Een analyse van het gewenste gedrag voor de …...voedingsassistent. De functie voedingsassistent is...
Transcript of Een analyse van het gewenste gedrag voor de …...voedingsassistent. De functie voedingsassistent is...
Auteurs: Annelise van Kessel - 546096 Margit Meijer - 546058
Deeltentamennummer: VED-501b-SC-kans1-1718 Opdrachtgever: Prinses Máxima Centrum Praktijkbegeleiders: Esther Fijnekam en Liesbeth de Jongh Onderwijsinstelling: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Voeding en Diëtetiek Onderwijseenheid: DIO in de praktijk Beroepsrol: Voorlichter Docentbegeleiders: Bas Agricola en Jenneke Saat Datum: 11 juni 2018
Een analyse van het gewenste gedrag voor de functie voedingsassistent in het
Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.
1
Voorwoord
Voor u ligt de scriptie naar het gewenste gedrag voor de functie voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum. Dit onderzoek is uitgevoerd in de rol van voorlichter. Voordat ingegaan wordt op de inhoud van het onderzoek willen wij ons graag voorstellen. Wij, Annelise van Kessel en Margit Meijer, zijn twee vierdejaars studenten Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Graag willen wij onze praktijkbegeleiders Esther Fijnekam en Liesbeth de Jongh bedanken voor de praktijkopdracht en de hulp die zij geboden hebben bij de totstandkoming van deze scriptie. Ook willen wij onze docentbegeleiders Bas Agricola en Jenneke Saat bedanken voor alle feedback en begeleiding. Annelise van Kessel en Margit Meijer Utrecht, 11 juni 2018
2
Samenvatting Sinds 18 mei 2018 is het nieuwe Prinses Máxima Centrum geopend. In dit nieuwe kinderoncologisch ziekenhuis speelt voeding een belangrijke ondersteunende rol in de behandeling van de patiënt. Voor het voedingsbeleid werkt het Prinses Máxima Centrum samen met het externe cateringsbedrijf Hutten. Voor het onderdeel roomservice zijn door Hutten 28 voedingsassistenten aangenomen, die zowel door Hutten als door het Prinses Máxima Centrum worden opgeleid. Het Prinses Máxima Centrum biedt de nieuwe voedingsassistenten onder andere een opleiding aangaande voedings- en dieetleer aan. Het Prinses Máxima Centrum wil daarom dat onderzocht wordt wat het gewenste gedrag is voor de functie voedingsassistent en op welke gedragsdeterminanten de opleiding voedings- en dieetleer in moet gaan. In dit beschrijvende onderzoek is middels deskresearch en kwalitatief gevolgd door kwantitatief onderzoek antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. In het kwalitatieve onderzoek zijn allereerst 7 semigestructureerde expertinterviews afgenomen om vast te stellen wat het gewenste gedrag is voor de functie voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum. Aan de hand van deze resultaten zijn de gedragsindicatoren vastgesteld. Een gedragsindicator is een definitie van het te observeren gedrag, waarmee wordt weergegeven welk concreet gedrag een indicatie is voor het hebben van kennis, vaardigheden en attitude om een taak goed uit te kunnen voeren (Krols, Simons, & De Graef, 2011; Laperre & Audenaert, 2007; Postma-van Sloten, Bootsma, & Spreen, 2013). De resultaten van de expertinterviews zijn de input voor de vragenlijst van het kwantitatieve onderzoek, die vervolgens afgenomen is bij de 28 nieuwe voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Hiermee is, aan de hand van het Beredeneerd Gedrag Model (Fishbein & Ajzen, 2010), onderzocht op welke gedragsdeterminanten (kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie) de opleiding voedings- en dieetleer in moet gaan. Met deze resultaten kan er invulling worden gegeven aan de scholing voedings- en dieetleer voor de voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Geconcludeerd kan worden, op basis van het kwalitatieve onderzoek, dat de volgende gedragsindicatoren (gericht op voedings- en dieetleer) passend zijn voor een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum: (1) Bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten, (2) communiceren met andere teamleden over de voeding, (3) correct vastleggen van de relevante verstrekkingen in het voedingsinformatiesysteem, (4) verzorgen van de zes eet- en drinkmomenten bij kinderen en hun ouders, (5) signaleren van voedingsproblemen bij kanker, (6) geven van kleine praktische voedingsadviezen, (7) stimuleren van de patiënt om te eten, (8) geven van basisuitleg over het belang van gezonde voeding, (9) uitdelen van de juiste producten volgens het dieetvoorschrift en (10) voorkomen van voedselverspilling. De in de literatuur gevonden gedragsindicatoren “Het informeren over de voedselkeuze” en “Het helpen van de patiënt met eten en drinken” zijn niet van toepassing op het Prinses Máxima Centrum. De gedragsindicatoren zijn dus niet altijd generaliseerbaar naar andere instellingen. Op basis van het kwantitatieve onderzoek kan geconcludeerd worden dat de attitude en gedragsintentie van de voedingsassistenten een positieve invloed hebben op het gewenste gedrag. De kennis en waargenomen gedragscontrole beïnvloeden het gewenste gedrag negatief. De scholing voedings- en dieetleer dient dan ook op deze determinanten in te gaan. Er is nog onvoldoende literatuur aangaande het gedrag van voedingsassistenten. Meer onderzoek is gewenst. Trefwoorden: Attitude; Beredeneerd Gedrag Model; Dieetleer; Gedragsindicatoren; Gedragsintentie; Gewenst gedrag; Kennis; Voedingsassistent; Voedingsleer; Waargenomen gedragscontrole.
3
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Introductie van het onderzoek 4
§ 1.1 Aanleiding 4
§ 1.2 Probleemanalyse 5
1.2.1 Theoretisch kader 5
1.2.2 Probleemstelling 8
§ 1.3 Doelstelling 9
§ 1.4 Vraagstelling 9
Hoofdstuk 2 - Methoden 10
§ 2.1 Onderzoeksdesign 10
§ 2.2 Deelnemers 10
§ 2.3 Gegevensverzameling 11
§ 2.4 Data-analyse 13
Hoofdstuk 3 - Resultaten 15
§ 3.1 Kwalitatief onderzoek 15
§ 3.2 Kwantitatief onderzoek 19
Hoofdstuk 4 - Discussie 25
§ 4.1 Voorlopige conclusie 25
§ 4.2 Vergelijking met literatuur 26
§ 4.3 Beperkingen van het onderzoek 27
§ 4.4 Conclusie 28
Hoofdstuk 5 - Aanbevelingen 29
Literatuurlijst 30
Bijlage A - Informatiebrief experts 34
Bijlage B - Informatiebrief voedingsassistenten 35
Bijlage C - Informed consent experts 36
Bijlage D - Informed consent voedingsassistenten 37
Bijlage E - Interviewguide 38
Bijlage F - Vragenlijst participantenversie 40
Bijlage G - Vragenlijst onderzoekersversie 48
Bijlage H - Transcriptie protocol 56
Bijlage I - Protocol open coderen 57
Bijlage J - Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid 58
Bijlage K - Data-analyse SPSS 59
Bijlage L - Resultaten kwantitatief onderzoek 70
4
Hoofdstuk 1 - Introductie van het onderzoek
§ 1.1 Aanleiding
Per jaar krijgen in Nederland 500 tot 550 kinderen kanker (Prinses Máxima Centrum, z.d.). Het gaat om verschillende soorten kanker en de meeste vormen van kinderkanker komen maar tussen 5 en 25 keer per jaar voor. Op dit moment vindt de behandeling van deze ziekte veelal in verschillende ziekenhuizen plaats met steeds complexere behandelingen. Het Prinses Máxima Centrum (PMC) te Utrecht verleent sinds 2014 zorg volledig gespecialiseerd in kinderoncologie, met als missie: ieder kind met kanker genezen, met optimale kwaliteit van leven. Voorheen zat het Prinses Máxima Centrum met twee afdelingen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Sinds 18 mei 2018 is het nieuwe Prinses Máxima Centrum geopend. Een kinderkankerziekenhuis, bestaande uit een gekoppeld research- en zorggebouw van ca. 46.500 m², met specialistische functies: zorg, behandeling, wetenschappelijk onderzoek en onderwijsfaciliteiten (VolkerWessels, z.d.). Voor het nieuwe centrum is het voedingsbeleid volop in ontwikkeling. Voeding zal een belangrijke ondersteunende rol gaan spelen in de behandeling van de patiënt. Hiervoor gaat het Prinses Máxima Centrum een samenwerkingsverband aan met Hutten, een extern cateringsbedrijf. Hutten is verantwoordelijk voor het totale eet- en drinkconcept voor patiënten, gasten en medewerkers. Hutten verzorgt onder andere de volgende diensten: (1) de ontwikkeling van het menu en assortiment en (2) roomservice (de dienstverlening van eten en drinken op de verpleegafdelingen en dagbehandeling). Voor het onderdeel roomservice zijn door Hutten 28 voedingsassistenten (genaamd gastvrouwen/ -heren) aangenomen. In de functiebeschrijving van de vacature voor gastvrouw/ -heer in het Prinses Máxima Centrum (Van Doormalen, Janssen, Loose, & Fijnekam, 2017) worden de volgende taken beschreven:
❏ Het creëren van de optimale gastvrijheidsbeleving voor de kinderen en gasten; ❏ Het verzorgen van alle eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders; ❏ De verantwoordelijkheid voor de juiste (dieet)verstrekkingen (op basis van het
dieetvoorschrift); ❏ Het zorgen voor een correcte vastlegging van alle informatie in het elektronisch
patiëntensysteem dan wel in het voedingsinformatiesysteem; ❏ Het zorgen voor een perfecte organisatie rondom de serviceverlening; ❏ De verantwoordelijkheid voor kwaliteitsbewaking (HACCP) en registraties.
Om deze taken goed uit te voeren, zullen de voedingsassistenten opgeleid worden. Hutten schoolt de voedingsassistenten op het gebied van communicatie (bejegening, inclusief basisinformatie kinderoncologie), allergenen en HACCP. Daarnaast wil het Prinses Máxima Centrum de nieuwe voedingsassistenten een opleiding aanbieden aangaande voedings- en dieetleer. Het Prinses Máxima Centrum wil met de opleiding voedings- en dieetleer onder andere de kennis verbeteren. Het is echter nog niet vastgesteld welke kennis, attitude en vaardigheden op het gebied van voedings- en dieetleer een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum nodig heeft om de functie naar behoren uit te voeren. Daarnaast is het nog onbekend hoe de kennis, attitude en vaardigheden van de nieuwe voedingsassistenten zijn. Ook is de huidige intentie van de nieuwe voedingsassistenten om relevante taken uit te voeren nog niet bekend. Het is dus nog onbekend op welke gedragsdeterminanten de opleiding voedings- en dieetleer in moet gaan. Het Prinses Máxima Centrum wil daarom dat onderzocht wordt wat het gewenste gedrag is voor de functie voedingsassistent en op welke gedragsdeterminanten de opleiding voedings- en dieetleer in moet gaan.
5
§ 1.2 Probleemanalyse
1.2.1 Theoretisch kader
Functiescheiding in de voedingszorg: de voedingsassistent Internationaal gezien is de functiescheiding in de voedingszorg niet hetzelfde. Waar in Nederland het beroep voedingsassistent bestaat (Kruizenga, 2017), beschrijven Jefferies, Johnson en Ravens (2011) bijvoorbeeld verschillende taken die verpleegkundigen helpen bij het ondersteunen van de orale voeding van hun patiënten. Een van deze taken is het aanwijzen van een voedingsondersteunende verpleegkundige (‘nutrition support nurse’). Omdat de functiescheiding in de voedingszorg niet internationaal gelijk is, wordt er in dit theoretisch kader naast literatuur over voedingsassistenten ook gebruikgemaakt van literatuur over verpleegkundigen. Het gewenste gedrag Het gewenste gedrag bestaat, in dit onderzoek, uit het naar behoren uitvoeren van de functie voedingsassistent. De functie voedingsassistent is geen meetbaar begrip. Gedragsindicatoren maken de functie meetbaar (Laperre & Audenaert, 2007, p. 27). Postma-van Sloten, Bootsma en Spreen (2013, p. 12) definiëren een gedragsindicator als “een duidelijk omschreven definitie van het te observeren gedrag”. Gedragsindicatoren geven weer welk concreet gedrag een indicatie is voor het hebben van kennis, vaardigheden en attitude om een taak goed uit te kunnen voeren (Krols, Simons, & De Graef, 2011; Laperre & Audenaert, 2007, pp. 26-29). Alle gedragsindicatoren samen vormen de functiebeschrijving van een voedingsassistent. In Tabel 1 zijn de relevant geachte gedragsindicatoren van een voedingsassistent (gericht op voedings- en dieetleer), gevonden in de literatuur, samengevoegd.
6
Tabel 1 Relevante gedragsindicatoren voedingsassistent uit literatuur
Gedragsindicator Referentie
1 Signalerende functie: herkennen van een te lage voedingsinname of andere aan voeding gerelateerde problemen.
(Arvanitakis, Coppens, Doughan, & Van Gossum, 2009; Doornink, Jager-Wittenaar, Kattemölle, & Vogel, 2012; Kruizenga, 2017; Kruizenga et al., 2017; Papier & Chermesh, 2012a; Papier & Chermesh, 2012b; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
2 Het stimuleren van de patiënt om (voldoende/ iets goeds) te eten.
(Doornink et al., 2012; Kruizenga, 2017; Kruizenga et al., 2017; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
3 Het helpen van de patiënt bij het eten en drinken.
(Boaz et al., 2013; Doornink et al., 2012; Kruizenga, 2017; Kruizenga et al., 2017; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
4 Het verzorgen van alle eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders (inclusief bestellen en serveren).
(Doornink et al., 2012; Kruizenga, 2017; Papier & Chermesh, 2012b; Van der Meij & Kruizenga, 2016; Van Doormalen et al., 2017).
5 De verantwoordelijkheid voor de juiste dieet- verstrekkingen (op basis van het dieetvoorschrift).
(Boaz et al., 2013; Doornink et al., 2012; Van Doormalen et al., 2017).
6 Uitleg geven over het belang van (voldoende) voeding.
(Kruizenga, 2017; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
7 Het geven van informatie over de voedselkeuze.
(Doornink et al., 2012; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
8 Het zorgen voor een correcte vastlegging van alle informatie in het elektronisch patiëntensysteem dan wel in het voedingsinformatiesysteem.
(Papier & Chermesh, 2012b; Van Doormalen et al., 2017).
9 Het bijhouden van de voedingsintake.
(Boaz et al., 2013; Doornink et al., 2012; Kruizenga, 2017; Papier & Chermesh, 2012a; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
10 Het voorkomen van voedselverspilling.
(Kruizenga, 2017; Van der Meij & Kruizenga, 2016).
11 Het communiceren met andere teamleden over de voeding.
(Papier & Chermesh, 2012a).
Daarnaast zijn de volgende gedragsindicatoren gevonden in de literatuur:
● Het screenen van patiënten op ondervoeding (Papier & Chermesh, 2012a). ● Het behandelen van ondervoeding (Arvanitakis et al., 2009). ● Het nemen van beslissingen over kunstmatige voeding (Papier & Chermesh, 2012b). ● Het fungeren als manager op het gebied van de voedingszorg (Papier & Chermesh, 2012a).
Echter blijkt uit Kruizenga et al. (2017) dat dit taken zijn voor de verpleegkundige, diëtist en/of arts. Daarom zijn deze gedragsindicatoren niet meegenomen in het onderzoek. Het huidige gedrag Het huidige gedrag wordt beschreven aan de hand van de gedragsdeterminanten die hieraan ten grondslag liggen. Er is nagenoeg geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het huidige gedrag van de voedingsassistent. Hierover is maar één bruikbaar onderzoek gevonden (Van der Meij & Kruizenga, 2016). Daarom wordt het huidige gedrag met name beschreven aan de hand van literatuur over verpleegkundigen, die in andere landen de functie hebben om de orale voeding van hun patiënten te ondersteunen. Kennis Perry (1997) concludeert dat er tekortkomingen zijn in de kennis om goede voedingszorg te leveren. Kowanko, Simon en Wood (1999) ondersteunen dit door te stellen dat veel verpleegkundigen een
7
gebrek aan diepgaande kennis over voeding hebben, waardoor zij geen passende voedingszorg kunnen bieden aan hun patiënten. Ook recentere onderzoeken van Mowe et al. (2008), Al-Shwaiyat et al. (2013) en Puhringer et al. (2015) trekken deze conclusie. Bauer, Halfens en Lohrmann (2015) voegen hieraan toe dat er met name een kennisgebrek is op het gebied van ondervoeding. Uit Van der Meij en Kruizenga (2016) blijkt echter dat het assortiment van tussendoortjes goed bekend is bij de voedingsassistent. Attitude De attitude is het oordeel van een individu dat het uitvoeren van het gedrag goed of slecht is (Perloff, 2017, p. 165). Uit de onderzoeken van Christensson, Unosson, Bachrach-Lindström en Ek (2003) en Kim en Choue (2009) blijkt dat verpleegkundigen een positieve attitude ten opzichte van voedingszorg hebben. Ook uit het onderzoek van Puhringer et al. (2015) blijkt dat verpleegkundigen een positieve attitude hebben ten aanzien van het bevorderen van gezonde voeding bij kankerpatiënten (in verschillende fases van de behandeling) en dat ze geloven dat gezonde voeding over het algemeen een positief effect heeft op de patiënten. In het onderzoek van Bauer et al. (2015) had echter slechts 33,6% van de ‘Nurse Aides’ een positieve attitude ten opzichte van voedingszorg. Ook in het onderzoek van Boaz et al. (2013) zijn taken in de voedingszorg, zoals het voeden van patiënten, het bijhouden van de voedingsintake en het voorzien van geschikte voeding voor de patiënten, gerangschikt als relatief onbelangrijk door verpleegkundigen. Subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole Volgens Perloff (2017, p. 165) is de ervaren subjectieve norm de waargenomen sociale druk om het gedrag uit te voeren en is de waargenomen gedragscontrole de mate waarin een individu denkt in staat te zijn om het gedrag uit te kunnen voeren. Christensson et al. (2003) concluderen dat op het gebied van voedingszorg de subjectieve norm een rol kan spelen en dat de waargenomen gedragscontrole van verpleegkundigen op dit gebied niet positief is. Beredeneerd Gedrag Model Om te begrijpen waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen, is het nodig om inzicht in de achtergronden en/of determinanten van het gedrag te krijgen (Brug, Van Assema, & Lechner, 2012, pp. 87-89). Volgens Gold (2011) bestaat analyseren van het gedrag uit verschillende onderdelen, die hierna toegelicht worden. Er wordt begonnen met het identificeren van het gedrag. Vervolgens kan er bij een gedeelte van de doelgroep informatie verzameld worden over de determinanten in relatie tot dit gedrag. Op basis hiervan kan bepaald worden welke gedragsdeterminanten aangepakt moeten worden. De Theorie van Gepland Gedrag (Theory of Planned Behavior), de voorloper van het Beredeneerd Gedrag Model, is het populairste model voor het voorspellen, verklaren en veranderen van menselijk sociaal gedrag (Ajzen, 2012). Echter houdt het Beredeneerd Gedrag Model rekening met nieuwe ideeën, om op deze manier de Theorie van Gepland Gedrag te verduidelijken, verbeteren en uit te breiden (Perloff, 2017, p. 165). Er is daarom gekozen om het Beredeneerd Gedrag Model te gebruiken als basis voor het conceptueel model. Om het Beredeneerd Gedrag Model (Fishbein & Ajzen, 2010) te verduidelijken, zijn de determinanten uit het model hieronder toegelicht:
- Distale determinanten: factoren die direct de proximale determinanten beïnvloeden en indirect de gedragsintentie en het gedrag. De distale determinanten bestaan uit verschillende factoren, namelijk individuele factoren (zoals persoonlijkheid en eerder gedrag), sociaal-demografische factoren (zoals geslacht, leeftijd en opleiding) en informatie factoren (kennis) (Brug et al., 2012, p. 109).
- Proximale determinanten: determinanten die een directe invloed hebben op de gedragsintentie. Attitude, ervaren subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole zijn proximale determinanten. De waargenomen gedragscontrole heeft, naast een directe invloed op de intentie, ook een directe invloed op het gedrag, omdat het volgens dit model de inschatting is van de voor het gedrag benodigde vaardigheden en de mogelijkheid om barrières te overwinnen (Brug et al., 2012, p. 109).
- Daadwerkelijke controle: deze determinant beïnvloedt direct de waargenomen gedragscontrole en de invloed van intentie naar gedrag. De daadwerkelijke controle wordt
8
bepaald door de vaardigheden van een persoon en door omgevingsfactoren (zoals praktische barrières) (Brug et al., 2012, p. 110).
- Gedragsintentie: heeft een directe invloed op het gedrag. Het zegt iets over de intentie van een individu om het gedrag uit te voeren (Perloff, 2017, p. 165).
Conceptueel Model: Gedrag nieuwe voedingsassistenten In het conceptueel model zijn niet alle onderdelen uit het Beredeneerd Gedrag Model meegenomen. Zo zijn de individuele en sociaal-demografische determinanten niet meegenomen, omdat hier in de sollicitatieprocedure op geselecteerd is door Hutten. Als enige uitzondering is de sociaal-demografische determinant ‘vooropleiding’ meegenomen in het conceptueel model, omdat een aantal van de nieuwe voedingsassistenten een aan voeding (en diëtetiek) gerelateerde opleiding heeft afgerond. Calsbeek, Morren, Bensing en Rijken (2007) zeggen dat een vooropleiding leidt tot meer kennis. Daarnaast beschrijven zij, net als het Beredeneerd Gedrag Model, dat de vooropleiding de attitude en (de inschatting van de) vaardigheden positief beïnvloedt. Door onderscheid te maken of een voedingsassistent wel/geen vooropleiding heeft op het gebied van voedings- en dieetleer, kan een mogelijke spreiding in bijvoorbeeld het kennisniveau verklaard worden. Daarnaast is de ervaren subjectieve norm geëxcludeerd. De ervaren subjectieve norm wordt namelijk gevormd door de invloed van ‘anderen’. Van deze ‘anderen’ (collega’s) is in de huidige situatie nog geen sprake, aangezien de voedingsassistenten nog niet werkzaam zijn. Dit geldt ook voor de daadwerkelijke controle. Uit het Beredeneerd Gedrag Model worden de determinanten vooropleiding, kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie dus wel meegenomen. Volgens Brug et al. (2012, p. 109) is de gedragsintentie een goede voorspeller van het werkelijke gedrag. Aangezien er nog geen werkelijk gedrag is, wordt in het conceptueel model gedrag vervangen door gewenst gedrag (dat bestaat uit de gedragsindicatoren voor de functie voedingsassistent). De vooropleiding beïnvloedt de kennis (Calsbeek et al., 2007), daarom wordt in het conceptueel model een pijl getrokken van vooropleiding naar kennis. Kennis, vaardigheden en attitude beïnvloeden het gedrag van werknemers (Armstrong & Taylor, 2014, p. 131; Laperre & Audenaert, 2007, p. 29). Daarom is er in het model ook een pijl van kennis en attitude naar het gewenste gedrag getrokken. In het Beredeneerd Gedrag Model is de pijl van waargenomen gedragscontrole (de inschatting van de benodigde vaardigheden) naar het gewenste gedrag reeds getrokken. In Figuur 1 zijn de bevindingen uit het theoretisch kader weergegeven in een model.
Figuur 1. Conceptueel model: Gedrag functie voedingsassistent Prinses Máxima Centrum
1.2.2 Probleemstelling
In Nederland is er voor het beroep verpleegkundige een erkende MBO en HBO opleiding. Voor het beroep voedingsassistent daarentegen bestaat geen landelijke opleiding meer (Van der Meij & Kruizenga, 2016). Er is dus ook geen gestandaardiseerde omschrijving van de functie van een voedingsassistent, wat ertoe leidt dat deze voor elke instelling anders is en vaak niet alle benodigde kwaliteiten bevat (Van der Meij & Kruizenga, 2016). De eerder benoemde gedragsindicatoren, gericht op de voedings- en dieetleer, uit Tabel 1 zijn samengesteld op basis van de literatuur. Het is echter niet duidelijk of deze gedragsindicatoren passend zijn bij de functie van voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum.
9
Hoewel daarnaast uit het theoretisch kader blijkt dat de kennis, attitude en waargenomen gedragscontrole van verpleegkundigen omtrent voedingszorg in kaart zijn gebracht, zijn die niet te generaliseren naar de nieuwe voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Ten eerste komt dit door een verschil in distale determinanten tussen verpleegkundigen en (nieuwe) voedingsassistenten. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een verschil in opleidingsniveau. Ten tweede hebben verpleegkundigen naast de voedingszorg ook nog andere taken, waar de taken van de voedingsassistent primair op voeding gericht zijn. Ten derde zijn de nieuwe voedingsassistenten nog niet aan het werk, waardoor zij wellicht minder vaardigheden hebben dan verpleegkundigen of voedingsassistenten die al werkervaring hebben. Het is dan ook nodig om de gedragsindicatoren voor het beroep voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum in kaart te brengen. Daarnaast dienen met behulp van het conceptueel model (Figuur 1) de vooropleiding, kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie van de nieuwe voedingsassistenten onderzocht te worden.
§ 1.3 Doelstelling
De onderzoeksdoelstellingen zijn: 1. Inzicht krijgen in de benodigde gedragsindicatoren gericht op voedings- en dieetleer voor een
voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum. 2. Inzicht krijgen in de determinanten die het gewenste gedrag van de nieuwe
voedingsassistenten beïnvloeden.
§ 1.4 Vraagstelling
1. Wat zijn de relevante gedragsindicatoren gericht op voedings- en dieetleer voor een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum?
2. Welke determinanten uit het conceptueel model beïnvloeden het gewenste gedrag van de nieuwe voedingsassistenten?
10
Hoofdstuk 2 - Methoden
§ 2.1 Onderzoeksdesign
Dit onderzoek is beschrijvend van aard. Er is gebruikgemaakt van desk- en fieldresearch. De gemixte methode: ‘The exploratory sequential design’ is toegepast om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Volgens Creswell en Plano Clark (2011, p. 187) is dit een methode bestaande uit kwalitatief onderzoek, gevolgd door kwantitatief onderzoek. Deze methode is uitermate geschikt volgens Creswell en Plano Clark (2011, p. 186) wanneer belangrijke variabelen, die kwantitatief onderzocht dienen te worden, nog onbekend zijn. Een grafische weergave van de kwalitatieve en kwantitatieve onderdelen van dit onderzoek is te vinden in Figuur 2.
Figuur 2. Gemixte methode In het kwalitatieve onderzoek is vastgesteld welke gedragsindicatoren als input dienen voor de vragenlijst van het kwantitatieve onderzoek. In Figuur 3 is een weergave te vinden van het onderzoeksdesign.
Figuur 3. Onderzoeksdesign (Myers & Oetzel, 2003) Gegevens zijn in zowel het kwalitatieve als het kwantitatieve onderzoek op één moment in de tijd verzameld. Er is daarom sprake van een cross-sectionele studie (De Roos, 2011).
§ 2.2 Deelnemers
Kwalitatief onderzoek In het kwalitatieve onderzoek is gebruikgemaakt van een gerichte steekproef. Hierbij is gericht op zoek gegaan naar participanten die het beste aansluiten bij de onderzoeksvraag (Baarda et al., 2013, p. 94). De steekproef voor het kwalitatieve onderzoek bestaat uit 8 experts, weergegeven in Tabel 2. Deze experts zijn geselecteerd, omdat zij een rol spelen in het opstellen dan wel uitvoeren van het juiste voedingsbeleid (Jefferies et al., 2011; Söderhamn & Söderhamn, 2009; Ten Cate, Ettema, & Schuurmans, 2016). Experts in deze verschillende functies kunnen een andere kijk hebben op de gedragsindicatoren voor het beroep voedingsassistent. Door de in Tabel 2 benoemde experts mee te nemen in het onderzoek wordt er een totaalbeeld van de gedragsindicatoren (gericht op voedings- en dieetleer) gevormd.
11
Tabel 2 Experts kwalitatief onderzoek
Functie Aantal Organisatie
Kinderoncoloog 1 Prinses Máxima Centrum
Zorgcoördinator 1 Prinses Máxima Centrum
Verpleegkundige 1 Prinses Máxima Centrum
Logopedist 1 Prinses Máxima Centrum
Voedingsassistent 1 Prinses Máxima Centrum
Teamleider Voedingsassistenten 1 Hutten
Diëtist 2 Prinses Máxima Centrum Hutten
De experts zijn benaderd middels een mail door de projectleider ‘Eten en drinken’ van het Prinses Máxima Centrum. Hierop volgend hebben de onderzoekers de experts geïnformeerd middels een digitale informatiebrief (zie Bijlage A). Kwantitatief onderzoek Voor het kwantitatieve onderzoek zijn de 28 voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum gevraagd deel te nemen. Dit is de populatie voedingsassistenten die aangenomen is. Zij voldoen aan een aantal door Hutten opgestelde criteria. Deze criteria zijn te vinden in Tabel 3. Vanuit gegevens van het Prinses Máxima Centrum is reeds bekend dat de leeftijden van de voedingsassistenten liggen tussen de 24 jaar en 58 jaar. Tabel 3 Selectiecriteria voedingsassistenten
Selectiecriterium Invulling door Hutten
Motivatie Intrinsieke motivatie voor de functie.
Ervaring Horeca, zorg en/of levenservaring.
Leeftijd Op zoek naar een goede mix van alle leeftijden.
Opleiding Minimaal MBO 3 niveau.
Persoonlijkheid Gastvrij, open en eerlijk.
Emotionele intelligentie Empathisch en betrokken.
Vaardigheden Communicatief en snel kunnen schakelen.
De voedingsassistenten zijn allereerst geïnformeerd door de recruiters van Hutten, over het benaderen door de onderzoekers. Hierop volgend hebben de onderzoekers de voedingsassistenten geïnformeerd over het onderzoek middels een digitale informatiebrief (zie Bijlage B). Voorafgaand aan het onderzoek is toestemming gevraagd aan de deelnemers van zowel het kwalitatieve als kwantitatieve onderzoek middels een informed consent (zie respectievelijk Bijlage C en D).
§ 2.3 Gegevensverzameling
Kwalitatief onderzoek Aangezien er nog onvoldoende voorkennis is, is er voor gekozen om in het kwalitatieve onderzoek experts te benaderen om de gedragsindicatoren te verkrijgen. Er zijn twee methoden van dataverzameling overwogen om experts te benaderen, namelijk het expertinterview en de Delphi-methode. Er is gekozen voor een expertinterview, omdat experts hiermee in tegenstelling tot de
12
Delphi-methode slechts eenmalig ‘belast’ worden. Er is gekozen voor een individueel interview, omdat hierin volgens Fischer en Julsing (2014, p. 76) de gedachten van experts uitgediept kunnen worden. Volgens Baarda et al. (2013, p. 148) is een kenmerk van een expertinterview dat de vragen meestal weinig gestructureerd zijn. Er is daarom gekozen voor een semigestructureerd interview. In het interview is er gebruikgemaakt van een directe vraagstelling. De interviews zijn mondeling (face-to-face) bij de experts zelf afgenomen, op een door de expert gekozen plaats. Een mondelinge afname wordt volgens Baarda et al. (2013, p. 159) gekenmerkt door een grote mate van flexibiliteit, die ontbreekt bij schriftelijke technieken. Het expertinterview heeft een formeel karakter. Ten eerste omdat experts een zekere autoriteit vertegenwoordigen (Baarda et al., 2013, p. 147). Ten tweede kennen de onderzoekers de experts niet persoonlijk. Voor het interview is een interviewguide opgesteld (zie Bijlage E). Gezien het formele karakter van het interview, is er in het interview gebruikgemaakt van een iets langere introductie. Hierin is zowel het onderzoek als het expertinterview toegelicht aan de expert. In het interview zijn de uit de literatuur als relevant geachte gedragsindicatoren voorgelegd aan de experts. De gedachten van de experts over de gedragsindicatoren zijn uitgediept. Ook is aan de experts gevraagd welke kennis, attitude en vaardigheden benodigd zijn om iedere relevante gedragsindicator uit te kunnen voeren. Voor de benodigde kennis, attitude en vaardigheden is het niet relevant welke expert welk onderwerp aandraagt, omdat het ene onderwerp niet belangrijker is dan het andere onderwerp. Daarnaast is gevraagd of experts nog aanvullende gedragsindicatoren hebben voor het beroep voedingsassistent. Betrouwbaarheid en validiteit van de gegevensverzameling zijn essentiële kwaliteitscriteria (Baarda et al., 2013, p. 7; Fischer & Julsing, 2014, p. 63). Met betrouwbaarheid is als volgt rekening gehouden: (1) steeds dezelfde onderzoeker heeft geïnterviewd, (2) er is voorafgaand aan het eerste interview geoefend met de interviewguide en (3) er is gebruikgemaakt van een audiorecorder. Om de geldigheid te controleren zijn verschillende stappen ondernomen in het kwalitatieve onderzoek. Allereerst is er gebruikgemaakt van triangulatie: de gegevens uit het literatuuronderzoek zijn namelijk door verschillende experts beoordeeld en aangevuld in de interviews. Daarnaast is getracht tijdens de interviews interpretaties achterwege te laten. Er is enkel beschreven wat de gedachten van de experts zijn. Verder heeft aan het eind van ieder interview een ‘membercheck’ plaatsgevonden. Kwantitatief onderzoek Bij het kwantitatieve onderzoek zijn gegevens verzameld middels een schriftelijke vragenlijst (zie Bijlage F). De uit het kwalitatieve onderzoek verkregen gedragsindicatoren zijn geoperationaliseerd in stellingen over kennis, waargenomen gedragscontrole (inschatting vaardigheden) en attitude. Deze benodigde kennis, vaardigheden en attitude zijn aangedragen door de experts (zie hoofdstuk 3.1). In de onderzoekersversie van de vragenlijst staan deze onderwerpen vermeld (zie Bijlage G). Op basis van de input van de experts zijn er 31 stellingen geformuleerd over kennis, 10 stellingen over attitude en 33 stellingen over waargenomen gedragscontrole. Aan de hand van het conceptueel model is in de vragenlijst ook de gedragsintentie (10 stellingen) en de vooropleiding (1 vraag) nagevraagd. De vragenlijst bestaat in totaal uit 85 vragen. Volgens Brinkman (2014, p. 219) haken respondenten af na de negentigste vraag, waarmee de verwachting is dat de voedingsassistenten de gehele vragenlijst invullen. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 15 minuten. Dit wordt gezien als een geschikte tijdsduur voor het invullen van de vragenlijst, aangezien de voedingsassistenten gemotiveerd zijn om mee te werken aan het onderzoek en hun beroep naar behoren uit willen voeren. Daarnaast is het belangrijk dat alle onderwerpen worden nagevraagd om een compleet beeld te krijgen van de kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie. Het eerste onderdeel van de vragenlijst bestaat uit één vraag over de vooropleiding van de voedingsassistenten: ‘Heeft u een opleiding/cursus gevolgd die te maken heeft met voeding?’ De vraag dient beantwoord te worden met ‘nee’ of ‘ja, namelijk…’. Deze vraag is gemeten op nominaal niveau. Hierna volgen de stellingen over achtereenvolgens kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie. De vragenlijst is begonnen met de gedragsdeterminant kennis, omdat uit de pretest is gebleken dat dit een gemakkelijke en aansprekende gedragsdeterminant is. Hiermee wordt gezorgd dat de voedingsassistent bereid is om de vragenlijst in te vullen (Giesen, Meertens, Vis-Visschers, & Beukenhorst, 2010). Daarnaast is de volgorde van de onderwerpen conform het conceptueel model. Voor alle stellingen in de vragenlijst is gebruikgemaakt van een zevenpuntsschaal (Ajzen, 2006; Knabe, 2012). Volgens Giesen et al. (2010) is het van belang om de
13
voedingsassistent zo min mogelijk heen en weer te laten springen tussen verschillende onderwerpen en antwoordmogelijkheden. Er is daarom gekozen om per gedragsdeterminant dezelfde antwoordschaal te hanteren en onderwerpen bij elkaar te plaatsen. Daarnaast zijn in de vragenlijst alle schaalpunten gelabeld met woorden en is de neutrale optie in het schaalmidden opgenomen (Giesen et al., 2010). De stellingen en antwoordschalen zijn geformuleerd aan de hand van Ajzen (2006) en Knabe (2012). Alle stellingen zijn gemeten op ordinaal niveau. Ter illustratie van hoe de stellingen en antwoordschalen geformuleerd zijn, volgt hieronder per gedragsdeterminant een voorbeeld. - Attitude: “Ik vind het bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten…”
De antwoordschaal varieert van zeer onbelangrijk tot zeer belangrijk. - Waargenomen gedragscontrole: “Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend
binnen het dieet voor mij…” De antwoordschaal varieert van absoluut niet mogelijk tot absoluut mogelijk.
- Gedragsintentie: “Ik heb de intentie om de voedingsinname van relevante patiënten bij te houden.” De antwoordschaal varieert van zeer onwaarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk.
- De stellingen over kennis zijn op dezelfde manier geformuleerd als de waargenomen gedragscontrole. Waar het bij de waargenomen gedragscontrole gaat om een inschatting van vaardigheden, gaat het bij kennis om een inschatting van kennis. Dit betekent dat de subjectieve kennis is nagevraagd (Ferreira Rodrigues et al., 2017; Flynn & Goldsmith, 1999). Ter illustratie een voorbeeld naar een stelling over subjectieve kennis: “Ik weet welke producten behoren tot het assortiment van het Prinses Máxima Centrum.” De antwoordschaal varieert van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens.
Voordat de vragenlijst is afgenomen bij de onderzoekspopulatie, is de vragenlijst getest bij een proefgroep bestaande uit vier personen: drie personen met een vergelijkbaar opleidingsniveau als de voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum en één onderwijskundige. De testpersonen zijn gevraagd om feedback te geven op leesbaarheid en tijdsduur. De onderwijskundige is daarnaast gevraagd feedback te geven op taal en spelling. Op basis van de feedback is de vragenlijst aangepast: (1) twee vragen zijn toegevoegd, (2) waar nodig zijn begrippen toegelicht, (3) spellings- en taalfouten zijn verbeterd, (4) bij de onderdelen kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie is in een groter lettertype een roodgekleurde toelichting toegevoegd om de stellingen te verduidelijken, en (5) de stellingen en antwoordschaal bij de gedragsdeterminant waargenomen gedragscontrole (inschatting vaardigheden) zijn aangepast in verband met de interpretatie van de vraag. De vragenlijst is klassikaal gepresenteerd aan de voedingsassistenten, waarna iedere voedingsassistent een vragenlijst mee naar huis heeft genomen. Er is gekozen voor een schriftelijke afname, omdat het de volgende voordelen heeft: het is goedkoop, eenvoudig te organiseren en geeft een kleinere kans op sociaal wenselijke antwoorden (Fischer & Julsing, 2009, p. 64). Echter is er bij deze methode geen controle op het invullen van de vragenlijst en kan deze methode leiden tot een lagere respons (Baarda et al., 2017, p. 232; Fischer & Julsing, 2009, p. 64). Daarom hebben de onderzoekers de enquêtes bij de volgende bijeenkomst individueel ingenomen. Hiermee zijn onduidelijkheden in de vragenlijst eenvoudig toe te lichten. Daarnaast is gecontroleerd of de vragenlijst volledig is ingevuld. Wanneer een voedingsassistent de vragenlijst is vergeten, is gevraagd deze ter plekke in te vullen. Hiermee is getracht de respons te verhogen. De verzamelde gegevens zijn anoniem verwerkt.
§ 2.4 Data-analyse
Kwalitatief analyse-ontwerp Op aanraden van Baarda et al. (2013, p. 214) is ervoor gekozen om eerst een aantal interviews af te nemen, deze te analyseren en daarna weer een aantal interviews af te nemen. Om een brede kijk te hebben op het onderwerp, is de analyse gestart met een interview waarin de gedachten over de gedragsindicatoren goed verwoord zijn door een expert. In de analysefase is er een transcript gemaakt van alle interviews. Voor het transcriberen zijn afspraken gemaakt, vastgelegd in Bijlage H. Na het transcriberen is het materiaal gelezen om (1) kennis te nemen van de inhoud, (2) te selecteren op relevantie en (3) gegevens te interpreteren.
14
Bij het interpreteren van de gegevens zijn er volgens de inductieve strategie drie achtereenvolgende fasen toegepast, namelijk de exploratie-, specificatie- en reductiefase (Strauss & Corbin, 1998). In de exploratiefase is open gecodeerd, door middel van gericht coderen. Dit is gedaan door de elementen, die belangrijk zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag, in kaart te brengen met codes. Voor het open coderen zijn afspraken gemaakt, vastgelegd in Bijlage I. Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid binnen het open coderen te waarborgen, is gewerkt volgens de methode in Tabel 4. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid ten aanzien van de naamgeving van de codes is 74% tot 89%. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid ten aanzien van de lengte van de citaten is 71% tot 80%. De berekening van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is te vinden in Bijlage J. Tabel 4 Methode waarborgen interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van open coderen
Fase Afspraak Uitleg
1. De twee onderzoekers coderen gezamenlijk de eerste drie interviews.
Hierbij zijn afspraken gemaakt voor het coderen.
2. Onderzoeker 1 codeert interview 4. Onderzoeker 2 codeert interview 5.
Er is gecheckt of de interviews op dezelfde manier gecodeerd zijn. Hierbij is gekeken of de in fase 1 gemaakte afspraken voldoende zijn. Daarna zijn de afspraken voor het coderen bijgesteld. Onderzoekers stemmen codes af van interviews
4 en 5.
3. Onderzoeker 1 codeert interview 6. Onderzoeker 2 codeert interview 7.
De onderzoekers vergelijken of de interviews op dezelfde manier zijn gecodeerd. Op basis van deze gegevens is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid berekend. Onderzoeker 1 codeert interview 7.
Onderzoeker 2 codeert interview 6.
Er zijn zowel themacodes als variatiecodes gebruikt. Een themacode geeft aan over welk thema een fragment gaat (Baarda et al., 2013, p. 219). De themacodes zijn motivatie (van een expert met betrekking tot gedragsindicatoren), kennis, attitude en vaardigheid. Een variatiecode geeft aan wat er specifiek over een thema gezegd is (Baarda et al., 2013, p. 219). In de specificatiefase is er middels axiaal coderen structuur aangebracht in de codes. De gegevens zijn in deze fase geordend in categorieën. In de reductiefase is selectief gecodeerd. De nadruk ligt in deze laatste fase op integratie en het leggen van verbanden (Boeije, 2005, p. 106). Ter ondersteuning van de data-analyse is gebruikgemaakt van ATLAS.ti (versie 8.1.27.0). Kwantitatief analyse-ontwerp In het kwantitatieve onderzoek is gebruikgemaakt van beschrijvende statistiek. Er is gekozen om de resultaten van het kwantitatieve onderzoek weer te geven in frequenties en percentages. Ook is de mediaan als centrummaat beschreven (Fischer & Julsing, 2009, p. 238). De mediaan is daarnaast apart berekend voor de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding en de groep voedingsassistenten zonder een aan voeding gerelateerde opleiding. Het Prinses Máxima Centrum wil dat de voedingsassistenten uiteindelijk in categorie 6 of 7 scoren, bijvoorbeeld ‘eens’ of ‘helemaal eens’. Wanneer de mediaan niet in deze categorieën valt, wordt dit gezien als opvallend. De meest opvallende gegevens zijn beschreven. Daarnaast zijn stellingen grafisch weergegeven in staafdiagrammen, wanneer de mediaan sterk verschilt tussen de groep met en de groep zonder opleiding op het gebied van voeding (Fischer & Julsing, 2009, p. 238). Voor het analyseren van gegevens is gebruikgemaakt van het statistiekprogramma IBM SPSS Statistics (versie 23.0.0.0). Hierin zijn allereerst variabelen aangemaakt zoals beschreven in Bijlage K, waarna de gegevens uit de vragenlijsten zijn ingevoerd.
15
Hoofdstuk 3 - Resultaten
§ 3.1 Kwalitatief onderzoek Experts Er zijn 7 experts geïnterviewd: een kinderoncoloog, een zorgcoördinator, een verpleegkundige, een voedingsassistent, een teamleider voedingsassistenten en een diëtist van het Prinses Máxima Centrum. Daarnaast is ook een diëtist van Hutten geïnterviewd. Ten tijde van het onderzoek is er nog geen logopedist in dienst van het Prinses Máxima Centrum, daarom is de logopedist niet meegenomen in het onderzoek. Motivatie gedragsindicatoren ● Het bijhouden van de voedingsintake Door de experts is aangegeven dat het niet gewenst is dat bij iedere patiënt de voedingsintake wordt bijgehouden. Het is alleen gewenst dat de voedingsintake wordt bijgehouden bij relevante patiënten. De zorgcoördinator zegt hierover het volgende: “Bij een kind dat gewoon gezond is en goed groeit, is het niet zo belangrijk om de voedingsinname bij te houden. Maar een kind dat een beetje blijft hangen op een bepaald gewicht of erg mager is, daarbij moet het zeker worden bijgehouden.” Het bijhouden is volgens de teamleider van de voedingsassistenten, de voedingsassistent en de diëtist van het Prinses Máxima Centrum een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de verpleging, voedingsassistenten en ouders, omdat zij zicht hebben op de voedingsinname. Toch is het volgens de teamleider van de voedingsassistenten vrijwel onmogelijk om de voedingsinname volledig bij te houden, omdat de voedingsassistent niet aanwezig is bij de daadwerkelijke inname. De diëtist van Hutten zegt hierover dat het veel tijd vergt om een compleet beeld te krijgen van de voedingsinname. Zij vindt het belangrijker dat de voedingsassistent de tijd besteedt aan het stimuleren van de voedingsinname. ● Het communiceren met andere teamleden over voeding Door alle experts is aangegeven dat ‘het communiceren’ een belangrijke gedragsindicator is. Zo zegt de kinderoncoloog: “Alles draait om communicatie in het ziekenhuis. Dus hoe beter de communicatie, hoe beter de zorg is die we kunnen leveren aan de kinderen en hun familie.” Door de experts is aangegeven dat communicatie over de voeding van een patiënt met de volgende teamleden gewenst is: de arts, de collega voedingsassistent, de diëtist, de facilitair service medewerker, de keuken, de logopedist, de pedagogisch medewerker, de verpleegkundige en de zorgcoördinator. ● Het zorgen voor een correcte vastlegging van alle informatie in het elektronisch patiëntensysteem,
dan wel voedingsinformatiesysteem Volgens de experts is het gewenst dat voedingsassistenten zorgen voor een correcte vastlegging van informatie in het voedingsinformatiesysteem ‘Culicart’, omdat zij het meest zicht hebben op deze informatie. De zorgcoördinator vult dit aan met: “Voedingsassistenten hebben echter op dit moment geen toegang tot Culicart, wat in de toekomst wel mogelijk zal zijn.” De kinderoncoloog en verpleegkundige vinden het woord ‘alle’ in de gedragsindicator niet juist. Zij zijn van mening dat alleen relevante informatie vastgelegd dient te worden. De verpleegkundige zegt bijvoorbeeld: “Alleen de hoofdlijnen zijn belangrijk. We kunnen alles straks wel noteren, maar wat wordt er met de informatie gedaan?” Verder is het vastleggen van de relevante informatie volgens de kinderoncoloog, de verpleegkundige en de voedingsassistent een gedeelde verantwoordelijkheid van de verpleegkundige en de voedingsassistent. Volgens de zorgcoördinator en de diëtist van het Prinses Máxima Centrum zal het elektronisch patiëntensysteem niet toegankelijk zijn voor de voedingsassistenten. ● Het verzorgen van alle eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders Alle experts vinden het gewenst dat de gastvrouw eet- en drinkmomenten verzorgt. Zij vinden het echter geen taak om ‘alle’ eet- en drinkmomenten te verzorgen. De teamleider van de voedingsassistenten zegt hierover: “De voedingsassistenten zijn er voornamelijk voor de zes eet- en drinkmomenten.” De zorgcoördinator vult dit aan met: “Op een gegeven moment is de voedingsassistent niet meer aan het werk. Als de voedingsassistent tot negen uur werkt, is het hierna aan de verpleegkundige om eten en drinken aan te bieden.” Ook wordt aangegeven door de teamleider van de voedingsassistenten, de zorgcoördinator en de diëtist van het Prinses Máxima Centrum, dat zowel de verpleegkundige als de ouders verantwoordelijk zijn voor het tussendoor aanbieden van eten en drinken.
16
● Het helpen van de patiënt bij het eten en drinken Alle experts vinden ‘het fysiek helpen bij het eten en drinken’ geen taak van een voedingsassistent. De verpleegkundige zegt hierover: “Eigenlijk zijn altijd ouders en anders de verpleegkundige hiervoor verantwoordelijk.” De zorgcoördinator voegt hieraan toe: “Ik vraag mij af of dat juridisch zou mogen, want een voedingsassistent is in dienst van Hutten en niet van het Prinses Máxima Centrum. Stel dat er dan wat misgaat, bijvoorbeeld een kind verslikt zich… Ik zou niet zeggen dat dit mag, dat moet eerst uitgezocht worden.” Als blijkt dat het juridisch mogelijk is, dienen de gastvrouwen volgens de zorgcoördinator eerst een goede instructie en toestemming van ouders te krijgen. Helpen met snijden en smeren is volgens de diëtist van het Prinses Máxima Centrum, de voedingsassistent en de verpleegkundige (wanneer nodig) wel gewenst. ● Signalerende functie: het herkennen van een te lage voedingsinname of andere aan voeding
gerelateerde problemen Volgens alle experts is ‘het herkennen van een te lage voedingsinname of andere aan voeding gerelateerde problemen’ een belangrijke taak van voedingsassistenten, omdat zij de eerste schakel zijn in het signaleren van voedingsproblemen. De kinderoncoloog vult hierbij aan dat het specifiek gaat om voedingsproblemen bij kanker en/of de behandeling hiervan. Hij vindt dat een te lage (en te hoge) voedingsinname kan worden gezien als één van deze voedingsproblemen. ● Het geven van informatie over de voedselkeuze De teamleider van de voedingsassistenten zegt hierover: “Het informeren over de voedselkeuze is een taak van de diëtist.” Andere experts vinden het woord ‘voedselkeuze’ onduidelijk. Het informeren over producten uit het assortiment is volgens de teamleider van de voedingsassistenten, de zorgcoördinator, de diëtist van het Prinses Máxima Centrum en de voedingsassistent wel gewenst. De verpleegkundige vindt het gewenst dat de voedingsassistent alternatieve producten kan adviseren. De kinderoncoloog zegt: “Er moet in het ziekenhuis een soort educatie omgeving zijn, waarin je ouders leert welke voeding ze thuis het best kunnen geven. Een voedingsassistent kan dit heel goed doen.” ● Het stimuleren van de patiënt om (voldoende/iets goeds) te eten Volgens de experts is het afhankelijk van de situatie (het kind, het gezin en het voedingsprobleem) of een voedingsassistent een kind mag stimuleren om (voldoende/iets goeds) te eten. Zo zegt de diëtist van het Prinses Máxima Centrum: “Ja het is gewenst als een patiënt niet genoeg eet of de intake minimaal is, want sommige kinderen eten met een beetje stimulatie van een voedingsassistent meer. Maar op andere momenten zou je niet moeten stimuleren, bijvoorbeeld als ze heel misselijk zijn of heel veel last hebben van braken.” De experts geven aan dat het bij twijfel niet gewenst is om de patiënt te stimuleren om te eten. Daarnaast zegt de zorgcoördinator: “Het is gewenst tot op een bepaalde hoogte. Het moet niet gedwongen of te veel gepusht worden, dan gaat het kind juist niet eten.” De teamleider van de voedingsassistenten en de verpleegkundige hebben dit ook aangedragen. ● Uitleg geven over het belang van (voldoende) voeding De verpleegkundige en de zorgcoördinator geven aan dat ‘uitleg geven geven over het belang van voeding’ een taak is van andere disciplines. De verpleegkundige zegt hierover: “Uitleg over het belang van voldoende voeding wordt veelal gegeven door verpleegkundigen of door artsen. Het gevaar is, dat iedere discipline het net iets anders vertelt, waardoor er verwarring kan ontstaan bij de patiënt en/of de ouders. Er zijn al zoveel experts op dat gebied.” De experts vinden het wel gewenst dat een voedingsassistent op basisniveau uitleg kan geven over het belang van gezonde voeding. De kinderoncoloog zegt hierover dat het belangrijk is dat het ziekenhuis gezonde voeding uitdraagt. ● De verantwoordelijkheid voor de juiste dieetverstrekking (op basis van het dieetvoorschrift) De experts zeggen allemaal dat de voedingsassistent niet verantwoordelijk is voor het dieetvoorschrift. De kinderoncoloog zegt hierover dat dit een medische beslissing is. De experts vinden wel dat de gastvrouw verantwoordelijk is voor de uitvoer. De voedingsassistent zegt bijvoorbeeld: “Je bent wel verantwoordelijk op het moment dat je het uitdeelt, maar je hebt natuurlijk geen inspraak op het dieet dat voorgeschreven wordt. Wanneer een diëtist een glutenvrij dieet voorschrijft, is de voedingsassistent verantwoordelijk voor het uitdelen van glutenvrij brood.” Een voorwaarde die wordt aangedragen door de diëtist van Hutten is dat de communicatie goed moet zijn tussen de voedingsassistent en de diëtist.
17
● Het voorkomen van voedselverspilling De experts vinden ‘het voorkomen van voedselverspilling’ gewenst, maar vinden dit niet de belangrijkste gedragsindicator. Alle experts vinden stimuleren belangrijker. De diëtist van Hutten zegt hierover: “Je moet het natuurlijk wel nuanceren bij kinderen met kanker. Blijf je actief stimuleren door bijvoorbeeld iets kleins neer te zetten, waarvan je eigenlijk al weet dat ze het toch niet gaan opeten? Als het een of twee keer in de week toch wordt opgegeten ben je blij, terwijl het de andere dagen allemaal moet worden weggegooid.” ● Aanvullende gedragsindicatoren Door meerdere experts is het geven van praktische adviezen aangedragen als aanvullende gedragsindicator. De kinderoncoloog zegt hier bijvoorbeeld over: “Het is gewenst dat de voedingsassistenten weten wat ze bij voedingsproblemen, zoals mucositis, kunnen doen met de voeding. Dat ze hierover praktische adviezen kunnen geven.” Benodigde kennis, attitude en vaardigheden De experts hebben aangedragen welke kennis, attitude en vaardigheden benodigd zijn voor het uitvoeren van de gedragsindicatoren. Dit is weergegeven in Tabel 5.
18
Tabel 5 Benodigde kennis, attitude en vaardigheden voor de functie voedingsassistent
Gedragsdeterminanten Onderwerpen
Kennis
- Adviezen (voedingsproblemen; gezonde voeding) - Dieetleer (basis)
● Dieetvoeding/ -verrijkingen ● Diëten ● Consequenties dieetfouten ● Informatiebron diëten ● Veranderde consistentie ● Voedingsproblemen bij kanker
- Communicatie
● Benaderen andere disciplines ● Benaderingswijze leeftijdscategorieën
- Voeding Prinses Máxima Centrum
● Assortiment ● Portiegrootte ● Structuur eetmomenten
- Voedingsleer (basis)
● Nutriënten ● Gezonde voeding ● Voedingsbehoefte (per leeftijd; bij ziekte) ● Voedingsgewoonten
- Voedselverspilling
Attitude - Belang inzien gedragsindicator
Vaardigheden - Aanbieden alternatieve producten - Aanbieden juiste producten - Aantrekkelijk aanbieden - Anticiperen voedingsvoorkeur - Basis voedingsadvies geven - Belang voedingsconcept uitleggen - Berekenen vochtinname - Communiceren
● Afstemmen ● Doorverwijzen ● Feedback geven ● Feedback ontvangen ● Hulp vragen ● Omgaan communicatiemiddelen
- Fout erkennen - Hygiënisch werken - Inschatten (aantrekkelijkheid gerecht; behoefte leeftijd; inname; portiegrootte) - Overzicht creëren (middels nauwkeurig en systematisch werken) - Prioriteiten stellen - Samenwerken - Signaleren (innamefouten dieet; voedingsproblemen; voedingsvoorkeur) - Stimuleren/afremmen voedingsinname - Uitschakelen eigen mening - Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen - Werken met kinderen - Werken met mutatieformulier
19
§ 3.2 Kwantitatief onderzoek De belangrijkste en meest opvallende resultaten worden in dit hoofdstuk toegelicht. In Bijlage L zijn de verzamelde data van het kwantitatieve onderzoek weergegeven in tabellen. Voedingsassistenten Alle voedingsassistenten (N=28) hebben de vragenlijst ingevuld, waarmee de respons 100% is. De groep voedingsassistenten bestaat uit 26 vrouwen (92,9%) en 2 mannen (7,1%). Zoals eerder benoemd liggen de leeftijden van de voedingsassistenten tussen de 24 jaar en 58 jaar. Van de 28 voedingsassistenten hebben er 10 een opleiding gedaan op het gebied van voeding: 5 voedingsassistenten hebben de HBO opleiding Voeding en Diëtetiek afgerond, 4 voedingsassistenten hebben een cursus op het gebied van voedings- en/of dieetleer gevolgd en 1 voedingsassistent heeft een koksopleiding afgerond. Kennis In Tabel 6 is per stelling over kennis de mediaan weergegeven van het totale aantal voedingsassistenten (N=28). Wanneer de mediaan bijvoorbeeld 5.5 is, is gekozen om het onderwerp bij 5 (= enigszins mee eens) te plaatsen. Hiervoor is gekozen, omdat de mediaan met 5.5 (tussen enigszins mee eens en mee eens) nog niet in categorie 6 (mee eens) valt. Tabel 6 Mediaan kennis per onderwerp van totaal aantal voedingsassistenten (N=28)
Mediaan Onderwerpen stellingen kennis
Helemaal mee oneens (1) -
Mee oneens (2) ● Inhoudsmaten PMC ● Macronutriënten ● Functie macronutriënten ● Micronutriënten ● Functie micronutriënten
Enigszins mee oneens (3) ● Werken dieetvoeding/ dieetverrijkingen
Neutraal (4) ● Behoefte voedingsstoffen kanker ● Dieetvoeding/ dieetverrijkingen PMC ● Veranderde consistentie PMC ● Producten veranderde consistentie ● Adviezen voedingsproblemen
Enigszins mee eens (5) ● Assortiment ● Geschikte portie kinderen ● Adviezen gezonde voeding ● Voedingsbehoefte kinderen ● Voedingsgewoonten ● Producten voedingsgewoonten ● Diëten ● Producten diëten ● Dieetvoeding/ dieetverrijkingen ● Veranderde consistentie ● Gevolgen verkeerd product ● Informatie diëten ● Voedingsproblemen kanker ● Producten voedingsproblemen
Mee eens (6) ● Momenten uitdelen voeding ● Gezonde voeding ● Benaderen vragen voeding ● Benaderen signaleren voedingsprobleem ● Benaderen kinderen ● Voorkomen voedselverspilling
Helemaal mee eens (7) -
20
Nutriënten In Figuur 4 is weergegeven hoeveel voedingsassistenten het helemaal oneens tot helemaal eens zijn met de stellingen over nutriënten. De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij al deze stellingen op 2 (oneens). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt bij al deze stellingen op 2 (oneens). De mediaan van de voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt bij stelling 7 “Ik weet van alle macronutriënten wat de functie is” en stelling 9 “Ik weet van micronutriënten globaal wat de functie is” op 6 (eens). Bij stelling 6 “Ik weet wat macronutriënten zijn” en stelling 8 “Ik weet wat micronutriënten zijn” ligt de mediaan van deze groep (N=10) op 7 (helemaal eens).
Figuur 4. Stellingen kennis: nutriënten Diëten In Figuur 5 is weergegeven hoeveel voedingsassistenten het helemaal oneens tot helemaal eens zijn met stelling 16 “Ik weet welke diëten (op basis van medische gronden) in het Prinses Máxima Centrum voorkomen”. De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij deze stelling op 5 (enigszins eens). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt bij stelling 16 op 3 (enigszins oneens). De mediaan van de voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt bij stelling 16 op 6 (eens).
Figuur 5. Stelling kennis: diëten
21
Dieetvoeding/ -verrijkingen In Figuur 6 is weergegeven hoeveel voedingsassistenten het helemaal oneens tot helemaal eens zijn met de stellingen over dieetvoeding/ -verrijkingen.
Figuur 6. Stellingen kennis: dieetvoeding/-verrijkingen In Tabel 7 is per stelling over dieetvoeding/ -verrijkingen de mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28), de mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) en de mediaan van de voedingsassistenten met opleiding op het gebied van voeding (N=10) weergegeven. Tabel 7 Mediaan per stelling dieetvoeding/ -verrijkingen
Stelling Mediaan totale groep (N=28)
Mediaan voedingsassistenten zonder opleiding (N=18)
Mediaan voedingsassistenten met opleiding (N=10)
18: “Ik weet wat dieetvoedingen en dieetverrijkingen zijn.”
5 (enigszins eens) 3 (enigszins oneens) 6 (eens)
19: “Ik weet welke dieetvoedingen en dieetverrijkingen in het Prinses Máxima Centrum worden aangeboden.”
4 (neutraal) 2 (oneens) 5 (enigszins eens)
20: “Ik weet hoe ik met dieetvoeding en dieetverrijkingen moet werken.”
3 (enigszins oneens) 2 (oneens) 5 (enigszins eens)
Veranderde consistentie In Figuur 7 is weergegeven hoeveel voedingsassistenten het helemaal oneens tot helemaal eens zijn met de stellingen 22 “Ik weet welke veranderde consistenties in het Prinses Máxima Centrum voorkomen” en 23 “Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij een veranderde consistentie”. De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij beide stellingen op 4 (neutraal). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt bij beide stellingen op 3 (enigszins oneens). De mediaan van de voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt bij beide stellingen op 6 (eens).
22
Figuur 7. Stellingen kennis: veranderde consistentie Gezonde voeding De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij stelling 10 “Ik weet wat gezonde voeding is volgens Richtlijnen Goede Voeding” op 6 (eens). Ook bij de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt de mediaan op 6 (eens). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt bij stelling 10 echter op 5 (enigszins eens). Attitude In Tabel 8 is per stelling over de attitude ten aanzien van een gedragsindicator de mediaan weergegeven van het totale aantal voedingsassistenten (N=28). Tabel 8 Mediaan attitude van totaal aantal voedingsassistenten (N=28)
Mediaan Onderwerpen stellingen attitude
Zeer onbelangrijk (1) -
Onbelangrijk (2) -
Enigszins onbelangrijk (3) -
Neutraal (4) -
Enigszins belangrijk (5) -
Belangrijk (6) ● Bijhouden voedingsinname ● Geven praktische voedingsadviezen ● Stimuleren eten ● Geven basisuitleg gezonde voeding ● Voorkomen voedselverspilling
Zeer belangrijk (7) ● Communiceren andere teamleden ● Vastleggen verstrekkingen voedingsinformatiesysteem ● Verzorgen eet- en drinkmomenten ● Herkennen voedingsproblemen kanker ● Uitdelen producten dieetvoorschrift
23
Waargenomen gedragscontrole In Tabel 9 is per stelling over de waargenomen gedragscontrole de mediaan weergegeven van het totale aantal voedingsassistenten (N=28). Tabel 9 Mediaan waargenomen gedragscontrole van totaal aantal voedingsassistenten (N=28)
Mediaan Onderwerpen stellingen waargenomen gedragscontrole
Absoluut niet mogelijk (1) -
Niet mogelijk (2) -
Enigszins niet mogelijk (3) -
Neutraal (4) ● Berekenen vochtinname
Enigszins mogelijk (5) ● Aanbieden juiste producten dieet ● Aanbieden juiste producten voedingsprobleem ● Basis voedingsadvies geven ● Omgaan communicatiemiddelen ● Werken met mutatieformulier ● Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen ● Signaleren innamefouten dieet ● Inschatten behoefte leeftijd ● Inschatten inname ● Inschatten portiegrootte ● Afremmen voedingsinname
Mogelijk (6) ● Aanbieden alternatieve producten ● Aantrekkelijk aanbieden ● Anticiperen voedingsvoorkeur ● Prioriteiten stellen ● Belang voedingsconcept uitleggen ● Afstemmen ● Doorverwijzen ● Feedback geven ● Fout erkennen ● Hygiënisch werken ● Systematisch werken ● Signaleren voedingsproblemen ● Signaleren voedingsvoorkeur ● Inschatten aantrekkelijkheid gerecht ● Stimuleren voedingsinname ● Uitschakelen eigen mening
Absoluut mogelijk (7) ● Feedback ontvangen ● Hulp vragen ● Nauwkeurig werken ● Samenwerken ● Werken met kinderen
Aanbieden juiste producten voedingsprobleem In Figuur 8 is de antwoord frequentie van stelling 44 “Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend bij het voedingsprobleem voor mij...” weergegeven. De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij stelling 44 op 5 (enigszins mogelijk). Bij de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt de mediaan op 6 (mogelijk). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt echter bij stelling 44 op 3 (enigszins niet mogelijk).
24
Figuur 8. Stelling waargenomen gedragscontrole: aanbieden juiste producten voedingsprobleem Signaleren voedingsproblemen De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij stelling 65 “Op dit moment is voedingsproblemen van een patiënt herkennen voor mij...” op 6 (mogelijk). Ook bij de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt de mediaan op 6 (mogelijk). De mediaan van de voedingsassistenten zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt echter bij stelling 65 op 5 (enigszins mogelijk). Uitschakelen eigen mening De mediaan van de totale groep voedingsassistenten (N=28) ligt bij stelling 74 “Op dit moment is mijn eigen mening ten aanzien van voeding uitschakelen voor mij...” op 6 (mogelijk). Ook bij de groep voedingsassistenten zonder een opleiding op het gebied van voeding (N=18) ligt de mediaan op 6 (mogelijk). De mediaan van de voedingsassistenten met opleiding op het gebied van voeding (N=10) ligt echter bij stelling 74 op 5 (enigszins mogelijk). Gedragsintentie In Tabel 10 is per stelling over de gedragsintentie ten aanzien van een gedragsindicator de mediaan weergegeven van het totale aantal voedingsassistenten (N=28). Tabel 10 Mediaan gedragsintentie van totaal aantal voedingsassistenten (N=28)
Mediaan Onderwerpen stellingen gedragsintentie
Zeer onwaarschijnlijk (1) -
Onwaarschijnlijk (2) -
Enigszins onwaarschijnlijk (3) -
Neutraal (4) -
Enigszins waarschijnlijk (5) -
Waarschijnlijk (6) ● Bijhouden voedingsinname ● Geven praktische voedingsadviezen ● Geven basisuitleg gezonde voeding
Zeer waarschijnlijk (7) ● Communiceren andere teamleden ● Vastleggen verstrekkingen voedingsinformatiesysteem ● Verzorgen eet- en drinkmomenten ● Herkennen voedingsproblemen kanker ● Stimuleren eten ● Uitdelen producten dieetvoorschrift ● Voorkomen voedselverspilling
25
Hoofdstuk 4 - Discussie
Middels dit onderzoek is bepaald wat de relevante gedragsindicatoren zijn gericht op voedings- en dieetleer voor een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum. Ook is onderzocht welke determinanten uit het conceptueel model (zie Figuur 1) het gewenste gedrag van de nieuwe voedingsassistenten beïnvloeden.
§ 4.1 Voorlopige conclusie
Uit de resultaten blijken de volgende gedragsindicatoren gericht op de voedings- en dieetleer voor een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum relevant te zijn:
1. Het bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten. 2. Het communiceren met andere teamleden over de voeding. 3. Het correct vastleggen van de relevante verstrekkingen in het voedingsinformatiesysteem. 4. Het verzorgen van de zes eet- en drinkmomenten bij kinderen en hun ouders. 5. Het signaleren van voedingsproblemen bij (de behandeling van) kanker. 6. Het geven van kleine praktische voedingsadviezen. 7. Het stimuleren van de patiënt om (voldoende/iets goeds) te eten, afhankelijk van de situatie. 8. Het geven van basisuitleg over het belang van gezonde voeding. 9. Het uitdelen van de juiste producten volgens het dieetvoorschrift. 10. Waar mogelijk voorkomen van voedselverspilling.
Met het onderzoek is ook bepaald welke gedragsdeterminanten uit het conceptueel model het gewenste gedrag van de nieuwe voedingsassistenten beïnvloeden. Aangezien het Prinses Máxima Centrum wil dat de voedingsassistenten in categorie 6 of 7 scoren, valt er ten aanzien van de gedragsdeterminanten kennis en waargenomen gedragscontrole nog winst te behalen. De kennis en de waargenomen gedragscontrole beïnvloeden het gewenste gedrag dus negatief. De attitude en de gedragsintentie ten aanzien van de gedragsindicatoren zijn positief, omdat er bij deze gedragsdeterminanten in categorie 6 en 7 is gescoord. Dit betekent dat de attitude en de gedragsintentie het gewenste gedrag dus positief beïnvloeden. Kennis Op basis van de totale groep voedingsassistenten (N=28) blijkt de kennis ten aanzien van de volgende onderwerpen nog niet voldoende (mediaan < 6) te zijn:
Adviezen (voedingsproblemen; gezonde voeding) Assortiment Dieetvoeding/ -verrijkingen Diëten Consequenties dieetfouten Informatiebron diëten Nutriënten Portiegrootte Veranderde consistentie Voedingsbehoefte (per leeftijd; bij ziekte) Voedingsgewoonten Voedingsproblemen bij kanker
Daarnaast wordt het onderwerp ‘gezonde voeding’ toegevoegd aan de onderwerpen met onvoldoende kennis, omdat de kennis van de groep zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) onvoldoende is. De mediaan van de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) is vaak hoger dan de mediaan van de groep voedingsassistenten zonder opleiding (N=18). De groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding (N=10) beïnvloedt de mediaan van de totale groep (N=28) echter nauwelijks, omdat dit 36% van de totale groep is.
26
Waargenomen gedragscontrole Op basis van de totale groep voedingsassistenten (N=28) blijkt de waargenomen gedragscontrole ten aanzien van de volgende onderwerpen nog niet voldoende (mediaan < 6) te zijn:
Aanbieden juiste producten Afremmen voedingsinname Basis voedingsadvies geven Berekenen vochtinname Inschatten (behoefte leeftijd; inname; portiegrootte) Omgaan communicatiemiddelen Signaleren innamefouten dieet Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen Werken met mutatieformulier
Het onderwerp ‘signaleren voedingsproblemen’ wordt toegevoegd aan de onderwerpen waarvan de waargenomen gedragscontrole onvoldoende is, omdat de waargenomen gedragscontrole van de groep zonder opleiding op het gebied van voeding (N=18) onvoldoende is. Daarnaast scoort de groep met opleiding op het gebied van voeding (N=10) op het onderwerp ‘uitschakelen eigen mening’ onvoldoende. Daarom wordt ook dit onderwerp toegevoegd aan de onderwerpen waarvan de waargenomen gedragscontrole onvoldoende is.
§ 4.2 Vergelijking met literatuur Kwalitatief onderzoek De relevante gedragsindicatoren uit dit onderzoek komen grotendeels overeen met de beschreven gedragsindicatoren in het theoretisch kader (zie Tabel 1). Ook Verzijden (2017) beschrijft dat “Het bijhouden van de voedingsintake”, “Communiceren met andere teamleden”, “Het signaleren van voedingsproblemen” en “Het stimuleren van de patiënt om te eten” taken zijn van de voedingsassistent. “Het verzorgen van eet- en drinkmomenten” is volgens Verzijden (2017) de hoofdtaak van de voedingsassistent. Daarnaast beschrijft Verzijden (2017) dat “Het vastleggen van verstrekkingen” ook een taak is, maar dan op papier in plaats van in het voedingsinformatiesysteem. Het onderzoek van Verzijden (2017) is een vergelijkbaar onderzoek dat (onder andere) de rol van de voedingsassistent beschrijft. Hierin zijn 12 experts van 3 verschillende ziekenhuizen geïnterviewd. Er zijn door Verzijden (2017) slechts 4 disciplines geïnterviewd, waar dat in dit onderzoek 6 disciplines zijn. De 4 disciplines geven echter mogelijk geen compleet beeld, omdat er meer disciplines zijn die een rol spelen in het opstellen dan wel uitvoeren van het juiste voedingsbeleid (Ten Cate et al., 2016). Wat sterk is aan het onderzoek van Verzijden (2017) is dat er minimaal 2 professionals per discipline zijn geïnterviewd, waardoor er mogelijk een completer beeld per discipline is verkregen. Het onderzoek van Verzijden (2017) is echter niet gericht op de voedings- en dieetleer en niet specifiek voor het Prinses Máxima Centrum. Snels en Wassenaar (2011) beschrijven daarnaast dat “Het voorkomen van voedselverspilling”, “Het stimuleren van de patiënt om te eten”, “Het signaleren van voedingsproblemen” en “Het verzorgen van eet- en drinkmomenten” verantwoordelijkheden van de voedingsassistent zijn. In dit rapport is middels een case study de methode van uitserveren, zoals toegepast binnen het Máxima Medisch Centrum (MMC), beschreven, geanalyseerd en gekwantificeerd. De functie van de voedingsassistent is duidelijk beschreven door Snels en Wassenaar (2011). Het is echter een onderzoek dat niet alleen gericht is op de voedingsassistent, maar op het complete maaltijdconcept van het MMC. In tegenstelling tot Van der Meij en Kruizenga (2016) blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat “Het informeren over de voedselkeuze” geen taak is van de voedingsassistent, maar van de diëtist. Wel is er in dit onderzoek als aanvullende gedragsindicator “Het geven van praktische voedingsadviezen” aangedragen. Verzijden (2017) ondersteunt dit met het volgende voorbeeld: “De voedingsassistent helpt door te adviseren over de portiegrootte.” De gedragsindicator “Het helpen van de patiënt met eten en drinken” is niet relevant voor het Prinses Máxima Centrum, waar dat onder andere uit Van der Meij en Kruizenga (2016) wel een gedragsindicator voor een voedingsassistent blijkt te zijn. Verzijden (2017) beschrijft echter dat het een taak is voor de verpleging om te helpen bij het eten, wat ook uit de resultaten van dit onderzoek blijkt.
27
Kwantitatief onderzoek Volgens de resultaten van dit onderzoek is de attitude en de gedragsintentie ten aanzien van de gedragsindicatoren positief. Er is geen literatuur te vinden die de attitude van voedingsassistenten beschrijft. Volgens Christensson et al. (2003), Kim en Choue (2009) en Puhringer et al. (2015) is de attitude van verpleegkundigen ten opzichte van voedingszorg positief. Daarentegen is volgens Bauer et al. (2015) en Boaz et al. (2013) de attitude van verpleegkundigen ten opzichte van taken in de voedingszorg niet altijd positief. Bij deze literatuur gaat het echter om een groep verpleegkundigen die reeds werkzaam is. Een mogelijke verklaring voor de positieve attitude van de voedingsassistenten is dat nieuwe werknemers een positieve attitude hebben tegenover hun nieuwe baan (Gray, 1975). Over de gedragsintentie is geen relevante literatuur beschikbaar (voor zowel voedingsassistenten als verpleegkundigen). Een mogelijke verklaring voor de positieve gedragsintentie van de voedingsassistenten is dat de persoonlijke verplichting of verantwoordelijkheid, bij gedragingen waar de morele overweging een rol speelt, sterk gerelateerd is aan de gedragsintentie (Manstead, 2000). Uit de afgenomen vragenlijst blijkt dat de nieuwe voedingsassistenten nog onvoldoende kennis hebben ten aanzien van verschillende onderwerpen. Lingeman (2007) beschrijft dat er volgens de voedingsverpleegkundige, teamleider voedingsassistenten en diëtist te weinig kennis aanwezig is bij voedingsassistenten. Ook Van den Bos-Bénit en Reijnsburger (2017) constateren dat de voedingsassistenten over onvoldoende kennis beschikken over voeding en aan voeding gerelateerde klachten. Dit is echter niet direct bij de voedingsassistenten onderzocht, maar aangegeven door een teamleider van de voedingsassistenten en een diëtist. De bewijslast van deze onderzoeken is dan ook lager dan van dit onderzoek, aangezien in dit onderzoek de kennis direct bij de voedingsassistenten is onderzocht. Van der Meij en Kruizenga (2016) concluderen dat de kennis over het assortiment van tussendoortjes goed is bij de voedingsassistent. In dit onderzoek blijkt echter dat de kennis ten aanzien van het assortiment nog onvoldoende is. Een verklaring voor dit verschil in resultaten is dat de voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum tijdens het afnemen van de vragenlijst nog niet werkzaam zijn, waar de voedingsassistenten uit het onderzoek van Van der Meij en Kruizenga (2016) wel werkzaam zijn en dus meer ervaring met het assortiment hebben. Uit de vragenlijst blijkt dat de waargenomen gedragscontrole op een aantal onderwerpen nog niet voldoende is. Er is geen literatuur te vinden die de waargenomen gedragscontrole van voedingsassistenten beschrijft. Christensson et al. (2003) concluderen dat op het gebied van voedingszorg de waargenomen gedragscontrole van verpleegkundigen niet positief is. Voedingszorg is echter een van de vele taken van een verpleegkundige, waar dit voor een voedingsassistent de enige taak is.
§ 4.3 Beperkingen van het onderzoek
Kwalitatief onderzoek Validiteit Aangezien er gebruik is gemaakt van een gerichte steekproef, waarin gericht op zoek is gegaan naar experts die het beste aansluiten bij de onderzoeksvraag, is de steekproef niet op toeval gebaseerd. Dit betekent dat experts niet evenveel kans hebben om in het onderzoek terecht te komen (Baarda et al., 2013, p. 94). De geselecteerde experts hebben te maken met de voedingszorg in het Prinses Máxima Centrum. Hierdoor kunnen de resultaten van het onderzoek niet gegeneraliseerd worden naar andere instellingen. Aan het eind van elk interview is, middels een membercheck, kort samengevat wat de onderzoeker heeft begrepen van de expert. Wanneer een expert hier nog aanvullingen had, zijn deze aanvullingen alsnog meegenomen in het onderzoek. De transcripten zijn echter niet nogmaals voorgelegd aan de experts, waardoor er niet is gecheckt of hetgeen gezegd is gedurende het interview ook daadwerkelijk is wat de expert bedoeld heeft. Betrouwbaarheid De onderzoeker zelf is het meetinstrument. De staat van de interviewer heeft hierdoor invloed op de dataverzameling (Baarda et al., 2013, p. 73). Zo is er een interview aan het eind van de dag afgenomen, waarbij de concentratie van de interviewer lager was. Mogelijk ontbreken hierdoor relevante gegevens.
28
Saturatie Voor het kwalitatieve onderzoek zijn 7 experts geïnterviewd. Het is niet gelukt om alle disciplines, die een rol spelen in het opstellen dan wel uitvoeren van het juiste voedingsbeleid, te interviewen. Ten tijde van het onderzoek is er nog geen logopedist aanwezig in het Prinses Máxima Centrum, waardoor er mogelijk informatie ontbreekt. Daarnaast is het onbekend of er per discipline saturatie is bereikt, omdat er niet per discipline meerdere experts geïnterviewd zijn. Toch zijn er in interview 7 weinig nieuwe codes toegevoegd, waarmee de saturatie toch redelijk goed lijkt (Baarda et al., 2013, p. 101). Kwantitatief onderzoek Validiteit Hoewel de vragenlijst zoveel mogelijk is gebaseerd op valide vragenlijsten, kan de validiteit van de vragenlijst niet gegarandeerd worden. Dit kan ervoor zorgen dat de uitkomsten van het onderzoek door systematische fouten zijn beïnvloed (Fischer & Julsing, 2009, p. 56). Zo zijn de onderwerpen, gevonden in het kwalitatieve onderzoek, mogelijk nog niet goed geoperationaliseerd naar stellingen in de vragenlijst. Daarnaast is middels de vragenlijst een inschatting van de kennis onderzocht. De daadwerkelijke kennis is dus niet gemeten. Verder is in het onderdeel waargenomen gedragscontrole geen onderscheid gemaakt tussen interne factoren en externe factoren. De voedingsassistenten kunnen bijvoorbeeld inschatten dat het op dit moment nog niet mogelijk is om de juiste producten aan te bieden passend binnen een dieet, omdat zij vinden dat het assortiment dit niet toelaat (= externe factor). Mogelijk beïnvloedt sociale wenselijkheid de resultaten. De voedingsassistenten zijn zeer gedreven om te voldoen aan de functie-eisen van de opdrachtgever, waardoor de kennis, attitude, waargenomen gedragscontrole en gedragsintentie mogelijk beter zijn ingeschat dan deze in werkelijkheid zijn. De resultaten van het kwantitatieve onderzoek zijn niet generaliseerbaar naar andere ziekenhuizen, omdat de populatie voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum is onderzocht. Betrouwbaarheid Om de betrouwbaarheid van de vragenlijst te verhogen, dienen er meerdere vragen opgenomen te worden die hetzelfde meten (Fischer & Julsing, 2009, p. 54). Hier is niet voor gekozen, omdat de vragenlijst dan te lang zou worden. Er kan dus geen uitspraak gedaan worden over de betrouwbaarheid van de resultaten van het kwantitatieve onderzoek.
§ 4.4 Conclusie
Kwalitatief onderzoek Geconcludeerd kan worden dat de meeste gedragsindicatoren (gericht op voedings- en dieetleer) voor een voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum overeenkomen met de in de literatuur gevonden gedragsindicatoren. Uitzonderingen zijn “Het informeren over de voedselkeuze” en “Het helpen van de patiënt met eten en drinken”, welke niet van toepassing zijn in het Prinses Máxima Centrum. De gedragsindicatoren die van toepassing zijn in het Prinses Máxima Centrum zijn dus niet altijd generaliseerbaar naar andere instellingen. Kwantitatief onderzoek Er is nog onvoldoende literatuur aangaande het gedrag van voedingsassistenten. Daarnaast is de vergelijking met literatuur over verpleegkundigen niet sterk genoeg. Daarom zijn de resultaten van dit onderzoek leidend. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de attitude en gedragsintentie van de voedingsassistenten positief zijn en dus een positieve invloed hebben op het gewenste gedrag. Op de kennis en de waargenomen gedragscontrole valt nog winst te behalen. De kennis en waargenomen gedragscontrole beïnvloeden het gewenste gedrag dus negatief.
29
Hoofdstuk 5 - Aanbevelingen
De scholing voedings- en dieetleer voor de voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum dient in te gaan op kennis en vaardigheden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de voedingsassistenten inschatten onvoldoende kennis en vaardigheden te hebben ten aanzien van de in Tabel 11 benoemde onderwerpen. Aan het Prinses Máxima Centrum wordt daarom aanbevolen om in de scholing voedings- en dieetleer van de voedingsassistenten aandacht te besteden aan deze onderwerpen.
Tabel 11 Onderwerpen scholing voedings- en dieetleer voedingsassistenten Prinses Máxima Centrum
Kennis Vaardigheden
● Adviezen (voedingsproblemen; gezonde voeding) ● Assortiment ● Dieetvoeding/ -verrijkingen ● Diëten ● Consequenties dieetfouten ● Gezonde voeding ● Informatiebron diëten ● Nutriënten ● Portiegrootte ● Veranderde consistentie ● Voedingsbehoefte (per leeftijd; bij ziekte) ● Voedingsgewoonten ● Voedingsproblemen bij kanker
● Aanbieden juiste producten ● Afremmen voedingsinname ● Basis voedingsadvies geven ● Berekenen vochtinname ● Inschatten (behoefte leeftijd; inname;
portiegrootte) ● Omgaan communicatiemiddelen ● Signaleren innamefouten dieet ● Signaleren voedingsproblemen ● Uitschakelen eigen mening ● Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen ● Werken met mutatieformulier
Er dient vervolgonderzoek te worden gedaan naar de vragenlijst.
In verband met de eerder beschreven beperkingen van de vragenlijst, is vervolgonderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst gewenst.
Het Prinses Máxima Centrum kan na afloop van de scholing voedings- en dieetleer de
vragenlijst nogmaals afnemen ter evaluatie. Door de vragenlijst na afloop van de scholing nogmaals af te nemen, kan worden bepaald of de kennis en de waargenomen gedragscontrole zijn verbeterd.
Er dient vervolgonderzoek te worden gedaan naar het daadwerkelijke gedrag van de voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Wanneer de voedingsassistenten werkzaam zijn als voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum, kan onderzocht worden of de gewenste gedragsindicatoren daadwerkelijk uitgevoerd worden.
Er dient meer onderzoek te worden gedaan naar het gedrag van voedingsassistenten in
het algemeen, zodat resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere instellingen.
30
Literatuurlijst
Ajzen, I. (2006). Construction a theory of planned behavior questionnaire. Geraadpleegd op 9 mei
2018, van https://www.researchgate.net/publication/235913732_Constructing_a_Theory_of_Planned_Behavior_Questionnaire
Ajzen, I. (2012). Martin Fishbein’s legacy: The reasoned action approach. Annals of the American Academy of Political & Social Science, 640(1), 11. 10.1177/0002716211423363
Al-Shwaiyat, N. M., Sinjillawi, A. B., Al-Rethaiaa, A. S., Fahmy, A. E. A., Al-Saraireh, R. M., Aqel, M. M., Al-Sbou, A. S. (2013). Assessment of therapeutic nutritional knowledge of jordanian nurses. International Journal of Nutrition and Food Sciences, 2(3), 142-148. 10.11648/j.ijnfs.20130203.18
Armstrong, M., & Taylor, S. (2014). Armstrong's handbook of human resource management practice (13th edition). United Kingdom: Ashford Colour press.
Arvanitakis, M., Coppens, P., Doughan, L., & Van Gossum, A. (2009). Nutrition in care homes and home care: Recommendations – a summary based on the report approved by the council of europe. Clinical Nutrition, 28(5), 492-496. 10.1016/j.clnu.2009.07.011
ATLAS.ti (versie 8.1.27.0) [Computerprogramma]. Berlijn: ATLAS.ti Scientific Software Development GmbH.
Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., De Goede, M., Peters, V., . . . Van der Velden, T. (2013). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek (3e druk). Groningen: Noordhoff.
Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Van der Hulst, M., & Van Vianen, R. (2017). Basisboek methoden en technieken: Kwantitatief praktijkgericht onderzoek op wetenschappelijke basis (6e druk). Groningen: Noordhoff.
Bauer, S., Halfens, R. J. G., & Lohrmann, C. (2015). Knowledge and attitudes of nursing staff towards malnutrition care in nursing homes: A multicentre cross-sectional study. The Journal of Nutrition, Health & Aging, 19(7), 734-740. 10.1007/s12603-015-0535-7
Boaz, M., Rychani, L., Barami, K., Houri, Z., Yosef, R., Siag, A., . . . Leibovitz, E. (2013). Nurses and nutrition: A survey of knowledge and attitudes regarding nutrition assessment and care of hospitalized elderly patients. Journal of Continuing Education in Nursing, 44(8), 357-364. 10.3928/00220124-20130603-89
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen (3e druk). Amsterdam: Boom.
Brinkman, J. H. M. (2014). De vragenlijst: Een goed meetinstrument voor toepasbaar onderzoek (3e druk ed.). Groningen: Noordhoff.
Brug, J., Van Assema, P. T., & Lechner, E. H. S. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak (8e druk). Assen: Van Gorcum.
Calsbeek, H., Morren, M., Bensing, J., & Rijken, M. (2007). Knowledge and attitudes towards genetic testing: A two year follow-up study in patients with asthma, diabetes mellitus and cardiovascular disease. Journal of Genetic Counseling, 16(4), 493-504. 10.1007/s10897-006-9085-9
Christensson, L., Unosson, M., Bachrach-Lindström, M., & Ek, A. (2003). Attitudes of nursing staff towards nutritional nursing care. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 17(3), 223-231. 10.1046/j.1471-6712.2003.00226.x
Creswell, J. W., & Plano Clark, V. L. (2011). Designing and conducting mixed methods research (2e druk). Los Angeles: Sage.
31
De Roos, N. M. (2011). Het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Nederlands Tijdschrift Voor Voeding & Diëtetiek, 66(6), S1-S8. Geraadpleegd op 5 maart 2018, van https://ntvd.media/wp-content/uploads/2018/03/N-de-Roos-wetenschappelijk-artikel-schrijven.pdf
Ferreira Rodrigues, J., Pereira, R. C., Mendes, A. O., Carneiro, J., De Deus, S., & Silva, A. A. (2017). Sodium content in foods: Brazilian consumers' opinions, subjective knowledge and purchase intent. International Journal of Consumer Studies, 41(6), 735-744. 10.1111/ijcs.12386
Fischer, T., & Julsing, M. (2009). Onderzoeksvaardigheden. Groningen: Noordhoff.
Fischer, T., & Julsing, M. (2014). Onderzoek doen!: Kwantitatief en kwalitatief onderzoek (2e druk). Groningen: Noordhoff.
Fishbein, M., & Ajzen, I. (2010). Predicting and changing behavior: The reasoned action approach. New York: Psychology Press.
Flynn, L. R., & Goldsmith, R. E. (1999). A short, reliable measure of subjective knowledge. Journal of Business Research, 46(1), 57-66. 10.1016/S0148-2963(98)00057-5
Giesen, D., Meertens, V., Vis-Visschers, R., & Beukenhorst, D. (2010). Vragenlijstontwikkeling. (No. 6016510005 X-37). Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 10 mei 2018, van https://www.cbs.nl/nr/rdonlyres/f8fb2360-c9a3-4379-8314-9c13c2938fce/0/2010x3705pub.pdf
Gold, G. J. (2011). Review of predicting and changing behavior: The reasoned action approach. Journal of Social Psychology, 151(3), 382-385. 10.1080/00224545.2011.563209
Gray, H. L. (1975). On starting a new job. Journal of Occupational Psychology, 48(1), 33-37.
IBM SPSS Statistics (versie 23.0.0.0) [Computerprogramma]. New York: International Business Machines Corporation.
Jefferies, D., Johnson, M., & Ravens, J. (2011). Nurturing and nourishing: The nurses' role in nutritional care. Journal of Clinical Nursing, 20(3), 317-330. 10.1111/j.1365-2702.2010.03502.x
Kim, H., & Choue, R. (2009). Nurses' positive attitudes to nutritional management but limited knowledge of nutritional assessment in korea. International Nursing Review, 56(3), 333-339. 10.1111/j.1466-7657.2009.00717.x
Knabe, A. (2012). Applying ajzen's theory of planned behavior to a study of online course adoption in public relations education. Dissertations (2009), Paper 186. Geraadpleegd op 9 mei 2018, van https://epublications.marquette.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1186&context=dissertations_mu
Kowanko, I., Simon, S., & Wood, J. (1999). Nutritional care of the patient: Nurses' knowledge and attitudes in an acute care setting. Journal of Clinical Nursing, 8(2), 217-224. 10.1046/j.1365-2702.1999.00251.x
Krols, Y., Simons, J., & De Graef, G. (2011). Interculturele competentie: Een raamwerk. Geraadpleegd op 19 februari 2018, van http://docplayer.nl/19508745-Interculturele-competentie-opzet-van-het-handboek-interculturele-competentie-1.html
Kruizenga, H. (2017). De 6 rollen van de voedingsassistent. Geraadpleegd op 17 mei 2018, van https://ntvd.media/6-rollen-voedingsassistent/
Kruizenga, H., Beijer, S., Huisman-de Waal, G., Jonkers-Schuitema, C., Klos, M., Remijnse-Meester, W., . . . Witteman, B. (2017). Richtlijn ondervoeding. Geraadpleegd op 15 februari 2018, van http://www.stuurgroepondervoeding.nl/wp-content/uploads/2017/08/Richtlijn-Ondervoeding-Stuurgroep-Ondervoeding-augustus-2017.pdf
Laperre, I., & Audenaert, M. (2007). Competentiemanagement met kansengroepen. Antwerpen: Garant.
32
Lingeman, C. (2007). De screening en (dieet)behandeling van ondervoeding in het diakonessenhuis Utrecht/Zeist: Een analyse van de screening en (dieet)behandeling van ondervoeding in het diakonessenhuis Utrecht/Zeist, het schrijven van aanbevelingen en het ontwikkelen van een richtlijn voor de (dieet)behandeling van ondervoede patiënten. (Niet officieel gepubliceerde Bachelor scriptie). Hogeschool van Amsterdam. Geraadpleegd op 1 juni 2018, van http://kennisbank.hva.nl/document/219048
Manstead, A. S. (2000). The role of moral norm in the attitude–behavior relation. (pp. 11-30). New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates Publishers. Geraadpleegd op 2 maart 2018, van http://psycnet.apa.org/record/1999-04360-001
Mogre, V., Yakubu, A., Fuseini, M., Amalba, A., & Aguree, S. (2017). Nurses' knowledge and attitudes regarding malnutrition in children and its management in ghana. Curationis, 40(1), e1-e8. 10.4102/curationis.v40i1.1618
Mowe, M., Bosaeus, I., Rasmussen, H. H., Kondrup, J., Unosson, M., Rothenberg, E., & Irtun, Ø. (2008). Original article: Insufficient nutritional knowledge among health care workers? Clinical Nutrition, 27, 196-202. 10.1016/j.clnu.2007.10.014
Myers, K. K., & Oetzel, J. G. (2003). Exploring the dimensions of organizational assimilation: Creating and validating a measure. Communication Quarterly, 51(4), 438-457. 10.1080/01463370309370166
Papier, I., & Chermesh, I. (2012a). pp250-mon the efficacy of a nutritional nursing course on nurses' attitude towards nutritional care. Clinical Nutrition Supplements, 7(1), 237. 10.1016/S1744-1161(12)70589-6
Papier, I., & Chermesh, I. (2012b). pp249-mon nurses' perceptions about nutritional treatment differ according to their role in the department. Clinical Nutrition Supplements, 7(1), 237. 10.1016/S1744-1161(12)70588-4
Perloff, R. M. (2017). The dynamics of persuasion: Communication and attitudes in the 21st century (6th edition). New York: Routledge, Taylor & Francis Group.
Perry, L. (1997). Nutrition: A hard nut to crack. An exploration of the knowledge, attitudes and activities of qualified nurses in relation to nutritional nursing care. Journal of Clinical Nursing, 6(4), 315-324. 10.1111/j.1365-2702.1997.tb00320.x
Postma-Van Sloten, C., Bootsma, M., & Spreen, M. (2013). Klinkende klanken: Een voorbeeld van een systemisch N=1-onderzoek naar behandelresultaten van muziektherapie. Geraadpleegd op 22 februari 2018, van https://www.researchgate.net/profile/Martine_Bootsma/publication/283343960_Klinkende_klanken_Een_voorbeeld_van_een_systemisch_n1_onderzoek_naar_behandelresultaten_van_muziektherapie/links/5634ba1408aebc003fff682b.pdf
Prinses Máxima Centrum. (z.d.). Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. Geraadpleegd op 7 februari 2018, van https://www.prinsesmaximacentrum.nl
Puhringer, P. G., Olsen, A., Sargeant, S., Keogh, J. W. L., Climstein, M., & Jones, L. M. (2015). Current nutrition promotion, beliefs and barriers among cancer nurses in australia and new zealand. Peerj, 1396(3). 10.7717/peerj.1396
Snels, J., & Wassenaar, N. (2011). Maaltijdservice máx à la carte: Effecten van een nieuw maaltijdconcept binnen Máxima Medisch Centrum. (Nr. 1192). Wageningen: Wageningen UR Food & Biobased Research. Geraadpleegd op 1 juni 2018, van http://www.nowastenetwork.nl/wp-content/uploads/Rapport-MMC-1.pdf
Söderhamn, U., & Söderhamn, O. (2009). A successful way for performing nutritional nursing assessment in older patients. Journal of Clinical Nursing, 18(3), 431-439. 10.1111/j.1365-2702.2008.02378.x
33
Strauss, A., & Corbin, J. (1998). Basics of qualitative research: Grounded theory procedures and techniques. Newbury Park: Sage.
Ten Cate, D., Ettema, R., & Schuurmans, M. (2016). Voeding, een taak voor verpleegkundigen? Geraadpleegd op 25 februari 2018, van http://www.alliantievoeding.nl/files/PDF/Food%20for%20Thought/Debbie%20ten%20Cate_FFT13jun2016_Transmurale%20Voedingszorg.pdf
Van den Bos-Bénit, L., & Reijnsburger, A. (2017). Een voedingsconcept voor het Antoni van Leeuwenhoek: Kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar een voedingsconcept dat aansluit op de wensen en voedingsgerelateerde klachten van oncologiepatiënten. (Niet officieel gepubliceerde Bachelor scriptie). Hogeschool van Amsterdam. Geraadpleegd op 1 juni 2018, van http://kennisbank.hva.nl/document/651771
Van der Meij, B., & Kruizenga, H. (2016). Voedingsconcepten in de Nederlandse ziekenhuizen. Geraadpleegd op 2 februari 2018, van http://www.stuurgroepondervoeding.nl/wp-content/uploads/2016/05/eindrapport-voedingsconcepten.pdf
Van Doormalen, I., Janssen, C., Loose, R., & Fijnekam, E. (2017). Vacaturetekst gastheer gastvrouw PMC. Veghel: Hutten.
Verzijden, M. (2017). Een geschiedenis van ziekenhuiseten: Over de rol van voeding in de behandeling van patiënten in nederlandse ziekenhuizen (Masterthesis). (RSO-80436). Geraadpleegd op 1 juni 2018, van http://edepot.wur.nl/421071
Vogel, J., Beijer, S., Doornink, N., & Wipkink, A. (2012). Handboek voeding bij kanker. Utrecht: De Tijdstroom.
VolkerWessels. (z.d.). Prinses Máxima Centrum. Geraadpleegd op 9 februari 2018, van https://www.volkerwessels.com/nl/projecten/detail/prinses-maxima-centrum
34
Bijlage A - Informatiebrief experts
Geachte heer/mevrouw, Als het goed is bent u reeds benaderd door Esther Fijnekam (projectleider ‘Eten en drinken’) van het Prinses Máxima Centrum, met de vraag of u eventueel benaderd mag worden over dit onderzoek. Wij, Annelise van Kessel en Margit Meijer, zijn twee vierdejaars studenten Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In opdracht van het Prinses Máxima Centrum voeren wij dit onderzoek uit. Wij vragen u vriendelijk om mee te doen aan dit wetenschappelijk onderzoek naar het gedrag van de nieuwe voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Meedoen is vrijwillig. Voordat u beslist of u mee wilt doen aan het onderzoek, krijgt u in deze brief uitleg over het onderzoek. Doel van het onderzoek: Voor de nieuwe locatie van het Prinses Máxima Centrum zijn voedingsassistenten aangenomen. Deze voedingsassistenten zullen worden opgeleid op het gebied van voedings- en dieetleer. Hiervoor is het van belang om een goede indicatie te krijgen van het gewenste gedrag van de voedingsassistenten, zodat zij hun functie naar behoren uit kunnen voeren. Om het gewenste gedrag in kaart te brengen, zouden wij u graag willen interviewen. Vervolgonderzoek: Met behulp van de resultaten van de interviews zal er bij de voedingsassistenten een vragenlijst worden uitgezet. Aan de hand van deze vragenlijst zal worden bepaald op welke punten de voedingsassistenten nog opgeleid dienen te worden. Relevantie van het onderzoek: Op basis van de resultaten van het onderzoek, zal er een invulling worden gegeven aan de opleiding ‘voedings- en dieetleer’. Daarnaast zal dit onderzoek dienen als afstudeerscriptie van de onderzoekers. Wat meedoen inhoudt: Als u besluit mee te doen, zal er een afspraak worden ingepland voor het interview. Het interview vindt plaats op een door u aangewezen locatie. Voorafgaand aan het interview zal er een mondelinge uitleg worden gegeven over het onderzoek en de structuur van het interview. U dient voor aanvang van het interview een toestemmingsverklaring (informed consent) te ondertekenen. In het interview zullen vragen gesteld worden gericht op het (in de literatuur gevonden) gewenste gedrag, zodat kan worden gekeken of dit aansluit bij de functie van voedingsassistent in het Prinses Máxima Centrum. Het interview neemt in totaal 45 minuten van uw tijd in beslag. Verdere informatie:
- U mag op elk moment gedurende het onderzoek, zonder opgaaf van redenen, uw deelname beëindigen. De gegevens die tot dit moment zijn verzameld, worden gebruikt voor het onderzoek.
- Het interview wordt opgenomen met een audiorecorder. Het geluidsmateriaal wordt maximaal 6 maanden bewaard door de onderzoekers.
- Elke deelnemer krijgt een code die op de verzamelde gegevens komt te staan. Uw naam wordt altijd weggelaten. Al uw gegevens blijven daardoor vertrouwelijk. Alleen de onderzoekers weten welke code u heeft. Als u de toestemmingsverklaring heeft ondertekend, geeft u toestemming voor het verzamelen en bewaren van de gegevens.
Wij hopen dat deze informatiebrief u een goed beeld heeft gegeven van het onderzoek. Heeft u nog vragen, dan kunt u ons bereiken via onderstaande e-mailadressen en/of telefoonnummers. Contactgegevens: Annelise van Kessel Margit Meijer Mob: 06-54634845 Mob: 06-57228235 E-mail: [email protected] E-mail: [email protected] Wij danken u voor uw aandacht. Annelise van Kessel en Margit Meijer
35
Bijlage B - Informatiebrief voedingsassistenten
Geachte heer/mevrouw, Als het goed is bent u reeds benaderd door Hutten, met de vraag of u eventueel benaderd mag worden over dit onderzoek. Wij, Annelise van Kessel en Margit Meijer, zijn twee vierdejaars studenten Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In opdracht van het Prinses Máxima Centrum voeren wij dit onderzoek uit. Wij vragen u vriendelijk om mee te doen aan dit wetenschappelijk onderzoek naar het gedrag van de nieuwe voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Meedoen is vrijwillig. Voordat u beslist of u mee wilt doen aan het onderzoek, krijgt u in deze brief uitleg over het onderzoek. Doel van het onderzoek: Voor de nieuwe locatie van het Prinses Máxima Centrum bent u als voedingsassistent aangenomen. U wordt opgeleid op het gebied van voedings- en dieetleer. Middels dit onderzoek wil het Prinses Máxima Centrum inzicht krijgen in welke onderdelen aandacht verdienen in de opleiding voedings- en dieetleer. Om dit te kunnen onderzoeken vragen wij u een vragenlijst in te vullen. Relevantie van het onderzoek: Op basis van de resultaten van het onderzoek zal er een invulling worden gegeven aan de opleiding ‘voedings- en dieetleer’. Daarnaast zal dit onderzoek dienen als afstudeerscriptie van de onderzoekers. Wat meedoen inhoudt: Als u besluit mee te doen aan het onderzoek dient u een toestemmingsverklaring (informed consent) te ondertekenen. Deze vindt u bijgaand aan de vragenlijst. U wordt verzocht deze te ondertekenen. Wanneer u toestemming geeft om deel te nemen aan dit onderzoek, wordt u gevraagd de vragenlijst in te vullen. De vragenlijst zal 14 mei 2018 aan u worden aangereikt. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 15 minuten van uw tijd in beslag nemen. U wordt verzocht de vragenlijst ingevuld mee te nemen naar de eerstvolgende bijeenkomst (16 mei 2018). Verdere informatie:
- U mag op elk moment gedurende het onderzoek, zonder opgaaf van redenen, uw deelname beëindigen. De gegevens die tot dit moment zijn verzameld, worden gebruikt voor het onderzoek.
- Elke deelnemer krijgt een code die op de verzamelde gegevens komt te staan. Uw naam wordt altijd weggelaten. Al uw gegevens blijven daardoor vertrouwelijk. Alleen de onderzoekers weten welke code u heeft. Als u de toestemmingsverklaring heeft ondertekend, geeft u toestemming voor het verzamelen en bewaren van de gegevens.
Wij hopen dat deze informatiebrief u een goed beeld heeft gegeven van het onderzoek. Heeft u nog vragen, dan kunt u ons bereiken via onderstaande e-mailadressen en/of telefoonnummers. Contactgegevens: Annelise van Kessel Margit Meijer Mob: 06-54634845 Mob: 06-57228235 E-mail: [email protected] E-mail: [email protected] Wij danken u voor uw aandacht. Annelise van Kessel en Margit Meijer
36
Bijlage C - Informed consent experts
Titel onderzoek: Gedrag voedingsassistenten Prinses Máxima Centrum Verantwoordelijke onderzoekers: Annelise van Kessel en Margit Meijer In te vullen door de onderzoekspersoon Hierbij verklaar ik dat:
- ik op een voor mij duidelijke manier mondeling en schriftelijk ben ingelicht over de aard, methode, doel, de risico’s en de belasting van het onderzoek;
- de studentonderzoekers mijn vragen naar tevredenheid hebben beantwoord; - ik weet dat de gegevens anoniem worden verwerkt, dat onderzoeksgegevens worden
losgekoppeld van de persoonsgegevens en dat na afloop van het onderzoek de persoonsgegevens worden vernietigd;
- ik weet dat de gegevens en resultaten uit het onderzoek alleen, indien nodig, anoniem aan derden bekend zullen worden gemaakt.
Ik neem geheel vrijwillig deel aan dit onderzoek. Ik behoud me daarbij het recht voor om op elk moment, zonder opgaaf van redenen, mijn deelname aan dit onderzoek te beëindigen.
○ Bij dezen verleen ik toestemming aan de onderzoekers om geluidsopnamen te maken voor zijn of haar onderzoek. Ik geef goedkeuring dat geluidsmateriaal of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse en/of wetenschappelijke presentaties zal worden gebruikt. De geluidsfragmenten zullen direct na het verwerken ervan, of anders na hooguit 6 maanden, worden vernietigd of dusdanig bewerkt dat het niet meer tot de persoon is te herleiden.
○ Bij dezen verleen ik toestemming aan de onderzoekers om geluidsopnamen identificeerbaar te gebruiken voor onderwijsdoeleinden die met mij besproken zijn gedurende een periode van 6 maanden binnen de faculteit GGM van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ik behoud hierbij altijd het recht om de eerder gegeven toestemming in te trekken.
Naam deelnemer: ............................................................................. Datum: .............................. Handtekening deelnemer: ......................................................................................................................... In te vullen door de uitvoerende onderzoeker Ik heb een mondelinge (indien mogelijk) en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal resterende vragen over het onderzoek naar vermogen beantwoorden. De deelnemer zal van een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek geen nadelige gevolgen ondervinden. Naam onderzoekers: Annelise van Kessel en Margit Meijer Datum: ............................... Handtekening onderzoekers:
en
37
Bijlage D - Informed consent voedingsassistenten
Titel onderzoek: Gedrag voedingsassistenten Prinses Máxima Centrum Verantwoordelijke onderzoekers: Annelise van Kessel en Margit Meijer In te vullen door de onderzoekspersoon Hierbij verklaar ik dat:
- ik op een voor mij duidelijke manier schriftelijk ben ingelicht over de aard, methode, doel, de risico’s en de belasting van het onderzoek;
- de studentonderzoekers mijn vragen naar tevredenheid hebben beantwoord; - ik weet dat de gegevens anoniem worden verwerkt, dat onderzoeksgegevens worden
losgekoppeld van de persoonsgegevens en dat na afloop van het onderzoek de persoonsgegevens worden vernietigd;
- ik weet dat de gegevens en resultaten uit het onderzoek alleen, indien nodig, anoniem aan derden bekend zullen worden gemaakt.
Ik neem geheel vrijwillig deel aan dit onderzoek. Ik behoud me daarbij het recht voor om op elk moment, zonder opgaaf van redenen, mijn deelname aan dit onderzoek te beëindigen. Naam deelnemer: ............................................................................. Datum: .............................. Handtekening deelnemer: ......................................................................................................................... In te vullen door de uitvoerende onderzoeker Ik heb een mondelinge (indien mogelijk) en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal resterende vragen over het onderzoek naar vermogen beantwoorden. De deelnemer zal van een eventuele voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek geen nadelige gevolgen ondervinden. Naam onderzoekers: Annelise van Kessel en Margit Meijer Datum: ............................... Handtekening onderzoekers:
en
38
Bijlage E - Interviewguide
Introductie
● Interviewer geeft expert een hand en stelt zich voor. ● Interviewer licht de reden van het gebruik van de audiorecorder toe: “Graag zouden wij het
interview opnemen met een audiorecorder om de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens ten goede te komen.”
● Interviewer vraagt toestemming voor het gebruiken van de audiorecorder: “Geeft u toestemming voor het opnemen van het interview middels een audiorecorder?”
● Interviewer bespreekt tijdsduur van het interview: “Het interview zal maximaal 45 minuten van uw tijd in beslag nemen.”
● Interviewer vermeldt dat interviewgegevens anoniem verwerkt worden. ● Interviewer licht het onderzoek toe: “Zoals wij u geschreven hebben in de digitale
informatiebrief, doen wij onderzoek naar het gedrag van de nieuwe voedingsassistenten van het Prinses Máxima Centrum. Hiervoor is het voor ons van belang om gedragsindicatoren voor het beroep voedingsassistent nader te onderzoeken. Hiervoor hebben we uw hulp nodig.”
● Interviewer verduidelijkt het begrip gedragsindicator. “Een gedragsindicator zegt iets over welke taken een voedingsassistent dient uit te kunnen voeren in het Prinses Máxima Centrum. Alle gedragsindicatoren samen vormen het gewenste gedrag van een voedingsassistent.”
● Interviewer voegt hieraan toe: “Overigens zijn alleen de gedragsindicatoren met betrekking tot voedings- en dieetleer van toepassing in dit interview; en niet de gedragsindicatoren omtrent gastvrijheid, communicatie, allergenen en HACCP.”
● Interviewer vraagt: “Is het begrip gedragsindicator nu voor u duidelijk?” ● Interviewer zegt: “Op basis van de literatuur is er een lijst met gedragsindicatoren
samengesteld. Over deze gedragsindicatoren worden in dit interview vragen gesteld.’’ ● Interviewer zegt: “Als u iets niet begrijpt of het ergens niet mee eens bent, dan kunt u dat op
ieder moment tijdens het interview aangeven”. ● Interviewer vraagt: “Heeft u nog vragen over het onderzoek, dan wel het interview?” ● Interviewer zegt: “Dan beginnen wij nu met het interview.”
Het interview
1. Signalerende functie: herkennen van een te lage voedingsinname of andere aan voeding gerelateerde problemen.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent een signalerende functie heeft in het herkennen van een te lage voedingsinname of andere aan voeding gerelateerde problemen?”
2. Het stimuleren van de patiënt om (voldoende/ iets goeds) te eten.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent de patiënt stimuleert om (voldoende/ iets goeds) te eten?”
3. Het helpen van de patiënt bij het eten en drinken.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent de patiënt helpt bij het eten en drinken?”
4. Het verzorgen van alle eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent alle eet- en drinkmomenten verzorgt bij kinderen en hun ouders?”
5. De verantwoordelijkheid voor de juiste dieetverstrekkingen (op basis van het
dieetvoorschrift). ● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent
verantwoordelijk is voor de juiste dieetverstrekking?”
6. Uitleg geven over het belang van (voldoende) voeding. ● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent
uitleg kan geven over het belang van voeding?”
39
7. Het geven van informatie over de voedselkeuze. ● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent de
patiënt informeert over de voedselkeuze?”
8. Het zorgen voor een correcte vastlegging van alle informatie in het elektronisch patiëntensysteem dan wel in het voedingsinformatiesysteem.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent zorgt voor een correcte vastlegging van alle informatie in het elektronisch patiëntensysteem/voedingsinformatiesysteem?”
9. Het bijhouden van de voedingsintake.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat de voedingsassistent de voedingsintake bijhoudt?”
10. Het voorkomen van voedselverspilling.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent voedselverspilling voorkomt?”
11. Het communiceren met andere teamleden over de voeding.
● Interviewer vraagt: “Waarom is het wel of niet gewenst dat een voedingsassistent communiceert met andere teamleden over de voeding van patiënten?”
12. Aanvullende gedragsindicatoren.
● Interviewer vraagt: “Welke gedragsindicatoren (gericht op voedings- en dieetleer) voor het beroep voedingsassistent zijn gewenst in het Prinses Máxima Centrum, maar zijn nog niet ter sprake gekomen in dit interview?”
● Interviewer vraagt: “Kunt u toelichten waarom deze gedragsindicator gewenst is?”
13. Membercheck: ● Interviewer voert membercheck uit: “Graag koppel ik nu naar u terug wat ik van u heb
begrepen gedurende het interview. Zou u mij willen verbeteren/aanvullen als deze informatie niet juist is? … Klopt het dat u de volgende gedragsindicatoren belangrijk/ niet belangrijk vindt voor de functie voedingsassistent ….?”
Noot 1: Op basis van de gegeven antwoorden/ toelichtingen vraagt de interviewer door om gedachten
uit te diepen en antwoorden te verhelderen. Noot 2: Wanneer een expert een gedragsindicator relevant vindt voor het Prinses Máxima Centrum, vraagt
interviewer naar de hiervoor benodigde kennis, attitude en vaardigheden. Afsluiting
● Interviewer vraagt aan expert: “Heeft u nog opmerkingen of vragen?” ● Interviewer zegt: “U kunt altijd bellen of mailen wanneer u later iets bedenkt dat belangrijk is.” ● Interviewer attendeert expert op contactgegevens in digitale informatiebrief. ● Interviewer zegt: “De gegevens uit dit interview worden geanalyseerd en zijn een belangrijke
input in de vragenlijst die later aan de voedingsassistenten voorgelegd zal worden.” ● Interviewer bedankt expert voor deelname aan het onderzoek: “Wij willen u hartelijk bedanken
voor uw deelname aan dit interview!”
40
Bijlage F - Vragenlijst participantenversie
Vragenlijst gastvrouwen en gastheren Prinses Máxima Centrum Geachte heer/mevrouw, Wij vragen u vriendelijk om mee te doen aan dit wetenschappelijk onderzoek naar het gedrag van de nieuwe gastvrouwen en gastheren van het Prinses Máxima Centrum. Doel van het onderzoek: In opdracht van het Prinses Máxima Centrum voeren wij dit onderzoek uit. Voor de nieuwe locatie van het Prinses Máxima Centrum bent u als gastvrouw of gastheer aangenomen. U zult worden opgeleid op het gebied van voedings- en dieetleer. Middels dit onderzoek wil het Prinses Máxima Centrum inzicht krijgen in welke onderdelen nog aandacht verdienen in de opleiding voedings- en dieetleer. Om dit te kunnen onderzoeken vragen wij u een vragenlijst in te vullen. Wat meedoen inhoudt: Voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst dient u een toestemmingsverklaring (informed consent) te ondertekenen. Deze vindt u op de volgende pagina. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 15 minuten van uw tijd in beslag nemen. Op basis van de resultaten van het onderzoek, wordt er invulling gegeven aan de opleiding ‘voedings- en dieetleer’. Het is daarom van belang dat u de vragen eerlijk en zelfstandig invult. Daarnaast zal de scholing geëvalueerd worden aan de hand van deze vragenlijst. Wij danken u voor het invullen. Annelise van Kessel en Margit Meijer
41
Start vragenlijst 1. Heeft u een opleiding/cursus gevolgd die te maken heeft met voeding?
○ Ja, namelijk…….………………………………………………………………………………. ○ Nee
De vragen 2 tot en met 32 gaan over uw inschatting van de kennis die u op dit moment (= voorafgaand aan de scholing) al heeft of nog niet heeft. Het geeft niet als u van een onderwerp nog geen kennis heeft. Door eerlijk aan te geven of u denkt van een onderwerp wel/geen kennis te hebben, komen de juiste onderwerpen aan bod in de scholing.
He
lem
aal
me
e
one
ens
Me
e
one
ens
En
igszin
s m
ee
o
neen
s
Ne
utra
al
En
igszin
s m
ee
een
s
Me
e ee
ns
He
lem
aal
me
e ee
ns
2. Ik weet welke producten behoren tot het assortiment van het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
3. Ik weet wat de inhoudsmaten zijn van bekers, glazen, schaaltjes etc. in het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
4. Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat een geschikte portie is.
O O O O O O O
5. Ik weet op welke momenten van de dag ik verantwoordelijk ben voor het uitdelen van voeding.
O O O O O O O
6. Ik weet wat macronutriënten zijn. O O O O O O O
7. Ik weet van alle macronutriënten wat de functie is. O O O O O O O
8. Ik weet wat micronutriënten zijn. O O O O O O O
9. Ik weet van micronutriënten globaal wat de functie is.
O O O O O O O
10. Ik weet wat gezonde voeding is volgens Richtlijnen Goede Voeding.
O O O O O O O
11. Ik weet welke adviezen ik kan geven over gezonde voeding.
O O O O O O O
12. Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat ongeveer een normale voedingsinname is.
O O O O O O O
13. Ik weet aan welke voedingsstoffen een kind met kanker extra behoefte heeft.
O O O O O O O
14. Ik weet welke voedingsgewoonten er zijn. (Voedingsgewoonten = voedingspatroon.)
O O O O O O O
42
Helem
aal m
ee
onee
ns
Me
e on
een
s
En
igszin
s m
ee
onee
ns
Ne
utra
al
En
igszin
s m
ee
een
s
Me
e ee
ns
Helem
aal m
ee
een
s
15. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij verschillende voedingsgewoonten.
O O O O O O O
16. Ik weet welke diëten (op basis van medische gronden) in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
O O O O O O O
17. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij de diëten in het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
18. Ik weet wat dieetvoedingen en dieetverrijkingen zijn.
O O O O O O O
19. Ik weet welke dieetvoedingen en dieetverrijkingen in het Prinses Máxima Centrum worden aangeboden.
O O O O O O O
20. Ik weet hoe ik met dieetvoeding en dieetverrijkingen moet werken.
O O O O O O O
21. Ik weet wat een veranderde consistentie is. O O O O O O O
22. Ik weet welke veranderde consistenties in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
O O O O O O O
23. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij een veranderde consistentie.
O O O O O O O
24. Ik weet wat de gevolgen voor een patiënt zijn als ik een verkeerd product aanbied.
O O O O O O O
25. Ik weet waar ik informatie met betrekking tot de diëten kan vinden.
O O O O O O O
26. Ik weet welke voedingsproblemen kunnen ontstaan bij kinderen met kanker.
O O O O O O O
27. Ik weet welke producten ik beter wel/niet kan geven bij voedingsproblemen.
O O O O O O O
28. Ik weet welke praktische adviezen ik kan geven bij voedingsproblemen.
O O O O O O O
29. Ik weet wie ik kan benaderen voor vragen over de voeding van een patiënt.
O O O O O O O
30. Ik weet wie ik kan benaderen als ik voedingsproblemen bij een patiënt signaleer.
O O O O O O O
31. Ik weet hoe ik kinderen in verschillende leeftijdscategorieën kan benaderen.
O O O O O O O
32. Ik weet hoe ik voedselverspilling kan voorkomen. O O O O O O O
43
De vragen 33 tot en met 42 gaan over de houding die u op dit moment (= voorafgaand aan de scholing) heeft. Door eerlijk aan te geven in hoeverre u onderstaande onderwerpen belangrijk vindt, komen de juiste onderwerpen aan bod in de scholing.
Zeer
onbela
ngrijk
Onbelangrijk
Enigszins
onbela
ngrijk
Ne
utraal
Enigszins
belangrijk
Belangrijk
Zeer
belangrijk
33. Ik vind het bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten...
O O O O O O O
34. Ik vind het communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten...
O O O O O O O
35. Ik vind het vastleggen van relevante verstrekkingen in het voedingsinformatiesysteem...
O O O O O O O
36. Ik vind het verzorgen van de zes eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders...
O O O O O O O
37. Ik vind het herkennen van voedingsproblemen bij de behandeling van kanker...
O O O O O O O
38. Ik vind het geven van kleine praktische voedingsadviezen aan patiënten/ ouders...
O O O O O O O
39. Ik vind het stimuleren van patiënten om voldoende of iets goeds te eten...
O O O O O O O
40. Ik vind het geven van basisuitleg over gezonde voeding...
O O O O O O O
41. Ik vind het uitdelen van de juiste producten volgens het dieetvoorschrift...
O O O O O O O
42. Ik vind het (waar mogelijk) voorkomen van voedselverspilling...
O O O O O O O
44
De vragen 43 tot en met 75 gaan over uw inschatting van de vaardigheden die u op dit moment (= voorafgaand aan de scholing) al beheerst of nog niet beheerst. Het geeft niet als u een vaardigheid nog niet beheerst. Door eerlijk aan te geven of u denkt wel/niet vaardig te zijn, komen de juiste onderwerpen aan bod in de scholing.
Absoluut
niet mog
elijk
Niet m
ogelijk
Enigszins
niet mog
elijk
Neutraal
Enigszins
mogelijk
Mogelijk
Absoluut
mogelijk
43. Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend binnen het dieet voor mij…
O O O O O O O
44. Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend bij het voedingsprobleem voor mij...
O O O O O O O
45. Op dit moment is aanbieden van alternatieve producten voor mij... Bijvoorbeeld: Matthijs neemt elke dag meerdere danoontjes. Jij biedt Matthijs als alternatief een yoghurt-aardbei smoothie aan.
O O O O O O O
46. Op dit moment is aantrekkelijk aanbieden van gerechten/ producten voor mij...
O O O O O O O
47. Op dit moment is anticiperen op een situatie waarin een kind bepaalde producten wel/niet lekker vindt voor mij...
O O O O O O O
48. Op dit moment is de juiste prioriteiten stellen binnen mijn taken als gastvrouw/gastheer voor mij...
O O O O O O O
49. Op dit moment is geven van een basis voedingsadvies, passend bij de situatie van de patiënt, voor mij...
O O O O O O O
50. Op dit moment is uitleg geven over het belang van het voedingsconcept voor mij...
O O O O O O O
51. Op dit moment is berekenen hoeveel vocht een patiënt binnen krijgt voor mij...
O O O O O O O
45
Absoluut
niet mogelijk
Niet m
ogelijk
Enigszins
niet mogelijk
Ne
utraal
Enigszins
mogelijk
Mogelijk
Absoluut
mogelijk
52. Op dit moment is afstemmen met andere teamleden over zaken rondom de voeding van patiënten voor mij...
O O O O O O O
53. Op dit moment is een patiënt doorverwijzen naar een teamlid met de juiste expertise voor mij...
O O O O O O O
54. Op dit moment is feedback geven voor mij... O O O O O O O
55. Op dit moment is feedback ontvangen voor mij...
O O O O O O O
56. Op dit moment is hulp vragen als ik iets niet weet of iets niet lukt voor mij...
O O O O O O O
57. Op dit moment is omgaan met de communicatiemiddelen (zoals het computersysteem) voor mij...
O O O O O O O
58. Op dit moment is fouten erkennen, die ik eventueel maak tijdens mijn werk, voor mij...
O O O O O O O
59. Op dit moment is werken met het mutatieformulier voor mij... (Mutatieformulier = een formulier waarop dieetwijzigingen worden aangegeven.)
O O O O O O O
60. Op dit moment is werken met dieetvoedingen en dieetverrijkingen voor mij...
O O O O O O O
61. Op dit moment is hygiënisch werken volgens protocol voor mij...
O O O O O O O
62. Op dit moment is systematisch werken voor mij...
O O O O O O O
63. Op dit moment is nauwkeurig werken voor mij...
O O O O O O O
64. Op dit moment is samenwerken met andere teamleden voor mij...
O O O O O O O
65. Op dit moment is voedingsproblemen van een patiënt herkennen voor mij...
O O O O O O O
46
Absoluut
niet mog
elijk
Niet m
ogelijk
Enigszins
niet mog
elijk
Neutraal
Enigszins
mogelijk
Mogelijk
Absoluut
mogelijk
66. Op dit moment is voedingsvoorkeuren van een patiënt herkennen voor mij...
O O O O O O O
67. Op dit moment is herkennen of de voeding van een patiënt past binnen het dieet voor mij...
O O O O O O O
68. Op dit moment is inschatten of een gerecht voldoende aantrekkelijk is om uit te serveren voor mij...
O O O O O O O
69. Op dit moment is de voedingsbehoefte van een kind inschatten voor mij...
O O O O O O O
70. Op dit moment is de voedingsinname van een kind inschatten voor mij...
O O O O O O O
71. Op dit moment is een geschikte portie geven aan een kind voor mij...
O O O O O O O
72. Op dit moment is een kind stimuleren in de voedingsinname voor mij…
O O O O O O O
73. Op dit moment is een kind afremmen in de voedingsinname voor mij...
O O O O O O O
74. Op dit moment is mijn eigen mening ten aanzien van voeding uitschakelen voor mij...
O O O O O O O
75. Op dit moment is werken met kinderen voor mij...
O O O O O O O
47
De vragen 76 tot en met 85 gaan over de intentie die u op dit moment (= voorafgaand aan de scholing) heeft. Door eerlijk aan te geven in hoeverre u de intentie heeft om onderstaande onderwerpen uit te voeren, komen de juiste onderwerpen aan bod in de scholing.
Zeer
onw
aarschijnlijk
Onw
aarschijnlijk
Enigszins
onw
aarschijnlijk
Neutraal
Enigszins
waarschijnlijk
Waarschijnlijk
Zeer
waarschijnlijk
76. Ik heb de intentie om de voedingsinname van relevante patiënten bij te houden.
O O O O O O O
77. Ik heb de intentie om te communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten.
O O O O O O O
78. Ik heb de intentie om relevante verstrekkingen vast te leggen in het voedingsinformatiesysteem.
O O O O O O O
79. Ik heb de intentie om de zes eet- en drinkmomenten te verzorgen bij de kinderen en hun ouders.
O O O O O O O
80. Ik heb de intentie om voedingsproblemen bij de behandeling van kanker te herkennen.
O O O O O O O
81. Ik heb de intentie om kleine praktische voedingsadviezen te geven aan patiënten/ ouders.
O O O O O O O
82. Ik heb de intentie om patiënten te stimuleren om voldoende of iets goeds te eten.
O O O O O O O
83. Ik heb de intentie om basisuitleg te geven over gezonde voeding.
O O O O O O O
84. Ik heb de intentie om de juiste producten volgens dieetvoorschrift uit te delen.
O O O O O O O
85. Ik heb de intentie om (waar mogelijk) voedselverspilling te voorkomen.
O O O O O O O
Op basis van de verzamelde gegevens zal er invulling worden gegeven aan de scholing voedings- en dieetleer. Daarnaast zal de scholing geëvalueerd worden aan de hand van deze vragenlijst.
Wij danken u vriendelijk voor het invullen van de vragenlijst.
48
Bijlage G - Vragenlijst onderzoekersversie
Start vragenlijst 1. Heeft u een opleiding/cursus gevolgd die te maken heeft met voeding?
○ Ja, namelijk…….………………………………………………………………………………. ○ Nee
KENNIS
He
lem
aal m
ee
o
neen
s
Me
e on
een
s
En
igszin
s mee
o
neen
s
Ne
utra
al
En
igszin
s mee
e
ens
Me
e ee
ns
He
lem
aal m
ee
e
ens
2. Assortiment Ik weet welke producten behoren tot het assortiment van het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
3. Portiegrootte Ik weet wat de inhoudsmaten zijn van bekers, glazen, schaaltjes etc. in het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
4. Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat een geschikte portie is.
O O O O O O O
5. Structuur eetmomenten Ik weet op welke momenten van de dag ik verantwoordelijk ben voor het uitdelen van voeding.
O O O O O O O
6. Nutriënten Ik weet wat macronutriënten zijn. O O O O O O O
7. Ik weet van alle macronutriënten wat de functie is. O O O O O O O
8. Ik weet wat micronutriënten zijn. O O O O O O O
9. Ik weet van micronutriënten globaal wat de functie is. O O O O O O O
10. Gezonde voeding Ik weet wat gezonde voeding is volgens Richtlijnen O O O O O O O
49
Goede Voeding.
11. Adviezen gezonde voeding
Ik weet welke adviezen ik kan geven over gezonde voeding.
O O O O O O O
12. Voedingsbehoefte Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat ongeveer een normale voedingsinname is.
O O O O O O O
13. Ik weet aan welke voedingsstoffen een kind met kanker extra behoefte heeft.
O O O O O O O
14. Voedingsgewoonten Ik weet welke voedingsgewoonten er zijn. (Voedingsgewoonten = voedingspatroon.)
O O O O O O O
15. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij verschillende voedingsgewoonten.
O O O O O O O
16. Diëten Ik weet welke diëten (op basis van medische gronden) in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
O O O O O O O
17. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij de diëten in het Prinses Máxima Centrum.
O O O O O O O
18. Dieetvoeding/ -verrijkingen
Ik weet wat dieetvoedingen en dieetverrijkingen zijn. O O O O O O O
19. Ik weet welke dieetvoedingen en dieetverrijkingen in het Prinses Máxima Centrum worden aangeboden.
O O O O O O O
20. Ik weet hoe ik met dieetvoeding en dieetverrijkingen moet werken.
O O O O O O O
21. Veranderde consistentie
Ik weet wat een veranderde consistentie is. O O O O O O O
22. Ik weet welke veranderde consistenties in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
O O O O O O O
23. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij een veranderde consistentie.
O O O O O O O
50
24. Consequenties dieetfouten
Ik weet wat de gevolgen voor een patiënt zijn als ik een verkeerd product aanbied.
O O O O O O O
25. Informatiebron diëten Ik weet waar ik informatie met betrekking tot de diëten kan vinden.
O O O O O O O
26. Voedingsproblemen bij kanker
Ik weet welke voedingsproblemen kunnen ontstaan bij kinderen met kanker.
O O O O O O O
27. Ik weet welke producten ik beter wel/niet kan geven bij voedingsproblemen.
O O O O O O O
28. Adviezen voedingsproblemen
Ik weet welke praktische adviezen ik kan geven bij voedingsproblemen.
O O O O O O O
29. Benaderen andere disciplines
Ik weet wie ik kan benaderen voor vragen over de voeding van een patiënt.
O O O O O O O
30. Ik weet wie ik kan benaderen als ik voedingsproblemen bij een patiënt signaleer.
O O O O O O O
31. Benaderingswijze leeftijdscategorieën
Ik weet hoe ik kinderen in verschillende leeftijdscategorieën kan benaderen.
O O O O O O O
32. Voedselverspilling Ik weet hoe ik voedselverspilling kan voorkomen. O O O O O O O
51
ATTITUDE
Ze
er
onb
ela
ngrijk
On
belan
grijk
En
igszin
s o
nbe
lang
rijk
Ne
utra
al
En
igszin
s b
elang
rijk
Belangrijk
Ze
er b
elan
grijk
33. Belang inzien van gedragsindicatoren
Ik vind het bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten...
O O O O O O O
34. Ik vind het communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten...
O O O O O O O
35. Ik vind het vastleggen van relevante verstrekkingen in het voedingsinformatiesysteem...
O O O O O O O
36. Ik vind het verzorgen van de zes eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders...
O O O O O O O
37. Ik vind het herkennen van voedingsproblemen bij de behandeling van kanker...
O O O O O O O
38. Ik vind het geven van kleine praktische voedingsadviezen aan patiënten/ ouders...
O O O O O O O
39. Ik vind het stimuleren van patiënten om voldoende of iets goeds te eten...
O O O O O O O
40. Ik vind het geven van basisuitleg over gezonde voeding...
O O O O O O O
41. Ik vind het uitdelen van de juiste producten volgens het dieetvoorschrift...
O O O O O O O
42. Ik vind het (waar mogelijk) voorkomen van voedselverspilling...
O O O O O O O
52
WAARGENOMEN GEDRAGSCONTROLE A
bsoluut
nie
t mo
ge
lijk
Nie
t mo
ge
lijk
En
igszin
s n
iet m
og
elijk
Ne
utra
al
En
igszin
s m
oge
lijk
Mo
gelijk
Ab
soluut m
oge
lijk
43. Aanbieden juiste producten
Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend binnen het dieet voor mij…
O O O O O O O
44. Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend bij het voedingsprobleem voor mij...
O O O O O O O
45. Aanbieden alternatieve producten
Op dit moment is aanbieden van alternatieve producten voor mij... Bijvoorbeeld: Matthijs neemt elke dag meerdere danoontjes. Jij biedt Matthijs als alternatief een yoghurt-aardbei smoothie aan.
O O O O O O O
46. Aantrekkelijk aanbieden
Op dit moment is aantrekkelijk aanbieden van gerechten/ producten voor mij...
O O O O O O O
47. Anticiperen voedingsvoorkeur
Op dit moment is anticiperen op een situatie waarin een kind bepaalde producten wel/niet lekker vindt voor mij...
O O O O O O O
48. Prioriteiten stellen Op dit moment is de juiste prioriteiten stellen binnen mijn taken als gastvrouw/gastheer voor mij...
O O O O O O O
49. Basis voedingsadvies geven
Op dit moment is geven van een basis voedingsadvies, passend bij de situatie van de patiënt, voor mij...
O O O O O O O
50. Belang voedingsconcept uitleggen
Op dit moment is uitleg geven over het belang van het voedingsconcept voor mij...
O O O O O O O
53
51. Berekenen vochtinname
Op dit moment is berekenen hoeveel vocht een patiënt binnen krijgt voor mij...
O O O O O O O
52. Afstemmen Op dit moment is afstemmen met andere teamleden over zaken rondom de voeding van patiënten voor mij...
O O O O O O O
53. Doorverwijzen Op dit moment is een patiënt doorverwijzen naar een teamlid met de juiste expertise voor mij...
O O O O O O O
54. Feedback geven Op dit moment is feedback geven voor mij... O O O O O O O
55. Feedback ontvangen Op dit moment is feedback ontvangen voor mij... O O O O O O O
56. Hulpvrgen Op dit moment is hulp vragen als ik iets niet weet of iets niet lukt voor mij...
O O O O O O O
57. Omgaan communicatie-middelen
Op dit moment is omgaan met de communicatiemiddelen (zoals het computersysteem) voor mij...
O O O O O O O
58. Fout erkennnen Op dit moment is fouten erkennen, die ik eventueel maak tijdens mijn werk, voor mij...
O O O O O O O
59. Werken met mutatieformulier
Op dit moment is werken met het mutatieformulier voor mij... (Mutatieformulier = een formulier waarop dieetwijzigingen worden aangegeven.)
O O O O O O O
60. Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen
Op dit moment is werken met dieetvoeding en dieetverrijkingen voor mij...
O O O O O O O
61. Hygiënisch werken Op dit moment is hygiënisch werken volgens protocol voor mij...
O O O O O O O
62. Systematisch werken Op dit moment is systematisch werken voor mij... O O O O O O O
54
63. Nauwkeurig werken Op dit moment is nauwkeurig werken voor mij... O O O O O O O
64. Samenwerken Op dit moment is samenwerken met andere teamleden voor mij...
O O O O O O O
65. Signaleren voedings-problemen
Op dit moment is voedingsproblemen van een patiënt herkennen voor mij...
O O O O O O O
66. Signaleren voedings-voorkeuren
Op dit moment is voedingsvoorkeuren van een patiënt herkennen voor mij...
O O O O O O O
67. Signaleren innamefouten dieet
Op dit moment is herkennen of de voeding van een patiënt past binnen het dieet voor mij...
O O O O O O O
68. Inschatten aantrekkelijkheid gerecht
Op dit moment is inschatten of een gerecht voldoende aantrekkelijk is om uit te serveren voor mij...
O O O O O O O
69. Inschatten behoefte leeftijd
Op dit moment is de voedingsbehoefte van een kind inschatten voor mij...
O O O O O O O
70. Inschatten inname Op dit moment is de voedingsinname van een kind inschatten voor mij...
O O O O O O O
71. Inschatten portiegrootte
Op dit moment is een geschikte portie geven aan een kind voor mij...
O O O O O O O
72. Stimuleren voedingsinname
Op dit moment is een kind stimuleren in de voedingsinname voor mij…
O O O O O O O
73. Afremmen voedingsinname
Op dit moment is een kind afremmen in de voedingsinname voor mij...
O O O O O O O
74. Uitschakelen eigen mening
Op dit moment is mijn eigen mening ten aanzien van voeding uitschakelen voor mij...
O O O O O O O
75. Werken met kinderen Op dit moment is werken met kinderen voor mij... O O O O O O O
55
GEDRAGSINTENTIE
Ze
er
on
waa
rschijn
lijk
On
waa
rschijn
lijk
En
igszin
s o
nw
aarsch
ijnlijk
Ne
utra
al
En
igszin
s w
aa
rschijn
lijk
Wa
arsch
ijnlijk
Ze
er
Wa
arsch
ijnlijk
76. Ik heb de intentie om de voedingsinname van relevante patiënten bij te houden. O O O O O O O
77. Ik heb de intentie om te communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten.
O O O O O O O
78. Ik heb de intentie om relevante verstrekkingen vast te leggen in het voedingsinformatiesysteem.
O O O O O O O
79. Ik heb de intentie om de zes eet- en drinkmomenten te verzorgen bij de kinderen en hun ouders.
O O O O O O O
80. Ik heb de intentie om voedingsproblemen bij de behandeling van kanker te herkennen. O O O O O O O
81. Ik heb de intentie om kleine praktische voedingsadviezen te geven aan patiënten/ ouders.
O O O O O O O
82. Ik heb de intentie om patiënten te stimuleren om voldoende of iets goeds te eten. O O O O O O O
83. Ik heb de intentie om basisuitleg te geven over gezonde voeding. O O O O O O O
84. Ik heb de intentie om de juiste producten volgens dieetvoorschrift uit te delen. O O O O O O O
85. Ik heb de intentie om (waar mogelijk) voedselverspilling te voorkomen. O O O O O O O
56
Bijlage H - Transcriptie protocol
Tabel 12 Transcriptie protocol
Afspraak Motivatie
Haperingen (zoals ah, uh, eh, jeetje, daar vraag je me wat etc.) worden niet weergegeven in het transcript.
Leesbaarheid.
Zinnen worden weergegeven met interpunctie. Leesbaarheid.
Onvolledige zinnen worden niet verwijderd. Deze zinnen kunnen belangrijke informatie opleveren.
Woorden in dialect worden omgezet naar de Nederlandse taal.
Begrijpelijkheid.
Non-verbale informatie wordt niet opgenomen. Niet noodzakelijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
57
Bijlage I - Protocol open coderen
Tabel 13 Protocol open coderen expertinterviews
Fase Afspraak
Exploratiefase: Open coderen
● De lengte van de codenaam is beperkt tot 3 woorden. ● De codes zijn gebaseerd op woorden van de experts. ● De motivatie van de expert waarom een gedragsindicator wel/niet gewenst is, wordt
gecodeerd. ● De benodigde kennis, attitude en vaardigheden worden gecodeerd. ● Als een expert aangeeft dat iets niet nodig is voor het uitvoeren van de
gedragsindicator, wordt dit niet gecodeerd. ● Als een expert aangeeft dat kennis, attitude of vaardigheid bij een andere discipline
hoort, wordt dit niet gecodeerd. ● Als een expert bij een gedragsindicator twee (of meer) keer hetzelfde antwoord
geeft, wordt dit één keer gecodeerd. ● Zinnen/stukken tekst kunnen meerdere codes bevatten. ● In het citaat wordt de vraag (gesteld door de interviewer) niet meegenomen. ● Als een begrip vaag is (bijvoorbeeld ‘automatische dingen’) wordt dit niet gecodeerd.
58
Bijlage J - Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Tabel 14 Berekening interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van open coderen
Interview 6 Interview 7
Codes Naam code anders - (waarvan toegevoegde codes) Dezelfde code - (waarvan synoniemen)
9 (6) 72 (13)
17 (17) 49 (9)
Totaal aantal codes Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
8189%
6674%
Citaat Lengte citaat hetzelfde Lengte citaat verschilt (Citaat toegevoegde code)
53 22 (6)
39 10 (17)
Totaal aantal citaten (excl. toegevoegde codes) Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
75 71%
49 80%
59
Bijlage K - Data-analyse SPSS
Vraag Variabele Label Codes Meetniveau
Algemeen
1. 1_Opl Opleiding 1 = Voeding 2 = Geen voeding
Nominaal
Kennis (K)
2. K2_pa K2_producten_assortiment 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
3. K3_i K3_inhoudsmaten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
4. K4_pk K4_portie_kinderen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
5. K5_mu K5_momenten_uitdelen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
6. K6_m K6_macronutriënten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
7. K7_fm K7_functie_macronutriënten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
8. K8_m K8_micronutriënten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens
Ordinaal
60
6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
9. K9_fm K9_functie_micronutriënten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
10. K10_gv K10_gezonde_voeding 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
11. K11_agv K11_adviezen_gezonde_voeding 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
12. K12_vk K12_voedingsinname_kinderen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
13. K13_vk K13_voedingsstoffen_kanker 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
14. K14_v K14_voedingsgewoonten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
15. K15_pv K15_producten_voedingsgewoonten
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
16. K16_d K16_diëten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens
Ordinaal
61
7 = Helemaal mee eens
17. K17_pd K17_producten_diëten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
18. K18_dd K18_dieetvoedingen_dieetverrijkingen
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
19. K19_dd K19_dieetvoedingen_dieetverrijkingen_PMC
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
20. K20_wdd K20_werken_dieetvoedingen_dieetverrijkingen
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
21. K21_vc K21_veranderde_consistentie 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
22. K22_vc K22_veranderde_consistenties_PMC
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
23. K23_pvc K23_producten_veranderde_consistentie
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
24. K24_gvp K24_gevolgen_verkeerd_product 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
62
25. K25_id K25_informatie_diëten 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
26. K26_vk K26_voedingsproblemen_kanker 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
27. K27_pv K27_producten_voedingsproblemen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
28. K28_av K28_adviezen_voedingsproblemen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
29. K29_bvv K29_benaderen_vragen_voeding 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
30. K30_bv K30_benaderen_voedingsproblemen
1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
31. K31_bk K31_benaderen_kinderen 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
32. K32_vv K32_voorkomen_voedselverspilling 1 = Helemaal mee oneens 2 = Mee oneens 3 = Enigszins mee oneens 4 = Neutraal 5 = Enigszins mee eens 6 = Mee eens 7 = Helemaal mee eens
Ordinaal
63
Attitude (A)
33. A33_bv A33_bijhouden_voedingsinname 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
34. A34_ct A34_communiceren_teamleden 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
35. A35_vv A35_vastleggen_voedingsinformatiesysteem
1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
36. A36_ved A36_verzorgen_eetmomenten_drinkmomenten
1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
37. A37_hv A37_herkennen_voedingsproblemen
1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
38. A38_gv A38_geven_voedingsadviezen 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
39. A39_sed A39_stimuleren_eten 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
40. A40_bgv A40_basisuitleg_gezonde_voeding 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
64
41. A41_upd A41_uitdelen_producten_dieetvoorschrift
1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
42. A42_vv A42_voorkomen_voedselverspilling 1 = Zeer onbelangrijk 2 = Onbelangrijk 3 = Enigszins onbelangrijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins belangrijk 6 = Belangrijk 7 = Zeer belangrijk
Ordinaal
Waargenomen gedragscontrole (W)
43. W43_apd W43_aanbieden_producten_dieet 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
44. W44_apv W44_aanbieden_producten_voedingsprobleem
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
45. W45_aap W45_aanbieden_alternatieve_producten
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
46. W46_aap W46_aantrekkelijk_aanbieden_producten
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
47. W47_av W47_anticiperen_voedselvoorkeuren
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
48. W48_ps W48_prioriteiten_stellen 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
65
49. W49_gpv W49_geven_passend_voedingsadvies
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
50. W50_bvu W50_belang_voedingsconcept_uitleggen
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
51. W51_bv W51_berekenen_vochtinname 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
52. W52_vat W52_voeding_afstemmen_teamleden
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
53. W53_djt W53_doorverwijzen_juiste_teamlid 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
54. W54_fg W54_feedback_geven 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
55. W55_fo W55_feedback_ontvangen 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
56. W56_hv W56_hulp_vragen 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
66
57. W57_oc W57_omgaan_communicatiemiddelen
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
58. W58_fe W58_fouten_erkennen 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
59. W59_wm W59_werken_mutatieformulier 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
60. W60_wdd W60_werken_dieetvoedingen_dieetverrijkingen
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
61. W61_hw W61_hygiënisch_werken 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
62. W62_sw W62_systematisch_werken 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
63. W63_nw W63_nauwkeurig_werken 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
64. W64_s W64_samenwerken 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
67
65. W65_hv W65_herkennen_voedingsproblemen
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
66. W66_hv W66_herkennen_voedingsvoorkeuren
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
67. W67_hd W67_herkennen_dieetgeschiktheid 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
68. W68_iag W68_inschatten_aantrekkelijkheid_gerecht
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
69. W69_iv W69_inschatten_voedingsbehoefte 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
70. W70_iv W70_inschatten_voedingsinname 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
71. W71_ggp W71_geven_geschikte_portie 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
72. W72_sv W72_stimuleren_voedingsinname 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
68
73. W73_av W73_afremmen_voedingsinname 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
74. W74_umv W74_uitschakkelijke_mening_voeding
1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
75. W75_wk W75_werken_kinderen 1 = Absoluut niet mogelijk 2 = Niet mogelijk 3 = Enigszins niet mogelijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins mogelijk 6 = Mogelijk 7 = Absoluut mogelijk
Ordinaal
Gedragsintentie (I)
76. I76_bv I76_bijhouden_voedingsinname 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
77. I77_ct I77_communiceren_teamleden 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
78. I78_vv I78_vastleggen_voedingsinformatiesysteem
1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
79. I79_ved I79_verzorgen_eetmomenten_drinkmomenten
1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
80. I80_hv I80_herkennen_voedingsproblemen 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
69
81. I81_gv I81_geven_voedingsadviezen 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
82. I82_sed I82_stimuleren_eten 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
83. I83_bgv I83_basisuitleg_gezonde_voeding 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
84. I84_upd I84_uitdelen_producten_dieetvoorschrift
1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
85. I85_vv I85_voorkomen_voedselverspilling 1 = Zeer onwaarschijnlijk 2 = Onwaarschijnlijk 3 = Enigszins onwaarschijnlijk 4 = Neutraal 5 = Enigszins waarschijnlijk 6 = Waarschijnlijk 7 = Zeer waarschijnlijk
Ordinaal
70
Bijlage L - Resultaten kwantitatief onderzoek
De verzamelde data van het kwantitatieve onderzoek zijn weergegeven in onderstaande tabellen. In deze tabellen zijn de frequentie, het percentage en waar mogelijk (afhankelijk van het meetniveau) de mediaan weergegeven. De mediaan is vervolgens apart berekend voor de groep voedingsassistenten met een opleiding op het gebied van voeding en de groep voedingsassistenten zonder een aan voeding gerelateerde opleiding.
1_Opl Frequentie Percentage Opleiding
Ja 10 35.7% - 5 x HBO opleiding Voeding en Diëtetiek - 4 x cursus op het gebied van voedings- en dieetleer - 1 x koksopleiding
Nee 18 64.3% n.v.t.
KENNIS
Helem
aal m
ee
o
neen
s
Me
e
one
ens
En
igszin
s m
ee
o
neen
s
Ne
utra
al
En
igszin
s m
ee
een
s
Me
e ee
ns
Helem
aal m
ee
een
s
1 2 3 4 5 6 7
2. Assortiment Ik weet welke producten behoren tot het assortiment van het Prinses Máxima Centrum.
4
14.3%
2
7.1%
14
50.0%
6
21.4%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 5
3. Portiegrootte Ik weet wat de inhoudsmaten zijn van bekers, glazen, schaaltjes etc. in het Prinses Máxima Centrum.
7
25%
9
32.1%
4
14.3%
3
10.7%
4
14.3%
1
3.6%
Mediaan = 2 Mediaan incl. opleiding = 3.5 Mediaan excl. opleiding = 2
71
4. Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat een geschikte portie is.
2
7.1%
4
14.3%
1
3.6%
5
17.9%
9
32.1%
5
17.9%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 4.5
5. Structuur eetmomenten
Ik weet op welke momenten van de dag ik verantwoordelijk ben voor het uitdelen van voeding.
1
3.6%
2
7.1%
16
57.1%
9
32.1%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 6
6. Nutriënten Ik weet wat macronutriënten zijn.
8
28.6%
7
25%
2
7.1%
1
3.6%
1
3.6%
2
7.1%
7
25%
Mediaan = 2 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 2
7.
Ik weet van alle macronutriënten wat de functie is.
8
28.6%
8
28.6%
3
10.7%
1
3.6%
3
10.7%
5
17.9%
Mediaan = 2 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 2
8. Ik weet wat micronutriënten zijn.
8
28.6%
7
25%
3
10.7%
1
3.6%
2
7.1%
7
25%
Mediaan = 2 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 2
9. Ik weet van micronutriënten globaal wat de functie is.
8
28.6%
9
32.1%
2
7.1%
1
3.6%
1
3.6%
4
14.3%
3
10.7%
Mediaan = 2 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 2
10. Gezonde voeding Ik weet wat gezonde voeding is volgens Richtlijnen Goede Voeding.
2
7.1%
1
3.6%
2
7.1%
4
14.3%
15
53.6%
4
14.3%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5.5
11. Adviezen gezonde voeding
Ik weet welke adviezen ik kan geven over gezonde voeding.
3
10.7%
3
10.7%
1
3.6%
7
25%
8
28.6%
6
21.4%
Mediaan = 5,5 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 5
12. Voedingsbehoefte Ik weet voor kinderen per leeftijdscategorie wat
1
4
1
3
9
9
1
Mediaan = 5
72
ongeveer een normale voedingsinname is.
3.6% 14.3% 3.6% 10.7% 32.1% 32.1% 3.6% Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
13.
Ik weet aan welke voedingsstoffen een kind met kanker extra behoefte heeft.
2
7.1%
6
21.4%
1
3.6%
7
25%
7
25%
5
17.9%
Mediaan = 4 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 4
14. Voedingsgewoonten Ik weet welke voedingsgewoonten er zijn. (Voedingsgewoonten = voedingspatroon.)
1
3,6%
3
10.7%
3
10.7%
4
14.3%
5
17.9%
11
39.3%
1
3.6%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 4
15. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij verschillende voedingsgewoonten.
2
7.1%
5
17.9%
2
7.1%
11
39.3%
6
21.4%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
16. Diëten Ik weet welke diëten (op basis van medische gronden) in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
1
3.6%
4
14.3%
6
21.4%
2
7.1%
6
21.4%
7
25%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 3
17. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij de diëten in het Prinses Máxima Centrum.
1
3.6%
1
3.6%
5
17.9%
6
21.4%
7
25%
8
28.6%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 4
18. Dieetvoeding/ -verrijkingen
Ik weet wat dieetvoedingen en dieetverrijkingen zijn.
1
3.6%
4
14.3%
5
17.9%
3
10.7%
5
17.9%
7
25%
3
10.7%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 3
19.
Ik weet welke dieetvoedingen en dieetverrijkingen in het Prinses Máxima Centrum worden aangeboden.
2
7.1%
7
25%
3
10.7%
3
10.7%
6
21.4%
6
21.4%
1
3.6%
Mediaan = 4 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 2.5
73
20.
Ik weet hoe ik met dieetvoeding en dieetverrijkingen moet werken.
2
7.1%
8
28.6%
4
14.3%
3
10.7%
6
21.4%
5
17.9%
Mediaan = 3.5 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 2
21. Veranderde consistentie
Ik weet wat een veranderde consistentie is.
3
10.7%
6
21.4%
7
25%
5
17.9%
7
25%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 5
22.
Ik weet welke veranderde consistenties in het Prinses Máxima Centrum voorkomen.
7
25%
7
25%
4
14.3%
6
21.4%
4
14.3%
Mediaan = 4 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 3
23. Ik weet welke producten ik kan aanbieden bij een veranderde consistentie.
9
32.1%
4
14.3%
4
14.3%
5
17.9%
5
17.9%
1
3.6%
Mediaan = 4 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 3
24. Consequenties dieetfouten
Ik weet wat de gevolgen voor een patiënt zijn als ik een verkeerd product aanbied.
3
10.7%
2
7.1%
5
17.9%
8
28.6%
6
21.4%
4
14.3%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 5
25. Informatiebron diëten
Ik weet waar ik informatie met betrekking tot de diëten kan vinden.
1
3.6%
4
14.3%
4
14.3%
5
7.9%
10
35.7%
4
14.3%
Mediaan = 5.5 Mediaan incl. opleiding = 5.5 Mediaan excl. opleiding = 5.5
26. Voedingsproblemen bij kanker
Ik weet welke voedingsproblemen kunnen ontstaan bij kinderen met kanker.
1
3.6%
4
14.3%
4
14.3%
3
10.7%
8
28.6%
5
17.9%
3
10.7%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 3.5
27.
Ik weet welke producten ik beter wel/niet kan geven bij voedingsproblemen.
2
7.1%
4
14.3%
3
10.7%
4
14.3%
10
35.7%
3
10.7%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 3.5
28. Adviezen Ik weet welke praktische adviezen ik kan geven bij
2
2
7
5
6
3
3
Mediaan = 4
74
voedingsproblemen voedingsproblemen. 7.1% 7.1% 25% 17.9% 21.4% 10.7% 10.7% Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 3
29. Benaderen andere disciplines
Ik weet wie ik kan benaderen voor vragen over de voeding van een patiënt.
3
10.7%
13
46.4%
12
42.9%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
30. Ik weet wie ik kan benaderen als ik voedingsproblemen bij een patiënt signaleer.
4
14.3%
13
46.4%
11
39.3%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
31. Benaderingswijze leeftijdscategorieën
Ik weet hoe ik kinderen in verschillende leeftijdscategorieën kan benaderen.
2
7.1%
1
3.6%
4
14.3%
13
46.4%
8
28.6%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
32. Voedselverspilling Ik weet hoe ik voedselverspilling kan voorkomen.
1
3.6%
3
10.7%
7
25%
10
35.7%
7
25%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
75
ATTITUDE
Ze
er
onb
ela
ngrijk
On
belan
grijk
En
igszin
s o
nbe
lang
rijk
Ne
utra
al
En
igszin
s b
elang
rijk
Belangrijk
Ze
er b
elan
grijk
1 2 3 4 5 6 7
33. Belang inzien van gedragsindicatoren
Ik vind het bijhouden van de voedingsinname van relevante patiënten...
1
3.6%
2
7.1%
13
46.4%
12
42.9%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 6
34.
Ik vind het communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten...
9
32.1%
19
67.9%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
35. Ik vind het vastleggen van relevante verstrekkingen in het voedingsinformatie-systeem...
2
7.1%
11
39.3%
15
53.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 7
36.
Ik vind het verzorgen van de zes eet- en drinkmomenten bij de kinderen en hun ouders...
1
3.6%
9
32.1%
18
64.3%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 7
37. Ik vind het herkennen van voedingsproblemen bij de behandeling van kanker...
1
3.6%
5
17.9%
22
78.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
38. Ik vind het geven van kleine praktische voedingsadviezen aan patiënten/ ouders...
1
3.6%
3
10.7%
4
14.3%
12
42.9%
8
28.6%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
76
39. Ik vind het stimuleren van patiënten om voldoende of iets goeds te eten...
2
7.1%
12
42.9%
14
50%
Mediaan = 6.5 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 6
40. Ik vind het geven van basisuitleg over gezonde voeding...
1
3.6%
4
14.3%
19
67.9%
4
14.3%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
41. Ik vind het uitdelen van de juiste producten volgens het dieetvoorschrift...
6
21.4%
22
78.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
42.
Ik vind het (waar mogelijk) voorkomen van voedselverspilling...
4
14.3%
15
53.6%
9
32.1%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
77
WAARGENOMEN GEDRAGSCONTROLE
Absoluut
nie
t mo
ge
lijk
Nie
t mo
ge
lijk
En
igszin
s n
iet m
og
elijk
Ne
utra
al
En
igszin
s m
og
elijk
Mo
ge
lijk
Absoluut
mo
ge
lijk
1 2 3 4 5 6 7
43. Aanbieden juiste producten
Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend binnen het dieet voor mij…
3
10.7%
4
14.3%
4
14.3%
5
17.9%
10
35.7%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 4
44.
Op dit moment is aanbieden van de juiste producten passend bij het voedingsprobleem voor mij...
2
7.1%
2
7.1%
5
17.9%
1
3.6%
8
28.6%
9
32.1%
1
3.6%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 3.5
45. Aanbieden alternatieve producten
Op dit moment is aanbieden van alternatieve producten voor mij... Bijvoorbeeld: Matthijs neemt elke dag meerdere danoontjes. Jij biedt Matthijs als alternatief een yoghurt-aardbei smoothie aan.
2
7.1%
5
17.9%
13
46.4%
8
28.6%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
46. Aantrekkelijk aanbieden
Op dit moment is aantrekkelijk aanbieden van gerechten/ producten voor mij...
1
3.6%
3
10.7%
11
39.3%
13
46.4%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6.5
78
47. Anticiperen voedingsvoorkeur
Op dit moment is anticiperen op een situatie waarin een kind bepaalde producten wel/niet lekker vindt voor mij...
1
3.6%
6
21.4%
13
46.4%
8
28.6%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
48. Prioriteiten stellen Op dit moment is de juiste prioriteiten stellen binnen mijn taken als gastvrouw/gastheer voor mij...
2
7.1%
3
10.7%
20
71.4%
3
10.7%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
49. Basis voedingsadvies geven
Op dit moment is geven van een basis voedingsadvies, passend bij de situatie van de patiënt, voor mij...
2
7.1%
5
17.9%
2
7.1%
8
28.6%
9
32.1%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
50. Belang voedingsconcept uitleggen
Op dit moment is uitleg geven over het belang van het voedingsconcept voor mij...
9
32.1%
17
60.7%
2
7.1%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
51. Berekenen vochtinname
Op dit moment is berekenen hoeveel vocht een patiënt binnen krijgt voor mij...
4
14.3%
1
3.6%
5
17.9%
8
28.6%
1
3.6%
7
25%
2
7.1%
Mediaan = 4 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 4
52. Afstemmen Op dit moment is afstemmen met andere teamleden over zaken rondom de voeding van patiënten voor mij...
1
3.6%
5
17.9%
15
53.6%
7
25%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
53. Doorverwijzen Op dit moment is een patiënt doorverwijzen naar een teamlid met de juiste expertise voor mij...
4
14.3%
1
3.6%
14
50%
9
32.1%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
54. Feedback geven Op dit moment is feedback geven voor
2
1
15
10
Mediaan = 6
79
mij... 7.1% 3.6% 53.6% 35.7% Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
55. Feedback ontvangen
Op dit moment is feedback ontvangen voor mij...
1
3.6%
12
42.9%
15
53.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 7
56. Hulpvragen Op dit moment is hulp vragen als ik iets niet weet of iets niet lukt voor mij...
1
3.6%
10
35.7%
17
60.7%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 7
57. Omgaan communicatie-middelen
Op dit moment is omgaan met de communicatiemiddelen (zoals het computersysteem) voor mij...
2
7.1%
1
3.6%
1
3.6%
6
21.4%
7
25%
7
25%
4
14.3%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 4 Mediaan excl. opleiding = 5.5
58. Fout erkennnen Op dit moment is fouten erkennen, die ik eventueel maak tijdens mijn werk, voor mij...
2
7.1%
15
53.6%
11
39.3%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 7
59. Werken met mutatieformulier
Op dit moment is werken met het mutatieformulier voor mij... (Mutatieformulier = een formulier waarop dieetwijzigingen worden aangegeven.)
3
10.7
1
3.6%
9
32.1%
3
10.7%
9
32.1%
3
10.7%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 5
60. Werken met dieetvoeding/ -verrijkingen
Op dit moment is werken met dieetvoeding en dieetverrijkingen voor mij...
1
3.6%
3
10.7%
4
14.3%
3
10.7%
4
14.3%
11
39.3%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 4
80
61. Hygiënisch werken Op dit moment is hygiënisch werken volgens protocol voor mij...
2
7.1%
2
7.1%
1
3.6%
13
46.4%
10
35.7%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
62. Systematisch werken
Op dit moment is systematisch werken voor mij...
1
3.6%
2
7.1%
2
7.1%
14
50%
9
32.1%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6.5
63. Nauwkeurig werken Op dit moment is nauwkeurig werken voor mij...
3
10.7%
10
35.7%
15
53.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 7
64. Samenwerken Op dit moment is samenwerken met andere teamleden voor mij...
1
3.6%
7
25%
20
71.4%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
65. Signaleren voedingsproblemen
Op dit moment is voedingsproblemen van een patiënt herkennen voor mij...
2
7.1%
3
10.7%
3
10.7%
3
10.7%
14
50%
3
10.7%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
66. Signaleren voedingsvoorkeuren
Op dit moment is voedingsvoorkeuren van een patiënt herkennen voor mij...
1
3.6%
3
10.7%
4
14.3%
13
46.4%
7
25%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
67. Signaleren innamefouten dieet
Op dit moment is herkennen of de voeding van een patiënt past binnen het dieet voor mij...
1
3.6%
2
7.1%
3
10.7%
1
3.6%
10
35.7%
9
32.1%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
68. Inschatten aantrekkelijkheid gerecht
Op dit moment is inschatten of een gerecht voldoende aantrekkelijk is om uit te serveren voor mij...
1
3.6%
2
7.1%
13
46.4%
12
42.9%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
81
69. Inschatten behoefte leeftijd
Op dit moment is de voedingsbehoefte van een kind inschatten voor mij...
6
21.4%
3
10.7%
11
39.3%
6
21.4%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 4.5
70. Inschatten inname Op dit moment is de voedingsinname van een kind inschatten voor mij...
3
10.7%
5
17.9%
11
39.3%
6
21.4%
3
10.7%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 5
71. Inschatten portiegrootte
Op dit moment is een geschikte portie geven aan een kind voor mij...
2
7.1%
2
7.1%
11
39.3%
11
39.3%
2
7.1%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
72. Stimuleren voedingsinname
Op dit moment is een kind stimuleren in de voedingsinname voor mij…
1
3.6%
2
7.1%
4
14.3%
14
50%
7
25%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
73. Afremmen voedingsinname
Op dit moment is een kind afremmen in de voedingsinname voor mij...
1
3.6%
5
17.9%
11
39.3%
8
28.6%
3
10.7%
Mediaan = 5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 5
74. Uitschakelen eigen mening
Op dit moment is mijn eigen mening ten aanzien van voeding uitschakelen voor mij...
1
3.6%
7
25%
5
17.9%
8
28.6%
7
25%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 5 Mediaan excl. opleiding = 6
75. Werken met kinderen
Op dit moment is werken met kinderen voor mij...
8
28.6%
20
71.4%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
82
GEDRAGSINTENTIE
Ze
er
on
waa
rschijn
lijk
On
waa
rschijn
lijk
En
igszin
s o
nw
aarsch
ijnlijk
Ne
utra
al
En
igszin
s w
aa
rschijn
lijk
Wa
arsch
ijnlijk
Ze
er
Wa
arsch
ijnlijk
1 2 3 4 5 6 7
76. Ik heb de intentie om de voedingsinname van relevante patiënten bij te houden.
1
3.6%
1
3.6%
2
7.1%
5
17.9%
8
28.6%
11
39.3%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6
77. Ik heb de intentie om te communiceren met andere teamleden over de voeding van patiënten.
1
3.6%
4
14.3%
23
82.1%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
78. Ik heb de intentie om relevante verstrekkingen vast te leggen in het voedingsinformatiesysteem.
1
3.6%
1
3.6%
3
10.7%
3
10.7%
5
17.9%
15
53.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 6.5 Mediaan excl. opleiding = 7
79. Ik heb de intentie om de zes eet- en drinkmomenten te verzorgen bij de kinderen en hun ouders.
2
7.1%
26
92.9%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
80. Ik heb de intentie om voedingsproblemen bij de behandeling van kanker te herkennen.
1
3.6%
1
3.6%
2
7.1%
9
32.1%
15
53.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 6
81. Ik heb de intentie om kleine praktische voedingsadviezen te geven aan patiënten/ ouders.
2
7.1%
4
14.3%
9
32.1%
13
46.4%
Mediaan = 6 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 6.5
83
82. Ik heb de intentie om patiënten te stimuleren om voldoende of iets goeds te eten.
2
7.1%
4
14.3%
22
78.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
83. Ik heb de intentie om basisuitleg te geven over gezonde voeding.
4
14.3%
3
10.7%
7
25%
14
50%
Mediaan = 6.5 Mediaan incl. opleiding = 6 Mediaan excl. opleiding = 7
84. Ik heb de intentie om de juiste producten volgens dieetvoorschrift uit te delen.
2
7.1%
4
14.3%
22
78.6%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
85. Ik heb de intentie om (waar mogelijk) voedselverspilling te voorkomen.
1
3.6%
9
32.1%
18
64.3%
Mediaan = 7 Mediaan incl. opleiding = 7 Mediaan excl. opleiding = 7
84