Eindeloosmaart2010j13n5

16
Geachte Mevrouw van Dijck, Beste Decaan, Wij hebben elkaar nog niet gespro- ken, en ik ken uw gezicht alleen maar van foto’s verspreid op het internet, zoals uw identiteitsplaatje op de site van de universiteit. U ziet er mij een vriendelijke en integere dame uit, met een eeuwig stralende glimlach. Maar dat terzijde. In deze open brief wil ik met u van gedach- ten wisselen, meer bepaald over de Bolognahervormingen in het hoger onderwijs en over het engagement van uw faculteit in dit project. Zoals u wellicht weet onder- tekenden op 19 juni 1999 alle toen- malige Europese ministers bevoegd voor onderwijs een verklaring om in de toekomst samen te werken aan de vorming van een Europese onderwijsruimte. Plaats van gebeu- ren: het historische stadje Bologna, waar Europa’s oudste Christelijke universiteit huisvest. Het is daarom dat we sindsdien ook spreken van de Bologna-verklaringen. In de jaren daarop werden opvolgings- conferenties, een soort tussentijdse tentamens, gehouden in Praag, Berlijn, Bergen, Londen en vorig jaar nog in Leuven/Louvain-la- Neuve. De intentie van Bologna is ‘bijzonder aandacht besteden aan de doelstelling van het vergroten van het internationale concurren- tievermogen van het Europees hoger onderwijssysteem’, zoals het in de verklaring staat. En dat ver- mogen opdrijven, luidt de redene- ring, kan alleen maar als Europa als gemeenschap werk maakt van een homogeen onderwijskundig blok –net zoals ze ook een monetaire en economische eenheid vormt. Om dat te realiseren waren er enkele aanpassingen nodig, in eerste instantie de invoering van een cre- ditsysteem, het gebruik van herken- bare en vergelijkbare graden en de bestaande opleidingen opdelen in een bachelor-masterstructuur. Door het wegvallen van de grenzen tussen de verschillende Europese staten onderling –het resultaat van de in 1985 afgesloten verdragen van Schengen– ging in Bologna ook bijzondere aandacht uit naar de mobiliteit van studen- ten, docenten, ideeën en praktijken. De aanwezige verantwoordelijken engageerden zich nadrukkelijk voor de ‘bevordering van mobiliteit door middel van het uitschakelen van belemmeringen voor de daadwer- kelijke uitoefening van het recht op vrij verkeer’, aldus de tekst. Wat haar programma betrof, mag Bologna gerust een onderwijsrevolutie heten. In de MAANDBLAD VOOR STUDENTEN (KUNST) GESCHIEDENIS - JAARGANG 13 - NUMMER 5 - MAART 2010 EINDELOOS Door Maarten Goethals - Toen in 1999 alle Europese Ministers van Onderwijs, waaronder Loek Hermans voor Nederland, de Bologna-verklaringen ondertekenden, engageerden de 31 kabinetten zich voor een spoedige eenmaking van een Europese onderwijsruimte. Meer dan een decennium later lijken sommige faculteiten de boodschap nog steeds niet te hebben begrepen. In een open brief aan de decaan van Geesteswetenschappen, José van Dijck, vraagt Maarten Goethals zich af waarom hij als Vlaamse uitwisselingsstudent Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam als tweederangs student wordt behandeld. - 4 - Nieuwe printers in het PCH - 6 - Interview professor Velema - 8 - Afscheid nemen van Zoeken en schrijven - 11 - Dubbellezing NAGKS ‘Laat Bologna geen maat voor niets zijnEd E d Open brief aan de decaan van Geesteswetenschappen

description

 

Transcript of Eindeloosmaart2010j13n5

Page 1: Eindeloosmaart2010j13n5

Geachte Mevrouw van Dijck,Beste Decaan,

Wij hebben elkaar nog niet gespro-ken, en ik ken uw gezicht alleenmaar van foto’s verspreid op hetinternet, zoals uw identiteitsplaatjeop de site van de universiteit. U zieter mij een vriendelijke en integeredame uit, met een eeuwig stralendeglimlach. Maar dat terzijde. In dezeopen brief wil ik met u van gedach-ten wisselen, meer bepaald over deBolognahervormingen in het hogeronderwijs en over het engagementvan uw faculteit in dit project.

Zoals u wellicht weet onder-tekenden op 19 juni 1999 alle toen-malige Europese ministers bevoegdvoor onderwijs een verklaring omin de toekomst samen te werkenaan de vorming van een Europeseonderwijsruimte. Plaats van gebeu-ren: het historische stadje Bologna,

waar Europa’s oudste Christelijkeuniversiteit huisvest. Het is daaromdat we sindsdien ook spreken vande Bologna-verklaringen. In dejaren daarop werden opvolgings-conferenties, een soort tussentijdsetentamens, gehouden in Praag,Berlijn, Bergen, Londen en vorigjaar nog in Leuven/Louvain-la-Neuve.

De intentie van Bologna is‘bijzonder aandacht besteden aande doelstelling van het vergrotenvan het internationale concurren-tievermogen van het Europeeshoger onderwijssysteem’, zoals hetin de verklaring staat. En dat ver-mogen opdrijven, luidt de redene-ring, kan alleen maar als Europa alsgemeenschap werk maakt van eenhomogeen onderwijskundig blok–net zoals ze ook een monetaire eneconomische eenheid vormt. Omdat te realiseren waren er enkele

aanpassingen nodig, in eersteinstantie de invoering van een cre-ditsysteem, het gebruik van herken-bare en vergelijkbare graden en debestaande opleidingen opdelen ineen bachelor-masterstructuur.

Door het wegvallen van degrenzen tussen de verschillendeEuropese staten onderling –hetresultaat van de in 1985 afgeslotenverdragen van Schengen– ging inBologna ook bijzondere aandachtuit naar de mobiliteit van studen-ten, docenten, ideeën en praktijken.De aanwezige verantwoordelijkenengageerden zich nadrukkelijk voorde ‘bevordering van mobiliteit doormiddel van het uitschakelen vanbelemmeringen voor de daadwer-kelijke uitoefening van het recht opvrij verkeer’, aldus de tekst.

Wat haar programmabetrof, mag Bologna gerust eenonderwijsrevolutie heten. In de

MAANDBLAD VOOR STUDENTEN (KUNST) GESCHIEDENIS - JAARGANG 13 - NUMMER 5 - MAART 2010

EINDELOOS

Door Maarten Goethals - Toen in 1999 alle Europese Ministers van Onderwijs, waaronder Loek Hermans voor Nederland,de Bologna-verklaringen ondertekenden, engageerden de 31 kabinetten zich voor een spoedige eenmaking van eenEuropese onderwijsruimte. Meer dan een decennium later lijken sommige faculteiten de boodschap nog steeds niet tehebben begrepen. In een open brief aan de decaan van Geesteswetenschappen, José van Dijck, vraagt Maarten Goethalszich af waarom hij als Vlaamse uitwisselingsstudent Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam als tweederangsstudent wordt behandeld.

- 4 - Nieuwe printers in het PCH - 6 - Interview professor Velema

- 8 - Afscheid nemen van Zoeken en schrijven - 11 - Dubbellezing NAGKS

‘Laat Bologna geenmaat voor niets zijn’

Ed Ed

Open brief aan de decaan van Geesteswetenschappen

Page 2: Eindeloosmaart2010j13n5

praktijk spreken we beter van eenevolutie, een langzaam proces vanimplementatie, aanpassing en fine-tuning. Het einde van de werkenzijn gepland voor het einde van hettweede decennium van de 21steeeuw. In theorie zou Europa tegendie tijd moeten kunnen concurre-ren met de topuniversiteiten uitAmerika, Canada en China. Dat lijktmij persoonlijk een beetje voorba-rig: universiteiten van hier draaienvoornamelijk op overheidsgeld ter-wijl toppers uit die landen naaststaatsinkomsten vooral ook parti-culiere sponsors en fondsen aanbo-ren.

Zoals u wellicht weet zijnstudenten zich doorgaans weinigbewust van deze achtergrond, en,beste mevrouw van Dijck, dat is ookniet erg. Zolang wij maar van devruchten en de voordelen kunnengenieten: door bijvoorbeeld makke-lijker in het buitenland te kunnenstuderen of door les te krijgen vanbuitenlandse professoren diewereldklasse zijn in hun vak.

Over de kwaliteit van deprofessoren aan uw faculteit wil ikhet in deze goedbedoelde brief niethebben, geachte mevrouw, dat zouvan mijn kant nogal pompeus over-

komen. Wel wil ik, geïnspireerddoor mijn eigen bezoek aan uwfaculteit, u aanpreken over uwErasmusbeleid. Ik stel mij namelijkde vraag waar uw prioriteiten opdat vlak liggen? Want ziet u, deafgelopen maanden ben ik als uit-wisselingsstudent, en ik zal zekerniet alleen voor mijn beurt spreken,geconfronteerd met enkele zakendie allerminst Bologna-vriendelijkoverkomen. Waardoor, en dit ismijn vrees, Bologna een maat voorniets durft worden. En dat kan tochniet bedoeling zijn? Graag had ikdaarom uw standpunt geweten opvolgende kwesties.

In december kreeg ik eenmailbericht van het internationaloffice om me voor de lessen van hettweede semester aan te melden.Ruim een week voor de deadlinestuur ik mijn keuze op: een menge-ling van Nederlandstalige enEngelstalige vakken. Enkele dagenvoor de officiële start van het twee-de semester krijg ik echter te horendat er iets fout is gelopen met mijnaanvraag en dat ik best maar eenstot daar kom. Van de acht vakkendie op mijn lijstje van favorietenstonden, was ik –en zelfs dit wasnog niet eens zeker– voor één toe-gelaten: de rest bleek volzet.Volzet? (Lichte verbijstering in mijnogen –ziet u het voor u?) Ik begreephet niet: ik had mijn formulier tochop tijd doorgestuurd? ‘Ja,’ kreeg ikte horen, ‘maar Nederlandse stu-denten krijgen voorrang in werk-colleges.’ Gevolg: om toch aan denodige studiepunten te raken, moetik de komende maanden vakkenvolgen die ik ten eerste niet wil enwaarvoor ik ook niet naar deze uni-versiteit ben gekomen, en die,bovendien, niet eens tot het curri-culum van geschiedenis behoren.De vriendelijke dame die mijnregistratie in orde maakte, zag datik niet erg tevreden was met desituatie. En toen ik, een beetjeteleurgesteld, opwierp dat dezemanier van werken ‘toch niet ergBologna-vriendelijk’ is, zuchtte zeinstemmend, bijna verontschuldi-gend. ‘Helemaal gelijk, maar dat ishet beleid. Ik had het ook graaganders gezien.’ Arme mevrouw...

Iets anders: mobiliteit. Heelconcreet gemaakt: het dagelijksebus-, trein- en tramvervoer in enrond Amsterdam. Nederlandse stu-denten kunnen met hun ov-chip-kaart overal gratis op: een dienstwaar ze, wel te verstaan, ook voorbetalen –en als ik goed geïnfor-meerd ben, gaat zelfs een belang-rijk deel van de inschrijvingskostennaar die post. Buitenlandse studen-ten hebben, omdat ze niet betalen,geen recht op ‘gratis’ openbaar ver-voer. Ze moeten alles zelf financie-ren. Voor Erasmusstudenten is ditvaak een onvoorziene meerkost–zeker als u bedenkt dat deinschrijvingskosten aan sommigeuniversiteiten waar ze vandaankomen (Erasmussers betalen deprijs van hun moederuniversiteit)even hoog zo niet hoger liggen danNederland. Toen ik een tijdje gele-den Mas Fopma, verantwoordelijkevoor Communicatie en Onderwijsaan uw faculteit, vroeg of het danook niet de plicht van de faculteitwas om te zoeken naar een alterna-tief, kreeg ik als antwoord: ‘Overlandelijke regelingen [zoals de ov-chipkaart, mg] wordt niet op facul-tair niveau besloten. Het is de ver-antwoordelijkheid van de faculteitom buitenlandse studenten zo goedmogelijk te informeren en hunkomst hierheen succesvol temaken. Daar wordt hard aangewerkt en de discussie over eenov-kaart heeft daarin geen hoge pri-oriteit.’ Is daarmee de kous af?

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 2

...moet ik de komendemaandag vakken volgen die ik teneerste niet wil en

waarvoor ik ook nietnaar deze universiteitben gekomen, en die,bovendien, niet eens

tot het curriculum vangeschiedenis

behoren...

Buitenlandse studenten hebben,

omdat ze nietbetalen, geen rechtop ‘gratis’ openbaar

vervoer

Page 3: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 3

Tot mijn grote spijt zie ik de laatstetijd niets meer van het gezelligeklasje dat René van Royen om zichheen had verzameld in de slangen-kuil onder de hal van het P. C.Hoofthuis. Hoewel nog niet metpensioen, is de docent zijn cursusLatijn voor beginners, die aanvan-kelijk een groot succes leek te zijn,misschien al aan het afbouwen; mis-schien hebben ze gewoon een min-der tochtige plek gevonden. Ik hoophet laatste, want het was nou juistéén van die initiatieven die het hiaattussen het formele onderwijs en hetvrijblijvende prikbordbriefje met‘conversatielessen’ invulden.

Het is en blijft natuurlijkeen elephant in the room datNederlandse jongeren, meer in hetbijzonder studenten, en dan speci-fiek studenten geschiedenis huntalen niet meer spreken. Waar eenMedia- en cultuurstudent in princi-pe uit de voeten kan met Westerse,veelal Engelse artikelen uit de laat-ste vijftig jaar, kan de historicus vis-sen in schier eindeloze waterenvoor bronmateriaal. In plaats daar-van ploetert de gemiddelde UvA-student ploetert voort, met zijnmondje Engels en een beheersingvan zijn moedertaal die op het ránd-je is -in de tweede, verbeterde versievan het werkstuk tenminste.Zelfsprofessor Velema, van wie mennooit een kwaad woord over zijnstudenten zal horen, lamenteert inzijn interview dat hij Von Ranke inhet Engels aan zijn werkgroepenmoet voorschrijven.

Ik weet niet wie die mensenzijn die vierentwintig uur per dag tebewonderen zijn vanaf de gang vanhet PCH, met koptelefoon op, zwoe-gend op talencursussen en ploe-gend door Russische nouvellevague-films zonder ondertiteling;maar wij zijn het in ieder geval niet.Jammer, want zoals Clara in eenstukje duizelingwekkende onder-zoeksjournalistiek opmerkt: we zou-den de extra computerruimte somsgoed kunnen gebruiken. d

- Bob van Toor

HOOfDrEDactIONEELNeen, want wat moet een buiten-landse student doen met gemaaktevervoerskosten voor verplichteonderwijsactiviteiten? Een studentdie verschillende malen de metro ofde tram moet nemen om naar eenexamen in Holendrecht te gaan ofdagelijks naar de les moet pendelen,kan hij deze kosten, die al sneloplopen tot de honderden euro’s,ergens terug verdienen? Antwoord:‘Er is voor zover wij weten geenplek, waar je deze onkosten kuntverhalen.’ Om daar dan, enigszinstroostend bedoeld, aan toe te voe-gen: ‘Overigens maken Nederlandsestudenten dergelijke kosten ookelders. Studenten krijgen voor hunkomst hierheen wel tips voor het zolaag mogelijk houden van dergelijkekosten (fietsen, maandkaart), envergeet niet dat Nederlandse afstan-den erg klein zijn vergeleken met deafstanden in de meeste thuislandenvan buitenlandse studenten.’ Eenargument dat misschien wel kankloppen, maar waarmee ik nog geenbrood koop –of een metroticketje inmijn geval.

En dan zijn er nog een paarandere zaken die mijn buitenlandsecollega’s de nodige stress bezorgen.Ik geef u, beste decaan, hun ver-zuchtingen gratuit mee. De hogeonderwijskosten –voor sommigevakken zit je makkelijk aan 150euro leesmateriaal: waarom is ergeen cursusdienst die voorziet ingoedkope copietjes? Het kotente-kort [studentenwoningentekort,red.] –buitenlandse studenten beta-len verhoudingsgewijs meer danNederlandse studenten omdat ze dewoningmarkt niet kennen: waaromgeen extra opvang op dat domein?Gekoppeld daaraan: doordat buiten-landse studenten meestal geen

vaste woonplaats hebben (of ze ver-huizen constant of ze residerenergens verborgen) worden ze bui-tengesloten van heel wat maat-schappelijke diensten –zoals hetkunnen openen van een bankreke-ning waarvoor je een adres moetopgeven– en zijn ze, willen ze ietsbijverdienen, vaak verplicht illegaalte werken. En dan zijn er nog dekleinere onhebbelijkheden die hetleven onaangenaam maken. Omdatbuitenlandse studenten vaakterechtkomen in de minderekamers, zijn ze vaak ook verstokenvan allerhande technologisch won-dermiddelen, zoals de wasmachine.Dus moeten zij hun kleren wassenin particuliere wasshops: een kostdie enorm kan oplopen wil je nietstinkend door het leven gaan.Waarom schaft de faculteit niet eenpaar draaitrommels aan, denk ikdan? Enzovoort.

Voor alle duidelijkheidmevrouw van Dijck, ik stel u daarniet persoonlijk voor verantwoorde-lijk. Veel heeft u zelf niet in de hand:een decaan is immers geen rector ennog minder een Minister vanOnderwijs. Maar niettemin denk ikdat u met enkele kleine ingrepenhet leed, het lijden, het zwoegen, hetzuchten, het vloeken, het gejammer,het gehuil en het godtergendgeklaag van de buitenlandse stu-denten kunt weghelpen. U wilt tochniet dat wij ons als tweederangs stu-denten gaan voelen op uw faculteit?Niet toch?

Ik dank u alvast voor uw antwoordin de volgende Eindeloos,

Hoogachtend,Maarten GoethalsStudentennummer: 06175406

P.S. als u mij googlet en vervolgensdrukt op ‘afbeeldingen’ vindt u zekerook een paar portretten van mij.Maar ik moet u waarschuwen: ik plakniet op foto’s, zoals dat heet. d

Waarom schaft defaculteit niet een

paar draaitrommelsaan, denk ik dan?

Page 4: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 4

Door Clara van de Wiel - Printen ophet PC-Hoofthuis: het lijkt geen al tegelukkige combinatie. Afgezien van demeterslange rijen voor de twee aanwe-zige printers, die eerder regel dan uit-zondering zijn, laten de apparaten hetvaak genoeg helemaal afweten.Dieptepunt in deze lag daarbij in deeerste week van februari, toen beideprinters meer dan een week buitengebruik waren. Nu lijkt echter hoopaan de horizon te gloren, in de vormvan nieuwe ‘multifunctionele’ printap-paraten. Zullen deze glanzende appa-raten inderdaad de problemen verhel-pen of is het slechts een doekje voorhet bloeden? Eindeloos ging er achteraan.

Sinds 8 februari zijn de apparaten ophet PC-Hoofthuis in gebruik en daar-mee was dit de eerste locatie aan deUvA waar de nieuwe printers geïntro-duceerd werden. ‘Gezien de recenteproblemen met de printers hier heb-ben we de plaatsing zelfs nog iets ver-sneld’ vertelt Patrick Beekveldt van deUniversiteitsbibliotheek trots. Een dageerder dan in de planning stond, konal gebruik worden gemaakt van hetnieuwe systeem. Over reacties kanBeekveldt nog niet veel zeggen: daar-voor is de vernieuwing nog te recent.Zelf is hij echter erg enthousiast overde nieuwe apparaten. ‘Voordeel is datbinnenkort op alle UvA locatiesgebruik kan worden gemaakt van éénsysteem. Dat maakt het onderhoudvan de printers een stuk eenvoudiger.Daarbij kan een defect direct centraalgeregistreerd en daarmee eerder ver-holpen worden. Er zijn bovendienafspraken met de leverancier over hoelang de reparatie van een defect opzich mag laten wachten, dus de ver-wachting is dat storingen veel mindergrote gevolgen hebben.’ Ook de prin-ters zelf zullen voor de studenten veelvoordelen opleveren. Daar het multi-functionele apparaten zijn zal binnen-

kort ook gebruik kunnen wordengemaakt van de scanfuncties.Bovendien zou zelfs het klimaat nietvergeten worden: de nieuw geplaatsteprinters leveren aanzienlijk minderuitstoot op. Tenslotte belooftBeekveldt tevens dat ze een stuk snel-ler functioneren dan hun voorgangers.Zullen de gevreesde wachttijden daninderdaad spoedig verdwijnen?

Het valt te betwijfelen. Nietzozeer de langzame afdruk als wel dereusachtige hoeveelheid gewensteprints veroorzaken de rijen en de oor-zaak hiervan ligt bij een geheel andereontwikkeling. Sinds enkele jarenwordt het gros van de in de collegesgebruikte readers niet meer in gedruk-

te vorm maar nog slechts in digitaalformaat aangeleverd. Daar het lezenvan papier nog altijd geprefereerdwordt boven dat van een scherm,wordt bij de start van het semesterdriftig readers afgedrukt in de compu-terruimtes. Niet zelden moeten daarbijreaders van meer dan 300 pagina’sverwerkt worden en het verwondertdan ook weinig dat de wachttijdensnel oplopen. De printers, die ook vol-gens het Informatiseringcentrumeigenlijk bedoeld zijn voor het afdruk-ken van enkele pagina’s, kunnen metname bij aanvang van het semester dereusachtige vraag amper aan. PaulHagens van de readerwinkel in het PC-Hoofthuis ziet de ontwikkeling met

Big, black and beautifulNieuwe printers op het PC-Hoofthuis

Page 5: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 5

lede ogen aan: ‘Mijn verwachting is datde winkel in 2011 helemaal opge-doekt zal zijn’. Van een teruglopendeverkoop merkte hij al iets, maar ditwordt vooralsnog enigszins gecom-penseerd door het gegroeide aantalstudenten. Enkele readers vangeschiedenis, met name voor eerste-jaarsvakken, bestaan daarbij nogsteeds. Het overgrote deel verschijnttegenwoordig echter digitaal opBlackboard, wachtend om door deijverige student uitgeprint te worden.Voorzichtig wordt nu, bijvoorbeeld bijhet vak Nieuwe Horizonten, een testuitgevoerd met het aanbieden van hetcentraal laten afdrukken van de rea-ders door printbedrijf XeroX.Voorzichtig, want veel ruchtbaarheidwil de UvA nog niet aan deze servicegeven. Zij bevindt zich hierbij in eenlastig parket omdat met zowel printer-leverancier Océ als printbedrijf XeroXcontracten lopen. Ook studenten kun-nen individueel bij XeroX langskomenvoor het laten afdrukken van degewenste reader, maar voor het pro-moten van deze service bij zowel stu-dent als docent is de UvA volgensXeroX uiterst huiverig. Het blijft voorde universiteit schipperen tussen debelangen van XeroX en die van prin-terleverancier Océ.

Student en docent lijken op ditogenblik de dupe te zijn. Naast dereeds aangekaarte onvrede over dewachttijden bij printers die eigenlijkvoor een klein aantal afdrukkenbestemd zijn, zijn er ook negatievegeluiden bij docenten te horen. Eendocente van de afdeling NT2 die ano-niem wenst te blijven, noemt de nieu-we situatie ‘waanzinnig’. Volgens haaris er sprake geweest van een goedko-pe aanbesteding bij Océ en leveren denieuwe apparaten tal van klachtenover het invoeren van vreemde inlog-codes op. Haar advies is dan ook danwel thuis te printen, dan wel het uit tebesteden aan XeroX. Laatstgenoemdeblijft, bang de verhoudingen met uni-versiteit en printerleverancier op hetspel te zetten, echter terughoudend inhet aanbieden van haar diensten.Voorlopig zal de student zonder eigenprinter het dus moeten doen met deglanzende apparaten van Océ, of moe-ten uitwijken naar de nabijgelegenPrinterette. Beide opties blijven weinigaanlokkelijk. d

Door Joris Belgers - Elke maand kloptde Eindeloos aan bij docenten, opzoek naar sappige anekdotes overbrutale studenten. Na nu al een aan-tal maal iemand uit de vakgroepgeschiedenis aan de mouw te hebbengetrokken, gingen we eens kijken bijhet Kunsthistorisch Instituut. Wevroegen Gerrit Vermeer, leerstoelGeschiedenis van de bouwkunst, naarbrutale studenten. En het is echtwaar: de deeltijdpensionado’s bijkunstgeschiedenis zijn inderdaad eenapart slag volk.

De heer Vermeer weet ons helaas niette trakteren op dronkenschapsverha-len over studenten, ook al is hij vaakgenoeg met groepen studenten opexcursie gegaan. Zo begeleidde hij infebruari nog een reis met Kleio naarMadrid. Wat hem wel altijd is opge-vallen, is het verschil tus-sen de wat oudere deel-tijdstudenten, waarvan erbij kunstgeschiedenisaardig wat rondlopen, ende ‘normale’ voltijdstu-denten. ‘Wat ik altijd welgrappig vind is op excur-sies, dat de ouderen zichontzettend uitgebreidhebben voorbereid en hetallemaal heel erg serieusnemen. Zo staan ze tochaltijd een kwartier voortijd op de afgesprokenplaats, terwijl de jongestudenten soms gaan winkelen in delunchpauze of allerlei andere dingengaan doen, waardoor ze vaak op hetallerlaatste moment, of te laat, aan

komen zetten .’Niet alleen gepensioneerden

doen er nog even kunstgeschiedenisbij, ook veel mensen studeren deeltijdnaast een volle werkweek, iets waarde heer Vermeer erg veel respectvoor heeft. ‘Zo had ik eens een neuro-chirurg in college zitten, iemand dieuiteindelijk ook uitstekend is afgestu-deerd bij ons. Deze vrouw had vol-gens mij een tachtig-urige werkweek,en las daarnaast voor elk college allestof. Dat zie ik de meeste jongere stu-denten, die veel sneller voor tenta-mens leren, niet snel doen.’

het doceren aan oudere stu-denten ook wel voordelen kan heb-ben, heeft de heer Vermeer ookgemerkt. ‘Ja, ze zijn aan het einde vanhun loopbaan en soms niet onbe-middeld – en ik ben niet zelden dooroud-studenten voor een behoorlijk

deftige lunch uitgeno-digd. Een andere rijkedeeltijdstudent – en ditkomt dan misschien hetdichtst in de buurt vaneen brutale vraag – vroegmij eens of zijn chauffeurtijdens een college vanmij naast hem mocht zit-ten. Hij was namelijkbang dat die zich zougaan vervelen. Dezechauffeur vond het ver-volgens zo interessant,dat hij besloot ook kunst-geschiedenis te gaan stu-

deren. Wat ik heb vernomen is dat hijondertussen is afgestudeerd en ooknog een aardige baan in de kunstge-schiedenis heeft gevonden!’d

‘...ik ben nietzelden

door oud-studentenvoor een

behoorlijk deftige lunchuitgenodigd’

D i e D u r f t !

Een mand voor uw pennenvrucht?Mail naar

[email protected]!

Page 6: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 6

Maria Veder – Wyger Velema magzich sinds kort bijzonder hoogleraarGeschiedtheorie en geschiedenis vande geschiedschrijving noemen. Sindszijn promotie bij professor JohnPocock in de Verenigde Staten opNederlandse politieke theorieën in deachttiende eeuw, heeft Velema (1955)zijn onderzoek op dit gebied voortge-zet in eigen land. Na Enlightenmentand Conservatism in the DutchRepublic: The Political Thought of ElieLuzac (1721-1796) en Republicans:Essays on Eighteenth-Century DutchPolitical Thought vormde zijn oratieeind vorig jaar, over het gebruik vande klassieke oudheid doorNederlandse politici in de achttiendeeeuw, een mooi vervolg zowel als eennieuwe basis voor zijn onderwijs alshoogleraar. Want het is juist het lesge-ven dat Velema, maar vooral ook zijnstudenten, zeer waarderen.

Wyger Velema heeft zijn kamer op dezevende verdieping van het P.C.Hoofthuis. Zijn uitzicht bestaat uit debovenste verdiepingen van de MagnaPlaza, met in één van de ramen eenmannelijke paspop. ‘Die staat er al eentijdje’ vertelt Velema, ‘vroeger wasdaar nog een hotel, toen was het pasecht lachen’.

Nu valt er gelukkig ook nogbest wat te lachen voor Velema. Sindshet begin van dit collegejaar bekleedthij de Jan Romein leerstoel, en werddaarmee bijzonder hoogleraarGeschiedtheorie en geschiedenis vande geschiedschrijving. Naar aanleidingvan deze benoeming hield hij indecember een oratie in de Aula, waar-in hij sprak over het gebruik van deklassieke oudheid door Nederlandsepolitici in de achttiende eeuw. Demeeste studenten geschiedenis zullenVelema echter vooral kennen als desympathieke werkgroepdocent weten-schapsfilosofie, die in zijn enthousias-

me vaak zijn twee identieke, rondebrillen (één om te lezen, één voorgewoon) door de war weet te halen entegelijkertijd op een prettige wijzeonnoemlijk veel kennis over deAnnales en Leopold von Ranke in hetgeheugen weet te griffen.

U heeft in uw boek Republicans:Essays on Eighteenth-Century DutchPolitical Thought een citaat vanJohan Huizinga opgenomen waarin hijstelt dat de geschiedenis van de acht-tiende eeuw in Nederland niet de aan-dacht krijgt die zij verdient. Is dat nogsteeds het geval?

‘Nee, dat is al heel erg voor-uit gegaan. Deze verbeterin-gen vallen eigenlijk eenbeetje samen met de perio-de dat ik actief ben alswetenschapper. Dat is waar-schijnlijk ook de reden datik deze periode zo leuk vind:zij begon net wat meer aan-dacht te krijgen in de tijddat ik gevormd werd alshistoricus. Bij mij begon het eigenlijkals een algemene interesse in de acht-tiende eeuw, maar in de jaren tachtigmerkte ik dat die periode steeds meerbestudeerd werd en dat er heel leukedingen te vinden waren. Ik denk ech-ter dat de achttiende eeuw nog welwat meer aandacht zou kunnen krij-gen. Bijvoorbeeld op mijn eigen ter-rein: de geschiedenis van het politiekedenken. Bij sommige onderwerpen iser wel veel verbetering te zien, zoalsbij de revoluties van de late achttiendeeeuw. Maar het grote onderzoekspro-ject waar Niek van Sas en ik momen-teel mee bezig zijn over de Bataafserevolutie vanaf 1795, daar is echt nogheel weinig over geschreven. Er is nieteens een boek over het eersteNederlands parlement!Dus vanaf dejaren zeventig is het wel heel erg ver-

beterd, maar er zijn nog steeds onder-werpen die meer aandacht verdienen.’

Is het hoogleraarschap iets dat u altijdal ambieerde?

‘Het overviel me eigenlijk een beetje.Het hoogleraarschap is natuurlijk hethoogst haalbare in de academischewereld, en daarover wil ik ook niet val-selijk bescheiden zijn. Bovendien benik bijzonder hoogleraar en dat is echthet mooiste wat ik me kan bedenken.Ik hoef niet zoveel te besturen en tevergaderen maar ik heb nu wel hetleukste recht van het hoogleraarschap,namelijk om als promotor op te

mogen treden. Bovendienleveren die vier lettertjesvoor je naam gewoon enke-le formele voordelen op, enmensen luisteren ook ietsbeter naar je.’

‘Maar goed, aan deandere kant vind ik datgedoe rond het hoogleraar-schap een beetje onzin. Erzijn veel bijzonder goede

onderzoekers die wellicht nooit hoog-leraar zullen worden, maar dit doetniets af aan hun academische kwalitei-ten. Maar mijn eigen leerstoel staat ineen mooie Amsterdamse traditie en ikvind het daarom bijzonder leuk en eer-vol dat ik hem mag bekleden.’

U bezet nu de Jan Romein leerstoelvoor Geschiedtheorie en de geschiede-nis van de geschiedschrijving. Is datniet een erg breed onderzoeksgebied?

’Geschiedtheorie en de geschiedenisvan de geschiedschrijving zijn niethelemaal mijn terrein. Ik ben, hoewelik al vele jaren het vak wetenschapsfi-losofie geef, immers geen geschiedfilo-soof. Wel heb ik altijd een sterkebelangstelling gehad voor de ontwik-keling van de geschiedschrijving en de

‘Met die vier lettertjes voor je naamluisteren mensen iets beter naar je’

Wyger Velema over hoogleraarschap, studenten en toekomstplannen

‘Er is nieteens eenboek overhet eerste

Nederlandsparlement!’

Page 7: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 7

geschiedenis van politieke ideeën.Zeker in de vroegmoderne tijd zit indat politieke denken altijd een heelsterk historisch element. Met anderewoorden: men baseert zich bij het for-muleren van politieke ideeën opbepaalde versies van het verleden. Ditzie je nu ook nog wel, maar deze nei-ging was in de vroegmoderne tijdmijns inziens vele malen sterker. Eenvan de invullingen die ik zelf aan dieleeropdracht zou willen geven is dus,dat ik mij wil bezig houden met diehistorische en historiografische com-ponent van het vroegmoderne politie-ke denken. Zo probeert iedereennatuurlijk zijn leeropdracht een beetjenaar zijn eigen belangstelling te plooi-en’

Dit deed u in feite al bij uw oratie indecember.

’Inderdaad. In mijn oratie heb ikgeprobeerd te laten zien dat de bewe-ring, dat de revolutionairen in de laatachttiende eeuw sterk onhistorischdachten, onjuist is. Er wordt gedachtdat de revolutionairen allerlei vormenvan onhistorisch denken aanhingen ende geschiedenis helemaal niet nodighadden, omdat ze alleen naar abstrac-te ideeën keken over de universelerechten van de mens, die in de natuurverankerd waren. Ik beweer juist datmen misschien niet heel erg met derecente Nederlandse geschiedenisbezig was, maar wel heel sterk geïnte-resseerd was in en beïnvloed werddoor de klassieke oudheid. In mijnonderzoek kun je zien dat er vaaksprake is van een wisselwerking tus-sen historische belangstelling ener-zijds en anderzijds het formuleren vanbepaalde politieke ideeën.’

Is dat ook onderwerp van uw huidigeonderzoek?’

Ja. Ik hoop eigenlijk dat ik deze oratiekan uitwerken tot een breder essayover de omgang met de klassieke oud-heid in de achttiende eeuw. Ditsemester richt ik al mijn aandacht ophet onderwijs, dus op het ogenblik ligthet onderzoek even stil. Ik heb al eenuitgever gevonden die eventueel geïn-teresseerd is in een boekje over ditthema, en ik hoop dat binnen een jaar

of twee tot stand te kunnenbrengen. Intussen looptnatuurlijk mijn grote projectover de Bataafse revolutie.Zo’n oratie is natuurlijkslechts een verhaal van eenkleine drie kwartier, maar ikheb nog heel veel mooisgevonden waar ik iets meekan, zoals toneelstukkenover klassieke helden diewerden opgevoerd.

Ik zou daar-naast graag onderzoek doennaar de parallellen die menin de achttiende eeuw troktussen de problemen van deRepubliek der Nederlandenna de Gouden Eeuw en deondergang van hetRomeinse Rijk. Dit themakomt voortdurend terug, enik vind het heel vreemd datniemand hier systematischnaar gekeken heeft.

Vindt u het jammer dat hetonderwijs in de klassieke talen opmiddelbare scholen op dit moment zoonder druk staat?

’Ja, dat vind ik zeker jammer. Dit debatwordt overigens al sinds de achttiendeeeuw gevoerd, toen waren er ook almensen die zeiden dat men wel watmoest weten van die oudheid, maarhun vraagtekens zetten bij het belangvan die talen. Ik zal je eerlijk beken-nen: ik ben grotendeels vergeten watik precies bij de vakken Grieks enLatijn heb geleerd. Maar ik heb hetidee dat ik van het vertalen van dieklassieke teksten wel heb geleerd omheel nauwgezet te lezen. Ik merk vaakbij studenten dat ze er moeite meehebben om teksten goed te begrijpen.Het besteden van een substantieelaantal uren aan de klassieken leert jemijns inziens wel heel erg geconcen-treerd en geduldig teksten te lezen.Het gaat immers, zeker bij geschiede-nis, altijd om nuances en die zie je pasals je een tijdje met een tekst bezigbent.

Ik denk dat je deze kwestieook binnen een groter probleem moetzien, namelijk dat de talenkennis inhet algemeen heel erg aan het afne-men is. Ik wil niet vervallen in die

oudemannenretoriek van ‘vroeger wasalles beter’, maar toch vind ik het ergjammer dat ik niet meer zomaarFranse en Duitse teksten op kan gevenaan mijn studenten. Bovendien sluitenwij ons hierdoor af van Duitsland enFrankrijk, waar een bloeiende acade-mische gemeenschap bestaat maarniet veel in het Engels vertaald wordt.Het gaat me elk jaar toch weer doormerg en been dat ik Voltaire en Rankein het Engels op moet geven.’

Vindt u dat hierdoor de kwaliteit vanuniversitaire opleidingen omlaag isgegaan?

‘Ik vind eigenlijk dat als we de preten-tie hoog willen houden dat dit eenwetenschappelijke opleiding is, we ertoch van uit moeten kunnen gaan datgeschiedenisstudenten de drie grotetalen kunnen lezen. Overigens vind ikhelemaal niet dat dit gebrek aan ken-nis aan de studenten ligt. Studentenkomen van de middelbare school afmet een kleinere talenkennis dat bij-voorbeeld dertig jaar geleden en moe-ten vervolgens in drie jaar zo’n bache-lor er door heen jagen. Ze hebbengewoon substantieel minder studietijdgekregen. Dan heb je natuurlijk ook

Prof. Dr. Wyger R. E. Velema

Page 8: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 8

helemaal geen tijd meer om nog eveneen cursus middeleeuws Latijn erbij tevolgen. Verder heeft het er natuurlijkook mee te maken dat men graag wildat zoveel mogelijk mensen een uni-versitaire opleiding volgen. Maar alsdit alleen maar kan ten koste van dekwaliteit, dan moet je er toch nog eensover nadenken of dat is wat je wil, enof je dan bijvoorbeeld niet beter extrageld kunt steken in mensen die eenonderzoeksmaster volgen. Nu moetenwe deze studenten vertellen dat ergeen promotieplaatsen voor ze zijn:dat kan toch niet de bedoeling zijn?’

Is dat de reden dat u naar Amerikaging? Dat promovendi daar meer aan-dacht en geld krijgen voor hun onder-zoek?

‘Nou ja, achteraf ga je altijd zeggen datje hele goede redenen had om dingente doen, maar eigenlijk wilde ikgewoon naar Amerika. Mijn vader gafvroeger altijd summer courses inAmerika, en toen ik tien jaar oud washeeft hij een keer het hele gezin mee-

genomen. Het was1965, tijdens de hoog-tijdagen van deAmerikaanse cultuur enik vond het prachtig. Bijons vertrek stond dehele buurt ons uit tezwaaien. Dat heeft denkik zo’n onuitwisbareindruk op mij gemaaktdat ik altijd een keerterug wilde gaan. Losdaarvan ontwikkelde ikin mijn studietijd eeninteresse voor politieketheorieën uit de acht-tiende eeuw, en dat kreeg inNederland nooit zoveel aandacht. ’

Ten slotte, wat is uw lievelingsboek?

‘Wat een simpele doch onmogelijkevraag! Maar goed, dan denk ik tochThe Machiavellian Moment van mijnleermeester Pocock, bij wie ik ookgepromoveerd ben. Ik vond het al zo’nfantastisch boek toen ik het las als stu-dent, ook al begreep ik er maar de

helft van. Echt een voor-beeld van zo’n boek datje heel vaak moet lezen.Op elke bladzijde staanmeer ideeën dan ik waar-schijnlijk in de rest vanmijn leven zal hebben:het is zo breed; zo erudietgeschreven. Ik moet toe-geven: het is niet heeltoegankelijk, maar watbetreft belang en diep-gang is het fantastisch.Daarbij komt nog hetavontuur van het lezenvan dat boek, terwijl het

eigenlijk te moeilijk voor me was. Zo’nboek waar echt hele nieuwe horizon-ten voor je zichtbaar worden kom jeniet vaak tegen!’ d

Op dit moment werkt Wyger Velemamet Niek van Sas aan The First DutchDemocracy: The Political World of theBatavian Republic, 1795-1801, overde Bataafse Republiek als eersteNederlandse democratie.

‘Het gaat me elkjaar toch weerdoor merg en

been dat ikVoltaire en

Ranke in hetEngels op moet

geven’

De teloorgang van de kaartenbakAfschaffing Zoeken en schrijven heiligschennis of terechte vernieuwing?

P. de Buck, M. E. H. N. Mout, C.Musterd en ‘onze’ J. Talsma brachtenhun handleiding in 1982 uit, en sinds-dien is het vaste prik in het universi-tair geschiedenisonderwijs. De houd-baarheid van het werkje lijkt vooral teschuilen in het zeer uitgebreide stelselvan regels voor voet- en eindnoten,dat niemand (behalve, naar men aan-neemt, de auteurs zelf) ooit uit zijnhoofd zal kunnen toepassen. Neem nude correcte beschrijving van de drukvan het gebruikte werk. De Buck c. s.waarschuwen voor ‘nogal wat hakenen ogen’: ‘Zo wordt in hetAngelsaksische taalgebied een onder-scheid gemaakt tussen een nieuweedition (een gewijzigde herdruk) en

een nieuwe impression. [Soms] weetmen niet of de “revised edition” van1966 een eerste of een tiende herzie-ne editie is. (…) omdat gebonden enpaperback-edities vaak naast elkaarbestaan, geeft ook het jaar van uitgaveniet voldoende informatie over degebruikte editie.’ Iedere historicusbewaart dus tot op de dag van van-daag wijselijk het boekje binnen hand-bereik, en hoewel de precisie vannakijken van docent tot docent ver-schilt is het nog altijd bijna onmogelijkom een foutloze literatuurlijst op testellen zonder het werk te raadplegen.

Sinds de opkomst van compu-ters, tekstverwerkers en vooral hetinternet als hulpmiddelen bij het

maken van een historisch werkstuk, iser steeds meer kritiek op Zoeken enschrijven geweest. Hoewel er steedsherziene uitgaven verschenen, blevende auteurs er van uit gaan dat de stu-dent geschiedenis werkte met eensysteem van opschrijfkaartjes in eenzogenaamde kaartenbak naast eenschrijfmachine – al werkte pen enpapier natuurlijk ook. ‘Cijfermateriaal,kaartjes en grafieken worden meestalletterlijk overgenomen. Het best kanmen van dit soort materiaal een foto-kopietje (laten) maken, die in een spe-ciale map moet worden opgeborgen(vanwege het afwijkend formaat). Inde kaartenbak komt dan een verwijs-kaartje.’ Zo wordt in het hoofdstuk

Bob van Toor - Of je nu praat met een eerstejaars student of met een doctorandus die in winkels nog naar guldens omre-kent, beiden zullen desgevraagd met een huivering, dan wel een glimlach van herinnering spreken over ‘de Buck’. Hetblauwe boekje, dat officieel Zoeken en schrijven. Handleiding bij het maken van een historisch werkstuk heet, heeft gene-raties studenten ingeleid in de kunst van het annoteren. Eind vorig jaar kondigde een docent van de RijksuniversiteitGroningen aan het boek niet meer te zullen gebruiken. Het boek zou ‘door de realiteit ingehaald’ zijn. Het betekende eenbreuk met een verstofte, maar respectabele traditie van drie decennia.

Page 9: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 9

over onderzoek gemeld.Juist door degrote eruditie die het werk uitstraalt isechter ook het gevoel van opluchtingzeer groot, wanneer de auteurs delezer een hart onder de riem steken.‘Iedereen lijdt ook aan een zekereschrijfangst: angst voor het momentdat men met een vel wit papier voorzich nu écht moet gaan schrijven, ennet als plankenkoorts bij toneelspelersgaat schrijfangst nooit vanzelf over’.Men slaakt een zucht van verlichtingals blijkt dat zelfs deze wetenschap-pers die zonder blikken of blozen een‘retrospectieve bibliografie die selec-tief is’ als Repertorium der verhande-lingen en bijdragen betreffende degeschiedenis des vaderlands, in tijd-schriften en mengelwerken versche-nen uit de kast trekken om hun kaar-tenbak mee te spekken, dezelfdeschrijfangst kennen als een simpelestudent.

Hoewel het boekje dus op een aantalpunten een kwaliteit biedt die klaar-blijkelijk niet snel veroudert, beginthet nu dan toch uit de gratie te vallen.Aan de Rijksuniversiteit Groningen ishet hoge woord er al uit: KarlHeidecker, docent middeleeuwsegeschiedenis en verantwoordelijk voorhet eerstejaarsvak Vaardigheden,schafte het blauwe boekje af. Hijmeent dat het boek door de realiteit isingehaald, en niet alleen omdat delaatste gewijzigde editie (revised edi-tion, 1997) nog ijskoud vermeldt:‘bezit men zelf een tekstverwerker,dan maakt men eerst een proefstukjeom alle relevante faciliteiten van hetprogramma te testen’. Auteur JaapTalsma kan zich in deze kritiek overi-gens best vinden. ‘Het boekje is in dejaren negentig voor het laatst herzienen is langzamerhand geheel uit detijd’, meent hij. ‘De digitale revolutiedie zich sindsdien in ons vak heeft vol-

trokken, lijkt nagenoeg geheel aandeze handleiding voorbij te zijngegaan.’ Ook de uitgave zelf heeft zijnlangste tijd gehad, zoals een bloggerdroogjes opmerkt, met ‘lekker romme-lige opmaak, verspringende kantlij-nen, veel verschillende lettertypes. Hetboekje is vermoedelijk het proefstukjewaarmee de Buck zijn nieuwe tekst-verwerker heeft uitgeprobeerd.’

De strakke regels die de Buckbiedt zijn volgens Heidecker niet meerbruikbaar in interdisciplinair onder-wijs. ‘Van allerlei studies komen erstudenten een minor bij geschiedenisvolgen. Die hebben andere manierenvan annoteren geleerd en kennen demethode niet. Andersom geldt het ookvoor geschiedenisstudenten die eldersvakken volgen. We willen de studen-ten gewoon meerdere stijlen van ver-wijzen aanleren.’ Er wordt nu gezochtnaar een vervangend werk, maar dat istot noch toe niet gevonden en tweedocenten aan de Rijksuniversiteit zijnbezig zelf een handboek te schrijven.Er gloort echter nog hoop voor hetblauwe boekje: Jaap Talsma is na zijnemeritaat begonnen aan de inhaalslagdie zo lang op zich heeft laten wach-ten. ‘Ik liep al heel lang met het planrond om het boek ingrijpend te her-zien en heb in dat kader in de afge-lopen vijf jaar diverse nieuwe tekstengeschreven. Ik vond echter steeds nietde tijd om de herziening te voltooien.Na mijn pensionering op 1 april j.l.heb ik met veel enthousiasme de her-ziening opnieuw ter hand genomen.Eind juni was ik daarmee klaar. Hetresultaat is een - volgens mij - geheelaan de eisen van de tijd aangepastehandleiding.’

Door complicaties met deandere auteurs en de uitgeverij laat denieuwe versie van Zoeken en schrijvennog even op zich wachten. ‘Nietteminhoop ik erin te slagen nog in dit stu-diejaar een bijdetijdse handleiding opde markt te brengen. Daar zal ik danhopelijk ook collegae van de nieuwegeneratie bij kunnen betrekken, diehet stokje t.z.t. geheel van mij zullenmoeten overnemen.’ Er zit, kortom,nog leven in het oude werk, en als deUvA nog even geduld heeft, hoeft erwellicht niet, zoals in Groningen,rigoureus gebroken te worden meteen dierbare pijler van het geschiedenisonderwijs. d

Het beruchte, gevreesde, maar ook wel gekoesterde Zoeken en schrijven

Page 10: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 10

ruimte voor advertentie

Page 11: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 11

Door Kick Hommes – ‘N. A. G. K. S.’, hetweblog van een zestal Amsterdamsestudenten kunstgeschiedenis, organi-seert deze maand een serie voorjaar-slezingen. In het kader van deze reeksgaven docenten Wendelien van Welieen Jitske Jasperse op 17 februari eendubbellezing. Beide kunsthistoricibetraden het vruchtbare grensgebiedtussen geschiedenis en kunstgeschie-denis in hun onderzoek naar manipu-latie met goud en edelstenen door deeeuwen heen.

In de lezing behandelden Van Welie-Vink en Jasperse ieder een case studyvan manipulatie met, en manipulatievan de geschiedenis van goud en edel-stenen. Door een opvallend nadrukke-lijke historische invalshoek wisten zijde -toch al vage- scheidslijn tussen detwee disciplines te overbruggen.

Nadat drie verschillende lap-tops niet bleken te werken, en VanWelie-Vink met vouwfiets en een blosop de wangen het Bungehuis wasbinnengestormd kon de lezing aan-vangen. Het grote enthousiasme vande sprekers maakte meteen veel goed.De gemoedelijke sfeer tijdens de goed-bezochte lezing vloeide ongetwijfelddeels voort uit het vrijblijvende karak-ter van de lezingenreeks, waarindocenten worden uitgenodigd te ver-tellen over hun ‘recente onderzoek,net gepubliceerd werk óf gewoon, heelsimpel, favoriete kunstenaar’, aldusaankondiging op de website.

Dat de onderwerpkeuze vande lezing naar eigen voorkeur wasstraalde van de sprekers af.Wendelien van Welie-Vink sprak overde Rijkskroon van Otto I, een monu-mentaal kunstobject met een directelink naar zowel Karel de Grote en hetByzantijnse Rijk als de TweedeWereldoorlog. Deze kroon was eencreatie van de machtswellustige Otto I,

die in 962 geen genoegen nam metzijn titel als hertog van Saksen, maarwilde regeren over een groter gebied.Om zijn pretenties kracht bij te zettenzocht Otto naar een object waarmeehij zijn macht kon legitimeren enwaardoor duidelijk werd dat alleen hijde rechtmatige keizer van het HeiligeRoomse Rijk kon zijn. Hij was van planzich, geheel in de stijl van Karel deGrote een kleine twee eeuwen eerder,

te laten kronen in de dom van Aken.Otto wilde echter wel een uitzonder-lijke kroning, en speciaal voor hemwerd en zeer speciale kroon gemaakt,de Reichskröne. Deze kroon, waarvanhet ontwerp werd gebaseerd op desierlijke hoofddeksels van deByzantijnse vorsten, zou bekendheidkrijgen door de foto’s die Amerikaansesoldaten maakten nadat zij de kroontijdens de invasie van Duitsland in

Middeleeuwse geschiedvervalsingmet goud en edelstenen

Dubbellezing op het snijvlak van kunstgeschiedenis en geschiedenis

De Rijkskroon bevindt zich inmiddels in Wenen

Page 12: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 12

1945 in een bunker gevonden hadden. Jitske Jasperse sprak over Hendrik deLeeuw, in de twaalfde eeuw hertog vanSaksen en Beieren, en de Welfenschatdie Hendrik en zijn vrouw Mathilde nahebben gelaten. Jasperse legde eenlink tussen de leiders van het Nazi-regime in Duitsland in de twintigsteeeuw en de middeleeuwse figuur vanDe Leeuw. Delen van de schat van hetmachtige geslacht der Welfen,bestaande uit persoonlijke bezittingenvan Hendrik en Mathilde, waren eindjaren dertig via een ingewikkeldeomweg in het bezit gekomen van deDuitse regering. Joseph Goebbelsmaakte van De Leeuw een icoon vanhet Duitse idealisme. Ook De Leeuwhad expansie naar het Oosten nage-streefd, precies zoals de Nazi-regingwilde in hun zoektocht naarLebensraum. Goebbels benoemde deschat van Hendrik en Mathilde totnationaal erfgoed. Hitlers minister vanPropaganda trachtte op deze manierDe Leeuw min of meer tastbaar te

maken voor het Duitse volk. DeWelfenschat was hierbij de factor diebeide tijdsperiodes verbond.Het thema van manipulatie kwam zoin beide lezingen sterk naar voren. Debeschreven kunstobjec-ten werden tot middel inhet streven naar over-heersing en de legitime-ring van grote personenuit de geschiedenis.Omdat de sprekers hunonderwerp in een bredehistorische context plaat-sten, werd de lezinggeschiedkundig interes-santer, terwijl de kunst-historische ondertoonnooit uit het oog werdverloren.

Van Welie-Vink was na afloopook stellig in haar opmerking dat ‘omkunst te begrijpen deze verwevenmoet worden in de geschiedenis’. Zijgaf het waardevolle inzicht dat eraltijd een zekere uitwisseling moet zijntussen de kunst en de historische fei-ten. Niet alleen omdat kunst nietbegrepen kan worden zonder context,maar ook omdat geschiedenis zelf veelbeter begrepen kan worden door aan-

dacht voor de kunsthistorische ideeënen objecten.

Zowel de Rijkskroon van OttoI als de Welfenschat van Hendrik deLeeuw hebben een niet te onderschat-

ten invloed gehad op deloop van de geschiedenis.Waar historici dezekunstobjecten af mis-schien af zouden doen alsbijzaken van historischegebeurtenissen, werd demiddeleeuwse gedachtedie achter het gebruikvan deze kunstvoorwer-pen zat door de tweekunsthistorici verduide-lijkt en benadrukt. Hetkunstobject an sich werdop de voorgrond

geplaatst, wat leidde tot een verfris-sende blik op historische gebeurtenis-sen. Zowel Wendelien van Welie-Vinkals Jitske Jasperse zijn aldus primageslaagd in hun opzet, kunstobjectente plaatsen in historisch perspectief,zonder dat daarmee de intrinsiekewaarde van de kunstobjecten volledignaar de achtergrond verdwijnt. d

Fictieve voorstelling van Karel de grote mét

Rijkskroon door Albrecht Dürer

‘Om kunst tebegrijpen moet

deze wordenverweven in degeschiedenis’

Een deel van de Welfenschat van Hendrik de Leeuw

Page 13: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 13

Door Steven van den Haak – Van allevaktalen schijnt het kunstjargon hetmeest tot de verbeelding te spreken.Hierin streeft ons eigen artistiekespraakje die van de medische en juri-dische wereld ver voorbij, maar waar-om eigenlijk?

Uiteraard zijn woorden als ‘clair-obscur’, ‘atmosferisch perspectief’ en‘hoekrisaliet’ geen woorden van alle-dag, toch vinden de meeste kunstge-schiedenisstudenten het zeer onwaar-schijnlijk dat het kunstjargon zo’nreputatie zou hebben. ‘Hebben wij eenjargon?’ is de vraag die men vaakhoort. Een met de auteur bevriendestudent civiele techniek knikt bevesti-gend: onbegrijpelijk, dat taaltje dat jesoms uitkraamt.’ En ondanks de ietwatbruuske wijze waarop deze bèta medit duidelijk maakte kwam het ook mijvoor dat het kunstjargon misschienwel zeer tot de verbeelding zou kun-nen spreken voor de gemiddeldekunstleek.

Dat de meeste studenten kunstge-schiedenis zich dit niet realiserenheeft misschien als oorzaak dat hetbetreffende ‘taaltje’ er al zo in gebak-ken zit dat het er zo nu en dan uitfloe-pen van bepaalde termen geheel onbe-wust gaat. Het luisteren naar eengepassioneerd kunstdispuut tussentwee studenten kan dan ook zowel eenlust voor het oor zijn als een geniepigraadsel met vele valkuilen. Zo hoeft

een ‘varken’ zeker niet altijd een intel-ligent zoogdier, ook wel bekend omzijn snuit en krulstaart, te zijn.

Dit geldt echter zeker niet alleenvoor het kunstjargon. Vele andere jar-gons kunnen zonder de vereiste ken-nis van termen eenwaterval van neveligebegrippen zijn. De auteurherinnert zich hierbij eenfascinerend betoog vaneen studente biologieover de enorme variëteitaan schimmels en mos-sen.

Is het kunstjargon danzo vreemd voor de leekomdat kunst op zich alenigszins vaag lijkt tezijn? Voor de minderkunstgerichte ziel zijn dein gelatine gevatte halvehaaien van Damien Hirstal een gruwel met eenflinke dosis vaagheid,laat staan de kritiekendie erover geschrevenworden.

‘Om kunstcriti-cus te worden moet je eerst leren zomin mogelijk te zeggen in zo veelmogelijk woorden.’ Is het credo datveel critici zich lijken aan te meten. Enzo ook de ‘toelichting’ die bij veel gale-ries en tentoonstellingen gegevenwordt bij de te bezichtigen kunstwer-ken. De tentoonstelling ‘Niet

Normaal’ in de Beurs van Berlage iseen goed voorbeeld van hoe vaag,maar tegelijkertijd fascinerend kunstkan zijn en de verklarende bordjesonder of naast de kunstwerken funge-ren net zo toereikend als voorbeeld

voor ons jargon.Het kunstjargon is

dus een aangeleerdevaagheid, alhoewel hetvoor de kenner zelf zeerconcreet is, en fascineertde leek. Niet omdat onstaaltje minder vaag lijktdan die van andere vak-gebieden, maar omdatdit ook ondersteundwordt door de intrige-rende vaagheid die kunstover het algemeen uitlijkt te stralen. Een blikbinnen een kunstacade-mie bevestigt dit wan-neer de toeschouwerlange ongewassen kap-sels en zachte stemmendruk gebarend hoortdelibereren over eengroot doek getooid met

mensenharen. Maar het schimmelbe-toog herinnerend blijft de auteur tochmaar discussiëren over ‘het varken, instand gehouden door de kauwgombal-mortel, daar aan dat vijftiende eeuwsepandje aan het Singel.’ d

Complementair jargoncontrastof relatief ton-sur-ton?

Voor de minder

kunstgerichteziel zijn de in

gelatine gevatte halve

haaien vanDamien Hirst aleen gruwel meteen flinke dosis

vaagheid

Zieleroersels? Hersenspinsels? Openbaringen?

Stuur ze op naar [email protected]!

Page 14: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 14

Door Joris Belgers - De bibliotheek enhet archief: voor velen van ons voelthet aan als ons tweede huis. Dezemaand toog Eindeloos naar Zeeburg,om te kijken of er in het InternationaalInstituut voor Sociale Geschiedenisnog wat te beleven viel. Het is eennogal imposant gebouw – het voorma-lig cacaopakhuis aan de Cruquiusweg,maar dat mag ook wel: er bevindt zichnaast een omvangrijke bibliotheekzo’n vijftig kilometer aan archiefmate-riaal, waarbij ook nog een hele zooifoto, affiche en geluidsmateriaal bijmag worden opgeteld. En buttons.

Die ze overigens niet verkopen – het iseen onderzoeksinstituut, geen winkel.Zo vermeldt de website tenminste.Wat ook op de website te vinden is datinmiddels het aantal virtuele bezoe-kers en onderzoekers ten opzichte vande echte archiefmuizen ongeveer 150op 1 is. Dat is te merken, want het iserg rustig in de studiezaal van hetIISG, in het van binnen modern vorm-gegeven pakhuis. Het doet nu nietdirect denken aan een stoffig archief,integendeel. Wat wel nog op een stof-fige manier gebeurt is het aanvragenvan stukken – op schattige velletjespapier die nog uit de jaren ’70 lijken testammen – waarna de aangevraagdeordner of boek binnen een uur voor jeklaar ligt. Door een fout mijnerzijds, ofmijn handschrift, ligt er opeens een

boek over Chinese kunstuitingen tentijde van de Culturele Revolutie voormij klaar in plaats van een Duitse ver-kiezingsposter, dus dan wachten wegewoon nog een uurtje extra.

Wat mij in elk geval eens goedde tijd geeft om te kijken of er nogavontuurtjes te beleven zijn. In de ver-der lege studiezaal zit een niet al teonaantrekkelijk meisje half verstopttussen twee stapels ordners, dus ikpositioneer mijn laptop op een strate-gische positie. Na mij opgemerkt tehebben verplaatst zij haar stapels ech-ter ook strategisch. Aan de anderekant van de tafel staat een eenzame,roze minilaptop, mijn aandacht ver-plaatst zich dan ook snel die kant op.De gigantische bebaarde man die daarechter na vijf minuten achter plaats-neemt is alleen niet helemaal mijntype dus ik besluit, nog steeds wach-tend op mijn stukken, maar eens dekantine te gaan inspecteren.

En die kantine is wel hetMekka voor de arme student, wanttwintig cent voor vers gezette koffie ofveertig voor een gevulde koek: daarkunnen ze bij Sorbon nog wat vanleren. Ook de kantine is verder uitge-storven, dus geef ik mijn drang naaravontuur op en ga mij eens verdiepenin een minuscuul deel van de giganti-sche collectie die het IISG rijk is – waarimmers nog veel meer avonturen tebeleven zijn. d

Avon t u r e n i n h e tA r c h i e f !

Vanaf 6 maart:Tentoonstelling Matisse totMalevich - pioniers van de

moderne kunst in HermitageAmsterdam

Tot 8 maart:Tentoonstelling Niet Normaal in

Beurs van Berlage

Tot 17 maart:Tentoonstelling AlexanderRodchenko - Revolution inPhotography in het FOAM

Tot 24 maart:Tentoonstelling Mylou Oord- Itwould be so nice in het FOAM

2-4 AprilKleio’s Liftwedstrijd naar Berlijn

12-16 AprilKleio’s Lustrumweek

13 April:Dag van de

Geesteswetenschappen

14-24 April:Imagine Filmfestival in

filmtheater Kriterion

Tot 18 April:Tentoonstelling Oman in Zicht in

de Nieuwe Kerk

27 April:KunstNed Symposium

1 - 9 Mei:Kleio’s Studiereis Sarajevo en

Belgrado

Tot 6 Juni:Tentoonstelling Paul Gaugin - Dedoorbraak naar de moderniteit in

het Van Gogh Museum

actIVItEItEN

Page 15: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 15

HoofredacteurBob van Toor

EindredactieClara van de WielOnno La Rivière

VormgevingJoris Belgers

PenningmeesterThomas Smits

RedactieJoris Belgers

Steven van den HaakKick Hommes

Maarten GoethalsMicha Mos

Maria VederThomas Smits

Clara van de Wiel

StagiairOnno La Rivière

Met bijdrage vanAnna van der Tas

Eindeloos is een onafhankelijk periodiek van en voor de

studierichtingen Geschiedenis enKunstgeschiedenis aan de

Universiteit van Amsterdam en isgelieerd aan Studievereniging Kleio.

Eindeloos ligt iedere maand bij delift op de vijfde verdieping van het

P. C. Hoofthuis. Reacties eningezonden stukken kunt u mailen naar

[email protected].

cOLOfONEd Ed

Door Anna van der Tas - Een maand isverstreken sinds mijn vorige relaas, ende ijzige straten beginnen langzaa-maan te veranderen in een vieze mod-derpoel. Siberisch ijs gedijt immersslecht bij temperaturen hoger dan mintien, en met genoegen meld ik delezers thuis dan ook dat de tempera-tuur hier tijdelijk tot een prettige minzeven is gestegen! Maar genoeg overde kou, die kennen we nu wel. Laat ikhet over Rusland hebben.

Er zijn misschien een paar vuistregelsvan toepassing op dit wijd uitgestrek-te land. Ten eerste: Russische treinenzijn altijd en zonder uitzondering effi-ciënt en op tijd. Ten tweede: Russischeuniversiteiten zijn dat niet. Na een reisvan 81 uur rolde mijn trein uiteinde-lijk een halve minuut te laat het eind-station binnen. De Russische univer-siteit ontfermde zich pas na vijf wekenover ondergetekende, die zich zonderenige kennis van het Russisch in eenver gevorderde klas moest zien te red-den, en die op de vraag of er anderebuitenlanders zouden komen de eerste

tijd schouderophalend antwoordenkreeg. Het plan was zelfs terug naarAmsterdam te komen om dan maartijd en geld nuttig te besteden aan deUvA, maar dat ging zelfs de univer-siteit hier te ver. Plotseling bleek erwel een makkelijkere groep te bestaanen zou er wél rekening worden gehou-den met de taalachterstand van ditverloren schaap. Ook een groepjeinternationale medestudenten isinmiddels gearriveerd: het officiëlesemester bleek veel later te beginnendan mij was verteld. De internationalecontactpersonen blijken ook slechtseen pawn in their game: ze kunnen hetallemaal ook niet helpen. Ochja,typisch Russisch wellicht.

Typisch Russisch zeg ik, maarwat kenmerkt dat Russisch-zijn dan?Er zijn er die menen dat er iets bestaatals ‘de Russische ziel’. Een verschijnselwaar boeken over vol geschreven zijn,waar Jelle Brandt Corstius een aflever-ing van zijn briljante televisieserie VanMoskou tot Magadan aan wijdde enwaar de meningen flink over verschil-len. Ikzelf geloof er nauwelijks in,

maar ik zal een oppervlakkige pogingwagen. Het eerste kenmerk dat BrandtCorstius noemde in zijn serie was - hoekan het ook anders - de wodka. In elkee-mail die ik van vrienden ontvang,valt het woord ‘wodka’ wel een keer.Het lijkt wel of de brave Hollanderzich mij voorstelt in een drankwalmdie zich over de koude straten uit-strekt en te midden van andere dron-kaards. Lacherig zeggen mijn vriendendat ik wel met een vergrote lever terugzal komen. Nu moet ik zeggen dat ikzeker wel van een glaasje houd en alflink wat wodka achterover heb gesla-gen, maar aan de Russen kan ik niettippen. Zeker niet aan die uit Irkoetsk.

Irkoetsk kent van alleSiberische steden immers bijna hethoogste percentage alcoholisten, en

Anna heeft het nog steeds koudEen Amsterdamse te Irkoetsk - deel 2

Special

Uit Siberië

Page 16: Eindeloosmaart2010j13n5

EINDELOOS - NUMMER 5 - PAGINA 16

daarnaast mag ook het heroïnepro-bleem hier niet onderschat worden.Armoede is troef in Siberië. Glibberenddoor de straten - gladheid is hier ooktroef - is het aantal lege flessen en,voor diegenen met een scherpe blik,spuiten niet te tellen. Siberische ste-den moeten door schaarste en de afge-legen ligging vrijwel al hun productenimporteren, wat maakt dat erEuropese prijzen gerekend worden,terwijl men Russische lonen verdient.Hier leven is voor het gemiddeldegezin duur, en gecombineerd met eenhoog werkeloosheidscijfer is het danook geen wonder dat sommigen naarde fles grijpen. Ook onder de studen-ten is het probleem merkbaar. Lunchmet bier lijkt de normaalste zaak van

de wereld, en ik voel me altijd een bui-tenstaander wanneer ik verbaasd benover het halve-literblik bier in de handvan een medestudent, in plaats van degewone mok koffie.

Wat de Rus echter nog veelmeer kenmerkt, is de felheid in karak-ter. Het Russische karakter kan, zon-der hierbij grote groepen over éénkam te willen scheren, veelal omschre-ven worden als vriendelijk doch dwin-gend. De wens behulp-zaam te zijn is groot,maar wordt wellicht nietaltijd even gepast geuit.Ter illustratie: toen ik eentijdje geleden per nacht-trein derdeklasse reisdenaar een stad in de omge-ving, lag ik zonder kussente slapen, aangezien ik ergeen gekregen had. Iksliep er niet minder om, maar deoncomfortabele positie van deze klei-ne devushka ontzette mijn groteRussische buurman blijkbaar zo erg,dat hij ’s nachts mijn slapende hoofdmet beide handen vastgreep, hardhan-dig zijn eigen kussen eronder dauwdeen mijn hoofd er met veel geweld weerin duwde, om vervolgens nors naar mete knikken met een ‘heb-ik-dat-even-mooi-voor-jou-geregeld’-blik in zijn

ogen. Nou bedankt hoor, buurman.Ook de zorgen van mensen op straatover mijn al dan niet te dunne kledingblijven mijn hart verwarmen.

De woordenteller tikt door, ikben al bijna aan mijn limiet en ben erwederom niet in geslaagd de grotereonderwerpen aan te snijden. Zo is hetkantoor van de belangrijkste milieuor-ganisatie in Irkoetsk kort geleden doorde regering gesloten vanwege ‘onge-

wenste meningen jegenshet milieubeleid’, is ertegelijkertijd dertig kilo-meter hiervandaan eenheftige gifontploffing ineen aluminiumfabriekgeweest en ligt één van degrootste Goelag-kampenvan Siberië na zestig jaarnog altijd onaangetastnaast de Irkoetskse trein-

rails, wachttorens incluis. Van eenmonument is geen sprake. Maar ikpraat niet graag over zaken die medeprimeren. Misschien is dat wel dekern van de Russische ziel: niet naden-ken over narigheid, gewoon vrolijkdoorleven en doen alsof je neusbloedt. Wellicht integreert dezedevushka dan uiteindelijk toch nog. d

Special

Uit Siberië Het eerste

kenmerk was - hoe kan hetook anders -

de wodka