Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover

32
Schoolteams Schoolvoorbeeld van integratie onderwijs en (jeugd)zorg Evaluatie pilot Schoolteams op 5 VO scholen in Zuidoost Brabant BiO rapport 1195

Transcript of Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover

Schoolteams Schoolvoorbeeld van integratie onderwijs en (jeugd)zorg

Evaluatie pilot Schoolteams op 5 VO scholen in Zuidoost Brabant

BiO rapport 1195

Schoolteams: schoolvoorbeeld van integratie onderwijs en (jeugd)zorg

Evaluatie pilot Schoolteams op 5 VO scholen in Zuidoost Brabant

Eindrapportage

BiO-rapport 1195 Gemeente Eindhoven, Control/BiO

Sandra van der Dam Cecilia Hogervorst

Januari 2014

2

Aan de pilot Schoolteams hebben de volgende organisaties meegewerkt:

3

Inhoud

Samenvatting en conclusie 4

1 Inleiding 8 1.1 Achtergrond en aanleiding Schoolteams 8 1.2 Opzet van de pilot Schoolteams 8 1.3 Vraagstelling en aanpak onderzoek 10 1.3.1 Vraagstelling 10 1.3.2 Aanpak onderzoek 10 1.3.3 Leeswijzer 11

2 De caseload van de Schoolteams in vogelvlucht 12

3 Implementatie van de Schoolteams: invloed van de context 14

4 Werkzame componenten van de Schoolteams 16 4.1 Kortere lijnen, minder bureaucratie 16 4.2 Multi-disciplinair, bundeling van krachten 17 4.3 Laagdrempelig en preventief 18

5 Doelstellingen Schoolteams 21 5.1 Inleiding 21 5.2 Doelstelling: terugdringen van doorverwijzingen naar zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg

22 5.3 Doelstelling: voorkomen van schooluitval 22 5.4 Doelstelling: versterken reguliere onderwijs en terugdringen aantal verwijzingen naar VSO 23

6 Enkele aandachtspunten voor de toekomst 26 6.1 De verbinding met sociale wijkteams / WIJeindhoven 26 6.2 Verbeter- en aandachtspunten 27

4

Samenvatting en conclusie

Evaluatie

In 2012 is op initiatief van het Samenwerkingsverband VO (samen met Combinatie Jeugdzorg, Triade en

Lumensgroep) gestart met de pilot Schoolteams op 5 scholen in Eindhoven en omgeving. Deelnemende

scholen zijn: het Stedelijk College Eindhoven, het Heerbeeck College, het Pius-X College, Helicon Opleidingen

en het Vakcollege. Het Schoolteam is een multidisciplinair team dat begeleiding biedt aan leerlingen die

extra ondersteuning of zorg nodig hebben, maar ook aan hun ouders of docenten. In een Schoolteam is

expertise voorhanden op het gebied van psychosociale- en gedragsproblemen, in combinatie met

leerproblemen. De brede inzetbaarheid, in combinatie met de fysieke aanwezigheid in de school, waardoor

ook snel of zelfs preventief kan worden gehandeld past bij de visie van Passend Onderwijs en Transitie

Jeugdzorg om zorg en onderwijs dichter bij elkaar te brengen en hulp voorliggend te verlenen, waar het

voorliggend kan.

Deze rapportage is het verslag van de evaluatie die aan het einde van de looptijd van de pilot (najaar 2013) is

uitgevoerd. De evaluatie richtte zich op de volgende vragen:

1) Wat is door de inzet van het Schoolteam veranderd met betrekking tot de begeleiding van leerlingen

die extra steun of zorg nodig hebben, met andere woorden: wat zijn de werkzame componenten van

Schoolteams?

2) In welke mate heeft de inzet van Schoolteams geleid tot:

a. het terugdringen van doorverwijzingen naar de zwaardere vormen van geïndiceerde

jeugdzorg?

b. het versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere setting deel te

laten nemen aan het onderwijs?

c. het terugdringen van doorverwijzen van leerlingen naar het Voortgezet speciaal onderwijs

(VSO)?

d. het voorkomen van schooluitval?

3) Hoe kunnen we de ervaringen in de pilot Schoolteams gebruiken voor aanpassingen in de toekomst?

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is gebruikt gemaakt van zowel kwalitatieve als kwantitatieve

onderzoeksmethoden: er zijn interviews gehouden met drie groepen betrokkenen (Schoolteam

medewerkers, zorgcoördinatoren en schooldirecteuren); en er is gekeken naar externe registraties en naar

het registratiebestand van de schoolteams.

Caseload in vogelvlucht

Tot juni 2013 zijn door de Schoolteams 374 casussen geregistreerd, gemiddeld komt dat neer op ongeveer

7% van het aantal leerlingen op de school. De meest voorkomende (hoofd)problematiek is

gedragsproblemen (internaliserend of externaliserend). In bijna een tiende van de casussen gaat het om een

docentgebonden vraag. Het grootste deel van de casussen wordt via de school aangemeld. Meer dan de

helft van de casussen wordt nog dezelfde dag in behandeling genomen en de meeste trajecten worden

binnen een half jaar afgerond, in een klein aantal gevallen is de leerling doorverwezen naar bijvoorbeeld de

GGZ.

Implementatie, invloed van de context

Uit de interviews komt naar voren dat de ervaringen ten aanzien van de implementatie van de Schoolteams

bij de pilot-scholen verschillend zijn. Dit heeft te maken met diverse pilot- en schoolgebonden factoren. De

Schoolteams zijn niet overal gelijktijdig van start gegaan en op de ene school duurde de eerste fase van het

5

project (de onderzoeksfase) langer dan op de andere school. De houding van de pilot-scholen ten aanzien

van het Schoolteam varieerde, zeker in de beginfase. Op de ene school werd het Schoolteam gezien als een

welkome aanvulling op de matig functionerende interne zorgstructuur terwijl de andere school in de komst

van het Schoolteam ook een mogelijkheid zag om bezuinigingen op te vangen. Daarnaast was er bij enkele

scholen enig voorbehoud vanuit de wens om zich niet als ‘zorgschool’ te profileren. Ook de positionering ten

opzichte van de bestaande zorgstructuur, de praktische afstemming en onderlinge communicatie tussen

Schoolteam en zorgstructuur is op de pilot-scholen op verschillende manieren uitgewerkt. Zo wordt er

bijvoorbeeld verschillend omgegaan met de directe aanspreekbaarheid van het Schoolteam door docenten

of leerlingen en ouders. De Schoolteams verschilden bij de introductie onderling in de mate waarin sprake

was van bekendheid binnen de school en in het functioneren als team. De pilot-scholen verschillen van elkaar

qua type onderwijs dat wordt gegeven en daardoor verschillen het soort leerlingen en problematieken en het

type docenten waarmee het Schoolteam te maken kreeg.

Werkzame componenten

De belangrijkste veranderingen die de inzet van Schoolteams heeft gebracht als het gaat om de begeleiding

van leerlingen die extra steun of zorg nodig hebben, komen tot uitdrukking in de werkzame componenten

die door de geïnterviewden zijn beschreven. De winst van de Schoolteams ligt zowel op organisatorisch als

zorginhoudelijk vlak.

Ten eerste is er sprake van korte lijnen en minder bureaucratie. Doordat de Schoolteammedewerkers aan één

school gekoppeld zijn en daar ook fysiek aanwezig zijn, kan sneller worden ingegrepen. Dankzij de pilot Vrij

Toegankelijke Zorg (die los staat van de pilot Schoolteams) gaat er geen tijd meer verloren met de

indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg en leerlingen komen niet meer op een wachtlijst als ze door het

Schoolteam geholpen worden. Doordat het Schoolteam een brede expertise vertegenwoordigt is het beter

mogelijk om maatwerk te leveren en hoeft een leerling minder vaak te worden doorverwezen. De ‘korte

lijntjes’ zorgen er vanuit de school gezien voor dat er beter zicht is op het hulpverleningstraject, hetgeen het

vertrouwen in de hulpverlening ten goede komt. Ook kan de school de aanpak richting de leerling hierop

afstemmen.

Ten tweede vergroot de multi-disciplinaire samenwerking binnen de Schoolteams de mogelijkheden om

problemen op meerdere fronten aan te pakken, waardoor meer maatwerk mogelijk is en sneller resultaat

geboekt wordt. Ook is het nu eenvoudiger om groepsaanbod, zoals sociale vaardigheidstrainingen, te

verzorgen. De intensieve samenwerking en overleg leidt in de praktijk tot een meer generalistische werkwijze

waarbij Schoolteammedewerkers meer van elkaar gaan overnemen en de scheidslijnen tussen de disciplines

vervagen. Tegelijkertijd wordt, zoals één van de zorgcoördinatoren verwoordde, juist de specialistische

inbreng van de verschillende disciplines gewaardeerd.

Ten derde is met het Schoolteam de drempel naar begeleiding en hulpverlening verlaagd, voor zowel

leerlingen en ouders als voor docenten. Voor ouders en leerlingen komt het Schoolteam vanwege de

verbinding met de school als minder bedreigend over dan een externe organisatie. Voor docenten kan juist

de nabijheid van het Schoolteam in combinatie met de onafhankelijkheid van de school drempelverlagend

werken. Problemen worden nu eerder en beter gesignaleerd, zoals bijvoorbeeld bij leerlingen die geen

overlast in de klas veroorzaken of bij vage signalen waar een docent voorheen weinig mee kon. De snelheid

en daadkracht van de Schoolteams zorgt voor een minder afwachtende houding vanuit de school bij signalen

dat een leerling problemen heeft.

Doelstellingen

In het projectplan is een viertal doelstellingen voor de Schoolteams geformuleerd, waarbij de tweede en

derde doelstelling in elkaars verlengde liggen. De inzet van Schoolteams zou moeten leiden tot a) het

terugdringen van doorverwijzingen naar de zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg, b) het

versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere setting deel te laten nemen aan het

6

onderwijs en daarmee c) het terugdringen van doorverwijzen van leerlingen naar het Voortgezet speciaal

onderwijs (VSO) en tot d) het voorkomen van schooluitval.

Voor de doelstellingen die kwantificeerbaar zijn, is gekeken in hoeverre de effecten van de inzet van

Schoolteams met externe registraties kan worden aangetoond. Dit blijkt in de praktijk lastig omdat de

registraties beperkingen kennen en omdat er mogelijk andere factoren van invloed zijn op de aantallen

waardoor veranderingen (zowel stijging als daling) niet kunnen worden toegeschreven aan de Schoolteams.

Het is echter, zoals ook door de geïnterviewden wordt aangegeven, vooral nog te vroeg omdat op deze korte

termijn nog geen (grote) effecten verwacht kunnen worden. Daarnaast is in de interviews expliciet naar de

resultaten bij de doelstellingen gevraagd en is aan de betrokkenen gevraagd om in het registratiebestand

van de Schoolteams aan te geven in welke casussen sprake is van voorkómen van verwijzing naar jeugdzorg;

verwijzing naar VSO en voorkómen van schooluitval.

Op basis van het eigen registratiesysteem geven de betrokkenen aan dat in ongeveer 10-23% van de

casussen die door het Schoolteam zijn behandeld, een doorverwijzing naar zwaardere vormen van jeugdzorg

is voorkómen. Bij deze doelstelling moet aangetekend worden dat scholen te maken hebben met een

toename van de problematiek bij leerlingen en dat (sommige) Schoolteams geconfronteerd werden met

problemen die (te) lang zijn blijven liggen, waardoor verwijzing soms niet meer te voorkomen is. Een deel

van de verwijzingen is onvermijdelijk, maar in die gevallen kan het Schoolteam begeleiding bieden. Ook kan

terugkeer vanuit specialistische zorg sneller en soepeler verlopen dankzij de ondersteuning vanuit het

Schoolteam.

Betrokkenen geven aan dat in 19-40% van de door de Schoolteams behandelde casussen sprake is van

voorkómen van schooluitval. De resultaten met betrekking tot deze doelstelling kunnen (nog) niet worden

aangetoond in externe registraties (verzuimmeldingen en voortijdig schoolverlaten). In de interviews is

aangegeven dat de winst van de Schoolteams hier vooral ligt in het beter signaleren, de snelle inzetbaarheid

en de mogelijkheden om intensieve begeleiding te kunnen bieden. Bij deze doelstelling werd de

kanttekening geplaatst dat het voorkomt dat een leerling weliswaar een succesvol traject doorloopt maar

toch als voortijdig schoolverlater in de statistieken komt.

Het terugdringen van het aantal verwijzingen naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is geen doel op

zich maar ligt in het verlengde van het versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere

setting deel te laten nemen aan het onderwijs. Met deze doelstelling wordt gewerkt aan het realiseren van

passend onderwijs. De mate waarin scholen passend onderwijs realiseren kan (nog) niet in cijfers worden

uitgedrukt. Wel is gekeken naar het aantal inschrijvingen in het VSO en die laten (nog) geen aantoonbaar

resultaat zien. Op basis van de registratie van de Schoolteams geven betrokkenen aan dat in 0-18% van de

casussen een verwijzing naar het VSO is voorkómen. De inzet van de Schoolteams draagt op dit vlak vooral bij

aan het versterken van het reguliere onderwijs door docenten beter leren omgaan met leerlingen die

problemen hebben of veroorzaken in de klas en doordat de school, op basis van adviezen vanuit het

Schoolteam, meer rekening houdt met de behoeften van individuele leerlingen, bijvoorbeeld door roosters

aan te passen of anders te straffen.

Aandachtspunten voor de toekomst

Tegen de achtergrond van de transitie Jeugdzorg, waarmee de gemeente verantwoordelijk wordt voor de

hulp aan onder meer VO-scholieren die extra ondersteuning en zorg nodig hebben, is de ontwikkeling van

sociale wijkteams (WIJteams in Eindhoven) van belang. Als het om jongeren met problemen gaat, is de school

vaak de vindplaats (waar problemen zich voordoen of opgemerkt worden) maar ook werkplaats (waar de

problemen aangepakt worden) omdat de problemen zich (ook) op school manifesteren. Insteken vanuit de

problemen op school kan een goede ingang bieden om ook problemen in de thuissituatie op te pakken. Deze

hulp kan worden geboden vanuit het Schoolteam, eventueel in samenwerking met een wijkteam. Wanneer

7

de problemen van een leerling uitsluitend met de thuissituatie te maken hebben en zich niet op school

manifesteren is juist een insteek vanuit de wijk zinvol, mits er een duidelijke link met de school blijft.

Betrokkenen adviseren om de zorg voor jongeren (VO-scholieren) niet uitsluitend aan de wijk te koppelen

omdat de school, als belangrijke centrale vind- en werkplaats, niet gebonden is aan de wijk waar de school

gevestigd is, maar (ook) leerlingen uit de (wijde) omgeving trekt.

Conclusie

Voor de begeleiding en hulpverlening aan scholieren van het voortgezet onderwijs is de school belangrijk als

vindplaats (voor signalering) en als werkplaats (voor bieden van hulp). De fysieke aanwezigheid van de

Schoolteams in de school zorgt dat men elkaar sneller vindt. Dit geldt zowel voor de in de Schoolteams

samenwerkende organisaties onderling als voor de verbinding met de school en de interne zorgstructuur.

Hoewel de mate waarin de vooraf geformuleerde doelstellingen worden bereikt (nog) niet in cijfers kan

worden uitgedrukt, wijzen de ervaringen die op de pilotscholen zijn opgedaan uit dat Schoolteams bijdragen

aan een betere begeleiding en hulpverlening aan scholieren. Hulp is sneller inzetbaar en er wordt eerder

ingegrepen waardoor ontstaan of verergering van problemen wordt voorkómen. Ook is een meer integrale

benadering mogelijk, waarbij problemen van scholieren die zich op school en in de thuissituatie

manifesteren in samenhang kunnen worden aangepakt.

Schoolteams vormen hiermee een goed voorbeeld om de integratie van onderwijs en (jeugd)zorg gestalte te

geven.

8

1 Inleiding

1.1 Achtergrond en aanleiding Schoolteams

Al enkele jaren wordt gesproken over de ophanden zijnde Transitie jeugdzorg en over Passend onderwijs.

Met deze beide ontwikkelingen worden grote veranderingen teweeg gebracht, zowel financieel als

organisatorisch. Op beide transities zijn grote bezuinigingen aan de orde. Daarnaast komt de financiële

verantwoordelijkheid voor ingrijpende en duurdere vormen van onderwijs/zorg die nu nog versnipperd is

belegd straks in handen van respectievelijk de gemeenten en het reguliere onderwijs (zie kader).

De transitie jeugdzorg en het passend

onderwijs krijgen vorm via (papieren)

beleidsvisies, maar ook via pilots:

proefopstellingen in de praktijk die input

kunnen leveren voor aanscherping van het

nieuwe beleid. In deze proefprojecten

worden verbeteringen nagestreefd in de

dienstverlening en in de toegang naar die

duurdere en meer ingrijpende

dienstverlening.

Met de start van het project ‘Schoolteams’ zijn er op een vijftal scholen in Eindhoven en omgeving zulke

proefopstellingen gemaakt. De gemeente Eindhoven verleent hier subsidie aan. Voor gemeenten is

interessant om te weten wat deze proefopstellingen ons leren over de transitie jeugdzorg: is de

dienstverlening beter, is de route naar de juiste dienstverlening beter en efficiënter? Voor

Samenwerkingsverbanden Passend onderwijs (in oprichting) zijn vergelijkbare vragen aan de orde: wat leert

deze proefopstelling hun over de overgang naar passend onderwijs?

De afdeling Jeugd van de gemeente Eindhoven heeft aan BiO gevraagd om de evaluatie uit te voeren van de

pilot Schoolteams. De evaluatie dient om te zien of deze proefprojecten bijdragen aan gewenste resultaten.

Ook dient het om te besluiten welke componenten van de werkwijze meegenomen worden in de

aanscherping van het beleid, en hoe de praktijk wordt voortgezet, ook op andere vo-scholen.

De voortgang van de evaluatie en de rapportage zijn besproken met de projectleider (Triade) en de

Stuurgroep Schoolteams.

1.2 Opzet van de pilot Schoolteams

Hieronder beschrijven we achtereenvolgens de doelstellingen en wat de schoolteams doen en vermelden we

de deelnemende scholen en organisaties.

Doelstellingen

Bij dit pilotproject wordt ingezet op de volgende doelstellingen:

a) Het terugdringen van doorverwijzingen naar de zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg

waarbij de expertise en mogelijkheden vanuit de veranderende rol van BJZ wordt meegenomen ;

b) Het versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere setting deel te laten

nemen aan het onderwijs;

c) Het terugdringen van doorverwijzen van leerlingen naar het VSO;

Met de stelselwijzingen Passend onderwijs en transitie jeugdzorg wordt de verantwoordelijkheid voor hulp aan kinderen en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben, belegd bij schoolbesturen en gemeenten. Schoolbesturen krijgen de opdracht en de middelen om elk kind passend onderwijs te bieden. Gemeenten worden verantwoordelijk voor hulp aan jeugdigen en ouders in gezin, wijk en buurt. Beiden krijgen de opdracht om de speelvelden met elkaar te verbinden en de plannen over en weer af te stemmen. Dat ligt voor de hand omdat de achterliggende gedachte dezelfde is, namelijk effectiever, sneller en preventiever ondersteuning bieden aan kinderen en ouders die hulp nodig hebben bij opgroeien, opvoeding en onderwijs. Handreiking ‘De verbinding Passend onderwijs en zorg voor jeugd. (VO Raad, PO Raad, VNG)

9

d) Het voorkomen van schooluitval.

Wat doet een schoolteam?

Het schoolteam biedt begeleiding in de eigen leefomgeving van kwetsbare leerlingen. De begeleiding is

generalistisch van aard. In de teams is expertise op het gebied van psychosociale- en gedragsproblemen,

in combinatie met leerproblemen.

Kernwaarden bij het werken zijn:

a) multidisciplinair handelen en denken;

b) werken vanuit versterking van eigen krachtsystemen (leerling, ouders, school);

c) opbrengstgericht werken.

De hechte samenwerking van het team met de school en ouders, draagt bij aan meer betrokkenheid van

alle partijen in het proces en daarmee aan een meer effectieve inzet van begeleiding van de leerling.

Tevens wordt effectiviteit vergroot door brede inzet van expertise in de verschillende leefgebieden en de

mogelijkheid van accuraat en preventief handelen door fysieke aanwezigheid van het team in de school.

Het geheel sluit aan bij de visie van Passend Onderwijs en Transitie Jeugdzorg om zorg en onderwijs

dichter bij elkaar te brengen en hulp voorliggend te verlenen, waar het voorliggend kan.

Het bovenstaande betekent dat de deskundigheid van de professionals in het proces naar voren wordt

gehaald en dat de drempel om van deze kennis gebruik te maken wordt verlaagd. De kennis kan zo ook

vaker preventief worden ingezet.

Deelnemende scholen

Er zijn schoolteams op 5 scholen: Helicon, Stedelijk college, Vakcollege Pius x, en het Heerbeeck college.

De eerste drie scholen bevinden zich in Eindhoven, de andere twee in respectievelijk.

Het Helicon heeft zowel een vo- als een mbo-afdeling; het schoolteam wordt daar voor beide afdelingen

ingezet. De overige scholen zijn vo-scholen, zoals te zien in het overzicht hieronder, waarin ook de

leerlingaantallen zijn opgenomen.

Tabel 1. Deelnemende scholen, leerlingaantal (2012/2013) en schooltype

School leerlingenaantal Schooltype

Heerbeeck 1760 VMBO-T, HAVO, VWO

Helicon MBO 70 MBO

Helicon VMBO 301 VMBO

Stedelijk College Eindhoven 875 VMBO-basis, VMBO-kader, MAVO

Pius X 2332

Praktijkonderwijs, VMBO, HAVO,

VWO

Vakcollege 346 VMBO-basis, VMBO-kader

Deelnemende organisaties

In de schoolteams zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

a) de Lumensgroep (schoolmaatschappelijk werk);

b) Combinatie Jeugdzorg;

c) Triade (ambulante dienst)

Sinds maart 2013 is op verzoek van de provincie een medewerker van bureau Jeugdzorg bij de teams

aangeschoven. De Schoolteams hebben de mogelijkheid om kennis en kunde vanuit de

moederorganisaties in te vliegen. Daarnaast onderhouden de teams directe lijnen met organisaties zoals

de GGD en CJG, die geen deel uitmaken van de schoolteams.

10

De pilot is begin 2012 van start gegaan. Door organisatorische factoren (een wisseling van scholen,

bestuurlijke factoren) is de implementatie van de Schoolteams op het Heerbeeck, Pius-X en bij Helicon

later gestart. De Schoolteams op het Heerbeeck en Helicon waren pas in november 2012 operationeel.

Op het Pius-X kon het Schoolteam wel direct na de zomervakantie met casuïstiek aan de slag, omdat op

deze school al in een eerder stadium een aanpassing van de zorgstructuur is doorgevoerd en afspraken

zijn gemaakt over de inbedding van het Schoolteam.

1.3 Vraagstelling en aanpak onderzoek

1.3.1 Vraagstelling

Dit onderzoek is gericht op het inzichtelijk maken van de werkzaamheden, werkzame componenten en

effectiviteit van de pilot Schoolteams. Er is met name gekeken naar de potentie van Schoolteams om de extra

ondersteuning en zorg die sommige leerlingen in het VO nodig hebben, te kunnen bieden. Dit mede met het

oog op de ontwikkelingen die gaande zijn rond school en zorg.

Gelet op de doelstellingen en de achtergronden van het proefproject, zijn in overleg met de opdrachtgever

en de projectleider, beiden vertegenwoordigd in de stuurgroep van de schoolteams, de volgende vragen

geformuleerd:

1) Wat is door de inzet van het Schoolteam veranderd met betrekking tot de begeleiding van leerlingen die

extra steun of zorg nodig hebben, met andere woorden: wat zijn de werkzame componenten van

Schoolteams?

2) In welke mate heeft de inzet van Schoolteams geleid tot:

a) het terugdringen van doorverwijzingen naar de zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg?

b) het versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere setting deel te laten

nemen aan het onderwijs?

c) het terugdringen van doorverwijzen van leerlingen naar het Voortgezet speciaal onderwijs (VSO)?

d) het voorkomen van schooluitval?

3) Hoe kunnen we de ervaringen in de pilot Schoolteams gebruiken voor de toekomst?

De opzet van deze evaluatie is niet om de vijf pilot-scholen als cases onderling te vergelijken. Waar dat van

belang is zal echter wel in worden gegaan op de verschillen tussen de pilot-locaties.

1.3.2 Aanpak onderzoek

Voor de evaluatie zijn verschillende methoden gebruikt, zowel kwantitatieve als kwalitatieve. Er zijn drie

groepsinterviews gehouden met respectievelijk Schoolteammedewerkers (12 deelnemers die de betrokken

scholen en organisaties vertegenwoordigden); zorgcoördinatoren en directeuren van de pilot-scholen.

Deze interviews zijn gestructureerd met behulp van een gespreksleidraad (zie bijlage 1) en opgenomen met

een digitale recorder. De uitgewerkte verslagen zijn voorgelegd aan de deelnemers.

Daarnaast is gekeken of de effectiviteit van de Schoolteams kan worden aangetoond middels een analyse van

registraties van Voortijdig Schoolverlaten (VSV), inschrijvingen bij Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)

scholen en schoolverzuim. Hierbij is uitgegaan van een quasi-experimentele opzet waarbij met twee

meetmomenten een vergelijking wordt gemaakt tussen enerzijds schooljaar 2011/2012 en schooljaar

2012/2013, waarin de Schoolteams actief waren op de pilot-scholen en anderzijds een vergelijking tussen de

pilot-scholen en de overige VO-scholen in de regio, waar geen Schoolteam actief was.

11

Tot slot, zijn de gegevens geanalyseerd die door de Schoolteams zijn ingevoerd in het eigen

registratiesysteem. In dit systeem zijn de vragen die vanaf de start van de pilot bij de Schoolteams zijn

binnengekomen, als casus (record) geregistreerd in een spreadsheet. In de analyse zijn de casussen die tot en

met juni 2013 zijn ingevoerd meegenomen.

Overigens komt een deel van de werkzaamheden van de Schoolteams niet in het registratiesysteem terecht.

Het gaat dan bijvoorbeeld om scholing van docenten, maar ook om informele adviezen ‘in de koffiekamer’.

1.3.3 Leeswijzer

In het hoofdstuk hierna (hoofdstuk2) vindt u een korte beschrijving van de caseload van de schoolteams op

basis van de analyse van de registratie van de Schoolteams. Hoofdstuk 3 gaat in op de invloed van de context

bij de implementatie van de Schoolteams. In hoofdstuk 4 worden de werkzame componenten beschreven,

zoals die zijn verwoord in de interviews. Hoofdstuk 5 zoomt in op de doelstellingen en de resultaten die

hierop geboekt zijn. Hoofdstuk 6 ten slotte gaat in op de toekomst: de verbinding met WIJeindhoven en

verbeter- en aandachtspunten.

12

2 De caseload van de Schoolteams in vogelvlucht

Tot en met juni 2013 zijn door de Schoolteams op de 5 pilot-scholen in totaal 374 casussen geregistreerd.

Afgezet tegen het aantal leerlingen op de school, is het aantal casussen ongeveer 7%. Het percentage is het

hoogst bij Helicon MBO, gevolgd door het Vakcollege en het Stedelijk college, beide VMBO scholen.

Aantal casussen afgezet tegen leerlingaantal

aantal casussen

Leerling-aantal

casussen als % van leerlingaantal

Heerbeeck College 83 1760 5% Helicon MBO 16 70 23% Helicon VMBO 22 301 7% Pius-X College 85 2332 4% Stedelijk College 112 875 13% Vakcollege 56 346 16% totaal 374 5610 7%

Voor de verdere analyse zijn de bestanden van de afzonderlijke Schoolteams samengevoegd, zodat een

totaaloverzicht kan worden gegeven en waar nodig naar de gegevens per school kan worden gekeken.

Hoofdproblematiek bij aanmelding, % van totaal

Externaliserende gedragsproblemen 27%

Internaliserende gedragsproblemen 24%

Gezins- relatieproblemen 16%

Spijbelproblematiek/verzuim 9%

Opvoedingsproblemen 6%

plotseling ernstige omstandigheden 6%

Handelingsverlegenheid t.a.v. gedragsproblemen 5%

Didactische problemen 3%

Handelingsverlegenheid t.a.v. didactiek 2%

Handelingsverlegenheid t.a.v. gespreksvoering 1%

Groepsproblemen 1%

In iets meer dan de helft van de casussen (51%) is sprake van (internaliserende of externaliserende)

gedragsproblemen. In ongeveer een kwart van de gevallen spelen problemen in de thuissituatie een

belangrijke rol. Het gaat hierbij om gezins- en relatieproblemen (16%), opvoedingsproblemen (6%) en

waarschijnlijk een deel van de casussen waarin sprake is van ‘plotseling ernstige omstandigheden’ (6%).

Spijbelproblematiek is in 9% van de casussen het hoofd probleem, maar waarschijnlijk in een veel groter

percentage van de gevallen een bijkomend probleem. In ongeveer een tiende deel van de casussen (9%) is

sprake van een docentgebonden probleem: handelingsverlegenheid ten aanzien van gespreksvoering,

didactiek of gedragsproblemen of een groepsprobleem.

13

Zoals in onderstaande tabel te lezen is, wordt het grootste deel (88%) van de casussen via de school bij de

Schoolteams aangemeld.

Aanmelding door …

school 88%

back-office (moederorganisatie) 6%

leerling 4%

ouders 2%

De tijd tussen de aanmelding en de start van het traject is over het algemeen kort. In meer dan de helft van

de gevallen pakt het Schoolteam nog dezelfde dag de casus op. Een langere tijd tussen de aanmelding en

start traject kan meestal gerelateerd worden aan een schoolvakantie.

Tijd tussen aanmelding en start traject (% van totaal en aantal)

Start dezelfde dag 57% (214)

1 tm 9 dagen 26% (99)

10 tm 19 dagen 7% (28)

Meer dan 20 dagen 7% (26)

Onbetrouwbaar/niet ingevuld 3% (11)

Doorlooptijd van de afgesloten trajecten (N=258) in % en aantal

Tot 1 week 7% (18)

1 week – 2 maanden 29% (74)

2 – 6 maanden 45% (117)

Meer dan een half jaar 16% (42)

Meer dan een jaar 3% (7)

Van de 374 casussen in het registratiebestand zijn er 109 nog niet afgesloten, waarvan er 18 trajecten in 2012

gestart zijn. In 7 gevallen is de informatie onbetrouwbaar (bijvoorbeeld een verkeerde datum ingevuld). In

een klein deel (7%) van de afgesloten trajecten is sprake van (zeer) kortdurende hulp, het gaat in deze

casussen bijvoorbeeld om tips of handvatten waarmee een leerling, ouders of een docent snel op eigen

kracht verder kan. In de meerderheid van de casussen (81%) wordt het traject binnen een half jaar afgesloten

door het Schoolteam. Dit wil niet altijd zeggen dat de problemen volledig opgelost zijn, in een klein aantal

gevallen is de leerling doorverwezen naar bijvoorbeeld de GGZ of er is sprake van een ‘thuiszitter’. Ongeveer

één op de vijf (19%) van de trajecten duurt langer dan een half jaar.

14

3 Implementatie van de Schoolteams: invloed van de context

De ervaringen met de implementatie, positionering en inbedding van de Schoolteams zijn niet op alle

scholen het zelfde, deze worden gekleurd door een aantal pilot- en schoolgebonden factoren.

Door organisatorische factoren zijn de Schoolteams niet op alle scholen gelijktijdig gestart. Los daarvan

duurde het opstarten van de Schoolteams volgens betrokkenen (zorgcoördinatoren en directeuren) van het

Heerbeeck College, Helicon en het Vakcollege langer dan gewenst doordat de onderzoeksfase (kaderstelling,

positionering Schoolteam) veel tijd in beslag nam. Het Pius X en het Stedelijk College hebben nauwelijks

opstartproblemen met het Schoolteam ondervonden.

De houding van de pilot-scholen tegenover de komst van de Schoolteams varieerde en was met name in de

startfase merkbaar. Of de Schoolteams met open armen of met wat meer voorbehoud zijn ontvangen hangt

samen met een aantal factoren. Om te beginnen was het functioneren van de bestaande zorgstructuur van

belang. Voor de ene school vormde het Schoolteam een zeer welkome en goed getimede aanvulling op de

matig functionerende bestaande zorgstructuur. De andere school zag in de Schoolteams juist een kans om

bezuinigingen op de bestaande zorgstructuur te kunnen opvangen of verder door te voeren.

“Scholen hebben last van bezuinigingen, dus ook daarom waren we blij met extra steun van het

Schoolteam, niet alleen vanwege expertise maar ook doordat het Schoolteam leerlingen kon bedienen en

docenten kon ontlasten waar school de middelen niet meer voor had.” (directeur)

Met name door de zorgcoördinatoren werd in de interviews gewezen op de risico’s die hieraan kleven

vanwege onzekerheid over continuering van de Schoolteams na de pilotfase.

“Men wilde bezuinigen op leerlingbegeleiders, en toen heb ik gezegd dadelijk is het Schoolteam weg en

dan heb ik geen leerlingbegeleiders meer!” (zorgcoördinator)

“Bij ons is een goede interne zorgstructuur uitgangspunt geweest … en als het Schoolteam niet doorgaat

dadelijk moet onze zorgstructuur niet als een kaartenhuis in elkaar storten. “(zorgcoördinator)

Gezien de positieve ervaringen die inmiddels met de Schoolteams zijn opgedaan (zie hoofdstuk 4), is dan ook

door bijna alle betrokkenen grote zorg geuit over het voortijdig1 verminderen van de ureninzet in

Schoolteams door de Lumens groep.

Naast het functioneren van de zorgstructuur speelt ook de vrees voor een ‘verkeerd’ imago van de school een

rol. Een aantal scholen kiest ervoor om zich niet als ‘zorgschool’ te profileren om te voorkomen dat dit

zwakkere leerlingen aantrekt, terwijl de school uiteindelijk wordt afgerekend op slechte prestaties van deze

leerlingen. Deze scholen stellen zich naar buiten toe terughoudend op in het presenteren van de interne

zorgstructuur en het Schoolteam als aanvulling hierop (bijvoorbeeld via de website of ouderavonden).

“We hebben heel nadrukkelijk als school het standpunt gehad het primaat is onderwijs, wij willen geen

zorgschool zijn. (…) het Schoolteam staat niet op de website of in een folder. De Schoolteammedewerker

1 Per 1 oktober 2013

15

is in de school en ondersteunt het proces. Daar moest het Schoolteam even aan wennen, ze hadden een

ander beeld, ze wilden ‘de markt op’.” (directeur)

Het proces van aansluiting vinden tussen de bestaande zorgstructuur en het Schoolteam heeft op de ene

school meer moeite gekost dan op de andere school. Op de scholen waar de interne zorgstructuur goed was

uitgewerkt en ruimte bood voor het Schoolteam verliep dit het vlotst.

“Onze zorgstructuur was goed uitgewerkt, het Schoolteam kon aankruisen waar ze wilden gaan zitten.

We hebben een zorgstructuur met een Zorgadviesteam (ZAT) en een ‘klein ZAT’ (leerlingenoverleg) en een

goedlopende zorgklas. Het Schoolteam kon aanschuiven, dat was een gespreid bedje.” (directeur)

Op alle scholen heeft de praktische afstemming en onderlinge communicatie tussen de school en het

Schoolteam in meer of mindere mate inspanning gevergd, zeker in de beginfase. Bij sommige docenten was

aanvankelijk sprake van weerstand omdat zij bang waren door de komst van het Schoolteam hun uren voor

extra begeleiding van leerlingen die vastlopen, kwijt te raken. Andersom leidde het enthousiasme van het

Interne Zorgteam (IZT) volgens één van de zorgcoördinatoren bij hun op school tot het te snel ‘doorschuiven’

van leerlingen naar het Schoolteam. Ook de directe aanspreekbaarheid van het Schoolteam voor docenten

en voor leerlingen en ouders vormde een punt van discussie, waarover per school afspraken zijn gemaakt.

“In eerste instantie was het de bedoeling van het Schoolteam om direct aanspreekbaar te zijn voor alle

leerlingen, wij hebben gezegd dat we dat niet wilden omdat we graag zicht wilden houden op wat er met

de leerlingen gebeurt en welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben.” (zorgcoördinator)

Met name door de betrokkenen van de scholen (zorgcoördinatoren en directeuren) is gewezen op het belang

van een goede communicatie tussen het Schoolteam en de school/interne zorgstructuur. Van het

Schoolteam verwachten de scholen een goede terugkoppeling, zodat de school op de hoogte is van de

casuïstiek waar het Schoolteam mee bezig is. Ook verwachten zij helderheid in de communicatie richting

ouders, over het gegeven dat het Schoolteam een externe partij is, weliswaar fysiek in de school aanwezig

maar geen onderdeel ván de school.

Een ander punt dat door de scholen naar voren werd gebracht, is de bemensing van de Schoolteams. De

samenwerking met een Schoolteam verloopt vlotter wanneer (een deel van) de Schoolteammedewerkers

‘bekende gezichten’ zijn en wanneer het Schoolteam elkaar onderling goed aanvult.

Tot slot, is de context waarbinnen de Schoolteams opereren volgens betrokkenen verschillend naar gelang

het schooltype. Op VMBO scholen (met name basis/kader) zitten volgens de Schoolteammedewerkers vaker

leerlingen met stoornissen en uit gezinnen waar problemen zijn. Op de HAVO/VWO scholen is vaker sprake

van verborgen problematiek. Ook de docenten verschillen. Het VMBO vraagt op pedagogisch vlak meer van

docenten, maar een VMBO docent stapt over het algemeen wat makkelijker en eerder naar een Schoolteam

voor hulp dan een vakdocent van het gymnasium. Ook op het VMBO werken echter docenten die meer met

hun vakgebied dan met het pedagogische deel van het docentschap ‘hebben’.

Wanneer een leerling in niveau terugzakt zal dit binnen het VMBO eerder tot vergaderingen leiden dan

wanneer een leerling van atheneum ‘afglijdt’ naar HAVO.

16

4 Werkzame componenten van de Schoolteams

De ervaringen met de implementatie en inbedding van de Schoolteams verschillen per school. Ten aanzien

van de werkzame componenten van de Schoolteams komt uit de interviews juist een vrij eenduidig beeld

naar voren. In de interviews is gevraagd naar de ervaringen met de Schoolteams: wat ging er anders? Wat

werkt goed? Wat zijn knelpunten of verbeterpunten? Volgens betrokkenen heeft de samenwerking van de

verschillende organisaties in de Schoolteams en de fysieke aanwezigheid in de school voordelen op zowel

het organisatorische als het zorginhoudelijke vlak. Schoolteams leiden tot ‘Kortere lijnen en minder

bureaucratie’(4.1); tot een ‘multidisciplinaire aanpak en een bundeling van krachten’(4.2); en werken

‘laagdrempelig en preventief’(4.3).

4.1 Kortere lijnen, minder bureaucratie

De koppeling van de medewerkers van een Schoolteam aan één school en de fysieke aanwezigheid op school

heeft meerdere voordelen. Zo kan er sneller en adequater ingegrepen worden, bijvoorbeeld wanneer een

leerling thuiszit.

“Voorheen werkte ik op 3 scholen (…) dan zat er een leerling thuis, was ik nét op een andere school, nét

die dag was de Schoolmaatschappelijk werker vrij, dan ging de directeur ernaartoe of de

zorgcoördinator, dan waren er zoveel verschillende mensen met een casus bezig waren dat een kind na

een halfjaar nog thuis zat” (ST medewerker)

“Als er nu acuut iets aan de hand is, dan zitten ze morgen thuis aan de keukentafel…. En als het moet

vandaag nog.” (zorgcoördinator)

Ook ging er voorheen veel tijd verloren wanneer een leerling werd doorverwezen naar jeugdzorg. Niet alleen

wanneer een leerling op een wachtlijst kwam, maar ook omdat de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg

(BJZ) en het voorbereiden van leerling en ouders op dit traject tijd kostte.

“Voorheen moest je ouders alvast ondersteunen en alvast warm maken voor BJZ, daar gaan ook een paar

gesprekken overheen, dán ging je ter ondersteuning mee naar BJZ, daar werd je verhaal gehoord, dan

kreeg je weer een reactie van BJZ terug en dan moest je weer wachten op een indicatie, dan had je de

wachtlijst nog …. Dat dúúrde … en nou heb je een ééntweetje met de Combinatie” (ST medewerker)

De doorlooptijd voor Vrij Toegankelijke (jeugd)Zorg is ook voor scholen waar geen Schoolteam aanwezig is,

verkort dankzij een pilot waarin wordt proefgedraaid met doorverwijzing zonder tussenkomst

(indicatiestelling) door BJZ. Met de pilot Vrij Toegankelijke Zorg is wel de procedure verkort, maar kunnen

wachtlijsten blijven bestaan. De toegevoegde waarde van een Schoolteam is dat leerlingen in principe direct

geholpen worden.

Een ander voordeel van de fysieke aanwezigheid op school is dat er vanuit de school beter zicht is op het

hulpverleningstraject. De afstand tussen zorg en school is letterlijk maar ook figuurlijk kleiner. De school

krijgt daardoor meer vertrouwen in de hulp en kan de aanpak richting de leerling hier ook op afstemmen.

“Het mooie van die korte lijntjes is dat als een leerling op een gegeven moment thuis zoveel vorderingen

maakte maar we zagen er op school niks van … voorheen had je dan het idee nou er gebeurt niks met dat

kind, waardoor je geïrriteerd raakt, nu wisten we die ontwikkelt zich thuis zo goed, dan moeten we op

17

school even pas op de plaats maken, even niet teveel eisen aan stellen, dat komt dan wel.”

(zorgcoördinator)

De samenwerking van medewerkers van verschillende organisaties en disciplines in één team maakt dat

maatwerk beter mogelijk is en doorverwijzing niet altijd meer nodig. Binnen het Schoolteam werken de

medewerkers niet met de protocollen die een X-aantal gesprekken voorschrijven. Het traject kan daardoor

beter op de leerling worden afgestemd.

“Wij werken ook kortdurend, soms een half jaar maar soms ook drie weken, heel fijn dat daar geen

protocol op is, dat je per se tien weken …”. (ST medewerker)

Ook is de kans op afhaken kleiner wanneer bij problemen in de thuissituatie vanuit het Schoolteam

continuïteit wordt geboden. Voor ouders blijft het Schoolteam het aanspreekpunt, waar voorheen een

leerling moest worden overgedragen naar een externe organisatie.

“Voorheen was het zo dat als SMW uit beeld zou moeten gaan, dat er dan een overdracht naar een ander

plaatsvond, maar heel veel ouders begrijpen het dan niet meer en haken snel af. Daarin is het nu veel

makkelijker om passende hulp te zoeken”. (zorgcoördinator)

4.2 Multi-disciplinair, bundeling van krachten

Naast de organisatorische voordelen van de samenwerking binnen het Schoolteam (minder doorverwijzen)

zijn er ook zorginhoudelijke voordelen van de multi-disciplinaire aanpak in de Schoolteams. Zo is een aanpak

op meerdere fronten mogelijk, waardoor maatwerk beter mogelijk is en sneller resultaat geboekt kan

worden.

“Vóór het Schoolteam werkte ik best intensief samen met BJZ of de Combinatie (…) maar wat echt een

aanvulling is, is de samenwerking met Triade, die ik voorheen niet had”. (ST medewerker)

“(…) dat je op alle leefgebieden kunt insteken, dat is wel een groot verschil.” (ST medewerker)

“(…) sneller resultaat dan wanneer ik als SMW- er als enige met zo’n leerling aan de slag ga en

opvoedondersteuning geef aan ouders,dat is niet zelfde als wanneer de Combinatie intensief hulp thuis

biedt”. (ST medewerker)

De samenwerking binnen het Schoolteam maakt het mogelijk om niet alleen op individuele vragen in te gaan

maar ook groepsinterventies te ontwikkelen en toe te passen.

“Bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining of een meidengroep, die vragen komen ook naar ons toe en

dan kijk je kan ik vanuit SMW samen met iemand van Triade die vraag oppikken en je hebt bij wijze van

spreken twee weken later al een aanbod klaar om met een groep te kunnen starten.” (ST medewerker)

Uit het registratiebestand van de Schoolteams blijkt dat ongeveer één op de vijf à zes casussen daadwerkelijk

door meerdere disciplines tegelijk wordt opgepakt. De andere casussen worden weliswaar multi-disciplinair

besproken in het casusoverleg, maar de uitvoering van de hulpverlening ligt bij één van de medewerkers

(34% Schoolmaatschappelijk werker; 33% Ambulante begeleiding; 15% Jeugdzorgmedewerker). In de

praktijk is er waarschijnlijk meer sprake van ‘kruisbestuiving’ dan deze cijfers suggereren, omdat men elkaar

makkelijk om raad kan vragen binnen het Schoolteam. Soms volstaat het wanneer een collega van een

andere discipline even meedenkt over de aanpak.

18

“Als ik leerling heb met een ’randje’ dat net buiten mijn expertise valt, dan ga ik niet helemaal overdragen

maar zeg hee kijk eens mee, we pakken dat kleine stukje en nu is het wel helemaal rond, dan hoef ik

daarvoor niet een heel nieuw iemand in te zetten” (ST medewerker)

De intensieve samenwerking binnen de Schoolteams zou op den duur kunnen leiden tot een meer

generalistische aanpak.

“Je merkt wel door het intensieve overleg dat ze hebben, dat ze elkaar wel gaan versterken en dingen van

elkaar over kunnen nemen.” (zorgcoördinator)

Tijdens het interview met de zorgcoördinatoren bleek echter dat er geen consensus is over de wenselijkheid

van de ontwikkeling richting een Schoolteam met generalisten. Eén van de zorgcoördinatoren gaf aan juist

veel waarde te hechten aan de specialistische kennis van de verschillende disciplines en ook zeggenschap te

willen hebben over wie binnen het Schoolteam met een casus aan de slag gaat.

“(…) als er ergens een probleem is moet ik iemand hebben die van een beetje heel veel weet. (…) Ik wil

juist dat de specialist specialistisch werk blijft doen. Als wij als intern zorgteam (IZT) zeggen deze leerling

is gebaat bij SMW, dan wil ik dat die leerling rechtstreeks naar SMW gaat en niet naar een generalist.”

(zorgcoördinator)

Tot slot is, volgens één van de directeuren, gebleken dat het in de praktijk niet altijd eenvoudig is om het

multi-disciplinair werken waar te maken.

“Iemand van de Combinatie is beperkt op school, die is heel veel buiten school bezig, gezinnen bezoeken

e.d. dus dat multidisciplinair oppakken is nog wel een lastige …” (directeur)

4.3 Laagdrempelig en preventief

De fysieke aanwezigheid van het Schoolteam in de school zorgt voor een lagere drempel van de

hulpverlening voor zowel leerlingen en ouders als voor docenten. Hierdoor is het mogelijk om eerder in te

grijpen en verergering van de problemen te voorkomen.

Op leerlingen en ouders komt het Schoolteam minder ‘bedreigend’ of stigmatiserend over dan een externe

instantie.

“(…) als je het over jeugdzorg hebt dan is het meteen hooooo …. En je kunt iemand van school erbij

zetten, die de ouders al kennen …”. (zorgcoördinator)

De fysieke nabijheid van het Schoolteam verkleint niet alleen letterlijk de afstand maar zorgt er ook voor dat

leerlingen makkelijker de stap zetten om op gesprek te komen. Bovendien kan een didactische, schoolse

insteek van de aanpak van problemen voor leerlingen bovendien motiverender zijn dan een insteek vanuit de

zorg.

“Vooral dat ze in de school zitten is de grote winst, vanuit een dorp moeten ze naar de stád voor

jeugdzorg, ook voor licht pedagogische zorg, ze gaan niet naar het steunpunt in het dorp …” (directeur

A) “Natuurlijk niet, daar wil je niet gezien worden. Of je moet úit school, toestemming vragen, nu gaat dat

allemaal heel soepel, heel belangrijk ook voor de kinderen. Ja anders was ‘t, ik moet op gesprek, zit heel

die klas te kijken.” (directeur B)

19

In sommige gevallen echter, aldus één van de zorgcoördinatoren, kan juist pressie vanuit de school nodig zijn

om in te kunnen grijpen, wanneer ouders de inzet van het Schoolteam als vrijblijvend opgevatten.

“Ik kan ouders naar school roepen van we kunnen met uw zoon of dochter niet verder … ST heeft die

bevoegdheid niet. Ik heb meer middelen … die ouders kwámen gewoon niet naar het ST, nou bij míj

komen ze wél …” (zorgcoördinator)

Het Schoolteam is niet op alle scholen rechtstreeks toegankelijk voor leerlingen of docenten, dat hangt af van

de afspraken die hierover gemaakt zijn. De fysieke aanwezigheid van het Schoolteam, met name van Triade,

en het gegeven dat het Schoolteam geen onderdeel van de school zelf is, maakt de drempel voor docenten

lager om advies of ondersteuning vragen.

“Een docent kan makkelijker vragen ‘kun je eens een keer bij mij in de les komen, en kijken hoe gedraagt

die jongen zich … hoe gedraag ik me …’. Met het maken van handelingsplannen hebben docenten vaak

moeite en iemand van Triade kan meehelpen het SMART te maken, dat is ook fijn. Het is dan ook niet

iemand van school die in z’n nek mee zit te kijken … veel veiliger.” (zorgcoördinator)

De preventieve werking van de Schoolteams ligt op meerdere vlakken. Het is lang niet altijd mogelijk om te

voorkomen dat problemen ontstaan, maar doordat er beter gesignaleerd kan worden en signalen bij het

Schoolteam neergelegd kunnen worden, is eerder ingegrijpen mogelijk. Door de samenwerking van

verschillende organisaties binnen het Schoolteam wordt het sneller duidelijk wanneer een problematiek zich

ook uitstrekt tot leeftijdgenootjes of broertjes en zusjes. Ook worden andere typen problemen beter en/of

eerder gesignaleerd. Voorheen werden signalen van leerlingen die wel problemen hebben maar in de klas

weinig overlast geven en geen ‘explosief gedrag’ vertonen, minder snel door docenten opgepikt.

“Bij een leerling die opvallend stil is maar niet in bijzonder een probleem veroorzaakte, is een traject in de

thuissituatie opgezet en na psychologisch onderzoek is een therapie gericht op traumaverwerking

opgezet. Dit meisje zou je niet bereiken als er geen Schoolteam zou zijn geweest, want dan was de docent

niet met dat stille meisje bij het Schoolteam gekomen.” (ST medewerker)

Ook bij ‘vage’ signalen kan een docent (eventueel via de bestaande zorgstructuur) voor ondersteuning

terecht bij het Schoolteam.

“Bijvoorbeeld een docent die zegt het lukt me maar niet om contact te krijgen met dat kind … er ís iets

maar ik weet niet wat. Dan kun je meekijken, observatie in de klas kan dan heel veel doen. ” (ST

medewerker)

Daarnaast is de wetenschap voor docenten dat er daadwerkelijk en op korte termijn iets met door hen

gesignaleerde problemen kan worden gedaan een motivatie om signalen te benoemen en minder af te

wachten.

“Docenten vonden ‘t soms moeilijk om iets te signaleren omdat ze dachten dan moet ik er wat mee en ik

wéét niet wat ik ermee moet, maar nu durf ik iets te benoemen, dan blijft ’t niet liggen en kan ik de zorg

delen.” (ST medewerker)

“Voordat het Schoolteam er was hielden mentoren en interne leerlingbegeleiders zaken lang (misschien

wel te lang) vast. Nu is er eerder het vertrouwen om het door te zetten naar het Schoolteam. “(directeur)

20

Met kleine ingrepen in de klas kan soms escalatie van problemen worden voorkomen.

“Je kunt nu veel sneller schakelen met thuis maar ook met een docentenkorps, van : ‘geef ‘m een plek voor

in de klas’ … Heel simpele dingen maar als daar niet op ingegrepen wordt, wordt het heel groot en nu kun

je die heel snel tackelen”. (ST medewerker)

Op beperkte schaal is al ervaring opgedaan met een scholingsaanbod vanuit het Schoolteam richting

docenten. Volgens een aantal directeuren komt deze scholing nog niet voldoende uit de verf: het aanbod van

bijscholing en de inzet van instrumenten zoals video-observaties, kan worden verbreed, zou pro-actiever en

op initiatief van het Schoolteam moeten worden ingezet en moet beter worden geborgd.

21

5 Doelstellingen Schoolteams

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de

doelstellingen die in het projectplan zijn

geformuleerd (zie kader). Drie van de

doelstellingen (a,c en d) zijn kwantificeerbaar, in

de zin dat het hier gaat om een verkleining van

het aantal verwijzingen (jeugdzorg en

voortgezet speciaal onderwijs) of gevallen van

schooluitval.

Twee van de doelstellingen (b en c) hangen sterk

samen: terugdringen van doorverwijzingen naar

het VSO is geen doel op zich maar een logisch gevolg van het versterken van de mogelijkheden om leerlingen

binnen een reguliere setting deel te laten nemen aan het onderwijs. Beide doelstellingen kunnen worden

samengepakt onder de noemer Passend Onderwijs.

In theorie lijkt de meetbaarheid (in ‘harde cijfers’) van de effecten van Schoolteams op deze doelstellingen

simpel, maar de praktijk is weerbarstiger. Zowel bij de meetbaarheid van de effecten op korte termijn, als bij

de gebruikte bestanden moet een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Ook de verkrijgbaarheid van

gegevens is lastig. Zo registreert Bureau Jeugdzorg niet op schoolniveau en zijn de VSV-cijfers pas 2 jaar later

definitief. Doordat de pilot op enkele scholen opstartproblemen kende, zullen te verwachten effecten

waarschijnlijk pas later optreden. Maar nog los van deze vertraging is het de vraag of we op deze korte

termijn, direct na afloop van het schooljaar, al effecten verwacht mogen worden in de aantallen verwijzingen

of verzuim. De preventieve aanpak van de Schoolteams betaalt zich naar verwachting niet nu al maar pas op

de langere termijn terug.

Tijdens de interviews bleek dat het op casus niveau wel mogelijk is om een indicatie te geven van het aantal

gevallen waarin interventie vanuit het Schoolteam ervoor gezorgd heeft dat verwijzing naar jeugdzorg of

VSO of schooluitval voorkomen is.

“Je kan moeilijk meten wat heb je nu voorkómen, hoeveel thuiszitters hebben we voorkómen (…) dan ga

je echt over individuele personen praten, waarvan je weet dat die met het Schoolteam te maken hebben

gehad. Ik kan toch zo een paar gevallen noemen, waarvan ik denk nou, dat hadden wij niet binnen de

school opgelost … en waar had dat jong dan rondgehangen, bij welke supermarkt en wat had ie dan

uitgevreten, hoe was ’t dan thuis gelopen …” (directeur)

In aanvulling op de bestaande registraties is daarom aan de interviewkandidaten (ST medewerkers en

zorgcoördinatoren) gevraagd in het eigen registratiebestand aan te geven bij welke casussen sprake was van

voorkomen van ‘doorverwijzing naar zwaardere vormen van jeugdzorg’, ‘verwijzing naar het VSO’ of

‘schooluitval’. Hier is door 4 van de 5 pilot-scholen op gereageerd.

Hieronder wordt ingegaan op de afzonderlijke doelstellingen.

Doelen Schoolteams

a) Het terugdringen van doorverwijzingen naar de zwaardere

vormen van geïndiceerde jeugdzorg waarbij de expertise en

mogelijkheden vanuit de veranderende rol van BJZ wordt

meegenomen ;

b) Het versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een

reguliere setting deel te laten nemen aan het onderwijs;

c) Het terugdringen van doorverwijzen van leerlingen naar het VSO;

d) Het voorkomen van schooluitval.

Projectplan januari 2013

22

5.2 Doelstelling: terugdringen van doorverwijzingen naar zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg

Er zijn geen gegevens uit registraties (van bijvoorbeeld BJZ) beschikbaar waarmee de verwijzingen naar de

zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg gerelateerd kunnen worden aan de school waar de leerling

op zit. De betrokken scholen geven zelf aan dat in 10-23% van de gevallen sprake is van voorkomen van een

verwijzing naar jeugdzorg. Op het totaal aantal casussen (N=3582) kan hiermee het aantal voorkomen

verwijzingen geschat worden op ongeveer 603.

Eén van de betrokken schooldirecteuren maakte de kanttekening bij deze doelstelling dat men gezien de

toename van de problematiek bij leerlingen die binnenkomen, al tevreden mag zijn wanneer het aantal

verwijzingen niet stijgt. Bovendien kan er door een ‘stuwmeer-effect’ sprake zijn van een tijdelijke stijging

van het aantal doorverwijzingen.

“Op het Pius X heeft het Schoolteam echt moeten ‘puinruimen’, omdat ze echt alles te dicht bij zich wilden

houden, ‘oh dat lossen we binnen school op’, waar eigenlijk professionals mee aan de gang hadden

gemoeten.” (ST medewerker)

De waarde van het Schoolteam zit ‘m volgens de betrokkenen niet alleen in het voorkomen van verwijzingen

naar jeugdzorg. Wanneer een verwijzing niet te voorkomen is en bijvoorbeeld een opname in een

residentiële instelling nodig blijkt dan kan het Schoolteam hierin begeleiden. Andersom kan het Schoolteam

er ook aan bijdragen dat het mogelijk is om een leerling (eerder) terug te laten keren op school, waardoor de

tijd dat een leerling op specialistische zorg is aangewezen, bekort wordt.

“Een klein percentage kun je met alle hulp van wereld niet voorkomen, omdat er situaties zijn waarin een

kind residentieel geplaatst móet worden, maar daar ben je dan al wel veel eerder bij. En dan kun je dat

traject mee begeleiden en dan is het voor zowel school, als ouders en kind makkelijker om die keuze te

maken en dan is het niet traumatiserend. En dan kan het na die opname ook weer makkelijker

terugkomen.” (ST medewerker)

In deze doelstelling is ook de rol van Bureau Jeugdzorg genoemd. Tijdens het interview met de

Schoolteammedewerkers bleek dat die rol vooral bestaat uit het meedenken vanuit een helicopterview om

een goede inschatting te kunnen maken van wat er nodig is in een casus.

5.3 Doelstelling: voorkomen van schooluitval

Schoolverzuim is een belangrijk signaal dat er iets met een leerling aan de hand is. De snelle inzetbaarheid

van het Schoolteam draagt eraan bij dat verergering van de problemen kan worden voorkomen, zodat de

kans op voortijdig schoolverlaten uiteindelijk kleiner wordt. Doordat signalen, al voordat verzuim optreedt

sneller en beter worden opgepakt en gemeld (bijvoorbeeld door docenten), en doordat het Schoolteam

intensief kan begeleiden, kan ook vaker voorkómen worden dat een leerling gaat spijbelen.

“Ik heb ook zo’n jongen gehad, een slimme jongen, maar afgestroomd van VWO 2 naar VMBO-T. Hij ging

2 dagen naar de sportschool omdat ie van school knettergek werd. Hij moest zijn diploma halen, heeft ie

ook gehaald … Als dat allemaal niet was gebeurd had ie in september al thuisgezeten en hij zat in het

drugscircuit, nou dan was het nu één grote crimineel geweest … “. (ST medewerker)

2 Helicon MBO niet meegerekend en aantal berekend op basis van gegevens van vier scholen. 3 Het aantal van ongeveer 60 is gebaseerd op een range van 36 tot 82.

23

Op basis van het registratiebestand van de Schoolteams geven de betrokken scholen aan dat in 19-40% van

de casussen sprake is van het voorkomen van schooluitval. Op het totaal aantal casussen (N=358) kan

hiermee het aantal casussen waarin schooluitval is voorkomen worden geschat op ruwweg100 leerlingen4.

Het valt hierbij aan te nemen dat de betrokkenen schooluitval hebben opgevat in de ruime betekenis van

verzuim en niet als voortijdig schoolverlaten (VSV).

Analyse van de registratie van het verzuim dat scholen wettelijk verplicht zijn om te melden5 (16 uur per 4

weken) laat een daling van het aantal verzuimmeldingen zien bij de scholen waar een Schoolteam actief was.

Bij de scholen waar geen Schoolteam actief was, is een lichte stijging te zien.

Verzuimmeldingen

2011/2012 2012/2013 t.o.v. 2011/2012

Geen ST 74 78 + 4 (+5%)

Wel ST 31 23 - 8 (- 26%)

totaal 105 101 - 4 (- 4%)

Deze daling in verzuimmeldingen is lastig toe te schrijven aan de inzet van Schoolteams omdat een nadere

analyse laat zien dat de aantallen niet bij alle pilot-scholen zijn verminderd. Bij vier pilot scholen sprake is van

gelijkblijven van het aantal meldingen of een stijging met enkele meldingen. Dergelijke kleine veranderingen

in aantal kunnen ook op toeval berusten. Alleen bij het Vakcollege is sprake van een aanzienlijke daling van

de meldingen. Waarschijnlijk zijn hier andere verklarende factoren in het spel.

De wettelijk verplichte verzuimmeldingen zijn slechts een deel van alle verzuimmeldingen. Omdat scholen

andere typen verzuim niet wettelijk verplicht zijn te melden, kan er op basis van die typen meldingen geen

betrouwbare vergelijking worden gemaakt. De bijdrage van de Schoolteams aan het voorkomen of

aanpakken van verzuim kan dus niet met een analyse van de verzuimmeldingen worden aangetoond.

Op termijn kunnen problemen leiden tot voortijdig schoolverlaten. Vanwege het proces dat aan voortijdig

schoolverlaten vooraf gaat, kan niet verwacht worden dat de inzet van de Schoolteams nu al tot een daling in

de aantallen leidt. Bovendien komen sommige jongeren, bijvoorbeeld dankzij de inzet van het Schoolteam,

goed terecht, terwijl ze wel als VSV-er in de statistieken terecht komen6.

“Een voorbeeld is een jongen die nu naar ‘back to basic’ gaat. Hij staat nu te boek als schoolverlater maar

deze stap maakt kans op terugkeer juist groter.” (ST medewerker)

5.4 Doelstelling: versterken reguliere onderwijs en terugdringen aantal

verwijzingen naar VSO

De Schoolteams hebben zowel het ‘versterken van de mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere

setting deel te laten nemen aan het onderwijs’ als het ‘terugdringen van het aantal verwijzingen naar het

voortgezet speciaal onderwijs’ als doel. Beide doelstellingen kunnen niet los van elkaar worden gezien: als de

mogelijkheden om leerlingen binnen een reguliere setting deel te laten nemen aan het onderwijs

verbeteren, dan zou dit ook moeten leiden tot een daling van het aantal verwijzingen naar het VSO. Beide

4 Schooluitval: ruwweg 100 is gebaseerd op een range van 68 tot 143. 5 Er worden … typen verzuim geregistreerd, scholen zijn alleen verplicht om verzuim … en ’16 uur per 4 weken’ te

melden. Alleen dit laatste type kwam in het registratiebestand voor. 6 Zie ook casus 2 in de bijlage

24

doelstellingen zijn terug te voeren op de bijdrage die de Schoolteams zouden moeten leveren aan het

realiseren van Passend onderwijs.

Onderstaande tabel maakt duidelijk dat op dit moment nog niet uit de inschrijvingen in het VSO blijkt dat de

inzet van Schoolteams leidt tot een daling in het aantal verwijzingen naar het VSO. Sterker nog, een

vergelijking tussen schooljaar 2011-2012 en 2012-2013 laat zien dat het aantal verwijzingen bij scholen

zonder Schoolteam licht gedaald is, terwijl er bij de scholen met een Schoolteam tezamen, een lichte stijging

te zien is.

Aantallen verwijzingen naar VSO7

2011/2012 2012/2013 t.o.v. 2011/2012

Geen ST 49 44 - 5 (-10%)

Wel ST 29 34 + 5 (+17%)

totaal 78 78 --

Ook bij deze cijfers moeten de nodige kanttekeningen worden geplaatst, die de vraag opwerpen of een af- of

toename in het aantal verwijzingen naar het VSO als maatgevend voor de effectiviteit van Schoolteams

gebruikt mag worden. Los van de vraag of op deze korte termijn al effecten verwacht mogen worden, spelen

er allerlei factoren mee die van invloed zijn op de aantallen. De aantallen zijn bovendien zo klein dat er ook

sprake zou kunnen zijn van een ‘normale’ fluctuatie in de aantallen van jaar op jaar. Als naar de individuele

scholen wordt gekeken valt op dat er bij het Vakcollege sprake is van een relatief sterke stijging (van 3 naar

9). Het is niet duidelijk waardoor deze stijging verklaard kan worden. Bij de scholen zonder Schoolteam valt

een relatief sterke daling op bij De Rooi Pannen (7�2) en Sondervick (6�1).

Opmerkelijk is dat de pilot-scholen en Schoolteams zelf aangeven dat in 0-18% van de casussen sprake is van

voorkómen van verwijzing naar het VSO. Op het totaal aantal casussen (N=358) zou hiermee het aantal

casussen waarin verwijzing naar VSO is voorkomen geschat moeten worden op ongeveer 20 à 258, dit lijkt

gezien het totaal aantal verwijzingen in 2011-2012 (29) aan de hoge kant.

Uit de interviews blijkt dat de winst van de inzet van Schoolteams met betrekking tot deze doelstelling vooral

ligt in een verandering van de houding vanuit de school naar leerlingen met problemen en op het vlak van

het ondersteunen, coachen en bijscholen van docenten.

“Nu het Schoolteam er is wordt er meer rekening gehouden met leerlingen (aangepaste roosters, anders

straffen e.d.), kinderen worden niet meer meteen afgeschreven. Bijvoorbeeld een leerling met ADHD die te

laat is krijgt straf, daar gaan wij vóór liggen, dan is ‘t knap dat je er bent! Dit werkt ook preventief, zo

houd je kinderen binnenboord, zo werk je aan Passend onderwijs.” (ST medewerker)

“Docenten krijgen meer handvatten, als docent al door goede vb van Sschoolteam, door observaties, zijn

eigen kwaliteit van lesgeven kan verbeteren” (zorgcoördinator A) “Als docenten leren differentiëren,

leren omgaan met andere kinderen, als ze dat goed in de vingers hebben dan hoeven er niet zoveel

kinderen naar het speciaal onderwijs.” (zorgcoördinator B)

“De winst op dit vlak gaat vooral nu meer behaald worden omdat je steeds meer verschuift naar dat

preventieve en bij heel veel leerlingen die doorverwezen worden naar speciaal onderwijs is het niet zozeer

7 Gekeken is naar de inschrijvingen bij VSO, van leerlingen die ingeschreven stonden bij reguliere VO scholen in Zuidoost

Brabant 8 Gebaseerd op een range van 0-64

25

alleen dat de leerling het niet trekt maar dat docenten klaar zijn met de leerling (of de klas).” (ST

medewerker)

Het is volgens een van de zorgcoördinatoren wel de vraag in hoeverre docenten, met name in de hogere

niveaus hiervoor open staan.

“Onze HAVO/VWO docenten zeggen ik ben eerstegrader en ik wil niet met ik weet niet hoeveel autisten in

de klas zitten. (zorgcoördinator)

26

6 Enkele aandachtspunten voor de toekomst

6.1 De verbinding met sociale wijkteams / WIJeindhoven

Met de ontwikkeling van sociale wijkteams9 komt de vraag naar voren hoe de rolverdeling tussen wijkteams

en Schoolteams (of vergelijkbare constructies) het beste gemaakt kan worden als het gaat om de zorg voor

leerlingen van het voortgezet onderwijs. Een WIJteam richt zich op de huishoudens binnen een WIJgebied10

en werkt vanuit het uitgangspunt ‘1 huishouden, 1 plan, 1 contactpersoon’ (een generalist). De Eindhovense

scholen die deelnemen aan de pilot Schoolteams-scholen hebben tot nu toe in beperkte mate, door hun

vestiging in een van de pilot-gebieden van WIJeindhoven11 of door de ontwikkelingen in de

moederorganisaties van de Schoolteam medewerkers, met de WIJteams te maken gehad.

De ervaringen die zijn opgedaan met de Schoolteams laten zien dat de school een belangrijke ‘vindplaats’ en

ook ‘werkplaats’ is in de zorg voor jongeren met problemen. De problemen van jongeren manifesteren zich

meestal (ook) op school. Omdat een jongere een groot deel van zijn tijd op school doorbrengt is de school bij

uitstek de plek waar signalen opgepikt kunnen worden. En wanneer een leerling niet op school verschijnt is

dat al een signaal an sich.

Problemen kunnen complex zijn en een grens tussen problemen op school en in de thuissituatie is vaak niet

te trekken. Een gedragsstoornis kan bijvoorbeeld zowel op school als thuis tot problemen leiden. En

problemen in de thuissituatie, zoals een ‘vechtscheiding’, kunnen tot probleemgedrag in de klas leiden.

De inzet van de Schoolteams is door de betrokkenen als positief ervaren omdat hiermee een integrale

benadering van de leerling, met een aanpak op meerdere fronten, wordt gerealiseerd. Bovendien kan het

Schoolteam snel en laagdrempelig ingezet worden.

“Het Schoolteam is nodig voor de 3-5% leerlingen die echt die extra zorg nodig hebben (…) Ja, je kunt

zeggen leerproblematiek is ‘van’ Triade of ‘van’ de scholen, maar opvoedproblematiek,

opgroeiproblematiek, die ook erg een wissel trekt op welbevinden van het kind op de schóól is ook heel

hard nodig …. En ook op de plek waar ’t plaats vindt, óp de school, en ook met de snelheid van het

Schoolteam, want een kind is elke dag in de school.” (directeur)

Er zijn volgens de geïnterviewden echter ook situaties denkbaar waarin het logischer is om de wijk als

vertrekpunt te nemen, bijvoorbeeld wanneer een leerling uitsluitend in de thuissituatie problemen

ondervindt.

“Als kind op school geen probleem heeft en school veilige omgeving voor kind is dan op school kind niet

lastig vallen met problematiek, dan willen we dat ook buiten school houden. Het kan wel ineens omslaan

dus je moet het wel weten, preventief.” (directeur)

Ook zijn er volgens de geïnterviewden gevallen waarin een wijkteam een aanvulling zou kunnen zijn op een

Schoolteam. Bijvoorbeeld wanneer het een leerling door het Schoolteam geholpen wordt met het

functioneren in de klas, terwijl het wijkteam aan de slag gaat met de financiële problemen binnen het gezin.

9 In de context van de pilot Schoolteams gaat het dan vooral om de WIJteams van WIJeindhoven 10 Eindhoven kent 10 WIJgebieden. WIJeindhoven is najaar 2012 gestart in Gestel en Tongelre en wordt tot eind 2014 over

de hele stad ‘uitgerold’. 11 Helicon en een nevenvestiging van Vakcollege (Aloysius/De Roosten) in Gestel

27

Wanneer er langdurige of specialistische begeleiding nodig is kan het nodig zijn om door te verwijzen naar

een wijkteam of specialistische zorg om te voorkomen dat het Schoolteam ‘volloopt’.

Er is in de interviews echter door alle partijen geadviseerd om de zorg voor leerlingen in het voortgezet

onderwijs niet uitsluitend te koppelen aan de wijk waar de leerling woont. De school is volgens

geïnterviewden vind- en werkplaats voor de aanpak van problemen bij jongeren, maar VO-scholen zijn niet

aan een wijk gebonden en trekken leerlingen uit de (wijde) omgeving aan. Koppeling van de zorg aan de wijk

zou een teruggang naar de ‘oude situatie’ kunnen betekenen.

“Als je zorg koppelt aan de wijk, dan mist de hulpverlening het contact met de mensen op school en

daarmee mogelijkheden om vroege signalen aan te grijpen. En ik denk dat een WIJteam zou betekenen

dat we weer terug gaan naar de oude situatie. Iemand op school gaat weer bellen naar buiten school en

die gaat dan weer een plannetje maken om met de ouders en met evt. de buurt om zaken op te pakken.

Dan mis je weer de link met school. Zo heb je óf weer te maken met veel verschillende mensen, waardoor

afstemming niet optimaal is. Of is er sprake van weer meer bureaucratie. Dat kan niet de bedoeling zijn.”

(Zorgcoördinator)

6.2 Verbeter- en aandachtspunten

In de interviews zijn diverse aandachtspunten en punten voor verbetering genoemd, die meegenomen

kunnen bij een eventueel vervolg of verdere verspreiding van Schoolteams of vergelijkbare constructies

waarbij (jeugd)zorg en onderwijs wordt geïntegreerd. Hieronder volgt een puntsgewijze opsomming:

• Vooral tijdens de implementatie maar ook daarna is aandacht nodig voor de afstemming en

communicatie tussen de interne zorgstructuur en het Schoolteam. Het gaat hierbij om de positionering

en afbakening van de rol van het Schoolteam, een soepele toeleiding van vragen naar het Schoolteam,

maar ook om praktische afspraken rondom directe aanspreekbaarheid en afspraken die de privacy van

leerlingen borgen.

• Er is aandacht nodig voor de samenstelling van Schoolteams. Een goede onderlinge samenwerking

binnen het team is essentieel. Wellicht kan een sollicitatieprocedure bijdragen aan een nog betere

teamsamenstelling, waarin de teamleden elkaar goed aanvullen en onderling goed samenwerken.

• Continuïteit van de deelnemende organisaties maar ook van de teamleden van de Schoolteams komt de

hulpverlening ten goede.

• De verschillen in de verplichtingen om te rapporteren of tijd te schrijven, vanuit de organisaties die aan

de Schoolteams deelnemen, zouden geminimaliseerd moeten worden om zo gelijke uitgangspunten,

bijvoorbeeld voor het volgen van bijscholing te creëren.

• Het scholingsaanbod (o.a. studiemiddag, ondersteuning m.b.v. video observatie) vanuit de Schoolteams

richting docenten mag worden uitgebreid en meer vanuit de Schoolteams geïnitieerd.

• Zowel scholen als Schoolteams moeten kritisch blijven kijken naar welke casussen door het Schoolteam

opgepakt moeten worden en welke casussen door docenten of leerlingbegeleiders begeleid kunnen

worden. Dit om te voorkomen dat casussen ten onrechte naar het Schoolteam worden doorgeschoven

en daardoor het passend onderwijs minder van de grond komt.

• Op grond van de positieve ervaringen van Helicon met de inzet van het Schoolteam binnen het MBO

verdient het aanbeveling om de bijdrage van Schoolteams binnen het MBO verder te verkennen.

• Een aantal betrokkenen vindt de term ‘Schoolteam’ verwarrend omdat met deze term meestal het

docentenkorps van een school wordt bedoeld. De term wekt ten onrechte de indruk dat een Schoolteam

onderdeel ván de school is.

• Tijdens de interviews bleek dat er onder de zorgcoördinatoren en schooldirecteuren nog weinig

uitwisseling over de ervaringen met de Schoolteams had plaatsgevonden. De mogelijkheden om uit te

28

wisselen en van elkaar te leren hadden mogelijk beter benut kunnen worden. Indien Schoolteams ook

op andere scholen worden ingevoerd, kunnen deze Schoolteams en de scholen leren van de ervaringen

die op de pilot-scholen zijn opgedaan.

29

Bijlage 1: Gespreksleidraad interviews

Onderwerpen

Werkwijze – feitelijk

- Hoe was de werkwijze voordat het Schoolteam werd ingesteld / hoe zou ’t gaan wanneer het

Schoolteam niet in ’t leven was geroepen?

- Wat is er veranderd (voor de verschillende partijen) door het instellen van het Schoolteam?

Verwachtingen / doelstellingen

- (hoe) kan het Schoolteam er voor zorgen dat er minder wordt doorverwezen naar zwaardere vormen

van jeugdzorg? Waar blijkt dat in de praktijk (voorbeelden!) uit?

- (hoe) kan het Schoolteam er voor zorgen dat er minder wordt doorverwezen naar het VSO? Waar blijkt

dat in de praktijk uit?

- (hoe) kan het Schoolteam zorgen voor een vermindering van schooluitval? Waar blijkt dat in de praktijk

uit?

- (hoe) kan het Schoolteam zorgen voor versterking van mogelijkheden om leerlingen binnen reguliere

setting deel te laten nemen aan het onderwijs?

Werkzame componenten

- Wat zijn de werkzame componenten van het schoolteam? (denk aan: fysieke aanwezigheid /

zichtbaarheid; laagdrempeligheid; samenwerking; multidisciplinariteit; versterking eigen krachtsysteem;

opbrengstgericht)

- Welke randvoorwaarden zijn aanwezig en nodig voor het goed functioneren van Schoolteams?

- Welke rol speelt de visie op zorg / Passend Onderwijs binnen de school?

Opbrengsten

- Zijn er behalve effecten op de geformuleerde doelstellingen nog andere opbrengsten van de

schoolteams?

- Wat merken verschillende partijen (scholen, zorginstellingen, gemeenten) van de schoolteams?

- Wat merken leerlingen en ouders van de schoolteams?

- Welke mogelijkheden biedt aansluiting bij bestaande structuren (wijk/dorp)?

Verbetermogelijkheden

- Wat zijn eventuele nadelen van het schoolteam (t.o.v. vroegere werkwijze)?

- Welke verbetermogelijkheden zijn er ten aanzien van de schoolteams?

Lessen

- Welke lessen kunnen andere samenwerkingsverbanden trekken uit de ervaringen vanuit dit

voorlopersproject Schoolteams?

- Hoe in de toekomst aansluiten bij zorgstructuur wijken & dorpen / Wij-teams? Welke ervaring is er nu al

met de pilotgebieden?

30

Bijlage 2: Casuïstiekbeschrijvingen

1 Schoolse insteek, opgevolgd door hulp in thuissituatie

S is een meisje van 14 jr. heeft in eerste instantie hulp gehad van schoolteammedewerker Janneke Tiggelaar

(Triade). Dit om haar te helpen met schoolse zaken. S gleed namelijk af van HAVO 2-talig onderwijs naar

VMBO T, naar de zorgklas. Al snel werd de Janneke Tiggelaar duidelijk dat hier meer aan de hand was en dat

de thuissituatie van S zorgelijk was. Na paar weken van S er klaar voor dit onder ogen te zien en heb ik

(ambulant werker schoolteam van Combinatie) de casus overgenomen. Daarbij is de nadruk en focus van de

begeleiding veel meer gaan liggen op de thuissituatie. Na een half jaar is de thuissituatie zeer verbeterd,

Karin v Kemenade (schoolteam BJZ) is bij een laatste huisbezoek aangesloten omdat hulp die er toen nog

nodig was meer in de relationele sfeer gezocht moet worden. Er is toen een advies naar ouders uitgebracht

vanuit BJZ. S is na de zomervakantie overgestapt naar een andere school die beter bij haar paste. Gedurende

het ambulante traject heeft S aan doelen gewerkt waarbij haar uitdagende gedrag richting volwassenen is

afgenomen.

Marjon van den Hurk, Combinatie Jeugdzorg, Stedelijk College Eindhoven

2 Maatwerk, jongen met autistische kenmerken, vb VSV-er die wel goed terecht kwam

Een jongen met autistische kenmerken (geen diagnose) was in de zorgklas geplaatst. Hij liep in de reguliere

klas bij, met name autoritaire leerkrachten, vast. Het vertrouwen over en weer was beschadigd. In de zorgklas

ging het beter met deze jongen door de positieve aanpak, maar ook daar lukte het de leerkrachten niet om

hem voldoende duidelijkheid te bieden. Naast duidelijkheid heeft deze jongen nodig om zeer praktisch aan

de slag te kunnen. Ik heb deze jongen laten stage lopen bij Combinatie Jeugdzorg in de catering. Daar heeft

hij het ontzettend goed gedaan en stak met kop en schouders boven de andere jongeren uit. Tussentijds is

de jongen aangemeld bij school23 afdeling AKA. Waar hij op zeer praktische wijze een vak kan leren met

docenten die getraind zijn om te kijken naar het sociaal emotionele welbevinden van deze jongen. Dit is dus

een voorbeeld van een jongen die vroegtijdig de school heeft verlaten, maar die nu op een veel betere plek

zit om zijn verdere schoolcarrière vorm te geven.

Marlous Arens, Combinatie Jeugdzorg, Stedelijk College Eindhoven

3 Problemen in thuissituatie, intensief ambulant traject

I.(17,5 jaar) zit in 3de schooljaar vmbo k op het Helicon. Insteek is gekomen vanuit onze instelling zelf. I. wilde

met iemand kunnen praten over haar gezinssituatie en tips en advies. Als nel crisissituatie thuis en vanuit

veiligheidsoverwegingen is ze binnen netwerk door mij geplaatst. Gesprek daarna met ouders en netwerk en

andere betrokkenen en is ze naar begeleid wonen gegaan. Ik als ambulant werker in beeld voor ouders

(contactherstel) en I. Nu is I. 18 jaar en woont weer binnen netwerk. School gaat goed. Ze gaat voor zichzelf

naar GGZ voor traumaverwerking en rouwverwerking.

Intensief ambulant traject!!

Jolanda Jaeqx, Combinatie Jeugdzorg, Helicon

4 Insteek vanuit school, problemen thuissituatie (vechtscheiding)

M.(15,5 jaar). Ouders gescheiden. Sprake van vechtscheiding waar M. last van heeft. Insteek vanuit school.

Ook mdr staat open voor opvoedondersteuning. Gaat niet goed met M. problemen met moeder thuis in de

relatie en aansturing. Geregeld gesprekken geweest met mdr en M. en vdr er nadien bij betrokken.

Crisissituatie thuis en M is bij vdr gaan wonen in vorm van time out. Na herfstvakantie 50% bij vdr wonen en

31

50% bij mdr. Herlaarhof was al betrokken en loopt samen mee op in deze casus. Op school gaat het beter met

M. ….

Jolanda Jaeqx, Combinatie Jeugdzorg, Helicon

5 Moeilijke thuissituatie, ook problemen op school, die nu verbeterd

S (17 jaar). Mdr 1 jaar geleden overleden. Vdr nieuwe partner. S in pleeggezin geplaatst. Met moeite vmbo k

gehaald vorig jaar. Wilde na de zomer 2012 toch gaan voor mbo en diploma halen. Ik ben erin gegaan om

haar te helpen met plannen, communicatie verbeteren tussen haar en school (docenten). Heb ook

stagebegeleiding gegeven. Ze heeft nu alles gehaald en mag in oktober op voor haar examen!

Jolanda Jaeqx, Combinatie Jeugdzorg, Helicon

6 Begeleiding terug naar school na thuiszitten

Korte casus beschrijving voor onderzoek

JH was een thuiszitter. Het Stedelijk college heeft deze jongen in het schoolteam ingebracht om hem terug

te begeleiden naar school. Ik ben deze jongen gaan begeleiden. Door een intensieve begeleiding, goede

samenwerking met school en het opstarten van een ART training gaat het nu goed met deze jongen. Het ziet

er naar uit dat hij dit jaar de school gaat verlaten met een diploma op zak. Natuurlijk weet je nooit wat er

gebeurd zou zijn als deze jongen zonder begeleiding van het schoolteam terug gekomen was. Toch durf ik te

beweren dat de kans vele malen groter was geweest dat hij toch weer thuis was komen te zitten. Dit geeft de

jongen zelf ook aan.

Mirjam Tops, Triade / Stedelijk College Eindhoven

7 Voorkómen voortijdig schoolverlaten, praktische insteek

Meisje, 16, ouders gescheiden, examenklas VMBO-T. Komt élke dag te laat, huiswerk niet in orde, enz. Al bij

Leerplicht geweest, dreigt af te haken. Zij komt van VWO, later Havo en nu dus ook problemen op VMBO.

School vreest VSV-er… Schoolteam ingeschakeld (Triade)

School heeft vermoedens van kindfactoren, maar moeder wil geen onderzoek laten doen naar

ADHD/ADD/Autisme oid… Daar liep het afgelopen jaren op stuk.

Ik ben met meisje en later ook moeder in gesprek gegaan. Haar in eigen kracht gekregen, door heel precies te

kijken waarom het niet lukte haar zaken goed te plannen en organiseren.

Planschema’s opgesteld (wanneer doe je wat), briefjes als reminder ophangen, afspraken met een alarmpje in

haar telefoon zetten, wekker tien minuten eerder zetten; ze deed het allemaal zelf en ontdekte hoe ze het wel

kon… Het lijkt triviaal, maar was haar dus al die jaren niet gelukt!

Nu kreeg ze het wel voor elkaar, geen keer meer te laat geweest en geslaagd voor haar examen!

Dat er een volwassene was, die in haar geloofde en in kleine stapjes begeleidde, met zorg en aandacht voor

háár… ik denk dat dat de doorslaggevende factor is geweest.

Dan hoeft er eigenlijk geen diagnose meer te komen, maar gebeurt wat er moet gebeuren om haar weer op

de rails te krijgen. (En stel je voor dat dat al een paar jaar eerder was gebeurd… )

Annemieke Sabel, Triade / Heerbeeck College