Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het...

22
’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’ Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs Pieter Tops en Ronald van der Wal

Transcript of Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het...

Page 1: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’

Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs

Pieter Tops en Ronald van der Wal

10-089

www.politieacademie.nl

’Ken

nis is m

acht, d

och

meer d

an ken

nis is karakter’

Pieter Tops en Ronald van der Wal schreven een kleine geschiedenis van

het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat hen om de hoofdlijnen en

om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige discussies over

het politieonderwijs te plaatsen zijn. De strijd om fatsoenlijk en gedegen

politieonderwijs is een stevige geweest, zo blijkt uit het verhaal. Vakbonden

hebben daarin aan het begin van de vorige eeuw een cruciale rol gespeeld.

Het onderwijs heeft zich vervolgens ontwikkeld van een reeks weinig

samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding,

die sterk in de politiewereld is geworteld maar een eigenstandige positie

heeft. De kenmerken van het huidige politieonderwijs verdienen in het

licht van deze geschiedenis een zuinige behandeling, zo betogen de

auteurs. Gegeven de complexiteit en het maatschappelijk belang van goed

politiewerk, is het merkwaardig dat de vraag steeds weer terugkeert of

de politie wel een gedegen en hoogwaardige opleiding nodig heeft, zo

stellen zij.

Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie

en hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Dr. Ronald van der Wal is senior-

onderzoeker aan de Politieacademie.

Page 2: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

’Kennis is macht,

doch meer dan kennis is karakter’

Een kleine geschiedenis van

het politieonderwijs

Verhaal geschreven ter gelegenheid van de opening van de nieuwe

Concernlocatie (v/h De Weijert) van de Politieacademie

op 6 september 2010 te Apeldoorn

Pieter Tops en Ronald van der Wal

Page 3: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

2 3

Studenten van het Opleidingsinstituut voor Hogere Politie Ambtenaren (RIOHPA) in de

bibliotheek van hun school in Hilversum. De foto is omstreeks 1960 genomen.

De School voor Politiekunde beschikt over een Open Leer Centrum voor de studenten op alle

locaties: Amsterdam, Apeldoorn, Den Haag, Drachten, Eindhoven en Rotterdam.

Inleiding

In deze bijdrage presenteren wij een kleine geschiedenis van het Nederland-

se politieonderwijs. Het gaat ons om de hoofdlijnen en om het schetsen van

een perspectief waarbinnen huidige discussies over het politieonderwijs te

plaatsen zijn. Het zal blijken dat de strijd om fatsoenlijk en gedegen politie-

onderwijs een stevige is geweest. Dat onderwijs heeft zich in de loop van de

tijd ontwikkeld van een reeks weinig samenhangende bedrijfsopleidingen tot

een volwaardige beroepsopleiding, die stevig in de politiewereld is gewor-

teld maar een eigenstandige positie heeft. Die kenmerken van het huidige

politieonderwijs verdienen zuinige behandeling, ondanks kritiek die ook

nodig en mogelijk is. Een aantal discussiepunten rond het politieonderwijs

blijkt daarbij steeds weer terug te komen. Daartoe behoort onder andere de

vraag of voor politiewerk wel een zware en hoogwaardige opleiding nodig

is. Gegeven het belang en de complexiteit van het politiewerk is dit een

merkwaardige vraag.

Zoals gezegd gaan wij met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van het

politieonderwijs. We richten ons daarbij primair op de organisatorische

ontwikkelingen, maar gaan zijdelings ook in op de inhoud en vorm van het

politieonderwijs. Wie geïnteresseerd is in een meer uitgebreide beschrij-

ving adviseren wij om de kloeke studie van Van der Wal (2007) ter hand

te nemen, die onderdeel is van een reeks studies naar de geschiedenis van

de Nederlandse politie onder leiding van Cyrille Fijnaut. Uiteraard zijn wij

zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan, zeker bij de samenstelling van het

overzicht op pagina 20-21, waarin de politiescholen die in de jaren zestig en

zeventig zijn ontstaan, op een rij worden gezet. Heeft u echter aanvullingen

of correcties, schroom dan niet contact met ons op te nemen.1

1 [email protected], [email protected].

Page 4: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

4 5

De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk

jong. Zij start aan het einde van de 19e eeuw. Van serieuze overheids-

bemoeienis is pas vanaf de Duitse Bezetting sprake. Voor die tijd was het

vooral gestoeld op particulier initiatief, dat incidenteel door de overheid

werd gesubsidieerd.

We hanteren in onze analyse de volgende indeling:

1. de periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog: pionieren vanuit de

politievakbond

2. de periode van de Duitse Bezetting tot 1957: eerste ervaringen met een

centrale aanpak

3. de periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting van het LSOP (1992):

proliferatie van politiescholen

4. de periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002, Politieacademie -

naar een hoogwaardige beroepsopleiding

Page 5: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

6 7

1.

Agenten van de rechercheopleiding tijdens een praktijkles over gipsafdrukken.

Docent is C.J. van Ledden Hulsebosch, de pionier van het forensisch onderzoek in Nederland.

De foto is uit de jaren twintig van de vorige eeuw.

De School voor Recherche beschikt ook anno 2010 over moderne onderwijs- en

onderzoeksfaciliteiten.

De periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog:pionieren vanuit de politievakbond

De noodzaak van een beroepsopleiding voor de politie werd eigenlijk pas

aan het einde van de negentiende eeuw manifest. Voor die tijd waren de

eisen die aan het politiepersoneel werden gesteld nog eenvoudig. De

Amsterdamse hoofdcommissaris Versteeg omschreef ze – in een publicatie

uit 1925 - als volgt:

“lichaamskracht, een paar grote handen, waarmede ruw werd geduwd of

tot arrestatie overgegaan, een druk gebruik van stok en sabel, en in het

algemeen een ruw en onbesuisd optreden.”

Een vooropleiding werd nauwelijks gevraagd. De meeste agenten hadden

vaak niet meer dan enkele jaren lagere school genoten. Maar zelfs dat laat-

ste was niet altijd het geval. Sommige inspecteurs in grote steden beklaag-

den zich dan ook over het feit dat zij meer tijd moesten besteden aan het

taalkundig corrigeren van processen-verbaal dan aan het eigenlijke politie-

werk.

Niet alleen door de toename van wet- en regelgeving maar ook door de

veranderende sociale verhoudingen en maatschappelijke omstandigheden

ontstond er steeds meer behoefte aan scholing voor het politiepersoneel.

In de grote steden werden in de jaren zeventig van de negentiende eeuw

klasjes opgericht waarbij nieuwe agenten bekend werden gemaakt met de

plaatselijke verordeningen. Door de hoge werkdruk werden veel van deze

cursussen echter weer voortijdig beëindigd. Voor de kleinere gemeenten, die

slechts een beperkte instroom van nieuw politiepersoneel kenden, was het

opzetten en in stand houden van een eigen opleiding veel te kostbaar. Daar

gebeurde vrijwel niets.

De scholing van het politiepersoneel kreeg een belangrijke impuls in 1886

met de oprichting van de eerste politievakorganisatie. Deze Algemene Ne-

derlandsche Politie-bond (ANPB) maakte de scholing van het politiepersoneel

Page 6: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

8 9

tot een van zijn speerpunten. In zijn statuten beloofde de bond plechtig zich

te zullen inzetten voor de verbetering en de verheffing van de stand van de

politieman. Die doelstelling kon onder meer worden bereikt door de politie

op te leiden en verder te professionaliseren. Meer concreet wilde de bond

zich toeleggen op de “verbreiding van meerdere kennis van het Politievak,

bij de politie zelve en bij het publiek”. Onderwijs was in dit opzicht niet al-

leen een belangrijk instrument voor de verspreiding van vakkennis, maar had

ook tot doel de relatie met de burger te verbeteren.

De bond vond dat scholing van de politie in eerste instantie een verant-

woordelijkheid was van de rijksoverheid. Van meet af aan streefde de bond

naar een wettelijke regeling van de politiezorg, die niet alleen meer eenheid

in het versnipperde politiebestel moest aanbrengen, maar ook het politieon-

derwijs moest regelen. Net als in andere landen zou de regering politiescho-

len moeten opzetten. Het bevreemdde de bond ook dat de regering zich wel

op andere terreinen met het onderwijs bemoeide. Genoemd werden onder

meer het militair en het agrarisch onderwijs en de cursussen voor douane-

beambten en gemeentesecretarissen. Toen de regering aan het einde van

de negentiende eeuw aangaf dat zij het politieonderwijs niet als rijkstaak

beschouwde maar als die van de gemeenten, besloot de ANPB zelf het heft

in handen te nemen.

In 1900 organiseerde de bond voor het eerst het bondsexamen. Wie

slaagde, kreeg het Politiediploma uitgereikt. De examenstof omvatte wet-

en regelgeving en het schrijven van een proces-verbaal. Het Politiediploma

groeide uit tot een waar succesnummer. Tussen 1900 en 1940 namen meer

dan 15.000 politiemensen aan het examen deel, dat tweemaal per jaar op

verschillende plekken in het land werd afgenomen. Velen deden dit op

vrijwillige basis (wat de individuele behoefte aan kennis nog maar eens aan-

toonde). Ook de gemeenten reageerden enthousiast en begonnen deelname

aan het examen te stimuleren. Gediplomeerde agenten kregen een toe-

lage op hun salaris. Steeds meer gemeenten stelden ook het bezit van een

diploma als eis voor nieuw personeel. Het departement van Justitie steunde

het bondsexamen met een kleine subsidie.

Het bondsexamen zette aan tot meer professionalisering. Schriftelijke

cursussen ter voorbereiding op het examen schoten als paddenstoelen uit de

grond. Het beroemde leerboek van Stapel en De Koning (beiden toen nog

werkzaam als inspecteur bij de politie en beiden lid van een examencommis-

sie) heeft hier zijn oorsprong, maar er verschenen in deze tijd tientallen van

dit soort inleidingen. Politiemensen en onderwijzers organiseerden thuis “tus-

sen de schuifdeuren” cursussen en verdienden zo een centje bij. In Rotter-

dam en Amsterdam werden de gemeentelijke korpsopleidingen vernieuwd

en uitgebreid met speciale opsporingscursussen, die waren afgestemd op de

laatste internationale ontwikkelingen op recherchegebied. In 1908 organi-

seerde de Bond van Inspecteurs van Gemeentepolitie in Nederland het eerste

inspecteurexamen.

Gezien deze ontwikkeling waren de eerste twee decennia van de twintigste

eeuw zonder enige twijfel een vruchtbare periode voor het politieonderwijs.

Maar het was vooral een periode van zelfredzaamheid. Door particulier initi-

atief en inzet van de gemeenten werd het Nederlandse politiepersoneel op

een hoger peil gebracht. De centrale overheid was slechts toeschouwer.

Een nadeel was echter dat de kwaliteit van al deze onderwijsinitiatieven

niet gegarandeerd was en ook niet werd gecontroleerd. Dat was de belang-

rijkste uitkomst van een landelijke enquête die de ANPB in 1917 organiseer-

de naar de stand van het politieonderwijs. Leerplannen ontbraken, cursussen

duurden te kort en de nadruk lag veel te veel op wetskennis. Aan andere

vaardigheden werd nauwelijks aandacht besteed.

Op grond van zijn bevindingen drong de ANPB er bij de regering op aan

om het initiatief te nemen. Toen ook ditmaal de bond nul op het rekest

Page 7: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

10 11

kreeg, besloot het bondsbestuur nog datzelfde jaar een eigen school in

Hilversum te stichten, die demonstratief de naam van Model-Politievakschool

kreeg (zie kader 1). De school was gevestigd in een fraaie villa aan de Graaf

Florislaan. Directeur van de school werd mr. P. Frima, wiens bibliotheek sinds

enkele jaren is ondergebracht in de KLPD-kamer in Warnsveld.

Tot aan de bezetting leverde de school jaarlijks dertig agenten af en vanaf

1927 ook inspecteurs. In een tweejarige opleiding werd niet alleen aandacht

besteed aan de traditionele theoretische vakkennis, maar ook aan opspo-

ringstechnieken en specifieke politievaardigheden zoals de omgang met het

publiek.

De opleiding was razend populair. Het aantal belangstellenden dat zich

jaarlijks aanmeldde, was vele malen groter dan het aantal beschikbare

plaatsen. De leerlingen die de opleiding afrondden, waren gewild in de

korpsen. De school was ook kwetsbaar. Zij werd grotendeels bekostigd uit

de opbrengsten van een jaarlijks georganiseerde bondsloterij en ontving een

kleine overheidssubsidie. Toen als gevolg van de economische crisis van de

jaren dertig de subsidie werd ingetrokken, de loterijopbrengsten terugliepen,

en door een scheuring in de ANPB het ledental drastisch afnam, gelukte het

de school slechts met veel moeite om te overleven.

De economische crisis van de jaren dertig toonde de kwetsbaarheid van

de particuliere opleidingen eens te meer aan. Het was dan ook niet ver-

wonderlijk dat de politiebonden juist in deze moeilijke tijd de druk op de

regering weer opvoerden. De roep om staatsonderwijs klonk luider dan ooit.

Maar volgens de regering stonden de enorme bezuinigingen op de over-

heidsuitgaven haar niet toe om kosten te maken voor het politieonderwijs.

kader 1

De Model-Politievakschool

Bouwe Welbedacht woonde in Dokkum. Het was halverwege de jaren

dertig. De crisis had in volle hevigheid toegeslagen. Ook in het noorden

van Friesland waren de gevolgen goed voelbaar. Zicht op vast werk was er

nauwelijks. Op een gegeven moment hoorde Bouwe van een vriend over de

in 1919 opgerichte Model-Politievakschool in Hilversum. Dat leek hem wel

wat. Bouwe meldde zich aan, kreeg de nodige papieren thuisgestuurd en

een oproep voor het toelatingsexamen in Hilversum. Hij was één van de ruim

driehonderd gegadigden. Uiteindelijk konden er maar dertig worden toege-

laten.

Een dag voor het examen fietste hij naar Lemmer. Daar nam hij de nacht-

boot naar Amsterdam en ging vandaar weer per fiets naar Hilversum. Hij

kwam ruim op tijd op zijn bestemming aan. In de statige villa aan de Graaf

Florislaan had hij eerst een gesprek met directeur Frima. In een ander lokaal

werd hem het examen afgenomen. Toen dit alles achter de rug was, ging

Bouwe weer per fiets terug naar Dokkum. Enkele dagen later hoorde hij dat

hij werd toegelaten tot de opleiding.

Voor huisvesting werd gezorgd. Via de administratie van de school

kregen de leerlingen een adres voor kost en inwoning toegewezen. Voor

onbemiddelde leerlingen was er een studiefonds. Het zakgeld bedroeg 15

gulden in de week. De vakken waarin werd lesgegeven waren onder meer:

misdaadonderzoek, signalementsleer, rekenen, strafrecht, bijzondere wet-

ten, processen-verbaal, staatsinrichting, verbandleer, Frans (!), brandweer,

aardrijkskunde en geschiedenis. Ook aan sport werd de nodige tijd besteed:

boksen, zwemmen in Crailo, gymnastiek in de gymzaal van de lokale HBS,

schermen, handbal en voetbal.

Het schoolregime was volgens verschillende oud-leerlingen streng maar

rechtvaardig. De schoolregels werden ook stipt gecontroleerd. Fietsen die

niet netjes op slot en recht in de stalling stonden, gingen een week aan de

Page 8: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

12 13

ketting en de leerling moest lopen. Frima ging ook regelmatig de kosthui-

zen langs. De voormalige leerling P.J. van IJzendoorn herinnert zich: “Op je

pensionadres stond je om zeven uur naast je bed, snel wassen en aankleden.

Immers het kon gebeuren dat mijnheer Frima aanbelde zo vroeg op de och-

tend. Lag je nog in bed? … de straf volgde.”

Iedere leerling had dagelijks twee verplichte studie-uren. Frima kwam

dan regelmatig persoonlijk controleren of de leerling wel aan het werk was.

Toen ooit twee leerlingen in hun studietijd in het kosthuis een potje aan het

schaken waren, hoorden zij plotseling iemand aankomen op het grindpad.

Haastig verstopten zij het schaakbord onder de tafel en pakten hun studie-

boeken. Maar er werd niet gebeld. Achteraf bleek de plotselinge bezoeker

inderdaad Frima te zijn geweest. De volgende ochtend riep hij namelijk een

van de leerlingen bij zich en vertelde hem dat hij de volgende keer zijn toren

beter naar een ander vak kon verplaatsen omdat hij anders het spel zou heb-

ben verloren.

Page 9: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

14 15

2.

Wachtmeester E.A. Boesaard geeft een praktijkles over de Vogelwet. Boesaard was instructeur

aan de Opleidingsschool van het Korps Rijkspolitie te Arnhem. De foto stamt uit de jaren vijftig

van de vorige eeuw.

Ook de docenten van nu maken gebruik van nieuwe technologieën om kennis aan de

studenten over te brengen.

De periode van de Duitse Bezetting tot 1957: eerste ervaringen met een centrale aanpak

Pas tijdens de Duitse bezetting kwam het staatsonderwijs van de grond. In

relatief korte tijd werden naar Duits model meerdere politiescholen ingericht

waaronder het Politieopleidingbataljon in Schalkhaar, een rechercheschool

en een school voor politieofficieren. Het opleidingsbataljon functioneerde

bijna drie jaar. De rechercheschool en de officiersopleiding hielden het nog

geen jaar vol. Het onderwijs stond vooral ten dienste van de nazificatie en

de militarisering van de Nederlandse politie. Het aanleren van vakkennis en

politievaardigheden waren ondergeschikt aan dit doel.

Maar de toon was gezet. Het staatsmodel sprak de overheid wel aan. In

het Politiebesluit 1945 bepaalde de regering dat de opleiding van de politie

voortaan een overheidstaak zou zijn. In de plannen die kort hierna werden

gepresenteerd, ging men uit van een basisopleiding, een kaderopleiding en

een apart instituut voor het hogere politiepersoneel. Het ministerie van

Justitie zou de kar gaan trekken.

Deze ambities liepen echter al snel stuk. Eerst brak een strijd uit tussen

Justitie en Binnenlandse Zaken. Het laatste departement wilde de oplei-

ding van het gemeentelijke politiepersoneel zo veel mogelijk in eigen hand

houden. Dit moest eerst worden geregeld alvorens het aan de uitvoering

van de plannen wilde meewerken. Vervolgens trapte minister van Financiën

Lieftinck op de rem. Met het oog op de belabberde financieel-economische

situatie van het naoorlogse Nederland vond hij een al te grote uitgave voor

het politieonderwijs onverantwoord. Daarom stelde Financiën in 1947 voor

om het politieonderwijs weer in handen te geven van de politiebonden. Die

vlieger ging echter niet op. Hoewel de bonden eerst nog verdeeld waren,

vormden zij ten slotte toch één front en hielden vast aan het standpunt dat

het politieonderwijs een overheidstaak was.

Page 10: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

16 17

Van de oorspronkelijke onderwijsplannen werd uiteindelijk alleen de op-

leiding voor politieofficieren ten uitvoer gebracht, overigens opnieuw na een

felle strijd tussen de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het

conflict ging zowel over de organisatie van het onderwijs (internaatsmodel

of niet) als over de zeggenschap (Binnenlandse Zaken vond de invloed van

Justitie te groot). De hoofdrolspelers Van Zoelen (Justitie) en Mijnlieff (Bin-

nenlandse Zaken) vochten hun conflict deels uit over het hoofd van Frima,

de oud-directeur van de Model-Politievakschool en nu door Justitie voorge-

dragen als beoogd directeur van de nieuwe opleiding. Zelfs het feit dat de

echtgenote van Frima een apotheek dreef, werd tegen hem gebruikt; het

zou haar onvoldoende in staat stellen om de rol van (onbezoldigd) ‘moeder

der compagnie’ te vervullen.

In 1948 begonnen dan toch de voorbereidingen voor het Rijksinstituut

voor de Opleiding van Hogere Politieambtenaren (RIOHPA) in Hilversum.

Frima werd uiteindelijk tot directeur benoemd. De eerste cursussen begon-

nen in 1950. Het waren aspiranten van zowel de rijks- als gemeentepolitie.

Zij kregen een tweejarige opleiding voor politieofficier. In 1967 verhuisde de

school naar Apeldoorn waar zij verder ging onder de naam van Nederlandse

Politieacademie.

Voor het overige voerden de rijks- en gemeentepolitie ieder hun eigen

koers. Dit pakte voor het Korps Rijkspolitie gunstiger uit dan voor de ge-

meentepolitie. Al in 1948 opende de school voor de Eerste Opleiding zijn

deuren in Nistelrode. De belangrijkste reden voor oprichting was het feit dat

de theoretische kennis van het politiepersoneel lager was dan voor de Bezet-

ting. De eerste lichtingen bestonden uit politiemannen die uit de praktijk

waren teruggetrokken voor een bijscholing van drie maanden. In 1951 betra-

den de eerste aspiranten het schoolterrein. In datzelfde jaar begon het Korps

Rijkspolitie ook een kaderopleiding in Bilthoven, waar een jaar later ook de

eerste verkeersopleiding voor het korps van start ging.

Eigenlijk kan deze situatie, die tot 1957 voortduurde, worden aangemerkt

als een nieuwe periode van zelfredzaamheid. Dit keer waren het echter niet

de bonden of particulieren maar de verschillende overheden zelf die oplei-

dingen begonnen te organiseren. Het ministerie van Justitie deed dit voor

het Korps Rijkspolitie, de gemeenten voor de gemeentepolitie. De grote ste-

den Amsterdam, Rotterdam en Den Haag organiseerden hun eigen opleidin-

gen. Zij hadden te maken met een constante instroom van nieuw personeel

wat een opleiding ook rendabel maakte. Dat was het niet voor de kleinere

gemeenten. Voor deze groep werd de oplossing aan het begin van de jaren

vijftig gevonden in de vorm van provinciaal politieonderwijs op basis van een

gemeenschappelijke regeling.

De provincie Zuid-Holland beet het spits af. In 1952 startte een opleiding

voor nieuwe agenten in Wassenaar. Het was letterlijk pionieren. De school

was gevestigd in een jeugdherberg, zodat er alleen ’s winters kon worden

lesgegeven. In de zomermaanden moest de jeugdherberg open zijn voor va-

kantiegangers. De aspiranten kregen daarom een stoomcursus aangeboden

van acht weken. Deze was volgens deskundigen veel te kort om iemand voor

te bereiden op een zelfstandige uitoefening van de surveillancedienst. Maar

de commissie van voorbereiding verwierp deze kritiek met de opmerking dat

voor de surveillance slechts de “aller-noodzakelijkste” kennis vereist was. In

het korps kon de opleiding dan worden voortgezet.

Het Zuid-Hollandse voorbeeld kreeg al spoedig navolging. In 1953 ging in

het Limburgse Doenrade een gemeenschappelijke opleiding van start voor

het zuiden van land. In 1959 volgden de oostelijke en noordelijke provincies

met een eigen opleidingsinstituut in Lochem.

Page 11: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

18 19

De ME-opleiding in Exloo begin jaren 70 van de vorige eeuw.

Demonstratie van een molotov cocktail.

De ME-opleiding in Ossendrecht in het begin van de 21ste eeuw.

Oefeningen in een levensechte omgeving.

3.De periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting van het LSOP (1992): proliferatie van politiescholen

De Politiewet 1957 zorgde voor de uiteindelijke doorbraak in het politie-

onderwijs. De wet stelde de beide politieministeries verantwoordelijk voor

het politieonderwijs. Het ministerie van Binnenlandse Zaken begon nu orde

op zaken te stellen en de opleiding voor de gemeentepolitie aan regels te

binden. Er kwamen zes opleidingsinstituten, drie grootstedelijke scholen en

drie regionale scholen. Voor iedere school gold een minimale capaciteit van

ongeveer 100 leerlingen.

Behalve de basisopleiding en het RIOHPA was er nu ook ruimte voor spe-

cialistische opleidingen. De toenemende complexiteit van de samenleving en

de daardoor groeiende variëteit van het politiewerk vroegen om steeds meer

kennis en vaardigheid op specialistische onderdelen van het politiewerk zoals

het verkeer, de openbare orde en de recherche. Voor de locaties werd veelal

gebruik gemaakt van hotels en recreatieterreinen. Dat gold in ieder geval

voor de opleiding van de recherche en de mobiele eenheden. Daardoor kon

er net als in Wassenaar alleen ’s winters worden lesgegeven. Bij de ME-oplei-

ding in het Drentse Echten had men een extra handicap. Als de wind ver-

keerd stond, waaiden de traangaswolken in de richting van de omliggende

boerderijen wat steevast aanleiding was voor klachten van omwonenden.

Opvallend was ook dat vrijwel alle scholen in tweevoud werden opgezet:

een voor de rijkspolitie en een voor de gemeentepolitie. Alleen het RIOHPA

en de rechercheschool waren uitzonderingen op deze regel. Bij de recherche-

school waren duidelijke afspraken gemaakt: tweederde deel van de cursisten

was afkomstig van de gemeentepolitie en eenderde deel van de rijkspolitie.

In de jaren zeventig verhuisden de opleidingen naar vaste locaties. Kader 2

geeft een overzicht.

Ook onderwijsinhoudelijk veranderde er veel. Vanaf de jaren vijftig werd het

traditionele concept van theoretische vorming steeds meer losgelaten om

Page 12: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

20 21

kader 2

Overzicht Politiescholen periode 1957-1992

De eerste kolom geeft de soort opleiding weer, de tweede kolom geeft de

vestigingsplaats aan

Basisopleidingen

Basisopleiding rijkspolitie Nistelrode (1948-1955)

Arnhem (1955-1975)

Horn (1967-1991)

Harlingen (1974-1997)

Apeldoorn (1975-1992)

Basisopleiding gemeentepolitie1 Wassenaar (1952-1971)

Den Haag/Rotterdam2 (tot 1983)

Doenrade/Heerlen (1954-2002)

Lochem (1959-2002)

Overveen/Amsterdam (1956-2004)

Leusden (1968-2004)

Kaderscholen

Kaderschool Gemeentepolitie3 Zutphen (1966-1997)

Kaderschool Rijkspolitie

Centraal Instituut voor Opleiding en Vorming, CIOV

(vanaf 1983)

Bilthoven (1948-1957)

Arnhem (1957-1970)

Amsterdam (1970-1975)

Apeldoorn (1975-1993)

Leidinggevenden

Rijksinstituut voor de Opleiding van Hogere Politie-

ambtenaren (RIOPHA)4

Nederlandse Politieacademie, NPA (vanaf 1967)

Hilversum 1948-1967

Apeldoorn (Kleiberg) 1967-2004

Pietersbergconferenties

Studiecentrum voor Hogere Politie-ambtenaren

(vanaf 1962)

Politiestudiecentrum (vanaf 1978)

Oosterbeek (1951-1962)

Heelsum (1962-1967)

Warnsveld (1967-1994)

Rechercheopleidingen

Rechercheschool Wolfheze (hotel) (1963-1977)

Zutphen (1977-2010)

Opleidingen Mobiele Eenheid

Opleidingscentrum Mobiele Eenheden

Gemeentepolitie (OCME)

Woensdrecht (1971-1991)

ME opleiding rijkspolitie (vanaf 1970 Centrale

Opleiding Mobiele Eenheden, COME)

Echten (1967-1970)

Exloo (1970-1973)

Neerijnen (1973-1984)

Horn/Baexem (1984-1991)

In 1991 samengevoegd in het Politie-instituut Open-

bare Orde en Veiligheid (PIOV), later Politie-instituut

voor Openbare Orde en Gevaarbeheersing (PIOG)

Hoogerheide/Ossendrecht (1991- )

Verkeersopleidingen

Verkeersopleiding gemeentepolitie Zandvoort (Bouwes-palace)

(1968-1977)

Noordwijkerhout (1977-1988)

Verkeersopleiding Korps Rijkspolitie Bilthoven (1949-1984)

Apeldoorn (1984-1988)

Gemeenschappelijke slipbaan Rijks- en

Gemeentepolitie

Vliegbasis Soesterberg (1965-1971)

Enspijk5 (1971-1993)

In 1988 samengevoegd in het

Politie Verkeers Instituut (PVI)

Apeldoorn (1988- )

Lelystad (1989- )

1 De scholen voor gemeentepolitie vonden hun basis in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR), waarbij Heerlen 31

gemeenten omvatte, Amsterdam 21 gemeenten, Lochem 48 gemeenten en Leusden aanvankelijk 39 gemeenten.

2 Den Haag en Rotterdam hadden volwaardige eigen scholen. Er hebben plannen bestaan die beide scholen samen te voe-

gen. Daarvoor zou zelfs bouwgrond zijn gevonden in Delft in de tweede helft van de jaren zeventig. Met de komst van de

HPO eindigde het bestaan van de beide scholen en werden zij bij Leusden gevoegd.

3 Ten behoeve van de Kaderschool Gemeentepolitie, de Rechercheschool en het Studiecentrum Hogere Politieambtenaren

bestond er een Centrale Dienst Politie-instituten Zutphen en Warnsveld, die taken had op het gebied van onder meer de

hotel- en restaurantvoorziening, onderhoud gebouwen en comptabiliteit.

4 In de accommodatie van het voormalige RIOPHA is ook het Landelijk Selectiecentrum voor de Gemeentepolitie gevestigd

geweest. Ook de Selectiecommissie voor de Nederlandse Politieacademie voerde daar haar werkzaamheden uit.

5 Deze baan bestond uit twee ellipsvormige banen die in spiegelbeeld waren aangelegd, waarvan de ene bestemd was voor

de rijkspolitie en de andere voor de gemeentepolitie. Zie ook de site rijkspolitiegroepen.nl, voormalige slipbaan Enspijk.

Page 13: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

22 23

plaats te maken voor meer praktische vorming. Al in de jaren vijftig begon

men te experimenteren met groepsgesprekken en vaardigheidstrainingen.

Een aspirant moest zich door middel van praktijksimulaties kunnen oefenen

in de voor het politievak vereiste eigenschappen als tact, geduld en de gave

zich in te leven in uiteenlopende situaties.

In 1957 werd op de rijkspolitiescholen een nieuw lesprogramma geïntro-

duceerd waarin het onderdeel mentale vorming een eigen plaats kreeg. De

scholen voor de gemeentepolitie volgden in 1963 (zij leidden op voor het

zogenaamde Politiediploma A). Veel meer nog dan de rijkspolitie zochten

zij de aansluiting bij de maatschappelijke omgeving waarin de politieamb-

tenaar functioneerde. Die omgeving was sterk veranderd en stelde andere

en hogere eisen aan de politie. Mentale vorming - opgesplitst in de vakken

maatschappelijke- en persoonlijkheidsvorming - werd een belangrijk onder-

deel van de opleiding en moest eigenschappen aankweken als zelfdiscipline,

doorzettingsvermogen, teamgeest en leiderschap. “Kennis is macht, doch

meer dan kennis is karakter”, zo werd opgemerkt bij de opening van de

nieuwe politieschool in Heerlen (1959). Ook het onderwijsprogramma van de

Nederlandse Politieacademie werd omgezet naar het model van het hoger

beroepsonderwijs, met een vierjarige opleiding waarin een praktijkjaar was

opgenomen.1

Beroemd en berucht in deze tijd was het zogenaamde B-examen om

brigadier te worden (bij zowel de rijks- als de gemeentepolitie). Het was een

zwaar examen, al in 1948 geïntroduceerd, waar hard voor geblokt moest

worden. Veel politieagenten dankten er hun gedetailleerde kennis van de

Vogelwet 1936 aan. Een officiële opleiding bestond er niet voor, maar in veel

korpsen werd ondersteuning en hulp georganiseerd (zie kader 3).

1 In de studie van Van der Wal wordt deze ontwikkeling abusievelijk toegeschreven aan B.L. Anema, commissaris van politie

uit Rotterdam. Deze trad echter pas in 1973 aan. Primair verantwoordelijk zijn H.W. Olffers (hoofdcommissaris uit Utrecht)

en zijn staf. Olffers begon in 1969.

kader 3

Het B-diploma

Nadat het politiediploma A was behaald, moesten politiemensen, wilden ze

bevorderd worden tot brigadier (gemeentepolitie) of opperwachtmeester

(rijkspolitie) voldoen aan een aantal vereisten. Ze moesten een beoordeling

hebben waaruit bleek dat ze geschikt waren voor deze functie en daar-

naast moesten ze aantonen dat ze bekwaam waren. Dat laatste gebeurde

door het volgen van de kaderschool en het behalen van het politiediploma

B. Vooral dat B-diploma is voor veel mensen een ware bezoeking geweest.

Het bestond uit twee delen mondeling examen, namelijk hoofdvakken en

bijzondere wetten en een schriftelijk deel, bestaande uit het schrijven een

proces-verbaal misdrijf en een rapport of advies. Binnen de politiekorpsen

en districten werd dat georganiseerd. Er werd gedurende twee jaar één dag

per week les gegeven door collega’s. Na die twee jaar slaagde echter slechts

een deel voor het examen, waarna op eigen kracht, via particulier geor-

ganiseerde cursussen of via een schriftelijke cursus van het LOI, toch werd

geprobeerd het diploma te behalen. Voor velen een echte lijdensweg. Er zijn

mensen die wel meer dan tien keer zijn opgegaan voor het examen en het

nooit hebben gehaald.

Een keer per jaar was er gelegenheid om in te schrijven voor het examen.

Daar was je zelf verantwoordelijk voor. Het examen werd georganiseerd

door de Inspecties Onderwijs van Binnenlandse Zaken en Justitie en ge-

houden in vier examencentra Emmen, Apeldoorn, Tilburg en Amsterdam.

Het werd afgenomen door examinatoren uit de politiepraktijk, waarvan

velen betrokken waren bij het lesgeven. De leidraad voor het examen werd

jaarlijks vastgesteld. Daarin stonden de wetsartikelen die beheerst moesten

worden. Er was echter geen opleiding voor de docenten en ook niet voor de

examinatoren. Ook waren er geen echte criteria vastgesteld waaraan een

docent of examinator moest voldoen. Dit had tot gevolg dat er nogal wat

verschil was in kwaliteit, zowel van de opleiding als van het examen. Vragen

in hoeverre het strafbaar was om ontucht te plegen met nijlpaarden waren

geen uitzondering.

Page 14: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

24 25

personeel eenduidig naar vorm en inhoud. Het was een belangrijke stap in

de richting van een politieonderwijs dat nu veel meer aansloot op de prak-

tijk. De nieuwe lesmethoden deden een belangrijk beroep op de zelfstandig-

heid en de weerbaarheid van de aspirant, eigenschappen die hij op straat

hard nodig zou hebben.

De kaderscholen leidden niet alleen op tot politieofficier. Meer en meer

werden hier politiemensen ook geschoold in didactische vaardigheden. Het

overgrote deel van het onderwijs werd immers door de politie zelf verzorgd.

Naar schatting was ongeveer een op de twintig politiemensen belast met het

opleiden van de anderen.

Naast het officiële onderwijs, bleven ook altijd vormen van particulier onder-

wijs bestaan. Een voorbeeld is het Politievormingscentrum (PVC) in Epe, dat

door de plaatselijke korpschef, Hans Osseweyer, in het leven werd geroepen.

Het stond bekend om zijn progressieve oriëntatie, waarin het nauw aansloot

bij de ideeën uit Politie in Verandering. Het PVC was in sterke mate gericht

op wijkagenten, surveillanten en andere op handhaving georiënteerde poli-

tiemensen. Het instituut werd deels ook door het departement van Binnen-

landse Zaken gefinancierd.

Nieuwe institutionele ontwikkelingen dienden zich aan halverwege de jaren

tachtig toen de eerste stappen werden gezet om opleidingen voor rijks- en

gemeentepolitie onder een dak te brengen. De handhaving van twee oplei-

dingsstelsels werd onder druk van de bezuinigingen op de overheidsuitgaven

meer en meer onhoudbaar. De samenvoeging van deze stelsels was een voor

die tijd nog gedurfd experiment. Gehoopt werd dat de samenvoeging van

de scholen als breekijzer zou kunnen fungeren in het moeizaam verlopende

integratieproces van het Korps Rijkspolitie en de gemeentepolitie. In 1988

werden als eerste de verkeersscholen samengevoegd.

Maar de ontwikkelingen gingen allemaal niet snel genoeg. Uit onderzoek

in de jaren zeventig bleek dat de theoretische vorming toch nog steeds het

meeste gewicht kreeg. Het onderdeel mentale vorming kwam te weinig tot

bloei. De scholen hadden moeite om het onderwijs naar de praktijk te verta-

len. De kritiek op het onderwijs groeide, wat nog eens werd aangewakkerd

door de maatschappelijke veranderingen van de late jaren zestig. Mond-

jesmaat werden vernieuwende onderwijsmethoden geïntroduceerd. Door

middel van rollenspelen leerde de aspirant om de theorie in een gespeelde

werkelijkheid toe te passen. Dit gebeurde onder meer met behulp van band-

of filmopnamen. Revolutionair waren de docenten die praktijkgevallen naar

de school meebrachten. Zij lieten prostituees en verslaafden voor de klas

vertellen hoe het er in het werkelijke leven aan toeging.

De maatschappelijke veranderingen waren ook aanleiding voor het schrijven

van het gezaghebbende rapport Politie in Verandering. Daarin pleitte de

Projectgroep Organisatiestructuren in 1977 voor een vermaatschappelijking

van de politie. Zij zag daarin ook een belangrijke rol voor het politieonder-

wijs weggelegd. Dit resulteerde in de Herziening Primaire Politie-Opleiding,

beter bekend als de HPO. De HPO stond voor een opleiding waarin de

nadruk kwam te liggen op de handhaving van een ordelijk en soepel verlo-

pend openbaar leven, op conflictbeheersing en op politiële hulpverlening.

Onderwijsinhoudelijk betekende dit een vermindering van de “theoretische

ballast”. De vrijgekomen tijd kon aldus worden besteed aan vorming. De

opleiding bestond uit drie fasen: de eerste was vooral gericht op het verga-

ren van kennis, de tweede bestond uit een stage in een van de korpsen en

de derde was bedoeld om de aldus opgedane ervaringen te bespreken, uit

te werken en te delen met anderen. Het HPO werd in 1983 ingevoerd. Vanaf

dat moment was het politieonderwijs op alle scholen voor het lager politie-

Page 15: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

26 27

Vier jaar later werd dit proces afgerond en was het LSOP een feit. Dat was in

1992, twee jaar voor de algemene politiereorganisatie die een fusie bete-

kende tussen de gemeentelijke politiekorpsen (ruim 140) en het korps Rijks-

politie. Ab Goedendorp was van de organisatie de eerste algemene directeur

en de organisatienaam was aanvankelijk LISOP; de directie was gevestigd in

Amersfoort.

Van een leien dakje ging de fusie overigens niet. Zo werd vanuit de NPA

en de andere scholen voor leidinggevenden geprobeerd om via de oprichting

van een Politie Management Instituut buiten het LSOP te blijven. De poging

mislukte. Ook de samenvoeging en sluiting van afzonderlijke scholen veroor-

zaakten vaak ongenoegen en verdriet. Politiemensen brachten er immers

hun vormende jaren door en docenten hadden er hun hart aan verpand. De

ratio noopte tot aanvaarding van de nieuwe situatie, maar het gevoel zei bij

velen wat anders.

Page 16: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

28 29

Studenten van de rijkspolitie krijgen les aan de hand van een schaalmodel van een

verkeerssituatie. Oefenstof op de opleidingsschool in Arnhem. De foto is uit eind jaren zestig

van de vorige eeuw.

Agenten krijgen bij de School voor Handhaving, onder andere in Lelystad,

een uitvoerige praktijktraining.

4.De periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002, Politieacademie - naar een hoogwaardige beroepsopleiding

Ook voor het LSOP gold het credo “alle begin is moeilijk”. Het kostte het

nieuwe instituut de nodige moeite om zich een volwaardige plaats in het

politiebestel te verwerven. In een periode waarin het marktdenken ook bin-

nen de overheid gestaag veld won, beschouwden verscheidene korpschefs

het LSOP als gedwongen winkelnering. Korpsen hadden veel kritiek op de

onderwijsmethoden, vonden dat de opleiding te lang duurde en er te weinig

rekening werd gehouden met specifieke lokale of regionale behoeften.

Het LSOP probeerde zo veel mogelijk aan de vraag van de korpsen tege-

moet te komen. Enerzijds deed het dit door de invoering van modulair on-

derwijs, waarmee het een hernieuwde relatie met de praktijk wilde leggen.

Anderzijds trachtte het aan de wensen van de korpsen tegemoet te komen

door een meer flexibel en marktgericht onderwijsbeleid te voeren, met een

waaier aan producten. In 1991 werd de basisopleiding herzien. Nieuwe oplei-

dingen als de Primaire Opleiding Medewerker Basispolitiezorg, beter bekend

als de POMB, en de opleiding voor politiesurveillant werden ontwikkeld en

aangeboden.

Maar ondanks alle inspanningen van de kant van het LSOP bleef de

relatie met de korpsen moeilijk. De discussie over het politieonderwijs raakte

sterk gepolariseerd en gepolitiseerd. Geluiden van de korpsen om met het

eigen beroepsonderwijs te breken en de opleiding door andere onderwijs-

instellingen te laten verzorgen, werden steeds vaker gehoord.

In 1996 greep het ministerie in. De beide politiedepartementen spraken

zich duidelijk uit voor het behoud van een eigen beroepsopleiding voor de

politie. Doorslaggevend voor hun keuze was de belangrijke en unieke positie

van de Nederlandse politie, als specialist in veiligheid, binnen het staatsbe-

stel. Een daarvoor opleidende instantie diende, door de heel eigen aard en

identiteit van de politieorganisatie, haar aparte positie in het Nederlands

onderwijsbestel te behouden. In sommige organisaties was het volgens de

beide ministers essentieel dat de beroepsbeoefenaren zich een “esprit de

Page 17: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

30 31

corps” en eenheid van houding en optreden eigen maakten. De politie was

in hun ogen zo’n organisatie. De zienswijze op de taak en functie van de

politieorganisatie was het beste gediend met een eigen politieonderwijs-

instituut dat één duidelijk herkenbaar en definieerbaar veld bestreek.

Tegelijkertijd erkenden de ministers dat bij de totstandkoming van het

LSOP vooral de organisatorische aspecten voorop hadden gestaan. Hoewel

ook de kwaliteitsverbetering van het politieonderwijs een belangrijk doel zou

zijn geweest, had de inhoud van het onderwijs veel minder aandacht gekre-

gen. Door middel van een nieuw project met de naam Toekomstig Onder-

wijs voor de Politie (TOP) wilden de departementen de kwaliteit van het

onderwijs verbeteren waarbij de aansluiting tussen onderwijs en politieprak-

tijk voorop stond. Bovendien streefde men naar aansluiting met het reguliere

onderwijs. Tussen 1997 en 1999 kwam een nieuw onderwijsmodel tot stand.

Optimale afstemming van het onderwijs op de korpsen, een betere onderlin-

ge samenwerking en vermaatschappelijking door afstemming op het regulier

onderwijs (via een vergelijkbare kwalificatiestructuur) waren de centrale

begrippen in dit model dat bekend werd als Politieonderwijs 2002.

Peter IJzerman, de voormalig korpschef van Twente, gaf als voorzitter van

het College van Bestuur van het LSOP tussen 1997 en 2003 leiding aan dit

proces. Nieuw in dit programma is ook het duale karakter van het onder-

wijs. In plaats van aparte stageperiodes die op vaste punten in de opleiding

zijn verweven, worden praktijk en onderwijs op gezette tijden afgewisseld.

Tijdens het leren in de praktijk – het woord stage is vervangen door de term

“werkend leren” – levert de student een bijdrage aan de dagelijkse uitvoe-

ring van de politietaak. Het onderwijs werd competentiegericht en begrip-

pen als beroepsprofielen en kernopgaven deden hun intrede. De examine-

ring werd onafhankelijk georganiseerd. Er werd niet langer een onderscheid

gemaakt tussen een opleiding voor officieren en onderofficieren.

Om officier te worden, moest je eerst in de praktijk aantonen over de beno-

digde kwaliteiten te beschikken.

In 2004 veranderde het LSOP zijn naam in Politieacademie. In de wet op

het Politieonderwijs werd aan de Politieacademie ook een eigen kennis- en

onderzoeksfunctie toegekend, bedoeld om het onderwijs en de politieprak-

tijk te voeden en bij de tijd te houden. Gaandeweg is die kennis- en onder-

zoeksfunctie tot ontwikkeling gebracht. Belangrijk daarin is de totstandko-

ming van PolitieKennisNet (PKN) geweest, een digitale databank gevuld met

operationele politiekennis. Iets later in de tijd is een aantal lectoren aan de

Politieacademie benoemd. Ook de onderbrenging van het onderzoekspro-

gramma Politie & Wetenschap in de Politieacademie is een markant moment

in de ontwikkeling van de onderzoeks- en kennisfunctie geweest.

Page 18: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

32 33

Docente Annelies Kamp-Sterk geeft les over het onderwerp jeugdzaken aan een groep

aspiranten aan de opleidingsschool in Apeldoorn. De foto is uit begin jaren tachtig van de

vorige eeuw.

Anno 2010 is het contact met ervaren docenten, veelal politiemedewerkers, nog altijd de spil

van het politieonderwijs.

Tot slot

De geschiedenis van het politieonderwijs is een bijzondere. De aanzet werd

gegeven door politiemensen zelf. Politiebonden en particulieren waaron-

der ook veel politiemensen, hebben zich lange tijd intensief ingezet om het

politiepersoneel te scholen. De bemoeienis van de rijksoverheid kwam pas in

een later stadium op gang en niet eerder dan nadat de bonden weigerden

om nog verder een actieve rol te spelen. De geschiedenis van het politie-

onderwijs is ook het verhaal van een voortdurende zoektocht naar de juiste

onderwijsmethoden. Steeds weer stelt de samenleving nieuwe eisen aan het

onderwijs. Toch zijn er ook wel een paar constanten.

In de eerste plaats is het opvallend dat de rijksoverheid zo lange tijd zijn

verantwoordelijkheid voor gedegen politieonderwijs ontkend heeft. Voor een

van de kerninstituties van de staat, die is toegerust met het geweldsmonopo-

lie en een omvangrijk sanctioneringpotentieel, zou men een gedegen door de

staat geïnitieerde opleidingsstructuur verwachten, vergelijkbaar bijvoorbeeld

met de opleiding voor de Koninklijke Marechaussee, die intensief en hoog-

waardig was.

Een van de redenen voor dit tekort is gelegen in de ingewikkelde, duale

en gedecentraliseerde organisatiestructuur van de politie. De rijksoverheid

kon daardoor zijn verantwoordelijkheid op gemeenten afschuiven. Tussen

de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie deden zich regelmatig

stevige conflicten voor. Het ontbreken van een heldere centrale organisa-

tiestructuur heeft voor de kwaliteit van de politieopleiding negatieve conse-

quenties gehad, zo kan worden geconstateerd.

Een derde constante is de voortdurende discussie over kwaliteit en com-

plexiteit van het politievak. Nog tot in de jaren zestig werd de analyse van

de Amsterdamse commissaris Versteeg uit het begin van ons verhaal, door

velen gedeeld. Bij kwaliteits- en niveauverhoging worden snel kanttekenin-

gen geplaatst. Is dat voor het basispolitiewerk wel echt nodig is steeds de

vraag? Financiële overwegingen en capaciteitsargumenten (er is altijd een

Page 19: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

34 35

overvraging van de politie) spelen daar een rol in. Het lijkt er daarbij sterk op

dat niet alleen de relevante bestuurlijke omgeving, maar ook de politie zelf

snel geneigd is om de complexiteit van de dagelijkse politiefunctie te on-

derschatten waardoor de lengte en de zwaarte van de basispolitieopleiding

steeds weer ter discussie staat.

Tot slot kan in het perspectief van de geschiedenis van het politieonder-

wijs worden geconstateerd, dat met de huidige opleiding een stevige stap

is gezet naar een hoogwaardig en eigenstandig politieonderwijs. Van een

reeks bedrijfsscholen heeft het zich ontwikkeld tot een volwaardige beroeps-

opleiding, die ook ondersteund wordt door een eigenstandige kennisfunctie.

Zuinig omgaan met de kenmerken van dat instituut is daarbij op zijn plaats.

In alle kritiek die er ook bestaat op inrichting en inhoud van het onderwijs

is het goed om ons dat te realiseren. Aanpassingen zijn noodzakelijk, want

het onderwijs moet een levend en zich voortdurend actualiserend geheel

blijven. Het competentiegericht leren is bijvoorbeeld op sommige plekken te

ver doorgeschoten; kennisoverdracht en structuur voor de student dienen

geherwaardeerd te worden. Op een aantal plekken kan de opleiding korter.

Niveauverhoging (‘hbo-isering’) is wenselijk, maar dan wel op een streetwise

manier. Voor beursstudenten is best een plaats in te ruimen. Aanpassingen

als deze zijn noodzakelijk om kwaliteit en steun voor het nieuwe politie-

onderwijs overeind te houden. Maar dat kan alleen in het diepe besef dat

ook behoedzaamheid nodig is om de essentiële kenmerken, in de loop van

meer dan een eeuw ontwikkeld en bevochten, overeind te houden.

Dit te meer omdat hier sprake is van een niet te onderschatten bijdrage

van Nederland aan de ontwikkeling van de politie in andere landen en op

Europees niveau. Met waardering wordt in veel landen gekeken naar de

kwaliteit en inrichting van het Nederlandse onderwijsstelsel ten behoeve van

de politie, inclusief de ondersteuning en voeding daarvan door middel van

kennis en onderzoek. De buitenlandse belangstelling is zodanig, dat nu al

een aantal jaren met veel succes een introductie wordt verzorgd onder de

titel ‘Police education below the sea level’. Het is een vorm van kennisexport,

die ook te beschouwen is als een uitdrukking van ‘soft power’ in de soms

harde wereld van politie en veiligheid. Nu het politiewerk meer en meer

internationaal georiënteerd raakt, heeft dit voordelen waar niet alleen het

buitenland, maar ook de politie in Nederland van kan profiteren.1

1 Met dank aan Meindert van der Vegt, Michiel Holtackers, Klaas Klaver, Alice Vellinga, Cyrille Fijnaut en Peter Kiestra voor

hun commentaar op een eerdere versie van dit verhaal.

Page 20: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

36 37

Het politiediploma uit 1928, uitgegeven onder auspiciën van De Algemene Nederlandsche

Politie-Bond.

Beknopte bronnenlijst

ANPB, Rapport van de commissie vakopleiding, Amsterdam 1915.

ANPB, Gedenkboek 1887-1937, Dokkum 1937.

Beusekom, A.L., Politieopleiding. Hoe zij vroeger was, thans is en hoe zij

worden kan, Wageningen 1917.

Fijnaut C., Geschiedenis van de Nederlandse politie. Een staatsinstelling

in de maalstroom van de geschiedenis, Amsterdam 2007.

Jonge J.A. de, Korps Rijkspolitie 1945-1994, Apeldoorn 1993.

Kelder J.J., De Schalkhaarders. Nederlandse Politiemannen naar

nationaal-socialistische snit, Veen 1990.

Programma Evaluatie Politieonderwijs, Partners in leren. Evaluatie van het

samenhangend stelsel van politieonderwijs, Apeldoorn 2007.

Reenen P. van, ‘Politieleiding en haar opleiding. Een oriëntatie op de

toekomst’, in WODC, Justitiële verkenningen, 1983, nr. 1, p. 32-35.

Scholten, Th. en N.N. Waterschoot, Een herinnering aan het politie-

onderwijs in Zuid-Nederland 1954-2002, Heerlen 2002.

Stuurgroep Herziening Primaire Opleiding, Eindrapport, Den Haag 1980.

Versteeg, H.J., Van schout tot hoofdcommissaris, Amsterdam 1925.

Wal, R. van der, De geschiedenis van de Nederlandse politie.

De vakorganisatie en het beroepsonderwijs, Amsterdam 2007.

Page 21: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

38 39

Colofon

Uitgave Politieacademie

Datum 6 september 2010

ISBN 978-90-79149-28-5

Oplage 6000

Over de auteurs Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van

Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar

bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.

Dr. Ronald van der Wal is als senior-onderzoeker

aan de Politieacademie verbonden.

Fotografie Archief Politieacademie

Met dank aan het Nederlands Politiemuseum voor

het beschikbaar stellen van het historische foto-

materiaal.

Productiebegeleiding Communicatie & Marketing Politieacademie

Vormgeving CLIC-soft & design bv, Enschede

Drukwerk De Bink, Leiden

© 2010 Politieacademie

Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden

verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de

Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander

onherroepelijk is gemachtigd.

Mr. P. Frima (1893-1969) was directeur van

de Modelpolitievakschool in de jaren 1923-

1942 en van het Rijksinstituut tot Opleiding

van Hogere Politieambtenaren in de periode

1946-1957. Deze opleidingen, beide geves-

tigd in Hilversum, kunnen worden gezien als

voorlopers van de huidige Politieacademie.

Peter IJzerman (1944) was korpschef van

de Politie Twente. In de periode 1997-2003

was hij bestuursvoorzitter van het LSOP, de

voorloper van de Politieacademie. Onder

zijn leiding kwam de vernieuwing van het

Politieonderwijs, PO 2002, tot stand.

Page 22: Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs · 2017. 2. 7. · De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e

’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’

Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs

Pieter Tops en Ronald van der Wal

10-089

www.politieacademie.nl

’Ken

nis is m

acht, d

och

meer d

an ken

nis is karakter’

Pieter Tops en Ronald van der Wal schreven een kleine geschiedenis van

het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat hen om de hoofdlijnen en

om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige discussies over

het politieonderwijs te plaatsen zijn. De strijd om fatsoenlijk en gedegen

politieonderwijs is een stevige geweest, zo blijkt uit het verhaal. Vakbonden

hebben daarin aan het begin van de vorige eeuw een cruciale rol gespeeld.

Het onderwijs heeft zich vervolgens ontwikkeld van een reeks weinig

samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding,

die sterk in de politiewereld is geworteld maar een eigenstandige positie

heeft. De kenmerken van het huidige politieonderwijs verdienen in het

licht van deze geschiedenis een zuinige behandeling, zo betogen de

auteurs. Gegeven de complexiteit en het maatschappelijk belang van goed

politiewerk, is het merkwaardig dat de vraag steeds weer terugkeert of

de politie wel een gedegen en hoogwaardige opleiding nodig heeft, zo

stellen zij.

Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie

en hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Dr. Ronald van der Wal is senior-

onderzoeker aan de Politieacademie.