FAMILY DE HEIJ

31
Dat ben ik (1959) in de Bloemenbuurt van Ede (de trommel was een verjaardagscadeau van Jan Veerman uit Utrecht, een neef van mijn moeder die een handel in muziekinstrumenten dreef en ze tevens repareerde). Achteraf denk ik dat ik de hele buurt gek gemaakt moet hebben. FAMILIE KRONIEK CORNELIS KEES DE HEIJ

description

Genealogy of the Dutch family De Heij from 1533 until nowadays. 60 pages with many pictures.

Transcript of FAMILY DE HEIJ

Page 1: FAMILY DE HEIJ

Dat ben ik (1959) in de Bloemenbuurt van Ede(de trommel was een verjaardagscadeau van Jan Veerman

uit Utrecht, een neef van mijn moeder die een handel in muziekinstrumenten dreef en ze tevens repareerde).

Achteraf denk ik dat ik de hele buurt gek gemaakt moet hebben.

FAMILIEKRONIEKCORNELISKEESDE HEIJ

Page 2: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3

Inleiding

Binnen afzienbare tijd hoop ik mijn 63e levensjaar tebereiken. Je bent dan een ‘kind van een dag’ gewordenen dan wordt het tijd dingen af te ronden. Mijn heleleven ben ik geïnteresseerd geweest in geschiedenis, inhet bijzonder in die van mijn familie. In de loop derjaren heb ik veel informatie daarover verzameld.Prachtige oude foto’s in albums, maar bovenal defamilieverhalen die ik in al die jaren heb gehoord en inmijn hoofd zitten. Het zou toch jammer zijn als dat opeen dag allemaal verloren raakt. Het begon toen ik midden jaren 70 in contact kwammet een Amerikaan: Edward John Leijenaar uit New Jersey. Zijn grootvader Johannes Syberns Leijenaar emigreerde in het begin van de vorige eeuwnaar Amerika. Edward zocht contact met naam-genoten en had ook het familiewapen ontdekt. Nog steeds heb ik contact met hem, maar nu hij heeft suikerziekte en is bijna blind. Toen ik begon met zoeken moest je een lange reismaken naar het Rijksarchief in Leeuwarden. Voor eenamateur als ik was het een behoorlijk ontoegankelijkgeheel. Met de hulp van ervaren genealogen ben iktoch redelijk ver gekomen. In 1811 werd door de Fransen de burgelijke standingevoerd met de verplichting een achternaam te voe-ren. Ongeveer 1/3 van de Nederlanders had toen geenachternaam. De meeste archieven zijn bewaard geble-ven en te raadplegen. Dat gaat via het internet vrijsnel. Vóór 1811 ben je echter aangewezen op kerkelij-ke registers zoals doop- en trouwregisters en danwordt het zoeken een stuk moeilijker.Ik maak uitstapjes naar aangetrouwde familie als datrelevant is voor de verhaallijn. De familiegeschiedenisdie mij door overlevering bekend is heb ik zo goedmogelijk vermeld. Zo is er bijvoorbeeld de familie vanmijn grootmoeder, Veerman, heel bekend in Utrecht.De familie was zeer muzikaal en hebben de UtrechtseStadskapel opgericht, die jarenlang optrad als er in destad iets gevierd of opgeluisterd moest worden. Er iszelfs een televisieoptreden bekend.Dan is er het leven van mijn opa Kornelis de Heij waarik naar vernoemd ben en die ik nooit gekend heb. Hijoverleed in 1931 aan steenlongen. Hij werkte alsschachtbouwer in de mijnen in het Ruhrgebied en inZuid-Limburg. Het was bekend dat hij een paar jaargetrouwd was geweest en daarna gescheiden. Datonderwerp was in de familie taboe. Daar werd nietover gesproken. Omdat het heel pontificaal in hettrouwboekje vermeld werd is het bekend geworden.Het hoe en waarom van de scheiding heb ik na la diejaren redelijk kunnen achterhalen. Over de familie De Heij is een prachtig boekverschenen door J.G. de Heij en G.J. Krol, waar ikdankbaar gebruik van heb gemaakt. Eén ding is zeker: de Leijenaars en grotendeels de De Heij’s hebben hun basis in Friesland. Waar komenonze familienamen vandaan? De oudst bekende

De Heij is Carel Pieterse, afkomstig uit Tienen inVlaanderen, woonachtig in Leiden. Hij had geenachternaam. Zijn moeder heette Martijntje Jacobsdr.de Heij en zijn kinderen zijn rond 1620 begonnen deachternaam De Heij te gebruiken. De naam Leijenaar heeft tot grote misverstandengeleid. Er bestaat een lijst van Nederlandse familie-namen en hun oorsprong. Daar staat in dat de naamLeijenaar betekent ‘iemand uit Leiden’; dat is groteonzin. In de Friese taal betekent het woord ‘leije of‘leye’ een handmatig aangelegde sleuf in de grond. In het noorden van Friesland werd het land niet inge-polderd. Door de bescherming van de Waddenzeeontstond op natuurlijke wijze land genaamd slikken ofschorren. Als er genoeg land was onstaan, werden er‘leijen of leyen’ gegraven om het resterende water naarde Waddenzee af te vloeien. Tenslotte werden errondom dijken aangelegd. De mensen die de sleuvengroeven werden ‘leijenaars of leyenaars’ genoemd. Hetis dus een beroepsnaam. In noord-Friesland zijn bij-voorbeeld de dorpen Oude Leije en Nieuwe Leije. Demeerpalen van vroeger staan nog midden in het land.Tot ongeveer 1900 werd de ‘ij’ gespeld als ‘y‘. Je vindt dus ‘De Hey en De Heij’ en ‘Leyenaar enLeijenaar’. Het zoeken naar Friese families heeft één groot voor-deel. Er bestond daar een Mennonitische traditie vannaamgeving. Bijvoorbeeld de naam Ieke Jans Leijenaarbetekent Ieke van Jan; zijn vader heette dus Jan. Deberoemde sociaal-democraat Pieter Jelles Troelstrahad dus een vader die Jelle heette. Dat vergemakke-lijkt het zoeken aanzienlijk.Het boekje heeft twee delen: ik begin met mijnfamilienaam: De Heij en dan mijn moeders familie-naam: Leijenaar. Achterin vindt u een stamboom opA3 formaat. Daar staan namen in die niet in hetboekje voorkomen omdat daar veel meer familielijnengevolgd worden.Als ik zelf aan de beurt ben in de beschrijving gaan detwee familienamen samenlopen. Daarom verwijs ik afen toe naar het deel ‘Leijenaar’ om te voorkomen dater eenzelfde beschrijving is; ik vind het zonde omtwee aparte deeltjes te maken. De beide families zijnme even lief.

Tenslotte dit: een regel uit mijn favoriete evergreenvan Ella Fitzgerald and The Inkspots luidt:‘Into each life some rain must fall, but too much has fallen into mine’. En dat betreft dan vooral de kinder-sterfte en vaak de bittere armoede. Verdriet, humoren mooie herinneringen zult u vinden. Ik hoop hier-mee een stukje familiegeschiedenis voor de toekomstbewaard te hebben.

Met vriendelijke groet,

Cornelis (Kees) de Heij

Page 3: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 54 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

DE HEIJ

De tweede bekende voorvader, Carel Pieterse, gebruikte als handtekening de Franse lelie. Zijn vrouw kwam uit Bailleu (Frankrijk).Misschien waren zijn voorouders ook Frans, dat weet ik niet. Hij was vermoedelijk analfabeet zoals het grootste deel van de mensen

in die tijd. De Leijenaars hebben een familiewapen, maar ik vind het leuk zijn handtekening tals zodanig te gebruiken als begin van de geschiedenis van mijn deel van de familie De Heij.

Page 4: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 76 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(1) Pieter Beke Carels

Geboren ±1533 en getrouwd met Martijntje Jacobsdr. de Heij, dochter van Jacques de le Heye, overleden 1567 inLa Venthie (nu Laventie genaamd). Naam moeder onbekend. Kinderen: Alleen bekendCarel geboren te Tienen (Vlaanderen) ±1563 (zie 2)

(2) Carel Pieterse de Heij

Ook genaamd Cleermaecker (dat was zijn beroep). Kleermaker, geboren te Tienen (Vlaanderen) ±1563, overledentussen 30 juni 1619 en 20 maart 1622, zoon van Pieter Beke Carels en Martijntje Jacobsdr de Heij. In ondertrouwgegaan te Leiden op 12 oktober 1585 met Jacomijntje Jansdr (Wecksteen), geboren te Belle (Bailleul, Frankrijk)rond 1565, overleden na 15 juli 1630, dochter van Jan Janszn Wecksteen en Janneke (achternaam onbekend)Kinderen:Abigail geboren rond 1586. Zij was getrouwd met Joris Crijnen (van Aken), geboren rond 1585.Claes geboren te Bleiswijk ±1588, overleden tussen 1645 en 15 oktober 1650. Getrouwd ±1611 met MaritgeKrijnendr., overleden voor 16 mei 1636, dochter van Crijn Cornelisz.Pieter geboren te Bleiswijk ±1591, overleden na 27 november 1661. In ondertrouw gegaan te Zoetermeer op 9oktober 1616 en getrouwd op 23 oktober met Saertgen Cornelisdr. geboren De Kaeg, overleden tussen 4 augustus1621 en 27 maart 1622. Op 23 april 1623 is hij te Benthuizen in ondertrouw gegaan en getrouwd op 7 mei metNeeltje Bartholomeusdr. geboren te Nierop ±1600, overleden vóór 23 april 1653.Martijntje geboren te Bleiswijk ±1593, overleden na 28 augustus 1661. In ondertrouw gegaan te Zoetermeer op 6 september 1615 en getrouwd op 20 september met Jan Pieterse van Ieperen, geboren ±1590, overleden na 28 augustus 1661.Jan geboren te Bleiswijk ±1595, overleden na 12 september 1651. In ondertrouw gegaan te Zoetermeer/Zegwaartop 19 februari 1615 met Lysbeth Cornelis Schuijt, geboren ±1593, overleden na 8 november 1648.Abraham geboren te Bleiswijk ±1596 (zie 3)Jacob geboren te Bleiswijk ±1598, overleden tussen 1 februari 1647 en 12 september 1651. Schoolmeester enbestuurder van het weeshuis te Schiedam. In ondertrouw gegaan te Leiden op 2 april 1630 met Machteld Joostendr.Cuyl, geboren te Leiden ±1605, overleden vóór 1 april 1647. In ondertrouw gegaan te Schiedam op 16 maart 1647en getrouwd op 7 april 1647 met Neeltje Gebrandtsdr. van Noortwijk uit ’s Hage.Isaak geboren te Bleiswijk ±1600, begraven te Hazerswoude op 20 september 1691. Kleermaker. In ondertrouwgegaan te Hazerswoude op 27 april 1629 en getrouwd op 6 mei te Benthuizen met Maritgen Jansdr., begraven teHazerswoude op 5 oktober 1639. In ondertrouw gegaan te Berkel en Rodenrijs op 12 april 1641 en getrouwd teHazerswoude op 29 mei met Haesjen Jacobs (Van der Werf?), begraven te Hazerswoude op 7 mei 1676.

De geboorte van de familienaam De Heij Er zijn daar veel speculaties over geweest. Maar de oplossing is erg eenvoudig met de kennis van nu. Het bewijs ligtin de vrouwelijke lijn. Onze tot nu toe oudst bekende voorvader is Pieter Beke Carels. Hij was getrouwd metMartijntje Jacobsdr. de Heij. Haar vader heette Jacques de le Heye, en haar moeder is nog onbekend. Jacques is in1567 in La Venthie (nu Laventie genaamd) overleden. Dat ligt in het uiterste noordwesten van Frankrijk aan deKanaalkust. In die tijd maakte het deel uit van de provincie Artois. In die tijd was het Nederlands daar de spreek-taal (het grenst aan West-Vlaanderen) en dan pas kwam het Frans. Er waren toen afschuwelijke vervolgingen vande Protestanten en de Franse Calvinisten (Hugenoten). Jacques de le Heye had een Franse naam. Zijn dochternoemde zich Martijntje Jacobsdochter in het Nederlands. Ik denk dat de (nu onbekende moeder) een Hugenotewas en met haar dochter (mischien met meerdere kinderen) naar Tienen in Vlaanderen is gevlucht. Daar isMartijntje getrouwd met Pieter Beke Carels en is Carel Pieterse geboren. Toen ook in de zuidelijke Nederlanden devervolgingen steeds erger werden is het gezin naar de noordelijke Nederlanden gevlucht. Carel Pieterse is in Leidengetrouwd met Jacomijntje Jansdr. Wecksteen en die was weer geboren in Belle (nu Bailleul), jawel! in de provincieArtois. Het is zeer waarschijnlijk dat de achternaam de le Heye in het Nederlands al snel werd uitgesproken engeschreven als De Heij en dat de familie erg fanatiek was in de spelling zal te maken hebben met de bittere her-inneringen aan de Franse taal. De Franse ‘y‘ werd dus een Nederlandse ‘ij’. Maar dat is nog niet alles. In mijn MULO-tijd leerde ik ook Frans. ‘Ik kom uit Den Haag’ is in het Frans ‘Je viensde la Haye’. Is dat toeval? Ik denk het niet. Jacques de le Heye is een nakomeling van een Nederlandse familie uitDen Haag die in een ver verleden naar Frankrijk zijn gegaan en daarom deze achternaam droegen. Maar familie-leden woonden nog steeds in of bij Den Haag en daarom vestigde Carel Pieterse zich in Bleiswijk vlakbij Den Haag, Carel Pieterse gebruikte vermoedelijk al de achternaam De Heij, maar was analfabeet en tekende met Franse lelie.Vermoedelijk een familietraditie, niet wetend dat de lelie het symbool van het Franse koninshuis was.Kijkend naar de jaartallen dan komen we aardig in de buurt van de ontdekking van Amerika in 1492 doorColumbus. Jacques de le Heye zal zo rond die tijd geboren zijn. Dan weten we nu zo’n 500 jaar familiegeschiede-nis. Voor mij een prachtige gedachte.

In 1568 brak de onafhankelijksoor-log van de Nederlanden uit: beterbekend als de tachtigjarige oorlog.De Nederlanden waren toen onder-deel van het Spaans-Habsburgserijk. Dat gebeurde door vererving,huwelijken etc. De oorlog had ver-schillende oorzaken: de opkomstvan het protestantisme, het besefvan een eigen taal en cultuur, maarvooral de invoering van de ‘tiendepenning’, een ongehoord hogebelasting voor die tijd.

De fanatiek katholieke Spaansekoning Philips II (hij leefde in eenluxe klooster, het Escorial) liet in deNederlanden een waar terreur-bewind uitvoeren: de steden Ant-werpen, Naarden en Haarlem wer-den grotendeels uitgemoord. Tien-duizenden protestanten werden inhet openbaar als ‘ketters’ levendverbrand. Op 6 januari 1579 werdde Unie van Atrecht (Arras, nuNoord-Frankrijk) ondertekend. Dezuidelijke gewesten Artesië, Hene-gouwen en Romaans Vlaanderenbeloven het katholieke Spaansegezag te erkennen. Als reactie daar-op ondertekenden op 23 januari1579 de gewesten Holland,Zeeland, Utrecht, Gelderland en deGroningen de Unie van Utrecht,het begin van het hedendaagseNederland. Later dat jaar sloten ookde gewesten Overijssel, Drenthe,Friesland en de steden Groningen,Venlo, Antwerpen, Breda, Brussel,Brugge, Lier en Ieper zich bij deUnie aan. De Brabantse steden 's-Hertogenbosch en Leuven sloten

zich niet aan, omdat die nog inSpaanse handen waren.De vervolging van de protestantenbracht vanuit de zuidelijke Neder-landen een enorme vluchtelingen-stroom op gang. Daarbij waren veeluitstekende vakmensen, zoals delakenarbeiders die in de stad Leideneen florerende lakenindustrie op-bouwden. Onder hen was mijnvoorvader: Carel Pieterse, vanberoep kleermaker. Hij was analfa-beet (normaal in die tijd) en onder-tekende met de Franse lelie. Hijkwam uit Tienen (Vlaanderen) enwas zeker één van de vele pro-testantse Zuid-Nederlandse vluch-telingen. Zijn vrouw was geboren inBailleu, Frankrijk. Zijn moeder wasMartijntje Jacobsdr. de Heij. Haarkleinkinderen gingen in Nederlandhaar achternaam en mijn familie-naam gebruiken.

Overigens is de tachtigjarige oorlogeen overdreven begrip. Het Spaanserijk begon langzamerhand in vervalte raken en de oorlog in deNederlanden werd al als verlorenbeschouwd. Het Twaalfjarig Bestandof Treves was een periode van 12jaar van wapenstilstand waarin nietof nauwelijks werd gevochten. Hetduurde van 1609 tot 1621 en daar-na werd de oorlog pro forma voort-gezet. De Republiek der ZevenVerenigde Nederlanden was inkorte tijd uitgegroeid tot één vande grote kolonisators van de wereld.De handel overzee en niet te verge-ten de kaapvaart bracht veel geld inhet laatje. Amsterdam groeide uit

tot een wereldstad en de scheeps-bouw in de Zaanstreek zorgde vooreen grote werkgelegenheid.De Republiek was nu in staat eensterke marine op te bouwen wathaar positie nog meer versterkte. In1621 werden de vijandelijkhedenmet Spanje hervat, maar zonder degevechtshandelingen te willen baga-telliseren is de onafhankelijkehidvan de Republiek niet meer ingevaar geweest; integendeel zebreidde zich verder uit. Het werdeen toevluchtsoord voor vervolg-den, zoals bijvoorbeeld de Portu-gese Joden (de grote filosoof Baruchde Spinoza was één van hen) en deFranse Hugenoten, waarvan velenweer naar de Kaapkolonie (Zuid-Afrika) emigreerden en daar debasis van de wijnbouw legden. In deRepubliek werden boeken gedruktdie in andere landen verbodenwaren, de schilderkunst nam eenhoge vlucht met schilders alsVermeer, Rembrandt, Ruysdaal envele anderen.

In 1618 brak in Duitsland een gru-welijke oorlog uit: de DertigjarigeOorlog. Deze heeft inderdaad 30jaar geduurd. Frankrijk, Zweden ende Duitse staten waren hierbijbetrokken. Hele landstreken en ste-den werden uitgemoord. In 1648 werd in het Duitse stadjeMunster een Europese vrede geslo-ten die een eind maakte aan ‘onze’Tachtigjarige en de Duitse Dertig-jarige. In de geschiedenis bekend alsde Westfaalse Vrede of de Vredevan Munster.

Page 5: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 9

(3) Abraham Carelse de Heij

Geboren te Bleiswijk ±1596, overleden na 12 juni 1651. Molenaar. In ondertrouw gegaan te Zoetermeer op 14 oktober 1618 en getrouwd op 4 november (zijn vader was getuige) met Janneke Lenaerts, geboren teSeghwaert, overleden ±1630. Kinderen:Martijn Geboren te Bleiswijk, gedoopt te Zoetermeer op 1 december 1619 (doopgetuigen waren Isaac Carelse,Jannetie Adams en Francijntje Jillis), overleden na 1623.Carel Gedoopt rond 1623, overleden tussen 8 april 1673 en 10 mei 1686. In ondertrouw gegaan te Hazerswoudeop 18 februari 1648 en getrouwd te Berkel op 20 februari met Ormpje Gerritsdr., geboren te Hazerswoude, over-leden aldaar na 10 mei 1686, dochter van Gerrit (achternaam onbekend).Leendert Geboren rond 1625, (zie 4).Jacomijntje Geboren rond 1627.Maartje Geboren rond 1629.Christijntje Gedoopt te Benthuizen op 1 september 1630 (doopgetuigen waren Jan Caerelsz., NeeltgenBartholomeusdr. en Lysbeth (achternaam onbekend)).Annetje Geboren te Segwaert rond 1632, overleden na 3 september 1713. In ondertrouw gegaan te Oud-Beijerland op 23 juni 1674 en getrouwd aldaar op 8 juli met Isaak Abrahamszn. van Bokkelen, overleden voor 17 september 1679, zoon van Abraham Liberts van Bokkelen en Jannigje Gerrits.

8 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Abraham was molenaar te Bleis-wijk, in de middeleeuwen onder denaam Blesewic. Hij is vermeld als lidmaat van dekerk aldaar in 1622 en had eenadres aan de Segwaertse Verlaten.Hij is te vinden in diverse schuld-brieven en transportakten. Zijn vrouw Janneke had een broer,Peter en die had een schoonvaderClaas Claassen van Straaten, beroepmolenaar. Claas was de buurmanvan Carel Pieterse, mijn tweedevoorvader (lees het een paar keerdoor en u zult het begrijpen). Het iszeer waarschijnlijk dat Abraham de Heij het vak bij Claas leerde.

Een afbeelding uit de tijd die het beroep van molenaar toont

Page 6: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 11

(4) Leendert Abrahamse de Heij

Geboren rond 1625, overleden tussen 26 januari 1702 en 31 december 1705. In ondertrouw gegaan te Rotterdamop 8 december 1658 en getrouwd te Delfshaven op 20 december (getuige was Carel Abrahams de Heij) metFuysjen Ariensdr., gedoopt te Delfshaven op 24 september 1634 (doopgetuigen waren Bastiaentge Cornelis, Wive Jans en Andries Meessen), overlijden aangegeven te Rotterdam op 2 februari 1706, dochter van AerieJoosten en Maertijntje Maertens.

Kinderen:Martijntje gedoopt te Rotterdam op 18 november 1659, overleden voor 23 maart 1670.Jacomijntje gedoopt te Rotterdam op 13 januari 1661 (doopgetuige was Gijsbert Ariens, Ermpje Gerrits, Mary Jans) begraven te Hillegersberg op 12 augustus 1726. In ondertrouw gegaan te Bergschenhoek op 11 januari1697 en getrouwd aldaar op 1 februari met Ary Meliszn van der Meide, overleden voor 12 augustus 1726.(Hij is eerder getrouwd voor 1 februari 1697 met Pleuntje Dirksdr. van Oosten, overleden voor 1 februari 1697.)Ary gedoopt te Rotterdam op 9 mei 1662 (doopgetuigen waren Maertge Willems en Annetje Abrahams), (zie 5).Abraham geboren rond 1663. In ondertrouw gegaan te Bergschenhoek op 21 december 1691 en getrouwd teHillegersberg op 9 januari 1692 met Aafje Dirksdr. van Oosten, geboren te Schiebroek/Overschie, begraven teBerkel op 19 mei 1731.Emmetie geboren rond 1666, overleden na 27 oktober1709. Zij is getrouwd te Overschie op 1 november 1693met Willem Jacobse Camerick. (Hij was weduwnaar van Marijtje Dirxdr. van der Vlugt.)Martijntje gedoopt te Bergschenhoek op 23 maart 1670 (doopgetuige was Carel Abrahamse de Heij, CrijntjeGerrits), overleden na 27 januari 1733. Getrouwd te Bergschenhoek op 22 januari 1696 met Melis Arienszn van derMeij(de), geboren te BergschenhoekClaes gedoopt te Bergschenhoek op 20 november 1672 (doopgetuige was Maertge Pieters), begraven teHillegersberg op 6 juli 1747. Baggerman. In ondertrouw gegaan te Bergschenhoek op 9 september 1701 engetrouwd te Hillegersberg op 5 oktober met Jannetje Hendriksdr. van ter Bruggen, gedoopt te Rotterdam op 3 september 1673 (doopgetuigen waren Neeltje Jans en Annetje Jans), begraven te Hillegersberg op 6 maart 1765,dochter van Heijndrick Jansen en Maddeleentje Leendertsdr. Ambachtsheer.Jannetje geboren rond 1673, overleden na 11 december 1701. Zij is getrouwd op 9 maart 1704 met Leendert vande Ende.

10 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Van Leendert is geen beroepbekend, wel dat hij roerige tijdenheeft gekend. – Uit een akte van transport uit

Hillegersberg d.d. 1-5.1670: eneCornelis Jacobse Overgauw ver-koopt hem een huis. Borg staatzijn broer Carel Abrahamse de Heij.

– Ene Gerrit Wilhelmus Versijdeneist tot de gedwongen verkoopover te gaan van ‘sekere erven methuijs, schuijer, pottinge ende plan-tinge daer opstaende en gelegeen opden Bergesenhoek, ook aan deOostenisse Polder, groot een hontstrekkende van de Heereweg off totCorn. Floore Kranenburg toe belendten Oosten van Ary Jansz. en tenWesten Pieters Claeszn. Goecoop,weduwe. Koper moet belovenonmiddellijk te aanvaarden enniet te verhuren aan gedaagde, debetaling dient te geschieden halfapril 1702.

Op 27 november werd in 1577 inde Kerkstraat een jongen geborenmet de naam Piet Heyn. Van jongsaf aan heeft hij het aan de stokgehad met de Spanjaarden. Zijnwraak was uiteindelijk zoet, want in1628 overmeesterde hij, varendonder de vlag van de WestindischeCompagnie, in de baai van Matan-zas te Cuba, de Spaanse Zilver-vloot. Het bracht de republiek mil-joenen guldens op: in deze tijd mil-jarden euro’s. Dit was het funda-ment voor de verdere welvarendeontwikkeling van ons land. Ook deCubanen waren blij. Ze haatten deSpaanse kolonisators en nu nogstaat daar uit dankbaarheid eenstandbeeld van Piet Heyn.

Oude prent van Delfshaven uit die periodeHerderkingspenning

ter ere van Piet Heyn

Page 7: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 1312 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(5) Ary Leenderts de Heij

Veenman, gedoopt te Bergschenhoek op 21 april 1722, overleden na 1782 ergens in Holland, na terugkomst uitFriesland. Getrouwd te Overschie op 30 september 1742, getrouwd te Bergschenhoek op 1 oktober 1742 voor dekerk (getuige was Coram Pop) met Clasijntje (ook Josijntje) Willemsdr. van Velze, gedoopt te Delft op 29 juli1717 (doopgetuigen waren Willem van Schie, Josijntje van Velsen en Geertrui van Schie), dochter van WillemGerritszn van Velsen en Lysbeth Willemsdr van Schie.Kinderen:Elisabeth Gedoopt te Bergschenhoek op 20 oktober 1743, overleden te Rosterhaule op 11 januari 1816.Getrouwd te IJsselmuiden op 12 december 1766 met Gerrit Herms Willem, overleden voor 11 januari 1816.Maria Gedoopt te Bergschenhoek op 16 juni 1746 (doopgetuige was Maria van Oosten). Getrouwd te Workumop 18 januari 1777, getrouwd te Ferwoude op 19 januari voor de kerk met Andries van Tol.Leendert Veenbaas, gedoopt te Bergschenhoek op 15 januari 1748, overleden te Luxwoude op 9 augustus 1811.In ondertrouw gegaan te Johannesga op 23 januari 1785 en getrouwd aldaar op 13 februari 1785 met HarmentjeWillems, overleden te Heerenveen rond 10 juli 1785.Gerrit Bekend is alleen dat hij een zoon Gerardus had.Willem Geboren te Wateringen rond 1750 (zie 6).

Ary is de stamvader van de Friesetak van de familie De Heij. In Friesland begon de productie vanturf. Het verhaal hieronder geefteen beeld van hoe men toen in hetveen werkte en leefde. Er werd ver-veend volgens de zgn. Oud-Friesemethode. Daarbij groef men turf uitlange petten, gaten waartussen menstroken land liet liggen om daaropde gestoken turf te laten drogen.Deze stroken werden ribbengenoemd. Na verloop van tijd groei-den de petten vanzelf weer dichtzodat er in een periode van 100 jaarweer weidbaar land ontstond en ereventueel opnieuw verveend konworden. Een natuurlijke kringloopvoor mens en natuur. Er was eenandere, grondiger methode. Zijgebruikten de zgn. baggerbeugel.Dit was een soort schepnet waar-mee de veenmassa werd losgemaaktvan de onderliggende zandbodemen deze substantie werd vanonderde waterspiegel naar boven gehaald.Men kon langer doorgraven en erhoefden geen ribben meer te blijvenzitten waarop uitgegraven veenwerd gedroogd. Die werden gewoonhet jaar daarop aangepakt. Zo ont-stonden er geen lange rijen pet-gaten, maar bleef er een grotewaterplas over die niet meer verlan-de maar groter werd door afbrokke-ling en afslag. De massa legde menin een laag van ca. 20 cm op hetvaste land te drogen en werd vervol-

gens vastgetrapt. Hierna werden erstrepen getrokken en verdeeldemen de specie met een soort spadein blokjes. Vervolgens werden deturfblokken gekeerd en opgesta-peld, zodat ze verder konden dro-gen. Bij deze methode haalde mende gehele veenlaag weg en bleven ergeen stroken land bestaan. Bij hetslagturven was het voorjaar dedrukste tijd van het jaar. In de periode tussen Pasen enPinksteren werd het veen opgebag-gerd. Dit gebeurde door losse veen-arbeiders. Ze deden het zware bag-gerwerk meestal in groepen vantwee, soms in grotere groepen vanzo'n vijf tot zes man. Bij een groepvan twee was de arbeidsverdelingdan zo dat een het veen opbaggerdeen de ander de specie op de leg-akkers uitspreidde. Deze arbeidershadden een los dienstverband vanzo’n zes weken, waarna ze vaak alsmaaier en hooier aan de slag gingen.Het aanmaken en het drogen van deturf werd gedaan door zgn. turf-makers. Zij waren tevens belast methet vervoerklaar maken en hetladen van de turf. De turfmaker hadeen min of meer vaste baan met zijnwerkgever, de veenbaas. Aan de top van de beroepsgroepstonden de veenbazen, in Overijsselook wel turfbazen of turfboerengenoemd. Zij waren kleine onder-nemers en werkgevers. Zij haddenzowel turfmakers als veenwerkers

(arbeiders) in dienst. Gemiddeldwerkten bij een veenbaas een tottwee, soms drie turfmakers en viertot acht arbeiders. Voor zijn bedrijfbezat hij grond en kapitaalgoederenin de vorm van gebouwen, zoalsturfschuren, zgn. tenten (wonin-gen) voor de turfmakers en poepe-tenten, woningen voor de trekarbei-ders, vaartuigen (zgn. bokken en/ofpunters) en allerlei verveningsge-reedschappen. Veel veenbazen had-den een of meer nevenberoepen,met name als veehouder en/of alswinkelier. Zij dwongen hun werk-nemers bij hen hun inkopen tedoen. Ze werkten vaak als turfma-ker mee op hun eigen bedrijf.Daarnaast waren er verschillendeveenbazen die hun beroep combi-neerden met dat als veehouder. Indie gevallen werden ze huisman (=eigenerfde boer) genoemd. Wat de beloning betreft: in hetbegin van de 19e eeuw verdiendeeen veenwerker in het Friese laag-veen ƒ 0,70 tot ƒ 1,30 per dag. InHaskerland en Ængwirden ver-diende men het minst, resp. ƒ 0,70en ƒ 0,80 per dag. In de anderelaagveengrieternijen lag het dagloonhoger, gemiddeld ƒ 1,20. Dit bete-kende dat een arbeider in het hoog-seizoen, dat ongeveer zes wekenduurde, hoogstens ƒ 50,– verdien-de. Aan het eind van de 19e eeuwontving een losse veenarbeiderinclusief zijn werkzaamheden bui-ten de turfgraverij niet meer dan ƒ 200,– tot ƒ 250,– per jaar.Turfmakers waren beter af en ver-dienden aan het einde van de 19eeeuw ƒ 240,– tot ƒ 300,– per jaar.Zij hadden dan de woning en debrandstof gratis. Als vrouw en kin-deren meewerkten, dan liep hetjaarloon op tot ƒ 400,– tot ƒ 450,–per jaar. Maar hoe men het ookwendt of keert, het was bitterearmoede. De arbeiders werdenschandalig uitgebuit (niet alleen deveen-, maar ook de boerenarbei-ders) en het het is ook niet vreemddat vooral in Friesland enGroningen in de 19e eeuw de eerstesocialistische en communistischebewegingen ontstaan.

De afbeeldingen spreken voor zich: hetwas pure slavernij en mijn voorvaderAry was één van de uitbuiters endaar ben ik echt niet trots op.

Page 8: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 1514 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(6) Willem Ariens de Heij

Turfmaker, geboren te Wateringen rond 1750, overleden te Oosterzee op 15 februari 1838. In ondertrouw gegaante IJsselmuiden op 28 mei 1772 en getrouwd te Garijp op 21 juni 1772 met Geesjen Jans Ruitenberg, begraven teIJsselmuiden op 13 juli 1784.Kinderen:Gerrit Geboren te Eernewoude rond 1775, (zie 7).Gesina Gedoopt te Kampen op 14 oktober 1779 (doopgetuige was Henrica Rutenberg), begraven te Blokzijl rond1780.Nicolaus Gedoopt te Kampen op 5 oktober 1783 (doopgetuige was Mechelina Beerninks), begraven te Blokzijlrond 1784.

Getrouwd met Aaltje Jacobs Jonker, geboren rond 1767, overleden te Follega op 16 januari 1832, dochter vanJacob Jonker en Aaltje Klazes.Kinderen:Jacob Veenbaas/turfmaker, geboren te Kalenberg (voor beschrijving zie hiernaast), gedoopt te Oldemarkt op 23 juli 1787, overleden te Lemsterland op 3 oktober 1862. Getrouwd te Lemsterland op 12 november 1813 metLamkjen Roelofs Ferdinands, boeremeid, geboren te Nijehaske op 25 maart 1794, gedoopt aldaar op 20 april 1794,dochter van Roelof Jacobs Ferdinands en Geesjen Klazes.Klaas Turfmaker, geboren te Kalenberg op 10 januari 1789, gedoopt aldaar op 8 februari 1789 overleden teLemsterland op 23 september 1853. Getrouwd te Lemsterland op 8 april 1813 met Trijntje Roelofs Ferdinands,boerenmeid, geboren te Haskerhorne op 3 augustus 1786, gedoopt aldaar op 6 augustus 1786, overleden teLemsterland op 17 december 1853, dochter van Roelof Jans Ferdinands en Geesjen Klazes.Aaltje Geboren te Kalenberg op 17 oktober 1791, gedoopt te Oldemarkt op 13 november 1791, overleden voor28 februari 1797.Albertje Geboren te Kalenberg op 31 december 1793, gedoopt te Oldemarkt op 9 februari 1794, overleden teHaskerland op 18 oktober 1806.Aaltje Geboren te Kalenberg op 28 februari 1797, gedoopt te Oldemarkt op 29 maart 1797 overleden na 11 december 1856, dochter. Getrouwd te Lemsterland op 19 april 1814 met Geert Roelofs Ternand ook genaamdFerdinands, turfmaker, geboren rond 1790, overleden te Lemsterland op 21 augustus 1817, zoon van RoelofJacobs Ferdinand en Geesjen Klases.Albert Turfmaker, geboren te Kalenberg op 25 juli 1800, gedoopt te Oldemarkt op 26 oktober 1800 overleden teLemsterland op 11 december 1865. Getrouwd te Lemsterland op 3 mei 1829 met Aagje Gerrits Ter Velde, naaister,geboren te Lemmer op 20 november 1801, gedoopt aldaar op 13 december 1801, overleden te Gaasterland op 24 augustus 1876, dochter van Gerrit Pieters Ter Velde en Leentje Roelofs.Maria Dienstmeid, geboren te Follega op 1 augustus 1803, gedoopt te Oosterzee op 16 oktober 1803, overledente Gaasterland op 20 februari 1872. Getrouwd te Gaasterland op 4 april 1829 met Berend Hendriks Smid,geboren te Hauen op 14 februari 1808, overleden te Gaasterland op 23 april 1866, zoon van Hendrik Pieters Smiden Stijntje Berends van den Boren.Klaaske Geboren te Follega op 6 december 1808, gedoopt te Oosterzee op 25 december 1808, overleden teLemmer op 1 juli 1810.

Dagelijks leven van volwassenen buiten de Maatschappij vanWeldadigheid ±1872

WERKEN EN LEVENMannenOp het land:Vraaggesprek met Thomas van derLaan, 41 jaar, baggelaar (turfmaker)te Boven-Knijpe (Friesland):

Vraag: Hebt gij een groot gezin?Antwoord: lk ben weduwnaar enheb vier kinderen. Hoe oud zijn die kinderen? Zij zijn elf, acht, zes en drie en eenhalf jaar oud. Dus geen uwer kinderen werkt mede?Neen, en ik moet natuurlijk eenmeid houden. Kan men in de goede tijd van het jaarwat overhouden om de slechte tijddoor te komen?In de afgelopen zomer is het nietbest geweest. lk zelf kan over mijnverdienste niet zozeer klagen; maarde arbeiders verbouwen hun eigeneten en in het voorjaar zaten velenzonder eten. Er moest dus vooraldoor hen die grote huishoudenshadden, veel bijverdiend worden.Zodoende houdt men niet veel overin de zomer om in de winter van televen. Heel veel rust hebt gij zeker niet onderhet werk?Neen, het is eten en dan weer wer-ken, rusturen komen niet voor; zogaat het ook met het maaien; bijeigen werk komt niet veel rust voorwant hoe meer men doet, hoe meermen verdient. Gaat gij des avonds naar huis? Neen, dan slaap ik in de tent. Gaat gij des Vrijdagsavonds naarhuis?Ja, een enkele keer ook desZaterdags. In welke tijd van het jaar wordt gijdoor de baas aangenomen? Sommigen verhuren zich reeds inde herfst, anderen in de winter; ikaltijd zowat tegen de tijd dat hetwerk begint omdat ik altijd vast bijdezelfde baas werk. Is het wel gebeurd dat gij des wintersgeld te kort kwam en krediet nodighad?Ja. De afgelopen winter kon ik mijna acht weken niet meer redden;toen heb ik steun gekregen.

KalenbergHet dorpje werd gesticht in 1313als Calumburg en ligt in noordwestOverijssel. Er wordt gezegd dat denaam van het dorp is bedacht doorvluchtelingen en horigen uit eengelijknamige buurtschap bijHoogeveen die in dit ontoeganke-lijke gebied hun vrijheid zochten.Later veranderde de naam inKaleberghe (1323), Callenburgh(1702), Calenburg (1717) enCalemberg (1815) waaruit de naamKalenberg kwam. Na de turfgraverijgingen de Kalenbergers zich richtenop de visserij, veehouderij en derietteelt. Kalenberger riet is nogsteeds een gewild bouwmateriaalvoor het dekken van daken.

Gemeente ÆngwirdenRegelmatig kom je de naamÆngwirden tegen. Het was geendorp of stad, maar een gemeente inde vorige eeuw. Het betreft de dor-pen Gersloot, Tjalleberd, Luinje-berd en Terband in de zuidwest-hoek van Friesland aan hetTjeukemeer. Zij maken nu deel uitvan de gemeente Heerenveen.Luinjeberd werd al in 1281 voorhet eerst vermeld als Lyedinga-berde. Tjalleberd duikt in degeschiedenis voor het eerst op in1315 met de naam Tyanlaberde:Een berd is een groep huizen. DeAenwirderweg kwam al voor op eenkaart van Friesland uit 1622.

Page 9: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 1716 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(7) Gerrit Willems de Heij

Turfmaker, geboren te Eernewoude ±1775, overleden te Oudehaske op 3 juni 1860, begraven aldaar op 4 juni1860. In ondertrouw gegaan te Langezwaag op 20 augustus 1803 en getrouwd te Kortezwaag op 4 september 1803met Wiegertje Jans Kuik, geboren te Langezwaag rond 1783, overleden te Oudehaske op 28 oktober 1859, doch-ter van Jan Arends Kuik en Jentje Sanders Dragt.Kinderen:Willem Arbeider, geboren te Langezwaag op 8 september 1805, overleden te Oudehaske op 28 februari 1866.Getrouwd te Haskerland op 12 december 1841 met Aaltje Feddes Booij, geboren te Oudehaske op 21 juni 1818,overleden te Haskerland op 16 januari 1901, dochter van Fedde Hanses Booij en Gapke Lammerts de Jong.Geesje Geboren te Oosterzee op 1 december 1807, overleden te Oudehaske op 1 juli 1895. Getrouwd te Haskerland op 12 december 1833 met Thymen Alberts Meester, schoenmaker, geboren te Oudehaske op 19 februari 1800, gedoopt aldaar op 23 februari 1800, overleden te Haskerland op 10 maart 1867, zoon van AlbertTijmens Meester en Marchjen Jans Kroll.Jentje Geboren te Oudehaske op 14 oktober 1810, overleden aldaar op 19 juni 1876. Getrouwd te Haskerland op3 mei 1835 met Sander Jans Krikke, arbeider, geboren te Oudehaske op 15 juni 1803, overleden te Haskerland op23 januari 1881, zoon van Jan Gerrits Krikke en Grietje Pieters Nijmeijer.Klaaske Geboren te Oudehaske op 27 augustus 1813, overleden te Oosterzee op 3 mei 1881. Getrouwd teLemsterland op 27 januari 1839 met Wyben Harmens Kruis, geboren te Echten op 30 mei 1810, overleden teLemsterland op 10 oktober 1891, zoon van Harmen Gerrits Kruis en Jantje Wybes Dijkstra.Jan Veehouder en boswachter, geboren te Heerenveen op 20 juni 1816, overleden te Haskerhorne op 29 maart1900. Getrouwd te Haskerland op 22 juni 1845 met Tietje Tijsses de Leeuw, geboren te Aengwirden op 1 april1824, overleden te Haskerland op 10 januari 1912, dochter van Thijs Teunis de Leeuw en Hillegje Laetes Krikke.Cornelis Visser, geboren te Schoterland op 27 februari 1819, overleden na 14 januari 1901. Getrouwd teHaskerland op 2 april 1854 met Wimke Wisses van Luxwolda, koopvrouw, geboren te Nijehaske op 13 mei 1832,overleden te Franeker op 4 oktober 1901, dochter van Wiske Sipkes van Luxwolda en Jeltje Kerskes van Dort.Albert Arbeider en visser, geboren te Oudehaske op 13 april 1822, overleden aldaar op 10 juni 1905. Getrouwdte Haskerland op 13 juli 1845 met Akke de Groot, geboren te Oudehaske op 6 januari 1827, overleden aldaar op 2 maart 1903, dochter van Hinke Jacobs. Getrouwd te Haskerland op 8 december 1904 met Lutske Hoeksema,geboren te Kollum rond 1864,dochter van Jan Tjammes Hoeksema en Antje Koops Boers (zij is eerder getrouwdvoor 8 december1904 met Sjoerd Klein, overleden voor 8 december 1904.)Geert Geboren te Oudehaske op 8 september 1825, (zie 8).

Oude kaart van Friesland rond 1700

Op pagina 12 (van Ary Leenderts de Heij) heb in voor de eerste keer foto’s geplaatst. Dat is voor die periode veelte vroeg, ze zijn van veel latere tijd, maar illustratief voor de erbarmelijke situatie waarin de mensen moesten leven. De Fransman Louis Jacques Mandé Daguerre wordt beschouwd als één van de uitvinders van de fotografie, in iedergeval is hij de bekendste. Hij vond het diorama uit en in 1826 maakte hij samen met de Fransman NicéphoreNiépce de eerste succesvolle foto. Daarna nam hij de ontwikkeling van een methode om op snellere wijze foto's temaken ter hand. In 1837 (na de dood van Niépce) vond Daguerre de daguerreotypie uit, een methode waarbij opgrote schaal foto's konden worden ontwikkeld. Het procedé waarbij een gepolijste, met kwikdampen geprepareer-de zinken plaat werd gebruikt leverde positieve, gespiegelde beelden die niet gereproduceerd konden worden. Debeelden waren wel zeer gedetailleerd. Ze zijn nu uiterst zeldzaam. Omstreeks 1850 verving men de papieren drager door glas en hechtte men de zilverhalogeniden met behulp vaneen collodiumlaag op deze doorzichtige basis. Deze glasplaten moesten terwijl ze nat waren worden belicht enmeteen worden afgewerkt. In 1871 vond de Engelse arts Maddox een droge methode uit, hij gebruikte een glas-plaat waarop zilverbromide in een gelatine laag ingebed werd. Dit is in feite de oervorm van de huidige foto-grafische films.Uit die periode komen de eerste foto’s in de familiealbums. Ze bijna altijd geposeerd en niet de actiefoto’s van dedigitale camera’s van nu. Maar ze geven de mensen behalve een naam ook een gezicht. Overlijdensakte van Gerrit Willems de Heij

Page 10: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 1918 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(8) Geert Gerrits de Heij

Koopman, geboren te Oudehaske op 8 september 1825, overleden aldaar op 30 mei 1898. Getrouwd teHaskerland op 13 maart 1853 met Hendrikjen Roelofs Soeten, geboren te Nijehaske op 16 juni 1833, overleden teSt. Johannesga op 14 maart 1905, dochter van Roelof Jans Zoeten en Baukje Hendriks Touwsma (Stapper).Kinderen:Gerrit Arbeider, geboren te Oudehaske op 28 november 1853, overleden te Haskerland op 29 mei 1913.Getrouwd te Schoterland op 25 augustus 1878 met Wiebigje van Dijk, geboren te Schoterland op 20 juli 1856,overleden aldaar op 22 juli 1929, dochter van Hendrik Franken van Dijk en Grietje Arends Smink..Roelof Geboren te Oudehaske op 18 september 1856, overleden te Schoterland op 18 januari 1922. Getrouwd teSchoterland op 13 juli 1879 met Aaltje Groenewoud, naaister, geboren te Jubbega op 5 juli 1859, overleden teSchoterland op 7 maart 1923, dochter van Hilbert Jurjens Groenewoud en Jentje Jans Pen.Albert Spoorwegbeamte/vrachtrijder, geboren te Oudehaske op 29 september 1858, overleden te Hilversum op20 januari 1939. Getrouwd te Schoterland op 3 juni 1888 met Grietje Schipper, geboren te Schoterland op 28 december 1864, overleden na 20 januari 1939, dochter van Harm Schipper en Aukje de Jong..Baukje Werkster, geboren te Nieuweschoot op 3 januari 1862. Zij is getrouwd te Schoterland op 4 mei 1884 met Geert Baas. Zij is getrouwd te Schoterland op 6 februari 1898 met Feite Schotanus, geboren te Heerenveen rond1860, zoon van Willem Feites Schotanus en Froukje Annes de Vries. Zij is getrouwd te Schoterland op 21 september1916 met Johannes Visser.Hendrik Arbeider, geboren te Nieuweschoot op 5 oktober 1864. Getrouwd met Anna Margaretha (Margje)Vissing, geboren te Nieuwehorne op 17 april 1867, overleden te Groningen op 25 maart 1957, dochter vanLodewijk Antoon Vissing en Arendtje Thalen de Jonge.Wiegertje Geboren te St. Johannesga op 18 maart 1867, overleden te Heerenveen op 20 december 1944.Getrouwd te Schoterland op 19 mei 1887 met Hendrik van der Zwaag, geboren te Nieuweschoot op 18 september1863, overleden te Heerenveen op 22 januari 1938, zoon van Douwe van der Zwaag en Stijntje HendriksMulder.Anna Geboren te St. Johannesga op 29 april 1870, overleden aldaar op 30 september 1879.Kornelis Geboren te Munnekeburen op 12 februari 1873 (zie 9).Aaltje Geboren te St. Johannesga op 1 september 1876. Getrouwd te Schoterland op 25 juni 1903 met Marten Bos, trambestuurder, geboren te Rotsterhaule op 12 januari 1874, zoon van Jan Bos en Jantje Jans de Jong.

Geert Gerrits de Heij was mijnovergrootvader, de jongste uit zijngezin. Hij was een ondernemendmens en reisde met een hondenkarvooral de boeren af. Dat blijkt ookuit het feit dat zijn kinderen indiverse plaatsen geboren zijn.Winkels waren er toen nauwelijksin het boerengebied maar ze had-den wel behoefte aan gereedschap-pen, garen en band, dekens, medi-cijnen als wonderolie, Haarlemmerolie enz. Hij verkocht alles, behalve etens-waren, die hadden de boeren zelfgenoeg. Maar voor die tijd had hijeen redelijk welvarend bestaan. Datblijkt uit de foto’s rechts van zijnvrouw en dochters in Friese kleder-dracht met de bijbehorende goudensieraden.

De geschiedenis van de hondenkarTot in de jaren twintig van de vori-ge eeuw kwam de hondenkar vrijalgemeen in het straatbeeld voor.De trekkracht van de hond bleek demens goed van dienst te kunnenzijn. Van schilderijen en uit allerleiandere bronnen is bekend, dat errond 1675 hondenkarren in hetstraatbeeld van Nederland voorkwamen. De definitieve doorbraakvan de trekhond met de hondenkardateert in Nederland omstreeks1800. Van andere landen zoalsBelgië, Duitsland, Frankrijk, Noor-wegen en Zwitserland zijn gegevens

bekend, dat er in de periode 1800tot ±1950 ook met hondenkarrenwerd gewerkt. Ingespannen voor-, onder- of achterde kar liet de mens de hond voorhem werken. Een van de reden om dit dier in tezetten was, dat de hond een goed-kopere werkkracht was dan bijvoor-beeld het paard. Wie zich geenpaardenkracht kon permitteren,gebruikte de energie van honden alstransportmidel. Ze trokken trouwens niet alleenkarren maar ook ploegen en zelfstrekschuiten. De maaltijden vantoen bestonden hoofdzakelijk uitetensresten, brood, groenten enslachtafval.Om de hond voor, onder of achterde kar te spannen had men leren-tuigmateriaal nodig. Een anderebenaming hiervoor is het woord'getuig'. Dit tuigmateriaal bestondhoofdzakelijk uit een aantal riemen,die op een bepaalde wijze aanelkaar werden vastgemaakt. Zo waser het bekende 'borsttuig', dat uiteen aantal riemen bestond. Hieraanzaten onder meer een tweetal rie-men met lussen, waarin de burriesvan de wagen werden geschoven.Aan het einde van de twee langeriemen van dit borsttuig, kwamendan enkele ijzeren kettingen ofleren riemen. Deze werden aan dehaken, die onder de hondenkarwaren geconstrueerd, vastgemaakt.

Een voorbeeld van een hondenkar (er waren vele uitvoeringen)

Hendrikjen Roelofs Soeten

Baukje de Heij

Wiegertje de HeijDeze foto is gemaakt rond 1900. Links Wiegertje, haar zuster Baukje en twee zoontjes, rechts zittend de man vanWiegertje Hendrik van der Zwaag en mijn opa Kornelis met een feestsigaar. Het was vermoedelijk een verjaardag

Page 11: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 2120 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Huwelijksakte van Geert Gerrits de Heij en Hendrikjen Roelofs Soeten

Page 12: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 2322 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(9) Kornelis de Heij – 1

Bierbrouwer, schippersknecht en mijnwerker, geboren te Munnekeburen op 12 februari 1873, overleden te Ede op 12 maart 1931. Getrouwd te Gaasterland op 27 mei 1897 met en gescheiden te Utrecht op 26 juni 1902 vanRinkje Baukema, geboren te Oudemirdum op 3 maart 1876, overleden te Den Bosch op 21 juli 1943, dochter vanRinke Jans Baukema en Iek Hendriks Brilstra.Kinderen:Iek Geboren te Amsterdam op 1 mei 1898, overleden te Leeuwarden op 29 mei 1974. Getrouwd te Engelen (bijDen Bosch) op 7 april 1931 met Alexander Kentie, Nederlands Hervormd predikant, geboren te Woudrichem op 6februari 1898, overleden te Lunteren op 20 juli 1965, zoon van Leendert Gerardus Kentie en Jozijna van der Mast.Geert Geboren te Amsterdam rond 27 september 1899, overleden aldaar op 27 maart 1900.Naamloos kind Jongetje. Doodgeboren op 24 april 1901.Geeske Overleden op 28 maart 1903 (twee maanden oud). Bij de aangifte van overlijden werd mijn opa nog alsvader opgegeven.

Nu zijn we aangeland bij een zeerdelicaat punt in mijn familie-geschiedenis: de scheiding van opaKornelis. In het voorwoord schreefik al dat er in de familie niet overgesproken werd. Het is allemaalmeer dan een eeuw geledengebeurd en probeer dan maar eensalles op een rijtje te krijgen. Toen ikooit mijn vader voorstelde dat eensuit te zoeken werd hij heel emotio-neel en verbood het mij uitdrukke-lijk. Ik vermoed dat de kinderen uithet tweede huwelijk van mijn opadaar jarenlang nooit iets van gewe-ten hebben. Vandaag de dag is echt-scheiding iets heel normaals, hoe-wel je je wel eens afvraagt dat alshet eens even tegenzit je meteenmoet gaan scheiden. Het is vooralvoor de kinderen een heel ingrijpen-de gebeurtenis. Maar in het jaar1902 was het heel uitzonderlijk. Op 27 mei 1897 trouwde hij in degemeente Gaasterland met RinkjeJans Baukema. Hij was toen 24 enwerkte als bierbrouwer inAmsterdam, zij was 21. Op 1 mei1898 werd hun dochterje Iek inAmsterdam geboren. Achterafblijkt dat Rinkje Jans Baukema na

die tijd al haar kinderen jong zouverliezen. Meteen na het huwelijkverhuisden zij naar Amsterdam. Op27 september 1899 wordt hettweede kind geboren: Geert. Op 27maart 1900 overlijdt hij. Op 24maart 1901 komt er een levenlooskind ter wereld in Utrecht (een jon-getje}. Op 26 juni 1902 wordt hethuwelijk te Utrecht ontbonden.Rinke was toe al in verwachting vannaar later bleek een dochtertje,Geeske.De scheidingsakte luidt als volgt:Na verschenen: Mr. John FrederikEmptage Claningabould, avocaat enprocureur oud 44 jaar, wonende teUtrecht, ons ter inschrijving in deregsiter van den Burgerlijke Standheeft overlegd een vonnis van de Arr.Rechtbank te Utrecht van den 2 April1902 bij welk vonnis is uitgesprokende ontbinding des huwelijks der echt-scheiding is aangegaan te Gaas-terland den 27 mei mei 1897 tus-schen Rinkje Baukema voornoemd enCornelis de Heij schippersknecht,wonende te Utrecht, op grond vanoverspel, welk vonnis wij in hetSuppletoir Register van de BurgerlijkeStand dezer gemeente van het lopende

jaar 1902 hebben ingeschreven ondernummero 10 folio 6 verso deel 1.Voorts heeft de comparant aan onsoverlegd een verklaring van den grif-fier bij genoemd Rechtbank van den23 Juni 1902, waaruit blijkt dattegen bedoelde vonnis geen wettigmiddel kan worden opgekomen.Waarvan wij deze akte hebben opge-maakt in tegenwoordigheid vanGerrit Buisman 31 jaar en JohannesVeldhuizen 67 jaar, stadsbodenwonende beiden alhier. Was gete-kend, etc. Binnen een jaar (op 15 juli 1903)hertrouwt zij te Amersfoort meteen volle neef van mijn opa, Roelofvan der Reijd, zoon van HendrikJans van der Reijd en KlaaskeRoelofs Soeten, een zuster vanHendrikjen Roelofs Soeten, demoeder van mijn opa. Zij gingen inDen Bosch wonen waar zij een vis-handel hadden. Roelof van derReijd overleed daar op 9 november1936 en Rinkje Baukema op 21 juli1943.Mijn theorie is de volgende:Rinkje Baukema trouwde al weervrij snel na de scheiding te Amers-foort. Vermoedelijk had zij een ver-houding met Roelof van der Reijd,de neef van mijn opa en mijn opamet een andere vrouw en was hethuwelijk al heel snel op de klippengelopen. Op het moment van descheiding was zij in verwachtingvan Geeske die maar twee maandenoud mocht worden. Ik heb mijn opanooit gekend maar ik weet dat hijeen goed mens was, goed voor zijnvrouw en kinderen en zich letterlijkdoodgewerkt heeft voor zijn gezin.Rinkje Baukema had een tragischleven wat betreft haar kinderen.Ook in haar tweede huwelijk had zegeen geluk. Op 22 september 1907overlijdt haar zoontje Hendrik opde leeftijd van 1 maand. Het is ook wel zuur te weten dat(zover ik weet) Iek de Heij, de half-zuster van mijn vader en zijn broeren zusters nooit contact met elkaargehad hebben. Haar man AlexanderKentie is op 20 juli 1965 inLunteren overleden, zij op 29 mei1974 te Leeuwarden. De tweede vrouw van mijn opa,Grietje Koers, is in augustus 1963overleden. Iek de Heij en haar moe-der moeten geweten hebben van dehandel en wandel van het gezin van

opa Kornelis en oma Grietje.Misschien zijn er in die periodecontacten geweest. Ik weet er nietsvan. Wat ik wel weet dat er over descheiding niet gepraat mocht wor-den, het was absoluut taboe. Uit deperiode na de scheiding is weinigbekend. Wilde hij niet geconfron-teerd worden met zijn ex-vrouw enneef? Het is allemaal gehuld in denevelen van het verleden. Ik weet dat hij terugkeerde naarFriesland en daar jarenlang alsschippersknecht zijn brood verdien-de. Hij werkte o.a. op het jaagpad.Hij moest op een pad langs hetkanaal schepen trekken, de zoge-naamde trekschuiten. Het was ver-schrikkelijk zwaar werk. Maar hijwas ook regelmatig in Amsterdamin de Friese Sociëteit, waar hij zijnlatere vrouw Grietje Koers onmoet-te en vermoedelijk ook om zijn

dochter Iek te zien. In de navolgen-de huwelijksakte staat dat de laatstbekende woonplaats van van opaKornelis Amsterdam was. Ver-moedelijk zijn zijn ex-vrouw Rinkjeen haar tweede man Roelof van deReijd na hun huwelijk te Amers-foort naar Amsterdan zijn verhuisden daarna de vishandel in DenBosch zijn begonnen.

Toch stond mijn opa bekend alseen vrolijk mens. Als hij op zijnthuisbasis was in de buurt van hetTjeukemeer hield hij op het biljartin de kroeg voordrachten waar veelmensen op afkwamen.Op 7 april 1931 (een kleine maandna zijn overlijden te Ede) trouwtzijn dochter Iek (32 jaar oud) teEngelen (bij Den Bosch) metAlexander Kentie (33 jaar oud). Opde huwelijksakte (zie de volgendepagina’s) staat dat hij predikantwas. Getuigen waren de stiefvadervan Iek en een broer van Alexander.Iek woonde toen nog in Amsterdam(of ze een eerdere relatie had weetik niet). Uit het huwelijk zijn geenkinderen geboren.Vanaf zijn 23e jaar was AlexanderKentie predikant te Haamstede inZeeland. Hij is beroepen door deHervormde gemeente te Sneek enheeft dat aangenomen, vermoede-lijk ook omdat zijn vrouw Iek fami-lie in Friesland had. Op 31 oktober1937 werd hij daar bevestigd alspredikant. Er wordt gezegd dat hijeen fervent roker was en in de oor-logsjaren slechte inlandse tabakrookte, wat zijn gezondheid geengoed heeft gedaan. Hij wilde daar-om naar een kleinere gemeente.Dat werd het kleine dorpje Tzum,vlakbij Franeker. Zijn afscheids-

dienst was op zondagavond 1 juni1947. In Tzum is hij tot 1961 predi-kant geweest, maar ging in dat jaarom gezondheidsredenen met emire-taat (pensioen). Het echtpaarKentie is toen naar Almkerk (NB)verhuisd naar de streek waar hijoorspronkelijk vandaan kwam.

Na de slag om Arnhem in septem-ber 1944 zijn mijn ouders en mijnbroer (die toen anderhalf was) naarFriesland gevlucht en hebben tothet einde van oorlog in een boerde-rij gewoond te Auwsterhaule aanhet Tjeukemeer. De boer wasAlbert ten Hoeve, een zwager vanmijn oma Grietje Koers (zie debeschrijving verderop). Dat betekent dat de halfzuster vanmijn vader in die periode daar vlak-bij heeft gewoond. Ze hebben daarnooits iets van geweten. Jammer.

Dominee Alexander Kentie. predi-kant van de Nederlands Hervormde

kerk te Sneek van 1937-1947Geboorteakte van Rinke Jans Baukema

De pastorie aan het Hoogend 4 teSneek waar dominee Kentie en zijnvrouw Iek de Heij hebben gewoond

Page 13: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 2524 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Huwelijksakte van mijn opa Kornelis de Heij en Rinkje Baukema (het bovenste gedeelte) Huwelijksakte van mijn tante Iet de Heij en Alexander Kentie

Page 14: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 2726 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Mijn opa Kornelis de Heij is af entoe vanuit Friesland in Amsterdamterecht zijn gekomen. Daar was eenFriese sociëteit (zoals dat toen heet-te), hij is daar een periode politiea-gent geweest en het was daar dat hijmijn oma Grietje Koers voor heteerst ontmoette.

Op deze twee pagina’s beschrijf ikin het kort de familiegeschiedenisvan Grietje Koers; ze vormt eenonderdeel in mijn geschiedenis doormijn familiebanden met Friesland.Ze was de dochter van Jan GeertsKoers en Grietje Egberts Otter.Haar ouders hadden een armoedigbestaan, zoals zovelen in Frieslandin die periode. Jan Koers (mijn vader is naar hemvermoemd), in de familie bekendals ‘Pake Koers’ (pake betekent opa

in het Fries) werkte als losse boe-renarbeider en had grote moeitezijn gezin te onderhouden. Daaromverdiende hij geld bij als stroper vanwilde eenden. Zijn geweer verstop-te hij in een deken in de buurt vanzijn jachtplaatsen, want de veld-wachters kenden zijn reputatie enjaagden ook op hem. Hij is nooitgepakt.Mijn oma vertelde dat zij als kleinmeisje met de eenden in een kus-sensloop naar de kroegen ging. Daarzat de koper en zij wees alleen maarnaar de sloop en ging weer naar bui-ten. Een poosje later kwam dekoper en gaf haar het geld.Zijn vrouw Grietje Egberts Otterkon het harde leven niet meer aanen liet hem achter met de kinderenen ging bij iemand van haar familiewonen (ik weet niet bij wie).

Begin 1923 werd zij ernstig ziek.De familie vroeg hem haar tebezoeken, maar dat kon hij nietmeer opbrengen. Pake Koers staat in de familiebekend als een nors en humeurigmens, maar als je zijn droevig levenbekijkt kan ik heel goed begrijpendat hij zo was. De laatste jaren vanzijn leven woonde hij in bij zijndochter Hendrikje en zijn schoon-zoon Albert ten Hoeve. Toen hij bij een familiefeestje eenborreltje teveel op had kreeg hijruzie en greep naar zijn jachtgeweerdat toen aan de muur hing. Hetwerd hem afgepakt en in hetTjeukemeer gegooid. Kort daarna ishij overleden op de leeftijd van 94jaar. Geen slechte leeftijd voor zo’nouwe stroper. Ik ben trots op hem!

Grietje Koers rond 1902 in Amsterdam waar zij als dienstbode werkte.

JAN GEERTS KOERS (Pake Koers)

Geboren op 20 december 1841 in de gemeente Ængwirden. Zoon van Geert Jans Koers en Jantje Klazes Smid.Overleden in de gemeente Doniawerstal op 30 december 1935. Getrouwd op 16 mei 1869 met Grietje EgbertsOtter, naaister, geboren te Tjalleberd op 8 november 1846, dochter van Egbert Jans Otter en Grietje HarmensKnol. Overleden te Rosterhauwle op 26 januari 1923. Gezien de geboortedatum van het eerste kind was er sprakevan een ‘gedwongen’ huwelijk.

Kinderen:Jantje Geboren op 19 november 1869 te Luinjebert. Getrouwd te Doniawerstal op 6 april 1895 met HendrikJacobs Stuiver (28 jaar) zoon van Jacob Stuiver en Woltertje Lubberts Kolk.Nennigje Geboren op 9 februari 1872 te Terband, overleden op 22 december 1893. Zij leed aan epilepsie. Tijdens een storm en veel regen kreeg zij een epileptische aanval, viel in een ondiepe plas en verdronk.Hendrikje Geboren op 21 juli 1874 te Luinjebert, overleden op 30 december 1931. Pake Koers woonde toen al bijhaar in en heeft ook haar overlijden nog moeten meemaken. Getrouwd te Doniawerstal op 3 april 1904 met Albert Jans ten Hoeve, geboren te Tjallebert op 17 december 1878.Grietje Geboren op 7 januari 1877 (zie 9-2).Geesje Geboren te Terband op 5 oktober 1879, overleden na 1963. Getrouwd op 20 mei 1909 met Kornelis van der Veer, huisschilder. Zij hadden een huisje aan het Tjeukemeer met een bordje met het opschrift ‘meester schilder’. Mijn vader kon hem niet uitstaan en zij dat het een ‘flodderschilder’ was.Geert Geboren op 11 januari 1883, jong overleden.Geertje Geboren op 17 mei 1887 te Luinjebert, overleden op 7 april 1889.

Jan (Pake) Koers met zijn kleinzoonJan ten Hoeve bij wie mijn ouders en

mijn broer in de oorlog enkelemaanden konden onderduiken

Grietje Egberts Otter

Nennigje Koers Hendrikje Koers en Albert ten Hoevebij hun 25-jarig huwelijksfeest

Geesje Koers en Kornelis van der Veer

Jan (Pake) Koers en zijn broer Klaas met vrouw. Kijk naar hun gezichten, wat hebben die mensen veel meegemaakt!

Page 15: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 2928 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(9) Kornelis de Heij – 2

Getrouwd te Doniawerstal op 11 januari 1907 met Grietje Koers, geboren te Tjalleberd op 7 januari 1877, over-leden te Ede op 12 augustus 1963, dochter van Jan Geerts Koers en Grietje Egberts Otter.Kinderen:Margaretha (Grietje, tante Gré) Geboren te Kray (Duitsland) op 19 december 1907,overleden te Utrecht op 28 augustus 1973. Getrouwd te Ede op 19 december 1932 met Christiaan van Londen, machinist N.S., geboren teUtrecht op 8 december 1907, overleden na 28 augustus 1973. Ze kreeg hartproblemen en op de terugreis van eenvakantie in Oostenrijk kreeg ze een hartaanval. Na enkele dagen is ze in een ziekenhuis in Utrecht overleden. Mijnvader en moeder zijn nog bij haar op bezoek geweest en toen zij mijn vader zag zei ze: ‘Dat jochie heb ik vakergezien’. Ze leek precies op mijn vader, had pretoogjes en omdat ze de oudste dochter in een groot gezin wasbeschouwde ze mijn vader een beetje als haar zoontje.Gerhard (Geert, ome Gerard) Huisschilder, geboren te Camperbruch (Duitsland) op 9 november 1909, over-leden te Ede op 9 februari 1998. Getrouwd rond 1938 met Grietje Tel (tante Gré), geboren te Assen op 28 augustus 1912, overleden te Ede op 5 mei 2002.Kinderen:Cornelis (Cor) Huisschilder, glaszetter, geboren te Ede op 2 maart 1939. Getrouwd op 13 augustus 1987 metNieske (Nies) Wilhelmina Peters, geboren te Rhenen op 31 augustus 1941, dochter van Jef Johannes Peters enMaria Brouwers.Geert Geboren op 8 januari 1942. Getrouwd te Ede op 18 oktober 1961 met Cornelia Johanna Meurs, geboren teBennekom op 23 maart 1944, dochter van Cornelis Meurs en Johanna Looijen.Eduard (Ed) Timmerman, geboren te Ede op 3 januari 1952, getrouwd op 13 juni 2002 met Reina Klasina van der Pol.Hendrika (Hendrikje, tante Riek) Geboren te Kamp Lintfort (Duitsland) op 24 december 1910, overleden teLeiden op 26 juni 1990. Getrouwd te Ede op 5 juni 1937 met Johannes Matthijs Petrus Barendse, huisschilder, lateragent van politie, geboren te 's-Gravenhage op 2 januari 1912, overleden te Leiden op 29 mei 1987, zoon vanQuirinus Barendse en Maria Catharina van den Heuvel.Zij hadden drie kinderen: Rinie, Margreet en Thijs. Zij woonden aan de Van Panhuisstraat in Noordwijk aan Zee.Ik ben daar een paar keer als kind op vakantie geweest. Zij verhuurden een kamer aan ‘badgasten’ en daarom moestaltijd stil zijn in huis. Ik herinner mij de zee, de duinen en de lekkere haring uit Katwijk die ome Thijs altijd haalde.Johanna (Geesje, tante Jo) Geboren te Moers (Duitsland) op 27 oktober 1913, of zij nog leeft weet ik niet. Haardochter heeft haar ondergebracht in een verzorgingstehuis in Driebergen. Getrouwd met Arnold Böhmer, sigaren-maker, later noemde hij zich antiquair. Op de dag van hun huwelijk stond tante Jo op hem te wachten, maar hijkwam niet opdagen. Hij woonde ergens in Ede op kamers, ‘in de kost’ heette dat toen. Mijn vader moest hem daarwakker maken. Hij wilde toen op fiets met tante Jo naar het stadhuis. Mij vader heeft toen een taxi besteld voormijn oma en zei tegen zijn zuster dat ze nu nog terug kon. Zij heeft het niet gedaan. Tante Jo leek precies op haarmoeder, had altijd een hond en was lid van de wandelvereniging. In de tachtiger jaren ontmoette ik een oude post-bode uit Ede, Van Rhoon. Hij vertelde mij dat hij ooit verkering had met tante Jo. Ze zaten allebei op dewandelvereniging. Toen ik jaren later dit aan tante Jo vertelde had zij een brede glimlach. Waarom zij niet verderzijn gegaan weet ik niet. Wel weet ik dat de postbode getrouwd was met een depressieve vrouw en dat tante Jo meteenzelfde persoon getrouwd was. Zij hadden twee kinderen: Margreet en Arnold. Ome Arnold had waanvoorstel-lingen, hij dacht steeds dat het einde der dagen naderde. Zijn kinderen mochten nauwelijks naar buiten. Hij kochteen huis aan de Lawickse Allee in Wageningen en begon een antiekhandel, die niet erg succesvol was. Toen hijstierf nam zijn zoon de zaak over en kwam er toen pas achter dat er veel schulden waren. Hij pleegde zelfmoord. Berta (Baukje) Geboren te Moers (Duitsland) op 4 april 1915, overleden in het ziekenhuis te Heerlen op 4 maart1926 om 8 uur ’s avonds aan hersenvliesontsteking.Jan Produktiemeester Enka (volgt 10)Wiegertje (tante Willie) Geboren te Nuth op 24 april 1920, overleden te Ede op 4 juni 2007. Getrouwd metAlbert Gerritsen (ome Ap), eerst slagersknecht bij slagerij Van Gulik aan de Parkweg te Ede, later portier bij deENKA tot zijn pensionering. Overleden te Ede op 24 augustus 1996. Zij was de jongste uit het gezin en ook delaatste die trouwde. Zij woonde toen met haar moeder aan de Blokkenweg langs het spoor in Ede. Haar moederbleef na haar huwelijk bij haar wonen. Zij verhuisden later naar de Kamperfoelielaan in Ede. Tante Willie en omeAp hebben goed voor oma gezorgd. Oma is thuis overleden, ze was niet ziek, zo was gewoon op en versleten. Delaatste week van haar leven ging ze weer Fries praten, de taal die ze als kind leerde. Ze hadden twee dochters:Dickie en Beppie (Berta)

NB Zoals u ziet zijn er enkele dochters die Margreet genoemd werden. U zult begrijpen dat ze vernoemd werdennaar hun oma Grietje.

Op de Friese sociëteit inAmsterdam kon men de Friese taalspreken en het laatste nieuws uitFriesland horen. De meest gebruik-te verbinding was de veerboot vanLemmer over de toenmalige Zui-derzee naar Amsterdam. Mijn oma Grietje werkte ergens opde grachtengordel van Amsterdambij de gefortuneerde gezustersSchol. Zij was daar dienstmeisje,had het eten en wonen gratis enverdiende 100 gulden per jaar(!).Ze werkte in de keuken, moest degasten bedienen en als er aangebeldwerd moest ze een mooi luxe schor-tje voordoen.Het was daar in Amsterdam in desociëteit dat ze mijn opa Kornelisontmoette. Op 11 januari 1907trouwen zij in de Friese gemeenteDoniawerstal. Ik denk dat zijmeteen na het huwelijk naarDuitsland vertrokken zijn waarmijn opa als schachtbouwer in dekolenmijnen is gaan werken. Datwas geen voor de hand liggendebeslissing. Misschien moeten we op het themageloof komen: haar ouders waren

misschien protestant, maar daar isniets van te vinden, zover ik weet isgeen van de kinderen gedoopt. Feitis wel dat Grietje Koers lidmaat wasvan de apostolische kerk en dat haarhele leven gebleven is. Wat is deapostolische kerk?In het kort komt het op het volgen-de neer: de katholieke kerk kent depaus. Hij is de opvolger van deapostel Petrus. De apostolische kerkis een soort protestantse kerk dieeen ‘paus’ met de naam stamapostelheeft. Ieder lidmaat van de apostoli-sche kerk heeft een portret van destamapostel in zijn woning staan.Van oorsprong komt dit geloof uitEngeland, maar na een afscheidingis het een Duitse beweging gewor-den. Sinds 1897 zijn er nu 8 Duitsestamapostelen geweest.Mijn idee is dat Grietje Koers inAmsterdam lid is geworden van deapostolische kerk. Door hun inter-nationale contacten hielpen de lid-maten elkaar. Meteen na het het huwelijk ver-trokken zij naar het DuitseRuhgebied en ging mijn opa werkenin de mijn ‘Bonifacius’ in het dorpje

Kray bij Essen. Hun eerste kind(Gré, Grietje) wordt daar geborenop 19 december 1908. Daar heefthij niet lang gewerkt, vermoedelijkhad hij het daar niet naar zin en ver-kaste naar de mijn ‘FriedrichHeinrich’ bij het dorpje KampLintfort bij Duisburg die net geo-pend was. In mijnbouw werdengoede salarissen betaald, vooral aande schachtbouwers en dat dat wasmijn opa. Zij deden het smerigsteen gevaarlijkste werk. Zij moestende schachten graven en stutten metmijnhout. In de latere periode had-den de mijnwerkers helmen metlampen voorop, maar toen niet. Zijhadden de mijnwerkerslampen meteen beugel in hun mond. Mijnvader vertelde mij eens dat mijnopa geen hoektanden meer haddoor het dragen van die lamp. Zijhadden voor 1914 (het begin van deEerste Wereldoorlog) een voor dietijd welvarend bestaan in Duitsland.Mijn oma was nogal precies en hieldvan schoon en mooie dingen. HaarDuitse vriendinnen zeiden tegenhaar ‘Grietje, du bist schon imHimmel’.

De veerboot van Lemmer naar Amsterdam over deZuiderzee uit die periode. Dit vervoermiddel vormde eenbelangrijk onderdeel van de ontmoeting tussen mijn groot-ouders.In die tijd had de Zuiderzee (nu IJsselmeer) een openverbinding met de Waddenzee en had dus zout water.Rondom de Zuiderzee waren veel vissersdorpen zoalsVolendam, Marken, Spakenburg, Huizen en Harderwijk.De Zuiderzeeharing was wereldberoemd. Het was eenapart ras van uitzonderlijke kwaliteit en paaide daar. Nade bouw van de Afsluitdijk in 1928 (de naam zegt het al)probeerde de haring vanuit de Noordzee terug te komen,maar stuitte jarenlang op een onneembare vesting: de dijk.Uiteindelijk is deze haringsoort uitgestorven.Van mijn ouders weet ik dat in de twintiger jaren van devorige eeuw vishandelaren, vooral uit Harderwijk, naarEde kwamen. Ze vertrokken ’s nachts met verse vis. Een emmer vol met haring kostte een kwartje. Tong, scholen schelvis kon je voor een prikkie kopen. Vis was toen heteten van de armen. Nu is het andersom.

Page 16: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3130 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Uit de binnenkant van het trouwboekje: de bekende gegevens, maar er moest in die tijd heel pontificaal wordentoegevoegd ‘gescheiden echtgenoot van Rinkje Baukema’

De volgende pagina: mijn opa wilde zijn eerste kind aangeven bij de burgerlijke stand in Kray volgens de Friese traditie.De eerstgeboren dochter werd vernoemd naar de moeder van de bruid: Grietje. In Duitsland werd die naam niet

geaccepteerd en er werd een Duitse naam gekozen: Margaretha. Mijn opa proteesteerde en tussen haakjes werd er tochnog Grietje achter gezet. Hetzelfde gebeurde met zijn zoon die volgens de traditie vernoemd moest worden naar zijn

vader Geert. Ook dit werd niet geaccepteerd: de naam werd Gerhard met tussen haakjes Geert. Bij de geboorte vanHendrikje heeft hij vermoedelijk de moed opgegeven en het zo maar gelaten: het werd Hendrika. Kijk ook naar hetambtelijke Duitse handschrift, het stempel en het voor mij toch vriendelijker handschift vanaf 1917 in Nederland .

Deze familiefoto van het gezin De Heij is genomen rond 1923 in het dorpje Nuth (Zuid-Limburg).V.l.n.r. Berta (Baukje), Jan, Hendrika (Hendrikje), oma Grietje, Gerhard (Geert), opa Kornelis, Wiegertje (Willie),

Margaretha (Grietje) en Johanna (Geesje)

De kolenmijn ‘Friedrich Heinrich’, te Kamp Lintfort rond 1908.

Het is op dit moment de enige Duitse mijn waar nogsteenkool gedolven wordt

De kolenmijn ‘Bonifacius’, te Kray bij Essen rond 1920. Hier is mijn Opa Kornelis als mijnwerker begonnen en in

het dorpje Kray is zijn oudste dochter Gre (Grietje)geboren.

Page 17: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3332 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Een stukje geschiedenisVanaf 1870 waren veel Neder-landers (vooral uit Groningen,Drenthe en Friesland), gedwongendoor de bittere armoede daar, in hetDuitse Ruhrgebied gaan werken.De Duitse volkstelling uit 1913registreerde 94.000 Nederlandsearbeiders in het Ruhrgebied. DeNederlanders waren in de Duitsekolenmijnen graag gezien. Uit degegevens van de ‘Knapp-schaftskassen’ (sociale verzekerings-instituten voor mijnwerkers voorouderdomspensioen, weduwen- enwezenpensioen, invaliditeitsuitke-ring en ziektekostenverzekering),blijkt dat in 1893 1500 Neder-landers in Duitse kolenmijnen inhet Ruhrgebied werkten. Dit aantalwas in 1912 opgelopen tot 5124 enwas in 1913 verder opgelopen tot6000. Naast deze 6000 paspoort-Nederlanders werkten er ook enigeduizenden inmiddels tot Duitsergenaturaliseerde Nederlanders enstatenloos geworden vroegereNederlanders als mijnwerker in hetRuhrgebied. Door de verwantschapvan de Duitse taal met hetNederlands voldeden veel gemi-greerde Nederlanders ook snel aande in Duitse veiligheidswettengestelde eis dat leidinggevenden een

goede kennis van de Duitse taalmoesten hebben. De Nederlandsemijnwerkers klommen in de mijn-bedrijven sneller op naar hogere,specialistische leidinggevende posi-ties dan hun Oost-Europese colle-ga’s (vooral Polen). Zij kregen daar-mee een grote praktische mijn-bouwkundige ervaring en velenbrachten het tot opzichtersfuncties. De Nederlandse migranten kondenook gemakkelijker van de ene mijnnaar een andere gaan werken indienzij daar een betere positie kondenkrijgen; ditin tegenstelling tot depositie van de Poolse mijnwerkersin het Ruhrgebied. De Poolsemigranten bleven voor de EersteWereldoorlog en ook daarna vanuithet Ruhrgebied actief streven naarhet losmaken van een eigen Poolsenatie uit het Duitse keizerrijk enhet vergroten van Polen door hetbeïnvloeden van referenda in gebie-den met een gemengd Duits-Poolsebewoning. Dit was niet bevorderlijkvoor de integratie van Poolse mijn-werkers in de Duitse mijnhiërar-chie. Het wantrouwen van deDuitsers tegen Polen werd vormgegeven in de ‘Polenüberwachungs-stelle’. Na de Eerste Wereldoorlogmigreerden veel Poolse mijnwer-kers uit het Ruhrgebied naar het

Nederlandse Zuid-Limburg en deFranse kolenmijnen in de Borinage.Frankrijk had gestreden voor hetlosmaken van een zelfstandig Polenuit het gehate Duitse keizerrijk.

Het gezin De Heij woonde van1907 tot 1917 in drie dorpen in dede buurt van de kolenmijn: Kray,Kamp Lintfort en Moers. Op 28 juli1914 brak de Eerste Wereldoorloguit. Mijn oom Gerard vertelde mijeens dat hij precies bij het uitbre-ken van de oorlog een arm gebrokenhad en een paar dagen (vermoede-lijk in Duisburg) in het ziekenhuislag. Hij vertelde dat daar de eerstegewonden werden binnengebracht.De Duitsers waren België binnenge-vallen om van daaruit Frankrijk aante vallen. De gewonden waren ermeestal slecht aan toe: amputatiewas nog het minste. Het heeft eendiepe indruk op hem gemaakt.De oorlog verliep in het begin goedvoor de Duitsers, maar gaandewegwerden ze in het defensief gedron-gen en toen de Verenigde Statengingen deelnemen was het pleitbeslecht. De Duitse vloot werd bijhet Deense Jutland verslagen entoen volgde er een zeeblokkade ende eerste levensbehoeften gingen opde bon.Zo werd de situatie in Duitslandsteeds slechter en mij opa en omazullen regelmatig hebben gesprokenover een verhuizing naar Neder-land.

Roerige mijnstreek in 1914-1918Bron: Dagblad De LimburgerWij bidden dagelijks de Almach-tige, dat hij de overwinning mogeschenken aan de kant der Duitsewapenen, waar veel van onze vrien-den, ‘koempels’ en verwanten strij-den voor Vorst en Vaderland. Eenop het eerste gezicht opmerkelijkcitaat uit het blad de ChristelijkeMijnwerker van 8 augustus 1914.Maar voor de mijnwerkers uit deOostelijke Mijnstreek heel begrijpe-lijk. De grens bestond niet voorhen, ze hadden veel familie- en cul-turele relaties met de Duitse koem-pels en spraken hetzelfde dialect.De oorlog hakte er diep in, degevolgen waren meteen voelbaar.Binnen een maand raakten de Lim-burgse mijnen een kwart van hunarbeidskrachten, de jongste en vaak

beste krachten, kwijt. Dat werd ver-oorzaakt door de algehele mobilisa-tie in Nederland. Nederlanders hadden geen trek inhet slecht betaalde, gevaarlijke enongezonde werk. Hoewel de stij-gende werkloosheid toch nog veelNederlanders de mijnen in dreef,waren het Vlaamse en vooralWaalse vluchtelingen die de mijnenaan het draaien hielden in de perio-de 1914-1918.De oorlog scherpte de al bestaandeproblemen nog eens extra aan.‘Terwijl het aantal mijnwerkers tus-sen 1914 en 1918 zowat verdubbel-de, werden door gebrek aan bouw-materialen als hout en cement veelte weinig huizen opgeleverd. Huis-jesmelkers beleefden gouden tijden.De woningnood, gecombineerd metde toenemende ontevredenheidover de achterblijvende lonen en destijgende voedselprijzen zorgdengaandeweg voor een explosievestemming. Dat werd nog verergerddoor de barse onbuigzaamheid vande mijndirecties. In hun haast deproductie en hun winsten te verho-gen zetten de mijndirecties de mijn-werkers steeds meer onder druk entraden ze ongemeen fel op tegenwat zij zagen als werkverzuim.Daarbij werd door het systeem vanforse boetes en ontslagdreigingen desfeer op de mijnen danig verpest. Hetaantal (dodelijke) ongevallen namsteeds meer toe. In deze situatie koneen uitbarsting niet uitblijven.Begin 1915 stegen de voedselprij-zen binnen twee maanden metmaar liefst 30 procent. De directiesscheepten de koempels keer op keeraf met tijdelijke, beperkte duurte-toeslag. Hierbij geholpen door deautoritaire aalmoezenier Henri Poelsen de katholieke kerk. Die was felgekant tegen alles wat ‘de rooien’wilden en voorstonden. Stakings-breker Poels: ‘Er zal niet gestaaktworden als ik het niet wil en ik wilhet niet en dus wordt er nietgestaakt’ kreeg steun van de Lim-burgse pers. Die, even anti-socialistisch als Poels, schilderde deduizenden op een staking aanstu-rende mijnwerkers af als on-Limburgse, vreemde sujetten. Destaking die op 21 juni 1917 werduitgeroepen, werd snel de nekomgedraaid doordat zo’n 1000Belgische mijnwerkers, de harde

kern van de staking, opgepakt en tij-delijk geïnterneerd werden in eenkamp bij Zeist.Ik denk dat mijn grootouders in dieperiode besloten hebben terug tekeren naar Nederland. Er was toenzo’n schreeuwend tekort aan erva-ren mijnwerkers dat de mijndirec-ties zich soepeler naar het peroneelgingen opstellen. Mijn opa gingwerken in de mijn Emma teHoensbroek en ze gingen wonen inhet vlakbijgelegen dorpje Nuth. Toen mijn vader geboren was hadmijn oma zoveel moedermelk datzij ook wekenlang het kind van eencollega voedde dat te vroeg geborenwas. Het kind is later voorspoedigopgegroeid.Mijn vader vertelde dat hij in dietijd drie talen sprak: op schoolNederlands, op straat Limburgs enthuis Fries. Hij had daar een geluk-kige jeugd.

Bij Hoensbroek is een kasteel metslotgracht. Tijdens een strenge win-ter stalen zij daar de show met eenvoorstelling als ijsdansers. Iedereenging van het ijs af om hen onder eendaverend applaus de ruimte tegeven. Als rechtgeaarde Friezenhadden zij dat in hun jeugd geleerd.Maar langzamerhand ging degezondheid van mijn opa achteruit.Het kolenstof had zijn longen steedsverder gesloopt en uiteindelijkmoest hij stoppen met werken. Erwas een klein pensioentje, maardaar kon het gezin niet van leven.Toen werd ook nog Baukje ernstig

ziek en stierf op 4 maart 1926 om 8 uur ’s avonds aan hersenvliesont-steking.Er moest een oplossing komen voorde gezinssittuatie. Er kwamen tweemogelijkheden: fabrieken haddengraag grote gezinnen. Die zorgdenvoor goedkope arbeidskrachten.Het gezin kon kiezen uit de gloei-lampenfabriek Philips in Eindhovenof de net opgestarte kunstzijde-fabriek ENKA in Ede. Men koosvoor Ede in de hoop dat de bosrijkeomgeving een heilzame werkingzou hebben op de longen van mijnopa. De knoop werd doorgehakt: hetwerd Ede en zo begon een nieuwelevensfase in het gezin van mijn opaen oma.

Het kasteel en de slotgracht inHoensbroek waar mijn grootouders

een ijsdans-show gaven

Mijnwerkerswoningen die door de mijndirecties voor een redelijke huur aan het personeel werden verhuurd. Er konden grote gezinnen wonen

en ze hadden grote tuinen waar groenten en fruit konden worden verbouwd. Hetwas heel normaal dat een gezin er een varken op na hield dat in het najaar werd

geslacht. Dat varken werd gevoed met het etensafval van het gezin. Zo’n wijkwerd zowel in Duitsland als in Limburg een ‘kolonie’ genoemd omdat er meestal

buitenlanders of mensen van buiten de streek woonden

Page 18: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3534 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

Voor ik verder ga met de lotgevallenvan de familie, eerst een beschrijvingvan de kunstzijdefabriek ENKA, diezo’n belangrijke rol heeft gespeeld inde families De Heij en Leijenaar.

In 1918 was Ede een slaperig strengCalvinistisch dorpje met zo’n 5000inwoners. Er was sinds 1908 eengarnizoen met infanterie en artille-rie, later kwam daar nog de verbin-dingsdienst bij. Het leven speeldezich ten noorden van de spoorlijnaf. Ten zuiden daarvan was boeren-land met daartussen af en toe eenwoonhuis. Alleen bij het station aande Parkweg en in het zgn. ‘Oranje-park’ was sprake van dichtere be-bouwing. De komst van de fabriekmaakte daar radicaal een eind aan.

Waarom werd gekozen voor Ede alslocatie voor de te bouwen fabriek?Daar waren drie redenen voor:De goedkope grond. De fabriek werdgebouwd op de zgn. ‘Schraal-

jammer’, onvruchtbare grond waarniets te verbouwen viel. De grondwerd aangekocht voor een paardubbeltjes per vierkante meter.De ligging. De fabriek lag aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem, eenideale plaats.Het grondwater. De fabriek had voorde productie gigantisch veel waternodig dat ook nog heel zuiver moestzijn. Honderden meters diep onderdikke grintlagen bevinden zichgrote eeuwenoude waterreserves.Dat water kan zonder gezuiverd teworden meteen gebruikt worden.In Ede staat nu de fabriek vanAppelsientje. Uit tropische landenkomt de dikke ingevroren siroop ensamen met het Edese grondwaterwordt het weer sap.

Rond 1918 wordt begonnen met debouw van de kunstzijdefabriekENKA. De fabriek wil woningendichtbij de fabriek bouwen. Er wor-den 300 gewone woningen en 30middenstandswoningen gebouwd.De gewone woningen wordenondergebracht in de woningbouw-vereniging ‘Vooruit’. Het bestuurvan de vereniging bestaat voorna-melijk uit ENKA-medewerkers. Deconstructie met een woningbouw-vereniging levert rijksfinancieringvan het project op. De midden-standswoningen zijn op anderewijze gefinancierd. De Enka krijgteen toewijzingsrecht gedurende

vier weken op de woningen van‘Vooruit’. Echter, het gevraagderecht om de huur ook op te kunnenzeggen wordt door de minister ont-zegd. Stakers, ontslagenen engepensioneerden hebben ook huur-rechten. In 1921 en 1922 komt deeerste serie woningen gereed. In1925 is het geheel klaar. De hurenvariëren van ƒ 4,25 tot ƒ 8,00 permaand. ‘Vooruit’ is een tamelijkluxe tuindorp, met afwisselendewoningen, gedeeltelijk gerioleerd,met gratis water (van de fabriek) envooral grote tuinen. Sommigewoningen hebben vijf slaapkamers.Immers, de Enka mikt op kinder-rijke gezinnen. Met name familiesmet veel dochters kunnen op eensnelle toewijzing rekenen, want defabriek heeft in de haspelafdeling ende twijnerij veel meisjeshandennodig.In het begin gaat het heel goed methet tuindorp. Alle huizen zitten vol.Medewerkers van de fabriek dieeerst in pensions en hotels, zoal het‘Parkhotel’ en ‘De Reehorst’ zijnondergebracht, kunnen hun vrouwen kinderen over laten komen.In het ‘Parkhotel’ in het Oranjeparkwerden later Duitse meisjes onder-gebracht die onder streng toezichtvan nonnen stonden. Toch ontsnap-ten er veel aan hun aandacht.Enkelen van hen zijn met Neder-landse mannen getrouwd.Maar niet iedereen is gelukkig inhet tuindorp. Alles draait om defabriek. De controleurs van defabriek hebben te allen tijde toe-gang tot alle woningen. De socialecontrole is groot. Er woont oor-spronkelijk vrijwel uitsluitend im-port. Weliswaar is de personeels-aanname van Enka zeer streng,alleen ‘nette’ mensen komen in aan-merking voor een vaste baan, maarde diversiteit is te groot om de wijkgezellig te maken. Binnen vijf jaarblijken de meeste nieuwkomers teverhuizen. De wijk verandert vaneen wijk voor toezichthoudend per-soneel tot een wijk voor geschooldeen ongeschoolde arbeiders. Deautochtone bevolking kijkt op dewijk neer, niet in de laatste plaatsomdat zich hier ook andersdenken-den vestigen zoals Rooms Katho-lieken en niet-gelovigen. Je kunt hetvergelijken met Rotterdam. Toende haven met de komst van stoom-

schepen explosief groeide, gingenveel mensen uit Zeeland en West-Brabant ten zuiden van Maaswonen die in het havenbedrijf enscheepsbouw gingen werken. Erwerd op neergeken. In Ede gebeur-de precies hetzelfde. De fabriek trok niet alleen arbeidersaan, maar ook middenstanders,zoals de Brabantse schoenmakerKeesje van Gool die op de Parkwegeen schoenenhandel opende (hij isde oprichter van de Katholiekevoetbalvereniging Fortissimo). Detextielhandelaar Tel die van Assennaar Ede verhuisde. Zijn dochterGré trouwde met mijn ome Gerard.Binnen de gemeente heeft men uit-gesproken twijfels over de fabriek.De gemeenteraad debatteert alspoedig over mogelijke milieuver-vuiling (1920!) en geestelijk vervalvan de bevolking. De invoering vaneen zondagse werkploeg in 1924leidt tot luide protesten, maar wet-telijk verbodsregelingen ontbreken.De moeizame relatie tussen degemeente en de ENKA wordt onderandere uitgevochten via de woning-bouwvereniging. De woningbouw-vereniging raakt in financiële pro-blemen, terwijl tegelijkertijd deaftakeling van de wijk begonnen is.Eind 1931, midden in de crisisjaren,staan ruim 100 woningen leeg. Erkomen renovaties, maar de in-middels AKU geheten ondernemingis gedwongen om haar sociale acti-viteiten te beperken. Geleidelijkaan wordt ‘Vooruit’ een gewonewoningbouwvereniging waar ookmensen wonen die niet bij defabriek betrokken zijn. In 1984wordt ‘Vooruit’ opgeheven en gaathet woningbezit over naar dewoningbouwverenging Ede.

De eerste jarenIn januari 1922 start de productie inEde. De eerste spinmachines heb-ben kleine spoeltjes waar 65 gramgesponnen draad op past. Als dezespoel vol is moet deze handmatigworden gewisseld. Anno 1997 zijnde spoelen 950 gram. Dit verschilbetekent op zich al 15 keer zo veelwerk als nu. Net als in de normaletextielindustrie wordt het garenoorspronkelijk afgeleverd op stren-gen. Het geeft opnieuw ontzettendveel sorteerwerk. Allemaal werk datvoorzichtig met zachte hand moetworden gedaan. Daarom warenzoveel meisjeshanden welkom. In1923 staan er in Ede 1167 mensenop de loonlijst. Voor veel mensenuit de beginjaren is de overgangnaar het fabriekswerk zeer ingrij-pend. De boerderij met zijn natuur-lijke ritme is vervangen door eendenderende fabriek met duizendenmensen en een zeer dwingendarbeidsproces. Diverse bronnenmaken dan ook melding van meisjesdie ‘zenuwinzinkingen’ krijgen. Demeisjes werken hoofdzakelijk in detwijnerij haspelafdeling, waar destrengen met garens worden gesor-teerd en klaargemaakt voor verzen-ding. Vele van deze meisjes zijnslechts 14 of 15 jaar.De werkweek duurt voor hen 54uur, inclusief de zaterdag , exclusief

de pauzes . In 1927 telt de onderne-ming 3200 vrouwen, waarondereen dame die speciaal tot taak heeftde nagels te manicuren, om bescha-digingen aan draden te minimalise-ren. Het regime is streng. Op aller-lei handelingen staan boetes. Naarde WC gaan kost een cent. Eenminuut te laat betekent een kwar-tier minder loon. Praten tijdens hetwerk is niet toegestaan en al hele-maal niet over politiek. Het loon isechter prima. Een weeksalaris van ƒ 18 voor een volwassen arbeider isongeveer drie gulden hoger dan debetaling voor veel zwaarder werk ineen steenfabriek. Daar moet men63 uur werken. Een landarbeiderverdient in die periode ƒ 2,50 perdag. De meisjes in de fabriek ver-dienen ƒ 8,00 per week. Men waaktzorgvuldig over de netheid van demedewerkers en de orde in defabriek. Dat valt met de duizendenongeschoolde en jonge meisjes nietmee. Ze komen overal vandaan:Groesbeek, Harderwijk, Soest, deBetuwe, Gennep, Drenthe zelfs.Uit de zeer wijde omgeving komtmen lopend. Het verloop is groot.Iedere week zijn er vele vacatures.Men kan zich aanmelden bij depoort. In het aannamebeleid van de mede-werkers is men zeker in het beginuiterst voorzichtig. Men gaat opHet begin van de bouw van de ENKA-fabriek in 1918

Luchtopname van de fabriek vlak na de bouw. De ingang bevond zich nog aande westzijde. Links is dus het station Ede-Wageningen. De fabriek heeft een

Engelse architectuur, vierkant met torenachtige gebouwen op elke hoek

Het Parkhotel in het Oranjeparkwaar de Duitse meisjes fel bewaakt

werden door de nonnen

Page 19: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3736 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

huisbezoek en controleert welkecafé’s iemand bezoekt. De bedrijfs-leiding doet er alles aan om eengoede naam op te bouwen als werk-gever.Orde en netheid zijn sleutelwoor-den. Witte jurken voor de meisjeszijn verplicht. Van meet af aan pro-beert men een redelijk sociaal vang-net te bieden, redelijk beloningenen veel secundaire voorwaarden,zoals uitvoerige ondersteuning vanhet verenigingsleven, aandacht voorscholing en een eigen medischedienst. Al sinds 1915 bestaat deNKZF, de ENKA-ziektekas. Ookhet begrip pensioen bestond in eenwat patriarchale vorm al sinds 1917en kreeg in 1929 een definitievevorm door oprichting van hetENKA Pensioenfonds. Er zijnfabriekscommissies, om de wensen,ideeën en klachten van de mede-werkers door te geven. In het eersteEdese productiejaar haalt men zo'n100.000 kilo kunstzijde. In hettweede jaar 877.000 kilo. In 1925produceert men in Ede en Arnhemsamen 2 miljoen kilo. Wereldwijdwordt er dan zo’n 85 miljoen kilogemaakt. De ENKA produceert nudus ruim 2% van de wereldproduc-tie. Het aantal medewerkers stijgtin 1929 tot een leger van maar liefs5.200 mensen. De NederlandseKunstzijdefabriek begint op wereld-schaal behoorlijk mee te tellen. De fabriek wordt in 1925 alweer alste klein beschouwd en er komt eengrote uitbreiding aan de westzijde.De poort wordt verplaatst naar denoordzijde, tegen de spoorlijn aan.Die poort staat er nu nog steeds.Links bevindt zich de oorspronke-lijke hoektoren en rechts een nieu-we pedant. Voor de duizendenmeisjes komen er kleedlokalen ten

oosten van de poort. Er komt eenbusstation en een eigen spoorweg-perron. De productiecapaciteitwordt verdubbeld. In 1928 volgtnog een verdere uitbreiding. In defabrieken komen afzuiginstallaties.De spingassen worden door denieuwe dikke schoorsteen afge-voerd. Opzij van de fabriek in Edeverrijzen grote garagefaciliteiten enmen heeft een leger aan geünifor-meerde chauffeurs in dienst. DeNV tot de exploitatie van autobus-sen EVA is de grootste busmaat-schappij van Nederland met 120bestemmingen en 39 bussen. Daar-naast komen dagelijks ook nog 2000meisjes naar Ede met speciale trei-nen uit Arnhem, Nijmegen,Utrecht en Amersfoort.

Verbeteringen in het bedrijf Helaas gebeuren er ook ongelukkenop de fabriek. Op 7 augustus 1925vallen er door een explosie in despinnerij drie doden en vele gewon-

den. Dit is het begin van de vrijwil-lige reddingsbrigade, onder leidingvan de eerste bedrijfsarts in Neder-land, dokter Heimans. Hij wordteen centrale figuur in het bedrijf enlevert een belangrijke bijdrage aande verbetering van de arbeidsom-standigheden. Hij woonde in eenwitte villa met de naam ‘Oase’ dieer nu nog staat. Het woord ‘privacy’kende men toen nog niet. Als hijspreekuur hield ontving hij meestal2 patiënten tegelijk. Liefst vandezelfde afdeling zodat men mindersnel ging simuleren. De deur van despreekkamer stond in principe openzodat iedereen kon meegenieten enerboven hing een tegeltableau metde uitdagende tekst:

Wie er wat weet van mij of de mijnen,die gaat nar zijn huis

en onderzoekt daar de zijnen.En als hij ze vindt

dan zonder gebreken,dan mag hij van mij en de mijnen

wel spreken.

Oorspronkelijk is er geen afzuigingin de spinnerij. Daardoor staan despinners de hele dag in de spin-gassen, waar met name de ogenslecht tegen kunnen. Men krijgtuiterst pijnlijke ‘spinogen’, waarbijdagenlang ieder licht aan de ogenpijn doet. Pas met de komst van deafzuiginginstallaties en de afdichtin-gen van de spinmachines nemendeze problemen af. Voortdurendwordt er verbouwd, uitgebreid ver-beterd. De fabriek heeft een eigen

laboratorium. Dat is ook wel nodig,want het proces in Ede is uniek inde wereld. In de zusterfabriekenwerkt men met het potspinprocedéwaarbij de garens automatisch wor-den getwijnd. Men weet wel hoekunstzijde gemaakt moet worden,maar men begrijpt lang niet allesvan het proces. Voor het verwar-men van het spinbad maakt mengebruik van koperen spiralen gevuldmet heet water, zodat een optimalewarmteoverdracht wordt bereikt. In1925 komt de productie geleidelijkaan tot stilstand. Na veel onderzoekwordt ontdekt dat een beetje koperin het spinbad funest is. IJlings wor-den de koperen spiralen vervangen.In 1926 wordt er in Hilligersberg bijRotterdam een dépendance van desorteerafdeling opgericht. Dit omde problemen met het vinden vanarbeidskrachten op te lossen. Dezeontwikkeling markeert bovendiende opkomst van de export naar lan-den als China, Japan en Indië.Duitsland is na de eerste wereldoor-log in een diep economisch dalterecht gekomen. Nieuwe export-markten zijn dringend vereist omde verkoop van de productie zekerte stellen.

Mijn ome Gerard heeft lang gele-den het dak van de fabriek geschil-derd. Na een grote LPG-explosie inde jaren tachtig, die het dak groten-deels verwoestte, ontdekte zijnzoon Cor het volgende tekst vanzijn vader:Hier rustte in vrede en in stilte Geurtde Heij. Hij genoot van een sigaretje.Groetjes, Geurt de Heij.(Hij noemde zich Geurt).

Ondertussen gaat het helemaal foutmet de prijzen van de kunstzijde. Inde periode 1920-1928 daalt degemiddelde marktprijs van ƒ 31,–naar ƒ 5,–. Ede produceert dan perjaar rond de drie miljoen kilo kunst-zijde per jaar. Maar grote economi-sche depressie, die in 1929 inAmerika begon, werd steeds voel-baarder. De vraag en de prijs vankunstzijde werd steeds minder enuiteindelijk werd personeel massaalontslagen. Tot tweemaal toe wor-den de lonen met 10% verlaagd.De meisjes worden niet in de wer-keloosheidstatistieken vermeld, diebetreft uitsluitend werkeloze man-

nen annex kostwinners. Toch sluitde fabriek op 1 oktober 1932 voorhet eerst een collectieve arbeids-overeenkomst af met de vakbon-den. Het aantal vakantiedagenwordt vastgelegd op zes per jaar.

Voor het personeel dat ontslagenwerd probeerde men ander werk tevinden. Met hulp van de fabriekbegonnen sommigen een eigenbedrijf. Engelenburg begon eenloodgietersbedrijf aan de Parkweg.In de beginperiode kreeg hij veelwerk van de fabriek. Van de Walbegon een handel in oud ijzer; ookhij werd in het begin gesteund doorde fabriek.

De snel groeiende fabrieksbevolkingkomt voor een groot deel van zeerver weg, maar ook Ede teltinmiddels meer dan 1000 nieuwebewoners. De snelle ontwikkelingvan Ede heeft de nodige spanningengegeven. Met name in de vrije tijd.Friezen en Limburgers blijken nietal te goede buren te zijn, tevensdoet (volgens de christelijke politie-ke partijen) het rode gevaar zijnintrede in de vorm van de SDAP, delatere Partij van de Arbeid.Ondanks een zeker lauwheid van defabrieksbevolking wordt er in devrije tijd toch flink gemord over dearbeidsdruk, de werkomstandighe-den en de hoge winsten die onvol-doende aan de arbeiders ten goedekomen. Voor de meeste nieuwko-mers is de oorspronkelijke structuurvan familie, kerk en dorp vervangendoor de fabriek en verder in eersteinstantie helemaal niets.

Ter bevordering van de beschavingvan de medewerkers en ook wel omde naam van de onderneming op tevijzelen ontstaat een grote reeks vanEnka verenigingen. De mandoline-club, de toneelvereniging, deinkoopverenging, de biljartclub, dewielerclub, de kaatsclub, de turn-vereniging en niet te vergeten deENKA Harmonie en het ENKAMannenkoor.Al deze verenigingen zien tussen1925 en 1927 het licht en hetbedrijf verleent in ruime mate faci-liteiten. Naarmate men actiever isin de verenigingen krijgt men in defabriek betere baantjes, zo bewerendiverse auteurs. De speeltuinvereni-

ging organiseert cursussen breien enfiguurzagen. Deze speeltuinvereni-ging ontstaat vanuit de woning-bouwvereniging ‘Vooruit’. Dedirectie van de fabriek zorgt voorhet terrein, de afrastering en deinrichting, de vaders egaliseren hetterrein met behulp van gereedschapvan de fabriek. De opening is op 5 mei 1928.

De villa Reehorst wordt als vereni-gingsgebouw toegewezen, nadat heteen grondige opknapbeurt heeft hetondergaan. Na de crisisjaren volgeen tweede verbouwing tot veelzij-dig recreatiecentrum met bioscoop,tennisbanen en sportvelden. DeENKA-bussen doen mee aan deoptocht ter ere van de verjaardagvan koningin Wilhelmina op 31augustus. Er zijn aantrekkelijkegeldprijzen te winnen voor demooist versierde personeelsbus. DeEnka sticht ook een neutrale lagereschool waarbij de directie een vin-ger in de pap houdt. Het ENKA-bad wordt gebouwd, gevuld metwater uit de fabriek en tenslottewordt in 1955 de voetbalverenigingBlauw Geel ’55 opgericht.

De latere versie met de ingang aan de noordzijde

ENKA-woningen aan het Nijverheidsplein

De legendarische hoofdportierKrebbers met zijn grote hobby:

de motor. Hij had nog een anderehobby: de vrouwtjes. Hij is in het

harnas gestorven. Tijdens het bedrijven van de liefde is hij overleden.

Zijn motor stond voor deur. Hetverorzaakte veel opschudding. Zijnzoon Herman was een muzikaal

talent en dokter Heimans betaaldezijn studie aan het conservatorium.Hij werd een wereldberoemd violist.

Page 20: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 3938 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

muziek vandaan heeft gehaald. Hijkende bijn alle muziekstukken encomponisten. Vandaag de dag isheel makkelijk met de CD’s en hetinternet. Maar in zijn jeugd was erzelfs nog geen radio. Pas midden20er jaren begonnen de eerste expe-rimentele radiouitzendingen eneind 20er jaren ontstonden, geheelvolgens Nederlandse hokjesgeest,de omroepvereningen: als eerste deAVRO, daarna de VARA, KRO,NCRV en later het eeuwige stief-kindje de VPRO. Maar het bezitvan een radio was luxe. Al sneldoken ondernemers in het gat in demarkt met de draadomroep. Aan deelektricteits- en telefoonpalen kwa-men nieuwe draadjes. Voor eenpaar dubbeltjes per week kreeg jeeen luidspreker thuis aan de muurwaar de meest populaire radiopro-gramma’s werden doorgegeven. Degoedkoopste had geen volume-regelaar en stond dus standaard veelte hard, zodat men al gauwgedwongen was er voor een paarcenten per week meer eentje meteen regelaar te huren. Er waren ook verzoekplatenprogramma’s.Ook toen waren er auteursrechtenmaar geen disc-jockey’s. Langdradigwerd er b.v. gezegd: ‘en dan nu eenliedje van Louis Davids, plaat van‘his masters voice’, nummer12345679, getiteld ’naar de bollen’.En dat kon urenlang doorgaan.Maar dat verklaart nog steeds niet

mijn vaders kennis van de klassiekemuziek. Zijn voorkeur ging ook uitnaar de koorzang van de Russisch-orthodoxe Kerk. Koormuziek hadsowiezo zijn voorkeur.Door de aanwas van veel fabrieks-arbeiders bij de ENKA en het grotegarnizoen kwamen er ook in Edeeen Katholieke en een Apostolischekerk. Aalmoezenier Padberg zorgdevoor de Katholieke kerk aan deStationsweg en aan de VerlengdeMaanderweg kwam de eersteApostolische kerk in Ede (nu is daar

het Leger des Heils gevestigd).Mijn indruk is dat alleen mijn omaeen overtuigd lid van de Apos-tolische kerk was. Toen de anderekinderen getrouwd en het huis uitwaren deden zij niet meer aan datgeloof. Alleen haar dochter Wie-gertje (tante Willie) bleef lid van dekerk, ik denk uit respect voor haarmoeder, totdat zij in 1963 overleed.Mijn vader had volgens mij eenaversie tegen die kerk. Toen zijn vader was overledenmoest er volgens de wet een voogdbenoemd worden omdat er minder-jarige kinderen waren. Het werdzijn oom Albert, vermoedelijkomdat hij dichtbij in Amersfoortwoonde. Mijn vader kon hem nietuitstaan. Hij kwam een paar keerper jaar en mijn oma was danhypernerveus. Alles moest perfectschoon zijn, er werden boodschap-pen gedaan die eigenlijk te duurwaren en hij kreeg altijd het groot-ste stuk vlees. Bovendien verteldemijn vader mij dat hij tijdens wan-delingen constant winden liet.Misschien kwam het door het eten,ik weet het niet.Hij dwong mijn vader om op hetApostolische kerkkoor, misschienook onder druk van zijn moeder,onder leiding van dirigent Piso tegaan; mijn vader wilde naar het pasopgerichte Enka’s Mannenkoor,waar hij uiteindelijk ook jarenlanglid van zou zijn.

Foto gemaakt op 5 juni 1935 achterin de grote tuin aan de Blokkenweg na hettrouwen van mijn tante Riek de Heij en haar man Thijs Barendse. Staandevan links tante Jo, mijn oma, de moeder van ome Thijs, ome Thijs en tanteRiek. Laatste van rechts ome Gerard en daarnaast zijn toekomstige vrouw

Grietje Tel. Vierde van rechts mijn tante Willie. De rest van de familie is vanome Thijs en mij niet bekend. De foto is gemaakt door mijn vader Jan de Heij

Albert de Heij met rechts zijn vrouw Grietje Schipper in 1923, bij hun 25-jarig huwelijksjubileum. Staand: Mietje van Reenen en haar man

Harm de Heij, mijn opa Kornelis, Aukje, dochter van Albert, Gerard (mijn ome Gerard) en Riek (dochter van Albert)

Rond de herfst van 1926 kwam hetgezin De Heij uit Limburg naarEde. Zij gingen wonen in dePoortlaan in het zgn. ‘Hofje’. Dezebuurt is enkele jaren geleden hele-maal in de oude stijl gerenoveerd.Als je met je gezicht naar de ingangkijkt is het de rechterwoning.De drie oudste dochters Gré, Rieken Jo gingen meteen bij de ENKAwerken. Zoon Gerard heel even, hijis later bij diverse schildersbedrijvengaan werken. Mijn opa kon niet veel meer, hijverdiende wat bij als klusjesman enaf en toe als drager bij een begrafe-nisonderneming. Ook hield hij kip-pen. Tijdens de zeer strenge wintervan 1929 had hij ervoor gezorgd dathet kippenhok goed geïsoleerd was.In hele land waren veel kippendoodgevroren en de prijs van eierensteeg astronomisch. Hij heeft toenaardig bijverdiend. Toch ging hij steeds verder achter-uit. De bosrijke omgeving had nietveel geholpen. Toen hij zijn eindevoelde naderen zijn de kinderen éénvoor één bij hem aan het sterfbedgeweest en voor elk van hen had hijeen boodschap. Op 12 maart 1931,precies één maand na zijn ver-jaardag is hij overleden op de leef-tijd van 58 jaar. Op het kerkhof vanEde werd hij in een naamloos grafbegraven. Begin 60er jaren van devorige eeuw zouden die gravengeruimd worden. Mijn vader heeftnog geprobeerd een herbegrafenis

te regelen, maar bij de meeste kin-deren was daar geen animo voor.

Je mocht op je 16e pas bij deENKA gaan werken. In die tijd konje op de lagere school tot je 14e ver-jaardag blijven. Daarna mocht je ergaan werken. Mijn vader ging toenbij een kruidenier werken. De win-kel zat op de hoek van NotarisFisherstraat, waar nu de winkel vanFlevolicht is. Eronder bevond zicheen enorme kelder. In dezelfdestraat bevond zich toen het stadhuisvan Ede. Tijdens de Duitse bezet-ting had het verzet het stadhuis inbrand gestoken, maar van tevorenhet bevolkingsregister in de keldervan de winkel ondergebracht. Debedoeling was de Joodse medebur-gers te helpen. De Duitsers hebbenaltijd gedacht dat het register ver-brand was. Mijn vader moest bestellingenrondbrengen met een transportfiets.Op de Stationsweg moest je tolbetalen ter hoogte van de huidigeTolhuislaan. Om dat uit te sparenmoest mijn vader omwegen makenmet veel klimwerk. In die buurtwoonden de meer gefortuneerdeEdenaren, maar daar heeft hij wei-nig van gemerkt. Ze zeurden overkleine dingen, lieten hem voor eenonsje rookvlees de hele route nogeen keer rijden.Meteen na zijn 16e verjaardag ginghij bij de ENKA werken in dag-dienst, vanaf 18 jaar in de ploegen-dienst.Na het overlijden van opa is hetgezin naar de Parkweg verhuisd,

waar ze een paar jaar gewoond heb-ben. Oma verhuurde kamers aanmeisjes die bij de ENKA werkten.Daarna zijn ze naar de Blokkenwegverhuisd waar ze op twee adressenhebben gewoond.

Ede had sinds 1908 een garnizoen.Vele duizenden jonge Nederlandsemannen hebben hier hun dienst-plichttijd doorgebracht. Daar kwa-men ook huwelijken uit voort. Mijnvaders oudste zuster Gré ontmoettehier haar toekomstige man Chris-tiaan (ome Chris) van Londen. Zijnzuster Riek haar toekomstige manThijs (ome Thijs) Barendse.In de 50er en 60er jaren hadden demensen geen geld om een buiten-landse vakantie te betalen. Eenweekendje Ardennen was al eenwereldreis. Daarom zag je in dieperiode heel veel oud-militairen diehier met hun gezin hun weekjevakantie doorbrachten. Op demarktdagen (maandag en zaterdag)hoorde je in de zomer de onmisken-bare Rotterdamse en Haagse accen-ten. Of zij een goede herinneringaan hun diensttijd hadden weet ikniet, maar wel aan de prachtigenatuur waar zij geoefend hadden.

Mijn vader had twee liefdes in zijnleven: mijn moeder en de klassiekemuziek. Het is mij nog steeds eenraadsel waar hij die kennis van de

Mijn oma Grietje de Heij-Koersrond 1939

Na het overlijden van mijn opa in1931 was er geen mooie foto vanhem. Van de familiefoto uit Nuthheeft een tekenaar deze compositie

gemaakt

Trouwfoto van Albert Gerritsen(ome Ap) en Wiegertje de Heij

(tante Willie) ±1946. Oma woondetot haar dood in 1963 bij hen in

Page 21: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 4140 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

(10) Jan de Heij

Productiemeester ENKA Ede. Geboren te Nuth (Zuid-Limburg) op 9 oktober 1917, overleden te Ede op 15 januari 1989 om half elf ’s avonds. Getrouwd te Ede op 2 mei 1942 met Wilhelmina Leijenaar, geboren teAmsterdam op 9 april 1918, overleden in het Streekziekenhuis te Bennekom op 13 mei 1997 rond twaalf uur ’s middags, dochter van Bastiaan Age Leijenaar en Clasina Veerman.

Kinderen:Bastiaan Age (Bas) Technisch-commercieel medewerker aluminium. Geboren op 20 juni 1943 in hetJohanniterziekenhuisje te Bennekom. Getrouwd op 8 november 1968 met Regina Theodora Cornelia MariaSchuurmans, geboren te Oss op 13 september 1947, dochter van Gerardus Schuurmans en Regina van Vliet.Kinderen:Katharina (Karin) Geboren te Ede op 19 april 1969, zij is op 19 september getrouwd met Patrick Dekker.Ingrid Lerares basisschool, geboren te Ede op 23 november 1971.Cornelis (Kees) Typograaf, geboren te Ede op 2 februari 1949 (zie 11).

NB Genealogisch gezien zou deze familiekroniek moeten eindigen met mijn broer: hij is immers de oudste. Maar ik ben eigenwijs (altijd al geweest) en beschouw het als mijn geschiedenis en ben daarom zo vrij metmijn persoon te eindigen.

Hoe hebben mijn ouders elkaar ont-moet? Beiden werkten zij bij deENKA. Mijn moeder had tweebroers, Henk en Age, die mochtendoorleren op de ambachtsschool inWageningen. ‘Meisjes gaan tochtrouwen’ was het motto in die tijden dus ging moeder naar de fabriek.In het tweede deel van dit boekjeover de familie Leijenaar kom ikhier uitgebreid op terug.In het begin werkte mijn moeder inde productie, maar later kreeg zeadministratieve baan. Er waren con-tacten tussen beide families, wantmoeder heeft mijn opa Kornelis ookgekend. Moeder had als klein meisjevlechtjes in haar haar en ze verteldedat opa Kornelis een rustige manwas die haar wel eens plaagde doorvoorzichtig aan de vlechtjes te trek-ken. Ze had ook af en toe contactenmet mijn vaders zusters.Vader had een oogje op haar en wasjaloers toen zij kortstondig verke-ring had met een jongen uit Ede diebij de Marine was. Maar dat wasmaar even. Zo rond 1938 was er een filmvoor-stelling in ‘De Reehorst’ geweest.Moeder kwam met een paar vrien-dinnen naar buiten en het regendehard. Vader trok de stoute schoe-nen aan en vroeg of hij haar naarhuis mocht brengen. Ze vond hetgoed en hij trok voor haar zijnregenjas uit. Hij bracht moeder net-jes naar huis naar de Bovenbuurt-weg en moest toen nog hele stuknaar de Blokkenweg lopen en datalles in de stromende regen. Hijmoest het met een zware griepbekopen. Moeder werkte zoalsgezegd op de administratie en zagdat vader zich ziek gemeld had. Zebesloot hem thuis op te zoeken. Hijwas behoorlijk ziek en oma De Heijhuilde en droogde haar tranen metde punt van haar schort (haar levenlang had ze bijna altijd een schortvoor) en vroeg moeder hem niet inde steek te laten. Vanaf datmoment hadden ze verkering.Het moment naderde dat ze de ver-jaardag van mijn vader voor de eer-ste keer zou meevieren. Om admi-nistratieve redenen had ze op hetwerk het trouwboekje van mijn opaen oma gezien en daar stond keurigin dat mijn vader op 9 oktober 1917was geboren en ook de beruchteaantekening van de scheiding.

Ze kwam op 7 oktober gewoon bijmijn vader thuis waar een ver-jaardag gevierd werd. Toen pasbleek dat de verjaardag altijd op diedatum gevierd werd.Ze moeten in het licht van eenleuke verkeringstijd gehad hebben.Mijn vader zat toen al op het Enka’sMannenkoor en hebben een keerconcerten in België gegeven waarbijde vrouwen ook meegingen; voordie tijd een hele onderneming.Ook zijn een keer op de fiets hele-maal naar mijn vaders zuster Riek inNoordwijk aan Zee gegaan. Zeovernachtten bij de oudste zustervan mijn vader, Gré, die in Utrechtwoonde. De volgende dag kwamenze in Noordwijk aan. Ze kwamenprecies in een hittegolf terecht.Mijn vader had net zoveel pigmentals ik (bijna niks) zat veel te lang ophet strand in de zon had een zonne-steek en was behoorlijk verbrand.De verkering bleef goed aan en zolangzamerhand werd er aan trou-wen gedacht. Moeder had de uitzetbij elkaar gespaard en er waren ookal meubeltjes gekocht.Toen brak op 10 mei 1940 de oor-

log uit. Nederland werd door deDuitsers bezet en er braken onzeke-re tijden aan. Het huwelijk werduitgesteld. In tegenstelling tot Oost-Europa(de Duitsers ging daar meteen al alsbeesten tekeer) probeerden zij hetin West-Europa in het begin met dezachte hand. Ze beschouwden deNederlanders als een ‘Germaansbroedervolk’ ook wel ‘Übermen-schen’ genoemd en probeerden zode bevolking in te palmen. Dat hadtot gevolg dat in het begin van debezettingstijd het dagelijks levenvrij snel weer genormaliseerd was.Men ging weer gewoon naar hetwerk en heerste een gevoel vanopluchting. Dat zou snel verande-ren maar toen besloten mijn ouderstoch maar te gaan trouwen. Op 2 mei 1942 reed mijn vader ineen koetsje van zijn ouderlijk huisaan de Blokkenweg naar de Ree-horsterweg om met zijn bruid naarhet stadhuis te gaan. Althans, datwas de bedoeling, maar het verzethad het gemeentehuis in brandgestoken (zie de periode dat mijnvader bij de kruidenier werkte). Hethuwelijk werd voltrokken in eennoodgebouwtje van het Leger desHeils. Ook aan de Blokkenweg woondezijn kameraad Jan ter Stege die hemsamen met zijn moeder uitzwaaide.Een valse hond rende luid blaffendachter de koets aan en mijn vadervroeg zich toen af of dat geen slechtvoorteken was. Achteraf gezienniet. Mijn ouders hebben een goedhuwelijk gehad. Het was in die tijdgebruikelijk, vraag me niet waarom,dat vrouwen ontslag kregen als zegingen trouwen; mijn moeder haddaar grote moeite mee.In het begin woonden zij op kamersaan de tegenwoordige Ernst Casi-mirlaan. Het had één nadeel: hetwas recht tegenover het huis aan deBlokkenweg. Oma de Heij en haardochter Willie konden alles in degaten houden en mijn vader heeftze daar een paar keer vermanendover toegesproken.Op 20 juni 1943 werd mijn broerBas in het kleine Johanitterzieken-huisje in Bennekom geboren (hetstaat er nog, maar wordt nu als kan-toorruimte gebruikt.Zij konden niet meer op kamersblijven wonen en verhuisden voor

Trouwfoto van mijn ouders gemaaktbij de firma Van de Aa op 2 mei

1942. Jammer genoeg heb ik bijnageen foto’s van voor de oorlog.

Moeder heeft haar bruidsboeketgedroogd en ook de boeketten van het

25- en 40-jarig huwelijksfeest. Op haar verzoek heeft ze die in haar

graf meegenomen.

Mei 1977, mijn vader en moeder tijdens een uitstapje naar Kasteel Berg in ’s-Heerenberg

Page 22: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 4342 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

In de oude Koepelschool werdmidden 1944 door de Duitsers eengrote groep Georgiërs opgesloten.Ze werden in Rusland gedwongendienst te nemen in het Duitse leger,maar waren uiteraard uiterst onbe-trouwbaar. Mijn vader hield vanRussische koormuziek en jaren laterwas hij nog geëmotioneerd als hijvertelde hoe prachtig die mannenkonden zingen. Alle Georgiërs wer-den overgebracht naar het eilandTexel dat zij moesten verdedigen.In 1945 kwamen ze in opstandmaar bijna niemand van hen heefthet overleefd.De radio’s moesten worden ingele-verd, bij bij veel mensen werd erillegaal naar ‘Radio Oranje’geluisterd die vanuit Engeland uit-zond. Zo hoorde men het laastenieuws over het oorlogsverloopwant de weinige kranten die noguitkwamen werden zwaar gecensu-reerd. Wel waren er af en toe illega-le kranten zoals bijvoorbeeld VrijNederland, Trouw en het Parool.Ze bestaan nu nog maar zijn toenontstaan.Op 6 juni 1944 landden de Geal-lieerden in Normandië. Aanvan-kelijk hielden de Duitsers stand,maar na enkele weken werd groot-ste deel van de Duitsers ingeslotenbij Falaise en zo’n 300.000 manwerd krijgsgevangen gemaakt.Het hek was van de dam: Parijswerd bevrijd door de Amerikanen,snel daarna Brussel door de Britten,die snel oprukten naar Antwerpenom deze belangrijke haven in tenemen. Ook dat lukte. Maar toenstokte de opmars. Dag en nacht hadmen doorgereden en gevochten.Steeds meer voertuigen gingenkapot en de militairen raakten over-vermoeid. Het schiereiland Wal-cheren werd niet veroverd en deWesterschelde, de verbinding metAntwerpen kon niet wordengebruikt.Men bedacht een plan: operatieMarket Garden. Het 30e BritseLegerkorps moest vanuit noord-België via Eindhoven, Nijmegennaar Arnhem oprukken, naar hetoosten afzwenken en zo Duitsland‘via de achterdeur’ binnenvallen.Tegelijkertijd zouden bij Eindhovende Amerikaanse 101 Lucht-landingsdivsie gedropt worden, bijNijmegen de Amerikaanse 82e en

bij Anrhem de Britse 1e en dePoolse Luchtlandingsbrigade. Debruggen over het Wilhelmina-kanaal, de Maas, de Waal en de Rijnmoesten allemaal veroverd worden,anders mislukte het plan.Op zondag 17 september 1944, eenprachtige zonnige dag, was hetzover. Als voorbereiding werden erin het hele gebied zware bombarde-menten uitgevoerd. Ook in Ede.Het spoorwegknooppunt moestaangevallen worden en ook dekazernes van het garnizoen, want ’s middags zou de Ginkelse Heidegebruikt worden als één van de lan-dingsplaatsen. Na 4 jaar bezetting waren deEdenaren nog geen echte oorloggewend. Toen de bommenwerpersdreunend aan kwameen vliegendacht men dat de bevrijding nabijwas. Mensen klommen op de dakenom naar de vlieguigen te zwaaien.Toen vielen de bommen. Ze vielennet iets te veel naar rechts. De eer-sten vielen op de Twijnstraat entoen op de Parkweg. Waar nu deslijterij van Van IJsseldijk is, stondhet huis van politieagent Van deBrink. Tijdens de bezetting heeft hijvele mensen gered door hen op tijdte waarschuwen als hij informatiehad. Hij kwam om het leven. Evenverderop kwam bijna het completegezin Alberti om het leven. Er vie-len bommen op de fabriek. Dekazernes werden wel goed geraakt,maar de Katholieke kerk aan deStationsweg werd verwoest en eengebouw ernaast waar nonnen inwoonden. Velen van hen werdengedood. En dat alles gebeurde ineen paar minuten tijd. De ontred-dering was groot. Een paar uur laterbegon de landing op de GinkelseHeide. Ook in Ede was het nu echtoorlog.Market Garden verliep ondankszware verliezen en heftige Duitseaanvallen in de flanken redelijk vol-gens plan. Alle bruggen werden ver-overd maar de tanks van het 30eBritse Legerkorps kwamen te laataan bij de Arnhemse brug.Luitenant-kolonel John Frost, naarwie de brug nu vernoemd is, moestzich enkele uren daarvoor aan deDuitsers overgeven. De droom datde oorlog voor Kerstmis 1944 voor-bij zou zijn was vervlogenDe Duitsers wisten dat de oorlog

voor hen verloren was. Ze tradensteeds fanatieker en medogenlozerop. Het hele gebied langs de Rijnvan Velp, Arnhem tot en metRhenen werd tot ‘Sperrgebiet’ ver-klaard inclusief Bennekom. Deinwoners werden door het hele landverspreid. Daarna plunderden zemet de ‘Deutsche Gründlichkeit’alles leeg. Twee Edese broers lieten een goe-derentrein ontsporen vlakbij Ede.Binnen de kortste keren hadden deDuitsers ze te pakken en ze werdenzonder vorm van proces in het con-centratiekamp Amersfoort dood-geschoten. De Duitsers dwongentoen Edese mannen ’s nachts wachtte lopen langs de spoorbaan. Mijnvader was één van hen. Er werd hunmeegedeeld dat als er weer zoietszou gebeuren ook zij zouden worden doodgeschoten.Toen namen mijn vader en moedereen beslissing: ze zouden naar mijnvaders neef Jan ten Hoeve inFriesland vluchten. Achteraf gere-deneerd een onverantwoordelijkebeslissing die goed uitgepakt heeft.De familie in Friesland wist nergensvan en oma De Heij en de oudersvan mijn moeder werden ook nietingelicht. In een groot gat in deBlotenberglaan werden de naai-machine en andere dure dingenbegraven. Ze vertrokken eind okto-ber 1944 ’s morgens vroeg wande-lend met een paar kleine koffers enmijn broer Bas in de kinderwagenrichting het noorden. Hoe ze er inéén dag kwamen weet ik niet, maarin een busremise in Ermelo hebbenze overnacht. Ze roken een sterkebrandlucht. Dat werd veroorzaaktdoordat de Duitsers de dag daar-voor het vlakbijgelegen dorp Puttenverbrand hadden en alle mannelijkeinwoners gedeporteerd naar noord-Duitsland (slechts enkelen zoudenhet overleven) als represaille op eenaanslag van een hoge Duitse offi-cier. Een dag eerder en mijn vaderhad er ook bij kunnen zijn.Ze hadden weer geluk: in de remiseovernachtte ook een voor die tijdzeldzame vrachtwagenchauffeur enhij kwam ook nog uit Friesland enhij moest ook die richting uit. Hijbracht ze voor de deur van Jan tenHoeve en zijn gezin bij de boerderijin Auwsterhaule. Mijn ouders moe-ten wel drie beschermengeltjes

een paar maanden naar de Ree-horsterweg bij mijn grootouders.Toen mijn moeder op visite ging bijhaar schoonmoeder en -zuster werder nogal afwijzend gereageerd op dedonkere haren van mijn broer. Zewas overstuur en toen mijn vadererdat hoorde ging hij op de fiets naarde Blokkenweg en deelde mijn omaen tante Willie mee ‘dat ze blijmoesten zijn dat er eindelijk eendonkere in de familie was geborenin plaats van al die bleekscheten’.Via de ENKA kregen mijn oudersbegin 1944 een woning toegewezenaan de Blotenberglaan. Naast hethuis was de ingang naar de grotespeeltuin die de ENKA daar hadaangelegd. Vader werkte in de ploe-gendienst en vooral als hij nacht-dienst had en overdag moest slapenvalt dat niet mee als dat constanttientallen kinderen actief zijn.Ondertussen kreeg de Duitse bezet-ting een steeds grimmiger karakter.

Het Sowjet (Rode) Leger bracht deDuitsers zware verliezen toen endwong ze tot de terugtocht. Dewestelijke Geallieerden hadden deDuitsers in Noord-Afrika verslagen,hadden Sicilië veroverd en ruktenlangzaam in Italië naar het noordenop.In Nederland had de deportatie vande Joodse medeburgers kwaadbloed gezet. Men wist toen nog nieteens dat de meesten meteen in devernietigingskampen in Polen ver-moord werden. Mijn moeder heefthet meegemaakt dat een grotegroep Joden over de Parkweg naarhet station werd afgemarcheerd.Uit protest gingen de mensen ermet de rug naar toe staan, maar deDuitse militairen dwongen hen methun geweren te kijken. Onder henbevond zich de fameuze sportver-slaggever Han Hollander.Steeds meer mannen werden opge-pakt en gedwongen in Duitsland tegaan werken. Mijn vader had vrij-

stelling omdat hij een ‘Kriegs-wichtich’ bedrijf werkte, maar jewist het nooit zeker. Mijn opa, diein de centrale van de fabriek werk-te, moest wel. Hij ging naar deEdese ‘Ortskommandant’ die heelaf en toe menselijke trekjes ver-toonde, liet hem zijn trombosebe-nen zien en kreeg ook vrijstelling.Al met al werd het leven steedsmoeilijker. Bijna alles was op debon. Je kreeg voor bepaalde periodebonkaarten en daarmee moest je jeboodschappen doen, als het al teverkrijgen was.Mijn vader vertelde me eens datenige troost die de mensen haddende Geallieerde bombardements-vluchten naar Duitsland waren.Overdag de Amerikanen in hun‘vliegende forten’ en ’s nachts deEngelsen in hun Lancasters. Devliegtuigmotoen produceerden eendof brommend geluid, maar hetklonk de mensen als muziek in deoren.

Het persoonsbewijs van mijn moeder uit de oorlog. Iedereen moest er een hebben. De Duitsers voerden het al vrij snel in.Het werd aan de Nederlanders zelf overgelaten hoe het werd vormgegeven. Een dorre Haagse ambtenaar, Lens, bedachthet allemaal. De Duitsers stonden perplex. Het was praktisch niet te vervalsen. Nergens in het bezette Europa bestondzoiets, zelfs niet in Duitsland. Het was gekoppeld aan het bevolkingsregister, een kopie daarvan kwam in Den Haag.

De Joodse medeburgers kregen een vette ‘J’ erin gestempeld. Het duurde tot begin 1945 dat de verzetsbewegingvervalsingen kon maken die bij controle op het eerste gezicht goed waren. Het is een schandaal in onze geschiedenis

Page 23: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 4544 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

gehad hebben. Maar dan sta jeonaangekondigd bij de boerderij inFriesland van je neef. De komst vaneen echtpaar met een kind kongevaarlijk zijn. Jan ten Hoeve enzijn vrouw Ieke waren zeer christe-lijk en zagen het als een bijbelseplicht om te helpen. De vader vanJan ten Hoeve (de man vanHendrika, de oudste zuster van omaDe Heij) woonde bij hun in en waskerkvoogd van de Hervormde kerkaldaar. Vermoedelijk heeft mijn vaderonderweg de volgende oplossingbedacht: zij waren evacué’s. Hijging de op de fiets naar het provin-ciehuis in Leeuwarden om zich inte schrijven als evacué. In noord- enoost-Nederland waren ongeveer150.00 mensen uit het gebied vanVelp tot en met Rhenen als evacuéondergebracht. Er werd hem met-een gezegd dat Ede niet geëva-cueerd was. Mijn vader beweerdetoen dat delen van Ede-Zuid vlakbijBennekom daar wel onder vielen(wat helemaal niet waar was). Hetsmoesje werd geloofd en op de per-soonsbewijzen van mijn ouderskwam een blauw evacué-stempel.Bovendien kregen Jan en Ieke tenHoeve een kleine uitkering: het zgn.evacuatiegeld.Maar toch, wat hebben ze ongeloof-

lijk veel geluk gehad. De reis naarFriesland zonder aangehouden teworden, de fietstocht naar Leeu-warden (ook in Friesland waren deDuitsers op jacht naar mannen omin Duitsland te werken) en dan hetstempel op de persoonsbewijzen;de ambtenaar die dat deed was hemwel heel welgezind.Waar waren ze nu precies in Fries-land? Het dorpje Auwsterhaule, jekunt het niet eens een dorp noe-men, eerder een vlek met een paarhuizen en kerkje, ligt vlakbij hetTjeukemeer in de zuidwesthoekvan Friesland. In de buurt liggen dedorpen Schasterbrug, St. Johannesga,St. Nicolaasga en verderop Joure.Als je het dorpje binnenkomt heb jelinks het kerkje. Dan is er een smal-le weg richting het Tjeukemeerongeveer halverwege links stond deboerderij.Het eerste waar mijn ouders meegeconfronteerd werden was hetgeloof. Ze gingen nooit naar eenkerk en dus was mijn broer Bas nietgedoopt. Jan en Ieke, maar vooralome Albert de kerkvoogd, stondenerop dat mijn broer gedoopt werd.Om wille van de lieve vrede is datdan ook gebeurd.Voor het eten werd eerst gebedenen dan een tekst uit de bijbel voor-gelezen door telkens iemand

anders. Mijn moeder bezocht inEde een poosje de zondagsschool enhad enige bijbelkennis, mijn vaderhelemaal niet. Toen hij aan de beurtloste hij dat als volgt op: hij kuchte,bladerde in de bijbel alsof hij wistwat hij zocht, bladerde weer terugen begon met een ernstige stem eenwillekeurige tekst voor te lezen.Daarna sloot hij voorzichtig de bijbel en keek om zich heen. Hetwas even stil maar toen kreeg hijcomplimenten dat hij precies degoede tekst uitgekozen had.De kerkdiensten waren een kwel-ling. Er was een dominee die erglangdradig preekte. De boerenwaren moe van een week hard wer-ken en het kwam regelmatig voordat er een paar in slaap vielen.In het begin was er ook een taal-probleem; mijn vader kon het goedverstaan omdat zijn ouders thuisFries spraken. Maar mijn moederbegreep er bijna niets van. Na enke-le weken ging dat beter. En dan hetweer: de herfst van 1944 en de win-ter van 1945 staan bekend als éénvan de natste van de vorige eeuw.Vooral mijn moeder had het ermoeilijk mee. De donkere kortedagen maar vooral de dikke mist.Naast het kerkje stond de pastoriewaar de dominee woonde. Mijnmoeder ging daar werken als huis-houdelijke hulp. Ze ergerde zichaan het vele eten dat in de kelderwas. De dominee kreeg alles van deboeren: ham, spek, eieren, roombo-ter maar ook pakjes met vooroor-logse tabak die nergens meer te krij-gen was. Daarvan heeft ze er paarvoor mijn vader achterover gedrukt. Ook in de pastorie waren evacué’s.Het was een echtpaar uit Velp. Devrouw daarvan werd de vriendinvan moeder. Ook zij had het moei-lijk daar; ze had verschrikkelijkeheimwee. Toen de oorlog afgelopenwas gaf ze mijn moeder een houtenplankje waar een hangklok op wasgetekend met het spreekwoord:‘Zoals het klokje thuis tikt, tikt hetnergens’. Mijn moeder heeft hetaltijd bewaard en nu is het in mijnbezit.Tegenover de boerderij stond dievan boer Optenhoek. Hij hadprachtige zwarte Friese raspaardenen een koets waarmee de domineewerd gereden als hij ergens andersmoest preken. Tegen het eind van

de oorlog verborg hij ze in een groteschuur achter de strobalen. DeDuitsers namen alle paarden die zemaar konden vinden in beslag.Er was ook sprake van een ‘OomkePieter’, maar de familierelatie weetik niet. Hij woonde vlakbij de boer-derij in piepklein arbeidershuisje.Hij was oud en ziek; mijn ouderszochten hem regelmatig op. Mijnvader deelde de gestolen tabak vande dominee met hem. De laatstenachten van zijn leven heeft mijnvader nog bij hem gewaakt. Debegrafenis was een trieste bedoe-ning. Het kerkhofje kerk ligt op eenkleine terp, maar onderin het grafstond al centimeters water en mijnouders vonden het een lugubergezicht om de kist daarin te zienzakken.Mijn vader hielp ook mee op deboerderij. Hij karnde de melk. Mijnbroer was goed afgericht en inonbewaakte momenten snoepte hijvan de boter.Op de boerderij werden ook scha-pen gehouden. Mijn vader kon hetspinnewiel bedienen; dat had hijgeleerd in de fabriek in de twijnerij.Hij spinde witte en zwarte wol doorelkaar.Maar sfeer werd steeds grimmiger.De Duitsers wisten dat de oorlogverloren was en traden steeds agres-siever op. Mijn vader en Jan tenHoeve hadden een onderduikplaatsvoor noodgevallen.Midden april 1945 hoorden ze in deverte het gedreun van kanonvuur;Canadese troepen begonnen Fries-land in te trekken. De volgende dagreden er ’s middags Canadese ver-kenners door het dorp. De Duitsershadden zich in de melkfabriek vanSchasterbrug verschanst en namenze onder vuur. Die trokken zichsnel en ongedeerd terug. DeCanadezen namen zo vlak voor heteinde van de oorlog geen enkel risi-co en hun artillerie begon de melk-fabriek onder vuur te nemen. Hetduurde urenlang. Laat in de avondwerd er aan een deur gerommeld.Het was een Duitse militair, eenkind nog, van misschien 16 jaar. Hijbeefde over zijn hele lichaam vande angst. De helm was hem veel tegroot en hing half over zijn ogen.Ome Albert wilde hem wegsturen,maar Jan ten Hoeve beet hem toedat zeker een kerkvoogd zoiets niet

mocht doen. Ze namen hem zijngeweer af, gaven hem eten en drin-ken en verstopten hem in de stal. De volgende dag trokken deDuitsers zich terug. De melkfabriekwas een rokende puinhoop en over-al lagen dode of zwaargewondeDuitsers. De jonge soldaat werd aande Canadezen overgedragen enkrijgsgevangen gemaakt. Het kanniet anders dan dat hij de rest vanzijn leven Jan ten Hoeve eeuwigdankbaar bleef.

Toen barstten de bevrijdingsfeestenlos. Op het Tjeukemeer werd eenfeestparade van zeilschepen gehou-den. Eerst werd de Friese vlag gehe-sen, daarna de Nederlandse. Toenwerd het Friese volkslied gezongenen toen het Wilhelmus. Het is echtwaar in die volgorde gebeurd! Mijn ouders zaten in een echteFriese ‘Skûtsje’ bestuurd door eneHielke. Hij had de vaart er goed in,het schip hing scheef in het wateren de billen werd nat van het water.Ze konden niet zwemmen, haddende oorlog overleefd en waren voorhetzelfde geld toen verdronken. Ze wilden graag terug naar Ede,

maar dat zou nog weken gaanduren. Er werd jacht gemaakt opcollaborateurs, oorlogsmisdadigersen Nederlandse SS’ers. Je mochtalleen reizen als je een soort bewijsvan goed gedrag had. De laaste paar weken woonden zein bij tante Geesje, een zuster vanoma De Heij en haar man Kornelisvan der Veer. Het huis stond vlakaan het Tjeukemeer en had eenlange oprit met aan het begin eenbord met gecalligrafeerde letters: K. van der Veer, meester schilder.Mijn vader had een gloeiende hekelaan hem en noemde hem een ‘flodderschilder’.

De fabriek in Ede werd weer opge-start en zat te springen om perso-neel en het schijnt dat de terugreisdoor de fabriek is geregeld. Erkwam een vrachtwagen waar ookandere mensen in meereden.

Mijn moeder vertelde me eens dattoen ze in de buurt van Apeldoornkwamen en ze de geur van de bos-sen weer rook ze van vreugde inhuilen uitbarstte. Het moet toeneind juni 1945 geweest zijn.

Ieke en Jan ten Hoeve met hun kinderen in de boerderij ±1958. Middenboven de oudste zoon Johannes, die later het bedrijf zou overnemen enmiddenonder Jacob, de jongste zoon, die nu een beroemd Friese klokkenmaker is

Deze foto is vlak na de terugkomst uit Friesland gemaakt door Jan Terstege, de kameraad van mijn vader; hij had nog filmrolletje.

Het was een sjaggeraar die overal aan kon komen. De foto is gemaakt voor het huis van mijn grootouders aan de Reehorsterweg.

V.l.n.r.: mijn vader, moeder, Frieda Jansen, Age (broer van moeder, zie het Leijenaar-deel),

mijn grootouders met mijn broer Bas tussen hen in

Page 24: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 4746 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

En zo moest het dagelijks levenweer op gang komen. Mijn omaLeijenaar had het huisje aan deBlotenberglaan onderverhuurd. Hoeze dat voor elkaar heeft gekregenweet ik niet, want het was van dewoningbouwvereniging. De huurhad ze netjes bewaard en mijnouders hadden toen een beetje geldom de eerste tijd door te komen.

In Nederland was er er nog eengroot probleem. Onze Canadesebevrijders gingen niet meteen terugnaar huis. Dat moest met trans-portschepen gebeuren. Er gingenmaanden overheen voordat ze ver-trokken waren. Alleen al in Ede enomgeving verbleven er enkele dui-zenden. Ze waren jong en haddenalles wat de Edese mannen niethadden: geld, sigaretten enz. Hetduurde dan ook niet lang dat velevrouwen en meisjes voor hun char-mes vielen. In die tijd ontstond hetpopulaire liedje ‘Trees heeft eenCanadees’. Er zijn heel veelNederlandse vrouwen met Cana-dezen getrouwd en naar Canadavertrokken. Maar het leidde totgrote spanningen in de Edesegemeenschap. In augustus 1945besloot men dat er een verbroede-ringsvoetbalwedstrijd zou wordengehouden. De Canadezen haddenveel materiaal dat niet mee terugzou worden genomen. Daarbijwaren ook zgn. ‘Bailybruggen’.

Daarmee kon in korte tijd een brugworden gebouwd. Aan de Sportlaanin Ede-Zuid bevond zich het veldvan de voetbalvereniging Ede. Inkorte tijd bouwden de Canadezeneen tribune van het bruggenmate-riaal. Dit tribune staat er nu nog.Duizenden Edenaren en Canadezenkwamen op het spektakel af. Om defeestvreugde te verhogen deeldende Canadezen gratis bier en sigaret-ten uit. Maar hun spelers kenden despelregels niet goed en voetbaldenalsof het een ijshockeywedstrijdbetrof. Binnen een kwartier ont-stond een massale vechtpartij enook het publiek mengde zich in destrijd. Dat was dus geen succes.Eind september verlieten de laatsteCanadezen Ede met een groteafscheidsparade in het centrum.

De ENKA in Ede werd in sneltempo weer opgestart. De kunstzij-de (rayon) kon niet genoeg gepro-duceerd worden. Maar in het beginwas er een onverwacht arbeidskun-dig probleem dat zich in het heleland manifesteerde. Bijna een jaarlang hadden de werknemers niet ofnauwelijks gewerkt. Men moestweer aan de arbeidsdiscipline wen-nen. Vandaag de dag kennen we ditfenomeen ook: langdurig werklozendie weer aan het werk gaan hebbenmoeite met op tijd naar bed, op tijdopstaan en op tijd naar het werk.Als men bij de ENKA te laat op het

werk kwam was een veelgebruiktesmoes dat men geen wekker had(die waren toen inderdaad bijnaniet te krijgen). De directie greepsnel in: in Amerika werden duizen-den wekkers gekocht van het merkWilcox. Jarenlang hebben twee vandie krengen bij ons thuis gestaan.Als ik me goed herinner waren zedonkerrood en als ze afgingen ver-oorzaakten ze een snerpend geluid:daar moest je wel wakker van wor-den.

Langzaam ging het weer beter inNederland en mijn ouders beslotentoen dat het tijd werd voor eentweede kind. Op 2 februari 1949ben ik geboren. De avond daarvoorwas mijn oma Leijenaar op bezoek.Haar dochter was hoogzwanger.Mijn moeder voelde dat het kindging komen. Ze wist dat mijn vadertoen middagdienst had en rond halfelf ’s avonds thuis zou komen. Zezei tegen haar moeder dat het welging. Oma ging naar huis, mijnvader kwam thuis van zijn werk enmijn moeder zei hem meteen naarjuffrouw Van de Vlerk te gaan. Zijwas de verloskundige en woondeaan de Maanderweg. Het huisjestaat er nu nog op de hoek van deparkeerplaats. In haar testamentstond dat alleen verloskundigendaar gratis mochten wonen. Delaatste was mevrouw Leijenhorst.Mijn vader sprong weer op de fiets(niemand had toen telefoon) en

ging op pad. Hij moest verschrikke-lijk nodig piesen en deed dat na despoorwegovergang bij de Blokken-weg in de sneeuw. Volgens hem iser toen een paar vierkante metersneeuw verdwenen. Het werd eenzware bevalling. Bij mijn geboortewoog ik ruim 9 pond. Tegen juf-frouw Van de Vlerk zei mijn vaderdat het laatste keer was dat zij hoef-de te komen. Haar antwoord was:‘dat zeggen die kerels allemaal,maar volgend jaar ben ik hier weer!’ Een week eerder had zij op deVerlengde Maanderweg bij bakkerBrokking ook een bevalling gedaan.Het was een tweeling van meisjes(ze hebben nog bij mij op deMULO in de klas gezeten). Toen detweede geboren werd viel bakkerBrokking flauw. Juffrouw Van deVlerk gooide een emmer water overhem heen en zei iets van: ‘maken ismakkelijk, maar een kind krijgen iswat anders’. Was ik een meisje geweest dan hadik Grietje geheten maar het werddus Cornelis en kreeg de roepnaamKees net zoals mijn opa die ik nooitgekend heb. Eigenlijk had ikKornelis moeten heten, maar datwist mijn vader bij de aangifte nietprecies. De volgende dag kwam de kraam-visite. Mijn moeder was nog bekafvan de zware bevalling en mijnvader had bijna een etmaal nietgeslapen. Het hele huis werd blauw-gerookt en in het keukentje stondeen gigantische afwas. Niemandmaakte aanstalten om weg te gaanen stak een hand uit. Mijn vadermaakte er toen een eind aan methet verzoek ‘op te flikkeren’ en ‘dathij zelf de afwas wel zou doen’. Enzo is het ook gebeurd.

Van de periode aan de Bloten-berglaan kan ik me alleen maar flar-den herinneren. De speeltuin metde grote zandbak, de kippen diemijn vader hield en de haan waar ikbang voor was, de buren dieKampert heetten die op mij pastenals mijn ouders er niet waren. Danwaren er nog de buren aan de ande-re kant van de speeltuiningang, defamilie Van Delden. Ze hadden eenroodharige dochter Elly die mijlopen heeft geleerd. Waar buurmanPiet van Delden zijn brood mee ver-diende is mij nu nog een raadsel.

Hij kwam uit Amsterdam en wasaltijd thuis. Alleen in de zomer washij actief met een ijscokar vanJamin. Daar reed hij mee naar deGinkelse Heide waar hij zijn ijsjesverkocht. Hij had maar twee soor-ten: voor een dubbeltje gewoon ijsen voor 15 cent zat er chocolade op.Als hij buiten zat maakte hij mebang door plotseling zijn kunstgebituit de mond te halen. En als ik mijgoed herinner had hij achter in detuin een vruchtboom die hij metverve tegen de plaatselijk jeugd ver-dedigde.De speeltuin zorgde voor veel her-rie. Het was een komen en gaan vankinderen en als mijn vader denachtdienst had kon hij overdagmoeilijk slapen. Aan het einde vande Twijnstraat werd een blok nieu-we woningen gebouwd op de plaatswaar in de oorlog de bommenwaren ingeslagen. Daar zouden wegaan wonen. Maar mijn vader kreegmaagzweren en moest een zwareoperatie ondergaan. De verhuizingging niet door.In Ede-West werd een nieuwewoonwijk gebouwd: de bloemen-buurt. Daar, aan de Ranonkellaan,werd in 1953 aan mijn ouders eenwoning toegewezen.Ik wilde niet verhuizen: mij wasaltijd verteld dat ik het spoor nietmocht oversteken omdat de anderekant gevaarlijk was. Ze hadden medat verteld omdat ze bang warendat ik onder de trein zou komen. Ikkan me nog herinneren dat ik me bijde schoorsteen verschanst had.Toen mij beloofd werd dat ik naastde chauffeur van de verhuiswagenmocht zitten gaf ik mijn verzet op.Ik kwam in een andere wereldterecht: alles was nieuw, de tuinenwaren nog leeg en kaal en de stratenprovisorisch verhard met puin. Veelmensen waren aan het verhuizen,waaronder ook collega’s van mijnvader. ‘Hé, Jan, kom je hier ookwonen?’Zo was daar een huis verderop defamilie Jansen die met een plattekar aan het verhuizen was, waar eengroot fornuis op stond. Jansen hadtwee dochters, een klein kefferighondje Loekie en was getrouwdmet Duitse vrouw die aan de aan-dacht van de nonnen in hetParkhotel was ontsnapt. Als hijthuis kwam van zijn werk dan rende

Loekie hem luid blaffend tegemoeten ik hoorde hem zuchtend eenszeggen: ‘Als ze allemaal zo blijwaren als ik thuiskom als jij, danging nog wel’.Naast ons in het hoekhuis woondede familie Mulder. Ze hadden tweekinderen: Wim en Liesbeth. Buur-man Gerrit Mulder was getrouwdmet een boerendochter, Aartje Heij.Gerrit kon heel kernachtig vloekenzonder in herhaling te vervallen. Hijhad een groentetuintje waar niks inwilde groeien. Vooral de boeren-kool werd elk jaar opgevreten doorde rupsen. Uiteindelijk gaf hij demoed maar op en ging er grasinzaaien. Net toe hij het netjes vlakaangewalsd had vonden twee grotehonden het nodig precies daar tegaan vechten. Er was niets meer vanover. Het gevloek was in de wijdeomtrek te horen.Regelmatig had hij een feestje metzijn broer Jan, die in de Indischebuurt woonde. Er werd dan tot diepin de nacht flink gedronken engezongen, maar we wisten dat alshet liedje ‘schön ist die Jugendzeit’werd aangeheven het feest afge-lopen was en we konden gaan sla-pen.Grenzend aan de achtertuin stondop de hoek van de Irislaan het huisvan de familie van Nieuwame-rongen. De man werd ‘ome Cor’genoemd en zijn vrouw ‘tantePater’, naar haar meisjesnaam. Zehadden twee zoons Dries en Gert,allebei goede voetballers medegeïnspireerd door de stripverhalenvan ‘Kick Wilstra’ die zij verslon-den. Toen werd tante Pater ernstigziek, ze was nog geen veertig. Voorze stierf wilde ze nog één keer dekinderen uit de buurt zien; het washeel aangrijpend en ik zal het nooitvergeten. Ome Cor werkte bij degemeente en hield van vastigheid.Toen zijn jongens van de MULOkwamen ging Dries bij de Neder-landse Spoorwegen werken en Gertop het gemeentehuis bij de afdelingbevolking. Gert was heel handig.Hij kon goed timmeren en eenbrommer repareren was voor hemeen fluitje van een cent. Mijn vaderzei tegen ome Cor dat Gert naar deMTS moest, maar ome Cor hieldvoet bij stuk. Toen mijn vader in1989 overleed heeft Gert mijnmoeder nog een brief geschreven

Sanitaire stop. Moeder assisteert mijn broer Bas

Mijn zgn. ‘pokkenbriefje’ van onze toenmalige huisarts Stadig. Saillant detail: de drukkerij waar ik werk staat pal naast de woning. Het heeft nu de naam ‘Stadighuis’ en er is een kantoor in gevestigd

Page 25: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 4948 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

waarin hij mijn ouders bedanktevoor de mooie tijd en vooral mijnvader voor zijn advies. Hij schreefdat hij graag de technische kant uitgewild had.Tenslotte wil ik nog de familie DenOudste noemen. Ze woonden naastome Cor. Den Oudste was sergeantbij de toenmalige Aan- enAfvoertroepen. Hij had nog in Indiëgediend en was getrouwd met eenJavaanse vrouw. Ze droeg nooitEuropese kleren, altijd Indische. Zehadden een zoon en dochter. Metzoon Schalk trok ik veel op. Zijnmoeder stond altijd in de keuken.Nederlands eten kenden zij niet.Om de andere dag kwam DenOudste thuis met een grote haan inzijn fietstas. Waar hij die vandaanhaalde weet ik niet. De haan werdmeteen door zijn vrouw geslacht.Ze maakte zelf sambal oelek, deheerlijkste nasi en bami, maar ookgerechten waarvan ik de naam ver-geten ben, maar die fantastischsmaakten. Officieel lustte ik geenkip, maar van de geroosterde ge-kruide hanen heb ik wel gegeten.Regelmatig kreeg ik van mijn moe-der op mijn donder omdat ik meteen volle maag thuis kwam en nietmeer wilde eten. Tot mijn groteverdriet werd Den Oudste na enke-le jaren overgeplaatst naar Harder-wijk. Het Indisch avontuur wasvoorbij.

Gevoelsmatig zijn voor mij de vijf-tiger jaren een prachtige periode inmijn leven. De mensen waren alle-maal even arm. Er was veel meersolidariteit en sociale controle. Erzat een slot op de achterdeur, maardat werd nooit gebruikt. Eén keerper week kwam de vuilniswagen.We hadden een klein vuilnisbakje,maar het was genoeg. De verpak-kingen van nu bestonden niet, bijnaalles werd in papieren zakjesgedaan. Je had de schillenboer. Dat was eenboer uit de omgeving die met paarden wagen de huizen afging en deschillen, oud brood en etensrestenophaalde die aan de varkensgevoerd werden. De boer en zijnkar stonken verschrikkelijk. Devoordeuren mocht hij niet in; hijkwam altijd achterom.Dan was er melkboer Maassen,door mijn moeder ‘Van Flotsen-

stein’ genoemd. Hij verkocht lossemelk die in pannetjes werd gegoten.Hij was astmatisch en zei, als depannetjes vol waren, met piependestem: ‘kan je weer pap eten’, waar-op mijn moeder zei dat ze dat zelfwel uitmaakte.Eén keer per jaar kwam de ‘scharen-sliep’ door de straten. Dan werdende messen en scharen weer scherpgemaakt.Regelmatig kwam er een draaiorgelof marcheerde de Edesche Har-monie onder het spelen van vrolijkemuziek.Tegenwoordig krijgen we ‘vakantie-geld’, maar in die tijd kreeg men inhet najaar ‘kolengeld’. De gasbel inbij het Groningse Slochteren wasnog niet ontdekt en men verwarm-de met kolen of stookolie. In de bij-keuken van ons huis was een kolen-hok gemetseld dat diagonaal afliepzodat de kolen makkelijk gescheptkonden worden. En dan kwamDekker de kolenboer uit deParkweg de wintervoorraad bren-gen. Zakken vol kolen werden inhet kolenhok gestort. ’s Nachtsdoofden de kachels uit en ’s mor-gens werden ze weer aangemaaktmet behulp van oude kranten enaanmaakhoutjes. De as van de vori-ge dag werd in de paadjes tussen dehuizen gestort. Het moeten tonnenas zijn geweest. De schoorstenenmoesten goed geveegd worden enbij mistig weer stonk het naar rotteeieren.Dan was er kruidenier Van Manenaan de Kolkakkerweg. Mijn moederliet me wel eens boodschappendoen. Ze schreef een briefje metwat ze wilde hebben en dan moestik vragen: ‘of u het wilt opschrij-ven’. Hij kende al zijn klanten, mijook, want hij vroeg nooit naar mijnnaam. En dan werd de schuld in eenlangwerpig geel boek opgeschreven.Men had toen nog weekloon en alshet loonzakje binnen was werdende schulden weer vereffend.Op het Rozenplein waren de win-kels. Eerst had je de dameskapsalonvan De la Mar (hij noemde zich zo,maar volgens mij was het een pseu-doniem), daarnaast slagerij Jonge-notter (zijn kleinzoon zit er nunog). De oude Jongenotter was eengoede slager, maar hij was humeu-rig. Hij rookte constant sigaren enals hij bij het hakblok werkte lag de

peuk op het randje te smeulen.Daarnaast zat kapper Arendse waarik voor een kwartje in een record-tijd bijna kaalgekipt werd. Bloem-pottenmodel heette dat. Zijn vrouwrunde daar ook een zaak die je kuntvergelijken met een kleine HEMA.Ze had een neus voor de handel. Dehoela hoeps (cirkelvormige plasticbuizen die je rond je heupen draai-de) had ze al ingekocht voordat heteen rage werd. Toen de populaireridderserie Ivanhoe op de televisiewerd uitgezonden moet ze honder-den plastic zwaarden verkocht heb-ben waarmee de jeugd elkaar te lijfging.Dan, op de hoek, zat de bakkerijvan de Coöperatie. De bakker hadeen rond hoofd en zag er altijd ergmoe uit. Zijn vrouw daarentegenwas altijd vrolijk en elegant gekleed.Het was meer een type voor eenmodezaak. Veel keus had je er niet.Je had wit- en bruinbrood, kadetjesen krentebollen. Maar ook hetgevreesde ‘regeringsbrood’. Het wasgoedkoop, bijna grijs van kleur enniet te vreten.Er tegenover was de tabakswinkelvan de gezusters Engel. Daarnaastwas de Rotterdamse groenteboerBlom, die een fanatiek duivenmel-ker was. De gezusters Engel haddenSiamese katten die hij als eenbedreiging voor zijn duiven zag.Tenslotte kwam op de hoek de eer-ste kleine supermarkt van Kees vanDam. Ook hij was getrouwd meteen Duitse vrouw die uit het voor-malige Parkhotel kwam.

Dan ben ik nu aangeland bij eenepisode die op de Blotenberglaanbegon. Op het Poortplein, bij hetbegin van de Poortlaan had je tweewinkeltjes. Links de kruidenier VanManen en rechts de groentenwinkelvan Berends. Ik kon toen nauwelijkspraten, maar had weleens de woor-den kilo en pond gehoord. Als ikmet mijn moeder meeging metboodschappen doen noemde ik dat‘kielepond halen’. Bij het bood-schappen doen bij groenteboerBerends vroeg haar een keer of zijiemand wist als hulp in de huishou-ding. Zijn vrouw had open benenen kon niet veel meer. Mijn moederanrwoordde dat zij dat wel wildedoen. En zo begon haar loopbaanbij de firma Berends. In het begin

werkte zij alleen als hulp. Maar erontstond een vertrouwensband. Zewerd een soort tweede moeder inhet gezin onder de naam ‘juffrouwHeij’. Ze ging in de winkels werken.Berends had er ook een aan deParkweg. Hij leverde ook aanbejaardenhuizen en instituten. Eén van zijn beste klanten was defirma Moll. Het was de eerste friet-boer van Ede. Hij had twee zaken:één in het centrum en een houtenkeet bij het station. In het centrumhad hij verwarmde krokettenauto-maten. Je kon ze stapelsgewijs zienliggen. Ze lagen op een kartonnetje,je deed een kwartje in de gleuf,maakte je keuze, trok aan het laatjeen pakte de kroket. De frietboeren maakten in de tijdhun patat en kroketten zelf. Meerverkochten ze ook niet. De patatwerd eerst voorgebakken, afgekoelden dan pas echt gebakken voor deverkoop. Dat was volgens mij deechte patat. Na die tijd heb ik geenbetere gegeten. Daar werden heel grote aardappe-len van het ras Bintje voor gebruikt.Daarvoor had Berends in zijn win-keltje aan de Poortlaan schil-machines staan. Na het schillenmoesten de aardappelen ‘gepit’worden: met een mesje werdenkleine ongerechtigheden weggesne-den. In die periode vond mijn vader hetnodig ook thuis zelf krokettenmaken. Hij dacht het geleerd tehebben van de man (ik ben zijnnaam vergeten) die in de houtenkeet aan de Stationsweg werkte. Jehad toen nog geen frituurpannen.De olie werd verwarmd op het gas-fornuis, beschuiten werden verma-len tot paneermeel, een dikke, vettebouillon met rundvleesdraadjeswerd gemaakt en die werd gerold inde paneermeel. Het heeft maareven geduurd: de kroketten misluk-ten en waren niet te vreten. Mijn vader adviseerde de man vande houten keet voor zichzelf tebeginnen. Moll betaalde hem slechtterwijl die zaak een goudmijn was.Hij stond in het Edese garnizoenbekend als ‘keuken 2’. Elke dag liephet storm: honderden militairen diegeen zin hadden in het garnizoens-eten kwamen zijn patat en kroket-ten halen. Hij volgde mijn vadersadvies op: hij opende de eerste

friettent in Ede-West die nu nogbestaat op de hoek van het Rozen-plein onder de naam ‘Cafeteria hetHoekje’.

Sinaasappels, mandarijnen, appelsen peren met kleine verschijnselenvan rot werden ‘stikkies’ genoemden afgekeurd voor de verkoop. Dienam mijn moeder mee naar huis.Bijna altijd stond achter het huiseen emmer vol met dat fruit. Dekinderen uit de buurt wisten dat enaten ze op. Toen mijn moeder eens in de win-kel aan de Parkweg werkte kwam ereen vrouw op oude fiets aan meteen verschoten winterjas. Zij vroeg

aan Berends: ‘wie is die vodden-baal?’ Berends antwoordde: ‘Hou jemond, dat is de baronesse VanWassenaar, maar ze heeft nu eenman gevonden en wil alleen maarmevrouw Iddink genoemd worden’.En zo was het inderdaad. Ze was deeigenaresse van het kasteel Hoeke-lum bij Bennekom en ze trouwdeop latere leefde met Iddink, die eenbedrijfje in schoolbenodigdhedenhad.In 1956 was de Hongaarse opstandtegen de Sowjet-Russische bezet-ting. Duizenden vluchtingen kwa-men naar Nederland. Ook in Edestreken zij neer. Ze kwamen ook inde winkel op de Parkweg en vroe-

Mijn moeder met de oudste dochter Beppie Berends en het jongste zoontjeBerrie bij de achteringang aan het Poortplein ±1955

Page 26: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 5150 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

gen naar ‘pedroselie en paprike’. Indie tijd had nog niemand van peter-selie en paprika gehoord. Mijn moe-der raadde Berends aan dat op deveiling aan te kopen. Hij deed heten het verkocht als een tierelier,ook aan de Nederlanders.Elk jaar ging Berends met zijnvrouw op vakantie naar Domburgin Zeeland. Hij vertrouwde zijnzaak helemaal toe aan mijn moeder.Ze deed de inkopen op de veiling enrunde de beide winkels. Dan woon-de ik in het huis boven de winkelaan de Poortlaan. Op zolder ston-den veel dozen met blikken dop-erwten, bruine bonen en capucij-ners van het merk ‘Burcht’. Er wasook een voor mij ongekende luxe:een ligbad.Ik herinner me ook dat ik meegingmet Wim Wolbers, de knecht vanBerends, die met een paard enwagen de klanten afging in Ede-Zuid. We gingen op de fiets naarhet einde van de Verlengde Park-weg waar een weilandje was. Daarstond het paard al te wachten. Hetdier had plezier in zijn werk enkwam ons luid hinnekend toege-moet. Op het Poortplein werd hijaangespannen aan de groentekar;meer hoefde je niet te doen. Hij liepzelf de hele route langs de huizenen wist precies waar hij moest stop-pen. Maar ook hier sloeg de moder-nisering toe. Er werden twee gemo-toriseerde groentekarren aange-schaft en het paard was overbodiggeworden. Hij werd door een opko-per opgehaald. Het was een ver-

schrikkelijke aanblik, ik zal hetnooit vergeten: het paard voelde hetaan en wilde niet mee. Met veelmoeite kregen ze het in de paarde-kar maar sinds die tijd weet ik datpaarden kunnen huilen.

De winkel aan de Parkweg was hetbruisende hart van de firma. Daarvanuit werden de bestellingen rond-gebracht met zware onhandelbaretransportfietsen. In de vakantietijdwerkte mijn broer Bas daar ook.Daar was ook de jonge luie knechtBennie Span. Regelmatig had hij destereotiepe uitspraak: ‘als ik ergensbalen van schijt, is het wel hiervan’.Later is hij nog een autorijschooltjebegonnen aan de Padberglaan, maardat was ook geen succes. Uitein-delijk is hij koster geworden van deKatholieke kerk, maar daar had hijde gewoonte de verkeerde klokkenbij de verkeerde ceremonies te lui-den.

Als mijn moeder naar het werk waspaste mijn opa Leijenaar op. Vooralals mijn vader nachtdienst had zorg-de hij ervoor dat het stil was in huis.Hij maakte het brood klaar voormijn broer en ik en sneed het altijdin kleine stukjes. In huis roken deedhij niet, dat mocht hij van mijn omathuis niet en bij ons deed hij hetook niet. Hij ging naar buiten, namplaats op de vuilnisbak en draaidedaar zijn sjekkie van zijn favorietemerk merk ‘Javaanse Jongens’. Inhet Leijenaar-deel kom ik hier uit-voeriger op terug.

Op 1 december 1958 is hij overle-den. In datzelfde jaar vierde mijnvader zijn 25-jarig jubileum en pro-moveerde tot productiemeester.Mijn moeder besloot te stoppenmet werken bij de firma Berends.Maar altijd zijn de contacten met defamilie Berends gebleven. Toenmijn vader in 1989 overleed was depraktisch de hele familie Berendsbij de begrafenis aanwezig. ToenBerends hoorde dat hij nog maarkort te leven had heeft hij mijnmoeder opgebeld en haar nogbedankt voor alles wat ze voor hemen zijn gezin gedaan heeft. Toenmijn moeder in 1996 na een zwaredarmoperatie in het ziekenhuis laghebben de kinderen Beppie, Jansjeen Tineke Berends haar bezocht. Bijhaar begrafenis in waren ze allemaalaanwezig.

Ik moest, net als iedereen, naarschool. Ik moet op de kleuterschoolaan het Poortplein zijn geweest. Ikkan me er niets van herinneren. Hetwas een paar meter van mijn huisen men zegt dat ik gewoon terugnaar huis liep. Buurvrouw VanDelden schijnt gezegd te hebben:‘daar heb je hem weer, hij zal erweer een paar lens geslagen heb-ben’. Het zal wel, ik weet het niet.Maar op de Ranonkellaan werd hetmenens. Ik ging naar de kleuter-school van de ‘Neutrale School’.Die lag en ligt aan de Parallelwegaan het spoorlijntje van Ede naarAmersfoort. De school is ooitgesticht door de ENKA maar lang-zamerhand verworden tot een‘kouwe kak school’. Er zater meerkinderen van ‘beter gesitueerden’op dan van gewone arbeiders en datlieten ze je goed merken. Op de kleuterschool had ik daargeen last van, ik had het goed naarmijn zin. In de eerste klas kreeg ikles van ‘juffrouw Broere’. Ook daar ging het goed met mij enmaakte goede vorderingen. Vanafde tweede klas ging het mis. Ik wasen ben nogal fors gebouwd en werdgepest als ‘de dikke’. Ik ging van meaf slaan. In de derde klas ging ikspijbelen. Ik kan het me als de dagvan vandaag herinneren: ik fietstedoor de Irislaan richting school endacht: ‘val maar kapot, ik ga niet.’Een paar dagen ging ik bij het station staan en naar de treinen kij-

ken. Een onderwijzeres die met detrein naar haar werk reisde zag mijen zo ging het balletje aan het rol-len. Mijn ouders werden ingelichten ik werd thuis ondervraagd. Ikvertelde alles en mijn moeder koospartij voor mij. Mijn vader dachtalleen aan de fabriek, maar mijnmoeder zei ‘dat ze haar zoon nietnaar de klote liet gaan voor defabriek’.Bij ons in de Vogelbuurt werd op deGanzeweide een tweede Katholiekekerk gebouwd met daarnaast eenKatholieke school. De openbareschool begon meteen Katholiekeleerlingen te verliezen. Mijn moe-der ging naar het hoofd van deopenbare school genaamd Frankfort(zijn zoon Arno is nog kameraadgeweest van mijn broer Bas).Frankfort kon genoeg nieuwe leer-lingen gebruiken en ik kon meteenkomen. Ik kwam in de klas van ‘juf-frouw Schaap’. Het bleek dat ik eenleerachterstand had en moest wor-den bijgespijkerd. Maar wat was ik blij! Het was eentotaal andere omgeving. Er warenkinderen van alle beroepsgroepen.Ik werd niet meer gepest. Ik hadnog een bokswedstrijd met RobReddering die gold als ‘de sterkstevan klas’, maar die eindigde inonbeslist en Rob werd mijn bestekameraad. Hij woonde in de flatsaan het voormalige DTS-voetbal-veld en op weg naar school kwamhij eerst bij ons thuis en dan gingenwe samen naar school.

Wat een fantastische school wasdat. In de vierde klas was daar‘meester’ Van de Brink, die mij deliefde voor de geschiedenis bij-bracht. Bij het vak vaderlandsegeschiedenis leerde hij ons nietalleen te kijken naar jaartallen enfeitjes maar ook naar de mensen diede geschiedenis gemaakt hebben.Hij kon heel beeldend vertellen.Wat heb ik daar veel geleerd en opdie jonge leeftijd.Als er verkiezingen in het landwaren, hadden we ze ook op school.Elke leerling mocht samen metanderen een politieke partij oprich-ten en moest een eigen programmahebben. Dan waren de verkiezingen

op school. Er werd heel inhoudelijkgediscussieerd over de onderwer-pen. Daar is de basis gelegd voormijn denken in mijn verdere leven.

Mijn broer ik ik leidden onze eigenlevens. Wij zijn broers en zo voelenwe dat ook aan, als je jong bent iseen verschil van zes jaar erg veel.Kijk maar naar de schoolfoto hier-boven. Ik zat net op school en hijging er bijna vanaf. Als ik dit schrijfben ik bijna zestig, maar af toenoemt hij me nog steeds ‘jochie’. Mijn vader had gouden handen. Hijmaakte van drie oude fietsen eennieuwe; mijn eerste fietsje wasblauw en mijn broer heeft mefietsen geleerd. Ook weet ik dat mijn broer in eensluwe val gelokt werd: mijn opa hadachter zijn huis aan de Reehorster-weg een grote tuin en de aardappelsmoesten worden geoogst. Opa konhet niet meer en mijn vader en zijnzwager Age hadden er geen zin in.Mijn broer werd gouden bergenbeloofd als hij het zou doen. Hijdeed het, werkte zich kapot enkreeg als beloning het stripverhaalvan Kapitein Rob ‘de roze parelsvan Tamoa’. Hij heeft er nu nogtraumatische herinneringen aan.Later hadden we er veel strips: Ericde Noorman, Ollie B. Bommel enTom Poes en niet te vergeten deingebonden jaargangen van hetweekblad Robbedoes, die we altijdmet Sinterklaas kregen. Dan was ernog ‘het blaadje’ een naar petro-

Mijn broer Bas en ik op een gezamenlijke schoolfoto van de Neutrale School.Ik had er daar niet naar mijn zin en zou weer opleven op de openbare school

(de latere Graaf Bentinckschool aan de Veenderweg)

De Parkweg midden 30er jaren van de vorige eeuw.Rechtsachter was de groentenwinkel van Berends

Het stripverhaal van Kapitein Rob waar mijn broer zo hard voor gewerkt heeft

Page 27: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 5352 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

leum ruikend stripblaadje dat werdrondgebracht door Josje Jacobs, debladenman die ook tegen eind vanhet jaar voor het winterboek zorg-de. Mijn broer ging postzegels verzame-len en ik een poosje later ook. Het isnog steeds een hobby van mij waar ik’s winters veel plezier aan beleef.In die periode kregen mijn broer enik in de zomer een zwemabonne-ment bij het ENKA-bad. In deschoolvakanties waren we daarbijna altijd te vinden, ook ’s avonds.Mijn broer ging van de neutraleschool naar de MULO op de oudemarkt. Het onderwijs daar was nietal te best maar volgens mij was hijook besmet met het ‘ome Henk-virus’. Hij moest en zou gaan varen.Via een kennis van ome Henk,Nedelof, kwamen mijn ouders incontact met de rederij Nieveld-Goudriaan in Rotterdam. Ze von-den hem toch te jong (hij was toennog geen 16) om lange zeereizen temaken. Een andere optie was deMarine en daar is hij zijn loopbaanbegonnen in het Marine Oplei-dingskamp in Hilversum. Hij dien-de later nog op het vliegdekschipKarel Doorman en later op kleinescheepjes bij de Visserij-inspectie.Hij was mijn grote broer en als hijmet verlof was en in zijn Marine-uniform liep was ik trots op hem.Maar het betekende wel dat ik hembijna niet meer zag. Toen, na zesjaar Marine, ging hij bij Shell tan-

kers varen. Het waren reizen vannegen maanden en drie maandenverlof. In de jaren vijftig kwam er eennieuw fenomeen opzetten: de tele-visie. In het begin was het alleenweggelegd voor de ‘happy few’,maar langzamerhand konden steedsmeer mensen het zich permitteren.Voor die tijd was er de radio met de‘hoorspelen’ waar we ademloosnaar luisterden. Als het Nederlandselftal speelde luisterden we naar hetcommentaar van ‘ingenieur’ Aadvan Emmenes die zo langdradig wasdat hij soms een paar doelpuntenachterliep. Mijn vader kon hem welschieten. Maar ook het humoristi-sche programma van Wim Sonne-veld als ‘Willem Parel’ met zijn‘Parelgenootschap’ kan ik me noglevendig herinneren. Ook had jeorkesten zoals het VARA-dansor-kest met Janie Bron en MarcelTielemans. Zangers en zangeressenals Eddie Christiani en Annie deReuver. Voor ik naar bed gingmocht ik naar het kinderprogram-ma ‘Paulus de Boskabouter’ luiste-ren met de boze heks Eucalipta ende wijze uil Oehoeboeroe. Af entoe denk ik wel eens terug aan dietijd. Zijn de hedendaagse kinderenbeter af met het internet en al dietelevisiekanalen vol met zinlozereclame en vooral veel geweld? Maar eind 1956 was het zover: we

kregen televisie. Mijn moeder ver-diende ook bij Berends en we kon-den het ons permitteren. Je had eenkleine antenne op het dak nodig: destreekontvanger. De toenmaligeTV’s waren onhandelbare zwareknotsen. Ze hadden, net als deradio’s, nog zgn. lampen in hunbinnenste. Er was maar één net datom de andere dag uitzond. Ik vonder in het begin niet veel aan. Je hadwel het kinderprogramma ‘DappereDodo’, een soort poppenkast metna afloop een te enthousiasteomroepster, Hannie Lips, die onsuitzwaaide.In de jaren zestig had je ook slaap-verwekkende avondvullende uit-zendingen van buitenlandse folklo-ristische dansgroepen, eindelosedocumentaires van een Brits echt-paar dat wild filmde in Afrika enwaar af en toe zwarte vrouwen metblote borsten in rondliepen. Datmocht wel, maar het zou nog jarenduren dat ene Phil Bloom bij eenuitzending van de VPRO langzaamde krant liet zakken en haar borstenaan het Nederlandse volk toonde.Er werden zelfs kamervragen overgesteld. En dan had je beruchteforums: de hele avond zat daar eengroep mannen (vrouwen werdentoen nog niet serieus genomen)gehuld in een blauwe walm van pij-pen waar zij aan lurkten en daarwerd dan één of ander onderwerp

behandeld waar niemand op zat tewachten. Maar er was een forumwaarbij mijn vader bijna de televisienaar buiten gooide: in die tijd moestje nog op zaterdagmorgen werken(op de MULO ging ik toen ook naarschool). De zgn. ‘vrije zaterdag’ zouworden ingevoerd. Het forum washet er snel over eens dat de arbeiderdit niet aankon. Zoveel vrije tijd,dat moest wel tot agressie en alco-holisme leiden. De arbeider zouhier nooit aan wennen.Omdat wij één van de eerstenwaren met televisie zat de kamerregelmatig vol, vooral de voetbal-wedstrijden trokken veel publiek.In die tijd was Real Madrid dé top-club van Europa met spelers als Di Stefano en vooral de HongaarFerenc Puskas maar ook Manches-ter United met Stanley Matthews.Toen ome Ap en tante Willie aande Kamperfoelielaan televisie kre-gen en ’s avonds voor de eerste keergingen kijken kwam oma De Heijhelemaal opgetut van haar kamertjeen nam in haar stoel plaats.‘Waarom bent u zo mooi aange-kleed oma’, was de vraag. ‘Omdatdie mensen mij toch kunnen zien’was het antwoord. Ze dacht echtdat de mensen op de beeldbuis haarkonden zien. Na verloop van tijdkwamen er twee Nederlandse kana-len en werd het mogelijk met eengrote antenne twee kanalen van deDuitse televisie te ontvangen. Evenwas er nog het REM-eiland, eenbooreiland voor de kust vanNoordwijk waar een televisiezenderop was geplaatst. Je had toen al deradiopiraat Radio Veronica dievanaf zee uitzond, maar dit was deeerste en enige Nederlandse TV-piraat. Later werd het de omroep-vereniging TROS. Het had alsgevolg dat je drie antennes nodighad: onderaan de antennebuis destreekontvanger voor Nederland,daarna een kleine antenne gerichtop het REM-eiland en bovenaan deDuitslandantenne.Tot mijn grote verdriet was mijnschooltijd aan de openbare schoolafgelopen. Ook ik moest, net alsmijn broer, naar de MULO. Diewaar mijn broer was geweest aan demarkt, was gesloopt en een nieuwewas gebouwd aan de Bettekamp.Gezien de ervaringen met mijnbroer werd ik naar de christelijke

MULO aan de Beukenlaan ge-stuurd. Daar waren ook de jongensvan ‘ome Cor’, Gert en Dries opschool. Ik mag niet zeggen dat ikdaar dezefde ervaringen had als opde neutrale school, maar ze lieten jeop bepaalde momenten wel voelendat je niet ‘van het kerkje’ was.Maar goed, ik haalde mijn diplomamaar was gewend aan de zomer-vakanties. In augustus informeerdemijn vader naar mijn plannen. Hetmoet gezegd worden dat ik eentalent heb voor talen en ik ant-woordde dat ik wel bij een reis-bureau wilde gaan werken. Mijnvader antwoordde op zijn karakte-ristieke manier: ‘Je steekt hier opmijn rug je poten onder mijn tafelen je bent te beroerd om te werken,maar ik heb een verrassing voor jou.Maandag om half acht moet je jemelden bij drukkerij VADA inWageningen in de zetterij, daar hebje wat aan je talen’. En zo is het gebeurd: samen metGert van Nieuwamerongen werdeen tweedehands Sparta bromfietsgekocht en de volgende maandagben ik daar gaan werken. Ik moest48 uur per week werken en ver-diende ik 48 gulden per week. Maarik heb er een prachtig beroepgeleerd.

Op 12 augustus 1963 overleed omaDe Heij in het huis aan deKamperfoelielaan van haar dochtertante Willie en ome Ap. Zover mijbekend is ze in haar leven nooitecht ziek geweest, ze heeft nooit ineen bril gehad, maar toen was zegewoon op en versleten. Ze at bijnaniet meer en begon weer Fries tepraten, de taal uit haar jeugd. Zemoet binnen de Apostolische ge-meenschap een gerespecteerd per-soon zijn geweest. Bij de dienst inde Apostolische kerk aan de Maan-derweg waren veel mensen aanwe-zig. Bij de begrafenis nog veel meer.

Mijn vader had iets met pluimvee.Ik vermoed dat het stamt uit zijnLimburgse periode waar zijn neef inHoensbroek duiven (op z’n Lim-burgs ‘doeven’) hield. Zijn vaderhield in Ede kippen. In 1958 was hij25 jaar op de fabriek en dan kreeg je de bekende ‘enveloppe metinhoud’. Vermoedelijk met eendeel van dat geld werd er achter het

huis een schuur gebouwd. Vaderhad een werktekening gemaakt enhet hout werd bij de Edese firmaTulp besteld. Achteraf was het een sluw plan vanhem om duiven te gaan houden.Had hij dat meteen aan mijn moe-der gezegd, was het vermoedelijkniet doorgegaan.Het was een prachtige schuur,groen geschilderd met witte biesjes.De fietsen hoefden niet meer bui-ten of in de bijkeuken in het kolen-hok te staan. Toen kwam vaderthuis met een Belgische doffer(mannetjesduif). Je kon dat zienaan de ring die ze om een poot heb-ben. Hij was zogenaamd bij defabriek komen aanvliegen. Dat waszielig en achter in de schuur werdeen klein hokje gemaakt en meteeneen ren waar hij zich kon uitleven.Maar ja, het zijn net mensen, alleenis maar alleen en al snel kwam ereen Nederlandse duivin bij, gekre-gen van Bertus Beukhof, duiven-melker, die in de Rozenlaan woon-de. Voordat moeder het door hadwas de halve schuur een duivenhokgeworden. Het hok werd bewoonddoor ‘de Belg’ (de eerste duif), ‘deDuvel’, ‘de Rooie’, ‘de Bonte’ en gazo maar door. Vader werd lid vande postduivenvereniging met detoepasselijke naam ‘De Postduif’. Al snel was hij de secretaris enomdat ik typen had geleerd bijMagnolia aan de Stationsweg kwam

Mijn broer Bas bij de Marine

Op deze zwartwit Polaroid foto wordt gewerkt aan de antenne van ons huisaan de Ranonkellaan door Jorde en Piet, twee kameraden van mijn broer

die in de electronicazaak ‘Pols’ werkten.

Foto van oma De Heijin de tuin aan de Kamperfoelielaan

Page 28: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 5554 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

de stencilmachine van de verenigingop mijn slaapkamertje te staan. Ikmoest de notulen van de vergade-ringen uittypen en vooral elke weekde uitslaglijsten. Het duivenhokbreidde zich steeds verder uit: uit-eindelijk moesten de fietsen weernaar de bijkeuken. Op de hoek aanhet Nijverheidsplaan woonde voor-zitter van de duivenclub WijnandHardeman. Vooral rond de kerstda-gen was mijn vader daar vaak te vin-den. Aan de overkant woondenamelijk zijn broer Gerard. Zijnvrouw (tante Gré) had beter eencarrière als kok kunnen beginnen.Ze kon met weinig middelen heer-lijk koken en tegen de kerst werddaar een kip of kalkoen gebraden.Thuis kreeg hij dat niet en dus gingsnoepen bij zijn schoonzuster.Ook herinner ik me de begrafenisvan duivenmelker Job van Londen.Om de paar jaar wilde zijn vrouwverhuizen en dat is funest voorpostduiven: die moeten een vasteplaats hebben. Als voorzitter hieldWijnand Hardeman een toespraak.Terwijl hij de weduwe vernietigendaankeek eindigde hij met de woor-den: ‘Job, je bent nu eindelijk voorde laatste keer verhuisd’.Mijn vader ging ook haantjes voorde slacht houden. Ze zaten in eenren achter de bijkeuken. Hij haaldeze voor niks bij een kuikenbroederijaan de Lunterseweg. De kuikentjeszaten in een kistje in de woonkamerwaar een rode lamp boven hing omze warm te houden. Eenmaal sterkgenoeg verhuisden ze naar de bui-tenren. Ze veroorzaakten een enor-me vliegenoverlast. Regelmatigwerden er een paar geslacht engebraden. Daar was een apartebraadpan voor: mijn moeder atnooit kip en ze vond het zelfs viesom vlees te braden in een pan waarkip in gezeten had. Zo lang mij vader leefde had hijvogels in huis: altijd kanaries enzelfs een Japanse nagtegaal.

Zo rond de jaarwisseling gingenGert van Nieuwamerongen en ikzelf vuurwerk maken. Carbid-bussen waren te kinderachtig envuurwerk te duur. In de bibliotheekzochten we de ingrediënten vanbuskruit op. Het waren enormeknallen, waar de politie met hunwitte Volkswagentjes en blauw

zwaailichten op af kwam. Het iseen wonder dat ik mijn gezichtsver-mogen en beide handen nog heb.

Ik werd ik me ook steeds meerbewust van de kneuterigheid in degemeente Ede. Er was en is nogbijna niets veranderd sinds dekomst komst van het garnizoen in1908 en de start van de ENKA rond1920. Rechts van de HEMA was dedrogisterij van de familie VanSchagen. Op de muur ervan hadooit eens iemand met grote lettersgeschilderd: WAAROM GEBEURTHIER NIETS? Van Schagen moethet ermee eens geweest zijn, wanthet heeft er jarenlang gestaan.

Een paar jaar geleden bereikte degemeente een inwonertal van meerdan 100.000 inwoners, maar nogsteeds maakt een kleine protestants-orthodoxe minderheid de dienstuit. Het zijn kleine, maar irrirantedingen. Met enige moeite wordt dekermis geaccepteerd, maar niet opzondag. Jarenlang werd de komstvan een crematorium bij het kerk-hof getraineerd; zij willen nietgecremeerd worden, dus anders-denkenden mogen dat ook niet.Valt de dodenherdenking van 4 meiof de bevrijdingsdag 5 mei op zon-dag, dan moet dat een dag ver-plaatst worden. De gemeente Ede kent een duisterverleden waar het in principe nietsaan kan doen maar wel gebeurd is.In het begin van de 30er jaren vande vorige eeuw werd de NationaalSocialistische Beweging opgericht,beter bekend onder de naam NSB.De leider en oprichter was een klei-ne gefrustreerde ingenieur bij Rijks-waterstaat: Anton Mussert. Er waseen economische crisis in ons land.Mussert was een groot bewonderaarvan Benito Mussolini in Italië enAdolf Hitler in Duitsland. Net alshen beloofde hij de mensen eenbeter leven. In het begin kreeg hijveel aanhang, maar na de Duitseinval en bezetting bleef daar nietveel van over over. Alleen een klei-ne fanatieke aanhang bleef hemtrouw. Ze hielden een paar keer perjaar een grote manifestatie op deGoudsberg in Lunteren. Uit hethele land kwamen ze per trein naarEde in hun zwarte uniformen enmet hun vaandels. Ze werden met

bussen en met de trein met Lunte-ren vervoerd. Al vlak naar de oorlogkeerden ze terug. Jarenlang domi-neerden ze de hotels en campings inde omgeving. Ergens in de jarentachtig had de gerenommeerdeboekhandel Dragt in Ede iets te vie-ren. Om extra luister hieraan tegeven werd de Rotterdamse dichteren oer-‘Spartaan’ Jules Deelder uit-genodigd. De burgemeester vanEde moet een vooruitziende blikhebben gehad: hij meldde zich ziek.Hij werd vervangen door de loco-burgemeester. Jules Deelder las hetvolgende gedicht voor:

Groeten uit Ede

In belommerde dreventussen met klimopoverwoekerde gevelsleunt oorlogsverledenzwaar op het heden

Geur van oud-NSB'ersdie stil zijn gaan levenkomt mij van ver reedstegemoet gedreven enik weet: ‘Dit is Ede!’

Paradijs op de Veluwe!In één dezer tuinenrust Mussert's gebeenteen komt soms z’n geestuit de grond gerezenHouzee kameraden!Verbleekt en verbetenIn zwart uniform enmet één hand gehevenin eeuwige groet aanons zware gewetenEen dolende ziel tussenzwaar foute heestersin de ietwat verwilderde Hof van Ede

Meteen na afloop van het gedicht,waarbij geen woord Spaans was,verliet de loco-burgemeester woe-dend de boekhandel. Ook werd in die periode het cen-trum van Ede op de schop gegooid.Ede moest mee in de vaart der vol-keren onder de bezielende leidingvan wethouder Alberts. De oudemarkt moest verdwijnen, ook deprachtige oude buurt daarachter.Daar moest het hedendaagse mon-sterachtige gemeentehuis komen datnet zo goed verderop had kunnenworden gebouwd. Had de oude

markt nog bestaan dan was dat nuhet bruisende horecagedeelte vanEde geweest met bars en restau-rants. En zo ging de tijd verder. Op mijn18e haalde ik, na één keer zakken,mijn rijbewijs. Mijn eerste auto waseen witte Volkswagen Kever. Hetkenteken weet ik nog: JX-50-17. Ik ging met mijn vader vissen aan deKnardijk bij Harderwijk. Zuidelijken Oostelijk Flevoland bestondentoen nog niet. Links en rechts waswater. Oma Leijenaar wilde graagaf en toe naar Utrecht. ‘Als ik deDomtoren maar heb gezien jochie,dan kan ik er weer effe tegen’.In die tijd kreeg mijn broer, naenkele korte verkeringen, zwareverkering met Rina Schuurmans uitOss. Als je in die tijd daar naartoereed, ging je over de brug bijRhenen, het veer bij Ochten en hetveer bij Megen. Dan reed je eenstukje over een betonweg en je wasin Oss. Er was daar ooit een feestjeen mijn ouders waren ook mee.Maar na 12 uur ’s nachts kon je nietmeer terug via de veren, dan moestje via Nijmegen en Arnhem terug-rijden. We vertrokken uit de Kapel-straat in Oss na 12 uur en het waseen beetje nevelig. Maar binnen dekorste keren was er de dichtste mistdie ik na die tijd nooit meer hebmeegemaakt, ik zag bijna niks meer.Voor mij doemden een paar achter-lichten op van een grote vrachtwa-gen. We reden in oostelijke rich-

ting, dat was de bedoeling, maarwas hij naar Eindhoven of richtingLimburg gereden dan was ik ookdaar naartoe gegaan. Gelukkig werdhet Nijmegen en daar klaarde hetweer wat op en zijn we veilig thuis-gekomen.Mijn broer en Rina hadden een zgn.‘gedwongen huwelijk’. Rina was inverwachting en op 8 november1968 zijn ze getrouwd. Op 19 april1969 werd Karin geboren. Eenpoosje hebben ze nog bij ons inge-woond, maar uiteindelijk kregen zehun eerste woning aan de ErnstCasimirlaan. Een ‘gedwongen hu-

welijk’? Na bijna 40 jaar zijn ze nogsteeds bij elkaar. Dat is wel watanders dan veel hedendaagse huwe-lijken die na een spetterende brui-loft al na een paar jaar kapot gaan.Op 23 november 1971 werd Ingridgeboren.

Omdat ik mijn opleiding als zettermoest afmaken kreeg ik een jaar uit-stel van militaire dienst. Maar nahet behalen van mijn diploma washet in januari 1970 zover: ik moestme melden in Bergen op Zoom vooreen opleiding bij de Veldartillerie.Daar kreeg ik mijn militaire basis-

Trouwfote van Bas en Rina Karin en Ingrid op de Ginkelse Heide rond 1974

Daar zit ik dan eind 1970 rechtsboven met mijn stuksbemanning

Page 29: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 5756 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

opleiding en daarna moest ik naarEindhoven voor een opleiding alsM109-chauffeur. De M109 is eensoort tank met daarop een kanonvan 155 mm. Ik werd overgeplaatstnaar de zgn. ‘parate troepen’ bij de44e Afdeling Veldartillerie in ’tHarde (een afdeling is een batal-jon). Ik leerde er met allerlei soor-ten wapens en springstoffen om-gaan om mijn medemens te ver-moorden, maar ook leerde ik daariets waar ik heel mijn leven pleziervan heb gehad: omgang met metmensen. Je lag op grote slaapzalenop zelfgemaakte strozakken met debedden twee hoog. Ze waren er vanalle rangen en standen: van jonk-heer tot putjeschepper. Je moestwennen aan het bekakte, het onno-dige gevloek, het snurken en ga zomaar door. Sommigen konden daarniet tegen en kregen de kwalifikatieS5 (laagste stabiliteit) en verlietende dienst. Maar ik heb daar geleerdniet op iemands uiterlijk af te gaan,mensen niet bij voorbaat te veroor-delen maar eerst te luisteren en danhet gesprek te beginnen. Tot de dagvan vandaag heb ik daar profijt van.Wat ik daar wel vanaf de eerste daggeleerd heb is drinken en vooralgeen water. Voor mijn diensttijdvond ik kamperen heel leuk, maarals je van de 18 maanden er 12 inten piepklein tentje in Duitsland opde Lünenburgerheide moet door-brengen heb je er de rest van levengeen zin meer in.

Mijn ouders hadden het steeds min-der naar hun zin in de Ranon-kellaan. De schoonmoeder van Ger-rit Mulder (onze buurman) over-leed. Ze had een boederijtje aan deKrommesteeg tussen Ede en Lun-teren met veel grond en er was eenbehoorlijke erfenis. Ze kochtendaarvan een vrijstaand huis aan deMolenstraat. Met de nieuwe burenhadden mijn ouders geen ruzie,maar het werd tijd om te verhuizen. Mijn vader had zijn zinnen gezet opde drive-in woningen in de nieuw-gebouwde wijk Veldhuizen. Hijkreeg er een toegewezen aan deKoelhorst. Maar hij had zich vergistin de afstand naar de fabriek. Nooitheeft hij zijn rijbewijs gehaald, allesmoest met de fiets. Vanaf deRanonkellaan naar de fabriek regen-de hij nat. Vanaf de Koelhorst vol-

gens zijn zeggen ‘zeiknat’. Hij hadhet daar niet naar zijn zin. Als we inde keuken zaten te eten zei hij:‘kijk, Dollefie Zallefie ziet degehaktballen op ons bord’ (DollefieZallefie was een beroepsmilitairrecht tegenover ons). Uiteindelijkbegon hij dramatisch te doen metuitspraken als: ‘ik ga hier kapot’.Een collega van hem, ene Kappers,woonde aan de Berkenlaan en gingverhuizen. Daar wilde hij gaanwonen en hij kreeg het huis toegwe-zen. Ze zijn gebouwd in 1908 tege-lijk met de karzernes, het waren deofficierswoningen. Mijn moeder en ik hadden heteigenlijk best naar ons zin aan deKoelhorst, maar om de lieve vredezijn we verhuisd. Het was er vies,de WC was uit het jaar 0 en hetstonk er. Maar vader beloofde dathij alles zou opknappen. Dat heefthij gedaan: jarenlang heeft gewerktom het huis in zijn oude glorieterug te brengen. Het was zijnhobby. Af en toe werd ik er weleens moe van. Altijd lagen er welergens oude kranten op de vloer alser gewit of geschilderd werd. Entoen het huis eigenlijk klaar wasbegon hij weer opnieuw.Mijn vader was een gentleman.Altijd droeg hij een hoed en eenstropdas. Door de week droeg hijeen zgn. ‘opknapperspak’. Dat wasin zijn ogen een oud en minder-waardig kostuum. In mijn ogen washet uiterst sjiek. Maar bij bijzonderegelegenheden kon hij zich echt ingroot gala vertonen.Mijn broer Bas kan dat ook, maar ikniet. Alleen al bij de gedachte aaneen stropdas krijg ik het al be-nauwd. Ik ben ook niet modieus enik wil het ook niet zijn.Tijdens het hoogtepunt van dewerkzaamheden aan de Berkenlaanhad mijn vader extra verf nodig. Ikwas thuis en bood aan hem naar zijnverfwinkel ‘Elbert Jansen’ aan deKolkakkerweg te brengen. Hij hadeen paar spetjes verf op zijn over-hemd (als ik moet witten en vervenzit ik binnen de korste keren totmijn ellebogen onder de rotzooi).Hij wilde zich gaan omkleden. Ikzei: ‘Pa, daar komen toch geen film-sterren, je kan er toch gewoon eenbusje verf kopen?’ Maar nee, erwerd omgekleed en de hoed werdopgezet.

Aan de Berkenlaan heb ik ook eenmooie periode gehad. Ik had eenmooie grote kamer en kon mijneigen leven leiden. Eén van onze buren was de opera-tiezuster Iep Saaltink met haar ver-vaarlijke gele Volkswagen Kever.Ze woonde daar met haar broerHerman die bij de NS werkte. Zewas voor niemand bang. Ze werktein het toemalige Gemeente-ziekenhuis in Arnhem en toen zeeen weekenddienst had op despoedeisende hulp werd er eenzwaargewonde man binnenge-bracht met schotwonden. Bij hetuitkleden kwam hij bij en trok eenpistool. Resoluut heeft ze het hemafgepakt. Ze heeft er de voorpagi-na’s mee gehaald. Iep had een oude-re zuster Joke, die getrouwd wasmet een oud-kolonel van de Ver-bindingsdienst: Cor Muis. Hij waseen groot bewonderaar van Napo-leon Bonaparte en leek ook eenbeetje op hem, maar mijn vadervond hem een ‘kaasboertje’. Cor Muis was een legendarische lui-tenant tijdens de inval van deDuitsers in mei 1940. Ze kondenniet doorbreken bij de Grebbelinieen probeerden het toen via de wegvan Ede naar Ederveen. LuitenantMuis kreeg met veel kunst- en vlieg-werk, maar vooral met dapperheidzijn verbindingen in die sector klaar.Hij kreeg contact met de artillerieachter de Grebbeberg, gaf de coör-dinaten door en sprak de legendari-sche woorden: ‘hebben jullie eenvuurtje?’ Dat hadden ze: deNederlandse granaten sloegen pre-cies goed in en de Duitsers moestenzich met zware verliezen terugtrek-ken. Ooit had ik eens een fles portuit 1908. Ik vond het zonde om diezomaar op te maken; hij was ookeen liefhebber en samen met hemin zijn huis in Doetinchem ging defles open. De hele kamer vulde zichmet de geur van de oude port; hetwas likeur geworden, niet roodmaar bruingeel van kleur. Wenamen het eerste voorzichtige slok-je en hij zei: ‘Verdomme kerel, datis pas zuipen’. De lege fles heeft totzijn dood op zijn bureau gestaan.

Het jaar 1977 is in mijn herinneringeen slecht jaar. Een paar jaar door-voor was mijn oma Leijenaar ver-huisd van de Rozenlaan naar een

seniorenflat aan de Weerdestein. Zewas onrustig geworden: ze klaagdeover dingen in het huis die nietbestonden. Ook aan de Weerde-stein had ze niet naar haar zin.Achteraf denk ik dat ze al voeldewat ze mankeerde: darmkanker. Zeis nog naar het bejaardenhuis ‘DeKlinkenberg’ gegaan, maar dat heeftniet lang geduurd. Ze moest naarhet ziekenhuis waar ze werd geope-reerd door de in Ede bekende chi-rurg dokter Blitz. Na afloop vertel-de hij ons dat hij niet verder geope-reerd had om mijn oma lijden tebesparen. ‘Meer kon ik voor moe-der niet doen’, zei hij. Op 23 februari 1977 is ze overle-den. Een paar uur ervoor heeft zijmijn vader nog bedankt voor alleswat hij voor haar gedaan heeft.

In juni van jaar jaar had ik een langevakantie in Noorwegen. Af en toebelde ik naar huis en had toen al hetgevoel dat er iets aan de hand was.Toen ik terug kwam lag mijn moe-der in het ziekenhuis. Ze had overalpijn en ik denk dat het een psychi-sche oorzaak had. Haar leven langhad ze een intens sterke band methaar ouders en toen haar moederwas overleden is dat allemaal weg-gevallen. Langzamerhand is ze erweer bovenop gekomen.In die periode werd bij mijnschoonzuster Rina een begin vankanker geconstateerd en haar baar-moeder werd uit voorzorg verwij-derd. Op 20 juli van dat jaar overleed devader van Rina. Achteraf moet hij aljaren een zwak hart gehad hebben.Bij zijn uitvaart werd het prachtigemuziekstuk ‘Dichter und Bauer’van Franz von Suppé gespeeld. Samenvattend was het een heelemotioneel en slecht jaar.

Mijn moeder had een nicht ‘tanteWil’ (in het Leijenaar-deel meerhierover). Ze was getrouwd metWillem Holleman, een bekendfiguur in Wageningen. Hij wasjeugdtrainer van de amateursectievan Wageningen en later werd hijmanusje-van-alles van de profclub.Mijn moeder ging graag bij haarnicht op bezoek (ze woonden vlaknaast het voetbalveld) en vader enik gingen naar de wedstrijd.Omdat er in fabriek in Arnhem een

reorganisatie plaatvond dreigde ereen man van in de dertig metdezelfde functie als mijn vader teworden ontslagen. Vader werd voorhet blok gezet: hij kon met ver-vroegd pensioen en die man zouzijn functie overnemen zo niet, danwerd die man ontslagen. Mijn vaderhad er moeilijk mee, hij ging graagnaar zijn werk maar besloot hettoch te doen. Zoals zoveel mensenmet vervroegd pensioen kwam hijtijd tekort. Hij ging nog meer klus-sen, maar zat ook veel op de bank-jes bij het station waar hij zijn oud-collega’s ontmoette.Begin jaren tachtig kreeg hij eenlichte beroerte. Hij moest in hetziekenhuis oefeningen gaan doen,o.a. met een grote bal gooien. Hijvond het maar niks: ‘ik voel mebehandeld als een debiel en hethelpt geen flikker’. De neuroloogverzekerde hem dat hij nooit meerzijn rechterarm boven zijn schouderzou krijgen. Boven het huis aan deBerkenlaan was een grote zolder.Hij maakte in de balken twee ringenmet touwen erdoor. Hij oefende enoefende. Na een paar weken kreeghij zijn rechterarm weer boven zijnschouder.Maar toch ging hij langzaam achter-uit. Hij durfde niet meer te fietsen.Het jarenlange werk in de fabriekmet al die chemicalieën begon zijntol te eisen. Hij kreeg huidkanker inzijn gezicht en op zijn schouders.Hij ging naar de huidarts dokter vanAken en dan werden die plekjesbehandeld met vloeibare zuurstof.Het werd met een watje aange-bracht. Maar één of meer van dieplekjes in zijn schouder zijn gaanuitzaaien. Hij kreeg bot- en long-kanker. Zelfs toen mocht je van defabriek niets zeggen: het kwam vanhet roken. Hij lag in hetStreekziekenhuis in Bennekom enwerd in Arnhem bestraald alsbestrijding tegen de pijn. In het zie-kenhuis wilde hij niet sterven. Hijkwam naar huis en kreeg een bed inzijn geliefde plekje: de serre bij detuin. Zijn broer Gerard heeft hemdaar nog bezocht. Ze hebben alsbroers lang met elkaar gesproken.De pijn werd steeds ondraaglijkeren de huisarts van de weekend-dienst, dokter Faber, gaf hem eeninjectie van verdovingsmiddelen.Hij legde hem op zijn zij en hij viel

in een diepe slaap. Op 15 januari1989 rond half elf ’s avonds is hijrustig overleden. Moeder, Bas enRina en ik waren erbij. Mijn moederheeft hem bedankt voor alles.De uitvaart was indrukwekkend: deaula zat bomvol. Ome Age hieldeen toespraak waarin hij mijn vaderbedankte voor de zorg die hij samenmet moeder aan zijn ouders ver-leende. Er was koormuziek van éénvan vaders favorieten: het MormonTabernacle Choir uit Salk LakeCity.Mijn moeder viel in een diep gat:overdag woonde ze in een leeg huiswaar alles aan mijn vader herinner-de. Haar hele leven was ze al methaar fiets onderweg, maar ik kreegsignalen van vriendinnen van haardat ze in weer en wind buiten bleeftotdat ik van mijn werk kwam. Er moest een beslissing genomenworden. Ik stelde voor te gaan ver-huizen, vooral meer richting hetcentrum waar haar vriendinnenwoonden. Eerst wilde ze er nietaan, ze zag het als een soort verraadhet huis te verlaten waar vader zograag woonde en waar hij gestorvenwas. Maar toch heb ik doorgezet.Met de hulp van een bevriendemakelaar, Piet Houweling uitBennekom, was het huis snel ver-kocht en had ik nog geen ander.Uiteindelijk kocht ik een huis aande Bettekamp.Ik had ome Henk gebeld en hemgevraagd tijdens en na de verhui-zing een poosje bij ons te gaanwonen. Mijn moeder zou in eenandere omgeving komen en ik hadhet idee dat het met hem erbij watsoepeler zou gaan verlopen. Ik benome Henk nog steeds dankbaar dathij gekomen is. Mijn moeder kreegnu afleiding. Net als mijn vader benik een avondmens. Ik kijk nog naarhet laatste nieuws en in het week-end mag ik graag lang uitslapen. Zoniet mijn moeder en haar broerHenk: dat waren ochtendmensen.De verhuizing was in juli 1989 enhet was al vroeg licht. Al snel werdik wakker van de geur van versekoffie en gebakken eieren. Hetgekwebbel was niet van de lucht enslapen was onmogelijk. Ome Henkdeed allerlei technische klusjes en ’s avonds dronken we samen (somswel veel) borrels van zijn favorietemerk ‘Ketel 1’. Maar net als mijn

Page 30: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 5958 FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ

moeder ging hij ‘met de kippen opstok’, vroeg naar bed, en moest iknog een paar uur alleen doorbren-gen. De volgende dag herhaaldezich weer de ceremonie van versekoffie en gebakken eieren. OmeHenk heeft mijn moeder het beslis-send zetje naar voren gegeven.

Ze ging met me mee naar mijn ken-nissen Henk en Dikkie Boekelmanin Randwijk. Die ontvingen elk jaarrond 17 september Britse veteranenvan de slag om Arnhem in 1944. Intijd waren dat er nog vele tientallen.Ze kende ze allemaal met naam entoenaam, nog beter als ik. Ze sprakgeen woord Engels, maar op de éénof andere manier had ze helegesprekken met hen. Hoewel zesoms nog ouder was noemden deveteranen haar ‘Mom’ en zonder‘Mom’ kon het niet doorgaan. Henken Dikkie zorgden voor broodjes eneen gigantische pan soep en vooralveel bier. Ze hadden een grootgezin en op één of andere manierkreeg iedereen wat hem toekwam.De veteranen vonden het fan-tastisch. Ze hadden helemaal geenzin in die officiële ceremonies metal die bobo’s. Bij de gewoneNederlandse bevolking thuis voel-den ze zich erkend en op hungemak. Elk jaar kwamen ze weerterug. Van de veteraan Ron Tidball,die vele kameraden het het levenhad gered tussen Arrnhem enOosterbeek, en een hoge Neder-landse onderscheiding ontving,kreeg moeder een originele airbornesjaal, die ze altijd met veel vervedroeg. Ome Henk was er ook een keer bijen droeg zijn zijn twee onderschei-dingen: die van de Atlantische en dePacifische Oceaan waar hij gediendhad. Toevallig waren er op die dagook Britse Marineveteranen en hadhij een fanatatische dag waar veeloude herinneringen werden opge-haald. In Randwijk is een piepklein oor-logsmonumentje. Daar marcheer-den ze naar toe en werd een korteceremonie gehouden en werden devolksliederen gespeeld. Ik kreeg eraltijd kippevel van: zo mooi, zogemeend en zo eerlijk. Al die jarenwas er ene ‘gunner George’, nie-mand kende zijn echte naam, maardat was niet belangrijk. Hij was

klein, droeg een klein baardje,dronk veel Nederlandse jenevermaar had een stem waar een opera-tenor jaloers op zou zijn. En elk jaarsprak hij met die stem de volgendemooie tekst uit als herinnering aande doden:

They shall not grow old as we who are left grow old.Age shall not weary them, nor the years condemn.At the going down of the sun and in the morning,We will remember them.

En dan antwoordde iedereen:We will remember them!

Het was in die periode dat ik mijnBarabara ontmoette. Ze had inPolen een niet zo geslaagd huwelijkachter de rug en had twee kinderen:haar zoon Sebastian en dochterAnja. Het klikte tussen ons en ikstelde voor bij mij in Nederland tegaan leven. Zo is het gebeurd ennog steeds zijn we bij elkaar. Mijn moeder ging op een senioren-flat aan de Eikelakkers wonen; zezei dat ze ons niet tot last wildezijn. Ook daar maakte ze snel con-tacten. De hele flat kende haar.Elke dag naar het eten ging ik haarde ‘Edese Courant’ brengen enwisselden we de laatste nieuwtjesuit. Na een paar jaar kreeg ze, netals haar moeder, problemen methaar darmen. Ze ging steeds meergewicht verliezen. De diagnose wasdarmkanker. Ze onderging eenzware operatie en moest de rest vanhaar leven met een stoma leven.Met grote bewondering en respectdenk ik daaraan terug. Ze ver-schoonde zichzelf van die stoma enaccepteerde het. Ze ging ging weerop de fiets op visite bij haar vrien-dinnen. Ze hield haar huis schoon,deed haar eigen was alsof er nietswas gebeurd.

Toen kreeg ze pijnklachten.Achteraf was de oorzaak dat doorde operatie (haar baarmoeder wasook verwijderd) haar darmen warengaan verzakken en aan de buikwandwaren verkleefd. Ze werd succesvolgeopereerd. Na een paar uur op deintensive care was ze al terug ophaar kamer. Mijn broer Bas, Rina, iken Henk Boekelman waren op visi-

te. De chirurg vertelde ons dat allesgoed verlopen was, maar dat er nogkleine resten van de kanker warengevonden, maar op dat moment zagze eruit als Hollands welvaren.Maar ze kreeg pijn, wilde niet meereten. In mijn werkpauzes probeerdeik haar eten te geven, maar het wasmaar mondjesmaat. Uiteindelijkbleek dat ze een wondontstekinghad. Dat werd haar doodsoorzaak.Ik weet dat ze kanker had en dat zedaaraan zou overlijden. Maar nogsteeds kan ik niet accepeteren datze is overleden aan een ordinaireontsteking die de eerste de besteleerling verpleegster had kunnenontdekken. Ze had best nog een paar jaar kun-nen leven. Het heeft niet zo mogenzijn. Mijn broer Bas en ik hebbenhaar laatste momenten meege-maakt. Het was 13 mei 1997 en hetwas warm. We stonden buiten dekamer; mijn broer merkte datmoeder onrustig werd. Ze was sterken hapte nog naar adem maar toenwas het afgelopen.Net als bij de begrafenis van mijnvader waren er veel mensen. Ik hebgeprobeerd een toespraak te hou-den die recht deed aan mijn ouders.Ook Rina hield een toespraak. Opmijn verzoek werden twee melo-dieën gespeeld: ‘nader mijn God totu’ en ‘Heer, blijf mij mij’, datgespeeld werd bij de begrafenis vanmijn grootouders. Het laatste is inhet Engels bekend onder de titel‘Abide with me’. De Britse vetera-nen gebuikten het ook en daaromstond het op moeders rouwkaart.Haar airborne-sjaal lag op haar kisten is nu in het huis van Henk enDikkie Boekelman.

Voor mij was het een moeilijkafscheid. Zo lang had ik met mijnouders lief en leed gedeeld. Maar ikheb een mooie toekomst: met mijnBarbara, haar kinderen en onzekleinkinderen waarmee ik nog eenredelijk aantal jaren in gezondheidmee hoop te leven.

Hiermee sluit ik het deel met defamilienaam De Heij af. Wat ik wistheb ik opgeschreven en in het vol-gende deel komt de familienaamvan mijn moeder aan bod: Leijenaar. Ook daar zult u vreugde, verdriet enhumor tegenkomen.

(11) Cornelis (Kees) de Heij

Typograaf, geboren te Ede op 2 februari 1949. Ik woon sinds 1992 samen met Barbara Halina Marcinek, geborente Torun (Polen) op 2 juni 1946, dochter van Stanislaw Marcinek en Helena Linowska.

Barbara heeft twee kinderen:Sebastian Mikulski Geboren te Torun op 10 december 1975. Hij is getrouwd op 17 april 2004 met Joanna Szymeczko, geboren te Chelmza op 29 april 1981.Kinderen:Olivia Geboren te Torun op 3 augustus 2004.Nadia Geboren te Ede op 4 mei 2008.Anna Maria Mikulska Geboren te Torun op 10 juli 1978. Zij is getrouwd op 13 september 2000 met RaphaelTomalkiewicz, geboren te Chelmza op 5 mei 1977.Kinderen:Emanuella Inez Geboren te Torun op 19 maart 2001.

NB Hoewel Polen vroeger een communistisch land was, had (en heeft) de katoholieke kerk daar een stevige vingerin de pap. Scheiden is een zonde en vrouwen die dat doen moeten de rest van hun leven de achternaam vanhun ex-man blijven dragen. Haar ex-man draagt de naam Mikulski en daarom heeft zij de naam Mikulkska (in de Slavische talen is de ‘i’ voor de man en de ‘a’ voor de vrouw. Daarom heet haar zoon Mikulski en haardochter Mikulska. Ik noem haar altijd Barbara of Marcinek.

Barbara en ik in Otterlo, één van onze favoriete paddestoelenzoekplaatsen

Page 31: FAMILY DE HEIJ

FAMILIEKRONIEK VAN KEES DE HEIJ 61

Kornelis de Heij 3Martijntje Jacobsdr. de Heij 3, 6J.G. de Heij 3Edward John Leijenaar 3Ella Fitzgerald 3G.J. Krol 3Ieke Jans Leijenaar 3Philips II 6Carel Pieterse 3, 6Rembrandt 6Ruysdaal 6Baruch de Spinoza 6Pieter Jelles Troelstra 3Veerman 3Vermeer 6