Eindrapportage Boswinst.nu voor Groote Slink en De Hugte van het Brabants Landschap
-
Upload
buiting-advies -
Category
Documents
-
view
214 -
download
0
description
Transcript of Eindrapportage Boswinst.nu voor Groote Slink en De Hugte van het Brabants Landschap
EindrapportageBoswinst.nuvoor
Groote Slink en De Hugte vanhetBrabantsLandschap
september2011
Titel: Eindrapportage Boswinst.nu voor Groote Slink en De Hugte van het Brabants Landschap
Datum: augustus 2011
Opdrachtgever: Brabants Landschap
Opdrachtnemer: Boswinst.nu
Uitvoerendbureau: Buiting Advies bv
Auteur: Ir. Ing. Ronald Buiting
Vormgeving: Esther Nijhuis
Buiting Advies
Wilhelminaweg 64
6951 BP Dieren
EindrapportageBoswinst.nuvoor
Groote Slink en De Hugte vanhetBrabantsLandschap
�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
1Inleiding 6 2ProjectopzetBoswinstGroteSlinkenDeHugte 7 2.1 Ondersteuning bij leerprocessen 7 2.2 Vertaling van de bestaande visie naar maatregelenset 7 2.3 Vaststellen ideale kroonruimte 7 2.4 Ontwikkeling werkplan 8 2.5 Indeling in werkblokken 8 2.6 Praktische ondersteuning en bleswerk 8
3.EvaluatieBuitingAdvies 9 3.1 Evaluatie van het BOSwinst-project 9 3.1.1 Visie 9 3.1.2 Planmatig beheer 10 3.1.3 Maatregelenset 10 3.1.4 Werkblokken 11 3.1.5 Gezamenlijke uitvoering 11 3.2 Nieuwe inzichten 11 3.2.1 Groepsgewijs denken 12 3.2.2 Innovatiefase 13 3.2.3 Aggradatiefase 13 3.2.4 Groepsgewijs niets doen 13 3.2.5 Uitzetvolgorde 14
4.EvaluatieBrabantsLandschap 15 4.1 Leereffecten van de deelname aan Boswinst 15 4.2 Boswinst-verbeterpunten 15
Inhoudsopgave
�
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
5.Toekomst 16 5.1 Toekomst volgens Buiting Advies 16 5.1.1 Herijking visie 16 5.1.2 Herijking maatregelenset 16 5.1.3 Ontwikkeling werkplan 16 5.1.4 Monitoring 16 5.1.5 Voortzetten beheersdiscussie 16 5.2 Toekomst volgens Brabants Landschap 17
Bijlage1Bijlage2
�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
1.Inleiding
Boswinst is een dienstverleningsconcept, ontwik-keld door Buiting Advies en Boeve en Hop Hout-handel. Doel van Boswinst is het bosbeheer voor boseigenaren te organiseren (‘bosontzorging’).
In de periode 2005 – 2010 is op twee terreinen van Brabants Landschap, Groote Slink en De Hugte, een Boswinst-project uitgevoerd. Hieronder wordt de projectopzet kort besproken (zie H2). Ook wordt de evaluatie van Buiting Advies en Brabants Land-schap gepresenteerd (H3 en H4). Tenslotte wordt ingegaan op de mogelijke vervolgstappen (H5).
DoelBoswinst:realisatievandevisievanBrabantsLandschap
�
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
De opzet van het Boswinst-project heeft uit 5 on-derdelendelen bestaan:• Ondersteuning bij leerprocessen (zie 2.1).• Ontwikkelen van een maatregelenset op basis
van door het Brabants Landschap ontwikkelde beheersvisie (zie 2.2).
• Bepalen van de ideale kroonruimte na dunning voor iedere boomsoort (zie 2.3).
• Opstellen van een werkplan voor iedere be-heerseenheid (zie 2.4).
Ontwikkelen van een indeling in werkblokken (zie 2.5).
• Praktische ondersteuning en bleswerk (zie 2.6).
2.1 Ondersteuning bij leerprocessenHet grootste deel van de ondersteuning en kennis-ontwikkeling is gerealiseerd door uit te gaan van een intensieve interactie met de beheerders en andere betrokkenen binnen Brabants Landschap. Een mooi voorbeeld daarvan is de, in nauwe sa-menwerking ontwikkelde maatregelenset, de ide-ale kroonruimte-tabel en het werkplan. De prak-tische inpassing is vormgegeven door samen met de beheerders de ontwikkelde maatregelenset in het veld toe te passen.
In totaal zijn in de periode van 5 jaar twee cur-susmomenten georganiseerd. De eerste cursusdag heeft als thema ‘onttrapt, getrapt en gelaagd’ ge-kregen. In bijlage 1 is de excursiegids opgenomen. Tijdens de tweede cursusdag is ingezoomd op het ‘karakter’ van boomsoorten. Daarbij is vooral inge-gaan op de verjonging. Bijlage 2 toont de tijdens de dag verspreide informatie. Aan de beide dagen hebben zo veel mogelijk beheerders van Brabants Landschap deelgenomen.
2.2 Vertaling van de bestaande visie naar maat-regelensetNaast de ondersteuning zijn binnen het Boswinst-concept duidelijk afspraken over het beheer ge-maakt. Daarbij is een nieuwe methodiek toege-past. De basis van de methode wordt gevormd door, uitgaande van de visie van Brabants Land-schap, een maatregelenset te ontwikkelen (ge-reedschapskist). De set heeft tot doel de in de visie verwoorde bosdoelen te vertalen naar handelings-mogelijkheden in de praktijk. Alle maatregelen die binnen dit project zijn ontwikkeld worden in de set nauwkeurig beschreven. Om zoveel mogelijk duidelijkheid aan de beheerders te verschaffen is ingegaan op het doel van de maatregel en de wij-ze waarop de maatregel in het veld moet worden uitgevoerd. De maatregelenset is in nauw overleg met de beheerders tot stand gekomen.
2.3 Vaststellen ideale kroonruimteNieuw was ook dat binnen Boswinst is nagedacht over de te hanteren dunningsintensiteit per boom-soort. Boomsoorten hebben namelijk ieder hun ei-gen karakter. Zo moet Corsicaanse den altijd ruim worden vrijgesteld (voorkomen van Brunchorstia-gevaar), terwijl fijnspar juist dicht moet worden gehouden (gevaar voor droogwaaien). De afspra-ken rond de dunningsintensiteit zijn vastgelegd in een lijst met daarin de ideale kroonruimte per boomsoort na dunning. Tijdens het uitzetten van de dunningen (blessen) hebben de beheerders de in de tabel beschreven kroonruimte in de praktijk toegepast.
2.ProjectopzetBoswinstGrooteSlinkenDeHugte
�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
2.4 Ontwikkeling werkplanNa het vaststellen van de spelregels voor het beheer, in de vorm van de maatregelenset en de afspraken omtrent kroonruimte na dunning, is een werkplan ontwikkeld. Daarbij is uitge-gaan van een aanpak per bostype en dus niet per opstand. Per bostype is de huidige situatie beschreven, gevolgd door een vertaling naar het ‘gewenste resultaat’. Het gewenste resul-taat is daarbij de vertaling van de bosdoelen uit de visie naar concrete doelen voor het be-wuste bostype. Vervolgens zijn maatregelen uit de maatregelenset geselecteerd die nodig zijn om dit ‘gewenste resultaat’ te bereiken. Deze maatregelen werden tijdens de dunning in het bos uitgezet (zie 2.6). Alle informatie is in GIS ingebracht.
In het kader van de ondersteuning en kennisont-wikkeling is het werkplan op 50/50-basis, samen met de beheerders, ontwikkeld.
2.5 Indeling in werkblokkenOmdat het bij Groote Slink (424ha) en De Hugte (220ha) om grote objecten gaat is het van belang de bosingrepen te organiseren op basis van een indeling in werkblokken. Binnen het project is een nieuwe indeling in werkblokindeling, inclusief werkvolgorde ontwikkeld. Bij een indeling in vijf werkblokken komt de uitvoering van het bleswerk, na aftrek van percelen die geen beheer nodig heb-ben, op Groote Slink neer op een jaarlijkse inspan-ning van 69ha. Op de Hugte is dat 40ha per jaar.
2.6 Praktische ondersteuning en bleswerkBij het vormgeven van de praktische implemen-tatie bestond de begeleiding uit twee delen. Om de vanuit de visie gewenste doelen in de praktijk te realiseren zijn de opstanden voorafgaande aan de oogst geblest. Een deel van dit bleswerk is ge-zamenlijk door Buiting Advies en Brabants Land-schap uitgevoerd Daarnaast zijn jaarlijks van het onderhanden werkblok Flora- en faunawet kaar-ten gemaakt. In bijlage 3 is een voorbeeld van zo’n kaart van Groote Slink 2008-2009 opgenomen.
�
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
3.EvaluatieBuitingAdvies
Hieronder worden de belangrijkste zaken beschre-ven die Buiting Advies tijdens de 5 jaar durende Boswinst-relatie met Brabants Landschap zijn op-gevallen. Daarbij wordt een indeling gemaakt in twee hoofdgroepen. Ten eerste wordt aandacht besteed aan het verloop van het project (zie 3.1).
Ten tweede wordt ingegaan op de nieuwe ideeën die door het uitvoeren van het Boswinst-project binnen Brabants Landschap zijn geïntroduceerd (zie 3.2).
In Hoofdstuk 5.1 wordt ingegaan op zaken die volgens Buiting Advies voor het toekomstige be-heer van belang zijn.
3.1 Evaluatie van het BOSwinst-project
3.1.1VisieHet Boswinst-project is gestart met het formuleren van een praktische en duidelijke visie voor de bei-de beheersgebieden. Zo’n visie bleek tot dan toe niet expliciet voor handen. Door het beschrijven van de visie werd het mogelijk te beoordelen of de aanwezige opstanden een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstellingen van Brabants Landschap. Ook werd het mogelijk maatregelen te
EvaluatieAntwoordopdevraag:Welkbeheerisdeafgelopenjarenindebossengevoerd?En: Hoe effectief is dat geweest?
Erisdeafgelopen�jaarhardgewerktindebossenvanBrabantsLandschap
10
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
formuleren (zie 3.1.3). Een ander belangrijk voor-deel van een duidelijke visie per bosbezit ligt in het feit dat zowel binnen Brabants Landschap als voor derden duidelijk is welke doelen door de beheer-der worden gerealiseerd.
Conclusie: een duidelijke visie per bezit is noodza-kelijk om tot een doelgericht beheer te komen en over dit beheer te communiceren.
3.1.2PlanmatigbeheerUitgangspunt van Boswinst is het planmatig be-heren van bossen en bosopstanden. Bij aanvang van het Boswinst-project was een dergelijke plan-
matige aanpak in geen van beide bosbezittingen aanwezig. Toch heeft een planmatige aanpak veel voordelen. Door planmatige te werken wordt het mogelijk de in de visie verwoorde doelen ook daadwerkelijk in de praktijk te realiseren. Tevens zorgt een planmatige aanpak voor consistentie van beheer, waardoor een eenduidige ontwikke-ling ontstaat. Tenslotte is een planmatige aanpak
belangrijk bij het communiceren binnen Brabants Landschap: op elk niveau binnen de organisatie weet iedereen wat er wanneer gaat gebeuren. Ook belangrijk is de communicatie richting derden.
Conclusie: een planmatige aanpak is noodzake-lijk om de gestelde bos- en natuurdoelen in de praktijk te realiseren en zorgt ervoor dat iedereen weet wat er wanneer gebeurt.
3.1.3MaatregelensetBinnen Boswinst is, uitgaande van de visie, een uitgebreide set met beheersmaatregelen ontwik-keld. De maatregelenset vormt de link tussen de in
de visie verwoorde doelen en de bospraktijk. Door het uitvoeren van de maatregelen op de juiste lo-caties worden de doelen in het veld gerealiseerd. Een dergelijke set was tot dan toe binnen Brabants Landschap niet beschikbaar, waardoor niet duide-lijk was welke maatregelen door de beheerders werden ingezet om de doelen van Brabants Land-schap binnen hun beheren te realiseren.
Sturing in praktijk door uitvoering beheersmaatregelen!Bijvoorbeeld: karakteristieke bomen vrijstellen,doeldiameter bomen oogsten, groepsgewijs uitkappengroepsgewijs lichten, bodemverwonding uitvoeren
11
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
Conclusie: een goed uitgewerkte maatregelenset zorgt ervoor dat de doelen uit de visie ‘landen’ in de praktijk. Daarnaast wordt binnen de organisa-tie duidelijk welke acties de beheerders inzetten om het doel van Brabants Landschap binnen hun beheer te verwezenlijken.
3.1.�WerkblokkenNieuw binnen de Boswinst-aanpak is het uivoe-ren van de noodzakelijke maatregelen op basis van een indeling in werkblokken. Hierdoor wor-den de bosingrepen geconcentreerd uitgevoerd in vijf vrijwel gelijke bosdelen. Daarbij zijn twee belangrijke voordelen te benoemen. Ten eerste wordt jaarlijks maar in één deel van het bezit gewerkt. Dit zorgt voor rust in de andere delen en ook wordt het padenstelsel niet in het hele gebied belast. Een tweede, en dat is nog belang-rijker, door deze aanpak alle bospercelen beoor-deeld worden en indien noodzakelijk in de dun-ning worden meegenomen. Tijdens de uivoering bleek dat met namen loofhoutpercelen, door de tot dan toe gehanteerde aanpak, vaak werden ‘vergeten’.
Conclusie: het uitvoeren van werkzaamheden op basis van werkblokken is een duidelijke verbete-ring en zou blijvend moet worden gehanteerd. Door te kiezen voor een uitvoering in werkblok-ken worden de werkzaamheden geconcentreerd en worden alle opstanden beoordeeld.
3.1.5 Gezamenlijke uitvoeringDe maatregelen zijn door Brabants Landschap en door Buiting Advies uitgezet. Daarbij is gekozen
voor een verdeling van het werk, waarbij de maat-regelen vervolgens door de beide partijen indivi-dueel werden uitgezet. Deze aanpak heeft zowel voordelen als nadelen.Grootste nadeel ligt in het feit dat Buiting Advies tijdens het zelfstandig uitzetten van de maatrege-len niet op de hoogte is van de detailinformatie/ex-tra kennis en wensen van de beheerder. Hierdoor gebeurt het regelmatig dat detailkeuzen niet in overeenstemming zijn met die ideeën en wensen. Dit kan het beste worden opgelost door niet zelf-standig, maar gezamenlijk de bosingrepen uit te zetten, waardoor de detailinfo door aanwezigheid van de beheerder altijd aanwezig is. Deze aanpak wordt op dit moment in West Brabant toegepast en leidt tot prima resultaten.
Het grootste voordeel komt voort uit het feit dat de bosingrepen nadien gezamenlijk worden beoor-deeld. Zelfs als de ingreep niet exact overeenkomt met de wensen van de beheerder levert dit toch altijd een nadere aanscherping van de beheersin-zichten op. En dat is winst.
Conclusie: het ‘ieder voor zich’ uitzetten van maatregel heeft zowel voor- als nadelen. Nadeel is dat belangrijke detailinformatie, bekend bij de beheerder, niet beschikbaar is. Voordeel is dat de beheersingrepen worden besproken, waardoor de beheerder zijn visie democratiseert en dus ver-diept.
3.2 Nieuwe inzichtenVolgens Buiting Advies zijn er door het uitvoe-ren van het Boswinst-project een aantal nieuwe inzichten binnen Brabants Landschap geïntro-
12
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
duceerd. Ze zijn belangrijk, moeten nog verder beklijven en worden doorontwikkeld. Een korte bloemlezing:
3.2.1 Groepsgewijs denkenTot de start van het Boswinst-project werd in beide bezittingen vlaktegewijs, met een beperkt aantal maatregelen, beheerd. Dat wil zeggen dat in de meeste bosopstanden een vlaktegewijze hoog-dunning werd uitgevoerd. Hierdoor werd de diver-siteit binnen een opstand te niet gedaan. Om dit te doorbreken is binnen het Boswinst-project
uitgegaan van groepsgewijs denken. Dat betekent dat binnen een opstand verschillende maatregelen groepsgewijs worden uitgevoerd. Daarbij wordt altijd uitgegaan van tenminste 4 maatregelen per opstand. Hierdoor wordt de eenvormigheid door-broken en neemt de diversiteit en daarmee de na-tuurpotentie toe.
Welke nieuwe inzichten zijn gebruikt? • duidelijke visie • planmatigwerken • indelinginwerkblokken • groepsgewijs denken • setmetmaatregelen • gestructureerdeuitvoering • jaarlijkse evaluatie
13
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
Noodzakelijke maatregelen worden steeds per opstand uitgevoerd(datkunnendusmeerderemaatregelen tegelijk zijn)
Conclusie: door in iedere opstand uit te gaan van het groepsgewijs uitzetten van maatregelen wordt de uniformiteit doorbroken en neemt de natuur-potentie toe. Uitgangspunt is dat per opstand tenminste 4 maatregelen groepsgewijs worden uitgezet.
3.2.2 InnovatiefaseBelangrijke ontdekking bij de start van Boswinst is het volledig ontbreken van de innovatiefase bin-nen zowel Groote Slink als De Hugte. Bij aanvang van het project blijken beide bosgebieden vrijwel geheel in de biostatische fase te verkeren. Uit-gaande van een natuurontwikkelingsdoelstelling is dat een belangrijk gemis. Binnen natuurlijke bos-sen ligt het aandeel van de innovatiefase ergens tussen de 8 en 15%. Daarbij is de innovatiefase belangrijk omdat hierdoor de ingroei van jonge bomen wordt georganiseerd, waardoor opvolging op duurzame wijze is gegarandeerd. Besloten is de innovatiefase te introduceren tot maximaal 10% van de oppervlakte van een werkblok. De bijbe-horende maatregel is ´Ontwikkeling van verjon-gingsgaten’. In bijlage 4 wordt het resultaat van de introductie van de innovatiefase op De Hugte gepresenteerd. Hieruit blijkt dat het eerste jaar te weinig open ruimte is ontwikkeld. In jaar twee is de hoeveelheid open ruimte ‘op peil’.
Conclusie: de introductie van de innovatiefase is van groot belang in het kader van natuurtechnisch
en duurzaam bosbeheer. Daarbij moet worden gestreefd naar een aandeel van rond de 10%.
3.2.3 AggradatiefaseNaast de innovatiefase ontbreekt ook de ag-gradatiefase in zowel Groote Slink als De Hugte vrijwel volledig. Bij een eerste verkenning bleek echter dat de potentie aanwezig is om deze fase eenvoudig te introduceren. Daartoe moet het kro-nendak groepsgewijs worden gelicht, waarbij de aanwezige spontaan ontwikkelde ondergroei van zomereik en ruwe berk wordt gespaard. Hierdoor ontstaat direct een nieuwe bosfase. Deze bosfase mag een aandeel innemen van maximaal 35%.
Conclusie: ook de introductie van de aggradatie-fase draagt bij aan het verhogen van de natuur-kwaliteit. Daarbij moet worden gestreefd naar een uiteindelijk aandeel van 35%.
3.2.4 Groepsgewijs niets doenVeel opstanden hebben bij aanvang van het Bos-winst-project een gelijkvormige structuur. Deze structuur kan worden verbeterd door introductie van de innovatie- en aggradatiefase. Daarnaast is binnen het Boswinst-project nog een manier geïn-troduceerd om de eenvormigheid te doorbreken: groepsgewijs niets doen. Naast het aanbrengen van verjongingsgaten en het uitvoeren van groeps-gewijs lichten werden zo in de rest van de opstand nog twee maatregelen uitgevoerd: groepsgewijs
1�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
niets doen en groepsgewijs dunnen. Dit vergroot de diversiteit en daarmee de natuurpotenties.
Conclusie: groepsgewijs niets doen is een nieuwe maatregel die ervoor zorgt dat de differentiatie binnen een homogene opstand verder toeneemt. Hierdoor wordt de natuurpotentie verder ver-groot.
3.2.5 UitzetvolgordeTijdens het 5 jaar durende project werd steeds duidelijker dat de verschillende maatregelen uit de maatregelenset het beste in een bepaalde volgor-de binnen een opstand kunnen worden uitgezet. Daarbij worden eerst de maatregelen gericht op het ontwikkelen van bosranden en het vrijzetten van lanen en cultuurhistorische elementen uitge-zet. Vervolgens worden de maatregelen gericht op de introductie van de innovatie- en aggradatiefase uitgezet. Tenslotte worden het overige deel van de opstand groepsgewijs twee maatregelen uit-gevoerd: het uitzetten van een hoogdunning en groepsgewijs niets doen.
Conclusie: bij het uitzetten van de maatregelen binnen een opstand moet een vaste volgorde wor-den gehanteerd.
Hieronder wordt de evaluatie van Brabants Land-schap van 5 jaar Boswinst gepresenteerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in Leereffecten (zie 4.1) en Boswinst-verbeterpunten (zie 4.2).
4.1 Leereffecten van de deelname aan BoswinstDoor deelname aan Boswinst heeft Brabants Land-schap de volgende leereffecten opgeleverd:• De planmatige aanpak (formuleren doelen, beden-
ken en toepassen maatregelenset in vaste werk-blokken) zoals toegepast in Boswinst is zeer effec-tief voor het realiseren van de gestelde doelen.
• Wij zijn doordachter met bosomvorming/doel-realisatie bezig waardoor het beter uitlegbaar is aan het publiek.
• Alle werkzaamheden zijn geconcentreerd op maar een deel van het object.
• Door de werkblok-indeling wordt er systemati-scher gewerkt.
• Dunningscyclus op Brabantse gronden 5 tot 7 (-10) jaar.
• De huidige dunningscyclus en oogstvolume zijn te laag om de gestelde doelen te realiseren.
• Planmatiger werken vergt vooral tijdens het blessen ook een goed agendabeheer. (time-management).
• Communicatie naar aannemer en uitvoerend per-soneel is van belang; duidelijk exploitatie-voor-waarden formuleren en vastleggen op formulier FF-wet/Gedragscode zorgvuldig Bosbeheer (bv: in structuurgat geen kronen achterlaten).
• Gedifferentieerd bosbeheer vergt groepsgewijs denken; vooral ook groepsgewijs niets doen (minimaal 1½ – 2x de boomhoogte).
• Voor behoud productiedoel is bodemverwon-ding cruciaal; afhankelijk van het tijdstip komt de gewenste verjonging. Bodemverwonding voor de kerst » grove den; na februari » berk.
• Tijdens het Boswinst-project ging het blessen steeds sneller (meer ervaring en kennis van het maatregelenpakket).
4.2 Boswinst-verbeterpuntenDe Boswinst-aanpak kan op de volgende punten verbeterd worden:• De gehanteerde bostypen-indeling (licht, don-
ker etc.) is niet relevant; vereenvoudigen tot een bosstreefbeeld met accentverschillen (gediffe-rentieerd bosbeheer).
• Het bosstreefbeeld is bepalend voor de toe te passen maatregelenset.
• De werkblokken hadden een oppervlak van 60ha (Hu) en 90ha (GS), maar achteraf gezien is een omvang tot 75ha het maximum. Er moet dus uitgegaan worden van meer werkblokken.
• Aanpassen werkvolgorde blessen:• Lanen vrijzetten• Bosranden• Niets doen groep aanwijzen• Groepenkap: » Structuurgat of » Verjongingsgat of » Lichting boven aggradatiefase (stakenfase)• Hoogdunning
�.EvaluatieBrabantsLandschap
Nauitvoeringvandemaatregelen(in 5 jaar ‘rond’) zijn de gewenstebosbeeldenweer een stapje dichterbij! (maar zeker nog niet ‘klaar’)
1�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
�.Toekomst
In dit laatste hoofdstuk wordt een doorkijk naar de toekomst gepresenteerd. Want ook na afronding van het Boswinst-project moet de ontwikkeling van beide bezittingen planmatig worden vormge-geven. Allereerst de toekomst volgens Buiting Ad-vies, gevolgd door de ideeën die binnen Brabants Landschap leven.
5.1 Toekomst volgens Buiting Advies
5.1.1 Herijking visieHet is verstandig om voor aanvang van de ´twee-de ronde´ de visie, zoals die bij aanvang van het Boswinst-project is geformuleerd, kritisch onder de loep te nemen. Daarbij is het belangrijk te be-oordelen of het beheer niet verder moet worden gedifferentieerd. Dit geldt met name voor Groote Slink, waar een grote diversiteit aan opstanden en cultuurhistorie aanwezig is.
5.1.2 Herijking maatregelensetOok het opnieuw kritisch beoordelen en eventueel aanpassen van de set met beheersmaatregelen is na een periode van 5 jaar verstandig. Daarbij moe-ten ook de nieuwste inzichten worden verwerkt. Daarnaast ligt het ook voor de hand de optimale uitvoeringsvolgorde onderdeel van het vernieu-wende werkplan te maken.
�.1.3OntwikkelingwerkplanNa het uitvoeren van beide analyses is het noodza-kelijk opnieuw een werkplan voor de komende vijf jaar te ontwikkelen. Hierdoor wordt de keuze voor planmatig beheer gecontinueerd. Dat is niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van het bosecosy-steem, maar ook voor de communicatie binnen Bra-
bants Landschap en naar buiten. Daarnaast wordt door het opnieuw opstellen van een werkplan de beheershistorie voor de toekomst vastgelegd.
�.1.�MonitoringIn de afgelopen Boswinst-periode is alleen in de eerste 2 jaar op De Hugte een monitoring uitge-voerd gericht op het bepalen van de oppervlakte gerealiseerde innovatiefase. Verder zijn geen mo-nitoringsgegevens verzameld. Daardoor is niet duidelijk of het bos zich door uitvoering van de beheersmaatregelen in de juiste richting ontwik-kelt. Ook is niet duidelijk of het gekozen oogstni-veau blijvend kan worden gehaald. Het zou goed zijn een gedegen monitoring, zowel van bos- als natuurparameters op te zetten en uit te voeren. Voor bos is een ´Woodstockinventarisatie´ uiter-mate geschikt. Dit mede omdat daarbij een inven-tarisatie voor Groote Slink uit 2002 als referentie kan dienen.
5.1.5 Voortzetten beheersdiscussieEen van de meest bijzondere aspecten van het Boswinst-project is het feit dat Brabants Land-schap een externe partij heeft betrokken bij het vormgeven van haar beheersbeslissingen. Door deze open houding zijn in de afgelopen vijf jaar veel inhoudelijke discussies gevoerd, die –weder-zijds- tot nieuwe en vernieuwende inzichten heb-ben geleid. Hierdoor is zowel de kwaliteit van het bosbeheer als de inhoudelijke legitimatie toege-nomen. Dat is een enorme ´boswinst´. Deze groei kan worden voortgezet door het handhaven van de open houding en het periodiek blijven voorleg-gen van beheersvraagstukken aan externe part-ners c.q. adviseurs.
1�
Ein
drap
portageG
rooteSlinken
DeH
ugte
Gedifferentieerd bosbeheer:Alle bosfuncties krijgen(nog steeds) aandacht,maar zijn niet op alle locaties even belangrijk! (en dat is nieuw)
5.2 Toekomst volgens Brabants LandschapBrabants Landschap heeft de volgende aanbeve-lingen voor de toekomst:
• Pas gestructureerde aanpak voor het gehele bosbezit van Brabants Landschap toe; begin bij de grotere bosobjecten, stel hiervoor een plan van aanpak op.
• Per (bos-)object één vereenvoudigde Boswinst-map samenstellen (in de map zitten doel-omschrijving, aangepaste maatregelenset en kaartbijlagen);
• Per object voor het bosgebied een doel-streef-beeldenkaart maken.
• Pas de maatregelenset aan en verspreid deze onder alle andere beheerders, ook die met klei-nere bosobjecten.
• Voorafgaand aan blessen maatregelenset vast-stellen en per vak/afdeling noteren (dit laatste om boshistorie te behouden; oude kaarten met originele indeling archiveren).
• Voorafgaand aan het blessen met de blessers een werkbespreking houden.
• Zorg voor een goede communicatie naar aan-nemer door op Checklist FF-wet/gedragscode zorgvuldig bosbeheer ook exploitatievoorwaar-den/werkafspraken te vermelden.
• Vanwege de houtverkoop kunnen meerdere werkblokken geclusterd worden.
• Minimaal de bijgroei oogsten: te bepalen door tabellen en steekproefsgewijs aanwasboor ge-bruiken.
• Pas bodemverwonding in de verjongingsgaten groepsgewijs toe, passend bij het bosmozaïek van de PNV.
• Varieer in groepsgrootte en -vorm, bij zowel niets-doengroepen als bij groepenkap.
• Het blessen wordt vooralsnog uitgevoerd door beheerder en terreinmedewerkers.
• Indien de structuur er staat is met een goede blesinstructie door de beheerder het blessen uit te besteden. Voordelen: kost beheerder minder tijd (alleen maar begeleiding en con-trole) en terreinmedewerker is inzetbaar voor andere werkzaamheden.
1�
Ein
dra
pp
orta
geG
root
eSl
ink
enD
eH
ugt
e
• Mari de Bijl en Theo de Mol kunnen andere be-heerders blesinstructies geven.
• Gezien de omvang van het bosbezit en de werk-blokken is het wenselijk dat naast de beheerders ook terreinmedewerkers geschoold zijn.
• Op Groote Slink de Woodstock-inventarisatie herhalen en daarna elke 10 jaar; kan daarmee als voorbeeldobject voor Brabants Landschap dienen.
• Het is wenselijk de beheermaatregelen te mo-nitoren op effectiviteit ten opzichte van het ge-stelde doel en behoud boshistorie; dit kan door maatregelenset op vak/afdelingsniveau + be-drijfskaart + luchtfoto + veldkennis beheerder.
• Deel de opgedane kennis met andere in bij-voorbeeld een artikel in ons Mededelingenblad en/of vakblad.
De toekomst, dat wil zeggen:Visie opnieuw kritisch bekijken Nieuwwerkplanvoor�jaaropstellenMaatregelensetevaluerenMonitoringbosstructuuruitvoeren(weet wat je hebt!)Resultatencommuniceren
Bijlagen
Excursiepunt 1Thema: de uitgangssituatieUiterlijk: jonge opstand naaldbos zonder
ondergroei, homogeen, vrij dichtKenmerken: hoge voorraad, geen structuurFoto/locatie: zie bijschrift foto’s
Bijlage 1
afd. 11k (douglas), voor grove den moeten we naar een andere boskern. Dichtstaand loof is er in 16a/16j.
Excursiepunt 2Thema: hoe het niet moetUiterlijk: langdurig doorgedund (onttrapt)Kenmerken: lage voorraad, veel ruimte in het
kronendak. Gesloten etage met verjonging.
Foto/locatie: zie bijschrift foto
afd. 11u (grove den)
Excursiepunt 3Thema: niet hard genoeg gedundUiterlijk: geen natuurlijk structuurgatenKenmerken: onvoldoende structuurFoto/locatie: zie bijschrift foto’s
afd. 16b1 (grove den)afd. 11l (Cors. den)
Excursiepunt 4 Thema: goed gedundUiterlijk: goede structuurKenmerken: bijna goed, kan nog iets meer uitge-
sprokenFoto/locatie: zie bijschrift foto’s
afd. 11q (Cors. Den)Alternatief: Foto van afd. 17pr (grove den en Cors. den) (grens van 17p aan Noordzijde, tegen doorgaande weg)
Excursiepunt 5Thema: zelf uitzettenUiterlijk: hoge voorraad, geen structuurKenmerken: kan nog alle kanten op, maar hoe
pak je dat aan?Foto/locatie: zie bijschrift foto
Loofbos16a/16j
Bijlage 2: Informatiecursusboomsoortenenbosverjonging
Bosverjonging is meer dan het willekeurig uitkap-pen van een aantal groepen. Vaak wordt niet structureel nagedacht over de vraag hoe groot het aandeel jong bos moet zijn. Ook vragen rond de groepsgrootte en het al dan niet toepassen van bodemverwonding worden niet altijd gesteld. Laat staan dat het kapmoment wordt afgestemd op het moment van zaadval. Hoog tijd dus om één en ander op een rij te zetten.
Oppervlakte-aandeel van innovatiefaseIn een natuurlijk bos heeft de innovatiefase een aanzienlijk oppervlakte-aandeel.Aangezien alle fasen van het bos een habitat bie-den aan andere planten- en diersoorten, is het voor de soortenrijkdom van belang om een ge-varieerde bosopbouw te hebben. In de praktijk is het oppervlakte-aandeel van de innovatiefase in Nederlandse bossen vaak veel lager dan in de natuurlijke referentie. Daarom is het van groot be-lang om meer verjongingsgroepen te kappen.
Bostype Innovatiefase1 Aggradatiefase2 Biostatische fase3 en degradatiefase4
Berken-Zomereikenbos 20% 30% 50%
Wintereiken-Beukenbos, Elzen-eikenbos en Veldbies-Beukenbos 15% 30% 55%
Gierstgras- en Parelgras-Beukenbos 18% 15% 67%
Eiken-Haagbeukenbos 15% 11% 74%
Linden-Haagbeukenbos 8% 37% 55%
Essen-Iepenbos en Elzenrijk Essen-Iepenbos 10% 25% 65%
Tabel 1: Bosstructuur; oppervlakte-aandeel in %
1 Innovatiefase Een gedeelte van het bos waarin de bomen nog niet aspectbepalend zijn. Er is nog geen sluiting.2 Aggradatiefase De bomen zijn al wel aspectbepalend, maar het bos heeft geen gelaagdheid. Er is sprake van gelaagdheid wanneer
kruid-, struik- en eventueel een tweede boomlaag zich ontwikkeld hebben.3 Biostatische fase De bomen zijn aspectbepalend en het bos is gelaagd.4 Degradatiefase De bomen zijn aspectbepalend, terwijl de gelaagdheid begint af te nemen.
VerjongingskenmerkenHet ecologisch verjongingsgedrag van de belang-rijkste boomsoorten in Nederland is als volgt:
VerjongingsmethodiekDe verwachte samenstelling van de verjonging hangt niet alleen af van factoren die niet beïnvloed-baar zijn, zoals van de lichtbehoefte van boomsoor-ten, het moment van zaadval, de mastfrequentie en de verjongingsrichting, maar ook van:
• mate van bodemverwonding;• grootte en vorm van de verjongingsgroep;• ontwikkeling van de groepsgrootte in de tijd;• volkomenheidsgraad van het bos rondom de
verjongingsgroep;• locatie van de moederbomen in de omringen-
de opstand;• wilddruk.
5 Lichtbehoefte Pionierboomsoorten hebben behoefte aan veel licht, terwijl climaxsoorten goed in schaduw gedijen.6 Zaadval De periode waarin het grootste gedeelte van het zaad valt.7 Mastfrequentie De frequentie in jaren waarin een goede mast optreedt.8 Richting De zaden van een aantal bomen verspreiden zich als gevolg van de heersende windrichting op het moment van zaadval
bij voorkeur in de genoemde richting. Met name zware zaden verspreiden zich echter niet door de wind, maar met hulp van dieren.
Boomsoort Lichtbehoefte5 Zaadval6 Mastfrequentie7 Verjongingsrichting8
Grove den echte lichtboomsoort jan./mrt. 1 oost-west
Lariks echte lichtboomsoort feb./april 1 oost-west
Berk echte lichtboomsoort juni/aug. 1 west-oost
Zwarte den echte lichtboomsoort jan./mrt. 1 oost-west
Zwarte els lichtboomsoort nov./dec. 3 over water
Zomereik lichtboomsoort okt./nov. 2 á 3
Wintereik lichtboomsoort tot halfschaduw-soort
okt./nov. 2 á 3
Am. eik halfschaduwsoort okt./nov. 1 á 2
Fijnspar halfschaduwsoort okt./jan. 1 oost-west
Douglas halfschaduwsoort nov./dec. 1 west-oost
Beuk schaduwboomsoort okt./nov. 5 - 8Tabel 2: Ecologisch gedrag boomsoorten
De laatst genoemde factoren kan men in het be-heer actief beïnvloeden, terwijl men met de eerder genoemde factoren enkel rekening kan houden.
Boomsoort Groeps-richting9 Bodem10 Groeps-grootte11 Wildgevoeligheid12
Groveden noord-zuid minerale grond > 2,5 H laag
Lariks noord-zuid zwaar bewerkt > 2,5 H laag
Berk noord-zuid minerale grond > 1,5 H neutraal
Zwarte den noord-zuid minerale grond > 2,5 H laag
Zwarte els Noord-zuid zeer vochtig > 2,5 H neutraal
Zomereik Noord-zuid bewerkt na zaadval > 2,5 H hoog
Wintereik Neutraal licht bewerkt > 2,5 H hoog
Am. eik oost-west bewerkt na zaadval 1,5 - 2 hoog
Fijnspar oost-west weinig vergrast licht
Douglas oost-west licht bewerkt > 1 H laag, wel vegen
Beuk oost-west bewerkt na zaadval > 1 H hoog
Tabel 3: Verjongingsmethodiek
9 Groepsrichting Lichtboomsoorten houden van zon en worden daarom bij voorkeur verjongd in een groep die noord-zuid gesitueerd is. Naarmate de groep kleiner is, speelt dit aspect sterker. Schaduwboomsoorten houden daarentegen niet van zon en worden daarom verjongd in een groep die oost-west gesitueerd is. Naarmate de groep groter is, speelt dit aspect sterker.
10 Bodem Met name lichtboomsoorten houden van een pionierssituatie, ofwel een verstoorde of bewerkte bodem waar minerale grond aan de oppervlakte komt. Veel boomsoorten hebben ook specifieke wensen, zo neemt het overlevingspercentage van een aantal zaden toe, wanneer zij na de val in de bodem ondergewerkt worden.
11 Groepsgrootte Het aantal keer dat de boomhoogte (H) in de diameter van een verjongingsgroep past.12 Wildgevoeligheid De gevoeligheid van de verjonging voor wildschade in geval van natuurlijke verjonging.
Bijlage 3: voorbeeld Flora- en faunakaartGroote Slink 2008-2009
14C
15P2
18G
18H
13H
15K2
13B
15K1
13E
16L
13G
13F
13A
17P
14D1
10E
16J
10G 12F1
12O1
17F1
11U
15R
16M
14D3
15J
11T
09Q
17E1
16L
17R
11P
15P5
14H
11Q
15A
15P1
11R
11N
12O2
10H
16C
15P3
18K
12M
18F
13D
13A
11M
15D
16E
16O
12F2
11O
12Q
17T
16B1
14F
14A
18A
16A
11S1
16F
16N
12P
13D17N
16B1
15O
18J
17J
12L1
15L
11S2
15B
15P7
12L2
15F
17O
17Q
16B1
16K
15M
15H
15R
12G
13C
15W
11K
16H
15M
15T
13A16B1
15G
12B10D
10M
16B1
15N
12D
10A 12A
16B2
15Q
16D
15Q
15M
12N
14G
15R
16K
15U
18D218D1
10J
09P
15V
12C
15M
14E1
16B1
15M
16G
12K
12H
18B2
17C
10L
18C
10K
17D
15U
11L
12J
16B1
15V
15V
17S
12E
14E2
15R
14D4
15E
17E2
14E1
15S
10F
15P6
14B
15P4
09O
18B1
15C
14D2
17F2
11F
16B1
Legenda
Groote Slink Houtoogst 2008/2009
0 100 200 300 400 50050Meters
Naam van de kaart:
Opdrachtgever:
Project:
Projectnummer:
Bron ondergrond:
Schaal:
Formaat:
Datum:Getekend door:
Topografische Dienst Emmen
Versie:
Groote Slink 2008/2009
Brabants Landschap
05033/er
BOSwinst.nu 2006-2010
E. Roest
1: 10.000
A4 portrait
1
11 november 2008
Te dunnen
Hoge zorgvuldigheid, beuk/eik sparen
Dassenburcht
Horst
Mierenhoop
Groveden
Licht naaldbos
Donker naaldbos
Inheems loofbos
Parkbos, inheems boomsoorten
Parkbos, licht naaldbos
Parkbos, gem. inh./uith.
Overig bos
Overig terrein
Bijlage 4: overzicht innovatie fase eerstetweewerkblokkenDeHugte
Verjongingsgaten "De Hugten"
Legenda
Werkblok
Verjongingsgat
20062005
Oppervlaktetotaal
Oppervlaktegaten
Percentage
52.31 ha
2.60 ha
4.96 %
43.27 ha
3.80 ha
8.79 %
0 130 260 390 52065Meters