FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband...

30
FOCUS - 2006-2 Een vooruitblik naar de toekomst... Op basis van actuele tendensen en prognoses Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 48 Fax: 02-237 24 35 E-mail: [email protected] Website: www.rkw.be

Transcript of FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband...

Page 1: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

FOCUS - 2006-2

Een vooruitblik naar de toekomst...

Op basis van actuele tendensen en prognoses

Rijksdienst voorKinderbijslagvoor Werknemers

Trierstraat 701000 BrusselTel.: 02-237 26 48Fax: 02-237 24 35E-mail: [email protected] Website: www.rkw.be

Page 2: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

1

Inhoudstafel

Inleiding..................................................................................................................................... 2 I. Demografische tendensen in België.................................................................................... 3 1.1 Demografische tendensen …een blik in het verleden, het heden en de toekomst ............... 3 1.2 Jongeren de toekomst van de samenleving … maar steeds minder talrijk.......................... 9 1.3 Enkele kanttekeningen en bemerkingen bij de prognoses ................................................ 12 II. Demografische tendensen in het werknemersstelsel ..................................................... 14 2.1 De paradoxale toename van het aantal kinderen in het werknemersstelsel ...................... 14 2.2 Evolutie van het aantal kinderen tussen 2000-2005.......................................................... 16 2.3 Evolutie van de leeftijdsstructuur 2000-2005 ................................................................... 19 2.4 Onderlinge verhoudingen tussen de kinderbijslagstelsels................................................. 22 2.5 De kinderen opgevoed buiten het Rijk en de kinderen van vreemde rechthebbenden ..... 25 Conclusie ................................................................................................................................. 27

Page 3: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

2

Inleiding De evolutie, de omvang en de structuur van de bevolking vormen de basis voor heel wat van de huidige en de toekomstige sociale en economische uitdagingen. Ook president Poetin heeft dit begrepen en in een ultieme poging om de Russen aan te sporen om meer kinderen te krijgen en zo de nakende bevolkingskrimp tegen te gaan, kondigde hij aan dat hij het Russische kindergeld zal verdubbelen. Dit zou neerkomen op 58 EUR voor het eerste kind en 116 EUR voor het tweede kind en nog meer bij het derde kind1, bedragen die zelfs dicht in de buurt komen van de Belgische kinderbijslagen. Poetin baseert zijn beslissing op sombere voorspellingen omtrent de evolutie van de Russische bevolking die voor hem, door deskundigen, werden uitgerekend. Ook voor België zou een toename van de nataliteit een tegenwicht voor de vergrijzing kunnen vormen, maar een bevolkingskrimp zoals in Rusland is in België, mede als gevolg van het positieve migratiesaldo, in de komende decennia niet aan de orde. Het probleem in de Belgische context is eerder de bevolkingsveroudering, die zich als gevolg van de vergrijzing en de reeds decennialange lage nataliteit vanaf 2010 in sterke mate zal voltrekken. Om een toekomstgericht beleid uit te stippelen is het belangrijk om de toekomstige demografische ontwikkelingen en hun impact op de sector van de kinderbijslag te verkennen. Daarom zal in deze focusstudie een genuanceerd beeld geschetst worden van de verschillende beschikbare demografische korte- en langtermijnprojecties, aangevuld met recentere evoluties uit de bevolkingsstatistieken en de kinderbijslagstatistieken. De aandacht zal vooral uitgaan naar de ontgroening vermits deze demografische evolutie de grootste impact zal hebben op de sector van de kinderbijslag. Om de ontgroening te kaderen in het ruimer geheel van de demografische tendensen zal eerst een algemeen beeld geschetst worden van de demografische evoluties. Daaropvolgend zal de aandacht uitgaan naar het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Hoewel in deze studie veel projecties worden besproken, is het niet de bedoeling dat deze cijfers beschouwd worden als absolute waarheden. De studie dient eerder opgevat te worden als een soort toekomstverkenning. De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie ni prévision - concept théologique réservé à la connaissance que seul Dieu aurait de l’avenir, disait Voltaire - la prospective n’a pas pour objet de prédire l’avenir - de nous la dévoiler comme s’il s’agissait d’une chose déjà faite- mais de nous aider à le construire. Elle nous invite donc à le considérer comme à faire, à bâtir, plutôt que comme quelque chose qui serait déjà décidé et dont il conviendrait seulement de percer le mystère. (H. De Jouvenel, 1993)

1 De Morgen, donderdag 11 mei 2006, Poetin spoort Russen aan meer kinderen te maken.

Page 4: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

3

I. Demografische tendensen in België

1.1 Demografische tendensen …een blik in het verleden, het heden en de toekomst

Net als in de meeste Westerse en vooral de Europese landen, stevent België af op een nooit eerder geziene bevolkingsveroudering. Dit betekent dat de bevolkingsgroep ouder dan 65 jaar een steeds groter onderdeel van de bevolking zal gaan uitmaken. Concreet maakten de 65 plussers op 1 januari 2005 zo’n 17 procent uit van de Belgische populatie en tegen 2020 en 2030 zou dit stijgen naar respectievelijk 20,6 en 24,3 procent2. Dit betekent dat tegen 2030, 1 op de vier Belgen 65 jaar of ouder zal zijn. Vermits er pas stemrecht is vanaf 18 jaar, zal deze groep electoraal nog zwaarder doorwegen. Als we enkel de populatie ouder dan 18 jaar in beschouwing nemen dan is vandaag 21,74 % van deze groep 65 jaar of ouder. In 2020 en 2030 zal dit respectievelijk 26,51 % en 32,38 % zijn. Ruw geschat zou dus bijna 1 op drie van de kiesgerechtigde Belgen 65 jaar of ouder zijn in 2030. Deze bevolkingsveroudering is te wijten aan de combinatie van vergrijzing en ontgroening en is dus niet louter het gevolg van de toenemende levensverwachting3. Als gevolg van de toenemende levensverwachting neemt de vergrijzing van de bevolking toe, maar gelijktijdig worden ook steeds minder kinderen geboren en daalt het aandeel van de kinderen in de populatie. Deze combinatie van ontgroening en vergrijzing zal op termijn zorgen voor een nooit eerder geziene bevolkingsveroudering. Om deze trend te vertragen is voldoende instroom nodig aan de voet van de bevolkingspiramide. Vandaar het belang van een toenemende vruchtbaarheid in de demografische context, zoals treffend werd verwoord door Professor Ron Lesthaeghe: “wie vrede neemt met de huidige lage vruchtbaarheid neemt ook de verantwoordelijkheid op

zich van een serieuze additionele veroudering en dus flink wat extra druk op de Sociale Zekerheid in de volgende eeuw.”4

De daling van de nataliteit dateert reeds van de jaren ’70 en resulteert in een dalend aantal kinderen per vrouw. Het TVC (totaal vruchtbaarheidscijfer) is de maat die het gemiddeld aantal kinderen per vrouw weergeeft. In België schommelt deze maat de laatste jaren rond de 1,62. Deze waarde is onvoldoende opdat een vrouw zichzelf en haar partner zou ‘vervangen’ in de volgende generatie. Rekening houdend met de mortaliteit zou elke vrouw 2,08 kinderen moeten hebben om de generatievervanging te garanderen. Met uitzondering van de Verenigde

2 http://statbel.fgov.be/figures/d21_nl.asp 3 Eerst optellen, dan delen. Demografie, Economie en Sociale Zekerheid. R. Lesthaeghe, W. Meeusen & K..Vandewalle p.60 4 R. Lesthaeghe, W. Meeusen & K.Vandewalle, Eerste optellen dan delen, demografie, economie en sociale zekerheid, garant, 1998.

Page 5: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

4

Staten wordt dit cijfer in de meeste Westerse landen niet meer bereikt. In Europese context bevindt België zich wat betreft de vruchtbaarheid in de middenmoot5. Mede als gevolg van dit lage TVC zitten de geboorten in België reeds decennialang in een dalende trend, die zich evenwel de laatste jaren lijkt te stabiliseren en zelfs gekenmerkt wordt door een opwaartse beweging de laatste twee jaar (zie grafiek 1). In vergelijking tot de babyboomperiode zijn de geboorten echter nog altijd vrij laag. In de periode waarin de babyboomgeneratie geboren werd (tussen 1945-1965) werden jaarlijks tussen de 140.000 en 160.000 kinderen geboren. De absolute topjaren wat betreft het aantal geboorten waren 1959 en 1964 waarin jaarlijks meer dan 160.000 kinderen geboren werden. In het laatste decennium varieerde het aantal geboorten tussen de 111.000 en 118.000 kinderen. Grafiek 1 illustreert de dramatische daling van de nataliteit die zich in België vanaf de jaren ’70 heeft ingezet. Begin de jaren ’90 was er ook een licht echo-effect, uitgaande van de babyboomgeneratie, gekenmerkt door een toename van het aantal geboorten. De kinderen geboren in de piek van de babyboomgeneratie waren begin de jaren ’90 tussen de 25 en 30 jaar en begonnen toen zelf gezinnen te stichten, wat tot een toename in de geboorten leidde. De gevolgen hiervan zijn nog steeds merkbaar in de leeftijdsstructuur van de kinderen tussen 0 en 25 jaar (zie infra). Naar de toekomst toe voorziet het Nationaal instituut voor de statistiek in de centrale hypothese een toename van het TVC naar ongeveer 1,68 in 2020, 1,70 in 2030 en 1,74 in 20506. De belangrijkste kenmerken van deze centrale hypothese zijn de volgende7: � Geleidelijke verlenging van de levensverwachting bij de geboorte tot 88,9 jaar voor vrouwen en 83,9 jaar voor mannen in 2050 vertrekkende van 81,5 jaar voor vrouwen en 75 jaar voor mannen in 2000. � Het TVC zal tegen 2050 1,74 zijn voor geheel België, binnen de verschillende gewesten worden wel aparte hypothesen gehanteerd. � Inzake migraties zijn de migratiebewegingen per bevolkingsgroep (geslacht, leeftijd en nationaliteit) gebaseerd op de vaststellingen uit de jaren 90. Over het geheel genomen zijn de jaarlijkse netto-migratiestromen bijgevolg tamelijk stabiel in de tijd en betreffen tegen 2050 een netto-immigratie van ongeveer 17.300 personen. � krachtens de wet van 22 december 1999 ter regularisatie van bepaalde categorieën op het Belgische grondgebied verblijvende vreemdelingen, een proces dat op 1 januari 2000 van start ging, is het aantal personen van vreemde nationaliteit gestegen. Omdat de

5 Zie ook FOCUS-2006-1,www.rkw.be 6 NIS, mathematische demografie, 2000-2050, p334 7 NIS, mathematische demografie, 2000-2050

Page 6: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

5

voorspellingen plaatsvonden op een moment dat het regularisatieproces van start ging, moest het NIS op het vlak van timing (de operatie werd verondersteld afgerond te zijn tegen halfweg 2001) en aantal regularisaties (40.000 personen) uitgaan van veronderstellingen. In tegenstelling tot de vruchtbaarheid zal het totaal aantal geboorten evenwel dalen. In eerste instantie klinkt dit tegenstrijdig, maar dit is het gevolg van het dalend aantal vrouwen op “vruchtbare leeftijd”. Het TVC wordt immers berekend als de som van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers van de vrouwen tussen “15-49 jaar” en vermits deze groep in de toekomst kleiner zal worden, zal een hogere vruchtbaarheid vereist zijn om het aantal geboorten in ons land te handhaven op het huidige niveau. Het NIS voorziet voor 2010, 2020, 2030, 2040 en 2050 respectievelijk 109.230, 111.415, 108.079, 107.067 en 108.813 geboorten in België.

� Tegen 2030 zal 1 op 4 Belgen 65 jaar of ouder zijn � Tegen 2030 zal ruw geschat 1 op 3 van de kiesgerechtigde Belgen 65 jaar of ouder zijn � Tijdens de babyboom werden jaarlijks 140.000 tot 160.000 kinderen geboren � Het laatste decennium varieerde het aantal geboorten tussen 111.000 en 118.000 � In de jaren ’90 was er een stijging van het aantal geboorten => echo-effect babyboom � In de toekomst (2010-2030) wordt een daling van het aantal geboorten verwacht maar een hoger vruchtbaarheidscijfer

Page 7: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

6

Grafiek 1. Evolutie van de geboorten in België 1945-2005

100.000

110.000

120.000

130.000

140.000

150.000

160.000

170.000

1945 1949 1953 1957 1961 1965 1969 1973 1977 1981 1985 1989 1993 1997 2001 2005 2009 2013

Echo

Babyboom

recente opwaartse trend in de geboorten

���������������� �������������������������������

����������� �����������������������������������

������������� ���������������� ������������� �����

���������������������������� ������������� ����

� ����� ����������������������������

Page 8: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

7

Ondanks het feit dat de nataliteit sinds 1970 bijna onafgebroken gedaald is, zal de Belgische bevolking volgens de prognoses nog toenemen tot 2040 om vanaf dan geleidelijk een daling in te zetten. Tabel 1: De bevolkingsloop 2000-2005

2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bevolking van België 10.239.085 10.309.725 10.355.844 10.396.421 10.445.852 10.511.382

Geboorten (a) 114.883 114.172 111.225 112.149 115.618 118.002 Overlijdens (b) 104.903 103.447 105.642 107.039 101.946 103.278

Natuurlijke aangroei (a-b) 9.980 10.725 5.583 5.110 13.672 14.724 Immigratie (c) 68.616 77.584 82.655 81.913 85.378 90.364 Emigratie (d) 43.487 42.221 41.349 41.897 42.046 43.719

Aangroei door migratie (c-d) 25.129 35.363 41.306 40.016 43.332 46.645 Aangroei t.o.v voorgaand jaar 70.640 46.119 40.577 49.431 65.530

Bron: http://www.statbel.fgov.be, Bevolkingscijfers op 31 december van het betreffende jaar. In de laatste vijf jaar is de Belgische bevolking met 272.297 personen toegenomen. Deze toename is vooral te wijten aan de aangroei van de bevolking door migratie, de natuurlijke aangroei van de bevolking daarentegen was in mindere mate verantwoordelijk voor de bevolkingstoename. Hoewel de natuurlijke aangroei de laatste twee jaar is toegenomen (zie tabel 1) als gevolg van een toename van het aantal geboorten blijft het effect van de migratie nog steeds beduidend groter. Het afnemend belang van de natuurlijke bevolkingsgroei gekoppeld aan een toenemend belang van immigratie is trouwens een fenomeen dat de volledige Europese Unie kenmerkt, zoals geïllustreerd wordt in onderstaande grafiek. Grafiek 2: Bevolkingsloop in Europese context- 1960-2004 Bron: European Commission, Panorama of the European Union, EU- integration seen through statistics, Key facts of 18 policy areas, Edition 2006

Aan

tal p

erso

nen

per d

uize

nd

Netto migratie (met correcties)

Natuurlijke aangroei (geboorten - sterftes)

Page 9: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

8

Om het effect van migratie weer te geven wordt gebruik gemaakt van het migratiesaldo. Uit de beschikbare cijfers van het NIS blijkt dat het migratiesaldo in België aanzienlijk gestegen is sinds 1997. Bovendien is de immigratie van vrouwen steeds hoger dan die van de mannen. De projecties van het NIS voorzagen tussen 2000 en 2005 een migratiesaldo van 16.000 à 17.000 personen. Op lange termijn wordt het migratiesaldo in de centrale hypothese ongeveer constant gehouden op 17.000 personen8. De onderstaande grafiek illustreert dat de immigratie in de centrale hypothese van het NIS duidelijk onderschat werd. Terwijl men in de hypothese uitgaat van een migratiesaldo rondom de 17.000 wordt reeds sinds 2002 een reëel migratiesaldo genoteerd van ongeveer 30.000 personen, wat merkelijk hoger is dan wat voorspeld werd. Grafiek 3: migratiesaldo in België 1997-2005

0

7.500

15.000

22.500

30.000

37.500

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2001

2005

Totaal Mannen Vrouwen

http://www.statbel.fgov.be Met de nakende vergrijzing in aantocht wordt de immigratie vaak beschouwd als het middel om de bevolkingsveroudering en de krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Dit wordt ook wel “replacement migration” genoemd, waarbij gesuggereerd wordt dat het tekort aan

8 NIS, mathematische demografie p.224 - p.233.

� De Belgische bevolking is tussen 2000 en 2005 met 272.297 personen toegenomen � De projecties van het NIS voorzien dat de Belgische bevolking zal blijven toenemen tot 2040 � De bevolkingstoename kan vooral toegeschreven worden aan de toename door migratie en in mindere mate aan de natuurlijke aangroei van de bevolking � Het afnemend belang van de natuurlijke aangroei binnen de bevolkingsloop is een evolutie die zich in de gehele EU-25 manifesteert � Sinds 2001 is het migratiesaldo in België fors gestegen

Page 10: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

9

geboorten of jonge arbeidskrachten in het algemeen kan gecompenseerd kan worden door immigratie. Een positief migratiesaldo op zich vormt inderdaad een tegenwicht voor de bevolkingskrimp, maar vormt op lange termijn nauwelijks een correctie in de bevolkingsveroudering. Dit komt omdat de jaarlijkse gecumuleerde ‘stock’ aan migranten ook veroudert en na enige tijd overschaduwt dit effect de verjongende kracht van de nieuwkomers, bovendien zal de populatie immigranten de hoge initiële vruchtbaarheid niet aanhouden en zullen ook zij op termijn convergeren naar het Belgische vruchtbaarheidsniveau9. De toenemende immigratie mag dan ook niet beschouwd worden als de mirakeloplossing voor bevolkingsveroudering. Daarom verdient de vruchtbaarheid binnen het debat omtrent de bevolkingsveroudering dan ook meer aandacht.

1.2 Jongeren de toekomst van de samenleving … maar steeds minder talrijk Dat jongeren de toekomst van de samenleving zijn, wordt door weinigen betwist. De jongeren van vandaag zijn immers de arbeidskrachten van morgen, die ervoor moeten zorgen dat het in de samenleving opgebouwde welvaartsniveau behouden blijft. Maar het aandeel van de jongeren in de bevolking daalt zienderogen en met hen voor een stuk ook het potentieel voor de toekomst. Vandaar dat we in dit deel de ontgroening van de Belgische bevolking in de kijker plaatsen. Op 1 januari 2005 waren er in België in totaal 3.055.806 kinderen tussen 0-25 jaar. Vanuit het gezichtspunt van de kinderbijslag is dit de interessantste leeftijdscategorie, vermits het recht op kinderbijslag beperkt is tot 25 jaar. Als gevolg van de ontgroening wordt voorspeld dat deze groep (0-25 jaar) in de komende decennia gevoelig in aantal zal afnemen. Daarenboven zullen deze jongeren proportioneel een steeds kleinere groep van de Belgische bevolking gaan uitmaken. De toekomstige evolutie van de 0-25 jarigen wordt geschetst in grafiek 4 aan de hand van de prognoses van het NIS (centrale hypothese)10. Het aantal 0-18 jarigen zal tegen 2015 met ongeveer 124.796 kinderen gedaald zijn. Tot 2010 zal de daling van de 0-18 jarigen sterker zijn dan die van de algemene groep 0-25 jarigen. Dit is te verklaren door de leeftijdstructuur van de kinderen tussen 0-18 jaar. Ieder geboortejaar telt immers niet evenveel kinderen en binnen de groep 0-18 jaar bevindt zich momenteel een grote groep 12-16 jarigen, dit zijn de kinderen die behoren tot de zogenaamde echo van de babyboomgeneratie. Deze kinderen zullen stelselmatig doorschuiven naar de 18 + waardoor de kinderen van minder dan 18 jaar op korte tijdspanne sterk zullen dalen.

9 R. Lesthaeghe, W. Meeusen & K.Vandewalle, Eerst optellen dan delen, demografie, economie en sociale zekerheid, garant, 1998, p. 64 10 Ministerie van economische zaken, Mathematische demografie 2000-2050, nationaal instituut voor de statistiek, federaal planbureau. Ministerie van economische zaken.

Page 11: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

10

Grafiek 4: Evolutie van de 0-25 jarigen in België 2005-2050

-225.000

525.000

1.275.000

2.025.000

2.775.000

0-25 0-18 evolutie t.o.v 2005 / 0-25 evolutie t.o.v 2005 / 0-18

0-25 3.055.806 2.996.663 2.946.551 2.903.174 2.875.611 2.855.827 2.831.337

0-18 2.169.933 2.080.235 2.045.137 2.036.215 2.038.952 2.005.895 1.997.791

evolutie t.o.v 2005 / 0-25 -59.143 -109.255 -152.632 -180.195 -199.979 -224.469

evolutie t.o.v 2005 / 0-18 -89.698 -124.796 -133.718 -130.981 -164.038 -172.142

2005 2010 2015 2020 2030 2040 2050

In principe gaat het om een soort doorschuifmechanisme. De vier lijnen in de grafiek geven de leeftijdsstructuur weer van de kinderen tussen 0-25 jaar op vier verschillende tijdstippen. De grafiek toont duidelijk aan dat doorheen de tijd de piek bestaande uit de kinderen geboren tijdens de echo van de babyboomgeneratie stelselmatig doorschuift in de leeftijdsstructuur. Op relatief korte termijn zal dit ervoor zorgen dat er tegen 2010 proportioneel meer kinderen zullen zijn tussen de 18 en 25 jaar en dat in de globale leeftijdsgroep 0-25 jaar de kinderen tussen 19-20 jaar de grootste leeftijdsgroep zullen vormen. Deze evolutie zal een stijging van het aantal studenten hoger onderwijs teweegbrengen binnen afzienbare tijd. Naarmate de tijd echter vordert zal het aantal kinderen globaal tussen 0 en 25 jaar dalen en zullen de verschillende geboortejaren van min of meer gelijke grootteorde zijn. Grafiek 5: Evolutie van de leeftijdsstructuur van de 0-25 jarigen-2004-2030

100000

110000

120000

130000

140000

150000

< 1 jr. 2 jr. 4 jr. 6 jr. 8 jr. 10 jr. 12 jr. 14 jr. 16 jr. 18 jr. 20 jr. 22 jr. 24 jr.

2004 2010 2015 2020 2030

���������������������������������������

Page 12: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

11

Naast de toekomstige ontgroening (zie grafiek 4 & 5) mag ook de recente ontgroening niet uit het oog verloren worden. Hoewel het aantal jongeren tussen 0-25 jaar de laatste jaren stabiliseerde is het totaal aantal jongeren (0-25 jaar) sinds 1995 met 70.382 personen gedaald, voor de leeftijdsgroep 0-18 is dit 26.918. Deze afname van het aantal jongeren staat echter in schril contrast met de toename van het aantal rechtgevende kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers (zie verder 2.1). Wat de ontgroening en de vergrijzing betreft doen zich trouwens belangrijke regionale verschillen voor. In termen van ontgroening is de situatie het minst gunstig in Vlaanderen, waar de ontgroening in het verleden reeds sterker was en zich in de toekomst, volgens de projecties van het NIS sterker zal voltrekken in vergelijking tot de andere gewesten. In het Brussels Gewest daarentegen is er momenteel geen sprake van ontgroening. Het Waals Gewest tenslotte houdt zowat het midden tussen de beide andere gewesten wat betreft de ontgroening, maar heeft wel nog altijd het grootste aandeel jonge kinderen. Voor de vergrijzing kan dezelfde conclusie getrokken worden, de situatie is het minst gunstig in het Vlaams Gewest en het gunstigst in het Waals Gewest. Onderstaande grafiek geeft een beeld van de ontgroening en de vergrijzing tussen1990 en 2006 per gewest. Grafiek 6: Vergrijzing en ontgroening in de verschillende gewesten 1990-2006

14,0

16,0

18,0

20,0

22,0

24,0

26,0

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Vlaams Gewest- 65 plussers Waals Gewest-65 plussers Brussels Gewest-65 plussers

Vlaams Gewest- 0 tot 19 jr. Waals Gewest- 0 tot 19 jr. Brussels Gewest- 0 tot 19 jr.

Bron: NIS

� Volgens de huidige projecties zou het aantal kinderen tussen 0 en 25 jaar met 152.632 dalen tegen 2020. � Rond 2010 zal er een toename zijn in het aantal kinderen tussen 18-25 jaar vermits de kinderen geboren tijdens echo van de babyboomgeneratie dan 18 jaar worden. � Het aantal kinderen van 0-25 jaar is de laatste 10 jaar met 70.382 kinderen gedaald in België

� ���������������������!����������������������������" �

� ����������#���������$%��������������������" �

Page 13: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

12

1.3 Enkele kanttekeningen en bemerkingen bij de prognoses De prognoses die tot nu aan bod kwamen, zijn gestaafd op cijfers uit de demografische projecties van het NIS. De gebruikte cijfers hebben bovendien enkel betrekking op de centrale hypothese van het NIS11. Bepaalde hypothesen die vertrekken vanuit alternatieve scenario’s (hoge vruchtbaarheid, lage vruchtbaarheid) worden in deze studie niet besproken, maar het dient wel opgemerkt te worden dat de cijfers uit het centrale scenario inderdaad niet de enige zijn, het is slechts één van de verschillende scenario’s, maar wordt wel geacht het meest plausibele scenario te zijn. Indien bepaalde hypothesen niet of gedeeltelijk niet blijken te kloppen dan zal de projectie gaan afwijken van de realiteit. Uit de recentste cijfers betreffende de immigratie bleek reeds dat het immigratiesaldo in de projectie sterk werd onderschat (zie supra). Indien deze trend zich voortzet dan zal ook de daling van het aantal kinderen minder sterk zijn. Anderzijds kan men zich de vraag stellen of het TVC inderdaad zal toenemen naar een niveau van om en bij de 1,70. Indien dit niet het geval is en de vruchtbaarheid zich handhaaft op het huidige niveau dan zal de ontgroening sterker zijn dan werd voorspeld door het NIS. Bovendien zullen er in de toekomst minder vrouwen zijn op de zogenaamde vruchtbare leeftijd, waardoor het aantal kinderen per vrouw nog hoger zal moeten liggen om het huidige aantal geboorten min of meer te kunnen handhaven. Aan de prognoses zijn dus heel wat onderliggende hypothesen verbonden, waarvan de toekomstige ontwikkeling moeilijk in te schatten is. Dit laatste wordt geïllustreerd aan de hand van de vergelijking van de MIRA-S12 projecties en de projecties van het NIS. De recentst beschikbare demografische projecties, zijn de MIRA-S projecties (update 2005)13 van het kenniscentrum-statistiek APS van de Vlaamse Gemeenschap14. De MIRA-S projecties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn, wat betreft de ontgroening, iets optimistischer dan die van het NIS (die dateren van 2000). Voor het Waals Gewest en Het Brussels Hoofdstedelijk zijn de NIS-projecties de enige betrouwbare projecties. Er is voor de gewesten geen andere recente vergelijkingsbasis mogelijk om de hypothesen van het NIS af te toetsen. 11 Voor een gedetailleerd overzicht van de uitgangshypothesen, zie NIS, Mathematische demografie,Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050 per arrondissement. 12 Demografische projecties voor het Vlaamse Gewest uitgaande van de administratie planning en statistiek van de Vlaamse overheid. 13 Deze projectie geeft de evolutie van het aantal kinderen tussen 2004 en 2025. 14 http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_kubus_demografie.htm

Page 14: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

13

De Mira-S projecties hebben uiteraard enkel betrekking op het Vlaams Gewest. Wanneer de resultaten van de recentste projecties voor het Vlaams Gewest en het NIS worden vergeleken, valt op dat de Mira-S een geringere daling voorspelt van het aantal kinderen tussen 0-25 jaar. De Mira-S projecties voorzien voor het Vlaams Gewest 1.671.702 kinderen in 2010, 1.604.608 in 2020 en 1.583.983 in 2025, de corresponderende cijfers van de NIS projecties bedragen respectievelijk 1.658.320, 1581.368 en 1.562.450 in 2025. Hoewel de projecties iets optimistischer zijn dient benadrukt te worden dat in beide projecties op lange termijn (NIS & Mira-S projectie) een daling van het aantal kinderen wordt voorspeld. Voor een correct beeld omtrent de toekomstige ontgroening, is het dan ook afwachten welke de resultaten zullen zijn van de geactualiseerde bevolkingsvooruitzichten van het NIS.

Page 15: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

14

II. Demografische tendensen in het werknemersstelsel

2.1 De paradoxale toename van het aantal kinderen in het werknemersstelsel Tot nu werd steeds het globale demografische plaatje in beeld gebracht. Hierna wordt op basis van de resultaten van de algemene demografische prognoses voor België geanalyseerd wat de gevolgen zijn voor het werknemersstelsel. Intuïtief kan men aannemen dat als het aantal kinderen in België daalt, dat dan ook het aantal kinderen in het werknemersstelsel zal dalen. Dit is een logische veronderstelling, die echter tegengesproken wordt door de feiten. In de laatste tien jaar (zie grafiek 7) (1994-2004) daalde het aantal kinderen tussen 0-18 jaar in België van 2.196.851 naar 2.169.933, het aantal kinderen tussen 0-25 jaar daalde van 3.126.188 naar 3.055.806 kinderen. In het werknemersstelsel daarentegen steeg het aantal kinderen tussen 0-25 jaar in dezelfde beschouwde periode tussen (1994-2004)15 met respectievelijk 41.647 rechtgevende kinderen in de categorie 0-18 jaar en met 44.203 rechtgevende kinderen op de totale groep 0-25 jarigen. Grafiek 7: Evolutie van het aantal kinderen tussen 1994-2004

-75.000

-50.000-25.000

0

25.00050.000

0-18 jaar 0-25 jaar

0-18 jaar 54.588 -26.918

0-25 jaar 61.467 -70.382

Werknemerstelsel België

De evolutie van het aantal kinderen in het werknemersstelsel is dus tegengesteld aan de algemene demografische evolutie. Het feit dat het aantal kinderen in België tussen 0-25 jaar in tien jaar tijd met ruim 70.000 gedaald is tegenover een toename met ruim 60.000 in het werknemersstelsel illustreert dat de evoluties op nationaal niveau niet gelijklopen met de evoluties van het aantal kinderen in het werknemerstelsel. Dit maakt dat het vrij moeilijk is

15 De cijfers van het NIS voor een specifiek jaar hebben betrekking op 1 januari van het betreffende jaar, die van de kinderbijslag op 31 december van het betreffende jaar. Om de cijfers voor de sector van de kinderbijslag te vergelijken met die van het NIS dient daarom steeds bijvoorbeeld 2003 met 2004 vergeleken te worden, teneinde tot een éénvormige vergelijkingsbasis te komen.

Page 16: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

15

om aan de hand van de prognoses van het NIS voorspellingen te doen omtrent de ontwikkeling van het aantal kinderen, in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. De prognoses (opgemaakt door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor Werknemers in het kader van de begroting), voor het werknemersstelsel, gebaseerd op de recente evolutie van het aantal kinderen en de leeftijdsstructuur in het stelsel, voorzien een stabilisatie van het aantal kinderen. Op korte termijn (tot 2010) zal het aantal rechtgevende kinderen rondom de 1.880.000 kinderen schommelen, vanaf 2010 wordt vervolgens een gestage daling van het aantal kinderen in het werknemersstelsel verwacht. � Terwijl het aantal kinderen (0-25 jaar) in België daalde, steeg het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. � Tot 2010 wordt een stabilisatie van het aantal rechtgevende kinderen rondom de 1.880.000 kinderen verwacht en vanaf dan wordt een gestage afname van het aantal kinderen verwacht.

Page 17: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

16

2.2 Evolutie van het aantal kinderen tussen 2000-2005 Hierna wordt dieper ingegaan op de achterliggende oorzaken van de paradoxale toename van het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Dit zal gebeuren aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van de evoluties die zich voordeden tussen 2000 en 2005. Uit de onderstaande grafiek blijkt duidelijk dat de divergentie tussen de statistieken zich vooral in 2000-2001 voordeed terwijl het aantal kinderen sterk stijgt vanaf 2002 in het werknemersstelsel wordt op Belgisch niveau een stagnerend aantal kinderen genoteerd. Grafiek 8: Evolutie van het aantal kinderen tussen 1994-2004 (index met basisjaar 1994)

94%95%96%97%98%99%

100%101%102%103%104%

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

werknemersstelsel België

Op basis van de tabel 2 op de volgende pagina wordt op zoek gegaan naar een verklaring voor de divergente evoluties. Hierbij wordt de evolutie van een aantal subgroepen binnen de populatie rechtgevende kinderen van naderbij bestudeerd. In de tabel zelf zijn de kinderen tussen 0-25 jaar opgenomen.

Page 18: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

17

Tabel 2: Evolutie aantal kinderen tussen 2000-2005 volgens een aantal subgroepen

Bron: RKW,RSVZ en bevolkingsstatistieken van het NIS *geboorten hebben betrekking op de telling op 31 december van het betreffende jaar. (r) ramingen

Gedurende de periode 2000-2005 zijn er in het werknemersstelsel 46.863 rechtgevende kinderen bijgekomen. In België steeg het aantal kinderen slechts met 7.928 wat reeds een klein deel van de toename in het werknemersstelsel kan verklaren. De toename van het aantal kinderen kan verklaard worden aan de hand van de analyse van de evolutie van een aantal subgroepen tussen de jaren 2000-2005: � De studenten stegen met 3.814 rechtgevende kinderen tussen 2000-2005 � De jonge werkzoekenden in wachttijd stegen met 4.153 rechtgevende kinderen � De Buiten het Rijk opgevoede kinderen stegen met 6.865 kinderen Voor de Buiten het Rijk opgevoede kinderen dient trouwens opgemerkt te worden dat deze niet zijn opgenomen in de tellingen van het NIS, vermits deze kinderen niet ingeschreven zijn in het Belgische Rijksregister. Het gaat immers om buitenlandse werknemers (vooral Franse en Nederlandse grensarbeiders), die voor de kinderen in het thuisland recht verwerven op kinderbijslag. Het verschil is hier dus te wijten aan een verschillende definitie van de kinderen opgenomen in het Rijksregister en die binnen de bestanden van de kinderbijslagfondsen. Vermits deze kinderen sowieso niet zijn opgenomen in het Rijksregister kan dit zich ook niet weerspiegelen in de statistieken. De geboorten kenden zowel op nationaal niveau als binnen het stelsel van een gelijkaardige evolutie. Maar het is wel kenmerkend voor het werknemersstelsel dat reeds jaren voor 8 op 10 van de geboorten kraamgeld wordt betaald in het stelsel van de werknemers en dit terwijl in het geheel van alle stelsels iets meer dan 7 op 10 kinderen ressorteren onder het

16 De cijfers van het NIS voor 2000 komen overeen met de statistieken van 2001 vermits het NIS de populatie telt op 1 januari en de rechtgevende kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers op 31 december geteld worden. Om de cijfers te kunnen vergelijken dient dus bv. voor het NIS 2001(1 januari) en voor de rechtgevende kinderen 2000 (31 december).

2000 2001 2002 2003 2004 2005 Verschil ���������� ��������������� ������ ����

- totaal 0-25 jaar 1.810.298 1.810.144 1.822.671 1.832.597 1.849.861 1.857.161 + 46.863 ���������� ���������� ����������� ������

- totaal 0-25 jaar 229.961 221.986 215.788 210.205 205.609 204.419 -25.542

���������� ���������� ������������� -totaal 0-25 jaar 470.157(r) 472.910(r) 468.472(r) n.b. n.b. n.b

������������ ����������� ������� ! �- totaal 0-25 jaar16 3.047.878 3.051.321 3.053.139 3.053.462 3.055.806 n.b. + 7.928

Page 19: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

18

werknemersstelsel. Dit impliceert dat het werknemersstelsel een groter aandeel heeft onder de jonge kinderen dan de andere stelsels ( zie verder 2.4) De laatste en misschien wel belangrijkste vaststelling is de afname van het aantal kinderen (-25.542) in het stelsel van de zelfstandigen. Op de oorzaak van deze daling wordt verder dieper ingegaan. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de vastgestelde evoluties. De gebruikte benadering biedt een mogelijke verklaring voor de vastgestelde divergente evoluties, maar dient voorzichtig geïnterpreteerd te worden. De optelsom reikt een aantal denkpistes aan die een mogelijke verklaring bieden voor het toenemend aantal rechtgevende kinderen in het stelsel van de werknemers maar het gaat niet om sluitende verklaringen. Wegens het ontbreken van geglobaliseerde statistieken voor het stelsel van de overheid bijvoorbeeld is het onmogelijk om een accurate weergave te geven van de evoluties in die sector van de kinderbijslag. Daarenboven ontbreken de statistische gegevens om de verschuivingen tussen de verschillende kinderbijslagstelsels precies in kaart te brengen, in de bovenstaande tabel gaat het immers om geaggregeerde statistieken die niet toelaten om de precieze fluxen tussen verschillende stelsels (bv. zelfstandigen en werknemers) in kaart brengen. De tabel is dan ook niet wetenschappelijk gefundeerd, maar geeft wel een nuttige indicatie. Evolutie tussen 2000-2005 (1) Studenten + 3.814 (2) Werkzoekenden + 4.153 (3) Buiten het Rijk opgevoede kinderen + 6.865 (4) Leerlingen - 1.277 (5) Toename aantal kinderen in België + 7.928 (6) Afname zelfstandigen + 25.542 (A) Toename verklaard door evoluties van verschillende Subgroepen som (1) tot (6) + 47.025 (B) Toename werknemerstelsel 2000-2005 + 46.863 Aan de hand van voorgaande rekensom is het mogelijk om de evolutie van het aantal kinderen in het werknemersstelsel in grote lijnen te verklaren. In de tabel wordt de afname van het aantal kinderen in het stelsel van de zelfstandigen als het ware tegengeboekt als een toename in het werknemerstelsel. Dit is slechts een theoretische veronderstelling want waarschijnlijk zal ook een deel van de afname bij de zelfstandigen gecompenseerd worden door een toename in het stelsel van de overheid. Maar vermits het aantal kinderen in België lichtjes stijgt terwijl de zelfstandigen een forse daling van hun effectieven kenden, geeft aan dat er

Page 20: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

19

verhoudingsgewijs sowieso meer kinderen in de andere stelsels (werknemersstelsel en overheidsstelsel) moet zijn dan voorheen. Op de manier waarop de migraties tussen de stelsels kunnen geschieden wordt verder dieper ingegaan.

2.3 Evolutie van de leeftijdsstructuur 2000-2005 In de vorige paragrafen werd de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen tussen 2000-2005 geanalyseerd vanuit het perspectief van een aantal subcategorieën (studenten, werkzoekenden,…). In dit deel zal nu dieper ingegaan worden op de evolutie van de verschillende onderscheiden leeftijdsgroepen. De statistieken van de kinderbijslag zijn opgedeeld in 7 leeftijdscategorieën (zie tabel 3). Op basis van deze categorieën zal de leeftijdsstructuur van de kinderen in het werknemersstelsel met die van de Belgische populatie vergeleken worden en daarna wordt de evolutie van de verschillende leeftijdscategorieën besproken. Om de leeftijdsstructuur van de kinderen in het werknemersstelsel te vergelijken met die van de Belgische bevolking hebben we ons beperkt tot de bevolkingsgroep van 0 tot 18 jaar. Vanaf de leeftijd van 18 jaar is het recht op kinderbijslag immers niet meer onvoorwaardelijk en is er ook géén solide vergelijkingsbasis meer. In de statistieken van het NIS bijvoorbeeld blijven de kinderen die op 19 jaar stoppen met studeren en gaan werken verder opgenomen in de statistieken van het aantal kinderen tussen 0-25 jaar. Dit is niet het geval voor de kinderen in het werknemerstelsel vermits kinderen die stoppen met studeren en gaan werken per definitie géén kinderbijslag ontvangen. Vanaf de leeftijd van 18 jaar is er dan ook géén solide vergelijkingsbasis meer. Tot en met 18 jaar is het recht op kinderbijslag onvoorwaardelijk wat wil zeggen dat er voor een kind géén voorwaarden verbonden zijn aan het recht op kinderbijslag, deze cijfers sluiten dan ook nauwer aan bij de cijfers van het NIS en ze vormen een solide vergelijkingsbasis om het aantal kinderen in België en het aantal kinderen in het werknemersstelsel op correcte manier met elkaar te vergelijken.

� De divergentie tussen de statistieken van het NIS en die van de kinderbijslag voor werknemers doet zich vooral voor vanaf 2001. � De opwaartse evolutie van het aantal kinderen kan toegeschreven worden aan een toename van: het aantal kinderen in België, de studenten, de jonge werkzoekenden en de Buiten het Rijk opgevoede kinderen. Daartegenover staat een afname van het aantal kinderen in het stelsel van de zelfstandigen.

Page 21: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

20

Onderstaande grafiek geeft de leeftijdsstructuur weer van de kinderen voor het jaar 200417. Uit de tabel blijkt dat het kinderbijslagstelsel voor werknemers een jongere populatie heeft in vergelijking tot de Belgische populatie, wat tot uiting komt in een hoger percentage kinderen van 0-6 jaar in vergelijking tot het Rijk. De verschillen bedragen respectievelijk 0,7 en 0,8 procent voor de 0-3 jarigen en de 3-6 jarigen. Dergelijke verschillen lijken verwaarloosbaar maar vermits het hier om grote absolute aantallen gaat, heeft een dergelijk verschil toch een aanzienlijke impact. Indien bijvoorbeeld in het werknemersstelsel dezelfde leeftijdsverdeling zou gelden als in het Rijk (zie gegevenstabel grafiek) dan zouden er ruim 13.000 kinderen minder zijn van 0 tot 3 jaar. Grafiek 9: Leeftijdstructuur van de rechtgevende kinderen tussen 0-18 jaar- jaar 2004

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

België werknemersstelsel

België 15,7% 16,1% 33,5% 23,5% 11,3%

werknemersstelsel 16,5% 16,8% 33,2% 22,8% 10,7%

0-3 3-6 6-12 12-16 16-18

Naast de leeftijdsstructuur op zich is ook de evolutie van de verschillende leeftijdscategorieën belangrijk. Om dit in kaart te brengen werd in tabel 3 de evolutie van de verschillende leeftijdsgroepen geschetst. Hierbij dient opnieuw rekening gehouden te worden met het feit dat de kinderbijslag slechts onvoorwaardelijk is tot de leeftijd van 18 jaar en dat vanaf die leeftijd veel kinderen het stelsel verlaten omdat ze beginnen te werken. Wat betreft de jaartallen dient opgemerkt te worden dat de cijfers van het NIS voor 2005 (1 januari) worden vergeleken met de cijfers van 2004 (31 december) voor de sector van de kinderbijslag. Voor de éénduidigheid werd bovenaan steeds uitgegaan van de notering (voor de jaartallen) zoals die geldt binnen de statistieken van het kinderbijslagstelsel voor werknemers.

17 Concreet betekent dit dat voor het NIS de cijfers van 1 januari 2005 werden gebruikt en voor het werknemersstelsel de cijfers van 31 december 2004.

Page 22: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

21

Tabel 3: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per leeftijdsgroep volgens de statistieken van het NIS en die van het kinderbijslagstelsel voor werknemers.

België –A 2000 2001 2002 2003 2004 2004-2000 2004-2000 0-3 343.163 342.940 341.665 339.346 342.340 -823 -0,24% 3-6 350.459 350.676 348.875 348.539 348.438 -2.021 -0,58% 6-12 746.315 741.069 734.007 725.073 716.286 -30.029 -4,02% 12-16 482.550 491.662 500.072 509.424 514.200 31.650 6,56% 16-18 239.017 237.382 240.347 244.992 248.669 9.652 4,04% 18-21 378.824 373.442 368.111 364.321 366.903 -11.921 -3,15% 21-25 507.550 514.150 520.062 521.767 518.970 11.420 2,25% TOTAAL 3.047.878 3.051.321 3.053.139 3.053.462 3.055.806 7.928 0,26% Werknemersstelsel-B 2000 2001 2002 2003 2004 2004-2000 2004-2000 0-3 259.650 259.743 259.691 258.166 260.683 1.033 0,4% 3-6 263.495 263.966 263.728 264.198 266.082 2.587 1,0% 6-12 534.648 532.904 531.110 527.097 524.620 -10.028 -1,9% 12-16 329.132 336.233 344.209 352.975 360.108 30.976 9,4% 16-18 159.720 158.161 160.658 164.944 168.868 9.148 5,7% 18-21 182.322 178.399 179.218 179.228 182.562 240 0,1%

Studenten 158.688 155.892 154.889 154.712 157.615 -1.073 -0,7% Leerlingen 3.943 3.224 3.088 2.950 2.918 -1.025 -26,0%

Werkzoekenden 16.019 15.480 17.361 17.688 18.049 2.030 12,7% Gehandicapten 3.672 3.803 3.880 3.878 3.980 308 - 8,39%

21-25 81.331 80.738 84.057 85.989 86.938 5.607 6,9% Studenten 67.063 66.448 66.865 67.685 68.415 1.352 2,0% Leerlingen 505 438 383 355 388 -117 -23,2%

Werkzoekenden 13.763 13.852 16.809 17.949 18.135 4.372 31,8% TOTAAL 1.810.298 1.810.144 1.822.671 1.832.597 1.849.861 39.563 2,2% B/A 59,40% 59,32% 59,70% 60,02% 60,54% n.v.t n.v.t

Het aantal jonge kinderen (0-6 jaar) is tussen 2000 en 2004 gedaald in België tegenover een stijging in het werknemersstelsel. De kinderen tussen 6 en 12 jaar dalen zowel in het werknemerstelsel als in het Rijk, maar de daling is sterker op het niveau van het Rijk. De kinderen tussen 16 en 18 jaar stijgen dan weer in beide gevallen met ongeveer 9.000 kinderen. De evolutie van deze beide categorieën heeft trouwens te maken met het doorschuiven van de echo van de babyboomgeneratie. In de leeftijdsgroep 18-21 jaar wordt op het niveau van het Rijk een afname van het aantal kinderen genoteerd, terwijl dit aantal min of meer gelijkblijft in het stelsel van de werknemers. Wat de 21-25 jarigen betreft wordt zowel op nationaal niveau als binnen het stelsel een toename van het aantal kinderen genoteerd. De toename van de 21-25 jarigen concentreert zich vooral bij de toename van de jonge werkzoekenden. Ten slotte blijkt uit de tabel ook dat het aandeel van het werknemerstelsel (0-25 jaar) binnen het geheel van het aantal kinderen tussen 0-25 jaar gestegen is van 59,40 % tot 60,54 %, wat nogmaals het toenemend belang van de kinderbijslagsector voor werknemers illustreert ten opzichte van de andere kinderbijslagstelsels.

Page 23: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

22

Bij de bespreking van de leeftijdscategorieën werd geen rekening gehouden met de rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar. Het betreft hier een restregeling (krachtens art. 63, KBW) waarbij voor gehandicapten geboren voor 1 juli 1966 nog kinderbijslag wordt uitbetaald. In geval het om een enig of van eerste rang gehandicapt kind gaat dat wees is (art. 50bis, KBW) of afhangende van een invalide rechthebbende (art. 50ter, KBW). De kinderen van meer dan 25 jaar zijn in realiteit meer dan 40 jaar en vormen een buitenbeentje binnen de kinderbijslagregeling voor werknemers en men kan zich afvragen of deze groep überhaupt nog thuishoort in de kinderbijslagregeling voor werknemers. Momenteeel gaat het om ruim 17.000 ‘kinderen’ die allen meer dan 40 jaar zijn. Deze groep zal in de toekomst sterk beginnen afnemen. Op het totaal van de rechtgevende kinderen zal dit jaarlijks een lichte neerwaartse evolutie teweegbrengen, die met verloop van tijd zal toenemen naarmate deze rechtgevenden ouder worden en de sterftekans toeneemt.

2.4 Onderlinge verhoudingen tussen de kinderbijslagstelsels In de punten 2.1 en 2.2 werd aangetoond dat het aantal kinderen in het werknemersstelsel onophoudelijk stijgt sinds 10 jaar en dit terwijl het aantal kinderen in het Rijk is gedaald in de laatste tien jaar. Tot nu werd reeds een deel van de verklaring geboden (zie evolutie van aantal kinderen 2000-2005), maar in dit deel zoeken we iets dieper naar de achterliggende oorzaken die ten gronde liggen aan deze ‘paradoxale’ evolutie. De Belgische sociale zekerheid kent vier kinderbijslagstelsels met name het stelsel van de werknemers, de overheid, de zelfstandigen en het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag18. Bij de beschrijving van de cijfers van het NIS werd duidelijk dat het aantal kinderen in de laatste vijf jaar nauwelijks is geëvolueerd. Dit betekent dat ook het aantal kinderen die potentieel een recht op kinderbijslag hebben niet sterk is toegenomen. Indien er zich dus binnen één van deze stelsels sterke toenames voordoen dan kan dit enkel toegeschreven worden aan verschuivingen tussen de stelsels. Om de verhouding tussen de stelsels te illustreren werd onderstaande grafiek toegevoegd.

18 In de bespreking gaan we niet dieper in op het stelsel van de gewaarborgde vermits het hier in vergelijking tot de andere stelsels om een kleine groep gaat.

� Het kinderbijslagstelsel voor werknemers wordt gekenmerkt door een jonge leeftijdsstructuur van de rechtgevende kinderen. � De jonge kinderen nemen sterker toe in het werknemersstelsel in vergelijking tot de Belgische populatie. � Het kinderbijslagstelsel voor werknemers behelst een toenemend aandeel van de kinderen in België.

Page 24: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

23

Grafiek 10: Evolutie van aantal rechtgevende kinderen in de verschillende stelsels en in België (index met basisjaar 1994)

75%

80%

85%

90%

95%

100%

105%

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

werknemersstelsel België zelfstandigen overheid

Het aantal kinderen in het werknemersstelsel stagneerde tot 2001 en nam toe vanaf 2002. Binnen het stelsel van de overheid wordt een min of meer stagnerend aantal kinderen opgetekend tot 2002. Op niveau van het Rijk daalt het aantal kinderen tot 2000 en stagneert min of meer vanaf 2001. Daartegenover staat dat het aantal kinderen in het stelsel van de zelfstandigen reeds 10 jaar onophoudelijk daalt. Op basis van deze gegevens kan gesteld worden dat de afname in het stelsel van de zelfstandigen gecompenseerd wordt door een toename van het aantal kinderen in het stelsel van de werknemers of in het stelsel van de overheid. Voor deze verschuivingen zijn verschillende redenen aan te halen. Ten eerste is het zo dat de populatie van de zelfstandigen in geringe mate hernieuwd wordt aan de voet van de leeftijdspiramide. Op het totaal van het aantal kinderen is slechts 20,29% van de kinderen jonger dan 6 jaar, in het werknemerstelsel is dit 28,31 %. De oudere leeftijdsgroepen 18-21 en 21-25 jaar zijn daarentegen (verhoudingsgewijs) een stuk sterker vertegenwoordigd. De populatie kinderen binnen het stelsel van de werknemers is dus een stuk jonger. De verschuivingen kunnen in de praktijk op verschillende manieren geschieden. Ten eerste kan uit de statistiek van de rechthebbenden afgeleid worden dat er heel wat vrouwen zijn in het werknemersstelsel met een zelfstandige partner. Indien een vrouw die tenminste part-time tewerkgesteld is in een bedrijf een kind heeft samen met een man die zelfstandige is dan kan het recht op kinderbijslag voor dit kind geopend worden in het stelsel van de werknemers. Uit

Page 25: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

24

de studie van de rechthebbenden is trouwens gebleken dat deze categorie de laatste jaren een sterke toename kent19. Daarnaast is de zelfstandigenpopulatie op zich ook een stuk ouder dan de algemene beroepsbevolking, zoals uit onderstaande tabel blijkt. Dit maakt dat er binnen de populatie potentieel ook minder jonge moeders zijn in vergelijking tot het werknemerstelsel. Tabel 4: Leeftijdsverdeling beroepsbevolking en de zelfstandigen België- 2004 Bron: RSVZ en NIS

In absolute termen is het aantal jonge zelfstandigen bovendien fors gedaald sinds 1998 (< 30 jaar en 30-40 jaar), tegenover een forse toename van de leeftijdscategorieën boven de 40 jaar. Dit komt ten eerste door een algemene verouderingstendens binnen de bevolking, maar ook doordat het zelfstandigenstatuut minder populair is bij de jongeren. De toename in het aantal zelfstandigen is immers vooral te wijten aan een toename van het aantal zelfstandigen in bijberoep. Tabel 5 :Evolutie van aantal zelfstandigen per leeftijdsgroep - België Leeftijdsklassen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

- 30 jaar 105.563 95.256 91.764 86.541 81.683 82.228 83.753

30 / - 40 229.303 224.511 222.627 219.048 214.466 222.434 218.324

40 / - 50 214.475 219.651 222.983 226.681 231.536 255.367 258.335

50 / - 60 145.494 151.715 156.575 160.939 165.777 188.651 190.784

60 en meer 93.126 97.303 95.294 94.226 95.496 101.796 102.222 Geboortedatum niet gekend 46 1 0 0 0 0 0

Totaal 792.806 793.854 794.923 793.481 795.257 856.655 859.717

Bron: RSVZ

19 Statistiek van de rechthebbenden op kinderbijslag, tellingen 2004, Rijkdienst voor Kinderbijslag voor werknemers. Deze publicatie kan gedownload worden vanaf de website van de RKW www.rkw.be

Beroepsbevolking zelfstandigen - 30 jaar 946.004 21,76% 82.228 10,29%

30 / - 40 1.344.825 30,93% 222.434 27,82%

40 / - 50 1.265.538 29,10% 255.367 31,94%

50 / - 60 724.651 16,67% 188.651 23,60%

60 / - 65 67.178 1,54% 50.811 6,36%

totaal 4.348.196 100,00% 799.491 100,00%

Page 26: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

25

De daling van het aantal rechtgevende kinderen binnen het stelsel van de zelfstandigen is dus te wijten aan een combinatie van de gunstige voorrangsregels tussen de stelsels waarbij de kinderbijslag in de regel ten laste valt van het werknemersstelsel wanneer één van beide partners werknemer is en van een verouderende leeftijdsstructuur van de zelfstandige populatie op zich. De gunstige voorrangsregels hebben betrekking op koppels waarbij één van beide partners werkt (minstens part-time) en de andere partner zelfstandige is, in voorkomend geval valt de kinderbijslag ten laste van het werknemersstelsel omdat de bedragen daar ook het gunstigst zijn20. Het zou interessant zijn om een dergelijke analyse ook uit te voeren op het niveau van de statistieken van de overheidssector om te kijken hoe daar het aandeel evolueert, maar er zijn echter géén gecentraliseerde statistieken beschikbaar. Wat de evolutie 2002-2005 betreft kan uit voorlopige statistieken en de statistieken van de RSZPPO worden opgemaakt dat het aantal rechtgevende kinderen binnen het stelsel van de overheid waarschijnlijk in stijgende lijn zit.

2.5 De kinderen opgevoed buiten het Rijk en de kinderen van vreemde rechthebbenden Een andere evolutie die op korte termijn zeker aandacht verdient is de betaling van kinderbijslag voor kinderen van vreemde werknemers. In dit geval wordt de kinderbijslag ofwel betaald voor een kind dat wordt opgevoed in het Buitenland (zie statistiek van de buiten het Rijk opgevoede kinderen) ofwel verblijft de betrokkene in België met zijn gezin (zie statistiek van de vreemde rechthebbenden met kinderen). De Buiten het Rijk opgevoede kinderen zitten reeds jaren in stijgende lijn. Dit komt vooral door de forse toename van de Franse grensarbeiders die sinds begin de jaren ’90 onophoudelijk zijn toegenomen. Het aantal Buiten het Rijk opgevoede kinderen bevindt zich nu trouwens bijna op het niveau van de top van immigratiegolf van werkmigranten in het begin van de jaren ’60. Dit laatste wordt treffend geïllustreerd in onderstaande grafiek. 20 In het stelsel van de zelfstandigen geldt een lager bedrag voor het kind van rang 1 en voor het jongste kind van een groep of het enig kind ontvangt geen leeftijdsbijslag.

Page 27: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

26

Grafiek 11: Evolutie aantal Buiten het Rijk opgevoede kinderen

0

10000

20000

30000

40000

1955

1963

1967

1971

1975

1979

1983

1987

1991

1995

1999

2003

Totaal Frankrijk Nederland

Indien deze trend zich verderzet dan kan in de toekomst een verdere toename van het aantal kinderen verwacht worden. Een tweede belangrijke evolutie is de toename van het aantal werkmigranten uit de nieuw toegetreden landen uit de Europese Unie (vooral Polen). Voorlopig is er binnen de statistiek van de kinderbijslag voor werknemers nog weinig tot niets te merken van een toename van bijslagtrekkenden uit de nieuwe tot de Europese Unie toegetreden landen21. In 1995 werden 859 Poolse bijslagtrekkenden geteld tegenover 751 in 2003. Het aantal Hongaren daalde van 123 naar 45. De overige landen zijn qua aantal verwaarloosbaar. De geringe aanwezigheid van deze landen in de statistieken heeft verschillende oorzaken. Ten eerste is het zo dat de arbeidsmarkt nog niet volledig vrij is voor de werknemers uit deze landen, pas vanaf 2007 zal de toegang tot de Belgische arbeidsmarkt vrij zijn. Voorlopig is de toegang sinds juni 2006 enkel mogelijk voor zogenaamde knelpuntberoepen. Toch heeft de toegang tot de knelpuntberoepen op korte termijn reeds een aanzienlijke toename in het aantal (legale) Poolse werkmigranten teweeggebracht. Zo worden in Vlaanderen elke maand zo’n 1.000 tijdelijke vacatures ingenomen door Poolse migranten, vooral in de landbouw- en tuinsector. De Poolse bouwvakkers worden dan weer vooral aangeworven via uitzendkantoren22. De boerenbond verwacht dit jaar alleen reeds 5.000 Poolse seizoensarbeiders23. Volgens sommige bronnen is de toevloed van ‘witte Polen” dan ook pas begonnen. Vandaag zijn er immers reeds heel wat Polen illegaal aan het werk in België, de schattingen variëren van enkele tienduizenden tot meer dan 100.000 met vooral grote concentraties in de centrumsteden: Brussel, Antwerpen, Luik en Genk. Naar de toekomst kan de toename van werkmigranten tot een aanzienlijke toename van het aantal rechtgevende kinderen leiden. Hoe groot de toename zal zijn is moeilijk te bepalen. Maar indien als gevolg van de vergrijzing de, nu reeds bestaande, krapte op de arbeidsmarkt nog groter wordt dan zal de vraag naar werkmigranten steeds verder toenemen. Verschillende 21 Het aantal Buiten het Rijk opgevoede kinderen afkomstig uit deze landen is verwaarloosbaar. 22 De standaard 10/08/2006 23 www.vdab.be

Page 28: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

27

rapporten hebben er immers reeds op gewezen dat er vanaf 2010 een toenemende krapte op de arbeidsmarkt te verwachten is. Als gevolg van deze krapte kan een toename van het aantal werkmigranten uit andere lidstaten van de Europese Unie verwacht worden. Een toename die op zijn beurt kan leiden tot een toename van het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers, een toename die in bepaalde mate zelfs zou kunnen werken als een buffer tegen de ontgroening.

Conclusie Om de nakende bevolkingskrimp tegen te gaan stelde president Poetin voor om de kinderbijslagen te verhogen. Aan de hand van deze studie werd aangetoond dat het wat betreft de bevolkingskrimp in België niet zo’n vaart zal lopen vermits verwacht wordt dat de Belgische bevolking zal blijven toenemen tot 2040. Aan de demografische tendens van de ontgroening zullen we echter niet ontkomen. Uit de studie is immers gebleken dat het aantal kinderen tussen 0-25 jaar de laatste tien jaar reeds met ruim 70.000 kinderen is gedaald en in de toekomst verder zal dalen. In het kinderbijslagstelsel voor werknemers is er tot nu toe nog weinig te merken van deze ontgroening. Terwijl het aantal kinderen in België de laatste tien jaar gedaald is kende het aantal kinderen binnen het kinderbijslagstelsel voor werknemers een constante toename. Deze toename kan toegeschreven worden aan verschuivingen tussen de verschillende stelsels en met name verschuivingen tussen het stelsel van de werknemers en dat van de zelfstandigen. In de periode 2000-2005 daalde het aantal rechtgevende kinderen van zelfstandigen met 25.000 kinderen en dit ondanks een stabilisatie van het aantal kinderen tussen 0 en 25 jaar in België. Dit impliceert dat de andere stelsels (overheid en werknemers) door de jaren heen een groter aandeel van het aantal kinderen in België verwierven. Naast de verschuivingen tussen de stelsels spelen nog een aantal andere factoren. Binnen het stelsel van de werknemers is er in de laatste vijf jaar bijvoorbeeld een aanzienlijke toename van het aantal buiten het Rijk opgevoede kinderen, die kan verklaard worden door een forse toename van de Franse grensarbeiders. Er was ook een stijging van het aantal werkzoekenden en studenten tussen 2000 en 2005. Deze verschillende factoren hebben ervoor gezorgd dat er zich, ondanks een stagnerend aantal kinderen in België in de periode 2000-2005, een sterke toename van het aantal rechtgevende kinderen in het kinderbijslagstelsel van de werknemers heeft voorgedaan. Op lange termijn echter zal de demografische tendens van de ontgroening zich ook doorzetten in de sector van de kinderbijslag voor werknemers. In eerste instantie kan de ontgroening nog getemperd worden door een toename van het aantal buiten het Rijk opgevoede kinderen als gevolg van een verdere toename van de grensarbeiders. Daarnaast valt, eens de Belgische arbeidsmarkt volledig open zal zijn voor werknemers uit deze landen, ook een toename te

Page 29: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

28

verwachten van het aantal werkmigranten uit de EU-824. Dit kan op zijn beurt leiden tot een toename van het aantal rechtgevende kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. In de studie werd vastgesteld dat er op korte termijn (2010) geen afname van het aantal rechtgevende kinderen in de kinderbijslagsector voor werknemers te verwachten is. Dit betekent echter niet dat de toekomst gegarandeerd is en dat we op onze lauweren kunnen rusten. De verschillende demografische prognoses wijzen allen op een ontgroening van de bevolking. In die zin is het niet ondenkbeeldig dat de sector van de kinderbijslag in de verdrukking zal komen. Tegen 2030 zou 1/3 van de kiesgerechtigde Belgen 65 jaar of ouder zijn, electoraal zal deze groep bijgevolg bijzonder sterk doorwegen in het politieke debat. Indien de sociale zekerheid in zijn geheel budgettair onder druk komt te staan als gevolg van de stijgende uitgaven in de sector van de pensioenen en de gezondheidszorg dan zullen maatregelen die een negatieve impact hebben op de hoogte van de pensioenen of in de gezondheidzorg op een klein maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen. In haar studie “Kinderbijslag: terugblik naar de toekomst” verwijst professor Bea Cantillon naar de sluipende en bijna onzichtbare afkalving van de kinderbijslagen. In het geheel van de sociale zekerheid verschrompelde de kinderbijslag van 23 procent in 1960 naar 7,2 % vandaag en volgens de voorspellingen van het Planbureau tot 4 à 5 procent in 2030. Professor Cantillon stelt zich dan ook terecht de vraag of de sector van de kinderbijslag, ooit de tweede grootste tak van de sociale zekerheid, zich in de toekomst zal aansluiten bij de ‘kleine broertjes’ binnen de tak van de sociale zekerheid met name de arbeidsongevallen en de beroepsziekten. Of de toekomst er inderdaad zo zal uitzien is niet exact via cijfermatige modellen te voorspellen, daarvoor is de maatschappij te complex. Maar we kunnen wel verwijzen naar het citaat van H. De Jouvenel uit de inleiding van deze studie, dat erop wees dat de toekomstprognoses niet dienen om de toekomst te voorspellen, maar om hem te helpen opbouwen. De toekomst is dus in grote mate ‘maakbaar’ en het opbouwen van de toekomstige samenleving vraagt nu om maatregelen en niet in de toekomst. Dit is zeker het geval in verband met de ontgroening want de kinderen die vandaag geboren worden, zullen later meehelpen de pensioenlast te dragen. Als we echter de huidige lage vruchtbaarheidscijfers blijven ondergaan, zoals verwoord door Professor Ron Lesthaeghe, dan nemen we de verantwoordelijkheid op ons voor een serieuze additionele veroudering en een toenemende druk op de Sociale Zekerheid. Of we in België de nataliteit kunnen aanzwengelen door net als Poetin de kinderbijslagen te verhogen valt te betwijfelen. In de eerste Focusstudie ‘Demografische veranderingen in de EU: de lage geboortecijfers als uitdaging’ is gebleken dat er géén mirakeloplossingen bestaan

24 Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Letland, Estland, Litouwen en Slovenië

Page 30: FOCUS - 2006-2 - Famifed · 2018. 11. 12. · De filosofie die H. De Jouvenel hanteerde in verband met toekomstprognoses is in dit kader misschien wel het meest typerend: NI prophétie

29

om de nataliteit aan te zwengelen, maar dat er een evenwicht moet bereikt worden tussen gezinsuitkeringen (kinderbijslag, ouderschapverlof) en een stelsel van gezinsdiensten (kinderopvang, flexibele werktijden, …). De verhoging van de vruchtbaarheid zal om krachtige maatregelen vragen, waarvoor een prijs zal moeten betaald worden, iets wat in deze tijden van budgettaire krapte veel moed vergt. Maar het is in ons aller belang, zowel van de jongeren als de ouderen in onze samenleving, dat er in de jongeren geïnvesteerd wordt, want zij zijn de motor van de economie van morgen en zij zullen de kost van de toekomstige vergrijzing helpen dragen. Maar als de beleidsmakers de nakende ontgroening willen afremmen dan vraagt dit vandaag om krachtige maatregelen.