Geo Info 4-2017 · is ontstaan als direct gevolg van de eisen die vanuit INSPIRE zijn gesteld....

72
www.geoinformatienederland.nl Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2017 jaargang 14 • Nummer 4 De potentie van Geo-handelsmissies EuroGeographics; een internationale samenwerking op het gebied van ruimtelijke informatie Geodesign met pictogrammen Tien jaar INSPIRE: wat levert dat op? Thema: Internationalisering

Transcript of Geo Info 4-2017 · is ontstaan als direct gevolg van de eisen die vanuit INSPIRE zijn gesteld....

ww

w.g

eoin

form

ati

ened

erla

nd

.nl

• Va

kbla

d v

an

Geo

-In

form

ati

e N

eder

lan

d

2017

• j

aarg

ang

14

• N

um

me

r 4

De potentie van Geo-handelsmissies

EuroGeographics; een internationale samenwerking

op het gebied van ruimtelijke informatie

Geodesign met pictogrammen

Tien jaar INSPIRE: wat levert dat op?

Thema: Internationalisering

OPLEIDINGEN

De BAG de baas

Utrecht12, 19 & 26 sept.

De BAG van goed naar beter

Zwolle - 28 sept.Regio Zuid -5 okt.

Regio Noord - 12 okt.

BGT Basisopleiding

Zwolle - 5 sept.Tilburg - 14 nov.

BGT beheren kun je leren

Zwolle -7 & 14 sept.Tilburg - 23 & 30 nov.

Verdiep je kennis van BGT-beheer

Utrecht -21 sept.Tilburg- 7 dec.

Los met de WOZ

Utrecht -5 sept.Utrecht- 9 nov.

Belastingen & basisregistraties

Tilburg -19 sept.Amersfoort- 14 nov.

Meer informatie & inschrijven

dataland.nl/opleidingen

[email protected]

088 - 32 82 000

| 12017-4 | Geo-Info

Frans Rip

InternationaliseringHet bestuur van Geo Informatie Nederland (GIN) drong er al een tijdje

op aan om een nummer van Geo-Info te wijden aan internationalisering.

Dat is er nu. Waarom wilde het GIN-bestuur dat? Om erachter te komen

hoe het ermee staat in het Nederlandse geo-domein? Of om aan bepaalde

geo-sectoren te laten weten hoe geïnternationaliseerd sommige andere

geo-sectoren al zijn? Misschien wel allebei.

Wat is dat eigenlijk, internationalisering? Daar moet je als redactie wel

een beeld van hebben om auteurs om een artikel te kunnen vragen.

Onze invulling was deze: internationalisering is een invloed met een richting.

Dat kan zijn vanuit het buitenland naar Nederland, of vanuit Nederland

naar het buitenland. Die invloed wordt zichtbaar in vier aspecten van het

dagelijkse geo-werk: producten, standaarden, kennis en de organisatie van

werk. Een voorbeeld van elk, met als richting van buiten naar binnen: we

gebruiken vooral buitenlandse geo-software, het volgen van de Europese

INSPIRE-standaarden, het inhuren van buitenlandse hoogleraren en het

doen van klussen voor buitenlandse opdrachtgevers (zoals het organiseren

van een conferentie). Voorbeelden van de beïnvloedingsrichting van

Nederland naar buiten zijn: de ILWIS-software, kadastrale landregistratie en

uitbesteding van productiewerk (zoals digitaliseren) naar lagelonenlanden.

De hier bijeengebrachte artikelen kun je zien als ansichtkaarten, als

plaatjes uit de praktijk van de internationalisering in het Nederlandse

geo-domein. Zo is er naast de verhalen over geo-design, INSPIRE en

EuroGeographics een aantal bijdragen van leden van GeoBusiness

Nederland en ook vanuit onderwijsinstellingen. De plaatjes tonen niet

het hele landschap. Internationalisering bij de geo-afdelingen van

gemeentes, waterschappen en provincies blijft buiten beeld. Dat kan aan

de beperkingen van onze redactie liggen. Of aan de aard van het werk van

die organisaties.

In hoeverre is dit tijdschrift eigenlijk zelf geïnternationaliseerd? Dat is

een makkelijke vraag. Een poosje terug heeft de redactie besloten geen

grote artikelen in andere talen dan Nederlands op te nemen. Soms hebben

we een Vlaamse auteur. Dat zijn al twee aanwijzingen. En hoewel er best

wat buitenland in onze artikelen voorkomt, is dit themanummer over

internationalisering een uitzondering, juist omdat het een themanummer

is. Geo-Info is gewoon Nederlands, net zoals GIN een Nederlandse

vereniging is. Maar niet uitsluitend.

2 | Geo-Info | 2017-4

Agenda GIN Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl

RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]

HoofdredacteurRoelof Keppel

RedacteurenAdri den Boer, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven, Willy Bakker

BladmanagementMOS bv, Nijkerk

Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag

Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl

Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2017Persoonlijk lidmaatschap: € 67,50 incl. 6% btw.Abonnement op Geo-Info: € 123,50 incl. 6% btw.Organisatielidmaatschap: € 267,50 incl. 6% btw.Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2017. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430

FLAGIS Netwerkdag ‘Smart Ideas & Solutions’

Datum: 21 september 2017

Locatie: KU Leuven

Meer info: bit.ly/2uFk9Um

GIN bijeenkomst Noord

Datum: 25 september

Locatie: MFR Nijlicht, Eemshaven

Meer info: bit.ly/2uKBiaY

Contactdag Onroerend Erfgoed Vlaanderen

Datum: 29 september

Locatie: Wervik (B)

Meer info: bit.ly/2uF3xft

GeoBuzz

Datum: 21 en 22 november

Locatie: 1931 in 's Hertogenbosch

Meer info: www.geobuzz.nl

Geospatial World Forum 2018

Datum: 16 -19 januari 2018

Locatie: HICC, Hyderabad, India

Meer info: bit.ly/2fHLkal

ww

w.g

eoin

form

ati

ened

erla

nd

.nl

• Va

kbla

d v

an

Geo

-In

form

ati

e N

eder

lan

d

2017

• j

aarg

ang

14

• N

um

me

r 4

De potentie van Geo-handelsmissies

EuroGeographics; een internationale samenwerking

op het gebied van ruimtelijke informatie

Geodesign met pictogrammen

Tien jaar INSPIRE:

wat levert dat op?

Thema: Internationalisering

Foto cover: Afbeelding uit personeels-advertentie NASA.

Be A Martian!

Mars needs YOU! In the future, Mars will need all kinds

of explorers, farmers, surveyors, teachers . . . but most of

all YOU! Join us on the Journey to Mars as we explore with

robots and send humans there one day.

marsmobile.jpl.nasa.gov/multimedia/resources/

mars-posters-explorers-wanted/

| 32017-4 | Geo-Info

...en verder

4 Tien jaar INSPIRE: wat levert dat op? 7 Column – Marjan Bevelander

8 Internationaal @ ITC11 Open Kaart12 Verslag - AGILE-conferentie 2017

in Wageningen15 Column – Willemijn Simon van Leeuwen

21 Boek – ‘Schatten van kaarten’ uit Zeeuws-Vlaanderen en België

22 Verslag – SurveyorByDaySuperheroByNight

25 Column – Camille van der Harten

26 Verslag – De potentie van Geo-handelsmissies

31 MapGear draagt bij aan internationale duurzaamheidsprojecten

32 De buitenlandse activiteiten van Geodan

36 Wereldwijd betrouwbaar spoor en industrie, georganiseerd vanuit Nederland

38 Saricon, Van den Herik en BomBe; internationaal samenwerken en maritieme geodata inwinnen met ‘PLOF’-gevaar

42 CycloMedia slaat zijn vleugels internationaal uit

44 Location is key 46 Vakverenigingsmedia bij de buren51 Klaar voor geo?52 Verslag – De IBGE-UNGEGN

Toponymiecursus in Rio de Janeiro54 Internationaal werk van het Kadaster:

waar we gaan en waar we staan56 Verslag – CLGE General Assemblee,

20-23 april 2017 te Lausanne: Swiss time!

58 Verslag: Geomatics Day 2017 in Delft was een groot succes!

60 Verslag – Symposium De Bosatlas – 140 jaar de wereld in kaart

66 Verslag – Bijeenkomst GIN Themagroep West

68 ‘Niet openbaar tot 2100’69 Boek – 175 jaar TU Delft, erfgoed

in 33 verhalen

In dit nummer ...

28EuroGeographics; een

internationale samenwerking op het gebied van

ruimtelijke informatie

62Eerste bruikbaarheidstesten

van vario-schaal kaarten

40Internationaal werken;

een uitdaging voor student en docent

34Broei meten en muizen vangen met LoRaWAN

16Geodesign met pictogrammen

4 | Geo-Info | 2017-4

Interview Rob van de Velde, directeur bij Geonovum

Tien jaar INSPIRE: wat leve r

Tien jaar geleden werd de

Europese INSPIRE-richtlijn van

kracht. Volgens Rob van de

Velde, directeur van Geonovum,

kan het belang van deze

Europese richtlijn niet genoeg

worden benadrukt. INSPIRE is

onze gemeenschappelijke taal

geworden voor data-uitwisseling

in Europa. Maar INSPIRE is ook

van invloed geweest op de

ontwikkeling van onze eigen

basisregistraties. En INSPIRE

blijft belangrijk! “Want als tien

jaar INSPIRE één ding heeft

aangetoond, dan is het wel dat een

gezamenlijke Europese aanpak ons

veel verder brengt.” Een gesprek

over de kracht, tekortkomingen

en de toekomstwaarde van een

jubilerende milieurichtlijn.

Interview door Rob Burkhard

Internationalisering

Milieu is per definitie een grensoverschrijdend

vraagstuk. Luchtvervuiling stopt niet bij de

grens. Vervuild water stroomt van het ene land

naar het volgende. Het is niet voor niets dat dit

een van de terreinen was waarop Europa als eer-

ste gezamenlijk beleid wilde ontwikkelen. In de

aanloop naar dat gezamenlijke beleid ontstond

al snel het besef dat er daarvoor ook gegevens

nodig waren. Data uit alle Europese landen.

Nog voordat het fenomeen open data

bestond, besloten de lidstaten om de INSPIRE-

richtlijn in het leven te roepen. Stapje voor

stapje zouden alle gegevens die te maken

hebben met het milieu in de Europese Unie

digitaal uitwisselbaar worden. Afspraken wer-

den gemaakt over de vorm en vindbaarheid

van deze gegevens. Drempels ten aanzien van

het delen van data zouden zoveel mogelijk

uit de weg worden geruimd. Zo zouden alle

lidstaten kunnen profiteren van de groeiende

verzameling aan milieu-informatie. In 2007 was

het zover. De INSPIRE-richtlijn was een feit.

Vanuit de inhoud opgebouwd

“Tien jaar na de inwerkingtreding van INSPIRE

kunnen we met bewondering terugkijken

op de aanpak die voor INSPIRE is gekozen”,

vindt Rob van de Velde. “Bij het maken van de

richtlijn had de Commissie in de eerste plaats

de overtuiging dat het allemaal vanuit de

inhoud moest gebeuren. Specialisten op het

gebied van bodem, lucht, water enzovoort, uit

alle Europese landen, werden geraadpleegd en

gevraagd hoe zij het meeste aan de milieu-

gegevens zouden hebben. Welke gegevens

vonden zij het belangrijkste? Welke definities

wilden zij hanteren? Zo zijn op basis van con-

sensus, van onderop, de belangrijkste ingre-

diënten voor INSPIRE verzameld. Voor de (door)

ontwikkeling van onze eigen basisregistraties is

dit nog steeds een waardevol voorbeeld.”

Het tweede element in de Europese aanpak

is dat de Commissie met geduld, maar ook

met vasthoudendheid is gaan controleren wat

de lidstaten met de inmiddels vastgestelde

verplichtingen hebben gedaan. En dat gaat

door tot op de dag van vandaag. “Jaarlijks

moet je als land rapporteren waar je staat”,

legt Van de Velde uit. “Daar gaat de Commissie

heel systematisch mee om. En zo hebben we

De INSPIRE-richtlijn

is vanuit de inhoud

gemaakt

Rob van de Velde: “Voor het uitwisselen van infor-

matie en het kiezen van protocollen en standaar-

den kun je het beste aansluiten bij internationale

afspraken. Tien jaar INSPIRE toont aan dat dat veel

meer oplevert.”

| 52017-4 | Geo-Info

gezien dat er nu al tienduizenden datasets

toegankelijk zijn gemaakt. In elk van de 28

EU-landen is inmiddels een stelsel opge-

bouwd om gegevens te kunnen uitwisselen.

In Nederland heeft dit onder andere geleid

tot de realisatie van het Nationaal Georegister

(NGR) en de oprichting van PDOK [1].

Gemeenschappelijke taal

voor data-uitwisseling

Volgens Van de Velde kunnen we concluderen

dat – tien jaar na de inwerkingstelling – INSPIRE

ervoor heeft gezorgd dat milieugegevens in

Europa stap voor stap steeds toegankelijker

en vindbaarder zijn geworden. “We hebben

met INSPIRE een uniek stelsel voor data-

uitwisseling. Er zijn misschien wel 5.000 over-

heidsorganisaties die hun data allemaal op

dezelfde manier opstellen, beschrijven en via

webservices beschikbaar maken. Daarmee is

INSPIRE echt een gemeenschappelijke taal.”

In Nederland beschouwen de meeste mensen

INSPIRE in de eerste plaats als een verplich-

ting. “Maar als je verder kijkt, dan zie je dat

INSPIRE voor Nederland ook een vliegwiel is

geweest voor allerlei verdere ontwikkelingen.

PDOK, ons rijksbrede knooppunt voor data,

is ontstaan als direct gevolg van de eisen die

vanuit INSPIRE zijn gesteld. En… als je dan

toch zoiets aan het maken bent, dan ontdek

je al snel dat je deze aanpak ook voor andere

vraagstukken kunt gebruiken. De BAG, de

BGT, en straks de BRO, alles wordt op een

eenduidige manier voor iedereen ‘on the fly’

raadpleegbaar gemaakt. En dat levert heel

veel op. We registreren nu al miljarden hits

e rt dat op?

THEMA

Stapje voor stapje zijn alle gegevens die te maken hebben met het milieu in de Europese Unie digitaal uitwisselbaar worden via de INSPIRE-richtlijn (illustratie:

Tanne Nouwens).

6 | Geo-Info | 2017-4

op de informatie die wij als overheid vanuit

één punt aanbieden. Dàt zoveel data nu open

toegankelijk zijn, is te danken aan het Verdrag

van Aarhus en het open data beleid. Maar voor

de manier waaròp we die data beschikbaar

stellen, heeft INSPIRE de basis gelegd, de

standaarden bepaald. Zonder INSPIRE waren

we nooit zover geweest.”

Oplossen van concrete milieuproblemen

Is er dan geen enkele kritiek op INSPIRE? Zeker

wel. Een terechte opmerking is volgens Van de

Velde dat bij de totstandkoming van INSPIRE

nog niet direct naar de oplossing van concrete

problemen toe is gewerkt. Er is gekozen voor

een hele brede benadering. Alles wat aan

milieugegevens beschikbaar kon komen, dat

was welkom. Waren data niet beschikbaar,

dan hoefden lidstaten die niet speciaal voor

INSPIRE in te gaan winnen. Het is begrijpelijk

dat het aanbod van data daardoor per land

verschilt. In wezen is het ook een kracht van

INSPIRE dat er ruimte is voor nationale verschil-

len. Een land als Italië zal meer gegevens over

aardbevingen beschikbaar hebben, terwijl

landen als Nederland of Engeland verder zijn

op het gebied van overstromingen.

Toch kun je stellen dat voor het oplossen van

concrete problemen INSPIRE nu nog te weinig

oplevert. Van de Velde: “Bijvoorbeeld: als we

willen dat er een oplossing komt voor grens-

overschrijdende stikstofemissies, dan moeten

we alle lidstaten vragen of opleggen om al

hun emissies in kaart te brengen. Dat soort

verplichtingen zijn in andere Europese

richtlijnen vastgelegd dan INSPIRE. INSPIRE

gaat vooral over de infrastructuur. Op dit

moment kan het dus voorkomen dat je voor

concrete milieuvragen nog niet alle informatie

hebt. Misschien kun je binnen een thema alles

vinden over Slovenië, maar nog niet alles over

Duitsland. Er zitten gaten in de beschikbaar-

heid van gegevens.”

Meer focus en eenvoudiger

“Die kritiek is dus terecht”, vervolgt Van de

Velde. En dat is momenteel de realiteit van

Europa. “Maar juist omdat we een gedeeld

stelsel, een gemeenschappelijke taal heb-

ben ontwikkeld, kunnen we nu makkelijker

verder met de volgende stappen. Een van

die volgende stappen is dat Europa nu de

urgentie van bepaalde thema’s moet vaststel-

len. Dat kan door het stellen van Europese

prioriteiten gebaseerd op de al bestaande ver-

plichtingen rond milieurapportage. Maar het

kan ook doordat landen onderling afspraken

maken. Zoals is gebeurd rond luchtveront-

reiniging. Als wij in Nederland willen weten

hoeveel luchtverontreiniging uit België of

Duitsland komt, dan maken we met de Belgen

en Duitsers nadere afspraken over het uitwis-

selen van luchtmetingen. En dat kan nu op

basis van INSPIRE, onze gemeenschappelijke

taal op het gebied van milieugegevens.”

Dat INSPIRE aantoonbaar nuttig is als instru-

ment in de aanpak van grensoverschrijdende

vraagstukken, is niet al te lang geleden ook

bevestigd na de uitgebreide doorlichting van

Europese richtlijnen die onder leiding van

Frans Timmermans is uitgevoerd. Daaruit is

gekomen dat er geen twijfel bestaat over het

belang van een gedeeld, Europees informatie-

stelsel. En dat INSPIRE aantoonbaar nuttig is.

Aanbevelingen bij diezelfde doorlichting waren

wel dat er nu meer focus moet komen op de

bruikbaarheid van INSPIRE voor het oplossen

van concrete milieuvraagstukken. Dit heeft

geleid tot een prioritaire datalijst waarvan de

Commissie heeft bepaald dat die er nu als

eerste moeten komen, voor alle landen.

Digitale transformatie? Aansluiten

bij Europese afspraken!

“Dus ja”, benadrukt Van de Velde nogmaals,

“Er moet meer focus en prioritering worden

aangebracht. Maar de richtlijn voldoet aan de

gestelde doelen en er zal verder mee worden

gewerkt. Ook in de toekomst.” En daarmee

komen we volgens Van de Velde op de kern

van het belang van INSPIRE. “Als je als overheid

aangehaakt wil blijven bij de digitale transfor-

matie die de wereld momenteel doormaakt,

dan moet je niet op een eilandje gaan zitten

waar je alles zelf uitdenkt als land. Voor het

uitwisselen van informatie en het kiezen

van protocollen en standaarden kun je het

beste aansluiten bij internationale afspraken.

Tien jaar INSPIRE toont aan dat dat veel meer

oplevert. En dat die internationale context

meer kans biedt op een doordachte en toe-

komstbestendige oplossing. De problemen in

pakweg Denemarken of Spanje zijn niet zoveel

anders dan in Nederland. Zorg daarom dat je

kiest voor standaarden die dus ook worden

ondersteund door leveranciers van systemen

die ook internationaal worden ondersteund.”

Ook op strategisch niveau moet het besef

doorsijpelen dat je het beste kunt aansluiten

bij de dingen die we in Europees verband

al hebben bedacht. Zeker ook als het gaat

om het ontwikkelen van ambitieuze stelsels

zoals de Omgevingswet, BRO en dergelijke.

De digitale transformatie is per definitie een

internationaal fenomeen. Internetontwik-

kelingen en disruptieve bedrijven die met

data willen werken, zullen zich aan interna-

tionale afspraken houden, maar zullen zich

niet richten naar specifieke Nederlandse

voorwaarden. De transformatie naar meer

datagedreven beslissingen in beleid is niet iets

wat in Nederland is uitgevonden. Zorg er dus

voor dat je met de koplopers in Europa samen

optrekt en gebruikmaakt van de dingen die al

zijn ontwikkeld. De afgelopen tien jaar hebben

bewezen dat dat werkt!”

Meer weten over INSPIRE? Zie www.geonovum.nl

of mail [email protected].

Referentie[1] Publieke Dienstverlening op de Kaart, centrale voorziening

voor het ontsluiten van geodatasets van nationaal belang.

PDOK is het resultaat van een samenwerking tussen Kadas-

ter, ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische

Zaken, Rijkswaterstaat en Geonovum.

INSPIRE gaat vooral

over de infrastructuur

Geen twijfel over het

belang van een gedeeld,

Europees informatie stelsel

Internationalisering

| 72017-4 | Geo-Info

Bij het schrijven van deze column zijn het de laatste

mooie weken voor de vakantie en is het werken aan de

‘digitalisering’ van de Omgevingswet enerverend te noemen.

Critici roeren zich flink, onder andere naar aanleiding van

het BIT-advies om te stoppen met de vernieuwing van de

Basisregistratie Personen. Logisch dat er ook heel kritisch

wordt gekeken naar de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel

Omgevingswet. Al is dat niet altijd motiverend.

Het komt voor dat ik met mensen aan tafel zit die

serieus voorstellen om het voorbeeld van de ontsluiting van

ruimtelijke plannen in het Verenigd Koninkrijk te volgen: een

startpagina met links naar websites van bevoegd gezagen.

In het Verenigd Koninkrijk is het allemaal lokaal georganiseerd

met een enorme versnippering in informatievoorziening tot

gevolg: plannen, regelgeving, vergunningaanvragen; alles

staat lokaal. De gebruiker trekt aan het kortste eind, want zie

daar maar een overzicht van ‘wat mag op een locatie’ van te

maken. Dit alternatief is natuurlijk een manier om risico’s van

grote ICT-projecten van de overheid te reduceren. Dat je daar-

mee een toch al vrij groot kind met het badwater weggooit,

zou toch niet de bedoeling moeten zijn?

Maar gelukkig zijn er ook positieve geluiden. De aanbe-

velingen uit het rapport: Maak Waar! (http://bit.ly/2on5tpR )

dat in april door de Studiegroep Informatiesamenleving en

Overheid is gepresenteerd, versterken juist weer het idee dat

we de goede koers volgen. In het rapport wordt ondermeer

een lans gebroken voor “‘Eén overheid’ in dienstverlening en

uitvoering naar en voor burgers en bedrijven”. Het rapport

beschrijft digitalisering als opdracht aan de overheden geza-

menlijk; het is een interbestuurlijke verantwoordelijkheid; de

ontwikkeling en besluitvorming zal door gemeenten, Rijk en

andere overheden hand in hand moeten worden opgepakt.

Precies wat we met de ontwikkeling van het DSO beogen:

niet een centraal ICT-systeem, maar keteninformatisering.

Ook was het heel goed om dit in het Geo-Info thema-

nummer over de Omgevingswet (april 2017) nog eens door

te nemen. Het enorme enthousiasme dat uit het brede scala

aan artikelen naar voren komt, is indrukwekkend. Op zoveel

plekken in Nederland worden de kansen die de wet biedt om

dienstverlening en informatievoorziening op het gebied van

ruimtelijke ordening en leefomgeving gezien en opgepakt.

Vandaar ook dat een deel van de titel van deze column

“Herken de kansen en verzilver deze!” een citaat is uit het

interview met Pieter Meijer en Bert Uffen (managers bij het

uitvoeringsprogramma Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)).

De oproep om aan te sluiten op het DSO is gericht aan het

geo-werkveld: het mooie van het DSO is dat voor eindgebrui-

kers steeds activiteit en locatie leidend is. Daar komt bij dat het

DSO open koppelvlakken biedt, waardoor het mogelijk is om

toepassingen te ontwikkelen die daarop aansluiten. Het DSO

biedt de basis. Uit de rest van het themanummer blijkt dat het

werkveld inderdaad tal van kansen ziet, het DSO constructief

kritisch volgt en al volop experimenteert.

Zo zegt Heidi van der Vloet van de gemeente Eindhoven

dat “de uitdaging voor de geo-community is om de oren en

ogen open te houden en steeds na te blijven denken over

uitvoerbaarheid en samenhang. Want zonder ‘geo lego-

grondplaat’ is het lastig informatiehuizen bouwen en pas als

de informatie gaat stromen, wordt de wet een succes.”

Ook het bedrijfsleven laat zich niet onbetuigd. Enerzijds is

er kritiek dat er nog te weinig wordt ingezet op samenwerking,

anderzijds zijn er ook bedrijven die al flink anticiperen en niet

wachten op een uitnodiging. Het verhaal van Bart Huijbers,

Simon Handgraaf en Victor van Katwijk van Geodan over de

Vergunningchecker brengt heel mooi de uitdagingen van de

huidige praktijk in kaart: “Geo-data zijn niet altijd toepasbaar

voor een juridisch doel of ontbreken zelfs. Aan de regelge-

vende kant moet meer aandacht worden geschonken aan

het correct en eenduidig verwijzen naar geografische locaties.

De standaarden voor omgevingsdocumenten, die het Rijk

op dit moment ontwikkelt, zullen daarin een wezenlijke rol

vervullen. Als het lukt om de standaarden, de regelgeving en

de geo-data allemaal op niveau te krijgen, zal het omgevings-

recht werkelijk Eenvoudig Beter worden.” Wim van Pijkeren van

Arcadis stelt dat met de Omgevingswet geo-informatie een

cruciale rol krijgt in de ruimtelijke inrichting. Dat de mega-

operatie om een goed functionerend DSO te realiseren een

nieuwe dynamiek met zich meebrengt in het geo-werkveld.

Een beweging van passief informatieverstrekkend naar het

actief ondersteunen van ‘decision support’.

Stuk voor stuk verhalen die mij uit het hart gegrepen

zijn. Het sterkt me in het idee dat we op de goede weg zijn.

Het stelsel zal niet in een paar jaar rond zijn, maar met de inzet

van zoveel kennis en betrokkenheid vanuit allerlei overheids-

lagen, bedrijfsleven en het onderwijs maken we veel kans om

een belangrijke ontwikkeling voor Nederland neer te zetten.

Marjan Bevelander

Beleidsmedewerker Digitalisering Omgevingswet

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

[email protected]

Column

Mar

jan

Be

vela

nd

er

Maak waar:

herken de kansen en verzilver deze!

THEMA

8 | Geo-Info | 2017-4

Het ITC, in de naoorlogse jaren

50 opgericht als ‘International

Training Centre for Aerial Survey’,

was de Nederlandse bijdrage

aan het Verenigde Naties ‘Official

Development Assistance (ODA)’

programma. In de loop der

jaren heeft het ITC-werkveld

technologisch een behoorlijke

ontwikkeling doorlopen tot

uitdrukking komende in de

huidige naam van de Faculteit ITC

(onderdeel van de Universiteit van

Twente): ‘Geo-information science

and Earth Observation’. Tevens

dekken we veel meer vakgebieden

af dan in de beginjaren, toen

de focus lag op geodesie en

luchtfotografie (figuur 1 en figuur

2), terwijl we ons heden ten dage

daarnaast bezighouden met

mondiale problemen in landbouw

energietransitie, voedselzekerheid,

klimaat, stedelijke ontwikkeling,

rampen en landadministratie, om

maar wat voorbeelden te noemen.

Door Freek van der Meer, Tom Loran,

Emile Dopheide en Jaap Zevenbergen

Wat is gebleven, is de missie en het mandaat

voor kennisopbouw in de context van ontwik-

kelingssamenwerking: de wereld van ITC is

de wereld. Tijdens de recente heraccreditatie

heeft ITC’s Master opleiding ‘Geo-information

Science and Earth Observation’ het onder-

scheidende kenmerk (‘distinctive feature’)

‘internationalisation’ van de Nederlands-

Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

gekregen. Dit na overigens ook drie jaar op rij

verkozen te zijn tot top master in de keuzegids

masters.

Een internationaliseringskenmerk lijkt logisch

voor een opleiding gegeven aan een instituut

met zo’n internationale naam en faam, maar

niets is minder waar. Voor een kenmerk

internationalisering moet je nogal wat doen.

Allereerst moet er een gedragen visie op

internationalisering zijn met heldere meetbare

leerdoelen die recht doen aan internationale

en multiculturele doelstellingen. Het onder-

wijs zelf moet in het teken staan van inter-

nationale c.q. globale problematiek. De stu-

dentenpopulatie moet van verschillende

nationaliteiten zijn met verschillende culturele

achtergronden en van de onderwijsstaf

verwacht men dat ze internationaal werkzaam

zijn, maar ook afkomstig uit verschillende

werelddelen.

Als voorbeeld; de ITC staf vertegenwoordigt

44 nationaliteiten. Van het wetenschappelijk

personeel is ongeveer 55% afkomstig uit de

EU (60% Nederland en 40% andere landen).

Van de resterende 45% is 18% afkomstig uit

Azië, 15% uit Afrika, 8% uit Latijns Amerika,

7% uit het Midden-Oosten en 5% uit overige

werelddelen. De promovendi (momenteel

146 personen) vertegenwoordigen 42 nationa-

liteiten, waarvan de top 4: China (26), Iran (16),

Nederland (9) en Indonesië (7). Wat betreft de

studentenpopulatie, peildatum januari 2017,

bestond de studentenpopulatie uit studenten

uit 48 verschillende landen, waarbij China,

Ethiopië, Kenia, Indonesië en Tanzania het

meest vertegenwoordigd zijn. Het overgrote

deel van de studenten komt uit Azië (48%) en

Afrika (41%).

Ook zaken als de leeromgeving, voorzienin-

gen (bijvoorbeeld restaurant met een interna-

tionale keuken; goede studentenhuisvesting)

en op de internationale student toegesneden

dienstverlening zijn aspecten die meetellen

om aan het internationaliseringskenmerk te

voldoen. Op de meeste onderdelen scoorde

ITC goed, met name op de standaarden

Leeromgeving en Samenstelling van de stu-

dentenpopulatie. Een element waar wel meer

aandacht aan geschonken moest worden, was

een explicietere toetsing van leerdoelen met

betrekking tot internationalisering. Al met al

moet je als opleiding aan een flinke waslijst

van standaarden voldoen om het internatio-

naliseringskenmerk te verkrijgen.

Ondernemerschap

Onderwijs aanbieden aan internationale

studenten wil ook zeggen rekening hou-

den met verschillen in niveau en ervaring

(synchronisatie van voorkennis) en een

flexibele opleiding waarbij de wens van de

student centraal staat. Momenteel zijn we de

masteropleiding aan het herzien en aan het

ombouwen tot een tweejarig programma met

eenzelfde academische cyclus als de andere

masterprogramma’s van de Universiteit van

Twente (UT). In de nieuwe opzet gaan we

in toenemende mate gebruikmaken van de

kennis en ervaring die er bij de UT is op het

Internationalisering @ ITC

Luchtfotointerpretatie (copyright ITC).

Internationalisering

| 92017-4 | Geo-Info

gebied van ondernemerschap. De academicus

van de toekomst werkt vaak discipline-over-

stijgend en in een internationale context als

een ‘global citizen’, maar is ook meer en meer

een entrepreneur. Veel van onze alumni heb-

ben intussen een eigen bedrijf. Via aandacht

voor ondernemerschap in het curriculum

willen we hen helpen om lokale markten te

ontginnen en hun eigen bedrijf te beginnen.

Studentmobiliteit krijgt ook een grotere rol in

het curriculum dan het nu al heeft. Via stages

en uitwisselingsprogramma’s doen interna-

tionale studenten buitenlandervaring op naast

het ervaren van de multiculturele classroom in

Enschede. In toenemende mate werken we in

zogenaamde publiek-private samenwerkingen

waar overheid, academia en bedrijfsleven

intensief samenwerken. Zo is er een directe

koppeling tussen onderwijs en de markt voor

afgestudeerden.

JEP’s

Het ITC is ook al meer dan tien jaar actief in

zogenaamde ‘joint education programs’ die

wij intern JEP’s noemen. Dit zijn joint of dou-

ble degree master programma’s (veelal een

gezamenlijk programma dat wordt afgesloten

met twee graden en twee diploma’s) aange-

boden samen met een universitaire partner

in de regio; deels in Enschede en deels op

locatie gegeven. Vaak volgen studenten ook

onderdelen via afstandsonderwijs. Thema-

tisch zijn de JEP’s grotendeels een kopie van

het ITC-programma, maar richten ze zich wel

sterk op de lokale/regionale problematiek,

denk aan droogte in Afrika, overstromingen

in Azië enzovoorts. De begeleiding van het

afstudeeronderzoek doen we samen met

de partner en vaak is er een gemeenschap-

pelijk veldwerkgebied in het land van de

partner. Momenteel lopen er programma’s

in China (Chang’an University in Xi’an; en

Beijing Normal en Capital Normal University in

Beijing), India (IIRS), Ghana (KNUST), Tanzania

(Ardhi University), Kenia (RCMRD) en Indonesië

(UGM in Yogyakarta en ITB in Bandung), is er

een gemeenschappelijke master samen met

universiteiten in Zweden, Polen en IJsland

(iGEON) en een volledige online master.

Voor iGEON krijgen studenten een MSc in

‘Geographical Information Science’ van de

Universiteit van Lund en als men ook een

diploma van ITC wil verkrijgen moet men 25%

van de studie in Enschede volgen. Tenslotte

is er een gezamenlijke master ‘Geographical

Information Management and Applications’

(GIMA) samen met de universiteiten van

Utrecht, Delft en Wageningen en is ITC

partner in een International MSc in Kartografie

samen met universiteiten van München,

Dresden en Wenen.

Spatial engineering

Momenteel is het ITC bezig met de ontwik-

keling van een nieuwe zogenaamde initiële

master ‘spatial engineering’. Dit is een brede

ingenieursopleiding waar we ruimtelijke

kennis van ITC combineren met technische

kennis uit de hoek van de civiele techniek

en maatschappelijke kennis vanuit sociale

wetenschappen. Deze ingenieur van de

toekomst kan multi-level ruimtelijke proble-

men analyseren en brede ‘wicked problems’

het hoofd bieden. Kennis wordt ontwikkeld in

en voor een internationale context samen met

internationale partners, gericht op de Grand

Challenges. Studenten leiden we op tot Global

Citizens van de toekomst.

Internationale netwerken

ITC is ook nadrukkelijk actief in inter nationale

netwerken en zo agendabepalend voor

mondiale agenda’s. Zo is ITC als enige

kennis instelling in Nederland participerende

organisatie in GEO (‘the Group on Earth

Observation’) een partnerschap van 100 nati-

onale overheden and 100 organisaties met

een inter nationaal mandaat met als doel

het coördineren van aardobservaties voor

grensoverschrijdende problemen. In GEO is

ITC de leidende organisatie voor vraagstuk-

ken op het gebied van capaciteitsopbouw

en internationalisering. Ook heeft ITC een

leidende rol in de ICA (‘the International

Cartographic Association’) met als doel

de promotie van kartografie en GIS in een

internationale context, en is vanaf de start

prominent partner binnen GLTN, het Global

Land Tool Network, dat werkt aan eerlijke

landrechten voor iedereen. Naast meepraten

en meedenken in internationale gremia is

open data en open access een voorwaarde

voor het ontsluiten van geo-data en het

ontwikkelen van de markt. Sinds 1988 werkt

ITC aan een eigen GIS en remote sensing

software pakket ILWIS (‘the Integrated Land

and Water Information System’). In eerste

instantie is dit pakket commercieel in de

markt gezet, maar sinds 2006 is het een open

source software pakket dat gratis is te down-

loaden en te gebruiken. Ook werkt ITC aan

low cost disseminatie van remote sensing

data products. De GEONETCast Toolbox (een

plug-in in ILWIS) maakt het real-time down-

loaden van satelliet data producten mogelijk.

Een investering van minder dan 1.000 euro

Turen door de stereoscoop (copyright ITC).

THEMA

10 | Geo-Info | 2017-4

in een schotel ontvanger en hardware maakt

het mogelijk om data te ontvangen op elke

willekeurige locatie op aarde. Zo zijn er al

meerdere ontvangst stations in werking in

Afrika en Azië.

Internationalisering versus

capaciteitsopbouw

Vaak lijkt het alsof mensen denken dat

internationalisering hetzelfde is als capaci-

teitsopbouw. Er zijn parallellen en de twee

gaan goed samen, maar het primaire doel is

anders. Capaciteitsopbouw is gericht op het

versterken van mensen en onderwijsinfra-

structuur in ontwikkelingslanden en landen

in transitie. Het beoogde doel is om lokale

gemeenschappen weerbaarder en veerkrach-

tiger te maken. Het richt zich op individuen,

organisaties en samenwerking tussen orga-

nisaties oftewel de samenleving in breedste

zin des woords. Capaciteitsopbouw vindt dus

plaats op verschillende niveaus en in de inter-

acties tussen die niveaus. Hoewel dit vaak

gebeurt door kennisdeling tussen landen,

kan de capaciteit opgebouwd worden voor

een specifiek land en hoeft dus niet per se

internationaal te zijn.

Langdurige samenwerking

Capaciteitsopbouw is een kwestie van

lange adem. Het is geen project van vier jaar

met een training van trainers aan het eind.

De horizon is typisch tien jaar. Het is belang-

rijk vooraf te investeren in het opbouwen

van een relatie op basis van wederzijds

respect. Daarin moeten partners halen en

brengen. Dat kan via exchange programma’s

van staf en studenten in combinatie met

een gezamenlijk gedragen onderzoekspro-

gramma. Immers onderwijs is onlosmakelijk

verbonden met onderzoek; de resultaten

van het onderzoek ploegen we terug in het

onderwijs. Voor westerse universiteiten lijkt

het doel van internationalisering het binnen

halen van buitenlandse talentvolle studenten.

Daar moeten we als ITC voorzichtig mee zijn

want brain drain ligt op de loer en zou niet

stroken met onze missie en mandaat van

capaciteitsopbouw.

Conclusies

Internationalisering in onderwijs is meer dan

het geven van les in het Engels over proble-

matiek die nationale grenzen en prioriteiten

overstijgen. Ingrediënten zijn een mixed class

room, internationale staf met internationale

ervaring, mondiale vraagstukken, student

mobiliteit en opleiden tot global citizens,

maar omvat ook praktische zaken zoals bij-

voorbeeld een restaurant met internationale

keuken. Internationalisering vraagt ook dat

internationaliseringsleer doelen expliciet aan-

dacht krijgen en getoetst worden. Ondanks

de jarenlange ervaring met internationaal

onderwijs is ook voor een instelling als het

ITC een internationaliseringskenmerk voor

haar opleidingen geen automatisch gegeven.

Tenslotte, er zijn parallellen tussen inter-

nationalisering en capaciteitsopbouw, maar

de doelstellingen zijn anders: opleiden van

studenten door multiculturele staf tot global

citizens versus opbouwen van een kennis-

infrastructuur in doellanden. ITC werkt er al

meer dan 65 jaar aan om aan beide doelen

succesvol invulling te geven.

Links• ITC: www.itc.nl

• Internationalisering: ECA (2015), Frameworks for the Assessment of

Quality in Internationalisation, zie: www.nvao.com/procedures/

eca-frameworks-assessment-quality-internationalisation

• NVAO distinctive quality feature internationalisation:

www.nvao.com/quality-assurance-systemsthe-netherlands/

distinctive-quality-feature-internationalisation

• GEO: www.earthobservations.org/index.php

• ICA: icaci.org/

• ILWIS: 52north.org/communities/ilwis

• GEOnetcast: www.itc.nl/Pub/WRS/WRS-GEONETCast

Freek van der Meer is hoogleraar Duurzame Energie en

Geo-resources, en Vice-Decaan en lid van het Facultair

Management Team van de Faculteit ITC (Universiteit

van Twente) en belast met projecten, capaciteitsop-

bouw, internationalisering en valorisatie.

Hij is bereikbaar via [email protected].

Tom Loran is coördinator externe betrekking bij de

Faculteit ITC. Hij is bereikbaar via [email protected].

Emile Dopheide is coördinator onderwijs bij de Faculteit

ITC en is bereikbaar via [email protected].

Jaap Zevenbergen is hoogleraar Land Administration

and Management, vice-decaan en lid van het Facultair

Management Team van de Faculteit ITC. Hij is belast

met onderwijs en is tevens Opleidingsdirecteur.

Hij is bereikbaar via [email protected]. Veldwerk (copyright ITC).

Data-inwinning met drone (copyright ITC).

THEMAInternationalisering

| 112017-4 | Geo-Info

OPEN k a a r t

Deze keer in Open Kaart een metrokaart van het Romeinse Rijk en andere (hedendaagse) metrokaarten.

Jan-Willem van Aalst

(Imergis.nl en Opentopo.nl, [email protected])

Sasha Trubetskoy heeft een alleraardigste kaart ont-

worpen van het stelsel van Romeinse wegen ruim

tweeduizend jaar geleden. Het doel van deze kaart

is om te illustreren hoe machtig en uitgestrekt het

Romeinse rijk in die tijd was, en hoeveel waarde de

Romeinen hechtten aan hun wegeninfrastructuur.

De gekozen visuele opmaak van de overbekende

Londense metrokaart onderstreept dat belang

van die wegeninfrastructuur nog maar eens.

Juist door deze opmaak wordt de schromelijke

veralgemenisering van kustlijnen en routes zon-

dermeer acceptabel. De kleuring van de wegen

lijkt aanvankelijk willekeurig, maar deze blijkt

de namen van de wegen te duiden. Een mooie

vondst, handig voor bijvoorbeeld het onderwijs.

Verder zal de kaart weinig functionele meer-

waarde hebben, want lang niet alle wegen staan

er op. Zeker niet in Italië, maar ook niet in onze

contreien. Als je zo’n weg wil bezoeken, zul je

toch een topografisch product nodig hebben.

Dit is dus een mooi voorbeeld van de categorie

‘themakaart met een glimlach’.

Marijn Bosma

(BosmaGrafiek.nl, [email protected])

Sasha Trubetskoy koos voor het uiterlijk van een

‘metrokaart’ omdat daarin het accent ligt op de

verbindingslijnen. Ook de belangrijke knooppun-

ten springen er goed uit. Hij heeft de ‘tussenhal-

tes’ subtiel aangegeven met stipjes in dezelfde

kleuren als de lijnen; dat is rustiger dan de

halte-dwarsstreepjes in Harry Beck’s oerkaart van

de Londense metro! Het zou nog rustiger kunnen

met dunnere lijnen en iets dikkere stipjes zonder

uitsparing, zoals in de metrokaart van Parijs. Jam-

mer dat Trubetskoy zo veel korte trajecten tekent

met ieder hun eigen naam en kleur. Het gemis

aan doorgaande lijnen maakt de kaart erg bont.

Overigens: het wegennetwerk van het gecen-

traliseerde Romeinse Rijk kan je ook prachtig

afbeelden als een stroomgebied.

Zie RoadsToRome.moovellab.com.

Trubetskoy heeft alleen de Europese hoofdlijnen

afgebeeld en dat geeft een helder beeld. Lokale

doorsteekjes heeft hij terecht weggelaten.

Wie echt alles wil weten over alle Romeinse

wegen, etappeplaatsen en marsafstanden kan

terecht op de OmnesViae.org en Vici.org websites.

René Voorburg heeft daarin voortgebouwd op

de Tabula Peutingeriana. Het origineel van die

Peutingerkaart was een muurschildering in het

antieke Rome die de samenhang toonde van het

grote Romeinse Rijk. En ook die antieke visualisatie

was geniaal schematisch en helder!

Metrokaart van het Romeinse Rijk, een antiek netwerk met moderne visualisatie

Via Lusitanorum

Via DelapidataVia Augusta

Via Aquitania

Via Asturica Burdigalam Via Domitia

Via Agrippa I

Via Agrippa II

Via Agrippa III

Via Aurelia

Via Cassia

Via Julia Augusta

Via Postumia

Via Aemilia

Via Sucinaria

Via Militaris

Via Egnatia

Via Appia

Via Popilia

Via Traiana

Via Tiburtina

Via Flaminia

Via Salaria

Via Claudia

Via Claudia

Via Claudia Via Maris

Via Traiana Nova

Via Numida

Via Valeria

Via Flavia

Via Graeca

Via Adriatica

Via Britannica

Via Gallica

Via Claudia Augusta

Via Germanica

Via Helvetica

Via Caesaraugustana

Via Tarraconensis

Via Baetica

Via Aurelia

Via Gemina

Via Danubia

Via Carpata

Via Domitiana

Via Valeria

Via Augusta Nova

Via Galatica

Via Asiana

Via Hadriana

Via Tiberia

Via Syrica

Nomen viae

Via futura

Via Sarda

Sarmatia

Britannia

Germania

Aquitania

Gallia

Hispania

Mauretania

Africa

Aegyptus

Judaea

Cappadocia

Asia

Achaea

Macedonia

DaciaDalmatia

Italia

Sicilia

Pontus Euxinus

Mare Internum

Arabicus Sinus

Sardinia

Thrace

Raetia

Mare Internum

Belgica

Oceanus

Lusitania

Arabia

Meroe Napata Premis

Nisibis

Singara

Ctesiphon

Phasis

Artaxata

TanaisPanticapaeum

Chersonesus

Olbia

Tyras

Meroe Napata Premis

Nisibis

Singara

Ctesiphon

Phasis

Artaxata

TanaisPanticapaeum

Chersonesus

Olbia

Tyras

RomaOstia

Capua Beneventum

Barium

Brundisium

Aternum

Castrum Truentum

AriminumLuna

Florentia

Bononia

Placentia Verona

Genua

Cemenelum--Nicaea

AquaeSextiae

Arelate

Nemausus

Narbo Massalia

Vapincum

Neapolis

RegiumMessana

Valentia

Vienna

Pisae

PopuloniumArretium

TarracinaTusculum

Tarentum

Canusium

SyracusaeAgrigentum

Lilybaeum

Panormus

Vibo Valentia

Consentia

Salernum

Dertona

Cremona

Parma

Aug. Taurinorum

MediolanumAug. PraetoriaGenava

Ravenna

Patavium

SpoletumSpoletum

Augusto-nemetum

Vesunna

Augustoritum

TolosaTolosa

MediolanumSantonum

Cabillonum

Burdigala

Caesarodunum

AugustodunumLutetia

Aug.Treverorum

DivodurumDurocortorum

Arae Philaenorum

Eusperides

Ptolemais

Apollonia-Sozousa

Leptis Magna

Catabathmus Paraetonium

Berenice

Syene

Coptos

Larinum

Antinoopolis

Virunum

BagacumLondinium

Eburacum

Luguvalium

Dubris

Gesoriacum

Col. Ulpia Traiana

Col. Agrippina

Tarraco

Saguntum

Valentia

Carthago Nova

Tibur

ReateReate

Asturica

Astigi

Corduba

Salamantica

Norba CaesarinaNorba Caesarina

Emerita Augusta

BracaraAugusta

Portus Cale

Conimbriga

Olisippo

Pax Iulia

Lucus Pompaelo

Caesaraugusta

Toletum

Hispalis

Baelo Claudia

Tingis

Gades

Malaca

Carteia

Lixus

Sala Colonia

Rusadir Siga

Cartenna

Caesarea Iol

Saldae

Rusicade

Hippo Regius Carthago

Hadrumetum

Tacape

ThevesteLambaesis

CirtaSicca

Darioritum

PortusNamnetum

Mogontiacum

Argentorate

Aug. Raurica

Aug. Vindelicum

Curia

Cambodunum

Aquileia

Tarsatica

Narona

Carnuntum

Emona

PoetovioAquincum

Vindobona

Iuvavum

Siscia

Sirmium

Salona

Mursa

Singidunum

Viminacium

Naissus

Serdica

Philippopolis

DyrrachiumAmphipolis Perinthus

Doclea

Lugdunum

Apollonia

Phoenice

ActiaNicopolis

Amphissa

Athenae

Corinthus

Patrae

Gythium

Gortyna

Thessalonica

Sarmizegetusa

Drobeta Romula

Apulum

Napoca

Dion

Larissa

Lissus

Ulpiana

Scupi

Apollonia Pontica

OescusOdessus

Istrus

Tomis

Byzantium

Ancyra Sebasteia

Nicaea

Trapezus

Smyrna

Nicomedia

Pergamum

Ephesus

Miletus

Satala

Nicopolis

Tabia

Amaseia

Sinope

AeliaCapitolina

Berytus

Tyrus

Aventicum

Caesarea Maritima

Alexandria Gaza

PelusiumPetra

Philadelphia

Bostra

Aelana

Damascus

Memphis

Antiochia

Clysma

Sardis

Dorylaeum

TyanaIconium

Apamea

Laodicea

Caesarea Melitene

Arsamosata

Tarsus

Palmyra

Beroea

EpiphaniaEpiphania

Tarrae

Caralis

Myra Attalea

Vindonissa

Isca Dumnoniorum

RomaOstia

Capua Beneventum

Barium

Brundisium

Aternum

Castrum Truentum

AriminumLuna

Florentia

Bononia

Placentia Verona

Genua

Cemenelum--Nicaea

AquaeSextiae

Arelate

Nemausus

Narbo Massalia

Vapincum

Neapolis

RegiumMessana

Valentia

Vienna

Pisae

PopuloniumArretium

TarracinaTusculum

Tarentum

Canusium

SyracusaeAgrigentum

Lilybaeum

Panormus

Vibo Valentia

Consentia

Salernum

Dertona

Cremona

Parma

Aug. Taurinorum

MediolanumAug. PraetoriaGenava

Ravenna

Patavium

SpoletumSpoletumSpoletum

Augusto-nemetum

Vesunna

Augustoritum

TolosaTolosaTolosa

MediolanumSantonum

Cabillonum

Burdigala

Caesarodunum

AugustodunumLutetia

Aug.Treverorum

DivodurumDurocortorum

Arae Philaenorum

Eusperides

Ptolemais

Apollonia-Sozousa

Leptis Magna

Catabathmus Paraetonium

Berenice

Syene

Coptos

Larinum

Antinoopolis

Virunum

BagacumLondinium

Eburacum

Luguvalium

Dubris

Gesoriacum

Col. Ulpia Traiana

Col. Agrippina

Tarraco

Saguntum

Valentia

Carthago Nova

Tibur

ReateReateReate

Asturica

Astigi

Corduba

Salamantica

Norba CaesarinaNorba CaesarinaNorba Caesarina

Emerita Augusta

BracaraAugusta

Portus Cale

Conimbriga

Olisippo

Pax Iulia

Lucus Pompaelo

Caesaraugusta

Toletum

Hispalis

Baelo Claudia

Tingis

Gades

Malaca

Carteia

Lixus

Sala Colonia

Rusadir Siga

Cartenna

Caesarea Iol

Saldae

Rusicade

Hippo Regius Carthago

Hadrumetum

Tacape

ThevesteLambaesis

CirtaSicca

Darioritum

PortusNamnetum

Mogontiacum

Argentorate

Aug. Raurica

Aug. Vindelicum

Curia

Cambodunum

Aquileia

Tarsatica

Narona

Carnuntum

Emona

PoetovioAquincum

Vindobona

Iuvavum

Siscia

Sirmium

Salona

Mursa

Singidunum

Viminacium

Naissus

Serdica

Philippopolis

DyrrachiumAmphipolis Perinthus

Doclea

Lugdunum

Apollonia

Phoenice

ActiaNicopolis

Amphissa

Athenae

Corinthus

Patrae

Gythium

Gortyna

Thessalonica

Sarmizegetusa

Drobeta Romula

Apulum

Napoca

Dion

Larissa

Lissus

Ulpiana

Scupi

Apollonia Pontica

OescusOdessus

Istrus

Tomis

Byzantium

Ancyra Sebasteia

Nicaea

Trapezus

Smyrna

Nicomedia

Pergamum

Ephesus

Miletus

Satala

Nicopolis

Tabia

Amaseia

Sinope

AeliaCapitolina

Berytus

Tyrus

Aventicum

Caesarea Maritima

Alexandria Gaza

PelusiumPetra

Philadelphia

Bostra

Aelana

Damascus

Memphis

Antiochia

Clysma

Sardis

Dorylaeum

TyanaIconium

Apamea

Laodicea

Caesarea Melitene

Arsamosata

Tarsus

Palmyra

Beroea

EpiphaniaEpiphaniaEpiphania

Tarrae

Caralis

Myra Attalea

Vindonissa

Isca Dumnoniorum

SPQRQuattuorviriViarum Curandarum

IMPERATOR • CAESARAVGVSTVS •PONTIFEXMAXIMVS • PROGRAMMATE • COMPVTATRATRALI•TABVLAM•FECIT

VIAE ROMANAE MAIORESTabula reticuli

© Sasha Trubetskoy MMXVIIwww. sashat.me

Statiotranslationis

Symbola

Statio futuraStatio

Versio ad. VII kal. JuliusMMDCCLXX auc.

Viae Romanae Maiores, Sasha Trubetskoy, sashat.me/2017/06/03/roman-roads.

Originele metrokaart van Londen, door Harry Beck, 1933.

(Voor huidige versie zie TFL.gov.uk/maps/track/tube)

Metrokaart van Parijs, 2017.

RATP.fr/plans-lignes/plan-metro

Tabula Peutingeriana, kopie uit OmnesViae.org.

12 | Geo-Info | 2017-4

De AGILE-conferentie is de jaarlijkse toogdag van de vereniging van Europese laboratoria voor geografi sche informatie.

De organisatie en invulling ervan zijn in alle opzichten internationaal van karakter. Dit verslag schetst wat facetten.

In Wageningen werd in mei van dit jaar de 20e

editie van de AGILE-conferentie gehouden.

Een vierdaags gebeuren over allerlei aspecten

van omgang met geo-informatie. Locatie: de

campus van Wageningen University & Research.

Er waren 218 deelnemers. De conferentie telde 9

workshops, bijna 70 presentaties en elke ochtend

een keynote voordracht. Er was een posterten-

toonstelling waarbij zowel een professionele jury

als het publiek hun favoriet kozen. Verder vond

een algemene ledenvergadering plaats en werden

er prijzen toegekend voor de beste papers en pos-

ters. Daarnaast was er een sociaal programma met

een ontvangst door de burgemeester, receptie

door de sponsor, een vroege vogelexcursie, een

5 kilometer-loop, een fi etstocht van 20 kilometer

en een galadiner met aperitief. Daaraan deden

zo’n 150 conferentiebezoekers mee.

Kenmerken

Een internationale conferentie is een symptoom

van internationalisering. Voor de hand liggende

kenmerken van internationalisering zijn: de

voertaal, de herkomst van de deelnemers, de

reikwijdte van de onderwerpen. Geen verrassing

natuurlijk dat vandaag de dag de voertaal dan

Engels is, de sprekers en bezoekers uit 26 landen

op vijf continenten komen (zie fi guur 3) en dat

slechts een enkele presentatie over een Neder-

landse situatie gaat.

Maar er is meer dat het internationale karakter

tekent. Denk aan ontwikkelingslanden. Het thema

van de conferentie was ‘Societal Geo-Innovation’.

Dat werd in Wageningen ondersteund door

de plaatsing van borden met posters van de 17

duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde

Naties uit 2015 (zie fi guur 4 en 5), tot dusver alleen

vertoond in New York.

De bedoeling was dat de inzendingen zich

door het conferentiethema en door die doelen

zouden laten inspireren, wat deels ook wel heeft

gewerkt. Andere bijdragen waren maximaal

internationaal want technisch of theoretisch van

aard. Die hadden echter geen direct verband

met de ontwikkelingsdoelen. Misschien worden

ze daar ooit wel voor gebruikt.

Anoniem beoordeeld

De conferentie heeft een boek opgeleverd

met de 19 best beoordeelde ‘full papers’,

Figuur 1 – Uitnodiging 20e AGILE-conferentie.

Figuur 2 – Proosten tijdens het galadiner.

Figuur 3 – Zo internationaal zijn de bezoekers!

AGILE-conferentie 2017 in Wageningen

InternationaliseringVerslag

| 132017-4 | Geo-Info

uitgegeven door Springer International

Publishing AG in Zwitserland (zie fi guur 6).

Opmaak en zetwerk vonden plaats in India, in

nauw overleg met de redactie van het boek.

De redactie, die bestond uit drie Nederlanders

en een Fin, zorgde voor de indeling van het

boek. Belangrijke beoordelingscriteria voor

de inzendingen waren de mate van innovatie,

wetenschappelijke degelijkheid en leesbaar-

heid. Een groep van 95 geo-vakgenoten uit

28 landen beoordeelde anonieme versies

van de inzendingen. De daarbij gebruikte

conferentiesoftware is Amerikaans en heeft

een helpdesk in Californië. Die software is

onder meer nuttig voor het toekennen van de

beoordelingsopdrachten aan de beoordelaars.

Een inzending kon een ‘full paper’ zijn (4.000-

6.000 woorden), maar ook een ‘short paper’

(2.000-3.000 woorden) of een poster (met

aparte samenvatting van 500–1000 woorden).

Ook de kwaliteit van de ‘short papers’ en de

‘poster abstracts’ is anoniem beoordeeld. Van

de uiteindelijk toegelaten ‘short papers’ (50) en

posters (45) is geen boek samengesteld, maar

wel een pagina op de AGILE-website. De ‘short

papers’ en posters, plus de samenvattingen

van de ‘full papers’, zijn allemaal te lezen op

https://agile-online.org/index.php/confe-

rence/proceedings/proceedings-2017 . Omdat

dit de 20e editie van de conferentie was, bevat

het boek ook een verhaal over de geschiede-

nis van AGILE. Daarin worden onder meer de

geo-onderwerpen genoemd die op eerdere

conferenties langs kwamen: hypes van toen.

Multinational

AGILE is de naam van een vereniging, de

afkorting van ‘Association of Geographic

Information Laboratories in Europe’. Er zijn ruim

tachtig organisaties lid van, meestal onderdeel

van een instelling voor hoger onderwijs. Er zijn

zes Nederlandse leden. De opzet en organi-

satieprocedure van de AGILE conferentie zijn

voorgeschreven door het bestuur. Dat heeft

op het ogenblik een Zwitsers-Grieks voorzit-

tersduo, een Poolse secretaris en een Zweedse

penningmeester. De overige vier leden zijn

een Oostenrijkse, een Finse en twee Britten.

De bankrekening is Nederlands. Het bestuur ver-

gadert elk jaar meerdere malen in verschillende

landen. AGILE is dus een Europese multinational.

Visa

Met bezoekers uit de hele wereld doen zich

ook problemen voor waar je binnen het

Schengengebied al jaren niet meer aan hoeft

te denken. Om een visum voor Nederland

te krijgen moesten de auteurs van geaccep-

teerde inzendingen uit bijvoorbeeld India en

Iran tijdig een formele uitnodiging krijgen.

Een Afrikaanse deelnemer moest afzeggen

omdat hij geen paspoort kon krijgen.

Warme lunch

In 2011 organiseerde Universiteit Utrecht deze

conferentie en beloofde toen bij voorbaat dat

de lunches meer zouden voorstellen dan een

broodje kaas met een glas melk, want dat is al

te Nederlands. In Wageningen was er dus ook

een warme lunch voor de conferentiedeelne-

mers.

Figuur 6 – De best beoordeelde ‘full papers’ gebundeld.

Figuur 4 en 5 – Posters met duurzame ontwikkelingsdoelen VN.

Figuur 7 – De ‘short papers’ en posters kregen ook een plek op de conferentie.

THEMA

14 | Geo-Info | 2017-4

Fietsen

Om de afstand tussen het onderdak en de

Wageningse campus te overbruggen, werd

de deelnemers bij inschrijving het gebruik

van een fi ets aangeboden. Zoals bekend,

is fi etsen buiten Nederland minder populair.

Een Portugese deelnemer merkte op: “ik heb

al in geen tien jaar meer op een fi ets geze-

ten”. Toch wilden ongeveer 150 deelnemers

een fi ets. Aan de fi etstocht in het sociale

programma deden er 75 mee. Eerst de

Wageningse Berg over, daarna van het

Lexkesveer naar het pontje bij Opheusden

over de zuidelijke Rijndijk. Dan weer terug

naar Wageningen via het fi etspad langs

de Grift. Aan het eind van de conferentie

ontbrak van de 150 fi etsen slechts van één

het sleuteltje.

Nóg internationaler?

Internationaler dan deze conferentie in het domein

van geo-onderwijs en geo-onderzoek kan alleen

bij meer deelnemers uit meer werelddelen voor

langere duur. De FIG-conferentie in 2020 in Amster-

dam, gepland voor een volle week met ongeveer

2.000 deelnemers, lijkt in die richting te gaan.

Frans Rip

Figuur 8 - De Nederlandse hellingen leverden nauwelijks problemen op.

Het bewegende midden van Europa

Er zijn meerdere claims op het midden

van Europa. Wikipedia schrijft schrijft erover:

De bepaling van het geografi sch middelpunt

van het continent Europa is vanzelfsprekend

afhankelijk van de vraag naar de uiterste gren-

zen. Zolang met name het eeuwenoude debat

over de oostgrens van Europa niet beslecht is,

zullen verschillende plaatsen in Europa zich het

geografi sche (exacter: geometrische) middel-

punt kunnen noemen. Het meest opgetuigde

middelpunt ligt in Litouwen bij het plaatsje

Bernotai. Dit punt is in 1989 berekend door het

Franse Nationale Geografi sche Instituut (IGN).’

De Poolse claim op het midden ligt in Sucho-

wola, in het noordoosten van Polen. Het door

de IGN berekende geografi sche middelpunt

van de Europese Unie ligt in Duitsland. Bij de

toetreding van Roemenië en Bulgarije in 2007

is het 180 kilometer naar het oosten verscho-

ven van Kleinmaischeid naar Gelnhausen (bij

Frankfurt am Main). Te verwachten valt dat na

de Brexit het middelpunt van de Europese Unie

verder oostwaarts verschuift.

Frans Rip

nl.wikipedia.org/wiki/Geografi sch_

middelpunt_van_Europa

Het Poolse Middelpunt van Europa (foto Michael van Buuren, 2017).

InternationaliseringVerslag

| 152017-4 | Geo-Info

Met 100.000 bezoekers in het vooruitzicht wordt het tijd

om alle bezoekers die op het fort komen continu te tracken en

tracen. Het is natuurlijk leuk om te zien hoe kinderen veel meer

meters afleggen dan hun ouders. Heatmaps kunnen perfect

laten zien wat de piekplekken zijn en welke ‘olifantenpaadjes’

vaak gebruikt worden. Zo’n Tracking ’n Tracing-spel kan tevens

gebruikt worden om bezoekers met elkaar te verbinden,

omdat ze samen een epidemie moeten voorkomen. Als één

bezoeker spontaan virtueel ziek wordt, moeten de mensen

gaan samenwerken. Deze zieke persoon moet op tijd in quaran-

taine worden geplaatst en er moeten extra vaccins worden

geproduceerd. Wordt er niet tijdig en adequaat samengewerkt

dan dreigt de epidemie zich razendsnel te verspreiden en zal de

fortbevolking virtueel uitsterven...

De uitdaging bij de realisatie van dit Tracking ’n Tracing-spel

is dat mensen op het fort hun locatie zowel buiten als binnen

redelijk precies moeten weten. Lastig hierbij is dat de muren

van de kazerne bijzonder dik zijn. Met studenten Geomatics

van de TU Delft hebben we reeds lopen stoeien met dit

probleem. Je zou buiten kunnen tracken met GPS en binnen

met bluetooth of wifi. Voor binnen is dit best een dure grap

op zo’n fort, want je hebt per ruimte maar liefst drie beacons

of wifi-hotspots nodig. Het signaal is namelijk puur per ruimte

bruikbaar, omdat het niet door de muren heen gaat.

Nu kwam ik op het navigatiecongres in Zwitserland, afge-

lopen mei, een voor mij nieuwe toepassing tegen, ontwikkeld

door Waze. Zij zorgen ervoor dat het GPS-signaal via bluetooth

kan worden doorvertaald naar smartphones die zich onder de

grond bevinden. Dit is een ideale toepassing voor navigatiesys-

temen die ook in tunnels aan de reiziger willen doorgeven of je

rechts- of linksaf moet. Ook voor metro’s biedt dit een oplossing

en zorgt het ervoor dat reizigers continu weten waar ze zich

onder de grond bevinden. De kosten zijn zeer aanvaardbaar

met € 650,- per strekkende kilometer tunnel.

Gil Disatnik, een systeemontwikkelaar bij Waze, bedacht dit

concept nadat zijn navigatie uitviel in een tunnel in Boston met

als gevolg dat hij verkeerd reed. Momenteel is Waze bezig om

de eigenaren van tunnels over te halen om de beacons aan te

schaffen en te installeren, waardoor het navigeren in de tunnels

makkelijker moet gaan. Het signaal van de beacons is niet gede-

codeerd, zodat alle navigatiesystemen hier gebruik van kunnen

maken. Dat is heel veilig en fijn, maar voor sommigen voelt het

misschien ook alsof Big Brother nu niet alleen boven de grond,

maar ook onder de grond alles in de gaten gaat houden...

Tja, Big Brother of niet, het is een feit dat er steeds meer

Tracking ’n Tracing plaatsvindt via GPS, videobeelden, satel-

lietbeelden of drone-opnamen. Sommige verhalen zijn zo

bijzonder dat er zelfs een film van gemaakt wordt. De film Lion

gaat over een klein jongetje dat in India samen met zijn broer

op stap was. Hij raakte zijn grote broer kwijt, belandde in een

trein en na een lange reis werd hij wakker in de metropool

Calcutta. Helaas was hij niet voorzien van een GPS-tracker en zo

jong als hij was, kon hij niet vertellen waar hij vandaan kwam.

Na een tijdje als zwerfkind overleefd te hebben in de grote stad,

werd hij geadopteerd door Australische ouders. Daar kreeg hij

een nieuwe familie met nieuwe vrienden en genoot hij van een

goede opleiding. Hoewel het hem voor de wind ging, begon

zijn verleden steeds meer aan hem te knagen. Hij wilde weten

waar hij vandaan kwam en hij wilde zijn moeder en broer weer

terug zien. Hij hing een kaart van India in zijn kamer op met

daarop grote cirkels vanuit Calcutta die de reisafstanden aanga-

ven. Hij schatte in hoe lang hij in de trein had gezeten en hoe-

veel kilometer zijn ouderlijk huis van Calcutta verwijderd moest

zijn. Vervolgens ging hij alle treinstations op deze cirkel bekijken

via Google Earth. Hij zocht naar een watertoren en naar een

steengroeve. Er waren echter zoveel treinstations in India in

de bandbreedte waarbinnen hij zocht dat het onbegonnen

werk leek. Gedurende een jaar plaatste hij vele pushpins op de

locaties van de treinstations die niet aan de criteria voldeden.

Na een jaar zoeken wilde hij de moed opgeven, totdat hij per

stom toeval zich ineens virtueel boven de steengroeve bevond.

Hij kon op basis van Google Earth de route terug vinden van de

steengroeve naar het treinstation, de watertoren, naar het dorp

en door de smalle straatjes naar zijn huis. Tijdens de virtuele tour

via Google Earth kwamen vele herinneringen weer naar boven

die al die tijd verborgen waren geweest. Nog mooier, dankzij de

satellietbeelden had hij zijn moeder op weten te sporen. Zij was

nooit uit het dorp verhuisd in de hoop dat haar zoon haar ooit

weer terug zou vinden...

Het is een mooi verhaal, waarbij satellietbeelden niet

als Big Brother worden gezien, maar als hulpmiddel bij het

vinden van geluk...!

Willemijn Simon van Leeuwen

Oprichter van GeoFort

[email protected]

Column

Will

emijn

Sim

on

van

Lee

uw

en

Tracking ‘n

Tracing

THEMA

16 | Geo-Info | 2017-4

Dit artikel beschrijft een geodesign

tool die vanuit de Vrije Universiteit

werd ontwikkeld voor stakeholder

workshops in Mozambique.

De aanpak laat zich het best

omschrijven als ‘less is more’.

Noodgedwongen hebben we onze

ervaringen uit Nederland vertaald

naar een veel simpelere en vooral

op visualisatie gebaseerde aanpak.

Dat werkte wonderwel. De prijs van

minder gedetailleerde resultaten

werd meer dan goedgemaakt

door de grotere flexibiliteit van de

gekozen aanpak.

Door Ron Janssen en Eduardo Dias

Computers worden sneller, modellen meer

geavanceerd en interactie tussen mens en

computer meer flexibel. Deze ontwikkelingen

maken het mogelijk om geavanceerde geode-

sign tools te bouwen die real-time berekenin-

gen uitvoeren en gedetailleerde kwantitatieve

resultaten opleveren. Dit is prima als je

genoeg tijd en geld hebt, precies weet wat

er nodig is en over veel data beschikt. Maar

zelfs dan gaat het gebruik van een geavan-

ceerd model vaak ten koste van flexibiliteit,

waardoor maar moeilijk tegemoet gekomen

kan worden aan onverwachte ideeën van

gebruikers van de tool. Dit speelt des te meer

als de probleemdefinitie vaag is, de beschik-

bare data van onduidelijke kwaliteit zijn en de

vaardigheden van de gebruikers onbekend.

Geodesign tools bieden een interface tussen

stakeholders en ruimtelijke informatie. Geodesign

wordt gedefinieerd als ‘een ontwerp- en plan-

ningsmethode die het maken van ontwerpvoor-

stellen koppelt aan impactsimulaties op basis van

geografische context, systeemdenken en digitale

technologie’ (Steinitz 2012, p.12). Met een interac-

tieve kaart als gemeenschappelijke interface kan

geodesign worden gebruikt voor het uitwisselen

van ideeën tussen stakeholders over veran-

deringen in het ruimtegebruik (Arciniegas en

Janssen 2012, Carton en Thissen 2009, Eikelboom

en Janssen 2015). Verder zijn er survey tools die

vooral zijn gericht op tekenen en het plaatsen van

pictogrammen op een kaart. Voorbeelden zijn

‘Greenmap’ met symbolen voor milieu-mapping.

‘Softgis’, een web-based tool ontwikkeld door

de Aalto University, gebruikt symbolen om

ervaringskennis van bewoners te verzamelen

(Rantanen en Kahila 2009). Deze methode is

onder de naam ‘Maptionnaire’ beschikbaar als

commerciële dienst. Vergelijkbare toepassingen

voor evaluatie en besluitvorming zijn er nog niet.

Geodesign aan de Zambezi

Dit artikel laat zien hoe ervaringen met

geodesign in data rijke omgevingen, zoals

Nederland (Janssen et al., 2014) en het Verenigd

Koninkrijk (Alexander et al, 2012, Janssen et al.

2014) kunnen worden gebruikt om een aanpak

te ontwerpen voor geodesign workshops in

het stroomgebied van de Beneden-Zambezi in

Mozambique (Janssen en Dias 2017). In plaats

van een geodesign tool die met een model

real-time reageert op voorgestelde wijzigingen,

is een geodesign tool ontwikkeld gebaseerd op

een combinatie van het intekenen van gebie-

den en het plaatsen van pictogrammen.

De geodesign workshops maakten deel uit

van de publieke participatieactiviteiten van

een lopend planningsproces in het stroom-

gebied van de Beneden-Zambezi (figuur 1).

Opdrachtgever was het Ministerie van Milieu

en uitvoerder het Zambezi Development

Agency. Doel was het maken van een ruimtelijk

ontwikkelingsplan voor het hele gebied (PEOT).

Dit plan biedt een wettelijk kader voor toekom-

stige ruimtelijke ontwikkelingen. De geodesign

tool is toegepast in workshops in Songo, Tete

en Caia in mei 2015 (figuur 1).

Het stroomgebied van de Beneden-Zambezi

beslaat een oppervlakte van ongeveer 150.000

km2. De Zambezi is de grootste rivier in Mozam-

bique en loopt van bergachtige gebieden in het

noordwesten naar de laagvlakten en de Zambezi-

delta dicht bij de kust. Er wonen 3,5 miljoen

inwoners uit diverse sociaal-culturele achtergron-

den. Veel mensen wonen op het platteland en

zijn afhankelijk van kleinschalige landbouw. In het

noorden ligt het Cahora Bassa stuwmeer dat een

grote bijdrage levert aan het regionale BBP. Verder

is er veel mijnbouw in het noorden, commerciële

Geodesign met pictogrammen Interactieve workshops in het stroomgebied van de beneden Zambezi

Figuur 1 - Het stroomgebied van de Beneden-Zambezi.

Internationalisering

| 172017-4 | Geo-Info

landbouw in het midden en het zuiden en zijn

natuurparken en visserij belangrijke sectoren in

het zuiden. Ook wordt uitbreiding overwogen van

grootschalige kolenmijnbouw in de Tete-regio

van 4 miljoen ton nu tot 20 miljoen ton per jaar in

2018, en uitbreiding van waterkrachtopwekking en

irrigatieprojecten. Een probleem is de bedreiging

van de reeds kwetsbare ecologie van de Zambezi-

delta, een RAMSAR site en de bijbehorende gar-

nalenvisserij. Al deze ontwikkelingen vereisen een

geïntegreerde planningsaanpak met een centrale

rol voor lokale kennis van betrokken stakeholders.

De geodesign tool

De geodesign tool is ontwikkeld voor de inter-

actieve workshops van het project. De doelen

van deze workshops waren:

1. het in kaart brengen van de sectorale claims;

2. het identificeren van conflicterende claims;

en

3. het prioriteren van deze claims.

Een interactieve kaart gepresenteerd op een

touchscreen dient hierbij als interface met de sta-

keholders. Een uitgebreide verzameling kaartlagen

was beschikbaar via het webGIS van het project.

De geodesign tool maakt gebruik van een

waardekaart. Een waardekaart is een combinatie

van de kenmerken van het gebied met een waar-

defunctie die de waarderingen van de belang-

hebbenden weergeeft (zie ook Janssen et al.,

2014). Waardekaarten worden meestal gepresen-

teerd als choropleetkaart. Dit vereist ruimtelijke

eenheden die zinvol zijn voor de onderliggende

waarden. In onze studie gebruiken we een

waardekaart waarbij het vooraf definiëren van de

ruimtelijke eenheid niet nodig is. Dit is belangrijk

omdat vooraf geen duidelijke ruimtelijke eenheid

gekoppeld kon worden aan de onderliggende

attributen en sectoren.

De interface van de geodesign tool is weerge-

geven in figuur 2. Aan de linkerkant staat de

lijst met beschikbare kaartlagen, linksonder de

tekenpennen en rechtsonder de pictogrammen.

Als eerste stap werden de deelnemers per sector

gevraagd de gebieden in te tekenen die van

belang zijn voor de ontwikkeling van hun sector.

Het voorbeeld in figuur 2 laat de gebieden zien

die de vertegenwoordigers van de toerisme

sector hebben ingetekend. Zij maakten hierbij

gebruik van de beschikbare kaartlagen zoals

nationale parken, landgebruik, infrastructuur,

bevolkingsdichtheid en dorpen.

Met de pictogrammen tool geven de deelnemers

het belang van de claim voor de ontwikkeling van

hun sector aan. De tool bevat pictogrammen voor

alle sectoren. Deelnemers kunnen een pictogram

op de kaart plaatsen, weer verwijderen of verplaat-

sen. De kleur van het pictogram bepaalt hierbij

het belang van de claim: een groen pictogram

(groot) geel pictogram (middel) of rood pictogram

(laag). Het gebied dat in figuur 2 is geïdentificeerd,

toont een middel waarde voor natuurbehoud en

een hoge waarde voor het toerisme. Pictogram-

men zijn gemaakt als beeldbestanden. Nieuwe

pictogrammen kunnen gemakkelijk worden

aangemaakt en geïmporteerd.

De ingetekende gebieden werden in afzon-

derlijke kaartlagen opgeslagen. Door deze

kaartlagen over elkaar te leggen, wordt

bepaald waar claims overlappen. Overlap

tussen twee of meer sectoren is een indicatie

van mogelijk conflict of synergie tussen sec-

toren. Voor elke overlap wordt de deelnemers

gevraagd met een pictogram het belang van

hun claim aan te geven. Tenslotte worden

Figuur 2 - De interface van de geodesign tool.

THEMA

Met de pictogrammen

tool geven de deelne-

mers het belang van de

claim voor de ontwikke-

ling van hun sector aan

18 | Geo-Info | 2017-4

de claims geprioriteerd door het verplaatsen

van de pictogrammen over de kaart: als twee

sectoren compatibel zijn, worden ze naast

elkaar geplaatst, als een sector prioriteit

heeft boven de andere, wordt het boven de

ander geplaatst. De tool vereist een aanraak-

scherm. Omdat er veel moest worden gereisd

gebruikten we de portable Lenovo Horizon

(27’’) in combinatie met Phoenix, een door

Geodan ontwikkeld softwarepakket voor

geodesign.

Resultaten

De hele regio is te groot is om te kunnen

vertrouwen op lokale kennis. De workshops

vonden daarom plaats op district-schaal.

De onderstaande resultaten zijn afkomstig

van de Caia-workshop (figuur 3). Volledige

resultaten van de workshops in Caia, Songo

en Tete zijn gedocumenteerd in het consorti-

umrapport. Als eerste stap tekenden de ver-

tegenwoordigers van de sectoren landbouw,

natuurbehoud, visserij, toerisme, bosbouw

en mijnbouw hun claims in op afzonderlijke

kaartlagen.

Voor landbouw werden grote gebieden

geclaimd; natuurbehoudsclaims waren

grotendeels gekoppeld aan bestaande

natuurparken; visserij maakte aanspraak op de

hele kust voor zowel traditionele als commer-

ciële visserij en langs de Zambezi rivier voor

traditionele visserij. Voor het toerisme werden,

naast de bestaande natuurparken, een aantal

nieuwe gebieden ingetekend. Als laatste

bepaalde de mijnbouwsector gebieden voor

de winning van ‘zwaar zand’ langs de kust.

Vervolgens werden de zes kaartlagen over

elkaar gelegd om overlappende claims op

te sporen. In elk gebied waar twee of meer

claims overlappen, plaatsten de deelnemers

een groen, geel of rood pictogram afhankelijk

van de waarde van de claim. Figuur 4 toont

twee voorbeelden van potentiële conflicten.

Zoals verwacht waren de meeste claims in

het overlappend gebied groen (een hoge

waarde). De uitzondering is de lage waarde

voor bosbouw in figuur 4a gecombineerd

met hoge waarden voor commerciële en zelf-

voorzienende landbouw en toerisme. Hoewel

er in dit gebied veel bos is van hoge kwaliteit

hebben de deelnemers toch een lage waarde

toegekend omdat zij het commerciële en

ontwikkelingspotentieel laag inschatten.

Figuur 4b toont gemiddelde waarden voor

traditionele en commerciële visserij en een

hoge waarde voor zandwinning.

Figuur 3 - Deelnemers aan het werk in de Caia-workshop.

Internationalisering

Het prioriteren van de

claims leidde tot

interessante discussies

tussen deelnemers

| 192017-4 | Geo-Info

In de laatste stap werden de claims gerang-

schikt. Dit bepaalde de prioriteiten voor

toekomstig grondgebruik. Aangezien

rangschikking en waardering onafhankelijke

stappen zijn, leidde een hoge waarde voor

een bepaalde sector niet automatisch tot

een hoge prioriteit. Het bleek mogelijk dat

sectoren met middel waarde de voorkeur

kregen over claims met een hoge waarde.

Deelnemers rangschikten de claims door

de pictogrammen aan te raken en over de

kaart te verschuiven. Figuur 5a laat zien dat

commerciële en zelfvoorzieningslandbouw

samen kunnen gaan net als toerisme en

bosbouw. Hierbij zijn de claims van landbouw

belangrijker dan de claims van toerisme en

bosbouw. In Figuur 5b is te zien dat de claims

van traditionele en commerciële visserij

belangrijker werden geacht dan de claim van

mijnbouw.

Het prioriteren van de claims leidde tot

interessante discussies tussen deelnemers. Bij-

voorbeeld, het naast elkaar bestaan van com-

merciële landbouw (kokosnootplantages) en

zelfvoorzienende landbouw (familieboerde-

rijen tussen de kokosnootbomen). De gelijke

plaats van traditionele en commerciële visserij

in figuur 5b geeft weer dat er geen conflicten

tussen commerciële en traditionele visserij

werden verwacht. Dit komt doordat traditio-

nele visserij dichtbij de kust en commerciële

visserij ver uit de kust plaatsvindt. In dit geval

maakt ruimtelijke scheiding co-existentie

mogelijk. Visserij staat boven mijnbouw omdat

de deelnemers vonden dat visserij cruciaal is

voor het overleven van de lokale bevolking.

Hoewel zij de financiële voordelen van mijn-

bouw voor de regio erkenden, vreesden ze dat

de ontwikkeling van de mijnbouwsector in het

gebied grote gevolgen zou hebben voor de

THEMA

Figuur 4 - Waardering van de claims van de landbouw, bosbouw en toerisme (a) en de claims van visserij en mijnbouw (b).

(a) (b)

Figuur 5 - Priortering van claims van landbouw, bosbouw en toerisme (a) en claims van visserij en mijnbouw (b).

(a) (b)

Verrassend genoeg

bleek het mogelijk

om consensus te

bereiken voor alle

overlappende claims

20 | Geo-Info | 2017-4

Internationalisering

lokale leefwijze. Er werd ook vermeld dat het

samengaan van visserij (zowel commercieel

als traditioneel) met mijnbouw (winning van

zwaar zand) niet mogelijk is door het grote

risico op vervuiling door mijnbouw. Verrassend

genoeg bleek het mogelijk om consensus te

bereiken voor alle overlappende claims.

Conclusies

Het resultaat van de workshops waren kaarten

met waarderingen en prioriteringen in combi-

natie met een verslag van de door de deelne-

mers gemaakte opmerkingen. Terugkoppeling

van alle deelnemers aan het eind van elke

workshop liet zien dat zij de geodesign tool

zinvol en aantrekkelijk vonden. Het ontbreken

van een kwantitatief model werd niet gezien

als een probleem.

Het ontbreken van onderliggende kwantita-

tieve modellen gaf flexibiliteit in de begrenzing

van de te beoordelen gebieden, de te gebrui-

ken attributen en sectorale claims. In dit geval

was deze flexibiliteit hard nodig en woog het

op tegen de afwezigheid van nauwkeuriger

ramingen van de sectorwaarden. Dit was een

typisch geval van ‘minder is meer’.

Ondanks het eenvoudige ontwerp deed

de geodesign tool zijn werk goed. Het was

interessant om te constateren dat het mogelijk

was de principes van de meer kwantitatieve

instrumenten te gebruiken op een eenvoudi-

ger maar meer beeldende manier. Dit is in lijn

met een recent artikel van Brown et al. (2017)

die concludeerde dat zowel kwantitatieve

als kwalitatieve methoden bruikbaar zijn om

plaats gebaseerde waarden te identificeren.

De tool kan gemakkelijk worden aangepast

voor gebruik in andere contexten. Ook is het

mogelijk de resultaten te exporteren voor

verdere verwerking. Elke kaart die online wordt

gepubliceerd, kan worden gebruikt en picto-

grammen kunnen gemakkelijk worden aange-

past aan een andere context. De geodesign

tool leidde tot een levendige interactie tussen

de deelnemers en bevorderde een gevoel

van gezamenlijk eigendom van de resultaten.

Het leren kennen van het perspectief van

andere belanghebbenden en het creëren van

consensus werden beschouwd als belangrijke

toegevoegde waarden van het gebruik van de

tool in de workshops.

Bronnen• Alexander, K.A., Janssen, R., Arciniegas, G.A., O’Higgens,

T.G., Eikelboom, T., en Wilding, T.A. (2012). Interactive Marine

Spatial Planning: Siting tidal energy arrays around the Mull

of Kintyre . PLoS ONE, 7, (1) 1-8.

• Arciniegas, G.A. EN Janssen, R. (2012). Spatial decision support

for collaborative land use planning workshops. Landscape

and urban planning, 107, (3) 332-342.

• Carton, L.J. en Thissen, W.A.H. 2009. Emerging conflict in

collaborative mapping: Towards a deeper understanding?

Journal of Environmental Management, 90, (6) 1991-2001.

• Eikelboom T, en Janssen R. (2015) Comparison of geodesign

tools to communicate stakeholder values. Group Decision

and Negotiation 24(6) 1065-1087.

• Janssen, R. and Dias, E. (2017). A pictorial approach to geode-

sign: A case study for the Lower Zambezi valley. Landscape

and urban planning Vol,164 p.144-148.

• Janssen, R., Eikelboom, T., Brouns, K., en Verhoeven, J. T. A. (2014).

Using geodesign to develop a spatial adaptation strategy for

south east Friesland. In: D. Lee, E. Dias, and H. J. Scholten (Eds.),

Geodesign for land use planning Springer. New York 103-116.

• Rantanen, H., en Kahila, M. (2009). The SoftGIS approach

to local knowledge. Journal of environmental management,

90(6), 1981-1990.

• Steinitz, C. A Framework for Geodesign. 2012. Redlands, Esri press.

Ron Janssen is verbonden aan

het Spatial Information Labo-

ratory van de Vrije Universiteit

Amsterdam. Hij is bereikbaar

via [email protected].

Eduardo Dias is werkzaam bij

het Spatial Information Labo-

ratory van de Vrije Universiteit

Amsterdam en werkzaam bij

Geodan. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Nieuw kaartenmeubel in Panoramakamer SieboldHuis

Japanmuseum SieboldHuis heeft een nieuwe

vitrine in de Panoramakamer waarin kaarten uit de

Siebold-Collectie tentoongesteld worden. De kaar-

tencollectie die Philipp Franz von Siebold (1796-

1866) gedurende zijn verblijf in Japan bijeenbracht,

wordt beheerd door de Universitaire Bibliotheken

Leiden. Zeven bijzondere kaarten uit deze collectie

zijn nu te zien in de nieuwe vitrine. Elk jaar zal er

een nieuwe selectie van kaarten gemaakt worden.

In de eerste selectie voor de kaartenvitrine is een

manuscriptkaart van Sachalin en een van de bla-

den van de handgetekende kaart van Hokkaido te

zien. Deze behoren tot de cruciale documenten die

tot Siebolds verbanning hebben geleid. Ook  zijn

er plattegronden van Edo (het huidige Tokio) en

Nagasaki (met het Nederlandse handelseiland

Dejima) te zien. Een van de topstukken is (een deel

van) het bijna twaalf meter lange, met bladgoud

versierde leporello van de Tokaido, de oostelijke

handelsroute van Edo naar Kyoto.

Het Siebold Incident

Via contacten met verschillende Japanse geo-

grafen en eigen landmeetkundige projecten

vergaarde Siebold veel cartografisch materiaal,

waaronder ‘gevoelige’ geografische informatie

over de betwiste eilanden Hokkaido en Sacha-

lin. In 1829 werden de landkaarten die Siebold

verzameld had ontdekt door de Japanse autori-

teiten. Het bezit van landkaarten was verboden

en Siebold werd ervan beschuldigd een spion

voor de Russische staat te zijn. Dit leidde tot een

huisarrest en uiteindelijk in oktober 1829 tot zijn

verbanning uit Japan.

www.sieboldhuis.org, 2017

De geodesign tool

leidde tot een levendige

interactie tussen de

deelnemers

| 212017-4 | Geo-Info

THEMA

Rianne Frauenfelder, Schatten van

kaarten. Historische kaarten uit

Zeeuws-Vlaanderen en noordelijk

Vlaanderen, 60 pagina’s, uitgave

gemeente Sluis, 2017, € 7,50

(0ok verkrijgbaar via

[email protected]).

‘De kartografi e van Zeeuws-Vlaanderen en het

noordelijk deel van Vlaanderen behoort tot de

interessantste van de Nederlanden. Enkele van de

oudste regionale kaarten komen uit dit gebied.

De kartografi sche ontwikkeling is aan de hand

van de kaarten van deze streek goed te volgen.’

Die volzin kwam al in folders voor als motivatie

van een project van vier tentoonstellingen, die

dit jaar in die regio gehouden worden (zie kader),

maar het boekje vermeldt het herhaaldelijk én

overtuigt ervan! Internationaal is het ook: het

voorwoord is van een wethouder van Sluis en de

burgemeester van Damme (B). Voorin het boekje

worden aspecten van historische kartografi e

voor een breed publiek (vanaf 12 jaar) uitgelegd.

Als hoofdmoot van het werkje worden twintig

kaarten afgebeeld en kort beschreven. Het

‘oudste kaartje der Nederlanden’ is een schets-

diagram van 1280/1307 van het gebied tussen

Aardenburg en Boekhoute, vastgehecht aan

een meer dan drie meter lange cijnsrol. ‘Er wordt

tevens gewag gemaakt van de twee nieuw

gestichte kerkdorpen Sint-Laureins en Sint-Jan-in-

Eremo, die visueel zijn weergegeven als kerkjes.’

Een kaart van circa 1358 van polders langs de kust

van Groede wordt ‘de bijna-oudste kaart van

Nederland’ genoemd.

Ook als het om algemeen bekendere kaarten gaat,

lijkt het boekje volledig. Bij de kaart van Damme

volgens Jacob van Deventer staat: ‘Dat bij de inter-

pretatie toch voorzichtigheid geboden is, bewijst

de situering van het Sint-Janshospitaal: het is langs

de verkeerde zijde van de straat afgebeeld.’ ‘Tijdens

het Twaalfj arig Bestand (1609-1621) werd Damme

door de Spaanse ingenieurs omgebouwd tot een

moderne vesting, volgens het Oud-Nederlandse

stelsel’, aldus de internationale toelichting bij de

kaart ervan uit 1649 van Joannes Heijmanszoon

Koeck. Bij de gemeentekaart van Sluis van J. Kuyper

wordt aan een breed publiek verteld dat hij gebruik

maakte van ‘kadasterkaarten en de Topographische

en Militaire Kaart’. Niet alleen heel oude kaarten zijn

aan oorlogen te danken; het gedrukte Basisplan

voor de wederopbouw - de ‘wederopbouwkaart’ -

van Sluis is van 1946. De meest recente afbeelding

is een Landsat-satellietfoto. ‘In tegenstelling tot

landmeters (land- en zeekaarten) en vliegtuigen

(luchtfoto’s) zijn satellieten in staat grote stukken

van het aardoppervlak af te tasten’, aldus een volzin

daarbij. Voorin het boekje komen landmeters al

royaal en gekleurd in beeld: de militaire landmeters

van Vernet uit 1812, vaklui op de prent van de Prac-

tijck des Landmetens van Sems en Dou uit 1600 en

‘Johannes Schagen Geometra’ in een cartouche van

1649. Een internationale literatuuropgave mankeert

niet. Aanbevolen, zeker voor Zeeuwen en Belgen!

Adri den Boer

Boek

‘Schatten van kaarten’ uit Zeeuws-Vlaanderen en België

De vier tentoonstellingen waarbij het

boekje is uitgegeven, zijn:

• Museum Het Bolwerk, IJzendijke:

Stampij langs de Staats-Spaanse linies

(t/m 30 oktober 2017)

• Belfort, Sluis: Sluis op de kaart. Van een

internationale havenstad tot een inter-

nationale toeristenstad (t/m 17 septem-

ber 2017)

• Archeologisch Museum, Aardenburg:

(Niet) Alles op één kaart. De ontwikke-

ling van de historische cartografi e van

West-Zeeuws-Vlaanderen en noordelijk

Vlaanderen (t/m 30 september 2017)

• Bezoekerscentrum Damme en de

Zwinstreek, Damme (B): Damme door

de tijd (t/m 30 december 2017)

Soms gaat het om meer dan kaarten.

Van Aardenburg wordt vermeld: ‘Tot slot

worden verscheidene historische werken

over cartering getoond alsmede antieke

en moderne carteringsinstrumenten.’ Van

het Belfort te Sluis staat er: ‘Verder wordt

ruimtelijk materiaal getoond, in het

bijzonder landmeetinstrumenten.’

Extra internationaal: aandacht op Duitse websites van Cadzand en Breskens.

Fragment van handgetekende kaart van ca. 1500 van de mon-

ding van het Zwin (RA Brugge), tijdelijk te zien in Damme (B).

22 | Geo-Info | 2017-4

Deze hashtag wordt gebruikt door de FIG Young Surveyors (FIG YS), een netwerkorganisatie voor studenten

en young professionals van de FIG (International Federation of Surveyors). Begin 2016 begon mijn

betrokkenheid bij de FIG YS met de organisatie van de vierde Europese meeting, 7-9 juni in Amsterdam.

Met vijf andere studenten uit Europa waren we verantwoordelijk voor het opstellen van het inhoudelijke

programma. In totaal waren we met drieëntwintig YS om de bijeenkomst te organiseren en tot een succes

te maken. Dit was erg leuk om te doen en al snel werd ik enthousiast gemaakt om ook te helpen met de

organisatie van de vijfde FIG YS European Meeting. Graag deel ik mijn ervaringen!

Op zaterdag 27 mei kwam ik aan in Helsinki,

samen met twee andere YS deelden we een

Airbnb-studio. Dit was erg gezellig, en daar-

naast konden we op deze manier de kosten

delen. We verbleven in een oude wijk vlakbij

het centrum.

5FIGYSEM

Op zondag 28 mei 2017 werd de vijfde

FIG Young Surveyors European Meeting

(5FIGYSEM) gehouden in Helsinki, Finland.

Het thema was Surveying the world of tomor-

row – From digitalisation to augmented reality.

Wat was het leuk om verschillende mensen na

een jaar weer te ontmoeten. Daarnaast waren

er ook veel nieuwe YS van over de hele wereld

om te leren kennen.

Deelnemers uit allerlei landen.

Bijpraten en nieuwe mensen leren kennen.

#SurveyorByDaySuperheroByNight

InternationaliseringVerslag

| 232017-4 | Geo-Info

In de ochtend waren er presentaties, onder

andere over een BIM-project bij het vliegveld van

Helsinki en de aanleg van een nieuwe snelweg in

Macedonië. Daarnaast werden nieuwe manieren

van landmeten gepresenteerd vanuit Nieuw Zee-

land tot Nepal en Oost-Afrika. In de pauze was

er een speeddate aan de hand van quizvragen.

Je kreeg een vraag of een antwoord op papier en

moest zo jouw match vinden. Moeilijker dan het

lijkt en de perfecte manier om veel verschillende

mensen te spreken.

In de middag werden er verschillende workshops

georganiseerd. Deze gingen over IFC en Virtual

Reality, over kennisuitwisseling bij CLGE (de

Europese organisatie van landmeters) en over het

crowd-sourced in kaart brengen van kwetsbare

gebieden. Ik was aanwezig bij de laatste work-

shop waar we zagen hoe ruimtelijke informatie

van levensbelang kan zijn, bijvoorbeeld in het

geval van een overstroming. Door te zien waar

wegen horen te lopen en huizen horen te staan,

kan noodhulp veel sneller op gang komen.

In de avond was er de gelegenheid om elkaar

op een informele manier te ontmoeten met

een hapje en een drankje.

STDM Awareness training

Op maandag 29 mei werd er een STDM

Awareness Training georganiseerd door de FIG

YS en UN-Habitat –The Global Land Tool Network

(GLTN). GLTN heeft het Social Tenure Domain

Model (STDM) ontwikkeld, dit is een pro-poor,

aff ordable and participatory systeem voor het

vastleggen van relaties tussen mensen en land.

STDM biedt een alternatieve aanpak voor landre-

gistratie, gebaseerd op open source technologie

en op de principes van de Land Administration

Domain Model (LADM) ISO-standaard. Hierdoor

is het systeem voor iedereen beschikbaar en

uitwisselbaar. Tijdens deze training werd STDM

geïntroduceerd en toegepast. Daarnaast waren

er deelnemers onder andere uit Nepal, Ghana,

Mongolië en Oeganda die het systeem in hun

thuisland kunnen gaan gebruiken. Erg nut-

tig om met het systeem te leren werken en

daarnaast te zien hoe het in de praktijk gebruikt

wordt. Door het erkennen van groepsrechten

en nomadische groepen in een landregistratie

systeem kunnen veel meer mensen rekenen op

een verbetering van hun landrechten.

FIG Working Week

In aanvulling op het artikel over de FIG Working

Week uit de Geo-Info 3- 2017; hierbij nog een

kort verslag vanuit mijn oogpunt als student.

De hele organisatie rondom de WW was al

indrukwekkend op zich. Er waren meer dan

1.500 deelnemers uit 98 verschillende landen en

400 lezingen in 85 parallelsessies. Ik heb verschil-

lende sessies bijgewoond en daarnaast ook data

verzameld aan de hand van korte interviews voor

mijn stage onderzoek bij Kadaster International.

Tevens mocht ik een paper presenteren van mijn

scriptie- onderzoek. Erg leuk en leerzaam om te

doen en om feedback uit de zaal te krijgen.

Op donderdag 1 juni hebben we met de

FIG YS een charity run/walk georganiseerd

om geld in te zamelen voor het Humanitarian

OpenStreetMap Team (HOTOSM). Dit om hun

THEMA

Een speeddate met

quizvragen - zo spreek

je veel mensen

24 | Geo-Info | 2017-4

werk te ondersteunen en kwetsbare gebieden

letterlijk op de kaart te zetten. Na de charity

run was er een gala diner met heerlijk eten en

mooie muziek. Op vrijdag 2 juni woonde ik de

General Assembly bij en de afscheidsreceptie.

Sightseeing Helsinki

In de spaarzame vrije tijd hebben we met een

aantal YS Helsinki verkend. Een hele leuke stad

met veel mooie plekjes. Vooral de restaurants,

cafés en etalages waren heel stijlvol. De Scan-

dinavische stijl komt op veel plekken terug,

zelfs het vliegveld was mooi.

De kathedraal is een iconisch punt midden in

de stad welke veel toeristen trekt. Daarnaast is

er nog een leuke trekpleister op zo’n 15 minuten

varen; Suomenlinna. Dit is een vesting, gebouwd

op zes eilanden voor de haven van Helsinki en

staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst.

Conclusie

Al met al was dit een geweldige week. Door deel

te nemen aan zo’n evenement ontmoet je ont-

zettend veel nieuwe mensen die veel relevante

dingen doen binnen ons vakgebied. Het was erg

leerzaam om te horen over hun werkzaamheden

en ze tevens op een informelere manier te leren

kennen. Ik zou het iedereen aanraden om actief

deel te nemen binnen zo’n dergelijk netwerk.

Carline Amsing

De charity run/walk om geld in te zamelen voor het Humanitarian OpenStreetMap Team.

Op nationaal niveau

kan je gemakkelijk

aansluiten bij Jong-

GIN. Anders dan

de andere thema-

groepen is JongGIN

geen themagroep, maar eerder een label.

Daar zijn we bij GIN ontzettend trots op!

Als jongere wil je natuurlijk niet alleen ken-

nis halen, maar vooral ook juist delen en je

inzetten. Zoals ik in Helsinki heb gedaan.

Maar ook bijvoorbeeld met de organisatie

van het studentenprogramma op de

GeoBuzz. Vind jij het leuk iets te organise-

ren? Dan ben je van harte welkom dat te

doen onder het JongGIN-label. Je krijgt

alle ruimte. JongGIN is dus geen vaste

groep mensen, maar een label wat te

pas en te onpas op ‘toff e’ bijeenkomsten

geplakt kan worden. Heb jij zin om iets te

organiseren met het JongGIN-label? Neem

contact op met onze Themagroepen-coör-

dinator: [email protected].

Op internationaal niveau kan je tevens

gemakkelijk actief worden bij de FIG YS.

Bijvoorbeeld binnen de social media

kanalen, door je goede ideeën te mailen

naar fi [email protected] of

door deel te nemen aan de meetings.

De eerst volgende FIG Working Week en

YS meetings worden gehouden in Istan-

bul (mei 2018), Hanoi (mei 2019) en in mei

2020 in Amsterdam. De voorbereidingen

voor Amsterdam zijn al begonnen, dus

als je het leuk vindt om hierbij te helpen

kan je altijd contact opnemen!

Toerist in Helsinki.

Er waren ruim

1.500 deelnemers

uit 98 landen

InternationaliseringVerslag

| 252017-4 | Geo-Info

Toen ik door de hoofdredacteur van Geo-Info in maart van

dit jaar werd benaderd om mee te denken over de invulling

van dit internationale themanummer was mijn eerste reactie

uiteraard positief. Twee maanden later moest hij mij wel een

reminder sturen. Het gangbare excuus in dit soort gevallen is

natuurlijk dat het ‘druk’ is, waardoor het verzoek is blijven liggen.

Een eerlijker antwoord zou zijn geweest dat de activiteiten van

de leden van GeoBusiness Nederland traditioneel gericht zijn

op de Nederlandse markt. Daardoor stond het verzoek niet

hoog op mijn prioriteitenlijstje. En dat is niet terecht!

Met de reminder kwam de vraag of GeoBusiness Nederland

een beschouwend artikel zou kunnen schrijven over internatio-

nale ontwikkelingen binnen de bij haar aangesloten bedrijven.

Omdat wij geen internationale agenda hebben, leek mij dat

geen goed idee. Mijn voorstel was dan ook om een uitvraag

te doen onder onze leden met de vraag of zij internationale

activiteiten hebben waarover zij iets kunnen en willen vertellen.

Op dit verzoek kregen wij veertien reacties binnen, waaronder

verrassende namen van bedrijven met activiteiten die ik niet

had verwacht. Daarnaast miste ik ook nog wel wat bedrijven

waarvan ik weet dat ze internationaal actief zijn. Al met al toch

een goede oogst. De reacties hebben tot een vijftal verhalen

voor het blad geleid, die na deze column volgen.

Eigenlijk is deze oogst niet verrassend. In opdracht van het

Kadaster en in het kader van GeoSamen heeft Carline Amsing

in 2014/2015 de internationale activiteiten in de Nederlandse

geosector onderzocht (zie: geosamen.nl/internationale-

samenwerking-in-beeld/). Uit dit onderzoek komt naar voren

dat de Nederlandse geo-sector internationaal behoorlijk actief

is. Dit beeld wordt bevestigd door de GeoBusiness Nederland

Panel Monitor. Daarbij vragen wij de bedrijven onder andere

naar de omzetverdeling nationaal/internationaal. Wat wij zien,

is een geleidelijke toename van het internationale deel in de

omzet.

In hetzelfde onderzoek zijn ook de sterke en zwakke

punten van de Nederlandse geo-sector in beeld gebracht.

Nederland is traditioneel een ‘gidsland’ op het gebied van

kartografie, geo-technologie en geo-informatie. Er zijn veel

kansen voor het bedrijfsleven, maar een grote doorbraak

blijft uit. Een van de oorzaken hiervoor is dat er onvoldoende

gebruik wordt gemaakt van de gezamenlijke kennis van het

bedrijfsleven, de overheid en onderzoek en wetenschap.

De partners vanuit deze driehoek geven allen op een eigen

wijze invulling aan de internationale agenda. Voor de overheid

en onderzoek en wetenschap is dat vooral kennisuitwisseling

via internationale congressen, studie-tours en het opleiden

van buitenlandse studenten. Het bedrijfsleven zoekt echter

naar directe zakelijke contacten. De uitdaging is om dit op een

slimme manier te combineren. Voor GeoBusiness Nederland

is dit geen speerpunt, maar met de slogan ‘The gateway to

geo-companies in The Netherlands’ promoten wij wel het

Nederlandse geo-bedrijfsleven. Een voorbeeld is de deelname

van Nederlandse bedrijven tijdens het Geospatial World

Forum, dat in de periode 2013-2016 een aantal keer in Neder-

land is georganiseerd. Dit heeft onder meer de samenwerking

tussen GeoBusiness Nederland en Kadaster Internationaal een

impuls gegeven.

Een van de resultaten van deze samenwerking is een

gezamenlijk project in Suriname, dat in 2016 is uitgevoerd

met ondersteuning vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend

Nederland (RVO). Dit project is de start geweest van een

samenwerking tussen het Surinaamse Kadaster, het Manage-

ment Instituut voor Grondregistratie en Land Informatie

Systeem (MI-GLIS), en het Kadaster in Nederland. Doel van de

samenwerking is het verbeteren van de ketenintegratie van

de landadministratievoorziening. Dit betekent het vergroten

van de samenwerking tussen leveranciers en gebruikers van

onroerend goed-data, zoals landmeters, notarissen, banken en

overheid. Hiermee wordt een basis gelegd voor het creëren

van IT-oplossingen om de huidige efficiëntie van die keten

te verbeteren. Hierin kan het geo-bedrijfsleven een grote rol

spelen en vormt zo een unieke basis voor een internationale

publiek-private samenwerking. De partner voor GeoBusiness

Nederland in Suriname is de ICT Associatie Suriname (ICT-AS),

de brancheorganisatie voor ICT-bedrijven in Suriname. In het

kader van het project heeft een delegatie van de ICT-AS in

juni 2016 een bezoek gebracht aan Nederland. Vervolgens is in

oktober 2016 een geo-handelsmissie en studietour georgani-

seerd naar Suriname met de bedrijven Nazca-IT, VGI Support,

Ruimteschepper / GeoSpotter, Geometius en Royal Hasko-

ningDHV. Dit project is een voorbeeld van hoe er kan worden

samengewerkt tussen de partners in de driehoek en hoe er

kan worden geprofiteerd van een bundeling van contacten en

kennis. Het resultaat is een samenwerking tussen GeoBusiness

Nederland en de ICT-AS. Momenteel worden de mogelijk-

heden voor een pilotproject en proeftuin onderzocht, waar

met name Nazca-IT actief bij betrokken is.

Er gebeurt dus wel degelijk veel op internationaal gebied.

Het mag dan geen speerpunt voor ons zijn, de Nederlandse

geo-bedrijven weten als geen ander dat er voldoende

mogelijkheden zijn voor de export van kennis en producten.

Deze liggen vaak dichterbij en meer voor de hand dan je denkt!

Camille van der Harten

Directeur GeoBusiness Nederland

[email protected]

Column

Cam

ille

van

de

r H

arte

n

Het geo-bedrijfsleven is wel degelijk

internationaal actief

THEMA

26 | Geo-Info | 2017-4

Ieder jaar gaan er vele handelsmissies op pad om de Nederlandse handelspositie te verstevigen. Meestal worden

deze missies opgetuigd rond belangrijke Nederlandse handelsthema’s zoals landbouwproducten, mariene

technologie, bouw of transport. De combinatie overheid (diplomatie) en bedrijfsleven (ondernemerschap) blijkt

meer deuren te openen dan ieder voor zich. Zeker als er een minister of staatssecretaris mee gaat. Geo-informatie

is niet een thema dat zomaar opkomt als het om Nederlands handelswaar gaat. Toch gelooft de sector zelf dat

we veel te bieden hebben over de grens en dat dit gestimuleerd moet worden. Reden om zelf een eerste stap

te zetten en ervaring op te doen met een geo-handelsmissie. GeoBusiness Nederland (GBN) en het Kadaster

sloegen de handen ineen en organiseerden eind 2016 een missie naar Suriname, ondersteund door RVO.

Suriname is een groot land, met een kleine –

mondiaal wat geïsoleerde - beroepsbevolking.

Het is daarom moeilijk voor Suriname om een

geo-ICT kennisbasis op te bouwen en te onder-

houden die aan de snel groeiende vraag voldoet.

Samenwerking met Nederland en landen in de

regio is daarom belangrijk. Dit geldt zowel voor

de private sector als voor de overheidssector op

het gebied van landadministratie als geo-ICT.

Doel van deze missie

Het doel is het stimuleren van de samenwerking

tussen het Surinaamse en Nederlandse bedrijfs-

leven in de geo-ICT. Tijdens een defi nitiestudie

- uitgevoerd in december 2015 door Kadaster

en GeoBusiness Nederland - is gesproken

met vertegenwoordigers van het Surinaamse

bedrijfsleven, van de onderwijssector, nutsbe-

drijven en overheidsinstanties. Geconcludeerd

werd dat de geo-sector gezien moet worden als

belangrijk onderdeel binnen de algemene ICT-

sector. De sector is nu sterk georiënteerd op de

overheid, dus is het creëren van bewustwording

en behoefte aan geo-data het startpunt. Ook in

het onderwijs zou aansluiting gezocht dienen te

worden bij ICT-opleidingen door ‘geo’ integraal

op te nemen in de ICT-opleidingen. Er is nu een

tekort aan beschikbare expertise.

Voorbereiding

Tijdens een bijeenkomst ‘Internationaal onderne-

men’ (23 maart 2016, Amersfoort) werden buiten-

landse ervaringen van Kadaster en RVO gedeeld

met de geïnteresseerde leden van de branche-

vereniging GeoBusiness Nederland, en lichtte de

branchevereniging haar internationale agenda

toe. Ook werd aan bedrijven concreet gevraagd

of men betrokken wilde zijn bij de opvang van de

Surinaamse delegatie, of men zelf interesse had

de zakelijke mogelijkheden in Suriname nader te

verkennen, en wat de precieze verwachtingen

waren. Een eerste zaadje was gepland.

Door middel van studiebezoeken over en

weer zijn er relaties gelegd tussen het Neder-

landse en Surinaamse bedrijfsleven op het

gebied van geo-ICT. Voor beide studiebezoe-

ken hebben de deelnemers korte bedrijfs-

presentaties opgesteld, zodat de partijen van

tevoren over en weer een goed beeld hadden

van de bedrijfsactiviteiten en de verwachtin-

gen van de deelnemers.

Suriname in Nederland

Een delegatie bestaande uit MI-GLIS, de ICT

Associatie Suriname en de Surinaamse start-up

bedrijven Advanced Geodetic Solutions en

Apptastic, bracht in juni 2016 een studiebezoek

aan het Kadaster in Nederland, inclusief bezoeken

aan ketenpartners van Kadaster in Nederland en

bedrijfsbezoeken.

Er zijn workshops gehouden bij het Kadaster over

de registratie van onroerend goed (bewaarders),

het landmeten en IT-processen en er werden

bezoeken gebracht aan kantoren van het Kadaster

in Arnhem, Zwolle en in Apeldoorn. De delegatie

is ook op bezoek geweest bij de belangrijkste

ketenpartners van Kadaster, zoals een gemeente,

het notariaat, de bank en een makelaarskantoor.

Onder leiding van GeoBusiness Nederland werden

bedrijfsbezoeken afgelegd aan onder andere

Nazca IT (Houten), Geofort (Herwijnen), Ruimte-

schepper BV (’s Hertogenbosch) en VGI Support

(Arnhem). Ook werd de delegatie ontvangen

tijdens de jaarvergadering van de leden van GBN

en de aansluitende netwerkbarbecue.

Nederland in Suriname

Het tegenbezoek vond plaats in oktober 2016.

Vijf Nederlandse bedrijven uit de geo-sector;

Nazca IT, VGI Support, Geospotter, Geometius

De potentie van Geo-handelsmissiesGoed voorbeeld met Suriname vraagt om vervolg

Receptie van GeoBusiness Nederland in juni 2016 met de Surinaamse delegatie, vertegenwoordigers

van het Kadaster, de burgemeester van Amersfoort Lucas Bolsius, en voorzitter van GBN Ed Nijpels.

InternationaliseringVerslag

| 272017-4 | Geo-Info

en Royal HaskoningDHV, namen deel aan stu-

diebezoek georganiseerd door GeoBusiness

Nederland en Kadaster. Met ondersteuning

van de Nederlandse ambassade in Paramaribo

en de Rijksdienst Voor Ondernemend Neder-

land (RVO) zijn de kansen voor samenwerking

en handel in de geo-sector verkend.

Het doel van dit studiebezoek was om het

Nederlandse bedrijfsleven gebruik te laten maken

van het netwerk en de relaties die het Kadaster

en GeoBusiness Nederland hebben in Suriname.

Het bezoek vond plaats tijdens de Surinaamse

ICT-week. Nederlandse en Surinaamse bedrijven

hielden korte pitches, er was een speeddate-

sessie georganiseerd en er werd gezamenlijk

gewerkt aan een ‘roadmap’ voor de ICT Associatie

Suriname. Er zijn een aantal bezoeken aan over-

heidsorganisaties en bedrijven afgelegd, zoals aan

het EBS, SWM, SBB en Ilaco. Voor het studiebezoek

werd nauw samengewerkt met de lokale tegen-

hanger van het Kadaster, MI-GLIS, om overheid en

bedrijfsleven nader tot elkaar te brengen.

Bij de deelnemers was de tevredenheid over de

zakelijke kansen die de missie heeft opgeleverd

groot. Het bezoek uit Nederland kreeg veel

aandacht in Suriname. Als afsluiting werd op de

residentie van de Nederlandse ambassadeur

een samenwerkingsovereenkomst tussen

GeoBusiness Nederland en de ICT Associatie

Suriname ondertekend. De overeenkomst

voorziet in samenwerking en het delen van

kennis en het netwerk van beide verenigingen.

Eén van de vervolgacties is om gezamenlijk een

‘living lab’ in te richten in Suriname.

Wat heeft dit nou opgeleverd?

Met de uitwisseling van mensen in de (geo-)ICT

sector is een impuls gegeven aan samenwer-

kingsverbanden in een relatief nieuw domein. In

Suriname is op IT-gebied voornamelijk activiteit

op gebied van ‘call centres’ en dataverwerking

voor de Nederlandse markt. Met de verbindin-

gen die in dit project gelegd zijn, is dat verbreed

naar support voor andere sectoren zoals e-over-

heid, ruimtelijke planning en beheer, toerisme

en mijnbouw. De veranderende mindset is dat er

gelijkwaardiger onderhandeld wordt en er meer

gedacht wordt in partnerships, dan in goedkope

onderaanbesteding en marktconcurrentie.

De contacten van de ICT Associatie Suriname

met GeoBusiness Nederland hebben geleid

tot een Memorandum of Understanding,

waarmee de basis is gelegd voor een

gemeenschappelijk professioneel platform

voor de private sector. De werkbezoeken aan

Nederland en de Nederlandse handelsmis-

sie hebben bovendien al de eerste zakelijke

samenwerkingen opgeleverd, zoals het

gemeenschappelijk tenderen op Surinaamse

aanbestedingen en indienen van projectvoor-

stellen bij Nederlandse ontwikkelingsfondsen

(faciliteit duurzaam water).

Het RVO-initiatief heeft met support van de

Nederlandse ambassade en het Kadaster het

netwerk tussen de Nederlandse en Suri-

naamse (geo-)ICT sector succesvol opgestart.

De vervolgstappen zullen op voet van onder-

nemerschap van de private sector doorgezet

moeten gaan worden.

Kees de Zeeuw

Nederlandse delegatie op studiebezoek in Suriname, in oktober 2016.

Ondertekening samenwerkingsovereenkomst tus-

sen GeoBusiness Nederland en ICT Associatie Suri-

name op de residentie van de Nederlandse ambas-

sadeur in Paramaribo, oktober 2016.

Ernst Noorman,

Nederlandse ambassadeur in Suriname

“Wij zijn verheugd dat we samen met het Nederlandse Kadaster en

GeoBusiness Nederland, Surinaamse en Nederlandse ondernemers in de

geo-sector bij elkaar hebben kunnen brengen. Dit legt een goede basis

voor een duurzame samenwerking in de nabije toekomst.”

Vincent Kenswil,

secretaris ICT Associatie Suriname

“Het beeld van het Nederlandse bedrijfsleven is veranderd. Nederland en

Suriname worden meer gelijke partners die samen iets kunnen bereiken.

GeoBusiness Nederland heeft bovendien de ICT Associatie geïnspireerd

om van plannen naar doen te komen.”

Camille van der Harten,

directeur GeoBusiness Nederland

“De misse was succesvol en de tevredenheid over de zakelijke kansen die

de missie heeft opgeleverd bij de deelnemers is groot.”

Mathilde Molendijk,

regiomanager Latijns Amerika, Kadaster

“Heel motiverend, deze samenwerking met zowel MI GLIS als met het

Nederlandse en Surinaamse bedrijfsleven. Aanbevelingen worden door

MI GLIS al geïmplementeerd, voordat je kans hebt gekregen het in een

rapport op te schrijven. Zo kan je meters maken.”

THEMA

28 | Geo-Info | 2017-4

EuroGeographics is de leden-

vereniging van de Europese

nationale geografische, kadastrale

en landregistratie-autoriteiten.

Deze non-profit organisatie werd

in september 2000 opgericht

en omvatte toen 37 Europese

landen. In 2011 werd de legale

structuur gewijzigd naar een

internationale vereniging zonder

winstoogmerk (IVZW) en verhuisde

het hoofdkwartier van Marne-la-

Vallée in Frankrijk naar Brussel, België.

Momenteel telt EuroGeographics

63 organisaties uit 46 landen

en wordt heel fysiek Europa

vertegenwoordigd.

Door Karin Mertens

De missie van EuroGeographics bestaat uit

het creëren en het onderhouden van een

netwerk van leden, die door het delen van

informatie en door een intensieve samen-

werking hun eigen kunnen en kennen

vergroten. De hoofdactiviteiten zijn gericht

op het vertegenwoordigen van de leden-

belangen, kennis overdracht, capaciteits-

ontwikkeling, de creatie en het uitvoeren van

inter operabiliteitsprojecten en het produceren

van pan-Europese producten op basis van

de nationale datasets. Samen vormen ze één

stem en trachten ze een oplossing te vinden

voor gemeenschappelijke problemen en

uitdagingen.

EuroGeographics biedt haar leden een

wereldwijde vertegenwoordiging, die hun de

mogelijkheid biedt om deel te nemen aan

hoogwaardige samenwerkingen met grote

internationale organisaties zoals de Verenigde

Naties. Sinds 2014 werken de leden van Euro-

Geographics samen met de UN-GGIM:Europe.

Het Nederlandse Kadaster is in dit kader

verantwoordelijk voor het aanbieden van een

secretariaat en EuroGeographics voert dit

werk namens hen uit.

Naast UN-GGIM is er eveneens een samenwer-

king met de EEA, de European Environment

Agency. Deze coöperatie werd voor de eerste

keer ondertekend in 2011, maar werd recent

nog vernieuwd en houdt onder andere in dat

tijdens internationale crisissen, zoals bij grote

overstromingen of aardbevingen, geospatiale

gegevens van de EuroGeographics leden aan-

gereikt zullen worden voor de snelle productie

van kaarten van de getroffen regio.

Producten en diensten

Naast de mogelijkheid om interessante

internationale overeenkomsten aan te gaan,

biedt EuroGeographics een aantal producten

en diensten aan die tot stand gebracht zijn

en onderhouden worden door de verschil-

lende leden. Op dit moment zijn er vier

pan-Europese producten beschikbaar: Euro-

BoundaryMap, EuroRegionalMap, EuroDEM en

EuroGlobalMap Open Data.

• EuroBoundaryMap is een ruimtelijke

databank op schaal 1: 100 000 met een

verzameling aan geometrieën, codes en

namen van de administratieve en statis-

tische eenheden voor 55 Europese landen.

EuroGeographics; een inte op het gebied van ruimtel

Figuur 1 - EuroGeographics in cijfers.

Internationalisering

| 292017-4 | Geo-Info

Deze geometrieën sluiten naadloos op

elkaar aan zodat er een homogeen bestand

ontstaat. Koppelingen naar de statistische

LAU en NUTS-codes van lokale adminis-

tratieve eenheden van 28 lidstaten van

de Europese Unie werden in de gegevens

geïntegreerd.

• EuroRegionalMap is een topografische

vectoriële dataset op schaal 1: 250 000, die

naadloos is en geharmoniseerd is over de

grenzen van de EuroGeographics-leden.

Het bevat zeven thema’s: de administrati-

eve grenzen, het hydrografisch netwerk,

het transportnetwerk, de nederzettingen,

de vegetatie en de bodembedekking, de

plaatsnamen en een gemengd thema

met onder andere de gebouwen en het

hoogspanningsnet.

• EuroDEM is een digitaal hoogtemodel dat

een overzicht geeft van de hoogtes van

het ‘naakte’ oppervlak. Het houdt dus

geen rekening met landschapselementen

zoals gebouwen, bossen en dergelijke.

Dit hoogtemodel is ideaal voor onderzoek

naar omgevingsveranderingen, hydrolo-

gische modelleringen en het visualiseren

van metingen.

• EuroGlobalMap is een topografische data-

bank op schaal 1:1 000 000, die 45 Europese

landen en streken naadloos overdekt.

EuroGlobalMap maakt het mogelijk

topografische klassen zoals rivieren, trans-

portnetwerk, bebouwde en bewoonde

plaatsen op kleine schaal te gebruiken

als achtergrond voor toepassingen zoals

planning, monitoring, netwerkanalyse en

voorstelling van het milieubeleid. De versie

EuroGlobalMap Open Data van maart 2013

staat gratis ter beschikking via

www.eurogeographics.org/form/topographic-

data-eurogeographics en werd al door meer

dan 1800 gebruikers gedownload.

Feedback van gebruikers geeft aan dat zij

veel waarde hechten aan gratis beschikbare

gegevens van geautoriseerde bronnen die up-

to-date zijn en verschillende Europese landen

omvatten. Doordat de EuroGeographics

producten een harmonieuze overgang bieden

tussen de Europese grondgebieden zijn ze

ideaal voor het ondersteunen van bedrijven

die in Europa werken.

Deze vier pan-Europese producten kunnen door

de leden gebruikt worden via het ELF (European

Location Framework). Deze technische infra-

structuur werd in de periode van maart 2013 tot

oktober 2016 ontwikkeld door een zo’n veertig

partners komende uit de publieke sector, de

academische wereld, de commerciële sector,

EuroGeographics en de OGC. In één groot

interoperabiliteitsproject werd op basis van

de INSPIRE richtlijn gewerkt aan een Europese

ruimtelijke data infrastructuur (SDI) die dient als

dé gateway naar allerlei ruimtelijke informatie

zoals de vele nationale referentiedatasets en

services en de Europese grensoverschrijdende

producten. Deze unieke bron aan informatie kan

aangewend worden voor uitgebreide analyses

en beslissingsnemingen.

De ELF-infrastructuur is een praktisch

voorbeeld van de implementatie van de

INSPIRE richtlijn en kan in deze hoedanigheid

hulp bieden in de praktische realisatie van de

nationale naleving van de INSPIRE richtlijn.

Meer informatie over het ELF project en de

hieruit resulterende infrastructuur kan terug

gevonden worden op locationframework.eu/.

Met de ELF-infrastructuur is de eerste stap

gezet naar het verwezenlijken van operationele

Europese ruimtelijke view, download en geo-

lokalisatie services. Maar er is nog wel wat werk

om dit technisch platform om te zetten naar

een volledig functioneel geheel van duurzame,

operationele services die continu beheerd en

onderhouden worden. Met dit doel voor ogen

werd het ELS of European Location Services-

project voorgesteld door de EuroGeographics

board. Meer informatie over dit project is te

vinden op www.eurogeographics.org/news/

towards-future-european-location-services.

Kennisoverdracht

Eén van de sleutelactiviteiten van EuroGeo-

graphics zijn de KENs (Knowledge Exchange

Groups). In deze werkgroepen is het mogelijk

voor een lid om kennis en ervaringen te

delen met andere leden en zo aan hun eigen

ontwikkeling te werken of om gemeenschap-

pelijke problemen op te lossen.

Binnen EuroGeographics zijn er zeven verschil-

lende KENs opgericht, die zich toespitsen op

e rnationale samenwerking l ijke informatie

Figuur 2 - De pan-Europese producten.

THEMA

30 | Geo-Info | 2017-4

een specifiek domein dat van belang is voor de

nationale geografische, kadastrale en landregis-

tratie-autoriteiten www.eurogeographics.org/

content/expert-groups-0):

• Business Interoperability KEN (BI KEN) richt

zich op de ontwikkeling van nationale

geo-informatietechnieken zoals Open

Data en e-governement. Ze bestuderen

eveneens de prijszetting en de licenties van

producten en services en delen gegevens

over de geografisch informatiemarkt, de

toekomstige productontwikkelingen, hun

concurrenten en hun potentiële partners.

• Cadastre and land registry KEN (CLR KEN) is

bedoeld om kennis te delen rond kadas-

trale informatie en dit zowel op nationaal

als op Europees niveau. De groep bekijkt

eveneens de recente en toekomstige

ontwikkelingen van relevante technolo-

gieën in het domein. Eén van de doelen

van deze groep is het bewust maken van

de leden van het belang van kadastrale en

landregistratie-informatie voor econo-

mische activiteiten en sociale ontwikkeling.

• Copernicus KEN (CoKEN) brengt verschil-

lende experten samen die thuis zijn in

Emergency Mapping of het produceren

van kaarten in noodsituaties. Deze KEN

heeft een nauwe link met de European

Environment Agency (EEA) en biedt in-situ

data aan voor het Copernicus Earth Obser-

vation Programme.

• Policy KEN (PolKEN) verzamelt en deelt

informatie over Europese en wereldwijde

beleidsontwikkelingen. De experts van

deze groep gebruiken hun kennis om op

een constructieve manier mee te werken

aan Europese initiatieven, programma’s en

beleidsmaatregelen die vallen binnen de

scope van EuroGeographics en zijn leden.

De opgedane internationale kennis en

ervaringen zijn op hun beurt dan weer van

groot belang bij het uitzetten van de visie

en het doel van EuroGeographics.

• Quality KEN (QKEN) brengt verschillende

kwaliteitsmanagers samen die zich

buigen over de aspecten datakwaliteit en

kwaliteitsbeheer. Deze experts bekijken en

beïnvloeden eveneens de ontwikkeling van

de standaarden in hun expertisedomein

• INSPIRE KEN volgt de ontwikkeling van de

INSPIRE-richtlijn op de voet en stelt de

leden in staat om ervaringen met betrek-

king tot de implementatie van de INSPIRE

richtlijn te delen.

• Positioning KEN (PosKEN) biedt zijn leden de

mogelijkheid om kennis en ervaringen te

delen in het domein van GNSS-positioner-

ing. Deze KEN focust op het uitbouwen

en onderhouden van een netwerk van

deskundigen in satellietpositionering

en –navigatie, het volgen van de ontwik-

kelingen van relevante technologieën en

praktijken, het bestuderen van het meest

efficiënte gebruik van de Galileo services

en het op punt stellen van gemeenschap-

pelijke standaarden, beleidslijnen en ‘best

practice’ documenten.

De activiteiten van de KENs bestaan over het

algemeen uit het organiseren van 1 à 2 plenaire

sessies per jaar, het opzetten van webinars, het

organiseren en het bijwonen van conferenties

en het produceren van richtlijnen, beleidsnota’s

of andere publieke rapporten.

De plenaire sessies worden steeds georganiseerd

door de KENs voorzitters in samenwerking met

het organiserende lid. De locatie van de plenaire

sessies wijzigt steeds zodat ieder lid de kans krijgt

om een plenaire sessie te hosten. Vaak zijn deze

sessies ook via webinar te volgen en worden

alle presentaties, beslissingen en groepswerken

gedeeld via de EuroGeographics groepspagina,

zodat elk lid dat niet fysiek aanwezig kon zijn op

de plenaire sessie toch de resultaten op afstand

kan volgen. Op deze plenaire sessies worden

regelmatig niet-leden uitgenodigd om kennis en

ervaringen uit te wisselen.

De KENs zijn steeds op zoek naar leden die

ervaring hebben in het expertisedomein

en die bereid zijn om deze te delen binnen

de groep. De QKEN zoekt bij voorbeeld nog

steeds een kwaliteitsexpert uit Nederland.

De laagdrempeligheid en de meerwaarde die

de KENs bieden, zorgen dat deze Knowledge

Exchange Groups één van de meest populaire

voordelen is van het EuroGeographics-

lidmaatschap.

Samen zijn we sterker, slimmer,

efficiënter en effectiever

Door de uitdagingen waarmee de nationale

geografische, kadastrale en landregistratie-au-

toriteiten worden geconfronteerd is het

noodzakelijk om elkaar te steunen en samen

te werken. Vanuit deze optiek werd EuroGeo-

graphics opgericht en werd er getracht om

samen een ruimtelijke structuur uit te bouwen

met pan-Europese producten en services die

ten dienste staat van Europa en haar lidstaten.

Meer informatie over EuroGeographics en haar

activiteiten kan terug gevonden worden op de

webpagina www.eurogeographics.org.

Met dank aan de verschillende leden van het

secretariaat van EuroGeographics. Zonder hen

had dit artikel niet tot stand kunnen komen!

Lic. Karin Mertens is kwaliteits-

manager bij het Nationaal

Geografisch Instituut te Brussel,

België en actief lid van de

QKEN, EuroGeographics.

Zij is te bereiken via

[email protected].

Uit de fraaie digitale Geodatenatlas van de Kreis

Borken beoosten de Achterhoek blijkt dat de

Uraufnahme (1836-1850) van de topografische

kaart al twijfelde of het buurland het Koninkrijk

Holland of het Koninkrijk der Nederlanden was.

kreis-borken.de/de/kreisregion/geodatenatlas/

Holland of de Nederlanden?

Internationalisering

| 312017-4 | Geo-Info

THEMA

MapGear B.V. is een jong en

innovatief geo-ICT bedrijf.

Met een gespecialiseerd

team ontwikkelen wij unieke

webapplicaties met interactieve

kaarten, zoals de Zonnekaart.

Onze oplossingen, waarin eenvoud

en toegankelijkheid centraal staan,

worden ingezet in diverse sectoren

door ruim 250 opdrachtgevers in

Nederland en in het buitenland.

Door Egbert Griffioen

MapGear heeft duurzaamheid hoog in het

vaandel staan. Onze applicaties onderschei-

den zich doordat we niet puur te focussen

op functionaliteit, maar vooral op gebruiks-

ervaring. Steeds vaker leveren wij naast onze

software ook bijpassende apparatuur zoals

geo-tablets, GPS-camera’s en TouchTables.

Spraakmakende internationale

projecten

De afgelopen jaren is steeds meer interesse

ontstaan voor onze producten vanuit het bui-

tenland. Recentelijk hebben wij onder andere

de volgende aansprekende internationale

projecten uitgevoerd:

• Duurzaamheidskaart Antwerpen (België)

In opdracht van Stad Antwerpen heb-

ben wij onze Zonnekaart doorontwikkeld

tot een ‘duurzaamheidskaart’. De stad

Antwerpen kende onze interactieve

duurzaamheidstools en heeft ons gevraagd

een nieuwe website ‘zoominopuwdak’ te

realiseren (www.zoominopuwdak.be/).

Deze website wordt inmiddels aangeboden

aan alle burgers om hen te stimuleren en te

faciliteren bij duurzame maatregelen aan de

woning. De website bevat naast de Zonne-

kaart (die inzicht geeft in de potentie voor

zonnepanelen) een thermografische kaart

(die inzicht geeft in de warmte-uitstraling

van elk dak) en een groene dakenkaart

(potentiekaart voor de toepassing van

vegetatiedaken). Het is de bedoeling om

de website de komende jaren verder uit te

breiden met andere relevante duurzaam-

heidsthema’s, zodat er een integrale website

ontstaat die de burger in één oogopslag

inzicht geeft in alle mogelijkheden.

• Klimaatonderzoek Dhaka (Bangladesh)

In 2015 hebben wij onze eerste TouchTable

afgeleverd in Dhaka, Bangladesh. Hier zijn

de afgelopen jaren verschillende work-

shops gehouden om mogelijke maatrege-

len voor het Deltaplan Bangladesh te iden-

tificeren. De TouchTable is effectief ingezet

als hulpmiddel om tijdens de workshops

met behulp van diverse GIS-software en

rekenmodellen scenario’s door te rekenen.

Het resultaat is een reeks van maatregelen

om overstromingen te beperken, het rivier-

en kustbeheer te verbeteren en waterte-

korten te voorkomen. De TouchTable heeft

een concrete bijdrage geleverd aan het

ontwikkelen van een adaptief deltaplan

voor Bangladesh. Inmiddels zijn er de

afgelopen jaren drie TouchTables succesvol

afgeleverd in Bangladesh.

Egbert Griffioen is mede-

eigenaar/projectmanager bij

MapGear. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Duurzaamheid centraal bij ‘Zoominopuwdak’.

MapGear draagt bij aan inter nationale duurzaamheidsprojecten

32 | Geo-Info | 2017-4

Geodan zet zich ervoor in om

de wereld een beetje slimmer,

efficiënter, veiliger en duurzamer

te maken. Niet alleen in Nederland,

maar ook in het buitenland. Er is

immers bijna geen werkveld te

bedenken waarin geo-informatie

niet van cruciale betekenis kan zijn.

Door Ceciel Fruijtier

Als je er goed over nadenkt, is het lastig om

een domein te noemen waarin geo-informatie

niet van cruciale waarde is. Of het nou gaat

over logistiek, mobiliteit, afvalverwerking,

veiligheid, landgebruik, energievoorziening,

klimaatverandering, voedselproductie, huis-

vesting, werkgelegenheid, luchtkwaliteit en ga

zo maar door: om zicht en grip te krijgen op

de processen die in deze werkvelden spelen,

gebruiken we plaatsgebonden gegevens

die voor een groot deel door de tijd heen

veranderen. Geo-informatie dus.

Geodan ontwikkelde een applicatie waarmee

alle mogelijke stakeholders met geo-informatie

kunnen werken, ook al zijn het leken op het

gebied van GIS. Zij kunnen niet alleen kaarten

oproepen waarin verschillende gegevens

kunnen worden gecombineerd, maar ook

informatie toevoegen. Dat maakt het mogelijk

om ‘schetsend’ met elkaar te brainstormen.

Op allerlei plekken ter wereld wordt daar gretig

gebruik van gemaakt. Niet alleen bestuurders,

beleidsmakers en deskundigen, maar ook

burgers uit de plaatselijke bevolking kunnen op

deze manier input leveren voor ruimtelijke plan-

nen en de eigen plannen baseren op relevante

geo-informatie.

Gezamenlijk plannen maken en

betere besluiten nemen

Sinds zij de deur hebben opengezet voor

modernisatie, gaan de ontwikkelingen in Butan

snel. Steden schieten als paddenstoelen uit de

grond, wegen worden aangelegd en links en

rechts worden allerlei activiteiten ontplooid.

Het is de autoriteiten duidelijk dat zij dit proces

in goede banen moeten leiden. Tijd dus om

met de verschillende belanghebbenden en

deskundigen rond de touch table te gaan staan,

waarbij de Phoenix-applicatie toegang geeft tot

alle beschikbare geografische gegevens zonder

dat de gebruikers over GIS-deskundigheid

hoeven te beschikken. Doordat alle gegevens

worden samengebracht en inzichtelijk worden

gevisualiseerd, ontstaat overzicht en inzicht.

Dat faciliteert het maken van de nodige regio-

nale ontwikkelingsplannen.

Bangladesh is de grootste delta ter wereld. Het

land staat voor grote uitdagingen op het gebied

De buitenlandse activiteiten van Geodan

Verschillende stakeholders rond de touch table aan het werk in Butan.

Internationalisering

| 332017-4 | Geo-Info

van water- en voedselveiligheid en heeft te

kampen met natuurrampen als overstromin-

gen, droogten en cyclonen. In Dhaka werd

de Phoenix-applicatie tijdens interactieve

ontwerpworkshops ingezet om de gevolgen

van klimaatverandering in beeld te brengen.

Onderzoekers, beleidsmakers en stakeholders

stonden rond de touch table om gezamenlijk

tot een ruimtelijke adaptatiestrategie te komen.

Zo kon een concreet handelingsperspectief

worden geboden om een Bangladesh Delta

Plan te ontwikkelen [1]. Hiermee werd Geodan

als partner van Stichting Climate Adaptation

Services genomineerd voor de Partners voor

Water Award 2017.

Ruimtelijke ontwikkelingen

letterlijk op de kaart zetten

De Technisch-natuurwetenschappelijke Univer-

siteit van Noorwegen (NTNU) wil de ontwik-

keling van een duurzame stedelijke omgeving

faciliteren. In Trondheim onderzoekt men met

behulp van Phoenix diverse mogelijkheden om

het energiegebruik en de CO2-uitstoot drastisch

te verlagen. Verschillende maatregelen, hun

overlap, hun gevolgen en voor zover mogelijk

hun wisselwerking worden zo inzichtelijk

gemaakt. Welke invalshoeken versterken elkaar,

en wat kan juist niet met elkaar samengaan?

In Kathmandu (Nepal) werd het systeem ingezet

tijdens een nationale workshop over klimaat-

verandering. Phoenix hielp de deelnemers om

interactief en adequaat ondersteund door data

met elkaar van gedachten te wisselen over de

benodigde maatregelen in het Gandaki Bekken

[2]. In Mozambique ondersteunt Phoenix de

besluitvorming over het landgebruik, in Duits-

land wil men vraagstukken in de gezondheids-

zorg ermee in beeld brengen, en in Indonesië

werden de ontwikkelingen in het leefgebied van

de orang-oetans op de kaart gezet.

Zo wordt de Phoenix touch table applicatie

op allerlei plekken ter wereld ingezet om

samenwerking en kennis & ideeën uitwis-

seling tussen verschillende stakeholders te

faciliteren, om voor vraagstukken uit allerlei

domeinen tot de best mogelijke oplossing te

komen. Alle stakeholders hebben op deze wijze

toegang tot dezelfde data die inzichtelijk wordt

gevisualiseerd, én kunnen hun eigen inzichten

letterlijk op de kaart zetten. Met name tijdens

onderhandelingen en verkenningen, tijdens het

vergelijken en onderzoeken van verschillende

mogelijkheden, blijkt dat van doorslaggevende

waarde.

Geodan naar het buitenland met

een incidentmanagementoplossing

voor het spoor

De incidentmanagementoplossing die

Geodan in samenwerking met Qognify voor

het spoor ontwikkelde, gaat nog een stap

verder. Daarvoor worden realtime allerlei

soorten ruimtelijke data van verschillende

disciplines verzameld, geanalyseerd, beheerd

en verstrekt. En wel zo dat die gegevens wor-

den meegenomen in de besluitvorming én

adequaat worden geïntegreerd in de diverse

bedrijfsprocessen. Het gaat om een geïnte-

greerd informatie- en communicatieplatform,

dat op basis van location intelligence en de

specifieke kenmerken van het incident real-

time het meest geschikte afhandelscenario

bepaalt. ProRail (Nederland) werkt al met dit

systeem en kan 60% sneller dan voorheen

reageren op incidentmeldingen. Daardoor

worden incidenten en calamiteiten sneller en

beter verholpen.

Inmiddels is zowel in Europa als Azië belangstel-

ling voor dit systeem getoond. China bouwt

aan ‘de Zijderoute van de 21ste eeuw’: een

netwerk van land- en zeeroutes door zeker

zestig landen die Oost en West met elkaar

verbinden. Het gaat om het grootste infra-

structurele project aller tijden. In mei van dit

jaar vond in Isfahan (Iran) de eerste SilkGIS-

conferentie plaats om de wereldwijde expertise

op dit gebied bijeen te brengen. Professor Henk

Scholten (Geodan) werd gevraagd een Keynote

Lecture te geven: ‘How to develop a Geo Informa-

tion Structure to support the challenges of the

Silk Roads.’ Het spreekt voor zich dat een goed

incidentmanagementsysteem voor ‘de Zijde-

route van de toekomst’ van grote meerwaarde

kan zijn.

Geodan Madrid

Geodan is vanuit een vestiging in Madrid ook

actief in Spanje en Zuid- & Midden-Amerika.

Zij verzorgen onder andere de ‘typische

Geodan dienstverlening’: via slimme webap-

plicaties kunnen marketeers zien waar hun

doelgroepen zich bevinden en dus waar ze

hun folders het best kunnen verspreiden.

Bovendien kunnen ze voor de folderaars de

handigste looproutes bepalen. De bedrijven

waarvoor gefolderd wordt kunnen realtime

zien wanneer de folders bij de consument

in de bus vallen en hebben er dus zicht op

wanneer ze de gehoopte drukte kunnen

verwachten. Gaan de zaken goed en willen

ze een nieuwe vestiging openen, dan kan

Geodan Madrid ook voor hen onderzoeken

wat daarvoor de beste locatie is.

Soms loopt Geodan Madrid voor op het

moederbedrijf in Nederland. Zo ondersteunen

zij voor de gemeente Madrid met behulp van

Geocraft processen rond burgerparticipatie:

Madrid is verschenen in de virtuele wereld van

Minecraft en heeft geld vrijgemaakt om de

publieke ruimte te verbeteren. Burgers kunnen

via internet stemmen naar welke initiatieven

hun voorkeur uitgaat [1]. Maar niet alleen dat:

burgers kunnen ook zelf in Geocraft aan de

slag gaan, hun ideeën invoeren en tonen

welke veranderingen zij graag zouden willen

zien op welke plek.

Wereldwijd perspectief

Kortom: wereldwijd en in alle mogelijke

domeinen is er behoefte aan geo-informatie,

liefst op een laagdrempelige manier.

In november 2017 organiseert Geodan samen

met Geospatial Media (India) in Amsterdam

het Geo|Design+BIM Event [4]. Deze Europese

conferentie brengt professionals uit de bouw-

wereld, de Geo-ICT sector, de overheid en

wetenschap bij elkaar, om kennis en ervarin-

gen uit te wisselen over de nieuwste ontwik-

kelingen en de behoeften van de markt.

Speciale aandacht is er voor de mogelijkheden

van geospatial data analytics en 3D-model-

lering gedurende de hele levenscyclus van

infrastructuur. De Nederlandse Geo-ICT sector

heeft kennis en expertise in huis waar in het

buitenland vraag naar is. Geodan denkt dan

ook haar buitenlandse activiteiten verder te

zullen gaan uitbreiden.

Referenties[1] bit.ly/2tBxCI6

[2] bit.ly/2vZp66w

[3] bit.ly/2uwweJy

[4] geo-bim.org/europe/

Ceciel Fruijtier schrijft en

bewerkt teksten vanuit haar

bedrijf Fruijtier tekst&advies.

Daarnaast werkt zij parttime

voor Geodan.

Zij is te bereiken via

[email protected].

Op de touch table kan interactief kennis en infor-

matie worden uitgewisseld.

THEMA

34 | Geo-Info | 2017-4

Bio-bulkgoederen zoals

cacaobonen, graan en houtpallets

zijn vatbaar voor broei.

Brandschade loopt snel in de

papieren en de richtlijnen voor

broeipreventie kosten tijd en

mankracht. Om broeischade te

voorkomen en een veilige opslag

te garanderen heeft het Belgische

overslagbedrijf Molenbergnatie op

een terrein van 400.000 m2, met

behulp van ‘Long Range Wide Area

Network’-technologie (LoRaWan)

onder andere haar broeibewaking

geautomatiseerd.

Door Thorvald de Goede

Het is een concept voor de nabije toekomst, waarin

steeds meer apparaten data genereren. Het gere-

nommeerde vakblad BI Intelligence [1] schat in dat

eind 2018 ruim 18 miljard apparaten wereldwijd

zullen communiceren met het internet. Van de

koelkast tot de muizenval, over een tijdje zullen ze

hun gegevens met ons delen. Over een tijdje? In

de Antwerpse Haven is het realiteit en ‘praten’ de

prikstokken (uitgerust met temperatuursensoren)

en binnenkort de muizen- en rattenvallen met de

beheerafdeling van het internationaal opererende

overslagbedrijf. Sensorgebruik voor het monitoren

van de temperatuur in de bio-bulkgoederen is

het bedrijf niet vreemd. De voordelen van een

geautomatiseerde monitoring van omgevings-

waarden in de biomassa hebben ertoe geleid dat

in 2011 de samenwerking werd gezocht met een

Nederlandse leverancier van zowel de sensoren

als de softwareoplossing. Een keuze die met name

is gebaseerd op de positieve resultaten die een

soortgelijk systeem in de Amsterdamse haven

heeft laten zien. Maar ook het gemak speelde

een belangrijke rol: het systeem werkt volkomen

draadloos, waardoor het zonder veel inspanning in

de grote opslagloodsen ingericht kon worden.

De praktijk van real-time sensorbeheer

Op het moment behelst het project ruim

500 meetpunten, die op vier locaties aan de

Noorderlaan zijn ondergebracht. Iedere prikstok

meet op drie niveaus binnen de bio-bulk. De soft-

ware monitort de via de LoRaWAN ontvangen

meetwaarden op gegevens die de ondergrens

van 0̊ C of de bovengrens van 24̊ C overschrijden.

In het geval van een overschrijding krijgt de

beheerder hier direct bericht van en wordt de

berg, waarin de overschrijding zich voordoet,

meteen afgebouwd om de broei tegen te gaan.

Naast de signalering verloopt de berichtgeving

ook automatisch en verstuurt de software – in

het geval van Molenbergnatie – sms-berichten

aan beheerders op verschillende niveaus,

waardoor de calamiteit breed onder de aandacht

komt. Het real-time meten van de temperatuur

ten behoeve van broeipreventie ondersteunt

het overslagbedrijf ook op een ander vlak: het

toont aan dat de wettelijke richtlijnen voor het

opslaan van biomassa, zoals die onder andere zijn

vastgelegd in ISO 22000:2005 [2] en de HACCP

Ondersteunende Industrie – Opslag [3], in acht

worden genomen. Door continu de temperatuur

Arid-locaties Molenbergnatie.

Internet of Things in de Antwerpse Haven

Broei meten en muizen vangen met LoRaWAN

Internationalisering

| 352017-4 | Geo-Info

te meten, is de organisatie in staat met een druk

op de knop relevante statistieken en rapporten

aan de wetgever voor te leggen die beleggen

dat de voor specifieke biomassa – bijvoorbeeld

de opslag van cacaobonen – aan de daarvoor

geldende optimale opslagcondities is voldaan.

Zowel signalering als het verzamelen van bewijs-

last helpt bij een effectieve bedrijfsvoering. Een

gegeven dat de multinational bewogen heeft

ook naar andere toepassingen te kijken.

Nieuwe technieken –

nieuwe toepassingen

Toepassingen zoals muizenvallenbeheer passen

dankzij de komst van onder andere LoRaWAN

in het investeringsbeleid van de organisatie.

LoRaWAN, het Long Range Wide Area Network, is

een internationale ontwikkeling van de LoRaWAN

Alliance [4], die het versturen van kleine databe-

standen mogelijk maakt. Hiervoor wordt gebruik-

gemaakt van een bandbreedte van 800 MHz

(in vergelijking: het GSM-netwerk voor mobiele

telefonie werkt op 2.400 MHz). De lagere band-

breedte heeft het positieve gevolg dat met minder

ontvangers een dekkend netwerk ingericht kan

worden. In Nederland biedt KPN haar LoRa-netwerk

aan, maar het Belgische Molenbergnatie maakt

gebruik van een zogenaamd ‘private-LoRaWAN’,

door eigen ontvangers op locatie te installeren.

Kleinere berichten in combinatie met minder

infrastructuur en een groeiend aantal sensoren die

LoRa-compatibel zijn, geven het raamwerk waarin

aan nieuwe toepassingen gewerkt wordt. Eén van

die toepassingen is een LoRaWAN-muizen- en rat-

tenval. Deze Nederlandse innovatie past enerzijds

in de reeds bestaande LoRaWAN-infrastructuur

voor broeipreventie en sluit anderzijds aan bij de

sinds 1 januari 2017 geldende Europese regelgeving

voor plaagdierpreventie [5]. De nieuwe regels

sluiten het gebruik van gif in de buitenruimte uit,

waardoor meer conventionele methoden weer op

de voorgrond treden.

De in 2011 ingeslagen weg van het Belgische

Molenbergnatie is een groeipad, waarop steeds

meer processen voor de veilige opslag van bio-

massa door sensortoepassingen worden ingevuld.

Een ontwikkeling die gezien de technische ontwik-

kelingen op communicatie- en sensorgebied

steeds laagdrempeliger wordt, waardoor stilletjes

de vraag opkomt of er in de toekomst nog appara-

ten zullen bestaan die ons niets te melden hebben.

Referenties

[1] Businessintelligence.com

[2] HACCP Ondersteunende Industrie-Opslag

(diensten.kiwa.nl/agro-feed-en-food)

[3] IPM Rattenbeheersing (Inspectie Leef-

omgeving en Transport – Ministerie van

Infrastructuur en Milieu)

[4] ISO 22000:2005 (lv.vlaanderen.be/nl/bio/

wetgeving-biologische-landbouw)

[5] Lora-alliance.org

MSc. Thorvald de Goede Msc.

is Public Relations Manager

bij Nazca IT Solutions.

Hij is bereikbaar via

[email protected].

Collectie Wright-Draper bij UGentHet Museum voor de Geschiedenis van de

Wetenschappen van de UGent had tot 31 mei

2017 de tentoonstelling ‘Pushing the boundaries

– De Collectie Wright-Draper’, een showcase voor

landmeetkunde in extreme omstandigheden.

‘Professor De Maeyer, hoe heeft de UGent deze

indrukwekkende collectie bij elkaar gekregen?

Onze collectie topografische instrumenten heeft ver-

schillende bronnen. Enerzijds de toestellen welke sinds

het ontstaan van de universiteit (200 jaar terug) in de

cursussen m.b.t. topografie - die tot de eerste aan de

universiteit werden gedoceerd - werden ingeschakeld.

Dit impliceert dat er toestellen van het einde van de

18e eeuw tot actuele periode door de universiteit

werden aangekocht t.b.v. onderwijs en onderzoek.

Daarnaast kwamen door allerlei giften ook andere

toestellen in de universiteitscollectie. De belangrijkste

gift gebeurde echter door de erfgenaam en de execu-

teurs van Alan Wright. Het was hun wil om de toestel-

len verzameld door Alan Wright te schenken aan een

instelling die deze toestellen kon beheren in het kader

van haar bestaande activiteiten. De UGent die al lang

stukken uit haar collectie topografische toestellen

tentoonstelt op permanente basis en in tijdelijke ten-

toonstellingen leek de erflaters de beste partner.

Wie was Alan Wright en hoe is hij bij de UGent

terecht gekomen?

Alan Wright is een Engelse landmeter met een uit-

zonderlijke internationale carrière. Zo was hij onder

meer actief bij de British Antarctic Survey in de jaren

1960, waar hij twee overwinteringen meemaakte. Een

schiereiland werd naar hem genoemd (Wright Pen-

insula). Daarna is hij steeds een voortrekker geweest

wat betreft het gebruik van tellurometers en het was

zijn droom dat zijn grote collectie topografische

toestellen (met uiteraard verschillende tellurometers

en geodimeters, maar ook theodolieten tot GPS-toe-

stellen, alsook rekentoestellen) ooit in een museum

zouden terecht komen. De totale collectie overstijgt

de honderd instrumenten. Het is door de contacten

tussen de erflaters en Jan De Graeve dat de schenking

tot stand kwam. Bij hun zoektocht naar een gepast

instituut om de collectie te ontvangen, kon Jan De

Graeve hen de brede bestaande collectie schetsen

en hen overtuigen van de mogelijkheid om aan de

UGent voor de toestellen een gepaste bewaar- en

expositieruimte te vinden. Een verkenning ter plekke

overtuigde me ook van de aanwinst die de collectie

kon betekenen voor de UGent.

Wat is voor u het meest opmerkelijke stuk uit de

collectie?

Niet één stuk zou ik als dusdanig bestempelen, maar

wel het gamma van afstandsmeters die de tweede

helft van de 20ste eeuw karakteriseren. Misschien ook

wel een periode waarvoor onze collectie voorheen

een leemte vertoonde.’

www.obge-bole.be, tekst Wim Broes

Cartografie – Visie op de kaart

THEMA

36 | Geo-Info | 2017-4

De 21e eeuw zal voor een

belangrijk deel getekend worden

door klimaatverandering en

toenemende urbanisatie.

Als gevolg van de wereldwijde

bevolkingsgroei, migreren

mensen in toenemende mate

naar stedelijke gebieden. Dit leidt

tot een steeds groter wordende

druk op voorzieningen zoals

infrastructuur, water en energie.

Is het mogelijk om nieuwe

gebouwen en infrastructuur

efficiënter en goedkoper

te ontwikkelen? En kunnen

bestaande assets beter worden

benut, zonder afbreuk te doen aan

veiligheid? Dit zijn vraagstukken

die wereldwijd spelen en waaraan

Nederlandse geo-informatie

ingenieurs een bijdrage leveren.

Door Martin Kodde

Van geo-informatie naar Asset Integrity

Geo-data vormt een belangrijke bron van

informatie voor het beoordelen van de perfor-

mance van assets. Echter, alleen het inwinnen

van data is niet voldoende, slimme analyse is

nodig om uit deze data de juiste informatie

te halen om beslissingen te nemen. Fugro is

in veel landen marktleider op het gebied van

geo-informatie en heeft begin dit jaar al deze

activiteiten samengevoegd tot één business

line met de naam Asset Integrity. Binnen

deze business line worden nieuwe methodes

ontwikkeld voor de inwinning, verwerking

en analyse van geo-data, die vervolgens

wereldwijd worden uitgerold. Alle innovatie-

kracht is gebundeld in drie Regional Innova-

tion Centres: één in Brisbane (Australië), één in

Toronto (Canada) en één in Nederland. Vanuit

het Nederlandse innovatiecentrum ligt de

nadruk op industrie en spoor. Dat betekent dat

zowel de ontwikkeling van nieuwe techno-

logie, maar ook de uitvoering van projecten

in deze marktsegmenten, vanuit Nederland

wordt gecoördineerd. Dit is een ontwikke-

ling die met name ook mogelijk is gemaakt

doordat moderne inwintechnieken in één keer

de hele omgeving vastleggen, waarna deze

op kantoor verder kan worden uitgewerkt.

Ontwikkelingen waarover we in 2011 publiceer-

den (Meten, Karteren of Beheren? Geo-Info

2011-1) die nu werkelijkheid zijn.

Digitale industrie, op zee en op zand

Eén voorbeeld van een dienst die wereldwijd

wordt ingezet en draait om het vastleggen

van de hele omgeving is SITE-SPOT. Met deze

dienst levert Fugro aan beheerders van grote

industriële complexen een 3D-omgeving

in de browser. Op basis van terrestrische

laserscans en panoramafoto’s ontstaat zo een

digitale tweelingbroer van de werkelijkheid,

die eventueel ook kan worden aangevuld met

bijvoorbeeld BIM-data. SITE-SPOT wordt al

jaren succesvol in Nederland toegepast door

enkele grote petro-chemische bedrijven. Eén

van de klanten heeft ook een groot aantal faci-

liteiten in het Midden Oosten in zijn bezit die

aan de SITE-SPOT omgeving moesten worden

toegevoegd. Collega’s van Fugro ter plaatse

hebben de zware taak op zich genomen om

in de brandende zon de gewenste scans op

te nemen, daarbij regelmatig het instrument

in de auto plaatsend zodat deze dankzij de

airconditioning kon afkoelen. Alle verdere

verwerking en analyse van data is uitgevoerd

op het kantoor in Leidschendam. Al snel bleek

dat het gebruik vanuit een afgelegen locatie

bovengemiddeld intensief was. Een nauwkeu-

rige 3D-omgeving in de browser was ondanks

de trage internetsnelheid een aantrekkelijker

alternatief dan het mobiliseren van een bezoek

op locatie bij vijftig graden Celsius en de

nodige veiligheid- en gezondheidsrisico’s.

Wereldwijd betrouwbaar georganiseerd vanuit Ne dGeo-innovaties uit Nederland wereldwijd ingezet om de veiligheid en efficiëntie van assets t

Ook in het Midden-Oosten zijn faciliteiten aan de SITE-SPOT omgeving toegevoegd.

InternationaliseringVerslag

| 372017-4 | Geo-Info

spoor en industrie, e derland

s te garanderen

Het concept van een digitale tweelingbroer is

dan ook met name interessant voor objecten

die in de praktijk niet eenvoudig te bereiken

zijn. Dit soort objecten komen we niet alleen

tegen in de woestijn in het Midden Oosten,

maar ook midden op zee. In de oceaan ten

noorden van Australië wordt binnenkort een

FPSO voor de duur van veertig jaar afgemeerd.

Een FPSO is een drijvend productie, opslag en

overslag platform, feitelijk een kleine drijvende

fabriek waarin olie en gas direct uit de bron

wordt geproduceerd en opgeslagen in afwach-

ting van verder transport. Het beheer van het

platform wordt uitgevoerd vanaf het vaste land

in Australië. Met behulp van laser scans is er

daarom ook van dit platform een 3D-omgeving

gebouwd. Vanwege de beperkte bandbreedte

naar Australië staat alle data op lokale servers,

die vanuit Leidschendam worden beheerd.

Mind the gap

Een ander vakgebied waarin Fugro wereldwijd

digitale 3D-omgevingen bouwt, is het spoor.

Wereldwijd heeft Fugro sinds 2009 meer dan

100.000 kilometer aan spoorwegen met zeer

hoge nauwkeurigheid vastgelegd. Eén van die

landen is het Verenigd Koninkrijk, alwaar Networ-

kRail de beheerder is van zo’n 32.000 kilometer

spoor. In 2016 leverde Fugro 2500 kilometer aan

3D-spoordata voor het Great Western moderni-

satieproject. Dit jaar wordt aanvullend nog eens

zo’n 400 kilometer aan spoor vastgelegd ten

behoeve van spoorvernieuwing.

Fugro’s meetapparatuur wordt ten behoeve

van deze projecten op treinen gemonteerd. Na

de inwinning wordt de data geüpload naar het

rekencluster waarin de verdere analyse wordt uit-

gevoerd. Naast zeer nauwkeurige ligging van het

spoor, levert Fugro daarbij ook andere analyses,

bijvoorbeeld of de afstand tussen trein en perron

niet te groot, maar vooral ook niet te klein is.

Internationaal, zonder de grens

over te steken

Werken met data van een FPSO zonder

offshore te gaan, of het analyseren van spoor-

data uit het Verenigd Koninkrijk zonder de

Noordzee over te steken. Is er wel sprake van

een internationaal project als je het kantoor

niet hoeft te verlaten? De internationale

dimensie blijkt echter niet alleen te bestaan

uit de locatie waar je het werk uitvoert, maar

vooral ook uit de dynamiek met internationale

collega’s. Programmeurs binnen Fugro skypen

in de ochtend met collega’s in Australië voor

afstemming over dataverwerking, en hebben

in de middag een gezamenlijke stand-up met

ontwikkelaars in de Verenigde Staten. In deze

voortdurend urbaniserende wereld, is de plek

waar je bent uiteindelijk misschien helemaal

niet zo van belang.

Martin Kodde is

Manager Re gio nal Innovation

Centre Europe bij Fugro.

Hij is bereikbaar via

[email protected]

Een ander vakgebied waarin Fugro wereldwijd digitale 3D-omgevingen bouwt, is het spoor.

THEMA

38 | Geo-Info | 2017-4

Saricon is een adviesbureau

gespecialiseerd in de opsporing

van achtergebleven explosieven

uit de Tweede Wereldoorlog.

Samen met Van den Herik bv

(Sliedrecht) en Bom-Be (België)

voeren wij internationaal

onderzoek uit naar explosieven.

Internationaal geodata inwinnen

dus. Onderstaand artikel geeft de

werkzaamheden van dergelijke

explosieven-opsporingsproject

kort weer.

Door Ferry van den Oever

Wij ondersteunen opdrachtgevers bij

projecten waarbij mogelijk risico’s aanwezig

zijn doordat er explosieven uit de Eerste of

Tweede Wereldoorlog in de grond zitten.

Naast het uitvoeren van historisch onderzoek,

risico-analyses en het daadwerkelijk opsporen

van NGE (Niet Gesprongen Explosieven) voert

Saricon geofysisch onderzoek uit in de breed-

ste zin van het woord. Dit betreft onderzoek

ten behoeve van archeologie, civiele- en

milieutechnische vraagstukken, geologisch

onderzoek en uiteraard ook gericht op onder-

zoek naar explosieven. Onderzoeken worden

in binnen- en buitenland verricht, hiervoor

heeft Saricon in het verleden een zusterbedrijf

opgericht in België (BomBe) en in Frankrijk

(DIANEX).

Van den Herik is een waterbouwkundig aan-

nemer en voert al decennia werken uit op het

gebied van oever- en kustversterkingen, bag-

geren en suppleties, constructieve waterbouw,

wrakverwijdering, maar ook het opsporen en

benaderen van explosieven. Er worden werken

uitgevoerd van de Russische grens tot in

Spanje, met recht internationale waterbouw-

werken dus.

Belang van inwinning geodata

Met de toegenomen activiteiten op zee, nati-

onaal en internationaal, neemt ook de vraag

voor geodata-inwinning toe. Bij toegenomen

activiteiten kan men denken aan het plaatsen/

vervangen van onderzeese infra, het plaatsen

van windmolenparken, maar ook regulier

onderhoudsbaggerwerk blijft van groot

belang. Aangezien de zeebodem een dynami-

sche omgeving is, is het van belang aan juiste,

kwalitatief hoogwaardige data-inwinning

te doen ten behoeve van de voorbereiding

van dergelijke werken. De voorbereiding

heeft uiteraard alles te maken van een goede

beheersing van de projectrisico’s.

Een van deze risico’s is de aanwezigheid van

obstakels op of in de zeebodem, met name

de NGE’s (Niet-Gesprongen Explosieven)

uit de Tweede Wereldoorlog. Saricon heeft

in samenwerking met Van den Herik en

BomBe internationaal projecten begeleidt

en uitgevoerd in relatie tot deze NGE’s op de

zeebodem. Zowel het nautische karakter van

deze onderzoeken, maar ook het feit dat de

regelgeving per land en maritieme zone sterk

kan verschillen, maakt het noodzakelijk dat

naast de technische, uitvoerende kennis en

ervaring, men ook zeer goed op de hoogte

moet zijn van deze wet- en regelgeving ter

plaatse. Wij voeren dergelijke projecten uit

in nationale en internationale wateren voor

zowel de Nederlandse als de Belgische, Duitse

en Deense kust.

Saricon, Van den Herik en BomBe; imaritieme geodata inwinnen met ‘

Figuur 1 - De meetuitslag.

Internationalisering

| 392017-4 | Geo-Info

In het kort geschetst, behelst een NGE-onder-

zoek de volgende fasen:

• historisch onderzoek: wat kan en mag men

verwachten?;

• projectgebonden risico-analyse: welke

na-oorlogse activiteiten hebben er al

plaatsgevonden die mogelijk van invloed

zijn op het aantreffen van NGE’s?;

• detectie: voor mariene projecten betekent

dit geofysisch onderzoek voornamelijk met

behulp van magnetometrie, SideScanSonar

en multibeam;

• data-interpretatie: na het inwinnen van

kwalitatief goede data worden de datasets

geprocessed en geïnterpreteerd. Hieruit

kan volgen dat er een aantal anomalieën

in de data zijn waargenomen met de

kenmerken van NGE’s;

• de anomalieën worden benaderd door

duikers of ROV’s en deze objecten worden

verwijderd of vernietigd. Vervolgens wordt

de locatie ‘vrijgegeven’ en kunnen de voor-

genomen werkzaamheden plaatsvinden.

Bovenbeschreven processtappen leveren

enorme hoeveelheden geodata op. Bij het

inwinnen van de geofysische data aan boord

van het surveyschip vinden al eerste kwa-

liteitscontroles plaats (kwaliteit meetdata,

kwaliteit positionering meetdata enzovoorts).

Vervolgens vindt op kantoor het feitelijke

processen van alle geofysische data plaats. Is

uiteindelijk de kwaliteit voldoende voor het

verrichten van een goede interpretatie dan

zal een NGE-dataspecialist de gigantische brij

aan data moeten ontwarren en beoordelen of

er mogelijk NGE’s aanwezig zijn. De datasets

zitten ten slotte ook nog vol met valse ano-

malieën; reflecties als gevolg van de aanwe-

zigheid van allerlei ijzerhoudende objecten,

denk hierbij aan scheepswrakken, visnet-

ten, ankers, kettingen, kabels en leidingen

enzovoorts. Ook heeft er op zee overslag van

bulkmateriaal plaatsgevonden. De zeebodem

kan bezaaid zijn met ijzererts of ijzerslakken

die allemaal een contrastverschil in de data

kunnen weergeven. Ook geomorfologische

verschillen van de zeebodem zijn zichtbaar

(zandduinen). Het feit dat de zeebodem een

dynamisch geheel vormt en dat zowel de

zandduinen alsook objecten kunnen migreren,

maakt een en ander bijzonder complex.

Dergelijke projecten, vaak ook onder tijdsdruk,

vergen van de samenwerkende partijen

méér dan alleen kennis, kunde en een goede

verstandhouding. Dat vormt dan ook weer

de uitdaging. Hoge eisen worden gesteld aan

materiaal, meetapparatuur, softwarepakketten

maar ook aan de samenwerking met buiten-

landse partners.

Bovenstaande foto geeft ter illustratie één van

de objecten weer die aangetroffen kunnen

worden. Ook de bijbehorende meetuitslag is

grafisch weergegeven (figuur 1). Het betreft

hier een zogenaamde Duitse Kontaktmine.

Detonatie van een dergelijk explosief tijdens

reguliere werkzaamheden kan een desastreus

effect hebben. Dat is dus de reden dat wij,

Saricon, graag met Van den Herik en BomBe

dergelijke projecten overal uitvoeren.

Drs. Ferry van den Oever is

geofysisch specialist bij Saricon.

Hij is bereikbaar via

[email protected].

internationaal samenwerken en ‘PLOF’-gevaar

Kontaktmine.

THEMA

40 | Geo-Info | 2017-4

Tegenwoordig moeten studenten

en docenten wereldburgers zijn.

Maar als je dat nog niet bent, hoe

vertaal je dat internationale naar

een aantrekkelijk en motiverend

curriculum? We doen dit onder

meer door Engelse les te geven,

gericht op lezen, schrijven en

spreken. Dit is gekoppeld aan

het meest bijzondere rond

internationalisering op de HAS:

elke student is verplicht om in

het derde jaar op stage naar het

buitenland te gaan.

Door Marien de Bakker

Voor sommigen kan die buitenlandstage in

België zijn (net over de grens van de provin-

cie Noord-Brabant), maar anderen zoeken

het verder weg. Nieuw-Zeeland of Ecuador

horen ook tot de mogelijkheden. Geo,

Media & Design heeft dit natuurlijk in een

slimme kaart verwerkt (zie figuur 1).

Waarom vinden wij de buitenlandstage

belangrijk?

1. Geo-informatie is grensoverschrijdend.

Denk maar aan INSPIRE, maar ook omdat

de meeste software ontwikkeld wordt

in het buitenland. Kennisontwikkeling

gebeurt niet alleen in Nederland, hoewel

we natuurlijk best trots mogen zijn op

wat er in Nederland gebeurt. Basisregis-

traties, automatische generalisatie enzo-

voort, zijn onderwerpen en methoden

die geëxporteerd kunnen worden.

2. Aanpak en situatie in Nederland is niet

uniek of zaligmakend. Het kijken over de

heg of muur kan nieuwe inzichten geven

voor de studenten en de begeleidende

docenten. De wet van de remmende

voorsprong is zeker in een snel ontwik-

kelende (geo) wereld een gegeven. Veel

ontwikkelingen zoals Smart Cities, of

inwinnen met drones, zijn belangrijker

wanneer er al minder goede geo-infor-

matie aanwezig is.

3. Cultuurverschillen zijn leerzaam om

tegen te komen. In ons onderwijs is

samenwerken in projectgroepen heel

belangrijk, maar hiërarchie en senioriteit,

zoals dit in veel andere landen invloed

heeft, is wel iets waar je mee moet leren

omgaan. Zelfs in Nederland zijn er al ver-

schillen, bijvoorbeeld tussen Groningen

en Noord-Brabant.

4. De meeste HBO-studenten wonen

tegenwoordig thuis. Een tijd in een

andere omgeving zelf verantwoordelijk

zijn voor het eten en de was geeft een

extra dimensie. Onze ervaringen zijn dat

studenten ‘volwassener’ terugkomen, en

dan ook gerichter aan de studie verder

willen werken.

Een paar voorbeelden van projecten:

• Geo Nieuw Zeeland: habitat analyse van vang-

plekken ratten.

Ecuador: publieke participatie voor vastleg-

gen eigendom percelen in een GIS.

• Media Engeland: onderzoek naar gebruik van

ruimtelijke webframes voor marketing.

Malta: maken van een 3D-model.

• Design Duitsland: verbeteren webinterface, door

klantonderzoek en nieuw design.

Oostenrijk: ontwerp van gebruikersinter-

face voor voetgangers in diverse omgevin-

gen (binnen en buiten).

Een uitdaging blijft wel om goede stageplekken

te vinden. Helaas laten de budgetten het niet

toe om als stagebegeleider ook af te reizen en

de organisatie ter plekke te kunnen beoordelen.

Skype is een mooi hulpmiddel, maar het onder-

dompelen in cultuur en organisatie levert soms

ook spanning op. Het inhoudelijk waarderen van

een student in sommige culturen is heel lastig

en wij sturen studenten niet weg om koffie te

zetten… Dus we horen graag ook van anderen

Internationaal werken; een uit dVoorbeelden uit de praktijk van Geo, Media & Design, HAS Hogeschool, ’s Hertogenbosch

Ervaringen van studenten

Harm: “Stagelopen en leven in Ierland

heeft me doen realiseren dat je als

student meer kan dan je denkt!”

Reinier: “Tijdens mijn stage bij de

gemeente St. Helens (UK, Merseyside)

heb ik gezien wat de meerwaarde van

GIS kan zijn om locale gezondheidspro-

blemen ruimtelijk inzichtelijk te maken

en aan te pakken!”

Bas: “Roemenië is ver gekomen sinds de

dictatuur van Ceauşescu, maar er heerst

nog veel corruptie. Aan de andere kant

is het land heel gastvrij en heeft het een

interessante cultuur en geschiedenis.”

Internationalisering

| 412017-4 | Geo-Info

input voor goede, betrouwbare plaatsen. Bijvoor-

beeld plekken waar het Nederlandse werkveld al

ervaringen mee heeft, zoals gemeenschappelijke

projecten of ontwikkeling. Het kan ook gericht

zijn op een Nederlands product omzetten naar

een ander land qua toepassing.

De stages zouden ook goed in een gecom-

bineerd onderwijs-werkveld project kunnen

uitgevoerd worden.

Wat heeft het Nederlandse bedrijfsleven aan

onze studenten, ervaringen en contacten?

Studenten kunnen een brug vormen tussen

onze aanpak en de producten en adviezen

hiervandaan. Kennisuitwisseling in een minder

commerciële setting kan op langere termijn

ook iets opleveren. Zoals inzicht in onze

aanpak van basisregistraties en open data.

En misschien ook werk voor oud-studenten.

Marien de Bakker is docent GMD

aan de HAS en is bereikbaar via

[email protected].

t daging voor student en docent

Figuur 1 - Overzicht projectstages buitenland.

Lantmeeters: een naam in Genk

Plaatje gespot in Genk (B). De website van

de vastgoedspecialist www.lantmeeters.be:

‘Immo Lantmeeters is een familiebedrijf dat

de lat al meer dan dertig jaar heel hoog legt.

Onze ambitie? We willen niet de grootste

speler op de markt zijn, maar wel een kantoor

dat regionaal bekendstaat voor zijn doorgedre-

ven expertise en ervaring.’

Landmeeter is in Genk verder ook de naam van

een uitvaartverzorger en een zetelopmakerij

(stoffeerder).

THEMA

42 | Geo-Info | 2017-4

De wereld verstedelijkt in

hoog tempo. Daardoor wordt

het besturen en beheren van

gemeenten steeds complexer

en duurder. Twee derde van

de Nederlandse overheden

houdt al grip op de openbare

ruimte en de budgetten

met de waarheidsgetrouwe

panoramafoto’s van CycloMedia.

Het Nederlandse bedrijf wil nu veel

meer verstedelijkte gebieden in

kaart brengen, te beginnen met

Duitsland en de Verenigde Staten.

“Wij willen de partner zijn van alle

grote westerse steden.”

Interview door Bart Verhoeven

Veruit de meeste Nederlandse gemeenten

besturen efficiënter dankzij het beeldmateriaal

van CycloMedia. Volgens CEO Frank Pauli gaat

de rest van de westerse wereld snel volgen.

“Wij lopen voorop in het aanbieden van

gedetailleerde geo-informatie. Uit een door ons

uitgevoerd onderzoek blijkt dat buitenlandse

bedrijven en overheden dezelfde uitdagin-

gen en behoeften hebben als in Nederland.

Daar zijn weinig tot geen alternatieve oplos-

singen beschikbaar, daardoor is het zakelijk

interessant om uit te breiden in het buitenland.”

Dat gaat CycloMedia tot nu toe goed af. Het

heeft in de Verenigde Staten onder meer

Washington DC, San Jose en Philadelphia in

kaart gebracht. In Duitsland analyseren de

ambtenaren van Frankfurt, Koblenz, Keulen en

andere steden de stadsplanning en kadasters

vanachter hun computer met het beeldmate-

riaal van CycloMedia. “Daarover zijn zij, maar

ook wij erg tevreden”, zegt Pauli.

CycloMedia ondersteunt nu zo’n vijf jaar vooral

gemeenten en regionale overheden. “We zien

in binnen- en buitenland dat onze producten

ook intensief worden gebruikt. Een belang-

rijke klant is bijvoorbeeld Frankfurt waar nu

drie keer de openbare ruimte is vastgelegd.

De 2.500 gebruikers van die gemeente

genereren 1,4 miljoen kliks op jaarbasis.

Omdat gemeenten merken dat ze veel proces-

sen kunnen verbeteren, bestellen ze snel na

de eerste oplevering de volgende generatie

beelden bij ons.” Met hoogwaardige digitale

informatie krijgen gemeenten meer grip op de

fysieke buitenwereld, op hun eigen processen

en de budgetten.

Steden willen besturen

op basis van data

Dat past in de internationale trend dat

gemeenten op basis van data willen kunnen

besturen. Lastig in kaart te brengen thema’s

als ruimtelijke ordening, inventarisbeheer,

verkeersveiligheid, en WOZ-checks worden via

duur bezoek op locatie geregeld. Gemeenten

weten daarnaast vaak niet goed wat waar er in

hun openbare ruimte staat en wat de staat van

bijvoorbeeld wegen, lantaarnpalen, banken,

huizen en bomen is. Met krimpende budget-

ten zijn traditionele onderhoudsschema’s te

duur en bieden ze te weinig maatwerk.

Een moderne smart city heeft zijn openbare

ruimte nauwkeurig digitaal in kaart gebracht

waardoor onder andere foutieve WOZ-aansla-

gen en kostbare bezoeken worden vermeden.

Hierdoor verbetert de efficiency enorm.

CycloMedia digitaliseert de openbare ruimte

vanaf de grond en vanuit de lucht grootscha-

lig, systematisch en met GIS-nauwkeurigheid.

Met deze gedetailleerde 3D-beelden kun-

nen gemeenten en bedrijven, al dan niet

geautomatiseerd met slimme algoritmes, de

buitenwereld analyseren.

In Nederland en de Verenigde Staten is de

WOZ de meest gebruikte toepassing van

de beelden. Huizenbezitters klagen steeds

vaker dat de WOZ-waarde van hun woning

te hoog of te laag is ingeschat. De basis voor

de gemeentelijke onroerendgoedbelasting

moet daarom goed worden bepaald. Gebeurt

dat niet, kost dat de gemeente extra tijd in

schouwen, communicatie én in belasting-

opbrengsten. Als een gemeente digitaal

de actuele staat van huizen en wijzigingen

ziet, kan de waarde veel accurater bepaald

worden. Hierdoor nemen klachten af, hoeven

CycloMedia slaat zijn vleu gSteden in Duitsland en de Verenigde Staten worden in kaart gebracht

Internationalisering

Cyclomedia wil de

partner zijn van alle

grote westerse steden

| 432017-4 | Geo-Info

minder huizen bekeken te worden en kan de

belastingopbrengst stijgen.

Veiligheid verbeteren

met behulp van data

Veiligheid is een groot thema wereldwijd. Steden

kunnen met digitaal beeld gemakkelijker zien

waar zich gevaarlijke situaties kunnen voor-

doen. Dat kunnen bedrijventerreinen zijn met

chemische opslag, drukke verkeersknooppunten

waar auto’s, fietsers en vrachtverkeer elkaar

ontmoeten, uitgaansgebieden of potentiële

doelwitten van terroristen. Kunnen hulpdiensten

snel genoeg ter plekke zijn in het geval van

een calamiteit en geldt dat voor alle soorten

hulpdiensten? Sommige plaatsen in de stad kun-

nen gemakkelijk met een ambulance worden

bereikt, maar kan een brede brandweerwagen

er ook bij of grenst de achterkant van een bedrijf

aan water? Met beeldmateriaal dat tot op de

centimeter nauwkeurig is, is dat direct duidelijk.

Bij een calamiteit is er bij de meldkamer en bij

de overdracht meestal geen eenduidig beeld

voor alle partijen. Als de meldkamer bij de

intake van een calamiteit met fotorealistisch

beeld kan meekijken, wordt de locatie en de

omgeving van het probleem echt duidelijk.

Door het beeld onderling te delen, weten

brandweer, politie en gezondheidszorg wat ze

kunnen aantreffen, nog voordat ze ter plaatse

zijn. Ze kunnen daarmee beter onderling

afstemmen en inschattingsfouten vermijden.

Gedetailleerd beeld

van openbaar groen

Ook het openbaar groen kan digitaal efficiën-

ter beheerd worden. Zo creëerde Philadelphia

een gedetaileerde database met alle bomen

uit het beeldmateriaal van CycloMedia [1],

waarna GIS-technici virtueel elke straat

bezochten om de locaties van bomen te mar-

keren. Nu heeft de stad 112.000 straatbomen

met geo-locatiedata beschikbaar. Een goede

registratie van de bomen en overig groen is

op zich al handig. Hiermee weet de gemeente

wat ze hebben en dus moeten beheren.

Door jaarlijks over nieuwe data te beschikken,

kan ook gecontroleerd worden of er misschien

illegaal is gesnoeid of gekapt. Omdat de

omgeving van de bomen gedetailleerd in

kaart is gebracht, is ook zichtbaar of trottoirs

vanwege boomwortels hersteld moeten

worden of dat bomen elektriciteitsleidingen

kunnen raken. Met deze informatie is het

onderhoud op een slimmere en efficiënte

manier te plannen.

Information Products

nemen werk uit handen

Veel van de use cases gaan over objecten

in de openbare ruimte. Denk aan bomen,

wegen of lantarenpalen. Die kunnen klanten

op afstand bekijken, of er databases mee

opbouwen. “Dat kunnen wij ook voor ze

doen. Daarnaast kan slimme software werk

uit handen nemen. We hebben geïnvesteerd

in technologie die objecten herkent in ons

beeldmateriaal.” Op deze manier heeft

Washington al zijn verkeersborden geïn-

ventariseerd. Ook in Nederland gebeurt dit.

“Dit geldt voor alle 3 miljoen stuks. Dankzij

onze Information Products wordt automatisch

geteld, of kan automatisch de locatie en staat

van de objecten worden bepaald.”

Lokale kennis leidt tot

internationaal succes

CycloMedia exporteert geavanceerde Neder-

landse geo-technologie die gemakkelijk over

de landsgrenzen gaat via de cloud, geeft Pauli

aan. “Maar om een goed product af te leveren,

zijn we lokaal actief. Overheden nemen

namelijk niet snel iets af van een buitenlands

bedrijf.” Daarom heeft CycloMedia lokale

bedrijven opgezet met managers en verko-

pers die de regio goed kennen. CycloMedia

combineert zo succesvol de kracht van lokale

activiteiten met internationale i-platformtech-

nologie en marktkennis.

Pauli ziet Nederland als één grote stad waarin

CycloMedia de technologie en use cases

(door)ontwikkelt. Met nationale en inter-

nationale opgebouwde kennis kan CycloMedia

alle steden helpen efficiënter, leefbaarder en

duurzamer te maken. Op die manier worden

wij de digitale partner van de verstedelijkte

westerse wereld.”

Referentie

[1] planphilly.com/articles/2016/07/29/philly-

mapped-street-trees-for-smarter-maintenance

u gels internationaal uit

CycloMedia is al ruim 30 jaar gespecialiseerd èn toonaangevend in het systematisch en grootschalig

in beeld brengen van de openbare ruimte. Dit wordt gedaan met hoogwaardige 360° straatfoto’s en

luchtfoto’s met GIS-nauwkeurigheid.

THEMA

44 | Geo-Info | 2017-4

Alle relevante informatie snel en

eenvoudig beschikbaar hebben

en dat met slechts een klik op de

kaart. Dit is iets wat momenteel

veel aandacht krijgt doordat we

in ons eigen Nederland aan de

‘vooravond’ van de invoering van

de Omgevingswet staan. In de

geografische wereld is het op deze

manier verkrijgen van informatie al

jaren gemeengoed, maar met de

invoering van de Omgevingswet

krijgt het een nieuwe impuls.

Door Sjaak Dieleman en

Maarten van der Hoek

In de afgelopen jaren is er intensief gewerkt aan

diverse software oplossingen, waaronder Web-

GIS (www.Webgispublisher.nl). Een in Nederland

alom bekend begrip, een oplossing die op vele

fronten wordt toegepast. Daar waar de Neder-

landse overheid eigenlijk grootgebruiker is van

een dergelijke toepassing, zien we ook steeds

vaker dat het bedrijfsleven zulke toepassingen

adapteert. En dat is ook logisch! Wie wil dat nu

niet, op basis van een ‘klik’ op de kaart relevante

bedrijfsinformatie (processen, documenten,

meetinformatie, enzovoorts.) direct inzichtelijk

hebben/maken, gekoppeld aan de locatie.

Nederland is als kennisland vooraanstaand in de

ontwikkeling van diverse innovatieve software

oplossingen, althans dat vinden we zelf. Zonder

gekheid, we zijn ver in de ontwikkeling en dat

wordt ook gewaardeerd bij onze (verre) buren.

Meerwaarde

Nieuwland is al ruim dertig jaar actief in de geo-

informatie sector binnen én buiten Nederland.

Vanuit Nieuwland willen we aan bedrijven meer-

waarde leveren door het toepassen van ‘geo’

binnen bestaande applicaties of als standalone

oplossing. Deze meerwaarde kunnen we in

Nederland leveren maar ook zeker in het buiten-

land. We hebben daarom al snel ervoor gekozen

om onze applicaties meertalig uit te leveren.

Hmm, nu de software er klaar voor is, hoe gaan

we deze dan bekend maken bij onze buren?

Eigenlijk was dit antwoord al snel gevonden:

via betrouwbare partners gevestigd in het

buitenland. Binnen no-time zijn de connecties

met Italië, Spanje, Duitsland en Afrika gelegd.

Eerst oriënterende gesprekken, om te leren

hoe er met geo-informatie in het buitenland

wordt omgegaan. Of er al applicaties worden

gebruikt en hoe deze worden ingezet. Daarna

zijn we begonnen met de eerste uitrol van onze

applicaties.

Bureaucratie?

Nou ja, zoals je waarschijnlijk al had verwacht, is

de toepassing in al deze landen op een andere

manier opgezet. Omdat we vanuit Nieuwland

veel bij overheidsorganisaties acteren, vonden

we het logisch dat we dit in de andere landen

ook als startpunt namen.

Het voornaamste punt is inzicht krijgen in de

wijze waarop de hazen lopen in het buitenland.

Hiërarchie en bureaucratie zijn in Nederland,

vergeleken met vele andere landen, toch minder

aanwezig. Zelfs besluitvormingsprocessen gaan

bij Nederlandse overheden snel, wie had dat

gedacht?!

Location is key

WebGIS portaal met themakaarten in Afrikaans project.

Internationalisering

| 452017-4 | Geo-Info

Vernieuwing

Wel hebben we gemerkt dat er veel behoefte is

aan vernieuwing. Organisaties in het buitenland

willen nieuwe technologieën toepassen en

werken met BIM, Linked data, BIG data en andere

ons welbekende vakgebieden. De partijen die

we hebben gesproken willen snel stappen

maken in de digitalisering, omdat deze in de

jaren van de crisis veelal niet zijn gezet. Vooral bij

de zuiderburen is de wens tot innovatie groot.

Informatie

We merken dat Nederland op het gebied van

automatisering voorop loopt, maar als het gaat

om informatisering dan loopt Nederland mijlen-

ver voorop. Veel informatie is in Italië of Spanje

nog niet voorhanden, of het eigenaarschap van

de informatie is op een dergelijke wijze geregeld

dat deze niet beschikbaar is voor gebruik binnen

automatiseringstrajecten. Dit vormt in projecten

wel een leuke uitdaging. Daarnaast zijn het

uitvoeren van projectwerkzaamheden over de

grens erg leuk en geven vaak extra energie en

enthousiasme.

Nieuwland in Afrika

Action Contre la Faim (ACF -

www.actioncontrelafaim.org/en) gaat een

datamanagement en mapping platform

opzetten voor zijn veldgegevens en remote

sensing data in West Afrika. Dit werk moet

worden gedaan als onderdeel van het OFDA-

gefinancierde project ‘Promoting Resilience

through Improved Nutrition Coordination and

Evidence’ (PRINCE). Het doel van dit project

is het ontwikkelen van een WebGIS-platform

dat veel gegevens kan opslaan en visualiseren,

waaronder voedingsindicatoren, water, sanitatie,

voedsel en, onder andere, demografische gege-

vens. Een krachtige interface - WebGIS Publisher

– wordt ingezet om alle betrokkenen (veldper-

soneel, beslissers, ontwikkelingsorganisaties,

ambassades, UN, ….) toegang te geven en om

gemakkelijk data sets uit een verscheidenheid

aan bronnen te kunnen publiceren. Het platform

is gebruiksvriendelijk en kan ook door niet-tech-

nici eenvoudig gebruikt worden. Daarnaast is

het krachtig genoeg om om te gaan met grote

datasets over de West-Afrikaanse regio.

Het project wordt beheerd door het regionale

kantoor van West-Afrika van ACF in Dakar, Sene-

gal, en zal het West-Afrikaanse gewest bestrijken.

Het wordt geïntroduceerd in Niger en heeft een

levensduur van minimaal vier jaar. Nieuwland is,

samen met Hoefsloot Solutions en Hydrocon-

sult, verantwoordelijk voor software ontwikke-

ling gebaseerd op WebGIS Publisher, training en

implementatie van WebGIS Publisher.

Sjaak Dieleman is Account/

Business Manager bij Nieuw-

land Geo-Informatie en is

bereikvaar via sdieleman@

nieuwland.nl

Maarten van der Hoek is

directeur bij Nieuwland Geo-

informatie. Hij is bereikbaar via

[email protected].

West Afrika op de kaart in WebGIS Publisher.

Biertje?

Tijdens de vakantie werd dit biertje

gespot: GIN Weizen. Wat op zich een flauw

grapje zou zijn, ware het niet dat op het eti-

ket een stukje van de kadastrale kaart van

een deel van de binnenstad van Amsterdam

staat afgebeeld. Dat is wat te veel toeval!

Verder staat trots vermeld: Gebrouwen door

vrouwen. Heeft misschien toch het vrouwelijk

deel van de Geo-Info redactie hier iets mee te

maken? Overigens was het gerstenat overheer-

lijk, een echte aanrader.

Harry Bronkhorst

THEMA

46 | Geo-Info | 2017-4

Europa kent een scala aan geo-

vakverenigingsmedia (en talen).

Alleen kijkend naar de zuider- en

oosterburen vallen al enorme

verschillen op, ook met Nederland.

Duitsland kent bij meervoudige

geodetische versnippering een

apart kartografisch blad, sinds 1976

mede Zwitsers en Oostenrijks. In

België lijkt het medialandschap

minimaal, maar in Vlaanderen

kunnen Nederlandse bladen

’consumptief meetellen‘.

Door Adri den Boer

De score van dat meetellen is minimaal qua

auteurs én qua lezers. Verspreidingskaarten

over het Nederlandse taalgebied zijn - ana-

loog én digitaal – onvindbaar (in het verleden

had het Kartografisch Tijdschrift zelfs een

verspreidingskaart op de omslag!). GIN heeft

in België vijf bedrijfsabonnementen, Geo-Info

één bedrijfslidmaatschap en drie persoonlijke

lidmaatschappen. De stichting De Hollandse

Cirkel (DHC) voor de geschiedenis van de geo-

desie heeft drie Belgische donateurs. Het blad

CaertThresoor van de Barent Langenes Stich-

ting heeft in België twintig persoonlijke en

acht institutionele abonnees. De website van

de landmeters-experten in België linkt nog

niet naar GIN, maar al wel naar DHC.

Vakverenigingsmedia bij

Landmeter-Expert 2016-2 met veel Nederland voorop.

Internationalisering

| 472017-4 | Geo-Info

België: één landmetersvakblad

Landmeter-Expert is het (tweetalige) driemaan-

delijkse officiële tijdschrift van de Belgische

Unie van Landmeters-experten en de Nati-

onale Vereniging van Landmeters-Experten,

lid van de Unie van de Uitgevers van de

Periodieke Pers. In de tweede helft van vorig

jaar verschenen er nummers op 31 augustus

en 31 december 2016. Nummer 2016/3&4 had

binnen de 58ste jaargang (!) het combinatie-

nummer 374/375 (men wilde niet meer dat

het eerste nummer van het jaar x+1 nog het

jaartal x/4 droeg; het was dus een eenmalige

inhaaloperatie.) In deze zomer verschijnen de

nummers 2017-2 en 3. Wim Broes, manager

BOLE vzw, schreef in 2016 in nummer 374/375

in zijn Editoriaal: “We herinneren u graag

aan onze oproep om medewerking aan ons

tijdschrift, uw tijdschrift. Aarzel niet om ons

uw voorstellen, onderwerpen, inbreng en

feedback te geven. Heeft u een vraag, wenst

u een bepaald onderwerp behandeld te

zien, heeft u een interessant artikel gelezen?”

De inhoud van dit dubbelnummer met twaalf

pagina’s was divers: Het Noorse Kadaster-

systeem, TEGOVA (Europees verband van

schatters van onroerende goederen), interview

met professor De Maeyer, oud-redacteur van

Geo-Info, over de UGent-expositie Pushing

the Boundaries, vragen ‘Van onze leden’ en

colloquiumfoto’s. Het tijdschrift is tot en met

het voorlaatste nummer publiek en gratis

te downloaden: www.obge-bole.be/nl/

informatie/Tijdschrift.aspx. De gedrukte

oplage is 4.500 exemplaren.

Duitstalig domein:

één kartografenvakblad

KN Kartographische Nachrichten – Journal of

Cartography and Geographic Information is het

de buren

Links op landmeters-experten.be met nog ruimte voor GIN.

Mooi KN-ontwerp van clara-huesch.de/cartography.html en nummer KN uit 2016.

THEMA

48 | Geo-Info | 2017-4

kartografische vaktijdschrift in het Duitstalige

domein. Het wordt sinds 1951 uitgegeven door

de Deutschen Gesellschaft für Kartographie

(DGfK) en is sinds 1976 de gezamenlijke

publicatie van DGfK, de Österreichischen

Kartographischen Kommission (ÖKK) en de

Schweizerischen Gesellschaft für Kartographie

(SGK). Kirschbaum Verlag is de uitgever van

dit tijdschrift en van meer vakbladen. KN

verschijnt zesmaal per jaar. Daarnaast is er

ook nog een Kartographische Schriftenreihe.

Binnen Duitsland worden 3.015 exemplaren

verzonden tegenover 200 in Zwitserland en

35 in Oostenrijk. Bij de mediagegevens op de

website staat een mooie thematische kaart

met de verspreiding op basis van postcode-

gebieden.

Duitsland: scala aan

geodetische vakmedia

De DVW e.V. startte in 1871 als ’Deutscher

Geometer Verein‘. Sinds 2000 heeft men de

ondertitel ’Gesellschaft für Geodäsie, Geoinfor-

mation und Landmanagement‘. DVW bestaat

uit 7.300 leden uit dertien ‘Landesvereine’ met

ook eigen bladen en is minstens bekend van

haar beurs- en congresgebeuren Intergeo.

Men ziet haar missie als volgt: 'Kontakt mit den

Berufskolleginnen und -kollegen vom Beginn

der Ausbildung über die berufliche Tätigkeit

hinaus bis in die Zeit des Ruhestandes'. Bij de

mediagegevens op de website staat een tabel

met de verspreiding per deelstaat.

DVW kent diverse uitgaven:

• zfv - Zeitschrift für Geodäsie, Geoinformation

und Landmanagement, zes maal per jaar

(€80, €97 in buitenland), sinds 1872, m.m.v.

Wißner Verlag uit Augsburg.

• Mitteilungen des DVW… in de deelstaten,

divers en soms gecombineerd. Mitteilungen

des DVW Bayern (nu 69ste jaargang) en

Mitteilungen des DVW Hessen-Thüringen

(Hessen 67ste en Thüringen 27ste jaargang)

zijn regionale voorbeelden.

• DVW-Merkeblätter, 8 stuks in de periode

2011-2014 (zie dvw.de/merkblatt).

Verspreidingskaart KN van www.kartographische-

nachrichten.de.

Herkenbaar omslagbeeld van de zes zfv-edities van 2016.

Mitteilungen des DVW Bayern (nu 69ste jaargang).

Mitteilungen des DVW Hessen-Thüringen (Hessen

67ste en Thüringen 27ste jaargang).

Internationalisering

Kop van wijnrode jaarlijkse inbindband zfv (€13).

| 492017-4 | Geo-Info

• DVW-Schriftenreihe, 90 banden van semina-

ria etc. sinds 1990, pdf gratis, gedrukt €28,20

• DVW-Nachrichten, nu zes maal per jaar,

sinds 1950 (losse bijdragen staan drie tot

vier weken na verschijnen van een nieuwe

editie gratis in pdf).

• E-nieuwsbrief DVW Aktuell.

Bij de Vereniging van Duitse experts -

Beroepsvereniging van Geodesie en GI,

verschijnt elke twee maanden VDVmagazin.

De beroepsvereniging werd opgericht in

1949. Ongeveer 6.500 leden telt de VDV

(vakinhoudelijk, professioneel en politiek

vertegenwoordiger van de landmeetkunde

en de geo-ingenieurs in Duitsland, aldus

VDV-Geschäftsführer Burkhard Kreuter). VDV-

leden kunnen het tijdschrift niet alleen lezen

op de computer, maar ook op de telefoon

of op de tablet. Zoeken kan ook per sheet of

full text search voor de volledige tekst. Wie

Recente band uit Schriftenreihe des VDV.

VDVmagazin.

Sinds 2013 ook ’Positionspapiere IGG‘

Die ’InteressenGemeinschaft Geodäsie‘ ist eine Allianz der geodätischen Verbände

BDVI (Bund der Öffentlich bestellten Vermessungsingenieure), DVW (Gesellschaft

für Geodäsie, Geoinformation und Landmanagement) und VDV (Verband Deutscher

Vermessungsingenieure) mit dem Ziel, gemeinschaftlich gegenüber Gesellschaft und

Politik aufzutreten. Damit soll die hohe gesellschaftliche und wirtschaftliche Bedeu-

tung geodätischer Expertise von Vermessung über Geoinformation und Wertermitt-

lung bis Landmanagement in den öffentlichen Fokus gerückt werden. In gemeinsa-

mer Verantwortung soll das Berufsfeld der

Geodäsie als Ingenieurdisziplin zur Lösung

wichtiger gesellschaftlicher Fragen zukunfts-

fähig entwickelt werden.

THEMA

50 | Geo-Info | 2017-4

er eens een bezoekje wil brengen kijkt op:

www.vdv-online.de/aktuelles.html.

Elke week wordt er een openbare nieuws-

brief (VDVnewsletter) verzonden. Leden kun-

nen de volledige tekst sinds 2013 lezen

na registratie op de website. De recente

toevoeging van reclamebanners kan

gebruikt worden door iedereen. Spectacu-

lair is het aantal berichten op de homepage,

die ondertiteld in VDVnewsletter wordt

aangeduid als ‘het nieuws van de afgelopen

7 dagen’:

2017: ….

2016: 287

2015: 364

2014: 368

2013: 398

Slot

De Duitse vakverenigingen hebben daar

ook nog als concurrent AVN – Allgemeine

Vermessungs-Nachrichten, een onafhankelijk

vaktijdschrift anno 1889, sinds 1933 verschij-

nend bij Herbert Wichmann Verlag.

Zoals bekend is er in Nederland sinds de

fusie tot Geo-Info in 2004 alleen nog sprake

van een vakscheiding tussen kartografie

en geodesie in de historische bladen Caert

Thresoor en De Hollandsce Cirkel (eventuele

Duitse en Belgische historische bladen zoals

Der Globusfreund. Wissenschaft liche Zeitschrift

für Globenkunde zijn hier verder buiten

beschouwing gelaten). In Duitsland is de

bladscheiding tussen kartografie en geode-

sie nog totaal onomstreden. KN is sinds 1976

wel internationaal, ook formeel van drie lan-

delijke vakverbanden. In het Nederlandse

taalgebied vond zoiets (nog?) niet plaats.

Uiteraard kennen zowel Caert Thresoor, Geo-

Info als De Hollandse Cirkel wel wat Vlaamse

abonnee’s, c.q. leden, c.q. donateurs, maar

die worden dus meer gewogen dan geteld.

Reacties zijn even welkom als ze dat waren

op mijn artikel ’Hogere Nederlandstalige

opleidingen Geodesie‘ in Geo-Info 2016-3

(met de streamer ’Zijn Belgen en Duitsers

gek of wij?‘). Een blik op vakverenigingsme-

dia bij de Engelse buren wordt aan anderen

overgelaten.

Adri den Boer is redacteur bij

Geo-Info. Hij is te bereiken via

[email protected].

Voorbeeld van wekelijkse berichtgeving VDV.

Lidmaatschapskaart.

Internationalisering

| 512017-4 | Geo-Info

THEMA

Als u dit leest is er een goede kans dat u eraan

hebt bijgedragen: de gereedheid van Nederland

voor geo. Het rapport ‘Global Geospatial Industry

Outlook’ uit 2017 bevat een ‘Geospatial Readiness

Index’ waarin 50 landen zijn vergeleken.

Nederland krijgt brons, bij wijze van spreken.

Aan de top staan de Verenigde Staten en

het Verenigd Koninkrijk (zie ook figuur 2).

De 50 gekozen landen vertegenwoordigen

75% van de wereldbevolking en 89% van het

bruto nationaal product van deze wereld.

De auteurs hebben daarvoor naar vier aspecten

gekeken van de situatie in een land op het

gebied van omgang met geo:

• infrastructuur en beleid

• institutionele capaciteit

• adoptieniveau van gebruikers

• industriële capaciteit

Infrastructuur en beleid

Dit aspect gaat over het gemak waarmee

geodata toegankelijk is, mag worden gedeeld

en toegepast. En daarnaast wat er is aan kader

stellend en ondersteunend beleid. Voor dit

aspect staat Nederland op de 2e plaats.

Institutionele capaciteit

De ‘geospatial industry’ heeft ‘geo-intelligente’

medewerkers nodig met kennis en vaardighe-

den op het vlak van de omgang met geodata

en geosoftware. Die worden ontwikkeld bij de

onderwijsinstellingen en trainingsinstituten. Voor

dit aspect staat Nederland op de 7e plaats.

Adoptieniveau van gebruikers

Waar het hier om gaat is de mate waarin gebrui-

kers geo onderdeel gaan maken van hun werk- en

productieproces ten behoeve van waardever-

meerdering en versnelling van besluitvorming.

Voor dit aspect staat Nederland op de 3e plaats.

Industriële capaciteit

Hierbij wordt gekeken naar de door bedrijven ver-

vaardigde geo-producten (hardware, software, data),

de aangeboden dienstverlening en “oplossingen”.

Voor dit aspect staat Nederland op de 5e plaats.

Samenvatting

Narain (zie bronnenlijst) vat de score van Nederland

zó samen: Nederland staat op de derde plaats van-

wege z’n mooie aanbod van datasets van topografie

en satellietbeelden op diverse kaartschalen. Het was

ook één van de eerste landen waar een cloud-based

webportaal werd opgezet met real-time toegang

tot satellietdata. Vanwege z’n lidmaatschap van de

Europese Unie volgt het land het INSPIRE Directief

om te komen tot een gemeenschappelijk platform

voor ruimtelijke informatie in Europa. Het open

data beleid wordt bevorderd om het gebruik van

geodata nationaal en regionaal te stimuleren.

De institutionele capaciteit van het land is een

klasse apart, waarbij de universiteiten enkele van

de beste geo-gegradueerden ter wereld opleve-

ren. De laatste jaren is het gebruik van geo in alle

sectoren toegenomen. Hoe de 49 andere landen

het doen op de genoemde punten is na te lezen in

het rapport (128 pagina’s). Dat is gratis verkrijgbaar

via geospatialmedia.net/global-geospatial-outlook-

report-2017-download.html

Bronnen• Geospatial Media and Communications, 2017. Global Geospa-

tial Industry Outlook.

• Narain, A. 2017. The Global Geospatial Industry Outlook tells

the Geospatial Readiness Index of the countries. Op website

Geospatial World, 15 maart 2017. https://www.geospatial-

world.net/article/global-geospatial-industry-outlook/

Frans Rip is redacteur van

Geo-Info. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Nederland staat in 2017 op de

derde plaats in een wereldwijde

ranglijst van geo-gereedheid.

Onlangs verscheen hierover het

rapport ‘Global Geospatial Industry

Outlook’. Waar hebben de auteurs

naar gekeken?

Door Frans Rip

Klaar voor geo? Nederland in top 3

Figuur 2 – De top 6.

Figuur 1 – De internationale visie van het rapport.

52 | Geo-Info | 2017-4

Het Istituto Brasileiro de Geografi a e Estadistica (IBGE, de Braziliaanse topografi sche dienst) en de UNGEGN (United

Nations Group of Experts on Geographical Names) werkgroep voor Scholing in de Toponymie organiseerden afgelopen

mei samen een vijfdaagse cursus. Er waren 34 deelnemers uit 7 landen (Angola, Argentinië, Brazilië, Mozambique,

Portugal, Sao Tomé en Uruguay). Docenten kwamen uit Brazilië, Canada, Duitsland en Nederland. De cursus werd

geopend door Paulo Rabello de Castro, directeur-generaal van IBGE, en Helen Kerfoot, erevoorzitter van UNGEGN.

De eerste dag was gewijd aan de functies

van geografi sche namen, een inleiding tot de

gebruikte terminologie, de standaardisatie van

geografi sche en statistische namen, en de door

UNGEGN daarbij verstrekte steun. De tweede

dag werd het veldwerkgebied geïntroduceerd

aan de hand van de geschiedenis van de plaats-

namen die er voorkomen en een geografi sche

en historische beschrijving. Rond 1570 is de

inheemse bevolking hier verdreven door

de Portugezen, die in de 17e eeuw suikerriet

verbouwden en daarvoor slaven importeerden

uit Afrika – een aantal plaatsnamen (zoals

Cachoeira dos Escravos – Waterval van de

slaven) verwijst daar nog naar. In de 18e eeuw

werd de stad een knooppunt in het vervoer

van delfstoff en naar de kust en in de 19e eeuw

werd het een uitvoerhaven van koffi e. Omdat

het pas in 1920 met het spoorwegnet werd

verbonden, werd de stad, eens de belangrijkste

exporthaven van Brazilië, economisch door

andere steden ingehaald. Dat heeft ongetwij-

feld bijgedragen aan het behoud van de oude

koloniale gebouwen in de stad.

Namenverzameling en interviewtechnieken

werden in andere presentaties besproken, de

bij het veldwerk toe te passen formulieren wer-

den geïntroduceerd en er werd geoefend met

GPS-apparatuur die gebruikt kon worden om

de in het veld verzamelde benoemde objecten

te lokaliseren.

De volgende dag reisde de groep met busjes

naar het veldwerkgebied rond de historische

stad Mangaratiba, aan de kust, ongeveer 85

kilometer ten westen van Rio de Janeiro. Het

daaropvolgende veldwerk was anders dan

het gebruikelijke (topografi sche) veldwerk:

meestal zouden alle namen in het veld wor-

den verzameld via interviews en op bordjes,

maar deze oefening ging het om certifi cering

in het veld. Het IBGE-personeel had vooraf

de geografi sche namen van het gebied

bestudeerd aan de hand van oude en nieuwe

kaarten, historische en actuele publicaties.

Dat resulteerde in een aantal ‘twijfelachtige’

namen, waarvan de spelling, locatie of catego-

rie niet met zekerheid kon worden vastgesteld.

Het werd de taak van de veldwerkdeelnemers

om de juiste gegevens te krijgen voor die

namen. De deelnemers werden verdeeld

in drie groepen, vergezeld van tolken voor

Figuur 1 - Veldwerkkaart van de omgeving van de plaats Mangaratiba aan de Atlantische oceaan,

ongeveer 85 kilometer ten westen van Rio de Janeiro (bron: IBGE).

De IBGE-UNGEGN Toponymiecu r

InternationaliseringVerslag

| 532017-4 | Geo-Info

degenen die niet vloeiend Portugees spraken

en door IBGE-technisch personeel dat gewend

was om veldwerk te doen. Elke groep kreeg

een kaart en luchtfoto van hun gebied mee,

waarop de locatie van de niet met zekerheid

benoemde objecten stond aangegeven (zie

fi guur 1), evenals een lijst daarvan. Ter plaatse

werden informanten gezocht, men verwees

ons naar mensen die veel van de geschiedenis

wisten en met hun hulp wisten we de meeste

van de twijfelachtige gevallen op te lossen.

Twijfelachtige gevallen

Een van de twijfelachtige gevallen betrof de

naam van een dorpje in de bergen dat oor-

spronkelijk Alminhas heette (‘de kleine zielen’,

genoemd naar een kinderbegraafplaats die

daar vroeger gevestigd was). Een rijke grondei-

genaar was er sindsdien in geslaagd deze naam

op de topografi sche kaart te laten veranderen

in Bela Vista, en inderdaad wordt die naam

ook gebruikt voor het dorpje in de GeoNa-

mes naamserver. Maar de lokale bevolking

(zie fi guur 2), hoewel daarvan op de hoogte,

gebruikt die naam nooit. Tijdens het veldwerk

bleek dat ze alleen naar hun dorp verwijzen

onder de naam Serra do Piloto, naar de bergrug

waarop het dorp ligt. Ook berichten in de lokale

pers, spandoeken en richtingborden verwijzen

allemaal naar Serra do Piloto. Bij navraag onder

de lokale zegslieden, beweerden enkelen dat

de naam ontstaan zou zijn na een vliegtuig-

ongeluk waarbij een vliegtuig tegen de berg

aanvloog. Maar dat moet een bedenksel zijn: al

op 19e-eeuwse kaarten komt de naam Serra do

Piloto voor en toen waren er nog geen vlieg-

tuigen. Midden in het dorp Serra do Piloto ligt

de kerk São João Marcos (fi guur 3), gebouwd

in de jaren 40 toen de naburige stad van die

naam onder water kwam te staan vanwege de

aanleg van een stuwmeer om Rio de Janeiro

van water te voorzien. De heiligenbeelden uit

de kerken van die stad zijn toen naar dit dorp

overgebracht.

Na de verzameling van alle namen die gecer-

tifi ceerd moesten worden, keerde de groep

cursisten weer naar Rio terug en bereidde de

geografi sche namen voor om in te dienen

bij het ‘Namenbureau’. Een vergadering van een

Namenbureau werd gesimuleerd, waarbij de

argumenten om de namen te standaardiseren

zoals voorgesteld werden besproken door de

veldwerkgroepen en uiteindelijk gecertifi ceerd.

De volgende stap bestond uit instructie in

het opbouwen van namendatabases - in

perfecte omstandigheden, want het klaslokaal

was uitgerust met laptops voor alle deelne-

mers, voorzien van de juiste software. Na de

opbouw van de database werden demon-

straties gegeven hoe daaruit producten af te

leiden, zoals gazetteers (plaatsnamenlijsten)

en automatisch gelabelde kaarten.

Er werd een oefening in kaartbelettering

gehouden om te laten zien dat het nodig is om

de kaartnamen in categorieën te verdelen, met

specifi eke lettertypestijlen voor elke catego-

rie, om ze makkelijker op de kaart te kunnen

herkennen. Omdat standaardisatie van namen

geen zin heeft zonder bekendmaking en

verspreiding van de gestandaardiseerde namen,

werden nationale programma’s voor dit doel

besproken, evenals wereldwijde en commer-

ciële naamservers. Ook werd de internationale

namenstandaardisatie besproken, met de extra

problemen van conversiesystemen tussen

verschillende schriftvormen, en het bestaan van

exoniemen, aan de hand van de redactionele

keuzes die voor de naamgeving in een schoolat-

las van de wereld gemaakt moeten worden.

Kartografen van de Universiteit Utrecht, de Topo-

grafi sche Dienst en Wolters-Noordhoff hebben in

de jaren 80 de stoot gegeven tot het geven van

toponymiecursussen voor de UNGEGN, en een

twintigtal jaren doen we dat nu samen met karto-

grafen uit Duitsland (BKG) en Canada. De cursisten

zijn steeds topografen en kartografen van topo-

grafi sche diensten en andere instanties die zich

met de standaardisering van geografi sche namen

bezighouden, en ingewijd moeten worden in

deze problematiek. Daarbij komen dus zowel de

theorie, het verzamelen van namen in het terrein

en hun bewerking en invoer in namendatabases

aan de orde.

Het lesmateriaal dat voor deze cursus werd

gebruikt, is ook in te zien op de website van

de UNGEGN: unstats.un.org/unsd/geoinfo/

UNGEGN/Toponymy_Training_Brazil.html

Ferjan Ormeling

Figuur 2 - Interview tijdens het veldwerk.

Figuur 3 - Opschrift op het hek van de dorpskerk in Serra do Piloto.

u rsus in Rio de Janeiro

THEMA

54 | Geo-Info | 2017-4

Nederland heeft een goedwerkend

kadaster. Wij vinden dat gewoon,

maar voor ongeveer 70% van de

wereldbevolking is die mate van

zekerheid over grondeigendom

en grondgebruik niet weggelegd.

En dat terwijl landregistratie een

belangrijke voorwaarde is voor

armoedebestrijding. Het Kadaster

helpt andere landen met het

opzetten en verbeteren van

hun kadastrale registratie en het

inrichten van hun geo-informatie

infrastructuur.

Door Kees de Zeeuw

Over het recht op het bezit of gebruik van

land – of het recht om ergens te mogen zijn

- kun je heel filosofische of politieke discus-

sies voeren. Daar gaat dit artikel niet over.

Uitgangspunt is dat er vanuit het oogpunt

van de Verenigde Naties een belang is om

landrechten wereldwijd te registreren. In 2015

hebben alle landen van de Verenigde Naties

gezamenlijk 17 werelddoelen voor duurzame

ontwikkeling vastgesteld. Dit zijn de zogehe-

ten Sustainable Development Goals (SDG’s)

2015-2030. Armoedebestrijding is een van de

doelen, naast bijvoorbeeld klimaataanpas-

sing en rechtvaardige overheden. Aan elke

SDG zijn concrete acties. Bijvoorbeeld voor

armoedebestrijding is één van de acties: zorg

dat mensen eigendom en zeggenschap over

grond kunnen krijgen. Dat vraagt om een

goede kadastrale registratie.

Activiteiten in het buitenland

Het Kadaster wil een bijdrage leveren aan deze

SDG’s. Dit doen we door onze kennis en ervaring

te delen met andere landen. Delen betekent dat

we kennis brengen én halen. Ook behartigt het

Kadaster op een aantal plekken in de wereld het

Nederlands belang op het gebied van landre-

gistratie en geo-informatie. We onderscheiden

daarom drie soorten activiteiten: advisering, ont-

wikkelingssamenwerking en vertegenwoordiging.

Het internationaal advieswerk voert het

Kadaster op basis van kostendekkendheid uit.

Dat betekent dat er externe financiering nodig

is. Het Kadaster bouwt in een ander land niet

een kadaster van de grond op, maar facili-

teert in het proces. Door het delen van onze

expertise moeten landen zo snel mogelijk op

eigen kracht een organisatie draaiende kunnen

houden. De werkzaamheden van het Kadaster

in het buitenland zijn altijd vraaggestuurd.

Gemiddeld is het Kadaster op deze manier

ieder jaar in iets meer dan twintig landen actief.

Het kadaster is geen ontwikkelingssamenwer-

king organisatie of fonds. Toch weten we dat

sommige ontwikkelingsdoelen alleen mogelijk

zijn als daar geen gevraagde vergoeding tegen-

over staat. Zo maakt het Kadaster het bijvoor-

beeld mogelijk om buitenlandse delegaties te

ontvangen uit landen die daar geen budget

voor hebben en ondersteunen wij de ‘School

for Land Administration Studies’. Samen met

het ITC in Enschede maken we zo opleiding en

onderzoek voor landadministratie mogelijk.

De Nederlandse vertegenwoordiging in het

buitenland is heel divers. Dat kan zijn door

deelname aan conferenties en congressen,

maar ook door mee te vergaderen op Europees

of mondiaal niveau in vak gerelateerde gremia.

In Europa betekent dit dat we bijvoorbeeld

betrokken zijn bij de ontwikkelingen rond

INSPIRE, een rol spelen in EuroGeographics en

onze bijdrage leveren aan organisaties als ELRA,

EULIS, EUROSDR en PCC. Mondiaal gezien is dat

netwerk nog veel groter. Zo vertegenwoordi-

gen we Nederland bij de Verenigde Naties in

UN GGIM (GGIM staat voor ‘Global Geospatial

Information Management’). Ook werken we

samen met organisaties als UN-Habitat en FAO

aan kennisontwikkeling, zijn we op velerlei vlak

actief binnen de internationale federatie van

landmeters (FIG) en werken we regelmatig met

en voor de Wereldbank.

Internationale projecten

Het Kadaster heeft de internationale advies-

projecten ondergebracht bij de afdeling

Kadaster International. Grofweg heeft Kadaster

International vijf regio’s waar gewerkt wordt:

Afrika, Azië, Latijns – en Midden Amerika,

Europa en de Arabische staten. Dit jaar uit zich

dit in projecten in landen als Mozambique,

Internationaal werk van h ewaar we gaan en waar we

Het Kadaster heeft onder andere een adviesproject

in Bangladesh.

Internationalisering

| 552017-4 | Geo-Info

Tanzania, Benin, Jordanië, Bhutan, Bangladesh,

Indonesië, Aruba, Colombia, Suriname en de

Balkan. De schatting is dat we de afgelopen drie

decennia op deze manier in meer dan zeventig

landen advieswerk gedaan hebben. Hierbij

werken veelal in opdracht van de Nederlandse

overheid, Europese Commissie, Wereldbank

en de VN. In sommige landen lukt dat ook met

directe financiering van de nationale overheid

of andere internationale fondsen.

Partnerschap

Samenwerking en partnerschap is essentieel

in ons internationale werk. Sinds 2015 is er een

direct partnerschap met het Ministerie van

Buitenlandse Zaken, LAND genaamd. LAND

(‘Land Administration for National Develop-

ment’) is er op gericht om de zogenaamde

‘Fit-for-Purpose Land Administration Appro-

ach’ elders in de wereld te introduceren.

De samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstitu-

ten, NGO’s en ander overheden is overal aanwezig

en wordt steeds zichtbaarder. Maar die samen-

werking is niet uniek of exclusief. Ieder samenwer-

kingsproject wordt weer opnieuw bekeken hoe

een goed consortium kan worden samengesteld.

Een mooi voorbeeld is hoe GeoBusiness Neder-

land samen met het Kadaster afgelopen jaar een

geo-handelsmissie naar Suriname organiseerde

die zowel bij de Nederlandse als Surinaamse

bedrijven in goede aarde viel. Ook de interna-

tionale conferentie over land administratie en

standaarden die in samenwerking met de TU-Delft

eerder dit jaar georganiseerd werd, laat zien dat

samenwerking de enige weg vooruit is. Aan de

andere kant zien we bijvoorbeeld hoe de ‘Call for

Action’ van Oxfam Novib om informele landrech-

ten wereldwijd te erkennen gebaat is bij support

van het Kadaster, om aan te tonen dat er manieren

zijn om dat ook daadwerkelijk te doen.

Tot slot

De ambities van de SDG’s zijn haalbaar en

vragen om een actieve houding van mensen

en organisaties. Het registreren van landrechten

(formeel en informeel) is daarbij van belang

en zeer relevant. En het gesternte is goed;

Het thema landrechten heeft momentum met

politieke aandacht, maatschappelijke vraag en

technologische mogelijkheden. Het Kadaster

kan helpen aanjagen en samenwerken en is

daarom internationaal actief.

Kees de Zeeuw is sinds 2010

hoofd van Kadaster International

en is verantwoordelijk voor de

internationale activiteiten van het

Kadaster. Ook is Kees vertegen-

woordiger van Nederland bij de

Verenigde Naties over het thema Global Geospatial

Information Management (UN GGIM). Binnen die

groep is hij voorzitter van de UN Group of Experts on

Land Administration and Management (UN-GE-LAM).

Hij is bereikbaar via [email protected].

h et Kadaster: staan

Internationale activiteiten in Kenia.

Ook in Nepal is het Kadaster actief.

Voorbeelden van adviesprojecten

• Colombia (vrede): Landrechten spelen een belangrijke rol in de vredesonderhandeling

tussen FARC en overheid. Van wie was, is en wordt de grond? En waar baseer je je op?

Het Kadaster werkt in Colombia nauw samen met de Nederlandse ambassade. Wij advise-

ren de overheid hoe zij in de voormalige conflictgebieden de land registratie zo op kunnen

zetten dat er snel, goedkoop en goed genoeg landtitels voor boeren kunnen worden

uitgegeven zodat het vredesproces op basis van eerlijke landrechten plaats kan vinden.

• Rwanda (rechtszekerheid, gelijkheid en vluchtelingen): Na de genocide begin jaren 90

was een kadaster onderdeel van het stabiliteitsplan voor het land. Rwanda wist in tien jaar

tijd 10 miljoen percelen voor minder dan 10 dollar te registeren. Hier hebben we gehol-

pen 1 op de 100 Rwandezen op te leiden zodat zij op satellietfoto’s nauwkeurig percelen

konden intekenen waarmee mensen hun bewijs van eigendom konden krijgen.

• Bangladesh (conflicten en economische ontwikkeling): Het aantal conflicten om land is der-

mate groot dat het rechtssysteem volledig vastgelopen is in Bangladesh. Er is corruptie met

grond en formele en informele systemen lopen door elkaar. Wetgeving en methodes voor

land administratie zijn bovendien ouderwets, uit begin vorige eeuw. We geven voorlichting

en opleiding aan (nieuwe) professionals. Een alternatieve vorm van landmeten, databeheer

en gegevensverstrekking moet helpen bij het oplossen van conflicten zonder rechtszaken.

• Griekenland (belasting heffen): Om overheidsinkomsten te genereren is het heffen van

belasting op vastgoed belangrijk. Wetgeving, praktijken en belangen hinderen deze

ontwikkeling. Op verzoek van de Europese Commissie hebben wij adviezen opgesteld

hoe de overheid transparanter kan zijn en instituties in kan richten om betere en eerlijkere

belasting te heffen.

THEMA

56 | Geo-Info | 2017-4

Het was feest deze keer! In Lausanne. Honderd jaar IGS. En te midden van deze festiviteiten kon het CLGE als

overkoepelend Europees comité hier haar halfj aarlijkse bijeenkomst houden.

Er stonden een paar mooie bijdragen op de

agenda en de interactie met het IGS-programma

werkte aanstekelijk. Vooral de door hen pontifi caal

voor het congrescentrum (Swiss Tech Centre)

geplaatste portakabin met GeoLabSuisse bevatte

een schat aan informatie: een heel klein museum

met GeoFort-waardige doorkijkjes. Naast een

letterlijk down-to-earth weergave van de werking

van positioneringssatellieten (een stukje Zwitsers

berglandschap omringd door ijzeren staven met

daarbovenop een paar rolmaatjes, voorstellend

de satellieten: hoe simpel kun je het maken?

Zie afbeelding 2) ook een opstelling om met

een spiegelrefl excamera een 3d-pointcloud te

vervaardigen van de bezoekers.

Het plenaire deel van de bijeenkomst werd

met de nodige formele plichtplegingen en

goede woorden over en weer geopend door de

vertegenwoordigers van zowel IGS als CLGE (resp:

Fridolin Wicki en Maurice Barbieri). Thema van

deze dagen was: ‘Pushing boundaries’, alsof er nog

wat grenzen rechtgezet moesten worden.

Opvallend was dat er vanaf het eerste moment

volop aandacht was voor de spreekwoordelijke

Zwitserse precisie en accuratesse. Natuurlijk: de

klokken gelijkzetten. Dat heeft ons vier dagen

parten gespeeld: of het nu ging over precisie

tunnelboringen of het op tijd beginnen van een

presentatie of het bezoeken van het Rode Kruis-

museum: alles liep strak en reglementair op de

klok. Je wilt eigenlijk niet dat dit cliché genoemd

hoeft te worden, maar men liet zich erop voor-

staan: er was geen ontkomen aan.

Robotisering

Dan wordt het bijzonder interessant om een

futuroloog/Zukunftsforscher (Georges T. Roos)

aan het woord te horen: aan de hand van tien

stellingen ging hij vooruit in de tijd. De invloed

van bevolkingsgroei, de invloed daarvan op de

ruimte, de afnemende bestedingsbudgetten, de

toenemende kosten voor gezondheidszorg en

meerkosten in het sociale domein, de spanningen

die daarbij optreden op demografi sch terrein,

immigratie. Kortom: de problematiek waar ook de

omringende EU-landen mee te maken hebben.

Hij schetste de vierde industriële revolutie; na

mechanisatie, elektrifi catie en automatisering is

nu de robotisering aan de beurt. Ik weet niet hoe

het u vergaat, maar ik schrok ervan (of veerde

op) dat 47% van de arbeidsmarkt in Zwitserland

al in 2020 gerobotiseerd zal zijn. En dat geeft

dan weer minder druk op benodigde menselijk

arbeid en ook minder benodigde infrastructuur.

Uitdagingen te over voor ruimtelijk planners. Ik ga

niet al zijn stellingen hier opvoeren, maar zijn

presentatie was prikkelend genoeg om nog eens

na te zien voordat het 2020 is (zie: www.sli.do/ met

eventcode #igs100).

Hierna was er tijd en ruimte gereserveerd voor

Matthias Wasem van Autodesk DACH die een

mooi doorkijkje gaf naar BIM, waarbij de schakels

van de keten plan, manage, build and design ruim

aandacht kregen.

Nogal ‘Disruptive’ was de volgende spreker (Xavier

Comtesse) die zeker wist dat ‘landregistration will

be replaced by Blockchain’. Vooral provocatief en

tegelijkertijd over z’n eigen toekomst: ‘my job is

going down the drain!’. Hij schetste sowieso een

wat somber perspectief: vijftig beroepen zijn in

het afgelopen decennium verdwenen, of positief

geduid: robots betalen geen belasting. Hij haalde

daarbij aan dat we onderhand rijp zijn voor de

toekomst, waarin IoT (Internet of Things) de maat

gaat slaan, al was het maar om te voorkomen dat

10% van het stedelijk autoverkeer besteed wordt

aan zoeken naar een P-plaats. ‘Not smart’, was

zijn understatement. Het wordt tijd voor nieuwe

economische concepten. Ik kon het bij de aange-

haalde voorbeelden niet laten even te denken aan

het vijftig jaar geleden door Provo gelanceerde

‘wittefi etsenplan’.

Onbegrensde mogelijkheden

Curtis Sumner van het Amerikaanse NSPS

(National Society for Professional Surveyors; 50.000

licensed surveyors (!)) was ingevlogen om een

vergelijk te maken met het land van onbegrensde

mogelijkheden. Nu ja: over grenzen gesproken:

opvallend was dat hij in zijn betoog de enorme

verschillen weergaf tussen de oostelijke en weste-

lijk staten. In het oosten de ‘meeting balances’, in

het westen van de V.S. het ‘rectangular system’ uit

de tijd van president Jeff erson. Ondanks of dankzij

deze verschillen viel op dat de mate waarin de

Amerikaanse benadering van landmeetkundige

grensbepaling geen schoolvoorbeeld is voor

de Europese situatie en zeker niet gekopieerd

behoeft te worden. De mate waarin mensen zijn

opgeleid om hun werk goed te doen, is discuta-

bel. Geen universitaire opleidingen voorhanden,

geen professoren en nauwelijks voortbestaan

van het vak. Hij noemde nog een treff end

voorbeeld waarbij de inmates van een of andere

staatsgevangenis in Virginia ter rehabilitatie een Weergave van de werking van positioneringssatellieten.

In drie talen dezelfde afkorting is op z’n minst

opmerkelijk!

CLGE General Assemblee, 20 -23

InternationaliseringVerslag

| 572017-4 | Geo-Info

landmeetcursus aangeboden kregen. Bevrijd van

‘ball&chain’ opnieuw in het oranje op pad met de

total station. Da’s toch even wennen!

Hoe mooi is het dan – en daar hebben we vanuit

Nederland echt iets mee toe te voegen – wanneer

we aan het einde van de dag nog een paar interes-

sante bijdragen te horen krijgen vanuit de Benelux.

Martin Salzmann (Kadaster Nederland) en Ingrid

van den Berghe (directeur IGN/Eurographics)

gaven respectievelijk de stand van zaken weer,

waarin door Salzmann het Boomregister.nl en de

initiatieven rond vebeterdekaart.nl werden toege-

licht. Aandacht voor gezamenlijke verbeteringen.

Ook werden de initiateven rond Geo4Web met

availability, accessibility en connectivity toegelicht

aan de toehoorders. Opvallend was de bewonde-

ring die de toehoorders uitspraken over de Neder-

landse benadering: openheid en samenwerking

tussen de particuliere sector en de overheden,

waarbij ook het onderwijswerkveld een onmis-

bare rol speelt. Van den Berghe stelde – hoewel

qua onderzoeksvraag ressorterend onder het

ministerie van defensie - de ontwapenende vraag:

’waarom hebben we nog een mapping-agency

nodig?’. Zij hield een pleidooi voor het verbeteren

van de zichtbaarheid en kwaliteit van geodata. Het

moet als water uit de kraan zijn: zet de kraan maar

open! Daarbij is een belangrijke rol weggelegd

voor de data-broker, die de producent en koper

van data met elkaar in verbinding stelt. Deze dient

de markt en de gebruikersbehoeften te kennen en

kan zo als een goede matchmaker optreden. Uiter-

aard na grondige kwaliteitscontrole van deze data,

zodat er data-analyses kunnen worden uitgevoerd

en er producten met toegevoegde waarde kun-

nen ontstaan. De bekende dilemma’s tussen ‘gratis

is niet hetzelfde als waardeloos’. Daarbij kreeg ze

door vragen en opmerkingen veel bijval van de

aanwezigen: we hebben de afgelopen jaren een

enorme toename van het gebruik van open data

gezien en dit levert bedrijven mogelijkheden hun

kosten te reduceren en het vrijgekomen geld te

gebruiken voor innovaties. Voor meer informatie:

zie www.cartoweb.be.

Gouden driehoek

De dag daarna begon de gezamenlijk vergadering

van het CLGE; het is altijd een hele zit om de lange

agenda af te werken: naast de begroeting van

nieuwe leden, behandeling van de cijfers en de

voortgangsrapportages vanuit de verschillende

deelnemende landen gaat er heel wat Zwitserse tijd

mee heen. Voordat je er erg in hebt is het zomaar

weer tijd voor het 12-uurtje. Ook dat was opvallend

strak georganiseerd deze keer: tijd voor een snelle

staande hap, om maar niet teveel tijd te vermorsen.

En door naar het volgende programmaonderdeel.

Juist in die ‘tussentijd’ zou er tijd moeten zijn voor

contacten, het aangaan van nieuwe verbindingen

en het promoten van onze gezegende positie: we

hebben het hier maar goed geregeld met elkaar,

met onze gouden driehoek van overheid-kennis-

instituten en bedrijfsleven. Natuurlijk is het ook

hier regelmatig touwtrekken om de driehoek een

beetje gelijkzijdig te houden, maar hoe anders en

hoe contraproductief is het elders soms geregeld.

Veel bureaucratische regels bemoeilijken de groei

van onze bedrijfstak in veel van de deelnemende

landen.

Gelukkig waren er halverwege de middag ook nog

een paar mooie doorkijkjes naar het Galileo-project,

toegelicht door Alina Hriscu: de toepassingenkant

ervan en de PPP-initiatieven eromheen (Veripos,

Terrastar, Fugro). Je merkt elke keer in CLGE-verband

dat er op twee momenten energie in de tent komt:

het eerste moment doet zich voor wanneer een van

de gedelegeerden met een bijdrage voor het voet-

licht komt waarin hij of zij zelf een betekenisvolle

rol heeft gespeeld en het tweede moment dat dit

gebeurt is wanneer er afstand van het formele pro-

gramma wordt genomen: dat kan een korte pauze

zijn, dat kan tijdens een glaasje prik op het naast het

conferentieoord gelegen terrasje zijn. Dan gebeuren

de dingen. Men spreekt ‘unbehindert’, deelt antece-

denten en de werkelijke drijfveren om hier aanwezig

te zijn krijgen betekenis. Vele deelnemers komen iets

halen wat anderen niet kwijt willen. Het delen van

kennis is in het programmatische deel nog steeds

geen vanzelfsprekendheid. Juist daarom is het elke

keer een verademing te merken dat het informele

circuit een sterkere bijdrage levert aan het verste-

vigen van de verbanden dan het formele gedeelte

van de bijeenkomsten. Ik begrijp steeds beter

waarom deals op Europees niveau, na ellenlange

overleggen daags, in de avonduren, turend over een

rechaud pas worden afgehandeld.

Roelof Keppel

Het congrescentrum.

Groepsfoto CLGE.

3 april 2017 te Lausanne: Swiss time!

THEMA

58 | Geo-Info | 2017-4

Op vrijdag 23 juni 2017 vond de Geomatics Day 2017 ‘Point Clouds and Internet of Things’ plaats. Dit evenement is

een initiatief van de TU Delft en vond ook dit jaar weer plaats op de Faculteit Bouwkunde in Delft. Deze dag bood

de mogelijkheid om studenten, oud-studenten en andere Geo-informatie professionals te ontmoeten, en samen

te verkennen hoe Geomatics kan bijdragen aan het beter begrijpen en vormgeven van de gebouwde omgeving.

Het was een geslaagde dag!

Het programma bestond uit een middagdeel

waar presentaties en demo’s te zien waren.

De voorzitter was Stefan van der Spek, program-

madirecteur van de MSc Geomatics for the Built

Environment. Thomas H. Kolbe, professor aan de

TU in München, bezocht deze dag en sprak het

publiek toe. Rosann Aarsen, Sweco Adviseur en

oud-student van het MSc programma Geoma-

tics, gaf tijdens deze middag ook een presentatie.

Haar doel was om de aantrekkelijkheid van de

werkgever Sweco over te dragen. Dit was het

eerste jaar dat Sweco sponsor was van de Geo-

matics Day 2017. Daarnaast presenteerden ook

de volgende bedrijven: CycloMedia, Fugro, ESRI,

CGI, Tensing, Alliander, TNO, en GEOS. Om u een

kleine impressie te geven van de bijdragen van

deze bedrijven is hieronder een samenvatting te

vinden van wat zoal aan bod kwam.

Point Clouds

Het middagdeel was in twee delen opgesplitst.

Het eerste deel bestond uit presentaties rondom

het thema: ‘Point Clouds’. Bart Beers van Cyclo-

Media sprak over LiDAR point cloud data. Hij liet

een kaart zien van een stad waar de ingewon-

nen data wel bruikbaar was en waar niet.

Daarna spraken Martin Kodde en Stella Psoma-

daki (oud-student MSc Geomatics) van Fugro

over een digitale kopie van objecten. Ze lieten

een point cloud zien van buizen en installaties

in een GISviewer. Ravi Peters (TU Delft) vertelde

vervolgens over wat hij zo leuk vindt aan het

werken met point clouds. Hij liet verschillende

point clouds zien en vertelde meer over de

voortgang van zijn project.

Niels van der Vaart (ESRI) liet zien hoe je heel

snel 3D-informatieproducten kunt maken met

Drone2Map for ArcGIS. Drone2Map for ArcGIS

helpt om beelden om te zetten in iets geogra-

Veel ruimte voor ontmoeting tijdens Geomatics Day.

Geomatics Day 2017 in Delft was

InternationaliseringVerslag

| 592017-4 | Geo-Info

fi sch. Het is een snelle manier van inwinnen van

zeer gedetailleerde informatie.

Internet of Things & Smart City Modelling

Het tweede deel van het programma bestond

uit presentaties rondom het thema: ‘Internet of

Things & Smart City Modelling’. Robert Voute (CGI)

sprak over hun nieuwste ontwikkelingen. Hij liet

het modelleren van een ongeluk op het spoor

zien door gebruik te maken van een drone. In dit

project werkt CGI samen met ProRail en Eyefl y

B.V. Ook vertelde Robert Voute over de nieuwe

mogelijkheden om binnenruimtes in puntwolken

te herkennen.

Daarna sprak Tom Broersen van Tensing over de

kracht van FME. Hij liet een aantal mogelijkheden

van dit programma zien. Hij sprak over het werken

met point cloud data in FME dat gemakkelijk naar

bijvoorbeeld Minecraft omgezet kan worden.

Peter de Koning van Alliander sprak over het

energienetwerk. Alliander heeft inzichtelijk

gemaakt waar storingen zich voordoen in het

Smart Grid. Tenslotte gaf hij een demonstratie

van een viewer waar in een tijdspanne naar

het energieverbruik met een kleurlabel per

gebouw kan worden gekeken.

Als één na laatst sprak Leon van Berlo van TNO

over BIM & CityGML.

De studentenverening GEOS sloot het pro-

gramma af met een oproep voor partners en

inspirerende verhalen van alumni.

Innovatief en snel ontwikkelend gebied

Geomatics is een innovatief en snel ontwikke-

lend gebied waarbij het verzamelen, analy-

seren en leveren van geografi sche informatie

voorop staat. Ontwikkelingen zoals ‘Internet of

Things (IoT)’ om de gebouwde omgeving te

detecteren en monitoren resulteert in enorme

datasets. Geomatics omvat al deze aspecten.

De MSc Geomatics for the Built Environment

heeft zowel Nederlandse als internationale

studenten (uit resp. China, Griekenland en

Italië). De Nederlandse studenten hebben een

verschillende vooropleiding, zoals Bouwkunde

en Civiele Techniek. De instroom van de

studenten ontwikkeld zich nog steeds. In 2012

ging de MSc van start met zeven studenten.

Nu is het aantal studenten al toegenomen

naar dertig. Vandaar dat de spreektaal van de

Geomatics Day 2017 Engels was.

Ik wil de TU Delft bedanken voor deze inspire-

rende dag!

Rosann Aarsen

[email protected]

’s Middags waren er presentaties en demo’s te zien.

een groot succes!

THEMA

60 | Geo-Info | 2017-4

Op 14 juni 2017 werd in de Universiteitsbibliotheek (UB) in Utrecht het 140-jarig bestaan van de Bosatlas

gekoppeld aan het openstellen, door de UB, van een website waarop men alle kaarten uit alle oude drukken

van de Bosatlas (1877-1940) met elkaar kan vergelijken.

Het betrof hier een initiatief van Curator

Kaarten en Atlassen Marco van Egmond.

Met steun van het K.F. Hein fonds en het

Fentener van Vlissingen fonds zijn er meer dan

5.000 kaartbladen voor gedigitaliseerd en is er

door de IT-afdeling van de Utrechtse Univer-

siteitsbibliotheek een tool voor gebouwd die

ons in staat stelt de kaarten uit verschillende

edities inderdaad tot in het grootste detail met

elkaar te vergelijken. Uitgever Noordhoff bv

van de Bosatlas nam natuurlijk deel aan deze

feestelijke bijeenkomst, zowel als sponsor als

met inhoudelijke bijdragen. Bosatlas-uitgever

Otto Venema gaf de positie van de Bosatlas

in het huidige onderwijs aan, Daphne Ariaens

demonstreerde de functionaliteit van de

digitale atlas, terwijl de gezamenlijk atlasre-

dactie (Mathie Hoenjet, Annemieke Altena en

Menno Bolder, Douwe de Jong onder leiding

van Tjeerd Tichelaar) ondersteunend aanwezig

was. Tjeerd Tichelaar gaf in zijn presentatie

aan dat we om een ruimtelijk referentiekader

op te bouwen niet uit de voeten kunnen met

Google Earth of Google Maps, maar een zorg-

vuldig uitgedunde kaart nodig hebben, zoals

de Bosatlas, waarop alleen de meest relevante

informatie is overgebleven.

Na de introductie door dagvoorzitster Martine

Pronk van de Universiteitsbibliotheek Utrecht,

gaf Ferjan Ormeling in zijn presentatie over de

redactionele veranderingen in de Bosatlas aan

hoe betrouwbaar, per gegevenscategorie, de

informatie in de atlas was, waarbij naar nauw-

keurigheid, juistheid, actualiteit en volledig-

heid werd gekeken. Want, willen we conclusies

trekken uit de redactionele veranderingen in

de atlas in de loop van de tijd, dan moeten we

ook weten in welke mate de atlas de veran-

derende werkelijkheid ook correct weergaf.

De kaarten uit voorbije edities van de Bosatlas

vormen een stille getuige van het verleden,

die we met deze nieuwe tool weer een stem

hebben gegeven.

Hoe die tool werkte, werd vervolgens door

Marco van Egmond behandeld; de essentie

ervan is dat elke kaart door de verschillende

edities heen gevolgd kan worden, waarbij de

beelden van opeenvolgende edities naast

elkaar kunnen worden gezet (zie fi guur 1).

Zoomt men bijvoorbeeld in op de kaart van

Afrika uit 1907, dan zoomt men tegelijk in

op de Afrika-kaart uit de volgende of vorige

Symposium De Bosatlas - 140 jaar de wereld in kaart

Figuur 1- Beeld uit de nieuwe UB-Utrecht website van de Bosatlas, waarop men kaartbeelden uit twee opeenvolgende drukken kan vergelijken: polders

kregen een raster en de streekbebouwing langs de rivieren is toegevoegd.

Verslag

| 612017-4 | Geo-Info

editie, waardoor de veranderingen goed

zichtbaar worden. Die veranderingen worden

in de bijgeleverde teksten (van de hand van

Ormeling) toegelicht en verklaard.

Digitale Bosatlas

Uitgever Otto Venema positioneerde de atlas

en gaf de overwegingen aan voor de ontwik-

keling van de digitale Bosatlas die hier mede

werd gelanceerd (op de KNAG-onderwijsdag

van 2016 hadden we er al even aan kunnen

ruiken). Na de pauze kon, na een demonstratie

van Marco van Egmond, geëxperimenteerd

worden met de op de UB door Edu Hackenitz

ontwikkelde viewer, waarbij met dus zowel

synchronisch (alle kaarten uit een editie

bekijkend) als diachronisch (een bepaalde

kaart volgend door alle edities heen) te werk

kon gaan. De cesuur is na de 36e druk gelegd,

omdat daarna de structuur van de atlas veran-

dert door de toevloed van nieuw opgenomen

thematische kaarten. Maar Venema toonde

zich bereid na te gaan of de periode 1877-

1939 die nu is vrijgegeven niet verlengd kan

worden, bijvoorbeeld tot en met de 40e druk

(1969) of tot 1980 zodat we op die manier

met deze website beter aansluiting vinden

bij het heden. Het adres van de website is

bc.library.uu.nl/nl/bosatlassen-de-wereld-

beeld-1877-1939. Daar zijn niet alleen de ver-

gelijkingsmogelijkheden en de begeleidende

teksten te zien, maar ook karakteristieken

van de verschillende edities en ‘geografi sche

verhalen’ over de ontwikkeling. Na de pauze

gaf ook Daphne Ariaens een nadere toe-

lichting op de digitale Bosatlas, waarna met

assistentie van Menno Bolder hands-on met

de verrassende mogelijkheden van dit nieuwe

leermiddel kon worden geëxperimenteerd.

Er waren maar liefst twee tentoonstellingen

georganiseerd: in de vitrines van de Boothzaal

waren de highlights uit de geschiedenis van

de Bosatlas bijeengebracht. Bijvoorbeeld de

eerste druk en bijzondere collectors items

zoals de Bosatlas die tijgers in Afrika toonde en

de Bos-van Balen atlas die de moderne spel-

ling ook op de plaatsnamen van toepassing

had verklaard (maar snel bakzeil moest halen

vanwege de onvrede hierover in de regionale

pers). In de kaartenzaal werd een meer syste-

matisch overzicht van de atlasgeschiedenis

gebracht, waarbij naast alle opeenvolgende

edities ook buitenlandse uitgaven van de

Bosatlas en redactie-exemplaren (bedoeld om

de veranderingen aan te geven die in de vol-

gende editie moesten worden aangebracht)

werden getoond. Het was spijtig dat deze

twee exposities alleen deze dag te zien waren!

De website is vooral ontwikkeld voor het

onderwijs. De makers hopen dat hij door

scholieren zal worden gebruikt voor werkstuk-

ken waarbij wordt nagegaan wat de verande-

ringen zijn in een land, of in (onze kennis van)

een werelddeel (de exploratie van Afrika) of

een verschijnsel wereldwijd (telegraafl ijnen,

streekspoorwegen, miljoenensteden, stuw-

meren) of in de relaties tussen buurlanden.

Bij de interpretatie van de daarvoor relevante

atlaskaarten worden ze daarbij dus geholpen

door de toegevoegde commentaren. Die com-

mentaren wijzen de scholieren ook op de

vooringenomenheid van de atlas: het is een

atlas voor de Nederlandse samenleving, en de

redacteuren hebben zich aangepast aan de

ideeën en opvattingen die in die samenleving

heersen. De door de website bestreken periode

omvat bijvoorbeeld ook het hoogtepunt van

het kolonialisme en daarbij worden veel aspec-

ten van inheemse samenlevingen in gekoloni-

seerde ontwikkelingslanden genegeerd.

De organisatie verliep vlekkeloos: het UB-

Bijzondere Collecties team aangevoerd door

Maaike Wijnen had de logistiek, de verschil-

lende zalen en tijden van de presentaties

goed georganiseerd. Bij het afscheid, na de

afsluitende borrel, kregen alle deelnemers

namens Noordhoff bv een nieuw collectors

item mee: een verjaardagskalender waarop

de geschiedenis van de Bosatlas in beeld was

gebracht.

Ferjan Ormeling

Figuur 2 - Het werken met de digitale Bosatlas in de Bucheliuszaal van de UB (foto: Bas van Hattum).

Figuur 3 - Overzicht van de Bosatlas-tentoonstelling in de kaartenzaal van de UB Utrecht (foto: Bas van Hattum).

62 | Geo-Info | 2017-4

Zo’n vijf jaar geleden is in Geo-Info

het concept van vario-schaal

geo-informatie beschreven

(Van Oosterom en Meijers, 2012).

In dit eerdere artikel werd de eerste

echt geleidelijke vario-schaal

structuur gepresenteerd: een delta

schaal geeft een delta in de kaart

(en hoe kleiner de delta schaal hoe

kleiner de delta kaart). De afgelopen

vijf jaar is er veel R&D verricht om

het concept van vario-schaal geo-

informatie te realiseren: ontwikkelen

van prototypen en testen met

echte data. In het kader van het

Open Technologieprogramma

(OTP van STW, Stichting Technische

Wetenschappen) project 11185

‘Vario-scale geo-information’ is er de

afgelopen jaren veel vooruitgang

geboekt. De belangrijkste resultaten

zullen in een serie beknopte

artikelen worden behandeld. Dit is

het vierde artikel in de serie.

Door Radan Šuba, Martijn Meijers,

Peter van Oosterom, Mattijs Driel en

Elmar Eisemann

De ontwikkeling van de vario-schaal kaart

prototypen zijn inmiddels zo ver dat eerste

bruikbaarheidstesten mogelijk zijn. Recent

hebben we een prototype ontwikkeld geba-

seerd op de ruimte schaal kubus (‘Space

Scale Cube’, SSC). Het interactief omgaan

(schuiven en zoomen) met 2D-kaarten

gebeurt door het doorsnijden van de SSC.

Het resultaat van deze doorsnijdingsope-

ratie wordt in real-time gevisualiseerd door

efficiënt gebruik te maken van de Graphics

Processing Unit (GPU) en geeft de gebrui-

ker een soepele indruk. We hebben een

eerste bruikbaarheidstest ontworpen om

de hypothese te valideren dat vario-schaal

zorgt voor een beter kaartbegrip en meer

intuïtieve interactie, resulterend in een snel-

lere en betere uitvoering van de taken.

Introductie

De huidige generatie interactieve kaarten

zijn allemaal gebaseerd op multi-schaal

representaties. Deze zijn daardoor niet opti-

maal voor een goede gebruikersperceptie.

Een inzoom actie resulteert in het gebruik

van een aantal discrete detail/ schaal niveaus

(LoD’s), elk met verschillende inhoud en

representatie (styling). De abrupte over-

gangen kunnen leiden tot minder effectief

kaartgebruik, mogelijk resulterend in

vertraging of zelfs fouten bij het uitvoeren

van taken. Het vario-schaalconcept daaren-

tegen slaat in kleine stapjes de resultaten

van het kaartgeneralisatieproces op in de

tGAP-gegevensstructuur. Vervolgens wordt

de derde dimensie gebruikt om de schaal-

overgangen te coderen, wat resulteert in

een 3D-volumepartitie van gestapelde poly-

hedra binnen de zogenaamde SSC. Kaarten

worden gemaakt door deze 3D-partitie te

doorsnijden met een vlak. Een geleidelijke

zoom actie komt overeen met het soepel

verplaatsen van het snijvlak; zie figuur 1.

De volgende sectie beschrijft onze GPU-

gebaseerde implementatie van het vario-

schaal prototype, de ‘Intersector’ genaamd.

Vervolgens presenteren we het ontwerp en

de uitvoering van een eerste vario-schaal

bruikbaarheidstest (waarin we de traditio-

nele multi-schaal aanpak vergelijken met de

vario-schaal aanpak).

GPU gebaseerde vario-schaal viewer

De ‘Intersector’ gebruikt een pixel rendering

benadering van de SSC, geïmplementeerd

op de GPU. Een specifieke kaart (locatie en

schaal) komt overeen met een 2D-pixel-

raster ergens in de SSC; zie figuur 2. Bij het

projecteren van een pixel in willekeurige

richting geeft de binnenkant van het eerste

polyhedrongrensvlak aan welke kleur (welk

object) de pixel moet krijgen. Gebaseerd op

deze waarneming zien we dat bij recht van

boven naar beneden kijken (en alles boven

het raster niet mee te nemen), de gewenste

kaart wordt verkregen. Deze aanpak is

ideaal voor de GPU, omdat het past bij de

mogelijkheden van de grafische pipeline

(per pixel berekeningen parallel uitvoeren

voor taken als coördinaattransformaties,

diepteberekeningen, enzovoorts), waarbij de

polyhedra grensvlakken als driehoeken zijn

aangeboden. Naast de basis functionaliteit

zijn een aantal speciale effecten geïmple-

Eerste bruikbaarheidsteste n

Figuur 1 - Voorbeeld SSC data met een viertal horizontale snijvlakken (schalen).

| 632017-4 | Geo-Info

menteerd (zie figuur 3): Supersampling

anti-aliasing (voor scherpere beelden),

niet-horizontale snijvlakken (voor gemengde

schaal representaties, zoals fish-eye lens of

perspectief blik), mixen van kleur door twee

nabije snijvlakken te gebruiken (voor extra

‘bewegings’ zoomgevoel) en textuur map-

ping (voor verbeterde kaart leesbaarheid).

Driel (2015) beschrijft de implementatie van

de Intersector in meer detail.

Ontwerp van bruikbaarheidstest

De eerste bruikbaarheidstest van de vario-

schaal functionaliteit is uitgevoerd met een

beperkte groep van tien testpersonen, elk

met een sessie van ongeveer 15 minuten.

Om de invloed van de gebruikersinterface te

elimineren, werd het experiment uitgevoerd

met dezelfde grafische interface voor twee

Top10NL datasets van hetzelfde 9x9 km2

gebied (zo’n 13.000 vlakken):

1. een discrete multi-schaal dataset (SSC

inhoud waar op een beperkt aantal vaste

schalen de objecten veranderen: prisma’s

eindigen allemaal op zelfde schaalmo-

ment en worden dan opgevolgd door

een nieuwe set van prisma’s, tussen elke

schaal zit een factor 2; bijvoorbeeld van

1:10.000 naar 1:20.000) en

2. een vario-schaal dataset (SSC gebaseerd

op tGAP inhoud met geleidelijke over-

gangen).

Voor de test gebruiken we een vereenvou-

digde versie van de Intersector. De bedie-

ning voor schuiven (pannen) vindt plaats

met de vier pijltjestoetsen en in/uitzoomen

gebeurt met de + en de - toets voor kleine

stappen (en de [ en ] toets voor grotere

zoom stappen); zie figuur 4. De Intersector

gebruikt een venster met vaste grootte, en

toont alleen de kaart, zonder extra knoppen

op het scherm. De instructeur geeft een

introductie over het gebruik van de Inter-

sector en een toelichting op de taak (zoals

ook op het instructievel aangegeven) en is

verder aanwezig gedurende het experiment.

De testmethode bestond uit het uitvoeren

van de taak met hardop denken (‘thinking

e n van vario-schaal kaarten

Figuur 2 - Het raster van een specifieke kaart (schaal en locatie) in het voorbeeld SSC: 3D aanzicht, 2D zijaanzicht, 2D horizontaal aanzicht, projectie van

pixels naar beneden.

Figuur 3 - Supersampling antilaliasing, niet-horizontale snijvlakken, mixen twee nabije snijvlakken.

64 | Geo-Info | 2017-4

Figuur 5 - De test resultaten: totaal benodigde tijd voor een taak, nauwkeurigheid positie, nauwkeurigheid schaal.

| 652017-4 | Geo-Info

aloud’), audio-video-observatie, daarbij

gesynchroniseerde schermopname en na

afloop het invullen van een vragenlijst.

Testresultaten

Er zijn veel verschillende kaarttaken moge-

lijk: oriëntatie, zoeken, analyseren, route

plannen, etc. In de eerste bruikbaarheidstest

is gekozen voor de volgende oriëntatie-taak:

vanuit een door de Intersector willekeurig

gekozen start positie en schaalniveau, eerst

helemaal uitzoomen, daarna zoveel schui-

ven dat het kaartfragment geheel buiten

beeld valt en ten slotte proberen om weer

zo nauwkeurig mogelijk terug te komen

naar start positie en schaalniveau. Tijdens

deze interactie worden de tijd en de precisie

(positie en schaal) vastgelegd. De ene helft

van de gebruikers begon met de taak drie

keer uit te voeren met vario-schaal kaart

gevolgd door de taak drie keer uit te voeren

met multi-schaal kaart (en bij de andere

helft was dit omgekeerd). Figuur 5 toont de

bruikbaarheidstest resultaten, waarbij voor-

zichtig de volgende conclusies getrokken

kunnen worden:

1. met vario-schaal kaarten zijn taken iets

sneller voltooid,

2. er is geen significant verschil in het

terugvinden van de startpositie, en

3. bij multi-schaal kaarten wordt startschaal

niveau beter teruggevonden.

De laatste conclusie ligt voor de hand,

omdat bij de multi-schaal variant maar een

beperkt aantal opties mogelijk zijn en de

kans dus groter is dat de juiste schaal wordt

teruggevonden.

Conclusie

We hebben in dit artikel de eerste vario-

schaal bruikbaarheidstest gepresenteerd,

waarbij voorzichtig kan worden geconclu-

deerd dat de resultaten bemoedigend zijn,

maar nog niet direct een doorslaggevend

verschil laten zien. Dit valt wellicht te verkla-

ren door de testopzet met de bediening via

toetsen, zoals + en – voor in- en uitzoomen,

waarbij alle gebruikers ervoor kozen om de

grotere (snellere) zoomstappen te gebrui-

ken. Hierdoor gaat voor een redelijk deel de

echte geleidelijk zoom mogelijkheid van de

vario-schaal aanpak verloren, want er wordt

van één bepaalde schaal direct naar een

andere schaal gesprongen met alle moge-

lijke cognitieve nadelen van dien (desoriën-

tatie). Naar aanleiding van deze constatering

hebben we het protoptype inmiddels verbe-

terd en is nu de zogenaamde geanimeerde

zoom ook mogelijk via muis interactie,

te proberen op: varioscale.bk.tudelft.nl/

gpudemo/2017/07/one/ Hier kan via vlotte

animatie van de ene kaartschaal naar de

andere kaartschaal worden overgegaan met

steeds geleidelijk aangepaste kaartinhoud

(in geval van SSC met vario-schaal data).

In de toekomst zijn vervolgens aanvullende

tests voorzien met meer deelnemers, meer-

dere en andere typen kaarttaken, grotere

datasets, extra functionaliteit (anti-aliasing,

niet-horizontale snijvlakken, mixen van twee

nabije snijvlakken, textuur mapping), en ver-

schillende SSC inhouden (meer generalisatie

technieken en andere opties bij het creëren

van de SSC).

Vooruitblik

Dit was het vierde artikel in de serie. Hierna

zullen dit jaar nog twee artikelen volgen.

Het vijfde artikel zal behandelen hoe uit een

vario-scale tGAP-structuur een geleidelijke

SSC (Space Scale Cube) te maken, dat wil

zeggen een 3D-representatie met geïnte-

greerde 2D-kaart plus schaal dimensies en

geleidelijke schaalovergangen. Ten slotte

zal in het zesde artikel aan bod komen hoe

deze geleidelijke SSC inhoud kan worden

gebruikt in een browser gebaseerde (GPU/

WebGL) visualisatie omgeving met geani-

meerde geleidelijke pan en zoom interacties.

Bronnen• Peter van Oosterom, Martijn Meijers, Variabele-schaal geo-

informatie, Geo-Info, 9(10), pp. 14-19, 2012.

• Mattijs Driel, Real time intersections on space scale cube

data, Master’s thesis, Utrecht University, pp. 12, 2015.

Dit artikel is een bewerking van het Engelsta-

lige artikel: Radan Šuba, Mattijs Driel, Martijn

Meijers, Peter van Oosterom, Elmar Eisemann,

Usability test plan for truly vario-scale maps, In:

Proceedings of AGILE workshop on ‘Automated

generalisation for on-demand mapping’ and 19th

ICA Workshop on Generalisation and Multiple

Representation (D. Burghardt, C. Duchene, eds.),

Helsinki, pp. 16, 2016.

Radan Šuba is promovendus GIS technologie bij

de TU Delft. Hij is bereikbaar via [email protected].

Martijn Meijers is onderzoeker GIS technologie bij de

TU Delft. Hij is bereikbaar via [email protected].

Peter van Oosterom is professor GIS tech-

nologie bij de TU Delft. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Mattijs Driel is software developer & engineer

Twnkls (twnkls.com). Hij is bereikbaar via

[email protected].

Elmar Eisemann is professor 'Computer Graphics

and Visualization' bij de TU Delft. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Figuur 4 - De testopstelling (merk op de speciale + en – knoppen, groot en klein voor zoomen).

66 | Geo-Info | 2017-4

Verslag

‘Ook niet-leden zijn meer dan welkom.’ Met die zin eindigde Karolina van Schrojenstein Lantman de uitnodiging voor

de GIN-bijeenkomst ‘GeoPitches in CU2030’. Daarom was op 8 juni 2017 het dikke nummer 2 van Geo-Info op de tafels

ook net zo present als de GIN-balpennen. Haar ‘Let op: vol is vol!’ was voorbarig gezien de forse nieuwbouwzaal.

Het nieuwe Stadskantoor van de gemeente

Utrecht op Stationsplateau 1 is beter met de

trein bereikbaar dan elk ander stadskantoor.

Op de zesde (vergader)verdieping kon Koos

Krijnders circa 55 aanwezigen welkom heten.

Alle sprekers zouden na hun werk van hem

een forse plastic zak met een 3D-Domkaars

krijgen. Via Wim Erwich werd de gemeente

Utrecht bedankt voor de zaal.

Matenplan als raamwerk

‘CAD/GIS-ervaringen werkmethodiek in stationsge-

bied Utrecht, project CU2030’ van Richard Daniëls

en Matei Klewer was de eerste presentatie.

Flitsend en kaartrijk was de pp-fi lm van wat

na de laatste reorganisatie de OntwerpStudio-

Ruimte heet. Natuurlijk kwamen ook (externe) 3D

digitale maquettes in beeld, maar 2D Matenplans

als raamwerk op basis van data van tientallen

architecten zijn hét gemeentelijk controlemiddel

tegen overlappen (‘vrij basic en zonder simula-

ties’). Daaruit volgen ook de aktentekeningen die

naar het Kadaster gaan. “Heb ik hier met CAD- of

met GIS-mensen te doen?”, zo was ook al een

vraag van Daniëls aan de zaal. GIS won, maar ze

bleken wel meestal met CAD begonnen. Gemeld

werd dat in ‘een atelier beneden’ creatieve wer-

kers uit piepschuim maquettes snijden. Getoond

werden ook 4D-pdf’s van derden met de faserin-

gen van de binnenstadsontwikkeling aan vooral

de Jaarbeurszijde: fase 1 is in 2022 klaar en met

fase 2 is al in 2015 begonnen. Klewer legde daar

meer van uit. Acht hectare stad kan in ontwikke-

ling komen, omdat de Jaarbeurs dankzij internet

minder ruimte nodig heeft! Het Beurskwartier

wordt een nieuw stuk centrum. Er komen ook

weer - en duurzaam - middenklassers te wonen,

die als overal werden verdreven door de elite die

naast de onderklasse ook in Utrecht het centrum

ging vullen. Digitaal ondersteunde stadsgesprek-

ken met maar ’twintig witte mensen’ hadden een

discrepantie met de inspanning ervoor. Volgens

de gemeente schijnt ongeveer de helft van het

(huidige!) volk zowel voor als tegen het ‘hoger

bouwen dan de Dom’ te zijn.

Pitch 1: Geogap

De Utrechtse geografen Sjors Hoek en Stijn van der

Hoek (www.geogap.nl) presenteerden als eerste

hun start-up. GeoGap ontwikkelt GIS-toepassingen

Bijeenkomst GIN Themagroep West

Railport, werk-, woon- en vergadergebied (www.cu2030.nl).

Stadskantoor: groot genoeg voor bijna alle ambtenaren. Voldoende GIN bij de koffi e.

| 672017-4 | Geo-Info

en diensten die gebruik maken van webtechno-

logieën. Met expertises die uiteenlopen van traditi-

onele GIS-platformen ArcGIS en QGIS tot Node.js

en Angular heeft Geogap een brede skillset tot zijn

beschikking. Geogap overbrugt het gat tussen de

wereld van GIS en die van het web. Een voorbeeld

daarvan is Kadastralekaart.com, voor duizenden

maandelijkse bezoekers het kosteloze toegangs-

punt tot informatie over kadastrale percelen.

Een gepresenteerde ‘gasvervangingspotentiekaart’

voor Zwolle ging ervan uit dat aangeslotenen

van oude leidingen het eerst van het gas gaan!

Een leuke zaalreactie bij een item was “Hebt u dit

zelf gedaan of weet mijn collega hiervan?” en die

vraag werd bilateraal beantwoord.

Pitch 2: Forget The Fish

Giel van der Leest, Tijmen Vink en Thomas Groot

zijn in 2016 afgestudeerd aan de opleiding Geo

Media & Design in Den Bosch. Na hun afstuderen

startten zij samen een bedrijf (www.forgetthe.fi sh).

Forget The Fish ontsluit, analyseert en visualiseert

locatiegebonden data. Het klonk mij als senior

bekend in de oren, maar de drie mannen konden

in zeven maanden al diverse klanten van hun tun-

nelvisies bevrijden! Met een interdisciplinair team

bestaande uit een information designer, UI/X

designer en een developer ontwikkelen ze data-

driven apps en -visualisaties, die nieuwe inzichten

brengen. Zo zorgde Forget the Fish begin dit

jaar voor real-time visualisaties van meer dan een

miljoen locatiegebonden gegevens tijdens de

Nationale Tuinvogeltelling van Vogelbescherming

Nederland.

Pitch 3: De Geograaf

Webredacteur David Crabbendam presenteerde

zijn online platform www.degeograaf.com. Weke-

lijks verschijnen er artikelen op de website. Allen

hebben een geografi sch thema en zijn vanuit het

perspectief van een student of pas afgestudeerde

geschreven. Bij interesse in het thema kan contact

opgenomen worden met de geograaf in kwestie.

De website is van 2016 en het bedrijf van 2017 (vier

parttimers ’s avonds).

Zeepkist en slot

Het ligt niet aan de organisatoren, maar het geo-

volk heeft weinig met zelfs fi guurlijke zeepkisten.

Er werd wel een evenement van later in juni

aangekondigd, Krijnders promootte levendig

Missing Maps voor hulporganisaties én men werd

gevraagd om bij de vertrek de badge in te leveren.

Vanaf 19.05 uur gebeurde dat na netwerken met

andere geo-enthousiastelingen (en ik had op wat

nu de ‘railport’ heet snel de trein). Daarin kreeg ik

spijt dat ook ik de zeepkist ‘voorbij liet gaan’. Het

blijft jammer dat het beeld ‘De Landmeter’ van

Piet Esser uit 1971 naar de gesloten achtste verdie-

ping van Maatschappelijke Ontwikkeling werd

verhuisd en niet net zoals eerder aan de Ravellaan

beneden in de openbare hal werd gezet. GIN-volk

kreeg het nu niet eens te zien. Goed dat Leen

Murre in Geo-Info 4, 2016 op pagina 14 al een foto

van het beeld op die plek plaatste, maar die hal

beneden is groot zat!

Adri den Boer

Ook Geo-Info was duidelijk aanwezig.

Beeld in Stadskantoor op gesloten afdeling zonder

kennis van een theodoliet.

68 | Geo-Info | 2017-4

Het Algemeen Handelsblad van 6 december

1934 bevatte van de correspondent uit Brussel

de bijdrage ‘Schenking aan België. Historische

kaarten en plattegronden’. Vele andere kranten

namen het bericht over, soms met leukere kop-

pen (‘Een vriendelijk gebaar’ heette het in de

Limburger Koerier.) Het ging over 500 kaarten

van Belgische vestingen. “Men schijnt in België

zeer erkentelijk te zijn voor dit gebaar”, aldus

een tekstfragment. Er werd meer verondersteld:

“waarschijnlijk zullen de kaarten en plattegron-

den reeds begin 1935 voor studiedoeleinden ter

beschikking worden gesteld”. Dat was niet zo.

Strenge inventaris

Het Rijksarchief in België bevat een enorme

cartografische inventaris van 193 pagina’s: militaire

kaarten in 1934 door de Nederlandse regering aan

België overgedragen (Kaarten en plattegronden,

inventaris in handschriften, nrs. 5001-5829) / L. Jans-

sen [1]. Het gaat om 29 meter archief uit de 17e tot

en met de 19e eeuw. Die inventaris is zo openbaar

als het maar kan, maar elk nummer daarin, hoe

oud ook, lijkt ‘Niet openbaar tot 2100’. Zie de hierbij

afgebeelde omschrijving van nummer 5263. En dit

terwijl Nederlandse militair-topografische kaarten

daar al vanaf 1865 publiek werden verkocht! Zoek

je de geheime kaarten op in de mooie Belgische

Cartesius-kaartenportal, dan vind je de bewuste

kaart en zijn metagegevens wel [2]. Dat is zelfs

inclusief de tekst: Herkomst document: Archief

- Militaire kaarten in 1934 door de Nederlandse

regering aan België overhandigd/Cartes militaires

transmises en 1934 par le Gouvernement Néer-

landais à la Belgique. De meevaller lijkt voor alle

inventarisnummers te gelden!

Referenties[1] search.arch.be/ead/pdf/BE-A0510_002043_003600_

DUT.ead.pdf

[2] www.cartesius.be/geoportal/catalog/search/resource/

details.page?uuid=%7BC6869579-564C-444E-88D5-

87A7CC5DEB74%7D

Adri den Boer is redacteur bij

Geo-Info. Hij is te bereiken via

[email protected].

Over geheime VOC-kaarten

verscheen al eens een boek.

Militaire kaarten, maar net zo

goed civiele luchtfoto’s, werden

ook lang als geheimen gezien.

Satellietbeelden veranderden dat,

maar niet snel. Geo-Info nummer

6, 2013 bevatte op pagina 40 pas

een bericht van de Nederlandse

Defensie over de opheffing van

het Besluit Luchtfotografie uit

1959. Met afspraken over militaire

kaarten was het net zoiets.

Door Adri den Boer

‘Niet openbaar tot 2100’?

P.Th.L.M. van Woerkom (hoofdred.),

175 jaar TU Delft. Erfgoed in

33 verhalen, uitgave Histechnica

Delft 2017, 200 pagina’s,

ISBN 978-94-028-0652-6 (niet in

de handel, neem contact op met

de uitgever).

Van de 33 verhalen gaan er zes direct over de

geodesie. Het is haast buiten proporties, maar

het is een vak met een rijk verléden:

• L. Aardoom, Het zonneprisma van Roelofs:

Delfts vernuft en fabricaat;

• W.A. van Beusekom, Het waterpas instru-

ment van Caminada: ontwerp van L. Cohen

Stuart (met de helaas achterhaalde zin-

snede: ‘Het Caminada waterpasinstrument

NWP nr 2. Van Ben van der Steen is nu te

bekijken in het NAP-bezoekerscentrum in

Amsterdam…’);

• M.J.M. Bogaerts, Nieuwe instrumenten voor

de landmeetkunde;

• H. Ekkelenkamp, De repetitiecirkel van

Borda en Lenoir;

• B.C. Root, Het Gouden Kalf: het zwaarte-

krachtsinstrument van professor Vening

Meinesz;

• L. Aardoom en K.F. Wakker, Laserafstands-

meting naar satellieten: ‘Delfts aardewerk’

op de Veluwe. Bij één van de illustraties van

het artikel staat een foutief onderschrift.

Het betreft de tekening van de laseraf-

standsmeter op p. 115, die abusievelijk

hetzelfde onderschrift kreeg als de foto op

p. 114. (Prof. Leen Aardoom mailde me: ‘In

plaats van zoals opgegeven: “De stralen-

gang door de laserafstandsmeter (tekening

TNO TPD)”. Spijtig, ook omdat Wakker en

ik de inzet van de TPD nog eens wilden

markeren.’)

Verder wordt in de bijdrage over de optische

telegraaf van de eerste directeur Lipkens ook

gezegd: ‘Daarnaast kent de verzameling enkele

fraaie meetinstrumenten voor het landmeet-

kundig veldwerk die Lipkens persoonlijk heeft

ontworpen’. Uiteraard wordt ook gememoreerd

dat het Technisch Tentoonstellings Centrum

(TTC) van de TU Delft in 1976 in het Geode-

siegebouw startte (en in 1993 vertrok en even

tijdelijk Techniek Museum Delft ging heten).

Uiteraard zijn ook de andere bijdragen en de

diversiteit van het totaal interessant. M.J. van

den Hoven plaatste in ‘Merkstenen uit het

verleden – ijkpunten voor het heden’ een

foto van een gedenksteen en een in 2007

erbij onthuld schilderij over en van Frans van

Hasselt. In De Hollandse Cirkel 2015-4, p. 163,

schreef ik over deze Van Hasseltsteen: ‘Intussen

is deze verwijderd, gefi xeerd in een krat opgesla-

gen en niet eens te fotograferen. Wie een eerdere

foto heeft is daarmee welkom en terugplaatsen

is een ideaal’. Die foto is er dus vast en de

exacte tekst van de steen blijkt te zijn: ‘Frans

van Hasselt – pionier van het academisch

studentenverzet – 23 november 1940 - “Zalig zijn

zij die vervolgd worden om der gerechtigheid

wille”’. De foto ernaast is van de plaquette uit

2014 aan het Oostplantsoen. Daarop staat de

bijbeltekst niet meer: ‘In dit voormalige gebouw

van de Technische Hogeschool Delft kwamen op

23 november 1940 honderden studenten bijeen

om te protesteren tegen de schorsing van Joodse

docenten door de nazi’s. Na een toespraak van de

student Frans van Hasselt besloten ze spontaan te

gaan staken. Het was de eerste massale staking in

Nederland tegen de Duitse bezetting (1940-1945).’ Ook herdenkingsregels ‘gaan met de tijd mee’

en vraagt dat niet minstens om oude stenen

te respecteren?

Het is een mooi en boeiend boek en de tekst

is zó van insiders - het boek bevat ook cv’s van

de schrijvers - dat daar voor mij geen kantte-

kening bij is te vinden. Dat geldt wel de beeld-

redactie inzake één foto. Van het ‘professoren-

paleis’ van Mijnbouwkunde (sinds 2010 ook

voor Science Centre Delft) staat er tweemaal

dezelfde anonieme, ongedateerde oblique

luchtfoto in. Die bij het hoofdstuk over dat

pand is daar een must, maar bij het voorwoord

had ook wel het Geodesiegebouw uit de TTC-

tijd kunnen staan. (Deze redactionele keuze

heeft wel als voordeel dat zodoende ook het

afgebroken pand Kanaalweg 3b van ‘de MD’

er tweemaal in staat, inclusief een vroeger

kamerraam waarachter ik jaren werkte. Van de

Prof. Schermerhornstraat was op de foto nog

geen sprake!) En de poort op pagina 22 is de

waterpoort uit Sneek en niet de Sneker Poort

in Bolsward, locatie is belangrijk!

Adri den Boer

Boek

175 jaar TU Delft. Erfgoed in 33 verhalen

Science Centre Delft.

1931 IN ‘S-HERTOGENBOSCH

21 & 22 NOVEMBER

GEOBUZZ 2017

BEURS Steeds meer plaatsen worden gereserveerd. Voor de actuele stand van zaken zie www.geobuzz.nl/beurs. Wilt u ook een mooie beursplaats op GeoBuzz? Doorloop dan het stappenplan op de website. Daar vindt u de beurspakketten, evenals mooie kortings-regelingen voor StartUps (50%) en onderwijs (30%).

GEMEENTEWAND - Data versnelt - Innovatie versnelt - De versnellende organisatie - Geo-veelkleurigheid

NEEM DEEL AANHET BIJZONDERE DAGPROGRAMMA

WWW.GEOBUZZ.NL | [email protected] diner op 21 november langs Bossche restaurants.

JOB-POINT

De vierde GeoBuzz nadert. Het programma is inmiddels in een vergevorderd stadium. Zie hiervoor www.geobuzz.nl/programma.

Een programma dat geo-deskundigen en gebruikers van geo-informatie erg zal aanspreken. U kunt zich individueel opgeven, of uw organisatie met een aantrekkelijk organisatietarief. GIN-leden krijgen een hoge korting. Zie www.geobuzz.nl/deelname voor de tarieven, kortingen en het inschrijfformulier.

SNEL U NAAR GEOBUZZ 2017

Dé plaats op GeoBuzz waar vraag en aanbod op de arbeids-markt samen worden gebracht, ook voor stages. Met presentatie-mogelijkheden voor stand-houders.

Presenteer uw gemeente, laat innovatieve ontwikkelingen zien.