editie 9, juli 2012 traumapost - SpoedZorgNetVooraankondiging CBRN-symposium in november 2012 Vanuit...
Transcript of editie 9, juli 2012 traumapost - SpoedZorgNetVooraankondiging CBRN-symposium in november 2012 Vanuit...
editie 9, jul i 2012
traumapost
Naar aanleiding van de gezamenlijke notitie van de ROAZ
regio’s van het VUmc en het AMC over het melden en
communiceren van stops naar de meldkamer én naar
andere ziekenhuizen is de afgelopen periode hard gewerkt
aan een ondersteunende tool: Acuut Zorgportaal.
Webapplicatie
Acuut Zorgportaal is een webapplicatie
waarmee zorgverleners in de spoedeisende
hulpverlening (meldkamers ambulancezorg,
ziekenhuizen en GHOR) direct inzage
hebben in de actuele beschikbare
medische behandelcapaciteit. Betrokken
zorgverleners zien in één oogopslag
(zowel grafisch als tekstueel) welke SEH,
EHH/CCU, OK, shockroom en
CT-trombolyse van ziekenhuizen in
de regio beschikbaar zijn. Tevens kunnen
zij het acute zorgaanbod van alle
Nederlandse ziekenhuizen inzien.
Managementinformatie
Het Acuut Zorgportaal biedt naast het
actuele inzicht in de capaciteit ook de
mogelijkheid om de managementinformatie
over een langere periode in te zien. Op basis
van deze informatie kan een goed beeld
geschetst worden van het aantal en de
duur, maar ook van het type stop. Deze
informatie vormt daarmee belangrijke input
voor het ROAZ waar op bestuurlijk niveau
afstemming plaatsvindt. Dit alles met maar
één doel, namelijk ervoor zorgen dat een
patiënt die acute zorg nodig heeft
gedurende 7 x 24 uur zo snel mogelijk
op de juiste plaats terecht komt.
Praktijktest
Onder regie van expertisecentrum Nictiz
is in samenwerking met ICT-leverancier
Finalist en met sterke participatie van
TraumaNet AMC de webapplicatie
ontwikkeld. Op dit moment worden
de voorbereidingen getroffen om in
Ondersteunende tool voor melden stops >Acuut Zorgportaal<
AgendaKennisplatform ROP-OTODatum: 3 september 2012Tijd: 13.30 - 16.00 uurLocatie: G4-174, AMC
Landelijke OTO-bijeenkomstDatum: 18 september 2012Tijd: 09.30 - 12.30 uurLocatie: Meeting Plaza, Utrecht CS
Overleg MMA's,traumacentra AMC en VUmcDatum: 25 september 2012Tijd: 12.30 - 14.00 uurLocatie: VUmc
Regionaal Trauma OverlegDatum: 27 september 2012Tijd: 16.30 - 18.00 uurLocatie: De Vrijzaal, AMC
Projectgroep CBRN-OTODatum: 28 september 2012Tijd: 09.30 - 11.00 uurLocatie: G4-174, AMC
Regionale Multitrauma besprekingDatum: 4 oktober 2012Tijd: 17.00 - 19.00 uurLocatie: G4-123, AMC
Op zondagmiddag 2 september 2012
organiseert de Nederlandse Ongevalstichting
voor de eerste keer de Nationale Traumadag.
Het Universitair Medisch Centrum Nijmegen
(UMC St. Radboud) is hierbij de gastheer.
Demissionair minister van VWS,
Edith Schippers, zal ook aanwezig zijn.
Op de Nationale Traumadag wil men zoveel
mogelijk mensen kennis laten maken met alle
aspecten van de zorg na ongevallen:
de traumazorg. Hierbij kan men op een
leuke en leerzame manier kennis maken met
de gehele keten aan zorg rondom ongevals-
patienten: van pre-hospitale zorg (ambulan-
ce en MMT), opvang op de Spoed Eisende
Hulp evenals de zorg op de operatiekamers
en polikliniek. Voor meer informatie en het
programma: www.ongevalstichting.nl.
Eerste Nationale Traumadag
ROAZ
Samenvattend
Het Acuut Zorgportaal:
• is het communicatiemiddel voor en tussen
ketenpartners voor het melden van stops;
• biedt één dashboard-scherm voor keten-
partners binnen acute zorg;
• is van toepassing bij zowel reguliere als
grootschalige situaties en zowel bij spoed
als non-spoed.
september een praktijktest uit te voeren
om de applicatie gedurende 1 maand bij de
daadwerkelijke eindgebruikers te testen.
Deze praktijktest wordt uitgevoerd binnen
het verzorgingsgebied van de meldka-
mer ambulancezorg in Amsterdam en de
daartoe behorende ziekenhuizen. Deze test
vormt de opstap om het Acuut Zorgportaal
in de hele regio in gebruik te nemen.
OTO in de vijfde versnelling
Het regionale OTO-plan 2012 is vastgesteld in het ROAZ en
bevat veel ambities. Zo is geformuleerd dat elke zorginstelling
dit jaar één training of oefening gaat uitvoeren. Hierbij kunnen
de instellingen zich laten ondersteunen door de stafadviseurs
OTO van TraumaNet AMC. Er is een generieke tabletop
training ontwikkeld die aangepast kan worden aan de
specifieke instelling en leerbehoeften. De eerste
ziekenhuizen gaan hiermee trainen.
NoodzaakLandelijk blijkt dat ambulancediensten te maken hebben met stops van afdelingen
van ziekenhuizen. Deze stops hebben een ongunstige invloed op de aanrijtijden
bij patiënten met een acute zorgvraag. De ambulancediensten en ziekenhuizen
willen voorkomen dat een patiënt vermijdbare vertraging oploopt voordat hij
specialistische hulp in het ziekenhuis krijgt.
OTO
Workshop OTO
TraumaNet AMC heeft op 12 april een
workshop OTO georganiseerd. Aan de
workshop deden ROP-beheerders van de
ziekenhuizen, GHOR en RAV mee uit de
regio van TraumaNet AMC en Netwerk Acute
Zorg, VUmc. De workshop werd gegeven
door twee trainers van het Netwerkcentrum
en stond in het teken van het kennismaken
met de verschillende mogelijkheden van
Opleiden Trainen en Oefenen. Doel was om
meer zicht te krijgen op de verschillende
toepassingsmogelijkheden door middel
van het presenteren van verschillende
didactische werkvormen. Uitgangspunt bij
het organiseren van OTO-activiteiten is het
bepalen van de juiste didactische werk-
vorm bij de vastgestelde leervraag. Het
eerste deel van de workshop was theoretisch
ingestoken. In het tweede deel van de
workshop werd er op interactieve wijze met
drie vormen van OTO-activiteiten kennis-
gemaakt (table top training, spel, video).
Regionale Cursus Oefenleider
Op 23 april was de eerste cursusdag van
de driedaagse cursus Oefenleider. In deze
cursus leren de deelnemers de basis
vereisten voor het opzetten van oefeningen,
waarmee een concreet oefendraaiboek
gemaakt kan worden. De cursisten leren
het doel van een oefening te bepalen en te
kiezen voor een bepaalde aanpak, oefen-
vorm, maatregelen en activiteiten zodat de
gestelde oefendoelen worden bereikt. De
eerste cursusdag bestond uit een theorie-
gedeelte, wat steeds werd afgewisseld met
praktische opdrachten in verschillende
groepen. In tweetallen zullen de cursisten
zelf een oefendraaiboek op gaan stellen
onder begeleiding van de trainers. Aan het
eind van de cursus hebben de cursisten
een uitgewerkt draaiboek voor een oefening
ontwikkeld die daadwerkelijk in de eigen
organisatie uitgevoerd gaat worden. Aan
de cursus doen sleutelfunctionarissen uit
de ziekenhuizen en van de GHOR mee.
HMIMS
In april hebben er twee Hospital Major
Incident Management and Support
(HMIMS) opleidingen plaatsgevonden.
Hieraan hebben in totaal ongeveer 50
sleutelfunctionarissen van ziekenhuizen
uit onze regio deelgenomen.
De deelnemers waren afkomstig uit het
AMC, BovenIJ ziekenhuis, MC Groep,
Waterlandziekenhuis en Westfriesgasthuis.
Regionale activiteiten
In de regio hebben er een aantal OTO-
activiteiten plaatsgevonden in de maanden
april en mei:
• Reallife ZiROP-oefening OLVG.
(zie elders in TraumaPost)
• De Pilot SEH CBRN cursus.
(zie elders in TraumaPost)
• ETS oefening opvang T1 en T2 patiënten
BovenIJ ziekenhuis.
• Opleiding voor facilitaire medewerkers.
Vooraankondiging CBRN-symposium in november 2012
Vanuit meerdere ROAZ regio’s is het initiatief gekomen om een gezamenlijk symposium te
organiseren over de besmetting met chemische, biologische, radiologische en nucleaire
(CBRN) stoffen. Netwerk Acute zorg, VUmc, Acute Zorg regio Zwolle, Netwerk Acute Zorg
Euregio als TraumaNet AMC organiseren dit symposium dat is bedoeld voor ‘mensen
uit de praktijk’. Tijdens deze dag wordt informatie rondom CBRN en een aantal ‘best
practices’ met elkaar gedeeld. Voorlopig staat het symposium gepland op donderdag 29
november van 10:00 - 16:00 uur. Alternatieve datum is dinsdag 27 november.
Meer informatie volgt zo spoedig mogelijk, maar reserveer deze data alvast in uw agenda!
Treinongeval Amsterdam
Op 21 april j.l. werd onze regio opgeschrikt door een ongeval met twee treinen die
frontaal op elkaar waren gebotst tussen Amsterdam CS en Amsterdam Sloterdijk.
In totaal raakten er 117 personen gewond. Een deel van de slachtoffers is naar vijf
ziekenhuizen in onze regio gebracht: AMC (18), BovenIJ ziekenhuis (8), OLVG (24),
Sint Lucas Andreas ziekenhuis (15) en Flevoziekenhuis (1). In het Sint Lucas Andreas
ziekenhuis is het ZiROP in werking getreden, in het AMC is alleen de SEH
opgeschaald en de overige ziekenhuizen hebben hun ZiROP niet hoeven activeren
voor de opvang van de slachtoffers.
De treinramp is een leermoment geweest in de voorbereiding op rampen en crises.
De ziekenhuizen hebben intern geëvalueerd hoe de opvang van de slachtoffers is
verlopen en de verbeterpunten worden intern verwerkt in het ZiROP. De betrokken
partners in de witte kolom hebben begin mei een evaluatiebijeenkomst van het GHOR
bureau bijgewoond. De verbeterpunten die uit deze evaluatie naar voren zijn gekomen,
zullen op korte termijn gezamenlijk worden opgepakt.
De regionale database bevat gegevens
van traumapatiënten uit de regio van
TraumaNet AMC die via de SEH zijn
opgenomen in het ziekenhuis, over-
geplaatst naar een ander ziekenhuis of
zijn overleden op de SEH. Vanaf de start
in januari 2008 tot en met december 2011
hebben de tien deelnemende ziekenhuizen
ruim 21.000 traumapatiënten geregistreerd.
Net als in de vorige edities wordt in deze
TraumaPost aandacht besteed aan een
specifieke lichaamsregio, namelijk
de bovenste extremiteiten.
AIS-lichaamsregio:
Bovenste extremiteiten
Van iedere traumapatiënt in de trauma-
registratie worden alle letsels als gevolg
van trauma gecodeerd aan de hand van de
Abbreviated Injury Scale (AIS). Deze onder-
scheidt negen lichaamsregio’s, namelijk:
hoofd (schedel en hersenen), aangezicht,
hals, thorax, abdomen, wervelkolom,
bovenste extremiteiten, onderste
extremiteiten, extern en overig. In de
afgelopen vier jaar zijn er in totaal 4823
(22,4%) traumapatiënten met één of meer
letsels aan de bovenste extremiteiten
geregistreerd. Van alle 38.344 letsels die in
totaal gecodeerd zijn, bevindt zich bijna
een vijfde in de lichaamsregio ‘Bovenste
extremiteiten’ (n = 6746; 17,6%).
In onderstaande tabel is de top 5 van
meest voorkomende letsels te zien.
Het cijfer rechts van de punt in de AIS-
90Code geeft de ernst van het letsel aan en
loopt van 1 (zeer licht verwond) tot 6 ((bijna)
dodelijk verwond). De zwaarste ernstcode
van letsels aan de bovenste extremiteiten
is een 3 (tamelijk ernstig verwond). Dit is
bijvoorbeeld een gecompliceerde
fractuur van de radius. Van alle letsels die
zijn toegekend aan de bovenste
extremiteiten valt 41,5 % (n = 2802) in
deze ernstcategorie. Bijna een derde van de
letsels heeft een ernst van 2 (licht verwond)
(n = 2147; 31,8%). Dit is bijvoorbeeld een
spierscheuring of een scapulafractuur. De
overige letsels zijn zeer lichte verwondingen,
zoals een schaafwond of luxatie van
de elleboog (n = 1797; 26,6 %).
Demografische kenmerken
Als we kijken naar de demografische
kenmerken valt op dat de meeste patiënten
met letsel aan de bovenste extremiteiten in
de laagste leeftijdscategorie, 0 – 9 jaar,
vallen (n = 840; 17,4%). In de totale trauma-
populatie ligt deze piek in de leeftijds-
categorie 80 – 89 jarigen (n = 3859; 18,0%).
In Figuur 1 is de verdeling per leeftijds-
categorie uitgesplitst naar geslacht
weergegeven. Te zien is dat er in de jongere
leeftijdscategorieën meer mannen zijn en
in de oudere leeftijdscategorieën juist meer
vrouwen. Dit beeld komt overigens overeen
met de totale traumapopulatie.
Traumaregistratie: de stand van zaken
Een van de taken van de traumacentra is het ondersteunen
van de traumaregistratie in de ziekenhuizen in het traumazorg-
netwerk. De verzamelde data geven inzicht in patiëntenstromen
en uitkomsten van de (regionale) traumazorg.
Tabel 1: Top 5 van de meest voorkomende letsels aan de bovenste extremiteiten
AIS90Code Omschrijving Aantal %
752804.3 Radius - fracture - open/displaced/comminuted 1145 17,0
752604.3 Humerus - fracture - open/displaced/comminuted 831 12,3
753204.3 Ulna - fracture - open/displaced/comminuted 777 11,5
752200.2 Claviele - fracture 424 6,3
710402.1 Skin/subcutaneous/muscle - contusion 332 4,9
Traumazorg
ISS-verdeling
Op basis van de AIS letselcodering wordt de
Injury Severity Score (ISS) berekend. Verschil
is dat het lichaam voor de AIS letselcodering
in negen regio’s wordt verdeeld en voor de
ISS in zes. Om te komen van negen tot zes
worden bijvoorbeeld de onderste en de
bovenste extremiteiten samengevoegd tot
één ISS regio. In de onderstaande figuur is
de ISS-verdeling te zien van patiënten met
letsel aan de bovenste extremiteiten.
Te zien is dat van de 4823 patiënten met
letsel aan de bovenste extremiteiten er
307 in de categorie multitrauma (ISS ≥16)
vallen. Dit kan alleen verklaard worden
doordat deze patiënten ook letsel in andere
lichaamsregio’s hebben, want de zwaarste
ernstcode die toegekend kan worden aan
de bovenste extremiteiten is een .3 (tamelijk
ernstig verwond) wat dus resulteert in een
ISS van 9.
Opnameduur
In Figuur 3 is de verdeling te zien van het
aantal dagen dat patiënten met letsel aan
de bovenste extremiteiten opgenomen zijn.
De meeste van deze patiënten zijn 2 dagen
opgenomen, met enkele uitschieters van
patiënten die meer dan 3 maanden
opgenomen zijn geweest. Gemiddeld liggen
deze patiënten ruim 5 dagen in het zieken-
huis. Binnen de hele traumapopulatie is de
gemiddelde opnameduur bijna 7 dagen.
In de volgende nieuwsbrief gaan we in op AIS lichaamsregio ‘Onderste extremiteiten’.
Tekst: Mariska Klooster, Stafadviseur Traumazorg en –registratie
Opnameduur in categorieën
4-8 wkn
2-3 wkn
13 dagen
11 dagen
9 dagen
7 dagen
5 dagen
3 dagen
1 dag
Aan
tal
2.000
1.500
1.000
500
0
Figuur 1: Verdeling traumapatiënten met letsel aan de bovenste extremiteiten
per leeftijdscategorie uitgesplitst naar geslacht
28%1.37353%
2.552
6%307
12%590 >=16 (ernstige letsels = multitrauma)
9-15 (matig tot zware letsels)4-8 (matige letsels)1-3 (lichte letsels)
ISS
28%1.37353%
2.552
6%307
12%590 >=16 (ernstige letsels = multitrauma)
9-15 (matig tot zware letsels)4-8 (matige letsels)1-3 (lichte letsels)
ISS
Figuur 2: ISS verdeling bij patiënten met letsel aan de bovenste extremiteiten
Leeftijd in categorieën
90+80 - 8970 - 7960 - 6950 - 5940 - 4930 - 3920 - 2910 - 190 - 9
Per
cent
age
20%
15%
10%
5%
0% 111
144
463
306229212
1229494195
37022
134
131203275
324
265319
446
470
OnbekendVrouwMan
Geslacht
Leeftijd in categorieën
90+80 - 8970 - 7960 - 6950 - 5940 - 4930 - 3920 - 2910 - 190 - 9
Per
cent
age
20%
15%
10%
5%
0% 111
144
463
306229212
1229494195
37022
134
131203275
324
265319
446
470
OnbekendVrouwMan
Geslacht
Thema-avond Traumatologie‘Wervelend trauma’
Patiënten met wervelkolomletsel doorlopen de hele zorgketen:
van eerste hulp op straat tot aan revalidatie. Een traject
waarbij iedere schakel in de keten belangrijke keuzes maakt
die van invloed zijn op de behandeling in de volgende schakel
en uiteindelijk op het herstel van de patiënt. Informatie-
voorziening en –overdracht kan daarbij van levensbelang zijn.
Bij wervelkolomletsel staan onderlinge afhankelijkheid en
samenwerking centraal. Wervelend trauma… een mooie
titel voor de thema-avond die donderdag 14 juni door
TraumaNet AMC werd georganiseerd.
Wordt er onnodig veel geplankt?
De ruim 120 deelnemers van de thema-
avond, vooral SEH- en ambulancever-
pleegkundigen en -chauffeurs, hadden
gehoopt op een eenvoudig ja of nee op
de vraag: Planken en spinnen…. Wat is
het bewijs? Want planken en spinnen kost
veel tijd, is oncomfortabel voor de patiënt,
lastig bij geïntubeerde patiënten en kan al
snel leiden tot decubitus. ,,Eigenlijk willen
we dat alleen maar doen als het echt nodig
is,’’ zegt Joost ten Brinke, AIOS chirurgie
in de Gelre ziekenhuizen. Een eenduidig
antwoord heeft hij niet. Evidence-based
onderzoek geeft namelijk geen eenduidig
bewijs voor pre-hospitale immobilisatie
van de wervelkolom. Bij een hoog
energetisch trauma (HET) lijkt planken
en spinnen noodzakelijk evenals bij
neurologische klachten. “Protocollen
over immobiliseren laten veel ruimte
voor vrije interpretatie. Met elkaar
moeten we streven naar enerzijds het
vaststellen van eenduidige en vooral
eenvoudige beslisregels met als doel
om ‘patiënten van de wervelplank te
houden’. Anderzijds moeten we bewijs-
materiaal verzamelen over het effect
van immobiliseren,’’ vervolgt Ten Brinke.
Ook de discussie later op de avond,
waar deelnemers met behulp van
stemkastjes hun oordeel kunnen geven
op stellingen, toont geen eensgezind
beeld. Ten Brinke: “Als je kijkt hoeveel
klachten patiënten overhouden bij een
verkeerde indicatie-stelling, dan kan je
beter het zekere voor het onzekere nemen
en planken. Want als je het niet doet
en er is toch letsel…’’
Vervolgend: “Maar uit de cijfers van
deze avond blijkt dat slechts vijf procent
van de patiënten die geplankt worden,
daadwerkelijk wervelkolomletsel heeft.
Er wordt onnodig veel geplankt; het
Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA)
moet eenvoudiger en ons daarmee nog
meer handvatten.”
Traumakamer
Barry Mook, neuroloog in het AMC, gaat
verder in op de opvang van trauma-
patiënten met mogelijk wervelkolomletsel
bij de volgende schakel in de keten: de
" Dat maakt zo’n thema-avond nuttig; een kijkje in elkaars keuken geeft inzicht in de verwachtingen van elkaar."
Traumazorg
Schroeven
Carel Goslings, traumachirurg en
medisch hoofd TraumaNet AMC, neemt
ons vervolgens mee naar de operatie-
kamer. “De behandeling van wervel-
kolomletsel kan op meerdere manieren.
Stabiele fracturen kunnen gedurende
zes tot twaalf weken met een brace of
corset behandeld worden. Misschien is
dat corset zelfs helemaal niet nodig.
Een operatie is pas nodig wanneer de
fractuur instabiel is, wanneer bijvoorbeeld
meerdere pijlers zijn aangedaan.’’ Aan de
hand van operatiefoto’s en röntgenbeelden
toont Goslings hoe fracturen worden
behandeld; het positioneren van schroeven
vlak langs het ruggenmerg, aanbrengen
van titanium staven, de mogelijkheid
van metaalmoeheid en materiaalbreuk…
Is er door bijvoorbeeld een uitstekend
botfragment te weinig ruimte ontstaan voor
het ruggenmerg, dan kan een laminectomie
de oplossing bieden waarbij de wervel-
boog van een wervel wordt verwijderd.
Naast inzicht in behandeling en operatie-
technieken heeft Goslings nog een paar
nuttige tips. Zoals: geef geen corticos-
teroïden aan patiënten met wervelkolom-
letsel, want dan bestaat er meer kans
op complicaties. Neem zo vroeg mogelijk
preventiemaatregelen voor decubitus
en trombose en tot slot: “Als ik een
wervelfractuur heb, laat ik me in een
traumacentrum opereren. We hebben
hier een speciaal wervelteam dat bestaat
uit een traumachirurg, orthopeed en een
neurochirurg”. Met deze laatste opmerking,
die ook als stelling wordt gebruikt waarop
de zaal kan reageren, is 87% het eens.
Afgelopen maand zijn er ook minimum-
aantallen opgesteld voor dergelijke
operaties door de beroepsvereniging van
traumachirurgen. Zo moet een ziekenhuis
minimaal 20 wervelfractuur operaties per
jaar uitvoeren.
traumakamer. Mook start zijn presentatie
met de vraag: ‘Wat doet de neuroloog in
de traumakamer en hoe belangrijk is de
prehospitale informatie voor de neuroloog
in het bereiken van de juiste diagnose?’.
Mook: “Traumaopvang bestaat uit een
aantal verschillende fasen en pas in fase D
wordt neurologisch onderzoek uitgevoerd.
Maar betekent dit dat ik dan bij A, B en C
maar moet wachten? Nee, de neuroloog
moet vanaf het begin van de opvang in
het ziekenhuis en de informatieoverdracht
aanwezig zijn, want de bevindingen voor
aankomst in het ziekenhuis zijn cruciaal
voor de neuroloog. Hoe was het bewustzijn
van de patiënt op de plaats van het
ongeval? Kon hij opdrachten bewust
uitvoeren, heeft hij gebraakt, verschijnsel
van hematomen, vocht uit het oor?
Was er een arm die het toen nog wel deed
en nu niet meer? Het beloop in tijd is voor
ons van groot belang. Dergelijke informatie
is zeker zo belangrijk als bijvoorbeeld de
EMV-score. De ambulancechauffeur en
-verpleegkundige zijn de enigen die deze
informatie kunnen verstrekken.’’ Met name
deze laatste toevoeging maakt het
ambulancepersoneel in de zaal nog
bewuster van hun rol. “Naast het
doorgeven van de EMV-score (en dan bij
voorkeur de afzonderlijke waarden voor
de E, de M en de V in plaats van alleen de
totaalscore), moeten we de situatie en de
conditie van de patiënt meer benoemen.
Dat maakt zo’n thema-avond nuttig; een
kijkje in elkaars keuken geeft inzicht in
de verwachtingen van elkaar.’’
" Een ambulance- verpleegkundige realiseert zich aan de hand van de beelden “dat het letsel vaak ernstiger is, dan dat je op straat verwacht”."
Over huisartsen in HaROP:‘als het nodig is, dan zijn ze er’
‘Wat is op dit moment de rol van de huisarts als een ramp
plaatsheeft? Officieel is er bij een flitsramp geen grote rol
weggelegd. De huisartsen en de huisartsenposten zorgen
dat de reguliere zorg doorgaat. Het HuisartsenRampenOpvang-
Plan (HaROP), nu in ontwikkeling, richt zich op een betere
voorbereiding van de beroepsgroep op een ramp. Noem het
de voorbereidende fase.’
Rien van Hoeve, directeur Huisartsenposten
Amsterdam, is vanaf 2008 betrokken bij de
totstandkoming van het plan. In 2012 wordt
het HaROP vastgesteld door de Huisartsen
Kring Amsterdam en Huisartsenposten
Amsterdam. Daarna wordt het plan verder
uitgerold middels nascholingen. TraumaNet
AMC is medeopsteller van het plan samen
met onder meer Huisartsen Kring Amsterdam
en Huisartsenposten Amsterdam.
Van Hoeve: ‘In het begin liepen we niet zo
hard. Maar door de Mexicaanse griep, in
2009, kwam het bewustzijn: we moeten
versnellen. De huisartsenzorg in Amsterdam
is best lastig te organiseren. Je hebt te maken
met zo’n 340 huisartsenpraktijken, waarvan
een groot gedeelte eigen baas is. De opbouw
van de huisartsenposten heeft wel meer
samenhang gebracht. Alle in Amsterdam
gevestigde huisartsen zijn aangesloten
bij deze zorgorganisatie. In avonden en
weekenden zijn er 6 posten open. In de
nacht nog twee. Per jaar zijn er 150.000
contacten. Lang niet alle contacten zijn
medisch gezien urgent, vaak gaat het om
uitleg en geruststelling.
Petje af
In tegenstelling tot de Spoedeisende Hulp
(SEH) kent de huisartsenzorg veel minder
paraatheid en training in rampenopvang,
geeft van Hoeve aan. ‘Neem de treinbotsing
onlangs bij Amsterdam Westerpark. Vlak
Schilder
Het slot van de avond wordt verzorgd door
Sandra van Manen, revalidatiearts in het
AMC en zij maakt de avond compleet
met de toevoeging van de menselijke
component en de revalidatiefase; het
verhaal van de 66-jarige gepensioneerde
schilder, die nog actief bijklust en binnens-
huis van de trap valt. Onderaan de trap
bemerkt hij direct dat hij zijn armen en
benen niet meer voelt en niet kan bewegen.
De diagnose: traumatische tetraparese
motorisch niveau C5 compleet, sensibel
niveau C5 incompleet; ASIA-B. Van Manen
benadrukt dat zij al vroeg in de keten
betrokken wordt bij patiënten waarbij een
dwarslaesie is geconstateerd. “Al bij de
traumazorg begint de revalidatie en gaan
we al werken aan het doel om naar huis
te gaan,’’ geeft Van Manen aan. Een doel
dat de gepensioneerde schilder nog niet
bereikt heeft, maar hij is al een heel eind
op weg. Zijn status? “Patiënt wilde in het
ziekenhuis en ook in de periode daarna
euthanasie. Nu vertoont hij geen somberheid
meer. Hij weet dat hij ernstige beperkingen
heeft - hij zit in een rolstoel en kan alleen
zijn ellebogen buigen - maar hij heeft een
gezond verstand. Hij wil verder en met zijn
vrouw wonen. Ik voel me goed, zei hij.’’
" Al bij traumazorg begint de revalidatie en gaan we al werken aan het doel om naar huis te gaan."
OTO
De presentaties van de diverse sprekers zijn terug te vinden op onze
website www.TraumaNetAMC.nl. En alvast voor in uw agenda: de volgende
thema-avond staat gepland op donderdag 22 november.
daarna was ik bij onze post in het Sint Lucas
Andreas ziekenhuis en hoe de SEH dat
aanpakte… petje af. De snelle triage, de rust
en het overzicht houden, daar moet je voor
geoefend zijn. Dat zijn de huisartsen voor-
alsnog niet. Iets dat we ons terdege moeten
beseffen bij de samenstelling van het plan.’
Een goede onderlinge communicatie, het is
volgens de directeur dé verbindende schakel
tussen alle bij een ramp betrokken hulp-
verleners. ‘Er zijn protocollen ontwikkeld,
zoals een telefooncirkel met vastgelegd wie
wanneer de volgende collega gaat bellen.
Ook is er binnen de huisartsenpopulatie
één contactpersoon per vijftien huisartsen
aangewezen. Beide maatregelen zijn gericht
op een snellere bereikbaarheid en juiste
informatieoverdracht. De informatieover-
dracht over behandeling en bestrijding van
infectieziekten lijkt hiermee te zijn geregeld.
Ook kunnen de posten overdag opengaan,
als er te weinig huisartsen in staat zijn
om te werken.’
Regie
In de toekomst zullen in Amsterdam alle
huisartsenposten bij een SEH gevestigd
zijn. Het is dan zaak dat de werkwijze
tijdens rampen op elkaar is afgestemd. Van
Hoeve denkt daarbij in eerste instantie aan
het overnemen van regulier werk van de
SEH. Het zien van binnenlopende patiën-
ten, waarvoor de SEH op dat moment geen
mankracht beschikbaar heeft. Ook kan
de rijdende huisarts een spoedrit maken,
indien er door de ramp te weinig
ambulances zijn. Wellicht dat ook gedacht
moet worden over een snel operationeel
te maken team huisartsen dat naar de
ramplocatie gaat. Daar zijn vaak eenvoudig
te verhelpen vragen, bijv. mensen die een
medicijn nodig hebben. Of een vraag willen
stellen, waarvoor ze niet perse naar het
ziekenhuis vervoerd hoeven te worden.
Verder noemt hij de ondersteuning vanuit
de OTO-stimuleringsgelden. ‘Daarmee is
door de projectleden die bezig zijn met het
opstellen van het HaROP veel vooruitgang
geboekt. Eind 2012 wordt de eerste
training rampenopvang aangeboden aan
een beperkte groep huisartsen. En zijn we,
om deelname voor hen zo makkelijk
mogelijk te maken, de e-learning tool
aan het onderzoeken.’
Lastig
Vooraf voorspellen hoeveel huisartsen bij
een ramp gegarandeerd beschikbaar zijn,
vindt van Hoeve lastig. ‘De beroepsgroep is
daarin minder goed georganiseerd als moet
zijn, dan de artsen van de SEH. Die staan
onder één regie en zijn getraind. Onze
beroepsgroep is minder makkelijk aan te
sturen. Maar, zoals bij de grote vuurwerk-
ramp in Enschede bleek: als het nodig is,
dan zijn ze er.’
Acute Verloskunde Regionaal ProtocolAcute Prehospitale Verwijzingen
Een kind krijgen is de normaalste zaak van de wereld. Maar als
er iets niet goed gaat rondom de bevalling en de situatie acuut
wordt, dan is het van groot belang dat moeder en/of kind zo snel
mogelijk op de juiste plaats de juiste zorg krijgen. De eerstelijns
verloskundige is een professional, die goed kan inschatten
wanneer dit nodig is. Ambulancemedewerkers zijn zeer goed
getraind op gebied van eerste opvang en transport. Eenmaal
in het ziekenhuis kunnen moeder en kind eveneens vertrouwen
op medische expertise. Maar hoe zorgen we met elkaar dat
het traject van thuis tot aan het ziekenhuis bij acute perinatale
situaties snel, veilig en gestructureerd verloopt?
Deze vraag leeft al geruime tijd bij de
verschillende partijen die betrokken zijn bij
het acute proces rondom geboorte. In de
praktijk doen zich regelmatig situaties voor
waarbij de betrokken partijen uit de acute
keten (verloskundigen, ambulancemede-
werkers en ziekenhuispersoneel) het idee
hebben dat dit beter zou kunnen. Zeker
door de opkomst van het gestructureerd
en uitgebreid auditen van verloskundige
casuïstiek werd dit duidelijk.
In 2010 is een werkgroep ‘Acute verwijzingen’
gestart, waarin een eerste aanzet is
gemaakt voor stroomdiagrammen voor
de communicatie rondom acute situaties
met een slecht kind thuis, waarbij verwij-
zing naar een ziekenhuis met tweedelijns
of zelfs derdelijns zorg noodzakelijk is.
Deze eerste opzet is echter nooit definitief
vastgesteld en geïmplementeerd. Begin
2012 is samen met professor Joris van der
Post (divisie gynaecologie / verloskunde
AMC) vanuit de ROAZ focusgroep Acute
verloskunde een vervolg gegeven aan deze
eerste aanzet uit 2010. Onder regie van
TraumaNet AMC is de werkgroep ‘Acute
ROAZ
prehospitale verwijzingen’ eind januari
gestart. De werkgroep is zo breed mogelijk
opgezet vanuit de hele regio van
TraumaNet AMC, waarbij alle keten-
partners werden vertegenwoordigd:
eerstelijns verloskundigen, ambulance-
medewerkers, klinisch verloskundigen,
gynaecologen, kinderartsen en neonatologen.
Tevens zijn overige ketenpartners uit de
regio over het initiatief geïnformeerd.
Het doel van de werkgroep is om de verlos-
kundige keten voor spoedzorg te verbeteren
door te komen tot eenduidige afspraken
en werkwijze in acute perinatale situaties,
waarbij verwijzing naar een ziekenhuis
noodzakelijk is.
Hieronder vallen ook de levensbedreigende
situaties thuis, zoals benoemd in het advies
van de Stuurgroep Zwangerschap en
Geboorte, waarvoor parallelle acties
moeten worden opgestart.
Sinds eind mei is het eerste resultaat van de
werkgroep een feit: een regionaal protocol
(zie afbeelding) waarvan iedere instelling
samen met de eerstelijns verloskundige
zelf de organisatorische details (telefoon-
nummers, seinnummers, etc.) kan invullen.
Het ingevulde protocol kan als inlegger
dienen in de map met overige protocollen
die eerstelijns verloskundigen standaard bij
zich hebben en tijdens hun werk volgen.
Het protocol heeft de vorm van een flow-
chart in dezelfde stijl als de protocollen
van de ambulancedienst (LPA) en laat per
partij (kolom) in de acute keten duidelijk
zien welke stappen gevolgd moeten worden.
Één van de cruciale momenten binnen
de keten van verloskundige spoedzorg is
de overdracht van de ene schakel in de
keten naar de volgende. Dit is door diverse
onderzoeken en rapporten ten aanzien van
de infrastructuur voor acute verloskunde in
de afgelopen periode onderschreven. Ook
tijdens audits in de regio kwamen signalen
naar voren dat overdrachten voor verbetering
vatbaar zijn. Daarom is in het protocol per
overdrachtsmoment duidelijk aangegeven
welke elementen in het overdrachtsgesprek
aan de orde moeten komen en in welke
volgorde. De informatiebehoefte van de
ontvangende partij staat hierin centraal.
Tevens is bij het uitwerken van de over-
drachtsmomenten aansluiting gezocht met
het algemene overdrachtsprotocol van de
SBAR voor wat betreft de volgorde van de
te bespreken onderwerpen.
Naast de overdrachtsmomenten is in de
werkgroep veel zorg besteed aan het
formuleren van een duidelijke lijst met
acute indicaties waarbij het protocol in
werking treedt. Niet alleen vraagt de IGZ
om expliciete benoeming van deze
indicaties, het is ook van belang voor
heldere en eenduidige afspraken met
alle betrokkenen in de keten. De indicaties
dienen als leidraad voor de eerstelijns
verloskundigen bij acute situaties thuis.
De lijst met indicaties is echter geen
volledige wetenschappelijke opsomming.
Uiteindelijk maken de eerstelijns verlos-
kundigen als professionals zelf de
afweging of het een acute situatie betreft
waarvoor verwijzing naar het ziekenhuis
noodzakelijk is.
Een ander belangrijk uitgangspunt voor het
opstellen van het protocol is aansluiting bij
de dagelijkse praktijk waar de verschillende
ketenpartners mee te maken hebben.
Het protocol is breed gedeeld in een
Thema-bijeenkomst voor de regio Noord-
Holland en in het Groot Perinataal Overleg
van 16 april jl. Met de input uit deze bijeen-
komsten is het protocol vervolgens
definitief vastgesteld.
Nu het protocol definitief is, wordt de
implementatie ervan opgestart. Wanneer
de subsidieaanvraag bij ZonMw eind juni
wordt goedgekeurd, zullen implementatie-
medewerkers bij de verschillende keten-
partners in de regio langsgaan ter begeleiding
van de uiteindelijke implementatie.
Marie-Fleur van der SteegSamenwonend, 33 jaarIn dienst sinds 1 maart 2012Aandachtsgebied ROAZVoor vragen op het gebied van het ROAZ kunt u bij Marie Fleur van maandag t/m vrijdag terecht op het rechtstreekse nummer (020) 566 14 57 of per email op [email protected]
Van de modebranche naar de acute zorg
‘Marie-Fleur van der Steeg heeft twee jaar
geleden een wel heel bijzondere switch
gemaakt. ‘Dat is wel kenmerkend, als ik
iets doe dan doe ik het goed. Na mijn hbo-
opleiding voor fashion management heb ik
ruim zeven jaar in de modebranche gewerkt
als ontwikkelaar en inkoper van kleding bij
Nike, Asics en Turnover. Tegelijkertijd volgde
ik de studie bedrijfskunde op Nyenrode
en ik realiseerde me dat ik in een totaal
andere branche moest gaan werken om
echt wat met mijn studie te kunnen doen.
Bij toeval kwam ik in 2010 bij het AMC
terecht, op het bedrijfsbureau als adviseur
planning en control. Maar toen ik hoorde
dat er bij TraumaNet een vacature kwam,
was ik er snel bij. Acute zorg heeft me altijd
aangetrokken. Tijd is cruciaal en uiteindelijk
gaat het maar om één ding:
zorgen dat de acute patiënt zo snel mogelijk
op de juiste plaats terecht komt. Een helder
doel, met een complexe weg er naartoe;
dan word ik enthousiast. Dit werk biedt
mij inhoudelijk uitdaging en tegelijkertijd
zingeving. Daar was ik naar op zoek.
Zoveel mogelijk kleding verkopen is echt
van een heel andere orde dan het leveren
van goede zorg. Het aandachtsgebied van
mijn werk is het ROAZ en de bijbehorende
focusgroepen: myocardinfarct, CVA, acute
verloskunde, acute heupfracturen en acute
gedragsstoornissen. Ik kan hier een bijdrage
leveren aan het uitdenken van allerlei
processen rond de acute patiënt.
Marie-Fleur over vijf jaar? Dan ben ik nog
net zo gedreven en enthousiast aan het werk
als nu. En nog steeds in de zorg, want hier
ben ik nog lang niet klaar.
Traumaregistratie:kwaliteiten onderzoek
Hieronder volgt een update van de wetenschappelijke
werkzaamheden en kwaliteitscontroles van
de traumaregistratie in de regio van TraumaNet AMC.
Steekproef traumaregistratie
Nu de registratie sinds de start in 2008
goed loopt, willen wij graag inzicht verkrijgen
in de kwaliteit van de data. Eén van de
doelstellingen van TraumaNet AMC voor
2012 is om de geregistreerde data in de
regionale traumaregistratie te controleren
op uniformiteit en juistheid. Om dit te
realiseren voeren wij een zogenaamde
‘aselecte steekproef zonder teruglegging’
uit. Dat wil zeggen dat alle patiënten even
veel kans hebben om in de steekproef
terecht te komen, maar er hoogstens één
keer in kunnen komen. Met behulp van een
steekproefcalculator is de steekproefgrootte
bepaald. Hierbij is een steekproefmarge
(oftewel betrouwbaarheid) van 5%
gehanteerd bij een onbekende uitkomst en
een studie-populatie van 3184 patiënten.
De studiepopulatie is het aantal patiënten
dat in de tweede helft van 2011 geregistreerd
is in de regionale traumaregistratie.
In totaal worden van 343 patiënten
letselaard, de vitale parameters,
de AIS letselcodes en mortaliteit
opnieuw gescoord. Dit wordt gedaan
door een andere datamanager dan
degene die de patiënten initieel
gescoord heeft. Het aantal patiënten dat
per ziekenhuis gescoord wordt,
is berekend op basis van het aandeel
van de desbetreffende ziekenhuizen
in de registratie.
Voor het AMC wordt er een aparte analyse
gedaan voor de multitraumapatiënten. Dit
omdat wij vinden dat dit een extra belang-
rijke groep is, waarvan wij zeker willen
weten dat de registratie correct plaatsvindt.
Wie is… Marie-Fleur van der SteegIn deze rubriek stellen medewerkers van TraumaNet AMC zich voor.
Traumazorg
Om een uitspraak te doen over de unifor-
miteit wordt het percentage overeenkomst
tussen de twee datamanagers berekend.
Indien er geen overeenstemming is tussen
de twee datamanagers, wordt de mening
van een traumachirurg gevraagd. Op dit
moment zijn vier datamanagers in de
ziekenhuizen van TraumaNet AMC de
steekproef aan het uitvoeren en wij hopen
u in de volgende TraumaPost inzicht te
kunnen geven in de kwaliteit van onze
regionale traumaregistratie.
Analyse overleden traumapatiënten
In het kader van continue evaluatie en
verbetering van de kwaliteit van de zorg
van traumapatiënten wordt ook aandacht
besteed aan pre-hospitale traumazorg.
Het is bekend dat meer dan de helft van
de patiënten die overlijden ten gevolge
van trauma direct dan wel kort (binnen een
paar uur) na het trauma overlijden. Eerder
onderzoek van de Trauma Unit AMC, de
afdeling forensische geneeskunde van
de GGD en het NFI heeft laten zien dat er
slechts in een klein deel van deze patiënten
een autopsie wordt verricht. Daarnaast zal
een groot deel van deze patiënten niet in de
traumaregistratie terecht komen omdat ze
niet aan de inclusie-criteria voldoen.
Dit zijn redenen dat er weinig over deze
patiëntengroep bekend is.
Deze kennis is echter belangrijk in
het kader van kwaliteitscontrole en
verbetering, zodat toekomstige patiënten
met de opgedane kennis nog betere
traumazorg kunnen krijgen.
Het doel van deze studie is om meer inzicht
te verkrijgen in het gehele pre-hospitale
proces, de medische behandeling bij deze
patiëntengroep alsmede logistieke factoren
en de uiteindelijke oorzaak van overlijden.
Ambulance Amsterdam, de Gemeentelijke
Gezondheidsdienst en het Medisch Mobiel
Team participeren in dit gezamenlijke
project. Het studieprotocol is geschreven
en de data verzameling is op dit moment in
volle gang.
Regionaal Project CBRN-OTOCursus CBRN consulenten
In het eerste half jaar van 2012 lag de focus
op het ontwikkelen van een cursus SEH-
CBRN consulenten. Deze cursus heeft een
tweeledig doel:
1. Na de cursus is de SEH-consulent
primair in staat om door opgedane kennis
vanuit de handreiking de opvang van
chemisch besmette slachtoffers op
de eigen SEH te verbeteren;
2. De consulent is daarnaast in staat om
na de cursus de eigen SEH-collega’s te in-
strueren over de opvang van chemisch be-
smette slachtoffers en de decontaminatie
van een besmette patiënt met de geschikte
persoonlijke bescherming middelen (PBM).
De cursus is gebaseerd op de train-de-
trainer methode.
Voor de cursus SEH-CBRN medewerkers
zijn doelstellingen en globaal de inhoud
geformuleerd Trainen en Oefenen van
deze groep medewerkers zal in de eigen
organisatie en op de eigen afdeling
plaatsvinden. Er is een ETS-scenario
in ontwikkeling en daarnaast zijn kleine
en grotere oefeningen mogelijk.
OTO
Pilotdag 31 mei
De Pilot cursus SEH-CBRN consulenten
heeft op 31 mei plaatsgevonden. De ochtend
bestond uit een theoretisch deel met
afwisselend een aantal praktische oefeningen
aan de hand van de casus over boer
Zwaagsma die als voorbeeld diende en
gedurende de hele dag werd uitgebeeld door
een Lotus patiënt. Het CSCATTT principe
werd toegelicht. Dit principe is bedoeld om
de opvang van chemisch besmette slacht-
offers volgens een vast format te laten
verlopen. Het middaggedeelte vond plaats
in de decontaminatie-ruimte van het AMC,
die in grote lijnen geschikt was gemaakt om
als oefenlocatie te worden gebruikt.
Het inrichten, voorbereiden, uitvoeren
en afronden van een decontaminatie
passeerde de revue. Daarnaast was er
veel aandacht voor het gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen.
Aan het eind van de dag is er mondeling en
schriftelijk geëvalueerd met de cursisten.
Met de waardevolle op- en aanmerkingen
gaan we aan de slag om vervolgens in het
najaar de definitieve cursus klaar te hebben.
Ook is de e-learning awareness module
CBRN aan de cursisten voorgelegd om vast
te stellen of dit ondersteunend is aan de
cursus van SEH-CBRN medewerkers.
Verschillende SEH afdelingen hebben hun
belangstelling al laten blijken voor deze
cursus met een nieuwe, meer aansprekende
naam: CBRN Expert. Geïnteresseerd?
Laat dit dan spoedig weten!
ZiROP-oefeninggeslaagd in het OLVG
Dit was het startsein van de rampen-
opvangoefening die die avond plaatsvond.
Tijdens de oefening werd de voorbereiding
op en omgang met een (grote) externe ramp
getoetst. Fase 2 van het ZiROP is tijdens
deze oefening in werking gesteld. Dit houdt in
dat het ziekenhuis moet rekenen op een toe-
stroom van meer dan 10 slachtoffers per uur.
Binnen anderhalf uur bezochten 30 lotus-
slachtoffers de SEH. Slachtoffers die
per ambulance kwamen, werden eerst
opgevangen in de behandeltent van de
GHOR op het ‘s-Gravesandeplein.
Doel van deze oefening was om de
procedures uit het ZiROP te toetsen.
Kortom: zijn alle voorwaarden aanwezig
om als OLVG goed voorbereid te zijn op
een (grote) ramp?
Na afloop werd de oefening geëvalueerd.
Hieruit kwam naar voren dat het rampen-
opvangplan op een aantal punten bijgesteld
moet worden en dat de deelnemende
afdelingen verder getraind en geoefend
dienen te worden in rampenopvang.
Dinsdag 17 april om 19.00 uur kwam bij de SEH-afdeling van het
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) het vooralarm binnen van een
explosie in hotel Krasnapolsky te Amsterdam. Het OLVG moest zich
gaan voorbereiden op een toestroom van tientallen slachtoffers.
OTO
Colofon: TraumaNet AMC is een regionaal samenwerkingsverband van betrokkenen bij de acute zorg. Het AMC is, als Level 1 traumacentrum, de coördinator van dit netwerk. Zie ook: www.TraumaNetAMC.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van TraumaNet AMC.
Regionale AmbulancevoorzieningGooi en VechtstreekAmbulance Amsterdam
zorg met hoofd en hart