Eindhoven University of Technology MASTER Een … · -3-Samenvatting. Met de ontwikkeling van de...
-
Upload
truongkhuong -
Category
Documents
-
view
214 -
download
0
Transcript of Eindhoven University of Technology MASTER Een … · -3-Samenvatting. Met de ontwikkeling van de...
Eindhoven University of Technology
MASTER
Een microprocessorregeling voor het toerental van een asynchrone machine met eenfluxgeorienteerde sturing via een spanningsinvertor
Verhoeven, T.H.M.
Award date:1986
Link to publication
DisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
biz.
rapport nr.
Afdeling der ElektrotechniekVakgroep Elektromechanlca en Vermogenselektronlca
-'-1' ---------.---.---.--I
III
-.--.....=Technlsche Hogeschool Eindhoven
AFSTUDEERVERSLAG
Een microprocessorregeling voor
het toe rental van een asynchrone
machine met een fluxgeorienteerde
sturing via een spanningsinvertor.
EMV 86-22 T.H.M. Verhoeven
Hooglera(a)r(en) Prof. ir. J.A. Schot
Mentor (en) Dr. ir. M.J. Hoeijmakers
Eindhoven, oktober 1986.
De Afdeling der Elektrotechniek van deTechnische Hogeschool Eindhoven aanvaardtgeen verantwoordelijkheid voor de inhoudvan stage- en afstudeer~erslagen.
Summary,
The development of the invertor stronglY increased thepossibilities of using induction machines in variable speeddrives. On the control side the flux oriented control is oneof the most important control methods for the inductionmachine. Fitting in with this, a project: "design, buildingand testing of a flux oriented (speed) drive" has been setup.
With the flux oriented control we try to describe theinduction machine in such a way that it is comparable withthe seperately excited direct current machine. This isrealized by transforming the stator current to a frame ofreference moving with the rotor flux. This transformedstator current can be split into a component in thedirection of the rotor flux which takes care of this rotorflux (flux forming component) and a component perpendicularto the rotor flux which takes care of the torque (torqueforming component).
Based on a literature study, a type of control system hasbeen selected. The actual design of the system makes use ofan existing invertor. The two mentioned stator currentcomponents will be impressed through a decoupling network.The reference value of the stator current component whichforms the rotor flux is kept constant. The stator currentcomponent which forms the torque is gathered by a PIcontroller from the difference of the speed reference andthe actual speed value.
The control is reali2ed with a voltage source invertor, apersonal computer for the signal processing and an inductionmachine with a position transducer. The personal computer isgalvanically seperated from the other components byisolation amplifiers and an optocoupler. The speed referenceis read in by an analog to digital converter.
To test the control system, three kinds of measurements havebeen done:
-measuring the torque slip-speed curve at constantinvertor frequency (quasi-stationary);
-measuring a ramp response;-measuring a response of a sinusodial excitation.
During the measurements the rotor flux is kept constant. Atthe last two (dynamic) measurements the speed reference is aramp respectively a sine function superposed on a constantvalue while the speed is measured. At the torque slip-speedcurve measurement a difference appears which is not yetexplained. The other two measurement results agree roughlywith the expectations.
-3-
Samenvatting.
Met de ontwikkeling van de invertor zijn de mogelijkheden omde asynchrone machine toe te passen voor aandrijvingenwaarbij het toerental variabel moet zijn, aanzienlijk toegenomen. Een belangrijke plaats in de regelmethoden voor deasynchrone machine neemt de fluxgeorienteerde regeling in.In dit kader is de afstudeeropdracht "het ontwerpen, realiseren en beproeven van een fluxgeorienteerde (toerental-)regeling" ontstaan.
Bij de fluxgeorienteerde regeling tracht men de asynchronemachine op een zodanige wijze te beschrijven dat eenstruktuur ontstaat die vergelijkbaar is met die van devreemd bekrachtigde gelijkstroommachine. Dit wordtgerealiseerd door de statorstroom naar een synchroon met derotorflux meedraaiend coordinatenstelsel te transformeren.De getransformeerde statorstroom wordt ontbonden in eencomponent evenwijdig aan de rotorflux die voor deze rotorflux zorgt (de fluxvormende stroomcomponent) en een component loodrecht op de rotorflux die voor het koppel zorgt (dekoppelvormende stroomcomponent).
In dit werk is op grond van een literatuurstudie en de terbeschikking staande invertor een regeling ontworpen. Hierbijworden de twee stroomcomponenten via een ontkoppelingsnetwerk gestuurd. De wenswaarde voor de fluxvormende stroomcomponent wordt constant gehouden. De wenswaarde voor dekoppelvormende stroomcomponent wordt door een P-I-regelaaruit het verschil van de wenswaarde en de actuele waarde vanhet toerental bepaald.
De regeling is gerealiseerd met een spanningsinvertor, eenpersonal computer voor de signaalverwerking en een asynchrone machine met een rotorhoekopnemer. De personalcomputer wordt galvanisch van de overige delen gescheidendoor twee isolatieversterkers en een optocoupler. Dereferentie voor het toerental wordt door middel van eenanaloog-digitaal-omzetter ingelezen.
Om de regeling te beproeven worden drie soorten metingenuitgevoerd:
-meting van de koppel-sliphoeksnelheids-kromme bij constante invertorcirkelfrequentie (quasi-stationair);
-meting van een rampresponsie;-meting van een responsie op een sinusvormige excitatie.
De metingen worden uitgevoerd bij constante rotorflux. Bijde laatste twee (dynamische) metingen is de wenswaarde voorde hoeksnelheld een ramp- resp. een sinusfunctie gesuperponeerd op een constante waarde terwijl de hoeksnelheid wordtgemeten. 3ij de koppel-sliphoeksnelheids-kromme-metingtreedt een nog niet verklaarde afwijklng op. Bij de anderetwee beproevingen komt het meetresultaat vrij goed overeenmet de verwachtingen.
-~-
inhoudsopgave.
Summary 2
Samenvatting 3
1 Inleiding 7
2 Model van de asynchrone machine 8
2.1 Vergelijkingen van de asynchrone machine 8
2.2 Reductle van de rotorgrootheden 12
2. 3 Ve r vanging s s c he ma 1 3
3 Fluxgeorienteerde regeling 15
3.1 Inleiding 15
3.2 Wiskundige beschrijving 17
3.3 Uitvoeringsvormen 19
3. 3. 1 St roo mr e gel k r i ngin s tat 0 r coo r dinate n 2 1
3.3.2 Fluxbepal ing met grootheden in
statorcoordinaten 22
3. 3. 3 Toepass ing van een spannings invel"'tor 23
3. 3. ~ Fluxsturing 25
3. ~ Coordinatentransformatie 25
3.5 Fluxbepal ing 27
3.5.1 Statorstroom-toerental-model 28
3. 5. 2 Statorstroom-statorspanningsmode I 30
3. 5. 3 Statorspanning-toerenta I-mode I 33
3. 5. ~ Statorstroom-statorspanning-toerental-model 3~
3. 6 Ontkoppe I ingsnetwerken 37
3.6.1 Ontkoppelen van een stroomregelkring in
statorcoordinaten met een eerste-orde-
tijdvertraging 38
3.6.2 Ontkoppelingsnetwerk bij toepassing van een
spanningsinvertor 39
~ Realisatie van een fluxgeorienteerde regeling ~3
~. 1 Beschrijving van de diverse onderdelen
van de regellng
~. 1. 1 Motor met be lasting
~. 1. 2 Invertor
~. 1. 2 Signaalverwerking
4. 1.~ Signaalopnemers
~3
~3
~4
50
51
-5-
li-. 2 Analyse van de rege1ing
li-. 2. 1 Analyse rege1aar
li-. 2. 1. 1 Beschrijving van het proces
li-. 2. 1. 2 P-rege1aar
li-. 2. 1. 3 I-rege1aar
li-. 2. 1.li- P-I-rege1aar
li-. 2. 1. 5 Inv10ed van de rekentijd
li-. 2. 1. 6 Inv10ed van de aanname bT«1
li-. 2. 2 Ontkoppelingsnetwerk
li-. 2. 3 Frequentieaanpassing
li-. 2. li- Spanningsaanpassing
li-. 3 Imp1ementatie
li-. 3.1 Normering
li-. 3. 2 Opbouw van de hardware van de rege 1 ing
li-. 3. 3 Generatie van de samp1etijd
li-. 3. li- Software
li-. 3. li-. 1 Einde programma
li-. 3. li-. 2 Draa i en
li-. 3. li-. 3 Veranderen parameters
li-. 3. li-. li- Ver·anderen van de wijZe van invoeren
van de referentie
li-. 3. ~. 5 Veranderen referentie
ll-. 3. ll-. 6 Uit1ezen buffers
ll-. 3. 5 Software van de rege 1 ing
ll-. 3. 5. 1 Bepa1en van het toerenta1
ll-. 3. 5. 2 Reg e 1a a r
ll-. 3. 5. 3 Ontkoppe 1 ingsnetwerk
ll-. 3. 5. ll- Coordinatentransformatie
ll-. 3. 5. 5 Frequentieaanpassing
ll-. 3. 5. 6 Spanningsaanpassing
5 Beproeving van de rege1ing
5.1 Koppel-s1iphoeksnelheid-kromme
5. 1. 1 Meet.opste 11 ing
5.1.2 Meetverwachting
5. 1. 3 Meetresu 1ta t.en
5.2 Beproeving met. een rampexcitatie
5. 2. 1 Meetopste 11 ing
5.2.2 Meetverwachting
5. 2. 3 Me e t res u 1tat en
52
55
56
60
62
6ll
66
69
70
70
75
77
78
79
81
82
82
83
83
83
8ll
8ll
8ll
85
86
87
88
90
91
93
93
93
9ll
95
95
97
97
99
5. 3 Bepl'o ev i ng met e en s inusvol'mi ge exc i tat i e
5. 3. 1 Meetopste 11 ing
5.3.2 Meetvel'wachting
5.3.3 Meetl'esu1taten
6 Conc1usies en aanbeve1ingen
Litel'atuul'lijst
Lijs van symbo1en
Bij1agen
A Gegevens van de machines
A. 1 Gegevens van de motol'
A. 2 Gegevens van de l'emdynamo
A. 3 Bepa 1 ing van het massatl'aaghe idsmoment
B Metingen aan de invel'tol'
B. 1 Ui tgangsspanning
B.2 Stationail'e fl'equentieovel'dl'achtsfunctie
C Schema's van de ontwol'pen schake1ingen
C.1 Pu1svel'viel'voudigel'
C.2 Iso1atievel'stel'kel's
D Simu1atie pl'ogl'amma
E Pl'cgl'amma van de l'ege1ing
F Documentatie l'otol'hoekopnemel'
99
101
101
102
105
107
111
11,q,
11,q,
115
115
119
119
122
12,q,
12,q,
125
126
131
137
-7-
L Inleiding.
Vanwege zijn eenvoudige en robuuste en daardoor goedkope en
onderhoudsarme constructie, is de asynchrone machine een van
de meest toegepaste machines voor aandrijvingen waarbij het
toerental vrijwel constant moet blijven. Voor aandrijvingen
waarbij het toerental variabel moet zijn is de toepassing
van de asynchrone machine lange tijd beperkt
de komst van de economisch interessante
geb 1even. Met
en betrouwbare
invertor zijn de mogelijkheden voor toerenregeling bij de
asynchrone machine echter sterk uitgebreid.
De regeltechnische zijde van de aandrijving is evenwel een
vrij complex geheel. In de loop van de tijd zijn voor enkele
specifieke toepassingen, bv. tractie, diverse oplossingen
gevonden. In tegenstelling tot deze specifieke oplossingen
is de in het begin van de jaren 70 bekend geworden
fluxgeorienteerde regeling een algemeen toe te passe~
regelmethode. Hierbij wordt de dynamische structuur van de"draaistroommachine afgebeeld op die van een gecompenseerde
gelijkstroommachine.
Door het beschikbaar komen van snelle microprocessorsystemen
zijn de mogelijkheden om deze regeling ook daadwerkelijk te
realiseren dichterbij gekomen.
In dit kader en mede op grond van een voorgaand onderzoek
naar de vergelijking van regelingen voor een asynchrone
machine is de volgende afs~udeeropdracht geformuleerd:
Ontwerp, realiseer en beproef een fluxgeorienteerde
(toerental-)regeling voor een asynchrone machine die via een
spanningsinvertor van Holec (type PMO 33) wordt gevoed.
In dit verslag wordt eerst een model van de asynchrone
machine met behulp van ruimtevectoren gegeven. Vervolgens
wordt het principe van de fluxgeorienteerde regeling
behande 1d. Met deze twee gereedschappen wordt een regeling
ontworpen en tot slot worden aan een met deze regeling
uitgeruste opstelling enkele metingen uitgevoerd.
-8-
~ Model Y!ll ~ asynchrone machine,
De beschrijving van de asynchrone machine gebeurt aan de
hand van het model zoals dit door Kovacs is beschreven [kov
59J. Het doel van dit hoofdstuk is niat om de differentiaal
vergelijkingen van de machine af te leiden, echter aIleen om
de in het verslag gebruikte systeemvergelijkingen en
definities van de diverse grootheden aan te geven.
~ Vergelijkingen YAll de asynchrone machine.
Voor de modelvorming van de asynchrone machine wordt het
volgende verondersteld:
-de stator en de rotor hebben een cilinderische, gladde
vorm;
-verzadigings-, stroomverdringingseffecten en ijzerver
liezen in de machine worden verwaarloosd;
-zowel voor de stator als voor de rotor geldt dat de
drie fasewikkelingen sinusvormig verdeeld over het
oppervlak zijn aangebracht waarbij ze onderling
rUimtelijk 120 graden verschoven zijn (de machine is
tweepolig en de specifieke eigenschappen van een kooi
anker worden buiten beschouwing gelaten)i
-de luchtspleetvelden zijn enkelvoudig harmonisch ver
deeld, randeffecten worden verwaarloosd;
-weerstanden en coefficienten van zelf- en wederzijdse
inductie van de machinewikkelingen zijn onafhankelijk
van temperatuur en irequentie.
In fig. 2.1 wordt de tekenafspraak vastgelegd.
Voor de beschrijving van de machine wordt een tweetal
coordinatenstelsels gedefinieerd (fig. 2.2):
-Het statorcoordinatenstelsel; dit is een stelsel
gekoppeld met de stator. De reele as (a-as) valt samen
met de as van statorspoel a, terwijl de imaginaire as
(6-as) hier loodrecht op staat. De vectoren beschreven
in dit stelsel worden aangeduid met de superscript s.
-Een wlilekeurig coordinatenstelseli dit is een stelsel
waarvan de oorsprong samenvalt met die van het stator
coordinatenstelsel terwijl dit stelsel met een hoek-
snelheid wk t. o. v. het statorcoordinatenstelsel rond
draait. Dit atelsel wordt aangeduid met de superscript
k.
~-USb
\ .\',Sb •
___-t--__Im f \
---Res
----+-+---.....;::""'.--'~~'--~---t-t--t-;....;;..~-
\\
\
\\
Fig. 2.1 Tekenafspraak met betrekking tot de asynchrone
machine.
• a
Fig. 2.2 s- en k-co6rdlnatenstelsel.
Uitgaande van een driefasenstatorwikkeling kunnen we de
volgende ruimtevectoren definieren:
( 2. 1 )
(2. 2 )
-10-
s i (\lisa A\II Sb2.Yl.s = + + A \lise)
j.a lTmet: A = e 3
( 2. 3 )
(2. 4)
i sa' i sb' i se : de momentele waarde van de stroom
in statorwikkeling a, b resp. c.
Usa' USb' use : de momentele waarde van de span-
ning over statorwikkeling a, b
resp. c.
\lisa' \II sb' \lise : de momentele waarde van de met
statorwikkeling a, b resp. c gekop-
pelde flux.
b
a-a
Fig. 2.3 Ruimtevector van de statorstroom
De inductiviteit van een fasew1kkeling, bijvoorbeeld voor
statorspoel a, L sa kunnen we splitsen in een spreidings
inductiviteit Lsaa en een hoofdveldinductiviteit Lsam'
(2. 5 )
In een driefasenmachine zijn de 3 wikkelingen met elkaar
gekoppe Id. We kunnen nu een driefasenhoofdveldinductiviteit
L sm afleiden [kov 59) als:
_3= 2 L sam (2. 6)
-11-
Evenzo kunnen we een driefasenspreidingsinductiviteit Lscrafleiden. Indien de wederzijdse inductie van de spreiding
tussen twee fasen wordt gerepresenteerd door Lsabcr en we
veronderstellen dat de homopolaire component van de stator-
stroom nul is, dan kunnen we de driefasenspreidingsinduc-
tiviteit L scr schrijven als [hoe 8~]:
(2. 7 )
Voor de driefaseninductiviteit L s kunnen we schrijven:
(2. 8)
Evenzo geldt voor de rotor:
(2. 9 )
De koppeling tussen de stator en de rotor wordt aangeduid
met de coefficient M. Voor de met de stator, resp. met de
rotor gekoppelde flux kunnen we dan noteren:
... k - M l· k L l· kzr - -s + 1"-1"
(2. 10)
(2. 11 )
De spanningsvergelijkingen van een asynchrone machine in het
k-coordinaterstelsel luiden dan [kov 59]:
waarin :mechanisch hoeksuelheid,
(2.12)
(2. 13)
De vergelijking voor het elektromagnetisch Koppel luidt [kov
8~) :
= ! I m£ .Y!.~ • . k..!..s (2. 1~)
-12-
~ Reductie YSn ~ rotorgrootheden.
Om de rotorgrootheden op de stator te betrekken voeren we
een factor e in (bak 79]. De gereduceerde rotorstroom,
aangeduid met een accent, definieren we als:
·k·k, ~
.1..I" :: e (2. 15)
De waarde van e is vrij te kiezen.· Afhankelijk van de keuze
van e kunnen we de spreiding in het vervangingsschema van de
asynchrone machine gehee I in de stator, geheel in de rotor
of verdeeld over stator en rotor veronderstellen. De geredu
ceerde waarden voor de rotorgrootheden worden dan:
R' :: e 2 Rrr
L' :: e 2 Lrr
~~' :: e ~~
uk, :: -e uk-l'" -l'"
De gereduceerde waarde voor M wordt:
M' :: e M
(2. 16)
(2. 17)
(2. 18)
(2. 19)
(2. 20)
Het wiskundig model van de asynchrone machine, betrokken op
de stator, kan dan afgeleid worden door de vergelijkingen
(2.16) - (2. 20) in de vergelijkingen (2. 10) - (2.14) te
sus t i tueren:
uk Rs·k + L k + jW k .11!.~ (2.21 ):: .1.. s dt ~s-s
uk, R' . k,+ L ~k, + j(wk-wm) .1I!.k I (2.22):: .1..l'"-I" I" dt I" I"
~k Ls·k + M' . k, (2. 23 ):: .1..s .1..I"S
k M' k L' 1k , (2.24)~r :: .1.. s + I" -I"
me ! Im£ .1I!.k ll k (2. 25):: .1.. 5S
-13-
~ Vervangingsschema.
Voor het afleiden van het vervangingsschema van de asyn
chrone machine in statorcobrdinaten (w k = 0) gaan we uit van
de vergelijkingen (2.10) - (2.13) waarin we vergelijking
(2. 15) subst i tueren met 1!r = 0:
uS Rs·s + d .Y!.s (2.26)= .1.s dt-s s
0 e Rr. S I d
.Y!.~ j s (2.27)= .1.1" + dt + wm .Y!.r
.Y!.s L s·s + e M . s t (2. 28)= .1.s .1.1"S
.Y!.~ M ·s + e L r. S I (2. 29)= .1.s .1.1"
Om de voor de fluxgeorienteerde regeling zo belangrijke
rotorflux direct uit het schema te kunnen afle2en en om het
rekenwerk zo eenvoudig mogelijk te houden kie2en we:
(2.30)
Voor de spreiding cr van de asynchrone machine kunnen we
schrijven [kov 59]:
2cr = 1 - &
I" S(2.31 )
Door (2.28) en (2.29) in (2.26) en (2.27) te substitueren
met gebruikmaking van (2.30) en (2.31) kunnen we schrijven:
(2. 32 )
+ 1· S ,
-1" (2.33)
Met behulp van (2.32) en (2.33) kunnen we het vervangings-
schema van de asynchrone machine in statorcobrdinaten
tekenen (fig. 2.4). Hieru1t kunnen we direct de rotorflux
afle2en nl. door (2.29) met (2.30) en (2.31) uit te werken
tot:
-1l1--
~~ = (1-cr)L g (.1.~ + .1.~' (2.3l1-)
8U-8
is-8
w8
(l-(1)L8 ()
Fig 2.4 Vervangingsschema van de asynchrone machine in
statorco6rdinaten.
-15-
3.
In dit hoofdstuk wil ik een algemeen beeld van de flux
georienteerde regeling geven door eerst het model van de
asynchrone machine in fluxcobrdinaten af te leiden, met dit
model enkele regelschema's voor een fluxgeorienteerde rege
ling te geven en tenslotte de specifieke delen van deze
regeling nader toe te lichten.
~ Inleiding.
Bij de fluxgeorienteerde regeling probeert men de asynchrone
machine op een zodanige wijze te beschrijven dat een
structuur ontstaat die vergelijkbaar is met die van de
vreemd bekrachtigde gelijkstroommachine. Bij de gelijk
stroommachine wordt in het algemeen de flux, die slechts via
een eerste-orde-tijdvertraging te regelen is, d. m. v. de
veldspanning constant gehouden, terwijl het koppel door de
sneller regelbare ankerstroom geregeld wordt. Bij de
asynchrone machine kan men eenzelfde eenvoudige structuur
verkrijgen door de rotorflux en de statorstroom in een
synchroon met de rotorfluxvector ronddraaiend co6rdinaten
stelsel te beschouwen (fig. 3.1). We kiezen dit stelsel
zodanig dat de reele as (x-as) samenvalt met de rotorflux
vector en de imaginaire as (y-as) loodrecht hierop staat.
Dit stelsel wordt in het vervolg met fluxco6rdinatenstelsel
aangeduid. De grootheden beschreven in dit stelsel worden
aangeduid met de superscript f.
s1m
Fig. 3.1 Fluxcoordinatenstelsel.
-16-
We kunnen nu de statorstroom splitsen in een component
loodrecht op de rotorflux i sy en een component evenwijdig
met de rotorflux i sx ' Geheel analoog aan de regeling van de
vreemd bekrachtigde gelijkstroommachine kunnen we nu de
rotorflux befnvloeden m. b. v. de statorstroomcomponent die in
de richting van de rotorflux ligt (i sx ) en het koppel met
de statorstroomcomponent loodrecht op de rotorfluxvector
(i sy ) [bla 7~bJ. Een belangrijk verschil bij deze vergelij
king is dat de rotorflux bij de asynchrone machine met een
eerste-orde-tijdvertraging door de fluxvormende stroomcompo
nent wordt befnvloed, terwijl bij de gelijkstroommachine het
veld direct door de veldstroom wordt befnvloed. Het zou dus
beter zijn om de veldspanning bij de gelijkstroommachine te
vergelijken met de fluxvormende stroomcomponent bij de
asynchrone machine.
De vergelijking tussen de asynchrone machine en de vreemd
bekrachtigde gelijkstroommachine wordt in fig. 3.2 weerge
geven. Bij de gelijkstroommachine wordt de veldstroom
aangegeven met I sx ' de ankerstroom met I a en de stroom door
de compensatiewikkeling met I SY' De totale statorstroom ~s
GelijkstroomITlachine
lIIh
II-S
I
I s
I(OJ1~'6----=SY
Asynchronemachine
iSCL
Fig. 3.2 Vergelijklng van de asynchrone machine in rlux
codrdinaten met de vreemd bekrachtigde gelijkstroommachine.
-17-
kunnen we dan samenstellen uit I SK en I SY' De hoofdveldflux
wordt aan~eduid door ~h' Bij de asynchrone machine wordt de
stator gevoed door de statorstroomcomponenten i sa en i S6'Deze stroomcomponenten kunnen we samenstellen tot stator-
stroomvector is' Beschouwen we deze stroomvector in het
fluxcobrdinatenstelsel dan kunnen we deze weer splitsen in
de componenten iSK en i SY' Deze twee componenten zijn
analoog aan I SK en I SY van de gelijkstroommachine. We zien
dus dat de asynchrone machine in fluxcobrdinaten analoog is
aan de vreemd bekrachtigde gelijkstroommachine.
~ Wiskundige beschrijving.
Om de vergelijkingen van de asynchrone machine in flux-
cobrdinaten af te leiden worden de vergelijkingen (2.10)
(2.13) in fluxcobrdinaten getransformeerd [leo 85] [zag 8L!-].
Met kortgeslote rotor (gr = 0) kunnen we noteren:
u f Rs·f + L f + j wf ~f ( 3. 1 )= .!.s dt. ~s-s s
0 Rrf + L f + j(wf-wm) ~f (3. 2 )= .!.r dt ~r r
~f Ls·f + M ·f (3. 3)= .!.s .!.rS
~~ M ·f + Lr·f (3. L!-)= .!.S .!.r
De ruimtevectoren in fluxcobrdinaten kunnen we splitsen in
een reeel en een imaginair deel:
·firK j i ry (3. 5).!.r = +
·fiSK + j i SY (3. 6).!.S =
u f = u SK + j u Sy (3. 7 )-S
~; = \j.ISK + j \j.ISY (3. 8)
~~ = \j.Irx = \j.Ir (3. 9 )
6
t
-18-
i-5
\\
Fig. 3.3 SpJitsen van de ruimtevectoren in fJuxco6rdinaten
in een reeeJ en een imaginair deeJ.
We splitsen de vergelijl<ingen (3.1) - (3. J!.) in een reeel en
een imaginair deel:
•U sx : Rs i sx + .L IjIsx - wf IjIsy (3.10)dt
U sy = Rs i SY + .L IjISY + wf IjIsx (3.11)dt
0 : Rp irx + .L IjIr (3. 12)dt
0 : Rr i ry + (Wf-wm) IjIr (3. 13)
IjIsx : L s isx + M i px (3. 1 J!. )
IjIsy : L s i SY + M i ry (3. 15)
IjIr : M i sx + L p irx (3.16)
0 : M i SY + L r i ry (3. 17)
Door d e rot 0 r s t rome n m. b. v. ( 3. 1 6) res p. ( 3. 1 7 ) u i t d e
rotorspanningsvergelijl<ir.gen (3.12) resp. (3.13) te elimine
ren verl<rijgen we:
(3.18)
met:
-19-
Wf - wm - ~ i- ~r!r sy (3.19)
(3.20)
Do 0 r des tat 0 r flu x m. b. v. ( 2. 10) e n (2. 11) u i t d eve r gel i j
king voor het elektromagnetisch koppel (2.14) te elimineren
verkrijgen we met (3.8) en (3.9):
3 M ,h .
= "2 L "'r lSYr(3. 21 )
Uit vergelijkingen (3.18) en (3.21) kunnen we een blokschema
van de asynchrone machine in fluxcoordinaten afleiden (fig.
3. 4).
1-----------1 x I---------------me
Fig. 3.4 Blokschema van de stroomgevoede asynchrone machine
in fluxcoordinaten.
De rotorflux wordt met een eerste-orde-tijdvertraging met
tijdconstante T r door de fluxvormende statorstroomcomponent
i sx belnvloed. Het koppel is het produkt van de rotorflux en
de koppelvormende statorstroomcomponent i SY' De regelstrate
gie wordt nu analoog aan die van de vreemd bekrachtigde
gelijkstroommachine n1.: houd de rotorflux met behulp van
i sx constant en regel het koppel momentaan met i SY'
~ Uitvoeringsvormen.
Het regelschema kunnen we geheel analoog aan dat van de
vreemd bekrachtigde gelijkstroommachine opstellen (fig.
3.5). Een toerenlus met onderl iggend een stroomrege llus en
-20-
een veldregellus met onderliggend ook een stroomregellus.
De diverse signalen worden door de transformatie in flux
coordinaten gerepresenteerd door gelijkstroomsignalen. De
regelaars kunnen bv. als PID-regelaars uitgevoerd worden.
IIIm
r- - - - - - --,I
- Jflux- I - .Istroom-'r-- J
~rI
ret" \regell.j i sx ref Iregell. Isx I I
invertorI I
. irE;! Istroom-r i sv I
~proces~,..Itoeren-I sy 3 Mref - jregell·1 - Iregell. 2 L
I r II I
"'--- --____.I
wm
Fig. 3.5 Re6elschema van de asynchrone machine in flux
coordinaten.
Bij de praktische realisatie van de regeling worden een
tweetal co6rdinatentransformaties en e€n blok voor de
bepaling van de rotorflux toegevoegd. Dit laatste blok
levert twee grootheden nl. a: de amplitude van de rotorflux
voor de veldregellus en b: de hoek van de rotorflux voor de
co6rdinatentransformatie (fig. 3.6). De coordinatentransfor-
maties
paragraaf
rotorflux
met de 2-->3- resp. 3-->2-reductie worden
3. ~ nader toegelicht terwijl de bepaling van
in p aragraa f 3. 5 verd er word t u i tgewerkt.
in
de
Uit de literatuur zijn een aantal varianten van de flux
georienteerde regeling bekendj hierna volgend worden er
enkele genoemd:
-stroomregelkring in statorco6rdinatenj
-fluxbepaling met grootheden in statorcoordinatenj
-toepassing van een spanningsinvertorj
-fluxsturing.
Verder zijn nog talloze kombinaties van bovenstaande
varianten mogelijk waardoor een breed scala van realiser
ingsmogelijkheden van de fluxgeorienteerde regeling bestaat.
-21-
III,
1 i~ Iflux- 11 sx ref I ref 2 refr ref stroom-I- sa sa
I
'l> - !regell·1 - regell. I 1 sbr 1 ejP ref 1nvertorsx
1 SY refI 1 iw
Itoeren-I sS ref 3 refm ref stroom- f- I sc!regell.1 - regell . I-
Wm 1SY P
i svI i 3
i saI
saI i sb-jp
eI
i I isS 2i
sx scI.
P I (jII
vr ~}stroomflux- ::= spanningbepaling _ toe rental
y"mII
Fluxcoordinaten.. Statorcoordinaten ..
Fig. 3.6 Praktische uitvoeringsvorm van een fluxgeorien
teerde regeling met de fluxbepaJing met grootheden in
fluxcoordinaten.
3.3.1. Stroomregelkring.ill statorcoOrdinaten.
Indien een invertor met stroomregelkring, b. v. een 2-punts
regeling, wordt toegepast dan kan de stroomregelkring in
fluxcoOrdinaten vervallen [leo 85] (fig. 3.7). In principe
kan ook de stroommeting met coOrdinatentransformatie verval-
I en. Als we echter de fluxbepaling uitvoeren m. b. v. de
stromen en weI in fluxcoOrdinaten, dan moet deze meting met
transformatie toch aanwezig blijven. Soms wordt in plaats
van de gemeten stroom de referentiewaarde van de stroom in
fluxcoOrdinaten genomen voor de fluxbepaling. Dan kan de
coOrdinatentransformatie dus weI vervallen [sch 82]. Als de
-22-
stroomregeling in statorcoordinaten niet momentaan ingrijpt
maar een zekere tijdvertraging heeft zal dit een koppeling
de stroomcomponentenvan
meebrengen. Deze laatste
in fluxcobrdinaten met
opmerking zal in paragraaf
zich
3. 6
nader toege 1 icht worden.
III,
v Iflux- 11sx I i ref 2
i refr ref ref stroom- f- sa saIregell.j regell.
,
"- , i sbr jp ref invertore
m€tI 1 1 st room rfqeL·w
Itoeren-I i sv s6 ref 3 refm ref ref stroom-~ I sc krWj\regell·1 regell. I-w
f pm
1p
Ij (;;I,
v flux- I:=troomrbepal1ng I-- spann1ng
I-- toe rental
y"mrI
Fluxcoord1naten.. Statorcoord1naten -
Fig. 3.7 Fluxgeorienteerde regeling met stroomregeling in
statorco6rdinaten.
3.3.2. Fluxbepaling met grootheden J1l statorcoordinaten.
Indien de fluxvector met grootheden in statorcoordinaten
wcrdt bepaald dan kunnen de ingangssignalen voor de fluxbe
paling direct na de 3-->2-reductie gebruikt worden (fig.
3.8). Het uitgangssignaal van het fluxmodel is dan de rotor
flux in karthesische statorcobrdinaten (~ral~ra)' Om nu de
hoek p en amplitude I~rl te bepalen is een extra cobrdina
tentransformatie nodig: van karthesische cobrdinaten van ~r
naar poolcobrdinaten van ~r' Dit kan eenvoudig met de
volgende vergelijkingen:
~ra > 0 (3. 22 )
-23-
(3. 23 )
(3.24)
III,
~ ref Iflux- I i sx ref Jstroom-~ I i ref 2i refr sa sa
-!regell., - -Iregell. I
~- ,
i sbr i jp ref invertorsx elJl
Itoeren-I i sv ref'stroom-~I i im ref I s8 ref 3 sc ref
- -lregell·1 -I regell. I
lJlm i
SY p
i SYI i i saI sa 3,
i sbe- jp
I
i I i s8 2isx sc
II
P fi' .. (;~";;l ~ra -- stroomV ~ ..c~ flux- ::: spanningr ~~ bepaling _ }toerenta
~ y.. mI
Fluxcoordinaten.. Statorcoordinaten -
Fig. 3.8 Fluxgeorienteerde regeling met fluxbepaling met
grootheden in statorcoordinaten.
3.3.3. Toepassing YAD. ~ spanningsinvertor
Indien een spanningsinvertor toegepast wordt, worden ook de
statorspanningsvergelijkingen (3.10) en (3.11) in de
be s c h 0 uwin g bet r 0 k ken [1 e 0 85 ] . Door des tat 0 r flu x m. b. v.
(3.14) - (3.17) uit (3.10) en (3.11) te elimineren met
gebruikmaking van (2.31) verkrijgen we:
u sx = Rs i sx + crL s %t i sx + ~ %t ~r - crL s wf i sy(3.25)
We zien
(3. 25)
(3. 26)
dat door de laatste termen van de vergelijkingen
en (3.26) een koppeling tussen deze twee vergelij-
kingen optreedt (in werkelijkheid treden er nog meer
koppelingen op, het gaat er op dit moment echter aIleen om
dat er een koppeling optreedt). Dit heeft tot gevolg dat we
de flux en het koppel niet meer afzonderlijk van elkaar
kunnen belnvloeden door slechts ~~n van beide, u sx of u sy'
afzonderlijk te veranderen. Om aIleen b. v. het koppel te
veranderen
nodig. Om
is een gecombineerde verandering van usx en
deze koppeling op te heffen wordt een
ontkoppelingsnetwerk voorgeschakeld (fig. 3. 9). Voor meer
informatie hierover wil ik verwijzen naar paragraaf 3.6.
III,
\I ref Iflux- jisx ref Istroom-I usx ref I isC) ref
!i refr -- sa
lregell.l - lregell.\I,- I i sbr i ontk-
e jP refsx netw. invertor
'" Itoeren-I i reflstroom-I usv refI
isB ref im ref sv - I se ref- -lregell.1 - Irep;ell.l I
'"m i sy P
iSY
I i
i\i saI
sc),
i sbe- jpI
i sx I isB i seI,
P I 0;I
'r flux- ~1~troombepaling spanning
~ '" toerental I::II
Fluxeoordinaten.. Statoreoordinaten ..
Fie· 3.9 Fluxceorienteerde recelinc biJ toepassinc van een
spannincsinvertor.
-25-
3.3.4. Fluxsturing.
Ook is het mogelijk om de flux niet zoals in fig. 3.6 viaeen terugkoppeling te regelen maar te sturen. Hierdoor is
het niet meer nodig om I~rl bij de fluxbepaling te
genereren. Ook vervalt dan de regelaar (fig. 3.10).
IIII
Y I 1 11sx ref Istroom-~ I i ref
'/i refr ref sa sa
l- -s:- 1 - !regell.II 1 sb1sxjp ref 1nvertoreI 1 1sc
IIIItoeren-I 1sv ref Istroom-l- sf! ref refm ref I
- -lregell.1 - Iregell. I
IIIm
1SY p
1SY
I 1sll 31saI
I 1sbe- jp
I
1 I 1sf! 21
sx scI,
p I
(jI,
flux- I:=troombepal1ng~ spann1ng
_ toerental
YomII
Fluxcoordinaten... Statorcoordinaten•
Flg. 3.10 Fluxgeorienteerde regellng met sturing van de
rotorflux.
~ Coordinatentransformatie.
De drie fasestromen kunnen we tot 2 orthogonale componenten
lsa en i sa reduceren door vergeliJking (2.1) in een reeel en
een imaginalr deel te splitsen (in statorcoordinaten):
(3.27)
-26-
(3. 28)
Als de homopolaire component van de statorstroom nul is dan
geldt:
zodat we de vergelijkingen (3.27) en
kunnen vereenvoudigen tot:
(3. 29)
(3.28) nog verder
(3.30)
(3. 31 )
Het is in dat geval dus voldoende om slechts twee van de
drie stromen te meten om de stroomvector te bepalen.
De inverse transformatie van i sa en i sa naar i sa,kan afgeleid worden door de 3 stroomcomponenten
uit (3.29) - (3.31) uit te schrijven:
i sa = i SQ
i Sb : -t i SQ + .1.v'"3 i sa2
i sc = -t l sa - tv'" 3 i sa
i Sb en i scexpliciet
(3.32 )
(3. 33 )
(3. 3J.l.)
Bij de fluxgeorienteerde regeling zijn meestal ~~n of meer
coordlnatentransformatles tussen het flux- en het stator
coordinatenstelsel nodig. De samenhang tussen de stelsels
wordt bepaald door de hoek p (fig. 3.11). Hoe deze hoek
bepaa 1d word t, wordt in paragraa f 3. 5 be sc hreven. De
transformatievergeliJkingen luiden voor:
-statorcoordinaten naar fluxcobrdinaten:
(3. 35)
De beide vectoren in hun reeel en imaginair deel splitsen:
(3. 36)
(3. 37)
-fluxcoordinaten naar statorcoordinaten:
(3. 38)
De beide vectoren in hun reeel en imaginair deel splitsen:
e
t iw
f-s
..... \......- \,-
..... \/
(3.39 )
(3.4-0)
Er zijn twee manieren om de
Fig. 3.11 Samenhang tussen het flux- en het stator
co6rdinatenstelsel
~ F 1uXbepa ling.
Voor de fluxgeorienteerde regeling is het nodig de rotor
fluxvector naar grootte en richting te kennen. Deze kan
d. m. v. meting of m. b. v. een model bepaald worden. Door
meting kan de luchtspleetflux bepaaid worden. Hieruit kan
men dan de rotorflux bepalen ais de rotorspreiding en de
statorstroom bekend zijn.
luchtspleetflux te meten:
-met hallelementenj
-met meetwikke 1 ingen.
Beide methoden vereisen een ingreep in de machine waardoor
de regeling niet zonder meer met een standaard motor toege-
past kan worden. Bovendien is de methode met hallelementen
weinig robuust en gevoelig voor gleufharmonischen terw1Jl de
-28-
methode met meetwikkelingen een open integratie vereist en
daarom erg moeilijk toepasbaar is bij lage toerentallen.
Voor de bepaling van de rotorflux m. b. v. een model hebben we
een drietal signalen ter beschikking:
- s tat ors troomj
-statorspanningj
-mechanisch toerental of aspos1tie.
Het blijkt dat twee signalen voldoende zijn om de rotorflux
te bepalen. De verschillende mogelijkheden om een model mee
te vormen zijn dan:
-statorstroom en -spanning;
-statorstroom en toerentalj
-statorspanning en toerentalj
-statorsstroom, -spanning en toerenta1.
Deze ~ modellen kunnen zowel in fluxcobrd1naten als in
statorcoordinaten beschreven worden. Andere systemen, zoals
b. v. een stelsel dat met de rotorhoeksnelheid ronddraait
(het rotorcoordinatenstelsel) zijn meestal minder aantrekke
lijk omdat dan twee extra coordinatentransformaties nodig
zijn. Om deze red en wordt er hier geen aandacht aan besteed.
Een geheel andere methode om de rotorflux te bepalen biedt
de waarnemertheorie [zag 8~] [fru 86].
3.5.1. Statorstroom-toerental-mode 1.
Bij het statorstroom-toerental-model, of ook kortweg stroom-
model genoemd, willen we uit de statorstroom en het toeren-
tal de positie van de rotorflux-vector bepalen. Voor het
model in statorcoordinaten zal dit resulteren in ~r in
karthesische coordinaten (~ra en ~rB worden bepaald). Voor
het model in fluxcoordinaten zal ~r in poolcoordinaten het
resultaat zijn, dus de amplitude 1.Y~rl en de hoek p.
Het stroommodel kunnen we afleiden door i~ uit de rotorspan
ningsvergelijking (2.22) te elimineren, met gebruikmaking
van .Y.r = 0:
(3. ~1 )
We zullen nu achtereenvolgens deze vergelijking uitschrijven
in stator- resp. f I uxcoord inaten.
-29-
a) In statorcobrdinaten.
Voor de beschrijving in statorcobrdinaten wordt vergelijking(3. Ll-1) in statorcobrdinaten uitgeschreven:
~ ."S - M Rr
jSdt ~r - ~ ~s-Rr ."S + J' W '''rS
~r m ~
~(3. Ll-2)
Door te splitsen in een reeel en een imaginair deel volgt:
~ $ra = M Rr i saRr $ra - wm $rsdt Lr Lr
L$rs = M Rr isS - Rr $rs + Wm $radt
~ ~
(3.Ll-3)
(3. Ll-Ll-)
Het schema dat we hieruit kunnen afleiden is weergegeven in
fig. 3.12. Dit model wordt toegepast door Gabriel [gab 82].
Verder wordt dit model beschreven in [bla 7Ll-a] , [kor 82] en
[zag 8Ll-].
i sCt ~
Wm-----------~
1----+------1jJ rS
Fig. 3.12. Stroommodel in statorcoordinaten.
-30-
b) f luxe oord i naten.
Uitschrijven van vergelijking
wK = wf:
(3. l!-1) in fluxcoordinaten
(3.l!-5)
Door te splitsen in een reeel en een imaginair deel voIgt
( 1m{~~ 1 = 0):
d IP r M Rr i SKRr IP rdt = -c; -c;
wf =M Rr i SY + wmLrW r
Door middel van een modulo-2n-integratie kan
bepaald worden. Dit model wordt toegepast door
[sch 85a]. Verder wordt dit model ook besproken
8l!-]. Een schema is weergegeven in fig 3.13.
(3.l!-6)
(3. l!-7 )
p uit wmSchumacher
in o. a. [zag
f-_-+- ----I_l(! riSX-----I
f------o----- W fisy-----I
wffi .....
Fig. 3.13. Stroommodel in fJuKcodrdinaten.
3.5.2. Statorstroom-statorspanningsmodel.
Het voordeel van het statorstroom-spanningsmodel is dat er
geen toerentalopnemer nodlg is. Deze vereenvoudiging wordt
echter weer gecompenseerd door een gecompliceerde meting van
de meestal pulsvormige spanning. Het statorstroom-spannings
model kunnen we afleiden door .i~ m. b. v. (2.10) en (2.31) uit
-31-
(2.11) te elimineren en met dit resultaat.Y!.~ uit de stator
spanningsvergelijking (2.12) te elimineren:
d Kdt .Y!.r
- O'L sL oK}dt .!.s (3.4-8)
a) In statorco6rdinaten.
(3.4-9 )
Splitsen in een reeel en een imaginair deel 1evert:
L\lira = ~( Usa - Rs i sa - O'L s
.Li sa]dt dt
L\II rB = ~[ USB - Rs i sB - O'L s
Li SB]dt dt
(3. 50)
(3.51 )
De rotorflux wordt bepaald door een open integratiej dit
geeft problemen bij lage toerentallen i. v. m. drift van de
integrator. Dit model wordt verdeI' ook besproken in de
werken [bla 74-a] en [zag 84-].
fig. 3.14-.
Het schema is weergegeven in
1(JrB~-..o--_
uSB 1
Fig. 3.14. Statorstroom-spanningsmodel in statorcoordinaten.
-32-
b) In fluxcobrdinaten.
d f _ Ldt .J!1. r - rf-
(3.52)
Splitsen in een reeel en een imaginair deel
( I m( .J!1.~ ) = 0):
levert
(3. 53 )
'I1 r =
(3. 54)
Dit schema is weergegeven in fig. 3.15.
isx
L
1--_l--_1JJr
'-------~Iooi X ~-+------I
isy
U sy -----------o----...c>---..(}.----+--.~
Fig. 3.15. Statorstroom-spanningsmodel in fluxcodrdinaten.
3.5.3. Statorspanning-toerental-model.
Dit model kunnen we afleiden door l.~ m. b. v. (2.11) en (2.31)
uit (2.10) te elimineren en met dit resultaat i k uit de-sstatorspanningsverge I ijk ing (2. 12) te e I imineren:
(3. 55)
Verder kanmen doorl.~m.b.v. (2.10) en (2.31) uit (2.11)
te elimineren en met dit resultaat l.~ uit de rotorspannings
vergelijking (2.13) te elimineren verkrijgen:
L ~k :dt r (3. 56)
a ) In statorcoordinaten.
L s uS Rs ~S + RsM ~~dt ~s : --s~
s aLsLr
L s RrM ~s (R r j Wm) ~sdt ~r : -aLrLs s aL r
r
Splitsen in een reeel en een imaginair deel I evert:
.L \llsa : - Rs \llsa + RsM \llra + usadt~ aLsLr
.L \llsa : - Rs \llsa + RsM \llra + usadt~ aLsLr
L \llra : R,..M\llsa - Rr \llra - wm \llradt aL~Lr O'Lr
.L \llre : RrM \llsa - Rr Ijlra + wm \llradt aLsLr aLr
(3. 57)
(3.58)
(3. 59 )
(3. (0)
(3.61 )
(3. 62 )
Dit model wordt ook beschreven in [zag 85],
weergegeven in fig. 3.16.
het schema is
-34-
Usa
wm
1jJs~
Fig. 3.16. Statorspanning-toerental-model in stator
coordinaten.
b) In fluxcoordinaten.
Dit model wordt zodanig complex dat het geen praktische
betekenis meer heeft en wordt am "deze reden dan oak niet
verder uitgewerkt.
3.5.4. Statorstroom-statorspanning-toerental-model.
Door vergelijkingen (3.41) en (3.48) gelijk te stellen
kunnen we afleiden:
~~ Lr ~k L2[ -Y~
2"k= j wm + r + (RrM + Rs ) .l.s +
~r 9 ~
CfL s.L k j Wk CfL s . kJ (3. 63 )+ dt .l.s + .l.s
a) In statorcobrdinaten.
}lI.~ j Lr tum ~s + L2[ -uS + (R r M2
+ Rs ) ·s += r l..s~
r~
-sLrL r
+ crL sL ,s1 (3. (40)dt l..s
Splitsen in een reeel en een imaginair deel levert:
+ crL sL i sa ] (3. (5)dt
Lr L2[- uSS
2ljl rS = tum \lira + r + (RrM + Rs ) isS +
~ 9 ~
+ crL s hisS] (3. (6)
Di t mode 1 wordt o. a. beschreven in (bOh 77] I [b 1a 74oa], [kor
82] en [zag 840]. Het schema is weergegeven in fig. 3.17.
1""-'''9------------.--- 1jJ ra
+ Rr
'--_~ REO
,L-....g..----------..l----.t_ 1jJ r 8
w -------------------------+---------1m
i sa
U sa
Us8----------------,
Fig. 3.17. Statorstroom-statorspanning-toerentaJ-modeJ in
statorcodrdinaten.
-36-
b) I n flu x cob I'd inaten.
~~Lr ~f L2
[_u f 2 ·f: j wm + I' + (RrM + Rs ) ..is +
R; I' RrM -s~
+ crL s.L ·f + j wf crL s .i~ J (3. 67)dt ..is
Splitsen in een reeel en een imaginair deel
(Im{~~l : 0):
levert
L2 [- 2'PI' : I' u sx + (RrM + Rs ) i sx +
9 ~
+ crL s.L i sx - Wf crL s i Sy]dt
(3. 68)
(3. 69)
Dit model is weergegeven in fig. 3.18. In de twee laatstbe-
sproken modellen komen geen integraties voor.
Li R + Rrsx s
u sx I\Jr
tilm
u tIlfsy
M2
i R + Rsy s r L2
r-
LFig. 3.18. Statorstroom-statorspanning-toerental-model in
fluxco6rdinaten.
-37-
~ Ontkoppelingsnetwerken.
Aan de hand van £ ig. 3. 19 wordt het prine ipe van de ontkoppeling uitgelegd. De toestands- of uitgangsgrootheden van
een proces Y.. = (Yi' YZ"" ) wi lIen we door de ingangsgroot-
heden oK = (Xi' X Z ' • • • ) sturen. Op het proces kunnen andere
ingangsgrootheden .!. = (Z1' zz'", b. v. stoorgrootheden
werken. De samenhang tussen de in- en uitgangsgrootheden
wordt door een in het algemeen niet liniair stelsel
differentiaalvergelijkingen
be sc hreven.
= 0
Ontkoppelingsnetwerk IProces
Zref x' = x YG'(x',y ,Z',x '
. ..,Zref' .. ) G(~,y',~,~, .. )
- -ref - -
= 0 = 0
'I~' = z II~
Fig. 3.19 Principe van de ontkoppeling.
Met behulp van het ontkoppelingsnetwerk Willen we de
uitgangsgrootheden, of een deel ervan, onafhankelijk van
elkaar en onvertraagd kunnen sturen. De ingangsgrootheden
van het ontkoppelingsnetwerk zijn dus de wenswaarden voor de
uitgangsgrootheden van het proces, terwijl de uitgangsgroot
heden van het ontkoppellngsnetwerk de ingangsgrootheden van
het proces representeren.
Legt men de structuur en parameters van het ontkoppelings
netwerk zo vast dat zijn stelsel differentiaalvergelijkingen
G' (oK', Y..ref,.!.',:ii', Yref' i', . . ) = 0 ge 1ijk is aan dat van het
proces, dus G' = G, dan is een volledige ontkoppeling
mogelijk, als ook de overige op het proces werkende ingangs
grootheden .!.' = .!. aan het ontkoppelingsnetwerk worden
toegevoerd. Daar de ingangs- en uitgangsgrootheden van het
ontkoppelingsnetwerk verwisseld zijn t. o. v. die van het
proces, kan het ontkoppelingsnetwerk ook als een invers
model van het proces opgevat worden [flO 81].
-38-
3. 6. 1. 0 n t k 0 Ppel en van e ens t roo mr e gel k r i n g .i.n
statorcoordinaten met een eerste-orde-tiidvertraging.
We gaan uit van een invertor met stroomregelkring. De
overdracht wordt als een eerste-orde-tijdvertraging
verondersteld:
it- -sT dt ..is + is:-s-s
..is ref (3. 70 )
.f~-s
- - - - - - - - - - -I.s~-s ref
if,-s ref
- ~- - - ~-p,- - ------ - - - - - - - - i
i sx ref,
isx'ref l i sex ref ~ i~ex Ii, ·sx1
ontk-e
jp ,, -jpnetw. e II
II
iSY i
SYI i 'iref ref' s8 ref i
lLJ. s8 I sy1
I •I
I! - - -.f
~-s ref
Regeling 3)< -Invertor ')( Motor
Fig. 3.20 Ontkoppeling van een stroomregelkring in stator
codrdinaten.
Het proces wordt in fig. 3.20 aangeduid door het gestippelde
blok met i;'ref : isx'ref + j isy'ref als ingangssignaal en
i; : i sx + j i SY als uitgangssignaal. Als voor de coordina
tentransformatie geldt:
(3. 71 )
1- f : - S-s .l.s (3.72)
dan geldt voor het totale proces (substitueer
(3.72) in (3.70»:
(3.71) en
T d - fdt .l.s +
- f ,: .l.s ref (3. 73 )
Als we wensen dat:
-39-
·f.!.s = ·f
.!.S ref (3.74)
dan kunnen we de vergelijkingen voor het ontkoppelingsnet-f . f, I . twerk met ~s ref als ingangssignaal en .!.s ref a s Ul gangs-
signaal afleiden door (3.74) in (3.73) te substitueren en te
splitsen in een reeel en een imaginair deel:
T .L i sx + i sx - T wf i sy = i sx,
dt ref ref ref ref
(3. 75 )
Ttr i SY + i SY + T wf i sx = i SY,
ref ref ref ref
(3. 76)
i II----~---------O_-__ sx re f
isy ref----r------------r----~
i sx re f-1.------ -...I --I
wffi-----------l
L i I1--__ I-----.loo("j.--------~.----.,;:sy re f
Fig. 3.21 Ontkoppelingsnetwerk voor een stroomregelkring in
statorcoordinaten.
3.6.2. Ontkoppelingsnetwerk !Lli toepassing .Y..e1l ~
spanningsinvertor.
In paragraaf 3.3.3 hebben we gezien dat een koppeling tussen
de statorspanningsvergelijkingen in fluxcoordinaten optreedt
als we de asynchrone machine met spanningen aansturen. Dat
wil zeggen dat we niet meer met slechts 1 spanningscomponent
(U sx of U Sy ) aIleen het koppel of aIleen de rotorflux kunnen
belnvloeden. Het gebruik van een ontkoppelingsnetwerk kan
dan een oplossing bieden.
i· -- - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - _ .......I
I
-----~Proces
~-----------------
I t ~P I, MR I
I r
i sx;,: U I
U U U L2 'rL~ "ref s:.. sx ref' Sel ref Sel sx r RO "Ls
I SXQ) ,~ RO I...., IQ)
L Ulfi Ir.: Irn
ejp s:.. -jP
5 sy I
00 I 0 Ir.: ...., e..... I s:.. L Ulfi I
.-i Q) 5 SXQ) I > I0. c:0. ,
H I0 I;,:
~o~.Iii SY ref ...., u SY ref
I U U uSY -c: 56 ref 56 I sy
0 , - II M
RO I
I -01
Regeling Invertor>< Machine
Fig. 3.22 Ontkoppelingsnetwerk bij toepassing van een
spanningsinvertor.
De situatie is in fig. 3.22 weergegeven. Het proces be staat
in dit geval uit een coordinatentransformatie, een
spanningsinvertor en een gedeelte van de asynchrone machine.
Als we de invertor en de coordinatentransformatie ideaal
veronderste 11 en, kunnen we het proces beschrijven met de
vergelijkingen (3.25) en (3.26). Deze vergelijkingen kunnen
we door (3.18) in (3.25) en (3.19) in (3.26) te substitueren
met (3.20) uitwerken tot:
U Sh = Ro iSh + O'L sL iSh - ~ \Ill' - O'L g Wf i gydt
r r(3. 77)
u Sy = HO i sy + crL s.L i SY + M wm \Ill' + crL s Wf iShdt
~(3.78)
met: (3.79)
Door een ontkoppelingsnetwerk invers aan het proces voor te
schakelen kunnen we m. b. v. de referenties voor iSh en i SY de
-41-
statorstroomcomponenten isx en i SY sturen (fig. 3.23). Een
dergelijke sturing wordt ook door Flugel [flu 81) toegepast.
Hierbij wordt de rotorflux constant gehouden, dus ook isx
blijft constant, terwijl i SY door een toerentalregelaar
gestuurd wordt.
i sx ref--.--I
i sy ref _--'_-I
MRr~ ljIr
r
oL wfis sy
oL W is f sx
~W 1jIL m r
r
Proces
fig.3.22
i sx
i s
Fig. 3.23 Ontkoppelingsnetwerk biJ toepassing van een
spanningsinvertor en stroomsturing.
Ais we aIleen de koppeling ongedaan willen maken, ·b. v. bij
een stroomregelkring in fluxcoordinaten (we hoeven dan de
s t rome n n i e t t estu r en) , v 0 1sta a the tom a I lee n de z e k 0 Ppel
termen invers voor te schake I en (f i g. 3. 24).
i s
-42-
r - - - - ...., ,- - - - -..,I MR I I MRI ~ I ' r I
IjJr I1-- IjJ I
I L2 L2 rI I
:L~r I r
- U!=;X ref' 1- IU I isxstroom- sx IRe a L s
X ref regell. I-
I I Re
II
I I
I aL wfi, s sy
IaL wfiI S sxI
iI,
'u, syI r
I I
I I
I,
I
L wfis sy
L wfis sx
Stroomregeling Ontkoppeling> "
Machine
Fig. 3.24 Ontkoppelingsnetwerk bij toepa3sing van een
spanninaSinvertor en stroomreaeling in fluxcoordinaten.
-43-
~ Realisatie Y!ll !til fluxgeorienteerde regeling,
BiJ de realisatie van een fluxgeorienteerde regeling wil ik
me beperken tot een regeling met constante rotorflux. Omdat
de invertor al is aangeschaft en dus een vast gegeven is
aangepast. In
waarmee
overige
de regeling uitgevoerd moet
delen van de regeling hieraan
worden, worden de
dit
hoofdstuk wi 1 ik eerst een beschrijving van de diverse
onderdelen geven om vervolgens deze delen samen te stellen
tot een fluxgeorienteerde regeling en tenslotte via een
nadere analyse tot een realisatie van een regeling te komen.
~ Beschrijving YAn ~ diverse onderdelen van ~ regeling.
De hardware van de regeling kunnen we splitsen in 4 delen:
-motor met belasting;
- invertor;
-signaalverwerking;
-signaalopnemers.
-Signaal- Motor
Invertor ~ metverwerkingbelasting
r-
-,
.(j,,
Signaal-opnemers
Fig. 4.1 Blokschema hardware.
4.1.1. Motor met belasting.
De motor is een vier-polige asynchrone machine met een
gewikkelde rotor. De machineparameters z ijTl weergegeven in
bij lage A. Aan de machine is een remdynamo gekoppe Id. Dit is
een gelijkstroommachine waarvan de rotor over een weerstand
is k 0 r t ge s lot e n. Het veld wordt door een regelbare voeding
-44-
bekrachtigd (fig. 4.2). Het elektromagnetisch koppel mbkunnen we beschrijven met de vergelijking [leo 85):
(4. 1 )
met 'il h : het hoofdve ld
I a: de an ke r s t roo m.
Voor de rotatiespanning Urot kunnen we noteren:
(4. 2 )
I a
Urot
Fig. 4.2 Schema van de remdynamo.
De ankerstroom kunnen we, met verwaarlozing van de
rotorzelfinductie, bepalen uit de rotatiespanning:
(4. 3 )
met R het totaal van de anker- en de belastings
weerstand.
Vergelijking (4.1) kunnen we m. b. v. (4.2) en (4.3) uitwerken
tot:
4. 1. 2. Invertor.
(4. 4)
De toegepaste invertor
pulsbreedte-gemoduleerde
Holec). Een blokschema
weergegeven in fig. 4.3.
is een spanningsinvertor met een
uitgangsspanning (type PMO 33 van
van de invertor met besturing is
,---------1 stroom begr. reg.rembedrijf
stroom begr. reg ..----~ motorbedr1jf
I
u
spann1ngs reg.r-----i rembedrijf
FRP
draair1chting
pulsopw.
w lu IS -5
Fig.4.3 BJokschema invertor.
De invertor krijgt een stuursignaal (w 1nv ref) aangeboden
dat de referentie voor de uitgangscirkelfrequentie (w s )
representeert. De stationaire overdrachtsfunctie luldt
vo 1gens de documentatie [dok 85a):
Ws : 10n w1nv ref rad/sec (4. 5)
voor 0,05 V < w1nv ref < 10 V. Dit signaal wordt eerst door
een instelbare acceleratie-deaeeeleratie-begrenzer gestuurd.
Vervolgens gaat het signaal door een eerste-orde-
t i jdvertrag ing me teen t i j de onstante Tu van ongeveer 1, 6 s.
Bij dit signaal worden nog drie signalen uit even zoveel
regelaars opgeteld. (In werkelijkheid grijpen deze signalen
niet na,
ging in.
maar in het blokje van de eerste-orde-tiJdvertra
Voar het principe is dit echter niet van belang.
Voor een gedetaileerde beSchrijving wil ik verwijzen naar de
doeumentatie [dok 85a). ) Deze regelaars zijn :
-een maximaal stroombegrenzingsregelaar tijdens motor-
bedrijf. Deze regelaar grijpt in zodra de tussen-kring-
stroom een instelbare waarde overschrijdt. Deze regelaar
grijpt zodanig in dat de uitgangsfrequentie lager wordt
als de stroom te groot wordt;
-een maximaal stroombegrenzingsregelaar tijdens rem-
bedrijf. Deze regelaar grijpt in zodra de tussenkring-
stroom een instelbare negatieve waarde overschrijdt.
Deze regelaar grijpt zodanig in dat de uitgangsfreqentie
hoger wordt als de stroom te groot wordtj
-een spanningsregelaar. Deze regelaar grijpt in als de
tussenkringspanning te hoog wordt, dus aIleen tijdens
r e mb e d r i j f. Hi j grijpt zodanig in dat de uitgangs-
frequentie hoger wordt als de tussenkringspanning te
hoog wordt.
Het somsignaal van deze ~ signaalbronnen wordt via een
spanning-frequentie-omzetter (veo) aan het pulsopwekkings-
gedeelte aangeboden. Het wcrdt in de diverse schema's
aangeduid met FRP en is een frequentie die ligt tussen de
6,93 en 693 kHz. Het verband tussen dit signaal en de
uitgangsfrequentie is als voIgt:
-~f s - ~ (Hz) FRP in kHz (~. 6)
Uit de referentie voor de uitgangscirkelfrequentie wref en
de tussenkringspanning wordt, via een eerste-orde-tijd
vertraging, een tweede signaal afgeleid dat aan het puls
opwekkingsgedeelte wordt aangeboden: een signaal dat de
referentie voor de verhouding ug/w g representeert. In de
documentatie wordt dit signaal aangeduid met VRP, de
Volt/Hertz-waarde. Dit signaal is zodanig met FRP gekoppeld
dat bij lage uitgangsfrequentie (f g < 12 Hz) de Volt/Hertz
waarde hoger is (fig. 4. ~).
lu I-8
I____ w
Fig. 4.4 Uitoangsspanning ais functie van de frequentle.
Deze verhoging is instelbaar en dient voor de IsxRs
compensatie bij lage frequenties om een constante statorflux
te verkrijgen. Voor een fluxgeorienteerde regeling is deze
koppeling tussen FRP en VRP ongewenst omdat we niet de
statorflux maar de rotorflux constant willen houden. Daarom
heb ik deze twee signalen ontkoppeld zodat we nu twee
onafhankelijke stuursignalen voor de invertor krijgen nl.
FRP: de referentie voor de uitgangsfrequentie
VRP: de referentie voor de Volt/Hertz-waarde.
lu' I-:-s
!"./t. g. v. variatie
,/ ./ van VRP
w-- s
Fig 4.5 Uitgangsspanning als functie van de frequentie met
de invloed van variaties in VRP.
r---------1 stroom begr. reg.rembedrljf
stroom begr. reg.~------~ motorbedrljf
I
u
spannlngs reg.rembedrijf
Winy re FRP
draairichting
pulsopw.
W lu Is -s
Fig 4.6 Blokschema van de invertor.
-48-
Deze twee signalen en een signaal voor de draairichting
worden aan het pulsopwekkingsgedeelte aangeboden. Dit
gedeelte bestaat uit een microprocessor die uit de drie
aangeboden signalen het schakelpatroon voor de vermogens
schakelaars, de GTO-thyristoren, bepaalt. Deze signalen
worden aan de pulstrappen aangeboden die ze geschikt maken
voor de sturing van de GTO-thyr1storen. Het blokschema van
de invertor na de aangebrachte verandering is weergegeven in
fig. 4. 6.
Hoe de oorspronkelijke koppeling tussen de spanningsaan
sturing en de frequentiereferentie is geweest, is weerge
geven in fig 4.7. Hierin zien we dat de referentie wref
wordt opgeteld bij een signaal van -15 V. Hierdoor wordt de
uitgangsspanning v u van versterker A2. 3:
(4. 7 )
Deze spanning wordt grater dan 0 vaor wref < 1,21 V
(=12, 1Hz).
~~LI 332ktussenkrin,~o_- -1====}-__-r~~-1==:Jspanning (.1.[6 Rz5"';-
Tl.ltf4r 2trk
1
(4. 8)
Ulref ..
ref. voor~~--~de Volt/Hertz-
waarde
Fig. 4.7 OorspronkeliJke koppeling tussen de spannings
aansturing en de frequentiereferentie.
-49-
Hiermee wordt voor lage toerentallen de uitgangsspanning
hoger ter compensatie van de IsxRs-verliezen. De grootte van
deze compensatie kan nog ingesteld worden met R7. De andere
ingang die de uitgangsspanning kan beinvloeden is de tussen- o
kringsspannlng. Deze is zodanig dat de uitgangsspanning
wordt verhoogd als de tussenkringspanning lager wordt. Deze
beinvloeding blijft in het systeem, terwijl de eerste
ingrijpmogelijkheid wordt vervangen door die van fig. 4.8.
V.lnv
tussenkrinp0:-----1
spanningref. v·oor
~~---de Volt/Hertz-waarde
Fig- 4.8 Koppeling tussen de spanningsaansturing en de
frequentiereferentie na de aanpassing.
De tweede ingreep in de invertor betreft een beveiliging. De
asynchrone machine heeft een gewikkelde rotor met een
nominaal toerental van 1500 omw/min. Indien de frequentie
van de invertor door een fout in de regeling op 100 Hz wordt
ingesteld dan kan dit fataal zijn voor de motor. Daarom is
een begrenzing ingebouwd. In fig. 4.9 is de schakeling
weergegeven die direct de spannings-frequentieomzetter voor
de frequentiereferentie aanstuurt. Door nu V27 (BZV 85C12)
te vervangen door een zenerdiode met een zenerspanning van
5, 5 V is de begrenz lng gerea 1iseerd.
wre f o-------'------i
-50-
vcoFRP
Fig. 4.9 Begrenzing voor de referentie voor de frequentie.
J!.. 1. 3. Signaalverwerking.
De signaalverwerking voor de fluxgeorienteerde regeling en
de fluxbepaling m. b. v. een model vormen een complex geheel.
Als we dit met analoge componenten willen realiseren Zou dit
een moeilijk af te regelen, weinig flexibel en kostbaar
geheel worden. Daarom heb ik voor digitale signaalverwerking
met behulp van een microprocessor gekozen. De keuze voor een
microcomputersysteem is op een IBM-PC met een labmaster
interface-kaart gevallen. De voordelen van een dergelijk
microcomputersysteem zijn
-eenvoudig te programeren;
-direct beschikbaar;
-flexibelj
-inzetbaar voor meerdere opstellingen.
Een belangrijk nadeel van het systeem is dat het relatief
langzaam is. Gezien de ontwikkelingen op dit gebied zal dit
nadeel in de toekomst steeds geringer worden.
De labmaster-interface-kaart is een universele interface
kaart die voor de communicatie tussen de PC en de bUiten
wereld gebruikt kan worden [dok 85b]. De mogelijkheden van
deze kaart z ijn:
-16 enkelvoudige of 8 differentiele A/D-ingangen (12-
bit) ;
-5 tellers (16-bit);
-2 D/A-uitgangen (12-bit)j
-3 (2) digitale poorten (Intel 8255).
De software voor deze kaart is zodanig dat door het aan
roepen van een procedure of functie-procedure bv. een D/A
conversie of het starten of uitlezen van een teller
geprogrammeerd kan worden. Deze aanroepen kunnen in diverse
programmeertalen uitgevoerd worden. Deze software voor de
labmaster is ontwikkeld op het rekencentrum van de TUE en is
beschreven in [wij 86J.
~. 1. ~. 3i gnaa I opnemers.
Zoals uit paragraaf ~. 2 zal blijken heb ik aIleen gebruik
gemaakt van een rotorhoek-opnemer. Deze rotorhoekopnemer is
een digitale incrementele opnemer (bijlage F). Rij genereert
3 signalen. Twee signalen ~1 en ~2 produceren ieder 1000
pulsjes per omwentel ing en zijn 90· t. o. v. elkaar verscho
ven (fig~. 10). Ret derde signaal ~3 produceert 1 referen
tiepuls per omwenteling. Uit de signalen ~1 en ~2 wordt 1
signaal afgeleid met ~ooo pulsjes per omwenteling.
Kl
K2
------.......JIlL- K3
Fig. 4.10 UitgangssignaJen hoekopnemer.
In fig. ~. 11 is weergegeven hoe deze verviervoudiging is
gerealiseerd. ~1 en ~2 worden door een exclusive-OR samen
gesteld tot een signaal met 2000 pulsjes/omw. Door deze
samenstelling gaat de informatie over de draairichting
verloren. Dit signaal wordt via een optocoupler, voor de
galvanische scheiding tussen de PC en de motor, en een poort
naar twee monostabiele multivibratoren geleid: een mono
stabiele multivibrator om iedere opgaande flank om te zetten
in een puIs, en een om iedere neergaande flank om te zetten
in een puIs. Deze twee pulsen worden door een NAND samen
gesteld tot een signaal van ~OOO pulsen per omwenteling.
De voeding aan de motorzijde wordt verzorgd door een
-52-
gelijkspanningsvoeding van 5 V en ca. 160 mAo De voeding aan
de PC-zijde wordt verzorgd door de 5 V-voeding van de PC.
Hoe een en ander is gelmplementeerd
bijlage C.
is weergegeven in
Fig. 4.11 Schakeling om 4000 pulsen/omw te genereren.
Er zijn twee manieren om uit deze pulsenrij het toerental te
bepalen. Voor lage toerentallen kunnen we de tijd tussen
twee opeenvolgende pUlsen meten.
omgekeerd evenredig met de tijd.
Het toerental is dan
f = totaal aantal pUlse~ per omw. x meettijd (~. 9 )
Voor hogere toerentallen kunnen w~ het aantal binnengekomen
pulsen in een bepaald tijdinterval meten. Het toerental is
dan evenredig met het aantal gemeten pulsen.
f = aantal gemeten pulsentotaal aantal pulsen per omw. x meettijd
~ Analyse YAn de regeling.
(~. 10)
Zoals al eerder vermeld is de invertor een gegeven waara an
de overige delen van de regeling aangepast moeten worden. Op
de eerste plaats hebben we te maken met een spannings-
invertor. Dit wil zeggen dat we een ontkoppelingsnetwerk
voor moeten schakelen.
Verder vereist de invertor ~~n stuursignaal voor de
frequentie en ~~n voor de Volt/Hertz-waarde. In Hoofdstuk 3
hebben we gezien dat het ontkoppelingsnetwerk de spannings-
-53-
componenten usx ref en u SY ref levert. De stuursignalen voor
de invertor kunnen we terugbrengen tot de signalen Ws ref en
IY.s ref I. Een passende coordinatentransformatie kunnen wed ireetafIe ide n u i t fig. ~. 12.
a
tlu I, -s ref
.... ,,
ref
• a
Fie. 4.12 Uitganessienalen van het ontkoppelinesnetwerk en
referentiesienalen voor de invertor.
Voor IY.s ref l geldt:
IY.s ref 1 =Vu~x ref + U~y ref (~. 11 )
Voor Ws ref geldt:
= W +.Mf dt (~. 12)
met: ~ = ~ arctan u sy refdt dt u sx ref (~. 13 )
We zien dat het voor de cobrdinatentransformatie voldoende
is am wf te kennen i. p. v. p.
Om de eerste opzet van de regeling 20 eenvoudig mogelijk te
houden wil ik nog enkele vereenvoudigingen doorvoeren:
-Als we I/I r sturen i. p. v. regelen hoeven we I/I r niet te
bepalen (met een model of door meting) terwijl ook de
fluxregelaar vervalt.
-Als we wf m. b. v. een
referentie voar isx en i SYdan kan de stroommetlng in
model bepalen en weI
i. p. v. de gemeten isx
zljn geheel vervallen.
met
en
de
l sy
Kiezen we voar het stroommodel in fluxcoordinaten dan kunnen
we met deze beide vereenvoudigingen en vergelijking (3. ~7 )
-54-
de volgende uitdrukking afleiden:
M RW - W + r if - m Lr Wr ref sy ref (4. 14)
Bij de realisatie van de regeling bIijkt het voordelen te
bieden om een slipcirkeIfrequentie wSIiP in te voeren:
(4. 1 5 )
Door (4.15) in (4.14) te sUbstitueren voIgt:
(4. 1 6 )
blokken opgenomen "aanpassing
"aanpassing Volt/Hertz-referentie"
en offset van de invertorbesturing
Verder zijn nog twee
frequentie-overdracht" en
om de niet-lineairiteiten
te c orr i geren.
Met bovengenoemde vereenvoudigingen kunnen we het blokschema
volgens fig. 4.13 opstellen.
"m ref'.m
ontknetw.
aanpasslng VI-=:.Il--Ul.t.-----WoIt tHertz \--~""""''''''-I
ref'erentlelnverto
.s
.In
Fig 4.13 Blokschema van de fluxgeorienteerde regeling.
-55-
4.2.1. Analyse regelaar.
Voor het analyseren van de regelaar wordt verondersteld dat
de invertor een ideale versterker (overdrachtsfunctie is 1
en geen tijdvertraging) is.
Uitgaande van fig. 3.5. kunnen de stroomregelkringen en de
veldregellus vervallen omdat we hiervoor een sturlng
gebruiken. Van dit schema blijft dus aIleen de toeren-
rege 11 us over. Gaan we verder het schema uitbreiden met een
sample-en-hold-schakeling en twee bemonsteraars, dan ver
krijgen we het schema van fig. 4.14. In de terugkoppellus
zijn een integrator en een differentiator opgenomen omdat we
het toerental bepalen ult de rotorhoekstand. De differentia
tor is in de microprocessor ondergebracht en is ais voIgt
ge Imp I ementeerd:
(4. 17)
me t T: des amp 1 e t i j d.
Transformeren in het z-domein geeft de overdrachtsfunctie
Hct(z) van de differentiator:
H A.=..1.d(Z) = Tz (4. 1 8 )
Om de regelaar optimaal te kunnen dimensloneren moet eerst
het proces beschreven worden. Na de beschrijving van het
proces worden diverse regelaars en de
rekentijd bekeken.
invioed van de
nm ref _____T
n nH (z) Sample slip H (s) m
~ r en Hold p
~I Hd(Z) I- --- e 1- -T s
Fig. 4.14 Regelschema toerenregellus.
-56-
l!-. 2. 1. 1. Beschri jving ~ het proces.
Het proces bestaat uit een asynchrone machine en een
belasting. De asynchrone machine is reeds beschreven in
hoofdstuk 3. De vergelijking voor het elektromagnetisch
koppel kunnen we door (l!-. 15) in (3.21) te substitueren
uitwerken tot:
(4. 19 )
De belasting van de asynchrone machine bestaat uit een
traagheidsbelasting en een belasting evenredig met het
toerental (paragraaf 4.1. 1), het verlieskoppel is verwaar
loosbaar t. o. v. het belastingskoppel. De machine moet
namelijk altijd belast worden omdat de invertor geen
vermogen kan opnemen. Indien de invertor toch vermogen op
moet nemen, dan zal de tussenkringspanning oplopen en zal de
tussenkringspanningsregelaar ingrijpen waardoor de aanname
van de invertor als ideale versterker niet meer geldig is.
Als het vermogen dat opgenomen moet worden nog groter wordt,
zal de tussenkringsspanningsregelaar dit niet meer op
kunnnen vangen en zal de beveiliging in werking treden
waardoor de invertor wordt afgeschakeld. Dus de belasting
moet tijdens bedrijf altijd ingeschakeld zlJn.
Omdat we met een vier-polige machine te maken hebben, worden
nog enkele normeringen doorgevoerd. Als p het aantal pool
paren en J de totale massatraagheid van de rotoren van de
machine en de remdynamo voorstelt,
59] :
dan definieren we (kov
Wm = p wm werKelljk (l!-. 20 )
8 = P 8werKelijk (l!-. 21 )
m = 1.IDwerkelijk (l!-. 22 )
P
J = 1-JwerkellJk (l!-. 23 )
p2
Voor de totale belasting van de machine kunnen we met
schrijven:
(l!-. l!-)
(4. 24)
G~lijkstellen met
proces:
(4. 1 9 ) gee f t de vel" gel i j kin g van he t
(4. 25 )
We kunnen de overdrachtsfunctie van het proces Hp(S) volgens
fig. 4. 14 de fin i ere n a 1s:
(4. 26)
Door het toepassen van de laplace-tranformatie op (4.25)
kunnen we (4.26) noteren als:
Hp(s) a= b+ s
2Met: a = 3 "'1"2"9
c 2",2b =~RJ
Omdat we met een digitale regeling te maken hebben,
(4. 27 )
(4. 28)
(4. 29 )
biedt
een beschrijving in het z-domein de meeste perspectieven.
Als we de sample-en-hold beschouwen als een ideaal nulde
orde-houdcircuit met als overdrachtsfunctie LO(s) [hos 82):
LO(s)1_e- sT
= s (4. 30)
dan kunnen we de overdrachtsfunctie H1 (s) van de sample-en
ho Id met het proce£ (4. 27) af 1 e iden door het product van
(4.27) en (4.30) te nemen (fig. 4.15):
-sT a(1-e )(S(b+S» (4. 3 1 )
I'" - - - - - - - - - - -
nm ref ___
T
n I n--<~- Hr(z)
slipi Sample H (s) mI en Hold p
IL. __ - - - - -- - _J
YHd (z)e 1
-.
- I---T s
Fig. 4.15 Overdrachtsfunctie H1(s).
Door breuksp1itsing van de tweede term kunnen we (~. 31)
uitwerken tot:
(~. 32 )
Door (~. 32) in het z-domein te transformeren kunnen we de Z
overdrachtsfunctie van het proces Hp(S) met samp1e-en-ho1d
schake1ing af1eiden:
(~. 33)
Uitwerken geeft:
(~. 3~)
A1s we de overdrachtsfunctie H2 (z) voor het proces met
integrator en samp1e-en-ho1d definieren a1s (fig. 4.16):
_ e (z )H2 (Z) - (2 . (")
S 11 P . .to
(~. 35)
kunnen we op deze1fde manier af1eiden:
(~. 36)
H (z),---- -1 2
I nI mnsl i I Sample
_ Hr (z) \--..=...;;;::...=--~ en Holdj
e 1
I T s
I'- - - - - -
Fig. 4.16 Overdrachtsfunctie H2 (s).
Om nu de invloed van de diverse regelaars te onder%oeken
gaan we deze overdrachtsfuncties vereenvoudigen. De gevolgen
van dezebe spro ken.
vereenvoudiging worden in paragraaf ll. 2. 1. 6Om een indruk te krijgen van de grootte van b
gaan we (ll. 29) met (ll. ll) uitwerken tot:
(ll.37)
Kiezen we voor mb en wm de nominale waarde (bijlage A) en
voor J de gemeten waarde volgens bijlage A, dan geldt voor
b:
b ::: 0, llO (ll.38)
Met T:5 ms geldt dat bT « 1.
benaderen door:
e- bT : 1-bT
Voor dit geval kunnen we e- bT
(ll. 39)
Als we dit resultaat in (ll. 3ll) verwerken (in de noemer wordt
bT t. o. v. 1 verwaarloosd) dan leidt dit tot:
(4. 40 )
Dit komt overeen met een zuivere traagheidsbelasting.
kunnen we voor bT«1 met:
(ll.ll1)
vereenvoudigen tot (in de noemer wordt bT weer verwaarloosd
t. o. v. 1):
(4. 42 )
Het digitale regelschema met deze vereenvoudigingen is
weergegeven in fig. ll.17.
refn ! n
mHr ( z) I
slip all' r:1--- z-l
z-l e T(z+l)'--
Tz 2(z-1)fo---
Fig. 4.17 Digitale regelschema.
4. 2. 1. 2. P-rege 1aar.
De overdrachtsfunctie F(z) van het teruggekoppelde systeem
van fig. 4.17 kunnen we noteren als:
F (z )= Hr(z) H1 (z)
1 + Hr(z) H2 (z) ;~1(4.43)
Kiezen we voor de regelaar een P-regelaar met
overdrachtsfunctie:
(4. 44)
Dan wordt de overdrachtsfuncie van het systeem van fig.
4.17:
F (z) = (4.45)
Om het gedrag van de regeling bij verschillende instellingen
van ·K p te onderzoeken gaan we het verloop van de poolbanen
onderzoeken. Voordat we verder op de poe lbanen ingaan wi 1 ik
eerst de 6 regels voor het schetsen van de poolbanen
herhalen zoals deze worden genoemd in de paragrafen 5.4 en
5. 5 van [h 0 s 82]. Me t de 0 pen- I 00 P- pol en en 0 pen - I 00 P
nulpunten wordt geduid op de polen en nulpunlen van:
iA Startpunten van de poolbanen: open-Ioop-polen
~ Eindpunten van de poolbanen: open-loop-nulpunten
~ De poolbaan bevat aIle punten naar links op de reele as
als de som van de open-Ioop-polen + open-loop-nulpunten
oneven is.
~ Hoeken van de asymptoten met de reele z-as =
180 + 1360
(4. 47 )
~ De centeroide van de asymptoten =
~ open-ioop-pool waarden - ~ open-Ioop-nulpunt waarden
~ De poolbaan verlaat de reele as waar de versterking K
zijn maximale waarde heeft op dat gedeelte van de reele as.
5b De poolbaan bereikt de reele as waar de versterking K
zijn minimale waarde heeft op dat gedeelte van de reele as.
~ De hoek in het vertrekpunt van de poolbaan is:
som van aIle andere open-Ioop-pool-hoeken t. o. v. de
betrokken pool + de hoek van de betrokken pool - som van de
open-l oop-nu I punten t. o. v. de betrokken poe I = 180·
6b De hoek van aankomst van de poolbaan is:
som van aIle open-Ioop-pool-hoeken t.o.v. het betrokken
nulpunt - de hoek van het betrokken nulpunt - som van aIle
andere open-Ioop-nulpunt-hoeken t. o. v. het betrokken nulpunt
= 180·
V-oor de poolbanen geldt (noemer van (q..q.5) = 0):
Voor de P-regelaar kunnen we dit verder uitwerken door
(q.. q.q.) in (q.. 51) te sUbstitueren met (q.. q.0) en (q.. q.Z):
K - _ Zzez-1lp - aT(Z+1)
De uitbreek- en inbreekpunten kunnen we bepalen door het
maximum van Kp op de reele as te bepalen m. b. v. :
dK~: 0
Oplossen van (q.. 53) geeft de z-waarden van de e,ctremen:
z = -1 ± ..[2
-62-
Substitueren we deze waarden in (4.52) dan geeft dit de
waarden van Kp in de extremen:
z = -1+ 12 is: Kp =Q.....ll
aT
z = -1-/2 is: Kp = llJ.aT
(4. 55 )
(4. 56)
Een schets van de poe Ibanen is weergegeven in fig. 4. 18.
K 0,34p=ar
Fig. 4.18 Schets van de poolbanen bij een P-regelaar.
Uit de schets van de poolbanen voIgt dat de het systeem
instabiel wordt als de polen liggen volgens:
z = ± j
Voor Kp in deze punten geldt:
4.2. 1. 3. I-rege laar.
(4. 57)
(4. 58)
Om een eenvoudig te implementeren integrator te verkrijgen
wordt deze gebaseerd op de rechthoekregel (fig. 4.19):
y(n) = T x(n) + y(n-1) (4. 59 )
x
Io T 2T 3T
-63-
4T 5T 6T
x(t)
7T-t
Fig. 4.19 Digitale integratie gebaseerd op de rechthoek
rege 1.
De z-overdrachtsfunctie van deze integrator H1 (z) luidt:
(q.. 60)
Om hier een I-regelaar van te maken wordt in (q..60) een
integratietijdconstante T1 ingevoerd:
We definieren een integratorversterkingsfactor K1 volgens:
Met deze definitie in (q.. 61) wordt de overdrachtsfunctie van
de I-regelaar:
De poolbanen kunnen we beschrijven door (q.. 63) in (q.. 51) te
substitueren:
-6l!-
Bepalen we de uitbreek- resp. inbreekpunten door (l!. 65) naar
z te differentieren:
Ui tbreekpunt:
Inbreekpunt:
z = 1
z = -3
(l!. 66 )
(l!. 67)
Met deze gegevens en de 6 eerdergenoemde regels van [Hos 82]
kunnen we de poolbanen schetsen f1g. l!.20.
Fig. 4.20 Schets van de poolbanen bij een I-regelaar.
Uit de schets van de poolbanen voIgt dat het teruggekoppelde
systeem altijd instabiel is.
Jl.. 2. 1.l!. P-I-regelaar.
Door (l!. Jl.l!) en (Jl.. 63) te combineren voIgt de
overdrachtsfunctie van een P-I-regelaar:
(l!. 68)
Door (l!.68) in (l!. 51) te substitueren kunnen we de
vergelijking voor de poolbanen afleid~n:
(4. 69 )
We hebben nu twee variabelen in de vergelijklng van de
poo lbaan: Kpz egg e n, z u I len
en Kl' Om i ets over de poo I banen te kunnen
we deze schetsen door Kp variabel te kiezen
met K1 als parameter. De vergelijking voor de poolbanen
(4-.69) wordt met (4-.4-0) en (4-.4-2):
Kp
= - 2z(z-1l - K1
-1-aT(Z+1) Z-1
Dit kunnen we uitwerken tot:
2 Z3 + (K 1 aT + Kp aT - 4-) Z2 + (K 1 aT + 2) Z +
(4-. 70 )
- Kp a T = 0 (4-. 7 1 )
Als we voor Z schrijven:
z = p + jq
kunnen we vergelijking (4-.71) uitwerken tot:
(4-. 72 )
2p3 - 6pq2 + (K1aT + KpaT _ 4-)p2 +
- (K 1 aT + KpaT - 4-)q2 + (K1aT + 2)p - KpaT = 0
(4-. 73 )
6p2q - 2q3 + 2(K 1 aT + KpaT - 4-)pq + (KiaT + 2)q = 0
(4-. 74-)
Door nu K1 een vaste waarde te geven en Kp te laten varieren
kunnen we uit deze vergelijkingen p en q oplossen. Dit is
numeriek gebeurt voor K1 =0, 1/aT en K1 =1/aT. Deze resultaten
z ijn weergegeven in tabe 1 4-. 1 resp. tabe 1 4-.2.
KpaT P1 P2 P3
0 0 0, 97+jO, 32 0,97-jO, 32
0,2 0, 12 0, 87+jO, 31 0, 87-jO, 31
0, 4- 0, 37 0, 69+jO, 25 0, 69-jO, 25
0, 6 0, 81 0,4-2+jO,4-4- 0, 4-2-jO, 4-4-
0,8 0, 87 0, 34-+ j 0, 59 0, 34--jO, 59
1, 0 0, 90 0,28+jO, 68 0,28-jO, 68
1, 5 0, 93 0,14-+jO, 88 0, 14--jO, 88
2, 0 0,95 0,00+j1,02 0,00-j1,02
3, 0 0,97 -0,26+j1,22 -0, 26-j1, 22
10, 0 0, 99 -2, OO+jO, 99 -2, OO-jO, 99
11, 0 0, 99 -2, 27+jO, 63 -2, 27-jO, 63
12, 0 0, 99 -1, 97 -3,07
Tabel 4.1 Poolbanen bij K 1=O,1/aT.
KpaT P1 P2 P3
° ° 0, 75+ j 0, 97 0, 75-jO, 97
0, 3 0, 11 0, 62+jO, 99 0, 62-jO, 99
0, 6 0, 2q, 0, q,8+j 1,02 0,q,8-jl,02
1, ° 0, q,0 0, 30+jl,08 0, 30-jl,08
1, 5 0, 5q, 0, 10+ j 1, 17 0, 10-jl, 17
2, ° 0, 63 -0,07+j1, 26 -0, 07-j 1, 26
3, ° 0, 7q, -0,37+j1, 38 -0, 37-j 1, 38
10, ° 0, 91 -2, 20+jO, 79 -2, 20-jO,79
11, ° 0,92 -2, 26 -2, 65
12, ° 0,92 -1, 79 -3, 63
Tabel 4.2 Poolbanen bij Ki :1/aT.
voor
systeem
Dus
I-regelaar
de twee
de poolbanen op de
is ook aannemelijk
zuivere
we dat de poolbaan tussenzien
de waarde van K i beginnen
~ H) van fig. q,.20. Dit
te maken hebben met een
Verder
van de P- en de I-regelaar in lopeno
waarden van K1 zal het teruggekoppelde
zijn, zie fig. q,.21.
(voor K1we dan
(K p = 0).
extremen
omdat
kleine
stabiel
Afhankelijk van
cirkel
,I K
igrater
Fig. 4.21 Schets van de poolbanen bij een P-I-regelaar.
q" 2.1. 5. Invloed lin ~ rekenti jd.
Om de invloed van de rekentijd na te gaan beschouwen we het
geval waarbij de rekentijd ~~n keel' de sampleperiode in
beslag neemt. Dit kunnen we verwerken door een biok met
overdrachtsfunctie z-1 toe te voegen (fig. 4.22).
Qref aT
Qill
H (z) 1 - ill-- r z z-l
IZ-l~ T(z+l)Tz 2(z-1)'-
Fig.4.22 Digitale regelschema met de rekentijd gelijk aan
~~n keer de sampleperiode.
De overdrachtsfunctie van het teruggekoppelde systeem van
fig. 4. 22 1u i d t:
F (z ) (4. 75 )
In het geval van een P-regelaar kunnen we de vergelijking
voor de poolbaan afleiden door van (4.75) de noemer nul te
stellen en (4.40), (4.42) en (4.44) te substitueren:
K - - 2z2tz-11p - aT z+ 1 ) (4. 76 )
Analyseren we dit geval op dezelfde manier als bij de P
rege 1aar (paragraaf 4. 2. 1. 2), dan v inden we voor het
uitbreek punt:
z = t (-1 +./5) (4. 77 )
De waarde van Kp in dit punt is:
Met (4.48) kunnen we de centeroide van de asymptoten
bepalen: z=1.
Met (4.47) kunnen we de hoeken van de asymptoten bepalen:
90·
P-regelaar
0,83=a:r-
-68-
PI-regelaar I-regelaar
-1
Fig. 4.23 Schets van de poolbanen biJ een rekentiJd van "n
keer de sampleperiode.
In fig. ~. 23 is de poolbaan geschetst. Het systeem bl ijkt
instabiel te worden als de polen liggen volgens:
z = iJ2 (1 ± j )
De waarde van Kp in deze punten is:
Kp
= Q. 82 §aT
(~. 79 )
(~. 80)
In het geval van een I-regelaar wordt de vergelijking voorde poo 1baan:
_ 2Z(Z-11 2Ki = aT(z+1)
Het uitbreekpunt ligt in:
z = 1
(~. 81 )
(~. 82 )
-69-
De waarde van K1 in dit punt is:
(Ll-. 83 )
De centeroide van de asymptoot ligt op z=1, 5.
De hoek van de asymptoot is 90·
De schets van de poolbaan met de I-regelaar is ook weergege-
ven in fig. Ll-.23. De schets voor de poolbanen bij een P-I-
regelaar kunnen we afleiden uit fig. 4.21.
4. 2. L 6. I nv 1oed van de aanname bT< <1.
De invloed van de aanname bT«1 wordt toegelicht aan de hand
van een voorbee ld. Voor bT wordt gekozen:
bT=O.01 (Ll-.83)
Vergelijken we deze waarde met (Ll-.38) en T:5 ms dan zien we
dat dit een extreem grote waarde is. Dit is zo gekozen om de
invloed extra tot uiting te laten komen. De vergelijking•
voor de poolbanen, in gaval van een P-regelaar, kunnen we
dan afleiden door (4. 44) en (4. 36) in (4. 51 ) te
subst i tueren:
Kp
: _ Zlz-Q.99Q)0, Ll-98aT(z+O, 997)
Voor het uitbreekpunt geldt:
(4. 85 )
Z : 0, Ll-1 (Ll-. 86)
Voor het inbreekpunt geldt:
z = -2, 4 : .1..L..-..2.aT (Ll-.87)
Vergelijken we dit resultaat met de analyse van de P-
regelaar (4. 55 ) en (Ll-. 5 6 ), dan Zlen we dat deze extreme
waarde van bT nauwelijks invloed heeft op de ligging van de
po len.
4. 2. 2. Ontkoppe 1 ingsnetwerk.
ontkoppelingsnetwerk
Voor het afleiden van de
gaan we
vergelijkingen van het
uit van de vergelijkingen
(3.25) en (3.26) met (3,20)waarbijweaannemendat IP r =
constant en met (3.18) dus ook isx = constant:
(4.88)
(4. 89)
Met (4.15) en (3.18) kunnen we hiervoor schrijven:
(4.90)
(4.91)
4.2.3. Freguentieaanpassing.
In bijlage B is de stationare overdrachtsfunctie voor de
frequentiereferentie weergegeven. Deze stationaire over-
drachtsfunctie kunnen we benaderen met de vergelijking:
pwinv ref ~ p'
f u = 500 = 9 (W inv ref - 20) (4.92)
(De superscripten p en p' duiden aan dat Winy ref en
w~~v ref genormeerde waarden zijn waarmee de microprocessor
werkt; voor meer informatie hierover wordt verwezen naar
paragraaf 4. 3. 1 ). In paragraaf 4.1.2 (fig. 4.6) hebben we
gezien dat de overdrachtsfunctie van de invertor, afgezien
van de acceleratie-deacceleratie-begrenzer, wordt beschreven
door een eerste-orde-tijdvertraging met tijdConstante Tu'
Deze eerste-orde-tijdvertraging veroorzaakt een koppeling
tussen de flux- en de koppelvormende stroomcomponent en
zouden we daarom het liefst elimineren. Dit kunnen we reali
seren door eerst een dlfferentierende actie op het signaal
toe te pass en (fig. 4,24) met als overdrachtsfunctie:
H C (s) = 1 + T d s (4.93)
Qs ..
Fig. 4.24 Compensatie van de eerste-orde-tijdvertraging in
. de invert or.
Deze correctie was in eerste instantie met behulp van
analoge componenten uitgevoerd maar leverde nogal wat
problemen op, vooral bij hogere frequenties. Daarom is hij
in de microcomputer ondergebracht. Voor de overdrachts-
functie van deze correctie Hc(z) keizen we:
HC(z) : 1 + Td z:ri (4-.94-)
De situatie is weergegeven in fig. 4-. 25, waarbij de over-
drachtsfunctie van de invertor Hu(s) wordt beschreven met:
H 1U ( s) ="'-1--=-=T:-+ US
(4-. 95)
---II H (z)
'- _ ._ _ _ _ _ _ _ _ _ I
1- -- -1'- - - - - -n n I .--- IH3 (z), 4-ll- H (z) slip
Hc(z) slip " Sample~
1j.., a
r II en Hold l+T s s nu L..-_ I I rn
I ___ '::-11'- - - - - - - -...=...=. I
z-l I e 1 I-Tz I s IL--
Qrn~
Fig. 4. 25 Situatie waarbij de invertor wordt beschreven
door een eerste-orde-tiJdvertraging.
We kunnen weer, o P de z elf dew i j z e a lsi n par a g r a a f ~. 2. 1. 1,
overdrachtsfuncties H3 (Z) en H~(z) definieren als:
(4-.96)
-72.-
en:
HII(z) : 9(Z)or Uslip (Z)
(4. 97)
Als we de sample-en-hold-schakeling weer beschrijven met een
nulde-orde-houdcircuit (vergelijking (4.30)) en het proces
door een zuivere traagheidsbelasting,
overdrachtsfunctie H,(s) beschrijven met:oJ
dan kunnen we de
(4. 98)
Met: C : 1Tu(4. 99 )
Breuksplitsen en transformeren naar het z-domein Levert:
: Lc
(4.100)
Omd a t Tu : 1, 6 sen T : 5 ms gel d t c T << 1.
we e- cT vereenvoudigen tot:
Hierdoor kunnen
(4. 101 )
Me t (4. 101) end a a r all e t e rme n me t T3 en hog ere ma c h ten t e
verwaarlozen kunnen we (4.100) vereenvoudigen (cT en t(CT)2
i n denoeme r war den ve rwa a r loa s d t. o. v. 1) :
: 1. a c T2 ( Z+ 1 )2 (Z-1)2
(4.102 )
Als we verder aannemen dat Td : Tu dan wordt de
overdrachtsfunctie van (4.94) en (4.102) met Td/T » 1:
HC(z) H3
(z) : 1. aT(z+1l2 z(z-1)
Hetzelfde geldt voor H4 (z):
HII(s) : (1_e-sT)( ac )or S3(c+S)
(4. 103)
(4.104)
-73-
Breuksplitsen en transformeren naar het z-domein levert:
(4. 105)
Voor cT «1 kunnen we e- cT vereenvoudigen tot:
(4. 106)
Met (4.106) kunnen we (4.105) vereenvoudigen, door aIle
termen met T4 en hogere machten te verwaarlozen (in de
noemer worden (cT, t(cT)2 en t(cT)3 t. o. v. 1 verwaarloosd):
H 4 (z) (4. 107)
Als we verder aannemen dat Td = Tu dan wordt de
overdrachtsfunctie van (4.107) en (4.94) met Td/T » 1:
(4. 108)
De situatie is weergegeven in fig. 4.26.
11ref aT(z+l) 11m - H (Z)--[}]- m
- r z 2z(z-1)
2L...-.-- z-l T(z +4z+1)
Tz e 3(z+1)(z-1)
Fig. 4.26 Digitale regelschema met verwerking van de
invertor.
In geval van een P-regelaar en verwerking van de rekentijd
wordt de vergelijking voor de open-loop:
: ~ Kp aT(2 2 +42+1)
6 23(2-1)
(4. 109 )
De vergelijking voor de poolbanen wordt dan:
De uitbreek- resp. inbreekpunten liggen op:
(4. 110)
2 : 0, 68 en 7;: -0,38 (4. 111 )
De waarde van Kp in de2e punten 2ijn:
Kp
: C. 144.aT (4. 112)
De centerolde van de asymptoot ligt op 2:2,5.
De hoek van de asymptoot is 90'
De2e poolbanen 2ijn geschetst in fig. 4.27.
KP
0,144Kp aT
1
Fig. 4.27 Schets van de poolbanen.
-75-
~. 2.~. Spanningsaanpass in€!.
De regeling levert een referentie voor de spanning en eenreferentie voor de frequentie. De invertor heeft een refer
entie voor de frequentie (w inv ref) en een referentie voor
de Volt/Hertz-waarde (V inv ref) nodig. Om de spanning te
kunnen sturen moeten we dit via de Volt/Hertz-waarde doen.
In bijlage B is de grondharmonische invertoruitgangsspanning
(ly.sl) als functie van de beide referentiewaarden W~ ref en
V~nv ref gegeven. (De superscript p duidt aan dat W~nv ref
een genormeerde waarde is waarmee de microprocessor werkt;
voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf
te kunnen beschrijven
Dit blijkt een~. 3. 1 ).
deelgebieden (f i g. ~.
niet-lineair geheel te zijn. Om dit
wordt het lY.sl-W~ ref-v1ak in vijf
28) opgesplitst en in ieder gebied
we dat maar een beperkt bereik
Beschouwen we eerstwordt een lineaire benadering
het lY.sl-W~ ref-v1ak dan zienvoor de spanning gerealiseerd
frequentie (fig. ~. 28).
gemaakt.
kan worden, bij een bepaalde
..vr:J.nv
V
-1000
I
---...._... wPinv ref
Fig. 4.28 Uitgangsspanning als functie van de referentie
voor de frequentie met de referentie voor de
Volt/Hertz-waarde als parameter.
De spanningen in gebied I kunnen niet gerealiseerd worden.
Deze spanningen worden benaderd door de minimale
uigangsspanning dus de minimale Volt/Hertz-waarde,
V~nv ref = -1000. Evenzo kunnen de spanningen in gebied V
niet gerealiseerd worden. Deze gaan we benaderen door
V~nv ref = 500. De spanningen in de gebieden II, III en IV
gaan we benaderen door lineaire interpolatie. Dit wordt het
-76-
best weergegeven in het Vl nv ref-IYsl-vlak (fig. l!.29). De
krommen in dit vlak Zijn krommen van konstante frequentie.
wP f=constantinv re
-1000 -500 0 500·V~lnv ref
Fig. 4.29 Uitgangsspanning als functie van de referentie
voor de Volt/Hertz-waarde met de referentie voor
de frequentie als parameter.
pOp de lijn Vl nv = -1000 geldt IYsl =
Winy ref (l!. 11 3 )ref 121
P
Vl nv = -500 IYsl =Winy ref (l!. 11l!)ref 106
pVl nv a IYgl
Winy ref (l!. 1 15 )ref = = 90
PVl nv 375 IYgl =
Winy ref (l!. 11 6 )ref = 75
In geval van lineaire interpolatie kunnen we voor de
spanningen in gebied II bij konstante frequentie schrijven:
IYs I(Vl nv ref + 500)
= 500
p(Winv ref
106wP
inv ref) +121
In gebied III:
IYsl
pWiny ref
+ 106
Vl nv ref (Wl nv ref= 500 90
(l!. 117)
wP Piov ref) + Winy ref106 90
(l!. 11 8 )
•
-77-
In gebeid IV:
V~nvp p p
IYslref (W inv ref Winy ref) +
Winy ref= 375 75 90 90
(~. 119)
Al s we Vinv als functie van IYsl en p schrijven:ref Winy ref
pI I: Vinv (11I.s l Winy ref) ~033 X 106 - 500= -ref 106 PWiny ref
(~. 120)
PI I I : Vinv ( IYs I Winy ref) 3313 x 90 (4. 121 )ref = - 90 PWiny ref
pIV: Vinv
(111 I - Winy ref) 1875 X 90(~. 122 )ref = 90 Ps Winy ref
4.3. Implementatie.
Het toepassen van een PC voor de signaalverwerking biedt de
mogelijkheid
te schrijven.
om het programma in een hogere programmeertaal
Het nadeel dat hieraan verbonden is, een
langere rekentijd, wordt voor een eerste opzet van de
regeling op de koop toe genomen. De keuze van de taal is
gevallen op Turbo Pascal vanwege de korte compileertijd. In
deze taal is het mogelijk om met zowel integers als reals te
rekenen. Rekenen met reals betekent een veel grot ere
nauwkeurighied tegen een aanzienlijk
Enkele metingen hebben uitgewezen dat
met reals een 20 tot 30 keel' zo lange
die bij integers. Verder kosten ook de
langere rekentijd.
vermenigvuldigingen
tijd nodig hebben als
omzettingen van reals
naar integer en omgekeert extra tijd. Deze omzettingen zijn
nodig omdat de labmaster met integers werkt. Omdat bij een
verdere uitbreiding van de regeling (implementeren van de
stroomregelkringen, bepalen van de rotorflux) toch over
gegaan moet worden op integers is besloten om met integers
te werken.
Deze keuze brengt enkele pr?blemen met zich mee. Ten eerste
moet konstant gewaakt worden dat het getal niet buiten het
bereik van -32768 tim 32767 komt (integer overflow). De
processor geeft in dit geval geen foutmelding en rekent met
-78-
een foute waarde verder. Een tweede bijkomstigheid is dat de
variabelen zodanig genormeerd moeten worden dat zo groot
mogelijke getalgrootten gebruikt wordt om de kwantiserings
fout te minimaliseren.
Een ander belangrijk onderdeel is de generatie van de
sampletijd. Dit is namelijk het raamwerk waarbinnen de
regeling zich afspeelt. Bij deze regeling is gekozen voor
een sampletijd-generatie op interrupt basis. Hierbij wordt
voor iedere bemonstering een interrupt aan de processor
aangeboden. Accepteert de processor deze interrupt dan wordt
de regeling een keer doorgerekend, d. w. z. inlezen van de
hoekstand , bepalen van het toerental, enz. tim het aansturen
van de DA-convertors. De processor wacht nu tot de vOlgende
interrupt verschijnt en het geheel herhaalt zich enz ..
~. 3. 1 Normering.
Om een zo klein mogelijke kwantiseringsfout te krijgen moet
met zo groot mogelijke getallen gewerkt worden. Daarom
worden de variabelen genormeerd. Deze genormeerde variabelen
worden aangeduid met de superscript p en stellen de
getalgrootten voor waarmee de processor rekent. De cirkel
frequentle w wordt zodanig genormeerd dat de maximale
cirkelfrequentie (100n) wordt afgebeeld op wP =25000. Of:
wP =~ w (~. 123)
Een tweede normering voor de cirkelfrequentie wordt aange
dUid met de superscript p'. Hierbij wordt de cirkelfrequen
tie gerepresenteerd door de getalgrootten waarmee de D/A
convertor wordt aangestuurd. Deze normering voIgt uit de
metingen aan de invertor (bijlage B) en wordt vastgelegd in
vergelijking (~.92).
De normering van de rotorhoek e wordt afgeleid van het
aantal pulsen per omwenteling van de rotorhoekopnemer. Dit
gebeurt zodanig dat ~OOO pulsen/omw overeen komt met 2n van
8werkelijk of met (~. 21) overeen komt met ~;r van 8. dus:
sP = ~~~Q Swerkelijk = ~~~O e (~. 1 2 ~ )
-79-
De spanning IYsl wordt bepaald door deze aan de hand van de
twee spanningscomponenten u sx en u Sy in een tabel op te
zoeken. Dit opzoeken heeft een beperkte nauwkeurigheid enresulteert direct in een integer-waarde voor I.\!s I. Met deze
waarde voor I.\!sl wordt niet verder gerekend, hierdoor heeft
het weinig zin om I.\!sl te normeren.
4-. 3. 2. Opbouw.YA!l de hardware ygn de rege ling.
Uit het blokschema volgens fig. 4-.13 voIgt het samenspel van
de diverse onderdelen van de regeling. We hebben gezien dat
de invertor wordt aangestuurd met twee analoge signalen: een
referentie voor de Volt/Hertz-waarde en een referentie voor
de frequentie. Verder wordt de hoekstand van de rotor
gemeten met een digitaal (pulsvormig) signaal. Voor de
bescherming en storingsonderdrukking van de PC worden de
verbindingen tussen de PC en de overige delen van de
regeling galvanisch gescheiden; voor de analoge signalen met
isolatieversterkers en voor het digitale signaal met een
optocoupler. Het hardwareschema van de regeling is weergege
ven in fig. 4-.30.
IBM-PC----------,
I,r---------,lI Labmas te r- I
I moederbordIII ,---"II
I
I
4:2
1
r-- - - - - - --I
I (Bijlage C) II 5~
8
25
Ll L2 L3
Invertor
PC II
IRQ"
IL ~
II dochterbord
u V WI
I1. (Bijlage C) , U V WL.._______
Referentie voor het toerental
Fig. 4.30 Hardware schema van de regeJing.
- 50-
De toegepaste isolatieversterkers zijn van het type AD204
van Analog Devices [dok 80). Deze vereisen een voeding van
15 V. Deze wordt van de +15 V-voeding van de besturing van
de invertor afgeleid. Verder is een versterkingsfactor van 1
ingesteld. De verbinding voor de analoge signalen tussen de
labmaster en de isolatieversterker is uitgevoerd met een 10
aderige bandkabel en loopt via connector J4 van het
labmaster-moederbord.
De maximale signaalgrootte voor een lineaire overdracht is
-5 V tim +5 V. De D/A-convertors zijn zodanig ingesteld dat
een two's-complement getal tussen -2048 en +2047 wordt
afgebeeld op -10 V tot +10 V. We zien dus dat de D/A
convertors met minimaal -1024 en max 1023 aangestuurd mogen
worden. De invertor vereist een signaal tussen -10 V en
+10 V dus het uitgangssignaal van de isolatieversterker moet
met twee vermenigvuldigd worden. Hoe dit geimplementeerd is.
wordt weergegeven in bijlage C.
De verbinding met de hoofdbesturingsprint van de invertor
wordt gerealiseerd door een 20-aderige bandkabel via
connector X5 van de hoofdbesturingsprint. Het signaal voor
de frequentie-referentie wordt direct aan de eerste-orde
tijdvertraging aangeboden. Dus de acceleratie-deacceleratie
begrenzing wordt niet gebruikt. Hiervoor moet op de hoofd
besturingsprint kortsluitstekker K4 verwijderd worden.
De verbinding tussen de rotorhoekopnemer en de pulsvormer
be staat uit een 6-aderige afgeschermde kabel, terwijl de
pulsvormer gevoed wordt door een 5 V-gelijkspanningsvoeding.
De PC- zijde van deze schakeling wordt doorverbonden met een
40-aderige bandkabel die verbonden is met connetor J2 van
het labmaster-moederbord.
De referentie voor het toerental wordt ingelezen via A/D
kanaal 0 van de labmaster. Hiervoor wordt connector J1D van
het labmaster-dochterbord verbonde~ met de aansluitprint van
de labmaster zoals deze is beschreven in Bijlage F van [fru
86) .
Verder worden de klemmen L1, L2 en L3 van de invertor
doorverbonden met de fasen van het 380 V-draaistroomnet en
met de klemmen U, V en W worden doorverbonden met de U, V en
W van de statorwikkelingen. De rotorwikkelingen worden
k 0 r t g e s lot e n.
-81-
~. 3. 3. Generatie van de sampleti jd.
Het genereren van de sampletijd is gerealiseerd aan de handvan het programma TPINTR. PAS 'Ian het rekencentrum [wij 86].
Er zijn echter enkele wijzigingen aangebracht. Voor het
genereren van de interrupt wordt teller 1 van de labmaster
gebruikt. Deze teller heeft een eigen hardware IN-, OUT- en
GATE-pin aansluiting op de connector. Ais de teller m. b. v.
de procedure TIMERSET in mode 1~ en met startwaarde 5 wordt
gestart [wij 86], dan zal op de OUT-pin van deze teller een
symmetrische blokgolf komen te staan. Iedere keel' als de
inhoud van de teller door de nulstand wil gaan wordt de OUT
pin gefnverteerd (fig. ~. 31).
startw._
inhoudteller 1
o
OUT-pinteller 1
+5 V
o V
tijd•
Fig. ~.31 Inhoud van de teller en het signaal op de OUT-pin
van de teller als functie van de tiJd.
De OUT-pin van deze teller wordt doorverbonden met IRQ7 van
de 8259-interrupt controller (jumper J9: pin 7 doorverbinden
met pin 1~ en jumper J7: pin 1 doorverbinden met pin 2). De
oorspronkelijke interrupt voor IRQ7 (printer) wordt met de
procedure INTR_SET omgeleid naar de procedure INTR_HANDLER
[wij 86]. Op iedere hoog-Iaag overgang van de OUT-pin van de
teller wordt een interrupt aangevraagd. Nu is in de
interrupt procedure een instructie opgenomen die de OUT-pin
van teller 1 set (laag-hoog ). De volgende keel' dat de inhoud
van teller 1 nul wordt zal de OUT-pin gefnverteerd worden
(dus hoog-Iaag) en zal een interrupt gegenereerd worden
(f i g. ~. 32 ). De sampleperiode is dan de tijd die de teller
nodig heeft om van zijn startwaarde tot nul te tellen.
Indien de instructie om de OUT-pin van teller 1 van laag
naar hoog te zetten op het einde van de interrupt procedure
wordt uitgevoerd, dan kan m. b. v. een osCilloscoop op de OUT
pin van teller 1 worden gemeten hoelang het rekenwerk in
beslag neemt en of deze tijd niet
sampe 1per i ode.
langer is dan de
OUT-pinteller 1
inverteren door de instructiein de interruptroutine
:1 rl~~nj 11 IO~===--~5=====-----.;1::::;;o==~--.;:15;::===:::::---:::2-:::0--:-t-:-i-:-jd-:- (ms)-
54321o
inhoudteller 1
Fig. 4.32 Signaal op de OUT-pin van teller 1 als functie van
de tijd.
~. 3. ~. Software.
Na de initialisatie van de diverse variabelen, een
worteltabel en de Labmaster kan door middel van een menu
Deze mogelijkhedengekozen worden voor het verdere verloop.
z ijn:
0: e inde programmai
1: draaieni
2: veranderen van parameters;
3: veranderen van de wijze van invoeren van de referentiei
~: veranderen referentie;
5: uitlezen bUffer.
~. 3. ~. 1. Einde programma.
Deze mogelijkheid spreekt voor zich.
-83-
1!.3.1!.2. Draaien.
In deze procedure worden eerst diverse parameters voor deregellng gelnitialiseerd. Vervolgens komt de processor in
een wachtlus. Hier wacht hij op interrupts die gegenereerd
worden. Er kunnen twee interrups verwacht worden. Ten eerste
een interrupt van de sampletijd generatie.
wordt de procedure INTR_HANDLER aangeroepen
In d1t geval
en wordt de
regeling een keer doorgerekend. Wat hierbij precies gebeurt,
wordt besproken bij de software van de regeling (paragraaf
1!. 3. 5). Een tweede mogeliJkheid is dat een interrupt van het
toetsenbord verschijnt. In dit geval wordt teruggekeerd naar
het hoofdprogramma en kan weer de bovengenoemde keuze worden
gemaakt.
1!. 3. 1!. 3. Veranderen parameters.
De parameters die ingesteld kunnen worden zijn: Kp, Ap, Ti,
Wslipmax en Wslipmin. Met Kp en Ap is de versterklng Kp van
de P-regelaar instelbaar. Deze is gelijk aan:
v _ KQ~p - Ap (1!. 125 )
Ti is de tijdconstante van de integratorj het verband met de
versterkingsfactor van de I-regelaar luidt:
v _ 0, 005~1 - T1 (1!, 126)
Voor Ti ~ 30 sec wordt K1 = 0 en voor Ti 5 5 ms wordt Ti = 5
ms. Wslipmax en Wslipmin zijn de maximale, resp. minimale
waarden voor W~l1P ref die door de slipbegrenzing worden
toege laten.
1!. 3. 1!. 1!. Veranderen ~ de wi j ze van invoeren ~ ~
re f erent i e.
De referentie voor het toerental kan ingevoerd worden via
A/D-kanaal O. De ingangsspanning v 1 waarmee A/D-kanaal awordt aangestuurd heeft het volgende verband met de
referentie voor het toerental:
-8l!-
wfu I" e f = 2 l! 57. 6 x v 1
voor a v ( vi ( 10 V.
(l!. 127)
Indien de referentie voor het toerental niet via A/D-kanaal
a wordt ingelezen dan wordt deze intern gegenereerd aan de
hand van de waarde van Wmrefl en Wmref2. Dit wordt verder
besproken in paragraaf l!. 3. l!. 5.
l!. 3. l!. 5. Veranderen referentie.
Indien bij "3: veranderen van de wijze van invoeren van de
referentie" niet gekozen wordt voor referentie invoer via
A/D-kanaal a dan wordt de eerste 10 sec na het starten van
het programma (2: Draaien) de referentie voor het toerental
wfu ref ingesteld op de waarde Wmref1. Na 10 sec wordt deze
stap- (ramp-) vormig veranderd naar Wmref2. Vanaf dat
moment worden een aantal buffers voor Wmref (Wfu ref)' '1m
(Wfu ). 'I s (W~ I" e f ) en 'I s lip (W~ I 1P ) i ng e Ie zen. AIs de z e
buffers vol zijn (na 1000 samples of 5 sec) wordt de
referentie a gemaakt en wordt teruggekeerd naar het
hoofdprogramma.
l!. 3. l!. 6. Ui tIe zen bu f fer s.
Door deze keuze kunnen de buffers zoals onder l! beschreven
eerst op het beeldscherm getoond worden en vervolgens in
files op een disc opgeslagen worden. Deze worden zodanig
opgeslagen dat ze direct te gebruiken zijn door het plotpro
gramma SCOPE1. De buffers worden opgeslagen onder de zelfde
naam als de desbetreffende variabele. Ze worden zodanig
genormeerd dat de volle schaal bij het plotten (255)
overeenkomt met 50 Hz.
l!. 3. 5. Software van de rege ling.
Bij het binnenkomen van een interrupt van de sampletijd
generatie (IRQ1) wordt de procedure INTR_HANDLER aangeroe
pen. Hierin worden achtereenvolgens de volgende onderdelen
afgehandeld:
-bepalen toerentalj
-bepalen w~liP via de regelaarj
-85-
-bepalen Usx en Usy via het ontkoppelingsnetwerkj
-bepalen Igsj en %t via de codrdinatentransformatiej
-bepalen van w~nv ref via de frequentie-aanpassingj
-bepalen van V~nv ref via de aanpassing voor de
Volt/Hertz-waarde.
ll-. 3. 5.1. Bepalen x..gn het toerental.
Om het toerental te bepalen wordt telkens op de sample-
momenten de rotorhoek e(n) gemeten. Dit gebeurt door het
uitlezen van teller 2. Omdat de teller van zijn startwaarde
naar beneden,
bepaald:
naar nUl, telt wordt de rotorhoek als voIgt
e P = startwaarde teller - tellerstand (ll-. 1 28 )
Bij het bepalen van het verschil t. o. v.
met:
of:
de vorige hoekstand
(ll-. 1 29 )
~eP(n) : tellerstand (n-l) - tellerstand (n)
(ll-. 1 30 )
treedt een complicatie op als de teller door zijn nulstand
gaat. Dit wordt gedetecteerd door te controleren wanneer
~eP(n) negatief wordt. Ais dit het geval is wordt de
startwaarde van de teller bij het verschil ~eP(n) opgeteld:
~eP(n) : ~eP(n) + startwaarde teller
We kunnen nu het toerental bepalen met:
of:
Met (ll-. 123) en (ll-.12ll) in (ll-. 133) en T:5 ms voIgt:
(ll-. 1 3 1 )
(ll-. 1 32 )
(ll-. 1 3 3 )
(ll-. 13ll-)
-86-
.ij.. 3. 5. 2, Rege 1aar,
Met de referentie voor de cirkelfrequentie en de gemeten
cirkelfrequentie wordt het verschil W~ bepaald:
Wp - wPe - m ref (.ij.. 135)
Dit verschil wordt gelntegreerd door de I-regelaar volgens:
I(n) = f:-1
nE w~(n)
n=O(.ij..136)
Deze I-regelaar moet begrensd worden om te voorkomen dat op
een gegeven moment I(n) buiten het integer-bereik komt. De
begrenzing wordt gekozen aan de hand van de maKimaal
toelaatbare wSliP omdat de I-regelaar aIleen dient om de
eindfout naar nul te regelen:
I - wPmaK - S lip max
I - wPmin - Slip min
(.ij.,137)
(.ij.,138)
Tevens wordt w~ begrensd om te voorkomen dat in de P-rege
laar een integer overflow optreedt, Deze begrenzing wordt
afgestemd op de proportionele versterkings-factor K p en de
begrenzing van de integrator:
Wp e max -
Wp e min -
(.ij.,139)
(.ij., 1.ij.O)
Met deze begrenzingen kan zonder gevaar voor een integer
overflow de wenswaarde voor Wslip bepaald worden door:
(.ij., 1.ij.1 )
Tot slot wordt w~liP begrensd om de stromen in de hand te
houden.
q.. 3. 5. 3. Ontkoppe 1 ingsnetwerk.
Voor het implementeren van de vergelijkingen van het
ontkoppelingsnetwerk worden de machineparameters (bijlage A)
in de vel" gel i j kin g e n (q.. 90) en (q.. 9 1) me t (2. 16) - ( 2. 18) en
(2.20) ingevuld:
: (1, 19 q. 10- 2 w~ lip
+ 1,338 10- 2
Omdat we met integers werken,
uitgewerkt tot:
" 88" 10- 2A P+~, ~ LJ.W S11P +
WP ) \II'f I"
wP P \II'usx : ( 191 - ::.L WS11D ) .:.r:
389 1q. 60
P ~W~ 11 P wP \II'u Sy : t~klP 1q. + 20 29 + ? 2 ) is
Voor de keus van \Ill" gaan we de spanning IYsl berekenen met
(q..1q.q.), (q..1q.5) en (q.. 11) voor een onbelaste machine, dus
wS11P : 0 en een cirkelfrequentie van w~ : 15000 (30 Hz).
Dit leidt tot:
IYs ' = 200 \Ill- v
De invertorspanning bij dit toerental kan varieren tussen
12q. V (1~1) en 21q. V (~O). We kiezen een spanning van 1q.2 Vw(106)' Voor de rotorflux wil dit zeggen:
,h' - .1.R -_ 0 7 1"'I" - 200 ' Vs
w~p
usx : ( 191 - Ws 11 P L389 1q. ) 5q.
P ~w~ lip wPu SY : ts I1p 1q. + 29 + ::t 2 ) L3q. 20 5 q.2
-88-
It-. 3. 5. It-. Coordinatentrans:formatie.
Dit gedeelte kunnen
a/ bepalen van
b/ bepalen van
we splitsen in twee onderdelen:
l.Y. s ret l ;&.Q.dt
Hiervoor wordt eerst een
ad ..e.
1Ys ret l
bepalen
wordt bepaald met (It-.ll).
met een tabe 1.
Deze wortel gaan
index
we
1
berekend volgens:
1 = u;x + (ll.150)
Deze index moet altijd kleiner zijn dan 6ll236. Hieraan is
bijvoorbeeld voldaan voor u sx en u sy:
en (It-. 151)
Omdat echter ook spanningen groter dan 181 V voorkomen,
worden voor die gevallen u sx en u Sy een factor It- kleincr
gemaakt:
1 =uc!v 2(f) +
~2( It- ) (It-.152)
De maximale waarden voor u sx en u sy worden dan:
u sx = u sy = It- x 181 = 72lt- V (It-.153)
Tijdens het initialiseren hebben we een tabel (array
Wortel [.. ]) berekend en opgeslagen volgens:
Worte I [1] = v-;e:r voor 0 $ 1 $ 20118 (It-.15lt-)
Ais u sx en u sy kleiner dan 181 zijn wordt de wortel als
voIgt bepaald (de optelling van 2 en 1 in (It-.155), resp.
(It-.156) dienen voor een juiste afronding bij de
ling) :
integerde-
o ~ 1 $ 20118 ../1 = (Wortel[16 1] + 2)/lt-
(ll. 1 55 )
-89-
2048 5 I S 8192
8192 < I ~ 32768
32768 sIs 65522
/1I 1 ) /2: (Wortel [16 4') +
( 4. 156)
/1 = Wortel[16 10] ( 4. 157)
/1 : Wortel[16 hJ x 2
(4. 158)
Ais u sx of u Sy groter dan 181 zijn,
voIgt bepaaId:
wordt de wortel ais
33124 s I ~ 131072
131072 SIS 524288
524288 ~ I 5 1048352
/1 = Worte I [16 ~4) x 2
(4. 159 )
/1 = WorteI[16 "'2'hJ x 4
(4.160)
/1 = Wortel[16 ~) x 8
(4. 161 )
De bepaling van ~~ is vervallen omdat hierbij een zodanige
kwantiseringsfout optreedt dat deze correctie geen zin meer
heeft. Dit komt het best tot uitdrukking in een voorbeeld:
ste 1:
u sx (n-1) = 1 V (4. 162)
(4. 163)
In (4.162) stelt de verandering van 1 V de kwantiseringsfout
voor. Verder geldt ook:
Us (n ) = 100 V (4.164)
Door (4.13) met
afl'aiden:
(4.11) verder uit te werken kunnen we
dbdt
(4. 165 )
Invullen van (4.162), (4.163) en (4.164) in (4.165) met T=5
ms Ievert de kwantiseringsfout van %t :
.llwP :S ref max
p'name \w inv ref l moet kleiner zijn dan 1024 (!w inv ref' < 5
V). Verder is de maximale waarde voor het stationaire
ingangssignaal w~ ref max : 25000 (50 Hz). De maximale
waarde voor .llW~ ref voIgt dan uit (4.169):
(p' f - 20 _ W~ ref max) ~Winy re 55,56 5,76
: 96 (4. 171 )
Een tweede
maximale
toegevoerd.
zeggen:
begrenzing voor .llW~ ref wordt gevormd door de
versnelling die aan de invertor mag worden
Deze bedraagt 100 HZ/sec 2 . Voor .llWP wi! ditg ref
AW Pref max : 25000 Ts
Met T : 5 ms:
.llw Pref max : 125s
De begrenzing van (4. 171 ) is dus maatgevend.
•
4. 3. 5. 6. Spanningsaanpass ing.
Om integer overflow's te vermijden worden de vergelijkingen
(4.120) tim (4.122) als voIgt geimplementeerd:
W~nv ref <121 IY.g I
Vp ( I I Wl nv ref) II "8inv ref: Y.g - 106 ~~ 1 9 - 500P
Winy ref106
(4. 174)
PWiny ref
106 < IY.s I
pWiny ref
5 90
p
(I I Winy ref) 414Y.s - 90
1PWiny ref
90
8 (4. 175)
-93-
~ ~roeving YAn ~ regeling,
Om na te gaan in hoeverre de theoretische beschrijving van
de regeling overeenkomt met de gerealiseerde regeling worden
3 beproevingen gedaan:
-meten van de koppel-sliphoeksnelheid-krommej
-meten van de respons op een rampexcitatiej
-meten van de respons op een sinusvormige excitatie.
~ Koppel-sliphoeksnelheid-kromme.
De koppel-sliphoeksnelheid-kromme wordt gemeten bij een
constante waarde van de rotorflux. De invertorfrequentie
wordt constant gehouden terwijl de belasting wordt
gevarieerd met de veldstroom van de remdynamo. Door nu de
slip en het koppel te meten kunnen we de koppel-sliphoek
snelheid-kromDle bepalen. Met de SllP wordt hier bedoeld de
slip zoa 1s deze is gedef inieerd vo 1gens verge 1 i jk ing (4. 15) .• Met (3.19) kunnen we hiervoor schrijven:
(5. 1 )
In de stationaire toestand zullen Wf en Ws gelijk zijn zodat
we voor (5.1) kunnen schrijven :
(5. 2 )
De meting wordt uitgevoerd voor drie verschillende waarden
van de invertorfrequentie: 20, 30 en 33,33 Hz.
5. 1. 1 Meetopste 11 ing.
De koppel-sliphoeksnelheid-kromme wordt gemeten met de
opstelling van fig.5.1. Het koppel wordt gemeten met de
koppelmeter van de remdynamo terwijl de slip wordt bepaald
door het verschil van de ir.vertorfrequentie en het toeren
tal. De invertorfrequentie wordt met vergelijking (4.6)
bepaald uit het signaal FRP. Het toerental wordt gemeten met
de toerenteller die op de remdynamo is gemonteerct.
-94-
lu I vpu nv efsx -s aanp.
toerentellerontk- coord. nvertornetw. transf.
U lllPrefs inv
- IIIm
Fig. 5.1 Meetopstelling voor het bepalen van de koppel
sliphoeksnelheid-kromme.
5.1.2 Meetverwachting.
Het theoretische verband tussen het koppel en de slip wordt
weergegeven door vergelijking (4.19). Door hierin de waarde
van Ri-- = 0,242 (bij lage A) en 1jIi-- = 0,71 volgens (4.144) te
sUbstitueren kunnen we afleiden:
(5. 3 )
Vaal" wSl1P kunnen we oak schrijven:
IT= 30 nS11P(5. 4)
Vaal" (5.3) kunnen we met (5.4), (4.20) en (4.22) schrijven:
me werkelijk = 1,31 n sliP werkellJk (5. 5)
Hieruit kunnen we het belastigkoppel mb bepalen:
mb werkelijk = me werkelljk - row werkeiJk (5. 6)
Met row: het wrijvingskoppel.
-95-
5. 1. 3. Meetresu I taten.
De meetresultaten zijn weergegeven in fig. 5.2. In de drie
grafieken zijn de krommen uitgezet voor de drie verschillen
de frequenties: 20, 30 en 33,33 Hz. We zien dat voor aIle
drie de frequenties in de krommen bij constante rotorflux
met Wr = 0,71 een knik optreedt. Om na te gaan of de oorzaak
hiervan bij het ontkoppelingsnetwerk ligt, is ook een
koppel-hoeksnelheid-kromme opgenomen (bij 30 en 33,33 Hz)
zonder ontkoppelingsnetwerk dus als we de statorweerstand
verwaarlozen, met constante statorflux. Ook is bij 30 Hz nog
een koppel-sliphoeksnelheid-kromme opgenomen met een
constante rotorflux van Wr = 0,77. Deze zijn ook weergegeven
in fig. 5.2. We zien dat ook hierin eenzelfde knik optreedt.
In verband met de tijd is niet verder onderzocht wat precies
de oorzaak is.
~ Beproeving met ~ ramoexcitatie.
Omdat de referentie voor de frequentie van de invertor maar
met een beperkte veranderingssnelheid aangestuurd mag
worden, kunnen we geen staprespons ie onderzoeken. Daarom is
gekozen voor een rampresponsie. De meting is weer uitgevoerd
met een constante rotorflux. Het verloop van de referentie
Wm ref is zodanig dat eerst gedurende enige tijd een
referentie van 10 Hz wordt ingesteld. Na 10 sec, om het
inschakelverschijnsel te laten uitdempen, wordt deze
rampvormig veranderd tot 30 Hz waarna hij weer constant
wordt gehouden. We beginnen niet bij 0 Hz omdat frequenties
Kleiner dan 0,5 Hz niet ingesteld kunnen worden. Ook treedt
bij lage frequenties nog een ander verschijnsel op. De
microprocessor kan slechts bij de 60· -overgangen van het
uitgangsspanningspatroon overschakelen op ~en ander pulstal.
Nu zal bij zeer hoge pulstallen (laag toerental) een zekere
t1jd nodig zijn om deze overgang te bereiken. In deze tijd
kan de uitgangsfrequentie maar beperkt opgevoerd worden. Bij
de hoge pulstallen blijkt deze maximale veranderingssnelheld
Kleiner te zijn dan de opgegeven waarde van 100 Hz/s. Tot
slot zal bij een zeer lage frequentie de invloed van de
kwantiseringsfout in een aantal grootheden relatief gezien
veel groter zijn.
-96-
40
70
20
10
f =20 Hzs
~:O,?-I
~-::f-==~ .,_ .~:~ ~~:.. ?r::::=, ::::-:r:";:=r'c':::!=,,-=teci~'+==It'.::..:;=I===.'=:::=:=
-- ..~ ~::c:= :::'-li:: _~-+=::I~~:~~::.2:C.:fF:r' '; t".c:=~': ::: ::.::-:.C'
~=: ~::::::;=:·t=l:==::i: =:~:::=~:-:::::2:= ,~ ;::'=':";~i::;:':'=f:=:::= :=~J=:c~i-C= ' ..: r=c:. :" :.:,== ::::J::-=:~:::: ,~:.:-:" -1---- -
'" :~~.::". :-- ~- r=. ',: co:: ::q~r::~F=: ,,:--:,~,~'~_
f£~~~:=::::..~':- :,,:~::::,::::::: _=-:: ..E%';~: -"~::t:~_. ~'::f::".::r:rE.
===1-=::= .:::~~ ~~i ::..; :=~:.:::::; S:. ::.-: 7:::: == == ::..:c: :~ -=:..:~= =-~ ~=:~:~~
:..::.:::~: ~:::":.~.:c ,:~:::" ;~~::,:E/:-:.= =~:'~t:=: :~~ :~ :~;~i:;:" ~ ::":5·.c'::~= i=:::"=§~,-==::;c=.:::::=:·:2 .:: =:= -.:.. ...
:1: 'en: :~§~:~~~~ :~::::=~~: :~=;~L-~, ~.~~~;:~. ==~~~.. ±:§t?? :~:: ::c' c;..::rr,-~:~t:::= =~:: ~ r:::-: :::= ~ :
c- ., ,~ ='17 '7::::=:::::::=~:_:.:;:~f::=::==:L .: :·i.~:;:: rC=:;: :::: ~r:::t::::::
!=-,:: ·~:(i :.=:: .:::.:..:.:: ~:: I:: - ±-=:: :1:: .. _+_ I:;:-.:::::~::..
o ~ ::~t2::r;::t:-~: .::4:c:l:: T::: i:::f~:t:-.€t---: :'::::=:1=-j=i:=-~::: .'
30
60(Nm)
50
30+ra
40
-, ':':E:§:'i§;: ,..-I'~ --:-
~-t:
, loT
~ ':" ;-;=-- ==::: "" ':.~::. -=-:-
20
70
me 60(Nm)
50
10
!-,"_-i- t-t-'-tt+'
o
47i·t........H "7~, . :.:-
(omw/min)~
f =33,33Hzs
100
?If ~ COl7sf
9080
#~ ~.? I, +'--
-~. ;~+: p:q:,t,.''. ~r~' i:;::C ;~~~__~
;'_:'=:":-pt::
70605040
I •
+4'- '~ .... r :4~t~ J.~7t ~-~
-'-;---,.
li~.
40
50
I70
+'--, f--<-. -~.;c .~ .. /, ~. ~
--~I~= ·0" ,.:: ::::-:~~16.,. 17,";. rr- ,. ..:.:- .•~ 2.~~.
~:-:-. ~-- __·-t=.::::,~-:;::: ~~ __ -
c, ;rj~~ ~, ~:: '::-' -" ,t
,.-. ::~' ":-~,.;j-6:E§Ifd~"" [:".. ;::~J§tE,.;-+
q: L ,~ efT-! i-c4 .;.:~~; c:_:· 'to-'~tF: ~~~~r=:~~~r:;:,;:;·~~C::::E
20 ~; i-L"r-'" j ~'t+--c+:.-_C::S::t-:;~I':""":-- _':::.=F::::-r=' ,::::::::::;-~~.=:'
::== :~"'3:.c: ,.~~r-;:..~r;-:~T ;:: :-;:"--1'·' 1.,-;-,..-,.::;11.:::t:: '-+ t,·_-t--, .•. :::::o f~~ 1;::, 1::;:' ::: +=:. '-:-'C ·:.-=ic
o 10 20 30
30
me(Nm)60
Fig. 5.2 Meetresultaten koppel-sliphoeksnelheid-kromme.
-97-
5.2. 1. Meetopste 11 ing.
De opste 11 ing is weergegeven in fig. 5.3. De referentie
wordt in het programma gegenereerd. De waarden van wm ref en
wm worden iedere sampleperiode in een buffer opgeslagen en
na het meten in een file op een disc opgeslagen.
nvertor
",Pinv ref
"'f
ontknetw.
"'51i"'m
Fig. 5.3 Meetopstelling rampbeproeving.
5.2.2. Meetverwachting.
Uit fig. ll-.26 kunnen we de overdrachtsfunctie van het
teruggekoppelde systeem bepalen:
F(z):: 3Kp aT(z+1 )Z
6z 3 (z-1) + K p aT(z2+ll- Z + 1)(5. 7 )
Met (ll-.28) en de grootheden Rp :: 0,2ll-2,
kunnen we a bepalen:
w' :: 0, 71 en J = 0, 3'1'"
a :: 10 (5. 8)
Kiezen we Kpu i twerken tot:
= 1 dan kunnen we dit met T=5 IDS en a=10
F(z) :: Q. 152 2 + Q.1526zll- - 6z 3 + Q, Q5z 2 + Q,2z + Q, Q5
( 5. 9 )
-98-
De excitatie R(z) kunnen we beschrijven met:
R ( z) - r Tz- (Z-1)2
(5. 10)
Om de responsie te berekenen is een simulatieprogramma in
Algol uit [bur 85] vertaald in Pascal en aangepast voor een
rampexcitatie. In dit programma worden het tellerpolynoom en
noemerpolynoom van de excitatie en het proces met elkaar
vermenigvuldigd. Vervolgens wordt het resulterende teller
polynoom door het resulterende noemerpolynoom gedeeld waar
door de tijddiscrete responsie wordt bepaald. De excitatie
kiezen we zodanig dat deze in een seconde van 0 naar 20 Hz
wordt opgehoogd. Voor w~ ref wil dit zeggen ophogen van 0
naar 10000. Afgezien van r in vergelijking (5.10) stelt het
rechterlid een eenheidsrampfunctie voor. Dit wil zeggen dat
op t = 1 seconde de functiewaarde gelijk is aan 1. We willen
echter dat de functiewaarde op t = 1 sec6nde gelijk is aan
10000. Dus voor r betekent d i t:
r = 10000
Met T=5 ms wordt vergelijking (5.10) dan:
R(z) = 50 __~z__~(Z-1)2
(5. 11 )
(5.12)
Tellen we bij dit tijdsignaal nog 5000 op (in verband met de
beginwaarde van de werkelijke excitatie) dan vallen de
excitaties voor het werkelijke systeem en het gesimuleerde
systeem samen zodat we ze in dezelfde figuur op gelijke
schaal kunnen onderbrengen. Om uit te plotten moet nog een
schaalfactor ingevoerd worden. De maximale waarde voor wP
(25000) wordt afgebeeld op de maximale waarde bij het
plotten (255). Dus de schaalfactor wordt:
_ 255schaalfactor - 25000 (5. 13 )
-99-
5.2.3. Meetresultaten.
5. ~.De meetresultaten zijn weergegeven in fig.
grafieken zijn 5 signalen uitgezet:
1: referentie voor het toerental bijde simulatie;
In de
2: referentie voor het toerental bij de metingen;
3: s i mu I at i e van he t toe r e n t a I ;
~: werkelijk gemeten toerentalj
5: waarde van W~llP ref bepaald door de P-regelaar.
De slmulatie en de meting verschillen vanaf wm ref = 30 Hz.
De simulatie blijft stijgen terwijl de referentie voor de
meting constant 30 Hz wordt. De belasting is uitgeschakeld
zodat aIleen een massatraagheid aangedreven wordt. Voor de
referentie volgens vergelijking (5.12) zijn twee waarden
voor de versterkingsfactor Kp ingesteld. Voor Kp = 1 zijn de
berekening en de meting nagenoeg aan elkaar gelijk. Bij Kp =2 zien we een kleine afwijking in de buurt van t = 125 ms.
Hierbij blijft het gemeten toerental iets achter bij het
berekende toerental. We zien bij dit geval ook een grotere
kwantiseringsruis optreden in het signaal voor de wSl1P ref'
Verder zijn nog twee metingen gedaan waarbij de referentie
in 0,5 seconde van 10 naar 30 Hz wordt opgevoerd. Hierbij
zijn ook weer twee waarden van Kp ingesteld nl.:
resp. Kp = 1.
~ Beproeving met een sinusvormige excitatie.
Bij de beproeving met een sinusvormige excitatie wordt de
referentie voor het toerental door een toongenerator via
A/D-kanaal 0 ingelezen. Bij deze waarde wordt nog een offset
van 30 Hz (15000) opgeteld, zodat we een referentie voor het
toerental krijgen van 30 Hz met hierop een sinusvormig
signaal gesuperponeerd.
-100-
K =1P
20
Wsl1p
5
JOOOa
00
-5000125 2SO 375 5DO 825 750 875 1000 1125 1250
t l:tS
t'm
Hz30
K =2P
20
10
Wsl1p
5000
'---_----:"':::;-_~==_-__::':=_-___===_-_==_-__=:::_-_=;;__-_;';;;:;;;_-_;';_:;;___;'- 500eb0- 125 2SO 375 5llIl Il25 750 lrnl 1000 1125 1250
-----t l:tS
K .. 1P
20 20
Wsl1pWsl1p
5000 10 5000
55
a a
0 -5000 a 1505000a 125 250 37S sao 825 t 7~s B75 1000 a 125 <!SO 37S SOD 62S.. • t ms
Fig. 5.4 Meetresultaten hij de heproeving met een
rampvormige excitatie.
-101-
5. 3. 1. Meetopste 11 ing.
De meetopstelling is weergegeven in fig. 5.5.
nvertor
,....--..., ",P1nv
ontknetw.
Fig. 5.5 Meetopstelling biJ de beproeving met een
sinusvormige excitatie.
5.3.2. Meetverwachting.
Voor de berekening van de meetverwachtingen gaan we evenals
bij de rampresponsie de regeling simuleren. De excitatie
R(t) is in dit geval een sinusfunctie. In het z-domein wordt
deze beschreven met [hos 82]:
R( ) - zsinwTz - z2 -2zcos 2wT + 1
(5.14)
De responsie wordt met hetzelfde simulatieprogramma als bij
de rampresponsie berekend. Het systeem wordt even als bij de
rampresponsie beschreven door vergelijking (5.7). Behalve
deze responsie wordt met dit programma oak de tijddiscrete
excitatie berekend door een proces met overdrachtsfunctie
H(z) = 1 te exciteren met (5.1J!.). Deze twee berekeningen
worden voor zes waarden van de frequentie van het
ingangssignaal uitgevoerd: fro ref = 0,5, 1, 2, 3, 4, 5 Hz.
In fig. 5.6 is voor een frequentie van 2 Hz voor de
referentie voor het toerental het resultaat van deze
simulatie weergegeven. Uit deze figuur wordt de versterking
en de fasedraaiing bepaald. Hetzelfde wordt voor de overige
frequenties gedaan. De resultaten van deze berekeningen zijn
samengevat in tabel 5.1.
-102-
o·L----:2S0~--~500=--~7:::50=-----:1:l::000==----f;;125=O=--7.150==0-----;1L;;,75;;::O;----;2-:;,O;;:;;00;;--22;;;;;5;:;"0----::2500'
---- t me
Fig. 5.6 Simulatie bij de beproeving met een sinusvormige
excitatie met een frequentie van 2 Hz .
•
f (Hz) IH(jwT) I arg(H(jwT)
° 1 0 0
0, 5 0, 97 -160
1 0, 87 - 32 0
2 0,68 -540
3 0,52 -71 0
4 0, 42 -79 0
5 0, 34 -900
Tabel 5.1 Berekende waarden voor de versterking en de
fasedraaiing.
5. 3. 3. Meetresu 1ta ten.
De meetresultaten zijn weergegeven in
eerdergenoemde frequenties van de
fig. 5.7.
referentie
Voor de 6
voor het
toerental worden zowel deze referentie als het gemeten
toerental in dezelfde grafiek weergegeven. De regelaar is
een P-regelaar met een versterkingsfactor Kp : 1. Omdat de
machine belast moet zijn (zie paragraaf 4.2.1.1) ligt de
gemiddelde waarde van het gemeten toerental lager dan de
-103-
):f refm
2 2
1 Hz0,5 Hz
1 1
q... IllOll ,""" 2OllO .... 3llllII .... .... .... """" 2lIII .... .... - ,... 12lIII I- t_IIllO 2IllIO
• t rns . t rns
1~' fm
30
m
20 203 Hz
2 Hz
10 10
0 O.• 2lIII .... .... - IllOll 12lIII I- I- ,- 2IllIO ,Oll 2lII 11II .... :100 .... 7lIIl ... 11II IlIlO
t ms -t ma
1~'f
f Hz f refm ref rn30
m f m
20 204 Hz 5 Hz
10
'°f;... ,;.,., ... ,o. lOll 2llO .... .... 5IlII IIllO 700 .... ... IlIlO ~ 100 .... - .... - ... IlIlO
• t ma • t ms
Fig. 5.7 Meetresultaten biJ de beproeving met een
sinusvormige excitatie.
referentie.
-10~-
Uit deze figuren worden de versterking en de
fasedraaiing opgemeten en samengevat in tabel 5.2. In fig.
5. 8 worden deze gemeten waarden vergeleken met de
gesimuleerde waarden.
f (Hz) IH(jwT) I arg(H(jwT))
0, 5 1 -16·
1 0, 97 - 30·
2 0,80 - 59·
3 0, 62 - 8 5·
~ 0,~5 -101·
5 0, 35 -11O·
Tabel 5.2 Gemeten waarden voor de versterking en de
fasedraaiing.
Fig. 5.8 Bodediagram van de resultaten van de beproeving
met een sinusvormige excitatie.
-105-
6, Conclusie en aanbevelingen.
-Machine
Uit de meetresultaten blijkt dat de gerealiseerde regeling
goed overeenkomt met de theoretische beschrijving. Echter
de regeling is aileen beproefd in een gebied waarbij onder
normale omstandigheden de rotor- en statorflux weinig van
elkaar afwijken (het koppel is Kleiner dan het nominale
koppel). Het gebied rond de kipslip is het meest
interessante gebied. Door de relatief grote machine en de
beperkte overbelastbaarheid van de invertor kon dit gebied
niet onderzocht worden. Het zou daarom interessant ziJn om
een kleinere verder over te belasten machine (eventueel met
een extra massatraagheidsmoment) aan te sluiten en te
beproeven, zodat dan dit gebied wei onderzocht kan worden.
-Toerenopnemer.
Bij de gerealiseerde regeling met een sampletijd van 5 ms is
de absolute onnauwkeurigheid waarmee het toerental bepaald
kan worden to, 05 Hz (: 4-060 omw / 5 ms). Ui t d it toerenta I
wordt door een PI-regelaar de wenswaarde voor de
slipfrequentie berekend. Deze fout kan versterkt
(afhankelijk van de versterkingsfactor van de P-regelaar)
doorwerken in de wenswaarde voor de slipfrequentie. Het zou
dus wenselijk zijn om de nauwkeurigheid voor het bepalen van
het toerental op te voeren. Dit zou eventueel kunnen
gebeuren door het vergroten van de sampleperiode of door
filteren. Ook zou onderzocht kunnen worden of het mogelijK
is om de twee methoden om het toerental te bepalen te
kombineren. Voorts is het nog mogelijK om een nauwkeurigere
opnemer aan te schaffen.
- Invertor.
De invertor is niet speciaal antworpen vaor een toepassing
waarbij ook de spanning gevarieerd moet worden; hij heeft
b. v. een vervelende niet-lineaire overdrachtsfunctie voor de
Volt/Hertz-waarde. Ook is niet nagegaan in hoeverre een
variatie in de Volt/Hertz-waarde gevolgen heeft voor de
-106-
vervorming van de spanning. Bij verlaging van deze waarde
zal namelijk de pulsbreedte in het spanningspatroon kleinerworden. Dit smaller maken van de pulsen kan niet onbeperKt
doorgaan. Op een gegeven moment zal de minimale pulsbreedte
bereiKt worden. Nu is niet onderzocht wanneer dit optreedt
en wat de gevolgen zijn. Wat de invertor betreft zouden
enkele veranderingen onderzocht kunnen worden zoals b. v. het
direct aansturen van het pulsopwekkingsgedeelte (nagegaan
dient dan te worden hoe de beveiligingen intact kunnen
blijven) en het aanbrengen van een mogelijkheid om aan de
uitgang vermogen op te nemen
-PC
Het interrupt-mechanisme van de labmaster met PC is zodanig
opgebouwd dat het geheel weI werkt maar niet geheel
verantwoord is: er treden enkele eigenaardigheden op zoals
het niet eenduidig reageren op een interrupt van het
toetsenbord tijdens het regelen. Dit heeft o. a. tot gevolg
dat tijdens het regelen niet via het toetsenbord met de PC
gecommuniceerd Kan worden. Het zou daarom wenselijk zijn om
dit verder uit te zoeken en eventueel te verbeteren.
-107-
Literatuurli~
abb 83 Abbondanti, A.:Method of flux control in induction motors driven byvariable frequency, variable voltage supplies.Proc. IEEE/IAS Int. Semiconductor. Power Convertor.Conf. Rec. 1977, pg 177-18ll-.
bak 79 Bakhuizen, A. J. C. :Inductiemotoren, vervangingsschema's gedeelte uitcollegedictaat 'Elektrische machines I' EM 32ll-7.
ber 82 Berger, G.:Feldorientierte Drehzahlregelung einer spannungsgesteuerten Drehstromasynchronmaschine mit Kurzschlusslaufer.E I e kt r i e 39 (1 982) H. 9; Pg ll- 66- ll- 69.
bla 71 Blaschke, F.:Das Prinzip der Feldorientierung, die Grundlage furdie Transvektor Regelung von Drehfeldmaschinen.Siemens Zeitschrift ll-5 (1971) Heft 10; pg 757-760.
bla 72 Blaschke, F.:Das Verfahren der Feldorientierung zur Regelung derAsynchronmaschine.Siemens Forsch. - u. Entwickl. -Berichte 1 (1972); pg18ll--193.
bla 7ll-a Blaschke, F. j B6hm, K.:Verfahren der Felderfassung bei der Regelung Stromrichter gespeister Asynchronmaschinen.IFAC Sym. Control in Power Electronics and Electrical Drives; Dusseldorf 1971l-, pg 635-6ll-9.
bla 7ll-b Blaschke, F.:Das Verfahren der Feldorientierung zur Regelung derDrehfeldmaschine.Dissertatie T. U. Braunschweig 1971l-.
bla 78 Blaschke, F.; Bayer, K. -H. :Die Stabilitat der feldorientierten Regelung vonAsynchronmaschinenSiemens Forsch. - und Entwicklungs Berichte Bd. 7(1978) nr 2; pg 77-81.
bra all- Brad ley, D. J. :Assembley Language Programming for the IBM PersonalComputer.Pretence-Hall, INC. Englewood Cliffs, New Jersey;1981l-.
buh '7'7 Buhler, H.:Einfuhrung in die Theorie geregeltertriebe, Bd. 1 en 2.Basel-Stuttgart: Birkhauser Verlag 1977.
Drehstroman-
bur 85 Burght, R. J. M. van der:Fositionering van een robotarm.WPB-rapport nr 0165 (afstudeerversiag) februari 1985.
Steuerung des Flusses beivon umrichtergespeisten
flu 78
dok 85b Scientific Solutions:LabMaster, installation manual, user's guidejScientific Solutions Presses 1985.
dok 85b Handleiding en dokumentatie van de statische freque ntie 0 mz e t t e r s , t y pe PMO, fa br i ka a tHo I e c 19 85.EM 1800.
dok 86 Analog devices:Data acquisition Databook update and Selection guide1986.
fel 83 Feller, P.:Speed control of an AC motor by state variablesfeedback with decoupling.IFAC Control in Power Electronics and electricaldrives, Lausanne, Switserland, 1983.
f I 6 7 1 F I 6 t e r , W. j Rip per g e r , H.:Die Transvektor Regelung fuer den feldorientiertenBetrieb einer Asynchronmaschine.Siemens Zeitschrift l!-5(1971) Heft 10; pg 761-76l!-.
Flugel, W.:Erweitertes Verfahren zurder drehzahlregelungAsynchronmaschinen.ETZ-a Band 99 (1978) H. l!-.
Asynchronmadurch Entkop-
Flugel, W.:Drehzahlregelung umrichtergespeisterschinen bei steuerung des Flussesplungsnetzwerken.Dis s e r tat ie, T. U. Mu nc hen, 19 8 1.
flu 83 Flugel, W. j Weninger, R.:Control of inverter-fed asynchronous motors viadecoupling networks.IFAC Contr. in Power Elec. and Elec. Drives,Lausanne, Switserland, 1983.
flu 81
bedrijfvan eentot het
Frunt, A. A. J. :Onderzoek naar de mogelijkheden om tijdensde momentele waarde van de rotorweerstandasynchrone machine te bepalen; aanzettoepassen van een toestandwaarnemer.Afstudeerverslag EMV 86-12.
gab 79a Gabriel, R. j Leonhard, W. j Nordby, C.Regelung der stromrichtergespeisten Drehstrom-Asynchronmachine mit einem Microrechner.Regelungste,:hnik 27, 1979; pg 379-386.
gab 79b Gabriel, R. i Leonhard, W. j Nordby, C.:Microprocessor control of induction motors employingfield coordinates.2. Int. Coni. on Electrical Variable Speed DrlvesLondon 1979, pg 1l!-6-150.
fru 86
gab 80a Gabriel, R. j Leonhard, W. j Nordby, C.:Field-oriented Control of a Standard AC Motor UsingMi c ropro c e s s 0 rs.IEEE Trans. on Ind. Appl., vol IA-16 1980.
-109-
gab 80b Gabr i e I, R.; Leonhard, W.; Nordby, C.:Microprocessor Control of the Convertor-Fed Induction Motor.Process Automation 1980, pg 35-~1.
gab 82 Gabriel, R.:Feldorientierte Regelung einer Asynchronmaschinemit einem Mikrorechner.Dissertatie T. U. Braunschweig, 1982.
hoe 8~ Hoeijmakers, M. J. :On the steady-state performance of a synchronousmachine with convertor: with special attention towind-energy conversion systems.Dissertatie Technische Hogeschool Eindhoven, 1982.
hoI 83 Holt2, J.; Stadtfeld, S.;Field-orientated control by forced motor currents lna voltage fed inverter drive.IFAC Control in Power Electronics and ElectricalDrives, Lausanne, SWit2erland, 1983; pg 103-110.
h 0 s 82 H0 s t e t t e r , G. H.; Sa van t, J r C. J. i St e fan i , R. T.Design of Feedback Control Systems.Holt-Saunders International Editlons, 1982.
ise 77 Isermann, R.:Digital Control Systems.Springer 1981.
i wa 8 3 I wa kan e , T.; I no ku chi, H. Kai, T.; Hira i , J.AC servo motor drive for precise positioning control.IPEC Tokyo '83; pg 1~53-1~6~.
kah 82 Kahl, G.:Digital measurments of transient angular speeds withhigh resolution.ETG Fachberichte 11, Microelectronics in powerelectronics and electrical drives, ETG/GMR Fachtag12-1~ okt 1982 Darmstadt pg 69-73.
kor 82 Kornhaas, I.:Indirecte Flusserfassung in Drehstromasynchronmachinen mit Kur2schlusslaufer (DASMK).E I e c t r i e 36 (1 982) H. 9 pg J4. 58- ~62.
kov 59 Kovacs, P. K. :Transiente Vorgange in Wechselstrommaschinen.BUdapest 1959.
kov 8~ Kovacs, P. K. :Transient Phenomena in Electrical Machines.Studies in Eelctrical and Electronic EngineeringElsevier, Amsterdam 198~.
kuo 80 Kuo, B. C.Digital Control Systems.Holt-Saunders International Editions, 1980.
leo 83 Leonhard, W.:Control of AC-machines with the help of microelectronics.IFAC Control in Power Electronics and electricaldrives, Lausanne, Switserland, 1983.
-110-
leo 85 Leonhard, W.:Control of electrical drives.Springer Verlag, Berl in 1985.
drives withis preferable?
les 85 Lessmeier, R.:Microprocessor-controlled ac-servosynchronous 01" induction motors: whichlAS Toronto 1985.
sch 82 Schumacher, W. H. :Microprocessor controlled ac servo drive.Micro-electronics in power electronics and electrical drives, ETG Fachberichte 1982: pg 311-319.
unter VerwenParameteremp
Erlangen, 1985.
zag 85
sch 83 Schumacher, W. H. Leonhard, W.:Transistor-fed ac-servo drive with microprocessorcontro l.IPEC-Tokyo '83: pg 1464-1476.
sch 84 Schumacher, W. H. Letas, H. -H. Leonhard, W.:Microprocessor-controled AC-servo-drives with synchronous and asynchronous motors.Proc lEE conf. on Power Electronics and VariableSpeed Drives, London 1984; pg 233-236.
sch 85a Schumacher, W. H. :Mikrorechner-geregelter Asynchron-StellantriebDissertatie T. U. Braunschweig, 1985.
sch 85b Schumacher, W. H. j Rojek, P.: Letas, H. -H. :Hochauflosende Lage- und Drehzahlerfassung optischerGebel' fur schnelle Stellantriebe.Electronik 10/17.5.1985; pg 65-68.
sch 85a Schumacher, W. H.Fully digital control of induction motor as servodr i ve.Power electronics and applications, Brussels 16-18okt 1985; pg 2.191-2.196.
slu 85 Sluis, W. van:Orienterend onderzoek om te komen tot een vergelijking van regelingen voor een asynchrone machine.Afstudeerverslag ~l 84-25.
vel 80 Veltkamp, G.W.j Geurts, A.J.:Numerieke methoden.Diktaat Technische Hogeschool Eindhoven nr. 2.211.
wen 82 Weniger, R.:Drehzahlregelung von Asynchronmachinen bei Speisungdurch einen ZwischenkreisuIDrichter mit eingepragtemStrom.Dis s e I" tat i e T. U. Mu nc hen, 19 82.
wi j 86 Wi j t v lie t , H.:IBM-pc: Data acquisitie software voor TECMAI<-Labmastel' interface (Concept); "MANUAL. TXT".Toelichting bij de interrupt-routine "TPINTR. PAS".THE-RC; Labmaster bibliotheek; maart 1986.
Zagelein, W.;Drehzahlregelung des Asynchronmotorsdung eines Beobachters mit geringerfindlichkeit. Dissertatie T. U.
overdrachtsfunctie integrator
overdrachtsfunctie proces
overdrachtsfunctie regelaar
overdrachtsfunctie invertor
overdrachtsfunctie volgens (Lt. 3 1 )
overdrachtsfunctie volgens (4. 35)
overdrachtsfunctie volgens (4. 96 )
overdrachtsfunctie volgens (4.97)
-111-
LUst van gebruikte symbo len,
Onderstreepte grootheden representeren complexe
ruimtevectoren.
..e. complexe constante volgens (2.4)
a constante volgens (4.28)
b constante volgens (4.29)
c constante
constante volgens (Lt. 99)
e reductiefactor
f frequentie
f m mechanische frequentie van de rotoras
F overdrachtsfunctie van een terruggekoppeld systeem
FRP frequentiesignaal in de invertor dat de
statorfrequentie representeerd
G stelsel differentiaalvergelijkingen
Hc overdrachtsfunctie voor de correctie van de eerste-
orde-tijdvertraging in de invertor
Hd overdrachtsfunctie differentiator
Hi
HpHrHuH 1
H2H 3H 4i momentele waarde van de stroom
I a ankerstroom
J massatraagheidsmoment
Kp versterkingsfactor P-regelaar
Ki versterkingsfactor I-regelaar
L coefficient van zelfinductie
Lo overdrachtsfunctie van een nulde-orde-houdcircuit
M magnetische koppeling tussen stator en rotor
m koppel
mb elektromagnetisch koppel van de belastingsmachine
me elektromagnetisch koppel
ffiw wrijvingskoppel
n
P
R
UrotV
VRP
y
-112-
toerental
aantal poolparen
weerstand
excitatie
vervangings weerstand
tijd
sample tijd
tijdconstante differentiator
tijdconstante integrator
rotor tijdconstante
tijdconstante invertor
momentele waarde van de spanning
rotatiespanning
Volt/Hertz-waarde
frequentiesignaal in de invertor dat de Volt/Hertz
waarde representeerd
ingangsspanning
uitgangsspanning
variabelen
z
o hoek tussen de statorspanningsvector en de
rotorfluxvector
e rotorhoek
p hoek tussen het flux- en statorcoordinatenstelsel
~ momentele waarde van de gekoppelde flux
~h hoofdveldflux
W cirkelfrequentie
wf clrkelfrequentie van de rotorfluxvector
wK cirkelfrequentie van het k-coordinatenstelsel
wm mechanische cirkelfrequentie van de rotoras
Indices boven:
f gedefinieerd t. o. v. het fluxcoordinatenstelsel
k gedefinieerd t. o. v. het k-coordinatenstelsel
p genormeerde waarde waarmee de processor werkt
s gedefinieerd t. o. v. het statorcoordinaten:3telsel
rotorgrootheden en M: betrokken op de stator
overige afwijkende grootheid
* complex geconjugeerde
-113-
indices onder:
a , b, c
inv
m
r
ref
s
x, y
Ct, a
betrekking hebbend op statorwikkeling a resp.
statorwikkeling b resp. statorwikkeling c
betrekking hebbend op de invertor
betrekking hebbend op de hoofdveldinductiviteit
betrekking hebbend op de rotor
wenswaarde
betrekking hebbend op de stator
componenten in fluxcobrdinaten, reeel resp. imaginair
componenten in statorcobrdinaten, reeel resp. imaginair
•
-114-
Algemene machinegegevenS,
~ Gegevens YAn ~ motor.
bijlage A
De gebruikte machine is een 4-polige asynchrone 3-fase
sleepringankermachine:
fabrikaat Heemaf
type NK-560-4
nummer 552046
stator l:1/Y 220/380 V 39/22, 5 A
rotor 246 V 28 A
vermogen 11 k'W
COSIp 0, 85
n 1440 omw/min
f 50 Hz
Machineparameters.
Deze gegevens zijn met uitzondering van de rotor- en
statorweerstand overgenomen uit het werk van van Sluis [s 1u
85). De rotorweerstand is in dit werk waarschijlijk gemeten
over de borstels daarom is deze meting overgedaan met de
opstelling van fig. A.1. De machineparameters zijn:
Rs = 0, 23 0
Rr = 0, 121 0
Ls = 77, 1 H
Lr = 36, 2 H
M = 51, 2 H
v
borstels
Fig. A.I Meetopstel1ing voor het bepalen van de
rotorweerstand.
-115- bijlage A
Met vergelijkingen (2.30),
de gereduceerde grootheden:
RS = 0, 23 0
R' = a, 242 0rLs = 77, 1 H
L' = 72,4 HrM = 72, 4 H
CJ = 1- M' = 0, 061Ls
(2.16), (2.17) en (2.20) worden
~ Gegevens van ~ remdynamo.
De remdynamo is een gelijkstroom generator:
fabrikaat Smit
type G. 24/12
nummer 48441
1,2 A
54,5 Aanker
veld
vermogen
n
220 V
220 V
12 kW
1500 omw/min
~ Bepaling van het massatraagheidsmoment.
Het massatraagheidsmoment wordt bepaald m. b. v. de
ultloopproef. Tijdens het uitlopen is het afremmende koppel
gelijk aan het wrijvingskoppel.
luidt dan:
De bewegingsvergelijking
Indien we nu het wrijvingskoppel als functie van het
toerental kennen, kunnen we uit de uitloopkarakteristiek het
massatraagheidsmoment bepalen.
Het wrijvingskoppel is bepaald doer de remdynamo + machine
met de remdynamo aan te driJven en Ult de ankerstroom via
vergelijking (4.1) het wrijvingskoppel te bepalen. De waarde
van C 2$h wordt bepaald door bij een veldstroom van 1A de
ankerstroom en het koppel te meten. In een bepaald
belastingspunt zijn deze: mb = 66 Nm en I a = 42 A. Hierbij
is het koppel gemeten met de koppelmeter van de remdynamo.
Dus voor een veldstroom van 1 A geldt:
rob : 1, 57 I a
-116- bijlage A
De meetopstelling om het wrijvingskoppel te bepalen is
wee r g e geve n i n fig. A. 2. He t toe r e n tal w0 r d t a f gel e zen 0 p d e
toerenteller die op de remdynamo is gemonteerd, terwijl de
veldstroom op 1 A is ingesteld. De meetresultaten Zijn
weerge geven in tabe 1 A. 1 en fig. A. 3.
A )----,
n
Fig. A.2 Meetopstelling om het Wrijvingskoppel te bepalen.
n (omw/min) I a (A) mw : 1, 57 I a (Nm)
120 1, 35 2, 12
248 1, 5 2, 36
415 1, 54 2, 42
538 1, 6 2, 51
697 1, 67 2, 62
851 1,77 2, 78
1001 1, 85 2,90
1158 1, 98 3, 11
1295 2, 06 3, 23
1396 2, 15 3, 38
1500 2, 34 3, 52
Tabel A.l Meetrsultaten voor de bepaling van de wrijving.
-117- bijlage A
, -~FJ'r.;::-~~~f-----'-.;:~
+ ~ ~'t;:;:::;: _,::- .:H-"
""-i -c-,.r· Lj± +-~~T; H...++-
9876
~' ~"r::-~: ~~;,,~='
..~r ~~~7:~. " r---r-:_r =-=== ,. ,. 7~= ",-
->-+'
54321
,~'+i-r ~'r ......-
+r.• t±±1±~=r-.~- ~: "rrc+~ t+:- r·.;....1+1 ,1-;:;., ..,."r r\-er ~+:;: -T-: '~, +.,.,.;J+J,:::r ,.., j:::::=':'::-,.--.,.- "t ~.j.t-:--:--...,+- -L'-!"+r------:-:t: ~-'-
:l~:: 7:'~c~~2= r-" : ~ :L:~~~:::>,-= =P:'t".:.'- beL:; ,. <::: ..l=:~J~~::;~:="p::t:'.
:::. :. ::=r::: :C '::::: t:~:: .:£:;'::;:J:::::: t:=:·:;-::r-:::t::.:;~;: :~~~ ;:_~:/ '.. Err;;"~:: '10 11 12 13 14 15
----~..... n (xl00 omw/min)
o
1
Fig. A.3 Wrijving als functie van het toerental.
De uitloopkarakteristiek is opgenomen door de machine op
1500 omw/min te brengen en vervolgens de voeding uit te
schake len. Het toerental wordt iedere seconde met behulp van
de PC gemeten. De meetresultaten zijn weergegeven in fig.
A. q.. 0 P 3 pIa a t sen w0 r d t de he IIi n g ~ be p a aId:
20 Hz .!li!l = 2, 6q. rad/sec2dt
10 Hz dw 2, 21 rad/sec2Cit =
5 Hz .lli!l = 1, 87 rad/sec2dt
Uit fig.
aflezen:
A.3 kunnen we het wrijvingskoppel in deze punt en
20 Hz IIlw = 3, 15 Nm
10 Hz IIlw = 2, 6 Nm
5 Hz IIlw = 2, 3 Nm
Het werkelijke massatraagheidsmoment wordt dan:
20 Hz JwerKelljK =..L1..[
= 1, 19 kgm22, 6lt
10 Hz JwerKelljk = L.L = 1, 18 kgm22, 21
5 Hz Jwerkelijk = .z.......L : 1, 23 kgm21, 87
-118- bijlage A
De
dan:
gemiddelde waal'de van het massatl'aagheidsmoment WOl'dt
JwerkeliJK
Met (~. 23):
= 1,20 kgm 2
J = 0, 30 k gm2
24
18
16
14
12
10
8
6
4
2
o8 lu 20 30 40 50 60 70
t80
(ms)
Fig. A.4 Uitloopkarakteristiek.
Metingen aan ~ invertor.
~ Uitgangsspanning.
-119- bijlage B
Bij de spanningsmeting wordt de grondharmonische component
gemeten. Hiervoor wordt de opstelling gebruikt zoals deze
beschreven is in het werk van Frunt [fru 86). De meetopste 1
ling is weergegeven in fig. B.1. De kantelfrequentie van het
vierde-orde-Butterworth-filter wordt 50 Hz boven de te meten
frequentie ingesteld om geen last te hebben van een niet
geheel vlakke frequentie-karakteristiek van het filter.
PC isolatie invertoversterk.
LPF
Fig. B.1 Meetopstelling voor het meten van de
uitgangsspanning
De uitgangsspanning wordt als functie van de
de Vo 1t/Hertz waarde (Vl nv ref) gemeten.
overeen met de two's complement getalwaarde
referentle voor
Vl nv ref komt
waarmee de D/A-
convertor van de labmaster wordt aangestuurd. Deze meting
wordt uitgevoerd voor 9 waarden van de referentie voor het
toerental (Wl nv ref)' We meten de effectieve waarde van de
gekoppelde spanning (U gek eff)' We ziJn echter gelntereseerd
in absolute waarde van de spanningsvektor (1Y.,sI). Het
verband tussen deze twee spanningen luidt:
l u I = II u-s /3 gek eff
-120- bijlage B
De meetresultaten zijn weergegeven in fig. B.2 en fig. B.3.
In fig. B.2 is de uitgangsspanning uitgezet als functie van
de referentie voor de Volt/Hertz waarde met de referentie
voor de frequentie als parameter terwij 1 in fig. B.3 de
uitgangsspanning als functie van de referentie voor de
frequentie met de referentie voor de Volt/Hertz waarde als
parameter is uitgezet.
300
lu I-5
(V)
200
100
12500
10000
7500
5000
o P 500----------~..Vinv ref
-500
O'------.l......- ........... ........... ~ ...L_ __'__ _
-1000
Flg. B.B Uitgangsspanning als functie van de referentie voor
de Volt/Hertz waarde met de referentie voor de frequentie
als parameter.
o0iI'l0iI'l iI'l0iI'l0iI'l0iI'l00C'--iI'lC\J C\JiI'lC'--0C\JiI'lC'--0iI'l C") C\J ..-I 0 ..-I C\J C") t..'"l (.Q C'-- CO ..-I
I I I I I I I I
..-IC\JC")~iI'l(.QC'--COO'lO..-lC\JC")
..-I ..-I ..-I ..-I
[
0 00 Ul 0C") :::ll > C\J
.........
-121- bijlage B
oo..-I
1 010~o
1iI'l,..-Iii
Jig,iI'l,C\J\..-1
:I
J§ISI
!
10~~
I
~§1iI'l
IIgiI'lC\J
Fig. B.3 Uitgangsspanning als functie van de referentie voor
de frequentie met de referentie voor de Volt/Hertz waarde
als parameter
-122- bijlage B
De vijf in het verslag genoemde krommen van fig. B. 3 zijn de
krommen met Vl nv ref := -100O, -500, 0, 375 en 500. Deze
krommen worden benaderd door de rechten:
pVl nv = -1000 l!lsl =
Winy refref 121
pVl nv -500 l!ls I =
Winy refref = 106
PVl nv = 0 l!ls I =
Winy pefref 90
pVl nv 375 l!lsl
Winy refref = = 75
PVl nv = 500 l!lsl =
Winy refref 70
~ Stationaire freguentieoverdrachtsfunctie.
De stationaire frequentieoverdrachtsfunctie wordt gemeten
met de opste 11 ing van fig. B.~. De
bepaald door het signaal FRP ~ b. v.
meten.
uitgangsfrequentie wordt
een freguentieteller tep'De referentie voor de frequentie Winy ref wordt door
PC isolatieversterk. inverto
FRP
frequentieteller
Fig. B.4 Meetopstelling om de stationaire
rrequentieoverdrachtsrunctie te bepalen.
-123- bijlage B
de PC verzorgd. De
complement waarde
P'getalgrootte van Winy ref stelt de
voor waarmee de D/A-convertor
two's
wordt
aangestuurd. De meetresultaten zijn weergegeven in fig. B.5.
Deze karakteristiek kunnen we benaderen met de vergelijking:
1 p'f u = 9" (W inv ref 20)
g~m ~HE ;;Hlsm~ l~~ ill! 7ffi T, ~'::: ''11 I! ~mi':~ y. T'~ ::~: :mE C, I:: TlI''''l:i:',,'- > ".i :;J~;;!"" '-'-&:i!f~ '~i 'i..': .1~'nE-i fit: U:: ifi '~i! ::i: Uf ::', iif' ~: I::; ~~i ':i;:.:1 "'i .iI:"I iii; ~~CI ';'." :..... .... ".r: ~ ~
~r, l}it i::i lie! ;ii,,::I; ~~; gi, I'fl i'I' 'i: i:!, ':~ U'i :i:, , '" ... :':.:: 'Ii ;i;!~: ii;: i',' ;~:: 0' ";;1:,, I::; ii. 'i:! :,i D': ::r ~ ~
SF f~~:" :.;1ri£!!1fi::~ ,IT· 'i;; iii' iX i~ii :'ii i'i' ;;~ .i:: _.. '" ;'i ...if:iii 'qii: ii~ it ,iT" ;~I iii) i ::l ~ "-J-it:::.: lJ::l~ i't ~ ::'l ':"- It:, 't:' ",. ,::1 ':11 ::1: :", ,,:, ':q :1:: :::, :::: i:: 'i:; :i" ::,. 'i: :'i: U if': 'i" :t: 'I" iil: '0:: ,ii, :>-
~~~ j~~~ ~~;; :~ ~:~ J;~;;j~ ~ :"~:f~t~ ~.:~l·:.i i~~ i:;~ ;;~ i;;; iii' m: ~II U;~. m; ~~.::; i'i~i;,~ ~1 w: m; ill: ~~ 0: ~1; ~;i ;~i~ ~ ;;~ m~ m~ :::( ::~ W: ~~ iill Wi m: ~:~ :~!: !~ii :::: ~" ':: it: 'W ~~~ ~;:; t
i'; W; ~.~ Wi Wi mi 1m iii! :::; ;:1; ~
e: ~~d'~ gil :.:~ :gl~: ;~j :~~: £:rE~ ~ill ~~.~ gU :~,l~t::~! ~~~: ~~u ;~~~ :: ..".... :;;; :~~~): ;~:: ., I::;:, iJi ~~;l :ji :::~ iEt I~j ~:i; ~~ u ,- n .... ~~...t •.. '!' ...... ' .. : 1;'~, '~. ~t'l :," ';;1 ;-::' ::~ :;..;; ~~~: ~~~~ ~~~i ;~~~ ~} ;~~ ;~~; ~;~~ ~i~ :ift EH :~~ i;~ :::.: ~~~ ~~ it+ ~
t'·" ::;' ~~:~;: ~~ ~~: ~~;i i;:~ ~~ ;~; ~~; ?i); ;i~ ;;;' ~iJ ;;,i ;~;. iiji .~ .. ii' 'ii'·' r;:: "'j ~'I. iii! ii'. i;il'~~ :'if ~ii ~i'i ~rli' ,,=:k Q
-:; iU :i~: tg~ ~~~.~ g~: :r:i ~nt ~ g:! ~H:m ;n~ rtF :~~; g~! ~:~ ~~~! ~~~ fj ~~:; .:~:~ ~: : :::: ~::: !il~~: ;:;1 ;:,: ::~: ~: ~Ht :.; hi· ~!; ~g ~
'~:t~ ~ ~; ~:::,::~ tI'~ ~1~~ j~ ~': 1;1 !t:,~:i li Ij1!~ 1,[:~ ":~ :!~ l~ ~i'i~ ~ :~ ~ ~~~i~ :
!thl ilr :::~ ~f.4 ~~: G;: ~~11::;~~~ ~~j~ :~~~ ~~U ~:: ~t :~~ ;g: f~~~ :~~\ ~~~: ;~)! :h~ j~~~ ;~i; ~~~~ ~:;~ m1 ~~~~ n!~ ~:~~ ~:l ~~i; ~~.LE~~ ~U ~;:~ l'tF M
t!IE ~u q: 't'i :i:: if =-: :J!t ~~_ :::! ·£1·::m ::.~~ ;~i: ;;~f !Ui ;i~f ~i!; ~~j ;~ff ~~~Ii~~ ~~i; E~ £~~ ~;:.:_:~: ;:; Dr! :;:-~ :~ff ="'~2~ ~.~. ::] 3
~,. .:; .. ~.
Fig. B.5 Meetresultaten frequentieoverdracht.
I~C/:lC"')
::::rC'1)
"0E3
c:~
~
[n
<f~III
]2:..,<.....
l~10 III
1,3,11,/6
..,<
~ 7L/LSl310
, /04 12
c:
,)../'
0-.....
'33
"
III..,
7/fLS/23'/0..
~
C"')
::.::r...
J'I'lF
~
I\.l
:::«;"oJ::
C'1)I
.~ .
•'J
:::sC'1)
p
:.. bN ')f_______1
I~H
III0
A01.02.]'jX'i ;
IUI 1. r+-
l.j .....ItO<:ItO..,
38 IIIr+-
111: ~6k ItO..,1 H' ,:;-
ItO
A Ii ..,III.
3
.....IU01I
3lk
38
.,.
~
tr.....c.....
Simulatie QrogrammaL
wn tINDEiCONST talCOef : 1011;TYPE coef : ARRAY [0•• talCoef] Of ll£Al.;
VAR SAHPL, GRTIL, GIUIODf, GRmH, GIUIOEMIl,H1Dtlill, N2IlEGII, IlQj)EGII, ERRCODll,IH,JH,HH,IH,LH,MH,NH,G,I : INTEGER;X, 1, Z : ll£Al.j
EXlTAT, EXITMI, HZT, HIll, TEL, COD'1H,corr2H,COrrGH,HLP,HLPX :corr;
UnvOEK :TlJT;
PllOCl:OORE POLYBOJI(VAK BOEG : INTEGI2;VAK COEFl : coef;TOL : HEAL) ;
wn EXIT;
VAK I : UITIGIRi
BEGINIF BDEG < 0 rnDI 6OTO £lIT j
1IlIIJ: ABS(corrl (0)) <: TOL 00BEGIN
HDEG :: 8D£G - 1 ;IF BDEG < 0 niDiBEGIS
com(o) :: 0 ;6OTO EXIT
EllD ifOK I :: 0 TO HOtG 00 COrr1(I) :: COrrl[hl) ;
DOnIT:DiD I POLYIlOIlM I;
-125- blJlage D
wn EIIT i
PROCEOORE POLYMllL (N1DEGVAK COEfl112DEGVAK comVAK NROEGVAK COUR
: I8TEGERj: coefj: INTEGER;: coef;: IHn:GERj: coef) ;
VAK I, J, [ : INTEGER;
fIlHCTION tiD( a, b: ll£Al. J : RIAL;BEGIB IF a<b rnDI liD :: a ELSE lin:: b EllO;
-127-
BEGINIF MIN(N1DEG, RZDEGI < 0 nIDJ GOTO EXIT iNRDEG :: NIDEG + N2DEG iFOR I :: 0 TO NRDEG 00 COURII) :: 0 iFOR I :: 0 TO !Ii DEG 00
fOR J :: 0 TO 1l2DEG 00BEGIIlI::I+JjCOUR[I] :: COUI II1 I com [J] +com[I] i
DID j
EXIT:£RD I POLYMUL I ;
bijlage D
PROCEDURE
LABEL EXIT;
POLYDIV(VAR IlIDEGVAR COUIB2DEGVAR comVAR BQJ)EGVAR COUQTOLVAR ERRCOD
: INTEGER;: coefi: I!lTEGER;: coef;: INTEGER;: coef;: REAL;: IIlTIGER Ij
VAH I, J, I : IHTEGER;TOO'I, TDIP2 : REAL;
BEGINPOLYROIlM(H2DEG, com, TOLl iIf 1l2DEG < 0 nIDJBIGIlI
COU2 IS A ZERO POLYIl(J(IAL iIRRCOD :: I ;GOTO EXIT
DID;lIQIl£G :: Ni DEG - 12DIG ;If BQJ)EG < 0 nn:HBIGIII
DEGREI OF DIVISOR US GREATER 'I1WI DEGREI Of DIVIDEND;HQDEG :: -i j
mCOD :: 0 ;GOTO EXIT
END iIf H2DEG : 0 THIllBEGIN
tHE DIVISOR IS ACOHSTAHT ;TDIPI :: I. O{CO£F2[O] ;fOR I :: 0 TO HQDEG 00
COUQ[ I] :: COU1[I) I TOOl ;NIDEG :: -I ;ERRCOD :: 0 ;GOTO EXIT
END iSTART REDUCT!ON; I
TOOl :: I. o/cOm[o] ;fOR I :: 0 TO BQJ)EG 00
-128-
BEGIIl
COUQI Ij :: COUl III • TOOl iSUBTRACT HULTIPU OF DIVISOR i
TDlPZ :: COUQI I) ;FOR J :: I TO RZIlEG 00BEGUI
I::J+I;COUl (I) :: COUl (I) - TEMPZ • COUZ [J]
[flO ;
DO ;RlDEG:: IZDEG - I ;[RRCOD :: 0 ;FOR I :: 0 TO RIDEG 00
COUI [11 :: com [IIQDEG+ 1+II ;POLYNORM(RIDEG, com, TOLl;
EXIT:DID I POLYDIV I ;
1--- berekenen van de responsie aJs funetie van de tijd---)
begintrite(' geef sapJes : t I; readJn(sapJ I;,rite!" geef verst. faet"r: I I; readJn(kl;
grteJ :: Z;grnoea :: 4;
nldegb:: sapJ + grteJ + I;nldegb:: grnoel + I;nqdegb :: napJ;IIJl :: supJ -I;errcodb :: 0;grteJb:: grteJ +1;grnoelb:: grnoel +Ii
bijlage D
blt[Oj :: O. 15. kjblt(l) :: 0.15.k;blt[Z) :: 0;blnlO) :: &;bln(l) :: -&;bln[ZI :: 0.05. k;bln(3) :: O. Zlk;bsnl4j :: 0.05Ik;
eIitat(O): :0.51;erltat(l): :0;eriun[Oj; :1;eritanll): :-Z;elitan(Z]: :1;
I coefficienten van de teJler van bet proces II van boge naar Jage orde I
I coefficienten Yan de noeler van bet proees I
I coefficienten van de teller yan de ereitatie I
1 coefficienten Yan de noeler van de ercitatie I
poJYJIIJ (I, eritat, grteJ, bit, grteJIl, tell;poJYJIII (Z, eritan. grnoel, biD, nldegll, mfZb);
for ib::O to nldegb do coeflbl ibl: :0;for ill::O to grteJb do coeflb(ibj::teJ(lb);for ill::O to sapJ do coefqblibj::O;
-129-
poJydi,(nidegb, coeflb, n2degll, coef211, nqdegll, coefqb, O. DOl, errcodbliif errcodb:1 tben
begintriteJn( 'fout bij PoJynoolldeJin,');loto einde;end;
jll: :grnoe.grtel;for ib::O to bb do bJp[ibl::O;for ill: :jh to hb do bJp[ibl: :coefqh[ib-jhl;
Il'ite('printen resPOllS (ja:l) :' I; readJn(q\;if q: I then
beginJrlte('nDilf sample 'j;read(qj;,rlte(' t/I');readln(hh);for ill::q to hb do
beginlI'iteln(ih: 5, bJp[ibj: 18: 10);end;
end;
ll'ite('opsJaan? (ja:l) : 'j;readJn(q);if q:l tben
beginassign(uit,oer, 'OSll');retrite (u it,oer)ifor q::O to Silljll do
beginib :: round(hlp[ql + 511;Il'ite(uit,oer, ill,',');end;
cJoSe(uit,oer);end;
1--- berekeDen ,an de elitatie als functie van de tijd ---I
bijlage D
bzt[O) :: 1;IIzn[O] :: I;grteJ :: OJgrnoel :: 0;
nldegb :: saapl + grtei + 1;n2degll :: grnoel + Ij
nqdegb :: sup);hb :: supl -1;errcodb :: 0;grtelb :: grtel +1;grnoelb:: grnoel +1;
I o,erdracbtsfunctie van bet proces : 1 I
po IYlUI (I, nitat, grtel, bIt, grtelll, tel):po IYIU I(2, elitan, grnoe;, bIn, n2degb, coef2h);
for ib::O to nldegb do coefl/l[ ihl: :0;for ib::O to grteJb do coef1b[ih]: :tel [ihl;for ill::O to S31pl do coefqb[ illl: :0;
-130-
polydiY(n1degh. coef1h. D2degh. coef2h. nqdegh. coefqh. O. 001, errcodb)jif errcodh:1 then
beginwriteln( 'fout bij polynooldeJ inn:goto einde;end;
jll: :grnoea-grtel;for ill::O to Ilh do Illp! ihl: :0;for ill: :jll to hh do hJplilll: :coefqlllill-jll/;
,rite('printen exitatie (ja:1) : 'I; readln(qj;if q: 1 tllen
begin,rite( 'lanaf saapJe 'I: read (q I: ,rite( I til' I: readln(Ilh);for ill::q to hll do
btginwrite In( ill: ~, IlJ pi ill]: 18: 10Iiend:
end;
write('opslaan? (ja:1) :' I; mdJn(q);if q:1 tllen
beginassign(uit'loer. 'nrefsYl' I;rmite(uitvoerl:for q::O to saapJ do
beginill :: rOUnd(hlp[ql + ~1}j
write(uitvoer, ill, I, 'I;end:
cJose(uityoerl:end;
eiDde: :end.
bijlage D
progral fJulgeorienteerde_regeJing (lnput,outputl;
const buUile : 102~;
labl_base: $710;
-131- bijlage E
YAR 1 paraaeters starting (i_.... ) are used by 18TR_HANDLERUme : integer absolute mg: 0006; I free IelOry IUs_buf,Usl_buf,Usy_buf,Maref_buf, MI_DUf,.S_buf, ISJip_buf: array [O.. buf_silel of integer;oldJRQUeg.. 0ldJRQ7_offs : integer;
procedure labl i elternal 'tplab&bin'j I THE-RC labl blbl.procedure lnitJabl3ster; uternal labl[OJ;procedure tiJerset( counter, lOde, Ioadvalue: integer I; uternal Jabl[ 3J;function tiJerread( counter, dUllY: integer I: integer; uternal labl[6J:procedure tillerstop ( counter: integer J; uternal labl[9];function readad (channel,du.y: integer I: integer; uternallabll15J:procedure triteda ( channel, dmJue: integer I; uternal labl[16Jjprocedure defineport ( control: integerIi uterna 1 labI121]:procedure Jriteport ( portnulber, outputvaJue: integerl;elternal labl[2~li
var110, I .. IlI'ef, I..eft, l..ef2, I..efo, Ie, lelin, leldl, Mf, Is, OKs, Iso, Isu, Msl ip, lsI ipo, lsI iPldl, lsI iplin, OKs Iip,US,DUS,USI,USIO, DUSI,Usy,Usyo,DUsy,ind. corr, stop, T, DT, Toud, [p, Ap, Ai, Ti, I, Ilin, Ildl, q, qO, ql,Ts, Ireg, Preg,keule, I, Uref, ADin, tI, t2, t3, t4 : integer;
lortel
uitvoer
: array [0.. 2048\ of byte;
: tut;
I -------- interrupt handler in TUrbo PASCAL -----------------------------1PROCEDURE IHTR_HAHDLER(Tbeta_o: integer);begin
Inline ($90/$IE/$50/$53/$51/$52/$57/$56/$061: I me reg on stact J
Inline($8C/$C6/$6E/$D6/$Al/i_dsave/$6E/$D61; I i_dsave: set Dseg 1
T:: tiJerread (2, 2IiDT :: Toud-1;if DT ( 0 thf!n DT :: DT~32000;
MI :: 50 I Dr;Ie :: I..ef - III;if Ie ( Melin then Me ;: lelin;if Ie ) leldl tben Me :: MeldljI :: Ie div Ai ~ Iiif I ( Illn then I :: Ilin;if 1 ) Ildl tllen I :: Ildx;Islip:: (Me div ApJ I [p ~ I I lreg;if MSlip ( Isliplin tllen Islip:: lsJiplinjif Islip) IsJipld1 tllen Mslip :: Mslipldlj
I uitlelen teller II aantal ingetoaen pUllen in tijd Ts J
I eventueel corrigeren I
f bepalen toerental II verscbiJ aet de lenSlaarde II lIet verscllil begrelDlen J
I bet verscllil integreren (l-regeJaarl 1I Degrenlen l-regeJaar I
I bepalen van de leDJaarde ,an de slip door een PI-regeJaar 1I begrenlen van de slip 1
-132- bijlage E
If ;: ISlip +I~ I bepalen yan de spanningscoaponenten USI en Usy IDlsJip:: Islip - IsJipo;USI :: (191 - (If diy 389) I (ISlip diy 141l diY 8~
Usy:: ((Islip diy 39) I 14 + (DMslip diY 2011 29 + (If diY 511 21 diY 42:
if USI >724 then USI;: 724;if Usy >724 then Usy :: 724;
I begrenlen spanningscoaponenten I
I uit de tlee spanningscoaponenten USI en Usy lordt de spanningsyektor Us II d... Y. op1Oeken uit de tabel lortel [.. ] bepaald I
if (Um1811 or (Um1811 thenbegin
ind: :sqrlUu diy 41 +sqr(Usy diY 4);corr: :0;Ihile ((ind>2048j or (ind<OIl do begin corr: :corr+l; ind: :ind shr 2 end;Us: :Iortel[indj shl corr
endelse
beginind: :UuIUU+USYIUSY;corr: :-2;Ihile ((ind>20481 or (ind<OIl do begin corr: :corr+l; ind::ind shr 2 end;if corr <0 then Us :: (Iortel[indj - corrl shr -corr
else US::lortel[iDdj shl corrend;
if Us < I then Us :: I;if Us ) 400 then Us :: 400;
Is :: If; I bepalen yan de lenslaarde yoor de statorfrequentie I
I begrenlen van dele laarde en begrenlen van de yeranderingssnelheid I1 van dele laarde I
if II < 500 then Isu :: Is diy 56 + 20;
if Isu >1000 then Isu :: 1000;if Isu <-500 then Isu :: -500;
Dis ;: Is - Iso;if Dis ) 90 then Is :: Iso +90;if Dis <-90 then Is :: Iso - 90;if Is <0 then Is :: 0;if Is) 25000 then Is :: 25000;Isu :: (((Is diy 31 1 21 diY 37 + (29 I (Is - Isoll diy 51 + 20j
I aanpassing yoor de invertor (coapensatie eerste-orde-tijdyertraging) en II de digitaal-analoog-ol1etter I
I niet differentieren yoor frequenties kleiner dan 0,5 HI II begrenling ter bescherling yan de isolatieyersterkers I
if Is < 122 then Uref :: 0 1 correctie yoor de niet-lineariteiten in de Volt/Hertl-Iaarde-oyerdracht Ielse if Us ( Is diy 121 then Uref :: -1000
else if Us ( Is diy 106 then begin• ;: Is diy 106;Uref :: (( iUs - II I 4441 diy II I ~ - 500jend
else if Us <Is diy 90 then beginI :: Is diY 90;Uref :: (((Us - II I m) diy II I 8;end
else if Us <Is diy 70 then beginI :: Is diy 90;Uref :: (((Us - II I 2571 diy II I 7;end
else Uref :: 500;
Jl'iteda (l,lsu):Jriteda (0, Uref I;
I uityoeren yan de referentie yoor de frequentie II uityoeren van de referentie yoor de Volt/Hertl-Iaarde I
Ware£_Du£[ql :: Ware£;KI_buf Iqj :: KIjKUuflq] :: Ks;Kslip_buf[qj :: KSliP:Usx_buf [qj :: USI;UsLbuf Iqj :: Usy;UUuf[qj :: us;
if ADin : 1 tllen beginKlref :: readad(O,OI I 12jend
-133-
I inlenn buffers I
I inleJen van de referentie voor bet toerental I
bijlage E
else beginql::qHljKaref :: Karefl:if ql>2000 then begin
Karef :: Karef2;q :: q + 1;if q: 1020 tllen stop:: 1;end;
end;
if Karef >Karefo + 80 tllen Karef :: Mlrefo + 80;if Maref ( larefo - 80 then laref :: Ilrefo - 80:if Maref ( 0 tllen laref ::0;if laref >24940 tllen laref :: 24940;
, begrenJen van de veranderingssneJlleid van de referentie voor lIet 1I toerenta J 1
USIO :: USI;Usyo :: Usy;larefo :: laref;Kslipo :: KsliP:Iso:: KSjToud :: T;110 :: IIj
lI'iteport (0, (Iaref +49) div 98);lI'iteport (1. (KI +49) div 98);
I'ORTllabl_base+91 :: $[9;
PORTIIabl_base+1j :: 0;PORT[$201 :: $20;Inl ine ($01/$ 5E/$Sf/$5A/$S9/$SB/$S8/$lf/$CFJ;
end ; I of IHTR)IAIIDLIR 1
•1 aanpassen van diverse ,aarden 1
I uitvoeren van de referentie voor bet toerental en bet toerental voor 1I delOnstratiedoeleinden I
lOUT-pin van teJJer 1 "boog" laken II intrpt acl to labaaster/9513 logic 1lEal, 8259 1I restore reg I
J 1 bytes us~d by TUrbo Pascal I
f 8259 interrupt lasl register bit 11
I save data se,. voor intr bandler It save IRQ1 interrupt vector (LPT1: J 1
I ------ set interrupt vectors and IRQ1 lask bit -------------------------- 1pmOORI I.IlTUITjbegin
Usave :: Dseg;oldJIlIlUffs :: IeB[O: $3C] ;0Id_IRQ1_se'I:: aell!0:$3EI ;1e1l!0:$3Cl :: ofs(IHTR_HAHDLIRJ +1 ;JeIl[0:$3EI :: Cseg iPORTI $21 1 :: I'ORT($21j and $1f;
end; I of 18TH_SET I
I disable all interrupts Labl-Doard I
flask IRQ7 bit &259 interr control 1I set 0Id LPTI: interrupt vector J
-13J!.-
I ------ reset to old interrupt vectors and disable all LABM interrupts ----IPROCEDUIII IHl'I,-IIISiT;begin
PORTI$2Ij :: PORTI$211 or $80;1e1l[0:$3Cj :: old_IRQ7_offs j
1e_10: $3£1 :: oldJRQtsegl ;PORT[ Jabl_baseH 1 :: $10;
end; I of IHTRJlrsIT I
PROCEOOIII DIlAAIDljbeginstop:: 0; I initiaJiseren diverse 'aarden Jql :: 0;q :: 0;I :: 0;Ilref :: 0;Ilrefo :: 0;Is Jipo :: 0;110::0;Iso:: 0;Uno:: 0;Usyo :: 0;llal :: Is 1iPial;Ilin :: Is liplio;if Ap ( Ip then begin lela I :: ((32000 - llal) div Ipl f Ap;
lelin :: ((-32000 - Ilin) dlV Ip) f Ap;end
eJse begin lelal :: (32000 - llal);lelin :: (-32000 - Ilin):
end:
bijlage E
II'tteJn;II'iteln(' ... press any key to stop... I);II'iteJn;port[ laDI_Dase+91: :$£9;TI)l[llSIT ( 1,14,5 I;port[ IaDI_Dam 7) :: 0;port! Jabl_base+4) :: $90;
repeatif keypressed then stop :: 1;
unti J stop: 1;
tilerstop(l );II'iteda(l,O);Iriteda(O, 0);
end; lof DIlAAiDiI
I init tilerl toggJe: high set ( no interruptI 1I saljlJetijd Ts:51S II clear tiler interr aek laDl-board J
I enaDJe tiler interrupt on JaDl-board 1
I .aebt op interrupts I
I stop 1
PROCEDURE VEWD£UAIlAKETl:2S;beginII'ite(' Ip : ',Ip:7,': ');readln(Ipl;wite(' Ap : ',Ap:7,' : 'j;readJn(Ap);trite(' Ti lIS I :', Tl: 7, ' : I I; mdln(Ti);II'ite(' MsJiplin: ',lsJiplin:7,' : 'l;readln(MsJiplinliII'ite(' MsJiplal: ',Msliplal:7,': ')ireadln(lsJipllal!;if Ti < 6 then Ti :: 5;if 1i ): 30000 then Ireg :: 0 else Ireg :: 1;
-135-
if Ma Ii plU } 3000 tben h Iipan :: 3000;if Isliplin ( -3000 then Isliplin :: -3000;Ai:: Ti div 5;
end;
PROCiDIJR[ VEWDERJBVOER;beginJ1'ite(' Referentie inlmn via A-IHanaal 0 (ja:l\ :',ADin:l,' : 'l;readln(ADin);if ADinol then ADin :: 0;
end;
PROCilllJRE VERAIlDUJ![}'jbegintri te (' IlI'efl:', lrarefl: 6,' : '); read In(llI'efl );II' ite (' IlI'efZ:', IlI'efZ: 6,' : ')i read Jnjlll'efZ Ij
endj
PmDlJRl: PRINTDUIlfITR;beginJ1'ite('vanaf S3ljlle '); read(qO)jJl'ite(' t/' ')j readln(qllifor q: :qO to ql do J1'iteln(q: 4, MlI'eUuf [qJ: 10, I._buf [qj: 10, lsI ipJIuflq!: 10, Ms_buf [q]: 10);J1'ite('opslaan ? (ja:1) :')j readln(ql)jif ql:l then begin
trite('llI'ef? (ja:l) : 'l;readln(ql);if ql:l then begin
assign(u itvoer, '1lI'ef')jreJl'ite(uitvoerl;for q::l to 1000 do J1'ite(uitvoer, ((llI'eOuf[ql + 49) div 98),', ')jclose(uitvoer )ieM;
J1'ite('I. ? (ja:l): ');readln(q1j;If ql:l tllen begin
assign(uitvoer, 'I.');renite (uitvoer)ifor q::1 to 1000 do J1'ite(uitvoer, ((I._buf[q) + 49) div 98),',' Ijclose(uitvoer);endj
J1'ite('lslip? (Ja:l) :');readln(qlJiIf qi:1 then begin
assign(uitvoer, 'lsI ip')irenite(ui tvoer)jfor q::l to 1000 do J1'ite(uitvoer, ((lsliPJ:i1f[q)+49+Z500) div 98), ',')jclose(uitvoer);end;
J1'ite('ls ? (ja:l): ');readln(ql);if ql:l then begin
assign(uttvoer, 'IS')jreni te (u itvoer)ifor q::O to 1000 do trite(uitvoer, ((Is_buf[qj + 49) div 98),',')jcJoSe(uitvoer)jendj
endjend; lof PRINTEB_BUfFIRI
bijlage E
PROC£DIJIlE WRIn:-,WillibeginII'lteJn;lI'iteJn(' 0: einde prograll3 'I;lI'iteln(' I: draaien 'JjlI'iteJn(' 2: veranderen paraaeters 'I;lI'iteln(' 3: veranderen referentie invoer 'I;lI'iteln(' 4: veranderen stapreferentie 'I:II'lteJn(' 5: printen buffer' IilI'itel'lem ? : 'I; readlnlleml;
end;
1----------Hoofdprograll3--------------1
-136- bijlage E
I Jaden lorteJtabeJ I
I initial iseren labaaster II port Aen B: outputpoort I1 set interrupt vector II laden startlaarde van t~Jler 2 (01 de rotorhoel te bepaJenl II initiaJiseren diverse ,aarden I
beginlI'iteJn;lI'iteln( '... Jaden lorteJtabeJ ... 'J;lI'iteJn;for ind::O to 2041 do lortellindj :: roundlsqrt(ind I 16)1;IOrteJI20481 :: 181;IBITUBHASTER; lI'iteJn; IriteJn;DD'IflEPORT(3):IBTH_SET;TIMERSET(2, 2. 32000 I;Toud :: 32000;Ms IiPial :: 2000;MsJ iplin :: -1000;Ip :: 1;Ap : :1;Ai :: 40;Ireg :: 0;Mwefl :: 0;Wwef2 :: 0;leua :: 6;ADin :: Ii
IhiJe (0 ( leuze) and (leuze ( TI dobegintiaerstop(11;Iriteda(I,O);lI'iteda(O, 01;MRI TE-'lDlllicase leuze of
1: DRUID;2: V£RAHDEUAR.OO:TERS;3: VEIWlD£R_IIlVO£R;4: VEIWID£KJ!U;5: PRIBTDUUm:R;,. .u. ,
end:end:
IHTRJ1£S£T;end.
I display aenu en laal UI leuze I
I reset interrupt vector J
-137- bljlage F
Documentatie rotorhoekoQnemer.
r-------- --..:..-.-----------
Roterende inkrementale impulsgevers z~Jn
gevers welke een vast aanta.l impulsen perasomwenteling afgeve-n. Mechanisch kan elke asomwenteling van deze gevers vertaaldworden=- in hoekgraden of- via. Ir.~~·:·,w;cl~m,
tandheugels en spindels in lineai.:e maten. Door een juiste keuze in het aantaluitgangsimpulsen per asomwenteling is hetmogelijk een overeenkomst te vinden inb.v. hoekgraden me t 360.uitgangsimp., ofbij lineaire overbrengingen in cm's, mm'sen onderdelen van mm's.Een tandheugel meteen tandwieltje waarbij 1 omw. = 125,6"mmen h~t aantal uitgangsimp. 1256 (314 x 4)geeft een resolutie van 0,1 rom.
Met een zgn. tweekanaalsysteem is het mogelijk bij heen en weer gaande bewegingeen daarachter geschakelde impulstellerop- en af te 1aten tellen.
VOORRAADUITVOERINGEN
180,60,-
20,-
f. 515,570,590,-
620,650,-
I
IIgroep
groep III
PRIJZEN (v.d. voorraadtypen)
groep
tot 500 imp.vanaf 500 imp.
tot 500 imp.vanaf .500 imp.
in groep II of III aangep. schak.met xl of x2 en richtingssign. + f.in groep II geinve~eerde sign +
10sse flens 59x59x4 rom
metalen koppelingen voor tegen-assen van 8, 10 of 12 rom 1 va f. 115,-haakse ipv rechte kontrast. + 15,-losse rechte steker 20,-losse haakse s teker 35,-
:. \
prijzenv.d. gevers z~Jn inkl. rechte..- kontrasteker, vrijblijvend
.- ~en exkl. a.b.
I~l de sektor digi tale snelheidsmetingzi;n deze impulsgevers uitermate geschiktvoor rotatie- of doorvoersnelheden, terwijl de verhouding, slip en verschilmeting interessante moge1ijkheden zijn.
51
: .10
I
•
eenkanaalsaftastingimpulsaanta.l; 5
tweekanaalsaftasting900 verschoven, 1 : 1impulsaantallen50 - 100 - 200 - 314625 - 1000
tweekanaalsaftastingme t extra nulimpulsimpulsaantallen .
. 150 - J60 - .500 - 720-en 1000 -- -. - .
tussentijdse verkoop voorbehouden-
in groep III
in groep II
in groep I
I , ~r ll
-138- bijlage F
I
-H-.!:..
sa
o .....- 55 OC.~- :
: 10 g(lO-jOO Hz)
: 30 g.(l~ ms)
: asdoorvoer IP 65___-- _., stekeraansl. IP- 54
{I.~ ~ -•. _. 3.1; tzo· ~8
//
1_....;.~~8..P__o
FLENS
vibratie
stoot
afdiehtingen
n~st de in deze brochure genoemde uitvoeringen levert de Fa. S~MANN nog eegroot aantal andere mogelijkheden met zowel di t type rG 60 alsmede he t type tG 3(huis = 35 mm ¢) en I:G 90 (huis = 90 mm ¢)zoals:
• andere impulsaantallen, tot 10.000
• aansluitingen net Kabel of rad-steker
• uitgangsfrequenties tot 100 kHz
• holle asgever
• temp. bereik van -20 tot +70 °c• open kollektor-uitgangen
• vermogensuitgang tot 1,5 Amp.
• asdiameter van 4 of 6 mm ¢• Ex- ~n dr~k/aste uitvoeringen
• roterende kodegevers net BCD-Binair-Gray,
1f1
: : ,1(2'1<~30',Ir - -- ---'-
----JIULJUUlUUl.JULIU!1- I( ~ 1.;";"441
AAJ.'l'SLUITING
6-polige steker benaming
pen nr. 1 bedrijfsspann. +...vpen nr. 2 uitgang K2
pen nr. 3 afscherming
I pen nr. 4 uitgang Kl,I
5 uitgangpen nr. Kopen nr. 6 O-volt
----
II
SPEe";;-ELEKTRCRI~lf.::::"--=:::'-'-~ •. _,~-_:.. ..~ SPEC.:d~s;a- _.:.:~ ~L~_--_~_ ~~
aftasting - : opt~elektro"nisch mech'-.toerentaI;"_ : max~_lO.OOQ Ollllf:/min.s-i~lui~.'-~ -~-: blok•. ve~ho~ding.~::. 1 : h~~~~~eil~' : '105.~/~2 .. ~~ _ bi.L2~kanaa.ls ----~ +;,....-..,,,.l;. -~ '-'-~<-Z~NI-';;;-:-f->j(i-ocr- .-:r----'----~- -~---=-- ·--90O-verseh~-!..-JOQ....... ~ ......~.el.~sm.omen: :- ~ em:. \c. ,...----
IID.llimpuls : < J60~ elektriseh asbe~astl.ng : :~~ ~ :I '.',- "- negatl.ef .'j uitgangssehak. ~ npn-pnp (totempaal)I belastbaar tot JO mA
luitgangssignaal : H := 0 ,8_x UB
I. L:: < 0,) V
voedings~panni~ • 10 a. JO vo~t de -.I ., lrd temp. -bereik- - - rl.mpe.L max. V1Q
I gewieht' : ink!. steker ea )20 gIeigen verbruik '~=::-: ~i:: ~~ i~g ~ _, ~- :-~-,.
Iuitgangsfreq. : tot 200 imp. 10 kHzI tot .500 imp. 20 kHz! . ... tim. 1000 imp. -25 kHz-I bij 1000 imp. 3-kan.
35 kHz