Geo Info 4-2017 · is ontstaan als direct gevolg van de eisen die vanuit INSPIRE zijn gesteld....
Transcript of Geo Info 4-2017 · is ontstaan als direct gevolg van de eisen die vanuit INSPIRE zijn gesteld....
ww
w.g
eoin
form
ati
ened
erla
nd
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 4
De potentie van Geo-handelsmissies
EuroGeographics; een internationale samenwerking
op het gebied van ruimtelijke informatie
Geodesign met pictogrammen
Tien jaar INSPIRE: wat levert dat op?
Thema: Internationalisering
OPLEIDINGEN
De BAG de baas
Utrecht12, 19 & 26 sept.
De BAG van goed naar beter
Zwolle - 28 sept.Regio Zuid -5 okt.
Regio Noord - 12 okt.
BGT Basisopleiding
Zwolle - 5 sept.Tilburg - 14 nov.
BGT beheren kun je leren
Zwolle -7 & 14 sept.Tilburg - 23 & 30 nov.
Verdiep je kennis van BGT-beheer
Utrecht -21 sept.Tilburg- 7 dec.
Los met de WOZ
Utrecht -5 sept.Utrecht- 9 nov.
Belastingen & basisregistraties
Tilburg -19 sept.Amersfoort- 14 nov.
Meer informatie & inschrijven
dataland.nl/opleidingen
088 - 32 82 000
| 12017-4 | Geo-Info
Frans Rip
InternationaliseringHet bestuur van Geo Informatie Nederland (GIN) drong er al een tijdje
op aan om een nummer van Geo-Info te wijden aan internationalisering.
Dat is er nu. Waarom wilde het GIN-bestuur dat? Om erachter te komen
hoe het ermee staat in het Nederlandse geo-domein? Of om aan bepaalde
geo-sectoren te laten weten hoe geïnternationaliseerd sommige andere
geo-sectoren al zijn? Misschien wel allebei.
Wat is dat eigenlijk, internationalisering? Daar moet je als redactie wel
een beeld van hebben om auteurs om een artikel te kunnen vragen.
Onze invulling was deze: internationalisering is een invloed met een richting.
Dat kan zijn vanuit het buitenland naar Nederland, of vanuit Nederland
naar het buitenland. Die invloed wordt zichtbaar in vier aspecten van het
dagelijkse geo-werk: producten, standaarden, kennis en de organisatie van
werk. Een voorbeeld van elk, met als richting van buiten naar binnen: we
gebruiken vooral buitenlandse geo-software, het volgen van de Europese
INSPIRE-standaarden, het inhuren van buitenlandse hoogleraren en het
doen van klussen voor buitenlandse opdrachtgevers (zoals het organiseren
van een conferentie). Voorbeelden van de beïnvloedingsrichting van
Nederland naar buiten zijn: de ILWIS-software, kadastrale landregistratie en
uitbesteding van productiewerk (zoals digitaliseren) naar lagelonenlanden.
De hier bijeengebrachte artikelen kun je zien als ansichtkaarten, als
plaatjes uit de praktijk van de internationalisering in het Nederlandse
geo-domein. Zo is er naast de verhalen over geo-design, INSPIRE en
EuroGeographics een aantal bijdragen van leden van GeoBusiness
Nederland en ook vanuit onderwijsinstellingen. De plaatjes tonen niet
het hele landschap. Internationalisering bij de geo-afdelingen van
gemeentes, waterschappen en provincies blijft buiten beeld. Dat kan aan
de beperkingen van onze redactie liggen. Of aan de aard van het werk van
die organisaties.
In hoeverre is dit tijdschrift eigenlijk zelf geïnternationaliseerd? Dat is
een makkelijke vraag. Een poosje terug heeft de redactie besloten geen
grote artikelen in andere talen dan Nederlands op te nemen. Soms hebben
we een Vlaamse auteur. Dat zijn al twee aanwijzingen. En hoewel er best
wat buitenland in onze artikelen voorkomt, is dit themanummer over
internationalisering een uitzondering, juist omdat het een themanummer
is. Geo-Info is gewoon Nederlands, net zoals GIN een Nederlandse
vereniging is. Maar niet uitsluitend.
2 | Geo-Info | 2017-4
Agenda GIN Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl
RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]
HoofdredacteurRoelof Keppel
RedacteurenAdri den Boer, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven, Willy Bakker
BladmanagementMOS bv, Nijkerk
Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag
Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2017Persoonlijk lidmaatschap: € 67,50 incl. 6% btw.Abonnement op Geo-Info: € 123,50 incl. 6% btw.Organisatielidmaatschap: € 267,50 incl. 6% btw.Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2017. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430
FLAGIS Netwerkdag ‘Smart Ideas & Solutions’
Datum: 21 september 2017
Locatie: KU Leuven
Meer info: bit.ly/2uFk9Um
GIN bijeenkomst Noord
Datum: 25 september
Locatie: MFR Nijlicht, Eemshaven
Meer info: bit.ly/2uKBiaY
Contactdag Onroerend Erfgoed Vlaanderen
Datum: 29 september
Locatie: Wervik (B)
Meer info: bit.ly/2uF3xft
GeoBuzz
Datum: 21 en 22 november
Locatie: 1931 in 's Hertogenbosch
Meer info: www.geobuzz.nl
Geospatial World Forum 2018
Datum: 16 -19 januari 2018
Locatie: HICC, Hyderabad, India
Meer info: bit.ly/2fHLkal
ww
w.g
eoin
form
ati
ened
erla
nd
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 4
De potentie van Geo-handelsmissies
EuroGeographics; een internationale samenwerking
op het gebied van ruimtelijke informatie
Geodesign met pictogrammen
Tien jaar INSPIRE:
wat levert dat op?
Thema: Internationalisering
Foto cover: Afbeelding uit personeels-advertentie NASA.
Be A Martian!
Mars needs YOU! In the future, Mars will need all kinds
of explorers, farmers, surveyors, teachers . . . but most of
all YOU! Join us on the Journey to Mars as we explore with
robots and send humans there one day.
marsmobile.jpl.nasa.gov/multimedia/resources/
mars-posters-explorers-wanted/
| 32017-4 | Geo-Info
...en verder
4 Tien jaar INSPIRE: wat levert dat op? 7 Column – Marjan Bevelander
8 Internationaal @ ITC11 Open Kaart12 Verslag - AGILE-conferentie 2017
in Wageningen15 Column – Willemijn Simon van Leeuwen
21 Boek – ‘Schatten van kaarten’ uit Zeeuws-Vlaanderen en België
22 Verslag – SurveyorByDaySuperheroByNight
25 Column – Camille van der Harten
26 Verslag – De potentie van Geo-handelsmissies
31 MapGear draagt bij aan internationale duurzaamheidsprojecten
32 De buitenlandse activiteiten van Geodan
36 Wereldwijd betrouwbaar spoor en industrie, georganiseerd vanuit Nederland
38 Saricon, Van den Herik en BomBe; internationaal samenwerken en maritieme geodata inwinnen met ‘PLOF’-gevaar
42 CycloMedia slaat zijn vleugels internationaal uit
44 Location is key 46 Vakverenigingsmedia bij de buren51 Klaar voor geo?52 Verslag – De IBGE-UNGEGN
Toponymiecursus in Rio de Janeiro54 Internationaal werk van het Kadaster:
waar we gaan en waar we staan56 Verslag – CLGE General Assemblee,
20-23 april 2017 te Lausanne: Swiss time!
58 Verslag: Geomatics Day 2017 in Delft was een groot succes!
60 Verslag – Symposium De Bosatlas – 140 jaar de wereld in kaart
66 Verslag – Bijeenkomst GIN Themagroep West
68 ‘Niet openbaar tot 2100’69 Boek – 175 jaar TU Delft, erfgoed
in 33 verhalen
In dit nummer ...
28EuroGeographics; een
internationale samenwerking op het gebied van
ruimtelijke informatie
62Eerste bruikbaarheidstesten
van vario-schaal kaarten
40Internationaal werken;
een uitdaging voor student en docent
34Broei meten en muizen vangen met LoRaWAN
16Geodesign met pictogrammen
4 | Geo-Info | 2017-4
Interview Rob van de Velde, directeur bij Geonovum
Tien jaar INSPIRE: wat leve r
Tien jaar geleden werd de
Europese INSPIRE-richtlijn van
kracht. Volgens Rob van de
Velde, directeur van Geonovum,
kan het belang van deze
Europese richtlijn niet genoeg
worden benadrukt. INSPIRE is
onze gemeenschappelijke taal
geworden voor data-uitwisseling
in Europa. Maar INSPIRE is ook
van invloed geweest op de
ontwikkeling van onze eigen
basisregistraties. En INSPIRE
blijft belangrijk! “Want als tien
jaar INSPIRE één ding heeft
aangetoond, dan is het wel dat een
gezamenlijke Europese aanpak ons
veel verder brengt.” Een gesprek
over de kracht, tekortkomingen
en de toekomstwaarde van een
jubilerende milieurichtlijn.
Interview door Rob Burkhard
Internationalisering
Milieu is per definitie een grensoverschrijdend
vraagstuk. Luchtvervuiling stopt niet bij de
grens. Vervuild water stroomt van het ene land
naar het volgende. Het is niet voor niets dat dit
een van de terreinen was waarop Europa als eer-
ste gezamenlijk beleid wilde ontwikkelen. In de
aanloop naar dat gezamenlijke beleid ontstond
al snel het besef dat er daarvoor ook gegevens
nodig waren. Data uit alle Europese landen.
Nog voordat het fenomeen open data
bestond, besloten de lidstaten om de INSPIRE-
richtlijn in het leven te roepen. Stapje voor
stapje zouden alle gegevens die te maken
hebben met het milieu in de Europese Unie
digitaal uitwisselbaar worden. Afspraken wer-
den gemaakt over de vorm en vindbaarheid
van deze gegevens. Drempels ten aanzien van
het delen van data zouden zoveel mogelijk
uit de weg worden geruimd. Zo zouden alle
lidstaten kunnen profiteren van de groeiende
verzameling aan milieu-informatie. In 2007 was
het zover. De INSPIRE-richtlijn was een feit.
Vanuit de inhoud opgebouwd
“Tien jaar na de inwerkingtreding van INSPIRE
kunnen we met bewondering terugkijken
op de aanpak die voor INSPIRE is gekozen”,
vindt Rob van de Velde. “Bij het maken van de
richtlijn had de Commissie in de eerste plaats
de overtuiging dat het allemaal vanuit de
inhoud moest gebeuren. Specialisten op het
gebied van bodem, lucht, water enzovoort, uit
alle Europese landen, werden geraadpleegd en
gevraagd hoe zij het meeste aan de milieu-
gegevens zouden hebben. Welke gegevens
vonden zij het belangrijkste? Welke definities
wilden zij hanteren? Zo zijn op basis van con-
sensus, van onderop, de belangrijkste ingre-
diënten voor INSPIRE verzameld. Voor de (door)
ontwikkeling van onze eigen basisregistraties is
dit nog steeds een waardevol voorbeeld.”
Het tweede element in de Europese aanpak
is dat de Commissie met geduld, maar ook
met vasthoudendheid is gaan controleren wat
de lidstaten met de inmiddels vastgestelde
verplichtingen hebben gedaan. En dat gaat
door tot op de dag van vandaag. “Jaarlijks
moet je als land rapporteren waar je staat”,
legt Van de Velde uit. “Daar gaat de Commissie
heel systematisch mee om. En zo hebben we
De INSPIRE-richtlijn
is vanuit de inhoud
gemaakt
Rob van de Velde: “Voor het uitwisselen van infor-
matie en het kiezen van protocollen en standaar-
den kun je het beste aansluiten bij internationale
afspraken. Tien jaar INSPIRE toont aan dat dat veel
meer oplevert.”
| 52017-4 | Geo-Info
gezien dat er nu al tienduizenden datasets
toegankelijk zijn gemaakt. In elk van de 28
EU-landen is inmiddels een stelsel opge-
bouwd om gegevens te kunnen uitwisselen.
In Nederland heeft dit onder andere geleid
tot de realisatie van het Nationaal Georegister
(NGR) en de oprichting van PDOK [1].
Gemeenschappelijke taal
voor data-uitwisseling
Volgens Van de Velde kunnen we concluderen
dat – tien jaar na de inwerkingstelling – INSPIRE
ervoor heeft gezorgd dat milieugegevens in
Europa stap voor stap steeds toegankelijker
en vindbaarder zijn geworden. “We hebben
met INSPIRE een uniek stelsel voor data-
uitwisseling. Er zijn misschien wel 5.000 over-
heidsorganisaties die hun data allemaal op
dezelfde manier opstellen, beschrijven en via
webservices beschikbaar maken. Daarmee is
INSPIRE echt een gemeenschappelijke taal.”
In Nederland beschouwen de meeste mensen
INSPIRE in de eerste plaats als een verplich-
ting. “Maar als je verder kijkt, dan zie je dat
INSPIRE voor Nederland ook een vliegwiel is
geweest voor allerlei verdere ontwikkelingen.
PDOK, ons rijksbrede knooppunt voor data,
is ontstaan als direct gevolg van de eisen die
vanuit INSPIRE zijn gesteld. En… als je dan
toch zoiets aan het maken bent, dan ontdek
je al snel dat je deze aanpak ook voor andere
vraagstukken kunt gebruiken. De BAG, de
BGT, en straks de BRO, alles wordt op een
eenduidige manier voor iedereen ‘on the fly’
raadpleegbaar gemaakt. En dat levert heel
veel op. We registreren nu al miljarden hits
e rt dat op?
THEMA
Stapje voor stapje zijn alle gegevens die te maken hebben met het milieu in de Europese Unie digitaal uitwisselbaar worden via de INSPIRE-richtlijn (illustratie:
Tanne Nouwens).
6 | Geo-Info | 2017-4
op de informatie die wij als overheid vanuit
één punt aanbieden. Dàt zoveel data nu open
toegankelijk zijn, is te danken aan het Verdrag
van Aarhus en het open data beleid. Maar voor
de manier waaròp we die data beschikbaar
stellen, heeft INSPIRE de basis gelegd, de
standaarden bepaald. Zonder INSPIRE waren
we nooit zover geweest.”
Oplossen van concrete milieuproblemen
Is er dan geen enkele kritiek op INSPIRE? Zeker
wel. Een terechte opmerking is volgens Van de
Velde dat bij de totstandkoming van INSPIRE
nog niet direct naar de oplossing van concrete
problemen toe is gewerkt. Er is gekozen voor
een hele brede benadering. Alles wat aan
milieugegevens beschikbaar kon komen, dat
was welkom. Waren data niet beschikbaar,
dan hoefden lidstaten die niet speciaal voor
INSPIRE in te gaan winnen. Het is begrijpelijk
dat het aanbod van data daardoor per land
verschilt. In wezen is het ook een kracht van
INSPIRE dat er ruimte is voor nationale verschil-
len. Een land als Italië zal meer gegevens over
aardbevingen beschikbaar hebben, terwijl
landen als Nederland of Engeland verder zijn
op het gebied van overstromingen.
Toch kun je stellen dat voor het oplossen van
concrete problemen INSPIRE nu nog te weinig
oplevert. Van de Velde: “Bijvoorbeeld: als we
willen dat er een oplossing komt voor grens-
overschrijdende stikstofemissies, dan moeten
we alle lidstaten vragen of opleggen om al
hun emissies in kaart te brengen. Dat soort
verplichtingen zijn in andere Europese
richtlijnen vastgelegd dan INSPIRE. INSPIRE
gaat vooral over de infrastructuur. Op dit
moment kan het dus voorkomen dat je voor
concrete milieuvragen nog niet alle informatie
hebt. Misschien kun je binnen een thema alles
vinden over Slovenië, maar nog niet alles over
Duitsland. Er zitten gaten in de beschikbaar-
heid van gegevens.”
Meer focus en eenvoudiger
“Die kritiek is dus terecht”, vervolgt Van de
Velde. En dat is momenteel de realiteit van
Europa. “Maar juist omdat we een gedeeld
stelsel, een gemeenschappelijke taal heb-
ben ontwikkeld, kunnen we nu makkelijker
verder met de volgende stappen. Een van
die volgende stappen is dat Europa nu de
urgentie van bepaalde thema’s moet vaststel-
len. Dat kan door het stellen van Europese
prioriteiten gebaseerd op de al bestaande ver-
plichtingen rond milieurapportage. Maar het
kan ook doordat landen onderling afspraken
maken. Zoals is gebeurd rond luchtveront-
reiniging. Als wij in Nederland willen weten
hoeveel luchtverontreiniging uit België of
Duitsland komt, dan maken we met de Belgen
en Duitsers nadere afspraken over het uitwis-
selen van luchtmetingen. En dat kan nu op
basis van INSPIRE, onze gemeenschappelijke
taal op het gebied van milieugegevens.”
Dat INSPIRE aantoonbaar nuttig is als instru-
ment in de aanpak van grensoverschrijdende
vraagstukken, is niet al te lang geleden ook
bevestigd na de uitgebreide doorlichting van
Europese richtlijnen die onder leiding van
Frans Timmermans is uitgevoerd. Daaruit is
gekomen dat er geen twijfel bestaat over het
belang van een gedeeld, Europees informatie-
stelsel. En dat INSPIRE aantoonbaar nuttig is.
Aanbevelingen bij diezelfde doorlichting waren
wel dat er nu meer focus moet komen op de
bruikbaarheid van INSPIRE voor het oplossen
van concrete milieuvraagstukken. Dit heeft
geleid tot een prioritaire datalijst waarvan de
Commissie heeft bepaald dat die er nu als
eerste moeten komen, voor alle landen.
Digitale transformatie? Aansluiten
bij Europese afspraken!
“Dus ja”, benadrukt Van de Velde nogmaals,
“Er moet meer focus en prioritering worden
aangebracht. Maar de richtlijn voldoet aan de
gestelde doelen en er zal verder mee worden
gewerkt. Ook in de toekomst.” En daarmee
komen we volgens Van de Velde op de kern
van het belang van INSPIRE. “Als je als overheid
aangehaakt wil blijven bij de digitale transfor-
matie die de wereld momenteel doormaakt,
dan moet je niet op een eilandje gaan zitten
waar je alles zelf uitdenkt als land. Voor het
uitwisselen van informatie en het kiezen
van protocollen en standaarden kun je het
beste aansluiten bij internationale afspraken.
Tien jaar INSPIRE toont aan dat dat veel meer
oplevert. En dat die internationale context
meer kans biedt op een doordachte en toe-
komstbestendige oplossing. De problemen in
pakweg Denemarken of Spanje zijn niet zoveel
anders dan in Nederland. Zorg daarom dat je
kiest voor standaarden die dus ook worden
ondersteund door leveranciers van systemen
die ook internationaal worden ondersteund.”
Ook op strategisch niveau moet het besef
doorsijpelen dat je het beste kunt aansluiten
bij de dingen die we in Europees verband
al hebben bedacht. Zeker ook als het gaat
om het ontwikkelen van ambitieuze stelsels
zoals de Omgevingswet, BRO en dergelijke.
De digitale transformatie is per definitie een
internationaal fenomeen. Internetontwik-
kelingen en disruptieve bedrijven die met
data willen werken, zullen zich aan interna-
tionale afspraken houden, maar zullen zich
niet richten naar specifieke Nederlandse
voorwaarden. De transformatie naar meer
datagedreven beslissingen in beleid is niet iets
wat in Nederland is uitgevonden. Zorg er dus
voor dat je met de koplopers in Europa samen
optrekt en gebruikmaakt van de dingen die al
zijn ontwikkeld. De afgelopen tien jaar hebben
bewezen dat dat werkt!”
Meer weten over INSPIRE? Zie www.geonovum.nl
of mail [email protected].
Referentie[1] Publieke Dienstverlening op de Kaart, centrale voorziening
voor het ontsluiten van geodatasets van nationaal belang.
PDOK is het resultaat van een samenwerking tussen Kadas-
ter, ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische
Zaken, Rijkswaterstaat en Geonovum.
INSPIRE gaat vooral
over de infrastructuur
Geen twijfel over het
belang van een gedeeld,
Europees informatie stelsel
Internationalisering
| 72017-4 | Geo-Info
Bij het schrijven van deze column zijn het de laatste
mooie weken voor de vakantie en is het werken aan de
‘digitalisering’ van de Omgevingswet enerverend te noemen.
Critici roeren zich flink, onder andere naar aanleiding van
het BIT-advies om te stoppen met de vernieuwing van de
Basisregistratie Personen. Logisch dat er ook heel kritisch
wordt gekeken naar de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel
Omgevingswet. Al is dat niet altijd motiverend.
Het komt voor dat ik met mensen aan tafel zit die
serieus voorstellen om het voorbeeld van de ontsluiting van
ruimtelijke plannen in het Verenigd Koninkrijk te volgen: een
startpagina met links naar websites van bevoegd gezagen.
In het Verenigd Koninkrijk is het allemaal lokaal georganiseerd
met een enorme versnippering in informatievoorziening tot
gevolg: plannen, regelgeving, vergunningaanvragen; alles
staat lokaal. De gebruiker trekt aan het kortste eind, want zie
daar maar een overzicht van ‘wat mag op een locatie’ van te
maken. Dit alternatief is natuurlijk een manier om risico’s van
grote ICT-projecten van de overheid te reduceren. Dat je daar-
mee een toch al vrij groot kind met het badwater weggooit,
zou toch niet de bedoeling moeten zijn?
Maar gelukkig zijn er ook positieve geluiden. De aanbe-
velingen uit het rapport: Maak Waar! (http://bit.ly/2on5tpR )
dat in april door de Studiegroep Informatiesamenleving en
Overheid is gepresenteerd, versterken juist weer het idee dat
we de goede koers volgen. In het rapport wordt ondermeer
een lans gebroken voor “‘Eén overheid’ in dienstverlening en
uitvoering naar en voor burgers en bedrijven”. Het rapport
beschrijft digitalisering als opdracht aan de overheden geza-
menlijk; het is een interbestuurlijke verantwoordelijkheid; de
ontwikkeling en besluitvorming zal door gemeenten, Rijk en
andere overheden hand in hand moeten worden opgepakt.
Precies wat we met de ontwikkeling van het DSO beogen:
niet een centraal ICT-systeem, maar keteninformatisering.
Ook was het heel goed om dit in het Geo-Info thema-
nummer over de Omgevingswet (april 2017) nog eens door
te nemen. Het enorme enthousiasme dat uit het brede scala
aan artikelen naar voren komt, is indrukwekkend. Op zoveel
plekken in Nederland worden de kansen die de wet biedt om
dienstverlening en informatievoorziening op het gebied van
ruimtelijke ordening en leefomgeving gezien en opgepakt.
Vandaar ook dat een deel van de titel van deze column
“Herken de kansen en verzilver deze!” een citaat is uit het
interview met Pieter Meijer en Bert Uffen (managers bij het
uitvoeringsprogramma Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)).
De oproep om aan te sluiten op het DSO is gericht aan het
geo-werkveld: het mooie van het DSO is dat voor eindgebrui-
kers steeds activiteit en locatie leidend is. Daar komt bij dat het
DSO open koppelvlakken biedt, waardoor het mogelijk is om
toepassingen te ontwikkelen die daarop aansluiten. Het DSO
biedt de basis. Uit de rest van het themanummer blijkt dat het
werkveld inderdaad tal van kansen ziet, het DSO constructief
kritisch volgt en al volop experimenteert.
Zo zegt Heidi van der Vloet van de gemeente Eindhoven
dat “de uitdaging voor de geo-community is om de oren en
ogen open te houden en steeds na te blijven denken over
uitvoerbaarheid en samenhang. Want zonder ‘geo lego-
grondplaat’ is het lastig informatiehuizen bouwen en pas als
de informatie gaat stromen, wordt de wet een succes.”
Ook het bedrijfsleven laat zich niet onbetuigd. Enerzijds is
er kritiek dat er nog te weinig wordt ingezet op samenwerking,
anderzijds zijn er ook bedrijven die al flink anticiperen en niet
wachten op een uitnodiging. Het verhaal van Bart Huijbers,
Simon Handgraaf en Victor van Katwijk van Geodan over de
Vergunningchecker brengt heel mooi de uitdagingen van de
huidige praktijk in kaart: “Geo-data zijn niet altijd toepasbaar
voor een juridisch doel of ontbreken zelfs. Aan de regelge-
vende kant moet meer aandacht worden geschonken aan
het correct en eenduidig verwijzen naar geografische locaties.
De standaarden voor omgevingsdocumenten, die het Rijk
op dit moment ontwikkelt, zullen daarin een wezenlijke rol
vervullen. Als het lukt om de standaarden, de regelgeving en
de geo-data allemaal op niveau te krijgen, zal het omgevings-
recht werkelijk Eenvoudig Beter worden.” Wim van Pijkeren van
Arcadis stelt dat met de Omgevingswet geo-informatie een
cruciale rol krijgt in de ruimtelijke inrichting. Dat de mega-
operatie om een goed functionerend DSO te realiseren een
nieuwe dynamiek met zich meebrengt in het geo-werkveld.
Een beweging van passief informatieverstrekkend naar het
actief ondersteunen van ‘decision support’.
Stuk voor stuk verhalen die mij uit het hart gegrepen
zijn. Het sterkt me in het idee dat we op de goede weg zijn.
Het stelsel zal niet in een paar jaar rond zijn, maar met de inzet
van zoveel kennis en betrokkenheid vanuit allerlei overheids-
lagen, bedrijfsleven en het onderwijs maken we veel kans om
een belangrijke ontwikkeling voor Nederland neer te zetten.
Marjan Bevelander
Beleidsmedewerker Digitalisering Omgevingswet
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Column
Mar
jan
Be
vela
nd
er
Maak waar:
herken de kansen en verzilver deze!
THEMA
8 | Geo-Info | 2017-4
Het ITC, in de naoorlogse jaren
50 opgericht als ‘International
Training Centre for Aerial Survey’,
was de Nederlandse bijdrage
aan het Verenigde Naties ‘Official
Development Assistance (ODA)’
programma. In de loop der
jaren heeft het ITC-werkveld
technologisch een behoorlijke
ontwikkeling doorlopen tot
uitdrukking komende in de
huidige naam van de Faculteit ITC
(onderdeel van de Universiteit van
Twente): ‘Geo-information science
and Earth Observation’. Tevens
dekken we veel meer vakgebieden
af dan in de beginjaren, toen
de focus lag op geodesie en
luchtfotografie (figuur 1 en figuur
2), terwijl we ons heden ten dage
daarnaast bezighouden met
mondiale problemen in landbouw
energietransitie, voedselzekerheid,
klimaat, stedelijke ontwikkeling,
rampen en landadministratie, om
maar wat voorbeelden te noemen.
Door Freek van der Meer, Tom Loran,
Emile Dopheide en Jaap Zevenbergen
Wat is gebleven, is de missie en het mandaat
voor kennisopbouw in de context van ontwik-
kelingssamenwerking: de wereld van ITC is
de wereld. Tijdens de recente heraccreditatie
heeft ITC’s Master opleiding ‘Geo-information
Science and Earth Observation’ het onder-
scheidende kenmerk (‘distinctive feature’)
‘internationalisation’ van de Nederlands-
Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
gekregen. Dit na overigens ook drie jaar op rij
verkozen te zijn tot top master in de keuzegids
masters.
Een internationaliseringskenmerk lijkt logisch
voor een opleiding gegeven aan een instituut
met zo’n internationale naam en faam, maar
niets is minder waar. Voor een kenmerk
internationalisering moet je nogal wat doen.
Allereerst moet er een gedragen visie op
internationalisering zijn met heldere meetbare
leerdoelen die recht doen aan internationale
en multiculturele doelstellingen. Het onder-
wijs zelf moet in het teken staan van inter-
nationale c.q. globale problematiek. De stu-
dentenpopulatie moet van verschillende
nationaliteiten zijn met verschillende culturele
achtergronden en van de onderwijsstaf
verwacht men dat ze internationaal werkzaam
zijn, maar ook afkomstig uit verschillende
werelddelen.
Als voorbeeld; de ITC staf vertegenwoordigt
44 nationaliteiten. Van het wetenschappelijk
personeel is ongeveer 55% afkomstig uit de
EU (60% Nederland en 40% andere landen).
Van de resterende 45% is 18% afkomstig uit
Azië, 15% uit Afrika, 8% uit Latijns Amerika,
7% uit het Midden-Oosten en 5% uit overige
werelddelen. De promovendi (momenteel
146 personen) vertegenwoordigen 42 nationa-
liteiten, waarvan de top 4: China (26), Iran (16),
Nederland (9) en Indonesië (7). Wat betreft de
studentenpopulatie, peildatum januari 2017,
bestond de studentenpopulatie uit studenten
uit 48 verschillende landen, waarbij China,
Ethiopië, Kenia, Indonesië en Tanzania het
meest vertegenwoordigd zijn. Het overgrote
deel van de studenten komt uit Azië (48%) en
Afrika (41%).
Ook zaken als de leeromgeving, voorzienin-
gen (bijvoorbeeld restaurant met een interna-
tionale keuken; goede studentenhuisvesting)
en op de internationale student toegesneden
dienstverlening zijn aspecten die meetellen
om aan het internationaliseringskenmerk te
voldoen. Op de meeste onderdelen scoorde
ITC goed, met name op de standaarden
Leeromgeving en Samenstelling van de stu-
dentenpopulatie. Een element waar wel meer
aandacht aan geschonken moest worden, was
een explicietere toetsing van leerdoelen met
betrekking tot internationalisering. Al met al
moet je als opleiding aan een flinke waslijst
van standaarden voldoen om het internatio-
naliseringskenmerk te verkrijgen.
Ondernemerschap
Onderwijs aanbieden aan internationale
studenten wil ook zeggen rekening hou-
den met verschillen in niveau en ervaring
(synchronisatie van voorkennis) en een
flexibele opleiding waarbij de wens van de
student centraal staat. Momenteel zijn we de
masteropleiding aan het herzien en aan het
ombouwen tot een tweejarig programma met
eenzelfde academische cyclus als de andere
masterprogramma’s van de Universiteit van
Twente (UT). In de nieuwe opzet gaan we
in toenemende mate gebruikmaken van de
kennis en ervaring die er bij de UT is op het
Internationalisering @ ITC
Luchtfotointerpretatie (copyright ITC).
Internationalisering
| 92017-4 | Geo-Info
gebied van ondernemerschap. De academicus
van de toekomst werkt vaak discipline-over-
stijgend en in een internationale context als
een ‘global citizen’, maar is ook meer en meer
een entrepreneur. Veel van onze alumni heb-
ben intussen een eigen bedrijf. Via aandacht
voor ondernemerschap in het curriculum
willen we hen helpen om lokale markten te
ontginnen en hun eigen bedrijf te beginnen.
Studentmobiliteit krijgt ook een grotere rol in
het curriculum dan het nu al heeft. Via stages
en uitwisselingsprogramma’s doen interna-
tionale studenten buitenlandervaring op naast
het ervaren van de multiculturele classroom in
Enschede. In toenemende mate werken we in
zogenaamde publiek-private samenwerkingen
waar overheid, academia en bedrijfsleven
intensief samenwerken. Zo is er een directe
koppeling tussen onderwijs en de markt voor
afgestudeerden.
JEP’s
Het ITC is ook al meer dan tien jaar actief in
zogenaamde ‘joint education programs’ die
wij intern JEP’s noemen. Dit zijn joint of dou-
ble degree master programma’s (veelal een
gezamenlijk programma dat wordt afgesloten
met twee graden en twee diploma’s) aange-
boden samen met een universitaire partner
in de regio; deels in Enschede en deels op
locatie gegeven. Vaak volgen studenten ook
onderdelen via afstandsonderwijs. Thema-
tisch zijn de JEP’s grotendeels een kopie van
het ITC-programma, maar richten ze zich wel
sterk op de lokale/regionale problematiek,
denk aan droogte in Afrika, overstromingen
in Azië enzovoorts. De begeleiding van het
afstudeeronderzoek doen we samen met
de partner en vaak is er een gemeenschap-
pelijk veldwerkgebied in het land van de
partner. Momenteel lopen er programma’s
in China (Chang’an University in Xi’an; en
Beijing Normal en Capital Normal University in
Beijing), India (IIRS), Ghana (KNUST), Tanzania
(Ardhi University), Kenia (RCMRD) en Indonesië
(UGM in Yogyakarta en ITB in Bandung), is er
een gemeenschappelijke master samen met
universiteiten in Zweden, Polen en IJsland
(iGEON) en een volledige online master.
Voor iGEON krijgen studenten een MSc in
‘Geographical Information Science’ van de
Universiteit van Lund en als men ook een
diploma van ITC wil verkrijgen moet men 25%
van de studie in Enschede volgen. Tenslotte
is er een gezamenlijke master ‘Geographical
Information Management and Applications’
(GIMA) samen met de universiteiten van
Utrecht, Delft en Wageningen en is ITC
partner in een International MSc in Kartografie
samen met universiteiten van München,
Dresden en Wenen.
Spatial engineering
Momenteel is het ITC bezig met de ontwik-
keling van een nieuwe zogenaamde initiële
master ‘spatial engineering’. Dit is een brede
ingenieursopleiding waar we ruimtelijke
kennis van ITC combineren met technische
kennis uit de hoek van de civiele techniek
en maatschappelijke kennis vanuit sociale
wetenschappen. Deze ingenieur van de
toekomst kan multi-level ruimtelijke proble-
men analyseren en brede ‘wicked problems’
het hoofd bieden. Kennis wordt ontwikkeld in
en voor een internationale context samen met
internationale partners, gericht op de Grand
Challenges. Studenten leiden we op tot Global
Citizens van de toekomst.
Internationale netwerken
ITC is ook nadrukkelijk actief in inter nationale
netwerken en zo agendabepalend voor
mondiale agenda’s. Zo is ITC als enige
kennis instelling in Nederland participerende
organisatie in GEO (‘the Group on Earth
Observation’) een partnerschap van 100 nati-
onale overheden and 100 organisaties met
een inter nationaal mandaat met als doel
het coördineren van aardobservaties voor
grensoverschrijdende problemen. In GEO is
ITC de leidende organisatie voor vraagstuk-
ken op het gebied van capaciteitsopbouw
en internationalisering. Ook heeft ITC een
leidende rol in de ICA (‘the International
Cartographic Association’) met als doel
de promotie van kartografie en GIS in een
internationale context, en is vanaf de start
prominent partner binnen GLTN, het Global
Land Tool Network, dat werkt aan eerlijke
landrechten voor iedereen. Naast meepraten
en meedenken in internationale gremia is
open data en open access een voorwaarde
voor het ontsluiten van geo-data en het
ontwikkelen van de markt. Sinds 1988 werkt
ITC aan een eigen GIS en remote sensing
software pakket ILWIS (‘the Integrated Land
and Water Information System’). In eerste
instantie is dit pakket commercieel in de
markt gezet, maar sinds 2006 is het een open
source software pakket dat gratis is te down-
loaden en te gebruiken. Ook werkt ITC aan
low cost disseminatie van remote sensing
data products. De GEONETCast Toolbox (een
plug-in in ILWIS) maakt het real-time down-
loaden van satelliet data producten mogelijk.
Een investering van minder dan 1.000 euro
Turen door de stereoscoop (copyright ITC).
THEMA
10 | Geo-Info | 2017-4
in een schotel ontvanger en hardware maakt
het mogelijk om data te ontvangen op elke
willekeurige locatie op aarde. Zo zijn er al
meerdere ontvangst stations in werking in
Afrika en Azië.
Internationalisering versus
capaciteitsopbouw
Vaak lijkt het alsof mensen denken dat
internationalisering hetzelfde is als capaci-
teitsopbouw. Er zijn parallellen en de twee
gaan goed samen, maar het primaire doel is
anders. Capaciteitsopbouw is gericht op het
versterken van mensen en onderwijsinfra-
structuur in ontwikkelingslanden en landen
in transitie. Het beoogde doel is om lokale
gemeenschappen weerbaarder en veerkrach-
tiger te maken. Het richt zich op individuen,
organisaties en samenwerking tussen orga-
nisaties oftewel de samenleving in breedste
zin des woords. Capaciteitsopbouw vindt dus
plaats op verschillende niveaus en in de inter-
acties tussen die niveaus. Hoewel dit vaak
gebeurt door kennisdeling tussen landen,
kan de capaciteit opgebouwd worden voor
een specifiek land en hoeft dus niet per se
internationaal te zijn.
Langdurige samenwerking
Capaciteitsopbouw is een kwestie van
lange adem. Het is geen project van vier jaar
met een training van trainers aan het eind.
De horizon is typisch tien jaar. Het is belang-
rijk vooraf te investeren in het opbouwen
van een relatie op basis van wederzijds
respect. Daarin moeten partners halen en
brengen. Dat kan via exchange programma’s
van staf en studenten in combinatie met
een gezamenlijk gedragen onderzoekspro-
gramma. Immers onderwijs is onlosmakelijk
verbonden met onderzoek; de resultaten
van het onderzoek ploegen we terug in het
onderwijs. Voor westerse universiteiten lijkt
het doel van internationalisering het binnen
halen van buitenlandse talentvolle studenten.
Daar moeten we als ITC voorzichtig mee zijn
want brain drain ligt op de loer en zou niet
stroken met onze missie en mandaat van
capaciteitsopbouw.
Conclusies
Internationalisering in onderwijs is meer dan
het geven van les in het Engels over proble-
matiek die nationale grenzen en prioriteiten
overstijgen. Ingrediënten zijn een mixed class
room, internationale staf met internationale
ervaring, mondiale vraagstukken, student
mobiliteit en opleiden tot global citizens,
maar omvat ook praktische zaken zoals bij-
voorbeeld een restaurant met internationale
keuken. Internationalisering vraagt ook dat
internationaliseringsleer doelen expliciet aan-
dacht krijgen en getoetst worden. Ondanks
de jarenlange ervaring met internationaal
onderwijs is ook voor een instelling als het
ITC een internationaliseringskenmerk voor
haar opleidingen geen automatisch gegeven.
Tenslotte, er zijn parallellen tussen inter-
nationalisering en capaciteitsopbouw, maar
de doelstellingen zijn anders: opleiden van
studenten door multiculturele staf tot global
citizens versus opbouwen van een kennis-
infrastructuur in doellanden. ITC werkt er al
meer dan 65 jaar aan om aan beide doelen
succesvol invulling te geven.
Links• ITC: www.itc.nl
• Internationalisering: ECA (2015), Frameworks for the Assessment of
Quality in Internationalisation, zie: www.nvao.com/procedures/
eca-frameworks-assessment-quality-internationalisation
• NVAO distinctive quality feature internationalisation:
www.nvao.com/quality-assurance-systemsthe-netherlands/
distinctive-quality-feature-internationalisation
• GEO: www.earthobservations.org/index.php
• ICA: icaci.org/
• ILWIS: 52north.org/communities/ilwis
• GEOnetcast: www.itc.nl/Pub/WRS/WRS-GEONETCast
Freek van der Meer is hoogleraar Duurzame Energie en
Geo-resources, en Vice-Decaan en lid van het Facultair
Management Team van de Faculteit ITC (Universiteit
van Twente) en belast met projecten, capaciteitsop-
bouw, internationalisering en valorisatie.
Hij is bereikbaar via [email protected].
Tom Loran is coördinator externe betrekking bij de
Faculteit ITC. Hij is bereikbaar via [email protected].
Emile Dopheide is coördinator onderwijs bij de Faculteit
ITC en is bereikbaar via [email protected].
Jaap Zevenbergen is hoogleraar Land Administration
and Management, vice-decaan en lid van het Facultair
Management Team van de Faculteit ITC. Hij is belast
met onderwijs en is tevens Opleidingsdirecteur.
Hij is bereikbaar via [email protected]. Veldwerk (copyright ITC).
Data-inwinning met drone (copyright ITC).
THEMAInternationalisering
| 112017-4 | Geo-Info
OPEN k a a r t
Deze keer in Open Kaart een metrokaart van het Romeinse Rijk en andere (hedendaagse) metrokaarten.
Jan-Willem van Aalst
(Imergis.nl en Opentopo.nl, [email protected])
Sasha Trubetskoy heeft een alleraardigste kaart ont-
worpen van het stelsel van Romeinse wegen ruim
tweeduizend jaar geleden. Het doel van deze kaart
is om te illustreren hoe machtig en uitgestrekt het
Romeinse rijk in die tijd was, en hoeveel waarde de
Romeinen hechtten aan hun wegeninfrastructuur.
De gekozen visuele opmaak van de overbekende
Londense metrokaart onderstreept dat belang
van die wegeninfrastructuur nog maar eens.
Juist door deze opmaak wordt de schromelijke
veralgemenisering van kustlijnen en routes zon-
dermeer acceptabel. De kleuring van de wegen
lijkt aanvankelijk willekeurig, maar deze blijkt
de namen van de wegen te duiden. Een mooie
vondst, handig voor bijvoorbeeld het onderwijs.
Verder zal de kaart weinig functionele meer-
waarde hebben, want lang niet alle wegen staan
er op. Zeker niet in Italië, maar ook niet in onze
contreien. Als je zo’n weg wil bezoeken, zul je
toch een topografisch product nodig hebben.
Dit is dus een mooi voorbeeld van de categorie
‘themakaart met een glimlach’.
Marijn Bosma
(BosmaGrafiek.nl, [email protected])
Sasha Trubetskoy koos voor het uiterlijk van een
‘metrokaart’ omdat daarin het accent ligt op de
verbindingslijnen. Ook de belangrijke knooppun-
ten springen er goed uit. Hij heeft de ‘tussenhal-
tes’ subtiel aangegeven met stipjes in dezelfde
kleuren als de lijnen; dat is rustiger dan de
halte-dwarsstreepjes in Harry Beck’s oerkaart van
de Londense metro! Het zou nog rustiger kunnen
met dunnere lijnen en iets dikkere stipjes zonder
uitsparing, zoals in de metrokaart van Parijs. Jam-
mer dat Trubetskoy zo veel korte trajecten tekent
met ieder hun eigen naam en kleur. Het gemis
aan doorgaande lijnen maakt de kaart erg bont.
Overigens: het wegennetwerk van het gecen-
traliseerde Romeinse Rijk kan je ook prachtig
afbeelden als een stroomgebied.
Zie RoadsToRome.moovellab.com.
Trubetskoy heeft alleen de Europese hoofdlijnen
afgebeeld en dat geeft een helder beeld. Lokale
doorsteekjes heeft hij terecht weggelaten.
Wie echt alles wil weten over alle Romeinse
wegen, etappeplaatsen en marsafstanden kan
terecht op de OmnesViae.org en Vici.org websites.
René Voorburg heeft daarin voortgebouwd op
de Tabula Peutingeriana. Het origineel van die
Peutingerkaart was een muurschildering in het
antieke Rome die de samenhang toonde van het
grote Romeinse Rijk. En ook die antieke visualisatie
was geniaal schematisch en helder!
Metrokaart van het Romeinse Rijk, een antiek netwerk met moderne visualisatie
Via Lusitanorum
Via DelapidataVia Augusta
Via Aquitania
Via Asturica Burdigalam Via Domitia
Via Agrippa I
Via Agrippa II
Via Agrippa III
Via Aurelia
Via Cassia
Via Julia Augusta
Via Postumia
Via Aemilia
Via Sucinaria
Via Militaris
Via Egnatia
Via Appia
Via Popilia
Via Traiana
Via Tiburtina
Via Flaminia
Via Salaria
Via Claudia
Via Claudia
Via Claudia Via Maris
Via Traiana Nova
Via Numida
Via Valeria
Via Flavia
Via Graeca
Via Adriatica
Via Britannica
Via Gallica
Via Claudia Augusta
Via Germanica
Via Helvetica
Via Caesaraugustana
Via Tarraconensis
Via Baetica
Via Aurelia
Via Gemina
Via Danubia
Via Carpata
Via Domitiana
Via Valeria
Via Augusta Nova
Via Galatica
Via Asiana
Via Hadriana
Via Tiberia
Via Syrica
Nomen viae
Via futura
Via Sarda
Sarmatia
Britannia
Germania
Aquitania
Gallia
Hispania
Mauretania
Africa
Aegyptus
Judaea
Cappadocia
Asia
Achaea
Macedonia
DaciaDalmatia
Italia
Sicilia
Pontus Euxinus
Mare Internum
Arabicus Sinus
Sardinia
Thrace
Raetia
Mare Internum
Belgica
Oceanus
Lusitania
Arabia
Meroe Napata Premis
Nisibis
Singara
Ctesiphon
Phasis
Artaxata
TanaisPanticapaeum
Chersonesus
Olbia
Tyras
Meroe Napata Premis
Nisibis
Singara
Ctesiphon
Phasis
Artaxata
TanaisPanticapaeum
Chersonesus
Olbia
Tyras
RomaOstia
Capua Beneventum
Barium
Brundisium
Aternum
Castrum Truentum
AriminumLuna
Florentia
Bononia
Placentia Verona
Genua
Cemenelum--Nicaea
AquaeSextiae
Arelate
Nemausus
Narbo Massalia
Vapincum
Neapolis
RegiumMessana
Valentia
Vienna
Pisae
PopuloniumArretium
TarracinaTusculum
Tarentum
Canusium
SyracusaeAgrigentum
Lilybaeum
Panormus
Vibo Valentia
Consentia
Salernum
Dertona
Cremona
Parma
Aug. Taurinorum
MediolanumAug. PraetoriaGenava
Ravenna
Patavium
SpoletumSpoletum
Augusto-nemetum
Vesunna
Augustoritum
TolosaTolosa
MediolanumSantonum
Cabillonum
Burdigala
Caesarodunum
AugustodunumLutetia
Aug.Treverorum
DivodurumDurocortorum
Arae Philaenorum
Eusperides
Ptolemais
Apollonia-Sozousa
Leptis Magna
Catabathmus Paraetonium
Berenice
Syene
Coptos
Larinum
Antinoopolis
Virunum
BagacumLondinium
Eburacum
Luguvalium
Dubris
Gesoriacum
Col. Ulpia Traiana
Col. Agrippina
Tarraco
Saguntum
Valentia
Carthago Nova
Tibur
ReateReate
Asturica
Astigi
Corduba
Salamantica
Norba CaesarinaNorba Caesarina
Emerita Augusta
BracaraAugusta
Portus Cale
Conimbriga
Olisippo
Pax Iulia
Lucus Pompaelo
Caesaraugusta
Toletum
Hispalis
Baelo Claudia
Tingis
Gades
Malaca
Carteia
Lixus
Sala Colonia
Rusadir Siga
Cartenna
Caesarea Iol
Saldae
Rusicade
Hippo Regius Carthago
Hadrumetum
Tacape
ThevesteLambaesis
CirtaSicca
Darioritum
PortusNamnetum
Mogontiacum
Argentorate
Aug. Raurica
Aug. Vindelicum
Curia
Cambodunum
Aquileia
Tarsatica
Narona
Carnuntum
Emona
PoetovioAquincum
Vindobona
Iuvavum
Siscia
Sirmium
Salona
Mursa
Singidunum
Viminacium
Naissus
Serdica
Philippopolis
DyrrachiumAmphipolis Perinthus
Doclea
Lugdunum
Apollonia
Phoenice
ActiaNicopolis
Amphissa
Athenae
Corinthus
Patrae
Gythium
Gortyna
Thessalonica
Sarmizegetusa
Drobeta Romula
Apulum
Napoca
Dion
Larissa
Lissus
Ulpiana
Scupi
Apollonia Pontica
OescusOdessus
Istrus
Tomis
Byzantium
Ancyra Sebasteia
Nicaea
Trapezus
Smyrna
Nicomedia
Pergamum
Ephesus
Miletus
Satala
Nicopolis
Tabia
Amaseia
Sinope
AeliaCapitolina
Berytus
Tyrus
Aventicum
Caesarea Maritima
Alexandria Gaza
PelusiumPetra
Philadelphia
Bostra
Aelana
Damascus
Memphis
Antiochia
Clysma
Sardis
Dorylaeum
TyanaIconium
Apamea
Laodicea
Caesarea Melitene
Arsamosata
Tarsus
Palmyra
Beroea
EpiphaniaEpiphania
Tarrae
Caralis
Myra Attalea
Vindonissa
Isca Dumnoniorum
RomaOstia
Capua Beneventum
Barium
Brundisium
Aternum
Castrum Truentum
AriminumLuna
Florentia
Bononia
Placentia Verona
Genua
Cemenelum--Nicaea
AquaeSextiae
Arelate
Nemausus
Narbo Massalia
Vapincum
Neapolis
RegiumMessana
Valentia
Vienna
Pisae
PopuloniumArretium
TarracinaTusculum
Tarentum
Canusium
SyracusaeAgrigentum
Lilybaeum
Panormus
Vibo Valentia
Consentia
Salernum
Dertona
Cremona
Parma
Aug. Taurinorum
MediolanumAug. PraetoriaGenava
Ravenna
Patavium
SpoletumSpoletumSpoletum
Augusto-nemetum
Vesunna
Augustoritum
TolosaTolosaTolosa
MediolanumSantonum
Cabillonum
Burdigala
Caesarodunum
AugustodunumLutetia
Aug.Treverorum
DivodurumDurocortorum
Arae Philaenorum
Eusperides
Ptolemais
Apollonia-Sozousa
Leptis Magna
Catabathmus Paraetonium
Berenice
Syene
Coptos
Larinum
Antinoopolis
Virunum
BagacumLondinium
Eburacum
Luguvalium
Dubris
Gesoriacum
Col. Ulpia Traiana
Col. Agrippina
Tarraco
Saguntum
Valentia
Carthago Nova
Tibur
ReateReateReate
Asturica
Astigi
Corduba
Salamantica
Norba CaesarinaNorba CaesarinaNorba Caesarina
Emerita Augusta
BracaraAugusta
Portus Cale
Conimbriga
Olisippo
Pax Iulia
Lucus Pompaelo
Caesaraugusta
Toletum
Hispalis
Baelo Claudia
Tingis
Gades
Malaca
Carteia
Lixus
Sala Colonia
Rusadir Siga
Cartenna
Caesarea Iol
Saldae
Rusicade
Hippo Regius Carthago
Hadrumetum
Tacape
ThevesteLambaesis
CirtaSicca
Darioritum
PortusNamnetum
Mogontiacum
Argentorate
Aug. Raurica
Aug. Vindelicum
Curia
Cambodunum
Aquileia
Tarsatica
Narona
Carnuntum
Emona
PoetovioAquincum
Vindobona
Iuvavum
Siscia
Sirmium
Salona
Mursa
Singidunum
Viminacium
Naissus
Serdica
Philippopolis
DyrrachiumAmphipolis Perinthus
Doclea
Lugdunum
Apollonia
Phoenice
ActiaNicopolis
Amphissa
Athenae
Corinthus
Patrae
Gythium
Gortyna
Thessalonica
Sarmizegetusa
Drobeta Romula
Apulum
Napoca
Dion
Larissa
Lissus
Ulpiana
Scupi
Apollonia Pontica
OescusOdessus
Istrus
Tomis
Byzantium
Ancyra Sebasteia
Nicaea
Trapezus
Smyrna
Nicomedia
Pergamum
Ephesus
Miletus
Satala
Nicopolis
Tabia
Amaseia
Sinope
AeliaCapitolina
Berytus
Tyrus
Aventicum
Caesarea Maritima
Alexandria Gaza
PelusiumPetra
Philadelphia
Bostra
Aelana
Damascus
Memphis
Antiochia
Clysma
Sardis
Dorylaeum
TyanaIconium
Apamea
Laodicea
Caesarea Melitene
Arsamosata
Tarsus
Palmyra
Beroea
EpiphaniaEpiphaniaEpiphania
Tarrae
Caralis
Myra Attalea
Vindonissa
Isca Dumnoniorum
SPQRQuattuorviriViarum Curandarum
IMPERATOR • CAESARAVGVSTVS •PONTIFEXMAXIMVS • PROGRAMMATE • COMPVTATRATRALI•TABVLAM•FECIT
VIAE ROMANAE MAIORESTabula reticuli
© Sasha Trubetskoy MMXVIIwww. sashat.me
Statiotranslationis
Symbola
Statio futuraStatio
Versio ad. VII kal. JuliusMMDCCLXX auc.
Viae Romanae Maiores, Sasha Trubetskoy, sashat.me/2017/06/03/roman-roads.
Originele metrokaart van Londen, door Harry Beck, 1933.
(Voor huidige versie zie TFL.gov.uk/maps/track/tube)
Metrokaart van Parijs, 2017.
RATP.fr/plans-lignes/plan-metro
Tabula Peutingeriana, kopie uit OmnesViae.org.
12 | Geo-Info | 2017-4
De AGILE-conferentie is de jaarlijkse toogdag van de vereniging van Europese laboratoria voor geografi sche informatie.
De organisatie en invulling ervan zijn in alle opzichten internationaal van karakter. Dit verslag schetst wat facetten.
In Wageningen werd in mei van dit jaar de 20e
editie van de AGILE-conferentie gehouden.
Een vierdaags gebeuren over allerlei aspecten
van omgang met geo-informatie. Locatie: de
campus van Wageningen University & Research.
Er waren 218 deelnemers. De conferentie telde 9
workshops, bijna 70 presentaties en elke ochtend
een keynote voordracht. Er was een posterten-
toonstelling waarbij zowel een professionele jury
als het publiek hun favoriet kozen. Verder vond
een algemene ledenvergadering plaats en werden
er prijzen toegekend voor de beste papers en pos-
ters. Daarnaast was er een sociaal programma met
een ontvangst door de burgemeester, receptie
door de sponsor, een vroege vogelexcursie, een
5 kilometer-loop, een fi etstocht van 20 kilometer
en een galadiner met aperitief. Daaraan deden
zo’n 150 conferentiebezoekers mee.
Kenmerken
Een internationale conferentie is een symptoom
van internationalisering. Voor de hand liggende
kenmerken van internationalisering zijn: de
voertaal, de herkomst van de deelnemers, de
reikwijdte van de onderwerpen. Geen verrassing
natuurlijk dat vandaag de dag de voertaal dan
Engels is, de sprekers en bezoekers uit 26 landen
op vijf continenten komen (zie fi guur 3) en dat
slechts een enkele presentatie over een Neder-
landse situatie gaat.
Maar er is meer dat het internationale karakter
tekent. Denk aan ontwikkelingslanden. Het thema
van de conferentie was ‘Societal Geo-Innovation’.
Dat werd in Wageningen ondersteund door
de plaatsing van borden met posters van de 17
duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde
Naties uit 2015 (zie fi guur 4 en 5), tot dusver alleen
vertoond in New York.
De bedoeling was dat de inzendingen zich
door het conferentiethema en door die doelen
zouden laten inspireren, wat deels ook wel heeft
gewerkt. Andere bijdragen waren maximaal
internationaal want technisch of theoretisch van
aard. Die hadden echter geen direct verband
met de ontwikkelingsdoelen. Misschien worden
ze daar ooit wel voor gebruikt.
Anoniem beoordeeld
De conferentie heeft een boek opgeleverd
met de 19 best beoordeelde ‘full papers’,
Figuur 1 – Uitnodiging 20e AGILE-conferentie.
Figuur 2 – Proosten tijdens het galadiner.
Figuur 3 – Zo internationaal zijn de bezoekers!
AGILE-conferentie 2017 in Wageningen
InternationaliseringVerslag
| 132017-4 | Geo-Info
uitgegeven door Springer International
Publishing AG in Zwitserland (zie fi guur 6).
Opmaak en zetwerk vonden plaats in India, in
nauw overleg met de redactie van het boek.
De redactie, die bestond uit drie Nederlanders
en een Fin, zorgde voor de indeling van het
boek. Belangrijke beoordelingscriteria voor
de inzendingen waren de mate van innovatie,
wetenschappelijke degelijkheid en leesbaar-
heid. Een groep van 95 geo-vakgenoten uit
28 landen beoordeelde anonieme versies
van de inzendingen. De daarbij gebruikte
conferentiesoftware is Amerikaans en heeft
een helpdesk in Californië. Die software is
onder meer nuttig voor het toekennen van de
beoordelingsopdrachten aan de beoordelaars.
Een inzending kon een ‘full paper’ zijn (4.000-
6.000 woorden), maar ook een ‘short paper’
(2.000-3.000 woorden) of een poster (met
aparte samenvatting van 500–1000 woorden).
Ook de kwaliteit van de ‘short papers’ en de
‘poster abstracts’ is anoniem beoordeeld. Van
de uiteindelijk toegelaten ‘short papers’ (50) en
posters (45) is geen boek samengesteld, maar
wel een pagina op de AGILE-website. De ‘short
papers’ en posters, plus de samenvattingen
van de ‘full papers’, zijn allemaal te lezen op
https://agile-online.org/index.php/confe-
rence/proceedings/proceedings-2017 . Omdat
dit de 20e editie van de conferentie was, bevat
het boek ook een verhaal over de geschiede-
nis van AGILE. Daarin worden onder meer de
geo-onderwerpen genoemd die op eerdere
conferenties langs kwamen: hypes van toen.
Multinational
AGILE is de naam van een vereniging, de
afkorting van ‘Association of Geographic
Information Laboratories in Europe’. Er zijn ruim
tachtig organisaties lid van, meestal onderdeel
van een instelling voor hoger onderwijs. Er zijn
zes Nederlandse leden. De opzet en organi-
satieprocedure van de AGILE conferentie zijn
voorgeschreven door het bestuur. Dat heeft
op het ogenblik een Zwitsers-Grieks voorzit-
tersduo, een Poolse secretaris en een Zweedse
penningmeester. De overige vier leden zijn
een Oostenrijkse, een Finse en twee Britten.
De bankrekening is Nederlands. Het bestuur ver-
gadert elk jaar meerdere malen in verschillende
landen. AGILE is dus een Europese multinational.
Visa
Met bezoekers uit de hele wereld doen zich
ook problemen voor waar je binnen het
Schengengebied al jaren niet meer aan hoeft
te denken. Om een visum voor Nederland
te krijgen moesten de auteurs van geaccep-
teerde inzendingen uit bijvoorbeeld India en
Iran tijdig een formele uitnodiging krijgen.
Een Afrikaanse deelnemer moest afzeggen
omdat hij geen paspoort kon krijgen.
Warme lunch
In 2011 organiseerde Universiteit Utrecht deze
conferentie en beloofde toen bij voorbaat dat
de lunches meer zouden voorstellen dan een
broodje kaas met een glas melk, want dat is al
te Nederlands. In Wageningen was er dus ook
een warme lunch voor de conferentiedeelne-
mers.
Figuur 6 – De best beoordeelde ‘full papers’ gebundeld.
Figuur 4 en 5 – Posters met duurzame ontwikkelingsdoelen VN.
Figuur 7 – De ‘short papers’ en posters kregen ook een plek op de conferentie.
THEMA
14 | Geo-Info | 2017-4
Fietsen
Om de afstand tussen het onderdak en de
Wageningse campus te overbruggen, werd
de deelnemers bij inschrijving het gebruik
van een fi ets aangeboden. Zoals bekend,
is fi etsen buiten Nederland minder populair.
Een Portugese deelnemer merkte op: “ik heb
al in geen tien jaar meer op een fi ets geze-
ten”. Toch wilden ongeveer 150 deelnemers
een fi ets. Aan de fi etstocht in het sociale
programma deden er 75 mee. Eerst de
Wageningse Berg over, daarna van het
Lexkesveer naar het pontje bij Opheusden
over de zuidelijke Rijndijk. Dan weer terug
naar Wageningen via het fi etspad langs
de Grift. Aan het eind van de conferentie
ontbrak van de 150 fi etsen slechts van één
het sleuteltje.
Nóg internationaler?
Internationaler dan deze conferentie in het domein
van geo-onderwijs en geo-onderzoek kan alleen
bij meer deelnemers uit meer werelddelen voor
langere duur. De FIG-conferentie in 2020 in Amster-
dam, gepland voor een volle week met ongeveer
2.000 deelnemers, lijkt in die richting te gaan.
Frans Rip
Figuur 8 - De Nederlandse hellingen leverden nauwelijks problemen op.
Het bewegende midden van Europa
Er zijn meerdere claims op het midden
van Europa. Wikipedia schrijft schrijft erover:
De bepaling van het geografi sch middelpunt
van het continent Europa is vanzelfsprekend
afhankelijk van de vraag naar de uiterste gren-
zen. Zolang met name het eeuwenoude debat
over de oostgrens van Europa niet beslecht is,
zullen verschillende plaatsen in Europa zich het
geografi sche (exacter: geometrische) middel-
punt kunnen noemen. Het meest opgetuigde
middelpunt ligt in Litouwen bij het plaatsje
Bernotai. Dit punt is in 1989 berekend door het
Franse Nationale Geografi sche Instituut (IGN).’
De Poolse claim op het midden ligt in Sucho-
wola, in het noordoosten van Polen. Het door
de IGN berekende geografi sche middelpunt
van de Europese Unie ligt in Duitsland. Bij de
toetreding van Roemenië en Bulgarije in 2007
is het 180 kilometer naar het oosten verscho-
ven van Kleinmaischeid naar Gelnhausen (bij
Frankfurt am Main). Te verwachten valt dat na
de Brexit het middelpunt van de Europese Unie
verder oostwaarts verschuift.
Frans Rip
nl.wikipedia.org/wiki/Geografi sch_
middelpunt_van_Europa
Het Poolse Middelpunt van Europa (foto Michael van Buuren, 2017).
InternationaliseringVerslag
| 152017-4 | Geo-Info
Met 100.000 bezoekers in het vooruitzicht wordt het tijd
om alle bezoekers die op het fort komen continu te tracken en
tracen. Het is natuurlijk leuk om te zien hoe kinderen veel meer
meters afleggen dan hun ouders. Heatmaps kunnen perfect
laten zien wat de piekplekken zijn en welke ‘olifantenpaadjes’
vaak gebruikt worden. Zo’n Tracking ’n Tracing-spel kan tevens
gebruikt worden om bezoekers met elkaar te verbinden,
omdat ze samen een epidemie moeten voorkomen. Als één
bezoeker spontaan virtueel ziek wordt, moeten de mensen
gaan samenwerken. Deze zieke persoon moet op tijd in quaran-
taine worden geplaatst en er moeten extra vaccins worden
geproduceerd. Wordt er niet tijdig en adequaat samengewerkt
dan dreigt de epidemie zich razendsnel te verspreiden en zal de
fortbevolking virtueel uitsterven...
De uitdaging bij de realisatie van dit Tracking ’n Tracing-spel
is dat mensen op het fort hun locatie zowel buiten als binnen
redelijk precies moeten weten. Lastig hierbij is dat de muren
van de kazerne bijzonder dik zijn. Met studenten Geomatics
van de TU Delft hebben we reeds lopen stoeien met dit
probleem. Je zou buiten kunnen tracken met GPS en binnen
met bluetooth of wifi. Voor binnen is dit best een dure grap
op zo’n fort, want je hebt per ruimte maar liefst drie beacons
of wifi-hotspots nodig. Het signaal is namelijk puur per ruimte
bruikbaar, omdat het niet door de muren heen gaat.
Nu kwam ik op het navigatiecongres in Zwitserland, afge-
lopen mei, een voor mij nieuwe toepassing tegen, ontwikkeld
door Waze. Zij zorgen ervoor dat het GPS-signaal via bluetooth
kan worden doorvertaald naar smartphones die zich onder de
grond bevinden. Dit is een ideale toepassing voor navigatiesys-
temen die ook in tunnels aan de reiziger willen doorgeven of je
rechts- of linksaf moet. Ook voor metro’s biedt dit een oplossing
en zorgt het ervoor dat reizigers continu weten waar ze zich
onder de grond bevinden. De kosten zijn zeer aanvaardbaar
met € 650,- per strekkende kilometer tunnel.
Gil Disatnik, een systeemontwikkelaar bij Waze, bedacht dit
concept nadat zijn navigatie uitviel in een tunnel in Boston met
als gevolg dat hij verkeerd reed. Momenteel is Waze bezig om
de eigenaren van tunnels over te halen om de beacons aan te
schaffen en te installeren, waardoor het navigeren in de tunnels
makkelijker moet gaan. Het signaal van de beacons is niet gede-
codeerd, zodat alle navigatiesystemen hier gebruik van kunnen
maken. Dat is heel veilig en fijn, maar voor sommigen voelt het
misschien ook alsof Big Brother nu niet alleen boven de grond,
maar ook onder de grond alles in de gaten gaat houden...
Tja, Big Brother of niet, het is een feit dat er steeds meer
Tracking ’n Tracing plaatsvindt via GPS, videobeelden, satel-
lietbeelden of drone-opnamen. Sommige verhalen zijn zo
bijzonder dat er zelfs een film van gemaakt wordt. De film Lion
gaat over een klein jongetje dat in India samen met zijn broer
op stap was. Hij raakte zijn grote broer kwijt, belandde in een
trein en na een lange reis werd hij wakker in de metropool
Calcutta. Helaas was hij niet voorzien van een GPS-tracker en zo
jong als hij was, kon hij niet vertellen waar hij vandaan kwam.
Na een tijdje als zwerfkind overleefd te hebben in de grote stad,
werd hij geadopteerd door Australische ouders. Daar kreeg hij
een nieuwe familie met nieuwe vrienden en genoot hij van een
goede opleiding. Hoewel het hem voor de wind ging, begon
zijn verleden steeds meer aan hem te knagen. Hij wilde weten
waar hij vandaan kwam en hij wilde zijn moeder en broer weer
terug zien. Hij hing een kaart van India in zijn kamer op met
daarop grote cirkels vanuit Calcutta die de reisafstanden aanga-
ven. Hij schatte in hoe lang hij in de trein had gezeten en hoe-
veel kilometer zijn ouderlijk huis van Calcutta verwijderd moest
zijn. Vervolgens ging hij alle treinstations op deze cirkel bekijken
via Google Earth. Hij zocht naar een watertoren en naar een
steengroeve. Er waren echter zoveel treinstations in India in
de bandbreedte waarbinnen hij zocht dat het onbegonnen
werk leek. Gedurende een jaar plaatste hij vele pushpins op de
locaties van de treinstations die niet aan de criteria voldeden.
Na een jaar zoeken wilde hij de moed opgeven, totdat hij per
stom toeval zich ineens virtueel boven de steengroeve bevond.
Hij kon op basis van Google Earth de route terug vinden van de
steengroeve naar het treinstation, de watertoren, naar het dorp
en door de smalle straatjes naar zijn huis. Tijdens de virtuele tour
via Google Earth kwamen vele herinneringen weer naar boven
die al die tijd verborgen waren geweest. Nog mooier, dankzij de
satellietbeelden had hij zijn moeder op weten te sporen. Zij was
nooit uit het dorp verhuisd in de hoop dat haar zoon haar ooit
weer terug zou vinden...
Het is een mooi verhaal, waarbij satellietbeelden niet
als Big Brother worden gezien, maar als hulpmiddel bij het
vinden van geluk...!
Willemijn Simon van Leeuwen
Oprichter van GeoFort
Column
Will
emijn
Sim
on
van
Lee
uw
en
Tracking ‘n
Tracing
THEMA
16 | Geo-Info | 2017-4
Dit artikel beschrijft een geodesign
tool die vanuit de Vrije Universiteit
werd ontwikkeld voor stakeholder
workshops in Mozambique.
De aanpak laat zich het best
omschrijven als ‘less is more’.
Noodgedwongen hebben we onze
ervaringen uit Nederland vertaald
naar een veel simpelere en vooral
op visualisatie gebaseerde aanpak.
Dat werkte wonderwel. De prijs van
minder gedetailleerde resultaten
werd meer dan goedgemaakt
door de grotere flexibiliteit van de
gekozen aanpak.
Door Ron Janssen en Eduardo Dias
Computers worden sneller, modellen meer
geavanceerd en interactie tussen mens en
computer meer flexibel. Deze ontwikkelingen
maken het mogelijk om geavanceerde geode-
sign tools te bouwen die real-time berekenin-
gen uitvoeren en gedetailleerde kwantitatieve
resultaten opleveren. Dit is prima als je
genoeg tijd en geld hebt, precies weet wat
er nodig is en over veel data beschikt. Maar
zelfs dan gaat het gebruik van een geavan-
ceerd model vaak ten koste van flexibiliteit,
waardoor maar moeilijk tegemoet gekomen
kan worden aan onverwachte ideeën van
gebruikers van de tool. Dit speelt des te meer
als de probleemdefinitie vaag is, de beschik-
bare data van onduidelijke kwaliteit zijn en de
vaardigheden van de gebruikers onbekend.
Geodesign tools bieden een interface tussen
stakeholders en ruimtelijke informatie. Geodesign
wordt gedefinieerd als ‘een ontwerp- en plan-
ningsmethode die het maken van ontwerpvoor-
stellen koppelt aan impactsimulaties op basis van
geografische context, systeemdenken en digitale
technologie’ (Steinitz 2012, p.12). Met een interac-
tieve kaart als gemeenschappelijke interface kan
geodesign worden gebruikt voor het uitwisselen
van ideeën tussen stakeholders over veran-
deringen in het ruimtegebruik (Arciniegas en
Janssen 2012, Carton en Thissen 2009, Eikelboom
en Janssen 2015). Verder zijn er survey tools die
vooral zijn gericht op tekenen en het plaatsen van
pictogrammen op een kaart. Voorbeelden zijn
‘Greenmap’ met symbolen voor milieu-mapping.
‘Softgis’, een web-based tool ontwikkeld door
de Aalto University, gebruikt symbolen om
ervaringskennis van bewoners te verzamelen
(Rantanen en Kahila 2009). Deze methode is
onder de naam ‘Maptionnaire’ beschikbaar als
commerciële dienst. Vergelijkbare toepassingen
voor evaluatie en besluitvorming zijn er nog niet.
Geodesign aan de Zambezi
Dit artikel laat zien hoe ervaringen met
geodesign in data rijke omgevingen, zoals
Nederland (Janssen et al., 2014) en het Verenigd
Koninkrijk (Alexander et al, 2012, Janssen et al.
2014) kunnen worden gebruikt om een aanpak
te ontwerpen voor geodesign workshops in
het stroomgebied van de Beneden-Zambezi in
Mozambique (Janssen en Dias 2017). In plaats
van een geodesign tool die met een model
real-time reageert op voorgestelde wijzigingen,
is een geodesign tool ontwikkeld gebaseerd op
een combinatie van het intekenen van gebie-
den en het plaatsen van pictogrammen.
De geodesign workshops maakten deel uit
van de publieke participatieactiviteiten van
een lopend planningsproces in het stroom-
gebied van de Beneden-Zambezi (figuur 1).
Opdrachtgever was het Ministerie van Milieu
en uitvoerder het Zambezi Development
Agency. Doel was het maken van een ruimtelijk
ontwikkelingsplan voor het hele gebied (PEOT).
Dit plan biedt een wettelijk kader voor toekom-
stige ruimtelijke ontwikkelingen. De geodesign
tool is toegepast in workshops in Songo, Tete
en Caia in mei 2015 (figuur 1).
Het stroomgebied van de Beneden-Zambezi
beslaat een oppervlakte van ongeveer 150.000
km2. De Zambezi is de grootste rivier in Mozam-
bique en loopt van bergachtige gebieden in het
noordwesten naar de laagvlakten en de Zambezi-
delta dicht bij de kust. Er wonen 3,5 miljoen
inwoners uit diverse sociaal-culturele achtergron-
den. Veel mensen wonen op het platteland en
zijn afhankelijk van kleinschalige landbouw. In het
noorden ligt het Cahora Bassa stuwmeer dat een
grote bijdrage levert aan het regionale BBP. Verder
is er veel mijnbouw in het noorden, commerciële
Geodesign met pictogrammen Interactieve workshops in het stroomgebied van de beneden Zambezi
Figuur 1 - Het stroomgebied van de Beneden-Zambezi.
Internationalisering
| 172017-4 | Geo-Info
landbouw in het midden en het zuiden en zijn
natuurparken en visserij belangrijke sectoren in
het zuiden. Ook wordt uitbreiding overwogen van
grootschalige kolenmijnbouw in de Tete-regio
van 4 miljoen ton nu tot 20 miljoen ton per jaar in
2018, en uitbreiding van waterkrachtopwekking en
irrigatieprojecten. Een probleem is de bedreiging
van de reeds kwetsbare ecologie van de Zambezi-
delta, een RAMSAR site en de bijbehorende gar-
nalenvisserij. Al deze ontwikkelingen vereisen een
geïntegreerde planningsaanpak met een centrale
rol voor lokale kennis van betrokken stakeholders.
De geodesign tool
De geodesign tool is ontwikkeld voor de inter-
actieve workshops van het project. De doelen
van deze workshops waren:
1. het in kaart brengen van de sectorale claims;
2. het identificeren van conflicterende claims;
en
3. het prioriteren van deze claims.
Een interactieve kaart gepresenteerd op een
touchscreen dient hierbij als interface met de sta-
keholders. Een uitgebreide verzameling kaartlagen
was beschikbaar via het webGIS van het project.
De geodesign tool maakt gebruik van een
waardekaart. Een waardekaart is een combinatie
van de kenmerken van het gebied met een waar-
defunctie die de waarderingen van de belang-
hebbenden weergeeft (zie ook Janssen et al.,
2014). Waardekaarten worden meestal gepresen-
teerd als choropleetkaart. Dit vereist ruimtelijke
eenheden die zinvol zijn voor de onderliggende
waarden. In onze studie gebruiken we een
waardekaart waarbij het vooraf definiëren van de
ruimtelijke eenheid niet nodig is. Dit is belangrijk
omdat vooraf geen duidelijke ruimtelijke eenheid
gekoppeld kon worden aan de onderliggende
attributen en sectoren.
De interface van de geodesign tool is weerge-
geven in figuur 2. Aan de linkerkant staat de
lijst met beschikbare kaartlagen, linksonder de
tekenpennen en rechtsonder de pictogrammen.
Als eerste stap werden de deelnemers per sector
gevraagd de gebieden in te tekenen die van
belang zijn voor de ontwikkeling van hun sector.
Het voorbeeld in figuur 2 laat de gebieden zien
die de vertegenwoordigers van de toerisme
sector hebben ingetekend. Zij maakten hierbij
gebruik van de beschikbare kaartlagen zoals
nationale parken, landgebruik, infrastructuur,
bevolkingsdichtheid en dorpen.
Met de pictogrammen tool geven de deelnemers
het belang van de claim voor de ontwikkeling van
hun sector aan. De tool bevat pictogrammen voor
alle sectoren. Deelnemers kunnen een pictogram
op de kaart plaatsen, weer verwijderen of verplaat-
sen. De kleur van het pictogram bepaalt hierbij
het belang van de claim: een groen pictogram
(groot) geel pictogram (middel) of rood pictogram
(laag). Het gebied dat in figuur 2 is geïdentificeerd,
toont een middel waarde voor natuurbehoud en
een hoge waarde voor het toerisme. Pictogram-
men zijn gemaakt als beeldbestanden. Nieuwe
pictogrammen kunnen gemakkelijk worden
aangemaakt en geïmporteerd.
De ingetekende gebieden werden in afzon-
derlijke kaartlagen opgeslagen. Door deze
kaartlagen over elkaar te leggen, wordt
bepaald waar claims overlappen. Overlap
tussen twee of meer sectoren is een indicatie
van mogelijk conflict of synergie tussen sec-
toren. Voor elke overlap wordt de deelnemers
gevraagd met een pictogram het belang van
hun claim aan te geven. Tenslotte worden
Figuur 2 - De interface van de geodesign tool.
THEMA
Met de pictogrammen
tool geven de deelne-
mers het belang van de
claim voor de ontwikke-
ling van hun sector aan
18 | Geo-Info | 2017-4
de claims geprioriteerd door het verplaatsen
van de pictogrammen over de kaart: als twee
sectoren compatibel zijn, worden ze naast
elkaar geplaatst, als een sector prioriteit
heeft boven de andere, wordt het boven de
ander geplaatst. De tool vereist een aanraak-
scherm. Omdat er veel moest worden gereisd
gebruikten we de portable Lenovo Horizon
(27’’) in combinatie met Phoenix, een door
Geodan ontwikkeld softwarepakket voor
geodesign.
Resultaten
De hele regio is te groot is om te kunnen
vertrouwen op lokale kennis. De workshops
vonden daarom plaats op district-schaal.
De onderstaande resultaten zijn afkomstig
van de Caia-workshop (figuur 3). Volledige
resultaten van de workshops in Caia, Songo
en Tete zijn gedocumenteerd in het consorti-
umrapport. Als eerste stap tekenden de ver-
tegenwoordigers van de sectoren landbouw,
natuurbehoud, visserij, toerisme, bosbouw
en mijnbouw hun claims in op afzonderlijke
kaartlagen.
Voor landbouw werden grote gebieden
geclaimd; natuurbehoudsclaims waren
grotendeels gekoppeld aan bestaande
natuurparken; visserij maakte aanspraak op de
hele kust voor zowel traditionele als commer-
ciële visserij en langs de Zambezi rivier voor
traditionele visserij. Voor het toerisme werden,
naast de bestaande natuurparken, een aantal
nieuwe gebieden ingetekend. Als laatste
bepaalde de mijnbouwsector gebieden voor
de winning van ‘zwaar zand’ langs de kust.
Vervolgens werden de zes kaartlagen over
elkaar gelegd om overlappende claims op
te sporen. In elk gebied waar twee of meer
claims overlappen, plaatsten de deelnemers
een groen, geel of rood pictogram afhankelijk
van de waarde van de claim. Figuur 4 toont
twee voorbeelden van potentiële conflicten.
Zoals verwacht waren de meeste claims in
het overlappend gebied groen (een hoge
waarde). De uitzondering is de lage waarde
voor bosbouw in figuur 4a gecombineerd
met hoge waarden voor commerciële en zelf-
voorzienende landbouw en toerisme. Hoewel
er in dit gebied veel bos is van hoge kwaliteit
hebben de deelnemers toch een lage waarde
toegekend omdat zij het commerciële en
ontwikkelingspotentieel laag inschatten.
Figuur 4b toont gemiddelde waarden voor
traditionele en commerciële visserij en een
hoge waarde voor zandwinning.
Figuur 3 - Deelnemers aan het werk in de Caia-workshop.
Internationalisering
Het prioriteren van de
claims leidde tot
interessante discussies
tussen deelnemers
| 192017-4 | Geo-Info
In de laatste stap werden de claims gerang-
schikt. Dit bepaalde de prioriteiten voor
toekomstig grondgebruik. Aangezien
rangschikking en waardering onafhankelijke
stappen zijn, leidde een hoge waarde voor
een bepaalde sector niet automatisch tot
een hoge prioriteit. Het bleek mogelijk dat
sectoren met middel waarde de voorkeur
kregen over claims met een hoge waarde.
Deelnemers rangschikten de claims door
de pictogrammen aan te raken en over de
kaart te verschuiven. Figuur 5a laat zien dat
commerciële en zelfvoorzieningslandbouw
samen kunnen gaan net als toerisme en
bosbouw. Hierbij zijn de claims van landbouw
belangrijker dan de claims van toerisme en
bosbouw. In Figuur 5b is te zien dat de claims
van traditionele en commerciële visserij
belangrijker werden geacht dan de claim van
mijnbouw.
Het prioriteren van de claims leidde tot
interessante discussies tussen deelnemers. Bij-
voorbeeld, het naast elkaar bestaan van com-
merciële landbouw (kokosnootplantages) en
zelfvoorzienende landbouw (familieboerde-
rijen tussen de kokosnootbomen). De gelijke
plaats van traditionele en commerciële visserij
in figuur 5b geeft weer dat er geen conflicten
tussen commerciële en traditionele visserij
werden verwacht. Dit komt doordat traditio-
nele visserij dichtbij de kust en commerciële
visserij ver uit de kust plaatsvindt. In dit geval
maakt ruimtelijke scheiding co-existentie
mogelijk. Visserij staat boven mijnbouw omdat
de deelnemers vonden dat visserij cruciaal is
voor het overleven van de lokale bevolking.
Hoewel zij de financiële voordelen van mijn-
bouw voor de regio erkenden, vreesden ze dat
de ontwikkeling van de mijnbouwsector in het
gebied grote gevolgen zou hebben voor de
THEMA
Figuur 4 - Waardering van de claims van de landbouw, bosbouw en toerisme (a) en de claims van visserij en mijnbouw (b).
(a) (b)
Figuur 5 - Priortering van claims van landbouw, bosbouw en toerisme (a) en claims van visserij en mijnbouw (b).
(a) (b)
Verrassend genoeg
bleek het mogelijk
om consensus te
bereiken voor alle
overlappende claims
20 | Geo-Info | 2017-4
Internationalisering
lokale leefwijze. Er werd ook vermeld dat het
samengaan van visserij (zowel commercieel
als traditioneel) met mijnbouw (winning van
zwaar zand) niet mogelijk is door het grote
risico op vervuiling door mijnbouw. Verrassend
genoeg bleek het mogelijk om consensus te
bereiken voor alle overlappende claims.
Conclusies
Het resultaat van de workshops waren kaarten
met waarderingen en prioriteringen in combi-
natie met een verslag van de door de deelne-
mers gemaakte opmerkingen. Terugkoppeling
van alle deelnemers aan het eind van elke
workshop liet zien dat zij de geodesign tool
zinvol en aantrekkelijk vonden. Het ontbreken
van een kwantitatief model werd niet gezien
als een probleem.
Het ontbreken van onderliggende kwantita-
tieve modellen gaf flexibiliteit in de begrenzing
van de te beoordelen gebieden, de te gebrui-
ken attributen en sectorale claims. In dit geval
was deze flexibiliteit hard nodig en woog het
op tegen de afwezigheid van nauwkeuriger
ramingen van de sectorwaarden. Dit was een
typisch geval van ‘minder is meer’.
Ondanks het eenvoudige ontwerp deed
de geodesign tool zijn werk goed. Het was
interessant om te constateren dat het mogelijk
was de principes van de meer kwantitatieve
instrumenten te gebruiken op een eenvoudi-
ger maar meer beeldende manier. Dit is in lijn
met een recent artikel van Brown et al. (2017)
die concludeerde dat zowel kwantitatieve
als kwalitatieve methoden bruikbaar zijn om
plaats gebaseerde waarden te identificeren.
De tool kan gemakkelijk worden aangepast
voor gebruik in andere contexten. Ook is het
mogelijk de resultaten te exporteren voor
verdere verwerking. Elke kaart die online wordt
gepubliceerd, kan worden gebruikt en picto-
grammen kunnen gemakkelijk worden aange-
past aan een andere context. De geodesign
tool leidde tot een levendige interactie tussen
de deelnemers en bevorderde een gevoel
van gezamenlijk eigendom van de resultaten.
Het leren kennen van het perspectief van
andere belanghebbenden en het creëren van
consensus werden beschouwd als belangrijke
toegevoegde waarden van het gebruik van de
tool in de workshops.
Bronnen• Alexander, K.A., Janssen, R., Arciniegas, G.A., O’Higgens,
T.G., Eikelboom, T., en Wilding, T.A. (2012). Interactive Marine
Spatial Planning: Siting tidal energy arrays around the Mull
of Kintyre . PLoS ONE, 7, (1) 1-8.
• Arciniegas, G.A. EN Janssen, R. (2012). Spatial decision support
for collaborative land use planning workshops. Landscape
and urban planning, 107, (3) 332-342.
• Carton, L.J. en Thissen, W.A.H. 2009. Emerging conflict in
collaborative mapping: Towards a deeper understanding?
Journal of Environmental Management, 90, (6) 1991-2001.
• Eikelboom T, en Janssen R. (2015) Comparison of geodesign
tools to communicate stakeholder values. Group Decision
and Negotiation 24(6) 1065-1087.
• Janssen, R. and Dias, E. (2017). A pictorial approach to geode-
sign: A case study for the Lower Zambezi valley. Landscape
and urban planning Vol,164 p.144-148.
• Janssen, R., Eikelboom, T., Brouns, K., en Verhoeven, J. T. A. (2014).
Using geodesign to develop a spatial adaptation strategy for
south east Friesland. In: D. Lee, E. Dias, and H. J. Scholten (Eds.),
Geodesign for land use planning Springer. New York 103-116.
• Rantanen, H., en Kahila, M. (2009). The SoftGIS approach
to local knowledge. Journal of environmental management,
90(6), 1981-1990.
• Steinitz, C. A Framework for Geodesign. 2012. Redlands, Esri press.
Ron Janssen is verbonden aan
het Spatial Information Labo-
ratory van de Vrije Universiteit
Amsterdam. Hij is bereikbaar
via [email protected].
Eduardo Dias is werkzaam bij
het Spatial Information Labo-
ratory van de Vrije Universiteit
Amsterdam en werkzaam bij
Geodan. Hij is bereikbaar via
Nieuw kaartenmeubel in Panoramakamer SieboldHuis
Japanmuseum SieboldHuis heeft een nieuwe
vitrine in de Panoramakamer waarin kaarten uit de
Siebold-Collectie tentoongesteld worden. De kaar-
tencollectie die Philipp Franz von Siebold (1796-
1866) gedurende zijn verblijf in Japan bijeenbracht,
wordt beheerd door de Universitaire Bibliotheken
Leiden. Zeven bijzondere kaarten uit deze collectie
zijn nu te zien in de nieuwe vitrine. Elk jaar zal er
een nieuwe selectie van kaarten gemaakt worden.
In de eerste selectie voor de kaartenvitrine is een
manuscriptkaart van Sachalin en een van de bla-
den van de handgetekende kaart van Hokkaido te
zien. Deze behoren tot de cruciale documenten die
tot Siebolds verbanning hebben geleid. Ook zijn
er plattegronden van Edo (het huidige Tokio) en
Nagasaki (met het Nederlandse handelseiland
Dejima) te zien. Een van de topstukken is (een deel
van) het bijna twaalf meter lange, met bladgoud
versierde leporello van de Tokaido, de oostelijke
handelsroute van Edo naar Kyoto.
Het Siebold Incident
Via contacten met verschillende Japanse geo-
grafen en eigen landmeetkundige projecten
vergaarde Siebold veel cartografisch materiaal,
waaronder ‘gevoelige’ geografische informatie
over de betwiste eilanden Hokkaido en Sacha-
lin. In 1829 werden de landkaarten die Siebold
verzameld had ontdekt door de Japanse autori-
teiten. Het bezit van landkaarten was verboden
en Siebold werd ervan beschuldigd een spion
voor de Russische staat te zijn. Dit leidde tot een
huisarrest en uiteindelijk in oktober 1829 tot zijn
verbanning uit Japan.
www.sieboldhuis.org, 2017
De geodesign tool
leidde tot een levendige
interactie tussen de
deelnemers
| 212017-4 | Geo-Info
THEMA
Rianne Frauenfelder, Schatten van
kaarten. Historische kaarten uit
Zeeuws-Vlaanderen en noordelijk
Vlaanderen, 60 pagina’s, uitgave
gemeente Sluis, 2017, € 7,50
(0ok verkrijgbaar via
‘De kartografi e van Zeeuws-Vlaanderen en het
noordelijk deel van Vlaanderen behoort tot de
interessantste van de Nederlanden. Enkele van de
oudste regionale kaarten komen uit dit gebied.
De kartografi sche ontwikkeling is aan de hand
van de kaarten van deze streek goed te volgen.’
Die volzin kwam al in folders voor als motivatie
van een project van vier tentoonstellingen, die
dit jaar in die regio gehouden worden (zie kader),
maar het boekje vermeldt het herhaaldelijk én
overtuigt ervan! Internationaal is het ook: het
voorwoord is van een wethouder van Sluis en de
burgemeester van Damme (B). Voorin het boekje
worden aspecten van historische kartografi e
voor een breed publiek (vanaf 12 jaar) uitgelegd.
Als hoofdmoot van het werkje worden twintig
kaarten afgebeeld en kort beschreven. Het
‘oudste kaartje der Nederlanden’ is een schets-
diagram van 1280/1307 van het gebied tussen
Aardenburg en Boekhoute, vastgehecht aan
een meer dan drie meter lange cijnsrol. ‘Er wordt
tevens gewag gemaakt van de twee nieuw
gestichte kerkdorpen Sint-Laureins en Sint-Jan-in-
Eremo, die visueel zijn weergegeven als kerkjes.’
Een kaart van circa 1358 van polders langs de kust
van Groede wordt ‘de bijna-oudste kaart van
Nederland’ genoemd.
Ook als het om algemeen bekendere kaarten gaat,
lijkt het boekje volledig. Bij de kaart van Damme
volgens Jacob van Deventer staat: ‘Dat bij de inter-
pretatie toch voorzichtigheid geboden is, bewijst
de situering van het Sint-Janshospitaal: het is langs
de verkeerde zijde van de straat afgebeeld.’ ‘Tijdens
het Twaalfj arig Bestand (1609-1621) werd Damme
door de Spaanse ingenieurs omgebouwd tot een
moderne vesting, volgens het Oud-Nederlandse
stelsel’, aldus de internationale toelichting bij de
kaart ervan uit 1649 van Joannes Heijmanszoon
Koeck. Bij de gemeentekaart van Sluis van J. Kuyper
wordt aan een breed publiek verteld dat hij gebruik
maakte van ‘kadasterkaarten en de Topographische
en Militaire Kaart’. Niet alleen heel oude kaarten zijn
aan oorlogen te danken; het gedrukte Basisplan
voor de wederopbouw - de ‘wederopbouwkaart’ -
van Sluis is van 1946. De meest recente afbeelding
is een Landsat-satellietfoto. ‘In tegenstelling tot
landmeters (land- en zeekaarten) en vliegtuigen
(luchtfoto’s) zijn satellieten in staat grote stukken
van het aardoppervlak af te tasten’, aldus een volzin
daarbij. Voorin het boekje komen landmeters al
royaal en gekleurd in beeld: de militaire landmeters
van Vernet uit 1812, vaklui op de prent van de Prac-
tijck des Landmetens van Sems en Dou uit 1600 en
‘Johannes Schagen Geometra’ in een cartouche van
1649. Een internationale literatuuropgave mankeert
niet. Aanbevolen, zeker voor Zeeuwen en Belgen!
Adri den Boer
Boek
‘Schatten van kaarten’ uit Zeeuws-Vlaanderen en België
De vier tentoonstellingen waarbij het
boekje is uitgegeven, zijn:
• Museum Het Bolwerk, IJzendijke:
Stampij langs de Staats-Spaanse linies
(t/m 30 oktober 2017)
• Belfort, Sluis: Sluis op de kaart. Van een
internationale havenstad tot een inter-
nationale toeristenstad (t/m 17 septem-
ber 2017)
• Archeologisch Museum, Aardenburg:
(Niet) Alles op één kaart. De ontwikke-
ling van de historische cartografi e van
West-Zeeuws-Vlaanderen en noordelijk
Vlaanderen (t/m 30 september 2017)
• Bezoekerscentrum Damme en de
Zwinstreek, Damme (B): Damme door
de tijd (t/m 30 december 2017)
Soms gaat het om meer dan kaarten.
Van Aardenburg wordt vermeld: ‘Tot slot
worden verscheidene historische werken
over cartering getoond alsmede antieke
en moderne carteringsinstrumenten.’ Van
het Belfort te Sluis staat er: ‘Verder wordt
ruimtelijk materiaal getoond, in het
bijzonder landmeetinstrumenten.’
Extra internationaal: aandacht op Duitse websites van Cadzand en Breskens.
Fragment van handgetekende kaart van ca. 1500 van de mon-
ding van het Zwin (RA Brugge), tijdelijk te zien in Damme (B).
22 | Geo-Info | 2017-4
Deze hashtag wordt gebruikt door de FIG Young Surveyors (FIG YS), een netwerkorganisatie voor studenten
en young professionals van de FIG (International Federation of Surveyors). Begin 2016 begon mijn
betrokkenheid bij de FIG YS met de organisatie van de vierde Europese meeting, 7-9 juni in Amsterdam.
Met vijf andere studenten uit Europa waren we verantwoordelijk voor het opstellen van het inhoudelijke
programma. In totaal waren we met drieëntwintig YS om de bijeenkomst te organiseren en tot een succes
te maken. Dit was erg leuk om te doen en al snel werd ik enthousiast gemaakt om ook te helpen met de
organisatie van de vijfde FIG YS European Meeting. Graag deel ik mijn ervaringen!
Op zaterdag 27 mei kwam ik aan in Helsinki,
samen met twee andere YS deelden we een
Airbnb-studio. Dit was erg gezellig, en daar-
naast konden we op deze manier de kosten
delen. We verbleven in een oude wijk vlakbij
het centrum.
5FIGYSEM
Op zondag 28 mei 2017 werd de vijfde
FIG Young Surveyors European Meeting
(5FIGYSEM) gehouden in Helsinki, Finland.
Het thema was Surveying the world of tomor-
row – From digitalisation to augmented reality.
Wat was het leuk om verschillende mensen na
een jaar weer te ontmoeten. Daarnaast waren
er ook veel nieuwe YS van over de hele wereld
om te leren kennen.
Deelnemers uit allerlei landen.
Bijpraten en nieuwe mensen leren kennen.
#SurveyorByDaySuperheroByNight
InternationaliseringVerslag
| 232017-4 | Geo-Info
In de ochtend waren er presentaties, onder
andere over een BIM-project bij het vliegveld van
Helsinki en de aanleg van een nieuwe snelweg in
Macedonië. Daarnaast werden nieuwe manieren
van landmeten gepresenteerd vanuit Nieuw Zee-
land tot Nepal en Oost-Afrika. In de pauze was
er een speeddate aan de hand van quizvragen.
Je kreeg een vraag of een antwoord op papier en
moest zo jouw match vinden. Moeilijker dan het
lijkt en de perfecte manier om veel verschillende
mensen te spreken.
In de middag werden er verschillende workshops
georganiseerd. Deze gingen over IFC en Virtual
Reality, over kennisuitwisseling bij CLGE (de
Europese organisatie van landmeters) en over het
crowd-sourced in kaart brengen van kwetsbare
gebieden. Ik was aanwezig bij de laatste work-
shop waar we zagen hoe ruimtelijke informatie
van levensbelang kan zijn, bijvoorbeeld in het
geval van een overstroming. Door te zien waar
wegen horen te lopen en huizen horen te staan,
kan noodhulp veel sneller op gang komen.
In de avond was er de gelegenheid om elkaar
op een informele manier te ontmoeten met
een hapje en een drankje.
STDM Awareness training
Op maandag 29 mei werd er een STDM
Awareness Training georganiseerd door de FIG
YS en UN-Habitat –The Global Land Tool Network
(GLTN). GLTN heeft het Social Tenure Domain
Model (STDM) ontwikkeld, dit is een pro-poor,
aff ordable and participatory systeem voor het
vastleggen van relaties tussen mensen en land.
STDM biedt een alternatieve aanpak voor landre-
gistratie, gebaseerd op open source technologie
en op de principes van de Land Administration
Domain Model (LADM) ISO-standaard. Hierdoor
is het systeem voor iedereen beschikbaar en
uitwisselbaar. Tijdens deze training werd STDM
geïntroduceerd en toegepast. Daarnaast waren
er deelnemers onder andere uit Nepal, Ghana,
Mongolië en Oeganda die het systeem in hun
thuisland kunnen gaan gebruiken. Erg nut-
tig om met het systeem te leren werken en
daarnaast te zien hoe het in de praktijk gebruikt
wordt. Door het erkennen van groepsrechten
en nomadische groepen in een landregistratie
systeem kunnen veel meer mensen rekenen op
een verbetering van hun landrechten.
FIG Working Week
In aanvulling op het artikel over de FIG Working
Week uit de Geo-Info 3- 2017; hierbij nog een
kort verslag vanuit mijn oogpunt als student.
De hele organisatie rondom de WW was al
indrukwekkend op zich. Er waren meer dan
1.500 deelnemers uit 98 verschillende landen en
400 lezingen in 85 parallelsessies. Ik heb verschil-
lende sessies bijgewoond en daarnaast ook data
verzameld aan de hand van korte interviews voor
mijn stage onderzoek bij Kadaster International.
Tevens mocht ik een paper presenteren van mijn
scriptie- onderzoek. Erg leuk en leerzaam om te
doen en om feedback uit de zaal te krijgen.
Op donderdag 1 juni hebben we met de
FIG YS een charity run/walk georganiseerd
om geld in te zamelen voor het Humanitarian
OpenStreetMap Team (HOTOSM). Dit om hun
THEMA
Een speeddate met
quizvragen - zo spreek
je veel mensen
24 | Geo-Info | 2017-4
werk te ondersteunen en kwetsbare gebieden
letterlijk op de kaart te zetten. Na de charity
run was er een gala diner met heerlijk eten en
mooie muziek. Op vrijdag 2 juni woonde ik de
General Assembly bij en de afscheidsreceptie.
Sightseeing Helsinki
In de spaarzame vrije tijd hebben we met een
aantal YS Helsinki verkend. Een hele leuke stad
met veel mooie plekjes. Vooral de restaurants,
cafés en etalages waren heel stijlvol. De Scan-
dinavische stijl komt op veel plekken terug,
zelfs het vliegveld was mooi.
De kathedraal is een iconisch punt midden in
de stad welke veel toeristen trekt. Daarnaast is
er nog een leuke trekpleister op zo’n 15 minuten
varen; Suomenlinna. Dit is een vesting, gebouwd
op zes eilanden voor de haven van Helsinki en
staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst.
Conclusie
Al met al was dit een geweldige week. Door deel
te nemen aan zo’n evenement ontmoet je ont-
zettend veel nieuwe mensen die veel relevante
dingen doen binnen ons vakgebied. Het was erg
leerzaam om te horen over hun werkzaamheden
en ze tevens op een informelere manier te leren
kennen. Ik zou het iedereen aanraden om actief
deel te nemen binnen zo’n dergelijk netwerk.
Carline Amsing
De charity run/walk om geld in te zamelen voor het Humanitarian OpenStreetMap Team.
Op nationaal niveau
kan je gemakkelijk
aansluiten bij Jong-
GIN. Anders dan
de andere thema-
groepen is JongGIN
geen themagroep, maar eerder een label.
Daar zijn we bij GIN ontzettend trots op!
Als jongere wil je natuurlijk niet alleen ken-
nis halen, maar vooral ook juist delen en je
inzetten. Zoals ik in Helsinki heb gedaan.
Maar ook bijvoorbeeld met de organisatie
van het studentenprogramma op de
GeoBuzz. Vind jij het leuk iets te organise-
ren? Dan ben je van harte welkom dat te
doen onder het JongGIN-label. Je krijgt
alle ruimte. JongGIN is dus geen vaste
groep mensen, maar een label wat te
pas en te onpas op ‘toff e’ bijeenkomsten
geplakt kan worden. Heb jij zin om iets te
organiseren met het JongGIN-label? Neem
contact op met onze Themagroepen-coör-
dinator: [email protected].
Op internationaal niveau kan je tevens
gemakkelijk actief worden bij de FIG YS.
Bijvoorbeeld binnen de social media
kanalen, door je goede ideeën te mailen
naar fi [email protected] of
door deel te nemen aan de meetings.
De eerst volgende FIG Working Week en
YS meetings worden gehouden in Istan-
bul (mei 2018), Hanoi (mei 2019) en in mei
2020 in Amsterdam. De voorbereidingen
voor Amsterdam zijn al begonnen, dus
als je het leuk vindt om hierbij te helpen
kan je altijd contact opnemen!
Toerist in Helsinki.
Er waren ruim
1.500 deelnemers
uit 98 landen
InternationaliseringVerslag
| 252017-4 | Geo-Info
Toen ik door de hoofdredacteur van Geo-Info in maart van
dit jaar werd benaderd om mee te denken over de invulling
van dit internationale themanummer was mijn eerste reactie
uiteraard positief. Twee maanden later moest hij mij wel een
reminder sturen. Het gangbare excuus in dit soort gevallen is
natuurlijk dat het ‘druk’ is, waardoor het verzoek is blijven liggen.
Een eerlijker antwoord zou zijn geweest dat de activiteiten van
de leden van GeoBusiness Nederland traditioneel gericht zijn
op de Nederlandse markt. Daardoor stond het verzoek niet
hoog op mijn prioriteitenlijstje. En dat is niet terecht!
Met de reminder kwam de vraag of GeoBusiness Nederland
een beschouwend artikel zou kunnen schrijven over internatio-
nale ontwikkelingen binnen de bij haar aangesloten bedrijven.
Omdat wij geen internationale agenda hebben, leek mij dat
geen goed idee. Mijn voorstel was dan ook om een uitvraag
te doen onder onze leden met de vraag of zij internationale
activiteiten hebben waarover zij iets kunnen en willen vertellen.
Op dit verzoek kregen wij veertien reacties binnen, waaronder
verrassende namen van bedrijven met activiteiten die ik niet
had verwacht. Daarnaast miste ik ook nog wel wat bedrijven
waarvan ik weet dat ze internationaal actief zijn. Al met al toch
een goede oogst. De reacties hebben tot een vijftal verhalen
voor het blad geleid, die na deze column volgen.
Eigenlijk is deze oogst niet verrassend. In opdracht van het
Kadaster en in het kader van GeoSamen heeft Carline Amsing
in 2014/2015 de internationale activiteiten in de Nederlandse
geosector onderzocht (zie: geosamen.nl/internationale-
samenwerking-in-beeld/). Uit dit onderzoek komt naar voren
dat de Nederlandse geo-sector internationaal behoorlijk actief
is. Dit beeld wordt bevestigd door de GeoBusiness Nederland
Panel Monitor. Daarbij vragen wij de bedrijven onder andere
naar de omzetverdeling nationaal/internationaal. Wat wij zien,
is een geleidelijke toename van het internationale deel in de
omzet.
In hetzelfde onderzoek zijn ook de sterke en zwakke
punten van de Nederlandse geo-sector in beeld gebracht.
Nederland is traditioneel een ‘gidsland’ op het gebied van
kartografie, geo-technologie en geo-informatie. Er zijn veel
kansen voor het bedrijfsleven, maar een grote doorbraak
blijft uit. Een van de oorzaken hiervoor is dat er onvoldoende
gebruik wordt gemaakt van de gezamenlijke kennis van het
bedrijfsleven, de overheid en onderzoek en wetenschap.
De partners vanuit deze driehoek geven allen op een eigen
wijze invulling aan de internationale agenda. Voor de overheid
en onderzoek en wetenschap is dat vooral kennisuitwisseling
via internationale congressen, studie-tours en het opleiden
van buitenlandse studenten. Het bedrijfsleven zoekt echter
naar directe zakelijke contacten. De uitdaging is om dit op een
slimme manier te combineren. Voor GeoBusiness Nederland
is dit geen speerpunt, maar met de slogan ‘The gateway to
geo-companies in The Netherlands’ promoten wij wel het
Nederlandse geo-bedrijfsleven. Een voorbeeld is de deelname
van Nederlandse bedrijven tijdens het Geospatial World
Forum, dat in de periode 2013-2016 een aantal keer in Neder-
land is georganiseerd. Dit heeft onder meer de samenwerking
tussen GeoBusiness Nederland en Kadaster Internationaal een
impuls gegeven.
Een van de resultaten van deze samenwerking is een
gezamenlijk project in Suriname, dat in 2016 is uitgevoerd
met ondersteuning vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). Dit project is de start geweest van een
samenwerking tussen het Surinaamse Kadaster, het Manage-
ment Instituut voor Grondregistratie en Land Informatie
Systeem (MI-GLIS), en het Kadaster in Nederland. Doel van de
samenwerking is het verbeteren van de ketenintegratie van
de landadministratievoorziening. Dit betekent het vergroten
van de samenwerking tussen leveranciers en gebruikers van
onroerend goed-data, zoals landmeters, notarissen, banken en
overheid. Hiermee wordt een basis gelegd voor het creëren
van IT-oplossingen om de huidige efficiëntie van die keten
te verbeteren. Hierin kan het geo-bedrijfsleven een grote rol
spelen en vormt zo een unieke basis voor een internationale
publiek-private samenwerking. De partner voor GeoBusiness
Nederland in Suriname is de ICT Associatie Suriname (ICT-AS),
de brancheorganisatie voor ICT-bedrijven in Suriname. In het
kader van het project heeft een delegatie van de ICT-AS in
juni 2016 een bezoek gebracht aan Nederland. Vervolgens is in
oktober 2016 een geo-handelsmissie en studietour georgani-
seerd naar Suriname met de bedrijven Nazca-IT, VGI Support,
Ruimteschepper / GeoSpotter, Geometius en Royal Hasko-
ningDHV. Dit project is een voorbeeld van hoe er kan worden
samengewerkt tussen de partners in de driehoek en hoe er
kan worden geprofiteerd van een bundeling van contacten en
kennis. Het resultaat is een samenwerking tussen GeoBusiness
Nederland en de ICT-AS. Momenteel worden de mogelijk-
heden voor een pilotproject en proeftuin onderzocht, waar
met name Nazca-IT actief bij betrokken is.
Er gebeurt dus wel degelijk veel op internationaal gebied.
Het mag dan geen speerpunt voor ons zijn, de Nederlandse
geo-bedrijven weten als geen ander dat er voldoende
mogelijkheden zijn voor de export van kennis en producten.
Deze liggen vaak dichterbij en meer voor de hand dan je denkt!
Camille van der Harten
Directeur GeoBusiness Nederland
Column
Cam
ille
van
de
r H
arte
n
Het geo-bedrijfsleven is wel degelijk
internationaal actief
THEMA
26 | Geo-Info | 2017-4
Ieder jaar gaan er vele handelsmissies op pad om de Nederlandse handelspositie te verstevigen. Meestal worden
deze missies opgetuigd rond belangrijke Nederlandse handelsthema’s zoals landbouwproducten, mariene
technologie, bouw of transport. De combinatie overheid (diplomatie) en bedrijfsleven (ondernemerschap) blijkt
meer deuren te openen dan ieder voor zich. Zeker als er een minister of staatssecretaris mee gaat. Geo-informatie
is niet een thema dat zomaar opkomt als het om Nederlands handelswaar gaat. Toch gelooft de sector zelf dat
we veel te bieden hebben over de grens en dat dit gestimuleerd moet worden. Reden om zelf een eerste stap
te zetten en ervaring op te doen met een geo-handelsmissie. GeoBusiness Nederland (GBN) en het Kadaster
sloegen de handen ineen en organiseerden eind 2016 een missie naar Suriname, ondersteund door RVO.
Suriname is een groot land, met een kleine –
mondiaal wat geïsoleerde - beroepsbevolking.
Het is daarom moeilijk voor Suriname om een
geo-ICT kennisbasis op te bouwen en te onder-
houden die aan de snel groeiende vraag voldoet.
Samenwerking met Nederland en landen in de
regio is daarom belangrijk. Dit geldt zowel voor
de private sector als voor de overheidssector op
het gebied van landadministratie als geo-ICT.
Doel van deze missie
Het doel is het stimuleren van de samenwerking
tussen het Surinaamse en Nederlandse bedrijfs-
leven in de geo-ICT. Tijdens een defi nitiestudie
- uitgevoerd in december 2015 door Kadaster
en GeoBusiness Nederland - is gesproken
met vertegenwoordigers van het Surinaamse
bedrijfsleven, van de onderwijssector, nutsbe-
drijven en overheidsinstanties. Geconcludeerd
werd dat de geo-sector gezien moet worden als
belangrijk onderdeel binnen de algemene ICT-
sector. De sector is nu sterk georiënteerd op de
overheid, dus is het creëren van bewustwording
en behoefte aan geo-data het startpunt. Ook in
het onderwijs zou aansluiting gezocht dienen te
worden bij ICT-opleidingen door ‘geo’ integraal
op te nemen in de ICT-opleidingen. Er is nu een
tekort aan beschikbare expertise.
Voorbereiding
Tijdens een bijeenkomst ‘Internationaal onderne-
men’ (23 maart 2016, Amersfoort) werden buiten-
landse ervaringen van Kadaster en RVO gedeeld
met de geïnteresseerde leden van de branche-
vereniging GeoBusiness Nederland, en lichtte de
branchevereniging haar internationale agenda
toe. Ook werd aan bedrijven concreet gevraagd
of men betrokken wilde zijn bij de opvang van de
Surinaamse delegatie, of men zelf interesse had
de zakelijke mogelijkheden in Suriname nader te
verkennen, en wat de precieze verwachtingen
waren. Een eerste zaadje was gepland.
Door middel van studiebezoeken over en
weer zijn er relaties gelegd tussen het Neder-
landse en Surinaamse bedrijfsleven op het
gebied van geo-ICT. Voor beide studiebezoe-
ken hebben de deelnemers korte bedrijfs-
presentaties opgesteld, zodat de partijen van
tevoren over en weer een goed beeld hadden
van de bedrijfsactiviteiten en de verwachtin-
gen van de deelnemers.
Suriname in Nederland
Een delegatie bestaande uit MI-GLIS, de ICT
Associatie Suriname en de Surinaamse start-up
bedrijven Advanced Geodetic Solutions en
Apptastic, bracht in juni 2016 een studiebezoek
aan het Kadaster in Nederland, inclusief bezoeken
aan ketenpartners van Kadaster in Nederland en
bedrijfsbezoeken.
Er zijn workshops gehouden bij het Kadaster over
de registratie van onroerend goed (bewaarders),
het landmeten en IT-processen en er werden
bezoeken gebracht aan kantoren van het Kadaster
in Arnhem, Zwolle en in Apeldoorn. De delegatie
is ook op bezoek geweest bij de belangrijkste
ketenpartners van Kadaster, zoals een gemeente,
het notariaat, de bank en een makelaarskantoor.
Onder leiding van GeoBusiness Nederland werden
bedrijfsbezoeken afgelegd aan onder andere
Nazca IT (Houten), Geofort (Herwijnen), Ruimte-
schepper BV (’s Hertogenbosch) en VGI Support
(Arnhem). Ook werd de delegatie ontvangen
tijdens de jaarvergadering van de leden van GBN
en de aansluitende netwerkbarbecue.
Nederland in Suriname
Het tegenbezoek vond plaats in oktober 2016.
Vijf Nederlandse bedrijven uit de geo-sector;
Nazca IT, VGI Support, Geospotter, Geometius
De potentie van Geo-handelsmissiesGoed voorbeeld met Suriname vraagt om vervolg
Receptie van GeoBusiness Nederland in juni 2016 met de Surinaamse delegatie, vertegenwoordigers
van het Kadaster, de burgemeester van Amersfoort Lucas Bolsius, en voorzitter van GBN Ed Nijpels.
InternationaliseringVerslag
| 272017-4 | Geo-Info
en Royal HaskoningDHV, namen deel aan stu-
diebezoek georganiseerd door GeoBusiness
Nederland en Kadaster. Met ondersteuning
van de Nederlandse ambassade in Paramaribo
en de Rijksdienst Voor Ondernemend Neder-
land (RVO) zijn de kansen voor samenwerking
en handel in de geo-sector verkend.
Het doel van dit studiebezoek was om het
Nederlandse bedrijfsleven gebruik te laten maken
van het netwerk en de relaties die het Kadaster
en GeoBusiness Nederland hebben in Suriname.
Het bezoek vond plaats tijdens de Surinaamse
ICT-week. Nederlandse en Surinaamse bedrijven
hielden korte pitches, er was een speeddate-
sessie georganiseerd en er werd gezamenlijk
gewerkt aan een ‘roadmap’ voor de ICT Associatie
Suriname. Er zijn een aantal bezoeken aan over-
heidsorganisaties en bedrijven afgelegd, zoals aan
het EBS, SWM, SBB en Ilaco. Voor het studiebezoek
werd nauw samengewerkt met de lokale tegen-
hanger van het Kadaster, MI-GLIS, om overheid en
bedrijfsleven nader tot elkaar te brengen.
Bij de deelnemers was de tevredenheid over de
zakelijke kansen die de missie heeft opgeleverd
groot. Het bezoek uit Nederland kreeg veel
aandacht in Suriname. Als afsluiting werd op de
residentie van de Nederlandse ambassadeur
een samenwerkingsovereenkomst tussen
GeoBusiness Nederland en de ICT Associatie
Suriname ondertekend. De overeenkomst
voorziet in samenwerking en het delen van
kennis en het netwerk van beide verenigingen.
Eén van de vervolgacties is om gezamenlijk een
‘living lab’ in te richten in Suriname.
Wat heeft dit nou opgeleverd?
Met de uitwisseling van mensen in de (geo-)ICT
sector is een impuls gegeven aan samenwer-
kingsverbanden in een relatief nieuw domein. In
Suriname is op IT-gebied voornamelijk activiteit
op gebied van ‘call centres’ en dataverwerking
voor de Nederlandse markt. Met de verbindin-
gen die in dit project gelegd zijn, is dat verbreed
naar support voor andere sectoren zoals e-over-
heid, ruimtelijke planning en beheer, toerisme
en mijnbouw. De veranderende mindset is dat er
gelijkwaardiger onderhandeld wordt en er meer
gedacht wordt in partnerships, dan in goedkope
onderaanbesteding en marktconcurrentie.
De contacten van de ICT Associatie Suriname
met GeoBusiness Nederland hebben geleid
tot een Memorandum of Understanding,
waarmee de basis is gelegd voor een
gemeenschappelijk professioneel platform
voor de private sector. De werkbezoeken aan
Nederland en de Nederlandse handelsmis-
sie hebben bovendien al de eerste zakelijke
samenwerkingen opgeleverd, zoals het
gemeenschappelijk tenderen op Surinaamse
aanbestedingen en indienen van projectvoor-
stellen bij Nederlandse ontwikkelingsfondsen
(faciliteit duurzaam water).
Het RVO-initiatief heeft met support van de
Nederlandse ambassade en het Kadaster het
netwerk tussen de Nederlandse en Suri-
naamse (geo-)ICT sector succesvol opgestart.
De vervolgstappen zullen op voet van onder-
nemerschap van de private sector doorgezet
moeten gaan worden.
Kees de Zeeuw
Nederlandse delegatie op studiebezoek in Suriname, in oktober 2016.
Ondertekening samenwerkingsovereenkomst tus-
sen GeoBusiness Nederland en ICT Associatie Suri-
name op de residentie van de Nederlandse ambas-
sadeur in Paramaribo, oktober 2016.
Ernst Noorman,
Nederlandse ambassadeur in Suriname
“Wij zijn verheugd dat we samen met het Nederlandse Kadaster en
GeoBusiness Nederland, Surinaamse en Nederlandse ondernemers in de
geo-sector bij elkaar hebben kunnen brengen. Dit legt een goede basis
voor een duurzame samenwerking in de nabije toekomst.”
Vincent Kenswil,
secretaris ICT Associatie Suriname
“Het beeld van het Nederlandse bedrijfsleven is veranderd. Nederland en
Suriname worden meer gelijke partners die samen iets kunnen bereiken.
GeoBusiness Nederland heeft bovendien de ICT Associatie geïnspireerd
om van plannen naar doen te komen.”
Camille van der Harten,
directeur GeoBusiness Nederland
“De misse was succesvol en de tevredenheid over de zakelijke kansen die
de missie heeft opgeleverd bij de deelnemers is groot.”
Mathilde Molendijk,
regiomanager Latijns Amerika, Kadaster
“Heel motiverend, deze samenwerking met zowel MI GLIS als met het
Nederlandse en Surinaamse bedrijfsleven. Aanbevelingen worden door
MI GLIS al geïmplementeerd, voordat je kans hebt gekregen het in een
rapport op te schrijven. Zo kan je meters maken.”
THEMA
28 | Geo-Info | 2017-4
EuroGeographics is de leden-
vereniging van de Europese
nationale geografische, kadastrale
en landregistratie-autoriteiten.
Deze non-profit organisatie werd
in september 2000 opgericht
en omvatte toen 37 Europese
landen. In 2011 werd de legale
structuur gewijzigd naar een
internationale vereniging zonder
winstoogmerk (IVZW) en verhuisde
het hoofdkwartier van Marne-la-
Vallée in Frankrijk naar Brussel, België.
Momenteel telt EuroGeographics
63 organisaties uit 46 landen
en wordt heel fysiek Europa
vertegenwoordigd.
Door Karin Mertens
De missie van EuroGeographics bestaat uit
het creëren en het onderhouden van een
netwerk van leden, die door het delen van
informatie en door een intensieve samen-
werking hun eigen kunnen en kennen
vergroten. De hoofdactiviteiten zijn gericht
op het vertegenwoordigen van de leden-
belangen, kennis overdracht, capaciteits-
ontwikkeling, de creatie en het uitvoeren van
inter operabiliteitsprojecten en het produceren
van pan-Europese producten op basis van
de nationale datasets. Samen vormen ze één
stem en trachten ze een oplossing te vinden
voor gemeenschappelijke problemen en
uitdagingen.
EuroGeographics biedt haar leden een
wereldwijde vertegenwoordiging, die hun de
mogelijkheid biedt om deel te nemen aan
hoogwaardige samenwerkingen met grote
internationale organisaties zoals de Verenigde
Naties. Sinds 2014 werken de leden van Euro-
Geographics samen met de UN-GGIM:Europe.
Het Nederlandse Kadaster is in dit kader
verantwoordelijk voor het aanbieden van een
secretariaat en EuroGeographics voert dit
werk namens hen uit.
Naast UN-GGIM is er eveneens een samenwer-
king met de EEA, de European Environment
Agency. Deze coöperatie werd voor de eerste
keer ondertekend in 2011, maar werd recent
nog vernieuwd en houdt onder andere in dat
tijdens internationale crisissen, zoals bij grote
overstromingen of aardbevingen, geospatiale
gegevens van de EuroGeographics leden aan-
gereikt zullen worden voor de snelle productie
van kaarten van de getroffen regio.
Producten en diensten
Naast de mogelijkheid om interessante
internationale overeenkomsten aan te gaan,
biedt EuroGeographics een aantal producten
en diensten aan die tot stand gebracht zijn
en onderhouden worden door de verschil-
lende leden. Op dit moment zijn er vier
pan-Europese producten beschikbaar: Euro-
BoundaryMap, EuroRegionalMap, EuroDEM en
EuroGlobalMap Open Data.
• EuroBoundaryMap is een ruimtelijke
databank op schaal 1: 100 000 met een
verzameling aan geometrieën, codes en
namen van de administratieve en statis-
tische eenheden voor 55 Europese landen.
EuroGeographics; een inte op het gebied van ruimtel
Figuur 1 - EuroGeographics in cijfers.
Internationalisering
| 292017-4 | Geo-Info
Deze geometrieën sluiten naadloos op
elkaar aan zodat er een homogeen bestand
ontstaat. Koppelingen naar de statistische
LAU en NUTS-codes van lokale adminis-
tratieve eenheden van 28 lidstaten van
de Europese Unie werden in de gegevens
geïntegreerd.
• EuroRegionalMap is een topografische
vectoriële dataset op schaal 1: 250 000, die
naadloos is en geharmoniseerd is over de
grenzen van de EuroGeographics-leden.
Het bevat zeven thema’s: de administrati-
eve grenzen, het hydrografisch netwerk,
het transportnetwerk, de nederzettingen,
de vegetatie en de bodembedekking, de
plaatsnamen en een gemengd thema
met onder andere de gebouwen en het
hoogspanningsnet.
• EuroDEM is een digitaal hoogtemodel dat
een overzicht geeft van de hoogtes van
het ‘naakte’ oppervlak. Het houdt dus
geen rekening met landschapselementen
zoals gebouwen, bossen en dergelijke.
Dit hoogtemodel is ideaal voor onderzoek
naar omgevingsveranderingen, hydrolo-
gische modelleringen en het visualiseren
van metingen.
• EuroGlobalMap is een topografische data-
bank op schaal 1:1 000 000, die 45 Europese
landen en streken naadloos overdekt.
EuroGlobalMap maakt het mogelijk
topografische klassen zoals rivieren, trans-
portnetwerk, bebouwde en bewoonde
plaatsen op kleine schaal te gebruiken
als achtergrond voor toepassingen zoals
planning, monitoring, netwerkanalyse en
voorstelling van het milieubeleid. De versie
EuroGlobalMap Open Data van maart 2013
staat gratis ter beschikking via
www.eurogeographics.org/form/topographic-
data-eurogeographics en werd al door meer
dan 1800 gebruikers gedownload.
Feedback van gebruikers geeft aan dat zij
veel waarde hechten aan gratis beschikbare
gegevens van geautoriseerde bronnen die up-
to-date zijn en verschillende Europese landen
omvatten. Doordat de EuroGeographics
producten een harmonieuze overgang bieden
tussen de Europese grondgebieden zijn ze
ideaal voor het ondersteunen van bedrijven
die in Europa werken.
Deze vier pan-Europese producten kunnen door
de leden gebruikt worden via het ELF (European
Location Framework). Deze technische infra-
structuur werd in de periode van maart 2013 tot
oktober 2016 ontwikkeld door een zo’n veertig
partners komende uit de publieke sector, de
academische wereld, de commerciële sector,
EuroGeographics en de OGC. In één groot
interoperabiliteitsproject werd op basis van
de INSPIRE richtlijn gewerkt aan een Europese
ruimtelijke data infrastructuur (SDI) die dient als
dé gateway naar allerlei ruimtelijke informatie
zoals de vele nationale referentiedatasets en
services en de Europese grensoverschrijdende
producten. Deze unieke bron aan informatie kan
aangewend worden voor uitgebreide analyses
en beslissingsnemingen.
De ELF-infrastructuur is een praktisch
voorbeeld van de implementatie van de
INSPIRE richtlijn en kan in deze hoedanigheid
hulp bieden in de praktische realisatie van de
nationale naleving van de INSPIRE richtlijn.
Meer informatie over het ELF project en de
hieruit resulterende infrastructuur kan terug
gevonden worden op locationframework.eu/.
Met de ELF-infrastructuur is de eerste stap
gezet naar het verwezenlijken van operationele
Europese ruimtelijke view, download en geo-
lokalisatie services. Maar er is nog wel wat werk
om dit technisch platform om te zetten naar
een volledig functioneel geheel van duurzame,
operationele services die continu beheerd en
onderhouden worden. Met dit doel voor ogen
werd het ELS of European Location Services-
project voorgesteld door de EuroGeographics
board. Meer informatie over dit project is te
vinden op www.eurogeographics.org/news/
towards-future-european-location-services.
Kennisoverdracht
Eén van de sleutelactiviteiten van EuroGeo-
graphics zijn de KENs (Knowledge Exchange
Groups). In deze werkgroepen is het mogelijk
voor een lid om kennis en ervaringen te
delen met andere leden en zo aan hun eigen
ontwikkeling te werken of om gemeenschap-
pelijke problemen op te lossen.
Binnen EuroGeographics zijn er zeven verschil-
lende KENs opgericht, die zich toespitsen op
e rnationale samenwerking l ijke informatie
Figuur 2 - De pan-Europese producten.
THEMA
30 | Geo-Info | 2017-4
een specifiek domein dat van belang is voor de
nationale geografische, kadastrale en landregis-
tratie-autoriteiten www.eurogeographics.org/
content/expert-groups-0):
• Business Interoperability KEN (BI KEN) richt
zich op de ontwikkeling van nationale
geo-informatietechnieken zoals Open
Data en e-governement. Ze bestuderen
eveneens de prijszetting en de licenties van
producten en services en delen gegevens
over de geografisch informatiemarkt, de
toekomstige productontwikkelingen, hun
concurrenten en hun potentiële partners.
• Cadastre and land registry KEN (CLR KEN) is
bedoeld om kennis te delen rond kadas-
trale informatie en dit zowel op nationaal
als op Europees niveau. De groep bekijkt
eveneens de recente en toekomstige
ontwikkelingen van relevante technolo-
gieën in het domein. Eén van de doelen
van deze groep is het bewust maken van
de leden van het belang van kadastrale en
landregistratie-informatie voor econo-
mische activiteiten en sociale ontwikkeling.
• Copernicus KEN (CoKEN) brengt verschil-
lende experten samen die thuis zijn in
Emergency Mapping of het produceren
van kaarten in noodsituaties. Deze KEN
heeft een nauwe link met de European
Environment Agency (EEA) en biedt in-situ
data aan voor het Copernicus Earth Obser-
vation Programme.
• Policy KEN (PolKEN) verzamelt en deelt
informatie over Europese en wereldwijde
beleidsontwikkelingen. De experts van
deze groep gebruiken hun kennis om op
een constructieve manier mee te werken
aan Europese initiatieven, programma’s en
beleidsmaatregelen die vallen binnen de
scope van EuroGeographics en zijn leden.
De opgedane internationale kennis en
ervaringen zijn op hun beurt dan weer van
groot belang bij het uitzetten van de visie
en het doel van EuroGeographics.
• Quality KEN (QKEN) brengt verschillende
kwaliteitsmanagers samen die zich
buigen over de aspecten datakwaliteit en
kwaliteitsbeheer. Deze experts bekijken en
beïnvloeden eveneens de ontwikkeling van
de standaarden in hun expertisedomein
• INSPIRE KEN volgt de ontwikkeling van de
INSPIRE-richtlijn op de voet en stelt de
leden in staat om ervaringen met betrek-
king tot de implementatie van de INSPIRE
richtlijn te delen.
• Positioning KEN (PosKEN) biedt zijn leden de
mogelijkheid om kennis en ervaringen te
delen in het domein van GNSS-positioner-
ing. Deze KEN focust op het uitbouwen
en onderhouden van een netwerk van
deskundigen in satellietpositionering
en –navigatie, het volgen van de ontwik-
kelingen van relevante technologieën en
praktijken, het bestuderen van het meest
efficiënte gebruik van de Galileo services
en het op punt stellen van gemeenschap-
pelijke standaarden, beleidslijnen en ‘best
practice’ documenten.
De activiteiten van de KENs bestaan over het
algemeen uit het organiseren van 1 à 2 plenaire
sessies per jaar, het opzetten van webinars, het
organiseren en het bijwonen van conferenties
en het produceren van richtlijnen, beleidsnota’s
of andere publieke rapporten.
De plenaire sessies worden steeds georganiseerd
door de KENs voorzitters in samenwerking met
het organiserende lid. De locatie van de plenaire
sessies wijzigt steeds zodat ieder lid de kans krijgt
om een plenaire sessie te hosten. Vaak zijn deze
sessies ook via webinar te volgen en worden
alle presentaties, beslissingen en groepswerken
gedeeld via de EuroGeographics groepspagina,
zodat elk lid dat niet fysiek aanwezig kon zijn op
de plenaire sessie toch de resultaten op afstand
kan volgen. Op deze plenaire sessies worden
regelmatig niet-leden uitgenodigd om kennis en
ervaringen uit te wisselen.
De KENs zijn steeds op zoek naar leden die
ervaring hebben in het expertisedomein
en die bereid zijn om deze te delen binnen
de groep. De QKEN zoekt bij voorbeeld nog
steeds een kwaliteitsexpert uit Nederland.
De laagdrempeligheid en de meerwaarde die
de KENs bieden, zorgen dat deze Knowledge
Exchange Groups één van de meest populaire
voordelen is van het EuroGeographics-
lidmaatschap.
Samen zijn we sterker, slimmer,
efficiënter en effectiever
Door de uitdagingen waarmee de nationale
geografische, kadastrale en landregistratie-au-
toriteiten worden geconfronteerd is het
noodzakelijk om elkaar te steunen en samen
te werken. Vanuit deze optiek werd EuroGeo-
graphics opgericht en werd er getracht om
samen een ruimtelijke structuur uit te bouwen
met pan-Europese producten en services die
ten dienste staat van Europa en haar lidstaten.
Meer informatie over EuroGeographics en haar
activiteiten kan terug gevonden worden op de
webpagina www.eurogeographics.org.
Met dank aan de verschillende leden van het
secretariaat van EuroGeographics. Zonder hen
had dit artikel niet tot stand kunnen komen!
Lic. Karin Mertens is kwaliteits-
manager bij het Nationaal
Geografisch Instituut te Brussel,
België en actief lid van de
QKEN, EuroGeographics.
Zij is te bereiken via
Uit de fraaie digitale Geodatenatlas van de Kreis
Borken beoosten de Achterhoek blijkt dat de
Uraufnahme (1836-1850) van de topografische
kaart al twijfelde of het buurland het Koninkrijk
Holland of het Koninkrijk der Nederlanden was.
kreis-borken.de/de/kreisregion/geodatenatlas/
Holland of de Nederlanden?
Internationalisering
| 312017-4 | Geo-Info
THEMA
MapGear B.V. is een jong en
innovatief geo-ICT bedrijf.
Met een gespecialiseerd
team ontwikkelen wij unieke
webapplicaties met interactieve
kaarten, zoals de Zonnekaart.
Onze oplossingen, waarin eenvoud
en toegankelijkheid centraal staan,
worden ingezet in diverse sectoren
door ruim 250 opdrachtgevers in
Nederland en in het buitenland.
Door Egbert Griffioen
MapGear heeft duurzaamheid hoog in het
vaandel staan. Onze applicaties onderschei-
den zich doordat we niet puur te focussen
op functionaliteit, maar vooral op gebruiks-
ervaring. Steeds vaker leveren wij naast onze
software ook bijpassende apparatuur zoals
geo-tablets, GPS-camera’s en TouchTables.
Spraakmakende internationale
projecten
De afgelopen jaren is steeds meer interesse
ontstaan voor onze producten vanuit het bui-
tenland. Recentelijk hebben wij onder andere
de volgende aansprekende internationale
projecten uitgevoerd:
• Duurzaamheidskaart Antwerpen (België)
In opdracht van Stad Antwerpen heb-
ben wij onze Zonnekaart doorontwikkeld
tot een ‘duurzaamheidskaart’. De stad
Antwerpen kende onze interactieve
duurzaamheidstools en heeft ons gevraagd
een nieuwe website ‘zoominopuwdak’ te
realiseren (www.zoominopuwdak.be/).
Deze website wordt inmiddels aangeboden
aan alle burgers om hen te stimuleren en te
faciliteren bij duurzame maatregelen aan de
woning. De website bevat naast de Zonne-
kaart (die inzicht geeft in de potentie voor
zonnepanelen) een thermografische kaart
(die inzicht geeft in de warmte-uitstraling
van elk dak) en een groene dakenkaart
(potentiekaart voor de toepassing van
vegetatiedaken). Het is de bedoeling om
de website de komende jaren verder uit te
breiden met andere relevante duurzaam-
heidsthema’s, zodat er een integrale website
ontstaat die de burger in één oogopslag
inzicht geeft in alle mogelijkheden.
• Klimaatonderzoek Dhaka (Bangladesh)
In 2015 hebben wij onze eerste TouchTable
afgeleverd in Dhaka, Bangladesh. Hier zijn
de afgelopen jaren verschillende work-
shops gehouden om mogelijke maatrege-
len voor het Deltaplan Bangladesh te iden-
tificeren. De TouchTable is effectief ingezet
als hulpmiddel om tijdens de workshops
met behulp van diverse GIS-software en
rekenmodellen scenario’s door te rekenen.
Het resultaat is een reeks van maatregelen
om overstromingen te beperken, het rivier-
en kustbeheer te verbeteren en waterte-
korten te voorkomen. De TouchTable heeft
een concrete bijdrage geleverd aan het
ontwikkelen van een adaptief deltaplan
voor Bangladesh. Inmiddels zijn er de
afgelopen jaren drie TouchTables succesvol
afgeleverd in Bangladesh.
Egbert Griffioen is mede-
eigenaar/projectmanager bij
MapGear. Hij is bereikbaar via
Duurzaamheid centraal bij ‘Zoominopuwdak’.
MapGear draagt bij aan inter nationale duurzaamheidsprojecten
32 | Geo-Info | 2017-4
Geodan zet zich ervoor in om
de wereld een beetje slimmer,
efficiënter, veiliger en duurzamer
te maken. Niet alleen in Nederland,
maar ook in het buitenland. Er is
immers bijna geen werkveld te
bedenken waarin geo-informatie
niet van cruciale betekenis kan zijn.
Door Ceciel Fruijtier
Als je er goed over nadenkt, is het lastig om
een domein te noemen waarin geo-informatie
niet van cruciale waarde is. Of het nou gaat
over logistiek, mobiliteit, afvalverwerking,
veiligheid, landgebruik, energievoorziening,
klimaatverandering, voedselproductie, huis-
vesting, werkgelegenheid, luchtkwaliteit en ga
zo maar door: om zicht en grip te krijgen op
de processen die in deze werkvelden spelen,
gebruiken we plaatsgebonden gegevens
die voor een groot deel door de tijd heen
veranderen. Geo-informatie dus.
Geodan ontwikkelde een applicatie waarmee
alle mogelijke stakeholders met geo-informatie
kunnen werken, ook al zijn het leken op het
gebied van GIS. Zij kunnen niet alleen kaarten
oproepen waarin verschillende gegevens
kunnen worden gecombineerd, maar ook
informatie toevoegen. Dat maakt het mogelijk
om ‘schetsend’ met elkaar te brainstormen.
Op allerlei plekken ter wereld wordt daar gretig
gebruik van gemaakt. Niet alleen bestuurders,
beleidsmakers en deskundigen, maar ook
burgers uit de plaatselijke bevolking kunnen op
deze manier input leveren voor ruimtelijke plan-
nen en de eigen plannen baseren op relevante
geo-informatie.
Gezamenlijk plannen maken en
betere besluiten nemen
Sinds zij de deur hebben opengezet voor
modernisatie, gaan de ontwikkelingen in Butan
snel. Steden schieten als paddenstoelen uit de
grond, wegen worden aangelegd en links en
rechts worden allerlei activiteiten ontplooid.
Het is de autoriteiten duidelijk dat zij dit proces
in goede banen moeten leiden. Tijd dus om
met de verschillende belanghebbenden en
deskundigen rond de touch table te gaan staan,
waarbij de Phoenix-applicatie toegang geeft tot
alle beschikbare geografische gegevens zonder
dat de gebruikers over GIS-deskundigheid
hoeven te beschikken. Doordat alle gegevens
worden samengebracht en inzichtelijk worden
gevisualiseerd, ontstaat overzicht en inzicht.
Dat faciliteert het maken van de nodige regio-
nale ontwikkelingsplannen.
Bangladesh is de grootste delta ter wereld. Het
land staat voor grote uitdagingen op het gebied
De buitenlandse activiteiten van Geodan
Verschillende stakeholders rond de touch table aan het werk in Butan.
Internationalisering
| 332017-4 | Geo-Info
van water- en voedselveiligheid en heeft te
kampen met natuurrampen als overstromin-
gen, droogten en cyclonen. In Dhaka werd
de Phoenix-applicatie tijdens interactieve
ontwerpworkshops ingezet om de gevolgen
van klimaatverandering in beeld te brengen.
Onderzoekers, beleidsmakers en stakeholders
stonden rond de touch table om gezamenlijk
tot een ruimtelijke adaptatiestrategie te komen.
Zo kon een concreet handelingsperspectief
worden geboden om een Bangladesh Delta
Plan te ontwikkelen [1]. Hiermee werd Geodan
als partner van Stichting Climate Adaptation
Services genomineerd voor de Partners voor
Water Award 2017.
Ruimtelijke ontwikkelingen
letterlijk op de kaart zetten
De Technisch-natuurwetenschappelijke Univer-
siteit van Noorwegen (NTNU) wil de ontwik-
keling van een duurzame stedelijke omgeving
faciliteren. In Trondheim onderzoekt men met
behulp van Phoenix diverse mogelijkheden om
het energiegebruik en de CO2-uitstoot drastisch
te verlagen. Verschillende maatregelen, hun
overlap, hun gevolgen en voor zover mogelijk
hun wisselwerking worden zo inzichtelijk
gemaakt. Welke invalshoeken versterken elkaar,
en wat kan juist niet met elkaar samengaan?
In Kathmandu (Nepal) werd het systeem ingezet
tijdens een nationale workshop over klimaat-
verandering. Phoenix hielp de deelnemers om
interactief en adequaat ondersteund door data
met elkaar van gedachten te wisselen over de
benodigde maatregelen in het Gandaki Bekken
[2]. In Mozambique ondersteunt Phoenix de
besluitvorming over het landgebruik, in Duits-
land wil men vraagstukken in de gezondheids-
zorg ermee in beeld brengen, en in Indonesië
werden de ontwikkelingen in het leefgebied van
de orang-oetans op de kaart gezet.
Zo wordt de Phoenix touch table applicatie
op allerlei plekken ter wereld ingezet om
samenwerking en kennis & ideeën uitwis-
seling tussen verschillende stakeholders te
faciliteren, om voor vraagstukken uit allerlei
domeinen tot de best mogelijke oplossing te
komen. Alle stakeholders hebben op deze wijze
toegang tot dezelfde data die inzichtelijk wordt
gevisualiseerd, én kunnen hun eigen inzichten
letterlijk op de kaart zetten. Met name tijdens
onderhandelingen en verkenningen, tijdens het
vergelijken en onderzoeken van verschillende
mogelijkheden, blijkt dat van doorslaggevende
waarde.
Geodan naar het buitenland met
een incidentmanagementoplossing
voor het spoor
De incidentmanagementoplossing die
Geodan in samenwerking met Qognify voor
het spoor ontwikkelde, gaat nog een stap
verder. Daarvoor worden realtime allerlei
soorten ruimtelijke data van verschillende
disciplines verzameld, geanalyseerd, beheerd
en verstrekt. En wel zo dat die gegevens wor-
den meegenomen in de besluitvorming én
adequaat worden geïntegreerd in de diverse
bedrijfsprocessen. Het gaat om een geïnte-
greerd informatie- en communicatieplatform,
dat op basis van location intelligence en de
specifieke kenmerken van het incident real-
time het meest geschikte afhandelscenario
bepaalt. ProRail (Nederland) werkt al met dit
systeem en kan 60% sneller dan voorheen
reageren op incidentmeldingen. Daardoor
worden incidenten en calamiteiten sneller en
beter verholpen.
Inmiddels is zowel in Europa als Azië belangstel-
ling voor dit systeem getoond. China bouwt
aan ‘de Zijderoute van de 21ste eeuw’: een
netwerk van land- en zeeroutes door zeker
zestig landen die Oost en West met elkaar
verbinden. Het gaat om het grootste infra-
structurele project aller tijden. In mei van dit
jaar vond in Isfahan (Iran) de eerste SilkGIS-
conferentie plaats om de wereldwijde expertise
op dit gebied bijeen te brengen. Professor Henk
Scholten (Geodan) werd gevraagd een Keynote
Lecture te geven: ‘How to develop a Geo Informa-
tion Structure to support the challenges of the
Silk Roads.’ Het spreekt voor zich dat een goed
incidentmanagementsysteem voor ‘de Zijde-
route van de toekomst’ van grote meerwaarde
kan zijn.
Geodan Madrid
Geodan is vanuit een vestiging in Madrid ook
actief in Spanje en Zuid- & Midden-Amerika.
Zij verzorgen onder andere de ‘typische
Geodan dienstverlening’: via slimme webap-
plicaties kunnen marketeers zien waar hun
doelgroepen zich bevinden en dus waar ze
hun folders het best kunnen verspreiden.
Bovendien kunnen ze voor de folderaars de
handigste looproutes bepalen. De bedrijven
waarvoor gefolderd wordt kunnen realtime
zien wanneer de folders bij de consument
in de bus vallen en hebben er dus zicht op
wanneer ze de gehoopte drukte kunnen
verwachten. Gaan de zaken goed en willen
ze een nieuwe vestiging openen, dan kan
Geodan Madrid ook voor hen onderzoeken
wat daarvoor de beste locatie is.
Soms loopt Geodan Madrid voor op het
moederbedrijf in Nederland. Zo ondersteunen
zij voor de gemeente Madrid met behulp van
Geocraft processen rond burgerparticipatie:
Madrid is verschenen in de virtuele wereld van
Minecraft en heeft geld vrijgemaakt om de
publieke ruimte te verbeteren. Burgers kunnen
via internet stemmen naar welke initiatieven
hun voorkeur uitgaat [1]. Maar niet alleen dat:
burgers kunnen ook zelf in Geocraft aan de
slag gaan, hun ideeën invoeren en tonen
welke veranderingen zij graag zouden willen
zien op welke plek.
Wereldwijd perspectief
Kortom: wereldwijd en in alle mogelijke
domeinen is er behoefte aan geo-informatie,
liefst op een laagdrempelige manier.
In november 2017 organiseert Geodan samen
met Geospatial Media (India) in Amsterdam
het Geo|Design+BIM Event [4]. Deze Europese
conferentie brengt professionals uit de bouw-
wereld, de Geo-ICT sector, de overheid en
wetenschap bij elkaar, om kennis en ervarin-
gen uit te wisselen over de nieuwste ontwik-
kelingen en de behoeften van de markt.
Speciale aandacht is er voor de mogelijkheden
van geospatial data analytics en 3D-model-
lering gedurende de hele levenscyclus van
infrastructuur. De Nederlandse Geo-ICT sector
heeft kennis en expertise in huis waar in het
buitenland vraag naar is. Geodan denkt dan
ook haar buitenlandse activiteiten verder te
zullen gaan uitbreiden.
Referenties[1] bit.ly/2tBxCI6
[2] bit.ly/2vZp66w
[3] bit.ly/2uwweJy
[4] geo-bim.org/europe/
Ceciel Fruijtier schrijft en
bewerkt teksten vanuit haar
bedrijf Fruijtier tekst&advies.
Daarnaast werkt zij parttime
voor Geodan.
Zij is te bereiken via
Op de touch table kan interactief kennis en infor-
matie worden uitgewisseld.
THEMA
34 | Geo-Info | 2017-4
Bio-bulkgoederen zoals
cacaobonen, graan en houtpallets
zijn vatbaar voor broei.
Brandschade loopt snel in de
papieren en de richtlijnen voor
broeipreventie kosten tijd en
mankracht. Om broeischade te
voorkomen en een veilige opslag
te garanderen heeft het Belgische
overslagbedrijf Molenbergnatie op
een terrein van 400.000 m2, met
behulp van ‘Long Range Wide Area
Network’-technologie (LoRaWan)
onder andere haar broeibewaking
geautomatiseerd.
Door Thorvald de Goede
Het is een concept voor de nabije toekomst, waarin
steeds meer apparaten data genereren. Het gere-
nommeerde vakblad BI Intelligence [1] schat in dat
eind 2018 ruim 18 miljard apparaten wereldwijd
zullen communiceren met het internet. Van de
koelkast tot de muizenval, over een tijdje zullen ze
hun gegevens met ons delen. Over een tijdje? In
de Antwerpse Haven is het realiteit en ‘praten’ de
prikstokken (uitgerust met temperatuursensoren)
en binnenkort de muizen- en rattenvallen met de
beheerafdeling van het internationaal opererende
overslagbedrijf. Sensorgebruik voor het monitoren
van de temperatuur in de bio-bulkgoederen is
het bedrijf niet vreemd. De voordelen van een
geautomatiseerde monitoring van omgevings-
waarden in de biomassa hebben ertoe geleid dat
in 2011 de samenwerking werd gezocht met een
Nederlandse leverancier van zowel de sensoren
als de softwareoplossing. Een keuze die met name
is gebaseerd op de positieve resultaten die een
soortgelijk systeem in de Amsterdamse haven
heeft laten zien. Maar ook het gemak speelde
een belangrijke rol: het systeem werkt volkomen
draadloos, waardoor het zonder veel inspanning in
de grote opslagloodsen ingericht kon worden.
De praktijk van real-time sensorbeheer
Op het moment behelst het project ruim
500 meetpunten, die op vier locaties aan de
Noorderlaan zijn ondergebracht. Iedere prikstok
meet op drie niveaus binnen de bio-bulk. De soft-
ware monitort de via de LoRaWAN ontvangen
meetwaarden op gegevens die de ondergrens
van 0̊ C of de bovengrens van 24̊ C overschrijden.
In het geval van een overschrijding krijgt de
beheerder hier direct bericht van en wordt de
berg, waarin de overschrijding zich voordoet,
meteen afgebouwd om de broei tegen te gaan.
Naast de signalering verloopt de berichtgeving
ook automatisch en verstuurt de software – in
het geval van Molenbergnatie – sms-berichten
aan beheerders op verschillende niveaus,
waardoor de calamiteit breed onder de aandacht
komt. Het real-time meten van de temperatuur
ten behoeve van broeipreventie ondersteunt
het overslagbedrijf ook op een ander vlak: het
toont aan dat de wettelijke richtlijnen voor het
opslaan van biomassa, zoals die onder andere zijn
vastgelegd in ISO 22000:2005 [2] en de HACCP
Ondersteunende Industrie – Opslag [3], in acht
worden genomen. Door continu de temperatuur
Arid-locaties Molenbergnatie.
Internet of Things in de Antwerpse Haven
Broei meten en muizen vangen met LoRaWAN
Internationalisering
| 352017-4 | Geo-Info
te meten, is de organisatie in staat met een druk
op de knop relevante statistieken en rapporten
aan de wetgever voor te leggen die beleggen
dat de voor specifieke biomassa – bijvoorbeeld
de opslag van cacaobonen – aan de daarvoor
geldende optimale opslagcondities is voldaan.
Zowel signalering als het verzamelen van bewijs-
last helpt bij een effectieve bedrijfsvoering. Een
gegeven dat de multinational bewogen heeft
ook naar andere toepassingen te kijken.
Nieuwe technieken –
nieuwe toepassingen
Toepassingen zoals muizenvallenbeheer passen
dankzij de komst van onder andere LoRaWAN
in het investeringsbeleid van de organisatie.
LoRaWAN, het Long Range Wide Area Network, is
een internationale ontwikkeling van de LoRaWAN
Alliance [4], die het versturen van kleine databe-
standen mogelijk maakt. Hiervoor wordt gebruik-
gemaakt van een bandbreedte van 800 MHz
(in vergelijking: het GSM-netwerk voor mobiele
telefonie werkt op 2.400 MHz). De lagere band-
breedte heeft het positieve gevolg dat met minder
ontvangers een dekkend netwerk ingericht kan
worden. In Nederland biedt KPN haar LoRa-netwerk
aan, maar het Belgische Molenbergnatie maakt
gebruik van een zogenaamd ‘private-LoRaWAN’,
door eigen ontvangers op locatie te installeren.
Kleinere berichten in combinatie met minder
infrastructuur en een groeiend aantal sensoren die
LoRa-compatibel zijn, geven het raamwerk waarin
aan nieuwe toepassingen gewerkt wordt. Eén van
die toepassingen is een LoRaWAN-muizen- en rat-
tenval. Deze Nederlandse innovatie past enerzijds
in de reeds bestaande LoRaWAN-infrastructuur
voor broeipreventie en sluit anderzijds aan bij de
sinds 1 januari 2017 geldende Europese regelgeving
voor plaagdierpreventie [5]. De nieuwe regels
sluiten het gebruik van gif in de buitenruimte uit,
waardoor meer conventionele methoden weer op
de voorgrond treden.
De in 2011 ingeslagen weg van het Belgische
Molenbergnatie is een groeipad, waarop steeds
meer processen voor de veilige opslag van bio-
massa door sensortoepassingen worden ingevuld.
Een ontwikkeling die gezien de technische ontwik-
kelingen op communicatie- en sensorgebied
steeds laagdrempeliger wordt, waardoor stilletjes
de vraag opkomt of er in de toekomst nog appara-
ten zullen bestaan die ons niets te melden hebben.
Referenties
[1] Businessintelligence.com
[2] HACCP Ondersteunende Industrie-Opslag
(diensten.kiwa.nl/agro-feed-en-food)
[3] IPM Rattenbeheersing (Inspectie Leef-
omgeving en Transport – Ministerie van
Infrastructuur en Milieu)
[4] ISO 22000:2005 (lv.vlaanderen.be/nl/bio/
wetgeving-biologische-landbouw)
[5] Lora-alliance.org
MSc. Thorvald de Goede Msc.
is Public Relations Manager
bij Nazca IT Solutions.
Hij is bereikbaar via
Collectie Wright-Draper bij UGentHet Museum voor de Geschiedenis van de
Wetenschappen van de UGent had tot 31 mei
2017 de tentoonstelling ‘Pushing the boundaries
– De Collectie Wright-Draper’, een showcase voor
landmeetkunde in extreme omstandigheden.
‘Professor De Maeyer, hoe heeft de UGent deze
indrukwekkende collectie bij elkaar gekregen?
Onze collectie topografische instrumenten heeft ver-
schillende bronnen. Enerzijds de toestellen welke sinds
het ontstaan van de universiteit (200 jaar terug) in de
cursussen m.b.t. topografie - die tot de eerste aan de
universiteit werden gedoceerd - werden ingeschakeld.
Dit impliceert dat er toestellen van het einde van de
18e eeuw tot actuele periode door de universiteit
werden aangekocht t.b.v. onderwijs en onderzoek.
Daarnaast kwamen door allerlei giften ook andere
toestellen in de universiteitscollectie. De belangrijkste
gift gebeurde echter door de erfgenaam en de execu-
teurs van Alan Wright. Het was hun wil om de toestel-
len verzameld door Alan Wright te schenken aan een
instelling die deze toestellen kon beheren in het kader
van haar bestaande activiteiten. De UGent die al lang
stukken uit haar collectie topografische toestellen
tentoonstelt op permanente basis en in tijdelijke ten-
toonstellingen leek de erflaters de beste partner.
Wie was Alan Wright en hoe is hij bij de UGent
terecht gekomen?
Alan Wright is een Engelse landmeter met een uit-
zonderlijke internationale carrière. Zo was hij onder
meer actief bij de British Antarctic Survey in de jaren
1960, waar hij twee overwinteringen meemaakte. Een
schiereiland werd naar hem genoemd (Wright Pen-
insula). Daarna is hij steeds een voortrekker geweest
wat betreft het gebruik van tellurometers en het was
zijn droom dat zijn grote collectie topografische
toestellen (met uiteraard verschillende tellurometers
en geodimeters, maar ook theodolieten tot GPS-toe-
stellen, alsook rekentoestellen) ooit in een museum
zouden terecht komen. De totale collectie overstijgt
de honderd instrumenten. Het is door de contacten
tussen de erflaters en Jan De Graeve dat de schenking
tot stand kwam. Bij hun zoektocht naar een gepast
instituut om de collectie te ontvangen, kon Jan De
Graeve hen de brede bestaande collectie schetsen
en hen overtuigen van de mogelijkheid om aan de
UGent voor de toestellen een gepaste bewaar- en
expositieruimte te vinden. Een verkenning ter plekke
overtuigde me ook van de aanwinst die de collectie
kon betekenen voor de UGent.
Wat is voor u het meest opmerkelijke stuk uit de
collectie?
Niet één stuk zou ik als dusdanig bestempelen, maar
wel het gamma van afstandsmeters die de tweede
helft van de 20ste eeuw karakteriseren. Misschien ook
wel een periode waarvoor onze collectie voorheen
een leemte vertoonde.’
www.obge-bole.be, tekst Wim Broes
Cartografie – Visie op de kaart
THEMA
36 | Geo-Info | 2017-4
De 21e eeuw zal voor een
belangrijk deel getekend worden
door klimaatverandering en
toenemende urbanisatie.
Als gevolg van de wereldwijde
bevolkingsgroei, migreren
mensen in toenemende mate
naar stedelijke gebieden. Dit leidt
tot een steeds groter wordende
druk op voorzieningen zoals
infrastructuur, water en energie.
Is het mogelijk om nieuwe
gebouwen en infrastructuur
efficiënter en goedkoper
te ontwikkelen? En kunnen
bestaande assets beter worden
benut, zonder afbreuk te doen aan
veiligheid? Dit zijn vraagstukken
die wereldwijd spelen en waaraan
Nederlandse geo-informatie
ingenieurs een bijdrage leveren.
Door Martin Kodde
Van geo-informatie naar Asset Integrity
Geo-data vormt een belangrijke bron van
informatie voor het beoordelen van de perfor-
mance van assets. Echter, alleen het inwinnen
van data is niet voldoende, slimme analyse is
nodig om uit deze data de juiste informatie
te halen om beslissingen te nemen. Fugro is
in veel landen marktleider op het gebied van
geo-informatie en heeft begin dit jaar al deze
activiteiten samengevoegd tot één business
line met de naam Asset Integrity. Binnen
deze business line worden nieuwe methodes
ontwikkeld voor de inwinning, verwerking
en analyse van geo-data, die vervolgens
wereldwijd worden uitgerold. Alle innovatie-
kracht is gebundeld in drie Regional Innova-
tion Centres: één in Brisbane (Australië), één in
Toronto (Canada) en één in Nederland. Vanuit
het Nederlandse innovatiecentrum ligt de
nadruk op industrie en spoor. Dat betekent dat
zowel de ontwikkeling van nieuwe techno-
logie, maar ook de uitvoering van projecten
in deze marktsegmenten, vanuit Nederland
wordt gecoördineerd. Dit is een ontwikke-
ling die met name ook mogelijk is gemaakt
doordat moderne inwintechnieken in één keer
de hele omgeving vastleggen, waarna deze
op kantoor verder kan worden uitgewerkt.
Ontwikkelingen waarover we in 2011 publiceer-
den (Meten, Karteren of Beheren? Geo-Info
2011-1) die nu werkelijkheid zijn.
Digitale industrie, op zee en op zand
Eén voorbeeld van een dienst die wereldwijd
wordt ingezet en draait om het vastleggen
van de hele omgeving is SITE-SPOT. Met deze
dienst levert Fugro aan beheerders van grote
industriële complexen een 3D-omgeving
in de browser. Op basis van terrestrische
laserscans en panoramafoto’s ontstaat zo een
digitale tweelingbroer van de werkelijkheid,
die eventueel ook kan worden aangevuld met
bijvoorbeeld BIM-data. SITE-SPOT wordt al
jaren succesvol in Nederland toegepast door
enkele grote petro-chemische bedrijven. Eén
van de klanten heeft ook een groot aantal faci-
liteiten in het Midden Oosten in zijn bezit die
aan de SITE-SPOT omgeving moesten worden
toegevoegd. Collega’s van Fugro ter plaatse
hebben de zware taak op zich genomen om
in de brandende zon de gewenste scans op
te nemen, daarbij regelmatig het instrument
in de auto plaatsend zodat deze dankzij de
airconditioning kon afkoelen. Alle verdere
verwerking en analyse van data is uitgevoerd
op het kantoor in Leidschendam. Al snel bleek
dat het gebruik vanuit een afgelegen locatie
bovengemiddeld intensief was. Een nauwkeu-
rige 3D-omgeving in de browser was ondanks
de trage internetsnelheid een aantrekkelijker
alternatief dan het mobiliseren van een bezoek
op locatie bij vijftig graden Celsius en de
nodige veiligheid- en gezondheidsrisico’s.
Wereldwijd betrouwbaar georganiseerd vanuit Ne dGeo-innovaties uit Nederland wereldwijd ingezet om de veiligheid en efficiëntie van assets t
Ook in het Midden-Oosten zijn faciliteiten aan de SITE-SPOT omgeving toegevoegd.
InternationaliseringVerslag
| 372017-4 | Geo-Info
spoor en industrie, e derland
s te garanderen
Het concept van een digitale tweelingbroer is
dan ook met name interessant voor objecten
die in de praktijk niet eenvoudig te bereiken
zijn. Dit soort objecten komen we niet alleen
tegen in de woestijn in het Midden Oosten,
maar ook midden op zee. In de oceaan ten
noorden van Australië wordt binnenkort een
FPSO voor de duur van veertig jaar afgemeerd.
Een FPSO is een drijvend productie, opslag en
overslag platform, feitelijk een kleine drijvende
fabriek waarin olie en gas direct uit de bron
wordt geproduceerd en opgeslagen in afwach-
ting van verder transport. Het beheer van het
platform wordt uitgevoerd vanaf het vaste land
in Australië. Met behulp van laser scans is er
daarom ook van dit platform een 3D-omgeving
gebouwd. Vanwege de beperkte bandbreedte
naar Australië staat alle data op lokale servers,
die vanuit Leidschendam worden beheerd.
Mind the gap
Een ander vakgebied waarin Fugro wereldwijd
digitale 3D-omgevingen bouwt, is het spoor.
Wereldwijd heeft Fugro sinds 2009 meer dan
100.000 kilometer aan spoorwegen met zeer
hoge nauwkeurigheid vastgelegd. Eén van die
landen is het Verenigd Koninkrijk, alwaar Networ-
kRail de beheerder is van zo’n 32.000 kilometer
spoor. In 2016 leverde Fugro 2500 kilometer aan
3D-spoordata voor het Great Western moderni-
satieproject. Dit jaar wordt aanvullend nog eens
zo’n 400 kilometer aan spoor vastgelegd ten
behoeve van spoorvernieuwing.
Fugro’s meetapparatuur wordt ten behoeve
van deze projecten op treinen gemonteerd. Na
de inwinning wordt de data geüpload naar het
rekencluster waarin de verdere analyse wordt uit-
gevoerd. Naast zeer nauwkeurige ligging van het
spoor, levert Fugro daarbij ook andere analyses,
bijvoorbeeld of de afstand tussen trein en perron
niet te groot, maar vooral ook niet te klein is.
Internationaal, zonder de grens
over te steken
Werken met data van een FPSO zonder
offshore te gaan, of het analyseren van spoor-
data uit het Verenigd Koninkrijk zonder de
Noordzee over te steken. Is er wel sprake van
een internationaal project als je het kantoor
niet hoeft te verlaten? De internationale
dimensie blijkt echter niet alleen te bestaan
uit de locatie waar je het werk uitvoert, maar
vooral ook uit de dynamiek met internationale
collega’s. Programmeurs binnen Fugro skypen
in de ochtend met collega’s in Australië voor
afstemming over dataverwerking, en hebben
in de middag een gezamenlijke stand-up met
ontwikkelaars in de Verenigde Staten. In deze
voortdurend urbaniserende wereld, is de plek
waar je bent uiteindelijk misschien helemaal
niet zo van belang.
Martin Kodde is
Manager Re gio nal Innovation
Centre Europe bij Fugro.
Hij is bereikbaar via
Een ander vakgebied waarin Fugro wereldwijd digitale 3D-omgevingen bouwt, is het spoor.
THEMA
38 | Geo-Info | 2017-4
Saricon is een adviesbureau
gespecialiseerd in de opsporing
van achtergebleven explosieven
uit de Tweede Wereldoorlog.
Samen met Van den Herik bv
(Sliedrecht) en Bom-Be (België)
voeren wij internationaal
onderzoek uit naar explosieven.
Internationaal geodata inwinnen
dus. Onderstaand artikel geeft de
werkzaamheden van dergelijke
explosieven-opsporingsproject
kort weer.
Door Ferry van den Oever
Wij ondersteunen opdrachtgevers bij
projecten waarbij mogelijk risico’s aanwezig
zijn doordat er explosieven uit de Eerste of
Tweede Wereldoorlog in de grond zitten.
Naast het uitvoeren van historisch onderzoek,
risico-analyses en het daadwerkelijk opsporen
van NGE (Niet Gesprongen Explosieven) voert
Saricon geofysisch onderzoek uit in de breed-
ste zin van het woord. Dit betreft onderzoek
ten behoeve van archeologie, civiele- en
milieutechnische vraagstukken, geologisch
onderzoek en uiteraard ook gericht op onder-
zoek naar explosieven. Onderzoeken worden
in binnen- en buitenland verricht, hiervoor
heeft Saricon in het verleden een zusterbedrijf
opgericht in België (BomBe) en in Frankrijk
(DIANEX).
Van den Herik is een waterbouwkundig aan-
nemer en voert al decennia werken uit op het
gebied van oever- en kustversterkingen, bag-
geren en suppleties, constructieve waterbouw,
wrakverwijdering, maar ook het opsporen en
benaderen van explosieven. Er worden werken
uitgevoerd van de Russische grens tot in
Spanje, met recht internationale waterbouw-
werken dus.
Belang van inwinning geodata
Met de toegenomen activiteiten op zee, nati-
onaal en internationaal, neemt ook de vraag
voor geodata-inwinning toe. Bij toegenomen
activiteiten kan men denken aan het plaatsen/
vervangen van onderzeese infra, het plaatsen
van windmolenparken, maar ook regulier
onderhoudsbaggerwerk blijft van groot
belang. Aangezien de zeebodem een dynami-
sche omgeving is, is het van belang aan juiste,
kwalitatief hoogwaardige data-inwinning
te doen ten behoeve van de voorbereiding
van dergelijke werken. De voorbereiding
heeft uiteraard alles te maken van een goede
beheersing van de projectrisico’s.
Een van deze risico’s is de aanwezigheid van
obstakels op of in de zeebodem, met name
de NGE’s (Niet-Gesprongen Explosieven)
uit de Tweede Wereldoorlog. Saricon heeft
in samenwerking met Van den Herik en
BomBe internationaal projecten begeleidt
en uitgevoerd in relatie tot deze NGE’s op de
zeebodem. Zowel het nautische karakter van
deze onderzoeken, maar ook het feit dat de
regelgeving per land en maritieme zone sterk
kan verschillen, maakt het noodzakelijk dat
naast de technische, uitvoerende kennis en
ervaring, men ook zeer goed op de hoogte
moet zijn van deze wet- en regelgeving ter
plaatse. Wij voeren dergelijke projecten uit
in nationale en internationale wateren voor
zowel de Nederlandse als de Belgische, Duitse
en Deense kust.
Saricon, Van den Herik en BomBe; imaritieme geodata inwinnen met ‘
Figuur 1 - De meetuitslag.
Internationalisering
| 392017-4 | Geo-Info
In het kort geschetst, behelst een NGE-onder-
zoek de volgende fasen:
• historisch onderzoek: wat kan en mag men
verwachten?;
• projectgebonden risico-analyse: welke
na-oorlogse activiteiten hebben er al
plaatsgevonden die mogelijk van invloed
zijn op het aantreffen van NGE’s?;
• detectie: voor mariene projecten betekent
dit geofysisch onderzoek voornamelijk met
behulp van magnetometrie, SideScanSonar
en multibeam;
• data-interpretatie: na het inwinnen van
kwalitatief goede data worden de datasets
geprocessed en geïnterpreteerd. Hieruit
kan volgen dat er een aantal anomalieën
in de data zijn waargenomen met de
kenmerken van NGE’s;
• de anomalieën worden benaderd door
duikers of ROV’s en deze objecten worden
verwijderd of vernietigd. Vervolgens wordt
de locatie ‘vrijgegeven’ en kunnen de voor-
genomen werkzaamheden plaatsvinden.
Bovenbeschreven processtappen leveren
enorme hoeveelheden geodata op. Bij het
inwinnen van de geofysische data aan boord
van het surveyschip vinden al eerste kwa-
liteitscontroles plaats (kwaliteit meetdata,
kwaliteit positionering meetdata enzovoorts).
Vervolgens vindt op kantoor het feitelijke
processen van alle geofysische data plaats. Is
uiteindelijk de kwaliteit voldoende voor het
verrichten van een goede interpretatie dan
zal een NGE-dataspecialist de gigantische brij
aan data moeten ontwarren en beoordelen of
er mogelijk NGE’s aanwezig zijn. De datasets
zitten ten slotte ook nog vol met valse ano-
malieën; reflecties als gevolg van de aanwe-
zigheid van allerlei ijzerhoudende objecten,
denk hierbij aan scheepswrakken, visnet-
ten, ankers, kettingen, kabels en leidingen
enzovoorts. Ook heeft er op zee overslag van
bulkmateriaal plaatsgevonden. De zeebodem
kan bezaaid zijn met ijzererts of ijzerslakken
die allemaal een contrastverschil in de data
kunnen weergeven. Ook geomorfologische
verschillen van de zeebodem zijn zichtbaar
(zandduinen). Het feit dat de zeebodem een
dynamisch geheel vormt en dat zowel de
zandduinen alsook objecten kunnen migreren,
maakt een en ander bijzonder complex.
Dergelijke projecten, vaak ook onder tijdsdruk,
vergen van de samenwerkende partijen
méér dan alleen kennis, kunde en een goede
verstandhouding. Dat vormt dan ook weer
de uitdaging. Hoge eisen worden gesteld aan
materiaal, meetapparatuur, softwarepakketten
maar ook aan de samenwerking met buiten-
landse partners.
Bovenstaande foto geeft ter illustratie één van
de objecten weer die aangetroffen kunnen
worden. Ook de bijbehorende meetuitslag is
grafisch weergegeven (figuur 1). Het betreft
hier een zogenaamde Duitse Kontaktmine.
Detonatie van een dergelijk explosief tijdens
reguliere werkzaamheden kan een desastreus
effect hebben. Dat is dus de reden dat wij,
Saricon, graag met Van den Herik en BomBe
dergelijke projecten overal uitvoeren.
Drs. Ferry van den Oever is
geofysisch specialist bij Saricon.
Hij is bereikbaar via
internationaal samenwerken en ‘PLOF’-gevaar
Kontaktmine.
THEMA
40 | Geo-Info | 2017-4
Tegenwoordig moeten studenten
en docenten wereldburgers zijn.
Maar als je dat nog niet bent, hoe
vertaal je dat internationale naar
een aantrekkelijk en motiverend
curriculum? We doen dit onder
meer door Engelse les te geven,
gericht op lezen, schrijven en
spreken. Dit is gekoppeld aan
het meest bijzondere rond
internationalisering op de HAS:
elke student is verplicht om in
het derde jaar op stage naar het
buitenland te gaan.
Door Marien de Bakker
Voor sommigen kan die buitenlandstage in
België zijn (net over de grens van de provin-
cie Noord-Brabant), maar anderen zoeken
het verder weg. Nieuw-Zeeland of Ecuador
horen ook tot de mogelijkheden. Geo,
Media & Design heeft dit natuurlijk in een
slimme kaart verwerkt (zie figuur 1).
Waarom vinden wij de buitenlandstage
belangrijk?
1. Geo-informatie is grensoverschrijdend.
Denk maar aan INSPIRE, maar ook omdat
de meeste software ontwikkeld wordt
in het buitenland. Kennisontwikkeling
gebeurt niet alleen in Nederland, hoewel
we natuurlijk best trots mogen zijn op
wat er in Nederland gebeurt. Basisregis-
traties, automatische generalisatie enzo-
voort, zijn onderwerpen en methoden
die geëxporteerd kunnen worden.
2. Aanpak en situatie in Nederland is niet
uniek of zaligmakend. Het kijken over de
heg of muur kan nieuwe inzichten geven
voor de studenten en de begeleidende
docenten. De wet van de remmende
voorsprong is zeker in een snel ontwik-
kelende (geo) wereld een gegeven. Veel
ontwikkelingen zoals Smart Cities, of
inwinnen met drones, zijn belangrijker
wanneer er al minder goede geo-infor-
matie aanwezig is.
3. Cultuurverschillen zijn leerzaam om
tegen te komen. In ons onderwijs is
samenwerken in projectgroepen heel
belangrijk, maar hiërarchie en senioriteit,
zoals dit in veel andere landen invloed
heeft, is wel iets waar je mee moet leren
omgaan. Zelfs in Nederland zijn er al ver-
schillen, bijvoorbeeld tussen Groningen
en Noord-Brabant.
4. De meeste HBO-studenten wonen
tegenwoordig thuis. Een tijd in een
andere omgeving zelf verantwoordelijk
zijn voor het eten en de was geeft een
extra dimensie. Onze ervaringen zijn dat
studenten ‘volwassener’ terugkomen, en
dan ook gerichter aan de studie verder
willen werken.
Een paar voorbeelden van projecten:
• Geo Nieuw Zeeland: habitat analyse van vang-
plekken ratten.
Ecuador: publieke participatie voor vastleg-
gen eigendom percelen in een GIS.
• Media Engeland: onderzoek naar gebruik van
ruimtelijke webframes voor marketing.
Malta: maken van een 3D-model.
• Design Duitsland: verbeteren webinterface, door
klantonderzoek en nieuw design.
Oostenrijk: ontwerp van gebruikersinter-
face voor voetgangers in diverse omgevin-
gen (binnen en buiten).
Een uitdaging blijft wel om goede stageplekken
te vinden. Helaas laten de budgetten het niet
toe om als stagebegeleider ook af te reizen en
de organisatie ter plekke te kunnen beoordelen.
Skype is een mooi hulpmiddel, maar het onder-
dompelen in cultuur en organisatie levert soms
ook spanning op. Het inhoudelijk waarderen van
een student in sommige culturen is heel lastig
en wij sturen studenten niet weg om koffie te
zetten… Dus we horen graag ook van anderen
Internationaal werken; een uit dVoorbeelden uit de praktijk van Geo, Media & Design, HAS Hogeschool, ’s Hertogenbosch
Ervaringen van studenten
Harm: “Stagelopen en leven in Ierland
heeft me doen realiseren dat je als
student meer kan dan je denkt!”
Reinier: “Tijdens mijn stage bij de
gemeente St. Helens (UK, Merseyside)
heb ik gezien wat de meerwaarde van
GIS kan zijn om locale gezondheidspro-
blemen ruimtelijk inzichtelijk te maken
en aan te pakken!”
Bas: “Roemenië is ver gekomen sinds de
dictatuur van Ceauşescu, maar er heerst
nog veel corruptie. Aan de andere kant
is het land heel gastvrij en heeft het een
interessante cultuur en geschiedenis.”
Internationalisering
| 412017-4 | Geo-Info
input voor goede, betrouwbare plaatsen. Bijvoor-
beeld plekken waar het Nederlandse werkveld al
ervaringen mee heeft, zoals gemeenschappelijke
projecten of ontwikkeling. Het kan ook gericht
zijn op een Nederlands product omzetten naar
een ander land qua toepassing.
De stages zouden ook goed in een gecom-
bineerd onderwijs-werkveld project kunnen
uitgevoerd worden.
Wat heeft het Nederlandse bedrijfsleven aan
onze studenten, ervaringen en contacten?
Studenten kunnen een brug vormen tussen
onze aanpak en de producten en adviezen
hiervandaan. Kennisuitwisseling in een minder
commerciële setting kan op langere termijn
ook iets opleveren. Zoals inzicht in onze
aanpak van basisregistraties en open data.
En misschien ook werk voor oud-studenten.
Marien de Bakker is docent GMD
aan de HAS en is bereikbaar via
t daging voor student en docent
Figuur 1 - Overzicht projectstages buitenland.
Lantmeeters: een naam in Genk
Plaatje gespot in Genk (B). De website van
de vastgoedspecialist www.lantmeeters.be:
‘Immo Lantmeeters is een familiebedrijf dat
de lat al meer dan dertig jaar heel hoog legt.
Onze ambitie? We willen niet de grootste
speler op de markt zijn, maar wel een kantoor
dat regionaal bekendstaat voor zijn doorgedre-
ven expertise en ervaring.’
Landmeeter is in Genk verder ook de naam van
een uitvaartverzorger en een zetelopmakerij
(stoffeerder).
THEMA
42 | Geo-Info | 2017-4
De wereld verstedelijkt in
hoog tempo. Daardoor wordt
het besturen en beheren van
gemeenten steeds complexer
en duurder. Twee derde van
de Nederlandse overheden
houdt al grip op de openbare
ruimte en de budgetten
met de waarheidsgetrouwe
panoramafoto’s van CycloMedia.
Het Nederlandse bedrijf wil nu veel
meer verstedelijkte gebieden in
kaart brengen, te beginnen met
Duitsland en de Verenigde Staten.
“Wij willen de partner zijn van alle
grote westerse steden.”
Interview door Bart Verhoeven
Veruit de meeste Nederlandse gemeenten
besturen efficiënter dankzij het beeldmateriaal
van CycloMedia. Volgens CEO Frank Pauli gaat
de rest van de westerse wereld snel volgen.
“Wij lopen voorop in het aanbieden van
gedetailleerde geo-informatie. Uit een door ons
uitgevoerd onderzoek blijkt dat buitenlandse
bedrijven en overheden dezelfde uitdagin-
gen en behoeften hebben als in Nederland.
Daar zijn weinig tot geen alternatieve oplos-
singen beschikbaar, daardoor is het zakelijk
interessant om uit te breiden in het buitenland.”
Dat gaat CycloMedia tot nu toe goed af. Het
heeft in de Verenigde Staten onder meer
Washington DC, San Jose en Philadelphia in
kaart gebracht. In Duitsland analyseren de
ambtenaren van Frankfurt, Koblenz, Keulen en
andere steden de stadsplanning en kadasters
vanachter hun computer met het beeldmate-
riaal van CycloMedia. “Daarover zijn zij, maar
ook wij erg tevreden”, zegt Pauli.
CycloMedia ondersteunt nu zo’n vijf jaar vooral
gemeenten en regionale overheden. “We zien
in binnen- en buitenland dat onze producten
ook intensief worden gebruikt. Een belang-
rijke klant is bijvoorbeeld Frankfurt waar nu
drie keer de openbare ruimte is vastgelegd.
De 2.500 gebruikers van die gemeente
genereren 1,4 miljoen kliks op jaarbasis.
Omdat gemeenten merken dat ze veel proces-
sen kunnen verbeteren, bestellen ze snel na
de eerste oplevering de volgende generatie
beelden bij ons.” Met hoogwaardige digitale
informatie krijgen gemeenten meer grip op de
fysieke buitenwereld, op hun eigen processen
en de budgetten.
Steden willen besturen
op basis van data
Dat past in de internationale trend dat
gemeenten op basis van data willen kunnen
besturen. Lastig in kaart te brengen thema’s
als ruimtelijke ordening, inventarisbeheer,
verkeersveiligheid, en WOZ-checks worden via
duur bezoek op locatie geregeld. Gemeenten
weten daarnaast vaak niet goed wat waar er in
hun openbare ruimte staat en wat de staat van
bijvoorbeeld wegen, lantaarnpalen, banken,
huizen en bomen is. Met krimpende budget-
ten zijn traditionele onderhoudsschema’s te
duur en bieden ze te weinig maatwerk.
Een moderne smart city heeft zijn openbare
ruimte nauwkeurig digitaal in kaart gebracht
waardoor onder andere foutieve WOZ-aansla-
gen en kostbare bezoeken worden vermeden.
Hierdoor verbetert de efficiency enorm.
CycloMedia digitaliseert de openbare ruimte
vanaf de grond en vanuit de lucht grootscha-
lig, systematisch en met GIS-nauwkeurigheid.
Met deze gedetailleerde 3D-beelden kun-
nen gemeenten en bedrijven, al dan niet
geautomatiseerd met slimme algoritmes, de
buitenwereld analyseren.
In Nederland en de Verenigde Staten is de
WOZ de meest gebruikte toepassing van
de beelden. Huizenbezitters klagen steeds
vaker dat de WOZ-waarde van hun woning
te hoog of te laag is ingeschat. De basis voor
de gemeentelijke onroerendgoedbelasting
moet daarom goed worden bepaald. Gebeurt
dat niet, kost dat de gemeente extra tijd in
schouwen, communicatie én in belasting-
opbrengsten. Als een gemeente digitaal
de actuele staat van huizen en wijzigingen
ziet, kan de waarde veel accurater bepaald
worden. Hierdoor nemen klachten af, hoeven
CycloMedia slaat zijn vleu gSteden in Duitsland en de Verenigde Staten worden in kaart gebracht
Internationalisering
Cyclomedia wil de
partner zijn van alle
grote westerse steden
| 432017-4 | Geo-Info
minder huizen bekeken te worden en kan de
belastingopbrengst stijgen.
Veiligheid verbeteren
met behulp van data
Veiligheid is een groot thema wereldwijd. Steden
kunnen met digitaal beeld gemakkelijker zien
waar zich gevaarlijke situaties kunnen voor-
doen. Dat kunnen bedrijventerreinen zijn met
chemische opslag, drukke verkeersknooppunten
waar auto’s, fietsers en vrachtverkeer elkaar
ontmoeten, uitgaansgebieden of potentiële
doelwitten van terroristen. Kunnen hulpdiensten
snel genoeg ter plekke zijn in het geval van
een calamiteit en geldt dat voor alle soorten
hulpdiensten? Sommige plaatsen in de stad kun-
nen gemakkelijk met een ambulance worden
bereikt, maar kan een brede brandweerwagen
er ook bij of grenst de achterkant van een bedrijf
aan water? Met beeldmateriaal dat tot op de
centimeter nauwkeurig is, is dat direct duidelijk.
Bij een calamiteit is er bij de meldkamer en bij
de overdracht meestal geen eenduidig beeld
voor alle partijen. Als de meldkamer bij de
intake van een calamiteit met fotorealistisch
beeld kan meekijken, wordt de locatie en de
omgeving van het probleem echt duidelijk.
Door het beeld onderling te delen, weten
brandweer, politie en gezondheidszorg wat ze
kunnen aantreffen, nog voordat ze ter plaatse
zijn. Ze kunnen daarmee beter onderling
afstemmen en inschattingsfouten vermijden.
Gedetailleerd beeld
van openbaar groen
Ook het openbaar groen kan digitaal efficiën-
ter beheerd worden. Zo creëerde Philadelphia
een gedetaileerde database met alle bomen
uit het beeldmateriaal van CycloMedia [1],
waarna GIS-technici virtueel elke straat
bezochten om de locaties van bomen te mar-
keren. Nu heeft de stad 112.000 straatbomen
met geo-locatiedata beschikbaar. Een goede
registratie van de bomen en overig groen is
op zich al handig. Hiermee weet de gemeente
wat ze hebben en dus moeten beheren.
Door jaarlijks over nieuwe data te beschikken,
kan ook gecontroleerd worden of er misschien
illegaal is gesnoeid of gekapt. Omdat de
omgeving van de bomen gedetailleerd in
kaart is gebracht, is ook zichtbaar of trottoirs
vanwege boomwortels hersteld moeten
worden of dat bomen elektriciteitsleidingen
kunnen raken. Met deze informatie is het
onderhoud op een slimmere en efficiënte
manier te plannen.
Information Products
nemen werk uit handen
Veel van de use cases gaan over objecten
in de openbare ruimte. Denk aan bomen,
wegen of lantarenpalen. Die kunnen klanten
op afstand bekijken, of er databases mee
opbouwen. “Dat kunnen wij ook voor ze
doen. Daarnaast kan slimme software werk
uit handen nemen. We hebben geïnvesteerd
in technologie die objecten herkent in ons
beeldmateriaal.” Op deze manier heeft
Washington al zijn verkeersborden geïn-
ventariseerd. Ook in Nederland gebeurt dit.
“Dit geldt voor alle 3 miljoen stuks. Dankzij
onze Information Products wordt automatisch
geteld, of kan automatisch de locatie en staat
van de objecten worden bepaald.”
Lokale kennis leidt tot
internationaal succes
CycloMedia exporteert geavanceerde Neder-
landse geo-technologie die gemakkelijk over
de landsgrenzen gaat via de cloud, geeft Pauli
aan. “Maar om een goed product af te leveren,
zijn we lokaal actief. Overheden nemen
namelijk niet snel iets af van een buitenlands
bedrijf.” Daarom heeft CycloMedia lokale
bedrijven opgezet met managers en verko-
pers die de regio goed kennen. CycloMedia
combineert zo succesvol de kracht van lokale
activiteiten met internationale i-platformtech-
nologie en marktkennis.
Pauli ziet Nederland als één grote stad waarin
CycloMedia de technologie en use cases
(door)ontwikkelt. Met nationale en inter-
nationale opgebouwde kennis kan CycloMedia
alle steden helpen efficiënter, leefbaarder en
duurzamer te maken. Op die manier worden
wij de digitale partner van de verstedelijkte
westerse wereld.”
Referentie
[1] planphilly.com/articles/2016/07/29/philly-
mapped-street-trees-for-smarter-maintenance
u gels internationaal uit
CycloMedia is al ruim 30 jaar gespecialiseerd èn toonaangevend in het systematisch en grootschalig
in beeld brengen van de openbare ruimte. Dit wordt gedaan met hoogwaardige 360° straatfoto’s en
luchtfoto’s met GIS-nauwkeurigheid.
THEMA
44 | Geo-Info | 2017-4
Alle relevante informatie snel en
eenvoudig beschikbaar hebben
en dat met slechts een klik op de
kaart. Dit is iets wat momenteel
veel aandacht krijgt doordat we
in ons eigen Nederland aan de
‘vooravond’ van de invoering van
de Omgevingswet staan. In de
geografische wereld is het op deze
manier verkrijgen van informatie al
jaren gemeengoed, maar met de
invoering van de Omgevingswet
krijgt het een nieuwe impuls.
Door Sjaak Dieleman en
Maarten van der Hoek
In de afgelopen jaren is er intensief gewerkt aan
diverse software oplossingen, waaronder Web-
GIS (www.Webgispublisher.nl). Een in Nederland
alom bekend begrip, een oplossing die op vele
fronten wordt toegepast. Daar waar de Neder-
landse overheid eigenlijk grootgebruiker is van
een dergelijke toepassing, zien we ook steeds
vaker dat het bedrijfsleven zulke toepassingen
adapteert. En dat is ook logisch! Wie wil dat nu
niet, op basis van een ‘klik’ op de kaart relevante
bedrijfsinformatie (processen, documenten,
meetinformatie, enzovoorts.) direct inzichtelijk
hebben/maken, gekoppeld aan de locatie.
Nederland is als kennisland vooraanstaand in de
ontwikkeling van diverse innovatieve software
oplossingen, althans dat vinden we zelf. Zonder
gekheid, we zijn ver in de ontwikkeling en dat
wordt ook gewaardeerd bij onze (verre) buren.
Meerwaarde
Nieuwland is al ruim dertig jaar actief in de geo-
informatie sector binnen én buiten Nederland.
Vanuit Nieuwland willen we aan bedrijven meer-
waarde leveren door het toepassen van ‘geo’
binnen bestaande applicaties of als standalone
oplossing. Deze meerwaarde kunnen we in
Nederland leveren maar ook zeker in het buiten-
land. We hebben daarom al snel ervoor gekozen
om onze applicaties meertalig uit te leveren.
Hmm, nu de software er klaar voor is, hoe gaan
we deze dan bekend maken bij onze buren?
Eigenlijk was dit antwoord al snel gevonden:
via betrouwbare partners gevestigd in het
buitenland. Binnen no-time zijn de connecties
met Italië, Spanje, Duitsland en Afrika gelegd.
Eerst oriënterende gesprekken, om te leren
hoe er met geo-informatie in het buitenland
wordt omgegaan. Of er al applicaties worden
gebruikt en hoe deze worden ingezet. Daarna
zijn we begonnen met de eerste uitrol van onze
applicaties.
Bureaucratie?
Nou ja, zoals je waarschijnlijk al had verwacht, is
de toepassing in al deze landen op een andere
manier opgezet. Omdat we vanuit Nieuwland
veel bij overheidsorganisaties acteren, vonden
we het logisch dat we dit in de andere landen
ook als startpunt namen.
Het voornaamste punt is inzicht krijgen in de
wijze waarop de hazen lopen in het buitenland.
Hiërarchie en bureaucratie zijn in Nederland,
vergeleken met vele andere landen, toch minder
aanwezig. Zelfs besluitvormingsprocessen gaan
bij Nederlandse overheden snel, wie had dat
gedacht?!
Location is key
WebGIS portaal met themakaarten in Afrikaans project.
Internationalisering
| 452017-4 | Geo-Info
Vernieuwing
Wel hebben we gemerkt dat er veel behoefte is
aan vernieuwing. Organisaties in het buitenland
willen nieuwe technologieën toepassen en
werken met BIM, Linked data, BIG data en andere
ons welbekende vakgebieden. De partijen die
we hebben gesproken willen snel stappen
maken in de digitalisering, omdat deze in de
jaren van de crisis veelal niet zijn gezet. Vooral bij
de zuiderburen is de wens tot innovatie groot.
Informatie
We merken dat Nederland op het gebied van
automatisering voorop loopt, maar als het gaat
om informatisering dan loopt Nederland mijlen-
ver voorop. Veel informatie is in Italië of Spanje
nog niet voorhanden, of het eigenaarschap van
de informatie is op een dergelijke wijze geregeld
dat deze niet beschikbaar is voor gebruik binnen
automatiseringstrajecten. Dit vormt in projecten
wel een leuke uitdaging. Daarnaast zijn het
uitvoeren van projectwerkzaamheden over de
grens erg leuk en geven vaak extra energie en
enthousiasme.
Nieuwland in Afrika
Action Contre la Faim (ACF -
www.actioncontrelafaim.org/en) gaat een
datamanagement en mapping platform
opzetten voor zijn veldgegevens en remote
sensing data in West Afrika. Dit werk moet
worden gedaan als onderdeel van het OFDA-
gefinancierde project ‘Promoting Resilience
through Improved Nutrition Coordination and
Evidence’ (PRINCE). Het doel van dit project
is het ontwikkelen van een WebGIS-platform
dat veel gegevens kan opslaan en visualiseren,
waaronder voedingsindicatoren, water, sanitatie,
voedsel en, onder andere, demografische gege-
vens. Een krachtige interface - WebGIS Publisher
– wordt ingezet om alle betrokkenen (veldper-
soneel, beslissers, ontwikkelingsorganisaties,
ambassades, UN, ….) toegang te geven en om
gemakkelijk data sets uit een verscheidenheid
aan bronnen te kunnen publiceren. Het platform
is gebruiksvriendelijk en kan ook door niet-tech-
nici eenvoudig gebruikt worden. Daarnaast is
het krachtig genoeg om om te gaan met grote
datasets over de West-Afrikaanse regio.
Het project wordt beheerd door het regionale
kantoor van West-Afrika van ACF in Dakar, Sene-
gal, en zal het West-Afrikaanse gewest bestrijken.
Het wordt geïntroduceerd in Niger en heeft een
levensduur van minimaal vier jaar. Nieuwland is,
samen met Hoefsloot Solutions en Hydrocon-
sult, verantwoordelijk voor software ontwikke-
ling gebaseerd op WebGIS Publisher, training en
implementatie van WebGIS Publisher.
Sjaak Dieleman is Account/
Business Manager bij Nieuw-
land Geo-Informatie en is
bereikvaar via sdieleman@
nieuwland.nl
Maarten van der Hoek is
directeur bij Nieuwland Geo-
informatie. Hij is bereikbaar via
West Afrika op de kaart in WebGIS Publisher.
Biertje?
Tijdens de vakantie werd dit biertje
gespot: GIN Weizen. Wat op zich een flauw
grapje zou zijn, ware het niet dat op het eti-
ket een stukje van de kadastrale kaart van
een deel van de binnenstad van Amsterdam
staat afgebeeld. Dat is wat te veel toeval!
Verder staat trots vermeld: Gebrouwen door
vrouwen. Heeft misschien toch het vrouwelijk
deel van de Geo-Info redactie hier iets mee te
maken? Overigens was het gerstenat overheer-
lijk, een echte aanrader.
Harry Bronkhorst
THEMA
46 | Geo-Info | 2017-4
Europa kent een scala aan geo-
vakverenigingsmedia (en talen).
Alleen kijkend naar de zuider- en
oosterburen vallen al enorme
verschillen op, ook met Nederland.
Duitsland kent bij meervoudige
geodetische versnippering een
apart kartografisch blad, sinds 1976
mede Zwitsers en Oostenrijks. In
België lijkt het medialandschap
minimaal, maar in Vlaanderen
kunnen Nederlandse bladen
’consumptief meetellen‘.
Door Adri den Boer
De score van dat meetellen is minimaal qua
auteurs én qua lezers. Verspreidingskaarten
over het Nederlandse taalgebied zijn - ana-
loog én digitaal – onvindbaar (in het verleden
had het Kartografisch Tijdschrift zelfs een
verspreidingskaart op de omslag!). GIN heeft
in België vijf bedrijfsabonnementen, Geo-Info
één bedrijfslidmaatschap en drie persoonlijke
lidmaatschappen. De stichting De Hollandse
Cirkel (DHC) voor de geschiedenis van de geo-
desie heeft drie Belgische donateurs. Het blad
CaertThresoor van de Barent Langenes Stich-
ting heeft in België twintig persoonlijke en
acht institutionele abonnees. De website van
de landmeters-experten in België linkt nog
niet naar GIN, maar al wel naar DHC.
Vakverenigingsmedia bij
Landmeter-Expert 2016-2 met veel Nederland voorop.
Internationalisering
| 472017-4 | Geo-Info
België: één landmetersvakblad
Landmeter-Expert is het (tweetalige) driemaan-
delijkse officiële tijdschrift van de Belgische
Unie van Landmeters-experten en de Nati-
onale Vereniging van Landmeters-Experten,
lid van de Unie van de Uitgevers van de
Periodieke Pers. In de tweede helft van vorig
jaar verschenen er nummers op 31 augustus
en 31 december 2016. Nummer 2016/3&4 had
binnen de 58ste jaargang (!) het combinatie-
nummer 374/375 (men wilde niet meer dat
het eerste nummer van het jaar x+1 nog het
jaartal x/4 droeg; het was dus een eenmalige
inhaaloperatie.) In deze zomer verschijnen de
nummers 2017-2 en 3. Wim Broes, manager
BOLE vzw, schreef in 2016 in nummer 374/375
in zijn Editoriaal: “We herinneren u graag
aan onze oproep om medewerking aan ons
tijdschrift, uw tijdschrift. Aarzel niet om ons
uw voorstellen, onderwerpen, inbreng en
feedback te geven. Heeft u een vraag, wenst
u een bepaald onderwerp behandeld te
zien, heeft u een interessant artikel gelezen?”
De inhoud van dit dubbelnummer met twaalf
pagina’s was divers: Het Noorse Kadaster-
systeem, TEGOVA (Europees verband van
schatters van onroerende goederen), interview
met professor De Maeyer, oud-redacteur van
Geo-Info, over de UGent-expositie Pushing
the Boundaries, vragen ‘Van onze leden’ en
colloquiumfoto’s. Het tijdschrift is tot en met
het voorlaatste nummer publiek en gratis
te downloaden: www.obge-bole.be/nl/
informatie/Tijdschrift.aspx. De gedrukte
oplage is 4.500 exemplaren.
Duitstalig domein:
één kartografenvakblad
KN Kartographische Nachrichten – Journal of
Cartography and Geographic Information is het
de buren
Links op landmeters-experten.be met nog ruimte voor GIN.
Mooi KN-ontwerp van clara-huesch.de/cartography.html en nummer KN uit 2016.
THEMA
48 | Geo-Info | 2017-4
kartografische vaktijdschrift in het Duitstalige
domein. Het wordt sinds 1951 uitgegeven door
de Deutschen Gesellschaft für Kartographie
(DGfK) en is sinds 1976 de gezamenlijke
publicatie van DGfK, de Österreichischen
Kartographischen Kommission (ÖKK) en de
Schweizerischen Gesellschaft für Kartographie
(SGK). Kirschbaum Verlag is de uitgever van
dit tijdschrift en van meer vakbladen. KN
verschijnt zesmaal per jaar. Daarnaast is er
ook nog een Kartographische Schriftenreihe.
Binnen Duitsland worden 3.015 exemplaren
verzonden tegenover 200 in Zwitserland en
35 in Oostenrijk. Bij de mediagegevens op de
website staat een mooie thematische kaart
met de verspreiding op basis van postcode-
gebieden.
Duitsland: scala aan
geodetische vakmedia
De DVW e.V. startte in 1871 als ’Deutscher
Geometer Verein‘. Sinds 2000 heeft men de
ondertitel ’Gesellschaft für Geodäsie, Geoinfor-
mation und Landmanagement‘. DVW bestaat
uit 7.300 leden uit dertien ‘Landesvereine’ met
ook eigen bladen en is minstens bekend van
haar beurs- en congresgebeuren Intergeo.
Men ziet haar missie als volgt: 'Kontakt mit den
Berufskolleginnen und -kollegen vom Beginn
der Ausbildung über die berufliche Tätigkeit
hinaus bis in die Zeit des Ruhestandes'. Bij de
mediagegevens op de website staat een tabel
met de verspreiding per deelstaat.
DVW kent diverse uitgaven:
• zfv - Zeitschrift für Geodäsie, Geoinformation
und Landmanagement, zes maal per jaar
(€80, €97 in buitenland), sinds 1872, m.m.v.
Wißner Verlag uit Augsburg.
• Mitteilungen des DVW… in de deelstaten,
divers en soms gecombineerd. Mitteilungen
des DVW Bayern (nu 69ste jaargang) en
Mitteilungen des DVW Hessen-Thüringen
(Hessen 67ste en Thüringen 27ste jaargang)
zijn regionale voorbeelden.
• DVW-Merkeblätter, 8 stuks in de periode
2011-2014 (zie dvw.de/merkblatt).
Verspreidingskaart KN van www.kartographische-
nachrichten.de.
Herkenbaar omslagbeeld van de zes zfv-edities van 2016.
Mitteilungen des DVW Bayern (nu 69ste jaargang).
Mitteilungen des DVW Hessen-Thüringen (Hessen
67ste en Thüringen 27ste jaargang).
Internationalisering
Kop van wijnrode jaarlijkse inbindband zfv (€13).
| 492017-4 | Geo-Info
• DVW-Schriftenreihe, 90 banden van semina-
ria etc. sinds 1990, pdf gratis, gedrukt €28,20
• DVW-Nachrichten, nu zes maal per jaar,
sinds 1950 (losse bijdragen staan drie tot
vier weken na verschijnen van een nieuwe
editie gratis in pdf).
• E-nieuwsbrief DVW Aktuell.
Bij de Vereniging van Duitse experts -
Beroepsvereniging van Geodesie en GI,
verschijnt elke twee maanden VDVmagazin.
De beroepsvereniging werd opgericht in
1949. Ongeveer 6.500 leden telt de VDV
(vakinhoudelijk, professioneel en politiek
vertegenwoordiger van de landmeetkunde
en de geo-ingenieurs in Duitsland, aldus
VDV-Geschäftsführer Burkhard Kreuter). VDV-
leden kunnen het tijdschrift niet alleen lezen
op de computer, maar ook op de telefoon
of op de tablet. Zoeken kan ook per sheet of
full text search voor de volledige tekst. Wie
Recente band uit Schriftenreihe des VDV.
VDVmagazin.
Sinds 2013 ook ’Positionspapiere IGG‘
Die ’InteressenGemeinschaft Geodäsie‘ ist eine Allianz der geodätischen Verbände
BDVI (Bund der Öffentlich bestellten Vermessungsingenieure), DVW (Gesellschaft
für Geodäsie, Geoinformation und Landmanagement) und VDV (Verband Deutscher
Vermessungsingenieure) mit dem Ziel, gemeinschaftlich gegenüber Gesellschaft und
Politik aufzutreten. Damit soll die hohe gesellschaftliche und wirtschaftliche Bedeu-
tung geodätischer Expertise von Vermessung über Geoinformation und Wertermitt-
lung bis Landmanagement in den öffentlichen Fokus gerückt werden. In gemeinsa-
mer Verantwortung soll das Berufsfeld der
Geodäsie als Ingenieurdisziplin zur Lösung
wichtiger gesellschaftlicher Fragen zukunfts-
fähig entwickelt werden.
THEMA
50 | Geo-Info | 2017-4
er eens een bezoekje wil brengen kijkt op:
www.vdv-online.de/aktuelles.html.
Elke week wordt er een openbare nieuws-
brief (VDVnewsletter) verzonden. Leden kun-
nen de volledige tekst sinds 2013 lezen
na registratie op de website. De recente
toevoeging van reclamebanners kan
gebruikt worden door iedereen. Spectacu-
lair is het aantal berichten op de homepage,
die ondertiteld in VDVnewsletter wordt
aangeduid als ‘het nieuws van de afgelopen
7 dagen’:
2017: ….
2016: 287
2015: 364
2014: 368
2013: 398
Slot
De Duitse vakverenigingen hebben daar
ook nog als concurrent AVN – Allgemeine
Vermessungs-Nachrichten, een onafhankelijk
vaktijdschrift anno 1889, sinds 1933 verschij-
nend bij Herbert Wichmann Verlag.
Zoals bekend is er in Nederland sinds de
fusie tot Geo-Info in 2004 alleen nog sprake
van een vakscheiding tussen kartografie
en geodesie in de historische bladen Caert
Thresoor en De Hollandsce Cirkel (eventuele
Duitse en Belgische historische bladen zoals
Der Globusfreund. Wissenschaft liche Zeitschrift
für Globenkunde zijn hier verder buiten
beschouwing gelaten). In Duitsland is de
bladscheiding tussen kartografie en geode-
sie nog totaal onomstreden. KN is sinds 1976
wel internationaal, ook formeel van drie lan-
delijke vakverbanden. In het Nederlandse
taalgebied vond zoiets (nog?) niet plaats.
Uiteraard kennen zowel Caert Thresoor, Geo-
Info als De Hollandse Cirkel wel wat Vlaamse
abonnee’s, c.q. leden, c.q. donateurs, maar
die worden dus meer gewogen dan geteld.
Reacties zijn even welkom als ze dat waren
op mijn artikel ’Hogere Nederlandstalige
opleidingen Geodesie‘ in Geo-Info 2016-3
(met de streamer ’Zijn Belgen en Duitsers
gek of wij?‘). Een blik op vakverenigingsme-
dia bij de Engelse buren wordt aan anderen
overgelaten.
Adri den Boer is redacteur bij
Geo-Info. Hij is te bereiken via
Voorbeeld van wekelijkse berichtgeving VDV.
Lidmaatschapskaart.
Internationalisering
| 512017-4 | Geo-Info
THEMA
Als u dit leest is er een goede kans dat u eraan
hebt bijgedragen: de gereedheid van Nederland
voor geo. Het rapport ‘Global Geospatial Industry
Outlook’ uit 2017 bevat een ‘Geospatial Readiness
Index’ waarin 50 landen zijn vergeleken.
Nederland krijgt brons, bij wijze van spreken.
Aan de top staan de Verenigde Staten en
het Verenigd Koninkrijk (zie ook figuur 2).
De 50 gekozen landen vertegenwoordigen
75% van de wereldbevolking en 89% van het
bruto nationaal product van deze wereld.
De auteurs hebben daarvoor naar vier aspecten
gekeken van de situatie in een land op het
gebied van omgang met geo:
• infrastructuur en beleid
• institutionele capaciteit
• adoptieniveau van gebruikers
• industriële capaciteit
Infrastructuur en beleid
Dit aspect gaat over het gemak waarmee
geodata toegankelijk is, mag worden gedeeld
en toegepast. En daarnaast wat er is aan kader
stellend en ondersteunend beleid. Voor dit
aspect staat Nederland op de 2e plaats.
Institutionele capaciteit
De ‘geospatial industry’ heeft ‘geo-intelligente’
medewerkers nodig met kennis en vaardighe-
den op het vlak van de omgang met geodata
en geosoftware. Die worden ontwikkeld bij de
onderwijsinstellingen en trainingsinstituten. Voor
dit aspect staat Nederland op de 7e plaats.
Adoptieniveau van gebruikers
Waar het hier om gaat is de mate waarin gebrui-
kers geo onderdeel gaan maken van hun werk- en
productieproces ten behoeve van waardever-
meerdering en versnelling van besluitvorming.
Voor dit aspect staat Nederland op de 3e plaats.
Industriële capaciteit
Hierbij wordt gekeken naar de door bedrijven ver-
vaardigde geo-producten (hardware, software, data),
de aangeboden dienstverlening en “oplossingen”.
Voor dit aspect staat Nederland op de 5e plaats.
Samenvatting
Narain (zie bronnenlijst) vat de score van Nederland
zó samen: Nederland staat op de derde plaats van-
wege z’n mooie aanbod van datasets van topografie
en satellietbeelden op diverse kaartschalen. Het was
ook één van de eerste landen waar een cloud-based
webportaal werd opgezet met real-time toegang
tot satellietdata. Vanwege z’n lidmaatschap van de
Europese Unie volgt het land het INSPIRE Directief
om te komen tot een gemeenschappelijk platform
voor ruimtelijke informatie in Europa. Het open
data beleid wordt bevorderd om het gebruik van
geodata nationaal en regionaal te stimuleren.
De institutionele capaciteit van het land is een
klasse apart, waarbij de universiteiten enkele van
de beste geo-gegradueerden ter wereld opleve-
ren. De laatste jaren is het gebruik van geo in alle
sectoren toegenomen. Hoe de 49 andere landen
het doen op de genoemde punten is na te lezen in
het rapport (128 pagina’s). Dat is gratis verkrijgbaar
via geospatialmedia.net/global-geospatial-outlook-
report-2017-download.html
Bronnen• Geospatial Media and Communications, 2017. Global Geospa-
tial Industry Outlook.
• Narain, A. 2017. The Global Geospatial Industry Outlook tells
the Geospatial Readiness Index of the countries. Op website
Geospatial World, 15 maart 2017. https://www.geospatial-
world.net/article/global-geospatial-industry-outlook/
Frans Rip is redacteur van
Geo-Info. Hij is bereikbaar via
Nederland staat in 2017 op de
derde plaats in een wereldwijde
ranglijst van geo-gereedheid.
Onlangs verscheen hierover het
rapport ‘Global Geospatial Industry
Outlook’. Waar hebben de auteurs
naar gekeken?
Door Frans Rip
Klaar voor geo? Nederland in top 3
Figuur 2 – De top 6.
Figuur 1 – De internationale visie van het rapport.
52 | Geo-Info | 2017-4
Het Istituto Brasileiro de Geografi a e Estadistica (IBGE, de Braziliaanse topografi sche dienst) en de UNGEGN (United
Nations Group of Experts on Geographical Names) werkgroep voor Scholing in de Toponymie organiseerden afgelopen
mei samen een vijfdaagse cursus. Er waren 34 deelnemers uit 7 landen (Angola, Argentinië, Brazilië, Mozambique,
Portugal, Sao Tomé en Uruguay). Docenten kwamen uit Brazilië, Canada, Duitsland en Nederland. De cursus werd
geopend door Paulo Rabello de Castro, directeur-generaal van IBGE, en Helen Kerfoot, erevoorzitter van UNGEGN.
De eerste dag was gewijd aan de functies
van geografi sche namen, een inleiding tot de
gebruikte terminologie, de standaardisatie van
geografi sche en statistische namen, en de door
UNGEGN daarbij verstrekte steun. De tweede
dag werd het veldwerkgebied geïntroduceerd
aan de hand van de geschiedenis van de plaats-
namen die er voorkomen en een geografi sche
en historische beschrijving. Rond 1570 is de
inheemse bevolking hier verdreven door
de Portugezen, die in de 17e eeuw suikerriet
verbouwden en daarvoor slaven importeerden
uit Afrika – een aantal plaatsnamen (zoals
Cachoeira dos Escravos – Waterval van de
slaven) verwijst daar nog naar. In de 18e eeuw
werd de stad een knooppunt in het vervoer
van delfstoff en naar de kust en in de 19e eeuw
werd het een uitvoerhaven van koffi e. Omdat
het pas in 1920 met het spoorwegnet werd
verbonden, werd de stad, eens de belangrijkste
exporthaven van Brazilië, economisch door
andere steden ingehaald. Dat heeft ongetwij-
feld bijgedragen aan het behoud van de oude
koloniale gebouwen in de stad.
Namenverzameling en interviewtechnieken
werden in andere presentaties besproken, de
bij het veldwerk toe te passen formulieren wer-
den geïntroduceerd en er werd geoefend met
GPS-apparatuur die gebruikt kon worden om
de in het veld verzamelde benoemde objecten
te lokaliseren.
De volgende dag reisde de groep met busjes
naar het veldwerkgebied rond de historische
stad Mangaratiba, aan de kust, ongeveer 85
kilometer ten westen van Rio de Janeiro. Het
daaropvolgende veldwerk was anders dan
het gebruikelijke (topografi sche) veldwerk:
meestal zouden alle namen in het veld wor-
den verzameld via interviews en op bordjes,
maar deze oefening ging het om certifi cering
in het veld. Het IBGE-personeel had vooraf
de geografi sche namen van het gebied
bestudeerd aan de hand van oude en nieuwe
kaarten, historische en actuele publicaties.
Dat resulteerde in een aantal ‘twijfelachtige’
namen, waarvan de spelling, locatie of catego-
rie niet met zekerheid kon worden vastgesteld.
Het werd de taak van de veldwerkdeelnemers
om de juiste gegevens te krijgen voor die
namen. De deelnemers werden verdeeld
in drie groepen, vergezeld van tolken voor
Figuur 1 - Veldwerkkaart van de omgeving van de plaats Mangaratiba aan de Atlantische oceaan,
ongeveer 85 kilometer ten westen van Rio de Janeiro (bron: IBGE).
De IBGE-UNGEGN Toponymiecu r
InternationaliseringVerslag
| 532017-4 | Geo-Info
degenen die niet vloeiend Portugees spraken
en door IBGE-technisch personeel dat gewend
was om veldwerk te doen. Elke groep kreeg
een kaart en luchtfoto van hun gebied mee,
waarop de locatie van de niet met zekerheid
benoemde objecten stond aangegeven (zie
fi guur 1), evenals een lijst daarvan. Ter plaatse
werden informanten gezocht, men verwees
ons naar mensen die veel van de geschiedenis
wisten en met hun hulp wisten we de meeste
van de twijfelachtige gevallen op te lossen.
Twijfelachtige gevallen
Een van de twijfelachtige gevallen betrof de
naam van een dorpje in de bergen dat oor-
spronkelijk Alminhas heette (‘de kleine zielen’,
genoemd naar een kinderbegraafplaats die
daar vroeger gevestigd was). Een rijke grondei-
genaar was er sindsdien in geslaagd deze naam
op de topografi sche kaart te laten veranderen
in Bela Vista, en inderdaad wordt die naam
ook gebruikt voor het dorpje in de GeoNa-
mes naamserver. Maar de lokale bevolking
(zie fi guur 2), hoewel daarvan op de hoogte,
gebruikt die naam nooit. Tijdens het veldwerk
bleek dat ze alleen naar hun dorp verwijzen
onder de naam Serra do Piloto, naar de bergrug
waarop het dorp ligt. Ook berichten in de lokale
pers, spandoeken en richtingborden verwijzen
allemaal naar Serra do Piloto. Bij navraag onder
de lokale zegslieden, beweerden enkelen dat
de naam ontstaan zou zijn na een vliegtuig-
ongeluk waarbij een vliegtuig tegen de berg
aanvloog. Maar dat moet een bedenksel zijn: al
op 19e-eeuwse kaarten komt de naam Serra do
Piloto voor en toen waren er nog geen vlieg-
tuigen. Midden in het dorp Serra do Piloto ligt
de kerk São João Marcos (fi guur 3), gebouwd
in de jaren 40 toen de naburige stad van die
naam onder water kwam te staan vanwege de
aanleg van een stuwmeer om Rio de Janeiro
van water te voorzien. De heiligenbeelden uit
de kerken van die stad zijn toen naar dit dorp
overgebracht.
Na de verzameling van alle namen die gecer-
tifi ceerd moesten worden, keerde de groep
cursisten weer naar Rio terug en bereidde de
geografi sche namen voor om in te dienen
bij het ‘Namenbureau’. Een vergadering van een
Namenbureau werd gesimuleerd, waarbij de
argumenten om de namen te standaardiseren
zoals voorgesteld werden besproken door de
veldwerkgroepen en uiteindelijk gecertifi ceerd.
De volgende stap bestond uit instructie in
het opbouwen van namendatabases - in
perfecte omstandigheden, want het klaslokaal
was uitgerust met laptops voor alle deelne-
mers, voorzien van de juiste software. Na de
opbouw van de database werden demon-
straties gegeven hoe daaruit producten af te
leiden, zoals gazetteers (plaatsnamenlijsten)
en automatisch gelabelde kaarten.
Er werd een oefening in kaartbelettering
gehouden om te laten zien dat het nodig is om
de kaartnamen in categorieën te verdelen, met
specifi eke lettertypestijlen voor elke catego-
rie, om ze makkelijker op de kaart te kunnen
herkennen. Omdat standaardisatie van namen
geen zin heeft zonder bekendmaking en
verspreiding van de gestandaardiseerde namen,
werden nationale programma’s voor dit doel
besproken, evenals wereldwijde en commer-
ciële naamservers. Ook werd de internationale
namenstandaardisatie besproken, met de extra
problemen van conversiesystemen tussen
verschillende schriftvormen, en het bestaan van
exoniemen, aan de hand van de redactionele
keuzes die voor de naamgeving in een schoolat-
las van de wereld gemaakt moeten worden.
Kartografen van de Universiteit Utrecht, de Topo-
grafi sche Dienst en Wolters-Noordhoff hebben in
de jaren 80 de stoot gegeven tot het geven van
toponymiecursussen voor de UNGEGN, en een
twintigtal jaren doen we dat nu samen met karto-
grafen uit Duitsland (BKG) en Canada. De cursisten
zijn steeds topografen en kartografen van topo-
grafi sche diensten en andere instanties die zich
met de standaardisering van geografi sche namen
bezighouden, en ingewijd moeten worden in
deze problematiek. Daarbij komen dus zowel de
theorie, het verzamelen van namen in het terrein
en hun bewerking en invoer in namendatabases
aan de orde.
Het lesmateriaal dat voor deze cursus werd
gebruikt, is ook in te zien op de website van
de UNGEGN: unstats.un.org/unsd/geoinfo/
UNGEGN/Toponymy_Training_Brazil.html
Ferjan Ormeling
Figuur 2 - Interview tijdens het veldwerk.
Figuur 3 - Opschrift op het hek van de dorpskerk in Serra do Piloto.
u rsus in Rio de Janeiro
THEMA
54 | Geo-Info | 2017-4
Nederland heeft een goedwerkend
kadaster. Wij vinden dat gewoon,
maar voor ongeveer 70% van de
wereldbevolking is die mate van
zekerheid over grondeigendom
en grondgebruik niet weggelegd.
En dat terwijl landregistratie een
belangrijke voorwaarde is voor
armoedebestrijding. Het Kadaster
helpt andere landen met het
opzetten en verbeteren van
hun kadastrale registratie en het
inrichten van hun geo-informatie
infrastructuur.
Door Kees de Zeeuw
Over het recht op het bezit of gebruik van
land – of het recht om ergens te mogen zijn
- kun je heel filosofische of politieke discus-
sies voeren. Daar gaat dit artikel niet over.
Uitgangspunt is dat er vanuit het oogpunt
van de Verenigde Naties een belang is om
landrechten wereldwijd te registreren. In 2015
hebben alle landen van de Verenigde Naties
gezamenlijk 17 werelddoelen voor duurzame
ontwikkeling vastgesteld. Dit zijn de zogehe-
ten Sustainable Development Goals (SDG’s)
2015-2030. Armoedebestrijding is een van de
doelen, naast bijvoorbeeld klimaataanpas-
sing en rechtvaardige overheden. Aan elke
SDG zijn concrete acties. Bijvoorbeeld voor
armoedebestrijding is één van de acties: zorg
dat mensen eigendom en zeggenschap over
grond kunnen krijgen. Dat vraagt om een
goede kadastrale registratie.
Activiteiten in het buitenland
Het Kadaster wil een bijdrage leveren aan deze
SDG’s. Dit doen we door onze kennis en ervaring
te delen met andere landen. Delen betekent dat
we kennis brengen én halen. Ook behartigt het
Kadaster op een aantal plekken in de wereld het
Nederlands belang op het gebied van landre-
gistratie en geo-informatie. We onderscheiden
daarom drie soorten activiteiten: advisering, ont-
wikkelingssamenwerking en vertegenwoordiging.
Het internationaal advieswerk voert het
Kadaster op basis van kostendekkendheid uit.
Dat betekent dat er externe financiering nodig
is. Het Kadaster bouwt in een ander land niet
een kadaster van de grond op, maar facili-
teert in het proces. Door het delen van onze
expertise moeten landen zo snel mogelijk op
eigen kracht een organisatie draaiende kunnen
houden. De werkzaamheden van het Kadaster
in het buitenland zijn altijd vraaggestuurd.
Gemiddeld is het Kadaster op deze manier
ieder jaar in iets meer dan twintig landen actief.
Het kadaster is geen ontwikkelingssamenwer-
king organisatie of fonds. Toch weten we dat
sommige ontwikkelingsdoelen alleen mogelijk
zijn als daar geen gevraagde vergoeding tegen-
over staat. Zo maakt het Kadaster het bijvoor-
beeld mogelijk om buitenlandse delegaties te
ontvangen uit landen die daar geen budget
voor hebben en ondersteunen wij de ‘School
for Land Administration Studies’. Samen met
het ITC in Enschede maken we zo opleiding en
onderzoek voor landadministratie mogelijk.
De Nederlandse vertegenwoordiging in het
buitenland is heel divers. Dat kan zijn door
deelname aan conferenties en congressen,
maar ook door mee te vergaderen op Europees
of mondiaal niveau in vak gerelateerde gremia.
In Europa betekent dit dat we bijvoorbeeld
betrokken zijn bij de ontwikkelingen rond
INSPIRE, een rol spelen in EuroGeographics en
onze bijdrage leveren aan organisaties als ELRA,
EULIS, EUROSDR en PCC. Mondiaal gezien is dat
netwerk nog veel groter. Zo vertegenwoordi-
gen we Nederland bij de Verenigde Naties in
UN GGIM (GGIM staat voor ‘Global Geospatial
Information Management’). Ook werken we
samen met organisaties als UN-Habitat en FAO
aan kennisontwikkeling, zijn we op velerlei vlak
actief binnen de internationale federatie van
landmeters (FIG) en werken we regelmatig met
en voor de Wereldbank.
Internationale projecten
Het Kadaster heeft de internationale advies-
projecten ondergebracht bij de afdeling
Kadaster International. Grofweg heeft Kadaster
International vijf regio’s waar gewerkt wordt:
Afrika, Azië, Latijns – en Midden Amerika,
Europa en de Arabische staten. Dit jaar uit zich
dit in projecten in landen als Mozambique,
Internationaal werk van h ewaar we gaan en waar we
Het Kadaster heeft onder andere een adviesproject
in Bangladesh.
Internationalisering
| 552017-4 | Geo-Info
Tanzania, Benin, Jordanië, Bhutan, Bangladesh,
Indonesië, Aruba, Colombia, Suriname en de
Balkan. De schatting is dat we de afgelopen drie
decennia op deze manier in meer dan zeventig
landen advieswerk gedaan hebben. Hierbij
werken veelal in opdracht van de Nederlandse
overheid, Europese Commissie, Wereldbank
en de VN. In sommige landen lukt dat ook met
directe financiering van de nationale overheid
of andere internationale fondsen.
Partnerschap
Samenwerking en partnerschap is essentieel
in ons internationale werk. Sinds 2015 is er een
direct partnerschap met het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, LAND genaamd. LAND
(‘Land Administration for National Develop-
ment’) is er op gericht om de zogenaamde
‘Fit-for-Purpose Land Administration Appro-
ach’ elders in de wereld te introduceren.
De samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstitu-
ten, NGO’s en ander overheden is overal aanwezig
en wordt steeds zichtbaarder. Maar die samen-
werking is niet uniek of exclusief. Ieder samenwer-
kingsproject wordt weer opnieuw bekeken hoe
een goed consortium kan worden samengesteld.
Een mooi voorbeeld is hoe GeoBusiness Neder-
land samen met het Kadaster afgelopen jaar een
geo-handelsmissie naar Suriname organiseerde
die zowel bij de Nederlandse als Surinaamse
bedrijven in goede aarde viel. Ook de interna-
tionale conferentie over land administratie en
standaarden die in samenwerking met de TU-Delft
eerder dit jaar georganiseerd werd, laat zien dat
samenwerking de enige weg vooruit is. Aan de
andere kant zien we bijvoorbeeld hoe de ‘Call for
Action’ van Oxfam Novib om informele landrech-
ten wereldwijd te erkennen gebaat is bij support
van het Kadaster, om aan te tonen dat er manieren
zijn om dat ook daadwerkelijk te doen.
Tot slot
De ambities van de SDG’s zijn haalbaar en
vragen om een actieve houding van mensen
en organisaties. Het registreren van landrechten
(formeel en informeel) is daarbij van belang
en zeer relevant. En het gesternte is goed;
Het thema landrechten heeft momentum met
politieke aandacht, maatschappelijke vraag en
technologische mogelijkheden. Het Kadaster
kan helpen aanjagen en samenwerken en is
daarom internationaal actief.
Kees de Zeeuw is sinds 2010
hoofd van Kadaster International
en is verantwoordelijk voor de
internationale activiteiten van het
Kadaster. Ook is Kees vertegen-
woordiger van Nederland bij de
Verenigde Naties over het thema Global Geospatial
Information Management (UN GGIM). Binnen die
groep is hij voorzitter van de UN Group of Experts on
Land Administration and Management (UN-GE-LAM).
Hij is bereikbaar via [email protected].
h et Kadaster: staan
Internationale activiteiten in Kenia.
Ook in Nepal is het Kadaster actief.
Voorbeelden van adviesprojecten
• Colombia (vrede): Landrechten spelen een belangrijke rol in de vredesonderhandeling
tussen FARC en overheid. Van wie was, is en wordt de grond? En waar baseer je je op?
Het Kadaster werkt in Colombia nauw samen met de Nederlandse ambassade. Wij advise-
ren de overheid hoe zij in de voormalige conflictgebieden de land registratie zo op kunnen
zetten dat er snel, goedkoop en goed genoeg landtitels voor boeren kunnen worden
uitgegeven zodat het vredesproces op basis van eerlijke landrechten plaats kan vinden.
• Rwanda (rechtszekerheid, gelijkheid en vluchtelingen): Na de genocide begin jaren 90
was een kadaster onderdeel van het stabiliteitsplan voor het land. Rwanda wist in tien jaar
tijd 10 miljoen percelen voor minder dan 10 dollar te registeren. Hier hebben we gehol-
pen 1 op de 100 Rwandezen op te leiden zodat zij op satellietfoto’s nauwkeurig percelen
konden intekenen waarmee mensen hun bewijs van eigendom konden krijgen.
• Bangladesh (conflicten en economische ontwikkeling): Het aantal conflicten om land is der-
mate groot dat het rechtssysteem volledig vastgelopen is in Bangladesh. Er is corruptie met
grond en formele en informele systemen lopen door elkaar. Wetgeving en methodes voor
land administratie zijn bovendien ouderwets, uit begin vorige eeuw. We geven voorlichting
en opleiding aan (nieuwe) professionals. Een alternatieve vorm van landmeten, databeheer
en gegevensverstrekking moet helpen bij het oplossen van conflicten zonder rechtszaken.
• Griekenland (belasting heffen): Om overheidsinkomsten te genereren is het heffen van
belasting op vastgoed belangrijk. Wetgeving, praktijken en belangen hinderen deze
ontwikkeling. Op verzoek van de Europese Commissie hebben wij adviezen opgesteld
hoe de overheid transparanter kan zijn en instituties in kan richten om betere en eerlijkere
belasting te heffen.
THEMA
56 | Geo-Info | 2017-4
Het was feest deze keer! In Lausanne. Honderd jaar IGS. En te midden van deze festiviteiten kon het CLGE als
overkoepelend Europees comité hier haar halfj aarlijkse bijeenkomst houden.
Er stonden een paar mooie bijdragen op de
agenda en de interactie met het IGS-programma
werkte aanstekelijk. Vooral de door hen pontifi caal
voor het congrescentrum (Swiss Tech Centre)
geplaatste portakabin met GeoLabSuisse bevatte
een schat aan informatie: een heel klein museum
met GeoFort-waardige doorkijkjes. Naast een
letterlijk down-to-earth weergave van de werking
van positioneringssatellieten (een stukje Zwitsers
berglandschap omringd door ijzeren staven met
daarbovenop een paar rolmaatjes, voorstellend
de satellieten: hoe simpel kun je het maken?
Zie afbeelding 2) ook een opstelling om met
een spiegelrefl excamera een 3d-pointcloud te
vervaardigen van de bezoekers.
Het plenaire deel van de bijeenkomst werd
met de nodige formele plichtplegingen en
goede woorden over en weer geopend door de
vertegenwoordigers van zowel IGS als CLGE (resp:
Fridolin Wicki en Maurice Barbieri). Thema van
deze dagen was: ‘Pushing boundaries’, alsof er nog
wat grenzen rechtgezet moesten worden.
Opvallend was dat er vanaf het eerste moment
volop aandacht was voor de spreekwoordelijke
Zwitserse precisie en accuratesse. Natuurlijk: de
klokken gelijkzetten. Dat heeft ons vier dagen
parten gespeeld: of het nu ging over precisie
tunnelboringen of het op tijd beginnen van een
presentatie of het bezoeken van het Rode Kruis-
museum: alles liep strak en reglementair op de
klok. Je wilt eigenlijk niet dat dit cliché genoemd
hoeft te worden, maar men liet zich erop voor-
staan: er was geen ontkomen aan.
Robotisering
Dan wordt het bijzonder interessant om een
futuroloog/Zukunftsforscher (Georges T. Roos)
aan het woord te horen: aan de hand van tien
stellingen ging hij vooruit in de tijd. De invloed
van bevolkingsgroei, de invloed daarvan op de
ruimte, de afnemende bestedingsbudgetten, de
toenemende kosten voor gezondheidszorg en
meerkosten in het sociale domein, de spanningen
die daarbij optreden op demografi sch terrein,
immigratie. Kortom: de problematiek waar ook de
omringende EU-landen mee te maken hebben.
Hij schetste de vierde industriële revolutie; na
mechanisatie, elektrifi catie en automatisering is
nu de robotisering aan de beurt. Ik weet niet hoe
het u vergaat, maar ik schrok ervan (of veerde
op) dat 47% van de arbeidsmarkt in Zwitserland
al in 2020 gerobotiseerd zal zijn. En dat geeft
dan weer minder druk op benodigde menselijk
arbeid en ook minder benodigde infrastructuur.
Uitdagingen te over voor ruimtelijk planners. Ik ga
niet al zijn stellingen hier opvoeren, maar zijn
presentatie was prikkelend genoeg om nog eens
na te zien voordat het 2020 is (zie: www.sli.do/ met
eventcode #igs100).
Hierna was er tijd en ruimte gereserveerd voor
Matthias Wasem van Autodesk DACH die een
mooi doorkijkje gaf naar BIM, waarbij de schakels
van de keten plan, manage, build and design ruim
aandacht kregen.
Nogal ‘Disruptive’ was de volgende spreker (Xavier
Comtesse) die zeker wist dat ‘landregistration will
be replaced by Blockchain’. Vooral provocatief en
tegelijkertijd over z’n eigen toekomst: ‘my job is
going down the drain!’. Hij schetste sowieso een
wat somber perspectief: vijftig beroepen zijn in
het afgelopen decennium verdwenen, of positief
geduid: robots betalen geen belasting. Hij haalde
daarbij aan dat we onderhand rijp zijn voor de
toekomst, waarin IoT (Internet of Things) de maat
gaat slaan, al was het maar om te voorkomen dat
10% van het stedelijk autoverkeer besteed wordt
aan zoeken naar een P-plaats. ‘Not smart’, was
zijn understatement. Het wordt tijd voor nieuwe
economische concepten. Ik kon het bij de aange-
haalde voorbeelden niet laten even te denken aan
het vijftig jaar geleden door Provo gelanceerde
‘wittefi etsenplan’.
Onbegrensde mogelijkheden
Curtis Sumner van het Amerikaanse NSPS
(National Society for Professional Surveyors; 50.000
licensed surveyors (!)) was ingevlogen om een
vergelijk te maken met het land van onbegrensde
mogelijkheden. Nu ja: over grenzen gesproken:
opvallend was dat hij in zijn betoog de enorme
verschillen weergaf tussen de oostelijke en weste-
lijk staten. In het oosten de ‘meeting balances’, in
het westen van de V.S. het ‘rectangular system’ uit
de tijd van president Jeff erson. Ondanks of dankzij
deze verschillen viel op dat de mate waarin de
Amerikaanse benadering van landmeetkundige
grensbepaling geen schoolvoorbeeld is voor
de Europese situatie en zeker niet gekopieerd
behoeft te worden. De mate waarin mensen zijn
opgeleid om hun werk goed te doen, is discuta-
bel. Geen universitaire opleidingen voorhanden,
geen professoren en nauwelijks voortbestaan
van het vak. Hij noemde nog een treff end
voorbeeld waarbij de inmates van een of andere
staatsgevangenis in Virginia ter rehabilitatie een Weergave van de werking van positioneringssatellieten.
In drie talen dezelfde afkorting is op z’n minst
opmerkelijk!
CLGE General Assemblee, 20 -23
InternationaliseringVerslag
| 572017-4 | Geo-Info
landmeetcursus aangeboden kregen. Bevrijd van
‘ball&chain’ opnieuw in het oranje op pad met de
total station. Da’s toch even wennen!
Hoe mooi is het dan – en daar hebben we vanuit
Nederland echt iets mee toe te voegen – wanneer
we aan het einde van de dag nog een paar interes-
sante bijdragen te horen krijgen vanuit de Benelux.
Martin Salzmann (Kadaster Nederland) en Ingrid
van den Berghe (directeur IGN/Eurographics)
gaven respectievelijk de stand van zaken weer,
waarin door Salzmann het Boomregister.nl en de
initiatieven rond vebeterdekaart.nl werden toege-
licht. Aandacht voor gezamenlijke verbeteringen.
Ook werden de initiateven rond Geo4Web met
availability, accessibility en connectivity toegelicht
aan de toehoorders. Opvallend was de bewonde-
ring die de toehoorders uitspraken over de Neder-
landse benadering: openheid en samenwerking
tussen de particuliere sector en de overheden,
waarbij ook het onderwijswerkveld een onmis-
bare rol speelt. Van den Berghe stelde – hoewel
qua onderzoeksvraag ressorterend onder het
ministerie van defensie - de ontwapenende vraag:
’waarom hebben we nog een mapping-agency
nodig?’. Zij hield een pleidooi voor het verbeteren
van de zichtbaarheid en kwaliteit van geodata. Het
moet als water uit de kraan zijn: zet de kraan maar
open! Daarbij is een belangrijke rol weggelegd
voor de data-broker, die de producent en koper
van data met elkaar in verbinding stelt. Deze dient
de markt en de gebruikersbehoeften te kennen en
kan zo als een goede matchmaker optreden. Uiter-
aard na grondige kwaliteitscontrole van deze data,
zodat er data-analyses kunnen worden uitgevoerd
en er producten met toegevoegde waarde kun-
nen ontstaan. De bekende dilemma’s tussen ‘gratis
is niet hetzelfde als waardeloos’. Daarbij kreeg ze
door vragen en opmerkingen veel bijval van de
aanwezigen: we hebben de afgelopen jaren een
enorme toename van het gebruik van open data
gezien en dit levert bedrijven mogelijkheden hun
kosten te reduceren en het vrijgekomen geld te
gebruiken voor innovaties. Voor meer informatie:
zie www.cartoweb.be.
Gouden driehoek
De dag daarna begon de gezamenlijk vergadering
van het CLGE; het is altijd een hele zit om de lange
agenda af te werken: naast de begroeting van
nieuwe leden, behandeling van de cijfers en de
voortgangsrapportages vanuit de verschillende
deelnemende landen gaat er heel wat Zwitserse tijd
mee heen. Voordat je er erg in hebt is het zomaar
weer tijd voor het 12-uurtje. Ook dat was opvallend
strak georganiseerd deze keer: tijd voor een snelle
staande hap, om maar niet teveel tijd te vermorsen.
En door naar het volgende programmaonderdeel.
Juist in die ‘tussentijd’ zou er tijd moeten zijn voor
contacten, het aangaan van nieuwe verbindingen
en het promoten van onze gezegende positie: we
hebben het hier maar goed geregeld met elkaar,
met onze gouden driehoek van overheid-kennis-
instituten en bedrijfsleven. Natuurlijk is het ook
hier regelmatig touwtrekken om de driehoek een
beetje gelijkzijdig te houden, maar hoe anders en
hoe contraproductief is het elders soms geregeld.
Veel bureaucratische regels bemoeilijken de groei
van onze bedrijfstak in veel van de deelnemende
landen.
Gelukkig waren er halverwege de middag ook nog
een paar mooie doorkijkjes naar het Galileo-project,
toegelicht door Alina Hriscu: de toepassingenkant
ervan en de PPP-initiatieven eromheen (Veripos,
Terrastar, Fugro). Je merkt elke keer in CLGE-verband
dat er op twee momenten energie in de tent komt:
het eerste moment doet zich voor wanneer een van
de gedelegeerden met een bijdrage voor het voet-
licht komt waarin hij of zij zelf een betekenisvolle
rol heeft gespeeld en het tweede moment dat dit
gebeurt is wanneer er afstand van het formele pro-
gramma wordt genomen: dat kan een korte pauze
zijn, dat kan tijdens een glaasje prik op het naast het
conferentieoord gelegen terrasje zijn. Dan gebeuren
de dingen. Men spreekt ‘unbehindert’, deelt antece-
denten en de werkelijke drijfveren om hier aanwezig
te zijn krijgen betekenis. Vele deelnemers komen iets
halen wat anderen niet kwijt willen. Het delen van
kennis is in het programmatische deel nog steeds
geen vanzelfsprekendheid. Juist daarom is het elke
keer een verademing te merken dat het informele
circuit een sterkere bijdrage levert aan het verste-
vigen van de verbanden dan het formele gedeelte
van de bijeenkomsten. Ik begrijp steeds beter
waarom deals op Europees niveau, na ellenlange
overleggen daags, in de avonduren, turend over een
rechaud pas worden afgehandeld.
Roelof Keppel
Het congrescentrum.
Groepsfoto CLGE.
3 april 2017 te Lausanne: Swiss time!
THEMA
58 | Geo-Info | 2017-4
Op vrijdag 23 juni 2017 vond de Geomatics Day 2017 ‘Point Clouds and Internet of Things’ plaats. Dit evenement is
een initiatief van de TU Delft en vond ook dit jaar weer plaats op de Faculteit Bouwkunde in Delft. Deze dag bood
de mogelijkheid om studenten, oud-studenten en andere Geo-informatie professionals te ontmoeten, en samen
te verkennen hoe Geomatics kan bijdragen aan het beter begrijpen en vormgeven van de gebouwde omgeving.
Het was een geslaagde dag!
Het programma bestond uit een middagdeel
waar presentaties en demo’s te zien waren.
De voorzitter was Stefan van der Spek, program-
madirecteur van de MSc Geomatics for the Built
Environment. Thomas H. Kolbe, professor aan de
TU in München, bezocht deze dag en sprak het
publiek toe. Rosann Aarsen, Sweco Adviseur en
oud-student van het MSc programma Geoma-
tics, gaf tijdens deze middag ook een presentatie.
Haar doel was om de aantrekkelijkheid van de
werkgever Sweco over te dragen. Dit was het
eerste jaar dat Sweco sponsor was van de Geo-
matics Day 2017. Daarnaast presenteerden ook
de volgende bedrijven: CycloMedia, Fugro, ESRI,
CGI, Tensing, Alliander, TNO, en GEOS. Om u een
kleine impressie te geven van de bijdragen van
deze bedrijven is hieronder een samenvatting te
vinden van wat zoal aan bod kwam.
Point Clouds
Het middagdeel was in twee delen opgesplitst.
Het eerste deel bestond uit presentaties rondom
het thema: ‘Point Clouds’. Bart Beers van Cyclo-
Media sprak over LiDAR point cloud data. Hij liet
een kaart zien van een stad waar de ingewon-
nen data wel bruikbaar was en waar niet.
Daarna spraken Martin Kodde en Stella Psoma-
daki (oud-student MSc Geomatics) van Fugro
over een digitale kopie van objecten. Ze lieten
een point cloud zien van buizen en installaties
in een GISviewer. Ravi Peters (TU Delft) vertelde
vervolgens over wat hij zo leuk vindt aan het
werken met point clouds. Hij liet verschillende
point clouds zien en vertelde meer over de
voortgang van zijn project.
Niels van der Vaart (ESRI) liet zien hoe je heel
snel 3D-informatieproducten kunt maken met
Drone2Map for ArcGIS. Drone2Map for ArcGIS
helpt om beelden om te zetten in iets geogra-
Veel ruimte voor ontmoeting tijdens Geomatics Day.
Geomatics Day 2017 in Delft was
InternationaliseringVerslag
| 592017-4 | Geo-Info
fi sch. Het is een snelle manier van inwinnen van
zeer gedetailleerde informatie.
Internet of Things & Smart City Modelling
Het tweede deel van het programma bestond
uit presentaties rondom het thema: ‘Internet of
Things & Smart City Modelling’. Robert Voute (CGI)
sprak over hun nieuwste ontwikkelingen. Hij liet
het modelleren van een ongeluk op het spoor
zien door gebruik te maken van een drone. In dit
project werkt CGI samen met ProRail en Eyefl y
B.V. Ook vertelde Robert Voute over de nieuwe
mogelijkheden om binnenruimtes in puntwolken
te herkennen.
Daarna sprak Tom Broersen van Tensing over de
kracht van FME. Hij liet een aantal mogelijkheden
van dit programma zien. Hij sprak over het werken
met point cloud data in FME dat gemakkelijk naar
bijvoorbeeld Minecraft omgezet kan worden.
Peter de Koning van Alliander sprak over het
energienetwerk. Alliander heeft inzichtelijk
gemaakt waar storingen zich voordoen in het
Smart Grid. Tenslotte gaf hij een demonstratie
van een viewer waar in een tijdspanne naar
het energieverbruik met een kleurlabel per
gebouw kan worden gekeken.
Als één na laatst sprak Leon van Berlo van TNO
over BIM & CityGML.
De studentenverening GEOS sloot het pro-
gramma af met een oproep voor partners en
inspirerende verhalen van alumni.
Innovatief en snel ontwikkelend gebied
Geomatics is een innovatief en snel ontwikke-
lend gebied waarbij het verzamelen, analy-
seren en leveren van geografi sche informatie
voorop staat. Ontwikkelingen zoals ‘Internet of
Things (IoT)’ om de gebouwde omgeving te
detecteren en monitoren resulteert in enorme
datasets. Geomatics omvat al deze aspecten.
De MSc Geomatics for the Built Environment
heeft zowel Nederlandse als internationale
studenten (uit resp. China, Griekenland en
Italië). De Nederlandse studenten hebben een
verschillende vooropleiding, zoals Bouwkunde
en Civiele Techniek. De instroom van de
studenten ontwikkeld zich nog steeds. In 2012
ging de MSc van start met zeven studenten.
Nu is het aantal studenten al toegenomen
naar dertig. Vandaar dat de spreektaal van de
Geomatics Day 2017 Engels was.
Ik wil de TU Delft bedanken voor deze inspire-
rende dag!
Rosann Aarsen
’s Middags waren er presentaties en demo’s te zien.
een groot succes!
THEMA
60 | Geo-Info | 2017-4
Op 14 juni 2017 werd in de Universiteitsbibliotheek (UB) in Utrecht het 140-jarig bestaan van de Bosatlas
gekoppeld aan het openstellen, door de UB, van een website waarop men alle kaarten uit alle oude drukken
van de Bosatlas (1877-1940) met elkaar kan vergelijken.
Het betrof hier een initiatief van Curator
Kaarten en Atlassen Marco van Egmond.
Met steun van het K.F. Hein fonds en het
Fentener van Vlissingen fonds zijn er meer dan
5.000 kaartbladen voor gedigitaliseerd en is er
door de IT-afdeling van de Utrechtse Univer-
siteitsbibliotheek een tool voor gebouwd die
ons in staat stelt de kaarten uit verschillende
edities inderdaad tot in het grootste detail met
elkaar te vergelijken. Uitgever Noordhoff bv
van de Bosatlas nam natuurlijk deel aan deze
feestelijke bijeenkomst, zowel als sponsor als
met inhoudelijke bijdragen. Bosatlas-uitgever
Otto Venema gaf de positie van de Bosatlas
in het huidige onderwijs aan, Daphne Ariaens
demonstreerde de functionaliteit van de
digitale atlas, terwijl de gezamenlijk atlasre-
dactie (Mathie Hoenjet, Annemieke Altena en
Menno Bolder, Douwe de Jong onder leiding
van Tjeerd Tichelaar) ondersteunend aanwezig
was. Tjeerd Tichelaar gaf in zijn presentatie
aan dat we om een ruimtelijk referentiekader
op te bouwen niet uit de voeten kunnen met
Google Earth of Google Maps, maar een zorg-
vuldig uitgedunde kaart nodig hebben, zoals
de Bosatlas, waarop alleen de meest relevante
informatie is overgebleven.
Na de introductie door dagvoorzitster Martine
Pronk van de Universiteitsbibliotheek Utrecht,
gaf Ferjan Ormeling in zijn presentatie over de
redactionele veranderingen in de Bosatlas aan
hoe betrouwbaar, per gegevenscategorie, de
informatie in de atlas was, waarbij naar nauw-
keurigheid, juistheid, actualiteit en volledig-
heid werd gekeken. Want, willen we conclusies
trekken uit de redactionele veranderingen in
de atlas in de loop van de tijd, dan moeten we
ook weten in welke mate de atlas de veran-
derende werkelijkheid ook correct weergaf.
De kaarten uit voorbije edities van de Bosatlas
vormen een stille getuige van het verleden,
die we met deze nieuwe tool weer een stem
hebben gegeven.
Hoe die tool werkte, werd vervolgens door
Marco van Egmond behandeld; de essentie
ervan is dat elke kaart door de verschillende
edities heen gevolgd kan worden, waarbij de
beelden van opeenvolgende edities naast
elkaar kunnen worden gezet (zie fi guur 1).
Zoomt men bijvoorbeeld in op de kaart van
Afrika uit 1907, dan zoomt men tegelijk in
op de Afrika-kaart uit de volgende of vorige
Symposium De Bosatlas - 140 jaar de wereld in kaart
Figuur 1- Beeld uit de nieuwe UB-Utrecht website van de Bosatlas, waarop men kaartbeelden uit twee opeenvolgende drukken kan vergelijken: polders
kregen een raster en de streekbebouwing langs de rivieren is toegevoegd.
Verslag
| 612017-4 | Geo-Info
editie, waardoor de veranderingen goed
zichtbaar worden. Die veranderingen worden
in de bijgeleverde teksten (van de hand van
Ormeling) toegelicht en verklaard.
Digitale Bosatlas
Uitgever Otto Venema positioneerde de atlas
en gaf de overwegingen aan voor de ontwik-
keling van de digitale Bosatlas die hier mede
werd gelanceerd (op de KNAG-onderwijsdag
van 2016 hadden we er al even aan kunnen
ruiken). Na de pauze kon, na een demonstratie
van Marco van Egmond, geëxperimenteerd
worden met de op de UB door Edu Hackenitz
ontwikkelde viewer, waarbij met dus zowel
synchronisch (alle kaarten uit een editie
bekijkend) als diachronisch (een bepaalde
kaart volgend door alle edities heen) te werk
kon gaan. De cesuur is na de 36e druk gelegd,
omdat daarna de structuur van de atlas veran-
dert door de toevloed van nieuw opgenomen
thematische kaarten. Maar Venema toonde
zich bereid na te gaan of de periode 1877-
1939 die nu is vrijgegeven niet verlengd kan
worden, bijvoorbeeld tot en met de 40e druk
(1969) of tot 1980 zodat we op die manier
met deze website beter aansluiting vinden
bij het heden. Het adres van de website is
bc.library.uu.nl/nl/bosatlassen-de-wereld-
beeld-1877-1939. Daar zijn niet alleen de ver-
gelijkingsmogelijkheden en de begeleidende
teksten te zien, maar ook karakteristieken
van de verschillende edities en ‘geografi sche
verhalen’ over de ontwikkeling. Na de pauze
gaf ook Daphne Ariaens een nadere toe-
lichting op de digitale Bosatlas, waarna met
assistentie van Menno Bolder hands-on met
de verrassende mogelijkheden van dit nieuwe
leermiddel kon worden geëxperimenteerd.
Er waren maar liefst twee tentoonstellingen
georganiseerd: in de vitrines van de Boothzaal
waren de highlights uit de geschiedenis van
de Bosatlas bijeengebracht. Bijvoorbeeld de
eerste druk en bijzondere collectors items
zoals de Bosatlas die tijgers in Afrika toonde en
de Bos-van Balen atlas die de moderne spel-
ling ook op de plaatsnamen van toepassing
had verklaard (maar snel bakzeil moest halen
vanwege de onvrede hierover in de regionale
pers). In de kaartenzaal werd een meer syste-
matisch overzicht van de atlasgeschiedenis
gebracht, waarbij naast alle opeenvolgende
edities ook buitenlandse uitgaven van de
Bosatlas en redactie-exemplaren (bedoeld om
de veranderingen aan te geven die in de vol-
gende editie moesten worden aangebracht)
werden getoond. Het was spijtig dat deze
twee exposities alleen deze dag te zien waren!
De website is vooral ontwikkeld voor het
onderwijs. De makers hopen dat hij door
scholieren zal worden gebruikt voor werkstuk-
ken waarbij wordt nagegaan wat de verande-
ringen zijn in een land, of in (onze kennis van)
een werelddeel (de exploratie van Afrika) of
een verschijnsel wereldwijd (telegraafl ijnen,
streekspoorwegen, miljoenensteden, stuw-
meren) of in de relaties tussen buurlanden.
Bij de interpretatie van de daarvoor relevante
atlaskaarten worden ze daarbij dus geholpen
door de toegevoegde commentaren. Die com-
mentaren wijzen de scholieren ook op de
vooringenomenheid van de atlas: het is een
atlas voor de Nederlandse samenleving, en de
redacteuren hebben zich aangepast aan de
ideeën en opvattingen die in die samenleving
heersen. De door de website bestreken periode
omvat bijvoorbeeld ook het hoogtepunt van
het kolonialisme en daarbij worden veel aspec-
ten van inheemse samenlevingen in gekoloni-
seerde ontwikkelingslanden genegeerd.
De organisatie verliep vlekkeloos: het UB-
Bijzondere Collecties team aangevoerd door
Maaike Wijnen had de logistiek, de verschil-
lende zalen en tijden van de presentaties
goed georganiseerd. Bij het afscheid, na de
afsluitende borrel, kregen alle deelnemers
namens Noordhoff bv een nieuw collectors
item mee: een verjaardagskalender waarop
de geschiedenis van de Bosatlas in beeld was
gebracht.
Ferjan Ormeling
Figuur 2 - Het werken met de digitale Bosatlas in de Bucheliuszaal van de UB (foto: Bas van Hattum).
Figuur 3 - Overzicht van de Bosatlas-tentoonstelling in de kaartenzaal van de UB Utrecht (foto: Bas van Hattum).
62 | Geo-Info | 2017-4
Zo’n vijf jaar geleden is in Geo-Info
het concept van vario-schaal
geo-informatie beschreven
(Van Oosterom en Meijers, 2012).
In dit eerdere artikel werd de eerste
echt geleidelijke vario-schaal
structuur gepresenteerd: een delta
schaal geeft een delta in de kaart
(en hoe kleiner de delta schaal hoe
kleiner de delta kaart). De afgelopen
vijf jaar is er veel R&D verricht om
het concept van vario-schaal geo-
informatie te realiseren: ontwikkelen
van prototypen en testen met
echte data. In het kader van het
Open Technologieprogramma
(OTP van STW, Stichting Technische
Wetenschappen) project 11185
‘Vario-scale geo-information’ is er de
afgelopen jaren veel vooruitgang
geboekt. De belangrijkste resultaten
zullen in een serie beknopte
artikelen worden behandeld. Dit is
het vierde artikel in de serie.
Door Radan Šuba, Martijn Meijers,
Peter van Oosterom, Mattijs Driel en
Elmar Eisemann
De ontwikkeling van de vario-schaal kaart
prototypen zijn inmiddels zo ver dat eerste
bruikbaarheidstesten mogelijk zijn. Recent
hebben we een prototype ontwikkeld geba-
seerd op de ruimte schaal kubus (‘Space
Scale Cube’, SSC). Het interactief omgaan
(schuiven en zoomen) met 2D-kaarten
gebeurt door het doorsnijden van de SSC.
Het resultaat van deze doorsnijdingsope-
ratie wordt in real-time gevisualiseerd door
efficiënt gebruik te maken van de Graphics
Processing Unit (GPU) en geeft de gebrui-
ker een soepele indruk. We hebben een
eerste bruikbaarheidstest ontworpen om
de hypothese te valideren dat vario-schaal
zorgt voor een beter kaartbegrip en meer
intuïtieve interactie, resulterend in een snel-
lere en betere uitvoering van de taken.
Introductie
De huidige generatie interactieve kaarten
zijn allemaal gebaseerd op multi-schaal
representaties. Deze zijn daardoor niet opti-
maal voor een goede gebruikersperceptie.
Een inzoom actie resulteert in het gebruik
van een aantal discrete detail/ schaal niveaus
(LoD’s), elk met verschillende inhoud en
representatie (styling). De abrupte over-
gangen kunnen leiden tot minder effectief
kaartgebruik, mogelijk resulterend in
vertraging of zelfs fouten bij het uitvoeren
van taken. Het vario-schaalconcept daaren-
tegen slaat in kleine stapjes de resultaten
van het kaartgeneralisatieproces op in de
tGAP-gegevensstructuur. Vervolgens wordt
de derde dimensie gebruikt om de schaal-
overgangen te coderen, wat resulteert in
een 3D-volumepartitie van gestapelde poly-
hedra binnen de zogenaamde SSC. Kaarten
worden gemaakt door deze 3D-partitie te
doorsnijden met een vlak. Een geleidelijke
zoom actie komt overeen met het soepel
verplaatsen van het snijvlak; zie figuur 1.
De volgende sectie beschrijft onze GPU-
gebaseerde implementatie van het vario-
schaal prototype, de ‘Intersector’ genaamd.
Vervolgens presenteren we het ontwerp en
de uitvoering van een eerste vario-schaal
bruikbaarheidstest (waarin we de traditio-
nele multi-schaal aanpak vergelijken met de
vario-schaal aanpak).
GPU gebaseerde vario-schaal viewer
De ‘Intersector’ gebruikt een pixel rendering
benadering van de SSC, geïmplementeerd
op de GPU. Een specifieke kaart (locatie en
schaal) komt overeen met een 2D-pixel-
raster ergens in de SSC; zie figuur 2. Bij het
projecteren van een pixel in willekeurige
richting geeft de binnenkant van het eerste
polyhedrongrensvlak aan welke kleur (welk
object) de pixel moet krijgen. Gebaseerd op
deze waarneming zien we dat bij recht van
boven naar beneden kijken (en alles boven
het raster niet mee te nemen), de gewenste
kaart wordt verkregen. Deze aanpak is
ideaal voor de GPU, omdat het past bij de
mogelijkheden van de grafische pipeline
(per pixel berekeningen parallel uitvoeren
voor taken als coördinaattransformaties,
diepteberekeningen, enzovoorts), waarbij de
polyhedra grensvlakken als driehoeken zijn
aangeboden. Naast de basis functionaliteit
zijn een aantal speciale effecten geïmple-
Eerste bruikbaarheidsteste n
Figuur 1 - Voorbeeld SSC data met een viertal horizontale snijvlakken (schalen).
| 632017-4 | Geo-Info
menteerd (zie figuur 3): Supersampling
anti-aliasing (voor scherpere beelden),
niet-horizontale snijvlakken (voor gemengde
schaal representaties, zoals fish-eye lens of
perspectief blik), mixen van kleur door twee
nabije snijvlakken te gebruiken (voor extra
‘bewegings’ zoomgevoel) en textuur map-
ping (voor verbeterde kaart leesbaarheid).
Driel (2015) beschrijft de implementatie van
de Intersector in meer detail.
Ontwerp van bruikbaarheidstest
De eerste bruikbaarheidstest van de vario-
schaal functionaliteit is uitgevoerd met een
beperkte groep van tien testpersonen, elk
met een sessie van ongeveer 15 minuten.
Om de invloed van de gebruikersinterface te
elimineren, werd het experiment uitgevoerd
met dezelfde grafische interface voor twee
Top10NL datasets van hetzelfde 9x9 km2
gebied (zo’n 13.000 vlakken):
1. een discrete multi-schaal dataset (SSC
inhoud waar op een beperkt aantal vaste
schalen de objecten veranderen: prisma’s
eindigen allemaal op zelfde schaalmo-
ment en worden dan opgevolgd door
een nieuwe set van prisma’s, tussen elke
schaal zit een factor 2; bijvoorbeeld van
1:10.000 naar 1:20.000) en
2. een vario-schaal dataset (SSC gebaseerd
op tGAP inhoud met geleidelijke over-
gangen).
Voor de test gebruiken we een vereenvou-
digde versie van de Intersector. De bedie-
ning voor schuiven (pannen) vindt plaats
met de vier pijltjestoetsen en in/uitzoomen
gebeurt met de + en de - toets voor kleine
stappen (en de [ en ] toets voor grotere
zoom stappen); zie figuur 4. De Intersector
gebruikt een venster met vaste grootte, en
toont alleen de kaart, zonder extra knoppen
op het scherm. De instructeur geeft een
introductie over het gebruik van de Inter-
sector en een toelichting op de taak (zoals
ook op het instructievel aangegeven) en is
verder aanwezig gedurende het experiment.
De testmethode bestond uit het uitvoeren
van de taak met hardop denken (‘thinking
e n van vario-schaal kaarten
Figuur 2 - Het raster van een specifieke kaart (schaal en locatie) in het voorbeeld SSC: 3D aanzicht, 2D zijaanzicht, 2D horizontaal aanzicht, projectie van
pixels naar beneden.
Figuur 3 - Supersampling antilaliasing, niet-horizontale snijvlakken, mixen twee nabije snijvlakken.
64 | Geo-Info | 2017-4
Figuur 5 - De test resultaten: totaal benodigde tijd voor een taak, nauwkeurigheid positie, nauwkeurigheid schaal.
| 652017-4 | Geo-Info
aloud’), audio-video-observatie, daarbij
gesynchroniseerde schermopname en na
afloop het invullen van een vragenlijst.
Testresultaten
Er zijn veel verschillende kaarttaken moge-
lijk: oriëntatie, zoeken, analyseren, route
plannen, etc. In de eerste bruikbaarheidstest
is gekozen voor de volgende oriëntatie-taak:
vanuit een door de Intersector willekeurig
gekozen start positie en schaalniveau, eerst
helemaal uitzoomen, daarna zoveel schui-
ven dat het kaartfragment geheel buiten
beeld valt en ten slotte proberen om weer
zo nauwkeurig mogelijk terug te komen
naar start positie en schaalniveau. Tijdens
deze interactie worden de tijd en de precisie
(positie en schaal) vastgelegd. De ene helft
van de gebruikers begon met de taak drie
keer uit te voeren met vario-schaal kaart
gevolgd door de taak drie keer uit te voeren
met multi-schaal kaart (en bij de andere
helft was dit omgekeerd). Figuur 5 toont de
bruikbaarheidstest resultaten, waarbij voor-
zichtig de volgende conclusies getrokken
kunnen worden:
1. met vario-schaal kaarten zijn taken iets
sneller voltooid,
2. er is geen significant verschil in het
terugvinden van de startpositie, en
3. bij multi-schaal kaarten wordt startschaal
niveau beter teruggevonden.
De laatste conclusie ligt voor de hand,
omdat bij de multi-schaal variant maar een
beperkt aantal opties mogelijk zijn en de
kans dus groter is dat de juiste schaal wordt
teruggevonden.
Conclusie
We hebben in dit artikel de eerste vario-
schaal bruikbaarheidstest gepresenteerd,
waarbij voorzichtig kan worden geconclu-
deerd dat de resultaten bemoedigend zijn,
maar nog niet direct een doorslaggevend
verschil laten zien. Dit valt wellicht te verkla-
ren door de testopzet met de bediening via
toetsen, zoals + en – voor in- en uitzoomen,
waarbij alle gebruikers ervoor kozen om de
grotere (snellere) zoomstappen te gebrui-
ken. Hierdoor gaat voor een redelijk deel de
echte geleidelijk zoom mogelijkheid van de
vario-schaal aanpak verloren, want er wordt
van één bepaalde schaal direct naar een
andere schaal gesprongen met alle moge-
lijke cognitieve nadelen van dien (desoriën-
tatie). Naar aanleiding van deze constatering
hebben we het protoptype inmiddels verbe-
terd en is nu de zogenaamde geanimeerde
zoom ook mogelijk via muis interactie,
te proberen op: varioscale.bk.tudelft.nl/
gpudemo/2017/07/one/ Hier kan via vlotte
animatie van de ene kaartschaal naar de
andere kaartschaal worden overgegaan met
steeds geleidelijk aangepaste kaartinhoud
(in geval van SSC met vario-schaal data).
In de toekomst zijn vervolgens aanvullende
tests voorzien met meer deelnemers, meer-
dere en andere typen kaarttaken, grotere
datasets, extra functionaliteit (anti-aliasing,
niet-horizontale snijvlakken, mixen van twee
nabije snijvlakken, textuur mapping), en ver-
schillende SSC inhouden (meer generalisatie
technieken en andere opties bij het creëren
van de SSC).
Vooruitblik
Dit was het vierde artikel in de serie. Hierna
zullen dit jaar nog twee artikelen volgen.
Het vijfde artikel zal behandelen hoe uit een
vario-scale tGAP-structuur een geleidelijke
SSC (Space Scale Cube) te maken, dat wil
zeggen een 3D-representatie met geïnte-
greerde 2D-kaart plus schaal dimensies en
geleidelijke schaalovergangen. Ten slotte
zal in het zesde artikel aan bod komen hoe
deze geleidelijke SSC inhoud kan worden
gebruikt in een browser gebaseerde (GPU/
WebGL) visualisatie omgeving met geani-
meerde geleidelijke pan en zoom interacties.
Bronnen• Peter van Oosterom, Martijn Meijers, Variabele-schaal geo-
informatie, Geo-Info, 9(10), pp. 14-19, 2012.
• Mattijs Driel, Real time intersections on space scale cube
data, Master’s thesis, Utrecht University, pp. 12, 2015.
Dit artikel is een bewerking van het Engelsta-
lige artikel: Radan Šuba, Mattijs Driel, Martijn
Meijers, Peter van Oosterom, Elmar Eisemann,
Usability test plan for truly vario-scale maps, In:
Proceedings of AGILE workshop on ‘Automated
generalisation for on-demand mapping’ and 19th
ICA Workshop on Generalisation and Multiple
Representation (D. Burghardt, C. Duchene, eds.),
Helsinki, pp. 16, 2016.
Radan Šuba is promovendus GIS technologie bij
de TU Delft. Hij is bereikbaar via [email protected].
Martijn Meijers is onderzoeker GIS technologie bij de
TU Delft. Hij is bereikbaar via [email protected].
Peter van Oosterom is professor GIS tech-
nologie bij de TU Delft. Hij is bereikbaar via
Mattijs Driel is software developer & engineer
Twnkls (twnkls.com). Hij is bereikbaar via
Elmar Eisemann is professor 'Computer Graphics
and Visualization' bij de TU Delft. Hij is bereikbaar via
Figuur 4 - De testopstelling (merk op de speciale + en – knoppen, groot en klein voor zoomen).
66 | Geo-Info | 2017-4
Verslag
‘Ook niet-leden zijn meer dan welkom.’ Met die zin eindigde Karolina van Schrojenstein Lantman de uitnodiging voor
de GIN-bijeenkomst ‘GeoPitches in CU2030’. Daarom was op 8 juni 2017 het dikke nummer 2 van Geo-Info op de tafels
ook net zo present als de GIN-balpennen. Haar ‘Let op: vol is vol!’ was voorbarig gezien de forse nieuwbouwzaal.
Het nieuwe Stadskantoor van de gemeente
Utrecht op Stationsplateau 1 is beter met de
trein bereikbaar dan elk ander stadskantoor.
Op de zesde (vergader)verdieping kon Koos
Krijnders circa 55 aanwezigen welkom heten.
Alle sprekers zouden na hun werk van hem
een forse plastic zak met een 3D-Domkaars
krijgen. Via Wim Erwich werd de gemeente
Utrecht bedankt voor de zaal.
Matenplan als raamwerk
‘CAD/GIS-ervaringen werkmethodiek in stationsge-
bied Utrecht, project CU2030’ van Richard Daniëls
en Matei Klewer was de eerste presentatie.
Flitsend en kaartrijk was de pp-fi lm van wat
na de laatste reorganisatie de OntwerpStudio-
Ruimte heet. Natuurlijk kwamen ook (externe) 3D
digitale maquettes in beeld, maar 2D Matenplans
als raamwerk op basis van data van tientallen
architecten zijn hét gemeentelijk controlemiddel
tegen overlappen (‘vrij basic en zonder simula-
ties’). Daaruit volgen ook de aktentekeningen die
naar het Kadaster gaan. “Heb ik hier met CAD- of
met GIS-mensen te doen?”, zo was ook al een
vraag van Daniëls aan de zaal. GIS won, maar ze
bleken wel meestal met CAD begonnen. Gemeld
werd dat in ‘een atelier beneden’ creatieve wer-
kers uit piepschuim maquettes snijden. Getoond
werden ook 4D-pdf’s van derden met de faserin-
gen van de binnenstadsontwikkeling aan vooral
de Jaarbeurszijde: fase 1 is in 2022 klaar en met
fase 2 is al in 2015 begonnen. Klewer legde daar
meer van uit. Acht hectare stad kan in ontwikke-
ling komen, omdat de Jaarbeurs dankzij internet
minder ruimte nodig heeft! Het Beurskwartier
wordt een nieuw stuk centrum. Er komen ook
weer - en duurzaam - middenklassers te wonen,
die als overal werden verdreven door de elite die
naast de onderklasse ook in Utrecht het centrum
ging vullen. Digitaal ondersteunde stadsgesprek-
ken met maar ’twintig witte mensen’ hadden een
discrepantie met de inspanning ervoor. Volgens
de gemeente schijnt ongeveer de helft van het
(huidige!) volk zowel voor als tegen het ‘hoger
bouwen dan de Dom’ te zijn.
Pitch 1: Geogap
De Utrechtse geografen Sjors Hoek en Stijn van der
Hoek (www.geogap.nl) presenteerden als eerste
hun start-up. GeoGap ontwikkelt GIS-toepassingen
Bijeenkomst GIN Themagroep West
Railport, werk-, woon- en vergadergebied (www.cu2030.nl).
Stadskantoor: groot genoeg voor bijna alle ambtenaren. Voldoende GIN bij de koffi e.
| 672017-4 | Geo-Info
en diensten die gebruik maken van webtechno-
logieën. Met expertises die uiteenlopen van traditi-
onele GIS-platformen ArcGIS en QGIS tot Node.js
en Angular heeft Geogap een brede skillset tot zijn
beschikking. Geogap overbrugt het gat tussen de
wereld van GIS en die van het web. Een voorbeeld
daarvan is Kadastralekaart.com, voor duizenden
maandelijkse bezoekers het kosteloze toegangs-
punt tot informatie over kadastrale percelen.
Een gepresenteerde ‘gasvervangingspotentiekaart’
voor Zwolle ging ervan uit dat aangeslotenen
van oude leidingen het eerst van het gas gaan!
Een leuke zaalreactie bij een item was “Hebt u dit
zelf gedaan of weet mijn collega hiervan?” en die
vraag werd bilateraal beantwoord.
Pitch 2: Forget The Fish
Giel van der Leest, Tijmen Vink en Thomas Groot
zijn in 2016 afgestudeerd aan de opleiding Geo
Media & Design in Den Bosch. Na hun afstuderen
startten zij samen een bedrijf (www.forgetthe.fi sh).
Forget The Fish ontsluit, analyseert en visualiseert
locatiegebonden data. Het klonk mij als senior
bekend in de oren, maar de drie mannen konden
in zeven maanden al diverse klanten van hun tun-
nelvisies bevrijden! Met een interdisciplinair team
bestaande uit een information designer, UI/X
designer en een developer ontwikkelen ze data-
driven apps en -visualisaties, die nieuwe inzichten
brengen. Zo zorgde Forget the Fish begin dit
jaar voor real-time visualisaties van meer dan een
miljoen locatiegebonden gegevens tijdens de
Nationale Tuinvogeltelling van Vogelbescherming
Nederland.
Pitch 3: De Geograaf
Webredacteur David Crabbendam presenteerde
zijn online platform www.degeograaf.com. Weke-
lijks verschijnen er artikelen op de website. Allen
hebben een geografi sch thema en zijn vanuit het
perspectief van een student of pas afgestudeerde
geschreven. Bij interesse in het thema kan contact
opgenomen worden met de geograaf in kwestie.
De website is van 2016 en het bedrijf van 2017 (vier
parttimers ’s avonds).
Zeepkist en slot
Het ligt niet aan de organisatoren, maar het geo-
volk heeft weinig met zelfs fi guurlijke zeepkisten.
Er werd wel een evenement van later in juni
aangekondigd, Krijnders promootte levendig
Missing Maps voor hulporganisaties én men werd
gevraagd om bij de vertrek de badge in te leveren.
Vanaf 19.05 uur gebeurde dat na netwerken met
andere geo-enthousiastelingen (en ik had op wat
nu de ‘railport’ heet snel de trein). Daarin kreeg ik
spijt dat ook ik de zeepkist ‘voorbij liet gaan’. Het
blijft jammer dat het beeld ‘De Landmeter’ van
Piet Esser uit 1971 naar de gesloten achtste verdie-
ping van Maatschappelijke Ontwikkeling werd
verhuisd en niet net zoals eerder aan de Ravellaan
beneden in de openbare hal werd gezet. GIN-volk
kreeg het nu niet eens te zien. Goed dat Leen
Murre in Geo-Info 4, 2016 op pagina 14 al een foto
van het beeld op die plek plaatste, maar die hal
beneden is groot zat!
Adri den Boer
Ook Geo-Info was duidelijk aanwezig.
Beeld in Stadskantoor op gesloten afdeling zonder
kennis van een theodoliet.
68 | Geo-Info | 2017-4
Het Algemeen Handelsblad van 6 december
1934 bevatte van de correspondent uit Brussel
de bijdrage ‘Schenking aan België. Historische
kaarten en plattegronden’. Vele andere kranten
namen het bericht over, soms met leukere kop-
pen (‘Een vriendelijk gebaar’ heette het in de
Limburger Koerier.) Het ging over 500 kaarten
van Belgische vestingen. “Men schijnt in België
zeer erkentelijk te zijn voor dit gebaar”, aldus
een tekstfragment. Er werd meer verondersteld:
“waarschijnlijk zullen de kaarten en plattegron-
den reeds begin 1935 voor studiedoeleinden ter
beschikking worden gesteld”. Dat was niet zo.
Strenge inventaris
Het Rijksarchief in België bevat een enorme
cartografische inventaris van 193 pagina’s: militaire
kaarten in 1934 door de Nederlandse regering aan
België overgedragen (Kaarten en plattegronden,
inventaris in handschriften, nrs. 5001-5829) / L. Jans-
sen [1]. Het gaat om 29 meter archief uit de 17e tot
en met de 19e eeuw. Die inventaris is zo openbaar
als het maar kan, maar elk nummer daarin, hoe
oud ook, lijkt ‘Niet openbaar tot 2100’. Zie de hierbij
afgebeelde omschrijving van nummer 5263. En dit
terwijl Nederlandse militair-topografische kaarten
daar al vanaf 1865 publiek werden verkocht! Zoek
je de geheime kaarten op in de mooie Belgische
Cartesius-kaartenportal, dan vind je de bewuste
kaart en zijn metagegevens wel [2]. Dat is zelfs
inclusief de tekst: Herkomst document: Archief
- Militaire kaarten in 1934 door de Nederlandse
regering aan België overhandigd/Cartes militaires
transmises en 1934 par le Gouvernement Néer-
landais à la Belgique. De meevaller lijkt voor alle
inventarisnummers te gelden!
Referenties[1] search.arch.be/ead/pdf/BE-A0510_002043_003600_
DUT.ead.pdf
[2] www.cartesius.be/geoportal/catalog/search/resource/
details.page?uuid=%7BC6869579-564C-444E-88D5-
87A7CC5DEB74%7D
Adri den Boer is redacteur bij
Geo-Info. Hij is te bereiken via
Over geheime VOC-kaarten
verscheen al eens een boek.
Militaire kaarten, maar net zo
goed civiele luchtfoto’s, werden
ook lang als geheimen gezien.
Satellietbeelden veranderden dat,
maar niet snel. Geo-Info nummer
6, 2013 bevatte op pagina 40 pas
een bericht van de Nederlandse
Defensie over de opheffing van
het Besluit Luchtfotografie uit
1959. Met afspraken over militaire
kaarten was het net zoiets.
Door Adri den Boer
‘Niet openbaar tot 2100’?
P.Th.L.M. van Woerkom (hoofdred.),
175 jaar TU Delft. Erfgoed in
33 verhalen, uitgave Histechnica
Delft 2017, 200 pagina’s,
ISBN 978-94-028-0652-6 (niet in
de handel, neem contact op met
de uitgever).
Van de 33 verhalen gaan er zes direct over de
geodesie. Het is haast buiten proporties, maar
het is een vak met een rijk verléden:
• L. Aardoom, Het zonneprisma van Roelofs:
Delfts vernuft en fabricaat;
• W.A. van Beusekom, Het waterpas instru-
ment van Caminada: ontwerp van L. Cohen
Stuart (met de helaas achterhaalde zin-
snede: ‘Het Caminada waterpasinstrument
NWP nr 2. Van Ben van der Steen is nu te
bekijken in het NAP-bezoekerscentrum in
Amsterdam…’);
• M.J.M. Bogaerts, Nieuwe instrumenten voor
de landmeetkunde;
• H. Ekkelenkamp, De repetitiecirkel van
Borda en Lenoir;
• B.C. Root, Het Gouden Kalf: het zwaarte-
krachtsinstrument van professor Vening
Meinesz;
• L. Aardoom en K.F. Wakker, Laserafstands-
meting naar satellieten: ‘Delfts aardewerk’
op de Veluwe. Bij één van de illustraties van
het artikel staat een foutief onderschrift.
Het betreft de tekening van de laseraf-
standsmeter op p. 115, die abusievelijk
hetzelfde onderschrift kreeg als de foto op
p. 114. (Prof. Leen Aardoom mailde me: ‘In
plaats van zoals opgegeven: “De stralen-
gang door de laserafstandsmeter (tekening
TNO TPD)”. Spijtig, ook omdat Wakker en
ik de inzet van de TPD nog eens wilden
markeren.’)
Verder wordt in de bijdrage over de optische
telegraaf van de eerste directeur Lipkens ook
gezegd: ‘Daarnaast kent de verzameling enkele
fraaie meetinstrumenten voor het landmeet-
kundig veldwerk die Lipkens persoonlijk heeft
ontworpen’. Uiteraard wordt ook gememoreerd
dat het Technisch Tentoonstellings Centrum
(TTC) van de TU Delft in 1976 in het Geode-
siegebouw startte (en in 1993 vertrok en even
tijdelijk Techniek Museum Delft ging heten).
Uiteraard zijn ook de andere bijdragen en de
diversiteit van het totaal interessant. M.J. van
den Hoven plaatste in ‘Merkstenen uit het
verleden – ijkpunten voor het heden’ een
foto van een gedenksteen en een in 2007
erbij onthuld schilderij over en van Frans van
Hasselt. In De Hollandse Cirkel 2015-4, p. 163,
schreef ik over deze Van Hasseltsteen: ‘Intussen
is deze verwijderd, gefi xeerd in een krat opgesla-
gen en niet eens te fotograferen. Wie een eerdere
foto heeft is daarmee welkom en terugplaatsen
is een ideaal’. Die foto is er dus vast en de
exacte tekst van de steen blijkt te zijn: ‘Frans
van Hasselt – pionier van het academisch
studentenverzet – 23 november 1940 - “Zalig zijn
zij die vervolgd worden om der gerechtigheid
wille”’. De foto ernaast is van de plaquette uit
2014 aan het Oostplantsoen. Daarop staat de
bijbeltekst niet meer: ‘In dit voormalige gebouw
van de Technische Hogeschool Delft kwamen op
23 november 1940 honderden studenten bijeen
om te protesteren tegen de schorsing van Joodse
docenten door de nazi’s. Na een toespraak van de
student Frans van Hasselt besloten ze spontaan te
gaan staken. Het was de eerste massale staking in
Nederland tegen de Duitse bezetting (1940-1945).’ Ook herdenkingsregels ‘gaan met de tijd mee’
en vraagt dat niet minstens om oude stenen
te respecteren?
Het is een mooi en boeiend boek en de tekst
is zó van insiders - het boek bevat ook cv’s van
de schrijvers - dat daar voor mij geen kantte-
kening bij is te vinden. Dat geldt wel de beeld-
redactie inzake één foto. Van het ‘professoren-
paleis’ van Mijnbouwkunde (sinds 2010 ook
voor Science Centre Delft) staat er tweemaal
dezelfde anonieme, ongedateerde oblique
luchtfoto in. Die bij het hoofdstuk over dat
pand is daar een must, maar bij het voorwoord
had ook wel het Geodesiegebouw uit de TTC-
tijd kunnen staan. (Deze redactionele keuze
heeft wel als voordeel dat zodoende ook het
afgebroken pand Kanaalweg 3b van ‘de MD’
er tweemaal in staat, inclusief een vroeger
kamerraam waarachter ik jaren werkte. Van de
Prof. Schermerhornstraat was op de foto nog
geen sprake!) En de poort op pagina 22 is de
waterpoort uit Sneek en niet de Sneker Poort
in Bolsward, locatie is belangrijk!
Adri den Boer
Boek
175 jaar TU Delft. Erfgoed in 33 verhalen
Science Centre Delft.
1931 IN ‘S-HERTOGENBOSCH
21 & 22 NOVEMBER
GEOBUZZ 2017
BEURS Steeds meer plaatsen worden gereserveerd. Voor de actuele stand van zaken zie www.geobuzz.nl/beurs. Wilt u ook een mooie beursplaats op GeoBuzz? Doorloop dan het stappenplan op de website. Daar vindt u de beurspakketten, evenals mooie kortings-regelingen voor StartUps (50%) en onderwijs (30%).
GEMEENTEWAND - Data versnelt - Innovatie versnelt - De versnellende organisatie - Geo-veelkleurigheid
NEEM DEEL AANHET BIJZONDERE DAGPROGRAMMA
WWW.GEOBUZZ.NL | [email protected] diner op 21 november langs Bossche restaurants.
JOB-POINT
De vierde GeoBuzz nadert. Het programma is inmiddels in een vergevorderd stadium. Zie hiervoor www.geobuzz.nl/programma.
Een programma dat geo-deskundigen en gebruikers van geo-informatie erg zal aanspreken. U kunt zich individueel opgeven, of uw organisatie met een aantrekkelijk organisatietarief. GIN-leden krijgen een hoge korting. Zie www.geobuzz.nl/deelname voor de tarieven, kortingen en het inschrijfformulier.
SNEL U NAAR GEOBUZZ 2017
Dé plaats op GeoBuzz waar vraag en aanbod op de arbeids-markt samen worden gebracht, ook voor stages. Met presentatie-mogelijkheden voor stand-houders.
Presenteer uw gemeente, laat innovatieve ontwikkelingen zien.