THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan...

12
THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN UIT RIJSWIJK Dinsdag 4 september 2012 is een zonovergoten en warme dag. Ik ben op weg naar Theo van der Kooij voor een inter- view. Theo staat in Rijswijk bekend om zijn enorme ver- zameling historische foto’s en overige illustraties, zoals prentbriefkaarten. Die heeft hij in de loop der jaren opge- bouwd. Ik neem mij voor hem daarover níet te interviewen: ik wil er een apart gesprek aan wijden. Mijn tweede voorne- Een zeer recente foto uit 2012: zoon Chris, Theo en Annie genieten van een ijsje men is om niet al te uitge- te Oudewater. breid in te gaan op het werk dat hij gedaan heeft: in het Historisch Jaarboek 2011 is er een uitgebreid artikel over verschenen. Over zijn leven als geheel wil ik het hebben, van zijn wieg tot aan deze dag. Als ik aanbel, doet Annie, zijn vrouw, open. Mijn beide voornemens leg ik aan Theo voor. Hij stemt ermee in. Inmiddels voorziet Annie ons van koffie. Voor mij betekent dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus Bernardus Wilhelmus van der Kooij. Mijn opa van de Bornekant, de va- der van mijn moeder 1 , heette Theo. Ze wilden graag een Theo hebben. Bernardus en Wilhelmus komen van een oom en tante van me. Die waren mijn peter en meter.’ Wanneer en waar ben je geboren? ‘Op 27 november 1930, in Rijswijk, Tulpstraat 12. De Tulpstraat ligt op de grens met Den Haag, tegen de Broeksloot aan. We hadden een flink huis met een grote zolder. Daar konden we spelen. Mijn vader had er met hout slaapkamers gemaakt voor de meiden.’ Ook voor de jongens? ‘Dat weet ik niet zo precies meer. Ik was 4. We zijn toen verhuisd naar de Ieplaan.’ Waarom? ‘Dat waren huizen met een tuin. Een tuin van wel 20 meter.’ Je had aan de Tulpstraat geen tuin? ‘Nee, we woonden eenhoog. Beneden ons, op nummer 10, woonde de familie Hendriks. Wij woonden op 12. Als je de Blekerslaan afgaat tot aan de Tulpstraat en dan rechtsaf, om de hoek, dáár woonden we.’ Jullie hadden wel een zolder? ‘Ja, we hadden een zolder. Maar die huizen zijn gesloopt.’

Transcript of THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan...

Page 1: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN UIT RIJSWIJK

Dinsdag 4 september 2012 is een zonovergoten en warme dag. Ik ben op weg naar Theo van der Kooij voor een inter- view. Theo staat in Rijswijk bekend om zijn enorme ver- zameling historische foto’s en overige illustraties, zoals prentbriefkaarten. Die heeft hij in de loop der jaren opge- bouwd. Ik neem mij voor hem daarover níet te interviewen: ik wil er een apart gesprek aan wijden. Mijn tweede voorne-

Een zeer recente foto uit 2012: zoon Chris, Theo en Annie genieten van een ijsje men is om niet al te uitge- te Oudewater. breid in te gaan op het werk dat hij gedaan heeft: in het Historisch Jaarboek 2011 is er een uitgebreid artikel over verschenen. Over zijn leven als geheel wil ik het hebben, van zijn wieg tot aan deze dag. Als ik aanbel, doet Annie, zijn vrouw, open. Mijn beide voornemens leg ik aan Theo voor. Hij stemt ermee in. Inmiddels voorziet Annie ons van koffie. Voor mij betekent dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus Bernardus Wilhelmus van der Kooij. Mijn opa van de Bornekant, de va-der van mijn moeder 1 , heette Theo. Ze wilden graag een Theo hebben. Bernardus en Wilhelmus komen van een oom en tante van me. Die waren mijn peter en meter.’ Wanneer en waar ben je geboren? ‘Op 27 november 1930, in Rijswijk, Tulpstraat 12. De Tulpstraat ligt op de grens met Den Haag, tegen de Broeksloot aan. We hadden een flink huis met een grote zolder. Daar konden we spelen. Mijn vader had er met hout slaapkamers gemaakt voor de meiden.’ Ook voor de jongens? ‘Dat weet ik niet zo precies meer. Ik was 4. We zijn toen verhuisd naar de Ieplaan.’ Waarom? ‘Dat waren huizen met een tuin. Een tuin van wel 20 meter.’ Je had aan de Tulpstraat geen tuin? ‘Nee, we woonden eenhoog. Beneden ons, op nummer 10, woonde de familie Hendriks. Wij woonden op 12. Als je de Blekerslaan afgaat tot aan de Tulpstraat en dan rechtsaf, om de hoek, dáár woonden we.’ Jullie hadden wel een zolder? ‘Ja, we hadden een zolder. Maar die huizen zijn gesloopt.’

Page 2: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Ik wil nu naar je ouderlijk gezin. Hoe was dat samengesteld? ‘We waren met z’n zessen: drie meiden en drie jongens. Stien was de oudste. Die is pas overleden: ze is 91 geworden. Daarna kwamen Annie en Garda. Ze zijn overleden: Annie was in de 60 en Garda 80. Daarna kwam Gerard, dan ik en Chris als laatste. Gerard en Chris zijn inmiddels ook overleden. Gerard was 80 en Chris 72. Ik ben dus de enige nog.’ Wat was het beroep van je vader? ‘Hij was schipper. Maar mijn moeder zei: “Ik ga nooit met jou op een boot wonen.” Hij is toen gaan werken bij Koechlin, de meelfabriek bij de Geestbrug.Tot ie hart-

Theo en zijn broer Chris voor het huis patiënt werd. Hij kwam toen bij Kuis-Witsenburg te-

aan de Ieplaan op de trouwdag van recht. Daar vulde hij de automaten met kroketjes en zo. zijn zus Stien (Christien) en Wim Dat was net even na de oorlog. De dokter zei: “Je mag Nederpelt in 1943 helemaal niet meer werken.” Toen is hij toch nog naar de gemeente gegaan. Maar op een dag had de gemeente in de gaten, dat hij hartpatiënt was en kreeg hij ontslag. Dat was toen zo. Hij is maar 56 jaar geworden.’ ‘Mijn moeder kreeg een uitkering van ƒ18,- in de week. Dat was niet veel. Wij waren nog thuis. “Jullie kunnen je moeder wel onderhouden,” werd er gezegd door de ge-meente. Ik verdiende een tientje in de week.’ ‘Mijn moeder zei: “We moeten Theo in de gaten houden, anders gaat hij de verkeerde kant op.” Want ik heb in de hongerwinter lopen stelen als de raven, vooral eten en hout.’ Ja, dat heb ik gelezen in het Jaarboek. ‘Je mocht na achten niet meer naar buiten. Maar dat deed je toch. Je wilde aan eten komen en aan hout. Als je dan naar buiten ging, werd er wel eens een V2 afgeschoten in het Rijswijkse Bos. Héél Rijswijk was dan verlicht. Tot ie weg was, dan was het weer donker.’ Dat uit stelen gaan was niet zonder gevaar. ‘Ik zei tegen mijn vader: “Ik weet ergens in een tuin een bank te staan.” Mijn moeder zei: “Nee, niet doen.” Mijn vader vroeg: “Waar staat die bank?” “In de Olmstraat.” Er lag grint in die tuin. Dat hoor je knarsen. Ik na achten naar die tuin toe, héél zachtjes lopen, bank op mijn nek en weg wezen. Je had een poort aan de Lindelaan. Door die poort liepen we naar huis. Mijn vader deed mee.’ ‘Ik heb ook katten gegeten. Gadverdamme, een kat zul je zeggen, maar het is lekker eten. Mijn zuster woonde toen in Den Haag, in de buurt van het Westeinde, in de Van Goghstraat. Ze woonden boven. Kwam er een kat langs. Ik zeg tegen Stien: “Wat is dat?” “Die is van de buren.” Stien, Theo’s oudste zus, vlak voor

Hij liep over smalle randjes heen en als er een raam open haar overlijden op 3-6-2012 stond, ging hij naar binnen. Ik zeg: “Zal ik hem mee naar

Page 3: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

huis nemen?” Komt ie voor de tweede keer langs en ik laat hem binnen. Ik vraag aan mijn zus en zwager: “Joh, hoe krijg je dat beest dood?” Ik kan zo’n beest niet met een stuk hout of zo op zijn kop slaan. Dat kan ik gewoon niet. Hij zegt: “Dan hangen we hem toch op?” Wij naar het gangetje, de kat een touw om z’n nek en gauw de deur van de wc dicht. Even later een herrie, een herrie! Ik zeg: “Volgens mij is het touwtje gebroken.” Hij zat boven op de bak. Het was net een tijger, weet je wel, met zijn tan-den zó (Theo doet het voor).” Ik zeg: ‘Nou moeten we doorgaan.” Ik heb een stok genomen, van een oude bezem, en heb hem een klap gegeven. Toen viel die. Hebben we hem weer opgehangen en toen was ie dood.’ Deed je de deur dicht omdat je het gespartel niet kon aanzien? ‘Nee, als je de deur niet dicht doet, dan vlucht ie toch? Ik had een fiets zonder banden, net een pantserauto. Heb ik de jute zak met die kat erin achterop gedaan. Kom ik thuis aan de Ieplaan en zeg ik: “Pa, ik heb wat.” “Wat dan?” “Een kat.” “Een kat? Hoe kom je daar nou bij?” “Je hebt toch honger?” “Ja, dat wel.” We hebben hem mee naar de schuur genomen. Heeft mijn vader hem gevild, net zoals een konijn. Toen zei hij: “Moet je luisteren, je moet er niet over praten.” ‘Een kat houdt zijn poten gestrekt (Theo steekt zijn armen naar voren) en als je een konijn slacht zie je aan zijn poten dat het een konijn is (Theo trekt zijn armen in). Ze kwamen later aan de deur bellen: “Moet u een konijn kopen, meneer?” Ik zeg: “Laat eens kijken? O, het is een kat!”

Theo, ik wil even een ander onderwerp aansnijden: jouw moeder, heeft die alleen het huishouden gedaan? ‘Mijn moeder was vroeg weduwe. Ze had zo weinig steun, dat ze moest gaan werken. Ze deed het huis-houden bij mensen in Voorburg en aan de Lijsterbes- laan hier in Rijswijk. Daar ging ze een paar uur hel- pen. Ze kreeg er een knaak voor.’

Anna van der Kooij-Van den Born, de Hoe was de band met je vader en moeder? moeder van Theo, geboren in 1896 ‘Nou, goed .....’ Je hebt een goede jeugd gehad? ‘Ja, natuurlijk! Daar hebben we wel voor gezorgd.’ Hoe doe je dat? ‘Nou, ik was de enige van de broers die in de oorlog wat kon doen. Mijn oudste broer moest naar de arbeidsdienst. De jongste was nog te jong. We schelen zo’n vier jaar. Ik was een jaar of 14, dus dan ga je op roof uit. Heb je het gelezen van die biggetjes? Dat heb ik ook nog gedaan. Op de Kleiweg was dat. Daar had je een hok met biggen. Ik zeg tegen mijn vader: “Hoe maak je zo’n beest dood?” Zegt mijn moeder: “Nee, niet doen.” Mijn vader zegt: “Ga mee naar de schuur.” Daar had ie een afgebroken spit-schop. Er zat nog een stuk ijzer aan. “Als je hem daar een klap mee op zijn kop geeft, is ie dood.” Ik zeg: “Dan ga ik toch?” Na achten natuurlijk. Het was stikdonker. Bui-ten zag je nog geen meter ver. Je hoorde wel, dat er iemand aan kwam fietsen. Je wist niet of het een Duitser was of een politieman. Dus ging je liggen tot het geluid voorbij was. Dan ging je weer verder. Kwam ik bij die biggen. Die zaten allemaal in het hok, met die oude big erbij. Dus ik neem een steen en gooi die in het hok. Een herrie, zeg, een herrie, schreeuwen! Ik denk: “O, dat gaat niet goed.” Ik pak nog een steen en die

Page 4: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

wil ik in het hok gooien. Ineens hoor ik: “Handen omhoog!” Ik denk: “O, de Duitsers. Nou schieten ze me dood!” Die vent had een zaklantaarn. Hij scheen in mijn gezicht. Ik zeg: “Eerst die lantaarn uit.” Hij zegt: “Wie ben je? Wat doe je hier? Ben je aan het stelen?” “Nee, meneer, hout, ik haal hout voor mijn ouders, die hebben hongeroe-deem.” Hoor ik iemand zeggen: “Wat is er?” “We hebben hier een jonge jongen en die komt hout stelen, of varkens.” “Nee, meneer, echt niet.” Had ik nou maar ‘ja’ ge-zegd. Hij komt bij me en zegt: “Je naam. Waar kom je vandaan?” “Meneer, ik woon op Rijswijk, aan de Ieplaan. Mijn vader en moeder hebben hongeroedeem.” Afijn, een heel verhaal. Hij zegt: “Nou, ik zal je hout geven, zoveel als je kan dragen. Dan ga je de Kleiweg af, blijf midden op de weg lopen, tot de Kerklaan, waar iemand op de hoek staat.” Die jongens haalden hout. Ze hadden allemaal wapens bij zich. Dat zag ik. Een geweer of een pistool. Ze hadden een gabardine jas aan. Hij zegt: “Je loopt de Kerklaan af tot je huis. Je kijkt niet links, je kijkt niet rechts.” Ik zeg: “Nee, meneer.” Je wordt dan heel beleefd. Hij zegt: “Als je dat niet doet, komen we vanavond je ou-ders doodschieten.” “Ja meneer.” Hij zegt: “Je gaat naar huis en doet verder niks.” Dus ik kwam achterom, de poort door, zie ik mijn moeder en m’n zus achter het gor-dijn kijken waar Theo toch bleef. Ja, die zaten te bidden tot de heilige Antonius, dat ze mij niet dood zouden schieten. Toen zeiden ze: “Daar komt Theo.” Mijn vader zei: “Heb je een varkentje?” Hij had honger. Ik zeg: “Nee, maar ik heb wat anders mee-gemaakt.” Zo en zo. “Je hebt je naam toch niet genoemd?” “Ja.” “O,” zegt mijn moe-der, “dan komen ze ons halen vanavond. Laten we maar naar bed gaan. We zien wel. Dus wij naar bed. ’s Ochtends werd ik wakker: we waren nog niet opgehaald. Ik zeg: “We leven nog. Ik ga weer op hongertocht.” Dus ik weer naar die boeren en tuinders voor eten.’ Heeft het je niet afgeschrikt? ‘Nee, ik ben weer naar die boerderij gegaan. Daar stonden allemaal Duitsers met zij-spanmotors. Ik zeg: “Wat is hier gebeurd?” Iemand zei: “De Duitsers hadden hier varkens zitten. Die zijn gestolen vannacht. Ik denk: “Nou heerlijk!” Ik had niks, maar het was fijn, dat de ondergrondse ze had. Ik denk: “Als die Duitsers weten wat ik weet, dan word ik verhoord. Dan nemen ze mij mee. Dus zei ik lekker niks. Ik vond het wel goed zo. Ik heb nooit geweten wie die verzetsgroep was.’ Je weet zeker dat het een verzetsgroep was? ‘Omdat ze een gabardine jas droegen en wapens bij zich hadden. Om de 20 meter stond er zo’n gozer met een geweer. Ik heb na de oorlog in de krant geschreven: “Wil-len jullie je melden?” Dat hebben ze nooit gedaan.’ Ik ga naar het ouderlijk gezin van jullie. Wat voor gezamenlijke activiteiten onderna-men jullie zoal? ‘We zaten op de voetbal. Mijn vader was scheidsrechter en wij voetbalden. Dat was bij KRVC, nú Vredenburch. Maar dat mocht niet meer van die Duitsers. Toen hebben ze van de kerk uit de St.-Jansknapen opgericht. Dat deed Wout Suiker. Daar heb ik een foto van. We moesten zó groeten (Theo drukt z’n rechterarm tegen zijn borst aan).’ Wat deden jullie dan bij de St.-Jansknapen? ‘Allerlei dingen: het bos in, wandelen ..... In Pax Intrantibus gingen we kaarten of bil-jarten. Maar dat mocht toen ook niet meer van de Duitsers. Je moest naar de Hitler-jeugd gaan. Nou, ik was liever doodgegaan dan naar de Hitlerjeugd. Als ik nú nog een kerel zie die bij de NSB was, zal ik hem géén gedag zeggen. Nooit.’

Page 5: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Die bij de NSB was? ‘Nee, bij de Hitlerjeugd. Die deden wel ‘heil’ en die leerden soldaat spelen. We heb-ben pas iemand bij de HVR gehad (Theo bedoelt een inleider die een boek geschreven heeft over zijn ‘foute’

vader), die z’n vader zat erbij. Hij woonde aan de Ottoburgstraat. Ik woonde later ook in de Ottoburgstraat op nummer 11. Die man op 20 of 22. Hij vertelde daarover en zat te huilen. “Sorry hoor,” zegt hij, “ik moet even uithuilen.” Hij zegt: “Mijn vader ging weg en hij kwam terug in een zwart uniform. Hij was dus in Duitse dienst.” Maar de inleider had er part noch deel aan? ‘Hij niet, zijn moeder ook niet: die had Joden in huis. Dus die heeft die vent, zijn va-der, het huis uit geschopt. Hij zegt: “Na de oorlog heb ik uitgezocht waar mijn vader was.” Die zat in de Harskamp. Daar zat ie opgesloten. Hij zegt: “Ik ben er heen ge-gaan en zag mijn vader wel marcheren daar.” Nou, hij heeft geen contact met hem kunnen krijgen. Zijn vader heeft twee jaar gevangenisstraf gehad. Daarna is hij uit beeld verdwenen. Ik heb er een boekje van. Hij heeft dat over zijn vader geschreven.’ Zullen we daar na het interview naar kijken? Ik wil terug naar jullie gezin. Hebben jullie nog andere dingen gezamenlijk gedaan? ‘Ik was toen bevriend met een jongen van de Kruisvaarders, waar die V2 viel. Aad van Duffelen heette die. Ik ben hem kwijtgeraakt, want zijn ouders gingen emigreren. Ik heb nooit meer iets van hem vernomen. Maar de overste van de Kruisvaarders zei: “Theo, kom even op mijn kantoor.” Hij zegt: “Je mag Aad een hele week niet zien.” “Hoezo niet?” “Hij heeft straf: hij mag niet naar buiten.” “Als het zo is, dan is het zo. Klaar.” En toen viel in die week nét die V2 op het tehuis. Dus ik had eigenlijk ook dood kunnen zijn.’ En Aad? ‘Nee, die was niet dood. Hij werd niet geraakt. In de Ottoburgstraat kwam hij mij nog opzoeken. Hij zei: “Mijn ouders gaan emigreren en ik moet mee.” Dan kun je dat wel uit gaan zoeken, hoe of wat .....’ Ik ga nu naar iets heel anders: je opleiding. Je hebt natuurlijk lager school gehad. ‘Ja, maar heel anders dan je denkt. De Duitsers hadden de school bezet, de Bonifati-usschool. Daarnaast had je Pax Intrantibus. Daar stond een rood kruis op het dak. Dat kon eventueel als hospitaal gebruikt worden. En toen gingen wij naar school in Spoorwijk, de Jeroenschool. Ik heb er foto’s van. Ik denk, dat ie nu gesloopt is.’ Wat heb je na de lagere school gedaan? ‘Nou, ik hoorde mijn vader zeggen: “We moeten met Theo wat doen, want die jongen loopt de hele tijd te roven en te stelen. Ik weet wat.” Mijn moeder zegt: “Wat dan?” Mijn vader zegt: “Ik zoek wel wat.” Zegt ie ineens: “Je moet maandag naar een tuin-der op de Kleiweg.” Dat was zo’n beetje bij waar nu ‘de Bogaard’ is, aan de overkant van de weg. Eerst kwam ik bij Nico en Wim Enthoven, daarna bij Koos van der Kleij. Die was niet aardig. Hij had een motortje, een Olympiade. Hij zegt: “Theo, je moet schoffelen.” Je moet dit en je moet dat. Dan pakte hij zijn motor en ging weg. ’s Avonds tegen vieren kwam hij terug. Hij zei: “Godver, is dat alles wat je gedaan hebt?” Een echte Heulenaar. Je moest er schoffelen, tomaten plukken ..... Zeiden die tuinders er omheen: “Joh, kom hier werken. Ik geef je meer geld.” ‘Bij Koos van der Kleij gingen de aardappels uitlopen. Zegt zijn vrouw: “Kun je Theo niet sturen? Dan kan hij de spruiten van de aardappelen af halen.” Dat deed ik dan.

Page 6: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Keek ik door het raampje van de schuur naar buiten, zag ik jongens op straat lopen. Die werkten bij de post. Dus ik pakte een aardappel en gooide die naar buiten toe, in hun richting. Zij had het in de gaten, de vrouw van Koos. Ze kwam naar me toe en zegt: “Aardappelen naar buiten gooien, ben jij nou gek!” Ik zeg: “Joh, het is een gein-tje.” “Niet meer doen.” Toen zeiden Herman Michels en Kees Bijleveld: “Bij de post vragen ze telegrambestellers. Is dat niks voor jou?” Dat staat in het boekje.’ Theo, dat staat inderdaad in jouw artikel. Ik wil het er maar kort over hebben. Je bent bij de PTT dus eerst telegrambesteller geworden? ‘Ik kwam op het postkantoor. Daar zaten ze te gillen om personeel. Toen zei die be-heerder, ’t was geen directeur maar beheerder: “Wil jij telegrammen bezorgen?” “Dat wil ik wel.” Het leek me wel leuk om door het dorp te fietsen. Hij zegt: “Weet je wat? Ga eens tegen de muur staan.” Ze namen mij de maat. Toen belden ze de direc-teur in Den Haag: “We hebben hier een jongen die telegrambesteller wil worden. We willen hem graag hebben, maar er is één ding: hij is maar 1,55.” Voor militaire dienst moest je 1,58 zijn. Zegt die directeur: “Nou, voor hij met pensioen gaat, is ie wel ge-groeid.” Dat kun je lezen in het Jaarboek. Ik wil iets over je beleving van dat werk weten. Wat was je spannendste telegram? ‘Ik kwam op Ypenburg, het militaire kamp aan de Brasserskade, Overvoorde , de Voorde, al die buitenplaatsen. Mijn moeder zei wel eens: “Joh, waar ben je geweest?” Ik zei: “O, bij die en die.” “O, daar woont jonkheer die en die.” Dan zei mijn vader: “Vroeger, toen ik nog een jongen was, droegen we een petje. Als de jonkheer dan met zijn koets door de Herenstraat kwam, moest je je petje afnemen en buigen.” Kun je je een telegram herinneren waarvan je zegt: “Wow, goed dat ik dat bezorgd heb!” ‘In de Schoolstraat, naast Ouwehand, had je een hofje. Daar kwam ik met een tele-gram. Een heel oud vrouwtje doet open. “Wat is dat bode?” Ik zeg: “Ik heb een tele-gram voor u.” “Zou je het voor willen lezen, want ik kan niet lezen en schrijven?” Dat had je toen, he. Dus ik maak het telegram open en vertel, dat er een of ander familie-lid dood was. Gaat dat mens huilen, zeg, hangt ze om m’n nek ..... Ik zeg: “U weet het nu.” Zij zegt: “Zou je even terug willen schrijven?” Ik moest dus een briefje schrij-ven, dat ze het ontvangen had. Dat zou ze opsturen. Die dingen maakte je dus ook mee.’ Je had de functie ‘jongeling’. In jouw artikel wordt het niet uitgelegd. Wat hield het in? ‘De post zei tegen jongere mensen ‘jongeling’. Als je bij een bakker ging werken, was je ‘knecht’. De post noemde dat ‘jongeling’. Het was het minste wat er was, met het laagste salaris. Maar elke keer als je jarig was, kreeg je meer geld.’ Theo, ik ga nu naar je militaire dienst. Was je gegroeid tot 1,58 toen je in dienst ging? ‘Dat weet ik niet meer. Ik werd opgeroepen. Ik moest me melden in Arnhem, aan het station. Kom ik daar, staan er allemaal militaire voertuigen. Dat vond ik natuurlijk wel interessant. Ik moest alles laten zien, de brief, het telegram ..... Wordt er gezegd: “Stap maar in díe auto.” Gingen we even later naar de Menno van Koehoornkazerne.

Page 7: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Daar heb ik mijn opleiding als militair gehad. En ik ben er ook begonnen met auto te leren rijden.’

Dat gold alleen voor personenauto’s? ‘Ja, maar de post was er wel gemakkelijk mee. Twee jaar later wilden ze, dat ik bussen ging lichten. Ze hadden chauffeurs nodig. Later ben ik mijn groot rijbewijs gaan halen. Dat heb ik gedaan, op Scheveningen, bij de RAC (Rijks

Automobiel Centrale, red.).’ Ik wil even terug naar je militaire dienst. Hoe lang heb je dat gedaan? ‘Zestien maanden maar. Ik had graag beroeps willen worden ..... (Theo gebaart, dat hij daarvoor te kort was).’ Je bent ook ingezet bij de watersnoodramp van 1953, heb ik

Theo in militair uniform gelezen. Je hebt er verschrikkelijke dingen gezien. ‘Mijn diensttijd zat er op. Maar toen kwam die watersnood-ramp begin februari. We waren er hard nodig. Ik mocht pas in maart naar huis.’ Je hebt lijken moeten bergen. Heb je er geen nachtmerries over gehad? ‘Je went aan lijken, joh. Ik heb zelfs nog op een lijk zitten eten. Je kreeg eten van de militairen en dan ging je maar zitten waarvan je dacht: “Hier kan ik zitten.” Even later waren we aan het ruimen, toen lag er een lijk onder.’ Je wist het niet? ‘Het lijk niet en ik ook niet (Theo

gniffelt).’ Collega-militairen en Theo vullen en plaatsen zandzakken in St.- Annaland in februari 1953 Geschrokken? ‘Je wordt zo hard, joh.’ Waardoor ben je zo hard geworden? Door de oorlog? ‘Ik was zo. M’n broer niet. Ik was de enige die zo was. Mijn vader zei altijd: “Theo, ga je mee?” Ik ging altijd met mijn vader mee. Ik durfde alles.’ Ik ga nu naar die grote-kantorenritten van je. Wat hield dat precies in? ‘Dat waren kantoren in Den Haag, Voorburg. Dan moest je de post ophalen, zakken post. Ze wisten dat je kwam, dus stonden er al zes zakken bij de deur. Die bracht ik naar het postkantoor aan de Waldorpstraat. Je had een paternosterlift, daar gooide je de zakken in en die gingen dan naar de 7e. Daar werden ze gestort.’

Page 8: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Eén ding begrijp ik niet. Je was telegrambesteller in Rijswijk en nu hoor ik je over de Waldorpstraat. ‘Nou, de beheerder zei tegen mij: “Theo, ze willen in Den Haag chauffeurs hebben. Ze komen mensen te kort.” “Moet je mij hebben dan?” “Nee, we moeten die andere jongen hebben.” Die jongen zegt: “Als ik naar Den Haag moet, neem ik ontslag.” Ik zeg: “Ik blijf ook liever op Rijswijk.” De beheerder zegt tegen mij: “Ga nou maar. Je krijgt er geen spijt van. Als je eenmaal in Den Haag gewend bent, wil je niet meer terug.” Waarom wilde je in Rijswijk blijven? ‘Ja, ik ben er geboren en getogen.’ Durfde je niet over de grens te kijken? ‘Ja, natuurlijk. Het hoofdkantoor in Den Haag had je aan de Prinsestraat. Daar moest je geld brengen. Dan zeiden ze: “Hier heb je een transportfiets en een bak geld. Breng die naar de Prinsestraat.” Hoe zat het met de beveiliging? ‘Nou, dat wist ik niet. Maar als ik bij de Broeksloot kwam of bij de Laakbrug, stond er een agent. En op het Rijswijkseplein stond wéér een agent.’ Die hielden het in de gaten? ‘Ik denk het. Ik heb het nooit gevraagd.’ Je hebt ook geld vervoerd in een auto met een plofkoffer. ‘Dat was het geldtransport. Maar ze vroegen aan mij: “Wil je naar het Binnenhof?” Ik zeg: “Nou, waarom? Ik rijd liever in de stad.” “Ja, maar de jongens die er nu komen, hebben een te grote bek. Ze hebben nette mensen nodig.” De directeur zegt: “Jij bent er een. Ik wil, dat je naar het Binnenhof gaat. Probeer het nou maar.” Dus ik kwam op het Binnenhof. Daar zag je al die ministers, maar ook boer Koekoek. Ik ging er een keer koffie drinken en toen kwam hij bij mij zitten. Ik zeg: “O, wacht even, ik zag je gisteravond op de televisie, maar ik ben het er helemaal niet mee eens.” Hij zegt: “Maar je ziet het verkeerd. Je moet het zien als een groot gezin. Jij krijgt zoveel geld, jij zoveel en dáár moet je het mee doen dit jaar.” Ik zeg: “Maar als het op is, wat dan? Ik moet dan toch weer geld hebben?” Zo praatten we dan met elkaar.’ Heb je ook andere politici gesproken? ‘Ja, ik heb een heleboel van die gasten gesproken. Er was een lange gang en daar had de kamer van de VVD. De deur stond vaak open, dan keek ik naar binnen, zwaaide en zij zwaaiden terug, weet je wel. Dat ging bij al die partijen zo.’ Wat was nou die plofkoffer? ‘Later, toen die overvallen kwamen, kon je zomaar een overval krijgen, midden op straat. Dan sloegen ze je autoruit in en met een wapen in hun hand pakten ze je koffer af. Toen zijn ze plofkoffers gaan maken. Als die lui dan met een schroevendraaier de koffer open willen doen, dan klapt die en krijgt het geld meteen een andere kleur, blauw of rood. Je kunt het dan niet meer gebruiken, dat geld. Maar ja, wij ook niet. Dan moest ik naar de Heulstraat, naar de Nederlandse Bank, om het geld te ruilen. Maar ja, die werden het ook zat: “Blijven jullie zo?”

Page 9: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Hebben ze je wel eens overvallen? ‘Ik zat een keer in de hoek van Boskoop en Waddinxveen – het geldtransport ging door héél Zuid-Holland, weet je wel – en ik kom terug naar de auto. Normaal heb je hier een pad, hier water en hier polderland (Theo ‘tekent’ de situatie met zijn vingers op tafel). Ik ga rijden (Theo gebruikt mijn voicerecorder om het rijden van zijn geldtransportauto uit te beelden. Excuses voor het gekraak!), maar die auto ook. Ik denk: “Dat is foute boel.” De maat die bij me zat, zei: “Wat doe je nou?” Ik zeg: “Doorrijden. Doorrijden.” “Je kan die lui toch niet dood rijden?” Ik zeg: “Waarom niet?” Daar was ik makkelijk in, hoor. Maar die gasten zagen het en reden hard achteruit het pad weer in. Dus op zó’n stukje na (Theo gebaart), bij de sloot, kon ik er langs. Toen ik een sein kreeg, heb ik goed zitten praten in de radio. Ik zeg tegen mijn chef: “Zo en zo is het gegaan.” Hij zegt: “Heb je het nummer kunnen op-nemen?” Ik zeg: “Nee, hij stond dwars.” “Nou,” zegt ie, “je bent er goed vanaf geko-men. O.K., rijden maar weer.” Kom ik erachter, dat die rechercheur naar huis had ge-beld. Annie schrok. Ze zei: “Is mijn man wat overkomen?” “Nee, je man zit goed, maar ik wil hem even spreken.” Ik kwam thuis en moest dus meteen die rechercheur bellen. Ik zeg: “Ik was de chauffeur van die geldwagen.” “O,” zegt ie, “mag ik eens vragen: had jij doorgereden?” “Ja.” “Dan had ik jou moeten arresteren.” Ik zeg: “Je arresteert maar een end weg. Maar ik laat niet mijn geld afpakken. Ze blijven er met hun poten vanaf. Ik ben er verantwoordelijk voor.” Had je toen al een plofkoffer? ‘Nee, die zijn erna gekomen. Ik zat in Benthuizen. De ene dag was je chauffeur, de andere dag begeleider. Dus ik pak die koffer, stap de auto uit en ga naar die winkel toe. Was ik onderweg, zegt die koffer “Pang!” Die klapte spontaan. Dus ik bel de chef op. Dat was niet zo’n gemakkelijke gozer. Hij zegt: “Heb je zitten ditten, zitten dat-ten, heb je zitten knoeien?” “Man, ik heb niks. Ik stap die auto uit, klapt die koffer, zomaar!” Al het geld was blauw, zeg maar groen of ..... je had er niets meer aan.’ We laten dit lekker even liggen, Theo. Heb je nog tijd gehad voor andere functies naast je werk bij de PTT? ‘Voetballen. Dat deden we met het postelftal. Dat hadden we opgericht met de chauf-feurs van de auto’s. We voetbalden op Scheveningen of op het oude VUC-terrein. Ik speelde mee of was scheidsrechter.’ Nu ga ik op iets heel anders over: hoe heb je Annie leren kennen? ‘In Pax. Wij stonden vroeger bij Kuijs Witsenburg. Daar kwam de zogenaamde oude jeugd bij elkaar. Dan gingen de jongens lopen naar het Rembrandttheater en dan lie-pen we weer terug. Dat deden we vier keer op een avond.’ Vier keer? ‘Je moet toch wat? Vroeger stonden er oude mannetjes. Later stond de jeugd er. Zo maar een beetje kletsen en naar het verkeer kijken.’ En toen kwam Annie voorbij? ‘Nee, nee. Annie speelde mandoline. Ik was toen telegrambesteller bij de post. Ze zat bij een muziekclub. Als we bij Pax wat hadden, dan gingen we er heen en dan speel-den zij. Ik zag haar dan staan, dat blonde grietje, en ik dacht: “He, lekker grietje is dat.” Toen kwam ze toevallig naar me toe met loten: “Wil je lootjes kopen van me?” “Ja hoor.” Ze zegt: “Ik heb zoveel geld in het zakje. Daar kunnen we mooi van uit.” Ik zeg: “O.K. Morgen of vanavond?” Ze vond het goed. Maar ik moest het wél aan

Page 10: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

haar moeder vragen. Die zat ook in de zaal. Ze vond het goed. We zijn toen naar de film gegaan. ’s Avonds bracht ik Annie thuis en ben mee naar binnen gegaan. Ik ben er nooit meer uitgegaan.’ Heb je tijdens de film elkaar hand vastgehouden? ‘Dat weet ik niet meer. Ik woonde aan de Ieplaan, bij de hoek met de Kerklaan. Daar had je een boekwinkel, ‘Elk wat wils’ heette die. De broer van Annie had een meisje en dat woonde in de Abeelstraat. Als hij dat meisje ging weg- brengen, ging Annie met Frans mee. Dan kon ze ook nog

Annie toen ze 75 werd een stukje met mij meelopen, tot aan die boekwinkel. Daar gaf ik Annie voor het eerst een kus. Maar ik vroeg haar éérst of het mocht. Annie vond dat erg netjes van me. Ik zal dat niet vergeten: 6 april 1950.’ En toen? ‘Sparen, sparen, sparen! En hard werken. Want mijn ouders zeiden: “Joh, je moet dit kopen, handdoeken kopen, theedoeken kopen, alles moet je kopen.” Op de Haagse markt zat een Chinese man met heel mooi goed. Daar kochten we onze spullen.’ In welk jaar zijn jullie getrouwd? ‘In ’55. We wilden gauw samen. Maar er waren geen woningen. We hebben twee jaar ingewoond, aan de Ottoburgstraat. Daar was een bovenetage vrij. Die hebben we ge-huurd. Toen zijn we naar hier gekomen. Toen we de sleutel kregen, was Annie op het allerlaatst van onze oudste zoon, Chris. ’s Middags kregen we de sleutel, ’s nachts is Chris geboren, dus nog aan de Ottoburgstraat. Toen hij tien dagen was, zijn we hier in getrokken.’ Vertel eens de andere kinderen? ‘Ik vertelde al over Chris. Die is in ’57 geboren. Daarna komt Hans, geboren in okto-ber 1958 en Theo in december 1959.’ In het voorgesprek hoorde ik, dat jullie ook drie achterkleinkinderen hebben. ‘Ja, drie meiden: Leonie en Seline zijn de dochters van Hanneke en Sander. Hanneke is de dochter van Chris. Zoë is de dochter van Mathijs en Tatiana. Mathijs is de zoon van Chris en Petra.’ Theo, Annie en hun achterkleinkind Seline op de 80e Je bent zelf katholiek opgevoed. En je verjaardag van Theo in restaurant ‘Voorbij Verlaan’ kinderen? (Herenstraat Rijswijk) op 27 november 2010

‘We hebben onze kinderen gewoon katholiek opgevoed. Ze hebben hun communie gedaan en zijn gevormd.’

Page 11: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

Misschien een heel rare vraag: geloof je in een hiernamaals ‘Ik wel (Annie zegt: “Ik twijfel.”). Je lacht er misschien om, maar we houden al 50 jaar het graf van mijn ouders bij. Vorig jaar november zitten we bij dat graf te werken, er staat een conifeer en ik hoor iemand lopen achter die conifeer. Aan de voetstappen hoorde ik, dat het een vrouw was. Ik zeg: “Mevrouw, de ingang is tegenwoordig dáár, niet meer waar u binnenkomt.” “Ja,” zegt ze, “ik zoek het graf van de familie Van der Kooij.” Ik zeg: “Dan moet u hier wezen. Dat zijn wij.” Zegt ze: “Ik ben gestuurd door je moeder.” Ik zeg: “Die is al lang dood. Wat is er dan?” Toen kwam ze bij me en ik praatte verder met haar. Toen zeg ik: “Ik ben ook al 80 zowat. Dan ga ik ook gauw dood.” “Mag ik eens in uw ogen kijken?” Ze kijkt in mijn ogen en zegt: “Jij leeft voorlopig nog.” Toen keek ze naar de ogen van Annie. Ze zegt: “Jij kijkt vrolijk, maar hij kijkt somber.” We liepen toen op het kerkhof even heen en weer. Toen zegt ze: “Ik kom je bedanken namens je moeder, omdat je dat graf al 50 jaar bijhoudt.” En ze zegt: “Mag ik je namens je moeder ook een knuffel geven?” Ze komt om me heen en we zoenden elkaar. Ze zei ook nog: “Morgen moet je een bloemetje halen en twee gebakjes voor bij de koffie, want het is feest.” Die dag zou mijn moeder jarig zijn. Ze zegt: “Ik heet Jeannette.” Ik zeg: “Hoe nog meer?” “Dat zeg ik niet: ik ben Jeannette.” We liepen naar de auto terug, Annie doet wat spullen in de auto en ineens is ze weg. Opgelost! Ik zeg maar ‘engel’ tegenwoordig.’ Jij gelooft in engelen? ‘Ja, waarom niet?’ Hoe stel jij je dat voor, na de dood? ‘Wat ik wel raar vind: de wereld bestaat al zó lang. En er zijn al miljoenen mensen dood. Waar laten we die allemaal? Ga je boven in de hemel met miljoenen mensen zitten? Mijn moeder zei altijd, die was net als ik: “Je doet je jasje uit.” Je ziel gaat naar boven. De rest wordt begraven of gecremeerd. Maar wat doe je daarboven alle-maal? Dat zal je wel zien als het zover is. Misschien krijg je wel ruzie in de hemel, als je een vent tegenkomt die bijvoorbeeld jouw vrouw verkracht heeft? Zulke dingen, he. En als je nou vier keer getrouwd geweest bent, dan zie je vier keer je andere man?’ Zullen we weer verder gaan met je verbondenheid met Rijswijk? ‘Ik ben een geboren en getogen Rijswijker. En dat blíjf ik! Het hele dorp vind ik fijn, het leven hier. Als ik op zaterdag op de markt loop, kom ik een heleboel mensen te-gen. Theo? Theo? Ik blijf maar kletsen. Je had er van die oude dingen. Bijvoorbeeld Klumper, die had een smederij, waar hij paarden besloeg. De eerste schilderijtjes daarvan heb ik. Als ik tegen het Tollenshuis (museum, red.) zeg: “Wilt u het hebben?”, dan zegt de historische vereniging: “Nee joh, wacht even totdat het deel van ons klaar is (het RHI in het vernieuwde Museum Rijswijk, red.).” Je bent ook lid van de HVR. Hoe lang al? ‘Ik ben ook nog lid geweest van ..... hoe heet het ook al weer? ..... we gingen elke maand met de bus ergens naar toe, naar een kasteel, naar dit en naar dat. Als ze in Utrecht een mooi kasteel hadden, gingen we dat bekijken.’ Zou dat Heemschut kunnen zijn? ‘Ja, dat is het! Toen ze niet meer bestonden, ben ik naar de historische vereniging ge-gaan. Er zat een meneer bij uit de Molenlaan, Robben. Die was voorzitter.’

Page 12: THEO VAN DER KOOIJ: FANTASTISCHE VERHALEN …...2012/10/15  · dat energie: het interview kan beginnen. Theo, ik begin altijd met de personalia. Hoe luiden jouw namen voluit? ‘Theodorus

‘Die kleine schilderijtjes daar aan de muur (Theo wijst) zijn van een schilder, die etste en tekende. Hij belde me. Hij zegt: “Ik heb wel 40 afbeeldingen van Rijswijk. Wil jij die?” “Graag!” Toen dacht ik later: “Wat moet ik ermee?” Ik heb er een paar opge-hangen. De rest is naar het Tollenshuis gegaan. Toen was meneer Suiker er nog. Die zegt: “Joh Theo, wat fijn, je mag voortaan voor niks naar binnen.” Vandaag de dag moet ik nóg betalen.’ Ik heb gezien, dat je een artikel hebt geschreven over de familie Trompert. Wat had je met die familie? ‘Die kende ik goed. Theo Trompert woonde hier aan de Colijnlaan. Hij vroeg altijd: “Theo, kom je even boven?” Dan had ie weer een verhaal. En als ik Theo op straat tegen kwam, ging het altijd over Rijswijk. Hij wilde weten wat hier allemaal was ge-weest, bijvoorbeeld de smederij van Kort. Daar heb ik over geschreven. En over de Rijswijkse Groente- en Fruitveiling Sammersbrug. Bij de Strijp was dat. Daar heb ik een heleboel van, ook foto’s.Willem van der Ende vroeg een keer: “Heb je iets over die veiling?” “Ja, meer dan genoeg.” Hij zegt: “Maak er een stukje van.” Dat werd dus een boekje. Het was de gewoonte om een exemplaar te schenken. Ik heb mijn boekje aan Van Stekelenburg geschonken. Die man was 100. Hij woonde vlak bij de veiling.’ Theo, ik heb nog twéé vragen: jullie volkstuintje bij Lommerrijck aan het jaagpad. Hebben jullie dat nog? ‘We hebben er 30 jaar gezeten. Januari vorig jaar hebben we het afgezegd. Spitten gaat niet meer. We hadden er ook een huisje. Vanaf mijn pensioen zat ik er elke dag. Maar nu is het over.’ Heb je nog ándere hobby’s? ‘Ajax! In mijn jonge jaren kwam ik in het Zuiderpark. Toen hebben ze een keer heel mijn auto vernield, spiegels gebroken. Sinds die tijd ga ik nooit meer naar ADO.’ ‘We hebben vroeger veel gevoetbald: mijn vader was scheidsrechter, mijn broer voet-balde, ik voetbalde. De jongens hebben gevoetbald. We hebben 25 jaar in de kantine gestaan bij Vredenburch.’ Het is 12.00 uur. Theo laat een bundel verhalen zien die hij zelf geschreven heeft over allerlei historische onderwerpen met betrekking tot Rijswijk. Ze zijn nog op een schrijfmachine getypt. Ik blader het bundeltje door en neem mij voor ze in rustiger tijden te lezen. “Nu niet, Theo, maar van de winter heb ik alle tijd.” Ik spreek af, dat ik het interview uittik en dan door Theo en zijn oudste zoon, Chris, laat becommentariëren. We nemen afscheid en ik laat de weldadige warmte van deze septemberdag over mij heen komen. 1 De meisjesnaam van Theo’s moeder was dus Van den Born.