Een verrassende vondst in de collectie microvlinders...Nieukerken 2011) wordt nog ver-meld: ‘Dutch...

1
7 Straatgras 24 [1] 2012 Een verrassende vondst in de collectie microvlinders Ruud Vis [honorair conservator, Natuurhistorisch Museum Rotterdam; [email protected]] Frans Slieker [honorair conservator, Natuurhistorisch Museum Rotterdam; [email protected]] S inds de digitalisering in 2009 van de collectie Nederlandse microvlinders (Slieker & Vis 2010) is de gehele collectie via internet ontsloten en raadpleegbaar op de website van het museum. Die raad- pleegbaarheid blijkt intussen zijn vruchten af te werpen. Zo ontving het museum in november 2011 een bericht van T.S.T. (Tymo) Muus met het verzoek om een foto van een microvlinder die hij in onze collectie- database had gevonden. Tymo Muus is geïnteresseerd in bladminerende microvlinders (Gracillariidae). Zijn aandacht ging in dit geval uit naar de walnootstelt- mot (Caloptilia roscipennella). De Nederlandse naam van deze mot verwijst naar de verlengde steltach- tige poten, waardoor de dieren, zit- tend, in een hoek van 50° omhoog steken. De waardplanten van de vlinder behoren tot de familie van de okkernoten (Juglandaceae), met een voorkeur voor walnoot (Juglans regia). De larven leven van juni tot september in gemaakte gangen (mijnen) in de bladeren. Later leeft de larve in een tot een buis opgerold deel van het blad. De soort komt overal in Midden- en Zuid-Europa voor, maar niet in Engeland en Ierland. Uit België zijn recente waarnemingen bekend uit Antwerpen, West-Vlaanderen en Limburg (W.N. Ellis). Ook is de vlinder bekend uit het nabije oosten, zoals Turkije, Libanon, Israël, het Arabisch Schiereiland, Iran, Irak en uit Centraal- en Oost-Rusland. Kortom: een soort met een enorm verspreidingsgebied. Breda, 10 oktober 1913 Van de walnootsteltmot waren slechts enkele exemplaren uit Nederland bekend, maar bij nader onderzoek van Tymo Muus in de collectie van Naturalis bleek al het materiaal van roscipennella incor- rect gedetermineerd. Toch vond hij elders in de Leidse collectie twee echte walnootsteltmotten. Voldoende reden dus om ook ons exemplaar nader te bekijken. Een duide- lijke foto moest uitsluitsel geven. Opgetogen meldde Tymo Muus vervolgens dat ons exemplaar inder- daad een roscipennella betreft. In het Tijdschrift voor Entomologie werd de melding van de soort teruggevon- den in een artikel van de hand van P. Haverhorst (1914). Het ‘voorwerp’ werd door hem op 10 oktober 1913 te Breda verzameld. Bevestigd De walnootsteltmot uit 1913 in onze collectie is nu definitief beves- tigd. Er zijn nu dus drie exempla- ren uit Nederland bekend. In de Fauna Europaea (Karsholt & Van Nieukerken 2011) wordt nog ver- meld: ‘Dutch records have been based on misidentification’ (van Nieukerken, pers. med.). Een soort- gelijke opmerking is ook te vinden in het Nederlands Soortenregister (Van Nieukerken 2009). Deze bronnen kunnen nu worden bijgewerkt. F Literatuur Ellis, W.N., 2011 - Bladmineerders van Europa / Leafminers of Europe - http://www.bladmineerders.nl Haverhorst, P., 1914 - Eenige mede- deelingen en opmerkingen omtrent Nederlandsche Lepidoptera - Tijdschrift voor Entomologie 57(2): 130-136 Karsholt, O. & Nieukerken, E.J. van (eds.), 2011 - Lepidoptera, Moths. Fauna Europaea version 2.4 - http://www.faunaeur.org. [geraad- pleegd op 9 januari 2012] Nieukerken, E. van, 2009 - Caloptilia roscipennella. Nederlands Soortenregister versie 2.0 - www.nederlandsesoorten.nl [geraad- pleegd op 9 januari 2012] Slieker, F.J.A. & Vis, R., 2010 - Collectie Nederlandse microvlinders gedigitali- seerd - Straatgras 22(1): 10-11 G Walnootsteltmot, Breda, 10 oktober 1913, leg. & ex collectie P. Haverhorst; collectie Natuurhistorisch Museum Rotterdam, NMR 9968-011114. (Frans Slieker)

Transcript of Een verrassende vondst in de collectie microvlinders...Nieukerken 2011) wordt nog ver-meld: ‘Dutch...

Page 1: Een verrassende vondst in de collectie microvlinders...Nieukerken 2011) wordt nog ver-meld: ‘Dutch records have been based on misidentification’ (van Nieukerken, pers. med.). Een

7

Str

aa

tgra

s

24

[1

] 2

01

2

Een verrassende vondst in de collectie microvlindersRuud Vis [honorair conservator, Natuurhistorisch Museum Rotterdam; [email protected]]

Frans Slieker [honorair conservator, Natuurhistorisch Museum Rotterdam; [email protected]]

Sinds de digitalisering in 2009 van de collectie Nederlandse

microvlinders (Slieker & Vis 2010) is de gehele collectie via internet ontsloten en raadpleegbaar op de website van het museum. Die raad-pleegbaarheid blijkt intussen zijn vruchten af te werpen. Zo ontving het museum in november 2011 een bericht van T.S.T. (Tymo) Muus met het verzoek om een foto van een microvlinder die hij in onze collectie-database had gevonden.

Tymo Muus is geïnteresseerd in bladminerende microvlinders (Gracillariidae). Zijn aandacht ging in dit geval uit naar de walnootstelt-mot (Caloptilia roscipennella). De Nederlandse naam van deze mot verwijst naar de verlengde steltach-tige poten, waardoor de dieren, zit-tend, in een hoek van 50° omhoog steken. De waardplanten van de vlinder behoren tot de familie van de okkernoten (Juglandaceae), met een voorkeur voor walnoot

(Juglans regia). De larven leven van juni tot september in gemaakte gangen (mijnen) in de bladeren. Later leeft de larve in een tot een buis opgerold deel van het blad. De soort komt overal in Midden- en Zuid-Europa voor, maar niet in Engeland en Ierland. Uit België zijn recente waarnemingen bekend uit Antwerpen, West-Vlaanderen en Limburg (W.N. Ellis). Ook is de vlinder bekend uit het nabije oosten, zoals Turkije, Libanon, Israël, het Arabisch Schiereiland, Iran, Irak en uit Centraal- en Oost-Rusland. Kortom: een soort met een enorm verspreidingsgebied.

Breda, 10 oktober 1913Van de walnootsteltmot waren slechts enkele exemplaren uit Nederland bekend, maar bij nader onderzoek van Tymo Muus in de collectie van Naturalis bleek al het materiaal van roscipennella incor-rect gedetermineerd. Toch vond hij elders in de Leidse collectie twee

echte walnootsteltmotten. Voldoende reden dus om ook ons exemplaar nader te bekijken. Een duide-lijke foto moest uitsluitsel geven. Opgetogen meldde Tymo Muus vervolgens dat ons exemplaar inder-daad een roscipennella betreft. In het Tijdschrift voor Entomologie werd de melding van de soort teruggevon-den in een artikel van de hand van P. Haverhorst (1914). Het ‘voorwerp’ werd door hem op 10 oktober 1913 te Breda verzameld.

BevestigdDe walnootsteltmot uit 1913 in onze collectie is nu definitief beves-tigd. Er zijn nu dus drie exempla-ren uit Nederland bekend. In de Fauna Europaea (Karsholt & Van Nieukerken 2011) wordt nog ver-meld: ‘Dutch records have been based on misidentification’ (van Nieukerken, pers. med.). Een soort-gelijke opmerking is ook te vinden in het Nederlands Soortenregister (Van Nieukerken 2009). Deze bronnen kunnen nu worden bijgewerkt. F

LiteratuurEllis, W.N., 2011 - Bladmineerders van Europa / Leafminers of Europe - http://www.bladmineerders.nlHaverhorst, P., 1914 - Eenige mede- deelingen en opmerkingen omtrent Nederlandsche Lepidoptera - Tijdschrift voor Entomologie 57(2): 130-136Karsholt, O. & Nieukerken, E.J. van (eds.), 2011 - Lepidoptera, Moths. Fauna Europaea version 2.4 - http://www.faunaeur.org. [geraad- pleegd op 9 januari 2012]Nieukerken, E. van, 2009 - Caloptilia roscipennella. Nederlands Soortenregister versie 2.0 - www.nederlandsesoorten.nl [geraad- pleegd op 9 januari 2012]Slieker, F.J.A. & Vis, R., 2010 - Collectie Nederlandse microvlinders gedigitali- seerd - Straatgras 22(1): 10-11

G Walnootsteltmot, Breda, 10 oktober 1913, leg. & ex collectie P. Haverhorst; collectie Natuurhistorisch Museum Rotterdam, NMR 9968-011114. (Frans Slieker)