'Een hoog geheven standerd'

18
In Brabant Bert van der Linden Bert van der Linden (Kaatsheuvel, 1951), beeldend kunstenaar en publicist (www. bertvanderlinden. com), studeerde rechten (1975) en kunstgeschiede- nis (2010) aan de Radboud Universi- teit Nijmegen. Hij voltooide vorig jaar een masterscriptie over de monumen- tale betekenis van het provinciehuis. Auteur in brabant TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEE M EN ERFGOED 40 Veertig jaar provinciehuis Noord-Brabant ‘Een hoog geheven standerd’ (Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

Transcript of 'Een hoog geheven standerd'

Page 1: 'Een hoog geheven standerd'

In BrabantB e r t v a n d e r L i n d e n

Bert van der Linden (Kaatsheuvel, 1951), beeldend kunstenaar en publicist (www.bertvanderlinden.com), studeerde rechten (1975) en kunstgeschiede-nis (2010) aan de Radboud Universi-teit Nijmegen. Hij voltooide vorig jaar een masterscriptie over de monumen-tale betekenis van het provinciehuis.

Auteur

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 0  

Veertig jaar provinciehuis Noord-Brabant

‘Een hoog geheven standerd’

(Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

Page 2: 'Een hoog geheven standerd'

‘Een rariteit’ van ‘een banale geest’. Dat zou je moeten zien wanneer je over de snelweg langs

’s-Hertogenbosch rijdt. Althans, volgens de kritiek van eind jaren zestig van de vorige eeuw, toen

men voor het eerst het provinciehuis van Noord-Brabant in aanbouw zag - in die tijd het hoogste

kantoorgebouw van Nederland. Een artistiek, monumentaal gebouw dat oorspronkelijk misschien

nog immenser overkwam dan tegenwoordig. Op 12 november 2011 is het veertig jaar geleden dat

Hare Majesteit Koningin Juliana de officiële opening verrichtte. De bouw van dit kantoor heeft

echter heel wat voeten in de aarde gehad.

TorenhoogDe voorgeschiedenis van de bouw start begin ja-ren vijftig. De provinciale organisatie was toen nog gehuisvest in de binnenstad van ‘s-Hertogenbosch, in oude panden aan de Verwerstraat en de Water-straat. Hier wilde de provincie een nieuw onder-komen bouwen. Uit de vier architectenbureaus die werden uitgenodigd om een ontwerp in te dienen kwam het Rotterdamse bureau Van Tijen-Maaskant als winnaar tevoorschijn. Als toelichting op de kandidatuur van dit bureau schreef de directeur van de Provinciale Planologische Dienst: ‘bouwde o.m. industriehallen te ’s-Hertogenbosch (niet R.K.)’. 2 Hugh Maaskant, die zich later zou verzelf-standigden, was de man die feitelijk de opdracht kreeg.Met de keuze voor deze architect opende het pro-vinciaal bestuur de weg naar een niet-traditioneel gebouw, want Maaskant vertegenwoordigde dui-delijk een andere richting in de architectuur dan zijn collega’s.3 Waarschijnlijk had Maaskant een heel goede naam in Brabant, zeker in ’s-Hertogenbosch. Men was blijkbaar van plan een modern gebouw te realiseren en stond open voor niet-conventionele architectuur. De ambtelijke commissie die Gedepu-teerde Staten over de bouwplannen adviseerde, zei zich er van bewust te zijn dat de door Maas-kant voorgestelde architectuurvormen in het stadsbeeld vreemd aan zouden doen en dat het

Niet iedereen kent het provinciehuis van Noord-Brabant. Maar een gebouw met een raar dak langs de A2 is de meeste voorbijgangers wel eens opge-vallen. Het is de creatie van architect Hugh Aart Maaskant (1907-1977), gebouwd tussen 1966 en 1971. 1 Van buitenaf een betonnen kolos met een monotone gevelpartij, bijna een industrieel ge-bouw dat evengoed een ziekenhuis, een bankge-bouw of een universiteitsgebouw zou kunnen zijn. Des te verrassender is de rijke sfeer van het inte-rieur. Door het gebruik van degelijke en kostbare materialen en een heel zorgvuldige afwerking, doet dit stijlvol en exclusief aan. Niet overdadig, maar smaakvol. Rode muren, groene en blauwe glasappliqués, verschillende kleuren marmer en paars mozaïek zorgen voor interessante contras-ten. De gedempte kunstverlichting veroorzaakt subtiele lichteffecten. De stoere buitenkant is gecombineerd met schoonheid, verfijning en precisie aan de binnenkant. Extra allure krijgt het provinciehuis bovendien door een keur aan kunst-objecten, waaronder veertien grote wandtapijten die het interieur een vorstelijke aanblik verschaf-fen. Eigenlijk verwacht je een kantoor als dit niet in het Brabant van vier decennia geleden. Het leidt tot de vraag hoe men er destijds toe gekomen is een dergelijk spraakmakend project, zowel qua architectuur als qua artistieke inrichting, te rea-liseren.

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1 

Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron

waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte

om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.

4 1

Page 3: 'Een hoog geheven standerd'

aanvaarden ervan in het oude ‘s-Hertogenbosch zeker een precedent zou scheppen, maar zij vond dat naar een tegenstelling moest worden gegrepen om tot een nieuw en aantrekkelijk stadsbeeld te komen.4 Voor de bestuurders van die tijd was Maaskant misschien wel een breekijzer om de stad te kunnen moderniseren.5 Een bijkomend argu-ment was dat hij op basis van kengetallen met de laagste bouwkosten uit de bus kwam.6

Voordat de schop de grond in kon, diende er echter nog een hele weg te worden afgelegd. In de jaren vijftig hebben twee planrondes met diverse vari-anten de eindstreep niet gehaald. Het eerste plan voor nieuwbouw op de bestaande locatie in de binnenstad stuitte op bezwaren van het gemeen-tebestuur van ‘s-Hertogenbosch. Dat bedacht op het laatste moment een andere bestemming voor het geplande bouwterrein aan de Waterstraat. Een daaropvolgend plan voor nieuwbouw iets verder uit het centrum, aan de Zuidwal, sneuvelde ook. De bottleneck was de hoogbouw. In beide plannen was namelijk een kantoortoren opgeno-men, een element dat al bij Maaskant in zijn hoofd zat nog vóór hij een eerste ontwerp had gemaakt. In zijn eerste plan uit 1958 was die toren 60 meter hoog en in het tweede uit 1962 maar liefst 80 meter. Dit pikten de Bosschenaren niet. Met de 70 meter hoge toren van de Sint-Janskathedraal op slechts een paar honderd meter afstand vonden zij het een veel te grote aantasting van de skyline van hun stad. Het debat speelde zich af in de tijd dat ’s-Hertogen-bosch buiten de Sint-Jan nog geen echte hoog-bouw kende. Er bestonden enkele middelhoge complexen met een grote horizontale uitgebreid-heid, zoals de fabrieken van De Gruyter en het Paleis van Justitie. Zelfs deze relatief lage gebouwen werden al ervaren als een aanzienlijke aantasting van het oude stadsbeeld. De gemeentebestuurders van toen werden dus geconfronteerd met een proble-matiek die nieuw voor hen was. Zij stonden voor de vraag of men hoogbouw in het centrum wel moest toestaan. Maaskant had er een uitgesproken op-vatting over: ‘Wanneer men nabij de Sint-Jan een

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 2  

foto boven: De Wolvenhoek in ’s-Hertogenbosch. De noordwestelijke gevel-wand van de Waterstraat, gezien vanuit de Keizerstraat, begin jaren zestig van de vorige eeuw. Deze panden warden enige tijd later gesloopt om plaats te maken voor het nieuwe provinciehuis. De locatie viel door protest daarna echter af. Het lege terrein zou vervolgens eerst als een (tijdelijke) parkeer-plaats gebruikt worden, waarna een parkeergarage werd gebouwd die er nu nog staat. (Foto: Frans Wijffels. Collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch). foto onder: En dezelfde locatie in de Waterstraat op 15 mei 1975. De parkeer-garage in aanbouw. (Foto onder: Fotopersbureau Het Zuiden. Collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)

Page 4: 'Een hoog geheven standerd'

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  4 3

meer zou meewerken, zo werd gedreigd, dan zou het provinciehuis wel eens kunnen gaan verhuizen naar Tilburg of Breda.9 Dat dreigement werkte. In het begin van de jaren zestig werd een compleet an-dere oplossing bedacht. Het hele nieuwbouwplan werd overgeheveld naar de periferie van de stad, op een weiland nabij het voormalige Fort Pettelaar, oorspronkelijk deel uitmakend van de voormalige gemeente Den Dungen, maar destijds door middel van een gemeentelijke grenscorrectie binnen het grondgebied van de gemeente ’s-Hertogenbosch gebracht.10 Tien jaar nadat men voor hem had ge-kozen, kreeg Maaskant uiteindelijk goedkeuring voor zijn derde en definitieve ontwerp, met zelfs een nog hogere toren dan in zijn eerdere ontwer-pen, namelijk één van meer dan 100 meter.

gebouw zet met een overwegend horizontale af-meting, een gebouw dat zes à zeven verdiepingen hoog is, dan wordt dit een soort kadaver en hier-door wordt het silhouet van de stad veel ernstiger aangetast dan door een slank hoog gebouw.’ 7 De gemeente was echter niet overtuigd. Zij liet zich vervolgens adviseren door de Rotterdamse archi-tect J.J.P. Oud. Hem stoorde het contrast tussen hoog- en laagbouw ook niet.8 Ook de architecten J.F. Berghoef en S.J. van Embden brachten des-gevraagd een advies uit. Zij meenden dat de ge-volgen van introductie van hoogbouw in de stad bevredigend zouden kunnen worden opgevangen, en opperden het denkbeeld dat de architectonische tegenstelling tussen hoog- en laagbouw bewust zou kunnen worden gebruikt als een middel om het typische onderscheid tussen enerzijds het cen-trum en anderzijds de omringende woonwijken tot uitdrukking te brengen. Ondanks deze positieve adviezen van de externe deskundigen bleef de publieke opinie ten aanzien van nieuwbouw in de binnenstad negatief. Toen bouwen in de stad vanwege protesten van de bevolking en de weifelachtige houding van het gemeentebestuur niet haalbaar bleek, speelde de provincie de ont-stane situatie handig uit. Als ’s-Hertogenbosch niet

Foto van een maquette van een ontwerp voor het provinciehuis aan de Zuidwal in ’s-Hertogenbosch, 1962, gemaakt om te bekijken hoe het silhouet van de stad eruit zou zien bij een hoogbouw van ruim 100 meter hoog. In het midden de Sint-Janskathedraal en links de geplande hoogbouw van het provinciehuis. (Foto: Cas Keuzenkamp, in: Ad van Drunen, ‘Het provinciehuis’, Bossche Bouwstenen 5 (1982), enige ongenummerde uitgave, p. 91)

Page 5: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 4  

Hoog geheven standerdDe drijvende kracht hierachter was de Commis-saris van de Koningin in Noord-Brabant, dr. Constant Kortmann (1908-1997). De bouwcommissie stond onder zijn leiding. Hij had een goede band met Maaskant en spande zich persoonlijk in om het project tot een succes te maken. De maquettes van het te bouwen provinciehuis stonden nota bene bij hem thuis opgesteld.11 Niet alleen over de bouw, maar ook over de kunstaankopen die van belang waren voor het interieur van het nieuwe provinciehuis voerde Kortmann de regie. Dat hij pas achteraf de Commissie Culturele Zaken in-formeerde over de aankopen die hij had gedaan, leidde vlak voor de opening van het gebouw tot ongenoegen bij sommige Statenleden; zij voel-den zich buitenspel gezet.12 Kortmann had bij zijn

foto boven: Dwarsdoorsnede van het provinciehuis. foto boven rechts: Handtekening van Maaskant in beton. (Foto: Bert van der Linden) foto onder: Commissaris van de Koningin Constant Kortmann (rechts) en architect Hugh Aart Maaskant (links) bij de bouw van het nieuwe provinciehuis, 18 juni 1968. Zij zijn op weg naar het stor-ten van de laatste ‘hap’ beton (300 liter). (Foto: Frans Kuit. Collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)

Page 6: 'Een hoog geheven standerd'

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  4 5

waar hij ongetwijfeld ook studie heeft gemaakt van hoogbouwprojecten. Heel opmerkelijk is dat de verticale hoekpylonen van het provinciehuis een aanblik geven die vergelijkbaar is met de bon-kige structuur van het Knights of Columbus Buil-ding in de stad New Haven, gelegen ten noorden van New York. Je kunt je haast niet onttrekken aan de gedachte dat Maaskant het ontwerp voor dit gebouw gezien moet hebben.

acties een helder doel: hij wilde een statement maken en Brabant positioneren binnen bestuur-lijk Nederland. In een tijd waarin gewestvorming de provincie bestuurlijk in vieren dreigde te delen, moest het gevoel van zelfbewustzijn en eigen-waarde volgens hem nodig tot uitdrukking worden gebracht. Daarvoor was ook een herkenbaar ge-bouw nodig. De Brabantse gemeenschap nieuw le-ven inblazen; of anders gezegd, het geven van een teken van binding en hoop op een goede toekomst en het tot uitdrukking brengen van progressieve idealen. Dat heeft Kortmann kennelijk voor ogen gestaan toen hij het provinciehuis bij gelegenheid van de opening aanduidde als ‘een hoog geheven standerd’. 13

In Maaskant moet hij een man naar zijn hart heb-ben gevonden. Dit was een figuur met lef, geloof in eigen kunnen en gevoel voor theater.14 Zijn in beton bestendigde handtekening, die nog steeds te zien is op een gevelplaat naast de ingang van het provinciehuis, vormt daarvan het bewijs.15

Door in zijn geboortestad en woonplaats Rot-terdam mee te werken aan de wederopbouw had Maaskant als architect naam gemaakt. Hij bouw-de groot, groots, en voor de groten. Al vroeg in zijn carrière kreeg hij contacten in ‘s-Hertogenbosch, doordat het bureau Van Tijen-Maaskant vanaf 1945 met het Bossche architectenbureau K.C. Suyling & Zn. samenwerkte. Dit Bossche bureau werd in 1956 overgenomen door K. Bouwman en W. Hopmans en ging na de dood van Bouwman in 1960 op in het architectenbureau van Maaskant. De inmiddels gesloopte fabrieken op het oude industrieterrein De Wolfsdonken in ’s-Hertogen-bosch, later omgedoopt tot het Paleiskwartier, waren het werk van deze Rotterdams-Bossche combinatie. Overigens trok Maaskant in de jaren zestig door heel Brabant een spoor: in Waalwijk, Boxtel, Breda, Best, Eindhoven, Rosmalen, Cuijk, Oss en Roosendaal.16 Vermoedelijk heeft hij voor zijn industriële vormgeving inspiratie kunnen opdoen op een of meer studiereizen in Amerika,

Knights of Columbus Building, New Haven, Connecticut. Een ontwerp van Roche, Dinkeloo and Associates, VS, 1967-1970. (Foto: Seth Tisue. Bron: Wikimedia Commons)

Page 7: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 6  

Magnum opusHet provinciehuis gold voor Maaskant als zijn magnum opus, zijn laatste grote kunstje. Het was zijn vaste voornemen een gebouw met eeuwig-heidswaarde te maken. Dat lijkt gelukt. Het provincie-huis is een monumentaal gebouw geworden, op-getrokken in een strakke zakelijke bouwvorm die veel werd toegepast tijdens de wederopbouw-periode, bekend onder de naam functionalisme. Niet alleen de vormgeving, maar ook het materiaal-gebruik en de toegepaste bouwtechniek en con-structiemethoden getuigen van een bouwopvatting die typerend is voor het naoorlogse, moderne bouw-proces. Het accent lag op beton. Voor het beton-skelet is de zogenaamde methode van glijbekisting of vijzelbouw toegepast, waardoor de bouwtijd met een half jaar werd bekort. De verticale sporen van het glijden zijn nog steeds zichtbaar op de muren van de torenkern. Van heinde en verre kwamen architecten en aannemers destijds kijken hoe deze nieuwe bouwmethode werkte. Behalve beton

Glijbekisting

De methode van glijbekisting wordt ook vijzelbouw genoemd. De kunst-historicus Istvan Szénássy noemt dit het ‘Jackbloksysteem’. Het prin-cipe van deze bouwmethode is dat niet de ene etage op de andere wordt gestapeld, maar dat men be-gint met het maken van de bovenste etage, in het geval van het provin-ciehuis de achttiende. Wanneer die klaar is, wordt hij omhoog gevijzeld. Hieronder wordt dan de zeven-tiende etage gestort en opgevijzeld, tot ten slotte de eerste etage wordt gemaakt. Deze manier van bouwen verliep bij het Noord-Brabantse pro-vinciehuis in een continu proces, dat dag en nacht doorging. 17

(Bron: Cees Meijs, Provincie Noord-Brabant)

Page 8: 'Een hoog geheven standerd'

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  4 7

werden ook andere moderne bouwmaterialen in het provinciehuis toegepast, bijvoorbeeld fabri-caten van kunststof, aluminium en glasstenen. Het resultaat is dat nieuwe materialen tot nieuwe bouwmethoden leidden en dat die weer zorgden voor een nieuwe bouwvorm. Deze nieuwe, zakelijke manier van bouwen kwam in de jaren vijftig en zestig goed van pas, omdat er na de Tweede Wereld-oorlog veel en snel moest worden her- en gebouwd. Het was dan ook een bouwvorm die aanvankelijk vrij algemeen werd aanvaard als de eigentijdse manier van bouwen.Behalve efficiënt is het provinciehuis tevens mo-numentaal.18 Moderne monumentale architec-tuur kwam na de oorlog te staan voor vrijheid en democratie. Monumenten werden gezien als een teken van beschaving. Ze stralen voornaamheid, waardigheid, verhevenheid en duurzaamheid uit. Maaskant wilde het nieuwe provinciehuis een dergelijke uitstraling meegeven en zag het dan ook als een gebouw dat zeker driehonderd jaar mee

(Foto’s: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

Page 9: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 8  

tot stand gebracht. Zo ontstond de nu bij veel gebouwen uit de wederopbouwperiode nog te herkennen zogenoemde monumentale kunst, dat wil zeggen, kunst die specifiek voor een bepaalde plaats in of aan een gebouw is ontworpen. Dat kon figuratieve kunst zijn, maar ook abstracte kunst leende zich heel goed voor verwerking in een gebouw.19 Kunstenaars beschouwden een ge-bouw, zeker een openbaar gebouw, als de meest geschikte plaats om hun werk aan een breed pu-bliek te tonen. Als je een school, een postkantoor, een wijkgebouw of een politiebureau uit de jaren zestig ziet, wordt dit bijna altijd opgesierd door een vorm van monumentale kunst.Voor kunst was in het nieuwe provinciehuis een miljoen gulden beschikbaar. Er moest kunst van topklasse komen en de aan te kopen kunstwerken moesten, wilden ze tot hun recht komen, de maat van het huis hebben. Het op die uitgangspunten gebaseerde aanschafbeleid heeft geresulteerd in het bezit van diverse sculpturen, wandtapijten en tweedimensionaal werk.20 Ongeveer vijfen-twintig kunstenaars zijn betrokken geweest bij het maken van speciale kunstobjecten voor het gebouw. Het meest omstreden en daardoor het bekendste object is de zogenaamde ‘dikke deur’, een kolossale bronzen draaideur die toegang geeft tot de Statenzaal, vervaardigd door de beeldhou-wer Toon Slegers (1929-2004) en passend in een symbolische traditie van een bronzen deur die toegang verschaft tot het domein van geestelijke of wereldlijke macht. Het plan dat alle Brabantse ge-meenten een dubbeltje per inwoner zouden betalen om samen deze deur aan de provincie cadeau te doen, maakte heel wat los. Menige gemeenteraad, zich afvragend wat nou eigenlijk kunst is, zag de deur als het symbool van een in zijn ogen te duur ge-bouw. Nog steeds kennen Brabanders het gebouw vooral van het rare dak en van de dikke deur. Terwijl de deur in de publiciteit het meest tot de verbeelding heeft gesproken, wordt de kern van het provinciale kunstbezit gevormd door een als uniek bekend staande collectie van maar liefst

moest kunnen. In zijn toespraak bij de opening van het gebouw zei hij er dit over: ‘Bouwen is een daad voor de toekomst met de gegevens van het ver-leden. Bijna alle mensen die in dit gebouw komen te werken of het zullen bezoeken moeten nog ge-boren worden. De Statenzaal van het oude provin-ciehuis is oorspronkelijk een kapel van een klooster geweest en is in ± 1600 gebouwd. Dit complex is langzamerhand uitgebreid, heeft drie bezettingen meegemaakt: Alva, Napoleon en Hitler. Welke maat-schappelijke veranderingen zal dit provinciehuis meemaken? Het is niet erg zinvol een uitgesproken tijdgebonden gebouw te ontwerpen, daarvoor moet het teveel kunnen trotseren.’Doordat het gebouw op kolommen boven het maaiveld staat, is het als het ware ‘opgetild’ – men spreekt van een podium- of plateaugebouw – en lijkt het te zweven. Een cruciaal middel om de status van het gebouw te verhogen, is zonder twijfel de toepas-sing van hoogbouw. Daarnaast zijn het de gesloten omtrek en de reusachtige hoekpijlers van de toren die de monumentaliteit versterken. De eenvoudige oppervlakken van de buitenwanden, gemaakt van hard beton, suggereren ongenaakbaarheid en on-aantastbaarheid. En vooral ook de hal met zijn grote overspanning inclusief majestueuze staatsietrap en de zeer smaakvolle aankleding van het publieks-gedeelte ademen voornaamheid.

Beeldende kunstTen slotte is de wijze waarop beeldende kunst het gebouw verrijkt karakteristiek voor de inrichting van overheidsgebouwen uit de jaren zestig. De combinatie van architectuur en beeldende kunst is een fenomeen dat typisch is voor naoorlogse overheidsgebouwen. Het idee was dat beeldende kunst moest worden ingezet om mensen na alle oorlogsellende geestelijk te verheffen. Boven-dien konden werkloze kunstenaars op die manier aan opdrachten worden geholpen. Niet alleen plastieken en sculpturen, maar ook schilderwer-ken, wandtapijten, mozaïeken, reliëfs in glas, beton en metaal werden in samenhang met architectuur

Page 10: 'Een hoog geheven standerd'

foto boven:

De bronzen deur van Brabantse Statenzaal. Een ontwerp van Toon Slegers (1929-2004). (Bron: Cees Meijs, Provincie Noord-Brabant) foto onder: (Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  4 9

Page 11: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 0  

groeide, nam het maatschappelijk verzet naar evenredigheid toe. De schermutselingen rond de eerste ontwerpplannen voor de binnenstad zijn de opmaat geweest voor de kritiek die losbarstte toen de bouw van wat er nu staat daadwerkelijk van start ging. De klacht van televisiekijkers in de omgeving van de Pettelaarseweg dat zij van-wege de hoogbouw Nederland I dubbel zagen, was nog maar een bijverschijnsel. Het probleem was dat de Brabander zich gewoonweg moeilijk kon herkennen in dit grote en superieure gebouw. Men kende zoiets niet uit de eigen omgeving en voelde zich overvallen door de vreemde moloch. Het idee dat het gebouw ‘over the top’ was, werd versterkt door de aankoop van de kunstcollectie. De ideële gedachte om kunst onder het volk te brengen werd door het publiek, als het op deze manier moest, bepaald niet gewaardeerd; men

veertien wandtapijten. Maaskant noemde ze bij voorkeur gobelins; hij zag er een voortzetting in van Franse hofkunst. Het combineren van een chique interieur en kunst was in de jaren zestig in de mode. Voor het vinden van vergelijkingsmateriaal hoeven we Brabant niet uit te gaan. Ongeveer gelijktijdig met het provinciehuis werden namelijk ook de nieu-we stadhuizen van Eindhoven en Tilburg op soort-gelijke wijze aangekleed met decoratieve kunst.

Kritiek en protestNoord-Brabant was niet de enige provincie die in-dertijd een geheel nieuw provinciehuis bouwde.21

Geen enkel provinciehuis uit de wederopbouw-periode kreeg echter zoveel kritiek te verduren als dat in ’s-Hertogenbosch. Naarmate de hoog-bouw vanaf de eerste planvorming in de jaren vijftig tot en met het eindontwerp in hoogte

foto links: Wandtapijt ‘Compositie’ van Michel Tourlière (1925-2004), wol, 475 x 300 cm. (Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant) foto rechts: Beeldende kunst in de hal, met op de achtergrond de staatsietrap naar de bestuursvleugel. (Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

Page 12: 'Een hoog geheven standerd'

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  5 1

ken van hun nadrukkelijke bedoeling dat het een icoon van het gezag moest worden. Daar moest je uitgerekend in het ideologisch klimaat van de jaren zestig, toen het ontzag voor gezagsdragers sterk verschrompelde, niet mee aan komen. Want de Nederlandse samenleving was in korte tijd on-herkenbaar veranderd.24 Er ontstonden nieuwe opvattingen over de mens, de samenleving en de verhouding tussen burger en overheid.

vond het teveel van het goede. Het verzet tegen de dikke deur toonde de emoties die het gebouw bij de mensen opriep. Men verweet de provincie dat geld werd verspild aan overmatig veel beel-dende kunst. Voor dat geld, zo luidde het bezwaar, hadden wel duizend woningwetwoningen kunnen worden gebouwd. 22

Een van de puur feitelijke factoren die waarschijnlijk een rol zou kunnen hebben gespeeld bij de kriti-sche ontvangst van het provinciehuis, is dat het gebouw hoofdzakelijk uit beton werd opgetrok-ken. De algemene ervaring van beton schijnt nega-tief te kunnen zijn, omdat het een grof materiaal is.23 En wat de makers van het gebouw bij dat al-les vermoedelijk opgebroken heeft, is het uitspre-

Protestdemonstratie op 12 november 1971 bij de opening van het provinciehuis. (Foto afkomstig uit: 1814-1989; 175 jaar provinciaal bestuur van Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant, 1989) p. 101)

Page 13: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 2  

Achterhaald monumentRuimte in en rond een gebouw, die eerst de posi-tieve associatie van vrijheid en welvaart verschaf-te, werd nu plotseling als leegte ervaren. Wat ooit bedoeld was als ruimte voor onbegrensde moge-lijkheden, werd ineens beleefd als een onherberg-zaam gebied dat niet voldeed aan de menselijke behoeften van geborgenheid, herkenning en ont-moeting.26 Overdonderende grootschaligheid raak-te door deze nieuwe visie spoedig uit de gratie. De pech die Maaskant had, toen hij medio jaren zes-tig eindelijk groen licht kreeg voor zijn plan, was dat de bouwopvatting die men enige jaren eerder nog modern vond, in heel korte tijd traditioneel was geworden. Een elitair, monumentaal provin-ciehuis paste helemaal niet in het beeld van men-selijke architectuur dat toen populair werd. Critici beschouwden het gebouw waarmee de provincie bij de tijd wilde zijn eigenlijk al als achterhaald voor-dat het was voltooid. Zij knapten af op het vertoon van macht in dit monumentale complex. Het monu-mentale was niet te verenigen met de behoefte aan het intieme. Men streefde niet naar iets monu-mentaals, maar juist naar het tegenovergestelde, het a-monumentale of anti-monumentale, zeker in overheidsgebouwen. Het nieuwe inzicht was dat de overheid zich niet behoorde te verheffen boven de gewone burger. Monumentaliteit was trouwens sowieso een beetje verdacht. Een tijd lang kleefde aan monumen-taliteit een negatieve connotatie, omdat enkele decennia eerder totalitaire regiems in Europa megalomane architectuur gebruikten om hun macht te illustreren.27

Ofschoon architectuurcritici soms andere maat-staven hanteren dan het grote publiek, wist de vakpers het sentiment dat er in Brabant leefde goed onder woorden te brengen. In kranten en tijdschriften werd Maaskant verketterd om zijn achterhaalde creatie. Het gebouw werd ervaren als kil, decadent, ongenaakbaar, onderdrukkend, onmenselijk en onheilspellend. Hoogbouw werd gezien als een teken van hoogmoed. De beschul-

Terwijl alom een tendens naar democratisering te bespeuren viel, zetten maatschappijkritische denk-beelden ook in de opvattingen over architectuur de toon.25 Precies in de periode dat het provinciehuis gebouwd werd, vond een belangrijke smaak-verandering plaats, een mentaliteitsrevolutie ten opzichte van de wederopbouwperiode met anonieme massawoningbouw, grootschalige kantorenbouw en cityvorming. Jongere architecten voelden een onbehagen over de manier waarop de weder- opbouw gestalte had gekregen. Zij vonden de functionalistische architectuur te eenvormig, grof, nietsontziend, rücksichtslos en te weinig respect-vol voor de menselijke maat. Hun conclusie was dat door het efficiënte en zakelijk-utilitaire karak-ter van de heersende architectuur kansen werden gemist om een menselijke en bewoonbare wereld te creëren. Het alternatief dat zij boden was een klein-schaliger, vriendelijker en socialer bouwconcept; zij maakten zich er sterk voor dat gebouwen voor-taan menselijker, gemoedelijker, intiemer, behaag-lijker, knusser, gezelliger en daardoor democratischer zouden zijn. Het Burgerweeshuis in Amsterdam gold voor de nieuwe garde als een schoolvoor-beeld van zulke, zogenoemde ‘structuralistische’ architectuur.

Burgerweeshuis in Amsterdam, 1960. Een ontwerp van Aldo van Eyck(1918-1999).

Page 14: 'Een hoog geheven standerd'

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  5 3

diging luidde dat de overheid voor zichzelf een hooghartig monument oprichtte, over de rug van het volk. Harry Verwiel verwoordde het in het tijd-schrift Brabantia zo: ‘[…] een brutaal gebaar […], een uitdaging ten opzichte van ons denken over een oprechte democratie en over open bestuur; een tarten van ons besef ten aanzien van het ver-gankelijke van zogeheten onwankelbare waarden en instituten. Dit provinciehuis is een verschrik-kelijk introvert autoritair bestuurs- en ambtelijk instituut, dat spot met gemelde waarden en op-vattingen. Het is een blijkbaar voor de eeuwigheid gebouwd huis […]’. 28

Regeringsgebouwen in Brasilia, Brazilië, 1956-1960. Een ontwerp van Oscar Niemeyer (1907). (Foto: Eurico Zimbres. Bron: Wikimedia Commons)

Ondanks de protesten ging de bouw van het nieuwe provinciehuis door. Op deze foto het moment dat tijdens de bouw het hoogste punt werd bereikt, juni 1968. (Foto: Frans Kuit. Collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)

Page 15: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 4  

het structuralisme, zich als nieuwe richting aan-gekondigd.Het zou Maaskant, als hij nog leefde, waarschijn-lijk deugd doen anno 2011 te kunnen constateren dat zijn doel om een duurzaam gebouw te maken niet volstrekt irreëel was. De architectenbranche heeft hem inmiddels min of meer gerehabiliteerd. Functionalistisch bouwen was nou eenmaal de bouwtrant van zijn generatie. De architectuur-historische waarde van het provinciehuis is van-daag de dag onomstreden. En weliswaar viel monumentaliteit niet goed in de jaren zestig en zeventig, maar monumenten – denk aan piramides, paleizen, tempels en kathedralen – zijn van alle tij-den. Dit neemt niet weg dat het imponerende van grote gebouwen niet iedereen bevalt. Het onge-makkelijke gevoel dat sommige mensen daarbij hebben wordt nog sterker, als het grote gebaar dat een gebouw wil maken uitmondt in lege groot-heid, pretentieus vertoon, of het op een gefor-ceerde wijze indruk willen maken. Een gevaar dat zeker geldt in ons land, dat van nature toch al niet zo gesteld is op groots vertoon. Onze volksaard is daarvoor misschien te bescheiden, te nuchter en te ‘kruidenierig’.33

Nu, jaren later, wordt het provinciehuis niet meer zo negatief gewaardeerd als in het begin. De realisatie ervan leert, dat de moed en het doorzettings- vermogen om iets buitengewoons te creëren mis-schien niet onmiddellijk, maar op termijn worden beloond. Die wetenschap zou een stimulans beho-ren te zijn voor de overheid om als opdrachtgever verder te kijken dan het economisch noodzakelij-ke. Van haar mag immers worden verwacht dat zij als voortrekker het niveau van een gemeenschap op peil houdt. Eén van de manieren om dat te doen is investeringen een extra, culturele dimensie te geven. Met uitgesproken architectuur, gebaseerd op een visie die het belang van cultuur voor onze beschaving inziet, kan de overheid laten zien waar ze voor staat.

Nic. Tummers meldde in het Brabants Dagblad dat hij zich in het gebouw een holbewoner voelde. 29

Ruud Brouwers’ betiteling van het gebouw als een ‘ambtenarensilo’ was nog aan de milde kant. 30

Het meest bijtende commentaar was van de hand van zijn collega-redacteur Arnaud Beerends van het Tijdschrift voor architectuur en beeldende kunsten. Die had het over ‘fascistoïde kolonels-architectuur’. Hij stelde dat het hoge kantoor-gebouw door zijn ongeïntegreerde en egocentri-sche profiel het silhouet van de stad eigenzinnig verstoorde en hij omschreef het werk van Maas-kant als ‘een rariteit’ van ‘een banale geest’. Hij ging zelfs zover dat hij diens werk bestempelde tot ‘een samenvoegsel van Albert Speer en Oscar Niemeyer’, wat appelleerde aan de grootheids-waan die tot gestalte was gebracht in het Derde Rijk en in de nieuwe Braziliaanse hoofdstad Brasilia. 31 In zijn ogen getuigde het provinciehuis van een to-talitaire en hiërarchische denktrant, van sociale discriminatie en schijndemocratie. Hij zag archi-tecten als Maaskant als slippendragers van het grootkapitaal.32

GerehabiliteerdOndanks alle kritiek zetten de provincie en Maas-kant hun plan toch door, tegen de stroom van de tijd in roeiend. Veel later dan in 1963 had de be-sluitvorming echter niet moeten plaatsvinden, want dan had Maaskants ontwerp het misschien niet overleefd. De druk om een gebouw te maken dat meer aansloot bij de tijdgeest zou dan wellicht te groot zijn geworden. De hang naar kleinschalig-heid, die zich in het bijzonder in de tweede helft van de jaren zestig ontwikkelde, maakte Maas-kants plan tussen het ontwerp op de tekentafel, rond 1963, en het moment van voltooiing, in 1971, gedateerd. Toen het provinciehuis na een lange voorbereidingsperiode in 1971 eindelijk werd op-geleverd, was het moderne functionalistische vormconcept uit de wederopbouwperiode op zijn retour en had een ander concept van architectuur,

Een volledig gean-noteerde versie van dit artikel is terug te vinden op www.thuisinbrabant.nl en www.tijdschrift inbrabant.nl

Tip

Wilt u reageren op dit artikel? Of hebt u vragen, aanvullingen of suggesties? Stuur dan een e-mail naar kunst@bertvander linden.com.

Tip

Page 16: 'Een hoog geheven standerd'

(Foto: Jurgen Pigmans, Erfgoed Brabant)

Page 17: 'Een hoog geheven standerd'

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 6  

Noten

In 1995 is het oorspronkelijke complex uitgebreid met een vleugel aan de oostkant. In de jaren 1997-1999 heeft het gebouw uit 1971 een grootscheepse renovatie ondergaan.Brief d.d. 31 oktober 1952 van de directeur van de Provinciale Planologische Dienst, de heer ir. H.M. Buskens, aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. (Brabants Historisch Informatie Centrum, ’s-Hertogenbosch, dossier bouwcommissie provincie-huis 1958-1972, nr. 9).De drie bureaus die afvielen waren Nico van der Laan, W. van Dael en Jos. Bedaux.Rapport d.d. 25 juni 1953 van de Commissie van Advies over de ingezonden ontwerpen voor de bouw van een nieuw bureau voor de provinciale diensten te ’s-Hertogenbosch (Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, p. 5).Aldus Michelle Provoost in een interview in Brabants Dagblad, 21 juni 2003.Maaskant kwam met ƒ 892.500, - uit op het laagste bedrag. Bedaux rekende de hoogste prijs, te weten ƒ 1.494.220, -.Notulen buitengewone, besloten zitting Provinciale Staten van Noord-Brabant, 22 april 1960, p. 33.Brief van J.J.P. Oud d.d. 4 juni 1959 aan de burge-meester van ’s-Hertogenbosch (Brabants Historisch Informatie Centrum, ’s-Hertogenbosch, dossier bouw-commissie provinciehuis 1958-1972, nr. 9). Ruud Brouwers, ‘Hoe Den Bosch aan z’n provincie-huis kwam’, Tijdschrift voor architectuur en beel-dende kunsten 37 (1970) 12, p. 278.Uitbreidingsplan ’s-Hertogenbosch Zuid II, gemeen-te Den Dungen, archief Den Dungen 1940-1995, nr. 768, dossier 2.07.151, stukken betreffende de grens-correctie tussen ’s-Hertogenbosch, Den Dungen en Sint Michielsgestel (Brabants Historisch Informatie Centrum, ’s-Hertogenbosch).

De Stem, 17 september 1963.De Stem, 29 oktober 1971.Urias Nooteboom, ‘Beheerder en bouwheer’ in: Maarten Beks, Een harnas met zachte voering; wandkleden en andere kunstwerken in het provincie-huis van Noord-Brabant (’s-Hertogenbosch 1983), p. 20.Zie voor een impressie over leven en werk van Maas-kant: http://cultuurgids.avro.nl/front/detailkunst.html?item=2338eed3e5cca78f2a75141020fff63f, geraad-pleegd 5 maart 2010 (film over Maaskant, gemaakt door Jord den Hollander, vertoond in het AVRO-televisieprogramma Close-up). Bekende werken van de hand van Maaskant zijn behalve het provinciehuis de Euromast (Rotterdam 1960), die in 2010 bij zijn vijf-tigjarig bestaan de status van rijksmonument heeft gekregen, en het Groothandels-gebouw (Rotterdam, 1953).Er zijn – afgeleid van de enorme handtekeningen van Maaskant in door hem ondertekende brieven

– twee verschillende gevel-handtekeningen van hem te vinden: een welke zich tegenwoordig op de gevel van het provinciehuis bevindt, en een afgebeeld in Brouwers 1970, p. 280. De gevelplaat is blijkbaar ooit vervangen. Zie Ruud Brouwers, ‘Hoe Den Bosch aan z’n provinciehuis kwam’, Tijdschrift voor architectuur en beeldende kunsten 37 (1970) 12, pp. 277-280.Viahttp://nai.minisisinc.com/FINDING_AIDS/MAAX _inv.pdf is een overzicht van projecten van Maaskant te raadplegen.De methode van glijbekisting wordt ook vijzelbouw genoemd. Szénássy noemt dit het Jackbloksysteem. Zie István L. Szénássy, Architectuur in Nederland 1960-1967 (Amsterdam 1969), p. 138 en Brabants Dagblad 15 juni 1968.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

111213

14

15

16

17

Page 18: 'Een hoog geheven standerd'

Zie Alan Colquhoun, Modern Architecture (Oxford 2002), pp. 212-213.Voor zover het de rijksgebouwen betreft, bestaat er een overzicht van de na 1945 verleende kunst-opdrachten, waaruit kan worden afgeleid welke technieken voor monumentale kunst werden toe-gepast c.q. welke objecten er werden gemaakt. Van de circa vijfhonderd rijksopdrachten resulteerden er tot 1970 ongeveer tien in een wandtapijt. Daarna, misschien onder invloed van het aanschafbeleid van de provincie Noord-Brabant, en omdat textielkunst populairder werd, kwamen er wat meer opdrachten voor wandtapijten. Aldus W. Jansen, Kunstopdrachten van de Rijksgebouwendienst na 1945 (Rotterdam 1995), passim.Overzichten van de belangrijkste kunstwerken in het bezit van de provincie zijn opgenomen in het boek Een harnas met zachte voering; wandkleden en andere kunstwerken in het provinciehuis van Noord-Brabant van Maarten Beks, ’s-Hertogenbosch 1983, en in twee uitgaven van de provincie Noord-Brabant: Kunst in en om het provinciehuis, september 2007, en Van Appel tot Zofia; de kunstcollectie in en om het provinciehuis, september 2007 (service-center provinciehuis Noord-Brabant).Nieuwe provinciehuizen werden o.a. gebouwd in Gelderland (J.J.M. Vegter, Arnhem, 1954), Zuid-Holland (F.P.J. Peutz, ’s-Gravenhage, 1963) en Overijssel (M. Duintjer, Zwolle, 1972).De totale kosten van het gebouw inclusief inrichting waren in eerste aanleg begroot op 32 miljoen gulden, maar kwamen uiteindelijk uit op 57 miljoen. J.A.H. Hartmann, Beton, een complex en economisch belangrijk materiaal (s.l. 1978), p. 3.J.J. Woltjer, Recent verleden; Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 1992), hoofdstuk 9, ‘Balans van de jaren zestig’, p. 547 e.v.

Zie Michelle Provoost, ‘Het provinciehuis in Den Bosch; Maaskant en de langharige critici’, Archis, Tijdschrift voor architectuur, stedebouw en beel-dende kunst 14 (1999) 8, pp. 37-38.Michelle Provoost, Hugh Maaskant; architect van de vooruitgang (Rotterdam 2003), p. 322.William J.R. Curtis, Modern Architecture since 1900 (Londen 1982), p. 306.Harry J. Verwiel, ‘Brabants provinciehuis een uit-daging’, Brabantia 19 (1970) 5, p. 184.Nic. Tummers, ‘Versailles van de Flintstones’, Brabants Dagblad, 12 november 1971.Ruud Brouwers, ‘Hoe Den Bosch aan z’n provincie-huis kwam’, Tijdschrift voor architectuur en beel-dende kunsten 37 (1970) 12, pp. 277. Arnaud Beerends, ‘De kolonelsarchitectuur van Maaskant’, Tijdschrift voor architectuur en beelden-de kunsten 37 (1970) 11, p. 1250.Arnaud Beerends, ‘Maaskant, representant van een schijndemocratie’, Tijdschrift voor architectuur en beeldende kunsten 37 (1970) 12, p. 282.K. Wiekart, ‘Het risico van de symboliek’, NRC Handels-blad 5 november 1971.

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

i n b r a b a n t N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 1  5 7