Els Florijn

2
4 donderdag 30 december 2010 nd Gulliver nieuws - interview - boeken - achtergrond - lm/games - muziek - kunst Zeven recent verschenen romans en novellen moeten toch iets van een antwoord kunnen opleveren. Bijvoorbeeld Pieter Webelings De lach en de dood. Het is een indrukwekkend verhaal over oorlog en humor. De enige manier waarop de Joodse komiek Ernst Hofman de oorlog door kan komen, is met humor. Zijn motto: zonder Ernst geen humor. ‘Soms vond ik mijn publiek in de persoon van Jannetje, de poetsvrouw. Ik had haar een portret van de Führer laten zien, dat ik voor de oorlog had gebruikt bij een voorstelling. ‘Jannetje, wat zullen we met hem doen?’ ‘Met Hitler bedoelt u, meneer Hofman?’ ‘Ja. Hangen we hem op of zetten we hem tegen de muur?’ Ook de roman overleeft op humor. Elders, op weg naar een kamp in Polen horen we een Joodse man zeggen: ‘Die moffen hebben mazzel dat mijn secretaresse nog een gaatje in mijn agenda kon vinden. Voor dit soort uitstapjes heb ik helemaal geen tijd.’ ‘Wie wel,’ zei ik.’ Lachen om niet krankzinnig te worden. Humor blijkt ook letterlijk van levensbelang. In het kamp wordt Ernst namelijk opgedragen om als entertainer voor de Duitse militaire elite te gaan werken. Bovendien wordt hij gedwongen joden aan het lachen maken tot vlak voor het moment dat ze de gaskamer ingaan. Juist dit bevel en de manier waarop Webeling het vervolgens optekent, geeft de absurditeit en de beestachtige wreedheid van zijn opdrachtgevers een extra laag. Ernsts ‘baan’ houdt hem in leven. ‘Ik bleef materiaal verzamelen en witzen bedenken. Dat hield me scherp.’ Voor Ernst Hofman is de verbeelding een toevlucht. Net als de liefde trouwens. Op weg naar het kamp ontmoet hij de schone Helena en wordt plotsklaps verliefd. De gedachte aan haar en de humor maakt dat hij de helse onderdrukking kan verdragen. Een verhaal dat gebaseerd is op een historisch feit is dat van de Spaanse auteur Ricardo Menéndez Salmón. De schending is een roman naar aanlei- ding van de verbranding van 91 mannen, vrouwen en kinderen in een kerk in het Franse Mieux. Deze represaillemaatregel volgt op de dood van vier Duitse militairen. Hoofdpersoon Kurt Crüwell, een ‘doodgewone’ Duitse soldaat, in het gewone leven kleermaker in Bielefeld, is bij deze gebeurtenis aanwezig. Hij kan het niet aanzien en valt flauw. ‘Kan een lichaam zeggen: ‘Genoeg! Ik wil niet meer verder, dit is te veel voor mij’? Kan een lichaam zichzelf verge- ten? Bij het zien van eenennegentig burgers die verbrandden in de holocaust van een stenen kerk, antwoordde een lichaam op al deze vragen met een beslist ‘ja’. Die dag verloor een mens, Kurt Crüwell genaamd, zijn gevoel.’ Kurt wordt opgenomen en verpleegd in een Frans ziekenhuis. Salmón werkt deze volledige gevoelsblokkade prachtig uit. Hij schetst een geheimzinnige atmosfeer, die naarmate het verhaal vordert steeds meer lading krijgt. Hij roept beelden op, bepaalt de sfeer vaak in slechts enkele zinnen. En dan blijkt dit korte verhaal over een lokale Franse verschrikking opeens te staan voor de holocaust in zijn totaliteit. De auteur is ook filosoof, getuige een zin als: ‘gezien zijn vreemd- soortigheid was Kurt een monster, dat lijdt geen twijfel, maar een bíjna ethisch monster, dat tussen zijn gevoel en de wereld een disconnectie was aangegaan, van niet-erkenning, van onmeet- baarheid.’ regisseur Twee van de zeven boeken hebben nagenoeg dezelfde titel, maar verschillen sterk in kwaliteit. Elie Wiesel schreef eens: ‘Een verhaal over Auschwitz is ofwel geen verhaal of het is geen verhaal over Auschwitz.’ Voor de eerste van de twee werken, gaat Wiesels stelling in hoge mate op. Bij de tweede in het geheel niet. De novelle De vioolbouwer van Auschwitz van de Spaanse Maria Àngels Anglada is een wat plat en eendimensio- naal verhaaltje. In het kort vertelt het de kampge- schiedenis van de Joodse vioolbouwer Daniel. Deze krijgt de opdracht om een viool met een uitmuntend geluid te bouwen. Daniel gaat aan de slag en vergeet de verschrikkingen om zich heen. Dieter Schlesaks, De apotheker van Auschwitz is een roman van een totaal andere orde. De Roemeens-Duitse Schlesak geeft in zijn boek een beschrijving van het proces rond de Roemeen Victor Capesius, apotheker in Auschwitz-Bir- kenau. Opnieuw gaat het hier om een individueel, persoonlijk verhaal. Aan de Nederlandse vertaling van deze roman is een zeer verhelderende analyse toegevoegd, geschreven door Jacq Vogelaar: ‘Het nauwelijks te vatten complex Auschwitz heeft hij hanteerbaar willen maken door het perspectief te richten op één geval – niet zomaar willekeurig iemand, maar een man die hijzelf vanaf zijn jeugd had meegemaakt.’ De moeder van Schlesak kende Capesius namelijk van vroeger, omdat zij in dezelfde plaats, Schässburg, woonden. Meerdere getuigen bevestigden tijdens het proces, dat hij, als assistent van Mengele, aan selectie van Joodse mensen bij aankomst in het kamp had deelgeno- men. Capesius wordt uiteindelijk tot negen jaar gevangenisstraf en vijf jaar ontzetting uit zijn beroep veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord. nauwelijks commentaar De apotheker van Auschwitz is een mengsel van roman en documentaire en zou daarom ook door Wiesel meer gewaardeerd worden. De auteur geeft nauwelijks commentaar, fungeert meer als regisseur. Schlesak heeft de processtukken, verklaringen en reacties van verschillende betrokkenen met hun uiteenlopende versies naar eigen goeddunken gerangschikt en geordend. Vooral de vorm van deze roman is heel sterk. De De lach en de dood Pieter Webeling. Uitg. Cossee, Amsterdam 2010. 287 blz. € 18,90 De schending Ricardo Menéndez Salmón. Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam 2010. 128 blz. € 14,90 De vioolbouwer van Auschwitz Maria Àngels Anglada. Uitg. De Geus, Breda 2010. 128 blz. geb. € 14,90 De apotheker van Auschwitz Dieter Schlesak. Uitg. De Arbei- derspers, Amsterdam 2010. 352 blz. € 24,95 De onzichtbare brug Julie Orringer. Uitg. Prometheus, Amsterdam 2010. 691 blz. € 24,95 De lijst van meneer Rosenblum Natasha Solomons. Uitg. Orlando, Utrecht 2010. 338 blz. € 19,95 Romans die spelen in de Tweede Wereld- oorlog verschijnen nog altijd bijna wekelijks. Waarom vormt de Tweede Wereld- oorlog na ruim zestig jaar nog steeds een inspi- ratiebron voor zo veel schrijvers? Heeft de oorlog toekomst? Of is er iets anders aan de hand? De oorlog blijft ijkpunt Marijntje Gerling beeld anp

description

Els Florijn Meisje dat verdween

Transcript of Els Florijn

4

donderdag 30 december 2010

nd Gulliver nieuws - interview - boeken - achtergrond - fi lm/games - muziek - kunst

Zeven recent verschenen romans en novellen moeten toch iets van een antwoord kunnen opleveren.Bijvoorbeeld Pieter Webelings De lach en de dood.

Het is een indrukwekkend verhaal over oorlog en humor. De enige manier waarop de Joodse komiek Ernst Hofman de oorlog door kan komen, is met humor. Zijn motto: zonder Ernst geen humor. ‘Soms vond ik mijn publiek in de persoon van Jannetje, de poetsvrouw. Ik had haar een portret van de Führer laten zien, dat ik voor de oorlog had gebruikt bij een voorstelling. ‘Jannetje, wat zullen we met hem doen?’ ‘Met Hitler bedoelt u, meneer Hofman?’ ‘Ja. Hangen we hem op of zetten we hem tegen de muur?’Ook de roman overleeft op humor. Elders, op weg naar een kamp in Polen horen we een Joodse man zeggen: ‘Die moffen hebben mazzel dat mijn secretaresse nog een gaatje in mijn agenda kon vinden. Voor dit soort uitstapjes heb ik helemaal geen tijd.’ ‘Wie wel,’ zei ik.’Lachen om niet krankzinnig te worden. Humor blijkt ook letterlijk van levensbelang. In het kamp wordt Ernst namelijk opgedragen om als entertainer voor de Duitse militaire elite te gaan werken. Bovendien wordt hij gedwongen joden aan het lachen maken tot vlak voor het moment dat ze de gaskamer ingaan. Juist dit bevel en de manier waarop Webeling het vervolgens optekent, geeft de absurditeit en de beestachtige wreedheid van zijn opdrachtgevers een extra laag. Ernsts ‘baan’ houdt hem in leven. ‘Ik bleef materiaal verzamelen en witzen bedenken. Dat hield me scherp.’ Voor Ernst Hofman is de verbeelding een toevlucht. Net als de liefde trouwens. Op weg naar het kamp ontmoet hij de schone Helena en wordt plotsklaps verliefd. De gedachte aan haar en de humor maakt dat hij de helse onderdrukking kan verdragen.Een verhaal dat gebaseerd is op een historisch feit is dat van de Spaanse auteur Ricardo Menéndez

Salmón. De schending is een roman naar aanlei-ding van de verbranding van 91 mannen, vrouwen en kinderen in een kerk in het Franse Mieux. Deze represaillemaatregel volgt op de dood van vier Duitse militairen.Hoofdpersoon Kurt Crüwell, een ‘doodgewone’ Duitse soldaat, in het gewone leven kleermaker in Bielefeld, is bij deze gebeurtenis aanwezig. Hij kan het niet aanzien en valt flauw. ‘Kan een lichaam zeggen: ‘Genoeg! Ik wil niet meer verder, dit is te veel voor mij’? Kan een lichaam zichzelf verge-ten? Bij het zien van eenennegentig burgers die verbrandden in de holocaust van een stenen kerk, antwoordde een lichaam op al deze vragen met een beslist ‘ja’. Die dag verloor een mens, Kurt Crüwell genaamd, zijn gevoel.’ Kurt wordt opgenomen en verpleegd in een Frans ziekenhuis.Salmón werkt deze volledige gevoelsblokkade prachtig uit. Hij schetst een geheimzinnige atmosfeer, die naarmate het verhaal vordert steeds meer lading krijgt. Hij roept beelden op, bepaalt de sfeer vaak in slechts enkele zinnen. En dan blijkt dit korte verhaal over een lokale Franse verschrikking opeens te staan voor de holocaust in zijn totaliteit. De auteur is ook filosoof, getuige een zin als: ‘gezien zijn vreemd-soortigheid was Kurt een monster, dat lijdt geen twijfel, maar een bíjna ethisch monster, dat tussen zijn gevoel en de wereld een disconnectie was aangegaan, van niet-erkenning, van onmeet-baarheid.’

regisseurTwee van de zeven boeken hebben nagenoeg dezelfde titel, maar verschillen sterk in kwaliteit. Elie Wiesel schreef eens: ‘Een verhaal over Auschwitz is ofwel geen verhaal of het is geen verhaal over Auschwitz.’ Voor de eerste van de twee werken, gaat Wiesels stelling in hoge mate op. Bij de tweede in het geheel niet. De novelle De

vioolbouwer van Auschwitz van de Spaanse Maria

Àngels Anglada is een wat plat en eendimensio-naal verhaaltje. In het kort vertelt het de kampge-schiedenis van de Joodse vioolbouwer Daniel. Deze krijgt de opdracht om een viool met een uitmuntend geluid te bouwen. Daniel gaat aan de slag en vergeet de verschrikkingen om zich heen. Dieter Schlesaks, De apotheker van Auschwitz iseen roman van een totaal andere orde. De Roemeens-Duitse Schlesak geeft in zijn boek een beschrijving van het proces rond de Roemeen Victor Capesius, apotheker in Auschwitz-Bir-kenau. Opnieuw gaat het hier om een individueel, persoonlijk verhaal. Aan de Nederlandse vertaling van deze roman is een zeer verhelderende analyse toegevoegd, geschreven door Jacq Vogelaar: ‘Het nauwelijks te vatten complex Auschwitz heeft hij hanteerbaar willen maken door het perspectief te richten op één geval – niet zomaar willekeurig iemand, maar een man die hijzelf vanaf zijn jeugd had meegemaakt.’ De moeder van Schlesak kende Capesius namelijk van vroeger, omdat zij in dezelfde plaats, Schässburg, woonden. Meerdere getuigen bevestigden tijdens het proces, dat hij, als assistent van Mengele, aan selectie van Joodse mensen bij aankomst in het kamp had deelgeno-men. Capesius wordt uiteindelijk tot negen jaar gevangenisstraf en vijf jaar ontzetting uit zijn beroep veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord.

nauwelijks commentaarDe apotheker van Auschwitz is een mengsel van roman en documentaire en zou daarom ook door Wiesel meer gewaardeerd worden. De auteur geeft nauwelijks commentaar, fungeert meer als regisseur. Schlesak heeft de processtukken, verklaringen en reacties van verschillende betrokkenen met hun uiteenlopende versies naar eigen goeddunken gerangschikt en geordend. Vooral de vorm van deze roman is heel sterk. De

De lach en de dood

Pieter Webeling. Uitg. Cossee,

Amsterdam 2010. 287 blz. € 18,90

De schending

Ricardo Menéndez Salmón. Uitg.

Wereldbibliotheek, Amsterdam

2010. 128 blz. € 14,90

De vioolbouwer van Auschwitz

Maria Àngels Anglada. Uitg. De

Geus, Breda 2010. 128 blz. geb.

€ 14,90

De apotheker van Auschwitz

Dieter Schlesak. Uitg. De Arbei-

derspers, Amsterdam 2010.

352 blz. € 24,95

De onzichtbare brug

Julie Orringer. Uitg. Prometheus,

Amsterdam 2010. 691 blz. € 24,95

De lijst van meneer Rosenblum

Natasha Solomons. Uitg.

Orlando, Utrecht 2010. 338 blz.

€ 19,95

Romans die spelen in de

Tweede Wereld-oorlog verschijnen

nog altijd bijna wekelijks.

Waarom vormt de Tweede Wereld-

oorlog na ruim zestig jaar nog

steeds een inspi-ratiebron voor zo

veel schrijvers? Heeft de oorlog

toekomst? Of is er iets anders aan

de hand?

De oorlog blijft ijkpunt

Marijntje Gerling beeld anp

5

donderdag 30 december 2010

nd Gulliver nieuws - interview - boeken - achtergrond - fi lm/games - muziek - kunst

voor ethiek

‘Waarom, waartoe?’ Els Florijn toont zich een meesteres in ver-telkunst. Voor haar roman Het meisje dat

verdween gaat ze uit van het waargebeurde verhaal van de Joodse familie Frank uit het Betuwse Lienden. Een andere familie Frank dus. Als het gezin in 1943 naar kamp Vught moet, besluiten vader en moeder Frank met hun aan-genomen dochter Lotte te gaan onderduiken. Hun driejarige dochtertje Ditte wordt mee-gegeven aan de huishoudster, in de hoop dat zij haar door de oorlog zal helpen. Na enkele dagen echter wordt Ditte, nota bene op last van de burgemeester (die daar blijkens de in-formatie achterin het boek na de oorlog slechts een berisping voor kreeg), al opgehaald en op transport naar Auschwitz gezet. Lotte, de stiefdochter, kan na dit drama niets meer van haar ouders verdragen. ‘Ik verwens mezelf erom, maar ik neem hun hun onmacht kwalijk, zoals ik mezelf mijn onmacht kwalijk neem, en zoals ik papa en mama hun onmacht kwalijk neem.’ Kortom, het is een indruk-wekkend relaas geworden. Natuurlijk is het gegeven van een lief en levenslustig meisje, dat naar een vernietigingskamp wordt gestuurd, een beladen thema. Florijn weet de gebeurte-nissen echter op een authentieke en integere wijze invoelbaar te maken, zonder dat het een sentimenteel geheel wordt.

Wat deze roman bovendien onderscheidt van de andere zes, is de prominente plaats van de Joodse religie. Er is veel geloof. En dat wordt gaandeweg aangevochten. Elk van de persona-ges gaat daarin zijn eigen weg. Wat te denken van moeders reactie. Als ze op hun onderduik-adres bij een dorpspastoor horen, dat Ditte naar een kamp is gestuurd, stort moeder zich op het Latijn, de taal van het katholicisme, waarin ze nota bene als Joodse vrouw wanho-pig probeert vergeving en rust te vinden. ‘Ik hoorde haar, toen ze na weken stamelend het Confiteor vertaalde, de smart in haar stem was onmiskenbaar: Quia peccavi, nimis cogitatione, verbo et opere: mea culpa, mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa – dat ik heb gezon-digd, in gedachten, woorden en daden: door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld. Door de intonatie van haar stem waren de woorden ontdaan van ieder cliché.’ Els Florijn heeft haar boek gebaseerd op de Andere Tijden-documentaire van de VPRO over deze familie Frank. Het had haar diep ge-raakt. Hoewel feiten fictie werden, is er aan de hoofdlijnen van de geschiedenis nauwelijks ge-schaafd. Florijn probeert een stem te geven aan de stemloze Ditte. En is daarin geslaagd. Lotte zegt: ‘Ik wil niet dat ze nog een keer sterft, dat ze verdwijnt alsof ze nooit bestaan heeft. Ik wil dat haar dood een uitroepteken is; de verschrikkelijke manier waarop ze is gestorven, mag niet uitgewist en ondergeschoven worden. Ik heb geen kinderen. Er is niemand die me zo na staat, dat ik opbrengen kan om te vertellen wat er met mijn kleine zusje gebeurd is.’Het meisje dat verdween is een verhaal ge-worden over basale menselijke waarden zoals liefde en vertrouwen, maar die geschaad en ontnomen worden. Lotte vraagt zich af: ‘Soms, na een slechte dag, lag ik ’s avonds slapeloos naar het plafond te staren, en dan vroeg ik het zachtjes: Waarom? Waartoe?’

vorm maakt de verschrikkelijke inhoud, zo lijkt

het althans, objectief en onweerlegbaar. Inhoude-

lijk echter begint het de lezer zo halverwege wel

een beetje op te breken. Door te werken met

diverse visies en inzichten over steeds dezelfde

man wordt er wel heel veel herhaald.

Aan de andere kant: misschien moet dat wel.

Alleen door eindeloos te herhalen kunnen gebeur-

tenissen als deze in de toekomst wellicht

voorkomen worden.

Engelser dan EngelsenOok Angelsaksische schrijvers zien nog steeds wat

in de oorlog. Neem de Amerikaanse Julie Orringer.

De onzichtbare brug is een prachtige, maar lijvige

roman. Orringer heeft een geweldig inlevingsver-

mogen, wat ze ook magistraal op papier weet over

te brengen. Daar neemt ze ook de tijd voor: maar

liefst 691 bladzijden. De onzichtbare brug is een

roman over een jonge Hongaarse student

architectuur die eind jaren dertig naar Parijs

vertrekt om daar te gaan studeren. Ondanks zijn

Franse belevenissen is het thuisfront in Hongarije

steeds in zijn gedachten.

Het is een oorlogsverhaal, maar ook een liefdesro-

man, een boek dat bovendien de achtergronden

van de Hongaars-Joodse situatie uit de doeken

doet. Alle Hongaars-Joodse mannen (vrouwen en

kinderen bleven buiten schot), die konden

werken, gingen in de oorlogsjaren naar werkkam-

pen, niet naar vernietigingskampen zoals de vele

andere joden uit omliggende landen. Dit slopende

proces volgt de lezer in het tweede deel van de

roman zeer intensief, maar voortdurend tegen de

achtergrond van kunstbeschouwing, architectuur,

dans en natuurlijk de liefde.

De Engelse literator Natasha Solomons heeft een

andere insteek. De lijst van meneer Rosenblum. Of:

hoe word je Engelser dan de Engelsen? is een

combinatie van werkelijkheid en sprookje. Gaat

dit boek dan wel over de oorlog? Op het eerste

gezicht nauwelijks, bij tweede lezing toch. De

dramatische spanning wordt hier niet in eerste

instantie opgeroepen door verschrikkingen uit de

kampen of de oorlog (hoewel we er tussen de

regels door achter komen, dat de hele familie van

Jack en Sadie Rosenblum, de hoofdpersonen, niet

meer in leven is), maar door de poging om hun

hele Duitse afkomst af te leggen.

Jack en Sadie vluchten vlak voor de oorlog naar

Engeland. Door middel van een optimale integra-

tie moet het Duitse verleden uitgewist worden en

proberen ze volwaardige Engelse burgers te

worden. Jack Rosenblum denkt: ‘Hij was het met

zijn buren eens: een Jood mocht niet opvallen. Als

je niet opviel, was je als een bankje in het park:

handig als je erover nadacht, maar verder niets

bijzonders. ‘Assimilatie’ was het sleutelwoord.

Assimilatie.’

Jack probeert een voorbeeldig Engelsman te

worden en werkt secuur het lijstje met aanwijzin-

gen voor immigranten af dat ze bij aankomst in

Engeland hebben gekregen. Maar steeds opnieuw

stuit hij toch weer op zijn Duits-Joodse achter-

grond, bijvoorbeeld als hij lid wil worden van een

golfclub. Afwijzing na afwijzing valt in de bus.

Dan besluit hij, ook voor Sadie, een cottage op het

platteland te kopen en een eigen golfbaan te gaan

aanleggen.

Wat volgt, is een prettig geschreven boek over

liefde, het Engelse platteland, haar mythen en een

zoektocht naar een eigen identiteit. Het gaat in

deze roman niet specifiek om het ophalen van

allerlei oorlogsherinneringen, maar om het

doorgeven van Joodse gebruiken, zegswijzen en

recepten van generatie op generatie. Achterin de

roman staat een aantal lijstjes: onder andere een

stukje over koken en eten, waarin recepten voor

typische Joodse baksels te vinden zijn. In dit

gedeelte ook wordt duidelijk, dat Natasha

Solomons met dit boek het ware verhaal van haar

grootouders (weliswaar in bewerkte vorm) heeft

naverteld.

Tijd om naar de beginvraag terug te keren. Wat

zeggen deze romans nu eigenlijk over de oorlog?

Het blijkt in al deze verhalen te gaan om humor,

verbeelding, herhaling, om navertellen opdat wij

niet vergeten, om liefde (voor het voorgeslacht).

Maar belangrijker nog: de boeken zijn stuk voor

stuk particuliere verhalen, individuele gebeurte-

nissen. Is dat het dan, wat literatoren aantrekt,

het persoonlijke verhaal dat in eerste instantie

zeer intiem is, maar waar tezelfdertijd een hele

wereldgeschiedenis achter schuilgaat?

toekomst van de oorlogIn Terugwerkende kracht (1991) presenteren

Martin Bril en Dirk van Weelden hun leesgeschie-

denis van de Tweede Wereldoorlog. Een enkel

citaat uit het voorwoord: ‘De Tweede Wereldoor-

log is voorbij, en dat betekent dat de toekomst

van die oorlog afhangt van de kwaliteit van de

verhalen die erover geschreven worden, en niet

van het Verhaal, zoals de nationale overheid, het

koningshuis en de wetenschap dat vertellen.’

Maar er is ook een andere kant. De lezer van

vandaag, die de Grote Verhalen van religie en

politiek overboord lijkt te hebben gezet, heeft des

te meer behoefte aan kleine verhalen. Aan

verhalen van individuen die op zoek gaan naar

wat het nu eigenlijk betekent om mens te zijn, en

mens te blijven tijdens gruwelijke omstandighe-

den.

Wat zijn de praktische ankerpunten voor ethisch

handelen, nu de theoretische ankerpunten in de

ijskast zijn gezet? Literatuur is daarvoor het

geëigende medium, de ideale proeftuin. De

Tweede Wereldoorlog plaatste mensen voor

morele dilemma’s, dwong hen hardhandig tot

lastige keuzes.

En is daarom een uiterst geschikte periode voor

het aan de orde stellen van thema’s waarover

moderne mensen zich de wet niet meer laten

voorschrijven door religie en politiek. ■

Het meisje dat verdween

Els Florijn. Uitg. Mozaïek,

Zoetermeer 2010. 232 blz. € 17,90