Fantastische verhalen uit Nederland & Vlaanderen

12
EEN WERELD VOL FANTASTISCHE VERHALEN fantastische erhalen uit nederland & laanderen sprookjes, mythen en legenden bert oosterhout

description

Witte wieven, Ellert en Brammert, Blommaert en de Ossaert: Nederland en Vlaanderen zitten vol met spannende volksverhalen. ‘Fantastische verhalen uit Nederland en Vlaanderen’ leidt je door het spannende woud van sprookjes, mythen en legenden uit de Lage Landen.

Transcript of Fantastische verhalen uit Nederland & Vlaanderen

EEN WERELD VOL FANTASTISCHE VERHALENEEN WERELD VOL FANTASTISCHE VERHALEN

fantastische verhalen uit

nederland &vlaanderen

sprookjes, mythen en legenden

bert oosterhout

fantastische verhalen uit

nederland &vlaanderen

I S B N 978-90-389-2408-3

9 789038 924083ELMAR

fanta

stischeverha

lenuitnederland

&vlaanderen

bert

oo

sterh

ou

t

ELMAR

Omslag-Nederlands/Vlaams 20-01-2014 11:34 Pagina 1

Inhoud

Inleiding 7

Doctor Faust in Leeuwarden (Friesland) 11De toverfles (Friesland) 14De veelgelovende koningsdochter (Friesland) 18De avonturen van een soldaat (Friesland) 20De aardmannetjes (Friesland) 25Grootoog en Kleinoog (Groningen) 30De ring van de koningsdochter (Groningen) 33Ellert en Brammert (Drenthe) 35De wildeman (Overijssel) 38De witte wieven van Tubbergen (Overijssel) 40De zwanenridder (Gelderland) 46Het verhaal van Schele Guurte (Gelderland) 50De schat te Muiden (Utrecht) 55Jan en zijn vrouw (Utrecht) 58Een ziel in zee (Holland) 64De gierige dame (Holland) 67Hansie Brinkers van Spaarndam (Holland) 70De jaloerse vrouw (Holland) 72Hoe de Appingedammer

in de hemel kwam (Holland) 76Hoe Leiden zijn naam kreeg (Holland) 79Visser Blommaert en de Ossaert (Zeeland) 83De zeemeermin van Westerschouwen (Zeeland) 86De heks in de brouwketel (Brabant) 89Hoe de kaboutermannekens uit de Kempen

verdwenen zijn (Brabant) 92

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 5

De levende himphamp (Brabant) 94Jan de ijzersterke (Limburg) 99De zeven schepenen van Eys (Limburg) 102De duivel te gast (Limburg) 105Jan de tovenaar (Vlaams Brabant) 109Schaapsvel (Vlaams Brabant) 113Sponske en de reus (Oost-Vlaanderen) 120De koning van Zevenbergen (Oost-Vlaanderen) 126Boer Bezems, boer Blaren

en boer IJzer (Antwerpen) 137

Verantwoording en bronvermelding 141

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 6

Doctor Faust in Leeuwarden

Doctor Faust, de beroemdste van alle tovenaars, heeft zicheen tijdje in Leeuwarden opgehouden. Hij had zijn intrek ge-nomen in het Hooghuis, ooit een herberg vlak bij de boter-waag, naast de tegenwoordige Lombardstraat.

Op een dag ging Faust naar een barbier in de Ameland-straat om zich te laten scheren. De baas, die – oordelend naarhet uiterlijk van de persoon – meende met een voornameklant van doen te hebben, ging enthousiast aan het werk. Hijzeepte de man in en begon te scheren, maar hoe veel en hoelang hij ook schoor, het werk kwam maar niet klaar. Had hijaan de ene kant de kaak geschoren, dan begon de baard weerte groeien als hij aan de andere kant bezig was. Nadat hij zoeen hele tijd gezwoegd had zonder veel verder te komen, konmijnheer Faust zich niet langer inhouden. Vloekend en schel-dend rukte hij de barbier het mes uit handen, sneed zijn eigenhoofd eraf, zette dat op tafel en schoor zichzelf. Toen hij glad-geschoren was, zette hij zijn hoofd weer op zijn plaats.

‘Ziezo,’ zei hij, ‘ik kan het beter dan jij. Maar je hebt je bestgedaan en daarvoor wil ik je belonen. Hier is een dukaat, m’nbeste.’

Opgetogen wilde de man zijn vrouw laten zien hoe royaalhij betaald was. Maar toen hij zijn hand opende, lag daaringeen gouden dukaat, maar een koperen duit. ‘Donders,’ zeide baas, ‘dat moet een vergissing zijn; ik ga die man dadelijkopzoeken.’

Hij ging naar het Hooghuis, indertijd de voornaamste her-berg van de stad, en hoopte daar die vreemdeling te vinden.En inderdaad, daar was doctor Faust.

11

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 11

‘Mijnheer,’ zei de baas, ‘mijnheer heeft zich zeker vergist.U zei me dat u me een dukaat gaf en zie, het is maar een duit.’

‘Dat is vreemd,’ zei Faust, ‘dat begrijp ik niet. Wel, hier hebje een andere.’

De barbier zag duidelijk dat hij een echte dukaat kreeg.Maar toen hij thuiskwam, bleek het toch weer een koperenduit te zijn. ‘Dat kan geen zuivere koffie zijn!’ riep hij ensmeet het geld zo ver van zich af als hij kon.

Doctor Faust vertelde de mensen uit Leeuwarden dat hunstad wemelde van tovenaars en heksen en dat hij dat kon be-wijzen ook. Als hij op de Langepijp – een lange brede stenenbrug – zou gaan staan met een dikke baal stro onder zijn armen alle tovenaars en heksen van de stad zouden ieder één stro-halmpje uit zijn bundel trekken, ieder slechts één, dan zouniet alleen de hele bundel stro zo op zijn, maar dan zouden ernog velen van het dienstvolk van de duivel rondlopen die óókgraag een strootje hadden willen hebben. Hij mocht ditkunststuk echter niet uitvoeren, omdat de vrouw van de bur-gemeester, naar men zei, ook een heks was.

Toch kon niemand hem beletten om lelijke dingen uit te voe-ren. Zo was op een morgen door zijn toverkunst het heleWaagplein met bloed overspoeld; het stond zo hoog dat demensen er tot hun enkels doorheen moesten waden.

Uiteindelijk besloot het stadsbestuur dat Faust de stadmoest verlaten. De stadsgerechtsdienaren en de wachters bijde poorten moesten erop toezien dat dit bevel stipt werd op-gevolgd. Nadat het uur waarin Faust moest vertrekken, ver-streken was, meldden zich op het stadhuis vier wachters, vanelke stadspoort een, die allen verklaarden dat zij Faust de stadhadden zien verlaten. Op een en hetzelfde tijdstip bleek hijdoor alle vier de poorten te zijn vertrokken. Toch was hij, zo-als uit het volgende blijkt, kort daarna weer in de stad te vin-den.Kort voordat het banvonnis tegen doctor Faust was uitge-vaardigd, kwam hij op een avond laat in de herberg en gaf de

12

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 12

knecht opdracht om hem zijn laarzen uit te trekken. Met deeerste laars ging dat heel gemakkelijk, maar met de tweedewilde het niet lukken; de knecht trok en trok, maar de laarszat onwrikbaar vast.

‘Trek nog één keer, en nu uit alle macht.’Dat deed de knecht, en hij trok in een keer het hele been

van het lijf. De knecht stond verbluft, Faust vloekte enschold. Het hele huis was in rep en roer, maar dat hielp niets:het been lag op de grond en mijnheer zat met één been op eenstoel. Gelukkig hoefde hij niet zo te blijven zitten, want hijbewoog zich op één been net zo gemakkelijk voort als optwee.

De waard had het losgetrokken been veilig achter slot engrendel geborgen en toen Faust de stad moest verlaten en zijnbeen kwam opeisen, weigerde hij het terug te geven, mits hijzijn schuld betaalde in gouden dukaten die niet na een paarogenblikken in koperen duiten veranderden. Dat kon doctorFaust niet beloven; hij vertrok zonder te betalen en zonder hetbeen.

Maar op zekere dag stond de tovenaar plots weer tegenoverde waard. Hij kwam eerlijk betalen en wilde ook zijn been te-rug. Maar de waard, die niet had verwacht deze rare snuiterooit nog terug te zien, had het been al in het water gegooid.

‘Dan staan we quitte,’ zei Faust en liep de herberg uit. Optwee benen.

13

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 13

De toverfles

Er was eens een arme boer die met zijn vrouw en een aantaljonge kinderen op een kleine hoeve woonde. Man en vrouwwerkten hard, maar het zat hun niet mee in de wereld. Inte-gendeel, zij werden jaar op jaar armer.

Op een dag hadden zij nog maar één koe en om de pachtte kunnen betalen, moesten zij ook die verkopen. Dus trok deboer op de marktdag met de koe naar de stad. Onderwegdacht hij mismoedig na over zijn treurig lot. Plots kwam ereen dwergachtig mannetje naast hem lopen dat vroeg of hijdie koe ging verkopen. Op het bevestigende antwoord van deboer hernam hij: ‘Wil je haar niet aan mij verkopen?’

‘Waarom niet?’ zei het boertje. ‘Als je een goede prijs wiltbetalen tenminste.’ Maar de dwerg haalde een lege fles vanon-der zijn kleding te voorschijn: ‘Ik wil haar hier tegen ruilen.’

Natuurlijk vond de boer dit aanbod te bespottelijk om erzelfs maar over na te denken. De dwerg zei echter: ‘Je zult erverstandig aan doen om mijn bod te accepteren. Deze fles zalje geluk brengen als je haar gebruikt zoals ik je zal zeggen.Maar als je mijn aanbod afslaat, dan zul je nog armer wordendan je nu al bent. Dat verzeker ik je.’

Omdat het mannetje er uitzag als iemand die tot heel watmeer in staat was dan een gewoon mens, liet de boer zichoverhalen om het aanbod aan te nemen, waarna de kleinehem vertelde hoe de fles gebruikt moest worden.

Toen zijn vrouw hoorde hoe haar man zich had laten beet-nemen, begon ze hevig tegen hem uit te varen.

‘Bedaar vrouw! Maak maar snel de tafel leeg en schoon enleg er een wit kleed op, dan zul je zien wat er gebeurt.’ Dat

14

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 14

deed de vrouw en de boer zette zijn fles op de grond en sprak:‘Fles, fles, doe je werk!’

Meteen kwamen er twee heel kleine mannetjes uit de fleskruipen die ijverig de tafel gingen dekken met gouden bor-den, zilveren schotels met allerlei heerlijke spijzen en zilverenmessen, vorken en lepels. Toen het werk gedaan was, kropende mannetjes weer in de fles.

De boer en zijn gezin smulden van al dat lekkere eten. Naafloop van de maaltijd kwamen de mannetjes de tafel niet af-ruimen en de vrouw begreep dat zij het weer zelf zou moetendoen. Ze borg alles veilig op in de kast.

De volgende dag kregen ze weer nieuw tafelzilver en ditherhaalde zich elke dag dat de boer beval: ‘Fles, fles, doe jewerk!’ De gouden en zilveren voorwerpen verkocht hij en vande opbrengst kocht hij paarden, koeien en schapen, nieuwboerengereedschap, nieuwe kleren en ook meubels.

De nieuwe rijkdom van de boer trok al snel de aandachtvan zijn landheer. Deze kwam hem eens opzoeken en vroeg:‘Hoe komt het dat het nu zo goed met je gaat?’

‘Dat doet er niet toe, mijnheer, maar als u het lapje gronddat ik nu van u huur aan mij wilt verkopen, dan kan ik het udirect en met klinkende munt betalen.’

‘Hier schuilt iets achter,’ zei de landheer, ‘en als je me dewaarheid niet vertelt, klaag ik je aan bij de rechter en dan kanhet wel eens slecht met je aflopen.’ Dat vreesde de boer ook endus vertelde hij de waarheid, waarop de landheer zei: ‘Die flesmoet je aan mij verkopen.’

‘Ik peins er niet over,’ zei de boer.‘Dan klaag ik je aan als een tovenaar van het ergste soort en

zul je levend verbrand worden.’Dit dreigement deed de boer bedenken dat hij eigenlijk al

geld genoeg had en dus verkocht hij de toverfles aan de land-heer.

Maar vanaf dat moment zat het de boer opnieuw tegen.Hij werd van dag tot dag armer en na verloop van slechts wei-nig tijd was het weer zover dat hij nog maar één koe had, diehij ook ditmaal uit geldnood moest verkopen. Net als de vori-

15

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 15

ge keer ging hij met het beest op weg naar de stad, hopend ui-teraard dat hij de dwerg weer zou ontmoeten. En inderdaad,op dezelfde plaats verscheen de dwerg. ‘Zo, heb je weer eenkoe te koop?’

‘Ja, en als je het beest wilt meenemen voor net zo’n tover-fles, dan ben je mijn held.’

‘Dat kan,’ zei de dwerg, ‘hier is de fles. Je weet hoe je haarmoet gebruiken.’

Verheugd begaf de boer zich met de fles op de terugweg entoen hij thuiskwam, zei hij: ‘Vrouw, maak maar snel de tafelschoon en leg er een wit kleed op; we zijn weer gered.’

De vrouw maakte de tafel gereed en de man zette de fles opde grond. ‘Fles, fles, doe je werk!’

Maar... wat een ellende! Uit de fles kwamen twee grote,sterke mannen te voorschijn, allebei gewapend met een stok,die alles in de kamer kort en klein begonnen te slaan. En datniet alleen, ze ranselden ook de boer en zijn vrouw duchtig af.Nadat ze zo een poosje hadden huisgehouden, verdwenen zeweer in de fles.

Toen de boer van de ergste schrik bekomen was, dacht hij:‘Ik moet zorgen dat de landheer déze fles krijgt.’ Hij wist toe-vallig dat mijnheer een groot gezelschap van dames en herenbij zich op het slot had. Hij ging er meteen heen.

De landheer kwam hem persoonlijk te woord staan en toenhij hoorde dat de boer weer een toverfles had, liet hij hem inde feestzaal komen om aan het hele gezelschap de werkingvan de fles te laten zien. De boer zag zijn eerste fles op een kaststaan en dacht: ‘Die moet ik terug zien te krijgen!’

Op verzoek van de landheer zette hij de nieuwe fles op degrond en riep: ‘Fles, fles, doe je werk!’

Daar kwamen, tot ieders ontzetting, de twee mannen weertevoorschijn. De landheer werd het eerst afgerost en daarnakwamen de anderen aan de beurt. Er ontstond een verschrik-kelijk tumult. De landheer riep angstig: ‘Boer, zorg dat diemannen teruggaan in de fles!’

‘Goed, als ik die andere fles terug mag hebben.’‘Neem mee, neem mee!’ riep de landheer. De boer pakte de

16

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 16

eerste toverfles van de kast en liet de andere, waarin de tweemannen zich weer teruggetrokken hadden, achter.

Sinds die tijd leeft de boer met zijn vrouw en kinderen inweelde en zijn ze eindelijk gelukkig.

17

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 17

De veelgelovende koningsdochter

Er was eens een koningsdochter die alleen wilde trouwenmet een man als die haar een verhaal kon vertellen dat ze ab-soluut niet kon geloven. Degene die haar iets vertelde waaropzij kon zeggen: ‘Dat is niet waar!’ zou haar man worden en nahaar vaders dood zou hij zelfs koning van het land zijn. Maargeloofde zij het verhaal, dan werd de vrijer onthoofd.

Heel wat jongemannen hadden al een poging gewaagdomdat de prinses heel knap was. Maar wat voor onmogelijkeverhalen ze ook hadden verteld, de koningsdochter had allesgeloofd, zodat ze allemaal een kopje kleiner waren gemaakt.

Op een dag kwam er een oude soldaat in de stad die zichook aan het proefstuk wilde wagen. De prinses verheugdezich er al op dat het aantal koppen op de punten van het ijze-ren hek van het paleis met één zou worden vermeerderd. Zezei: ‘Welaan, oude soldaat, vertel...’

De man dacht niet lang na en stak van wal: ‘Tijdens een vanmijn vele verre reizen ben ik eens in de hemel geweest. Toen ikdaar alles had bekeken, wilde ik terug naar de aarde, maar ikkon de weg niet vinden. Al zoekend kwam ik bij een man diestro tot haksel maakte en ik vroeg: “Goede vriend, kun jij mede weg naar de aarde wijzen?” Hij opende een luik in de vloeren zei: “Als je daardoor afdaalt, kom je vanzelf op de aarde.”

“Ja maar, dat is wel erg diep. Als ik me zomaar laat vallendan breek ik mijn nek en mijn benen.”

Daarop wees de man mij op een grote hoop stro, zo fijn alsstof, die hij al gesneden had. “Knoop al die stukjes stro aan el-kaar,” zei hij, “dan krijg je een touw waarmee je naar benedenkunt zakken.”

18

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 18

Die raad volgde ik op, ik bond het koord aan het luik enliet me voorzichtig naar beneden zakken. Maar toen ik aanhet einde van het koord was gekomen, was ik nog bij lange naniet op de grond. Zo hing ik te spartelen tussen hemel en aar-de. Wat moest ik doen? Eerst wist ik me geen raad, maar alsnel kreeg ik een idee. Ik haalde mijn mes uit mijn zak, sneedhet koord boven mijn hoofd los en liet het bovenste eind naarbeneden vallen. Zo kon ik mij opnieuw naar beneden latenglijden tot ik weer aan het eind van het koord kwam. Maarook toen was ik nog heel ver van de grond en ik kon niet op-nieuw het touw lossnijden, omdat ik dat al een keer gedaanhad. Er was dus geen andere mogelijkheid dan maar op goedgeluk naar beneden te springen. Het was een vervaarlijk grotesprong en toen ik met de aarde in aanraking kwam, was deschok zo hevig dat ik tot aan mijn armen in de grond schoot.Daar zat ik dan, zo vast als een huis.

Lang, heel lang heb ik daar zo in de grond vastgezeten toter een vos voorbij kwam lopen, heel rustig. Ik pakte hem bijzijn staart en daar schrok hij zo van – want hij had mij niet ge-zien – dat hij een enorme sprong maakte en me zo uit degrond rukte. Maar de kracht waarmee hij zijn staart terugtrokwas zo hevig, dat ik met de vaart van een kogel van achterenzijn lichaam in schoot.’

De prinses had dit alles kalm en bedaard aangehoord en zegeloofde alles. Daarom vertelde de soldaat verder: ‘Toen ik inde buik van de vos was, liep ik een beetje rond. Zo kwam ikbij een kerk. Op de preekstoel stond een dominee te preken,zo aandoenlijk en hartroerend dat de pannen op het dak er-van ratelden...’

Toen hij zweeg, vroeg de prinses: ‘Wat preekte die domineedan?’

‘Die preekte,’ zei de soldaat, ‘die preekte dat u, de konings-dochter, een hoer was...’

‘Dat is niet waar!’ riep de prinses woedend.En zo moest ze die oude soldaat tot haar man nemen.

19

Ned. en Vl. sprookjes 10-12-2013 13:08 Pagina 19