editie 13, juli 2013 traumapost · 2015. 12. 1. · Overige bijeenkomst in 2013: 8 november...
Transcript of editie 13, juli 2013 traumapost · 2015. 12. 1. · Overige bijeenkomst in 2013: 8 november...
edit ie 13, ju l i 2013
traumapost
ETS - een jaar in eigen beheer
In 2013 is er verder een programma vakbe-
kwaamheid ETS opgesteld. Doel van dit
programma is om de opgeleide Basic en
Senior Instructors vakbekwaam te houden.
De ETS-instructeurs krijgen hiervoor
jaarlijks verschillende OTO-activiteiten
aangeboden, waarbij de OTO-activiteiten
specifiek afgestemd zijn op het ervarings-
niveau van de instructeurs. Sinds de start
van de regionale ETS-organisatie zijn er
twee vakbekwaamheidtrainingen
aangeboden.
De eerste daarvan werd in november 2012
georganiseerd, die in het teken stond van
de rol van de Basic Instructor (BI) aan het
bord. Hoe begeleid je de deelnemers aan
het bord, hoe herken je de leervraag van de
deelnemer, wanneer pleeg je interventies
om de oefendoelen te behalen en hoe geef
je de waarnemingen op een objectieve
manier terug aan de deelnemer? Daarnaast
zijn in de training nieuwe ontwikkelingen
ten aanzien van ETS besproken.
Op woensdag 29 mei 2013 heeft de tweede
vakbekwaamheidtraining plaatsgevonden
voor BI’s die het afgelopen jaar niet zijn
ingezet bij een ETS-oefening. Om deze
instructeurs vakbekwaam te houden, stond
de training in het teken van het simuleren
van een oefening, zodat de BI’s zien hoe
dit in een hospitale setting plaatsvindt.
De oefendoelen waren onder andere het
inslijpen van ETS-kennis en het vergroten
van de vaardigheden die te maken hebben
met de rol als BI. De verschillende fases
van een ETS-oefening zijn getraind,
waaronder de voorbereiding, het opbouwen
van het bord, de briefing, wat je aan het
bord kunt verwachten van de deelnemers
en de debriefing. De training is als
nuttig en leerzaam ervaren door de
deelnemende Basic Instructors. >>
OTO
Promotie Pieter Joosse
AgendaTraumaFysioNet AMC Datum: 26 augustus 2013Tijd: 17.00 - 18.00 uur Locatie: G4-174, AMC Overige bijeenkomsten in 2013:
28 oktober en 16 december Kennisplatform ROP-OTODatum: 2 september 2013 Tijd: 13.30 - 16.00 uurLocatie: G4-174, AMC Overige bijeenkomst in 2013: 8 november Regionaal Trauma Overleg 5 september 2013Tijd: 16.30 - 18.00 uur Locatie: De Vrijzaal, AMC Overige bijeenkomst in 2013: 12 december
Landelijke OTO bijeenkomst Datum: 17 september 2013 Tijd: 09.30 - 12.30 uur Locatie: Meeting Plaza, Utrecht CS Overige bijeenkomsten in 2013: 15 oktober,
19 november en 17 december MMA-overleg Datum: 29 oktober 2013 Tijd: 12.30 - 14.00 uur Locatie: AMC
Regionaal Overleg Acute Zorg Datum: 18 oktober 2013 Tijd: 10.30 - 12.30 uur Locatie: Volgt
In april 2012 is de gezamenlijke ETS-organisatie van start gegaan in
de regio's van TraumaNet AMC en Netwerk Acute Zorg, regio VUmc.
Na dit eerste jaar heeft er een evaluatie plaatsgevonden van deze
organisatie van ETS-activiteiten. De punten die uit deze evaluatie
naar voren zijn gekomen, zijn inmiddels aangepast.
Op donderdag 27 juni heeft Pieter Joosse zijn proefschrift ‘An evolution of trauma care evaluation - A thesis on trauma registry and outcome prediction models’ succesvol verdedigd en daarmee de graad van doctor verkregen. Pieter werkte in 2011 als onderzoeker bij TraumaNet AMC en wij willen hem bij deze dan ook van harte feliciteren.
ETS
Het Emergo Training System (ETS) is een spelsysteem dat hulpverleners in staat stelt de kritische afdelingen binnen het ziekenhuis te simuleren ten tijde van een ramp. Er wordt gewerkt met kaartjes die patiënten, artsen, verpleegkundigen, behandelruimten en middelen uitbeelden op een whiteboard. Het realiteitsgehalte van ETS blijkt uit het interactieve karakter van de simulatie, het werken met realistische middelen (beschikbaar personeel, materieel, voorzieningen) en slachtofferinformatie die gebaseerd is op realistische fysiologische parameters.
ETS-oefening CBRN-experts
Op maandag 3 juni is er een ETS training gehouden met de groep CBRN experts uit onze regio. Bij deze training zijn de organisatorische consequenties van de opvang van chemisch besmette patiënten op de SEH in beeld gebracht. Door het real-time aanbieden en verplaatsen van de patiënten werden de deelnemers zich bewust van de consequenties van deze specifieke patiëntenstroom op de SEH.
Leerpunten die na afloop van de training door de deelnemers werden genoemd waren:• Command and control: coördinatie en een aanspreekpunt is van belang
• Safety: het uitvragen bij de triage en direct maatregelen nemen
• Communications: informatieverstrekking op de SEH aan alle betrokkenen, gedeeld
beeld. Daarnaast kwam ook naar voren welke vragen stel je aan de GAGS,
eventueel als aanvulling op de MIST-vooraankondiging.
De algemene conclusie was: gebruik het CSCATTT model om de opvang chemisch
besmette patiënten op de SEH te implementeren.
Verslag ETS-oefening BovenIJ ziekenhuisVan onwennig naar bloedserieus
Donderdagavond 23 mei vond in het BovenIJ ziekenhuis in het
kader van OTO een oefening plaats in de opvang van slachtoffers
bij rampen. Met behulp van het simulatiesysteem ETS gingen ruim
70 hulpverleners na een uitgebreide briefing aan de slag.
Uiteenlopende verwachtingen
Bijzonder aan deze oefening was de
grootschaligheid, alle afdelingen waren
vertegenwoordigd: raad van bestuur,
verpleegkundigen, chirurgen, ‘runners’,
communicatiemedewerkers etc. en een
‘responscel’ (het contact met de buiten-
wereld). Het doel van de oefening was om
de hele keten in het ziekenhuis te laten
oefenen en werken conform de taakkaarten.
De verwachtingen van de deelnemers
varieerden van ‘net zoals eerdere oefeningen
gaan we logistieke problemen die we
onvermijdelijk gaan tegenkomen, oplossen.
Zo worden we steeds verfijnder in de
opvang’, ‘spannend, zeker omdat nu alle
disciplines meedoen’ tot ‘spannend om te
zien of iedereen zijn rol houdt’, ‘ik verwacht
veel te leren en vertrouwd te raken met de
procedure die we allemaal zo goed kennen
vanuit het ZIROP-handboek’.
Om 18.00 uur ging de oefening van start.
We nemen u even mee:
Er is vanmiddag omstreeks 17.00 uur een
incident gebeurd in de IJ Tunnel.
Het METHANE bericht is als volgt:
M: Major, GRIP 2
E: A10 linker buis noordzijde
T: Verkeersincident meerdere voertuigen
waaronder een tankwagen en een
vrachtauto
H: Mogelijke betrokkenheid gevaarlijke
stoffen
A: Via A10 in tegengestelde richting,
wordt vrijgehouden voor aanrijdende
hulpverleners
N: Tientallen, T1, T2 en T3
E: 10 ambulances, MMT, GNK, OvDG
Zoals het er nu uit ziet, zullen jullie in
principe alleen ‘schone’ patiënten krijgen.
Het gewondenspreidingsplan is in werking
gesteld. >>
OTO
De praktijk
Poli chirurgie: 18.04 uur telefoontje vanuit
de responscel.
‘De eerste patiënt is aangemeld en wordt
ingeschreven. Ik wil zuurstof, infuusnaalden,
zakken en lijnen, tetanusprikken en zuurstof.
Dank je, super. Als de snelweg dichtzit, hoe
worden de slachtoffers dan aangevoerd?
We moeten inschatten hoe snel iedereen
hier kan zijn. Wachtkamers zijn klaar
gemaakt en de familieopvang is geregeld.
Goed werk. Hoeveel bedden hebben we,
welke patiënten gaan door en welke blijven?
Wow, dit is net echt in je eigen ziekenhuis!’.
Telefoon: ‘Er komt een kindje aan van 4
jaar. Geen idee van de klachten. We hebben
één ademhalingssysteem voor kinderen,
laten we die vast klaarzetten’. ‘Graag twee
patiënten naar 2 Zuid. Bel even een runner...
ik heb al gebeld.’
Responscel (gesitueerd in een andere
gang, in een normale situatie is deze ook
ver buiten het ‘werkgebied’).
‘Ik heb vernomen dat het bezoekuur niet
doorgaat? Klopt dat? Kunnen de drie
chirurgen vast ook even prikken in plaats
van de doktersassistenten waarop we zitten
te wachten? Wat kunnen we de patiënten
vertellen? OK, dank voor de informatie.
Het actieplan van de GHOR is operationeel.
Wat is jullie medische behandelcapaciteit
het eerste uur?’
18.40: ‘Hier Kees van de Spek, journalist
SBS6, ik heb gehoord dat er patiënten
zijn opgenomen met besmetting met
Maleïnezuur. Ik hoorde van een verpleegster
dat er zo’n 20 man opgenomen zijn.’
OT: 18.45 uur: ‘Ik heb gehoord van team-
hoofd techniek dat de decontaminatieunit
gereed is voor gebruik.’
Runner: ‘Ik kom patiënt 47 halen.’
‘Ik heb hier een instabiel bekken, rood
getrieerd!’
AOA: 19.15 uur: ‘Patiënt 47 is zoek.
Die patiënt is er niet, misschien bij ons
een foute registratie.’
Etc. Etc. Etc.
19.30 uur: Einde oefening. Velen willen
doorgaan. De energie stroomt.
Evaluatie
Iedere afdeling rapporteert plenair en
noemt ‘de tops en tips’. De reacties zijn
eensluidend: goede samenwerking, veel
geleerd, en ‘net echt’. Het doel van de
oefening, het beoefenen van de hele keten
in het ziekenhuis, is zeker behaald. Doordat
de rampmodule voor de registratie van de
ramppatiënten niet gebruikt kon worden,
moest de registratie middels een papieren
backup plaatsvinden. Het beoefenen van
de papieren registratie was een bijkomende
opbrengst van de oefening; dit verliep goed.
Ter afsluiting neemt de voorzitter van het
beleidsteam het woord: ‘Deze avond laat
weer eens zien dat we de zorg goed voor
elkaar hebben. Jullie enthousiasme, inzet en
inlevingsvermogen maakten deze avond tot
een zeer leerzame ervaring. Liever geen ramp,
maar als ie komt zijn we er klaar voor.’
TraumaNet AMC koploper in het toepassen van de kwaliteitsvisitatiesZoals in de vorige TraumaPost te lezen
was, is afgelopen jaar het kwaliteitskader
ontwikkeld. De stafadviseurs OTO van
TraumaNet AMC waren hier nauw bij
betrokken. De ontwikkelde instrumenten zijn
uitgebreid getest in het land, onder andere in
deze regio. Het kwaliteitskader is op verzoek
van het ministerie van VWS en de IGZ
opgesteld met als doel een minimumnorm
vast te stellen waaraan de zorgsector
moet voldoen ter voorbereiding op crises
en rampen.
Implementatie
Het implementatieplan kwaliteitskader
crisisbeheersing en OTO is goedgekeurd
tijdens de afgelopen ROAZ vergadering.
Eerder heeft het kennisplatform ROP-OTO
er al mee ingestemd. Iedere instelling vult
de komende maanden het zelfevaluatie
instrument in en bespreekt dit vervolgens
met de bestuurder of de ROP-commissie.
Daarna volgt er een adviesgesprek met de
stafadviseur OTO en worden verbeteracties
gepland. Dit alles vormt input voor het OTO
jaarplan van de betreffende zorginstelling.
Visitatie
De kwaliteitsvisitatie is een collegiale
visitatie en tevens een verdieping van
het ingevulde zelfevaluatie instrument.
Dit jaar worden er twee kwaliteitsvisitaties
afgenomen: een bij GGD Amsterdam-
Amstelland en waarschijnlijk ook bij één
ziekenhuis. Er is nog een regio die dit jaar
start met de visitaties. Door meer ervaring
op te doen met de kwaliteitsvisitaties
kunnen we dit instrument steeds verder
verbeteren waar ook andere regio’s hun
voordeel mee kunnen doen.
Grootschalige rampenoefening AMCEen doemscenario in de Ziggo Dome
Op 12 juni vond in de Ziggo Dome een autotheatershow plaats;
een groots spektakel voor de autoliefhebbers dat één keer
per jaar plaatsvindt en gepresenteerd wordt door de bekende
Engelse televisiepersoonlijkheden van Top Gear. Tijdens het
hoogtepunt van de avond eindigt de wervelende show in een
drama. Van de tribune met 17.000 zitplaatsen breekt een stuk
af... chaos en paniek in Ziggo Dome en vele gewonden.
De ramp is niet te overzien. Het is 19.05 uur.
AMC 19:10 uur - Kamer Crisis Beleidsteam
(CBT): medisch directeur en voorzitter CBT
Monique Köhlen neemt de telefoon op.
‘Ja, ja, ok, zo..., ja... we verifiëren deze
gegevens bij de meldkamer Amsterdam
en zetten ons ZiROP-plan in werking.’
De SEH is geïnformeerd via de directe
lijn van de meldkamer en de eerste
zelfverwijzers staan al voor de dichte
deuren van de garage bij de SEH.
150 Hulpverleners, chirurgen en ane-
sthesisten van het AMC zijn in touw, alle
afdelingen vertegenwoordigd. Een massale
activiteit, bijzonder door de 65 LOTUS
slachtoffers die niet van echt te onder-
scheiden zijn (volwassenen èn kinderen).
Er is voor de duur van de oefening
(17:00 - 21:00 uur) bij de Meldkamer
een Shockroom/Traumakamer stop
afgekondigd. De SEH blijft wel gewoon
open, wat de oefening nog realistischer
maakt.
Voorafgaand aan de oefening van het AMC
oefent de GHOR bij het Sligro-gebouw,
vlakbij het AMC. De helikopter met het
MMT en het opblaasbaar veldhospitaal zijn
daar al in werking gesteld, nog voordat de
eerste slachtoffers bij het AMC aankomen.
De oefening van de GHOR sluit daarmee
naadloos aan op de oefening in het AMC,
zodat in de hele keten geoefend wordt. Kan
de logistiek van het AMC de druk van de
vele slachtoffers aan? Hoe draait het zie-
kenhuis in rampomstandigheden? Worden
de processen uitgevoerd zoals omschreven
in de ZiROP-procedure? Een leerzame en
leuke avond. Veel plezier met uw collega’s.
De oefening is begonnen.
OTO
TraumaFysioNet AMC bestaat een jaar
Tot een jaar geleden hoorde de traumapatiënt over zijn of
haar revalidatie: zoekt u maar een fysiotherapeut. Nu dragen
de traumachirurgen in het AMC een zakkaartje met daarop
de namen van de kleine twintig fysiotherapiepraktijken
aangesloten bij TraumaFysioNet AMC. De traumapatiënt wordt
er gerichter mee doorverwezen naar een fysiotherapiepraktijk
in de buurt met specifieke kennis over het letsel aan het steun-
en bewegingsapparaat. Ook de Trauma Unit en de afdeling
Revalidatie/Polifysiek van het AMC zijn bij het netwerk
aangesloten. TraumaFysioNet AMC werd een jaar geleden
opgezet. De coördinatie is in handen van het AMC.
Traumazorg
‘Een boost aan de revalidatie’
Roan Vierhout, fysiotherapeut en mede
eigenaar van USC Fysiotherapie in het AMC
Sport Centrum, is vanaf de oprichting bij
TraumaFysioNet aangesloten. Hoe kijkt hij
terug op het afgelopen jaar? Vierhout: ‘Onze
praktijk kreeg, gezien de ligging naast het
AMC, al regelmatig traumapatiënten doorver-
wezen. Persoonlijk zie ik vaak patiënten met
schouderproblematiek, mijn interessegebied.
Omdat de lijntjes met de traumachirurgen al
kort waren, was het een kleine stap om ons
aan te sluiten bij het netwerk. Het heeft, zeg
ik na een jaar, grote voordelen. Niet omdat
het patiëntvolume zo toeneemt. Want dat zijn
er gelukkig maar een paar per jaar.’
Over de voordelen vervolgt hij: ‘Als een
medisch specialist iemand doorverwijst naar
een specifieke professional, dan geeft dat
vertrouwen bij de patiënt. De gedachte: ze
kennen elkaar, voelt goed voor de patiënt.
Geven wij als fysiotherapeut dan de juiste
informatie over het specifieke letsel en het
herstel er van, dan geeft dat een boost aan
de revalidatie.’
‘Die informatievoorziening is heel belangrijk
voor een traumapatiënt. Het vraagt echt
om een geheel andere benadering dan de
gemiddelde cliënt, die ons bezoekt met
bijvoorbeeld de beruchte tenniselleboog.
Dat is heel wat anders dan opeens van
de keukentrap vallen of een auto-ongeluk
meemaken. Het gebeurt volstrekt onaan-
gekondigd. Opeens word je geopereerd,
nemen medici beslissingen voor je en moet
je vanuit het niets aan revalidatie denken.
Het stressniveau dat daardoor ontstaat,
kunnen wij als fysiotherapeuten voor een
groot deel wegnemen door heldere informatie
te geven. Dat zal het herstelproces zelfs
bespoedigen. Geruststellen, vertrouwen
geven. Ook dat hoort bij het traumaherstel.’ Overbelast
Er zijn nog andere voordelen voor de patiënt:
doorverwezen worden naar een professional
gespecialiseerd in jouw aandoening.
Vierhout: ‘Een voorbeeld uit mijn praktijk.
Een werknemer valt van de steiger en loopt
een gecompliceerde elleboogfractuur op.
Hij mag zelf een fysiotherapeut kiezen.
Die gaat intensief met zijn elleboog aan
de slag. Zijn advies is: oefenen, oefenen,
oefenen. Op controle bij de traumachirurg
blijkt de elleboog behoorlijk overbelast!
De man komt via TraumaFysioNet bij mij.
Ik geef hem inzicht in zijn klachten, advies
over het herstel en raad hem aan rust te
houden en de arm te ontlasten. Ik heb de
man maar drie, vier keer gezien. Toen kon
hij weer aan de slag.’
‘Oké, het beeld van ons beroep is nog steeds
‘oefenen & masseren’, maar bij trauma-
patiënten ligt dat toch echt anders. In dit
voorbeeld ging het om juist géén oefeningen
doen, de belasting terugschroeven en de
patiënt geruststellen dat het goed komt.’
Leren van elkaar
Als laatste haalt Vierhout de winst van Trauma-
FysioNet AMC voor de fysio-therapeuten en
medisch specialisten aan. ‘Samengevat is
het netwerk een laagdrempelige, interactieve
club professionals. We leren van elkaar.
Daar komt het in de kern op neer. We komen
om de twee maanden bijeen, bespreken
dan specifieke casussen; krijgen bijscholing
en volgen workshops. Uiteindelijk gaat het
vaak om uitdagende aandoeningen. Het is
goed de ontwikkelingen in de verschillende
vakgebieden met elkaar te delen. De samen-
werking met de onderlinge praktijken is ook
goed. Je leert elkaar beter kennen. Dat is
weer handig bij doorverwijzingen.’
Die verdieping heeft weerslag op de patiënt,
stelt de fysiotherapeut. ‘Uiteindelijk draait
ons werk om het normale, fysiologische
herstelproces te coachen. Bij afwijkend
beloop moeten we bijsturen met de midde-
len en technieken die tot onze beschikking
staan. Daarvoor moet je op de hoogte zijn
van de meest actuele bevindingen.’
Over verbeterpunten voor de toekomst zegt
Vierhout: ‘Die zijn er zeker. De samenwerking
binnen TraumaFysioNet kan sneller en effi-
ciënter. Dan heb ik het bijvoorbeeld over
het verwijssysteem, dat digitaal moet >>
‘Ik was divisievoorzitter van de snijdende
specialismen - daarin komt veel acute
zorg voor - toen Louise Gunning mij vroeg
voorzitter van het ROAZ te worden. Zij was
voorzitter van de Raad van Bestuur van het
AMC en vanuit politiek Den Haag kreeg
het ziekenhuis de gunst het elfde Trauma-
centrum van Nederland te worden. Het
AMC had jarenlang gemeenschappelijk,
in multidisci-plinaire teams, gewerkt om
de Traumatologie en andere acute zorgtaken
verder te ontwikkelen. Het tweede ROAZ in
de regio Noord-Holland zagen we dan ook
als een erkenning voor die inzet.
Tsja, het ROAZ/VUmc-Traumacentrum
en wij, het ROAZ/AMC-Traumacentrum,
moesten wennen aan elkaar. De coördinatie
van acute zorg in achttien ziekenhuizen viel
eerst onder het ROAZ VUmc en nu was er
sprake van een opdeling. Natuurlijk, dat
was voor het VUmc wel een momentum.
Ze knagen aan onze regio, kon worden
gedacht. Maar ook wij als AMC waren
gegroeid. Traumatologie was een belangrijk
deel van onze zorgverlening geworden.
Maar ook acute vaatchirurgie, cardiologie
en cardiochirurgie, acute verloskunde, acute
neurointerventie en psychiatrie en de acute
ICU zorg waren enorm toegenomen.
De keuze welk ziekenhuis binnen welk
ROAZ zou vallen, was lastig voor de Raden
van Bestuur van het VUmc en het AMC.
Daarom hebben wij met vertegenwoordigers
van de verschillende specialismen van de
acute zorg, onderverdeeld in een aantal
focusgroepen, een aantal ziekenhuizen
bezocht. De achttien ziekenhuizen hebben
we uiteindelijk pragmatisch opgedeeld.
Negen ziekenhuizen uit de regio kwamen, na
constructieve discussies, onder het ROAZ
van het AMC te vallen. We maakten goede
afspraken over de opvang, taakuitbreiding
Zorgverzekeraar Achmea, woordvoerder
namens alle zorgverzekeraars in de
Amsterdamse regio, gaf tijdens het ROAZ
van 14 juni een presentatie over de plannen
omtrent herinrichting van de acute zorg.
Zij gaven aan dat de beschikbare criteria om
keuzes op te baseren op dit moment alleen
nog zorgvolumes en structuurindicatoren zijn.
Achmea gaf aan dat liever ook de kwaliteit
van zorg meegewogen wordt in de toekom-
stige zorgscenario’s. De zorgverzekeraars
zouden dan een ‘acute zorg kwaliteits-
register’ tot hun beschikking willen hebben,
waar alle variabelen in zijn opgenomen die
van invloed kunnen zijn op de uitkomst van
zorg voor de patiënt. De bestaande uitkomst-
indicatoren bieden echter onvoldoende
fundering en Achmea beschikt zelf over
onvoldoende patiënteninformatie om een
dergelijk register in te richten. Aan het ROAZ
werd daarom gevraagd om dergelijke
kwaliteitsgegevens aan hen aan te leveren.
De aanwezige ketenpartners gaven aan dat zij
\deze gegevens ook niet hebben. Een dergelijk
kwaliteitsregister goed opzetten kost jaren
tijd en is een zware administratieve last.
Vanuit de zaal werd geopperd om de ideale
manier om tot zorgscenario’s te komen los
te laten als leidraad voor de herinrichting,
maar zich liever te richten op de volumes en
organisatie van zorg. Een duidelijk opgelucht
Achmea-team gaf aan dat ze op basis van
die criteria bij het volgende ROAZ gewapend
zullen zijn met echte zorgscenario’s, waarop
ze een voorstel doen hoe de acute zorg kan
worden geconcentreerd in deze regio.
Het ROAZ wordt daarbij gezien als serieuze
gesprekspartner. We tellen vol verwachting
af tot 18 oktober...
ROAZ
Dirk Gouma, voorzitter ROAZ, met pensioen:
ROAZ Nieuws
Acute zorg met spróngen vooruitgegaan
Prof. dr. Dirk Gouma (64), hoofd van de afdeling Chirurgie, gaat
per 1 juli met pensioen. Daarmee legt hij ook zijn taak neer als
voorzitter van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Die
functie bekleedt hij sinds 2007, toen het ROAZ werd opgericht.
kunnen. En het elkaar blijvend informeren
over het herstelverloop van de trauma-
patiënt. Ook daarvoor kan een betere
constructie worden bedacht.’
Kwaliteit
Onderzoek binnen het netwerk kan de kwa-
liteit en samenwerking ook verder vergroten,
stelt Vierhout. ‘Wat is het effect van ons
handelen? Hoe kan ons werk efficiënter?
Is minder behandelen beter voor de patiënt?
Of juist niet? Door deze onderzoeksvragen
kunnen we almaar beter inspelen op de
behoeften van de traumapatiënt. En kan ik
mijzelf als professional doorontwikkelen.
De beschikbare kennis, de expertise van
de traumachirurgen en het grote gebied dat
wordt bereikt met de netwerkpraktijken is een
mooie basis. Overduidelijk: binnen Trauma-
FysioNet AMC is nog genoeg te doen.’
en de regievoering in specifieke gevallen.
Zo’n kleinere club is iets gemakkelijker te
hanteren dan een overleg met een kleine
twintig partijen. In de loop der jaren groeiden
het onderling vertrouwen en het commitment.
Het maakte ons nog enthousiaster in de
coördinatie van de acute zorg. Waar we nu
staan? We functioneren als een groep.’
Tweedeling
‘Naast positieve aspecten als efficiënter
werken met een kleiner aantal ziekenhuizen,
is er de andere kant van het verhaal: de rare
tweedeling in de regio Amsterdam. Als beide
overlegorganen geen eenduidig beleid voeren
ten aanzien van bepaalde issues, kunnen ver-
warrende omstandigheden ontstaan. Juist om-
dat er overlap bestaat van beide ROAZ-regio’s.
Een bizar voorbeeld. Een ambulance pikt een
oudere patiënt in acute nood op en rijdt met
spoed naar een ziekenhuis dat valt onder
het ROAZ AMC. De patiënt wordt vervolgens
naar een ander ziekenhuis overgeplaatst
(behorend tot de ROAZ regio van het VUmc).
Bij het ambulancetransport blijkt dat de twee
ziekenhuizen een totaal andere codering voor
reanimatiebeleid hebben! Dat zou uniform
moeten zijn. Een voorval als dit leidde er toe
dat we eenmaal per jaar met beide clubs bij
elkaar komen om aan de hand van dit soort
problemen de acute zorg nog beter af te
stemmen. Door zo’n voorval vraag je je af
of één ROAZ in Noord-Holland toch niet
handiger is. Voor een aantal aspecten is dat
misschien goed. Het geeft duidelijkheid in
beleid voor acute zorg in achttien zieken-
huizen voor 3,4 miljoen inwoners. Misschien
werkt het ook nog kostenbesparend en
efficiënter. De vraag is echter: Hoe doel-
treffend kunnen die achttien ziekenhuizen
en alle andere zorgverlenende instanties en
professionals samenwerken? Als je het hebt
over noodzakelijke coherentie en onderling
vertrouwen: het duurt jaren voordat je dat
bereikt. Wij zijn nu net in die fase. Mijn voor-
keur gaat daarom voorlopig uit naar de twee
overlegorganen met elk een eigen specifieke
competentie. Uiteraard wordt nagedacht over
verder uitbreiden van de samenwerking met
het andere ROAZ, verdere integratie en daar-
door een grotere efficiëntie qua uitvoering.’
Boost
‘Mijn toekomstwens voor het eigen ROAZ
AMC. Een nog betere inrichting/indeling van
de verschillende organisaties om de kwaliteit
van elk aspect van de acute zorg te verbeteren.
Ook om de onderlinge communicatie van de
betrokken ziekenhuizen een ‘boost’ te geven.
Dat zes vaatchirurgen in verschillende
ziekenhuizen rondom Amsterdam ’s nachts
paraat zijn ten behoeve van één patiënt
die misschien met een acuut aneurysma
binnenkomt... dat kan efficiënter.
Daarom is inmiddels per ziekenhuis een
inventarisatie gemaakt van de aanwezigheid
van basiskwalificaties als stafkader, verpleeg-
kundigen, ambulance-personeel, aanwezige
apparatuur, basiseisen per verschillend
vakgebieden etc. Als je aan een dergelijk
basispakket voldoet, is de volgende stap de
kwaliteit - noem het de uitkomst van de zorg
- verder te evalueren. Vervolgens moet een
selectie worden gemaakt wie welk onderdeel
van de acute zorg levert. De een kan wel een
neuro-interventie uitvoeren, de ander niet.
‘Wie, wat, waar’ aan acute zorg moet via
communicatie in het ROAZ of beter in een
gecombineerd ROAZ AMC/VUmc glashelder
worden voor alle stakeholders.
Reken er op dat ook de zorgverzekeraars
zich er steeds meer mee gaan bemoeien.
Zij hebben al een uitspraak gedaan over de
acute zorg in Amsterdam. Kosten spelen
hierbij een rol voor hen en de overheid.
Voor ons blijft echter gelden: op de eerste
plaats de kwaliteit van acute zorg voor de
patiënt, liefst dichtbij geleverd en dan pas de
kosten. Als ROAZ moeten we dat met de zie-
kenhuizen blijven communiceren en regelen.’
Feest
‘Ach met pensioen… nee, ik ben niet van plan
volledig te stoppen met werken. De patiënten,
ik vind het nog steeds een voorrecht om met
hen te mogen werken. Vol liefde en overgave
heb ik dat hier twintig jaar, en daarvoor
vijftien in Maastricht, gedaan. Ook de
fantastische faciliteiten die dit ziekenhuis
biedt, het samenwerken met al die andere
goede afdelingen en altijd weer nieuwe jonge
onderzoekers die kritisch zijn; het constructief
omgaan met elkaar... prachtig. De medische
zorg - waaronder ook de acute zorg - is de
afgelopen decennia met spróngen vooruit-
gegaan. Het is prachtig om dat van zo nabij
te hebben meegemaakt.
Anderzijds legt de gecombineerde functie
van praktiserend arts, hoofd van de afdeling
Chirurgie, divisiehoofd in financieel barre
tijden en ook eindverantwoordelijke voor
onderzoek al decennia veel beslag op de tijd
voor mijn omgeving. Een dag extra per week
vrij lijkt me daarom goed. Alles overwegende:
op mijn 17e wilde ik arts/chirurg worden.
De vrijheid trok me. Geen dag in een keurslijf.
Ik kon destijds niet bevroeden dat die keuze
een dagelijks feest zou worden.’
Nieuwe voorzitter ROAZHet voorzitterschap van het ROAZ is tijdens de vergadering van 14 juni officieel overgedragen aan prof. dr. Carel Goslings. TraumaNet AMC bedankt prof. dr. Dirk Gouma voor de afgelopen jaren en wenst de nieuwe voorzitter veel succes.
Wie is... Jocelyn Berdowski?
"Met ’n glimlachnaar m’n werk"
Op 1 april trad Jocelyn Berdowski (35) in dienst als stafadviseur bij TraumaNet AMC. De geboren en getogen Amsterdamse rondde in 2003 de studie Medische Biologie af in de richting Medisch Beleid. Tijdens haar promotie- onderzoek behaalde ze in 2008 ook de master Epidemiologie in de richting Kosteneffectiviteit. Berdowski ging daarna als kwaliteits- adviseur aan het werk bij de Orde van Medisch Specialisten. ‘Om meer te werken met kosteneffectiviteit stapte ik later over naar Performation, een bedrijf gespecialiseerd in het vertalen van ziekenhuisdata voor het (financiële) management.’ Totdat een vriendin van haar de vacature bij TraumaNet door-mailde: sluit goed aan bij jou... Ze had gelijk. ‘Ik heb altijd een sterke affiniteit gehad met de acute hulpverlening binnen de gehele zorgketen: van meldkamer tot nazorg.
In deze rubriek stellen medewerkers van bureau TraumaNet AMC zich voor.
Snel beslissingen nemen horen bij die vorm van hulpverlening en dat trekt me. Daarbij sluit de functie goed aan bij mijn promotie-onderzoek naar de kwaliteit van de keten van hulpverlening bij plotse hartstilstand buiten het ziekenhuis in de provincie Noord-Holland.‘
Het aandachtsgebied van Jocelyn is het ROAZ. ‘Marie-Fleur heeft vorig jaar de focusgroepen Acute Verloskunde en Acute Heupfracturen succesvol opgestart. Gezien mijn achter- grond ga ik mij richten op de focusgroepen Myocardinfarct en CVA. In een later stadium zullen hier Acute Vaatchirurgie en IC bijkomen.‘
Wanneer Jocelyn vindt dat zij succesvol is in haar werk? ‘Als je doet wat je leuk vindt, volgt succes vanzelf. Voor mij betekent dat: me goed voelen op een werkplek, enthousiast zijn over de inhoudelijke kant. Zolang ik elke dag met een glimlach naar m’n werk ga, doe ik het goed.’
Jocelyn Berdowski (35)In dienst sinds 1 april 2013Functie: stafadviseur met aandachtsgebied ROAZContactgegevens: 020 566 3188 / [email protected]
Als het aan kinderarts/neonatoloog Robin
van der Lee ligt, gaat de nieuwe richtlijn
Vitaal Bedreigde Neonaat na de zomer-
vakantie in werking. Deze richtlijn is in
de afgelopen ROAZ-vergadering van 14
juni aangenomen en is onderdeel van het
Regionaal Protocol Acute Prehospitale
Verwijzingen (zie kader). ‘Dat we met alle
ketenpartners - verloskundigen, ambulance-
personeel, MMT-artsen, ziekenhuizen -
op dezelfde manier hulp bieden aan een
neonaat in acute nood, dat omvat de
kern van die nieuwe richtlijn. Daarnaast
wordt deze zorg vanuit de meldkamers
beter gestroomlijnd. Hierdoor wordt de
hulpverlening efficiënter en hoeven minder
risico´s genomen te worden.’
‘Dat we met alle ketenpartners op dezelfde manier hulp bieden aan een neonaat in acute nood, is de kern van deze nieuwe richtlijn.’
Van der Lee vervolgt: ‘Wordt ambulance-
personeel nu naar een baby in nood
gestuurd, dan vinden de meesten dat
spannend. Het komt ook niet vaak voor.
Door deze richtlijn haal je veel onrust bij
het personeel weg: de nadruk wordt niet
meer gelegd op reanimatie maar op het
begeleiden van de overgang van baarmoeder
naar de buitenwereld, een volstrekt fysio-
logisch proces. De medische handelingen
worden er door vereenvoudigd. Stel: een
baby is blauw. Dan geldt de volgorde:
Niet gestresst raken - De baby warm
houden - Zolang er hartactie is, is er leven.
- Zorg voor vrije luchtweg en luchthoudende
longen. En, zo nodig, direct naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis. In die visie
gaan we de betrokken professionals
opleiden en trainen.’
Spin in het web om de neonaten zo spoedig
mogelijk op de plek van bestemming te
krijgen, wordt de meldkamer. Door betere
stroomlijning wordt gezorgd voor snelle
en korte lijnen. ‘Dat vereist een aantal
software-aanpassingen’, zegt Van der Lee,
‘die op dit moment worden ontwikkeld. >>
ROAZ
Minder risico’s door richtlijn Vitaal Bedreigde NeonaatZolang er hartactie is, is er leven...
Bij een melding via 112 verschijnt daarmee
het specifiek geldende format voor deze
neonaten voor de ogen van de centralist.
Deze stuurt daarmee zowel het ambulance-
personeel als het MMT aan én regelt dat
binnen een kwartier in het dichtstbijzijnde
ziekenhuis een kinderarts met warmtetafel
klaar staat.’
Inmiddels zijn de trainers opgeleid die -
bijgestaan door regionale kinderartsen -
de ambulancemedewerkers gaan instrueren.
De kop is er af. ‘Ook de Koninklijke
Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
(KNOV) en de Nederlandse Vereniging voor
Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) worden
van het nieuwe protocol en de richtlijn op
de hoogte gesteld, aldus Van der Lee.
‘Bijscholing in het omgaan met de transitie
van een pasgeborene-in-acute-nood naar
de buitenwereld, geeft ook de verloskundigen
vertrouwen.’
Als uitdagingen noemt Van der Lee de scholing
van heel veel professionals en de aanpas-
sing van de systemen (flowdiagram) bij de
meldkamers. ‘En dan de grensgebieden
van onze regio: wat doe je met een baby in
Dronten waarvoor de kinderarts in Lelystad
klaarstaat maar het ziekenhuis in Sneek qua
reistijd korter duurt? Een landelijke aanpak
voor neonaten in acute nood lijkt me geen
overbodige luxe. We denken er met de
Nederlandse Vereniging van Kinderartsen
al over na.’
‘Een landelijke aanpak voor neonaten in acute nood lijkt me geen overbodige luxe.’
Ongecompliceerd
Van der Lee kan er niet duidelijk genoeg
over zijn: thuisbevallen kan prima onder
goede begeleiding van een verloskundige.
‘Als de zwangerschap volledig ongecom-
pliceerd is, dus op geen enkel risicoprofiel
scoort.’ Het kan desondanks toch mis
gaan. ‘In de regio Noord-Holland/ Flevoland
betreft het op jaarbasis twintig neonaten
in acute nood. De richtlijn behoort dan ook
wat mij betreft tot de categorie ‘very low
frequency, very high impact’.’
Een voorbeeld: Onverwachts baart een
vrouw thuis een prematuur. Of: de beval-
ling duurt lang en de start is matig. Het
kind is blauw, ademt niet goed, heeft een
langzame hartactie en blijft blauw. Het
heeft duidelijk hulp nodig bij de transitie
van baarmoeder naar de buitenwereld.
Van der Lee: ‘Zwaailicht & sirenes gaan
aan, er vertrekken twee ambulances en
een Mobiel Medisch Team, soms wordt
ook de brandweer ingeschakeld voor als
het gezin op een bovenverdieping woont.
Er wordt nu nog gehandeld volgens het
protocol Babyreanimatie waarbij soms
ook een infuus gegeven of botnaald gezet
wordt. Het merendeel van deze kinderen
heeft echter moeite met de transitie, zodra
de luchtweg open is komt hij of zij op gang
en achteraf bleken infuus en botnaald eigenlijk
onnodig. Te veel doen is begrijpelijk.
Maar vaak onnodig.’
Eenvoudig
Pratend over de neonaat in acute nood
weet Van der Lee persoonlijk waarover hij
spreekt. Zijn tweede dochter kwam na de
geboorte niet op gang en bleef blauw.
‘Ze had zo´n eenvoudige handeling nodig.
Door de onderkaak naar voren te duwen
kwam de tongbasis naar voren en ging
haar luchtweg open. Met het huilen, kwam
de eigen adem op gang. Ik dacht wel even:
Als ik nu niet had geweten wat te doen?
Ja, ik snap die paniek wel van ouders.’
Protocol verbetert spoedeisende hulp De richtlijn Vitaal Bedreigde Neonaat is een aanvulling op het Regionaal Protocol Acute Prehospitale Verwijzingen. Doel van dit protocol: de verloskundige keten voor spoed-zorg in acute perinatale situaties - waarbij verwijzing naar een ziekenhuis noodzakelijk is - verbeteren. Door eenduidige afspraken en werkwijze, vastgelegd in een flowchart voor alle direct betrokken professionals, wordt onnodige vertraging voorkomen.
Afgelopen februari gaf het ROAZ AMC de bestuurlijke goedkeuring aan de invoering van het protocol. ‘Daarmee kan de implementatie worden gestart. Situaties waarbij een zwangere of pasgeboren baby in acute nood verkeert, zijn voor alle betrokkenen stressvol. Glasheldere afspraken over de onderlinge communicatie verbeteren de spoedeisende hulp,’’ zegt Julia Bakker, klinisch verloskundige in het AMC.
De uitvoering is in handen van de Werkgroep Implementatie Protocol Acute Verwijzingen, die valt onder auspiciën van het Netwerk Geboortezorg Noordwest Nederland. Bakker: ‘Met afgevaardigden uit de Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV’s) in de regio gaan we nu een implementatie-draaiboek maken. Daarin komt te staan hoe we de uitvoering en de indicatoren voor toetsing en evaluatie concreet in gang zetten bij alle stakeholders. Daarbij spelen ook het ambulancepersoneel en de meldkamer een cruciale rol.’
Thema-avond Traumatologie
Crime Scene Investigation en andere televisieseries over
forensische onderzoeksteams zijn populair en dat dat niet alleen
voor televisie, maar ook voor de werkelijkheid geldt bewees de
thema-avond Traumatologie op maandag 10 juni wel. ‘TraumaNet
goes CSI’ - deze aankondiging met het bijbehorende programma
leverde meer dan 300 inschrijvingen op, een collegezaal die tot
de laatste stoel bezet was. Een onderwerp dat tot de verbeelding
spreekt. Een kijkje achter de schermen van het Nederlands
Forensisch Instituut (NFI), de politie en de Trauma Unit AMC.
Van Plaats Delict tot Operatie Kamer. Een avond geweldsdelicten;
een avond vol spanning en sensatie.
Traumazorg
Geweldsdelicten - TraumaNet goes CSI
Convenant
Carel Goslings, traumachirurg / medisch
hoofd van TraumaNet AMC en voorzitter
van deze avond, licht kort toe waarom voor
dit onderwerp gekozen is. ‘Als we kijken
naar de televisieprogramma’s dan roepen
we al snel dat er niets van klopt. Toch zien
we in die series vaak letsels voorbijkomen
waar je zelf ook mee te maken krijgt en je
herkent de onvermijdelijke spanning die
optreedt bij de gedwongen samenwerking
tussen medici en politie bij geweldsdelic-
ten. Begin dit jaar is een convenant opge-
steld waarin afspraken zijn vastgelegd over
deze samenwerking (zie kader). Alle reden
om betrokken partijen aan het woord te
laten en met elkaar aandacht te vragen
voor een goede samenwerking met
disciplines buiten de eigen kolom.’
Q uit James Bond
Wapendeskundige bij het NFI Benno
Jacobs geeft de aftrap van de avond. Vol
enthousiasme vertelt hij over zijn dagelijks
werk en duikt met ons het criminele
circuit in. Hij haalt uit zijn tas verschillende
wapens en demonstreert enkele daarvan
met dummypatronen. De cijfers, feiten
en termen vliegen om de oren. Een lesje
over patronen, vuurwapens en kogels:
450 schietpartijen in 2012, waarvan 54 in
de regio Amsterdam, tussen de 11.000
en 14.000 vuurwapens worden jaarlijks in
beslag genomen, vaak letsel door ricochet-
schoten (veroorzaakt door afketsing van
de kogel), allen potentieel gevaarlijk en
een kogel heeft een bereik van wel 2½
kilometer. ‘Een patroon stop je normaal
in een vuurwapen, maar je kunt hem ook
bijvoorbeeld in een mobieltje stoppen, of in
een sleutelhanger of een pen.’ Jacobs laat
een filmpje zien waar een mobiele telefoon
als wapen wordt gebruikt. Angstaanja-
gend. De uitvindingen van Major Bootroyd
(alias Q) uit de James Bond films zijn voor
Jacobs dagelijkse kost.
Hij besluit zijn betoog met een aantal
opmerkingen over het belang van bewijs-
materiaal voor forensisch onderzoek.
‘Ambulancemedewerkers zijn vaak als eerste
bij plaats delict. Liefst alles laten liggen.
Als je hulzen of ander bewijsmateriaal toch
verplaatst, geef dat dan door aan de politie.
De plaats van de hulzen is namelijk van be-
lang voor de bepaling van de schietrichting.
Hulpverleners op de SEH of op de trauma-
kamer wil ik graag meegeven alert te zijn op
sporen zoals kogeldeeltjes en bloed op de
schoenen. Verwijder een kogel niet met een
stalen pincet, want dan zijn de kraslijntjes
beschadigd en kunnen wij deze niet meer
gebruiken voor vergelijkend onderzoek.
Tot slot: spoel nooit een kogel of kogeldeel
schoon als je ze uit een lichaam hebt
verwijderd, gewoon vies in een papieren
zakje stoppen en aan de politie geven.’
Ook voor de radiologen en traumachirurgen
heeft hij een tip: ‘krijg je een slachtoffer dat
is neergeschoten met een politiewapen,
kijk dan ook of je naast de kogel, het oranje
kapje kan vinden in het lichaam. Politie-
patronen zijn allen voorzien van zo’n kapje
zodat het patroon het lichaam niet kan
verlaten en anderen zou kunnen verwonden.
Het oranje kapje van het patroon klapt
namelijk open wanneer het het lichaam
raakt’. Je moet het maar weten...
‘Uw actie is bepalend voor wat qua forensisch technisch onderzoek mogelijk is.’
Forensisch bewustzijn
De volgende spreker Daan Botter, foren-
sisch geneeskundige van het NFI, sluit
mooi aan bij het verhaal van Benno Jacobs.
Wat vertellen verwondingen veroorzaakt
door kogels of andere wapens; letsels in
foren-sische context. Bij medische hulp-
verleners is het forensisch bewustzijn van
groot belang, enerzijds voor de patiënt,
anderzijds voor de forensische arts of de
politie die het onderzoek moet verrichten.
‘Uw actie is bepalend voor wat qua foren-
sisch technisch onderzoek mogelijk is.
Wellicht bent u door het medisch beroeps-
geheim geneigd te denken ‘dat is mijn
pakkie aan niet’, maar we moeten voor >>
elkaar geen belangrijke aspecten achter-
houden die voor onderzoek belangrijk
zijn. Het draagt bij aan het herstel van
de patiënt als goed voor zijn recht wordt
opgekomen. Wondranden en wondbedden
geven veel informatie over het voorwerp dat
het letsel veroorzaakt heeft. ‘Beschrijf
deze, zonder daar verdere interpretaties
aan te geven, zowel in woord als in beeld
(met digitale pocketcamera; niet met
telefooncamera), voordat u ze behandelt.
Vaak is het letsel al gerepareerd, wond-
randen aan elkaar gehecht of weggeknipt
en de wond verbonden. Houd uw differentieel
diagnos-tische overwegingen breed, er is
meer mogelijk dan u denkt en ga niet altijd
af op het verhaal van het slachtoffer.’
Therapeutisch Forensisch
Behandeling Oorzaak
Gevaar minimaliseren
‘Gevaarzetting’: max
Patiënt = slachtoffer Patiënt = ?
Aard letsel = secundair
Aard letsel = primair
Fotografie? Fotografie!
Preventie van geweld door bundeling
van krachten
Inzicht creëren in waar en wanneer
geweldsdelicten plaatsvinden, met als
doel preventie van geweldsdelicten. Naar
Engels voorbeeld heeft Nederland een
Violence Prevention Group samengesteld
waar artsen/SEH-hulpverleners de handen
ineen slaan. Onder leiding van Prof.
Shepherd leidde de activiteiten van de
Violence Prevention Group in het Engelse
Cardiff tot 30% minder letsels. De moeite
waard om dat ook in Nederland te gaan
onderzoeken. Valérie Peeck, adviseur
Programma Geweld Politie Amsterdam-
Amstelland, licht de stand van zaken toe.
‘Veel slachtoffers van geweld doen geen aan-
gifte bij de politie, maar bezoeken vanwege
hun letsel wel de SEH. In verband met deze
lage aangiftebereidheid mist de politie een
groot deel aan gegevens die artsen/SEH wel
hebben. Volgens het door Prof. Shepherd
gehanteerde Cardiff Model gaan we nu aan
het werk. Prof. Shepherd was in juli 2012
zelf aanwezig om de aftrap te geven aan
de leden van de Raad van Bestuur van de
betrokken organisaties. Een paar maanden
later is het convenant onder-tekend waarin
de eerste afspraken rondom het project
zijn vastgelegd. De privacy en de herleid-
baarheid van de patiëntgegevens zijn een
belangrijk onderdeel van het convenant;
privacy van de patiënt is gegarandeerd
evenalsuitsluitend gebruik van de
gegevens voor preventie en niet voor
opsporing.’ aldus Peeck. Aan het eind
van de avond tijdens de discussie door
middel van stellingen en stemkastjes geeft
het publiek aan dat dataverzameling een
goed initiatief is, mits binnen drie jaar de
eerste daadwerkelijke maatregelen worden
genomen. Peeck bevestigt dat dit zeker
mogelijk moet zijn.
‘Beschrijf de letsels; zowel in woord als beeld voordat u ze behandelt.’
Spanningsveld SEH en politie
Na de pauze maakten Paul Roof, technisch
rechercheur Forensische opsporing Politie
Amsterdam, en Bianca Olofsen, IC/SEH
verpleegkundige AMC, tijdens een verma-
kelijke duo presentatie direct duidelijk
waar de spanningen liggen tussen de
twee disciplines. Roof: ‘Hallo, wij komen
in verband met die steekpartij van daarnet.
We willen graag even bij het slachtoffer
in de traumakamer. Dat kan nu wel hè?
(maakt aanstalten de traumakamer binnen
te lopen). Olofsen: ‘U mag wachten voor de
traumakamer. We roepen wel zodra u erbij
mag. Het traumateam is nu bezig met hem’.
De officiële regel van het convenant luidt
in dit geval: ruimten die in gebruik zijn ter
uitvoering van een geneeskundige behan-
delingsovereenkomst (zoals in dit geval
de traumakamer) zijn in beginsel niet vrij
toegankelijk voor politiefunctionarissen.
Het dilemma is direct duidelijk wanneer
een foto getoond wordt waarop een slacht-
offer behandeld wordt. De losgeknipte
kleding ligt in flarden op de vloer door-
drenkt in bloed en het infuus is in een
schoongemaakte arm aangebracht. >>
Sporen zijn kwijtgeraakt en contaminatie is
in gevaar. Roof pleit ervoor dat de technische
recherche de kans krijgt om in enkele minu-
ten zijn werk te doen; kleding e.d. inpakken
en gescheiden in liefst papieren zakken
doen, de nagels bemonsteren en knippen
en wegwezen.’
‘Ook al doe je scoop and run, doe een goede vooraankon-diging. Dan kan het bloed alvast besteld worden.’
In de Trauma Unit
De twee laatste sprekers, Frank Garssen
en Paul van Koperen, beiden arts-assistent
chirurgie met differentiatie traumachirurgie
in het AMC, bespreken een aantal
voorkomende handelingen in de trauma-
kamer bij zowel scherp als stomp trauma
aan de hand van casuïstiek. Ook een aantal
stellingen, waarop de aanwezigen kunnen
reageren door middel van een stemkastje
aan het eind van de avond, liggen in het
verlengde van deze voordrachten. Wanneer
wel of niet een thoracotomie? Die keuze lijkt
sterk afhankelijk van de zogenaamde ‘signs
of life’. Een prehospitale thoracotomie?
‘Lijkt me geen goed idee; je kunt pas een
thoracotomie uitvoeren wanneer je de juiste
middelen hebt en uitsluitend door iemand
die daarvoor bekwaam is’, aldus Garssen.
Over het massatransfusie protocol benadrukt
hij: ‘Ook al doe je scoop and run, doe een
goede vooraankondiging. Dan kan het bloed
alvast worden besteld. Snel transport bij
patiënten met bloedingen blijft van groot
belang: de definitieve bloedingscontrole
kan immers maar op één plaats uitgevoerd
worden en dat is in het ziekenhuis.’ Garssen
is wel een groot voorstander van toediening
van tranexamine-zuur in de ambulance of
helikopter. ‘Het zit nog niet in het protocol
ambulancezorg, maar de literatuur is ernaar,
het is een middel dat erg goedkoop is en
het kan levens redden’. Ook TraumaNet
AMC onderschrijft deze visie.
Van Koperen belicht een casus van een
mishandeling waarbij een vrouw een bowling-
bal tegen haar hoofd heeft gekregen.
De vrouw heeft hierdoor ernstig hoofdletsel
opgelopen. Bij de opvang van patiënten
met letsel aan de schedel en de hersenen
(het zogenaamde ‘neurotrauma’) is het
ATLS-principe ‘Treat first what kills first’ van
belang. Verder moet er geprobeerd worden
om de secundaire hersenschade zoveel
mogelijk te beperken. Van Koperen benadrukt
het belang van snel handelen: ‘Zorg dat er
geen tijd verloren gaat, ga zo snel mogelijk
naar een (neuro)traumacentrum waar snel
een diagnose gesteld kan worden, een CT-
scanner op de traumakamer speelt hierbij
een positieve rol m.b.t. de overlevingskans,
en ga snel over tot behandeling.’
Tijdens de paneldiscussie en de stellingen
blijken sprekers en publiek het voor het me-
rendeel met elkaar eens te zijn. Heikel punt
blijft het beroepsgeheim. Voorzitter Goslings
vat de discussie samen: ‘Foto’s en een
gedetailleerde, niet geïnterpreteerde
beschrijving van het letsel (een forensisch
verpleegkundige zou hier een belangrijke
bijdrage aan kunnen leveren) toevoegen
aan het medisch dossier, is niet in conflict
met het medisch beroeps-geheim.
Het dossier is eigendom van de patiënt.
Het geeft de patiënt ook de benodigde
informatie als hij besluit aangifte te doen.
Tot slot: onder bepaalde omstandigheden,
zoals om een op handen zijnd misdrijf met
dodelijk doel te voorkomen, mag je je
beroepsgeheim negeren.’ Onder luid
applaus worden de sprekers bedankt
voor hun bijdrage aan deze avond en
wordt onder het genot van een hapje en
een drankje nagepraat. Een ding is zeker:
vanavond was iedereen zich bewust van
zijn rol in de wereld van CSI.
Een paar reacties:
• Ambulancechauffeur: ‘Vaak zijn wij de
eersten die met een geweldsslachtoffer in
aanraking komen en weten we natuurlijk
hoe belangrijk het is dat je geen sporen
uitwist of bewijsmateriaal gaat verleggen.
Maar in het heetst van de strijd vergeet
je dat ook wel eens. Vanavond werd dat
bevestigd en het is voor mij ook weer een
extra aandachtspunt.’
• SEH verpleegkundige: ‘De aandacht voor
de zorgvuldigheid in de omgang met
bewijsmaterialen, die neem ik echt mee.’
• NFI: ‘Heel goed dat vanavond aandacht is
gevraagd voor forensisch bewustzijn; dat
is van groot belang. Tijdens deze avond
zie je dat verpleegkundigen en artsen zich
vaak niet bewust zijn van de gevolgen van
hun handelen m.b.t. bewijsmateriaal.
’Daar kunnen we nog een slag slaan!’
‘Bij de opvang van patiënten met neuro-trauma: threat first what kills first en probeer secundaire hersenschade zoveel mogelijk te beperken.’
Convenant & informatieve handreiking Essentie van het convenant is de afspraak dat zowel zieken- huizen, GGZ-instellingen, GGD-en, ambulancevoorzieningen, als politie en openbaar ministerie contact- functionarissen benoemen. De contacten tussen politie en justitie enerzijds en zorginstellingen anderzijds verlopen altijd via deze contactfunctionaris. In de informa-tieve handreiking zijn procedures en gedragsregels beschreven voor een aantal veel voorkomende situaties.
RAMBO Trial REACT-2 Trial
Sinds mei 2013 is er een nieuw gerandomiseerd wetenschappelijk
onderzoek gestart binnen TraumaNet AMC: de RAMBO-trial.
Dit onderzoek vergelijkt de operatieve behandeling met de
niet-operatieve behandeling van het kopje van het spaakbeen.
In een eerdere Traumapost hebben wij u geïnformeerd over de
REACT-2 trial (Randomized study of Early Assessment by CT
scanning in trauma patients).
Traumazorg
Onderzoek naar de optimale behandeling van breuken van het kopje van het spaakbeen
Directe total body CT scan bij ernstig gewonde traumapatiënten
Het spaakbeen (of radius) is één van de
twee botten in de onderarm: het kopje
vormt een belangrijk deel van het elleboogs-
gewricht. Bij een val op de gestrekte arm
kan het kopje van het spaakbeen breken.
Deze botbreuken komen in verschillende
vormen voor. Bij eenvoudige, kleine breuken
bestaat de behandeling uit een drukverband
en moet de patiënt weer snel gaan bewegen.
Bij meer ingewikkelde breuken moet er een
operatie plaatsvinden. Tussen deze twee
uitersten zit echter nog een type, waarvan
het nog niet duidelijk is wat de beste
behandeling is. Dit type botbreuk wordt
- afhankelijk van de opinie van de chirurg -
met of zonder operatie behandeld.
Om te onderzoeken wat de beste
behandeling is heeft de Trauma Unit van
het AMC in samenwerking met de afdeling
Orthopedie van het Amphia Ziekenhuis in
Breda een studie opgestart. Hierin worden
de twee meest voorkomende behandelingen
(operatief en niet-operatief) met elkaar
vergeleken. Het is een prospectief,
gerandomiseerd onderzoek: dat wil zeggen
dat er voor patiënten die aan het onderzoek
meedoen geloot wordt welke behandeling
zij krijgen. Patiënten zullen een jaar gevolgd
worden en in dat jaar worden er verschillende
tests gedaan om te kijken wat het resultaat
van de behandeling is.
Voor het onderzoek zijn 80 patiënten nodig:
in samenwerking met een aantal ziekenhuizen
uit de regio van TraumaNet AMC verwachten
we binnen anderhalf jaar dit aantal te kunnen
halen. Uiteindelijk zal de studie uit moeten
wijzen welk van de twee behandelingen
beter is, om zo patiënten in de toekomst de
beste behandeling aan te kunnen bieden.
Voor meer informatie: www.rambo-trial.nl
(vanaf zomer 2013)
Het betreft een gerandomiseerde multi-
centrum studie die de waarde van de directe
total body CT scan (TBCT) onderzoekt ten
opzichte van de standaard radiologische
beeldvorming gecombineerd met selectieve
CT-scans, tijdens de initiële trauma opvang
van ernstig gewonde traumapatiënten.
In deze TraumaPost geven wij u een korte
update van de vorderingen van de studie.
Sinds april 2011 werken 5 traumacentra
(4 Nederlandse en 1 Zwitsers ziekenhuis)
samen aan de REACT-2 trial. Inclusie
van patiënten op de traumakamer vindt
plaats bij afwijkende vitale parameters, een
klinische verdenking op ernstig letsel of het
trauma-mechanisme. Na het eerste licha-
melijk onderzoek en metingen van vitale
parameters wordt gerandomiseerd, om
direct aansluitend de gelote beeldvorming te
verrichten. Naast het verschil in mortaliteit
tussen beide strate-gieën onderzoekt de
REACT-2 trial ook het verschil in morbiditeit,
stralingsbelasting en kwaliteit van leven.
Inmiddels zijn meer dan 900 patiënten
geïncludeerd. Waarschijnlijk is eind 2013
het benodigde aantal inclusies (1078) bereikt.
Follow-up van de patiënten vindt plaats tot
1 jaar na het ongeval, o.a. met behulp van
vragenlijsten.
Voor meer informatie: www.react2.nl
0
200
400
600
800
1000
May-13
Apr-13
Mar-13
Feb-13
Jan-13
Dec-12
Nov-12
Oct-12
Sep-12
Aug-12
Jul-12
Jun-12
May-12
Apr-12
Mar-12
Feb-12
Jan-12
Dec-11
Nov-11
Oct-11
Sep-11
Aug-11
Jul-11
Jun-11
May-11
Apr-11
Colofon: TraumaNet AMC is een regionaal samenwerkingsverband van betrokkenen bij de acute zorg. Het AMC is, als Level 1 traumacentrum, de coördinator van dit netwerk. Zie ook: www.TraumaNetAMC.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TraumaNet AMC.
Regionale AmbulancevoorzieningGooi en VechtstreekAmbulance Amsterdam
zorg met hoofd en hart