Gedragsproblematiek bij kinderen en...
Transcript of Gedragsproblematiek bij kinderen en...
Pagina | 1
Gedragsproblematiek bij kinderen en jongeren
Schooljaar 2014-2015, 2e semester Leerkracht: Mevr. De Smet
Datum: Vak: Orthopedagogiek
Naam: Klas: 6 JGZ
VIP-school
/15
Pagina | 2
Inhoudsopgave
1. Inleiding................................................................................................................................................... 4
2. Wat zijn gedragsproblemen? ...................................................................................................................... 6
2.1 Begripsomschrijving .............................................................................................................................. 6
2.2 Normaal en abnormaal gedrag ............................................................................................................. 6
2.3 Gedragsstoornissen ............................................................................................................................... 9
2.4 Ontwikkelingsstoornissen ..................................................................................................................... 9
3. Oorzaken van gedragsproblemen ............................................................................................................. 10
4. De prevalentie van gedragsproblemen ..................................................................................................... 12
5. Bronnen ..................................................................................................................................................... 13
Pagina | 3
Doelen
Op het einde van de les kunnen jullie:
1. Aangeven wat een gedragsprobleem is
2. Het begrip ‘gedragsprobleem’ in eigen woorden uitleggen.
3. Voorbeelden geven van een gedragsprobleem
4. De verschillende elementen van problematisch gedrag opsommen
5. Een voorbeeld geven bij de elementen van problematisch gedrag
6. Aangeven wat een gedragsstoornis is
7. Aangeven wat een ontwikkelingsstoornis is
8. De verschillende factoren die een rol spelen bij de verklaring van probleemgedrag
opsommen.
9. Een voorbeeld geven bij de verschillende factoren die een rol spelen bij de verklaring van
probleemgedrag.
10. Het begrip ‘multicausaliteit’ definiëren.
11. Het ‘goodness of fit’ model in eigen woorden uitleggen
12. Het ‘poorness of fit’ model in eigen woorden uitleggen
13. Een voorbeeld geven van het ‘goodness of fit’ model.
14. Een voorbeeld geven van het ‘poorness of fit’ model.
15. In eigen woorden uitleggen waarom er weinig hulp gezocht wordt bij gedragsproblemen.
16. Probleemgedrag bij jongens en meisjes met elkaar vergelijken
17. Probleemgedrag bij jonge en oudere kinderen met elkaar vergelijken
18. De eigen mening geven over gedragsproblemen bij jongeren van vandaag en vroeger.
19. De gedragsproblematiek bij kinderen en jongeren vanuit verschillende invalshoeken
benaderen
Pagina | 4
1. Inleiding
Lees het bovenstaande artikel.
Zijn er volgens jou nu meer gedragsproblemen bij jongeren dan vroeger? Waarom denk je
dat? /2
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Jongeren ontwikkelen gedragsproblemen door Facebook
Bron: Vandaag.be, 11 augustus 2011
Jongeren die veel gebruikmaken van sociaalnetwerksites kunnen sneller gedragsproblemen zoals narcisme vertonen. Dat blijkt uit een Amerikaans onderzoek.
"Niemand kan ontkennen dat Facebook onze sociale leefwereld ingrijpend heeft veranderd", zegt
hoogleraar psychologie Larry Rosen. "De resultaten van dit psychologisch onderzoek tonen de positieve
aspecten van netwerksites, maar waarschuwen ook voor de valkuilen."
Volgens de wetenschapper kunnen jongeren die jarenlang overmatig met sociale media bezig zijn op
termijn erg ijdel, agressief en asociaal worden. Bovendien is het risico ook groter dat ze psychische
problemen ontwikkelen zoals angsten en depressies.
Rosen benadrukt wel dat sociaalnetwerksites ook positieve kanten hebben. Zo kunnen ze verlegen
jongeren helpen om beter contacten te leggen
Pagina | 5
Hoe zou je Karim beschrijven? Welke problemen treden er allemaal op? /2
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
Karim – 8 jaar
Karim is een achtjarige jongen. Hij heeft een oudere broer en een oudere zus. Karim is snel
afgeleid en erg druk. Zijn ouders geraken snel geïrriteerd door dit gedrag en dan escaleert de
situatie vaak tot een enorme ruzie in het gezin. Het gezin gaat eenmaal per week uit eten (dit is
een vaste gewoonte die de ouders erg belangrijk vinden). Karim heeft het zeer moeilijk om dan,
zoals zijn broer en zus doen, lang aan tafel te blijven zitten. Hij is voortdurend aan het spelen aan
tafel en loopt om de haverklap naar buiten of naar het toilet. Ook bij dagelijkse taken heeft Karim
het moeilijk. Hij slaagt er niet in zijn bed op te maken of zich zelfstandig aan te kleden. Karim
begint dan wel aan de taak, maar geraakt terwijl hij bezig is afgeleid en maakt de taak dan meestal
niet af. Zo begint hij bijvoorbeeld wild met autootjes te spelen die hij ziet liggen, in plaats van zijn
bed op te maken. Karim vloekt ook vaak en scheldt zijn broer en zus uit.
Pagina | 6
2. Wat zijn gedragsproblemen?
2.1 Begripsomschrijving
“Kinderen en jongeren met gedragsproblemen” is een overkoepelende, beschrijvende term voor alle
kinderen die zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen, en dit afgezien van de ernst, de
oorzaak of de context van het gestelde ongewone gedrag.
Hiertoe worden volgende groepen kinderen ook gerekend:
Kinderen met storend gedrag
Kinderen met emotionele problemen
Kinderen met somatoforme stoornissen. Dit zijn lichamelijke klachten die onvoldoende
verklaard kunnen worden door een lichamelijke ziekte.
Deze kinderen gedragen zich anders dan kinderen zonder gedragsproblemen. Het is opvallend,
ongewoon of abnormaal gedrag. Het zijn probleemgedragingen.
2.2 Normaal en abnormaal gedrag
Vooraleer we bepaald gedrag als problematisch benoemen, moeten we rekening houden met
volgende elementen:
1. HET ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF
Omdat kinderen in volle ontwikkeling zijn, is bepaald gedrag op de ene leeftijd nog gepast en op de
andere leeftijd niet meer. Zo zullen bijvoorbeeld ouders of leerkrachten van een kleuter meer
verdragen dan van een kind uit de lagere school (bijvoorbeeld: zagen, eisen, aanklampen, wenen,
woedebuien, druk gedrag,…). Om te weten of bepaalde gedragingen normaal of abnormaal genoemd
kunnen worden, moet je dus een goede kennis hebben van de normale ontwikkeling van kinderen.
Een gedragsprobleem kan immers deel uitmaken van een normale ontwikkeling en horen bij een
bepaalde ontwikkelingsbehoefte.
Geef hiervan een voorbeeld /1
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Pagina | 7
Daarnaast kan een gedragsprobleem ook een kenmerk zijn van een moeilijk verlopend
losmakingsproces, bijvoorbeeld een traumatische gebeurtenis.
2. DE CONTINUÜMGEDACHTE
Het storend gedrag dat kinderen met gedragsproblemen stellen, komt tot op zekere hoogte ook voor
bij kinderen zonder gedragsproblemen. Alle kinderen kunnen bijvoorbeeld wel eens koppig, agressief,
opstandig, angstig, onoplettend of druk zijn. We kunnen de probleemgedragingen van kinderen op een
continuüm plaatsen in functie van de ernst, intensiteit en chroniciteit. Kinderen met
gedragsproblemen zullen deze gedragingen frequenter, intenser en persistenter (= hardnekkiger)
stellen.
Zo zullen bijvoorbeeld woedebuien bij een kind met een gedragsprobleem … (vul aan)
/1
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
3. DE CONTEXT
Het gedrag van kinderen mag niet los worden gezien van de situatie waarin het kind dit gedrag stelt.
Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde kinderen thuis onhandelbaar zijn en in de klas geen problemen
stellen of omgekeerd. Bij de beoordeling van gedragsproblemen zal men moeten onderzoeken of deze
problemen zich in één of meerdere contexten voordoen.
4. DE INFORMANT
Het gedrag van een kind mag niet los worden gezien van de beoordelaar. Wie geeft aan dat het kind
gedragsproblemen vertoont? Vaak is er een tegenstelling tussen hoe de ouders en hoe opvoeders of
deskundigen het gedrag van het kind waarnemen. Ouders vertellen soms hoe lastig en onhandelbaar
hun kind thuis is, terwijl deskundig onderzoek en observatie deze indrukken kunnen tegenspreken.
Het verschil in beoordeling door ouders en deskundigen kan onder meer verklaard worden door:
1. het onvoldoende inzicht van de ouders in de ontwikkelingsfase van het kind. Ouders weten
soms niet welk gedrag op welke leeftijd mag worden verwacht en schatten daardoor het
gedrag van hun kind verkeerd in. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als ouders de woedebuien
van hun driejarige kleuter bestempelen als ongepast voor die leeftijd.
2. ouders van een kind met gedragsproblemen hebben het zelf vaak moeilijk (bijvoorbeeld
omwille van depressie of huwelijksproblemen). Hierdoor kunnen ze het normale gedrag van
hun kinderen sneller als problematisch beschouwen.
Pagina | 8
Wanneer ouders problemen hebben met hun kind, kan je steeds stellen dat er opvoedingsproblemen
zijn, maar daarom zijn er nog geen gedragsproblemen. Hier is pedagogisch advies noodzakelijk, anders
kunnen er op lange termijn toch gedragsproblemen ontstaan!
Wat zou jij zeggen aan ouders die hun driejarige kleuter met koppige woedebuien
bestempelen als gedragsgestoord? /2
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
We onderscheiden binnen de veelheid van gedragsproblemen:
1. Lichte, tijdelijke problemen die het kind stelt als reactie op nieuwe situaties. Zo kan een kind
bijvoorbeeld zeuren of reageren met woedebuien op de geboorte van een broertje of zusje.
2. Gedragingen die enkel in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen.
Bijvoorbeeld wanneer het kind weigert zich te schikken naar de regels van een bepaalde
leerkracht.
3. Gedragingen die leeftijds- of fasegebonden zijn. Bijvoorbeeld opstandigheid tijdens de
puberteit of de koppigheidsfase van een kleuter.
4. Ernstige problemen zoals bijvoorbeeld oppositioneel-opstandig gedrag,
aandachtstekortstoornissen of stemmingsstoornissen.
Geef nog een voorbeeld van ‘lichte, tijdelijke problemen’ en een voorbeeld van
‘gedragingen die enkel in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen’.
/2
1. lichte, tijdelijke problemen:
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
2. Gedragingen die enkel in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen:
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________
Pagina | 9
2.3 Gedragsstoornissen
“Een gedragsprobleem” is dus een relatief gegeven (dit betekent dat het niet absoluut te meten is).
We spreken van een gedragsprobleem als op een bepaald moment en in een bepaalde omgeving de
heersende normen en regels worden overschreden. De ernst van het gedragsprobleem wordt bepaald
aan de hand van de frequentie, de duur, de omvang en de mate waarin het kind of de jongere zichzelf
en/of zijn omgeving psychische schade berokkent.
De problemen worden steeds ernstiger wanneer ze langdurig of blijvend zijn of wanneer meerdere
problemen samen voorkomen (bijv. de combinatie van aandachtsproblemen, drukte maken en
impulsiviteit). Deze ernstige gedragsproblemen noemen we gedragsstoornissen. Alle
gedragsstoornissen vallen dus onder de overkoepelende term ‘gedragsproblemen’, maar niet alle
gedragsproblemen zijn ernstig genoeg om gedragsstoornissen genoemd te worden! Lichte
gedragsproblemen (bijvoorbeeld bedplassen, nachtmerries, gebrek aan concentratie, niet luisteren,…)
komen voor bij vele kinderen en zijn daarom geen uiting van een gedragsstoornis.
2.4 Ontwikkelingsstoornissen
Gedragsstoornissen zijn niet hetzelfde als ontwikkelingsstoornissen (bijvoorbeeld verstandelijke
handicaps, leerstoornissen, stoornissen in de motorische vaardigheden, enz.).
De term ontwikkelingsstoornissen is een algemene aanduiding voor een psychische of neurologische
stoornis, waarbij de normale ontwikkeling van een kind belemmerd wordt. .
Wel vertonen kinderen met ontwikkelingsstoornissen vaak lichte gedragsproblemen of
gedragsstoornissen. Zo hebben kinderen met een verstandelijke handicap of met leerproblemen
bijvoorbeeld een verhoogde kans op gedragsproblemen.
Pagina | 10
3. Oorzaken van gedragsproblemen
Of men gedragingen nu classificeert vanuit een categorisch of een dimensioneel model, telkens gaat
het om een classificatie op gedragsniveau. Men groepeert gedragingen (‘symptomen’) en kijkt niet
naar hun achterliggende oorzaken.
Meerdere factoren spelen een rol bij de verklaring van probleemgedrag:
Biologische factoren
Neurofysiologische disfuncties (m.b.t. zenuwstelsel)
Psychische trauma’s
Gezinsfactoren
Opvoedingsfactoren
Factoren uit de school en buurt
Er is bij de ontwikkeling van gedragsproblemen steeds sprake van multicausaliteit, dit
betekent: /1
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Een probleem of stoornis zit dus nooit zomaar in het kind zelf. Vaak is sprake van een wisselwerking
met de omgeving waarin het kind zich bevindt. Het pedagogische klimaat is heel belangrijk en heeft
een grote invloed op de ontwikkeling van gedragsproblemen. Vaak is bij gedragsproblemen de
pedagogische aanpak niet adequaat afgestemd op de noden van het kind. In deze gevallen is het dan
ook beter te spreken van opvoedingsproblemen in plaats van gedragsproblemen. Het gaat hier
immers om een gestoord interactieproces tussen ouders en kind dat bij het kind kan leiden tot
gedragsproblemen. Ouders en/of leerkrachten kunnen een kind bijvoorbeeld onder- of overschatten,
wat kan leiden tot moeilijkheden bij de opvoeding.
Bijvoorbeeld:
Een kind dat niet gewenst is en weinig warmte of affectie krijgt, zal waarschijnlijk een lastig en
moeilijk kind worden dat zich niet gedraagt zoals andere kinderen.
Een kind dat steeds zijn/haar zin krijgt, loopt later veel kans antisociaal gedrag te vertonen.
Pagina | 11
Volgens het ‘Goodness-of-fit’ model is vooral de interactie en afstemming tussen kind- en
omgevingskenmerken verantwoordelijk voor problemen bij kinderen. Deze interactie kan positief zijn
(‘goodness of fit’) of negatief (‘poorness of fit’). Onaangepast gedrag is dan het gevolg van een
mismatch tussen kind en omgeving.
Stel dat een temperamentvol actief kind opgroeit in een gezin waar activiteit en lawaai
worden gewaardeerd. Is hier sprake van ‘goodness of fit’ of ‘poorness of fit’? Zullen er in
dit gezin problemen ontstaan? Waarom? /2
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Wat zal er vermoedelijk gebeuren als dit kind opgroeit in een gezin waar voornamelijk
rust en zelfcontrole worden gewaardeerd? /1
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Pagina | 12
4. De prevalentie van gedragsproblemen
Wereldwijd heeft gemiddeld 10% van de 0- tot 18-jarigen ernstige gedragsproblemen. De gemiddelde
prevalentie van specifieke stoornissen ligt lager.
Bijvoorbeeld:
Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD): 3-5%
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis: 5%
Over het algemeen wordt er weinig hulp gezocht: ongeveer 2% van de ouders zoekt hulp bij
gedragsproblemen van hun kind.
Waarom denk je dat hulp zoeken voor vele ouders moeilijk is? /1
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
Pagina | 13
Er bestaan verschillen tussen probleemgedrag bij jongens en bij meisjes: de prevalentie van ernstige
gedragsproblemen is doorgaans hoger bij jongens dan bij meisjes: de verhouding wordt geschat op
2:1.
Ook de leeftijd speelt een rol: jongere kinderen stellen andere gedragsproblemen dan oudere
kinderen. Sommige externaliserende problemen nemen af met het ouder worden (bijv. woedebuien,
ongehoorzaamheid,…) en andere nemen dan weer toe (bijv. psychosomatische klachten als hoofdpijn
en buikpijn).
Er is ook een hogere prevalentie van probleemgedrag bij kinderen uit zwakkere sociale milieus.
Gedragsproblemen zijn vrij persistent. Dit betekent dat ze meestal aanwezig blijven of zelfs verergeren
wanneer niet tijdig wordt ingegrepen. Je kunt als ouder of hulpverlener dus best niet denken “dat het
wel vanzelf zal over gaan” of “dat het er wel uit zal groeien”. Bij blijvende gedragsproblemen is
gespecialiseerde hulp nodig!
5. Bronnen
De Smet, I. (2014-2015). Cursus Orthopedagogiek 2e semester. [cursustekst]. VIP-school, Gent.
Het centrum voor ontwikkelingsstoornissen (2015). Diagnostiek en oriëntering. Geraadpleegd op 17 maart 2015 via http://cos.kinsbergenvzw.be/
McClure, T. (2012). Inside autism. Geraadpleegd op 17 maart 2015 via https://www.youtube.com/watch?v=sbNGy2NtsOA TV.Klasse (2012). Dit Heb Ik 5: Gilles de la Tourette. Geraadpleegd op 17 maart 2015 via https://www.youtube.com/watch?v=4qLiP7BhmhA