Gaswandketel Bosch HRC - CW-Hestiaparallelaansluiting AZB 817/1 monteren 24 5.1 Leveringsomvang 24...

60
Gaswandketel Bosch HRC 6 720 611 391 - 00.1O Bosch 26 HRC Bosch 30 HRC Bosch 35 HRC Bosch 42 HRC 6 720 611 390 NL (2006/01) OSW

Transcript of Gaswandketel Bosch HRC - CW-Hestiaparallelaansluiting AZB 817/1 monteren 24 5.1 Leveringsomvang 24...

  • Gaswandketel

    Bosch HRC

    6 720 611 391 - 00.1O

    Bosch 26 HRCBosch 30 HRCBosch 35 HRCBosch 42 HRC

    6 72

    0 61

    1 39

    0 N

    L (2

    006/

    01) O

    SW

  • Inhoud

    Inhoud

    Voor uw veiligheid 3

    Verklaring symbolen 3

    1 Toestelbeschrijving algemeen 41.1 EG-conformiteitsverklaring 41.2 Typenoverzicht 41.3 Leveringsomvang 41.4 Toestelbeschrijving 41.5 Toebehoren (zie prijslijst) 41.6 Mantel 51.7 Toestelopbouw 61.8 Opbouw 71.9 Elektrische bedrading 81.10 Technische gegevens Bosch 26 HRC 91.11 Technische gegevens Bosch 30 HRC 101.12 Technische gegevens Bosch 35 HRC 111.13 Technische gegevens Bosch 42 HRC 12

    2 Voorschriften 13

    3 Overzicht van rookgastoebehoren 14

    4 Installatie 204.1 Belangrijke opmerkingen 204.2 Opstellingsplaats kiezen 204.3 Voormonteren van de installatie 214.4 Toestel monteren 224.5 Aansluitingen controleren 234.6 Uitzonderingen 23

    5 Basistoebehoren voor parallelaansluiting AZB 817/1 monteren 24

    5.1 Leveringsomvang 245.2 Algemeen 245.3 Montage 24

    6 Elektrische aansluiting 266.1 Toestel aansluiten 266.2 Aansluiten Open Therm Bosch TF 30

    regelaar 276.3 Aansluiten temperatuurregelaar,

    afstandsbedieningen of schakelklokken 276.4 Tweedraads kamerthermostaat aansluiten 286.5 Aansluiten van de boiler 296.6 Aansluiten van een temperatuurbegrenzer

    TB 1 in een vloerverwarminginstallatie 29

    7 Inbedrijfname 307.1 Voor het in bedrijf nemen 307.2 In-/Uitschakelen 317.3 Verwarming inschakelen 317.4 Verwarmingsregelingen 31

    7.5 Toestellen met voorraadsysteem: warmwatertemperatuur instellen 32

    7.6 Gaswandketels zonder voorraadsysteem: warmwatertemperatuur en hoeveelheid instellen 32

    7.7 Zomerbedrijf (alleen warmwaterbereiding) 35

    7.8 Vorstbeveiliging 357.9 Storingen 357.10 Pompblokkeringsbeveiliging 35

    8 Individuele instelling 368.1 Mechanische instellingen 368.2 Instellen van de Bosch Heatronic 37

    9 Gasinstellingen 459.1 Gas/luchtverhouding instellen 459.2 Verbrandingslucht/rookgasafvoer metingen

    met een ingesteld verwarmingsvermogen 47

    10 Onderhoud 4710.1 Checklist voor het onderhoud

    (onderhoud protocol) 4810.2 Beschrijving van de verschillende onder-

    houdsstappen 49

    11 Bijlage 5311.1 Storingsaanduiding 5311.2 Instelwaarde (aardgas) voor verwarming/

    boileropwarmvermogen bij Bosch 26 HRC 54

    11.3 Instelwaarde (propaan) voor verwarming/boileropwarmvermogen bij Bosch 26 HRC 54

    11.4 Instelwaarde (aardgas) voor verwarming/boileropwarmvermogen bij Bosch 30 HRC/35 HRC 55

    11.5 Instelwaarde (propaan) voor verwarming/boileropwarmvermogen bij Bosch 30 HRC/35 HRC 55

    11.6 Instelwaarde (aardgas) voor verwarming/boileropwarmvermogen bij Bosch 42 HRC 56

    11.7 Instelwaarde (propaan) voor verwarming/boileropwarmvermogen bij Bosch 42 HRC 56

    12 Inbedrijfname protokol 57

    13 Garantie 58

    14 Combinatie met zonne-energie 59

    6 720 611 390 NL (2006/01)2

  • Voor uw veiligheid

    Voor uw veiligheid

    Bij gaslucht

    B Sluit de gaskraan (zie blz. 30).B Ramen openen.B Geen elektriciteitsschakelaars gebruiken.B Open vuur doven.B Direkt gasbedrijf/gastechnisch installateur waar-

    schuwen.

    Bij rookgaslucht

    B Toestel buiten bedrijf stellen (zie blz. 31).B Ramen en deuren openen.B Gastechnisch installateur waarschuwen.

    Opstelling, wijzigingen

    B De opstelling of wijzigingen aan de gaswandketel mogen alleen volgens de voorschriften en door een gastechnisch installateur veranderd worden.

    B Rookgasafvoer voerende delen mogen niet veran-derd worden.

    B Opstelling als open toestel, dus verbrandings-lucht aanzuiging uit de opstellingsruimte: Be- en ontluchtingsopeningen in deuren, ramen en muren niet afsluiten of dicht maken c.q. verkleinen. Bij kierdichte ramen, verbrandingsluchtverzorging veilig stellen.

    Onderhoud

    B Aanbeveling voor de gebruiker: Voor het juist functioneren van het toestel, dient het onderhoud jaarlijks door een erkend installateur te worden ver-richt.

    B De gebruiker is verantwoordelijk voor het milieu en de veiligheid van de installatie.

    B Er mogen alleen originele Bosch onderdelen gemonteerd worden.

    Explosieve en licht ontvlambare materialen

    B Plaats en gebruik geen licht ontvlambare materialen en vloeistoffen in de nabijheid van het toestel.

    Verbrandingslucht en omgevingslucht

    B Om corrosie te vermijden, dient de verbrandings-lucht vrij van agressieve stoffen te zijn (o. a. halogeen koolwaterstoffen die chloor of fluorverbindingen bevatten).

    Gebruiker informeren

    B Aan de gebruiker de werking en de bediening, het bijvullen, ontluchten tevens het controleren van de installatiedruk uitleggen.

    B De gebruiker er op wijzen dat hij zelf geen verande-ringen of reparaties mag uitvoeren.

    Verklaring symbolen

    Signaalwoorden geven de zwaarte aan van het gevaar wat kan optreden als de voorschriften niet opgevolgd worden.

    • Voorzichtig betekent dat er mogelijk lichte materi-ële schade kan optreden.

    • Waarschuwing betekent dat er lichte persoonlijke schade of zwaardere materiële schade kan optreden.

    • Gevaar betekent dat zware persoonlijke schade kan optreden. In bijzonder zware gevallen bestaat er levensgevaar.

    Aanwijzingen: betekent belangrijke informatie welke in die gevallen geen gevaar voor mens of toestel oplevert.

    Veiligheidsaanwijzingen in de tekst worden door middel van een grijs vlak en een gevaren driehoek aangeduid.

    iAanwijzingen in de tekst met hiernaast aangegeven symbool worden begrenst met een lijn boven en onder de tekst.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 3

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1 Toestelbeschrijving algemeen

    1.1 EG-conformiteitsverklaring

    Dit toestel voldoet aan de geldende eisen van de euro-pese richtlijnen 90/396/EEG, 92/42/EEG, 73/23/EEG, 89/336/EEG en de in het EG-proefmodelcertifi-caat beschreven proefmodel.Het voldoet aan de keuringseisen betreffende HR-ketels.Het gemiddelde NOx in de rookgassen ligt onder de 40 ppm.Het toestel is gekeurd volgens EN 677.

    1.2 Typenoverzicht

    HR HoogrendementC Combinatie toestel26 Warmwatervermogen 26 kW30 Warmwatervermogen 30 kW35 Warmwatervermogen 35 kW42 Warmwatervermogen 42 kW

    De type aanduiding wordt door kencijfers aangevuld. Het geeft het gassoort aan volgens DVGW, werkblad G 260.

    1.3 Leveringsomvang

    • Gaswandketel voor centrale verwarming

    • Klem voor het bevestigen van het rookgastoebehoren

    • Weerstand 1,5 kΩ, 0,6 watt voor het aansluiten van een tweedraads (aan/uit) kamerthermostaat met potentieel vrij contact

    • Basistoebehoren voor parallelaansluiting ø 80 mm (AZB 817/1)

    • Bevestigingsmateriaal (schroeven met toebehoren)

    • Toesteldocumentatie

    • Gasaansluitnippel 1" x 1/2" binnendraad

    • OpenTherm-module (OTM1) ingebouwd.

    1.4 Toestelbeschrijving

    • Toestel voor wandmontage onafhankelijk van schoor-steen en opstellingsruimte.

    • Aardgastoestellen voldoen ruim aan de emissie-eis NOX-besluit

    • Multifunctionele aanduidingen (display).

    • Busbestuurde Bosch Heatronic

    • Automatische ontsteking

    • Continu traploos modulerende regeling

    • Volledig beveiligd met branderautomaat, ionisatiebe-veiliging en magneetventielen (EN 298).

    • Minimale wateromloophoeveelheid is niet noodzake-lijk.

    • Geschikt voor vloerverwarming

    • Concentrische pijp voor rookgasafvoer/luchttoevoer met meetpunten voor CO2/CO

    • Toerengeregelde ventilator.

    • Voorgemengde brander

    • Temperatuurvoeler en temperatuurkeuze voor ver-warming

    • Temperatuurvoeler in aanvoer, temperatuurbegren-zer in 24 V circuit.

    • Pomp (drie toeren), met automatische ontluchter

    • Overdrukveiligheid, manometer

    • Aansluitmogelijkheid voor boiler-NTC

    • Aansluitmogelijkheid voor voorraadsysteem

    • Rookgastemperatuurbeveiliging (120 °C)

    • Schakeling voor warmwatervoorrang

    • Omschakelklep met motor

    • Platenwarmtewisselaar.

    1.5 Toebehoren (zie prijslijst)

    • Rookgastoebehoren

    • Montageplaat

    • Trechtersifon, afvoerleiding en afvoerbochtstuk

    • Servicepakket opbouwinstallatie

    • Servicepakket inbouwinstallatie

    • Weersafhankelijke inbouwregeling TA 211 E

    • Weersafhangelijke opbouwregeling (geschikt voor Can-Bus)

    • Modulerende ruimtetemperatuurregeling TR ... (TR 220 geschikt met Can-Bus)

    • Inbouw schakelklok

    • Toebehoren voor boileraansluiting.

    Prod.-ID-Nr. CE-0085BL0507

    Categorie II2L 3 P

    ToepassingC13, C33, C43, C53, C63, C83, B23, B33

    Tabel 1

    Bosch 26 HRCBosch 30 HRC Bosch 35 HRCBOSCH 42 HRC

    Kencijfer Wobbe-Index (15 °C) Gassoort

    5 10,9-12,5 kWh/m3 Aardgas, groep 2L

    Tabel 2

    6 720 611 390 NL (2006/01)4

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.6 Mantel

    Afb. 113 Montageaansluitplaat101 Mantel103 Deksel voor bedieningspaneel103.1 Knop om klep te open338 Maatvoering voor elektrokabels uit de muur

    Afb. 2 Afb. 3

    125

    80min.

    100min.

    100

    850

    440 360

    85

    861 90

    6

    200

    3060

    163

    40~

    25

    240= =

    20

    864

    338 13

    103.1

    101

    103

    6 720 611 390 - 01.1O

    min 800

    850

    85

    360

    6 720 611 393 - 12.1O

    min

    120

    0

    min 800

    min

    120

    0

    850

    85

    3606 720 611 393 - 13.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 5

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.7 Toestelopbouw

    Afb. 44 Heatronic6 Temperatuurbegrenzer (ketelblok)6.1 Warmwater-NTC7 Meetnippel gasvoordruk8.1 Manometer9 Temperatuurbegrenzer (Rookgassen)15 Overstortventiel18 Circulatiepomp18.1 Toerenschakelaar 27 Automatische ontluchter29 Mengkamer met verbrandingsluchtopeningen32.1 Electrodenset 36 Temperatuurvoeler (NTC) aanvoer43 Aanvoer CV63 Instelschroef voor max. gashoeveelheid64 Instelschroef voor min. gashoeveelheid88 Omschakelklep98 Waterschakelaar

    102 Kijkglas 120 Ophanggaten 221.1 Rookgasafvoerpijp221.2 Luchtaanzuigpijp 226 Ventilator234 Meetnippel rookgassen234.1 Meetnippel luchttoevoer271 Rookgasafvoerpijp 295 Toestelgegevenssticker 349 Deksel voor parallelaansluiting 355 Platenwarmtewisselaar358 Condenswater sifon396 Slang condenswatersifon 415 Inspectiedeksel 416 Condensverzamelbak 418 Typeplaatje

    8.1

    29

    98

    102

    226

    234.1

    271

    416

    221.1

    221.2

    43

    9

    63

    358

    64

    7

    355

    6.1

    88

    15

    4

    18.1

    18

    396

    27

    415

    6

    36

    32.1

    234

    349

    120

    418

    2956 720 611 390-02.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01)6

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.8 Opbouw

    Afb. 54 Heatronic6 Temperatuurbegrenzer (ketelblok)6.1 Warmwater-NTC7 Meetnippel gasvoordruk8.1 Manometer9 Temperatuurbegrenzer (Rookgassen)13 Montageaansluitplaat (behoort niet tot de levering)14 Sifon (behoort niet tot de levering)15 Overstortventiel18 Circulatiepomp27 Automatische ontluchter29 Mengkamer met verbrandingslucht openingen29.1 Bimetaal voor verbrandingslucht compensatie30 Brander32 Ionisatie-elektrode33 Ontstekingselektrode35 Ketelblok met gekoelde verbrandingskamer36 Temperatuurvoeler (NTC) aanvoer43 Aanvoer44 Warmwater45 Gas46 Koudwater47 Retour48 Afvoer52 Veiligheidsmagneetventiel 152.1 Veiligheidsmagneetventiel 255 Zeef56 Gasarmatuur CE 42757 Veiligheidskleppen61 Ontstoringsknop

    63 Instelschroef voor max. gashoeveelheid64 Instelschroef voor min. gashoeveelheid69 Regelklep84 Motor88 Omschakelklep90 Venturi91 Overdrukventiel93 Waterhoeveelheidregelaar94 Membraan95 Hevel met schakelnok96 Microschakelaar97 Instelschroef tapdebiet98 Waterdeel221 Rookgasafvoerpijp226 Ventilator229 Luchtkast234 Meetpunt rookgassen234.1 Meetpunt luchttoevoer317 Digitaal display355 Platenwarmtewisselaar358 Condenswater sifon361 Vul- en aftapkraan (toebehoren)443 Membraan447 Restrictie rookgasafvoer (Bosch 30/35/42 HRC)

    ϑ

    3329 30

    32

    226229 234234.1

    9

    35

    221

    6

    36

    29.1

    63

    15

    45 4743 44 46 48

    14

    13

    8.1

    84

    36190

    97 98

    93

    94

    95

    96

    91

    69

    64

    57

    52.1

    5652

    55 7

    ϑ

    6.1M

    317614

    maxmax

    1

    2

    3 4

    5

    E

    ECO

    0

    358

    1888

    355

    27

    6 720 611 390 - 04.3O

    443

    447

    6 720 611 390 NL (2006/01) 7

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.9 Elektrische bedrading

    Afb. 64.1 Ontstekingstrafo6 Temperatuurbegrenzer (ketelblok)6.1 Warmwater-NTC9 Temperatuurbegrenzer (rookgassen)18 Circulatiepomp 32 Ionisatie-elektrode33 Ontstekingselektrode36 Temperatuurvoeler (NTC) aanvoer52 Veiligheidsmagneetventiel 152.1 Veiligheidsmagneetventiel 256 Gasblok CE 42761 Resetknop84 Motor96 Microschakelaar van de waterschakelaar135 Hoofdschakelaar136 Temperatuurregelaar voor verwarming151 Zekering T 2,5 A, AC 230 V153 Transformator161 Brug226 Ventilator300 Codeersteker302 Aansluiting voor aarde303 Stekeraansluiting voor NTC boiler 1310 Temperatuurregelaar voor warmwater312 Zekering T 1,6 A313 Zekering T 0,5 A314 Stekeraansluiting inbouwregelaar TA 211 E of Busmoduul315 Aansluiting ruimtetemperatuurregelaar, geen TR 220317 Digitaal display318 Stekeraansluiting voor schakelklok

    319 Stekeraansluiting voor boiler328 AC 230 V klemaansluiting328.1 Brug329 LSM stekeraansluiting363 Controlelamp branderbedrijf364 Controlelamp 0/1 (uit/aan)365 Druktoets schoorsteenveger 366 Service druktoets367 „ECO“ druktoets473 Weerstand474 OTM 1

    69

    32

    33

    36

    52.1

    474

    2

    56

    61

    230 V

    135

    9V/25 V

    230V/AC

    153 136

    1511 2 4 7 8 9

    315 319

    161

    M

    226

    300L N LsNs

    328LR

    302

    O T AF

    310

    312

    313

    314

    317

    318

    329

    363364 365 366ECO

    367

    4.1

    303328.1

    M

    6.1

    18

    96

    6 720 611 390-18.1O

    84

    M473

    6

    6 720 611 390 NL (2006/01)8

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.10 Technische gegevens Bosch 26 HRC

    Eenheid Bosch 26 HRC

    Aardgas Propaan

    Nominaal vermogen (bij cv 40/30°C) Nominaal vermogen (bij cv 50/30°C)Nominaal vermogen (bij cv 80/60°C)

    kWkWkW

    21,821,620,6

    21,821,620,6

    Nominale belasting kW 20,8 20,8Minimaal vermogen (bij cv 40/30°C) Minimaal vermogen (bij cv 50/30°C)Minimaal vermogen (bij cv 80/60°C)

    kWkWkW

    8,68,67,6

    11,611,410,5

    Minimale belasting kW 7,8 10,8Max. warmwater vermogen kW 32,2 32,2Continu warmwater vermogen kW 25,7 25,7Max. warmwater belasting kW 32,5 32,5GasaansluitwaardeAardgas (His = 8,1 kWh/m

    3) m3/h 4,2 -Propaan (Hi = 12,9 kWh/kg) kg/h - 2,4Gasaansluitwaarde (voordruk)Aardgas mbar 20 - 30 -Propaan mbar - 25-35WarmwaterWarmwaterhoeveelheid 60°C 1)

    1) Hierbij wordt uitgegaan van een koudwatertemperatuur van 10 °C.

    l/min 7,3 7,3Warmwaterhoeveelheid 40°C 1) l/min 12,3 12,3Gaskeur CW 3 3Uitstroomtemperatuurinstelbereik °C 40 - 60 40 - 60Max. waterdruk bar 10 10Min. waterdruk bar 0,2 0,2Max. waterhoeveelheid l/min 14 14Rekenwaarde voor de diameterberekening volgens DIN 4705Rookgasvolumenstroom max./min. vermogen g/s 15,4/4,0 15,4/4,0Rookgastemperatuur (bij cv 80/60°C) max./min. vermogen °C 78/57 78/57Rookgastemperatuur (bij cv 40/30°C) max./min. vermogens °C 58/35 58/35Opvoerhoogte Pa 80 80CO2 bij nom. vermogenCO2 bij min. vermogen

    %%

    9,08,8

    10,810,5

    Rookgas condensaatMax. hoeveelheid condensaat (tR = 30°C) l/h 2,7 2,7PH waarde ca. 4,8 4,8AlgemeenElektrische spanning AC ... V 230 230Frequentie Hz 50 50Opgenomen vermogen / standby - deellast - vollast W 8-60-120 8-60-120Beschermingsgraad2)

    2) Bij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): beschermingsgraad IP 00 (niet spatwaterdicht).

    IP X4D X4DMax. aanvoertemperatuur °C ca. 90 ca. 90Max. bedrijfsdruk (verwarming bar 3 3Toegestane omgevingstemperaturen °C 0-50 0-50Inhoud ketelblok l 3,75 3,75Gewicht (zonder verpakking) kg 41 41Tabel 1

    6 720 611 390 NL (2006/01) 9

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.11 Technische gegevens Bosch 30 HRC

    Eenheid Bosch 30 HRC

    Aardgas Propaan

    Nominaal vermogen (bij cv 40/30°C) Nominaal vermogen (bij cv 50/30°C)Nominaal vermogen (bij cv 80/60°C)

    kWkWkW

    30,830,728,9

    30,830,728,9

    Nominale belasting kW 29,6 29,6Minimaal vermogen (bij cv 40/30°C) Minimaal vermogen (bij cv 50/30°C)Minimaal vermogen (bij cv 80/60°C)

    kWkWkW

    9,59,48,2

    12,712,611,0

    Minimale belasting kW 8,8 11,8Max. warmwater vermogen kW 32,8 32,8Continu warmwater vermogen kW 30,2 30,2Max. warmwater belasting kW 33,6 33,6GasaansluitwaardeAardgas (His = 8,1 kWh/m

    3) m3/h 4,2 -Propaan (Hi = 12,9 kWh/kg) kg/h - 2,4Gasaansluitwaarde (voordruk)Aardgas mbar 20 - 30 -Propaan mbar - 25-35Warmwater Warmwaterhoeveelheid 60°C 1)

    1) Hierbij wordt uitgegaan van een koudwatertemperatuur van 10 °C.

    l/min 8,6 8,6Warmwaterhoeveelheid 40°C 1) l/min 14,4 14,4Gaskeur CW 4 4Uitstroomtemperatuurinstelbereik °C 40 - 60 40 - 60Max. waterdruk bar 10 10Min. waterdruk bar 0,2 0,2Max. waterhoeveelheid l/min 14 14Rekenwaarde voor de diameterberekening volgens DIN 4705Rookgasvolumenstroom max./min. vermogen g/s 15,4/4,0 14,5/4,1Rookgastemperatuur (bij cv 80/60°C) max./min. vermogen °C 78/57 78/57Rookgastemperatuur (bij cv 40/30°C) max./min. vermogens °C 58/35 58/35Opvoerhoogte Pa 120 120CO2 bij nom. vermogenCO2 bij min. vermogen

    %%

    9,09,0

    10,810,8

    Rookgas condensaatMax. hoeveelheid condensaat (tR = 30°C) l/h 2,7 2,7PH waarde ca. 4,8 4,8AlgemeenElektrische spanning AC ... V 230 230Frequentie Hz 50 50Opgenomen vermogen / standby - deellast - vollast W 8-60-155 8-62-156Beschermingsgraad2)

    2) Bij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): beschermingsgraad IP 00 (niet spatwaterdicht).

    IP X4D X4DMax. aanvoertemperatuur °C ca. 90 ca. 90Max. bedrijfsdruk (verwarming bar 3 3Toegestane omgevingstemperaturen °C 0-50 0-50Inhoud ketelblok l 3,75 3,75Gewicht (zonder verpakking) kg 41 41Tabel 2

    6 720 611 390 NL (2006/01)10

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.12 Technische gegevens Bosch 35 HRC

    Eenheid Bosch 35 HRC

    Aardgas Propaan

    Max. Nominaal vermogen 40/30°C Max. Nominaal vermogen 50/30°CMax. Nominaal vermogen 80/60°C

    kWkWkW

    35,034,832,8

    35,034,832,8

    Max. Nominaal belasting kW 33,6 33,6Min. Nominaal vermogen 40/30°C Min. Nominaal vermogen 50/30°CMin. Nominaal vermogen 80/60°C

    kWkWkW

    9,59,48,2

    12,712,611,0

    Minimale belasting kW 8,8 11,8Max. warmwater vermogen kW 32,8 32,8Continu warmwater vermogen kW 32,8 32,8Max. warmwater belasting kW 33,6 33,6Gasaansluitwaarde Aardgas (His = 8,1 kWh/m

    3) m3/h 4,2 -Propaan (Hi = 12,9 kWh/kg) kg/h - 2,4Gasaansluitwaarde (voordruk)Aardgas mbar 20 - 30 -Propaan mbar - 25 - 35WarmwaterMax. warmwaterhoeveelheid (fabrieksinstelling) l/min 9,4 9,4Max. warmwaterhoeveelheid l/min 15,6 15,6Gaskeur CW 5 5Uitstroomtemperatuur °C 40 - 60 40 - 60Max. waterdruk bar 10 10Min. waterdruk bar 0,2 0,2Max. waterhoeveelheid l/min 14 14Rekenwaarde voor de diameterberekening volgens DIN 4705Massastroom rookgassen max/kleinlast. g/s 15,4/4,0 14,5/4,1Temperatuur rookgassen 80/60°C max/kleinlast °C 78/57 78/57Temperatuur rookgassen 40/30°C max/kleinlast °C 58/35 58/35Opvoerhoogte Pa 120 120CO2 bij nom. vermogenCO2 bij min. vermogen

    %%

    9,09,0

    10,810,8

    Rookgaswaardengroep volgens G 636 G61/G62 G61/G62Rookgas condensaatMax. hoeveelheid condensaat (tR = 30°C) l/h 2,7 2,7PH waarde ca. 4,8 4,8AlgemeenElektrische spanning AC ... V 230 230Frequentie Hz 50 50Opgenomen vermogen /standby - deellast - vollast W 8-60-155 8-60-155Geluidsdruk niveau dB(A) 42 42Beschermingsgraad1)

    1) Bij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): beschermingsgraad IP 00 (niet spatwaterdicht).

    IP X4D X4DMax. aanvoertemperatuur °C ca. 90 ca. 90Max. toegestane bedrijfsdruk (verwarming) bar 3 3Toegestane omgevingstemperatuur °C 0 - 50 0 - 50Inhoud ketelblok l 3,75 3,75Gewicht (zonder verpakking) kg 41 41Tabel 3

    6 720 611 390 NL (2006/01) 11

  • Toestelbeschrijving algemeen

    1.13 Technische gegevens Bosch 42 HRC

    Eenheid Bosch 42 HRC

    Aardgas Propaan

    Max. Nominaal vermogen 40/30°C Max. Nominaal vermogen 50/30°CMax. Nominaal vermogen 80/60°C

    kWkWkW

    41,441,439,1

    41,441,439,1

    Max. Nominaal belasting kW 40,0 40,0Min. Nominaal vermogen 40/30°C Min. Nominaal vermogen 50/30°CMin. Nominaal vermogen 80/60°C

    kWkWkW

    12,912,811,4

    16,216,114,3

    Minimale belasting kW 11,8 14,8Max. warmwater vermogen kW 39,1 39,1Continu warmwater vermogen kW 39,1 39,1Max. warmwater belasting kW 40,0 40,0Gasaansluitwaarde Aardgas (His = 8,1 kWh/m

    3) m3/h 4,2 -Propaan (Hi = 12,9 kWh/kg) kg/h - 2,4Gasaansluitwaarde (voordruk)Aardgas mbar 20 - 30 -Propaan mbar - 25 - 35WarmwaterMax. warmwaterhoeveelheid (fabrieksinstelling) l/min 9,4 9,4Max. warmwaterhoeveelheid l/min 15,6 15,6Gaskeur CW 5 5Uitstroomtemperatuur °C 40 - 60 40 - 60Max. waterdruk bar 10 10Min. waterdruk bar 1,2 1,2Max. waterhoeveelheid l/min 18 18Rekenwaarde voor de diameterberekening volgens DIN 4705Massastroom rookgassen max/kleinlast. g/s 17,8/5,3 17,2/6,4Temperatuur rookgassen 80/60°C max/kleinlast °C 87/58 87/58Temperatuur rookgassen 40/30°C max/kleinlast °C 65/43 65/43Opvoerhoogte Pa 100 100CO2 bij nom. vermogenCO2 bij min. vermogen

    %%

    9,29,2

    10,810,8

    Rookgaswaardengroep volgens G 636 G61/G62 G61/G62Rookgas condensaatMax. hoeveelheid condensaat (tR = 30°C) l/h 3,5 3,5PH waarde ca. 4,8 4,8AlgemeenElektrische spanning AC ... V 230 230Frequentie Hz 50 50Opgenomen vermogen /standby - deellast - vollast W 8-60-155 8-60-155Geluidsdruk niveau dB(A) 42 42Beschermingsgraad1)

    1) Bij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): beschermingsgraad IP 00 (niet spatwaterdicht).

    IP X4D X4DMax. aanvoertemperatuur °C ca. 90 ca. 90Max. toegestane bedrijfsdruk (verwarming) bar 3 3Toegestane omgevingstemperatuur °C 0 - 50 0 - 50Inhoud ketelblok l 3,75 3,75Gewicht (zonder verpakking) kg 41 41Tabel 4

    6 720 611 390 NL (2006/01)12

  • Voorschriften

    Condensanalyse mg/l 2 Voorschriften

    Voor de Bosch gaswandketels HRC, zijn de navol-gende voorschriften van toepassing.

    • NEN 3028Veiligheidseisen voor centrale verwarming installa-ties.

    • NEN 1078Voorschriften voor aardgasinstallaties NPR 3378 toelichting bij NEN 1078.

    • NEN 1010Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstalla-ties.

    De gaswandketel voldoet aan de richtlijnen 67/889/EEG en 76/890/EEG ten aanzien van radio en t.v. ont-storing.

    • NEN 2757Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rookgassen van verbranding toestellen.

    • BRL 5102

    • AVWI NEN 1006

    • Bouwbesluit.

    Ammoniak 1,2 Nikkel 0,15

    Lood ≤ 0,01 Kwikzilver ≤ 0,0001

    Cadmium ≤ 0,001 Sulfaat 1

    Chroom ≤ 0,005 Zink ≤ 0,015

    Halogeenkool-waterstof ≤ 0,002

    Tin ≤ 0,01

    Kool-waterstof 0,015

    Vanadium ≤ 0,001

    Koper 0,028 PH-waarde 4,8

    Tabel 5

    6 720 611 390 NL (2006/01) 13

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    3 Overzicht van rookgastoebehoren

    Rookgastoebehoren voor apparaten

    Dakuitmonding kombidoorvoer-vertikaal (schuin dak) C33

    Afb. 7

    Dakuitmonding dubbel-pijpsdoorvoer vertikaal (plat dak) C53

    Afb. 8

    Dakuitmonding combidoorvoer, vertikaal (plat dak) C33

    Afb. 9

    Dakuitmonding dubbelpijpsdoorvoer, vertikaal (bouwkundige schoorsteen of schuin dak) C53

    Afb. 10

    6 720 610 338-12.1O

    L max = 1275 mm

    6 720 610 822-06.1O

    L min = 200

    Lm

    in =

    300

    Lm

    in =

    500

    6 720 610 822-05.1O

    L min = 200

    Lm

    in =

    300

    Lm

    in =

    300

    L min = 500

    6 720 610 822 - 07.1O

    Lm

    in =

    100

    Lm

    in =

    100

    Lm

    in =

    300

    Lm

    in =

    100

    Lm

    in =

    300

    6 720 611 390 NL (2006/01)14

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    Max. rechte leiding lengte parallel 2 x Ø 80 mm

    Weerstand bocht 90˚ = 2,0 mWeerstand bocht 45˚ = 1,0 mLangere leidinglengte is mogelijk met grotere diameter.C.6 toestellenAlleen monteren met gecertificeerde (Gastec QA 199 - Komokeur, en moet voldoen aan BRL 5102)Rookgas afvoermateriaal.Temperatuurklasse T 100 (max. 120˚C)

    Prefabschoorsteen (minimale konstruktie eisen)

    Afb. 11A Opening rookgasafvoer min. 150 cm per toestelB Opening luchttoevoer min. 150 cm per toestel

    Dakuitmonding prefabschoorsteen C53

    Afb. 12A Opening luchttoevoer min. 150 cm per toestel.

    Type lengte [m]

    26 HRC horizontaal RG 20

    verticaal RG 20

    30/35 HRC horizontaal RG 20

    verticaal RG 20

    42 HRC horizontaal RG 11,5

    verticaal RG 11,5Tabel 6

    6 720 610 822 - 11.1O

    A

    B

    Lm

    in =

    160

    Lm

    in =

    160

    Lm

    in =

    300

    6 720 610 822 - 10.1O

    Lm

    in =

    100

    Lm

    in =

    300

    A

    Lm

    in =

    160

    6 720 611 390 NL (2006/01) 15

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    Minimale doortocht van het gemeenschappelijke afvoersysteem

    Minimale doortocht van het gemeenschappelijke afvoersysteem

    Dakuitmonding C.L.V.-systeem C43

    Afb. 13A kondensafvoer

    Aantal toestellen

    Minimale doortocht A cm2

    Steenachtigafvoersysteem

    Metalenafvoersysteem

    2 150 150

    3 200 200

    4 250 250

    5 350 315

    6 450 380

    7 550 440

    8 650 505

    9 700 565

    10 750 630

    11 800 660

    12 850 720

    13 900 780

    14 950 840

    15 1000 900

    16 1050 910

    17 1100 970

    18 1150 1025

    19 1200 1085

    20 1250 1140

    Tabel 7

    Uitvoering CLV-systeem

    Minimale doortochtcm2

    concentrisch 2,5 A tot en met 3,5 A

    parallel 2 A tot en met 3 A

    Tabel 8

    6 720 610 822 -12.1OA A

    Lm

    in =

    300

    Lm

    in =

    300

    parallel concentrisch

    6 720 611 390 NL (2006/01)16

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    Concentrische muurdoorvoer met broekstuk naar parallel 2 x 80 mm C13

    Afb. 14

    Balkondoorvoer C13

    Afb. 15

    Concentrische dakuitmonding vertikaal C33

    Afb. 16

    Concentrische muurdoorvoer horizontaal C13

    Afb. 17

    L max = 1500

    6 720 610 822-13.1O

    L max = 1500 6 720 610 822-14.1O

    6 720 610 338 - 13.1O

    Lmax = 10 000 mm

    30 mm

    6 720 610 338-14.1O

    Lmax = 8000 mm

    L min = 356 mm

    6 720 611 390 NL (2006/01) 17

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    Dakuitmonding met luchttoever vanuit de gevel C53

    Afb. 18

    6 720 610 822 - 15.1O

    Lm

    in =

    500

    6 720 611 390 NL (2006/01)18

  • Overzicht van rookgastoebehoren

    Centraal rookgas systeem C83

    Afb. 19 Afb. 206 720 610 822-17.1O 6 720 610 822 - 18.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 19

  • Installatie

    4 Installatie

    4.1 Belangrijke opmerkingen

    B Voor het installeren van het toestel moet ervan uitge-gaan worden, dat aan alle voorschriften wordt vol-daan en alle voorschriften worden opgevolgd.

    B De waterinhoud van de toestellen bedraagt minder dan 10 liter en voldoet aan de geldende voorschrif-ten. Daarom is geen bouwtype goedkeuring vereist.

    B Monteer het toestel alleen in een gesloten warmwa-tersysteem volgens DIN 4751 deel 3 in. Een mini-mum hoeveelheid circulatiewater voor het gebruik is niet noodzakelijk.

    B Open installaties ombouwen naar gesloten circuits.B Gebruik geen gegalvaniseerde radiatoren en leidin-

    gen. Zo voorkomt u gasvorming.B Bij toepassen van een ruimtetemperatuurregelaar

    mag op de radiator in de representatieve ruimte geen radiatorthermostaat worden gemonteerd.

    B Stromingsgeluiden kunt u voorkomen met een auto-matische bypass (toebehoren nr. 687) of bij een tweeleidingsysteem met een driewegklep aan de verst verwijderde radiator.

    B Een expansievat monteren volgens DIN 4807.

    Antivriesmiddel

    De onderstaande antivriesmiddelen zijn toegestaan:

    Corrosiebeschermingsmiddel

    De onderstaande corrosiebeschermingsmiddelen zijn toegestaan:

    4.2 Opstellingsplaats kiezen

    Voorschriften ten opzichte van de opstellings-ruimte

    Neem voor alle installaties de desbetreffende voor-schriften in acht.

    B Desbetreffende normen toepassen.B Installatieleiding van de rookgasafvoer monteren met

    voldoende afstand ten opzichte van andere materia-len.

    Verbrandingslucht

    Om corrosie te vermijden, dient de verbrandingslucht vrij van agressieve stoffen te zijn.Als sterk corrosiebevorderende stoffen gelden o.a. halogeenkoolwaterstoffen, die chloor- of fluorverbindin-gen bevatten, welke bijvoorbeeld in oplosmiddelen, verf, kleefstoffen, drijfgassen en huishoudelijke reini-gingsmiddelen kunnen voorkomen.

    Oppervlaktetemperatuur

    De maximale oppervlaktetemperatuur ligt beneden de 85˚C. Daardoor zijn overeenkomstig TRGI en TRF geen speciale veiligheidsmaatregelen voor brandbare bouwmaterialen en inbouwmeubelen noodzakelijk. Er dient rekening te worden gehouden met afwijkende voorschriften.

    Koud en warmwater

    In de koudwaterleiding dient voor het toestel een Kiwa goed gekeurde inlaatcombinatie gemonteerd te wor-den.Om putcorrosie te voorkomen is het aan te raden bij water met zware stoffen een filter in te bouwen.Door het inbouwen van de schakelklok DT 1of DT 2 in de gaswandketel kan het comfortbedrijf tijdgestuurd worden.De modulerende regeling past zich automatisch aan, aan de getapte waterhoeveelheid.Alle thermostatische douche of badmengkranen en éénhendelkranen kunnen worden toegepast.

    iMontage, gas, afvoer en stroomaan-sluitingen en het in bedrijf nemen van de installatie mag alleen plaatsvinden door een erkend intallateur.

    fabrikaat benaming concentratie

    BASF Glythermin NF 20 - 62 %

    Schilling Chemie Varidos FSK 22 - 55 %

    Tabel 9

    fabrikaat benaming concentratie

    Fernox Copal 1 %

    Schilling Chemie Varidos AP 1 - 2 %

    Tabel 10

    6 720 611 390 NL (2006/01)20

  • Installatie

    4.3 Voormonteren van de installatie

    B Montageaansluitplaat1) met bijverpakte schroeven 6 x 50 aan de wand monteren.

    Afb. 21 Montageaansluitplaat (levering)

    Afb. 22 Montageplaat (gemonteerd)

    Afb. 23

    B Gasleiding en aansluitpijpen volgens de voorschrif-ten monteren.

    B Servicekranen1) en gaskraan1) monteren. B Om het toestel tegen te hoge gasdruk te bescher-

    men moet bij propaan een drukregelaar met veilig-heidsventiel gemonteerd worden.

    B Voor het vullen en aftappen van de installatie dient op het laagste punt van de installatie een vul/aftapkraan gemonteerd te worden.

    B Voor de condensafvoer dient een condensopvang sifon gemonteerd te worden.

    B Condensafvoerleiding van corrosievrij materiaal monteren b.v. PVC enz.

    Condenswaterafvoer

    Monteer de condensafvoer via een inspecteerbare, open (≥ 2 cm) verbinding. Het waterslot binnen het toestel mag nooit als sifon (stankafsluiter) worden beschouwd. Het condenswater mag uit oogpunt van bevriezingsge-vaar niet worden afgevoerd via de hemelwaterafvoer.

    1) Behoort niet tot de levering. Indien er geen gebruik gemaakt wordt van een montageplaat is er voor de gasaansluiting een gasnippel 1" x 1/2" binnendraad meegeleverd.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 21

  • Installatie

    4.4 Toestel monteren

    B Verpakking verwijderen, let op de aanwijzingen op de verpakking.

    B Bevestigingsmateriaal aan de gasaansluitpijp verwij-deren.

    Mantel demonteren

    B Schroeven losdraaien.B Verwijder de mantelschaal naar voren toe.

    Afb. 24

    B Bijgepakte toebehoren uit nemen.

    Bevestiging voorbereiden

    B Met behulp van het montagevoorschrift en het mon-tagesjabloon de gaten om het toestel op te hangen, af tekenen en boren.

    B Pluggen en bouten monteren.B Pakkingen op de nippels van de montageaansluit-

    plaat leggen.

    Toestel bevestigen

    B Toestel op de voorbereide pijpaansluitingen zetten en met de bijverpakte ringen en moeren op de wand monteren.

    B Wartels op de pijpaansluitingen vastdraaien.

    Trechter sifon (toebehoren)

    Om uittredend water uit de overdrukveiligheid af te voe-ren kan een trechtersifon (als toebehoren) met ontlast-pijp een aansluitbochtstuk gemonteerd worden.

    B Ontlastpijp in het veiligheidsventiel draaien.B Aansluitbochtstuk op de ontlastpijp steken en boven

    de trechtersifon draaien.

    Afb. 25

    Rookgasafvoer materiaal aansluiten

    B Rookgasmateriaal op toestel zetten.B Rookgasafvoer met beugel vast zetten.

    Afb. 26

    B Voor verdere montage van het afvoermateriaal de bij-behorende montage voorschriften in acht nemen.

    Voorzichtig: installatie spoelen om vuil te verwijderen.

    iDe mantel is met twee schroeven tegen onbevoegd demonteren geborgd (elektri-sche veiligheid).

    B Borg altijd de mantel met deze schroeven.

    1.

    2.

    6 720 611 390-16.1O

    1.

    2.

    3.

    6 720 611 390-17.10

    13

    2

    4

    6 720 610 332-09.3O

    6 720 611 390 NL (2006/01)22

  • Installatie

    4.5 Aansluitingen controleren

    Wateraansluiting

    B Servicekranen van aanvoer en retourverwarming indien aanwezig openen en installatie vullen.

    B Afdichten en pakkingen op dichtheid controleren (test druk: max. 2,5 bar op manometer).

    B Toestel via de automatische ontluchter (27) ontluch-ten, blz. 30.

    B Open de koudwaterstopkraan en vul het warmwater-circuit (testdruk: max. 10 bar).

    B Alle overige onderdelen op lekkage controleren.

    Gasleiding

    B Gasstopkraan dichtdraaien, dit om het armatuur tegen overdruk te beveiligen (max. druk 150 mbar).

    B Gasleiding controleren.B Ontlast de druk.

    4.6 Uitzonderingen

    Toestellen in cascade schakelen

    Er kunnen maximaal vijf toestellen in cascade worden geschakeld. Met de regelaar TA 270 maximaal drie toestellen en met de regelaar TA 300 maximaal vijf toestellen. Voor elk overig toestel na het basistoestel is een cascademo-dule BM 2 vereist.

    B Montage volgens de bijgeleverde montagevoor-schriften van de toebehoren.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 23

  • Basistoebehoren voor parallelaansluiting AZB 817/1 monteren

    5 Basistoebehoren voor parallelaansluiting AZB 817/1 monteren

    5.1 Leveringsomvang

    Afb. 27B17.1 AfdichtverloopringB17.2 Aansluitstuk luchttoevoerB17.3 PakkingB17.4 Verbrandingsluchttoevoerrooster

    5.2 Algemeen

    • Met het monteren van deze aansluitset is vertikale of horizontale uitvoering mogelijk.

    • De maximale toegelaten leidinglengte luchttoevoer/rookgasafvoer is afhankelijk van het type toestel en het aantal toegepaste bochten.

    • De luchttoevoer- en rookgasafvoerleidingen met een stijging van 3% (3 cm per meter) in de rookgasaf-voerstromingsrichting monteren.

    • In vochtige ruimtes de luchttoevoerleiding isoleren.

    5.3 Montage

    B Afdichtverloopring (B17.1) door licht te draaien over de rookgasafvoermof van het toestel steken. De ove-rige delen monteren en met de bij het toestel gele-verde beugel bevestigen.

    Afb. 28

    6 720 610 212-00.2O

    17.1

    47

    17.3 17.4

    80

    Ø80

    Ø82

    17.2

    112

    Ø121

    B17.1

    6 720 611 390-06.2O

    6 720 611 390 NL (2006/01)24

  • Basistoebehoren voor parallelaansluiting AZB 817/1 monteren

    Afb. 29

    B Deksel van de parallel aansluiting op het toestel demonteren:– schroeven losdraaien– deksel met pakking losnemen.

    B Rookgasaansluitstuk (B17.2) en pakking (B17.3) met de schroeven monteren en vastzetten.

    Afb. 30

    B Bij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): Rooster luchttoevoer (B17.4) in het aansluitstuk luchttoevoer (B17.2) drukken (Afb. 30).

    B Bij luchttoevoer uit de gevel (C53): Verbrandingsluchttoevoerrooster (B17.4) in de mof van de laatste uit de muur stekende verbrandings-luchttoevoerpijp (B22) steken (afb. 31).

    Afb. 31

    iBij luchttoevoer uit de opstellingsruimte (B23): beschermingsgraad IP 00 (niet spatwaterdicht).

    6 720 611 390-10.2O

    17.1

    6 720 611 390-07.2O

    B17.4

    B17.2

    B17.3

    60

    B17.4 B22

    6 720 610 212-09.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 25

  • Elektrische aansluiting

    6 Elektrische aansluiting

    De regel, besturings en veiligheidsinrichtingen zijn door de fabrikant van bedrading voorzien en gekeurd.Toestel wordt compleet met aansluitsnoer geleverd.In aardingszone 3 mag het toestel alleen worden aan-gesloten wanneer een aardlekschakelaar aanwezig is.

    B Kabel minstens 50 cm uit de wand laten steken:B Voor spatwaterdichtheid (IP): Het gat van de kabel-

    doorvoering net zo groot maken als de kabeldiame-ter, afb. 34.

    Twee Fase net (IT NET)

    B Om een verzekerde ionisatiestroom te waarborgen, is een weerstand met best. nr. 8 900 431 516 tus-sen N en aarde aansluiting in te bouwen.

    -of-

    B scheidingstrafo toebehoor Nr. 969 gebruiken.

    6.1 Toestel aansluiten

    B Sluit het toestel volgens de geldende voorschriften aan. Er mogen geen andere verbruikers worden aanges-loten aan het toestel.

    Bij het vervangen van het aansluitsnoer voor een netkabel

    • Voor spatwaterdichtheid (IP): Het gat van de kabel-doorvoering net zo groot maken als de kabeldiameter (zie afb. 34)

    • De navolgende kabels zijn toegestaan: – NYM-I 3 x 1,5 mm2

    – HO5VV-F 3 x 0,75 mm2 (niet in de nabijheid van bad of douche: zone 1 en 2 volgens VDE 0100 deel 701)

    – HO5VV-F 3 x 1,0 mm2 (niet in de nabijheid van bad of douche: zone 1 en 2 volgens VDE 0100 deel 701). Zie ook NEN 1010.

    Schakelkast openen

    B Afdekking onder los halen en wegnemen.

    Afb. 32

    B Schroef losdraaien en afdichting naar voren eruit nemen.

    Afb. 33

    B Snijd de trekontlasting af in overeenstemming met de diameter van de kabel.

    Afb. 34

    B Kabel door trekontlasting doorvoeren en volgens aansluiten.

    Gevaar: Door stroom schok!B Bij het aansluiten en werken aan elek-

    trische delen altijd toestel spanningsvrij maken: stekker uit wandcontactdoos verwijderen.

    iDe elektrische aansluiting moet voldoen aan de geldende regels NEN 1010 voor huishoudelijke elektrische installaties.

    B Een aardaansluiting is beslist noodza-kelijk.

    � �

    ��������������

    � �

    ����������������

    � �

    �������������������������

    ���

    6 720 611 390 NL (2006/01)26

  • Elektrische aansluiting

    B Bevestig de kabel van de spanningsvoorziening door de trekontlasting aan te draaien.De massa-ader moet nog los zijn wanneer de andere reeds vast gezet zijn.

    Afb. 35

    6.2 Aansluiten Open Therm Bosch TF 301) regelaar

    B Sluit de regelaar volgens de bijbehorende installatie-handleiding aan.

    6.3 Aansluiten temperatuurregelaar, afstandsbedieningen of schakel-klokken

    Wij bevelen aan de gaswandketels met Bosch rege-laars uit te voeren.

    B Open Therm-moduul ausstecken.

    Afb. 36

    B Stekker Open Therm-moduul lostrekken/demonteren.

    Afb. 37

    Busgeschikte verwarmingsregelaars TR 220, TA 250, TA 270, TA 300

    B Sluit de regelaar volgens de bijbehorende installatie-handleiding aan.

    Aansluiten weersafhankelijke regelaar TA 211 E

    B De elektrische aansluiting is volgens het montage-voorschrift uit te voeren.

    1) of andere OT regelaar

    � � � � �� �

    ��������

    6 720 611 390-19.1O

    O T F A

    1.

    2.

    6 720 611 390-20.1O

    O T F A

    3.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 27

  • Elektrische aansluiting

    Aansluiten modulerende ruimtetemperatuurre-gelaar

    B Modulerende ruimtetemperatuur TR 21, TR 100, TR 200 volgens onderstaande afbeelding aanslui-ten:

    Afb. 38

    Afstandsbedieningen en schakelklokken

    B Aansluiten de afstandsbedieningen TF 20, TW 2, TFQ 2T/W of de schakelklokken DT 1, DT 2 volgens het montagevoorschrift.

    6.4 Tweedraads kamerthermostaat aansluiten

    Om een tweedraads aan/uit kamerthermostaat met een potentiaal vrij kontakt te kunnen aansluiten, is het nood-zakelijk de volgende handelingen te verrichten:B Verwijder de onder klem 7 voorgemonteerde weer-

    stand 1,5 kΩ en sluit deze aan onder klem 2 en klem 4.

    B Sluit de bedrading van de tweedraards kamerther-mostaat aan op klem 1 en klem 2.

    B Stekker Open Therm module lostrekken/demonte-ren, zie afb. 36.

    Afb. 39

    DC24V

    1,5 kΩ

    0,6 W

    1 98742

    1 2

    K.T.

    6 720 611 390-09.2O

    6 720 611 390 NL (2006/01)28

  • Elektrische aansluiting

    6.5 Aansluiten van de boiler

    Voorraadsysteem aansluiten

    Bosch voorraadsystemen hebben twee NTC-voelers en worden rechtstreeks op de printplaat van het toestel aangesloten. De kabel maakt deel uit van het aansluit-toebehoren.

    B Breek de kunststof lipjes uit.B Kabel doorvoeren. B Steker op de print aanbrengen.

    Sluit de voorraadsysteempomp aan volgens de installa-tiehandleiding van de toebehoren nr. 823 of toebeho-ren nr. 824.

    Afb. 40

    6.6 Aansluiten van een temperatuur-begrenzer TB 1 in een vloerverwarminginstallatie

    Bij verwarmingsinstallatie alleen met vloerverwarming en een directe hydraulische aansluiting op het toestel.

    Afb. 41

    Bij het aanspreken van de begrenzer wordt zowel de verwarming als het warmwaterbedrijf onderbroken.

    � � � � �

    1 2 4 7 8 9

    DC 24V

    J

    1 2 C

    TB1

    6 720 610 332-19.1R

    6 720 611 390 NL (2006/01) 29

  • Inbedrijfname

    7 Inbedrijfname

    Afb. 428.1 Manometer14 Trechtersifon (toebehoren)14.1 Uitlooppijp van overdrukveiligheid (toebehoren)15 Veiligheidsventiel27 Automatische ontluchter61 Ontstoringsknop135 Hoofdschakelaar136 Temperatuurregelaar voor aanvoertemperatuur verwarming170 Servicekranen in aanvoer en afvoer (toebehoren)171 Warmwater172 Gasstopkraan (gesloten)173 Koudwater aanvoer met waterstopkraan (toebehoren)295 Typesticker310 Temperatuurregelaar warmwater317 Display358 Condenswatersifon363 Controlelamp branderbedrijf364 Controlelamp 0/1 (uit/aan)365 Druktoets schoorsteenveger366 Druktoets service367 Druktoets „ECO“

    7.1 Voor het in bedrijf nemen

    B Schroef de condenswatersifon los en vul deze met ca. 1/4 liter water.

    B Voordruk van het externe expansievat controleren (druk vaststellen op statische hoogte installatie).

    B Radiatorkraan opendraaien.

    14.1

    14

    170

    27

    172 173

    8.1

    365136 61 317 366 367

    ECO

    364

    135

    295

    170

    171

    15

    358

    363

    310

    6 720 611 309 - 08.1O

    iBijgeleverde in bedrijfnameprotocol (zie blz. 37) invullen en op een zichtbare plaats plakken.

    Waarschuwing: Toestel alvorens in bedrijf te nemen eerst vullen.

    6 720 611 390 NL (2006/01)30

  • Inbedrijfname

    B Servicekranen (170) indien aanwezig opendraaien en installatie vullen tot 1 - 2 bar. Vul/aftapkraan slui-ten.

    B Radiatoren ontluchten.B Automatische ontluchter (27) openen, ontluchten en

    weer sluiten.B Vul de verwarmingsinstallatie opnieuw tot 1 - 2 bar.B Open de koudwaterstopkraan (173).B Controleren of de gassoort overeenkomt met de gas-

    soort op het typeplaatjeB Gasstopkraan (172) openen.

    7.2 In-/Uitschakelen

    Inschakelen

    B Hoofdschakelaar (I) inschakelen.Het controlelampje brandt groen en op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    Afb. 43

    B Open de automatische ontluchter (27, blz. 30), sluit deze na het ontluchten weer.

    Uitschakelen

    B Hoofdschakelaar (0) uitschakelen.Het controlelampje gaat uit.

    7.3 Verwarming inschakelen

    B Temperatuurregelaar verwarming draaien, om de aanvoertemperatuur van de verwarmingsinstallatie aan te passen:– Vloerverwarming b. v. stand 3 (ca. 50˚C).– Lage temperatuurverwarming b. v. stand E

    (ca. 75˚C).– Verwarmingsinstallaties met aanvoertemperatuur

    van 88˚C: stand max zie blz. 36 lage tempera-tuur begrenzing.

    Wanneer de brander in bedrijf is brandt het controle-lampje rood.

    Afb. 44

    7.4 Verwarmingsregelingen

    B Weersafhankelijke regelaar (TA...) op de juiste ver-warmingscurve en bedrijfsstand instellen (zie bedien-ingsvoorschrift TA...).

    B Ruimtetemperatuurregelaars (TR...) op de gewenste ruimtetemperatuur draaien (afb. 45).

    Afb. 45

    iBij het voor het eerst inschakelen schakelt het toestel eenmalig over op de ontlucht-ingsfunctie. De verwarmingspomp wordt in intervallen in- en uitgeschakeld. Dit du-urt ca. 8 minuten. Op de display wordt afwisselend o

    o en de aanvoertemperatuur weergegeven.

    iWanneer op de display -II- in afwisseling met de aanvoertemperatuur verschijnt, is het sifonvulprogramma in werking, zie hiervoor blz. 43, sifonvulprogramma.

    6 720 610 333-04.1O

    6 720 610 333-05.1O

    20°C25

    30

    15

    5

    10

    6 720 610 296-23.2O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 31

  • Inbedrijfname

    7.5 Toestellen met voorraadsysteem: warmwatertemperatuur instellen

    B Boilertemperatuur met temperatuur instelknop van het toestel instellen.De warmwater temperatuur wordt op de boiler aan-gegeven.

    Afb. 46

    ECO-toets

    Door het indrukken en ingedrukt houden totdat er op de display verschijnt, kan er tussen comfortbedrijf en spaarbedrijf gekozen worden.

    Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstel-ling)

    Boiler voorrang, hierbij wordt eerst de boiler opge-warmd tot de ingestelde temperatuur daarna gaat de ketel pas over op verwarming.

    Ecobedrijf, toets brand

    Afwisselend om de 12 minuten boiler dan wel verwar-ming opwarming.

    7.6 Gaswandketels zonder voorraad-systeem: warmwatertemperatuur en hoeveelheid instellen

    7.6.1 Warmwatertemperatuur

    De warmwatertemperatuur kan met de temperatuurre-gelaar tussen ca. 40˚C en 60˚C worden ingesteld. De ingestelde temperatuur wordt niet in de display weergegeven.

    Afb. 47

    ECO-toets

    Door het indrukken en ingedrukt houden totdat er op de display verschijnt, kan er tussen comfortbedrijf en spaarbedrijf gekozen worden.

    Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstel-ling)

    Het toestel wordt voortdurend op de ingestelde tempe-ratuur gehouden. Het toestel wordt daarom ingescha-keld, ook wanneer er geen warmwater wordt afgenomen.(Werkt alleen met ruimtetemperatuurregeling.)

    Ecobedrijf met behoefteaanmelding, toets brand

    De behoefteaanmelding maakt maximale gas- en water-besparing mogelijk. Door kort openen en sluiten van de warmwaterkraan wordt het water tot de ingestelde temperatuur ver-warmd.Na korte tijd is er warmwater beschikbaar.

    Ecobedrijf, toets brand

    Er wordt pas verwarmd zodra er warmwater wordt getapt. Daardoor zijn er langere wachttijden tot er warmwater beschikbaar is.

    Waarschuwing: Verbrandingsgevaar!B Temperatuur bij normaal gebruik niet ho-

    ger als 60°C instellen.B Temperatuur tot 70°C alleen kortston-

    dig instellen voor thermische desinfec-tering (antilegionella).

    Regelaarstand Warmwatertemperatuur

    Linkeraanslag ca. 10°C (Vorstbeveiliging)

    � ca. 60°C

    Rechteraanslag ca. 70°C

    Tabel 11

    6 720 610 333-07.1O

    Regelaarstand Warmwatertemperatuur

    Linkeraanslag ca. 40°C

    � ca. 55°C

    Rechteraanslag ca. 60°C

    Tabel 12

    6 720 610 333-07.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01)32

  • Inbedrijfname

    7.6.2 Gaskeur CW

    Bosch 26 HRC, Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 3

    Toestel voldoet aan bovenstaande toepassingsklasse wanneer:

    • Tapwater temperatuur is ingesteld op 60°C.

    • De effectieve toestel wachttijd is 3,5 sec.

    CW label 3 betekent dat het toestel geschikt is voor:

    • Een CW tabdebiet van tenminste 6 l/min. van 60°C.

    • Een douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 6 l/min. van 60 °C (dit komt overeen met 6 l/min. tot 10 l/min. bij 40 °C).

    • Het vullen van een bad met 100 liter van 40 °C gemiddeld binnen 12 minuten.

    Afb. 48 Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 3

    Bosch 30 HRC, Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 4

    Toestel voldoet aan boven staande toepassingsklasse waarneer:

    • Tapwater temperatuur is ingesteld op 60°C.

    • De effectieve toestel wachttijd is 12,2 sec.

    CW Label 4 betekent dat het toestel geschikt is voor:

    • Een CW tabdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60°C.

    • Een douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min 60°C (dit komt overeen met 6,0 tot 12,5 l/min van 40°C).

    • Het vullen van een bad met 120 liter van 40°C gemiddeld binnen 11 min.

    Afb. 49 Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 4

    3

    107

    Schonere Verbranding

    Naverwarming Zonneboiler

    Comfort Warm Water

    HR Warm Water ww

    6 720 611 390-14.1O

    Hoog Verwarming

    4

    107

    Schonere Verbranding

    Naverwarming Zonneboiler

    Comfort Warm Water

    HR Warm Water wwww

    6 720 611 390-15.1O

    Hoog Verwarming

    6 720 611 390 NL (2006/01) 33

  • Inbedrijfname

    Bosch 35 HRC, Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 5

    Toestel voldoet aan boven staande toepassingsklasse waarneer:

    • Tapwater temperatuur is ingesteld op 60°C.

    • De effectieve toestel wachttijd is 13,2 sec.

    CW Label 5 betekent dat het toestel geschikt is voor:

    • Een CW tabdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60°C.

    • Een douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min 60°C (dit komt overeen met 6,0 tot 12,5 l/min van 40°C).

    • Het vullen van een bad met 150 liter van 40°C gemiddeld binnen 10 min.

    Afb. 50 Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 5

    Bosch 42 HRC, Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 5

    Toestel voldoet aan boven staande toepassingsklasse waarneer:

    • Tapwater temperatuur is ingesteld op 60°C.

    • De effectieve toestel wachttijd is 13,2 sec.

    CW Label 5 betekent dat het toestel geschikt is voor:

    • Een CW tabdebiet van tenminste 7,5 l/min van 60°C.

    • Een douchefunctie vanaf 3,6 tot tenminste 7,5 l/min 60°C (dit komt overeen met 6,0 tot 12,5 l/min van 40°C).

    • Het vullen van een bad met 150 liter van 40°C gemiddeld binnen 10 min.

    Afb. 51 Gaskeur CW/HRww: 2003 Toepassingsklasse 5

    6 720 611 390-21.1O

    5

    107

    Schonere Verbranding

    Naverwarming Zonneboiler

    Comfort Warm Water

    HR Warm Water ww

    Hoog Verwarming

    5

    107

    Schonere Verbranding

    Comfort Warm Water

    HR Warm Water ww

    6 720 611 393-10.2O

    Hoog Verwarming

    6 720 611 390 NL (2006/01)34

  • Inbedrijfname

    7.6.3 Warmwaterhoeveelheid

    B Warmwaterhoeveelheid vergroten(max. 14 l/min): draai de schroef op de waterscha-kelaar naar links (+).De uitstroomtemperatuur wordt lager vanwege de grotere waterhoeveelheid.

    B Warmwaterhoeveelheid verkleinen(min. 8 l/min): draai de schroef op de waterschake-laar naar rechts (–).De uitstroomtemperatuur wordt hoger vanwege de kleinere waterhoeveelheid.

    Afb. 52

    7.7 Zomerbedrijf (alleen warmwaterbereiding)

    B Stand van de aanvoertemperatuurregelaar note-ren.

    B Temperatuurregelaar geheel naar links draaien.De verwarmingspomp stopt en daarmee is de ver-warming buiten werking. De warmwatervoorziening evenals de verzorging van de spanning voor de ver-warmingsregelaar en schakelklok blijft gehandhaafd.

    Voor verdere aanwijzingen raadpleeg het bedienings-voorschrift van de verwarmingsregelaar.

    7.8 Vorstbeveiliging

    Vorstbeveiliging voor de verwarming:

    B Verwarming in bedrijf laten, aanvoertemperatuurre-gelaar aanvoertemperatuurregelaar minstens op stand 1 laten staan.

    B Bij uitgeschakelde verwarming; het verwarmingswa-ter mengen met een antivriesmiddel, zie hiervoor op blz. 20.

    Voor verdere aanwijzingen raadpleeg het bedienings-voorschrift van de verwarmingsregelaar.Vorstbeveiliging voor een boiler:

    B Temperatuurregelaar naar de linkeraanslag draaien (10˚C).

    7.9 Storingen

    Tijdens het gebruik kunnen storingen optreden.In de display wordt een storing weergegeven en de toets kan knipperen.Wanneer de toets knippert:

    B Druk op de toets en houd deze vast tot in de dis-play – – wordt weergegeven.Het toestel treedt weer in werking en de aanvoertem-peratuur wordt weergegeven.

    Wanneer de toets niet knippert:

    B Schakel het toestel uit en weer in.Het toestel treedt weer in werking en de aanvoertem-peratuur wordt weergegeven.

    Wanneer de storing zich niet laat resetten:B Waarschuw dan uw installateur of servicebedrijf.

    7.10 Pompblokkeringsbeveiliging

    Na iedere pompafschakeling volgt een tijdsmeting om na ca. 24 uur de pomp in te schakelen.

    iDe uitstroom temperatuur (effectieve wachttijd) van het tapwater, is tijdsduur die vanaf begin tappen benodigd is om de eindtemperatuur te bereiken gebaseerd op het CW tapdebiet en is mede afhanke-lijk van: 1: De totale leidinglengte van de warm-waterleiding2: De leiding diameter van de warm-waterleiding3: De statische druk van het tapwater.

    Waarschuwing: Bevriezingsgevaar voor de verwarmingsinstallatie. In zo-merbedrijf is er alléén vorstbeveiliging voor het toestel.

    6720 610 332-25.1O

    iEen overzicht van eventuele storingen vindt u in de tabel op blz. 53.

    iDeze regeling verhindert het vast gaan zit-ten van de pomp na een lange stilstand-speriode.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 35

  • Individuele instelling

    8 Individuele instelling

    8.1 Mechanische instellingen

    8.1.1 Instellen van de aanvoertemperatuur

    De aanvoertemperatuur is tussen 35˚C en 88˚C instel-baar.

    Lage temperatuurbegrenzing

    De temperatuurregelaar op stand E begrenst. Bij deze begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75˚C. Een instelling van het vermogen op de berekende warmte behoefte is niet noodzakelijk.

    Wijzigen lage temperatuurbegrenzing (E)

    Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoer-temperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden.

    B Gele knop van de temperatuurregelaar met een schroevendraaier los draaien.

    Afb. 53

    B Zet de gele knop 180˚ gedraaid weer in (punt naar binnen gericht).De aanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd.

    8.1.2 Karakteristieken van de verwarmings-pomp

    Toerental van de pomp op de aansluitkast van de pomp instellen.

    Afb. 54A Instelling 3B Instelling 2C Instelling 1H Rest opvoerhoogteQ Omloophoeveelheid (c.v. water)

    iBij vloerverwarming op de maximale toegelaten aanvoertemperatuur letten.

    Stand Aanvoertemperatuur

    1 ca. 35°C2 ca. 43°C3 ca. 51°C4 ca. 59°C5 ca. 67°CE ca. 75°Cmax ca. 88°C

    Tabel 13

    6 720 610 332-27.1O

    iIn schakelaarstand 1 wordt bij de berei-ding van warmwater niet het maximale ver-mogen overgedragen. Gebruik deze stand daarom zuiver en alleen voor verwarming-stoestellen.

    200 400 600 800 1200 14001000 1600

    0,7

    0

    0,6

    0,5

    0,4

    0,3

    0,2

    0,1

    0

    (bar)H

    Q (l/h)

    A

    B

    C

    6 720 610 332-28.2O

    6 720 611 390 NL (2006/01)36

  • Individuele instelling

    8.2 Instellen van de Bosch Heatronic

    8.2.1 Bosch Heatronic bedienen

    De Bosch Heatronic maakt één comfortabele instelling mogelijk, tevens kan men veel toestelfuncties controleren.De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke func-ties bij het inbedrijf nemen.Een uitvoerige beschrijving vindt u in het Bosch Service vademecum.

    Afb. 55 Bedieningspaneel-overzicht1 Druktoets service2 Druktoets schoorsteenveger3 Temperatuur-regelknop aanvoer verwarmingstemperatuur4 Temperatuur-regelknop Warmwater5 Display

    Servicefunctie kiezen:

    De servicefunctie‘s zijn onderverdeeld in twee delen: Deel 1 omvat de servicefunctie‘s tot 4.9, het deel 2 omvat de servicefunctie‘s vanaf 5.0.B Om een servicefunctie uit deel 1 op te vragen:

    druktoets service indrukken en ingedrukt houden, tot op de display – – verschijnt.

    B Om een servicefunctie uit deel 2 op te vragen: de druktoets service en druktoets schoorsteenveger

    gelijktijdig indrukken en ingedrukt houden tot op de display = = verschijnt.

    B Temperatuurregelaar draaien, om de juiste ser-vicefunctie te kiezen.

    Waarde instellen

    B Om de waarde in te stellen, temperatuur regelknop warmwater draaien.

    B Waarde noteren op het inbedrijfname protokol.

    Afb. 56

    Waarde vastleggen

    B Deel 1: druktoets service indrukken en ingedrukt houden totdat op de display [ ] verschijnt.

    B Deel 2: druktoets service en druktoets schoor-steenveger indrukken en ingedrukt houden tot op de display [ ] verschijnt.

    iMarkeert u de stand van de temperatuur-regelaars en . draait u de temperat-uurregelaars na het instellen terug op uitgangspositie.

    6 720 610 332-30.1O

    52 1

    43

    Servicefunctie Code zie blz.

    Pompschakeling 2.2 38Boiler opwarmen bel. 2.3 38Antipendelprogramma 2.4 39Max. aanvoertemperatuur 2.5 40Schakeldifferentie 2.6 40Automatisch antipendelprogramma

    2.7 41

    Max. verw. vermogen 5.0 41Antipendeltijdwarmhouden 6.8 42Ontluchtingsfunctie 7.3 42Sifonvulprogramma 8.5 43

    Tabel 14

    Inbedrijfname protokol

    Datum inbedrijfstelling __________________________

    Ingestelde gassoort ____________________________

    Calor. waarde HiB____kWh/m3 gashoeveelheid ___ l/min

    CO2 bij max. nominaal warmtevermogen __________ %

    CO2 bij min. nominaal warmtevermogen __________ %

    Instellingen aan de Bosch Heatronic

    Ser

    vice

    func

    tie

    2.2 Pompschakeling

    2.3 Boiler opwarmen bel. kW

    2.4 Antipendelprogramma min

    2.5 Max. aanvoertemp. ˚C

    2.6 Schakeldifferentie K

    2.7 Automatisch antipendelprogramma

    5.0 Max. verw. vermogen kW

    5.5 Min. nominaal warmtevermogen (cascade)

    kW

    6.8 Antipendeltijd warmhouden min

    Installateur invullen

    6 720 610 340 NL (00.10)

    6 720 611 390 NL (2006/01) 37

  • Individuele instelling

    Na het instellen

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temperatuur draaien.

    8.2.2 Pompschakeling kiezen voor verwar-mingsbedrijf (servicefunctie 2.2)

    Verschillende pompschakelingen:

    • Schakelstand 1 Voor installaties zonder externe regelaar.De pomp wordt door de aanvoertemperatuurrege-laar geschakeld.

    • Schakelstand 2 (fabriekszijdige instelling) Installaties met ruimtetemperatuurregelingen. De aanvoertemperatuurregelaar schakelt alléén gas, de pomp loopt door. De externe regelaar schakelt gas en pomp.Pomp en ventilator hebben een nadraaitijd tussen 15 sec. en 3 minuten.

    • Schakelstand 3 De pomp wordt door de weersaf-hankelijke regelaar geschakeld.De pomp wordt door de regelaar geschakeld. Op zomerstand draait de pomp alléén tijdens warmwater bereiding.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 57

    B Temperatuurregelaar verwarming draaien tot 2.2 verschijnt.Na een korte tijd verschijnt de ingestelde pompscha-keling op de display.

    Afb. 58

    B Temperatuurregelaar draaien, tot op de display de gewenste pompschakelstand tussen 1, 2 of 3 ver-schijnt.De display en de toets knipperen.

    B Ingestelde schakelstand invullen op het inbedrijfna-me protokol, Afb. 56.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op de display [ ] verschijnt.De pompschakelstand is vastgelegd.

    Afb. 59

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temepratuur draaien.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    8.2.3 Boiler opwarmvermogen (servicefunctie 2.3)

    Het boiler opwarmvermogen kan tussen het kleinste en het maximale opwarmvermogen (fabriekszijdige instel-ling) ingesteld worden, afhankelijk van overdraagbare vermogen van de boiler.Fabriekszijdige instelling is het nominale verwar-mingsvermogen, aanduiding 99 op de display.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 60

    B Temperatuurregelaar verwarming draaien tot op de display 2.3 verschijnt.Na een korte tijd verschijnt het ingestelde boilerver-mogen op de display.

    Afb. 61

    B Boilervermogen in kW: kan men door middel van het kengetal uit de tabel verwarming en boilervermogen (zie blz. 54) instellen.

    B Temperatuurregelaar verdraaien tot op de display het juiste kengetal verschijnt.Display en toets knipperen.

    iBij het aansluiten van een weersafhanke-lijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 3 omgeschakeld.

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-33.1O

    6 720 610 332-34.1O

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-36.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01)38

  • Individuele instelling

    B Gashoeveelheid meten en met de gegevens van het juiste kengetal vergelijken. Bij afwijkingen kengetal corrigeren!

    B Boileropwarmvermogen op het bijbehorende in-bedrijfname protocol (zie blz. 37) invullen.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op display [ ] verschijnt.Het boileropwarmvermogen is vastgelegd.

    Afb. 62

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temepratuur draaien.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    8.2.4 Instellen van de antipendel blokkering (servicefunctie 2.4)

    Deze servicefunctie is alleen actief wanneer service-functie 2.7 (automatisch antipendelprogramma) uitge-schakeld is.Op het schakelpaneel kan het antipendelprogramma individueel tussen 0 en 15 minuten ingesteld worden (de fabriekafstelling is 3 minuten). Bij 0 is het antipendelprogramma uitgeschakeld.De kortste schakeltijd bedraagt 1 minuut (adviseren bij eenpijps-installaties en luchtverwarming).

    B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 63

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play 2.4 verschijnt.Na korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op de display.

    Afb. 64

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play de gewenste antipendelprogramma tussen 0 en 15 verschijnt.Display en toets knipperen.

    B Het antipendelprogramma invullen op het inbedrijf-name protokol zie blz. 37.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op de display [ ] verschijnt.De antipendelprogramma is vastgelegd.

    Afb. 65

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temperatuur draaien.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    iBij het aansluiten van een weersafhanke-lijke regelaar is een instelling niet nodig.Het antipendelprogramma wordt door de regelaar overgenomen.

    6 720 610 332-34.1O

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-39.1O

    6 720 610 332-34.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 39

  • Individuele instelling

    8.2.5 Max. aanvoertemperatuur instellen (servicefunctie 2.5)

    De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35˚C en 88˚C (fabriekszijdige instelling) begrenst worden.

    B Druktoets service indrukken en ingedrukt houden tot dat op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 66

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play 2.5 verschijnt.Na korte tijd verschijnt de ingestelde aanvoertempe-ratuur op de display.

    Afb. 67

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play de gewenste maximale aanvoertemperatuur tus-sen 35 en 88 verschijnt.De display en de toets knipperen.

    B Maximale aanvoertemperatuur op het bijbehorende inbedrijfname protokol invullen.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op de display [ ] verschijnt.De maximale aanvoertemperatuur is vastgelegd.

    Afb. 68

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temperatuur draaien. Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    8.2.6 Inschakelen van de schakeldifferentie (servicefunctie 2.6)

    De schakeldifferentie is de toegestane afwijking van de gevraagde aanvoertemperatuur. De schakeldifferentie kan met stappen van 1 K ingesteld worden. Het instel-bereik ligt tussen 0 en 30 K (fabriekszijdige instel-ling: 0 K). De minimale aanvoertemperatuur is 30˚C.

    B Antipendel uitschakelen (instelling 0. zie punt 8.2.4).

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 69

    B Temperatuurregelaar draaien tot op de display 2.6 verschijnt.Na korte tijd verschijnt de ingestelde schakeldifferen-tie op de display.

    Afb. 70

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play de gewenste schakeldifferentie tussen 0 en 30 verschijnt.Display en toets knipperen.

    B ingestelde waarde noteren op het inbedrijfname pro-tokol zie blz. 37.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op de display [ ] verschijnt.De schakeldifferentie is vastgelegd.

    Afb. 71

    B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-lijk ingestelde temperatuur draaien. Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    iBij het aansluiten van een weersafhanke-lijke regelaar is een instelling niet nodig.De schakeldifferentie wordt door de rege-laar overgenomen.

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-42.1O

    6 720 610 332-34.1O

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-45.1O

    6 720 610 332-34.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01)40

  • Individuele instelling

    8.2.7 Automatisch antipendelprogramma(servicefunctie 2.7)

    Bij aansluiting van een weersafhankelijke regelaar wordt het antipendelprogramma automatisch aange-past. Met servicefunctie 2.7 kan de automatische aan-passing van het antipendelprogramma uitgeschakeld worden. Dit kan noodzakelijk zijn bij een verwarmingsin-stallatie met ongunstige dimensionering.Wanneer de aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld is, moet het antipendelprogramma met servicefunctie 2.4 worden ingesteld (zie blz. 39.)Fabrieksinstelling is „1” (ingeschakeld).

    B Druktoets service indrukken en ingedrukt houden totdat op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 72

    B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-play 2.7 verschijnt.Na korte tijd wordt in de display 1. (ingeschakeld) weergegeven.

    Afb. 73

    B Draai de temperatuurregelaar tot in de display 0. (uitgeschakeld) wordt weergegeven.Display en toets knipperen.

    B Vul de uitgeschakelde aanpassing van het antipen-delprogramma in op het bijgevoegde in gebruikname protocol (zie blz. 37).

    B Druk op de toets en houd deze vast tot in de dis-play [ ] wordt weergegeven.Het automatische antipendelprogramma is uitge-schakeld.

    Afb. 74

    B Draai de temperatuurregelaars en op de oor-spronkelijke waarden. Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    8.2.8 Verwarmingsvermogen instellen (servicefunctie 5.0)

    Het is mogelijk om het toestel verwarmingszijdig op de juiste transmissieberekening in te stellen.Het verwarmingsvermogen kan tussen min. nominaal warmtevermogen en max. nominaal warmtevermogen op de specifieke warmtebehoefte worden begrenst.

    De fabrieksinstelling is het max. nominale warmtever-mogen. In de display wordt weergegeven:

    • HRC 26: 68

    • HRC 30: 88

    • HRC 35: 88

    • HRC 42: 99.

    B Toetsen en indrukken en ingedrukt houden tot op de display = = verschijnt.Toetsen en branden.

    Afb. 75

    B Temperatuurregelaar draaien tot op de Display 5.0 verschijnt.Na korte tijd verschijnt het ingesteld verwarmingsver-mogen in procenten op de display.

    Afb. 76

    B Verwarmingsvermogen in kW kan men door middel van het kengetal uit de tabel verwarming en boilerver-mogen (zie blz. 54) te halen.

    B Temperatuurregelaar draaien tot op de display de gewenste temperatuur verschijnt.De display en de toetsen en knipperen.

    B Gashoeveelheid meten en met de gegevens van het juiste kengetal vergelijken. Bij afwijkingen kengetal corrigeren!

    45

    7

    32

    E1

    ECO

    4130-28.2/O

    45

    7

    32

    E1

    ECO

    6 720 610 239-49.1O

    45

    7

    32

    E1

    ECO

    4130-32.2/O

    iOok bij een begrenst verwarmingsver-mogen is bij het bereiden van warmwater of het opwarmen van de boiler het max. nominale warmtevermogen beschikbaar.

    6 720 610 332-50.1O

    6 720 610 332-51.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 41

  • Individuele instelling

    B Toetsen en indrukken en ingedrukt houden tot op de display [ ] verschijnt.Het verwarmingsvermogen is vastgelegd.

    Afb. 77

    B Verwarmingsvermogen in kW op het in bedrijname protokol noteren, zie blz. 37.

    B Temperatuurregelaars en weer instellen op de oorspronkelijke stand.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    8.2.9 Antipendeltijd warmhouden bij gaswandketels zonder voorraadsysteem (servicefunctie 6.8)

    In de comfortfunctie wordt binnen het toestel het warme water voortdurend op de ingestelde tempera-tuur gehouden. Daarom wordt het toestel ingeschakeld wanneer de temperatuur beneden een bepaalde tem-peratuur daalt. Ter voorkoming van te vaak inschakelen kan met de servicefunctie „Antipendeltijd warmhouden” de tijdsduur tot aan de volgende inschakeling worden vastgelegd. Deze functie heeft geen invloed op een nor-male warmwatervraag, maar betreft alleen het warm-houden in de comfortfunctie.De antipendeltijd kan worden ingesteld tussen 20 en 60 minuten (fabrieksinstelling: 20 minuten).

    B Druk tegelijkertijd op de toetsen en en houd deze vast tot in de display = = wordt weergegeven.De toetsen en zijn verlicht.

    Afb. 78

    B Draai de temperatuurregelaar tot in de display 6.8 wordt weergegeven.Na korte tijd wordt in de display de ingestelde anti-pendeltijd weergegeven.

    Afb. 79

    B Draai de temperatuurregelaar tot in de display de gewenste antipendeltijd wordt weergegeven.De display en de toetsen en knipperen.

    B Druk tegelijkertijd op de toetsen en en houd deze vast tot in de display [ ] wordt weergegeven.De antipendeltijd warmhouden is opgeslagen.

    Afb. 80

    B Vul de ingestelde antipendeltijd warmhouden in het bijgevoegde in gebruikname protocol in (zie blz. 37).

    B Draai de temperatuurregelaars en op de oor-spronkelijke waarden.In de display wordt de aanvoertemperatuur weerge-geven.

    8.2.10 Ontluchtingsfunctie (servicefunctie 7.3)

    Wanneer u het toestel voor het eerst inschakelt, wordt de ontluchtingsfunctie eenmalig uitgevoerd. De verwar-mingspomp wordt in intervallen in- en uitgeschakeld. Dit duurt ca. 8 minuten. In de display wordt afwisselend „o

    o” en de aanvoertemperatuur weergegeven. Open de automatische ontluchter (27, blz.30) en sluit deze na het ontluchten weer.

    B Toetsen en gelijktijdig indrukken en ingedrukt houden tot op de display = = verschijnt.De toetsen en branden.

    Afb. 81

    B Draai de temperatuurregelaar tot in de display 7.3 wordt weergegeven.Na korte tijd wordt in de display „0” weergegeven.

    Afb. 82

    6 720 610 332-52.1O

    6 720 610 332-50.1O

    6 720 610 332-53.1O

    iNa onderhoudswerkzaamheden kan de ontluchtingsfunctie worden ingeschakeld.

    6 720 610 332-52.1O

    6 720 610 332-50.1O

    6 720 610 332-55.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01)42

  • Individuele instelling

    B Draai de temperatuurregelaar en stel „1” in.De display en de toetsen en knipperen.

    B Druk tegelijkertijd op de toetsen en en houd deze vast tot in de display „[ ]” wordt weergegeven.De ontluchtingsfunctie is ingeschakeld en wordt na afloop weer automatisch op „0“ teruggezet.

    Afb. 83

    B Draai de temperatuurregelaars en op de oor-spronkelijke waarden.In de display wordt de aanvoertemperatuur weerge-geven.

    8.2.11 Sifonvulprogramma (servicefunctie 8.5)

    Het sifonvulprogramma waarborgt, dat de condenswa-tersifon na het installeren of een langere stilstandsperi-ode gevuld wordt.

    Het sifonvulprogramma wordt geaktiveerd wanneer:

    • De hoofschakelaar ingeschakeld wordt

    • Minstens 48 uur geen warmtevraag is geweest

    • Van zomer- op winterbedrijf of omgekeerd gescha-keld wordt.

    Na de eerste warmtevraag voor verwarming of warmwa-ter wordt het toestel 15 minuten lang op het minimale vermogen gehouden. Het sifonvulprogramma blijft zo lang in bedrijf, totdat de 15 minuten op klein vermogen bereikt is.Op de display verschijnt -ll-.in afwisseling met de relatieve aanvoertemperatuur.Werkzijdige instelling is „1“ (ingeschakeld).

    Uitschakelen van het sifonvulprogramma tijdens de onderhoudswerkzaamheden:

    B Toetsen en indrukken en ingedrukt houden tot op de display = = verschijnt.Toetsen en branden.

    Afb. 84

    B Temperatuurregelaar draaien tot op de display 8.5 verschijnt.Na korte tijd verschijnt het ingestelde sifon vulpro-gramma (1. = ingeschakeld) op de display.

    Afb. 85

    B Temperatuurregelaar draaien tot op de display 0. (= uitgeschakelt) verschijnt.Display en toetsen en knipperen.

    B Toets en indrukken en ingedrukt houden tot op de display [ ] verschijnt.Het sifonvulprogramma is uitgeschakeld.

    Afb. 86

    B Temperatuurregelaars en weer instellen op de oorspronkelijke stand.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    Waarschuwing: Bij een niet gevulde condenswatersifon kunnen er rookgas-sen uit de sifon treden!B Het sifonvulprogramma mag alleen

    tijdens de onderhoudswerkzaamheden uitgeschakeld worden!

    B Het sifonvulprogramma is, na het beëin-digen van het onderhoud weer in te schakelen.

    6 720 610 332-52.1O

    6 720 610 332-50.1O

    6 720 610 332-54.1O

    6 720 610 332-52.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 43

  • Individuele instelling

    8.2.12 Waarde uitlezen van de Bosch Heatronic

    Dit vereenvoudigt, in geval van storing, de instellingen weer over te nemen.B Uitlezen van de ingestelde waarde in de display (zie

    tabel 15) en in het inbedrijfname protokol invullen.B Inbedrijfname protokol zichtbaar bevestigen.

    Na het uitlezen:B Temperatuurregelaar weer instellen op de oor-

    spronkelijke stand. Afb. 87

    6 720 610 332-56.1O

    1 4 2

    3

    Servicefunctie Hoe uitlezen?

    Pompschakeling 2.2

    (2) indrukken tot op display (4) – – verschijnt.

    (3) draaien tot (4) 2.2

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    (2) indrukken tot (4) – – verschijnt.

    Boiler opwarmings-vermogen 2.3

    (3) draaien tot (4) 2.3

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Anti-pendelpro-gramma 2.4

    (3) draaien tot (4) 2.4

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Max. aanvoertem-peratuur 2.5

    (3) draaien tot (4) 2.5

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Schakeldifferentie 2.6

    (3) draaien tot (4) 2.6

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Automatisch anti-pendelprogramma 2.7

    (3) draaien tot (4) 2.7

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Max. verwarmings vermogen 5.0

    (1) en (2) indrukken tot op display (4) = = verschijnt

    (3) draaien tot (4) 5.0

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren. (1) en (2) indrukken tot (4) = = verschijnt.

    Antipendeltijd warmhouden 6.8

    (3) draaien tot (4) 6.8

    verschijnt. Wachten tot (4) wisselt.

    Getal invoeren.

    Tabel 15

    6 720 611 390 NL (2006/01)44

  • Gasinstellingen

    9 Gasinstellingen

    Het toestel is fabriekszijdig ingesteld op aardgas.De fabriekszijdige instelling is afgezegeld. Een instelling op nominale of minimale belasting is niet noodzakelijk.De gas/luchtverhoudig mag alleen door middel van CO2 met een elektronisch meetapparaat op minimaal en maximaal vermogen ingesteld wor-den.

    Het monteren van diafragma’s en remplaatjes bij ver-schillende rookgasafvoer constructies is niet noodzake-lijk.

    Aardgas

    Propaan

    Ombouwsets

    9.1 Gas/luchtverhouding instellen

    B Hoofdschakelaar op (0) draaien.B Mantel demonteren zie blz. 22.B Hoofdschakelaar op (I) draaien.

    Het groene controlelampje brandt. Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    B Afdekschroeven van de rookgasmeetstuts (234) ver-wijderen.

    B Voeler van meetapparaat ca. 135 mm in de rookgas-stuts doorvoeren en meetpunt afdichten.

    Afb. 88

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt.Toets brandt.

    Afb. 89

    B Temperatuurregelaar draaien, tot op de display 2.0 verschijnt.Na korte tijd verschijnt de ingestelde bedrijfsstand (0. = normaalbedrijf) op de display.

    Afb. 90

    iBij gasvoordrukken onder de 20 en boven de 30 mbar mag het toestel niet in bedrijf genomen worden.

    iBij gasvoordrukken onder de 25 en boven de 35 mbar mag het toestel niet in bedrijf genomen worden.

    ToestelOmbouwvan ... Bestelnr.

    Bosch 26 HRC 5 in 31 7 710 149 034

    Bosch 30 HRCBosch 35 HRC 5 in 31 8 719 001 014

    Bosch 42 HRC 5 in 31 8 719 001 069

    Tabel 16

    234

    6 720 610 332-57.3O

    6 720 610 332-32.1O

    6 720 610 332-60.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 45

  • Gasinstellingen

    B Temperatuurregelaar linksom draaien tot op de display 1. (= minimaal vermogen) verschijnt.Display en toets knipperen.

    Afb. 91

    B CO2-waarde meten.B Verzegeling van de instelschroef gashoeveelheid

    (64) verwijderen en CO2-waarde voor minimaal ver-mogen volgens tabel 17/ 18 instellen.

    Afb. 92

    B Draai de temperatuurregelaar tot in de display 2. (= max. nominaal vermogen (warmwater)) wordt weergegeven.Display en toets knipperen.

    Afb. 93

    B CO2-waarde meten.B Doorsteek de verzegeling van de gasinstelklep bij de

    sleuf en neem deze af.B Stel met de gasinstelklep (63) de CO2-waarde voor

    het nominale vermogen volgens tabel 17/ 18 in.

    Afb. 94

    B Controleer de instelling bij nominaal vermogen en minimaal vermogen opnieuw en stel deze indien nodig bij.

    B CO2-waarde invullen op het inbedrijfname protokol.B Temperatuurregelaar linksom draaien tot op de

    display 0. (= normaal bedrijf) verschijnt.Display en toets knipperen.

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display [ ] verschijnt.

    B Temperatuurregelaar en weer instellen op de oorspronkelijke stand.Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    B Voeler uit rookgasstuts (234) nemen en afdek-schroef weer monteren.

    B Gasarmatuur en gasinstelschroef afzegelen.B Stikker voor de instelling EE verwijderen.B Mantel monteren en vergrendelen.

    Bosch 26 HRC

    Gassoort

    CO2 bij nominaal vermogen

    CO2 bij minimaal vermogen

    Aardgas 9,0 % 8,8 %Propaan 10,8 % 10,5 %

    Tabel 17

    Bosch 30 HRC/35 HRC

    GassoortCO2 bij nominaal en minimaal vermogen

    Aardgas 9,0 %Propaan 10,8 %

    Tabel 18

    Bosch 42 HRC

    GassoortCO2 bij nominaal en minimaal vermogen

    Aardgas 9,2 %Propaan 10,8 %

    Tabel 19

    6 720 610 332-63.1O

    64

    3928-74.1R

    iIndien het toestel op propaan functio-neert, kan de CW-waarde niet gegaran-deerd worden.

    6 720 610 332-61.1O

    ��

    ���������������

    6 720 611 390 NL (2006/01)46

  • Onderhoud

    9.2 Verbrandingslucht/rookgasafvoer metingen met een ingesteld ver-warmingsvermogen

    9.2.1 O2- of CO2-metingen in de verbrandings-lucht

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt.Het steenvegerprogramma is actief. Toets brandt en op de display verschijnt de aan-voertemperatuur.

    B Afdekschroef van rookgasstuts (234.1) afschroeven, Afb. 95.

    B Voeler van meetapparatuur ca. 80 mm in rookgas-stuts doorvoeren en meetopening afdichten.

    Afb. 95

    B O2- en CO2-waarde meten.B Afdekschroef weer monteren.B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de

    display – – verschijnt.De toets gaat uit en op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    9.2.2 CO- en CO2-waarde in rookgas meten

    B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt.Het schoorsteenvegerprogramma is actief. Toets brandt en op de display verschijnt de aan-voertemperatuur.

    B Afdekschroef van rookgasstuts (234) afschroeven, Afb. 95.

    B Voeler van meetapparatuur ca. 135 mm in rookgas-stuts doorvoeren en meetopening afdichten.

    B CO- en CO2-waarde meten.B Afdekschroef weer monteren.B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de

    display – – verschijnt.De toets gaat uit en op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.

    10 Onderhoud

    B Laat het toestel uitsluitend door een gespecialiseerd en erkend bedrijf onderhouden (zie checklist onder-houd).

    B Er mogen alleen originele onderdelen gemonteerd worden.

    B Maak voor het bestellen van vervangingsonderdelen gebruik van de onderdelenlijst.

    B Bij demontage van bouwdelen altijd nieuwe pakkin-gen of O-ringen monteren.

    B Alleen de navolgende vetsoorten gebruiken:– Waterdeel: vet L 641(8 709 918 413)– Schroefdraad: HFt 1 v 5 (8 709 918 010).

    iMet een O2- of CO2-meting in de ver-brandingslucht kan bij een rookgasafvoer-systeem volgens C13, C33 en C43 de dichtheid van de rookgasafvoer ge-controleerd worden. De O2-waarde mag niet onder de 20,6 % zijn. De CO2-waarde mag de 0,2 % niet overschrijden.

    iMen heeft 15 minuten de tijd om de waarde te meten, daarna schakelt het pro-gramma automatisch weer terug op nor-maal bedrijf.

    6 720 610 332-65.1R

    234234.1

    iMen heeft 15 minuten de tijd om de waarde te meten, daarna schakelt het pro-gramma automatisch weer terug op nor-maal bedrijf.

    Gevaar: door stroomschok!B Bij het aansluiten en werken aan elek-

    trische delen altijd toestel spanningsvrij maken: stekker uit wandcontactdoos verwijderen.

    6 720 611 390 NL (2006/01) 47

  • Onderhoud

    10.1 Checklist voor het onderhoud (onderhoud protocol)

    Datum

    1 Laatste foutmelding oproepen , serv-icefunctie .0, (zie blz. 49).

    2 Ionisatiestroom testen, servicefunctie 3.3, (zie blz. 49).

    3 Verbrandingslucht en luchtaanvoer optisch testen. Optische controle van de membraan op vervuiling en scheurtjes (zie blz. 51).

    4 Controleer de gasvoordruk. mbar

    5 Controleer CO2 in de verbrandings-lucht.

    6 Controleer de CO2-instelling voor min./max. (Gas- /luchtverhouding).

    min. %

    max. %

    7 Controleer op dichtheid ten aanzien van gas, rookgas en water (zie blz.23)

    8 Controleer bij gaswandketels zonder voorraadsysteem de uitstroomhoeveel-heid warmwater (zie blz.49).

    9 Controleer de warmtewisse-laar (zie blz 49).

    mbar

    10 Brander testen, (zie blz. 50).

    11 Reinig het condenswatersifon, (zie blz. 51).

    12 Controleer de voordruk van het externe expansievat voor de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie (toes-tel drukloos) .

    mbar

    13 Controleer de vuldruk van de verwarmingsinstallatie.

    mbar

    14 Controleer de elektrische bedrading op beschadigingen. De ontstekingska-bel bevindt zich onder de kabelboom.

    15 Controleer alle veiligheids-, regel- en stuurorganen op hun functie.

    16 Controleer bij de verwarmingsinstalla-tie behorende toestellen, zoals boilers en dergelijke.

    17 Controleer ingestelde servicefuncties volgens het in gebruikname protocol.

    Tabel 20

    6 720 611 390 NL (2006/01)48

  • Onderhoud

    10.2 Beschrijving van de verschillende onderhoudsstappen

    Laatste foutmelding, servicefunctie .0

    B Servicefunctie .0 kiezen, (zie blz. 37).

    Een overzicht van de storingen vindt U in de bijlage, zie blz. 53.

    B Temperatuurregelaar helemaal naar links draaien.B Toets indrukken en vasthouden totdat op display

    [ ] verschijnt.De laatste foutmelding is opgelost.

    Ionisatiestroom testen, servicefunctie 3.3

    B Servicefunctie 3.3 kiezen.

    Als 2 of 3 verschijnt is de ionisatiestroom in orde. Bij 0 of 1 moet de electrodeset (32.1) zie blz. 6 gereinigd of vervangen worden.

    Warmwater (zonder voorraadsysteem)

    Bij onvoldoende uitstroomhoeveelheid:B Demonteer de platenwarmtewisselaar en vervang

    deze-of-

    B Ontkalk met een ontkalkingsmiddel dat geschikt is voor roestvrij staal (1.4401).

    Afb. 96

    Warmtewisselaar

    Voor de reiniging van de warmtewisselaar is een reini-gingsset verkrijgbaar, toebehoren nr. 840, best.nr. 7 719 001 996.

    B Controleer de stuurdruk bij nominaal vermogen aan de mengkamer.

    Afb. 97

    B Verwijder het deksel van de reinigingsopening en de daaronder liggende plaat.

    B Schroef de condenswatersifon los.

    Afb. 98 ���������������

    iReinig de warmtewisselaar pas bij een stuurdruk van: 3,0 mbar (Bosch 26 HRC),6,5 mbar (Bosch 30/35 HRC)6,0 mbar (Bosch 42 HRC)(onderdruk) of minder.

    � �

    � �

    ���������������

    ��

    6 720 610 338-72.1O

    6 720 611 390 NL (2006/01) 49

  • Onderhoud

    B Maak de warmtewisselaar van boven naar onderen schoon.

    Afb. 99

    B Met borstel warmtewisselaar van boven naar onder reinigen.

    Afb. 100

    B Demonteer ventilator en brander en spoel de warm-tewisselaar van boven door.

    B Reinig de condensopvang en de sifonaansluiting.

    Afb. 101

    B Onderhoudsopening met nieuwe dichting sluiten en de schroeven met ca. 5 Nm vastdraaien.

    Brander

    B Branderdeksel losdraaien.

    Afb. 102

    B Brander uitnemen en reinigen.

    Afb. 103

    B Brander met nieuwe dichting in omgekeerde volg-orde terug monteren.

    �����������������

    �����������������

    6 720 610 332-75.2R

    ��

    ��

    ��

    ����������������

    ��

    7 181 465 330-08.2R

    6 720 611 390 NL (2006/01)50

  • Onderhoud

    Membraan in de mengkamer bij Bosch 26 HRC

    B Mengkamer (29) los draaien.B Membraan (443) voorzichtig uit de ventilator aan-

    zuigstuts nemen en deze op vervuiling en scheurtjes controleren.

    Afb. 104

    B Membraan (443) voorzichtig in de richting van de ventilator aanzuigstuts monteren.

    B Mengkamer (29) aansluiten.

    Membraan in de mengkamer bij Bosch 30/35/42 HRC

    B Ventilator met mengkamer demonteren.

    Afb. 105

    B Mengkamer (29) losschroeven.B Huls eruit nemen.B Membraan (443) voorzichtig eruit nemen en deze op

    vervuiling en scheurtjes controleren.B Membraan (443) weer monteren.

    B Mengkamer (29) en ventilator weer monteren.

    Condenswatersifon

    Ter voorkoming van het morsen van condensaat moet de condenswatersifon volledig worden losgeschroefd.

    B Schroef de condenswatersifon los en controleer de opening naar de warmtewisselaar op doorgang.

    B Verwijder het deksel van de condenswatersifon en reinig het.

    B Vul het conden