemerkt: Erzijn nog andere beweegredenen, even gebiedende, die ik moet zwijgen, doch die mengemakkelijk zal kunnen gissen. Deze zinsnede beteekende, dat er op dien oogenblikgeene mogelijkheid meer bestond, om zich te verdedigen; men zoude slehts eenigekanonschoten hebben kunnen doen voor de leus, doch dit zoude aan Frankrijk hetregt der overwinning toegekend hebben voor het vermaak van eenig kruid te hebbenverschoten.Hetzij men hem beschouwt bij den keizerlijken troon, hetzij op den troon van

Holland, hetzij in zijne ballingschap, kende LODEWIJK nimmer iets anders dan deongelukken en de onaangenaamheden van den stand, waarin hij geplaatst was: zondereenige inwendige schadevergoeding, zonder vriend, zonder gezelschap, zonder eenigsteunpunt. Ondertusschen de onaangenaamste oogenblikken van zijn leven, tot aande tweede maal, dat hij zijn land moest verlaten, den 31sten Maart 1814; eeneomstandigheid, waarvan al het smartelijke niet te beschrijven is, doch dat alleenbegrepen kan worden door hem, die een Fransch hart in den boezem draagt en diehet gevoel van eenen vader bezit(*),

(*) Hoe vele deugdenmen LODEWIJK ook te regt moge toeschrijven, het gebrek dat alle Franschenzoo eigen is, namelijk het denkbeeld, dat men Franschman moet zijn om zijn land tebeminnen, was ook zijn gebrek. Alle natien beminnen hun land, of zij verdienen niet eenenatie te zijn, en de Nederlander, hoezeer hij het vervelende chez nous niet onophoudelijk inden mond heeft, zal in menig geval, en vooral in vaderlandsliefde, den Franschmanwaarlijkniets behoeven toe te geven.

De Vertaler.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

304

waren alleen in betrekking metHolland. De eerste, toen hij te Parijs, in het jaar 1810,moest kapituleeren, om zijne vrijheid te verkrijgen en weder naar Holland terug tekeeren; de tweede, toen hij den troon en zijnen zoon moest verlaten, om inballingschap en in een vreemd en meestal vijandelijk land rond te zwerven, en dederde, eindelijk, toen hij, in 1814, in Frankrijk terug was gekomen, en aldaarHollanders ontmoette, die, zijnen toestand niet kennende, hem konden beschouwenals de oorzaak, dat zij in een vreemd land waren overgebragt; terwijl hij, van zijnenkant, zich konde beklagen, dat zij zijnen afstand van den troon, en den minderjarigenkoning, dien hij hun gegeven had, niet hadden gehandhaafd.Wanneer LODEWIJK niet het best mogelijke gedaan heeft, zoo heeft hij voor het

minst altijd dat edele doel beoogd. Zijne geliefkoosde spreuk was altijd die van deorde, die hij in den jare 1806 in Holland oprigtte: Doe wel en zie niet om. Doch hoemoeijelijk is dikwijls de volkomene vervulling onzer pligten. Vooreerst moet men,en dit is niet de gemakkelijkste taak, zijne wezenlijke plig-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

305

ten kennen; men heeft dan niet alleen met de ons in den weg staande hindernissente worstelen, maar bovendien nog alle zijdelingsche hinderpalen, die ons van denregten weg kunnen leiden, ter zijde te stellen. -Menmoet zijne inwendige opwellingenbestrijden, zijne driften beteugelen, de beguichelingen, de vooroordeelen, die onzepligten zoo dikwerf in den weg staan, uit den weg weten te ruimen.Hoedanig het ook zij, men geloofde, dat Holland in het jaar 1806 verloren was,

en ondertusschen het wist de middelen te vinden, om zich staande te houden. Elkjaar voerde eene crisis te meer met zich, en ondertusschen heeft Holland vijf malenonder zijne regering over de grootste gevaren gezegepraald.Eindelijk, toen in 1810 het geweld hem in zijne laatste verschansing aanrandde,

had hij genoeg koelbloedigheid, voorziening en gehechtheid voor zijn volk, om alleszoodanig te regelen, dat, in weerwil van een onwederstaanbaar geweld, het land zijneregten ongeschonden konde bewaren. - Het was tot nadeel van LODEWIJK, dit is waar,doch ook alleen tot zijn nadeel. Zoo als hij het voorzien had, Holland hernam zijnevrijheid bij den eersten gunstigen oogenblik, die zich in 1813 aanbood. Hij had nietsgemeens met deze gebeurtenis, en bij zoude wel gewenscht hebben, dat deHollandsche natie, bij deze gelegenheid, iets gezegd had ter goedkeuring van zijnGouvernement; doch hij ver-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

306

heugt zich daarom niet minder met al zijn hart over het geluk van Holland. Watbeteekent het ook, of hij, dan wel een ander de stichter van het geluk is, dat hij zoogaarne aan Holland zoude hebben doen genieten, want zijne wenschen zijn immerste dezen aanzien vervuld? Hij zal nimmer onverschillig kunnen zijn ten opzigte vaneen volk, aan hetwelk hij steeds zijne dierbaarste zorgen, gedurende het beste gedeeltezijner levensloop, heeft gewijd, en welks geluk steeds het doel zijner vurigstewenschen, zoo lang als hij leeft, zal uitmaken.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

307

Aanteekeningen enbijvoegsels.

No. 1.

De volgende werken ondernomen, vervolgd of voleindigd:1. Het droogmaken van 10,000 morgen lands te Nieuwkoop en te Zevenhuizen bij

Amsterdam, hetwelk in 1810 werd begonnen en met vlijt werd voortgezet,niettegenstaande den hagchelijken toestand des lands.

1807.

2. Het kanaal te Katwijk en de twee zeesluizen, welke voltooid werden, onaangeziende uiterste schaarschheid van gelden: dit werk werd in 1804 begonnen.

1806.

3. De verhooging van den Slaperdijk digt bij Amsterdam.

1807, 1808, 1809.

4. De dijk in de nabijheid der stad Edam, wel-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

308

keNoord-Holland tegen de zee beveiligt, in eene lengte van 364 Hollandsche roeden.

1808.

5. Het bestraten van den weg van den Haag tot aan Haarlem.

1808, 1809.

6. Het bestraten van den weg van Utrecht tot het Loo, eene lengte van veertien uren,hetwelk in twee jaren tijds voltooid werd.

1808.

7. In Zeeland werd het in 1808 overstroomde land drooggemaakt, alsmede het dorpKruiningen, en eene menigte schoone landhoeven, waardoor de polder is ontstaan,welke, door de Zeeuwen, Lodewijks-polder, ter eere van den Koning, genoemdwordt.

1808, 1809.

8. De verhooging van al de dijken in de Zeeuwsche eilanden, een werk, dat in tweejaren tijds voltooid werd.

1808, 1809.

9. De verhooging der dijken in Groningen, de vervanging van het houte paalwerkdoor groote steenen, als eene beveiliging tegen de woede en de onstuimigheid derzee.

1808.

10. De aangewonnen stijkgronden op het eiland

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

309

Rozenburg werden bedijkt, zoo ook in 1809 die van het eiland Overstakkée.

1809.

11. De gemeenschap tusschen de stadAmsterdam en hetHaarlemmerMeer geopend,door middel van de groote sluis aan den Overtoom.

1809.

12. In de nabijheid van Gorinchem werden de schaden door de overstrooming van1809 hersteld en eenen zeer belangrijken nieuwen dijk aangelegd.

1810.

13. Om de verschrikkelijke overstroomingen, waarmede Holland bedreigd wordt,wanneer de rivieren met ijs bezet zijn, te voorkomen, gaf de Koning bevel om eengedeelte der dijken van den Rijn bij den aanvang van den IJssel te verlagen, ten eindedaardoor liet water dier rivieren eenen vrijen loop te geven over de landen, die langsde oevers van den IJssel liggen, welk water zich alsdan in de Zuiderzee ontlast,waardoor den Rijn minder gevaar loopt van tot zulk eene hoogte te zwellen, om deprovincieHolland te overstroomen. Men weet niet of dit werk, dat alreeds begonnenwas, is voltooid geworden.

1810.

14. De bedijking van een aangewonnen stuk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

310

lands, hetwelk de eilanden Zuid-Beveland, Wolphaartsdijk en Oost-Bevelandvereenigt.

1810.

15. Een kanaal in de hooge veengronden, in eenen wijduitgestrekten grond, gegraven,van de stad Hasselt in Overijssel, tot binnen in het land.

1810.

16. Een kanaal en eene sluis, gemaakt tusschen de stad Zwol en den IJssel.

1810.

17. Het kanaal aan den steenenhoek, door den Koning in de nabijheid vanGorinchembevolen.

1810.

18. De groote zeesluis teMuiden drooggemaakt en geheel hernieuwd.

1810.

19. Eene wet voor de beste rigting der dijken en werken, en wegens de betaling derdaartoe betrekkelijke onkosten. Dezelve houdt in, dat er voor elk dijk-arrondissementeen bijzonder bestuur zal zijn, om te waken, dat al de bijzondere administratien harenpligt vervullen.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

311

Werkenin Holland te doen, waarvan de ontwerpen gemaakten door den Koning zijn nagezien.

1. Ontwerp om in den winter het water der rivieren deMaas en deWaal door hetland van Altena, tusschen twee dijken heen, te leiden, en hetzelve zich in denBiesbosch te doen ontlasten, om door dit middel het binnenste gedeelte van Hollandte beveiligen.2. Een groot kanaal, te beginnen aan den Rijn, in de nabijheid van Amerongen,

loopende door het departementUtrecht, tot bijNaarden, en van daar naar Amsterdam;het onderscheid der hoogte van het water in de rivier bij de eerste sluis in den Rijn,en dat van Amsterdam, bedraagt zestien voeten, en de lengte is bijna twaalf uren.Door middel van dit kanaal wilde de Koning goed water aan Amsterdam bezorgen,en tevens eene linie van verdediging daarvan maken.3. De kom voor de stad van Amsterdam, waarin de schepen liggen, zoude weldra

door het slijk, dat door de zee wordt aangespoeld, onbruikbaar worden, wanneer mendit niet alle jaren, met groote kosten, uitdiepte. De Koning had dus een ontwerp vanden Ingenieur BLANKEN, om deze haven in eenen goeden staat te brengen,goedgekeurd.4. Het droogmaken van den zoogenoemden Zuidplas tusschenRotterdam enGouda,

groot 10,000

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

312

morgen, eene zaak van zeer veel belang, dewijl deze plas, midden in het land liggende.Rotterdam, Gouda en het binnenste van het land bedreigd.5. Het droogmaken van hetHaarlemmer Meer, groot omtrent 6o,ooo morgen: een

zeer groot ontwerp, doch niet onuitvoerlijk en van een onbegrijpelijk nut: de plannendaartoe, waren gemaakt en onderzocht door het Committé Central, hetwelk door denKoning was opgerigt.6. Het droogmaken van deWaverveensche plas, drie mijlen van Amsterdam, en

omtrent 8,000 morgen groot. De Koning had het plan daartoe reeds doen maken.7. Een ontwerp om versch water aan den Haag te bezorgen, dewijl het water aldaar

in den zomer aan bederf onderhevig is. Dit ontwerp was gemaakt en nagezien, enmen was op het punt om het in werking te brengen.8. Een groot kanaal in Vriesland, van Aurich tot aanWitmunt, te graven: dit zoude

eenen weg van vier Hollandsche mijlen hebben bedragen, en zoude hebben moetenstrekken om eene gemeenschap van het binnenste gedeelte vanHollandmet de Jadete openen. Deze rivier zoude, volgens het plaats gehad hebbend onderzoek, bij deszelfsmonding aan de zee, eene goede gelegenheid aanbieden, om aldaar eene haven vooroorlogschepen aan te leggen en er scheepstimmerwerven te doen bouwen. Dit ontwerphad bovendien het belangrijk doel om de onbebouwde landen in het binnen-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

313

ste gedeelte van Oost-Vriesland te doen ontginnen. Men was in de maand Julij methet maken der plans onledig.

No. 2.

De gebeurtenissen, die mij genoodzaakt hebben om mijne kroon op den Kroonprinsover te dragen, zijn nagenoeg bekend bij de Souvereinen, met welken ik in betrekkingheb gestaan. Het zal nog weinig tijds aanloopen, alvorens al de bijzonderhedendaarvan zullen kunnen worden ontsluijerd. Mijn verblijf hebbende in de landen vanZijne Majesteit den Keizer en Koning FRANS II, had ik gewenscht het stilzwijgen tekunnen bewaren, doch ik ben thans verpligt om hetzelve te verbreken; thans, daarik in de dagbladen het decreet van den 9den Julij zie. Ik ben er toe verpligt voor hetbelang vanmijn land, voor mijne regtvaardiging, en in naam van den jongen en thansnog minderjarigen Koning, die zijne meerderjarigheid zal moeten bereiken, zonderde regten, die God en de natie hem op de kroon van Holland hebben gegeven, teverliezen.De tegenwoordige omstandigheden, die het onmogelijk maken om de minste acte

of het minste stuk, zonder de toestemming des Keizers, mijnen broeder, publiek temaken; de staat van onzekerheid en eenzaamheid, waarin ik mij bevind, omringdvan menschen, aan welken ik mij niet kan vertrouwen, omdat ik hen niet ken, alleszal het publiek ma-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

314

ken, en het overhandigen van deze acte moeijelijk maken; doch de gevoelens, die ikkoester voor Keizer FRANS en Keizer ALEXANDER, doen mij hopen van te eenigentijd een middel te zullen vinden om dit stuk op eene zekere wijze in hunne handente doen komen, en aldus en aan de natie en aan mijnen zoon een middel aan de handte geven, om derzelver regten te doen gelden, enmijne nagedachtenis te regtvaardigen,wanneer de omstandigheden dit zullen gehengen.De constitutie van den Staat, die door den Keizer, mijnen broeder, gewaarborgd

is, gaf mij het regt om afstand van den troon, ten behoeve van mijne kinderen, tedoen. Deze afstand heeft plaats gehad in den form en volgens hetgeen bij deConstitutie is voorgeschreven.De Keizer had geen het miste regt om den oorlog aan Holland te verklaren, en dit

heeft hij ook niet gedaan.Er is niet eene acte, niet eene toestemming, niet eene vraag van de Hollandsche

natie, die eene voorgewende vereeniging kan regtvaardigen. Mijn afstand heeft dentroon niet ledig gelaten; ik heb geenen afstand gedaan dan ten behoeve van mijnekinderen.Deze afstand, die Holland nog voor twaalf jaren onder een regentschap laat, dat

wil zeggen onder het onmiddellijk toeverzigt van den Keizer, volgens den, letter vande Constitutie, maakte het dus onnoodig deze vereeniging daar te stellen, om al zijnebevelen en zijn verlangen tegen den koophandel

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

315

en tegen Engeland te doen opvolgen, dewijl er geenen anderen wil dan de zijnen inHolland konde bestaan.Volgens deze laatste overweging is het dus bewezen voor het oog van de gansche

wereld, voor de oogen der Souvereinen, welke met Frankrijk en Holland in vredezijn, voor de oogen der Franschen zelfs, dat de oneenigheden, de verwijtingen, debeschuldigingen, zoo dikwerf tegen Holland en tegen mij in de Fransche dagbladenen officieele stukken herhaald, slechts lastertaal waren, en als voorwendsels werdengebezigd, om langs dezelve to de vereeniging van Hollandmet Frankrijk te komen.Wanneer dit niet sedert lang het staatkundig doel ten opzigte van den Koning vanHolland geweest ware, zoo zoude men den door hem gedanen afstand van de kroonhebben goedgekeurd: door deze afstand verkrijgt toch de Keizer eene grooteregemakkelijkheid en eene volkomene oppermagt ten aanzien van het bestuur vanHolland, dewijl, volgens de Constitutie, aan hem het regt behoort, om eenen Regentte benoemen. Aldus heeft men niet geschroomd om den naam des Keizers, die vanzijnen broeder, tot een werktuig van trouweloosheid en dood voor eene gansche natiete maken.Het is dus bewezen dat de Koning, in weerwil van zich zelven, tot eene

middel-oorzaak, ten aanzien van de vereeniging, heeft moeten dienen, even zuo alshet bestuur van den Raadpensionaris als eene

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

316

middel-oorzaak heeft gediend, om de Monarchie in Holland te vestigen.Doch ik heb den troon beklommen zonder eenige andere voorwaarden dan die,

welke mij door mijn geweten, door mijne pligten, door het belang en het welzijn vanmijn volk werden opgelegd, en ik verklaar dus voor God en de onafhankelijkeSouvereinen, aan welken ik mij hier mede vervoeg:1o. Dat het voorgeschreven tractaat van den 16den Maart 1810, door middel van

hetwelk de provincien Zeeland en Braband vanHolland zijn afgescheiden geworden,door mij te Parijs, waar ik ondanks mij zelven werd opgehouden, niet dan doorgeweld gedwongen, is aangenomen, en niet dan voorwaardelijk is geratificeerd; dathet bovendien door den Keizer, mijnen broeder, niet is nagekomen. In de plaats vanzes duizend Franschen, die ik, volgens dat tractaat, moest onderhouden, is dat getalmeer dan eenmaal zoo veel geweest; in de plaats van alleen de monden der rivierenen de zeekusten te bezetten, hebben de Fransche douaniers het binnenste van hetland overstroomd; in de plaats van zich alleen te bemoeijen met hetgeen demaatregelen ten aanzien van de blokkade tegen Engeland betrof, heeft men zichmeester gemaakt van de magazijnen van den Staat, men heeft Hollanders op eenewillekeurige wijze in de gevangenis geworpen, en eindelijk, men heeft geene dermondelinge beloften, door den Minister van Buitenlandsche Zaken, den Hertog DECADORE, in naam des Keizers gedaan, gehouden, namelijk dat men scha-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

317

devergoedingen voor de, bij gemeld tractaat, afgestane landen zoude geven, en datmen de uitvoering van dat tractaat zoude verzachten, wanneer de Koning zich geheelaan den Keizer wilde gedragen, enz. enz. Dien ten gevolge verklaar ik in mijnennaam, in dien van de natie en in dien van mijn' zoon, dat het mij op den 16den Maart1810 door den Keizer afgedwongen tractaat, van nul en onwaarde is.2o. Ik verklaar dat de afstand, door mij gedaan, niet anders is geschied, dan nadat

ik tot het uiterste ben gedreven geworden, dat ik door den Keizer, mijnen broeder,gedwongenwerd, om het eenigemiddel, dat mij overschoot om de regten vanHollanden mijnen kinderen te handhaven, aan te grijpen, en dat deze afstand alleen gedaanis en alleen gedaan kon worden ten voordeele van dezen.3o. In mijnen naam, in den naam van den minderjarigen Koning en in den naam

van de Hollandsche natie, verklaar ik de voorgewende vereeniging van HollandmetFrankrijk, vermeld bij het decreet van den Keizer, mijnen broeder, in dato 9 Julij11., voor nul en van onwaarde, onwettig, onregtvaardig en willekeurig in de oogenvan God en de menschen. En dat de natie en de minderjarige Koning zichvoorbehouden hunne billijke regten te zullen doen gelden, wanneer de gelegenheidzich daartoe aanbiedt.Gegeven te Töplitz in Boheme, deze acte eigenhandig door mij geschreven en

geteekend, en onder het zegel van den Staat, den 1sten Augustus 1810.

(Geteekend) LODEWIJK NAPOLEON.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

318

No. 3.

LODEWIJK NAPOLEON, aan den behoedenden Senaat van het Fransche keizerrijk.Senateurs! de Moniteur van den 15den is tot mij gekomen; ik was wel verre van

den doodelijken slag en de onherstelbare beleediging, die mij het decreet van denSenaat, in dato 10 december, toebrengt, te verwachten.Ik ben verpligt aan den naam des keizers, die ook de mijne is, aan mijne kinderen

en aan het volk, aan hetwelk ik sedert den 5den Junij 1806 toebehoor, om openlijkte verklaren, zoo als ik in dezen oogenblik verklaar:Dat ik, zoowel als mijne kinderen, voor altijd aan het lot van Holland verbonden

zijnde, voor mij zoowel als voor hun, het geschenk (the appanage) waarvan inbovengemeld decreet gesproken wordt, weiger aan te nemen. Ik beveel, bij deze acte,aan de koningin, die ik van dezelve kennis doe dragen, om, zoo voor zich als voorhare kinderen, te weigeren, om het minste gedeelte van deze gift aan te nemen, enzich te vergenoegen met hare bijzondere eigendommen, die aan de mijnen vereenigdzijn. Ik beveel, bij deze acte, aan den Heer TWENT, Intendant Generaal van de kroon,die ik de administratie dezer eigendommen, als zaakgelastigde van mijne bijzondereaangelegenheden, heb aanvertrouwd, om de koningin in het bezit te stellen van alles,wat mij persoonlijk toebehoort,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

319

en bestaande in al hetgeen ik sedert den 5den Junij 1806, door aankoop, verkregenheb, en niet met de domeinen van de kroon is vere nig geworden.Ik verklaar bovendien, dat alle beschuldigingen, brieven en geschriften,

hoegenaamd, die eene strekking hebben, om te doen gelooven, dat ik mijn land, mijnvolk, mij zelven verraden heb, of dat ik immer in gebreke gebleven ben, om mijnepligten te vervullen aan Frankrijk, mijn eerste vaderland, dat ik sedert mijnekindschheid van ganscher harte en ziel gediend heb, door mij worden ontkend. Opden troon van Holland, ondanks mij zelven, doch aan deszelfs lot, door mijnegenegenheid, mijne heilige pligten en eeden gehecht, geplaatst zijnde geweest, wilik en moet ik willen, gedurende mijn gansche leven, een Hollander te zijn en teblijven.Dien ten gevolge verklaar ik de gift van het gezegd jaargeld als van onwaarde, en

van onwaarde voor mij zoowel als voor mijne kinderen en hunne moeder.Vernietigende dus bij voorraad alle toestemmingen ter aanneming van hetzelve,hetzij regtstreeks of zijdelings gedaan.Ter bekrachtiging van dit heb ik deze acte eigenhandig geschreven en geteekend.

Ik verzoek den Senaat dezelve te ontvangen en mijne weigering ter kennisse van denkeizer te brengen.

(Geteekend) LODEWIJK NAPOLEON.

Gratz, den 30sten december 1810.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

320

No. 4.

Gratz, den 30sten december 1810.

Aan de Koningin.

Mijne droefheid enmijn ongeluk zouden ten toppunt stijgen, indien ik, het schandelijkgeschenk, hetwelk mij en mijne kinderen, bij het decreet van den Senaat, hetwelk ikin den Moniteur van den 15den dezer maand geplaatst vind, wordt toegewezen,aannam. Ik beveel u tot het minste en geringste gedeelte van deze laaghartige ensmartelijke gift te weigeren. Ik vernietig bij voorraad alle toestemming tot aannemingvan dezelve, welke gij gegeven mogt hebben of zoudt mogen geven, hetzij voor u,hetzij voor mijne kinderen. Al mijne bijzondere eigendommen zijn voor u en voormijne kinderen bestemd. Ik magtig u door het bijgaande geschrift, om u in het bezitdaarvan te stellen; dit alles, met uwe eigene bezittingen vereenigd, zal genoegzaamzijn, om u als eene eenvoudige burgeres te doen leven. Als koningin, echtgenooteen moeder zoude elke andere gift u beleedigen, en ik zoude u in alle tijden en op alleplaatsen verloochenen en verzaken.

(Geteekend) LODEWIJK NAPOLEON.

Acte van afstand.

Ik beveel, bij deze acte en geschrift, waaraan ik al de kracht van eene openlijke acteteeken, aan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

321

den Heer TWENT, zaakgelastigde van mijne bijzondere aangelegenheden inHolland,en aan den Raad, die in Frankrijk met mijne bijzondere zaken belast is, om dekoningin in het bezit te stellen van al hetgeen mij als bijzonder persoon istoebehoorende, zoo als Saint-Leu, het hôtel te Parijs, het pavillioen en huizingen teHaarlem, het huis te Zoestdijk, en de aankoopen, gedaan bij het dorp van het Loo,de huizen teUtrecht, enz. In geval deze eigendommen nog onder sequestratie mogtenleggen, magtig ik HareMajesteit de koningin, om alle noodige maatregelen te nemen,ten einde zich in het bezit derzelven te stellen, en alle mogelijke voorzorgen te nemen,om niets te aanvaarden dan hetgeen mij persoonlijk toekomt.

No. 5.

Diep getroffen door de rampen en de verliezen, die de groote armée, na zoo veleoverwinningen, die de Fransche wapenen tot aan de eindpalen der wereld gebragthebben, heeft moeten ondergaan; zeer ligt kunnende bevroeden hoezeer gij thansgeprangd wordt en hoe noodig het is thans alle middelen van verdediging tevereenigen. In den oogenblik eindelijk, waarin eene verschrikkelijke worstelstrijdzal voortgezet en nog woedender zal worden, overtuigd, dat er nimmer eenenhagchelijker oogenblik, noch voor Frankrijk, noch voor uwen naam, noch voor uwas; zoude ik gelooven, dat ik op eenmaal al mijne pligten zoude ver

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

322

zaken, wanneer ik niet aan de levendige inspraak van mijn hart gehoor gaf. Ik komdus, Sire! aan het land, waarin ik geboren ben, aan u en aan mijnen naam, de weinigegezondheid, die mij is overgebleven, en al de diensten, waartoe ik in staat ben,aanbieden, voor zoo verre als dit met eer kan geschieden.Sire! ik behoor aan Holland, aan hetwelk gij mij, mijns ondanks, gegeven hebt.

Ik heb mijn koningrijk niet verlaten, dan nadat ik zoo lang als het voor eenen geborenFranschman en voor uwen broeder menschmogelijk was, wederstand had geboden.Thans komen Holland en de zaken van den koophandel als eene bijzaak voor; het

zoude mogelijk zijn, dat uw oogmerk was, om uwen broeder weder tot u te brengen,en dat gij u van Holland, door middel van dat land zelf, zoudet willen verzekeren:In dit geval, Sire! herstel dan een koningrijk, dat door u zelf is opgerigt, en ik bengereed, om Frankrijk en Uwe Majesteit met alle mogelijke krachten in den grootenworstelstrijd bij te staan, welke ongetwijfeld veel heviger dan ooit zal worden. Indienuwe oogmerken zoodanig mogten zijn, dan verzoek ik u niets anders dan eeneopenlijke acte, welke kenbaar maakt hoedanig mijn toestand is geweest en in hetvervolg zijn zal.Ik weet, Sire! dat mijne middelen en mijne pogingen van weinig beteekenis zijn,

doch ik kan slechts aanbieden hetgeen ik heb.Wat men ook van mij heeft mogen denken, Si-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

323

re! nimmer ben ik ongevoelig geweest of kunnen wezen voor mijnen naam, voormijne moeder of mijnen zoon.Hoedanig uw besluit en hoedanig de omstandigheden ook gewijzigdmogenworden,

verzoek ik slechts Uwe Majesteit te denken aan de verzoekingen, de ontberingen,de eenzaamheid, de ziekte, enz., aan welken ik wederstand heb geboden, veel lieverdan tot een uiterste te komen, en dat Uwe Majesteit wel overtuigd zij, dat ik, evenzoo als elk braaf man, grondbeginselen koester en gevoelens bezit, die onveranderlijkzijn.Hij zond dezen brief aan den Franschen Ambassadeur teWeenen; dezelve was

ingesloten in eenen anderen brief, dien de koning aan zijne moeder zond. KeizerNAPOLEON antwoordde op den 16den Januarij uit Parijs. Hoezeer deze brief in eenengematigder stijl dan de vorige brieven geschreven was, bevattede dezelve eenigepersoneel beleedigende uitdrukkingen, die niets met de staatkundige zaken gemeenhadden, waarom men dezelve dan ook daaruit heeft gelaten.

Parijs, 16 Januarij 1813.

Mijn broeder! Ik heb uwen brief van den 1sten Januarij ontvangen, en daarin metgenoegen de gevoelens gezien, welke u bezielen. Ik heb u reeds te kennen doengeven, dat uwe pligten jegens mij, het vaderland en uwe kinderen uwe terugkomstin Frankrijk vorderen(*). Uwe kinderen groeijen

(*) De koning heeft geenen brief van zijnen broeder ontvangen, nadat hij Holland verlaten had,tot dien van den 16den Januarij 1813; de laatste dien hij van den keizer ontving, gedagteekendin Mei 1810, eindigde, zoo als men gezien heeft, met de woorden: ‘Schrijf mij geene brievenmeer, die opgevuld zijn met uwe gewone fraaije woorden; enz.’ De keizer heeft zonder twijfelwillen ken van de brieven, die hij, even na zijne aankomst te Gratz, van zijne moeder en alzijne bekenden te Parijs en van den Prins van Neufchatel ontving, en waarbij hij werdaangemaand om naar Frankrijk te gaan. Deze laatste sprak niet men hem in den naam deskeizers, maar wel in en naam zijner bedroefde moeder.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

324

op en hebben hunnen vader noodig. Kom dan zonder eenige vertraging terug, en ikzal u ontvangen, niet als een beleedigd broeder, maar als een vader die u heeftopgevoed. Wat uw denkbeeld omtrent mijne zaken betreft, deze zijn verkeerd. Ikheb een millioen menschen te mijner beschikking, en tweehonderd millioen in mijneschatkist, om het grondgebied des keizerrijks, der consederatie enmijne bondgenootenonschendbaar te handhaven, en om het ontwerp, dat ik voor het geluk mijner volkengemaakt heb, te doen gelukken.Holland is voor altijd Fransch; het is een uitvloeiselvan ons grondgebied, de mondingen van onze rivieren, het kan niet gelukkig zijndan met Frankrijk, en de Hollanders gevoelen dit zelf. Waneeer gij dus in Frankrijkblijft, zult gij niet afgescheden van Holland zijn; doch zoo gij door u van Hollandte scheiden verstaat, dat gij moet afzien om het te regeren, dan zijt gij het zelf diehet verlaten hebt, door afstand van de kroon te doen enz. enz.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

325

No. 6.

Sire!De aannaderende oorlog met Frankrijk heeft mij reeds sedert eenige maanden

doen denken om dit land te verlaten, daar ik mij wilde verzekeren, van niet in eenvijandelijk land te worden opgesloten. Ik ben den 10den vertrokken, en ik schrijf uvan de grenzen van Beijeren.De Hertog van Otrante, die ik te Leijbach gezien heb, heeft mij zeer veel gezegd,

ik heb hem mijn oogmerk verborgen gehouden, dewijl ik wilde, dat gij het van mijalleen te weten zoudt komen.Sire! Ik heb het oogmerk, om mij naar eene zekere en bepaalde verblijfplaats te

begeven, hetwelk ik thans meer dan ooit noodig heb. Bosnie stond voor mij open;het ligt tegen het land dat ik bewoonde, het is rustig en de natuurlijke vriend vanFrankrijk, het was voor mij in alle opzigten geschikt, zelfs ten aanzien van hetluchtgestel; doch toen ik op het punt stond om te vertrekken, Sire! hoorde ik derampen van Spanje. Ik hoorde, dat de vijanden aan die zijde zich op de grenzenbevonden, ik zag dat de oorlog dreigendewas, dat gij eenmillioen gewapendemannentegen u zoudt hebben. Ik heb geoordeeld, dat ik geene vrijheid had om mij zelventerug te houden bij zulk eene dreigende en gevaarlijke crisis als wij te wachtenhebben. Ik ben weinig, doch hetgeen ik ben, ben ik aan Holland, en vervolgens aanFrankrijk en aan u verpligt. Ik ga dus naar Zwitserland, om van daar door u geroepente kunnen worden, wanneer gij vermeent zulks te kunnen doen,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

326

zonder dat mij de hoop benomen wordt van weder naar Holland te zullen kunnengaan bij eenen algemeenen vrede, en op eene wijze, die niet tegenstrijdig is aan deneed, dien ik dat land gedaan heb; want, daar het onmogelijk is, dat gij van mij en vanmijne kinderen slechts kortstondige wezens hebt willen maken, zoo is het ookonmogelijk, dat Uwe Majesteit niet de herstelling van hen en van Holland zoudtwillen, wanneer al de zaken, betrekkelijk den handel en de zeevaart, een einde zullengenomen hebben; met één woord, Sire! wanneer ik te eenigen tijd nuttig voorFrankrijk of voor Uwe Majesteit zal kunnen zijn, zal dezelve beter weten dan ik dewijze, op welke zulks voegzaam zal zijn voor eenen zijner broeders, die koning vanHolland is geweest..... Wanneer dit nimmer het geval mogt zijn, zoo zal ik in eenland blijven, dat voor het minst nooit zal ophouden de vriend van Frankrijk te zijn.Toen ik mij naar Oostenrijk begaf, meende ik overtuigd te zijn, dat het vaderlandder keizerin van Frankrijk in langen tijd, en voorzeker niet gedurende mijn leven,met mijn vaderland in oorlog zoude komen.Ik verzoek u, Sire! om wel in het oog te houden, dat ik mij tot u vervoeg, om te

belijden, dat ik dit te meer vurig verlang, naarmate het gevaar toeneemt, dat ik inden ongelukkigen toestand, waarin de gebeurtenissen mij geplaatst hebben, nimmergedacht heb, om in de voordeelen van mijn huis te deelen, maar dat ik integendeelmij niet aan deszelfs gevaren wil onttrekken. De Hemel geve, Sire! dat die, welkehetzelve bedreigen, niet zoo wezenlijk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

327

zijn, als ik het mij verbeeld. - Doch de wapening is geweldig en in eene gansch andereorde en eenen gansch anderen geest dan voormaals. De geheele wereld zucht en roeptom den oorlog tegen Frankrijk. Sire! ik doe mijnen pligt en jegensHolland, en jegensFrankrijk, en jegens u, door naderbij aan allen te komen, door mij meer onder ubereik te stellen. Nimmer zal ik mij te verwijten hebben, van dezelve door mijneschuld mijne zwakke hulp onttrokken te hebben, in welk opzigt men dezelve ooknemen wil, en deze overtuiging zal mij ten troost zijn, wat er ook gebeuren moge.

Ischel, op de grenzen van Beijeren in Oosten-rijk, den 4den Augustus 1813.

No. 7.

Uittreksel uit het werk van friedrich bucholz,in Duitschland, in het jaar 1813, onder denvolgenden titel, uitgegeven:Merkwurdige Urkunden die abdankung des Ko-nigs von Holland betreffend, mit einer geschicht-lichen einleitung von friedrich bucholz.

dat is:

Merkwaardige Gedenkstukken wegens den troons-afstand des Konings vanHolland,met eene geschiedkundige inleiding.

OD EWIJK NAPOLEON nam de kroon van Holland aan, minder uit zucht tot regerendan wel om aan

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

328

zijne broeder te gehoorzamen. Van den eersten oogenblik af aan, dat hij in Hollandkwam, won de jonge koning aller harten, daar bij verklaarde, dat hij te vrede zoudegeweest zijn met den rang van Fransch Prins en connetable.Hij bezat geene groote hoedanigheden noch eenen bestendigen vasten wil, maar

hij had een juist oordeel. Hij kwam in dit geval verwonderlijk wel overeen met eenenatie, die in zedelijke hoedanigheden zoo veel met hem gemeens had.Hij hield altijd volkomen in het oog, dat hij niet de overheerscher, maar de koning

derHollanderswas. Het scheen hemmiddagklaar te zijn, dat het erfelijk koningschappligten deed geboren worden, die niet dan met eene waarachtige liefde voor zijneonderdanen vervuld konden worden, en hunne tevredenheid met hun lot was zijnebelooning. Deze tevredenheid is te meer verwonderlijk, wanneer men den natuurlijkenafkeer der Hollanders tegen het koningschap in acht neemt, doch de roep dermenschelijke regering des Konings van Holland verbreidde zich zelfs in vreemdelanden, en onder de vijanden van Frankrijk was er welligt niet een eenige die tevensde vijand van LODEWIJK was......................De Voorzitter van den Staatsraad was de tolk der natie, toen hij bij de terugkomst

des Konings, van Parijs, in 1810, tot hem zeide: ‘Uwe terugkomst, Sire! was deeerste en de laatste onzer wenschen, deze terugkomst kan uwe onderdanen alleen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

329

troosten wegens het verledene. Moge Uwe Majesteit haar volk eenmaal gelukkigzien!’Een Koning, aan welken men zulke wenschen zegt, is ontegenzeggelijk een goed

Koning, niemand verdiende de algemeene belangstelling meer dan LODEWIJK; wantniemand had voor de natie zoo veel zelfsverloochening en zoo veel wezenlijke liefdevoor zijn volk betoond. LODEWIJK heeft uit de schipbreuk, die hij met grootheid vanziel heeft doorgestaan, het beste gered, dat een Koning redden kan, namelijk degetuigenis van een goed geweten en den naam van een' eerlijken man.Wanneer hij het noodig had om geregtvaardigd te worden, zoude hij deze

regtvaardiging genoegzaam vinden in de stukken, die het Zweedsch Gouvernementheeft doen ruchtbaar maken, betreffende deszelfs betrekkingen met het FranschGouvernement sedert 1810.........Hij heeft zich voor altijd de achting der braven verworven.

Uittreksel van een in het Hoogduitsch, teBerlijn uitgegeven, Tijdschrift, in 1812, door kotzebue.

LODEWIJK van Holland wendde alles aan om de vriend en de beschermer van zijnvolk te worden. Hij trachtte Hollander te worden. Toen dezelfde magt, die hem opden troon geplaatst had, hem noodzaakte om afstand van denzelven te doen, voerdehij in zijne eenzaamheid de liefde van zijn volk en de achting van Europa met zich.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

330

Uittreksel van een Hoogduitsch werk, in den jare 1814 te Petersburg, door PETERSHAMMER uitgegeven en geïntituleerd: NAPOLEON, zoo als hij leeft en handelt, enz.II Deel, bladz. 193 en volgenden.

De nieuwe Koning van Holland was goed en eerlijk, hij nam het welzijn zijneronderdanen ter harte en wilde hen verdedigen...............De aanspraak, wekle hij, op den dag toen hij zijne plegtige intrede in den Haag

deed, heeft gedaan, was de getrouwelijke uitdrukking zijner gevoelens.........Hij regeerde overeenkomstig de grondbeginselen, die hij had erkend, en hij verwierf

de achting en de liefde zjjner onderdanen.

No. 8.

Soleure den 29 November 1813.

Aan de regering van Amsterdam.

MIJNE HEEREN!De nieuwe omstandigheden, waarin Holland zich bevindt, verpligten mij, om uit

mijne eenzaamheid voorwaarts te treden; zij moeten de pligten, die mij aan uw landsedert acht jaren verbinden, of volmaken, of mij geheel van hetzelve losscheuren.Het is dus om de gevoelens der natie te mijnen aanzien, gevoelens, die mijn

toekomstig gedrag zul-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

331

len regelen, te kennen, dat ik mij tot u wend, niet alleen als de hoofdstad dervereenigde provincien, maar ook als zijnde derzelver natuurlijke Vertegenwoordigers,dewijl er geene andere algemeene vertegenwoordiging bestaat.Toen de Voorzienigheid veroorloofde, dat ik den troon van uw land beklom, zonder

dat ik deze eer gezocht of gewenscht had, toen besloot ik daartoe na de volgendeoverwegingen.1o. Dat de laatste Stadhouder was overleden, zonder immer afstand te hebben

willen doen van het Stadhouderschap, noch daarvoor eenige schadevergoeding ofvergelijking te hebben willen aannemen.2o. Dat zijn zoon, de Erfprins, in tegendeel daarvan, plegtig afstand gedaan, en het

Prinsdom Fulda als eene schadevergoeding had gekregen.3o. Dat de Vorsten van dat doorluchtig huis, waaraan uw land zoo vele verpligtingen

heeft, met dat al geene Souvereinen van Holland waren.4o. Eindelijk geloofde ik, dat de vriendschapsbetrekkingen met Frankrijk en de

overeenkomst der belangen dier twee landen, meer dan iets anders zouden hebbenkunnen toebrengen om den staat van vrede en onzijdigheid te verkrijgen, als zijndede eerste grondslag en het eenige doel der Staatkunde van uw land.Na mijne komst tot den troon, bevond ik weldra dat ik, om naar mijn geweten te

handelen, moest te werk gaan als het hoofd van eene onafhankelijke natie, dat ikderzelver schild en eerste Magistraatspersoon moest zijn, en dat ik geheel moestvergeten

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

332

dat het toeval het grootste deel aan mijne verheffing had gehad. Dit heb ik trachtente doen. Wanneer de natie, onder mijne regering, heeft geleden, zoo heeft dezelveevenwel niet zoo veel geleden als zij zonder dat zouden hebben moeten verduren.Haar toestand sedert 1810, die van Polen, van Saxen en van Hamburg, bewijzen ditniet dan te veel.De jaren 1806, 1807, 1808, 1809 en 1810, zijn de rampspoedigste geweest, die

men in de geschiedenis der uitwendige administratien van een land zoude kunnenvinden. Toen men meende datHolland geene drie maanden den drukkenden last vandeszelfs finantien, die nog zwaarder gemaakt werd door deszelfs buitenlandschebetrekkingen, zoude hebben kunnen dragen, toen heeft het nog vijf jaren wederstandgeboden aan de blokkade te land en ter zee, aan gedwongene wapeningen, aan allemogelijke hindernissen, aan strikken en lagen, welke gelegd werden aan eenen man,die tot daartoe geheel vreemd aan uw land was, die eenzaam stond in het midden derstaatkundige valstrikken, daar diezelfde staatkunde zijne leidsvrouw en zijn steunhad moeten zijn; aan eenen man, die ten doel stond aan de vijanden der nieuwe ordevan zaken inHolland en aan de vijanden vanFrankrijk. Ik heb al het menschmogelijkegedaan. Ik alleen weet wat ik in mijne eenzame ballingschap voor Holland gedaanheb. Ik heb onophoudelijk en met volharding geworsteld, mij niet dan zoo laatmogelijk aan de onvermijdelijke veranderingen onderworpen, met oogmerk omdaardoor het oogenblik van eenen algemeenen vrede of eene wezenlijkeonafhankelijkheid te bereiken. Mijn oog-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

333

merk was, om op dat gewenscht tijdstip de natie, vrijwillig vergaderd, te raadplegen,en zonder uitzondering alles te doen, wat dezelve voor derzelver welzijn noodig engeschikt mogt oordeelen.Toen ik, ten gevolge der landing van de Engelschen op het eilandWalcheren,

genoodzaakt werd om mij naar Parijs te begeven, zoo als ook in den oogenblik toenik afstand van den troon deed, toen was mijn oogmerk om wederstand aan de allesvermogende magt, welke geen eene gegronde reden konde aanvoeren, te bieden, omvoet voor voet de aannadering der rampspoedige ontknooping den grond te betwistentegen hem, die alle groote Mogendheden van Europa overwonnen had, om de regtendes lands ongeschonden te handhaven, in weerwil van die weinige Hollanders, wierdenkbeelden in het verborgene, door verleiding verbasterd, mij tegenwerkten, enwanneer ik afstand moest doen, om dan alleen ten behoeve mijner kinderen af testaan. Om niet te aarzelen van mijne personeele belangen op te offeren aan debewaring der regten, en de hoop van mijn land door mijnen afstand voorbehoudenen door de verheffing van den minderjarigen Koning, die door de Constitutie onderde garantie en bijna onder de regering van Frankrijk gesteld was; en wiensonbeduidendheid gedurende bijna dertien jaren alle mogelijke gezochte voorwendselstegen Holland krachteloos maakte, en om den Koning, die alleen door Frankrijk totden troon verheven scheen te zijn, om tot eene middel-oorzaak der vereeniging tedienen, aan deszelfs magt te omtrekken.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

334

Wanneer ik een ander gedrag had aangenomen, zoo als ik eenen oogenblikvoornemens was te doen, namelijk om in Amsterdam te blijven, als een eenvoudigwerktuig, of wel zoo wij ons in staat van verdediging gesteld hadden, dan zoude hetlot van Holland gelijk gestaan hebben aan dat van Polen, Saxen en Hamburg. Gijzoudt dan niet, zoo als gij thans kunt doen, van alle uwe magtige naburen eenevolkomene onafhankelijkheid en onzijdigheid hebben kunnen vorderen, noch deonvermijdelijke moeijelijkheden der wangunst hebben kunnen ontduiken. Ik kondeaan uw land niet nuttig zijn, zoo als het huis vanOranje; een ander Hollandsch Prins,onder dezelfde bescherming, zoude voor het minst nuttig hebben kunnen zijn, danzelfs wanneer ik mij had laten bewegen tot eene verdediging, die nergens anders toegediend zoude hebben, dan om daardoor een zeker regt van overwinning te geven.Ik mogt noch konde u nuttig zijn, dan door mij zelven onafhankelijk van Frankrijk,doch nimmer als deszelfs vijand te toonen.Nadat ik afstand gedaan heb, ben ik steeds te Gratz, in Oostenrijk, gebleven, en

na een verblijf van drie jaren in die stad, heb ik mij naar de Zwitsersche Cantonsbegeven, 1o. om mij niet in staat van oorlog met Frankrijk te begeven; 2o. om meernabij Holland en nuttig voor hetzelve te kunnen zijn, wanneer de omstandighedenhet vergunde.Reeds in 1812, na den terugtogt uit Rusland, deed ik, teGratz zijnde, alle mogelijke

pogingen voor de vrijheid vanHolland, zij waren, in weerwil van al het aangewendde,vruchteloos.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

335

Er waren naauwelijks drie maanden na mijne komst in Zwitserland verloopen, toenik, op den 27sten October laatstleden, te Bazel zijnde, vernam, dat de Franschenover den Rijn waren terug getrokken en geheel Duitschland ontruimd hadden, ikvoorzag toen, datHolland in opstand zoude komen, en dat de troepen der geallieerdeMogendheden het zouden bezetten.Getrouw zijnde aan mijne wijze van denken, waarin ik door de ondervinding niet

dan te veel versterkt ben, wilde ik van de eenige gelegenheid van een tegenwigt inDuitschland en de aanstaande ontruiming in Holland gebruik maken, om dit land ineenen staat van onafhankelijkheid en eene volkomene onzijdigheid te helpen brengen,als zijnde de eenige staat, die aanHolland voegt, en zonder welken het, vroeg of laat,tot den val zal komen, en hetgeen bovendien der oorlogvoerende Mogendheden hetmeeste dienstig is. Ik zond iemand naarMaintz tot den keizer van Frankrijk; ik zondeenen anderen naar de keizerin-regentesse teParijs, en verzocht, omwanneerHollandontruimd zoudt zijn, eenen vrijen doortogt door Frankrijk. Wanneer dit gebeurd was,wanneer ik Frankrijk had mogen doorreizen, wanneer ik zeker geweest was van nietals vijandelijk door hetzelve te zullenworden beschouwd en van deszelfs stilzwijgendedoch bewezene toestemming, dan zoude ik tot u gekomen zijn en de natie hebbenopgeroepen; ik zoude u mijne denkbeelden hebbenmedegedeeld, en gij zoudt gedaanhebben, wat gij het voegzaamste zoudt geoordeeld hebben, zoowel ten opzigte vanuwen staat-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

336

kundigen toestand als ten aanzien van uwe constitutie. Ik zoude gereed geweest zijn,ommij te verwijderen, wanneer gij aan het huis vanOranje de voorkeur had gegeven,doch ik zoude in alle gevallen mijne laatste pligten jegens u vervuld hebben. Ik kwamop den 3den November te Pont sur Seine, in de nabijheid van Parijs, waar ik eenzeer ongunstig antwoord kreeg op een gedeelte van mijne vragen en geen antwoordop de meest belangrijksten. Ik vernam toen, dat men zich niet uitliet over het al ofniet ontruimen vanHolland, en ik keerde dus naar mijn verblijf in Zwitserland terug,waar ik vanMaintz een middellijk doch meer dan terugstootend antwoord kreeg.In dezen staat van zaken schreef ik aan den Heer BYLAND HALT, eenen der laatste

Voorzitters van het Wetgevend Ligchaam, aan de Heeren ROËLL en KRAAIJENHOFF,Oud-Minister, aan den HeerWILLEM SIX en den Heer VAN GENNEP, Staatsraden, wierverlicht oordeel, vaderlandsliefde en karakter ik ken. Ik ben onbewust of mijnebrieven in hunne handen zijn gekomen, doch daar ik hun een duplicaat bij dezegelegenheid deedt toekomen, zoo zult gij daarvan waarschijnlijk kennis dragen. Mijndoel was, zoo als gij zien zult, om aan Holland kennis te geven van mijn gedrag enmijne gevoelens. Naderhand heb ik alles gehoord, wat er gebeurd is, en in dezenstaat van zaken heb ik overwogen, dat ik drie en een half jaar in een vreemd landeenzaam ronddwalende ben geweest, dat ik van mijn geboorteland heb afgezien, datik alles heb opge-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

337

geven om getrouw te blijven aan het stelsel, dat ik het nuttigste voor uw land achtte;doch zoo mijn nieuw vaderland, dat ik sedert acht jaren als zoodanig beschouw, mijontgaat, dan ben ik zonder land, zonder vrienden, zonder een' eenigen band. Daarondertusschen de belangrijke omstandigheden van Europa, daar alles mij dringt, omeene partij te nemen, ten einde niet langer de speelbal der gebeurtenissen te zijn; omgeheel vrij in mijne daden te wezen, moet ik mijne pligten ten aanzien van uw landvervullen en voleindigen.Door mij aan u te vervoegen, Mijne Heeren! door u te beschouwen als de

vertegenwoordigers der natie, dewijl er geene algemeene vertegenwoordiging bestaat,en door van u een beslissend antwoord te vragen, vervul ik den laatsten pligt, die mijnog overig bleef. Hoedanig uw antwoord ook zijn moge, verzoek ik u het mij tenspoedigste te zenden.Ik eindig deze voor mij zoo belangrijke verklaring, met den vurigsten wensch voor

het welzijn van Holland en met den raad, dien ik u bij dezen geef:1o. Van u niet te houden bij de oude constitutie, maar te voleindigen hetgeen de

Unie van Utrecht heeft begonnen te schetsen, van een vrij, doch monarchaalGouvernement daar te stellen, op den voet van die van Engeland of Zweden, zonderdat zal de staat vanHolland steeds wisselvallig zijn en afhankelijk wezen van zaken,die geheel vreemd aan hetzelve behooren te zijn.2o. Van u niet te laten wegslepen door eene

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

338

overdrevenheid van haat of verbittering, om te overwegen, dat een staat van vredeen onzijdigheid de waarborg voor een land moet zijn. Dat gij u in dezen oogenblikzoo sterk als mogelijk moet wapenen; doch alleen om de onafhankelijkheid van uwoud grondgebied te verzekeren en te handhaven; en verre van u zij het denkbeeldvan eene vreemde armée, gij moet op het zorgvuldigste vermijden om het tooneeldes oorlogs te worden.Hoedanig ook uw antwoord zij, ben ik en zal ik altijd onveranderlijk en ernstig

aan uw land gehecht blijven.

No. 9.

De koning van Holland, die sedert de maand Julij 1810 den naam draagt van Graafvan Saint Leu, in de Courant van Lauzanne, van den 17den dezer maand, No. 48,gelezen hebbende eene overeenkomst, op den 11den van April laatstleden teFontainebleau geteekend, in welke hij begrepen is, verklaart, dat hij afstand doetvan al de voordeelen, hem bij artikel 6 van gezegde overeenkomst toegekend.Hij verklaart, bovendien, dat niemand het regt heeft, om, zonder zijne toestemming,

voordeelen voor hem, of ten behoeve zijner kinderen aan te nemen. Hij doet daarvanafstand voor hen, en keurt alles af, wat voor hen is gedaan of nog voor hen gedaanzoude mogen worden, gedurende den tijd dien zij van hem afgescheiden zijn.De Graaf van Saint Leu, die, sedert zijnen afstand van den Hollandsche troon,

niets anders dan een

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

339

eenvoudig particulier persoon is, die als zoodanig leeft en geheel vreemd aan eenenanderen staat is, heeft alle aanbiedingen geweigerd die hem gedaan zijn, zoogedurende de drie jaren, welke hij in de staten van Zijne Majesteit den Keizer vanOostenrijk heeft doorgebragt, als gedurende zijn verblijf in Zwitzerland op het eindevan het verledenen jaar, en te Parijs in de eerste drie maanden van dit jaar, toen delaatste gebeurtenissen in Holland, en de terugroeping van den Prins van Oranje indit land hem van zijne verpligtingen jegens hetzelve ontsloegen, en hem de vrijheidgaven, om terug te keeren in het land, onder welks wetten hij geboren is, en vervolgensnaar Lauzanne, waar hij sedert den 15den April laatstleden zich bevindt, en waar degeruchten van zoodanige bepalingen in de Courant van deze stad hem noopten, omalle noodige maatregelen te nemen, om bij voorraad alles te weigeren, wat hem zoudemogen aangaan.DeHeer van Saint Leu protesteerde tegen het decreet van den behoedenden Senaat

van den 10den December 1810, bij hetwelk hem een Appanage bij zijn landgoedSaint Leu in schadevergoeding van Holland werd toegekend. Hier van kreeg hijkennis, toen hij zich te Gratz in Stiermark beyond, door middel van denMoniteurvan den 15den dier zelfdemaand. Naauwelijks was hij daarvan onderrigt, of beleedigddoor eene schikking, die tegen zijne grondbeginselen aandruischte, haastte hij zichom zijn protest en zijne plegtige weigering, zoo als de drie volgende stukken hetbewijzen, te zenden aan de zoodanigen, die daarop betrekking hadden. (Hier

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3

340

volgden zijn brief aan den Senaat van 30 december 1810, die aan de koningin en deacte van afstand, die hij denzelfden dag maakte, en welke reeds onder No. 3 en 4 dernoten voorkomen.)Deze drie stukken werden naar derzelver bestemming verzonden, en een afschrift

daarvan in een pakket, verzegeld met het zegel van den Graaf van Saint Leu, aan denkoninklijken Notaris BONDT te Amsterdam gezonden, met last, om dit pak niet teopenen, voor na zijn overlijden of op zijn bevel - deze stukkenmoeten dus nog aldaarin bewaring zijn.Dien ten gevolge verklaart de Graaf van Saint Leu bij deze, dat alle in bezitneming

en elke acte van eigendom, welke men, ten aanzien van deze appanage, gedaan ofgemaakt mogt hebben, niet alleen buiten zijn weten, maar tegen zijne bepaaldebevelen zijn geschied; en hij beveelt aan elken houder of Administrateur van dezegoederen, om zich daar terstond van te ontdoen, wanneer zij dezelve in zijnen naam,in dien van zijne echtgenoote of kinderen beheeren, en dezelve onverwijld terug tegeven aan hen, van wien zij dezelve onmiddellijk ontvangen hebben, en geen anderland of goed aan zijn landgoed Saint Lieu te laten blijven behooren dan die, welkein 1809 daartoe behoorden, en zijn eigendom waren.Gedaan te Lauzanne, en zijnde het oorspronkelijke hiervan bewaard in het kantoor

van den Heer EGEE. BRESSENEL, openbaar Notaris in deze stad, den 18den Junij 1814.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 3