Gedichtendag 2011 - Over de Hofvijver

12
De Vrienden van de Hofvijver hebben op hun Facebookpagina een oproep geplaatst om gedichten over de Hofvijver in te sturen voor Gedichtendag 2011. De hier gepubliceerde gedichten zijn onder de aandacht gebracht van Gerdi Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer, die op Gedichtendag traditiegetrouw de plenaire vergadering van de Kamer opent met het voorlezen van een gedicht. Hieronder de dankbrief van de Kamervoorzitter. Vrienden van de Hofvijver Gedichtendag 2011 Gedichten over de Hofvijver De deelnemende dichters: Gerard Beentjes Anne Borsboom Steven Eernisse Gwendolyn van Essen Edith de Gilde Geer Huybers Wout Joling Dick Keulemans Frans van der Leeuw Daan de Ligt Victor R. Meijer Willem Minderhout Theo Monkhorst Diana Ozon Viviane Rose Marjolein Pieks Jack Terrible Gerrit Vennema Eelco van der Waals Ad Zuiderent Cilja Zuyderwyk

description

Gedichten van dichters onder de Facebookvrienden van de Hofvijver ter gelegenheid van Gedichtendag 2011 over de Hofvijver, aangeboden aan Tweede Kamervoorzitter Gerdi Verbeet

Transcript of Gedichtendag 2011 - Over de Hofvijver

De Vrienden van de Hofvijver hebben op hun Facebookpagina een oproep geplaatst om gedichten over de Hofvijver in te sturen voor Gedichtendag 2011. De hier gepubliceerde gedichten zijn onder de aandacht gebracht van Gerdi Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer, die op Gedichtendag traditiegetrouw de plenaire vergadering van de Kamer opent met het voorlezen van een gedicht.

Hieronder de dankbrief van de Kamervoorzitter.

Vrienden van de Hofvijver Gedichtendag 2011

Gedichten over de Hofvijver

De deelnemende dichters:

Gerard BeentjesAnne BorsboomSteven Eernisse

Gwendolyn van EssenEdith de GildeGeer Huybers

Wout JolingDick Keulemans

Frans van der LeeuwDaan de Ligt

Victor R. MeijerWillem Minderhout

Theo MonkhorstDiana Ozon

Viviane RoseMarjolein Pieks

Jack TerribleGerrit Vennema

Eelco van der WaalsAd Zuiderent

Cilja Zuyderwyk

DE KLEUREN VAN DE HOFVIJVER

hij spiegelt zich in ‘t stille vijverwatervanuit z’n torenraam blikt hij omlaagen zoekt de diepste gronden van Den Haagde bodem van de politieke krater

de kalme vijver dampt, of is het rookdie opstijgt van een smeulend vagevuurplots borrelt hij sinister en obscuurvanaf het eiland lacht het rode spook

vanachter buigend groen zo goed verborgen hij tovert mist die opduikt, flard na flarden stemmen komen nader, baren zorgen

wat hemelsblauw was is nu duivelszwartde zekerheid vervaagt tot heel misschienin ‘t donker zijn geen kleuren meer te zien

Daan de Ligt

ANDERE OGEN

Met een Arubaanse die ik liefhebloop ik een rondje Lange Vijverberg.

Ik zie oranje lampen in de bomen.Voor haar verft bloed de fraaie gevels rood.

Zie ik een ijsbaan in de gladde vijver,zij hoe een slavenschip wordt opgetuigd.

Ze geeft me nieuwe ogen, die haar roodvoorgoed naast mijn oranje zullen zetten.

Ze mengen doen we niet. Haar oud verdriet,mijn kinderlijk plezier, we maken plaats.

Dan is het tijd voor koffie. Het Voorhoutverwacht ons, statig en onaangedaan.

Edith de Gilde

De Hofvijver

Vijvers of vijvers vol spiegelingensereen spiegelbeeldvol rimpels en kringenmet daar doorheen zwemmend zwanen glijdend door het watersprookjesachtig en tegelijkertijdvan alle tijden zo tijdloos en enigszins geheimzinnig

Gwendolyn van Essen

Ha Koningin!

Er is veel gebeurd, maar niets veranderd.U hebt me vondeling gelegdin een rieten mandjein de Hofvijver in Den Haag.U hebt me gezalfd toen ik zeven was.Ik heb chaotische en spannende dingenmeegemaakt.De honden lusten er geen brood van.U weet dat ik een paar keerbijna vermoord werd.U beschermde mij zoals u beloofd had.Ik heb ook mooie dingen meegemaakt.Genoten van het vrouwelijke schoon,mijn vrijheid en gesprekken met God.U weet dat ik op zoek bennaar die speciale vrouwvoor een volmaakte relatie (Armageddon).U weet dat niemand mij gelooftals ik hen vertel dat ik uw zoon ben.Ik ben en blijf uw zoon, uw eersteling.

Jack Terrible

Hofvijver

ik voel me als een visin het waterin Den Haagmijn Hofvijver

de ooievaarop het eilandHermance Schaepmanmaakt het levenriskantinteressant

soms word ik uit het water gevistgepiktof ergeringesliktmaar altijd weer uitgespuugdteruggekoktin de vijvervan het Haagse leven

Dick Keulemans

De Hofvijver

Dit is het zwembad voor de prinsesjes, zegt hijzonder te blikken of te blozen, in het donker poedelen ze stiekem tussen witte knobbelzwanen, kussen kikkers op hun mond.

Uit de fontein, daar in het midden, spuit dan oranje limonade en ze zwemmen met een kroontjeop hun hoofd, dragen badpakjes van gouddraad.

Ik kijk zijdelings naar mijn vader, die ik tot nu toe heb geloofd, sla mijn hand vooropen mond en draai me om.

Kom, zegt hij, we gaan eens verder, we wandelenonder hoge bomen, langs paleizen, blinde ramen en de schtterende zon laat zijn neus steeds langer groeien.

In die toren woont de koning, fantaseert hij erop los.

Ach, mijn vader is dromer, mamma zei dat gisteren nog.

Cilja Zuyderwyk

ZWALUWEN VERTREKKEN HEEL VERLIEFDNAAR EEN SCHIERBLAUWE HEMEL SCHICHTIGBEGELEID DOOR DE PLUIS VAN PAARDENBLOEMDE LUCHT IS ZWANGER VAN LAVENDELDAT FELBLAUW LANGS HET EILANDJE GROEIT

DE KABBELLENDE GOLFJES HEBBEN GEEN SCHUIMZE KIETELEN DE STENEN ZONDER VERZUIM HIER GEVEN ZOETWATERMOSSELS STEEDS HUN LUCHTEN BEGINT EEN KIKKER AAN ZIJN REISHET HOFVIJVER EILAND PARADIJSWAAR ELKE MINISTER IN GEDACHTEN DAGELIJKS NAAR TOE VLUCHT

Victor R. Meijer

Vijver bij nacht

Het gat in de stadwaar water stil staat,het hart als het wareuitgenomen.

De straten stromen nog,lichtaders rond de leegtezoekend naar wat klopte.

Maar in het gat is het ontbreken en vegen bladerende maan uit.

Theo Monkhorst

Op een Koninklijke vijver

binden zij de ijzers aanonder baaien rokken blijvenwankel eerst nog later gaan

eerste schreden zwierenop en neer en op en neerrond krassende versieren dan aarzelt niemand meer

links en rechts en op en neer weeronder nu nog dan een achtbloed stroomt sneller doet geen zeer meer aan de kade klinken zacht

ovaties, dof door wantenmutsen schudden traagdan breekt aan alle kanten ijs van één nacht en vaag

zien we in gedoofde lichten achten ondergaan tot er niets meer is te dichtenaan ‘t Hof plengt men een traan

Anne Borsboom

Hofvijver Haiku

Het hart van de stadgevoed door de Haagse Beekgeen grotere schat

Eelco van der Waals

Kamerwater

vertel nooit hoe de zee hier stierfspreek van de beek, het duin, de stad

maar niet over de woorden die hier aanspoelden, hoe een vesting van belangen hun omgafhoe zij dienden als kasteel voor de beroofde goden die dit land uit het water haalden

zwijg over de waarheid want zij draagt een kroon zonder kussen die lip voor lip ontwaart hoe leugens tot stand komen met het verlies van diepte

herinner de momenten dat we onszelf zochten, hoe de politiek ons dwongte kijken naar wie we zijn in plaats van wat we delen

vertel je spiegelbeeld van de kus uit het water die als de bloei van dit vers luistert in haar vaas

Marjolein Pieks

FOTOGRAAF AAN DE HOFVIJVER

Als nietsvermoedend zonlichtdat met water speelt,

gevangen in een kader – ongemerkt

worden tot getuigeop een plek vol historie.

Gerrit Vennema

BIJ WATER EEN KIND

Bij water een kind, ja dat zal wel,want dat kind ben je zelf als je zingtvan het blad in je hoofd, aan de kant,dus ook in Den Haag bij een vijverben je kind, houdt het liedje niet op -in Den Haag daar heeft Nijhoff gewoond,en waar Jantje naar wijst, is het huisvan zijn vader, het hof, en je zingtdat hij wijst, met zijn handje, een pluimop zijn hoed, die tekst ken je nog goed,bij water een kind, maar bij water,dus je hoort er ook Nijhoff doorheen;als een blad tussen vinger en duimvist een kind zoiets op, weet geen raaden verdrinkt, of ook niet, wie is wiein dit lied, en wat nu, je probeert,maar het lijkt er niet op, je probeertof je zelf wel bij water een kind -vijver die spiegel kan zijn, of niet,vissen in water, kind uit het nietsaan de kant, liedje is uit, een bladwaar niets op staat dan dag, Jantje, dag.

Ad Zuiderent

HOFVIJVER

Omkaderde vijver: Hollandse ijver

De haringman leegt er zijn emmer in

Een teddybeer probeert te verdrinken

Op de bodem ligt al eeuwen een ring

In de regen in de schemering zit

een jongen op een bank naast zijn fiets

Hij luistert naar een sportuitzending

Blijkbaar wacht hij tevergeefs op iets

Eenzaam brandt licht in het Torentje

weerspiegelt over het zwarte water

Onder het raam ligt een sloep klaar

voor het vlaggen op het eilandje

‘Wat een enorm spaarbekken,’ lacht

de toerist in de bus bij het langskomen

‘Speciaal voor de regering en

er heerst in dit land geeneens droogte’

Diana Ozon

Mijmeren bij de Hofvijver

Hier staar ik naar de overkant naar het Torentje.

Is het waar dat daar iemand het land regeert?

Of is het Mevrouw de Voorzitter met de hamer

zoals zij die met de hand hanteert in de kamer?

Of is alles een wonderlijk sprookje in de Ridderzaal?

Een Koningin op een rode loper? De Staten Generaal?

Ik kijk over de hofvijver en blijf zitten met een vraag.

Welke minderheid regeert hier welke meerderheid?

En waarom? Hebben wij als burgers dit gekozen

Of lopen we in een zwembadpas langs de plas

op gepaste afstand, want alles gebeurt immers

in een ander buitenland. Klein is de macht,

dat beseft de dichter in de nacht en wacht,

zonder te weten waarop. De laatste die lacht?

Gerard Beentjes

Geheim

Ik zei nog tegen Hermance; je kan de Hofvijver toch ook beluchten!

Slangen met gaatjes op de bodem.

Jaag er lucht doorheen en die groene soep verdwijnt wel.

Nee, zei ze later, zo willen ze het niet.

Ze zijn bang dat de bodem teveel wordt omgewoeld.

Ze willen het afdekken.

-

Eerst de vissen er uit.

De gehele bodem bedekt met zwaar zwart plastic.

Zand erover.

Niemand die het weet.

Niemand die er bij stil heeft gestaan.

Onder die ingepakte Christo.

Geer Huybers

Hofdicht

Den Haag is net een mooie vrouw

Al is zij wat Transvaal

Ze verbergt dat met haar Schilderswijk

En achter grove taal.

Den Haag is net een chique dame

Ik noem haar vaak Marlot

Als ik haar bij haar Benoordenhout

Dan protesteert ze: ‘Zot!’

Ik droom vaak van haar Bloemenbuurt

Dan streel ik haar Kijkduin

Kijk verlangend naar haar Berestein

Waar zij in Vrederust

Als minnares is zij ongedurig

Want na een Laakkwartier

Stuurt ze mij weer het Kortenbosch in

Gedaan met het plezier.

Dan treur ik om haar rimpeling

Omzoomd door Hof en Berg

Haar Hofvijver, zo diep en koud

Die gaat me door het merg.

Willem Minderhout

Hoe Haagsch

Hoe Haagsch waren de daagen toen

De heeren hier rustig flaneerden

Met hoofse dames langs de vijver

Naar hun terrasje op het plein

De fontein sproeit nu al uren

niet meer op het verdreesde water

Vragen blijven vragend liggen

Als honden achter stenen muren

Iemand blijft staan, wijst naar een raam

Waarachter nog schimmen van toen

Wie daar regeerden jaar in jaar uit

De christenen en de socialen

Raakten er hun stemmen kwijt

Aan populisten die nu spelen

Met volk en nieuwe media

Waar is het Haagsch Den Haag gebleven

Wout Joling

O eiland in de regen

Daar ligt het in het water

Een Madurodammerig oorlosgmonument

Met aan de kant Johan van Oldenbarnevelt

Namens de VOC,

Die zijn rekkelijke nek verloor, iets verderop

Hij kijkt naar de zoete boeroeboedoer,

De bruid van Lucebert, die wij ontdekten

Omdat wij zeevaarders zijn en weg wilden

Uit dit moeras, dit natte lompe vette land

van aardappels, natte voeten en koe

en machtige voorbijtrekkende wolken

zo raak geschilderd door Weissenbruch

en Mondriaan in het blauw van de aarde.

Wij ontdekten hen

Zij konden geen boten bouwen

Zij waren tevreden

Zij waren niet nieuwsgierig

Anders hadden zij ons ontdekt

En haring gekaakt en naar hun hol getransporteerd

Nu brachten wij het ware geloof in de Heere Heere

Die Johan van Oldenbarnevelt in een achteloos moment

Verwaarloosde of om wie hij, een doodzonde,

giechelde.

Zo wordt landje veroveren niet gespeeld

Het zou ze goed doen

Die inlanders, inboorlingen, inheemsen

Niet autochtonen, dat zijn wij

Wij brachten ze beschaving, ontwikkeling,

Een minderwaardigheidscomplex en onze taal

Waar ze in zuidelijk Afrika later ook zoveel

Plezier aan hebben beleefd

We plantten onze vlag, zonder oranje

Die onzin kwam later

We schoten een paar dood

en namen mee

Waar zij geen raad mee wisten

Daarom ligt dat eilandje in de Hofvijver

De moeder van Buitenzorg

Prospero zond ons de halsbandparkiet

Om het nooit te vergeten.

Steven Eernisse

Als ‘t aan de Hofvijver lag

Was Halbe al helemaal vertrokken

En viel hij niemand nog lastig

Met zijn pauper ‘gedoe’.

Maar dit zal Verbeet

Nooit in de Kamer

Plenair durven voorlezen

Helaas.

Frans van der Leeuw

De nacht vuurt de lichten in het water

Lichte schittering voert zich door mijn lichaam

Hier langs loop ik van of naar huis

Vergetend de armoede van de wijk waar ik woon

De grens waar wordt geregeerd

Daar is waar ik even stil sta

Over spiegelingen in het water kijkend

Het water geeft uitzicht geen inzicht

"Wat is het torentje klein"

Zijn woorden die hij zei en mij herinnerend doen glimlachen

De panden die grenzen aan het water kijk ik voorbij

En zie de moderne gebouwen erboven uittorenen

Dit alles doet mij altijd beseffen

Hier ben ik in Den Haag

De stad waar ik mij steeds meer thuis voel

Hoewel de vlaggen mij wapperend doen denken aan mijn Grunn tijd

De romantiek is van zichtbaar naar voelbaar verhuisd

Zal best willen duiken, dieper willen gaan in verkennen

Zal de bodem meer troep of meer schoonheden naar boven doen drijven?

Speelt zich daar een wereld af waarvan we niet weten?

Viviane Rose