Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een...

54
THEO THIJSSEN ri‘T. Fe J E EEN VROLIJKE VERTELLING EEN UITGAVE VAN C. HAFKAMP TE AMSTERDAM

Transcript of Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een...

Page 1: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

THEO THIJSSENri‘T.Fe J EEEN VROLIJKE VERTELLING

EEN UITGAVE VAN C. HAFKAMP TE AMSTERDAM

Page 2: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 3: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 4: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 5: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

EGELTJE

Page 6: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 7: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

THEO THIJSSEN

EGELTJE

CLOEC KE. LIJ C KHAN D.HAVE N D

C. HAFKAMP • AMSTERDAM 1946

Page 8: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 9: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

EGFLEW,'

I

't Zal een week-of-wat geleden zijn, dat eenmeneer, die er nogal serieus uitzag, en in-ieder-geval gewapend was met een wandelstok, al zijnfatsoen van grijzend ver-in-de-veertiger vergat,door bij het tramhuisje op de Munt plotselingals een straatjongen over de brugleuning te gaanhangen.

Een grote motorschuit manoeuvreerde daar be-neden in het Amstelwater op de Muntsluis af, omer onder door 't Singel in te varen. Op die motor-schuit stond een stevige kerel in een glimmendeoliejas, z'n rooie kop keek rustig onder een zuid-wester, en die vent stond z'n schuit zo lekker-zeker dat nauwe bruggegat in te sturen, of-ie eenFordje van 't Frederiksplein de Weteringschansop chauffeerde.

„Hallo Egeltje" riep de meneer in zonderlingebegeestering en 't leek een ogenblik, of-ie overde brugleuning zou springen en die motorschuitenteren, wandelstok in de vuist.

De kerel in de oliejas keek omhoog, en grijnsde

5

Page 10: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

dadelijk joviaal. „Hallo die Brigges!" kraaide hij.Toen liet zijn rechterhand het stuurrad los, omgracelijk-militair te salueren. Maar meteen-ook-weer werd dat saluut afgebroken: de schuit moestmet twee handen geregeerd worden om d'r zwaaigoed te volvoeren.

„Alles kits?" riep de meneer, zelf niet begrij-pend hoe-ie zo gauw die oue term weer vond.

„As kip hoar!" klonk het antwoord; en de schuitwas al weggegleden onder de brug.

De meneer werd weer meneer voor zoverdat therhaupt mogelijk is, en pakte lijn negen,voorbalkon-bijwagen. Maar hield nog tot voorbijde Dam, een voor buitenstaanders zeer-idiootlijkende glimlach op zijn gezicht.

Laat hij u hier mogen vertellen, welke herinne-ring 'm dat lapte.

6

Page 11: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

II

Ik was korporaal. De „mobilisatie" was al maan-den en maanden aan de gang, en wij op ons fortgingen ons hoe langer hoe huishoudelijker inrich-ten. De sergeant-majoor had zich, met mij alschef-de-bureau en waarnemend fourier, geIn-stalleerd in het voorvertrek van het hospitaaltje,en daar administreerden wij het fort. Toen overde lage polderlanden de najaarsvlagen kwamenaangieren, werd de stenen vloer van hetbureautje voor ons gevoel wel een beetje onge-zond; maar de timmerman van 't fort zorgde vooreen „zoldertje", waar we onder-tafel onze gepan-toffelde voeten op konden laten rusten. En toeneen voortreffelijk potkacheltje ons in staat stelde,temperaturen van fantastische hoogte te kweken,werd dat voor-vertrekje ons een bureau zó knusdat ik nu, na zoveel jaren, nog wel een stil heim-wee naar die mobilisatietijd moet weg-zuchten.

En het achterzaaltje, het eigenlijke hospitaaltje,waar maar zes bedden stonden, dat was het slaap-vertrek, dat de majoor en ik kameraadschappelijkdeelden met de twee hospitaalsoldaten. Daar

7

Page 12: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

dreven we met ons vieren een genoeglijk huis-houdentje, en kalefaterden er ook zieken op —tot een maximum van twee. Maar dat kwamzeiden voor: het huishoudelijk bestaan was er zoidyllisch, dat een zieke, eenmaal dear geinstal-leerd, zijn verblijf zo lang mogelijk zocht te rek-ken; en daarom bedacht de dokter zich wel driemaal, eer hij overging tot „opname" in het hos-pitaaltje; werkelijk ernstige gevallen liet hij naarAmsterdam transporteren; ons hospitaaltje wasslechts de plaats waar hij elke ochtend spreek-uur hield, en kliniek, voor lopende patiênten.

Toch was het heel weiwillend van die tweehospitaalsoldaten, deze knusse woongelegen-heid met ons te delen. 't Zou zeker voor hen eenklein kunstje geweest zijn, de dokter op te stokentot heiligverklaring van 't hospitaaltje. Maar dehospitaal-soldaten waren, behalve goeie kame-raden, ook wereldwijze militairen: een sergeant-majoor is een machtig man met vele, zij 't onge-schreven rechten. En de onze beloonde de medi-sche gastvrijheid, door een artillerist aan tewijzen als „vaste corveedr" voor het hospitaaltje.

Natuurlijk wees hij daarvoor Derksen aan, diedoor ons beiden reeds geengageerd was als on-officiêle oppasser. Misschien moet men: zelf ge-diend hebbën, om ten voile te beseffen, hoe har-monisch toen die twee functies van Derksensamen gingen: officieus oppasser van de bureau-

8

Page 13: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

mensen en vaste corveeer voor het hospitaaltje.'t Was een positie zo schitterend als de militairedienst er maar weinige kon aanwijzen: vrij vanalle andere dienst, om niets anders te doen, danhuismeester te spelen in het hospitaaltje.

Derksen braadde dan ook de boter behoorlijkbruin. Als 't 's morgens „aantreden" was en leder-een, behalve de vast-geemployeerden en dekamerwachts, in redeloze angst zocht naar een„lijn" — naar een bezigheid, die hem zou behoe-den voor het grootste onheil, dat een militair kantreffen: werkelijk mee te moeten „met de dienst"— dan slenterde Derksen veilig langs alle geva-ren, openlijk pijpjesrokend en elke meerdere tar-tend, hem „voor den dienst" te commanderen. Hijwas onschendbaar: hij was op weg, en 't gingniemand aan langs welke omwegen, naar 't hos-pitaaltje. Om onze ontbijtboel weg te ruimen, envervolgens de houten vloer van 't achterzaaltjenat te maken tegen dat de wellustig-hygienischeblik van den dokter zou kunnen komen inspek-teren.

Daar buiten was het dan griezelig van algemeneonveiligheid; maar in het voorzaaltje prepareer-den de majoor en ik kalmpjes de administratievan de dag; in het achterzaaltje rustten de hospi-taal-soldaten op hun bed uit van 't ontbijten, ter-will Derksen met grote zorg een emmer waterover de vloer uitsmeerde.

9

Page 14: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Was eenmaal de dienst begonnen en „de troep"uitgerukt, dan verdween Derksen diskreet, doorde achterdeur van 't hospitaaltje, en wandeldedoor de donkere poterne-gang naar zijn kamer,om te kijken, welke gelukkigen er in geslaagdwaren de dienst te ontlopen.

En met die gelukkigen legde hij dan een kaartje.En als middags de dienst weer begon, en

weer iedereen zenuwachtig moest streven naar„een lijn" dan kwam Derksen aangestapt, voor-langs de aantredende troep om ten tweedemale het hospitaaltje „aan kant te maken"; hijnam dan de schoenen die gepoetst moesten wor-den en de kleding die hij besloten had uit te klop-pen en af te borstelen, en verdween daarmee,weer diskreet, door de achter-uitgang, en brachtalles even diskreet weer terug. Om de rest vande middag een kaartje te leggen met de hospitaal-soldaten of de telegrafisten, die er óók een gezel-hig home op na hielden. Of om een boodschap inhet dorp te gaan doen en dan met-een-maar doorte gaan naar Mokum, met de boot van drie uur.

De ijver, waarmee Derksen zijn betrekkingwlaarnam, was weldra bij burgerlijke af. Hijvoegde zelfs vrijwillige werkza.amheden toe aande verplichte: haalde voor ons vieren het eten uitde keuken, ja zat ons vaak, als we 's avonds thuiskwamen, in 't achterzaaltje op te wachten met eenzeer goed bakkie koffie. Zijn initiatief groeide,

10

Page 15: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

hij cultiveèrde waarlijk z'n lijn. Als-ie met verlofging dan zorgde hij zonder mankeren voor tweeplaatsvervangers. En minstens twee keer in deweek verscheen hij met een assistent-corveeer:dan kreeg het hospitaaltje een grote beurt, enwerden er twee emmers water op de grond uit-gesmeerd.

11

Page 16: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

III

Op een Zaterdagmorgen — de dokter was alweer vertrokken — kwam Derksen uit het achter-zaaltj e ons bureau binnengestapt, en zei:„Majoor".

De majoor keek niet eens op van de lange„staat", die hij zat in te vullen, en schreeuwdedriftig: „Geen tijd, kerel, opgemarcheerd, gauwmaar een beetje!"

Maar Derksen trok zich ditmaal van de kleineontploffing niets aan, en begon, voor de vormtegen mij, een verhaal over een wandelingetje,dat-ie toevallig boven over het fort had gemaakt,waar het in 't zonnetje waarachtig nog tamelijk-.lekker was; en daar had-ie.... had-ie een stekel-varken gevangen. In zijn stem klonk ontroering:de ontroering van een Amsterdamsen jongen, diezich een ogenblik jager had gevoeld.

„Waar heb je het beest?" vroeg de majoor, nuwel opkijkend.

Het beest zat in een sigarenkistje, Derksen wistnog niet, wat-ie er mee doen zou.

12

Page 17: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Haal hier het beest!” commandeerde demajoor.

En terwiji Derksen weg was, om het beest tehalen, onderwees de majoor mil: „Het is natuurlijkeen egel. Ken je een egel? Weet je wat dat vooreen beest is?"

11c bekende: maar heel oppervlakkig. Nou maarde majoor, als jongen indertijd, buiten, had erzowat altijd eentje op na gehouden; wist precieshoe ze- behandeld moesten worden. Er kwam eenmerkwaardige geestdrift over hem; al pratendborg hij, waarschijnlijk onwillekeurig, de lange„staat" weg in een portefeuille, en strikte diezorgvuldig dicht.

„We moeten op de duur hier anders toch eenkat gaan houen, anders verrekken we eerstdaagsvan de muizen. En ik heb honderdmaal liever eenegel", verzekerde hij.

Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normalermaatregel.

„Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor venijnig, „zeg nou maar eerlijk dat je nognooit van een egel gehoord hebt. nil egel —daar heb je meer aan dan een hele bende van diestinkende katten. En denk je dat ik eerstdaagsmidden in dat gekrol wil zitten? 1k zal Derksenzeggen, dat-ie de egel hier in 't hospitaaltje laat".

Derksen arriveerde met het kistje.„Haal nou 'es een voetenwasbakkie uit de was-

13

Page 18: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

zaal", commandeerde de majoor, nu vastbeslotende portefeuille wegleggend in z'n loket-kastje.

Derksen achtte het niet verantwoord, ons zo-maar met een stekelvarken alleen te laten:

„Ja majoor. Maar majoor, u moet oppassen methet kreng. Z'n stekels zijn vergiftig zeggen zel"

De majoor, met een technisch gebaar, tilde deegel bij z'n stekels uit het kistje, en zette hem opde tafel. „Je mot mij vertellen hoe je met eenegeltje moet omgaan", zei hij, genietend vanDerksens verbazing om zoveel kalme familiariteitmet de Natuur.

„Maar 't is toch een stekelvarken?" vroegDerksen.

De majoor grijnsde medelijdend. „'t Is eendoodgewoon egeltje, maar daar hebben jullieMokummers natuurlijk geen begrip van. Ik heber zelf als jongen jarenlang een gehad, die washelemaal mak, hij kwam als ik hem riep. Maarsta nou niet te luilakken, schiet op en haal datvoetenwasbakkie!"

Derksen verdween. De majoor legde mij uit,onderhand zichtbaar het egeltje bewakend, datopgerold lag: „Zie je, zo'n voetenwasbakkie ishoog en nogal glad; daar kan-ie niet uitkiimmen,en de eerste dagen wil-ie 'm aliicht nog smeren.En dan moet er wat stro in, daar kan-ie lekkeronder kruipen en in maffen, daar houen ze van".

Het egeltje maakte aanstalten om te gaan lopen.

14

Page 19: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Nog effe je gemak houen”, zei de majoor, meteen liniaal op de stekels tikkend; en het egeltjestopte z'n kop weer weg.

„Ja kan ze compleet dresseren, dat zie je",zei de majoor vergenoegd.

Derksen verscheen met het voetenwasbakkie,en de egel werd er in gelegd.

„Nou wat stro", commandeerde de majoor.„Ja, strooi, makkelijk gezegd! Waar moet je

hier strooi vandaan halen", zei Derksen, „zal ikmaar even wat Bras en zulke rommel plukken?"

„StrO moet-ie hebben", hield de majoor vol,„vooruit, zie -dat je wat stro krijgt. Snij desnoodsje nest open voor mijn part, maar haal stro I"

Derksen verdween, en kwam onnatuurlijk-gauwterug met een flink bosje stro; had zeker ergensop een kamer een van de hoofdkussens wat plat-ter gemaakt.

De egel was mobiel geworden, en aan 't snuf-felen gegaan in z'n openlucht-gevangenis. Hij ver-welkomde z'n stro, door er in verschillenderichtingen onderdoor to kruipen, en ging toenplotseling als een mannetje op z'n achterpootjesstaan, met z'n voorpootjes tegen de wand van hetwasbakje, „wat is het zó een lollige kleine sode-mieter he".

„Hij verrekt van de dorst ja", besliste de ma-joor, alwetend. „Vooruit Derksen, haal melk voorhet beest".

15

Page 20: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Een half flessie, uit de kantine?” ondersteldeDerksen royaal.

„13éjje bedonderd, uit de kantine, ga maar naarde keuken, zeg maar dat het voor mij is, voor demajoor".

Derksen was al weg.Ondertussen scheen de mare van het stekel-

varken al over 't fort verspreid te zijn: al wat aanlijntrekkers zich die morgen verdekt had opge-steld waagde het, eens te komen kijken, wat ervan waar was, van dat rare gedierte, dat gevan-gen zou zijn. Er ontstond zowaar een klein op7loopje voor het bureau.

„Zet het bakkie maar achter", zei de majoortegen mij. 1kgehoorzaamde, terwip hij het op-loopje uit elkaar ging blaffen:

„Waar zit de sergeant-van-de-week, hebben aldie kerels niks te doen, dat ze hier zo naar bin-nen staan te loeren?"

De lijntrekkers slenterden beleidvol weg....Derksen had natuurlijk de situatie . al overzien

en op z'n terugweg van de keuken maar de poter-negang genomen. Met een grote kom melk kwamie door de achterdeur binnen, tegelijk met detwee hospitaalsoldaten, die van hun bewoners-recht gebruik maakten. De majoor kwam ooknaar 't achterzaaltje, en nam de leiding. Derksenmoest een schoteltje uit de kast halen, en d'r watmelk op doen. 't Voetwasbakje werd midden op

16

Page 21: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

de tafel genet. Konden we allemaal goed zien.Toen 't schoteltje melk op de bodem van 't was.bakje.

„Nou allemaal je smoelen dicht", zei de majoor,„zal, je es wat zien".

De egel begon, met eigenlijk den majoor eenbeetje te pesten: draaide z'n achtereind naar hetschoteltje en bleef zo zitten.

„Tjongejonge, wat drink-ie een melk", waagdeDerksen het, sarcastisch te zijn.

De egel schoot weg onder 't stro.„Wordt natuurlijk misselijk van die melklucht",

zei een van de hospitaalsoldaten vol begrip.„Hou nou je stomme kop dicht en let Op", ver-

maande de majoor. Maar de vermaning was nietmeer nodig: die geestige egel deed zo interes-sant-geheimzinnig, dat we alle vijf in werkelijk-ademloze stilte toe keken. Hij bleef maar ritselenonder dat stro; en telkens kwam spitse snuitjed'r uit steken, nu hier, dan daar, en iedere keereen klein eindje verder. Er kwamen momenten,dat z'n halve lichaam voor de dag kwam, hetsnuitje precies op het schoteltje gericht maardan trok-ie weer terug, en bleef ritselend onderdat stro de beleidvolle spelen, en kwam einde-lijk op een andere plek halverwege te voor-schijn, weer z'n snuitje op de, melk gericht.

De majoor richtte zich op, gewichtige ernst ophet gelaat. Zwijgend stapte hij naar de kart, en

17

Page 22: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

plukte een korst van een kommiesbroodje af. Metde korst kwam-ie weer bij 't wasbakje staan.Toen liet-ie, met een gebaar als een tovenaar,loodrecht uit de hoogte, stukjes korst in de melkvallen. En ineens, daar zat de egel met z'n snuitaan 't schoteltje.

„Asjeblieft", zei de majoor, waarachtig met ietsals een buiging tegen ons.

„Verdomd, hij zuipt echt", bekende Derksen.De majoor glimlachte vergenoegd, en ging er

bij zitten.„Wat is het nou eigenlijk voor een soort van

beest?" vroeg een van de hospitaalsoldaten. Ende majoor, nu helemaal in z'n sas, ging welwil-lend les zitten geven. Het bleek, dat er een soortaparte wetenschap bestond, helemaal uitsluitendover egels; en in die wetenschap was de majoorzo iets als professor, doordat-ie in z'n jeugd nietveel anders had gedaan dan met egels omgaan.Goed beschouwd was bovendien zo'n egel nujuist nog precies het enige wat aan ons hospi-taaltje ontbroken had. We zouden eens zien, overeen paar dagen.... Dan mafte-n-ie ordentelijk inz'n vaste hoekje van 't zaaltje, en kwam bedelenom z'n schoteltje melk; en je trakteerde-n-'em opvan alles-en-nog-wat, 'n stukkie Irauw vlees uitde keuken, velletjes van de worst — enfin, alsrem riep, dan kwam-ie kijken, wat je nou weervoor 'em had. Aan weglopen dacht-ie niet meer.

18

Page 23: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Want hij was gek op melk. Met melk hield remgewoonweg vast; Derksen moest elke ochtenddan ook wat melk uit de keuken halen, en op ge-regelde tijden z'n schoteltje vullen. En muizenvangen, dat was gewoon een mirakel, daar kongeen-6en kat tegen op!

„Hij het z'n melk al opgeslobberd!" berichtteDerksen opgetogen.

„Bijgieten!" commandeerde de majoor. „Geef'em voor vandaag maar een tweede bakkie, maarals-ie eenmaal gewend is, dan krijgt-ie natuurlijkz'n vaste tax". En terwiji Derksen het egeltje vannieuwe melk voorzag, zette de majoor, goed ge-humeurd, zijn verhandeling voort.

Tot opeens z'n gelaat versomberde:„Dat treft nou toch beroerd, dat 'k vanmiddag

met verlof ga: mot ik de eerste dag het armebeest al aan vreemden overlaten", sprak hij,waarlijk met een dramatisch accent.

„Nou, wat, wij zalle 't beest toch zeker niet ver-moorden?" vroeg een van de hospitaalsoldatenmet een lichtzinnige lach.

Maar de majoor keek hem streng aan, en sprakop z'n officidle diensttoon:

„In ieder geval, jullie minderen blijven van hetbeest af. Hier de k'praal (1k glimlachte gevleid)— hier de k'praal belast ik met de zorg voor m'negel. 'k Zal 'm voor dat ik wegga de nodige in-structies geven...."

19

Page 24: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„MajOOr, ik d66 het niet”, zei Derksen met z'nonnozelste gezicht, „majoor, ik nam ge6n verlofals ik u was. Ilc verzette m'n verlof tot het beestjewat gewend was. Wat mot hier de k'praal begin-nen als er wat gebeurt met het dier, en u bent d'rniet bij?"

„Derksen", zei de majoor met een gevaarlijk-valse grijns, die onzen oppasser beleidvol een an-dere kant deed uitkijken, „Derksen, bewaar jijje familiariteiten voor je vrouw, en probeer niet,mij op de hak te nemen; denk om de afstand, he".

Er viel een pijnlijke stilte, de genoeglijkheidwas in-eens weg. De majoor ging naar de egelstaan kijken.

„Je hebt verdomme maar raak geflodderd metdie melk ook. En d'r is niks, waar een egel zo depest aan heb als aan onzindelijkheid...." vinghij aan, te kankeren. De hospitaalsoldaten slopenweg.

„Majoor, 'k ga 'es kijken of ik het eten al krij-gen kan", verzon Derksen, en meteen verdweenook hij.

Ilc, menskundig, wou een of andere vrolijkeopmerking maken om den majoor weer normaal tekrijgen maar ik liet het. Want hij keek ook mijonmiskenbaar-vuil aan, en zei: „Het is, dat ik nueenmaal met m'n vrouw afgesproken heb omvanavond thuis te komen en tot Maandagavondte blijven. Maar ik raad jou aan, om in die tijd

20

Page 25: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

geen lolletjes met het beest uit te halen. We help-ben nou eenmaal een egel, nou moeten we hem

zien te houden, anders verrekken we eerstdaagsvan de muizen en van de rotten".

„Best, majoor", antwoordde ik koeltjes. Ik koner nooit erg goed tegen, dat-ie zo grillig vankameraad tot hoge meerdere werd, en om con-flicten te voorkomen, stapte ik ook maar weg. Inde kantine trof ik de hospitaalsoldaten, en methen converseerde ik een kwartiertje over degraad van „belazerdheid" bij onzen majoor.

21

Page 26: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Iv

's Middags, toen-ie zou vertrekken, was dedubbele weer een beetje bijgetrokken. Hij gaf meeen uitvoerige instructie voor de behandelingvan de egel, maar in nogal kameraadschappelijkebewoordingen, zodat ik na geduldig luisterenverzekerde dat het dik in orde zou komen, en dathij Maandagavond de egel in volmaakte wel-stand zou terugzien.

Toen ik 's avonds, na een zeer emotie-volavondappel, waarbij we met een goeie twintigman er in geslaagd waren „alles present" te doenzijn, het hospitaaltje betrad om te gaan slapen,bleken de hospitaalsoldaten afwezig. Nu demajoor er niet was, hadden zij natuurlijk van degelegenheid gebruik gemaakt, om 66k 'n nachtjeverlof er bij te pikken. Op de tafel stond een komvol mac; had de zorgzame Derksen voor hetegeltje alvast uit de keuken gehaald voor mor-gen. Ook Derksen had 'n extra verloffie gepikt,begreep ik . . .. Onder de tafel ritselde het egeltjein het voetenwasbakje.

„`k Zal morgen, voor ik naar Amsterdam ga,

22

Page 27: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

die hele kom melk bij 'em zetten, met een paar

eindjes worst", dacht ik onder 't uitkleden, —

„dan houdt-ie 't wel uit tot 's avonds".

En ik draaide de petroleumlamp een beetje

lager, en kroop op m'n strozak, met het plan omonmiddellijk te slapen.

Maar ik lag nog niet goed en wel, of daar kwamde egel in actie: stond blijkbaar overeind, enkrabde met z'n nageltjes over de zinken wandvan het wasbakje. Nou ja, d'r uit kan-ie niet,dacht ik, en ik ging op m'n andere zij liggen.

Toch was het krabben van die nageltjes weleen beetje vervelend; misschien kwam het, door-dat ik al gedeeltelijk dommelde — maar af en toe,dan leek het wel, of er een steenhouwer ergenseen hardstenen pui stond af te krabben. En nietlang duurde het, of ik kreeg het gevoel, dat devent zich vergiste, en per ongeluk z'n krabbertjedoor m'n hersens haalde. Dus nam ik een schoen,en smeet die tegen het, wasbakje.

't Werd stil. lit ging weer op m'n andere zij. En

daar was meteen-weer het gekras. Ja, gedeci-deerd gekras. was het, en het egeltje wist er eenrythme in te leggen, dat me zei: het dier is vast-besioten je wakker te houden. Voor de vormsmeet ik m'n tweede schoen; 't egeltje nam eenhalve minuut pauze, maar begon toen ook hetzink zo energiek te bekrassen, dat ik koue rillin-gen kreeg.

23

Page 28: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Net doen, of je 't niet hoort”, sprak ik idiotelijkmezelf moed in. Maar even later zat ik overeind:iemand had een roestige spijker in m'n hoofd ge-slagen, en zat die nu maar vrolijk op en neer tehalen.

Ik stapte 't bed uit, en slierde ' 't wasbakje meteen geweldige zwaai onder de tafel vandaan inhet zwakke lamplicht. 't Egeltje was onder 't stroverdwenen. Net wou ik constateren, dat-ie nugoed geschrokken was, of daar kwam-ie alweerovereind staan en kraste weer met z'n nageltjes.Ik nam een schoen op, en duwde die dreigendmaar loch nog ietwat voorzichtig tegen 't snuitjevan het dier. Dat hielp: hij dook weg.

Ik kroop weer in bed, na even op m'n horlogegekeken te hebben; huiverend vloekte ik: het wasal bijna een uur; wel drie kwartier had dat loederme uit m'n slaap gehouden! En daar begon-ieweer!

'k Snap achteraf niet, hoe ik zo hoopvol kwam,maar ik bleef liggen luisteren, zou me dan maargeduldig in slaap laten krassen ......

Buiten sloeg de torenklok van het dorp. MIuur dus. En het krabben werd nu plotseling vaneen angstaanjagende nadrukkelijkheid.

„Hou toch je gemak, kreng!" En meteen, toendaar m'n stem zo door dat stifle hospitaaltjeklonk, dacht ik: „Hij is bezig me gek te maken.Ik begin al raar te doen".

24

Page 29: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

En ik vloog m'n bed weer uit, zonder echterenig benul te hebben van wat ik doen wou.

Ilc ging staan kijken bij het wasbakje, en natuur-lijk, het egeltje stond overeind tegen de wand,en probeerde omhoog te klauteren. Tic nam deschoen die naast het bakje op de grond lag, entikte daarmee, maar nu wat minder voorzichtigdan daareven, op het dier z'n snuit. Het beestging een eindje op zij, maar bleèf staan krabben.Als ik hem er niet uit laat; begreep ik, dan krabt-le consequent de hele nacht door. En ik trok betwasbakje koen besloten om. Het stro viel over't egeltje heen, en het gekrab hield op. De stiltewas zalig.

„Nou dan...." wou ik waarachtig hardop hetdier toespreken. Maar meteen was ik deze op.komende krankzinnigheid de baas, en wijs zwij-gend gleed ik weer op m'n strozak.

Misschien heb ik vervolgens eventjes gedutmaar vast staat, dat ik lets later weer wakker lagte luisteren naar een gewijzigd optreden van 'tegeltje: het speelde zo-iets van muizen-achternazitten onder de zes kribben door. Telkens eenogenblik van angstige stilte, en dan een dave-rende ren. En hoe het beest daarbij zOveel lawaaiwist te maken in z'n eentje, dat was onbegrijpe-lijk.

Ilc ging overeind zitten, en in het schemerigelicht van de laag-gedraaide lamp zag ik het beest

25

Page 30: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

onder de bedden door flitsen. Het was zowattweemaal zo groot geworden, en stond op rol-letjes. Lopen deed-ie niet; hij reed op z'n dooiegemak, als een soort mecaniekje. „Wacht maar,dacht ik, in weer-een-aanval van krankzinnigheid,„straks vlieg je met je stomme snuit tegen demuur, en dan zal je wel kalmeren. Voor mijn partrij je jezelf te pletter, klein kreng".

Maar hij wist telkens vlak vd•Or de muur testoppen. En dan schoot-ie, op z'n rolletjes, weerdwars over de vloer, en zwenkte plotseling, predes of-ie lets achterna zat. Maar dat was pureaanstellerij.

Met veel uit-rekken wist ik een schoen van denmajoor van de plank te grijpen; en toen de egelin mijn richting kwam aangesuisd, smeet ik 'emdie tegemoet. Het beest werd plotseling weereen heel stuk groter, zodat ik duidelijk z'n kopkon zien. En op die kop de kalme glimlach, waar-mee de schoen werd gewaardeerd als een yen-keershindernis, zeer geschikt om bedrevenheidin 't chaufferen aan te kweken. a ging weer lig-gen en trok de dekens over me heen. Wees nouverstandig, sprak ik tegen beter-weten-in tot me-zelf, en doe net of er niks is. Dat beest is gauwgenoeg dood-op van z'n gedraaf ....

Maar nu wist de egel al 'n heel eigenaardigenuancering aan te brengen in z'n herriemakerij,en binnen vijf minuten vermocht ik niet meer te

26

Page 31: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

twijfelen: hij was bezig met een spannende jachtop 'n rat, op 'n reusachtige waterrat. Bijna had-ie'em; nee toch niet; maar nou dan toch 1,01....

Hij kreeg me zo ver, dat ik overeind kwam omhet interessante drama te zien.... Jawel, de egel,met z'n glimlach, op z'n rolletjes, chauffeerdeslechts achter de ratten zijner nachtelijke verbeel-ding aan. Maar verwoed. En met alle kentekenenvan een volhouden tot een of ander bitter eind.

a probeerde na te denken; maar ik bracht hetniet verder, dan tot een vaag verlangen om hetdier een trap te geven, een schop, dat-ie voormirakel zou blijven liggen. En ik schrok van m'neigen stommiteit; m'n blote tenen tegen die ste-kels.... Dan eèrst een schoen aantrekken, eenmodeltrapper, sufte ik koppig door.... Toen, in-eens, kwam de helderheid: 'k zou hem naar 'tvoorvertrek loodsen, de deur achter 'em dicht;kon-ie daar z'n gefingeerde jachtpartij voortzet-ten, zonder mij wakker te houden. 1k stapte m'nbed uit, en zette de deur naar 't voorvertrekopen. De egel toonde zich een welwillend dier,en karde onmiddellijk daar het stenen vloertjeop. Mooi zo — deur dicht, maffen nou.

Heb ik toen geslapen? Waarschijnlijk wel, maardan heeft de egel toch al heel gauw de maniergevonden, om me weer wakker te krijgen. Erkwam een onbegrijpelijk geluid uit het voorver-trek. Niet hinderlijk, niet heftig, ach neen; alleen

27

Page 32: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

maar volslagen-onbegrijpelijk. a moest oplet-ten; ik moest trachten te raden, wat het eigenlijkwas. En weldra begreep ik, verbitterd, de nieuwesituatie. Het houten zoldertje, dat we in 't voor-vertrek onder de tafel hadden liggen tegen dekoue voeten — dat houten zoldertje lag niethelemaal vlak, kon wippen op z'n klampen. Endie beroerde egel liet het wippen; wist metellendige regelmaat telkens zó dat zoldertje overte steken, dat het „klop-klop" zei.

a wou het niet, maar ik moest wel: ik lag tewachten tot dat „klop-klop" klonk; en daarnawachtte ik, tot het weer Monk.

Er sloeg een torenklok, een slag; dus half. Maarwas het nu half twee, of half drie? — Als het tochhalf drie is, dan vermOOrd ik het beest, dacht ik.

'k Grabbelde m'n horloge van de plank bovenme, en keek. Half vier. Half vier! Gewoon-weghalf 'vier had dat Loeder-van-een-egel het alweten te krijgen!

Maar — misschien had-ie honger. Of dorst. Liephij te zoeken, om wat te bikken. Natuurlijk. Stomvan me. Had ik eerder moeten begrijpen.

En ik stapte m'n bed weer uit, me schamendom dat voorbarige moordplan, en ging aan 'tscharrelen. Deponeerde het stro in een hoek, alseen knus nestje. Zette een schoteltje melk ervoor. Brokkelde er wiat brood in. Legde een eind-je worst er naast. Stelde me onderdehand voor,

28

Page 33: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

hoe ik nu zou doen, als ik die egel was: lekkereten en drinken, en dan wel-voldaan in dat strokruipen en fijn gaan maff en.

Min of meer vertederd, zette ik vervolgens dedeur van 't voorvertrek op 'n kier; en jawel, deegel snelde gehoorzaam binnen. Begon eenavontuurlijke ren onder de bedden door. Ilc bleefnog even staan wachten, om het mee te maken,hoe 't dat idyllische smul- en slaaphoekje zou ont-dekken, en tot kalmte zou komen, en plotselingveranderen in een behoorlijk huisdier.

Ik kreeg koue voeten, en bovendien het gevoeldat er ergens een punaise zou liggen, waar ikstraks op trappen zou. En dat beest zwierde maarvrolijk onder de bedden door; stak soms dwarsover, rende weer langs de muur — zat blijkbaarweer die denkbeeldige rat achterna. Maarnegeerde consequent het knusse hoekje.

Ik stapte naar min bed — en trapte op de pu-naise. Vloekte, en haalde het ding van mijn voet-zool af, en ging liggen. De egel jaagde opgewektverder.

Ik verviel in zonderlinge overpeinzingen. Hetbeest was gek. Bestond zo lets, kon een dier óókgek worden? Want dit was toch abnormaal, omvan twaalven tot vieren rond te rennen....

De torenklok. sloeg. Ja waarachtig, vier uur. Enonvermoeid bleef de egel maar te voorschijnschieten en verdwijnen onder de kribben.

29

Page 34: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Nou maar, mil is het welletjes”, zei ik, idioot,hardop. En ik scharrelde voorzichtig naar de ach-terdeur, de deur die op poterne-gang uitkwam..en zette die open, wagenwijd open!

Langs m'n voeten schoot de egel de gang in.kan me niet goed meer voorstellen, dat ik

het ben geweest toen maar ik heb daar toenstaan kijken, die lange gang af, die flauw verlichtwas door de lantaren aan het eind, in de poterne,op het binnenpleintje.

Daar gleècl de egel, onhoorbaar en griezelig.Tegen de wetten der perspectief in, werd-ie bij 'tverdwijnen hoe langer hoe groter. Aan het eindvan de gang had-ie de grootte van een ordente-lijk varken bereikt, dat, vs5Or het de hoek om-sloeg, me duidelijk aankeek met een pesterigeglimlach. 1k rude, en dacht: „Het is het sekuurste,de rest maar verder in m'n bed te dromen. A'sdit tenminste een droom is, en geen krankzinnig-held. . ."

30

Page 35: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

V

Over achten werd ik weer wakker, en consta-teerde met voldoening, weer geregeld te kunnendenken. Zondagochtend. Gauw wat eten, en zien,de boot van kwart-voor-negen nog te halen.

De majoor kon naar de maan lopen met z'negel; en als-ie opspeelde, kon-ie een grote bekterug krijgen, dacht-ie met kinderen te doen tehebben?

Maar onder 't aankleden werd ik nog yenstandiger. Besloot, als 't kOn, toch maar 'n con-flict met den dubbele te voorkomen. Zette het voe-tenwasbakje onder de tafel; lei er het stro weerin. Zette het schoteltje melk-en-brood er bij. De-poneerde daar ook het eindje worst naast. Enhoorde mezelf al zeggen: „Daar begrijp ik nouletterlijk niks van, waar dat beest gebleven is!'s Morgens ben ik weggegaan, zat-ie rustig ;nz'n wasbakkie, heb ik 'em nog van 't een en andervoorzien. . . ."

's Avonds terug met de voile boot. Derksenwas er; de twee hospitaalsoldaten bieken nog inAmsterdam gebleven te zijn.

31

Page 36: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Derksen was enigszins zwaar op de hand, inz'n behoefte om me uit te leggen, hoe 'n reuzen-Zondag hij in Mokum had doorgebracht. 't Had.wel 'n paar centen gekost, nou ja, maar nou had-ie ook in de Binnen-Bantammerstraat een negerKoren zingers.... zo iets had je nog nooit ge-hoord, compleet een meidenstem, he. En Beenentrée of niks, enkel maar je gewone consump-tie. Maar dat was tech nog opgelopen. Enfin, hijhad nog geld tegoed van den majoor. Vond iktoch óók, he?

Iic hield me op de vlakte, wat wist ik nou of-ienog te goed had van den dubbele ?

Nou, maar ik wist het toch ook: had de dubbeleniet zo-maar zonder vragen dat stekelvarken ge-houen, en d'r niet eens een glasie bier voor ge-geven? Nee nou niet om 't een of ander — maarzou ik dat nou gedaan hebben: iemand zondervragen z'n stekelvarken afnemen, dat-ie toch eer-lijk gevangen had?

Hij zou het den dubbele zeggen ook, boor, mor-genavond: majoor, ik krijg nog aldoor die tweekwartjes van u, voor dat stekelvarkentje, dat wevoor 't hospitaaltje hebben moeten aanschaffen.

Of zou-ie maar niet een guldentje vragen — watwas nou eigenlijk een gulden voor een stekelvar-ken?

Ilc, beleidvol, zweeg, en zag zware conflictengroeien....

32

Page 37: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Maar het liep wonderlijk-kalm af. De majoor,Maandagsavonds thuiskomend, kreeg eerst mijnverhaal: hoe wel-verzorgd ik Zondagsochtendshet beestje had achtergelaten. En toen Derksensverslag: hoe de k'praal met hem 's avonds 't hos-pitaaltje betreden had, hoe we nog even 'n sterkbakkie koffie hadden willen zetten en wat hartigseten. En onze gezamenlijke schrik: de egel wegi

De majoor luisterde met een onuitstaanbaar-wel-verzekerde glimlach, knikte telkens alsof-iezeggen wou: precies, dat klopt. En toen we klaarwaren, speelde hij helemaal niet op, zoals hijtoch had behoren to doen, maar vroeg bijna ver-genoegd: „En, waar denken jullie nou dat hetbeest zit?"

Ja, dat wisten we niet....„Hier", sprak de majoor, door het hospitaaltje

wijzend.Derksen gaf een roerend verslag, van ons zoe-

ken in alle hoeken en gaten, twee dagen lang„En toch zit-ie hier, in ditzelfde lokaaltje, mis-

schien geen twee meter van ons af".We keken om ons heen. Derksen stond zelfs op,

ging onder de bedden kijken....De majoor lachte. „Ja, vinden doe rem toch

niet. Maar hij zit hier ergens, en avond-of-morgen,,dan komt meneer voor de dag. Let op, wat ik jezeg".

En hij gaf ons een langdurige les, gegrond op

33

Page 38: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

zijn grote ervaringen met egels. Wonderbaarlijkeschijnbare verdwijningen had-ie meegemaakt.Derksen vloekte van verbazing, maar eindigdemet te geloven, dat met zo'n egel Mies mogelijkwas. Maar ik had zo m'n speciale redenen, om teblijven twijfelen, en lachte bescheiden maar be-slist.

„Over een dag-of-wat zal je zien, wie d'r ver-stand van egels heeft, jij of ik", zei de majoor on-verstoorbaar.

Er volgde een week van afwachten, behalvevoor mij. De majoor hield vol: de egel was ernog; Derksen en de hospitaalsoldaten probeer-den of en toe te betogen, dat-ie nergens kOn zit-ten, ze hadden Overal gezocht. Maar dan ging demajoor weer aan 't verhalen, vat hij 'es had mee-gemaakt met een egel, ze hadden een schuurtjecompleet uitgeruimd — niets gevonden, nergens,en tOch kwam dat beest op 'n goeie dag weer tevoorschijn....

„Maar waar had-ie dan gezeten, majoor?" riepDerksen in een snort argeloze nieuwsgierigheid.

„Ja, waar had-ie gezeten", sprak de dubbele,voldaan grijnzend, „waar had-ie gezeten. Daarben ik nooit achter gekomen, he. Maar hij wasterug".

„Misschien een tijdje op stap geweest", onder7stelde een van de hospitaalsoldaten.

„Nee niet op stap geweest", zei de dubbele met

34

Page 39: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

nadruk. En hij keek zo meerdere-achtig, dat wealien voor sekuriteit maar van verdere ongelovig-heden afzagen.

Toen echter na een week de egel nog niet tevoorschijn was gekomen, meende ik zonder ge-vaar den majoor te kunnen overhalen tot de be-kentenis, dat-ie het dit keer met deze egel tochaan 't verkeerde eind had gehad. Ach, hij bleeknog niet geschokt te zijn in z'n overtuiging. Enals, waar 't op lijken ging, dat gaf-ie toe, bis hetbeest niet voor de dag kwam, nou, dan had-ie `m.op 'n nacht gesmeerd, had-ie z'n kans waargeno-men, dat een van ons 's nachts naar de privatenwas geweest, en de deur in die tussentijd achterzich had opengelaten....

Iic waagde een ietwat-sarcastische glimlach. Entoen vertelde de majoor, dat-ie gisternacht evenwakker was geweest, en het beest duideiijk hadKoren lopen. „Dus k'praal", besloot hij, rustig enzeker, „als-ie niet meer verschijnt, dan bewijstdat nog niks. Hij heeft hier in ieder geval 'n weekof wat ons allemaal zitten te belazeren in een ofander hoekje of gaatje. Misschien geen tweemeter van ons af".

Die „twee meter", daar scheen-ie erg aan ge-hecht te zijn....

35

Page 40: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

VI

En zo kon de egel weg-blijven, zonder dat dereputatie van den majoor als egel-kenner ookmaar een knauwtje kreeg. En ik voor mij was dehele historie al weer zowat vergeten, toen, ik,mdanden later, in de kantine een kleine ruziebijwoonde, aan het biljart, tussen Derksen en denbijkok. Waarbij de bijkok mij tot scheidsrechterenuitnodigde:

„Zeg jij nou 'es, *At is Egeltje z'n bal?"Iic verklaarde me inkompetent, maar infor-

meerde, wie „Egeltje" was.„Egeltje" bleek de populaire bijnaam voor mijn

vriend Derksen.„Verrek", zei ik, „waarom noemen jullie 'em

Egeltje?"„O", verklaarde de bijkok, „zo noemen wij hem

altijd, bij ons in de keuken. Daar komt-ie elkeochtend zaniken, moet-ie een kom melk hebbenvoor het egeltje van den majoor".

Egeltje knipoogde tegen me, en ik lachte enzweeg.

36

Page 41: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

„Och”, zei hij later, toen wij de kantine met onstweedn verlieten. „Hij overdrijft natuurlijk metz'n „elke ochtend". Maar ja, als we bij ons op dekamer koffie hebben, en we komen melk tekort,nou ja, dan is het wel 'es gemakkelijk, dan haalik effen wat uit de keuken. Voor de kamer krijgje het niet, maar wel voor het egeltje van denmajoor, he. Maar dat bijnaampje begint me te ver-velen, op 'n goeie dag sla ik er een op z'n ziel,als ze niet ophouen."

Maar Derksen is verstandiger geweest, en heeftnog vele gratis-kommen melk voor z'n kamerveroverd, en getroost z'n hele verdere fort-tijd debijnaam „Egeltje" gedragen.

En mij leek het niet gevaarlijk meer, nu na zo-veel jaren, de hele historie bekend te maken....

37

Page 42: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 43: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

PAARDENKOPER(Leo vertelt)

„Je weet, dat we d'r met Pinkster smerig in-zaten voor de wacht. 's Middags precies halftwee moet je aantreden voor wachtparade, zodatwe eerste Pinksterdag de hele ochtend op hetfort moesten blijven hangen, want voor een zo'nhalve dag is het de moeite natuurlijk niet waard,naar Mokum heen en weer to gaan. Komt nog bij,dat ik geen rooie duit in m'n zak had ook; vanhet traktement waren we natuurlijk Zaterdags-avonds de blommetjes buiten wezen zetten, ookal door het vooruitzicht van onze verpeste Pink-sterdagen. Enfin, we hebben fijn uitgemaft 's mor-gens, en op ons gemak ontbeten, Appel en ik,maar om negen uur waren de korveedrs al an 'twerk, en wij liepen met ons ziel ander ons armhierboven over het fort. Zijn we de hele buiten-plaats rand getippeld; heerlijk, gaaf weer, waar-achtig, het was wel mooi, daar bovenop; maarwij hadden de smoor in om die wacht om halftwee, die zat ons dwars. „Ga mee naar het dorp",zegt Appel. Maar ik had geen spie, net zo minals hij; ja, in m'n portefeuille had ik een paar van

39

Page 44: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

die loentjes zitten: bankbiljetjes, goed voor dui-zend kussen, en een paar reklamedingetjes vansigaren. Als je die zo opgevouwen laat zitten, hierzo, kijk, — nee, verder haal ik ze er niet uit —dan lijk je 'n hele piet. Och, daar troost een ge-sjochte jongen zich wel 'es mee; maar je krijgter geen half potje bier mee los. — „Ik bedank jelekker", zeg ik, „zonder centen krijg je mij nietmee".

„Ga mee dan 'es naar de kerk", zegt Appel;hij zag natuurlijk al die boertjes en die boerin-netjes met d'r glimmende boekies langs de wegtippelen, en de klok ging al een kwartier lang tekeer. Maar Appel is nogal een lekker dier ommee naar de kerk te gaan; 'k zou as de dood zijndat-ie een, of ander heibeltje met den kostermaakte, of gijntjes ging verkopen met zo'n tofboerinnetje!

„Nee", zeg ik „ik wil wel mee, een eindje lopenop me gemak, de andere kant uit, van hetdorp af".

„Goed", zegt Appel, en wij wandelen de poortuit. Gelukkig weten we eerst Moos allebei nogaf te zetten voor een sigaar; is toch wel een goedjoodje, boor. En daar lopen we dan de weg op.Het is natuurlijk om de dood in te krijgen, as jedaar voor je Zondag met zulk mooi weer op zo'nboereweg loopt, met zo'n brandemmer op je kop;en het stoof als de pest. En dan kom je allemaal

40

Page 45: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

van die slome boereslungels tegen, en van dieharken van boeremeiden op d'rlui Zondags, jewordt zo baldadig as een kwajongen, he. Envooral Appel, die heb daar al gauw last van! „Wemoesten nou 'es een boer zien te belazeren, zoalser nog nooit een belazerd is", zegt-ie. „Mijgoed", zeg ik, „as het maar geen knokken wordt,want daar heb ik zo op me nuchtere maag noggeen zin in".

„Ben je gek", zegt Appel, „we motten toch omhalf een aiweer op 't fort zijn om te eten."

Goed, we lopen nog een eindje door, daarkomt me een boer op een karretje aangerejen,achter ons aan. „FM", roept Appel, „laat je paardze poten wat optillen, het stuift zo, daar kan meZondagse pakkie niet tegen, meester". De boerlol, grinneken, hoor, en aan 't schreeuwen tegenons: „Knauw, knauw, knauw". „Stop 'es even",zegt Appel, en de boer stopt. Toen Appel wijzenop dat paard: „Kijk, daar heb je nou net zo ietsals we in de zaak d'r bij moeten hebben. — Is-lete koop, vader?" „Als je d'r geld voor geeft",lacht de boer.

„Kom jong", zeg ik, „begin nou geen stommestreken, koop nou niet van een wildvreemdenboer, zo 6en-twee-drie een paard op Pinkster-ochtend, je oue heer zal je zien ankomme, as jemet zo'n strop thuiskomt".

„Strop, strop, wie zegt er van strop?

41

Page 46: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

Ik ben er toch zeker zelf bij als ik een paardkoop? Is-ie te koop, vader?"

De boer lacht eff en niet, en zegt: „Natuurlijk,as je d'r geld voor geeft".

„Ik betaal voor een knol, wat-ie waard is",zegt Appel. Met een smoel man, of-ie dagelijkspaarden koopt. En toen tegen mij, zo in vertrou-wen: ,,Hoeveel heb je nog bij je?"

Ik snuffel in me portefeuille, en scharrel met meloentjes, en de boer zegt: „Meneer heb ze nogwel". Ik haal m'n schouers op, en zeg onverschil-lig: „Dik zevenhonderd. Tenminste tot Woensdag,dan mo 'k in Leiden afrekenen". Wat, had ik zelfwel 'es willen weten.

„Nou ja", zegt Appel, net zo onverschillig, „deoue peer is gauw genoeg getelefoneerd, Wat datbetreft...."

„Och", zegt de boer, meneer ze geld is mij netzo goed als uw geld...."

Kijkt me Appel hem an, met een bakkes, zeg!En begint-ie den boer uit te ketteren I Of-ie hemwil linken, of-ie denkt dat-ie een stukadoor of eenmetselaar voor heeft, met 'em die knol voorzevenhonderd pop an te willen smeren. De boerschrikt 'm flood, en snapt er niks van, maar Appelfoetert door: „Bent u zakenman, meneer? Of uzakenman bent?"

0, man, ik dacht da 'k me beroerd zou lachen,maar ik hield me in; en last me nou die stomme

42

Page 47: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

kaffer geen kwaad vermoeden of niks hebben,en waarachtig van die knol 61 wilier)" „Heb ikgezegd van zevenhonderd? Nee toch? Viefhon-derd is de prais", zegt-ie op z'n boers. En toenAppel: „'n Half duizend? Laat hem 'es lopen, ikmoet 'em toch zien lopen, voor ik 'n bod doe?"

„DA kan gebeuren", zegt de boer, en die begintme verdomd het paard uit te spannen. 'k Wou,dat je d'r bij geweest was; want Appel, die hielpmet een eigenwijs smoel mee. Sjor, sjor, eenknoop in die einden touw, die d'r bij bungelden,net zo kwiek man, as de boer. Heb 'k 'em laterook gevraagd, hoe-ie zo handig raad wist met aldie riempies. Nogal gewoon, zeid'ie, ik dee ande ene kant maar na, wat de boer aan de anderekant dee.... Enfin, het paard komt los te staan,en de boer klopt het op z'n gatwerk, en zegt:„Kloek perd, he?"

„Kloek, kloek", zegt Appel, „laat hem lopen,zal ik je zeggen of-ie kloek is".

„Hij is net vijf jaar", zegt de boer; maar Appelkomt brutaal: „Ja, mijn kan je toch niet voor eenjaar belazeren, laat hem eerst maar 's lopen".

En waarachtig, daar gaat me die boer met hetbeest aan het hollen: en hij vloog aldoor, met z'nboerepet scheef op z'n kop, tegen de hals vandat paard an; en wij blij dat we effen kondenuitlachen achter z'n rug. „Is-ie goed of niet", zegtAppel. „Ja", zeg ik, „maar je moet toch oppas-

43

Page 48: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

sen, dat je d'r nou goed en wel uitkomt". „Kan iktoch zeker zeggen dat-ie me niet bevalt, of eenspotprijsje bieden! — „Moet-ie toeslaan!" —„Ach wat, dan vraag ik of-ie 'em uit mekaar wilnemen, als-ie 'em thuis laat brengen, want dat ikdrie hoog woon".

0 man, als Appel een boer te grazen heb, danweet-le van geen ophouden. Maar nou staan wijdaar met z'n beien bij dat lege karretje, en d'rkomme een paar snuiters omheen staan. Hebbenook lol, en een zegt er: „Dat bennen die zelfdemilitairen die ons van de week te grazen hadden'.'„Kom, nou", zegt Appel, „hou jullie je nou stil, be-derf het spul niet, nou is het dan toch eerlijk zijnbeurt". En dat viel me nogal mee van die gassers,maar ze hebben d'r snuit gehouen. Goed, Hanneskomt terug, ja wat 'n naam, he, maar dat haddenze ons nog even gauw verteld, dat-ie Hannesheette. Man, wat zag-ie d'r uit; en hij wreef z'neigen maar droog met z'n grote rooie zakdoek.„Nou?" zegt-ie buiten asem. En Appel slaat z'nhanden in mekaar, en zegt: „Vier vijftig". En toenhad je 't moeten zien; de boer wou z'n poot grij-pen en schreeuwde: „Viefhonderd" en Appel deedden boer na, en schreeuwde „Vierhonderd vijftig!"Net echt tee op de markt, hoor. Ik denk: demeeslaat Hannes af, wat is nou vijftig pop afdingen?En ik zeg: „Appel, wees niet gek. Laat eerst jeoue heer zelf komme kijken. Waarom zal je nou

44

Page 49: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

holderdebolder dat beest kopen; dat beest looptniet weg". Dat was niet stom, wat? Want ik wouzo langzamerhand van 't zakie af. Maar Appelhad er nog niet genoeg van. Hij begon op hetpaard z'n rug te drukken. „Ik heb 'es een paardgehad met ruggemergstering", zegt-ie, „zit jij d'rwel 's op?"

„0, man, je kan met twee man d'r op, jij en jekameraad allebei", zegt de boer, en Appel dade-lijk: „Nou, vooruit dan 'es". Maar ik verdomdehet eerst. „Mot 'k er &KV zakken", zeg ik, maarik had pijn in me lijf van het inhouden van hetlachen. Daar ken je beroerd van zijn, hoor. Maartoen Appel en de boer allebei an 't bomen, deboer zou het wel bij z'n toom vasthouden, veelvieren en vijven, en o man, daar zitten wij metons tweedn op die knol, en zo langs het fort. Daarwas het Appel om te doen, he. Hij aan hetschreeuwien en het wuiven, net zo lang dat delui van de wacht en al de korvedrs stonden tekijken bij de gracht. Ze lachten zich natuurlijkkrom. Maar de meeste lol hadden we om denboer; die ook aan het wuiven met z'n zijen pet:„He, jonges! He daar! Allo!"

„Ja hoor 'es", zegt toen Appel, „hoor 'es, as jijons nou voor gek pier langs dat fort wil rijen omons uit te lachen, zeg het dan. Je moet nou nietdenken, dat je een militair een hele ochtend langaan het lijntje houen kan. wil je dat paard nou

45

Page 50: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

verkopen, of is de hele zaak een gebbetje vanjou?" En hij laat hem van het paard glijen, en ikook. Maar de boer an 't vloeken, dat-ie 't paardkwijt wou, en toen begonnen ze weer met d'r luihanden te klappen, „vijfhonderd, vierhonderdvijftig". Maar ineens zegt de boer: „Vier vijf-en-zeventig dan!" 1k schrik waarachtig, maar Appelzegt: „Nou, laat nog 's een keer lopen". En diegoeie boer die zet d'r de sokken weer in met z'nknol. „Appel", zeg ik, „we zijn vlak bij 't fort, gamee gewoon de poort in, dan zijn we er van af.We krijgen mikmak met die boer, wat ik je brom'.'Maar Appel wandelt weer kalm den boer achter-na, en wat moest ik doen, he? We komen weer bijhet karretje. „Span jij dat mormel maar weer in",zegt Appel, „ik vertrouw het niet dat je z'n bekzo dicht houdt". De boer zegt niks, maar houdthet paard z'n bek open. En Appel an 't kijken,man. „Z`n bek valt me niet tegen". „Wig jij bij jebod?" vraagt toen de boer. Maar Appel looptheen en weer met z'n handen in z'n zakken enkijkt den boer 'es vuil an. „Heb je nou zelf nog nietin de paten, dat-ie trekt met zijn achterpoten?Om mijn te belazeren, moat je vroeger opstaan".

Had je de boer moeten zien. Hij was razend,en je kon niet eens verstaan wat hij schreeuwde.„Och man", zegt Appel, ,,wacht 's even. Heb erhier iemand een schroevedraaier bij 'em? Jam-mer, anders zou ik die achterpoten 'es wat an-

46

Page 51: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

draaien, dan liep de knol beter".„Hou dat paard vast!" roept Hannes.„Anders vet het om", zegt Appel.Toen trekt de Boer met een ruk z'n blauwe

frontje met z'n das af; ik had nog nooit zo'n ko-miek frontje gezien; frontje en boordje endas aaneen, en dat trok-ie zo maar van een knopieaf, en dat smeet-ie in z'n karretje. „Je hebt gelijk,want het is warm", zegt Appel dadelijk.

„Nee", zegt de Boer, „ik wil vechten".„Met wie?" vraagt Appel onnozel, maar geluk-

kig hielden al de snuiters er omheen Hannestegen; ze lachten zich óók slap.

„Ik zal oe op oe smoel slaan", schreeuwtHannes.

„Kan mijn smoel niet tegen", zegt Appel, en ik

dacht da 'k tegen de grond viel van 't lachen.Maar ondertussen, die Boer was lelijk giftig, en ikhield nog m'n hart in m'n lijf vast dat het knokkenzou worden.

Maar Appel had zeker die hoer geschoten, dat-ie toch geen lef had, en zette hoe langer hoegroter bek op. Riep maar aldoor, dat de hoer hemhad willen nemen. Enfin, veel gelach van al diesnuiters en eindelijk zegt Appel: „Als je een kerelbent dan ga je mee samen,een potje bier drinken,dan houen we er verder onze mond over". Enwaarachtig zeg, Coen gaat die Boer mee, en wijnemen gauw ieder een potje bier, en we laten

47

Page 52: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor

natuurlijk den boer betalen. „Ik dacht dat jij zoubetalen, dat zee je toch", zegt-ie nog onnozel.Maar Appel zegt doodkalm: „Da' kan wel, maardan ben ik onderweg van idee veranderd, datgebeurt me wel meer, vader", en de kaffer waszo goed niet, of hij betaalde. Kon ie trouwensbeter doen dan wij. Nou, en toen hebben we hemnog hartelijk een poot gegeven, en hij is z'n paardgaan inspannen, en wij bennen kaimpjes naar 'tfort gewandeld. Het was toch weer een aardigverzetje geweest, wät?"

48

Page 53: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor
Page 54: Fe THEO THIJSSEN ri‘T.J E · 2011. 5. 27. · egel", verzekerde hij. Ilc, twijfelmoedig, vond een kat toch normaler maatregel. „Jij bent bedonderd, met je kat", werd de ma-joor