Geneesmiddelen

download Geneesmiddelen

of 78

Transcript of Geneesmiddelen

Geneesmiddelen

Samensteller: Matthias Steinebach10-5-2010

Het toedienen van medicijnen

Medicijnen zijn stoffen die toegediend worden voor diagnostiek of behandeling van ziekten of klachten.

Het medicijn moet dus daar komen waar het moet werken. Soms is deze plek direct te bereiken. Dan is lokale behandeling een mogelijkheid. Bijvoorbeeld bij huid- of oogafwijkingen.

Meestal moet het medicijn de plek des onheils via het bloed bereiken. Het medicijn komt dan echter in alle delen van het lichaam. Er is dan sprake van SYSTEMISCHE therapie.

De meest gebruikte toedieningsvorm is slikken. Het medicijn wordt dan via het slijmvlies van het maagdarmkanaal opgenomen in het bloed en via de poortader(D) vervoerd naar de lever. Hier wordt een gedeelte afgebroken.

Dit heet het FIRST-PASS-effect.

Vervolgens gaat het naar het hart en het komt uiteindelijk via de grote circulatie bij het ziekteproces.

Als het middel via een andere weg in het bloed komt gaat het eerst naar het hart en wordt dan naar alle lichaamsdelen vervoerd, dus ook weer naar het ziekteproces.

Het medicijn passeert uiteindelijk wel de lever maar dus in feite beetje bij beetje. Er is bij die vormen van toediening geen first-pass effect.

De verschillende toedieningsvormen: de enterale

De meest gebruikte toedieningsvorm is de enterale toedieningsvorm. Deze maakt gebruik van het maag-darmkanaal, van begin tot einde en alles wat daar tussen zit.

Belangrijkste vorm is daarbij inslikken. Pillen zijn er daarbij in veel soorten en maten. Echte pillen bestaan niet meer want de bereidingswijze is niet erg hyginisch. Het zijn namelijk stukjes deeg gedraaid tussen twee plankjes.

Tegenwoordig zijn er capsules, dragees, tabletten, siropen,tincturen enzovoort. Allen met hun eigen kenmerken en beperkingen. Bij deze middelen wordt de werkzame stof dus opgenomen in het bloed via het slijmvlies van maag en darmen.

Ook de toediening via het mondslijmvlies behoort tot de enterale toedieningsvormen. Hierbij is er echter geen first-passeffect. Voorbeelden: Nitrospray bij hartproblemen. Dit wordt sublinguaal (onder de tong) toegediend.

Ook toediening via het slijmvlies van het rectum is enteraal en ook hier is geen first-passeffect. Het wordt toegepast als mensen niet kunnen of willen meewerken (bewusteloos, kinderen), vies smakende medicijnen of bij herhaald braken. Het bestaat in de vorm van zetpillen (suppositorium) en rectioles.

En alhoewel het niet echt pijn doet vinden de meeste mensen het zetten van een suppositorium geen pretje.

Bij het inbrengen maakt het niet uit welke kant het eerst naar binnen gaat. Er zijn theorien die zeggen dat de stompe kant het eerst moet , anderen zeggen de spitse kant Mensen konden het niet altijd eens worden! De vinger heeft wel meer grip op de platte kant!

Parenterale toedieningsvormen: injecteren

Daarnaast zijn er de parenterale toedieningsvormen. Daarbij komt het medicijn in het interne milieu zonder langs de lever te zijn geweest. Er is geen first-pass-effect. De meest bekende is die waarbij geprikt wordt.

Daarbij zijn er verschillende prikmogelijkheden. Voor een verpleegkundige zijn de volgende van belang: subcutaan en .

intramusculair ( in de spieren). Bij de laatste wordt er dus alleen in de grotere spieren genjiceerd: gluteus maximus, deltoideus en quadriceps femoris ( en soms bij kinderen de biceps).

Bij intra-musculair injecteren mag je niet in een bloedvat of zenuw spuiten. Daarom prik je in de grote bilspier alleen in het buiten-bovenkwadrant want meer naar het midden zit de grote beenzenuw (nervus ischiadicus).

Andere manieren van prikken zijn : intraveneus (in een ader), intra-arteriel ( in een slagader, met name voor onderzoek), intrathecaal (in de liquor-ruimte) en intracutaan (in de huid bv bij een Mantoux).

Als er in korte tijd veel mensen geprikt moeten worden ( bv bij griepvaccinatie) kan men gebruik maken van een systeem dat onder grote druk de vloeistof naar binnen blaast. Er wordt dan geen naald gebruikt!

Toediening via de huid

Als er iets op de huid aangebracht wordt, is dat meestal voor behandeling van een huidziekte maar het lichaam kan ook via de huid medicijnen opnemen.

Dit gaat meestal in de vorm van een pleister waar de medicijnen langzaam uit vrijkomen zodat er gedurende langere tijd medicijn in het lichaam komt. Toepassingen: pijnbestrijding, nicotinepleisters, hormonen en tegen bewegingsziekte. De toediening wordt dan transdermaal of transcutaan genoemd.

LET OP!!!!!!

Als een groot deel van het lichaam wordt ingesmeerd met een stof die door de huid heen kan gaan kunnen er algemene verschijnselen optreden. Dit risico bestaat bv bij EMLA-creme. Door het grotere oppervlak kan er dan onbedoeld te veel van het medicijn in het bloed opgenomen worden. Hierdoor kunnen er levensgevaarlijke problemen op treden. Normaal wordt dit op een klein stukje gebruikt om de huid van een kind te verdoven als voorbereiding op een infuusprik. Maar als beide benen worden ingesmeerd in verband met laserontharen is dit een te groot oppervlak.

Toediening via de luchtwegen

Via de longen wordt altijd al iets opgenomen: namelijk zuurstof. Ook andere stoffen in gas- of dampvorm kunnen via de longblaasjes in het bloed komen. Bekendste voorbeeld: narcosegassen.

Ook allerlei recreatiemiddelen worden zo toegediend: denk aan roken ( nicotine), chinezen (herone), coke ( free-basen) en lijnmsnuiven

Bij puffertjes, rotahalers en aanverwante toedieningsvormen die gebruikt worden bij astma en COPD is het niet de bedoeling dat deze stoffen in het bloed komen. Het is een vorm van lokale therapie.

En het werkt zelfs voor paarden!!

Een laatste vorm van systemische toediening is opname via het neusslijmvlies. Voorbeelden van medicijnen zijn ADH en hormonen. Niet medische toepassing: een lijntje snuiven!!

Lokale toediening

Tot nu toe zijn met name de systemische toedieningsvormen besproken. Maar als de te behandelen afwijking aan de buitenkant zit, dan kan het medicijn direct op de plek van bestemming worden aangebracht. Denk daarbij aan huidziekten, oog- en oorproblemen en verstopte neuzen.

Belangrijk voordeel van deze vorm van toediening dat op de plek van het probleem gemakkelijk een hoge concentratie van het medicijn ontstaat terwijl de kans op bijwerkingen elders in het lichaam klein is.

Wat gebeurt er met het medicijn?

Bloedhersenbarrire

Het medicijn zal, wanneer het eenmaal in het bloed zit, zich verspreiden over alle lichaamsdelen. Bijzonder is dat de hersenen enigszins beschermd worden: de bloedhersenbarrire

Het komt dus ook op plekken waar het helemaal niet nodig is. Als je een paracetamol slikt tegen de hoofdpijn komt het ook in je voeten.

Afhankelijk van de chemische kenmerken van het medicijn kan het in het lichaamsvet of het lichaamswater gaan zitten. Als het eerste het geval is dan zal het medicijn langer in het lichaam blijven. Het medicijn wordt dan lipofiel genoemd. Zit het liever in water dan is het hydrofiel.

Een medicijn kan ook gaan vastzitten aan de bloedeiwitten. Dit wordt eiwitbinding genoemd. Omdat alleen losse medicijnen werken moet hiermee rekening gehouden worden bij het bepalen van de dosis. Een ander medicijn kan het eerste wegduwenvan het eiwitmolecuul. Er is dan opeens meer medicijn werkzaam. Dit kan problemen geven.

Uitscheiding van medicijnen

De medicijnen worden met name uitgescheiden via de nieren en de lever. In veel gevallen wordt het medicijn eerst chemisch veranderd door de lever. Hierdoor wordt het meestal onwerkzaam maar het kan ook een werkzame stof opleveren!!

Interacties

Wanneer er verschillende medicijnen geslikt worden, kan er een interactie ontstaan: het ene medicijn veroorzaakt meer enzymen in de lever waardoor het andere sneller afgebroken wordt en dus minder lang/goed werkt.Bijv de pil en bepaalde anti-epileptica.

OPGEPAST!

Bijzonder is dat zelfs onschuldige voedingsmiddelen de afbraak van medicijnen kunnen veranderen. Grapefruit bevat stoffen die de afbraak van veel medicijnen benvloeden zoals sommige hormonen en slaapmiddelen.

Uiteindelijk verlaten de medicijnen dan wel de afbraakproducten via gal-ontlasting of urine het lichaam.

Toedienen; hoe vaak, hoeveel, wanneer?

Er is dus een aanvoer van medicijnen, een verdeling over het lichaam en vervolgens afbraak en afvoer. Voor een evenwichtsituatie moet de aanvoer dus even groot zijn als de afbraak en afvoer.

Daarbij is er een minimale concentratie nodig anders werkt het medicijn niet. Is de concentratie in het bloed te hoog dan zijn er te veel bijwerkingen. De ruimte tussen deze twee waarden wordt de therapeutische breedte genoemd, het groene gebied dus. Daarbij valt op dat na enkele malen slikken er een evenwichtsituatie is ontstaan. De concentratie van het medicijn is de gehele tijd in het groene gebied, dus voldoende werkzaam.

In de vorige dia werd uitgelegd dat de concentratie tussentijds zakt. Uit de grafiek blijkt dat het enige tijd duurt dat de concentratie in het groene gebied blijft. Dit kan ook snel bereikt worden met een zogenaamde oplaaddosis. De eerste keer wordt een grotere dosis gegeven zodat je snel in het therapeutisch gebied zit.

Als er meerdere malen per dag iets ingenomen moet worden en iemand vindt dat maar lastig en slikt alle pillen in n keer dan is er een grote kans op overdosering. De concentratie wordt te hoog en de toxische concentratie wordt overschreden.

Ook kan het zijn dat te veel ineens met veel langere tussenpauzes de concentratie aan het begin te hoog en aan het einde te laag is. Drie pillen per dag betekent dus 3 pillen goed verdeeld over de dag innemen.

De dosering hangt ook af van lichaamsgewicht (slank of stevig), leeftijd en lever- en nierfunctie. Een baby is kleiner en heeft een lagere dosis nodig dan een volwassene. Verder vermindert de lever- en nierfunctie op hogere leeftijd. Ook hier moet de dosis op aangepast worden.

Op welk moment van de dag dat je een pil slikt is natuurlijk ook van belang. Een slaappil neem je natuurlijk in voor het slapen gaan en medicijnen tegen het zuur slik je in relatie tot het moment van eten.

Ook het slikken zelf is van belang. Slikken doe met het hoofd NAAR BENEDEN, net zoals bij gewoon eten. En niet zoals op de foto, met het hoofd achterover. Dat is vragen om problemen.

Of je een pil droog inslikt, met water, melk of juist wel of niet bij het eten hangt van het medicijn af. Kijk voor dos en donts in de bijsluiter of een goede medicijngids.

Depotpreparaten

Indien het nodig is dat er gedurende langere tijd een constante concentratie van het medicijn in het bloed is kan men gebruik maken van een depotpreparaat. Dit gebeurt bij antipsychotica of als anticonceptie. Voordeel: vergeten kan niet!

Bijzondere weetjes I

Een tablet mag alleen gehalveerd worden om een halve dosis te geven als het tablet een breukgleuf bevat. Alleen dan garandeert de fabrikant dat een halve tablet ook werkelijk de helft van de dosis bevat!

Bijzondere weetjes II

Een dragee is een tablet met een beschermlaagje. Het wordt dan enteric coated genoemd. Soms beschermt dit tegen het maagzuur of zorgt het voor vertraagde afgifte van het medicijn aan het bloed. Dit laatste wordt soms aangeduid als slow release of Retard.

Bijzondere weetjes III

Capsules worden vaak gebruikt om vieze medicijnen in te kunnen nemen. Als je dus moeilijk die grote dingen weg kunt krijgen kom je van de regen in de drup als je de capsules openbreekt en de inhoud ergens doorheen mengt! Dit kan ook nog de opname van het medicijn benvloeden!

Bijzondere weetjes IV

Aan sommige medicijnen raakt je lichaam gewend. Je zou het afhankelijk kunnen noemen. Als je opeens stopt met die medicijnen (met name slaapmiddelen) krijg je last van slapeloosheid. Dit is dan het reboundfenomeen. Om te stoppen moet je langzaam minderen: uitsluipen.

Waarom medicijnen kunnen werken

Organismen kunnen functioneren omdat er chemische reacties in hun cellen plaatsvinden. Deze processen worden vaak geregeld via receptoren aan de buitenkant van deze cellen.

Als aan deze receptor een passend molecuul koppelt bv insuline, dan wordt er een signaal doorgegeven naar de binnenkant van de cel. En van de celfunctie kan dan veranderen.

Dit molecuul kan een hormoon zijn of een stofje afgegeven door een zenuwcel. Op deze manier kunnen verschillende processen in het lichaam afgestemd worden op wat op dat moment nodig is bijv. maagsapproductie en huiddoorbloeding.

Als er nu een stofje gegeven wordt wat lijkt op het echte ( een soort na-aper) dan kan dit signaal geven benvloed worden: je bedriegt als het ware de receptor waardoor het proces benvloed wordt. Dit kan een stimulerende werking zijn maar ..

Het kan ook zijn dat het stofje wel past maar de receptor wordt niet geactiveerd. Er ontstaat een blokkade en het echte, wel werkende stofje van het lichaam kan zijn werk dan niet meer doen. Het signaalstofje komt voor een gesloten deur.

Een belangrijke groep van medicijnen is die die werken op het autonome zenuwstelsel. Dit zenuwstelsel is onderverdeeld in het sympatische en parasympatische deel. Met de mogelijkheid van remmers (..lytica) en na-apers (..mimetica) zijn de volgende combinaties: sympaticomimetica sympaticolytica parasympaticomimetica parasympaticolytica

Bijwerkingen

Medicijnen werken omdat ze receptoren benvloeden. Door hun vorm benvloeden ze echter niet alleen de receptoren van de slecht functionerende cellen maar ook dezelfde receptoren van andere, normaal werkende cellen. De functie van die cellen verandert dan ook. Dit is dan te merken als een bijwerking bv hartkloppingen bij medicijnen die de luchtweg verwijden.

Placebo/nocebo

Bijzonder is dat de verwachting alleen al dat een medicijn of behandeling zal werken, dit de klachten kan verminderen. Men spreekt dan van het placebo-effect. Ook een tablet waar niets inzit (een placebo) kan dit effect hebben.

Het kan ook de in negatieve zin werken: omdat er effect verwacht wordt kunnen er ook vervelende bijwerkingen optreden, zelfs als er alleen maar een neppil gegeven wordt! Dit heet het nocebo-effect

Whats in a name?Een medicijn bevat een stof die: een chemische naam heeft en een handels- of stofnaam onder een merknaam() verkocht wordt

Voorbeeld

De stof N-acetyl-para-aminophenol (stofnaam) kennen wij beter als paracetamol (handelsnaam). Maar als we bij de drogist daarom vragen kan hij ons ook een doosje Hedex geven (want daar zit paracetamol in).

Deze namen wir-war heeft te maken met handel. Mensen onthouden eerder een korte of mooi klinkende naam dan onbegrijpelijke, lange woorden met daarin vreemde klanken. Dezelfde stof kan dus ook in verschillende medicijnen zitten elk met een eigen merknaam. In alle bovenstaande medicijnen zit paracetamol als werkzame stof.

Deze eenvoudige namen bevorderen merkentrouw. Mensen willen niets anders en zweren bij di pil uit dat doosje van dat merk!

Medicijnfabrikanten hebben gedurende een bepaalde tijd het alleenrecht om dt ene medicijn te maken. Na die tijd mogen anderen het ook. Deze medicijnen worden onder hun handelsnaam verkocht. Dit worden dan vaak loco-preparaten genoemd. ( loco = plaatsvervangend)

Info over medicijnen

Als je iets wilt weten over medicijnen zijn er een aantal goede bronnen:

`medicijngidsen ( Repertorium, alleen digitaal) en het Kompas, als boek maar ook digitaal (http://www.fk.cvz.nl/) bijsluiters artsen de apotheek

Hoe kom je aan medicijnen?

Verkoop van medicijnen is in Nederland wettelijk geregeld. Middelen tegen alledaagse klachten zijn bij de drogist verkrijgbaar, zonder recept. Voor andere medicijnen is ook geen recept nodig maar zijn alleen bij de apotheek te verkrijgen. Als laatste groep zijn er de medicijnen waar een recept voor nodig is.

Een medicijnrecept wordt uitgeschreven door een arts (ofsoms een tandarts of verloskundige).

Op een recept staat voor wie het is, welke medicijn nodig is,hoeveel per keer ingenomen moet worden en hoe vaak ( en soms wanneer) en niet te vergeten hoe. Verder moet duidelijk zijn wie het medicijn heeft voorgeschreven

Waarom worden medicijnen voorgeschreven?

Medicijnen worden vaak geneesmiddelen genoemd maar helaas zijn er maar weinig medicijnen die echt genezen. In die gevallen is er sprake van curatieve therapie. Ze doen daadwerkelijk iets waardoor de oorzaak verdwijnt. De therapie is daarmee ook causaal. Voorbeelden: antibiotica of in veel gevallen: chemotherapie bij kanker

Helaas is het zo dat de meeste medicijnen alleen de klachten verminderen; het eigenlijke probleem blijft bestaan. Er is sprake van symptomatische therapie bv pijnstillers.

Er kunnen ook klachten zijn omdat je iets mist of tekort komt. Het middel vult dit tekort dan aan. Er is dan sprake van substitutie- of additietherpie. Voorbeeld: insuline bij diabetes mellitus

Als het middel gegeven wordt om iets te voorkomen dan spreekt men van preventieve of profylactische therapie. Voorbeeld: vaccinaties

Ook middelen die gebruikt worden bij diagnostiek vallen onder de geneesmiddelen. Voorbeeld: Rntgencontrastmiddel

In alle voorgaande dias was er sprake van redenen om middelen toe te dienen. Dit worden de indicaties genoemd. Er kan ook een reden zijn om het medicijn niet toe te dienen; bijv. in verband met grote kans op bijwerkingen. Dit zijn dan contra-indicaties. Bijvoorbeeld: Aspirine bij een maagzweer.

En dit was het dan weer.

Alles goed bekeken??? Tot de volgende keer!!!!