E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en...

62
1 MOTIVATIENOTA BESLUIT PROVINCIERAAD 17 DECEMBER 2014 M.B.T. HET WINDLANDSCHAP E40 VAN AALTER TOT AALST 1. Bundeling adviezen, bezwaar- en steunschriften Bijlage 1 – overzichtslijst van indieners van een advies, bezwaar- of steunschrift Bijlage 2 –integrale tekst van adviezen, bezwaar- en steunschriften Bijlage 3 – advies Ruimte Vlaanderen 2. Coördinatie van adviezen, bezwaar- en steunschriften 2.1 Leeswijzer Er zijn 1526 adviezen, bezwaar- en steunschriften ingediend. Het betreft adviezen, steun- en bezwaarschriften van lokale besturen, adviesinstanties, middenveldorganisaties, projectontwikke- laars, bedrijven en bedrijventerreinbeheerders en actiecomités en georganiseerde petities. Alle adviezen, bezwaren en steunschriften zijn ontvankelijk met uitzondering van nrs. 317, 318, 1466, 1471, 1524 (te laat en/of onontvankelijk). De adviezen bezwaar- en steunschriften zijn gebundeld in hoofdstukken en thema’s. 2.2 Indeling hoofdstukken en thema’s Procedure, proces en communicatie - Procedure i.v.m. aankondiging openbaar onderzoek - Procedure m.b.t. grondgebied Wetteren - RUp niet mogelijk want bestemmingswijziging - Clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied - Geen miileuvergunning voor windturbines in agrarisch gebied - Onvolledigheid van dossier RUP en planMER - Inspraakperiode te kort - Voorkeursbeslissing zonder goedgekeurd planMER - Voorwaarde voor rechtstreekse participatie - Onvoldoende geÏnformeerd of misleidende informatie Alternatieven voor windenergie op land - Alternatieven voor windenergie op land Ruimtelijke visie en keuze locaties - Principe van concentratie en contrast - Afbakenen van uitsluitingszones

Transcript of E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en...

Page 1: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

1

MOTIVATIENOTA BESLUIT PROVINCIERAAD 17 DECEMBER 2014 M.B.T. HET WINDLANDSCHAP E40 VAN AALTER TOT AALST

1. Bundeling adviezen, bezwaar- en steunschriften Bijlage 1 – overzichtslijst van indieners van een advies, bezwaar- of steunschrift Bijlage 2 –integrale tekst van adviezen, bezwaar- en steunschriften Bijlage 3 – advies Ruimte Vlaanderen 2. Coördinatie van adviezen, bezwaar- en steunschriften 2.1 Leeswijzer Er zijn 1526 adviezen, bezwaar- en steunschriften ingediend. Het betreft adviezen, steun- en bezwaarschriften van lokale besturen, adviesinstanties, middenveldorganisaties, projectontwikke-laars, bedrijven en bedrijventerreinbeheerders en actiecomités en georganiseerde petities. Alle adviezen, bezwaren en steunschriften zijn ontvankelijk met uitzondering van nrs. 317, 318, 1466, 1471, 1524 (te laat en/of onontvankelijk). De adviezen bezwaar- en steunschriften zijn gebundeld in hoofdstukken en thema’s. 2.2 Indeling hoofdstukken en thema’s Procedure, proces en communicatie − Procedure i.v.m. aankondiging openbaar onderzoek − Procedure m.b.t. grondgebied Wetteren − RUp niet mogelijk want bestemmingswijziging − Clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied − Geen miileuvergunning voor windturbines in agrarisch gebied − Onvolledigheid van dossier RUP en planMER − Inspraakperiode te kort − Voorkeursbeslissing zonder goedgekeurd planMER − Voorwaarde voor rechtstreekse participatie − Onvoldoende geÏnformeerd of misleidende informatie Alternatieven voor windenergie op land − Alternatieven voor windenergie op land Ruimtelijke visie en keuze locaties − Principe van concentratie en contrast − Afbakenen van uitsluitingszones

Page 2: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

2

− Volledig gebied buiten concentratiezones aanduiden als uitsluitingszone − Rechtszekerheid van bestaande turbines in de uitsluitingszone − Verenigbaarheid met RSV en gewestelijk RUP Gent en Erembodegem − Relatie tot de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur (AGNAS) − Strijdig met bepalingn uit gemeentelijk structuur- of uitvoeringsplannen − Clusterprincipe voor zone E40 − Onwettig planMER aan de basis van het RUP Selectie van windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ − Combinatie windakker Hansbeke/bedrijventerrein Landegem-Drongen − Middenschalige windturbines in de uitsluitnigszone rond Zwijnaarde − Advies van lokale besturen − Onwettige overdruk op het gewestelijk RUP regionaal bedrijventerrein ’t Eilandje − Belangenvermening van provincie mbt ’t Eilandje − Impact op fauna en flora in windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ − Aanknopingspunt E17 Selectie van windakker Melle − Advies van lokaal bestuur − Schending van de landschapswaarde en landschappelijk waardevol agrarisch gebied − Schending van belangrijke natuurgebieden en van flora en fauna in ‘windakker Melle‘ − Combinatie windakker Melle/bedrijventerrein Kwatrecht Selectie van windkouter Sint-Lievens-Houtem − Advies lokale besturen − Onderzoek naar milieueffect van 18 windturbines − Schending van de landschapswaarde en van het landschappelijk waardevol agrarisch gebied van

de windkouter − Windkouter St.-Lievens-Houtem versus bedrijventerrein Ottergem − Ontsluiting niet meegespeeld bij keuze cluster St.-Lievens-Houtem − Windturbines in relatie tot de ruilverkaveling St.-Lievens-Houtem Selectie van de windakker Hansbeke − Advies lokale besturen − Inplanting in de open ruimte versus op bedrijventerreinen − Windakker Hansbeke versus bedrijventerrein Landegem-Drongen − Impact op landbouw en op herbevestigd agrarisch gebied (HAG) − Grenzen van het deelplan ‘windakker Hansbeke’ − Afbreuk van zonevreemde basisrechten − Relatie met gemeentelijk structuur- en uitvoeringsplan − Waterhuishouding Selectie van de windcluster ‘bedrijventerrein Erembodegem’ − Onverenigbaarheid met gewestelijk RUP

Page 3: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

3

− Bedrijventerrein Erembodegem versus bedrijventerrein Siezegemkouter − Teveel hinder en geen oplossing op planniveau − Veiligheidsproblematiek op bedrijventerrein Erembodegem Selectie van windcluster ‘ bedrijventerrein Aalter’ − Teveel hinder voor de omliggende woongebieden en voor bestaand bedrijventerrein − Windturines niet verenigbaar met watergebonden bedrijvigheid − Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften − Voorschriften te vaag en dus rechtsonzeker − Voorschrift minimum vijf windturbines per cluster − Voorschrift minimum twee windturbines per deelzone van een windcluster − Voorschrift over de inrichtingsstudie − Voorschrift over slagschaduw − Voorschrift over geluidsmilderende maatregelen en aanspreekpunt − Voorschrift compensatie van waardevolle vegetatie en/of overstromingsgebied − Voorschrift ivm. diverse milderende maatregelen − Onderzoek en milderende maatregelen m.b.t. vleermuizen − Voorschrift afbraak windturbines en bijhorende infrastructuur − Voorschrift masthoogte − Voorschrift maximale bouwhoogte van 30m − Voorschrift in relatie tot de gewestelijke bepaling produceren in open lucht − Voorschrift uitsluitingszone − Voorschrift visuele intrusiezone Draagvlakmodel − Rechtstreekse participatie − Omgevingsfonds Waardevermindering, planbaten en planschade − Waardevermindering

Page 4: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

4

2.3 Bespreking van adviezen, bezwaar- en steunschriften

Procedure en communicatieproces Bundeling – procedure i.v.m. aankondiging openbaar onderzoek Een bezwaarindiener merkt op dat er een schending is van de substantiële vormvereisten van het openbaar onderzoek; er werd nl. vastgesteld dat er op de plaats voorbehouden voor berichten buiten aan het gemeentehuis van de gemeenten Sint-Martens-Latem, Destelbergen, en Herzele geen aanplakking van openbaar onderzoek is gebeurd. Een andere bezwaarindiener merkt op dat op de openbare weg geen aanplakberichten hingen. Antwoord: Art. 2.2.10 VCRO bepaalt dat het openbaar onderzoek aangekondigd wordt door aanplakking in elke gemeente waarvan het grondgebied geheel of ten dele door het RUP bestreken wordt, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in de provincie worden verspreid en door een bericht op de website van de provincie. Aan deze vereisten werd voldaan. Volgens de stedenbouwkundige ambtenaar van Destelbergen gebeurde de aanplakking in Destelbergen in de hal van het gemeentehuis, de gemeente Herzele legde een proces-verbaal voor waaruit blijkt dat de nederlegging openbaar is gemaakt overeenkomstig de wettelijke beschikkingen en een PV van de gemeente Sint-Martens-Latem vermeldt expliciet dat het dossier ter kennis gebracht werd door aanplakking. Het is niet nodig dat daarnaast nog aanplakberichten op de openbare weg hangen. Aanpassing: geen Bundeling – procedure met betrekking tot grondgebied Wetteren Een bezwaarindiener vindt dat de benaming ‘windakker Melle’ niet correct is aangezien de concen-tratiezone ook op het grondgebied van Wetteren gesitueerd is en vraagt of de gemeente Wetteren op de plenaire vergadering was uitgenodigd. Antwoord: Het PRUP ‘Windlandschap E40’ omvat in zijn totaliteit 25 gemeenten en de formele procedure van het RUP is voor al deze gemeenten verlopen zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijk Ordening (VCRO). Op 4 maart 2013 vond een bilateraal overleg plaats met het College van Wetteren over de inplanting van windturbines. Wetteren maakte ook deel uit van het projectteam en ten slotte was de gemeente ook uitgenodigd op de richtlijnenvergadering van de planMER en de plenaire vergadering van het RUP. Zoals ook blijkt uit het thema ‘communcatie’ is aanvullend op wat er wettelijk voorgeschreven is, een zeer uitgebreide en transparante communicatie gebeurd over alle deelaspecten van het RUP. In een straal van 800m rond de concentratiezone hebben alle woningen een windfolder ontvangen met daarop de situering van de concentratiezone en de aankondiging van openbaar onderzoek (dus ook omliggende woningen in Wetteren). Aanpassing: geen Bundeling – RUP niet mogelijk want bestemmingwijziging Een bezwaarindiener stelt dat het PRUP een bestemmingswijziging inhoudt van een gebied met bestemming agrarisch gebied en stelt dat het niet mogelijk is deze bestemming, die werd vastgelegd bij koninklijk besluit, te wijzigen met een provinciaal RUP. Het feit dat in de VCRO afgeweken kan

Page 5: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

5

worden van bestemmingsvoorschriften bij indienen van een bouw-of milieuvergunningsaanvraag is volgens deze bezwaarindiener niet relevant omdat het hier gaat om een ruimtelijk uitvoeringsplan. Antwoord: In principe kan een PRUP wel degelijk een bestemming uit een gewestplan overrulen. Gewestplannen behoren immers tot het oude planinstrumentarium en worden geleidelijk aan vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's). Naargelang de bevoegdheden van de verschillende overheden kan de gemeente, de provincie of het gewest een RUP opmaken. In casu is er evenwel geen sprake van een bestemmingswijziging. Uit de bewoordingen van artikel 4.4.9, §1 VCRO en de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008, volgt duidelijk dat vergunningen voor windturbines en windturbineparken ook in agrarisch gebied (volgens gewestplan) mogelijk zijn. Een bestemmingswijziging was dus niet nodig. Vandaar dat er geopteerd werd voor een overdruk en dat de grondkleur (vastgelegd in het gewestplan) gewoon verder blijft gelden. Het PRUP beoogt enkel de inrichting van de gebieden in de overdruk te regelen, door te bepalen waar windturbines kunnen ingeplant worden en onder welke voorwaarden. Aanpassing: geen Bundeling - clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied Verschillende bezwaarindieners stellen dat windturbines niet kunnen worden ingeplant in landschap-pelijk waardevol agrarisch gebied omdat deze bestemming niet wordt vermeld in de concordantie-tabel waarnaar wordt verwezen in artikel 7.4.13 van de VCRO (Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening). De overdrukbestemming ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied' werd niet opgenomen en ook niet in het Typevoorschriftenbesluit. Antwoord: Landschappelijk waardevol agrarisch gebied is geen op zichzelf staande bestemmings-categorie, maar een combinatie van de bestemming agrarisch gebied (grondkleur op het gewestplan) en de overdruk 'landschappelijk waardevol'. In agrarisch gebied zijn windturbines mogelijk door de clichering. Het voorschrift van de overdruk luidt: "4.6. voor de landelijke gebieden kunnen volgende nadere aanwijzingen worden gegeven: 4.6.1. De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan land-schapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheids-waarde van het landschap niet in gevaar brengen" (KB 28 december 1972). De overdruk grijpt bijgevolg niet in op de bestemming zelf (dat wordt steeds bepaald door de grondkleur) maar beperkt de handelingen die er toegelaten zijn (inrichting). De voorschriften van de overdrukken moeten cumulatief gelezen worden. Bij het verlenen van een vergunning voor een windturbine zal bijgevolg ook getoetst moeten worden aan de voorwaarde 'voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen'. (Hierop wordt dieper ingegaan bij de bespreking van de selectie van de betreffende clusters, nl. Aalter, Melle en Sint-Lievens-Houtem). Het criterium i.v.m. de schoon-heidswaarde van een gebied werd in het verleden evenwel vrij streng beoordeeld door de Raad van State. Ten behoeve van de rechtszekerheid is het dan ook wenselijk in de concentratiezones de overdruk 'landschappelijk waardevol' te schrappen, met dien verstande dat geen afbreuk gedaan wordt aan de noodzaak tot behoud van de schoonheidswaarde van het landschap. Die noodzaak sluit immers ook aan bij het voorschrift van het PRUP omtrent het versterken van de kwaliteit van het windlandschap. De voorschriften worden in die zin aangepast dat de overdruk opgeheven wordt en vervangen door een gelijkaardig voorschrift dat deel uitmaakt van de voorschriften van huidig PRUP

Page 6: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

6

zodat geen twijfel kan bestaan over het gegeven dat grote windturbines er wel degelijk toegelaten (en aanvaardbaar) zijn. Aanpassing: De overdruk ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ opheffen en hernemen met mogelijkheid tot inplanting van windturbines. Voorstel voorschrift: In de overdruk 'landschappelijk waardevol gebied' mogen behoudens windturbines enkel handelingen en werken uitgevoerd worden die de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen. Toelichting bij voorschrift: Omwille van de rechtszekerheid wordt de overdruk 'landschappelijk waardevol' uit het gewestplan geschrapt. Zo kan er geen discussie rijzen over de mogelijkheid om in deze zone windturbines in te planten. Om te vermijden dat het landschap daardoor minder bescherming zou genieten, wordt het voorschrift terug opgenomen in dit RUP. Uit het geheel van het RUP blijkt dat windturbines op deze plek landschappelijk aanvaardbaar zijn. Bundeling – geen milieuvergunning voor windturbines in agrarisch gebied Een bezwaarindiener stelt dat het niet mogelijk is om in agrarisch gebied windturbines te vergunnen omdat de clicheringsmogelijkheid van art. 4.4.9 VCRO niet gebruikt kan worden voor een milieu-vergunning. Antwoord: Dit is onjuist. Art. 5.6.7. bepaalt uitdrukkelijk dat voor een milieuvergunning van de stedenbouwkundige voorschriften mag afgeweken worden als de goede ruimtelijke ordening niet geschaad wordt én als de inrichting stedenbouwkundig vergunbaar is in afwijking van een stedenbouwkundig voorschrift (of reeds vergund is). Aanpassing: geen Bundeling – onvolledigheid van dossier RUP en planMER Een bezwaarindiener stelt vast dat er een schending is van artikel 2.2.2 VCRO, §1 omdat de feitelijke en juridische toestand niet is weergeven van de 5km uitsluitingszone. Een andere bezwaarindiener stelt dat het RUP onvolledig is omdat niet wordt aangegeven hoe de planMER doorwerkt in het RUP. Een bezwaarschrijven oppert dat de planMER niet wettig is omdat niet wordt aangegeven hoe werd omgegaan met opmerkingen uit de publieke consultatie van de planMER. Antwoord: De feitelijke en juridische toestand is weergegeven voor de concentratiezone én de visuele intrusie-zone waarop de windturbines een onmiddellijk impact op hebben. Gezien de grootte van het plan-gebied leek het niet wenselijk om dit te doen voor de volledige uitsluitingszone. Er is immers geen onmiddellijke ruimtelijke of milieu-impact (immers uitsluitingszone) en bij een veelheid aan plannen ziet men door de bomen het bos niet meer. Voor de keuze van de concentratiezones werden de feitelijke en juridische aspecten van de verschillende alternatieven wel meegenomen in de planMER. Voor zover relevant voor het keuzeproces, bevat de planMER (dat een onderdeel van het RUP vormt) dus wel ook de feitelijke en juridische gegevens van gebieden in de uitsluitingszones. Het is niet juist te stellen dat de planMER niet volledig zou zijn: het is eigen aan de procedure van een planMER dat de opmerkingen die worden gegeven tijdens de publieke consultatie, eventueel in hun algemeenheid, worden verwerkt in de richtlijnen van de planMER, die instructies inhouden over de uitwerking van de planMER. Er is niet bepaald dat elke individuele opmerking die tijdens de publieke consultatie wordt ingediend, een individueel antwoord moet krijgen (die aan de bezwaarindiener

Page 7: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

7

wordt overgemaakt). Die opmerkingen moeten niet expliciet beantwoord worden door de dienst MER. Dat in tegenstelling tot de milieuverklaring bij de definitieve vaststelling van het RUP waarin o.a. aangegeven dient te worden hoe met het planMER wordt omgegaan alsook hoe met de inspraak geuit door het publiek tijdens het openbaar onderzoek over het RUP wordt omgegaan (cf. artikel 4.2.11, §4 DABM). M.a.w. er is een verschil in motivatieverplichting bij de behandeling van de bezwaren over het RUP en de opmerkingen ingediend tijdens de publieke consultatie. Aanpassing: aanvullen toelichtingsnota i.v.m. verband planMER/RUP. Bundeling - inspraakperiode te kort Een bezwaarindiener stelt dat de tijd voor inspraak te kort was: 2 maanden is weliswaar de termijn voor het openbaar onderzoek van een RUP maar dat is in dit dossier niet redelijk omdat het dossier te omvangrijk is. Er wordt verwezen naar het Verdrag van Aarhus. Antwoord Het komt niet aan de provincie toe om decretale procedures in vraag te stellen. Toch lijkt er hier geen sprake te zijn van een schending van het aangehaalde verdrag. De inspraakprocedures voor plannen m.b.t. het milieu moeten volgens het verdrag redelijke termijnen omvatten voor de verschillende fases. In casu werd nog voor het openbaar onderzoek van het PRUP uitgebreid gecommuniceerd over het plan. Hoewel het een ruim plangebied betreft, gaat het maar om een overdruk die toegespitst is op windturbines en zijn de voorschriften eerder beknopt. De bezwaarindiener heeft bovendien maar belang bij een deel van het plan (nl. de cluster windhoek Melle). Een administratieve procedure is overigens geen procedure voor een rechtscollege: een bezwaarschrift hoeft geen juridisch volledig onderbouwd document te zijn. Zestig dagen voor het eigenlijke openbaar onderzoek lijkt dan ook niet onredelijk. Aanpassing: geen Bundeling – voorkeursbeslissing zonder goedgekeurd planMER Verschillende bezwaarindieners hekelen het feit dat er een voorkeursbeslissing werd genomen over de verfijning van de zoekzones op het moment dat er nog geen goedgekeurd planMER was. Andere bezwaarindieners zijn de mening toegedaan dat de plenaire vergadering van het RUP pas georgani-seerd kon worden op het moment dat er een goedgekeurd planMER was en/of nadat de richtlijnen-vergadering van de planMER was doorgegaan. Een bezwaarindiener vraagt zich af wat de waarde is van de adviezen uitgebracht op de plenaire vergadering rekening houdende met het feit dat het dossier op bepaalde punten nog onvolledig was en verwijst naar de evt. noodzakelijkheid van een tweede plenaire vergadering. Antwoord: Het klopt dat er op het moment van de voorkeursbeslissing (april 2013) nog geen goedgekeurd planMER was en/of een publieke consultatie van de kennisgevingsnota. Dat was ook niet nodig aangezien het ging om een voorkeursbeslissing die wezenlijk verschillend is van een definitieve beslissing (over de voorlopige vaststelling). Op het moment van voorlopige vaststelling (maart 2014) was er wel een goedgekeurd planMER, die de basis vormde voor de keuzes van het PRUP. Dezelfde argumentatie geldt m.b.t. de plenaire vergadering: decretaal moet er pas een goedgekeurd planMER zijn op het moment van voorlopige vaststelling van het RUP, wat in casu het geval was. Aanvullend willen we onderlijnen dat er al heel wat milieuinformatie beschikbaar was op het moment van plenaire vergadering. Immers, voor de opmaak van de planMER werd gebruik

Page 8: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

8

gemaakt van de ‘plusprocedure’ waarbij de kennisgeving en de planMER gelijktijdig werden uitge-werkt. Het conceptplanMER was integraal beschikbaar op de plenaire vergadering. Dat tijdens de publieke consultatie, die volgde op de Provincieraad en ruimschoots werd aangekondigd op de bijhorende infovergaderingen, niet alleen de kennisgeving maar ook de planMER zelf ter inzage lag, is voor de geïnteresseerde burger en overheid een meerwaarde ten opzichte van de gangbare procedure waarbij alleen de kennisgeving (methodiek) ter inzage ligt (extra informatie). Naar aanleiding van de opmerkingen uit de publieke consultatie en de richtlijnen van LNE werd het concept planMER herwerkt tot een ontwerpplanMER. Het ontwerp planMER werd besproken op de projectteam-vergaderingen van november 2013 en in december door de bevoegde overheid goedgekeurd. Aanpassing: geen Bundeling – voorwaarde rechtstreekse participatie Sommige bezwaarindieners zijn van oordeel dat het RUP niet definitief kan worden vastgesteld omdat niet voldaan is aan de absolute voorwaarde van de Provincieraad met betrekking tot de rechtstreekse participatie. Men wijst erop dat het besluit van 5 december 2013 van Deputatie met betrekking tot rechtstreekse participatie werd vernietigd. Antwoord: In haar besluit van maart 2014 heeft de Provincieraad het volgende besloten: “Uiterlijk tegen de voorlopige vaststelling van de uitvoeringsplannen waarin de projectzones effectief worden afgebakend dient de Provincieraad de zekerheid te hebben over de effectieve uitwerking van het participatiemodel. Indien deze zekerheid niet kan worden aangereikt, kan de Raad niet akkoord gaan met de komst van (bijkomende) windturbines in de zones E40 en Maldegem-Eeklo. Een aantal project-ontwikkelaars in de zones E40 en Eeklo-Maldegem - die voor meer dan de helft van de realistische mogelijkheden hebben op realisatie van windturbines in de concentratiezones - hebben reeds het engagement naar het draagvlakmodel toe genomen. De Deputatie zal in het najaar van 2014 nog een juridisch onderbouwde beslissing nemen over welke middelen zij alsnog zal inzetten om bijkomende engagementen van ontwikkelaars te bekomen en hoe zij zal omgaan met aanvragen van ontwikke-laars die finaal geen engagement willen nemen, dit ter uitvoering van het Provincieraadsbesluit van 24 april 2013 (20% rechtstreekse participatie en bijdrage in het Omgevingsfonds).Er is geen reden om aan te nemen dat het engagement genomen door de betrokken projectontwikkelaars als het Vlaams Energie Bedrijf (VEB) herzien moeten worden en/of dat aan de vraag van de Provincieraad niet kan worden voldaan. Tevens dient onderlijnd te worden dat het tot de opportuniteit van de Provincieraad zelf behoort om te beslissen (in een later besluit) of aan de voorwaarde die ze enkel voor zichzelf heeft opgelegd, al dan niet is voldaan. Aanpassing: geen Bundeling - onvoldoende geïnformeerd of misleidende informatie Een aantal bezwaarindieners geven aan niet op de hoogte te zijn van het PRUP, of het openbaar onderzoek, of van de infomarkten en er zijn enkele bedrijven die vinden dat de overheid hen recht-streeks had moeten aanspreken. Sommigen vinden dat de informatie die verstrekt werd niet volledig was, of misleidend, of onjuist en aanleiding gaf tot een fout discours. Het kaartmateriaal was onduidelijk, er ontbrak concrete projectinformatie en door een gebrekkige planMER beschikten de omwonenden niet over de juiste informatie om een goed oordeel te kunnen vormen. Sommige bezwaarindieners hebben de indruk dat de overheid onverstoorbaar een vooraf bepaald traject doorloopt zonder zich te bekommeren om bewoners en/of de leefbaarheid van aanpalende dorpen.

Page 9: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

9

Antwoord: Communicatie Over het PRUP E40 is veel gecommuniceerd. Het PRUP startte in 2011 met de opmaak van een landschapsvisie. De opmaak van deze studie gebeurde in samenwerking met een klankbordgroep waarin lokale overheden en lokaal middenveld vertegenwoordigd waren. Dit wordt ook vermeld in de toelichtingsnota van het PRUP. Er werden verschillende windkranten en –folders gepubliceerd (2012, 2013, 2014), er waren infovergaderingen, infomarkten, enz. Het dossier is reeds 3 maal op de Provincieraad geagendeerd met de nodige persbelangstelling. Alle documenten van de raadsdossiers staan op de website van de provincie. De windfolder 2014 werd verspreid in een straal van 800m rond de concentratiezone dus omwonenden gesitueerd in de visuele intrusiezone werden rechtstreeks geïnformeerd. Kortom, er werd veel meer gecommuniceerd dan wettelijk voorzien is. De inplanting van windturbines maakt deel uit van een maatschappelijk discours met een eigen begrippenkader dat ook door de provincie wordt gebruikt. Het is niet correct te stellen dat deze informatie misleidend is in de zin dat verkeerde informatie wordt gegeven of bepaalde informatie werd achtergehouden. Alle communicatie gebeurde en gebeurt in volle transparantie . Informatie Het kaartmateriaal (kadasterplannen en luchtfoto's) blijkt voldoende te zijn om geïnteresseerden de nodige info over de ligging van de verschillende zones te verstrekken. Indien iemand niet vertrouwd is met kaartmateriaal, kon hij of zij zich altijd wenden tot het gemeentepersoneel of in het kader van het openbaar onderzoek een gerichte vraag stellen. In casu wordt enkel algemeen opgemerkt dat het materiaal onvoldoende zou zijn. Er is dan ook geen reden om hier een aanpassing te doen of te besluiten dat het plan dat ter inzage lag, onvoldoende was. Het klopt dat er in het PRUP geen concrete projectinformatie te vinden is, maar dit is in het kader van het PRUP ook niet nodig. Het plan geeft het gebied weer waar de turbines kunnen komen, waar ze zullen komen, maakt deel uit van de vergunningsaanvraag (dat ook aan openbaar onderzoek is onderworpen). Inspraak Uit voorgaande blijkt dat gedurende heel het proces inspraak mogelijk was. Dat er inspraak was betekent echter niet dat op alle bezwaren of suggesties moet worden ingegaan: ruimtelijke planning is steeds een afweging maken tussen verschillende belangen en elementen; wanneer keuzes zijn gemaakt, zijn deze in het PRUP toegelicht. Met betrekking tot de planMER kan gesteld worden dat deze werd opgemaakt door een erkend bureau en tot stand kwam in nauwe samenspraak met de bevoegde overheid (LNE). Ook al heeft men van buitenaf misschien de indruk dat een vooraf bepaald planopzet 'onverstoorbaar' doorgezet wordt, het is wel degelijk zo dat tijdens het totstandkomings-proces het plan op verschillende momenten wezenlijk veranderd werd. Aanpassing: geen Alternatieven voor windenergie op land Bundeling – alternatieven voor windenergie op het land Sommige mensen hebben vragen over de invulling van de hernieuwbare energiedoelstelling. Wind-energie is in Vlaanderen geen goede optie: het is te dicht bebouwd en de hinder voor mensen is te groot. Volgens sommigen zijn er ook gezondheidseffecten. Men denkt dat er meer mogelijkheden zijn voor bijv. zonne-energie of windenergie op zee in België/Vlaanderen. Sommigen vinden dat windenergie geen 'groene' energie is. Anderen vinden dat het niet rendabel is. Een lokaal bestuur

Page 10: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

10

vindt dat windenergie niet meer moet in de gemeente omdat er voldoende andere groene stroom in de gemeente geproduceerd kan worden. Antwoord: Vlaanderen heeft een hernieuwbare energiedoelstelling en windenergie op het land neemt daarin een belangrijke plaats. Door ruimte te voorzien voor 300 windturbines in Oost-Vlaanderen geeft het provinciebestuur uitvoering aan dit beleid. De provincie kiest ervoor om windturbines geordend in te planten, zoals ook voorzien is in het beleidskader Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan dat in 2009 door de Vlaamse overheid werd goedgekeurd. Het Vlaams wetgevend kader (Vlarem) geeft duidelijkheid over milieunormen waaraan windturbines moeten voldoen. Het is binnen dit kader dat het Oost-Vlaamse beleid inzake windturbines gesitueerd moet worden. Er zijn geen bijzondere gezondheids- of economische argumenten om in Oost-Vlaan-deren af te wijken van het Vlaamse beleid wanneer aan de wettelijke milieunormen is voldaan. Als het Vlaamse beleid wijzigt, zal ook het Oost-Vlaamse beleid aangepast moeten worden, maar dat is vooralsnog niet het geval. Wat betreft het gebruik van alternatieve energiebronnen is het zo dat de ene energiebron de andere niet uitsluit. Daarbij is het niet zo dat een afweging tussen de verschillende energievormen moet gebeuren waarbij ofwel wordt ingezet op zonne-energie, of op biomassa, of op windenergie. In de huidige context moeten alle vormen van hernieuwbare energie worden benut om aan de HE-doelstellingen te voldoen. Dat de realisatie van geschikt HE-potentieel de vraag van de gemeente overstijgt is mogelijk, het gaat immers om bovenlokale materie. Aanpassing: geen Ruimtelijke visie en keuze locatie

Bundeling – principe van concentratie en contrast Heel wat bezwaarindieners en adviserende instanties steunen het planinitiatief omwille van het ruimtelijk kader dat gecreëerd wordt voor de inplanting van windturbines (waar wel, waar niet). Er zijn ook bezwaarindieners die het principe van het concentreren van windturbines niet onder-schrijven, ofwel omdat ze vinden dat windturbines deel uitmaken van het actuele energievraagstuk en er geen ruimtelijke aanknopingspunten nodig zijn, ofwel omdat het leidt tot een ongelijke verdeling van de lasten (er zijn gemeenten waar geen turbines komen en waar men er dus geen last van heeft) of omdat men de mening is toegedaan dat er vooral een probleem is met de concessies eerder dan met de inplanting van windturbines (die als ordelijk wordt ervaren). Iemand vindt dat elkeen de mogelijkheid moet kunnen hebben om een windturbine te plaatsen voor eigen gebruik. Antwoord: Het is een beleidskeuze van het provinciaal bestuur om op haar grondgebied de inplanting van windturbines ruimtelijk aan te sturen en de Vlaamse visie hieromtrent te gaan verfijnen. Deze beleidskeuze is reeds genomen op het moment van goedkeuring van het Addendum PRS (2009). De beleidskeuze om windturbines te concentreren in concentratiezones houdt in dat in andere gebieden geen windturbines geplaatst worden. Deze ongelijke verdeling van de lasten komt altijd voor wanneer iets planmatig wordt afgebakend. Het visie van het Addendum Wind en dit PRUP betreft groot- en middenschalige windturbines; over het plaatsen van kleine windturbines (< 15m) spreekt het RUP zich niet uit omdat het een gemeentelijke bevoegdheid is. Eén van de belangrijke basisprincipes van het beleidskader Wind van het PRS is maximale benutting van de geschikte zones: er wordt gesteld dat de locaties omwille van het rendement en omwille van de vaak grotere landschappelijke impact van

Page 11: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

11

middenschalige turbines, maximaal vrijgehouden moeten worden voor grootschalige windturbines. Dit principe leidt ertoe dat in de concentratiezones wordt geopteerd voor grootschalige windturbines. Aanpassing: geen Bundeling – afbakenen van uitsluitingszones Enkele bezwaarindieners zijn gekant tegen het aanduiden van een uitsluitingszone omdat ze potenties zien voor het plaatsen en/of realiseren van windturbines op locaties die daar niet langer voor in aanmerking komen. Men vindt dat het provinciaal beleid ingaat tegen het Vlaams beleid rond hernieuwbare energie en ook dat het plan in strijd is met de clichering die werd ingevoerd vanuit een ‘sense of urgency’. Men ziet (in het PRUP) geen redelijke verantwoording voor de uitsluitingszone van 5km. Een bezwaarindiener stelt voor om te spreken van ‘bevoorrechte zones’ en ‘secundaire zones’ en om de uitsluitingszones te beperken in tijd, bijvoorbeeld voor een periode van 5 jaar. Antwoord: De provincie kiest ervoor om windturbines geordend in te planten, zoals ook voorzien is in het beleidskader Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (2009). Dit beleidskader Wind werd door de Vlaamse overheid goedgekeurd nadat de clichering is goedgekeurd; men zag dat dus niet als een beperking van de mogelijkheden voor windturbines. In de HE-scan van Oost-Vlaanderen (2011) werd aangetoond dat het mogelijk moet zijn om 300 windturbines te realiseren binnen de potentiële zoekzones van het PRS. Er is dan ook geen reden om te stellen dat het provinciaal beleid strijdig zou zijn met het Vlaamse beleid rond windturbines en/of om de beleidskeuzes die gemaakt zijn in 2009 bij te stellen. Indien op termijn blijkt dat de voorgestelde zoeklocaties en afgebakende concentratie¬gebieden niet voldoende zijn om aan de (mogelijks) nieuwe doelstelling te voldoen, kan het PRS gewijzigd worden maar dat is momenteel niet aan de orde. Dat het provinciaal bestuur het Vlaams ruimtelijk ordeningsbeleid inzake windturbines wil verfijnen door concentratie- en uitsluitingszones af te bakenen, is een beleidskeuze die door de Vlaamse overheid steeds werd onderschreven. In haar advies schrijft Ruimte Vlaanderen letterlijk ‘dat het instellen van een bouwverbod in een zone van 5 kilometer alsook het instellen van een visuele intrusiezone rond de windturbines leidt tot een duidelijke afbakening van deze windmolengroep wat op vlak van ruimtelijke ordening als een duidelijke meerwaarde wordt ervaren’. Ook de Procoro vindt dat uitsluitingszones nodig en verantwoord zijn om visuele interferentie te vermijden en om een gecoördineerde aanpak van windturbineprojecten te garanderen. Uit het afgelopen proces bleek dat heel wat adviesinstanties de planmatige aanpak – binnen afgebakende gebieden– ondersteunen, omdat het zo mogelijk wordt in te schatten wat het cumulatief effect is van een windpark in een regio, bijv. op de luchtvaart (Belgocontrol), de natuur (INBO en ANB), de leefomgeving (lokale besturen) en om investeringen beter te kunnen plannen (bijv. investeringen die nodig zijn voor aansluiting op het net (Elia en Eandis). Op de vraag of het mogelijk is de uitsluitingszones te beperken in tijd, kunnen we stellend dat in een RUP de stedenbouwkundige voorschriften in principe vastgelegd worden voor onbepaalde duur. Ruimtelijke keuzes worden verondersteld om duurzaam te zijn. Enkel bij een herziening van het RUP kunnen de voorschriften terug gewijzigd worden. Aanpassing: geen Bundeling – volledige gebied buiten concentratiezones aanduiden als uitsluitingszone

Page 12: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

12

Een lokaal bestuur in het Meetjesland vraagt dat op korte termijn gestart wordt met de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan dat het volledige grondgebied buiten de concentratiezones aanduidt als uitsluitingszone. Antwoord: Er is een principebeslissing genomen tot opstart van planproces voor de landschappelijke rustzone 'Eeko-Maldegem'. Momenteel wordt onderzocht welke gebieden om landschappelijke reden gevrijwaard moeten worden van grote windturbines. Aanpassing: geen Bundeling – rechtszekerheid van bestaande turbines in de uitsluitingszone Een bezwaarindiener is niet akkoord met het uitdoofbeleid ten aanzien van bestaande windturbines in de uitsluitingszone. Er wordt afbreuk gedaan aan verworven rechten die projectontwikkelaars in de desbetreffende zone kunnen hebben. Men vindt tevens dat afbreuk wordt gedaan aan de generieke mogelijkheid om in toepassing van de VCRO een zonevreemde milieuvergunning te bekomen. Antwoord: De Procoro stelt in haar advies dat uitsluitingszones nodig en verantwoord zijn om visuele interferentie te vermijden en om een gecoördineerde aanpak van windturbineprojecten te garan-deren. Het uitdoven van bestaande windturbines in deze zone maakt deel uit van deze visie. Het PRUP kan inderdaad geen beslissing nemen over de milieuvergunningsprocedure, maar dat neemt niet weg dat het PRUP van invloed is op de milieuvergunningsprocedure. Dat vloeit voort uit de milieuregelgeving zelf. Die bepaalt zelf dat een milieuvergunning onder meer moet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften. De verduidelijking hieromtrent in de toelichting is geen wijziging van de bestaande regelgeving. Voor hoofdzakelijk vergunde, bestaande constructies kan een milieuvergunning in afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften afgeleverd worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet geschaad wordt (art. 5.6.7 VCRO). Dat laatste betekent in het bijzonder dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt of verstoort. Het PRUP met overdrukken van een concentratiezone en een uitsluitingszone is net tot stand gekomen om de ruimtelijke draagkracht te bewaren en een chaos aan windturbines in het landschap te vermijden. Een concentratiezone heeft geen zin meer als de uitsluitingszone (op termijn) niet gerespecteerd wordt. De mogelijkheid van art. 5.6.7 is bovendien slechts een mogelijkheid en geen basisrecht zoals bijvoorbeeld voor het verbouwen van zonevreemde constructies (art. 4.4.10 e.v.). Een PRUP kan die mogelijkheid voor een specifiek gebied dus uitsluiten. Dit vormt geen aantasting van de rechtszekerheid. De ruimtelijke ordening is een dynamisch gegeven (oude ruimtelijke behoeften verdwijnen en nieuwe ontstaan). Stedenbouwkundige voorschriften zijn dan ook in principe steeds herzienbaar. De duur van de bestaande milieuvergunning geeft duidelijk aan hoe lang de uitbating nog verder kan duren. Aanpassing: Schrappen van de volgende zin in de toelichtende kolom van het voorschrift van art. 3: "Bestaande grote windturbines kunnen in gebruik blijven zolang er een geldige exploitatievergunning voor handen is. Een verlenging van de exploitatievergunning zal niet meer mogelijk zijn"' Bundeling – verenigbaarheid RSV en gewestelijk RUP m.b.t. Gent en Erembodegem Ruimte Vlaanderen adviseert het ontwerp PRUP gunstig met uitsluiting van de overlap t.h.v. de zones 'gemengd regionaal bedrijventerrein' van 't Eilandje en Erembodegem Zuid lV; hier interfereert het

Page 13: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

13

provinciale initiatief voor windturbines met de gewestelijke taakstelling inzake regionale bedrijvig-heid. De voorschriften uit de gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplannen moeten immers cumulatief worden toegepast met de voorschriften uit het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit samenlezen kan aanleiding geven tot uiteenlopende juridische interpretaties. Hierdoor kan de invulling van deze regionale bedrijventerreinen met bedrijvigheid onder druk komen te staan door de ontwikkelingen in functie van windturbines. De bestemming 'regionaal bedrijventerrein' sluit niet bij voorbaat de bouw van windturbines uit maar het moet duidelijk zijn dat deze windturbines ondergeschikt zijn aan de gewestelijke taakstelling met betrekking tot de realisatie van regionale bedrijven. Ruimte Vlaanderen stelt voor om de overlap ter hoogte van de bestemming 'gemengd regionaal bedrijventerrein' uit te sluiten. Antwoord: Ruimte Vlaanderen geeft ongunstig advies voor cluster Zwijnaarde en Erembodegem (daar waar er een overlap is met gewestelijke RUP’s) omdat het samen lezen van de voorschriften van het gewestelijk en provinciaal RUP aanleiding kan geven tot juridische interpretaties, wat men proble-matisch vindt wanneer dat betekent dat de bestemming ‘regionale bedrijvigheid’ niet gerealiseerd kan worden. Uit deze motivatie blijkt geenzins dat er een principiële strijdigheid zou zijn met het RSV of gewestelijk RUP noch dat de provincie principieel niet bevoegd zou zijn. Wel is men bekommerd om het feit dat de inrichting en voorwaarden zoals die voorzien zijn in het ontwerpPRUP tot gevolg zouden hebben dat de bestemming regionale bedrijvigheid niet gerealiseerd kan worden. Hierover kan het volgende gezegd worden: 1. Windturbines zijn principieel niet uitgesloten op bedrijventerreinen. Het PRUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niet van af. Uit praktijkgegevens blijkt overvloedig dat windturbines combineer-baar zijn met regionale bedrijfsactiviteiten (o.a. in de havengebieden). 2. Dat de windturbines aan bepaalde inrichtingsprincipes moeten voldoen (bijv. éénvormig voor-komen) is op zich geen obstakel voor realisatie van de bestemming regionale bedrijvigheid. 3. Wat problematisch kan zijn is het voorschrift i.v.m. slagschaduw, nl. wanneer er windturbines op het bedrijventerrein vergund en geplaatst zijn en de vergunningsaanvrager die een constructie of gebouw wil oprichten of wijzigen, verondersteld wordt gepaste, bouwtechnische maatregelen te nemen om slagschaduw te vermijden (en anders een weigering krijgt). Op de nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen in de windcluster Zwijnaarde zijn er echter nog geen windturbines geplaatst en deze kunnen er ook niet komen zonder toestemming van de bedrijventerreinbeheerder/ grond-eigenaar. In casu is er dus geen probleem met de ontwikkeling van de bestemming bedrijventerrein. 4. Wat wel problematisch is, is de voorwaarde die stelt ‘dat in elke concentratiezone minstens vijf grote windturbines voorzien moeten worden’, ‘dat in de cluster Gent zowel in het gedeelte ten noorden als ten zuiden van de Ringvaart telkens minstens twee grote windturbines moeten worden voorzien’ en ‘dat een stedenbouwkundige vergunning die niet de volledige zone dekt maar toegestaan kan worden indien blijkt dat de inplanting van minstens vijf grote windturbines mogelijk blijft'. Zo geformuleerd klopt het te stellen dat indien aan deze voorwaarden niet is voldaan, geen vergunning kan worden afgeleverd voor aanleg van het te ontwikkelen bedrijventerrein. Daarbij verwijst men naar het feit dat de realisatie van deze voorwaarde in casu niet afhangt van één eigenaar maar van verschillende eigenaars in het gebied. Omwille van de rechtsonzekere toepassing is het aangewezen deze voorschriften te hertalen, zodat een rechtsonzekerheid vermeden wordt. Hiervoor verwijzen we naar het hoofdstuk 'RUP-grenzen en voorschriften'. Aanpassing: zie hoofdstuk RUP-grenzen en -voorschriften

Page 14: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

14

Bundeling – verenigbaarheid met RSV en het gewestelijk RUP Siezegemkouter Ruimte Vlaanderen adviseert het ontwerp PRUP gunstig met uitsluiting van de overlap t.h.v. het gewestelijk RUP ‘Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Siezegemkouter (wijziging)'. Hier strijdt de uitsluitingszone voor windturbines expliciet met de visie van de Vlaamse overheid om hier wind-turbines toe te laten. In de voorschriften van het gewestelijk RUP staat expliciet ingeschreven dat handelingen voor de productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekracht-koppeling toegelaten zijn. Uit de toelichtingsnota blijkt dat windmolens kunnen voorzien worden op het bedrijventerrein, binnen het groenelement of binnen de oostelijke bufferzone. Het uitsluiten van windturbines binnen deze zone strijdt bijgevolg met de visie op gewestelijk niveau. Antwoord: Het is niet duidelijk waarom het provinciaal RUP strijdig zou zijn met het gewestelijk RUP. Immers, het provinciaal RUP sluit de productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling’ niet uit; het PRUP stelt enkel dat er geen ‘grote windturbines’ geplaatst kunnen worden. Het is duidelijk dat het hier gaat om een verfijning van het gewestelijk RUP aange-zien slechts één vorm van HE-productie wordt uitgesloten. Deze verfijning is legitiem vanuit het gegeven dat er anders visuele interferentie optreedt met andere windclusters. Los daarvan willen we onderlijnen dat de visie op het inplanten van windturbines in het ‘Windland-schap E40’ als geheel bekeken moet worden. De Procoro onderlijnt dat enkel op basis van robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen. Een uniforme aanpak garandeert objectvititeit en dit is nodig om keuzes te verantwoorden. De Procoro acht het niet wenselijk om van deze principes af te wijken, ook niet voor één cluster. Tot slot is het ook niet duidelijk waarom bijv. wel het regionaal bedrijventerrein Siezegemkouter en niet de andere regionale bedrijventerreinen uit de uitsluitingszone gehaald moeten worden; volgens de omzendbrief zijn windturbines op (regionale) bedrijventerreinen principieel mogelijk, zoals ook blijkt bijv. in de havengebieden. Om al deze redenen kan op dit verzoek niet worden ingegaan. Aanpassing: geen Bundeling – relatie tot de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur (AGNAS) Ruimte Vlaanderen stelt dat in uitvoering van het RSV de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie opstelde m.b.t. landbouw, natuur en bos voor de regio's Veldgebied Brugge-Meetjesland, Schelde-Dender en Vlaamse Ardennen. Voor deze regio's keurde de Vlaamse regering de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen agrarisch gebied goed, nam ze kennis van de ruimtelijke visie en keurde ze een operationeel uitvoeringsprogramma goed. Het voorliggende PRUP maakt te Aalter, Nevele, Melle en Sint-Lievens-Houtem de bouw van windturbines mogelijk in herbevestigd agrarisch gebied (HAG). Ruimte Vlaanderen wijst erop dat in dit verband de bepalingen gelden uit de omzendbrief RO 2010/01 'Ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn'. Men vindt dat in de toelichtingsnota onvoldoende wordt ingegaan op de gevolgen van de bouw van clusters van windturbines in het herbevestigd agrarisch gebied en men vraagt om in het licht van bovenvermelde omzendbrief de verschillende onderzochte alternatieven (met inbegrip van het autonome scenario) te evalueren op hun effecten op landbouwvlak en op die manier de gemaakte keuzes beter te onderbouwen. Ook de compenserende maatregelen voor de landbouwers moeten worden besproken.

Page 15: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

15

Antwoord: We willlen er in eerste instantie op wijzen dat dit RUP een overdrukRUP is en geenzins tot doel heeft de oorspronkelijke bestemming te wijzigen. De clichering maakt het nu reeds mogelijk dat windturbines worden ingeplant in (herbevestigd) agrarisch gebied.Door het aanduiden van een concentratiezone én een uitsluitingszone van 5km, heeft het RUP op macroniveau een positieve invloed op de grootschalige agrarische landbouwstructuren. De impact op meso- en microschaal wordt goed beschreven in de goedgekeurde planMER en varieert van neutraal (cluster Gent en Erembodegem) tot negatief (cluster Nevele). Het negatief effect heeft te maken met grondinname (door windturbines en bijhorende infrastructuur) en versnippering van landbouwgrond. Er kan ook een impact zijn als gevolg van verminderde infiltratie (door verharding). Om de impact van windturbines op de landbouw te milderen is in het RUP bepaald dat windturbines maximaal moeten worden gebundeld met de bestaande infrastructuur en dat de ontsluiting van de windturbines maximaal met gebeuren via bestaande wegen; bij nieuwe wegen wordt gedeeld gebruik vooropgesteld. Door deze maatregelen wordt overbodige versnippering van het landbouwareaal in de concentratiezone vermeden. Het klopt wel te stellen dat in de toelichtingsnota van het RUP slechts in beperkte mate wordt ingegaan op de impact van de windturbines op het landbouwgebied en/of op herbevestigd agrarisch gebied. Deze impact wordt wel gedetailleerd beschreven in de planMER, p. 272-274. Omdat het feitelijk aantal windturbines in de concentratiezones lager zal zijn dan berekend in de planMER, en omdat de wegenisinfrastructuur zoveel beperkt moet worden volgens RUP, zal de inname van landbouwgrond kleiner zijn dan ingeschat. De motivatie zal worden aangevuld in de toelichtingsnota. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen met informatie over AGNAS&HAG en impact op landbouw Bundeling – strijdig met bepalingen uit gemeentelijke structuur- en/of uitvoeringsplannen In verschillende bezwaarschriften wordt aangehaald dat het provinciaal RUP niet in overeen-stemming of strijdig is met een of meerdere bepalingen uit gemeentelijk structuur- of uitvoerings-plannen. Antwoord: Een provinciaal PRUP kan een gemeentelijk structuur- of uitvoeringsplan overrulen omwille van de hiërarchie van plannen. Art. 2.2.2, §3 Codex RO stelt dat de voorschriften van het hogere RUP van rechtswege de ermee strijdige voorschriften van een lager RUP opheffen. Aanpassing: geen Bundeling – clusterprincipe voor zone E40 Verschillende bezwaarindieners stellen niet akkoord te zijn met het clusterprincipe en de aanduiding van zes concentratiegebieden. Het clusterprincipe verhoogt de hinder en is daarom niet geschikt in een dichtbevolkt Vlaanderen. Een aantal bezwaarindieners willen geen windturbines in open, lande-lijke gebieden omdat de draagkracht er wordt overschreden, andere bezwaarindieners willen geen windturbines op bedrijventerreinen omwille van de dense bebouwing errond. Sommige bezwaar-indieners hekelen dat bij de selectie van de clusters vooral met economische argumenten rekening werd gehouden (minstens 5 windturbines) en te weinig met natuur- of duurzaamheidsargumenten (men verwijst naar specifieke bepalingen van VCRO en het decreet op natuurbehoud). De vraag wordt ook gesteld waarom het PRUP niet uitgaat van minimum 3 i.p.v. 5 windturbines per cluster zoals ook de omzendbrief voorziet. Men stelt dat wanneer wordt uitgegaan van 3 windturbines men

Page 16: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

16

meer keuze uit locaties heeft en men niet moet kiezen voor een locatie die daar eigenlijk niet geschikt voor is. Antwoord: Het is een beleidskeuze van het provinciaal bestuur om op haar grondgebied de inplanting van windturbines ruimtelijk aan te sturen en de Vlaamse visie hieromtrent te gaan verfijnen. Deze beleidskeuze is reeds genomen op het moment van goedkeuring van het Addendum PRS (2009) waar dit PRUP uitvoering aan geeft. De concentratiezones werden bepaald op basis van een eenvormige methodiek in de planMER en op basis van ruimtelijke basisprincipes die voor de volledig zones toepasbaar zijn. De Procoro stelt in haar advies dat enkel op basis van robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen. Men stelt dat een uniforme aanpak de objectiviteit garandeert en dat dit nodig is om keuzes te verantwoorden. Zij acht het niet wenselijk om van deze basisprincipes af te wijken ook niet voor één cluster. Eén van de ruimtelijke basisprincipes is te kiezen voor grotere concentratiezones wat hier werd vertaald als ‘gebieden waar minstens 5 windturbines kunnen staan’. Dit is een beleidsmatige keuze: 'grotere clusters genieten vanuit oogpunt van het streven naar een leesbaar globaal landschapsbeeld de voorkeur op kleinere clusters die meer het beeld van verspreide windturbines in het landschap kunnen opleveren. Om van een volwaardige cluster te spreken dienen minstens 5 turbines ingeplant te worden'. Enkel waar minstens 5 windturbines mogelijk zijn, kon een concentratiezone geselecteerd worden. Daarbij werd meer gewicht gegeven aan potentiële zones waar de kans op minstens 5 windturbines het grootst was. Omwille van rechtszekerheid wordt het voorschrift m.b.t. het minimaal inplanten van minstens 5 windturbines wel gewijzigd. We vertrekken niet langer van de verplichting om minimum vijf windturbines in te planten, maar van het principe van minstens vijf windturbines als streefdoel. We verwijzen voor de hertaling van het voorschrift naar de bespreking van het thema ‘voorschrift inrichtingsstudie’. Aanpassing: zie thema ‘voorschrift inrichtingsstudie’ Bundeling – onwettig planMER aan de basis van het RUP Een bezwaarindiener stelt dat het RUP voortbouwt op een onwettig planMER aangezien in de planMER de alternatieven niet op gelijkwaardige wijze werden onderzocht en omdat in autonoom scenario geen rekening werd gehouden met energiewinst. Men stelt dat de keuze om windturbines te concentreren in twee macroconcentratiezones niet onderworpen werd aan een degelijke milieu-effectenrapportage, dat de positieve effecten van het autonoom scenario niet in rekening werden gebracht en dat het mogelijk aantal turbines dat kan worden ingeplant in de verschillende wind-clusters geen realistisch scenario is. Antwoord: Het is een beleidskeuze van het provinciaal bestuur om op haar grondgebied de inplanting van windturbines ruimtelijk aan te sturen en de Vlaamse visie hieromtrent te gaan verfijnen. Deze beleidskeuze is reeds genomen op het moment van goedkeuring van het Addendum PRS (2009). Het is helemaal logisch dat de planMER de twee potentiële zoekzones van het Addendum als vertrek-punt neemt; deze ‘selectie’ is als dusdanig niet MER-plichtig. Wel MER-plichtig is het onderzoek naar de concentratiezones binnen de potentiële zoeklocaties. In de planMER wordt duidelijk aangegeven hoe de potentiële concentratiegebieden binnen de potentiële zoeklocaties zijn bepaald. Dat gebeurde op basis van een voorfiltering waarop een raster van 500m op 300m werd toegepast. Enkel de grotere concentraties werden weerhouden, d.w.z. de

Page 17: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

17

zones met potenties voor meer dan 5 windturbines. Aldus werden 10 concentratiezones bepaald: windbos Aalter, bedrijventerrein Aalter, windakker Nevele (Hansbeke), windakker Landegem, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle, windkouter Sint-Lievens-Houtem, bedrijventerrein Ottergem, bedrijventerrein Siezegemkouter en bedrijventerrein Erembodegem. Elk van deze locaties zijn in de goedgekeurde planMER op gelijkwaardige wijze onderzocht. Het autonome scenario werd in de planMER onderzocht als ontwikkelingsscenario bij de verschillende disciplines. Fig. 10.2 toont dit scenario dat tot stand kwam op basis van het theoretisch model dat ook gebruik werd bij de inrichtingsalternatieven (raster van 500 op 300m). Uiteraard is er meer energiewinst bij het autoom scenario dan bij de inrichtingsalternatieven; beleidsmatig is het autonoom scenario echter niet wenselijk omwille van de verspreide hinder. Het autonoom scenario is ook niet nodig om te kunnen voldoen aan de hernieuwbare energiedoelstelling in Oost-Vlaanderen. We willen ook verwijzen naar het advies van de Procoro die stelt dat de planMER hun inziens een goed document vormt om de milieu-impact in te schatten van de potentiële concentratiezones en bruibkaar is om onderbouwde keuzes te kunnen makenm.b.t. de verschillende inrichtings-alternatieven. Het klopt dat er op het moment van de voorkeursbeslissing nog geen goedgekeurd planMER was en/of een publieke consultatie van de kennisgevingsnota. Dat was ook niet nodig zoals bleek uit de bespreking van het thema ‘voorkeursbeslissing zonder goedgekeurde planMER’ in het hoofdstuk ‘proces en procedure’. Aanpassing: geen Selectie windcluster bedrijventerrein Zwijnaarde Bundeling – combinatie Hansbeke/Landegem/Drongen De stad Gent betreurt dat er in Gent slechts 1 zone is weerhouden nl. ter hoogte van Zwijnaarde en dat de combinatie Hansbeke/Drongen/Landegem niet werd onderzocht. Men vindt dat teveel wordt uitgegaan van ruimtelijke doelstellingen en te weinig wordt gedacht vanuit de nood aan energie. Men vindt dat de keuze voor Hansbeke ten koste van Drongen/Landegem onvoldoende is gemoti-veerd en men vraagt daarom de uitsluitingszone rond de windakker Hansbeke te schrappen. Antwoord: Het RUP heeft tot doel grote windturbines ruimtelijk aan te sturen in de zone E40. Daarbij wordt uitgegaan van een aantal ruimtelijke basisprincipes die uniform toepasbaar zijn in het volledige windlandschap E40. Enkel op basis robuuste, goed gefundeerde basisprincipes kunnen de tegen-stellingen in het discours een antwoord krijgen, dit werd reeds besproken onder het thema ‘cluster-principe’. Omdat het voorgestelde alternatief, nl. de combinatie Hansbeke-Landegem-Drongen, niet voldeed aan de basisprincipes van het RUP, is dit alternatief in de planMER en PRUP niet weerhouden. Het is ook niet mogelijk de uitsluitingszone rond Nevele te schrappen zonder ook de andere uitsluitingszones te schrappen. Dat een uitsluitingszone rond een concentratiezone nodig en wenselijk is, werd reeds besproken onder het thema ‘uitsluitingszone’. Ten slotte willen we onderlijnen dat in Gent het grootste windpotentieel zich situeert in de Gentse Kanaalzone. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster Bundeling – middenschalige windturbines in de uitsluitingszone rond Zwijnaarde

Page 18: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

18

De stad Gent vindt dat het ruimtelijk onderscheid tussen grote en middenschalige windturbines in het provinciaal RUP of vooronderzoek nergens afdoende wordt gemotiveerd en vraagt om in de uitsluitingszone rond het bedrijventerrein Zwijnaarde middenschalige windturbines toe te laten. Antwoord: Het is een beleidskeuze van het provinciaal bestuur om op haar grondgebied de inplanting van windturbines ruimtelijk aan te sturen en de Vlaamse visie hieromtrent te gaan verfijnen. Deze beleidskeuze is reeds genomen op het moment van goedkeuring van het beleidskader Wind van het PRS (2009). Eén van de belangrijke basisprincipes van het beleidskader Wind van het PRS is maximale benutting van de geschikte zones. Er wordt gesteld dat de locaties omwille van het rendement en omwille van de vaak grotere landschappelijke impact van middenschalige turbines, maximaal vrijgehouden moeten worden voor grootschalige windturbines. Enkel wanneer omwille van milieu-technische of specifieke landschappelijke redenen de inplanting van grootschalige turbines onmogelijk zou blijken te zijn, kan een planologisch initiatief genomen worden voor middenschalige windturbines. In het PRUP werd de mogelijkheid voor middenschalige windturbines opengelaten in het geval dat nieuwe technologieën aanleiding geven tot een beduidend hogere energieopbrengst of indien het verplicht is vanuit andere regelgeving. Op de vraag of middenschalige windturbines kunnen worden toegelaten in de uitsluitingszone rond het ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ kan niet worden ingegaan omwille van hoger vermelde basisprincipes. Aanpassing: geen Bundeling – advies van de lokale besturen De stad Gent ondersteunt het idee om ruimte te creëren voor minimaal 5 windturbines in de cluster bedrijventerrein Zwijnaarde en stelt letterlijk: ‘We zijn van oordeel dat de goed afgewogen inplanting - met eventueel milderende maatregelen bij een specifieke turbine - de economische opties zoals deze in de bestaande verordenende plannen en inrichtingsplannen zijn opgenomen, niet in het gedrang brengen’. Men vraagt wel om de stedenbouwkundige voorschriften zo te formuleren dat een rechtszekere, economische ontwikkeling gegarandeerd is en geeft een aantal concrete suggesties, waar verder wordt op ingegaan in het hoofdstuk RUP-grenzen en –voorschriften. Verder vraagt het bestuur om in het RUP rekening te houden met de afbakening van de zones in het in opmaak zijnde gemeentelijk RUP voor groenas 4 Bovenschelde. De gemeente Merelbeke vraagt zich af of de inplanting van minimaal 5 grootschalige windturbines in de windcluster Zwijnaarde een verantwoorde keuze is. Omdat de exacte plaats van de windturbines nog niet gekend is, is het volgens het bestuur niet mogelijk om een goede inschatting te kunnen maken van de hinder voor de aanpalende gebieden te Merelbeke. Het bestuur deelt de bezorgdheid van bezwaarindieners om de bescherming van de fauna in de Scheldevallei en het Liedemeerspark en stelt zich de vraag of het PRUP wel in overeenstemming is met RSV en PRS. Tenslotte vraagt men om voldoende garanties te voorzien voor rechtstreekse participatie van bestuur en inwoners van Merelbeke. Antwoord en aanpassing: We verwijzen naar de bespreking van de thema's: onwettige overdruk op het gewestelijk RUP regionaal bedrijventerrein ‘t Eilandje, voorschrift rond inrichtingsstudie, impact op natuur, fauna en flora in de windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ en naar het hoofdstuk draagvlakmodel. Bundeling – onwettige overdruk op het gewestelijk RUP ‘regionaal bedrijventerrein ‘t Eilandje’

Page 19: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

19

In een bezwaarschrift wordt gesteld dat het provinciaal RUP de ontwikkeling van het gebied tot zone voor regionale bedrijvigheid verhindert. Men vindt dat het provinciaal RUP een schending is van het gewestelijk RUP, het Brownfieldconvenant nr. 48, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwens-beginsel. Men verwijst naar de verplichting om op het zuidelijk deel van het deelplan ‘bedrijven-terrein Zwijnaarde’ minstens 2 windturbines te realiseren en stelt dat het gewestelijk RUP niet meer kan worden gerealiseerd zoals voorzien. De inplanting van 2 windturbines heeft volgens bezwaar-indiener verstrekkende gevolgen op de uitgeefbare voorraad aan gronden voor de ontwikkeling van regionale bedrijfsactiviteiten en hypothekeert de uitgeefbare terreinen waar geen windturbines moeten worden ingeplant. Bezwaarindiener geeft aan dat in het PRUP geen rekening wordt gehouden met het feit dat het bedrijventerrein is opgehoogd met slib en afgewerkt is met een leeflaag en dat als gevolg hiervan alle gebouwen zullen moeten worden gefundeerd d.m.v. paalfunderingen in combinatie met een beperkte vloerplaat op de leeflaag, wat in geval van wind-turbines tot gevolg heeft dat een funderingsheuvel van 5m boven het maaiveld zichtbaar zal zijn wat nadelige gevolgen heeft voor de beeldkwaliteit van de omgeving. Men stelt dat de commerciële en financiële nadelen die de inplanting van de 2 windturbines op het bedrijventerrein Eilandje Zwijnaarde deel Zuid veroorzaken niet in verhouding staan met de voordelen die het energieproject zal opleveren. Bezwaarindiener vindt dat de provincie geen rekening houdt met de inspanningen die de grondeigenaars reeds hebben geleverd, hetgeen verbazing opwekt omdat de provincie Oost-Vlaanderen middels de POM het Brownfieldconvenant nr. 48 Zwijnaarde - project Eiland mede als aandeelhouder van Eiland Zwijnaarde nv en destijds zelfs van Fasiver cvb heeft ondertekend. Men geeft aan dat geen overleg werd gepleegd met de betrokken eigenaren van het gebied. Antwoord: De relatie van het PRUP met het gewestelijk GRUP voor het Eilandje is behandeld in het thema ‘verenigbaarheid met RSV en gewestelijke RUP’s. Er bleek dat er geen principiële strijdigheid is met het gewestelijk RUP, maar wel dat er een probleem is met de stedenbouwkundige voorschriften- omdat deze in combinatie met de voorschriften van het gewestelijk RUP aanleiding kunnen geven tot juridische interpretatiemarge - waardoor de realisatie van de bestemming 'regionale bedrijvigheid' in het gedrang zou kunnen komen. In voorliggend bezwaarschrift gaat men een stuk verder: er wordt gesteld dat het gewestelijk RUP niet kan worden uitgevoerd zoals het door de initiatiefnemers voorzien is. Daarbij wordt verwezen naar een masterplan/inrichtingsstudie van het betrokken gebied, een studie die dateert van 2007. Men leest in het ontwerpRUP dat er twee turbines moeten worden gerealiseerd op het bedrijven-terrein Eiland Zwijnaarde deel Zuid, waarvan één in de zone voor kennisbedrijvigheid (kantorenpark). Dit is echter niet juist: het RUP specificeert dat er minimaal twee turbines moeten komen ten zuiden van de Ringvaart maar geeft niet aan waar dat precies moet zijn. Het RUP stelt alleszins niet dat op de zone van het wetenschapspark een windturbine moét geplaatst worden. Andere mogelijke inplantingslocaties zijn de logistieke zones die voorzien worden binnen het deelplan 't Eilandje en/of het deelplan Domo van het gewestelijk RUP. Uit het bezwaarschrift blijkt niet waarom windturbines hier niet mogelijk zouden zijn. Technisch is de inplanting van een windturbine wel mogelijk aangezien gesteld wordt dat een windturbine op de leeflaag gebouwd kan worden (mits de bouw van een funderingsheuvel die 5m boven het maaiveld uitsteekt). Aangezien in het najaar van 2014 nog geen vergunningsaanvraag voor aanleg van het betreffende gebied werd ingediend, is het gezien de grote vraag naar hernieuwbare energie, niet onredelijk van de overheid om de potentieel geschikte windlocaties op de site te willen benutten. Dit moet uiteraard

Page 20: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

20

gebeuren op een rechtszekere wijze. De Provincieraad opteert er dan ook voor de voorschriften te hertalen zodat een rechtszekere economische ontwikkeling gecombineerd wordt met het benutten van het geschikte windpotentieel. Voor de vertaling van de voorschriften verwijzen we naar het gelijknamig hoofdstuk. Wanneer de voorschriften worden bijgesteld zodat er geen juridische interpretatiemarge meer mogelijk is over de rechtszekere ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein, lijken de argu-menten van de bezwaarindiener enkel nog betrekking te hebben op de commerciële en financiële nadelen die de inplanting van twee windturbines veroorzaken. Daarbij wordt gesteld dat de voordelen niet in verhouding staan tot de nadelen. Men vindt de overheid eerder gemaakt afspraken niet naleeft, waardoor het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel wordt aangetast. Hier kunnen we stellen dat de gemaakte afspraken de provinciale overheid niet kunnen beletten om haar bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening uit te oefenen. Zoals hierboven aangegeven verhinderen de inrichtingsvoorschriften niet dat het bedrijventerrein ontwikkeld wordt. Het realiseren van de doelstellingen van het Brownfieldconvenant worden weliswaar beïnvloed maar niet verhinderd door de komst van windturbines. Het feit dat windturbines niet in het convenant voorzien werden, is geen juridische belemmering. De grondslag voor het PRUP ligt in de toepasselijke bepalingen van het VCRO en de keuzes in het PRUP worden geschraagd door een gemotiveerde belangenafweging. Bedrijventerreinen zijn een mogelijke inplantingsplaats voor windturbines- dat is niet nieuw. Aanpassing: aanpassen voorschriften i.f.v. rechtszekere economische ontwikkeling, zie thema ‘RUP grenzen en voorschriften’. Bundeling – belangenvermenging van de provincie m.b.t. Eilandje Een bezwaarindiener vindt dat de provincie niet bevoegd is om een RUP op te maken dat een over-druk vormt op het gewestelijk RUP. Men vindt een bijkomende reden in de waarschijnlijke belangen-vermenging van de provincie, aangezien het Provinciebestuur eigenaar is van belangrijke delen van de locatie (via de POM). Men stelt zich de vraag of provincie in dit dossier wel onpartijdig is. Antwoord: Belangenvermenging is niet mogelijk aangezien de overheid een algemeen belang nastreeft. Aanpassing: geen Bundeling – impact op natuur, fauna en flora in de windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ Verschillende bezwaarindieners uiten hun bezorgdheid over de impact van windturbines op de vogels in en rond de windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ en men staaft dit met uitgebreide terreinkennis. Een belangrijk argument is de aanwezigheid van een reigerkolonie van minstens 30 nesten en verder de aanwezigheid van een slechtvalkennest en een huiszwaluwennest op een bedrijf binnen de concentratiezone, een opvangcentrum voor vogels en wilde dieren vlakbij de concentratie-zone, een trekroute van vogels die de Schelde volgen richting Nederland, enz. Men begrijpt niet dat rekening houdende met alle beschikbare informatie de cluster nog niet gedeselecteerd is aangezien mitigerende maatregelen geen of weinig verschil zullen maken door de vele constructies die er staan. Andere argumenten zijn: aanwezigheid van o.a. rosse vleermuis, de impact op vissen in de Tijarm, Ringvaart of Kanaal, de fauna in de rietkanten en wilgenvloedbossen. Men vreest ook hinder voor de omgeving onder de vorm van geluid en slagschaduw en veiligheid. Men heeft vragen bij de inschatting (quotering) van de milieueffecten in de planMER en wijst erop dat het voorzorgsbeginsel de verplichting inhoudt om eerst goed de milieunadelen (en -voordelen) van een bepaalde locatie in

Page 21: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

21

te schatten alvorens een beslissing te nemen. Men vindt dat het voorzorgsbeginsel hier is geschonden. Deze opmerking betreft ook de waterhuishouding, waarbij men vaststelt dat er geen dwingende maatregelen opgenomen zijn om compensatiezones aan te leggen voor de inname van mogelijks overstromingsgevoelige gebieden. Antwoord: Positieve aanknopingspunten De inplanting van windturbines in gebieden met bestemming bedrijventerrein is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Integendeel, het RUP heeft op macro- schaal een positief effect aangezien naast een concentratiezone ook een uitsluitingszone van 5km wordt aangeduid. Dat het bedrijventerrein Zwijnaarde werd geselecteerd als concentratiezone heeft vooral te maken met de vele positieve aanknopingspunten die het gebied heeft, nl. als poort van Gent, op een kruising van autostrades en waterwegen, aanwezigheid van veel infrastructuur hoog-spanningsleidingen, enz. Het gebied is weliswaar dichtbebouwd maar dat doet niets af aan het feit dat de Vlaremnormen gerespecteerd moeten worden. Ook met betrekking tot geluid en veiligheid moet aan de Vlaremnormen worden voldaan, we verwijzen naar het hoofdstuk hinder en veiligheid. Overeenstemming met RSV en PRS Sommige bezwaarindieners vinden dat de selectie van deze windcluster strijdig is met sommige bepalingen van het RSV en PRS. In het goedgekeurde beleidskader Wind van het PRS lezen we echter voor de valleigebieden: 'Er wordt geopteerd om in de momenteel niet ingenomen valleigebieden geen groot of middenschalige windturbines in te planten. De ingenomen gedeelten van de grote vallei-gebieden zijn binnen Oost-Vlaanderen meestal gerelateerd aan de historische steden of kernen. Deze kernen maken deel uit van de omringende dense bebouwde gebieden. De inplanting van windturbines nabij deze kernen accentueert de poort die deze hebben naar de vallei toe'. Over het Oost-Vlaams Kerngebied lezen we: 'In de eerste plaats dient voor de afbakening van het stedelijk weefel in dit gebied gezocht te worden naar inplantingslocaties gekoppeld aan de transportassen, de grote ring rond Gent (R4), enz. Nabij de poorten van de stad op de grote transportassen E17 en E40 kunnen eventueel windparken in clustervorm worden voorzien als een verdere landschappelijke versterking'. Ruimte voorzien voor windturbines op het kruispunt van E40 en E17 en R4, is duidelijk in overeen-stemming met dit beleidskader. Impact op vogels We wezen reeds op het positief effect van het PRUP op macroschaal. Er is wel een negatieve impact op vogels en vleermuizen op meso- en microschaal. Dit wordt goed beschreven in de goedgekeurde planMER, op basis van een model van 17 windturbines. In haar advies stelt de Procoro dat de planMER een goed document is om de milieu-impact in te schatten van de potentiële concentratie-zones en bruikbaar is om onderbouwde keuzes te kunnen maken m.b.t. de verschillende inrichtings-alternatieven. Men vindt dat de planMER een goed beeld geeft van de aandachtspunten op vlak van landschap, erfgoed, fauna, flora, enz. Voor de cluster Gent kan dit beaamd worden aangezien de gebieden en diersoorten die in diverse bezwaarschriften vermeld worden ook in de planMER beschreven staan (o.a. Liedemeerspark, Scheldekanaaltragel aan kanaal van Zwijnaarde, de Tijarm als interessante gebieden voor vogels, de aanwezigheid van een reigerkolonie, van de huiszwaluw, van broed- en pleistergebieden en mogelijke seizoenstrek enz). Echter, omdat het gebied al sterk

Page 22: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

22

verstoord is en door de urbane gebieden rondom de cluster, wordt in de planMER de impact op vogels ingeschat als zijnde negatief (en niet significant negatief). De Provincieraad volgt deze redenering, temeer omdat de verstoring nog zal toenemen a.g.v. de realisatie van de site Eilandje en de uitbreiding van de site Domo (Alinso). Zij is van oordeel dat een (beperkte) inplanting van windturbines in de windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ mogelijk moet zijn mits het nemen van de belangrijke voorzorgsmaatregelen om de impact op vogels te beperken: 1. Omdat er in het gebied twee gebieden naar voren komen waar vogels heel belangrijk zijn

(Liedemeerspark en Tijarm) wordt als inrichtingsmaatregel in het RUP opgelegd dat windturbines op minstens 200m van de grens van deze gebieden moeten staan ; de Provincieraad oordeelt dat het weinig zinvol is deze maatregel op te leggen ten opzichte van het Scheldekanaal te Zwijnaarde omwille van de bestemming regionaal bedrijventerrein aan beide zijden van dit kanaal (zo voorzien in het gewestplan en in het gewestelijk RUP).

2. Voorafgaand aan de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvraag van een concreet project dient er onderzoek te gebeuren naar vogels, zowel naar de soorten als naar de pleister- en foerageergebieden en naar de trekroutes in het gebied. De resultaten van het onderzoek moeten dan (mede)bepalend zijn voor de configuratie van de windturbines en/of aanleiding kunnen geven tot milderende maatregelen op projectniveau (bijv. stilleggen van de windturbines in bepaalde periodes, enz). De vergunningverlenende overheid kan deze milderende maatregelen desgewenst opleggen als voorwaarde bij het toekennen van de milieuvergunning.

Op voorwaarde dat deze milderende maatregelen in het RUP worden ingeschreven is de Provincie-raad van oordeel dat de concentratiezone kan worden ingevuld met minimale impact op de aanwezige fauna. Impact op vleermuizen In het gebied komen vleermuizen voor en liggen er mogelijks ook trekroutes van vleermuizen. Door de hoge mate van verstoring in de directe omgeving van de zoekzone en het ingesloten karakter door de ligging tussen de E40 en de Ringweg, schat de planMER dat er geen grote aantallen vleermuizen voorkomen. Omwille van de leemte in het onderzoek, gaf de provincie in de zomer van 2014 de opdracht om tellingen voor vleermuizen uit te voeren. Dit onderzoek werd afgerond in november 2014 en uit het onderzoek bleek dat er wel verschillende vleermuissoorten in het gebied voorkomen en dat milderende maatregelen best verordenend worden bepaald. In het ontwerpRUP werd gesteld dat windturbines op minstens 200m moeten blijven van lijnvormige groenelementen. Voor verschillende bezwaarindieners volstaat deze maatregel niet omdat niet alle vleermuissoorten deze groenelementen volgen. Men is meer voorstander van een vleermuizenonder-zoek dat moet worden uitgevoerd naar aanleiding van een specifieke vergunningsaanvraag voor windturbines in een concentratiezone ; dat onderzoek moet dan inzicht geven in de te nemen milderende maatregelen op projectniveau (cut-in-speed, afstand tot specifieke groenelementen, configuratie van de windturbines, enz). De milderende maatregelen die nodig zijn kunnen dan – indien gewenst of noodzakelijk - als voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag worden opgelegd. We verwijzen naar de bespreking van het thema ‘onderzoek en milderende maatregelen m.b.t. vleermuizen’ in het hoofdstuk ‘RUP-grenzen en -voorschriften’. Aanpassing: − bepalen dat windturbines niet kunnen worden ingeplant op minder dan 200m van het Liede-

meerspark en op minder dan 200m van het natuurontwikkelingsgebied van de Tijarm;

Page 23: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

23

− vleermuizenonderzoek verplichten voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines in de cluster Gent;

− schrappen van de voorwaarde dat de windturbines op 200m van lijnvormige groenelementen moeten blijven.

Bundeling – aanknopingspunt E17 Een bezwaarindiener oordeelt dat het plan moet gekaderd worden in een lange termijnperspectief, o.a. met betrekking tot de E17-brug. Eén van de lange termijnopties die (zou moeten) worden onder-zocht, is om op termijn de E17 om te buigen naar een ringautostrade rond de stad zodat deze weg niet meer doorheen de stad loopt. Voor de windcluster ‘bedrijventerrein Zwjinaarde’ zou dit betekenen dat er geen aanknopingspunten meer zijn voor de selectie ervan. Antwoord: Het klopt dat er geen rekening is gehouden met dit mogelijke lange termijnperspectief. Voorzover we kunnen opmaken uit het bezwaarschrift betreft het (nog) niet meer dan een idee, een mogelijkheid. Maar zelfs zonder E17 is in het gebied toch voldoende harde infrastructuur aanwezig die een aanknopingspunt vormt voor de windturbines. Een bezwaarindiener heeft er moeite mee dat er in Gent windturbines komen die visueel zullen interfereren met het cultureel erfgoed van Gent (torens van Belfort, St. Baafscatedraal, enz). Er is echter al visuele interferentie met de windturbines ten noorden van Gent, in het industrie- en havengebied. Ruimtelijke planning is steeds keuzes maken. Aanpassing: geen Selectie wincluster windakker Melle Bundeling – advies van het lokaal bestuur De gemeente Melle geeft een (voorwaardelijk) gunstig advies voor de windakker Melle, maar vraagt wel om de windcluster te beperken tot maximaal zes windturbines (waarvan 3 bestaande en 3 bijko-mende windturbines en waarvan maximaal 2 bijkomende op het grondgebied van Melle) en om het RUP te begrenzen tot aan de spoorlijn zodat het waardevolle gebied tussen de spoorlijn en de N9 gevrijwaard blijft. Men geeft aan dat het PRUP te vaag is aangaande de landschappelijke inrichtings-werken en over de noodzakelijke harde infrastructuur (werf- en dienstweg, cabine, stroomafvoer-leidingen). Tot slot vraagt men de verplichting tot rechtstreekse participatie verordenend te bepalen. Antwoord: We willen hier verwijzen naar de bespreking van het thema 'schending van de land-schapswaarde en van het landschappelijke waardevol agrarisch gebied', het thema 'voorschrift visuele intrusiezone' en het hoofdstuk draagvlakmodel. Met betrekking tot de ontsluiting van de site kunnen we stellen dat uit het vooronderzoek en uit het overleg met projectontwikkelaars bleek dat in dit gebied windturbines geplaatst en ontsloten kunnen worden. Aanpassing: geen Bundeling - schending van de landschapswaarde en van het landschappelijke waardevol agrarisch gebied In verschillende bezwaarschriften wordt ingegaan op de impact van windturbines op het waardevolle landschap van de kastelensite in Melle. Men vindt de term 'windakker’ denigrerend voor het land-schappelijk waardevol gebied. Er wordt verwezen naar de relictzone ‘Kasteelparken van Melle en

Page 24: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

24

Merelbeke’ en naar nabijgelegen relictgebieden, het natuurgebied ‘De Kalverhage’ het parkgebied ‘De Bueren’, de open kouter E40 en spoorweg en de Vuntebeek. Men vraagt zich af hoe de voor-gestelde windturbines landschappelijk zullen worden ingebed rekening houdende met de open kouter (E40/spoorlijn) en het landschap met kastelen en dreven. In een bezwaarschrift wordt gesteld dat met de inplanting van windturbines in landschappelijk waardevol agrarisch gebied de bestem-ming zodanig wordt geschonden dat sprake is van een bestemmingswijziging eerder dan van een overdruk. Men vindt de kwalificatie overdruk onjuist en tegenstrijdig. Men stelt dat in landschap-pelijk waardevol gebied de toelaatbaarheid van bouwwerken aan twee criteria moet worden onder-worpen een planologisch en esthetisch criterium. Voor de cluster Melle wordt gesteld dat de inplanting van windturbines in het gebied deze toets niet kan doorstaan. Antwoord: We willlen er in eerste instantie op wijzen dat dit RUP een overdrukRUP is en geenzins tot doel heeft de oorspronkelijke bestemming te wijzigen. De clichering maakt het nu reeds mogelijk dat windturbines worden ingeplant in agrarisch gebied. Door het aanduiden van een concentratiezone én een uitsluitingszone van 5km, heeft het RUP op macroniveau een positieve invloed op de groot-schalige agrarische landbouwstructuren. De impact op meso- en microschaal wordt goed beschreven in de goedgekeurde planMER en is voor deze cluster beperkt negatief voor de landschapstructuur en het landschapsbeeld( -1), neutraal voor landschapstypologie(0) en negatief voor erfgoedwaarden en landschapsbeleving (-2 Ondanks de negatieve impact op erfgoedwaarden en landschapsbeleving is de Provincieraad van oordeel dat de potenties voor windenergie in deze cluster benut moeten worden, ook binnen de zone met bestemming landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Niet alleen is de cluster energetisch geschikt voor de inplanting van windturbines, tevens past deze cluster in een totaalvisie voor E40 waarbij met het aspect 'landschap' rekening is gehouden. In de Landschapsstudie gaat men ervan uit dat windturbines per definitie niet passen in het landschap: hun verticale maat is van een andere orde dan het merendeel van de landschapselementen (bomen, huizen, enz) maar hetzelfde geldt voor hoogbouw, hoogspanningsleidingen, schoorstenen. De opgave (om grote windturbines in te planten) gaat niet om het 'passen in' maar 'passen bij'. Men ziet het inplanten van windturbines niet als objectieve, maar als associatieve opgave. Windturbines worden in geval van de windakker en de windkouter geassocieerd met winderige, open ruimtes (en dus niet met techniek en infrastructuur zoals op de bedrijventerreinen). Door windturbines te bundelen in clusters langs de E40 is de landschappelijke impact op macroniveau beperkt. In het ontwerpRUP wordt als milderende maatregel voorgesteld om een compacte cluster te realiseren, met een beperkter aantal turbines. Een bundeling van de windturbines met de rechtlijnige structuur van de snelweg bewaart het huidige landschapsbeeld en door de maximale bundeling van de windturbines met de snelweg wordt de lijnvormige structuur benadrukt. M.b.t. ongeroerde open zones wordt in de planMER voorgesteld om voorafgaand een begeleid proefonderzoek uit te voeren, waarbij de zone worden afgebakend en waar mogelijk vervolgonderzoek aan de orde is. In het ontwerpRUP is met deze maatregelen rekening gehouden: we verwijzen naar het inrichtings-voorschrift 'het zo maximaal mogelijk bundelen van windturbines met bestaande infrastructuur’ en het 'verplicht archeologisch vooronderzoek'. Door de beperkte oppervlakte van de concentratiezone is het aantal windturbines sowieso al veel beperkter; uit het vooronderzoek bleek dat het gaat om een cluster van 5 à7 windturbines. Met betrekking tot de plangrens is onder meer de gemeente Melle vragende partij om de grens te beperken tot aan de spoorweg om zo het waardevol gebied tussen de spoorweg en de N9 te vrij-

Page 25: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

25

waren. De Procoro vindt (in zijn algemeenheid) dat het niet aangewezen is om de grens te verleggen, vanuit te bekommernis dat de potenties voor windenergie maximaal gevrijwaard moeten blijven. Bij concrete invulling van de zone kunnen nog technische en milieukundige argumenten opduiken waardoor het aantal windturbines lager kan zijn dan oorspronkelijk gepland. De Provincieraad volgt deze redenering en vindt dat – het vooronderzoek indachtig - in de cluster geen reden is om de zone (bijkomend) te beperken; windturbines zijn ook in het landschappelijk waardevol gebied verantwoord en wenselijk. Aanpassing: geen aanpassing van de grens, wel omgaan met 'landschappelijk waardevol gebied', zie thema 'clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied'. Bundeling - schending van belangrijke natuurgebieden en van de flora en fauna in het gebied Een bezwaarindiener merkt op dat het deelplan ‘windakker Melle’ strijdig is met verschillende bepalingen van RSV en PRS, o.a. het behouden en versterken van de openruimteverbindingen en het vrijwaren van de natuurlijke, toeristische en landschappelijke kenmerken van de Scheldevallei. Er wordt ingegaan op de impact van windturbines op de natuur zowel op vogels als op vleermuizen. Aangezien er verschillende vleermuissoorten in het gebied voorkomen, vindt men dat een impact-onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is; dit is in het ontwerpRUP niet verordend bepaald. Er wordt ook verwezen naar de mogelijke impact op het ecologisch waardevol gebied van de Schelde-vallei en naar de vogeltrekroute langs de Schelde. Iemand vindt dat onvoldoende in kaart is gebracht of er vermijdbare dan wel onherstelbare schade aan de natuur zal zijn, wat nochtans noodzakelijk is in kader van de natuurzorgplicht. Een bezwaarindiener vindt dat de resultaten van dit onderzoek meegenomen moeten worden bij vaststelling van het RUP, en niet enkel op het moment van vergunningsaanvraag. Antwoord: In de goedgekeurde planMER is het effect op natuur onderzocht uitgaan, op basis van een model van 18 turbines. Het blijkt dat de windturbines komen te staan in biologisch waardevolle gebieden en een complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen. Omwille van het effect op biologisch waardevolle tot zeer waardevolle gebieden wordt de cluster windakker Melle negatief beoordeeld (-2). Om het effect op waardevolle vegetatie te beperken wordt voorgesteld om zowel de toegangswegen als windturbines zodanig te plaatsen dat de aanwezige natuurwaarden zoveel mogelijk worden ontzien. In het ontwerpRUP is deze milderende maatregel verordenend opgenomen als het inrich-tingsprincipe. Daarnaast is ook de bepaling opgenomen dat wanneer bij het plaatsen van de wind-turbines waardevolle vegetatie wordt aangesneden, deze moet worden gecompenseerd. Dit moet blijken uit de vergunningsaanvraag, wanneer de exacte locatie van de windturbines is bepaald. Met betrekking tot vogels wordt gesteld dat de windakker Melle in een belangrijke seizoenstrekroute staat. Vooral de meest westelijke turbines zijn problematisch want liggen meer centraal in de trek-zone dan de bestaande turbines waardoor een groter deel van de route ingenomen wordt. Daarnaast wordt gesteld dat het gebied gesitueerd is op 5km van de Zeeschelde en dat 5 windturbines van het model liggen binnen 1km van de Zeeschelde. Als milderende maatregel voor vogels wordt in de planMER voorgesteld om tellingen te doen die de seizoenstrek beter in beeld brengen. Indien blijkt dat de zone niet belangrijk is voor seizoenstrek, kunnen de turbines zonder meer ingeplant worden. Als dat wel het geval is, kan het effect gemilderd worden door de configuratie aan te passen of kan er voor gekozen worden om tijdens de seizoenstrek de windturbines stil te leggen. In het ontwerpRUP is de grens van het deelplan zo gesitueerd dat het niet westelijker gaat dat de

Page 26: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

26

huidige zone voor dienstverleningsgebied op het gewestplan (dit is de zone waarbinnen de drie bestaande windturbines staan). Op die manier wordt de impact op de vogeltrekroute minimaal gehouden. Daarnaast is in de voorschriften bepaald dat tellingen moeten gebeuren voor avifauna (op projectniveau want bepalend voor de configuratie van windturbines). Dit blijkt in definitief RUP behouden. Met betrekking tot vleermuizen stelt de planMER dat de windcluster een significant effect heeft omwille van de geschikte habitats die er voorkomen. Als milderende maatregelen wordt voorgesteld om een minimale afstand te voorzien tot bossen; bosranden en lijnvormige groenelementen (200m) en/of waarnemingen te doen waar vliegroutes liggen. Een andere milderende maatregel is toepassen van cut-in-speed, waarbij windturbines pas draaien op het moment dat er voldoende hoge windsnelheden zijn. In het ontwerpRUP werd gesteld dat windturbines op minstens 200m moeten blijven van lijnvormige groenelementen. Voor verschillende bezwaarindieners volstaat deze maatregel niet omdat niet alle vleermuissoorten deze groenelementen volgen. Men is meer voorstander van een vleermuizenonder-zoek dat moet worden uitgevoerd naar aanleiding van een specifieke vergunningsaanvraag voor windturbines in een concentratiezone en dat inzicht kan geven in de te nemen milderende maatregelen op projectniveau (cut-in-speed, afstand tot specifieke groenelementen, configuratie van de windturbines, enz). De milderende maatregelen die nodig zijn kunnen dan – indien gewenst of noodzakelijk - als voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag worden opgelegd). We verwijzen naar de bespreking van het thema ‘onderzoek en milderende maatregelen m.b.t. vleermuizen’ in het hoofdstuk ‘RUP-grenzen en -voorschriften’. Aanpassing: − vleermuizenonderzoek verplichten voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines in de

clusters Melle; − schrappen van de voorwaarde dat de windturbines op 200m van lijnvormige groenelementen

moeten blijven Bundeling – combinatie windakker Melle/ bedrijventerrein Kwatrecht Een bezwaarindiener merkt op dat het niet mogelijk is om in de cluster ‘windakker Melle’ een derde lijn van windturbines toe te voegen ten noorden van de spoorweg en stelt voor het PRUP met 700 meter uit te breiden zodat het mogelijk wordt om 2 windturbines aan het windpark toe te voegen wat kan zorgen voor een verhoging van de windproductie met 30% en ook minder hinder zal veroor-zaken dan een ontwikkeling ten noorden van de spoorweg. Antwoord: Het RUP heeft tot doel grote windturbines ruimtelijk aan te sturen in de zone E40. Daarbij wordt uitgegaan van een aantal ruimtelijke basisprincipes die uniform toepasbaar zijn in het volledige windlandschap E40. Enkel op basis robuuste, goed gefundeerde basisprincipes kunnen de tegen-stellingen in het discours een antwoord krijgen, dit werd reeds besproken onder het thema ‘cluster-principe’. Het voorgesteld alternatief voldoet niet aan één van de basisprincipes van het RUP, nl. de lokale landschapbeleving ten aanzien van de school 'Mariagaard en omliggende bewoning'. Door de windturbines in te planten vóór de school én er achter, wordt deze kern als het ware 'omsingeld'. Omdat de combinatie windakker Melle/bedrijventerrein Kwatrecht niet voldoet aan de basisprincipes van het RUP -, is dit alternatief in de planMER en PRUP niet weerhouden. We stellen voor de toelichtingsnota op dit punt te verduidelijken. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster

Page 27: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

27

Selectie windkouter Sint-Lievens-Houtem Bundeling – advies lokale besturen De gemeente St.-Lievens-Houtem geeft een gunstig advies indien een aantal aanpassingen worden doorgevoerd. Deze aanpassingen hebben betrekking op het aantal te realiseren windturbines in de cluster (minstens drie, maximum vier), de stedenbouwkundige voorschriften (bepalen van een maxi-male masthoogte, bijkomend criterium m.b.t. de masttip en de hoogtelijnen in het gebied). Het bestuur vraagt ook om een bijkomend inrichtingsprincipe in te voeren dat garandeert dat de wind-turbines maximaal worden gebundeld met de bestaande infrastructuur (E40, niet spoorweg) en dit binnen een zone van maximaal 250 m van de rooilijnen van deze weg. Men vraagt dat de wind-turbines de bestaande woningen niet omsingelen en dat de hinder voor de rechtstreeks aanpalende bewoners tot een minimum wordt herleid. Het bestuur vraagt dat de windturbines worden ingeplant op minstens 300 m van de volgens het gewestplan bepaalde bestemmingsgrenzen woongebied en/of woongebied met landelijk karakter. Tot slot wordt gevraagd om een bestaande woning in de concentratiezone uit het RUP uit te sluiten. De gemeente Erpe-Mere geeft ongunstig advies o.m. omdat de inplanting van windturbines strijdig is met de gemeentelijke beleidsplannen, dat de draagkracht van het gebied wordt overschreden, dat de landschappelijke impact te groot is en dat er te veel hinder is voor omwonenden. Antwoord: In eerst instantie willen we verwijzen naar de bespreking van de thema's 'onderzoek naar milieueffect van 18 windturbines',' schending van de landschapswaarde en van het landschappelijk waardevol agrarisch gebied van de windkouter' en verder naar de hoofdstukken 'RUP-grenzen en -voorschriften' en 'draagvlakmodel'. In wat volgt gaan we in op de vraag om geen windturbines in te planten op minder dan 300m van woongebied of woongebieden met landelijk karakter en op de vraag om de zonevreemde woningen in de concentratiezone uit het RUP uit te sluiten. Bij het bepalen van de grenzen van een concentratiezone werd met verschillende (objectieve) criteria rekening gehouden. Er werd gestart met de kaart met potentiële zoekzones van het PRS. Vervolgens werden een aantal voorkeurslocaties bepaald o.a. windkouter SLH. Ten slotte werden de grenzen van het RUP op detailniveau bepaald; daarbij werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van zichtbare infra-structuur, soms van perceelsgrenzen op kadasterniveau. Het klopt dat de plangrens soms tot tegen het woongebied (landelijk karakter) komt. Dit betekent niet dat de windturbines vlakbij de woningen zullen komen; de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening staat niet toe dat een grote windturbine tegen een huis wordt aangebouwd. Bovendien is het zo dat wanneer windturbines te dicht bij de woningen worden ingeplant, het niet mogelijk is te voldoen aan de wettelijke bepalingen op vlak van geluid, slagschaduw, veiligheid, enz. Het is wel wenselijk de woning die in de concentratiezone gelegen is, uit het RUP uit te sluiten. De grens van het RUP wordt hier aangepast. Aanpassing: grens van de concentratiezone aanpassen zodat de bestaande woning te Uilebroek 2uit de concentratiezone wordt uitgesloten Bundeling –onderzoek naar milieueffect 18 windturbines In verschillende bezwaarschriften wordt aangegeven niet akkoord te zijn met de selectie van Sint-Lievens-Houtem als windcluster. Eén van de bezwaren houdt verband met de gebrekkige MER-studie als basis voor het ontwerpPRUP. Men hekelt het feit dat in de planMER werd uitgegaan van 18 wind-

Page 28: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

28

turbines wat volgens bezwaarindieners totaal onrealistisch is. Men begrijpt niet waarom het RUP is teruggebracht tot 5 à 6 windturbines en oordeelt dat omwille van het feit dat de milieu-impact van een kleinere cluster niet beschreven is, informatie ontbreekt om de planMER goed te kunnen beoordelen. Antwoord: Bij het bepalen van geschikte concentratiezones binnen de potentiële zoeklocatie van de zone E40 is uitgegaan van een uniforme methodiek voor de volledige zone. Deze methodiek bestaat erin dat binnen de potentiële zoeklocatie E40 een voorfiltering werd toegepast op de bekomen scenario’s van het locatie-alternatievenonderzoek (voorfiltering gebaseerd op afstanden tot woningen i.f.v. geluid). Deze methodiek wordt uitvoerig beschreven op p. 32-33 van de planMER. Er werd gebruik gemaakt van een grid van 500 op 300 meter. We opteerden voor 5-3regel, nl. de minimale afstand tussen windturbines waarbij het toch nog veilig is om windturbines te plaatsen (turbulentie, windvang, enz). Dit raster werd ook gebruikt in de ‘Structuurvisie Windenergie op land’ te Nederland. In zo’n raster staan de windturbines relatief dicht op elkaar maar zo is wel gegarandeerd dat in de planMER het maximale milieueffect in kaart wordt gebracht. Door gebruik te maken van deze eenvormige methode is de overschatting voor alle potentiële concen-tratiezones van E40 gelijk (wat niet het geval is wanneer de mogelijkheden gebied per gebied worden geanalyseerd). Tevens konden op basis van deze uniforme methodiek de verschillende concentratie-zones (van E40) onderling worden vergeleken. Naderhand, bij uitwerking van het RUP, zijn er redenen gebleken om de concentraties zoals die naar voor kwamen uit de planMER, te beperken in grootte. Voor de cluster SLH had dit o.a. te maken met de impact op landschap (die voor 18 windturbines significant negatief is) en met de basisprincipes van het PRUP (nl. geen omsingeling van woningen). Stellen dat de informatie niet volledig is om het PRUP goed te kunnen beoordelen is niet juist; het is wel degelijk mogelijk om de milieu-impact van een kleiner plangebied te kunnen inschatten. Op het moment van opmaak van het PRUP is nog geen concrete projectinformatie beschikbaar. Dat is ook niet nodig omdat in de planMER de planeffecten worden onderzocht, de (concrete) milieueffecten moeten/kunnen pas beschikbaar zijn op het moment van de vergunningsaanvraag. Aanpassing: geen Bundeling - schending van de landschapswaarde en van het landschappelijke waardevol agrarisch gebied van de windkouter Bezwaarindieners vinden de windkouter SLH geen goede locatie voor grote windturbines omwille van de grote landschappelijke impact. Daarbij wordt verwezen naar de planMER waaruit men kan opmaken dat de landschappelijke impact groter is dan bij de andere concentratiezones en waarbij men vaststelt dat de impact nog steeds negatief is na toepassing van milderende maatregelen. Men hekelt o.a. dat de windturbines op de (hoger gelegen) kouter komen en dus van ver zichtbaar zullen zijn. Men vindt ook dat met de inplanting van windturbines in landschappelijk waardevol agrarisch gebied de bestemming van het gebied zodanig wordt geschonden dat sprake is van een bestemmingswijziging eerder dan van een overdruk RUP. Windturbines hebben niets te maken met landschap noch met landbouw, men vindt de kwalificatie overdruk onjuist en tegenstrijdig. Men stelt dat in landschappelijk waardevol gebied de toelaatbaarheid van bouwwerken aan twee criteria moet worden onderworpen een planologisch en esthetisch criterium. Voor de cluster St. Lievens Houtem wordt gesteld dat de inplanting van windturbines in het gebied deze toets niet kan doorstaan.

Page 29: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

29

Antwoord: We willen onderlijnen dat dit RUP een overdrukRUP is en geenszins tot doel heeft de oorspronkelijke bestemming te wijzigen. De clichering maakt het nu reeds mogelijk dat windturbines worden ingeplant in agrarisch gebied. Door het aanduiden van een concentratiezone én een uitsluitingszone van 5km, heeft het RUP op macroniveau een positieve invloed op het landschap. De impact op meso- en microschaal wordt goed beschreven in de goedgekeurde planMER, zoals ook wordt aangegeven door de Procoro. De verschillende disciplines werden voor de verschillende concentratiezones op gelijkaardige wijze onderzocht. Het klopt dat m.b.t. de discipline landschap de cluster Sint-Lievens-Houtem het minst goed scoort (-3). Dit heeft in grote mate te maken met de 'zwerm van windturbines’, waarmee verwezen wordt naar het theoretisch model van 18 windturbines (zie voorgaand thema). Ondanks de negatieve impact op het landschap die in de planMER werd vastgesteld, is de Provincie-raad van oordeel dat de potenties voor windenergie in deze cluster benut moeten worden, ook binnen de zone met bestemming landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Niet alleen is de cluster energetisch geschikt voor de inplanting van windturbines, tevens past deze cluster in een totaalvisie voor E40 waarbij met het aspect 'landschap' rekening is gehouden. In de studie gaat men ervan uit dat windturbines per definitie niet passen in het landschap: hun verticale maat is van een andere orde dan het merendeel van de landschapselementen (bomen, huizen, enz) maar hetzelfde geldt voor hoogbouw, hoogspanningsleidingen, schoorstenen. De opgave (om grote windturbines in te planten) gaat dus niet om het 'passen in' maar 'passen bij'. Men ziet het inplanten van windturbines niet als objectieve, maar als associatieve opgave. Windturbines worden in geval van de windakker en de windkouter geassocieerd met winderige, open ruimtes (en dus niet met techniek en infrastructuur zoals op de bedrijventerreinen). Door windturbines te bundelen in clusters langs de E40 is de landschappelijke impact op macroniveau beperkt. De planMER geeft aan dat milderende maatregelen mogelijk zijn. Op mesoniveau bestaan de milde-rende maatregelen in het beperken van het aantal windturbines en het bundelen van windturbines langs de E40 en/of spoorweg; op microniveau door een ligging te kiezen die de aanwezige natuur-waarden en erfgoedwaarden zoveel mogelijk ontziet en door het ruimtebeslag van toegangswegen zoveel mogelijk te beperken. Hier is in het ontwerpRUP rekening mee gehouden: zo werd na de plenaire vergadering van het RUP en de richtlijnenvergadering van de planMER, beslist om de windkouter te beperken tot de zone ten zuiden van de spoorweg. Tevens werd in de inrichtingsprincipes bepaald dat windturbines maximaal moeten aansluiten bij bestaande infrastuctuur en dat voor de ontsluiting van windturbines maximaal gebruik moet worden gemaakt van bestaande wegen. In de voorschriften is verder bepaald dat er een archeologisch vooronderzoek moet uitgevoerd worden op de plaatsen waar de windturbines komen en op de toegangswegen er naar toe. Vraag is nu of het RUP nog verder moeten worden beperkt, zoals o.m. wordt voorgesteld door de gemeente Sint-Lievens-Houtem. De Procoro vindt van niet en stelt (in zijn algemeenheid) dat de grenzen van de concentratiezones zoals die voorzien zijn in het ontwerpRUP, behouden moeten blijven vanuit de bekommernis dat de potenties voor windturbines maximaal gevrijwaard moeten blijven. Immers, bij concrete invulling van de zone kunnen nog technische en milieukundige argu-menten opduiken waardoor het aantal windturbines lager kan zijn dan oorspronkelijk gepland. De Provincieraad volgt deze redenering en vindt dat – het vooronderzoek indachtig - in de cluster geen reden is om de zone (bijkomend) te beperken; windturbines zijn ook in het landschappelijk waardevol gebied verantwoord en wenselijk.

Page 30: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

30

Aanpassing: geen aanpassing van de grens (behalve ter hoogte van een bestaande woning in de concentratiezone), wel omgaan met 'landschappelijk waardevol gebied', zie thema 'clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied'. Bundeling –windkouter St. Lievens-Houtem t.o.v. bedrijventerrein Ottergem Heel wat bezwaarindieners begrijpen niet waarom de Provincieraad kiest voor de windkouter SLH in plaats van het bedrijventerrein Ottergem. Men vindt dat geen rekening wordt gehouden met de resultaten uit de planMER. Aangezien de landschappelijke impact in geval van SLH significant negatief is en niet gemilderd kan worden, vindt men dat men moet kiezen voor Ottergem. Enkel en alleen kiezen voor SLH omdat er meer windturbines kunnen worden geplaatst, is volgens deze bezwaar-indieners onvoldoende motivatie. Men verwijst daarbij naar de de toelichtingsnota en naar de bijlage ‘projectmatige realisatie’ die deel uitmaakte van het Provincieraadsdossier van april 2013 (voorkeurs-beslissing). Hierin wordt gesteld dat moet worden gekozen voor Sint-Lievens-Houtem omdat er zes windturbines kunnen worden gerealiseerd tegenover Ottergem waar drie turbines kunnen worden gerealiseerd. Antwoord: In de planMER werden de concentratiezones ‘windkouter SLH’ en ‘bedrijventerrein Ottergem’ op gelijkwaardige wijze onderzocht. Omwille van de basisprincipes van het RUP (zie thema selectie van clusters) was het noodzakelijk te kiezen voor één van beide clusters. Zoals blijkt uit de planMER is het potentieel voor windturbines in Sint-Lievens-Houtem groter dan in Ottergem. De energiewinst is dus groter voor windkouter St.-Lievens-Houtem. De milieu-impact is voor beide clusters ongeveer gelijk, behalve voor wat betreft de discipline landschap: er is een gelijke impact voor landschapsstructuur en –beleving (-2), maar er is een verschil in landschapstypologie (-2 versus 0) en landschapsbeeld (-2 versus -1) en erfgoedwaarden (-2/-3 versus -2). Ottergem scoort wel slechter op vlak van vegetatie (-2 t.o.v. -1). Rekening houdende met het hogere windpotentieel (cf. planMER) dat op de windkouter SLH gerealiseerd kan worden en de te nemen milderende maat-regelen (beperken van de windkouter tot een zone rond E40), is geopteerd voor de cluster ‘windkouter Sint-Lievens-Houtem’. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster Bundeling – ontsluiting heeft niet mee gespeeld bij keuze cluster St. Lievens Houtem Verschillende bezwaarindieners stellen dat een belangrijk aspect noch in de planMER noch in het PRUP voldoende aan bod komt, nl. de ontsluiting van het windturbinepark. Waar kan men met de turbines op het net aansluiten ? ls het net hiervoor voldoende uitgerust ? Wat is de impact van deze aansluiting op de bestaande infrastructuur en op het landschap ? Legt men de verbindingen boven-gronds of ondergronds ? Wat is het traject ? Deze elementen zouden een belangrijk criterium kunnen zijn in de keuze van de zones. Er zou uit naar voren kunnen komen dat de turbines sneller en vooral goedkoper aan te sluiten zijn in bepaalde zones, bijvoorbeeld in industrieterreinen, havengebieden, etc. Concreet zou dit in het geval van St. Lievens Houtem de balans wel eens kunnen doen overslaan naar het ‘bedrijventerrein Ottergem’ en/of ‘Siesegemkouter’. Antwoord: Het klopt dat de ontsluiting niet heeft meegespeeld bij het bepalen van de concentratie-zones. Uit gesprekken met de netbeheerder bleek dit item niet problematisch te zijn. Bijv. voor de cluster Eeklo-Maldegem is het geplande windpark langs de N49 de aanleiding geweest om de uitbreiding van het station ‘Balgerhoeke Noord’ op de agenda te plaatsen. Ook in Erpe-Mere wordt

Page 31: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

31

een nieuw onderstation gepland. Het geplande windpark in Sint-Lievens-Houtem kan dan op dit nieuwe station aangesloten worden. De netbeheerder gaf aan dat gerekend moet worden op een termijn van twee jaar voor uitbreiding van het onderstation. Aanpassing: geen Bundeling – windturbines in relatie tot de ruilverkaveling te St. Lievens Houtem Een adviesverlenende instantie wijst op het ruilverkavelingsproject Sint-Lievens-Houtem. Men merkt op dat in de toelichtingsnota van het PRUP wordt verwezen naar het ruilverkavelingsplan van 14 juni 2004; het moet echter 23 juni 2009 zijn. Men stelt verder dat de ligging en de breedte van het open-baar domein gewijzigd werd bij 2 ministeriële besluiten en dat er een wijziging is van de kadastrale perceelsgrenzen. Er is ook een wijziging van de eigendoms- en gebruikerspercelen in het gehele ruil-verkavelingsproject (beslissing van 12 december 2014). Antwoord: We willen onderlijnen dat in het PRUP geen windturbinelocaties bepaald worden, wel de zone waar windturbines kunnen komen (en waar niet). De grenzen van de concentratiezone werden bepaald op objectieve basis en er werd geen rekening gehouden met specifieke projecten van project-ontwikkelaars. Het RUP is voorlopig vastgesteld op 26 maart 2014; de ruilverkaveling is gefinaliseerd in december 2013 en het herverkaveld plan is verwerkt in de cadmap 2014. Met het nieuwe kadaster-plan van najaar 2014 is in het RUP geen rekening gehouden. Dit was ook nodig want planmatig maakt het geen verschil: de zone waar windturbines gewenst zijn is onderzocht en gekend. Het aan-gepast kadasterplan kan wel een impact hebben op de opstalcontracten van windbedrijven in gebied; dit is echter geen voorwerp van het RUP. Aanpassing: geen Selectie windakker Hansbeke te Nevele Bundeling– advies lokaal bestuur De gemeente Nevele geeft een gunstig advies mits een aantal aanpassingen worden doorgevoerd: de concentratiezone mag niet groter zijn dan een lijnvormige opstelling langs de E40, wat betekent dat de concentratiezone ten zuiden van de E40 wordt geschrapt alsook het deel ten noorden dat niet noodzakelijk is voor de lijnvormige opstelling. Men vraagt om het gedeelte van de concentratiezone dat in het gemeentelijk RUP Ossekouter ligt uit te sluiten omwille van strijdigheid. Men vraagt ook garanties over het draagvlakmodel en compenserende maatregelen van projectontwikkelaars bij normoverschrijdende geluidshinder. Men vraagt om op regelmatige tijdstippen geluidsmetingen uit te voeren en bij het definitief buiten gebruikstellen van de windturbines het landschap in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Antwoord en aanpassing: We verwijzen naar de bespreking van de betreffende thema’s onder de hoofdstukken RUP-grenzen en –voorschriften, hinder en veiligheid en draagvlakmodel. Bundeling- inplanting in open ruimte versus op bedrijventerreinen Heel wat bezwaarindieners hekelen het feit dat de overheid windturbines wil plaatsen in de landelijke omgeving van Nevele. Mensen kwamen er wonen omwille van de rust en openheid; windturbines zullen dit beeld verstoren en een impact hebben op zowel de open kouters als op het dorpsgezicht van Hansbeke. Men vindt dat windturbines eerder thuishoren op bedrijventerreinen in

Page 32: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

32

stedelijke gebieden of economische knooppunten of in versnipperde gebieden met meer aankno-pingspunten (zoals spoorweg, op- en afrittencomplex, woongebieden, enz). Andere bezwaar-indieners vinden dat er in Nevele al voldoende ingrijpende maatregelen zijn geweest (bijv. verbreding met een derde en vierde spoorlijn, aanleg van een rondweg) en sommigen vinden dat het niet logisch is de E40 hier als aanknopingspunt te gebruiken omdat lijninfrastructuren niet overal gelijkaardig (in landschap zichtbaar) zijn. Ten slotte zijn er bezwaarindieners die vinden dat het dossier tegenstrijdig is enerzijds omdat in de ruimtelijk visie gekozen werd voor een clusteropstelling en anderzijds in Hansbeke naar een lijnopstelling wordt gegaan. Antwoord: Het RUP ‘Windlandschap E40’ heeft tot doel grote windturbines ruimtelijk te gaan aansturen in de omgeving van de E40 van Aalter tot Aalst. Daarbij werd een (landschappelijke) visie uitgewerkt die uitgaat van een aantal ruimtelijke basisprincipes die uniform toepasbaar zijn in het volledige windlandschap E40. In haar advies stelt de Procoro dat enkel op basis robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen, bijv. inplanting van windturbines in open ruimte versus op bedrijventerreinen, enz. Een dergelijke objectiviteit is nodig om keuzes te verantwoorden. In drie van de zes clusters worden windturbines ingeplant op bedrijventerreinen (Aalter, Gent, Aalst), in drie clusters worden windturbines voorzien in open ruimtegebied. Het is niet juist te stellen dat de overheid voorkeur heeft aan de inplanting van windturbines in de open ruimte. Wel is het zo dat inplanting van turbines in de open ruimte nodig bleek om het windpotentieel in de zoekzone zo goed mogelijk te benutten. In tegenstelling tot de zone Eeklo-Maldegem waar geopteerd werd voor één lange lijnopstelling, is voor de zone E40 gekozen voor een clusteropstelling, waarbij wordt uitgegaan van de afwisselende landschappen langs de E40. De windcluster in Hansbeke is van het type 'windakker'. Windturbines worden er geassocieerd met 'open winderige plekken' en 'relatief weinig bebouwing'. De impact op het beschermd dorpsgezicht van Hansbeke en op de openkouters in de omgeving wordt beschreven in de goedgekeurde planMER. De impact wordt ingeschat als zijnde negatief (-2). Mits het nemen van milderende maatregelen is deze impact verantwoord. In de planMER wordt gesteld dat 'een bundeling van de windturbines met de rechtlijnige structuur van de snelweg het huidige landschapsbeeld bewaart en de lijnvormige structuur benadrukt. In het ontwerpRUP is daarom gesteld dat windturbines maximaal moeten aansluiten bij bestaande infrastructuur. Aanpassing: geen Bundeling – windakker Hansbeke versus bedrijventerrein Landegem/Drongen Verschillende bezwaarindieners hekelen het feit dat in het PRUP wordt geopteerd voor de windakker Hansbeke in plaats van voor de windakker Landegem. Men vindt dat de planMER duidelijk aangeeft dat de windakker Landegem beter scoort (voor windturbines) dan Hansbeke en dit blijkt ook uit het PRUP. Men stelt dat in het RUP noch planMER afdoende motivatie wordt gegeven voor het feit dat de locatie Hansbeke en Landegem elkaar uitsluiten, wat sommige bezwaarindieners doet besluiten dat het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het redelijkheids-beginsel, het onafhankelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel werden geschonden. Men vindt dat deze keuze voor Hansbeke niet objectief gebeurd is en verwijst naar een bepaling waarin sprake is van een ‘beleidsmatige tussenkomst’. Men begrijpt niet waarom de provincie kiest voor een lijn-opstelling, waar in de planMER geopteerd wordt voor clusters. Men begrijpt niet dat de provincie nu toch kiest voor een lijnopstelling omwille van de concessies die Electrabel heeft van een reeds vroeger project waartegen nog procedures lopen (7 WT waarvan 5 in de PRUP-zone). Men vindt dit in

Page 33: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

33

tegenspraak met een beslissing van 24 april 2012 van de Deputatie over het project van Electrabel: in de weigeringsbeslissing wordt gesteld dat de ingediende bezwaren deels gegrond waren en de wind-turbines een te grote impact hebben op mens en milieu. Een andere bezwaarindiener vermoedt belangenvermenging. Antwoord: In de goedgekeurde planMER werden de concentratiezones ‘windakker Hansbeke’ en ‘bedrijven-terrein Landegem/Drongen’ op gelijkwaardige wijze onderzocht. Omwille van de basisprincipes van het PRUP was het noodzakelijk te kiezen voor één van beide clusters. De Procoro stelt dat enkel op basis van robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen; een uniforme aanpak garandeert objectiviteit. Dit is nodig om keuzes te verant-woorden. Wanneer we de effectcodes goed bekijken kunnen we het volgende vaststellen: − Beide gebieden scoren voor de meeste disciplines (bodem, water, natuur, vegetatie, erfgoed,

veiligheid, landbouw) gelijk. − Landegem scoort slechter voor disciplines slagschaduw & geluid en fauna. Voor wat betreft geluid

en slagschaduw heeft dat rechtstreeks te maken met het groter aantal gebouwpunten in de omgeving van de cluster Landegem t.o.v. de cluster Hansbeke. Verder is het zo dat het aantal te verwachten overschrijdingen groter is in Landegem dan in Nevele. In Landegem gaat het boven-dien om overschrijdingen ten opzichte van gebouwen in woongebied en ten opzichte van woningen in het industriegebied.

− Hansbeke scoort volgens de planMER slechter voor de discipline landschap. Dit is echter te nuanceren, zoals blijkt uit het gemeentelijk structuurplan van Nevele en bijhorende uitvoerings-plannen, in het bijzonder het gemeentelijk RUP Oosekouter en gemeentelijk RUP Moerstraat. De windcluster Landegem overlapt deels met het gemeentelijk RUP Moerstraat dat bestaat uit twee zones: 'zone voor waardevol bulkengebied' ten noorden van de E40 en 'zone voor versnipperd koutergebied' ten zuiden van de E40. De 'zone voor waardevol bulkengebied' wordt in het gemeentelijk RUP als extra categorie opgenomen omdat het bulkenlandschap er beter bewaard is gebleven. De gemeente opteert er om verdere aantasting van de open ruimte tegen te gaan en er beperkingen op te leggen naar nieuwe constructies (dit in tegenstelling tot de categorie bulkengebied). In de zone ten zuiden van de E40, de zone voor versnipperd koutergebied zijn volgens het gemeentelijk RUP de open karakteristieken wel verdwenen; in dit gebied blijken echter weinig mogelijkheden te zijn voor inplanting van windturbines, cf. overleg met windsector.

De windcluster Hansbeke overlapt deels met RUP Oosekouter dat bestaat uit twee (hier relevante) deelgebieden: 'zone voor koutergebied' en 'zone voor bulkengebied'. Het koutergebied van dit RUP is het meest waardevolle en werd bij opmaak van het provinciaal RUP Wind uitgesloten. Er is dus enkel overlap met de 'zone voor bulkengebied' waar volgens gemeentelijk RUP wel constructies geplaatst mogen worden. De Provincieraad oordeelt op basis van de goedgekeurde planMER en de gegevens van de gemeentelijke uitvoeringsplannen dat Hansbeke meer geschikt is dan Landegem/Drongen om windturbines in te planten en wenst dit te verduidelijken in de toelichtingsnota. Een bezwaarindiener meent dat er beleidsmatige tussenkomsten geweest zijn in dit dossier en vindt dat de selectie van Hansbeke niet correct gebeurd is; men spreekt ook van belangenvermenging. Hier is waarschijnlijk sprake van begripsverwarring, aangezien het woord 'beleidsmatig' in de planMER verwijst naar bepalingen uit gemeentelijke structuur- en uitvoeringsplannen en de bezwaar-indiener(s) menen dat het gaat om niet-geoorloofde tussenkomsten van politieke vertegenwoor-

Page 34: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

34

digers. De Provincieraad wil dit formeel ontkennen en verwijst naar het gevoerde procesverloop,de bijhorende communicatie en de motivatie in de toelichtingsnota. Met betrekking tot de weigeringsbeslissing van de Deputatie inzake het project van Electrabel kunnen we stellen dat alle overwegingen uit het besluit werden onderzocht in het kader van dit RUP en geen aanleiding gaven tot uitsluiting van dit deelplan. Overigens moet opgemerkt worden dat van het project van zeven windturbines (slechts) vijf windturbines in de concentratiezone liggen en dit omwille van het basisprincipe om te komen tot een clusteropstelling en geen lange lijn langs de E40. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster Bundeling - impact op landbouw en op herbevestigd agrarisch gebied (HAG) Verschillende bezwaarindieners onderlijnen dat Nevele een buitengebiedgemeente is met belang-rijke landbouwactiviteiten en men verwijst o.a. naar een nabijgelegen fruitteeltbedrijf. Grote delen van het buitengebied zijn herbevestigd agrarisch gebied; de overheid moet er in deze gebieden op toezien dat de bestaande landbouw in het gebied behouden kan blijven en niet wordt aangetast door niet-agrarische functies. Een bezwaarindiener stelt dat enkel een gewestelijk RUP een herbevestigd agrarisch gebied een andere bestemming kan geven mits compensatie, wat hier niet voorzien is. Men stelt dat volgens de omzendbrief gemeenten en provincies in HAG’s slechts zeer beperkte plannings-initiatieven kunnen nemen en men vindt dat in casu onvoldoende onderzoek en afweging is gebeurd ten aanzien van de hoofdfunctie landbouw. Ook Ruimte Vlaanderen vraagt in haar advies om in de toelichtingsnota van het RUP dieper in te gaan op de gevolgen van de bouw van clusters van wind-turbines in het herbevestigd agrarisch gebied en de gemaakte keuzes beter te onderbouwen. Antwoord: We willen hier in eerste instantie verwijzen naar de bespreking van dit thema 'relatie met AGNAS' in het hoofdstuk ‘ruimtelijke visie en keuze van de locaties’. Het klopt dat de Vlaamse overheid in de HAG- gebieden de landbouwbestemming wil behouden. Met de clichering was het reeds mogelijk om windturbines te voorzien in agrarisch gebied, dit overdrukRUP doet daar niets van af, en voegt daar niets aan toe. Aangezien er geen bestemming gewijzigd wordt, is het compenseren van landbouwgebied dan ook niet nodig. Het is wel wenselijk de impact van de windturbines op de landbouw in het gebied zoveel mogelijk te beperken. De impact van windturbines op het landbouwgebruik is het gevolg van inname van landbouwgrond en mogelijke versnippering door aanleg van nieuwe toegangswegen. Omdat het feitelijk aantal windturbines in de concentratiezones lager zal zijn dan berekend in de planMER, en omdat de wegenisinfrastructuur zoveel beperkt moet worden volgens het PRUP, zal de impact kleiner zijn dan ingeschat in de planMER. Op de vraag of rekening is gehouden met de fruitplantage in het gebied kunnen we stellen dat het bodemgebruik in de volledige zone slechts in beperkte mate bestaat uit fruitteelt, waardoor het mogelijk moet zijn om een windproject te realiseren buiten de fruitaanplanting. Indien de wind-turbines naast de fruitaanplantingen komen te staan, kan er opbrengstverlies optreden door vermin-derde lichtinval, maar het effect is niet eenduidig aangezien een bewolkte dag ook minder licht geeft. Dit kan niet geregeld worden via het RUP. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen met informatie over AGNAS&HAG en impact op landbouw maar geen wijziging van voorschriften op dit punt Bundeling - grenzen windcluster Nevele

Page 35: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

35

Een aantal bezwaarindieners vinden dat de begrenzing van de zone Hansbeke niet consequent gebeurd is. Doordat in het zuiden van de zone de perceelsgrenzen worden gevolgd, worden een aantal woningen uit de concentratiezone uit gesloten waardoor de zone artificieel gunstiger is. Het is niet duidelijk op welke basis de grenzen van het RUP bepaald zijn. Een andere bezwaarindiener stelt dat noch in het PRUP noch in de planMER enige motivering terug te vinden is die rechtvaardigt waar-om de cluster moet worden beperkt tot deze zone. De natuurlijke oostelijke grens wordt immers gevormd door het Schipdonkkanaal. De N437 als westelijke grens van de cluster wordt niet gemoti-veerd en is volgens bezwaarindiener in strijd met de basisprincipes van het PRUP. Men verzoekt om het Schipdonkkanaal te gebruiken als oostelijke grens en om de zone maximaal uit te breiden in westelijk richting rekening houdende met de minimale afstand van 5 kilometer tot de cluster "Bedrijventerrein Aalter". Antwoord: Bij het bepalen van de grenzen van een concentratiezone werd met verschillende criteria rekening gehouden: (1) Er werd gestart met de kaart met potentiële zoekzones van het PRS. (2) Vervolgens werden een aantal voorkeurslocaties bepaald; voor Nevele ging het om de windakker Hansbeke. (3) Tenslotte werden de grenzen van het RUP op detailniveau bepaald; daarbij werd gebruik zoveel mogelijk gebruik van zichtbare infrastructuur, soms van perceelsgrenzen op kadasterniveau. Voor de cluster Hansbeke is het zo dat uit de voorfiltering bleek dat een groot deel van de zone ten zuiden van de E40 niet in aanmerking komt voor windturbine, omdat de geluidsnormen van Vlarem er niet kunnen worden gehaald. De gebieden waar volgens de voorfiltering wel windturbines kunnen komen, zijn in het RUP behouden gebleven (twee zones ten zuiden van de E40). De precieze hinder van in te planten windturbines is op dit moment nog niet gekend; daarvoor dienen de exacte locaties gekend te zijn, dat is op moment van vergunningsaanvraag. Op dit moment moet de exacte hinder gekend zijn en zal moeten blijken of de turbines ook effectief vergund kunnen worden rekening houdende met alle milieubepalingen. Het klopt dat ten zuiden sommige zonevreemde woningen niet werden opgenomen in de concentratiezone en dat ten noorden wel een aantal zonevreemde woningen zijn opgenomen. Omwille van het gelijkheidsbeginsel stellen we voor om alle (zonevreemde) woningen uit de concentratiezone uit te sluiten, temeer omdat het gaat om woningen aan de rand van het plangebied wat naar invulling van deze zone geen verschil maakt (cf. Vlarem). Op de vraag van de gemeenten om enkel plaats te laten voor een lijnopstelling langs de E40 en de 'uitbreidingszones' ten noorden en ten zuiden te laten vallen, kan niet worden ingegaan. De Procoro stelt (in zijn algemeenheid) dat de grenzen van de concentratiezones zoals voorzien in het ontwerp-RUP behouden moeten blijven vanuit de bekommernis dat de potenties voor windturbines maximaal gevrijwaard moeten blijven. Immers, bij concrete invulling van de zone kunnen nog technische en milieukundige argumenten opduiken waardoor het aantal windturbines lager kan zijn dan oorspron-kelijk gepland. De Provincieraad ziet geen specifieke redenen om het concentratiegebied te beperken (behalve uitsluiting van zonevreemde woningen). Een uitbreiding van de concentratiezone is überhaupt niet meer mogelijk. Het is ook niet wenselijk omdat het niet past in de (landschappelijke) visie voor de zone E40. Er werd immers gekozen voor een clusteropstelling; een lange lijnopstelling past niet in deze visie. Een uitbreiding in oostelijke richting was ook niet wenselijk omwille van de nabijheid van de Kalevallei en in het oosten diende visuele interferentie met de cluster Aalter vermeden te worden. De Provincieraad vindt wel dat de toelichtingsnota op dit punt moeten worden aangevuld.

Page 36: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

36

Aanpassing: grens van de concentratiezone aanpassen zodat alle zonevreemde woningen uit concentratiezone worden uitgesloten Bundeling – zonevreemde basisrechten Een bezwaarindiener vindt dat het PRUP een schending is van de bepalingen m.b.t. zonevreemde basisrechten van VCRO. Daarbij wordt verwezen naar het voorschrift dat stelt dat gebouwen en constructies in de concentratiezone rekening moeten houden met de mogelijke slagschaduw van bestaande, in gebruik zijnde windturbines. Men oordeelt dat dit voorschrift de facto voorziet in een bouwverbod. Men verwijst naar bestaande agrarische bedrijven en andere gebouwen binnen de concentratiezone die de facto zonevreemd worden, aangezien hun heropbouw en uitbreiding mogelijks niet meer zal kunnen in geval er in hun omgeving een windturbine zal worden voorzien. Antwoord: Het voorschrift m.b.t. de slagschaduw houdt enkel in dat een bouwheer de nodige maatregelen moet nemen om hinder door slagschaduw te vermijden. Er is geen sprake van een bouwverbod. De zonevreemde basisrechten sluiten de toepassing van inrichtingsvoorschriften niet uit. Zie ook bij bundeling - voorschrift slagschaduw. Aanpassing: toelichting verduidelijken, zie bespreking 'voorschrift slagschaduw' Bundeling – relatie met gemeentelijke structuur- en uitvoeringsplannen Sommige bezwaarindieners vinden dat het RUP strijdig is met een aantal bepalingen uit het gemeen-telijk structuurplan en/of gemeentelijke uitvoeringsplannen. De gemeente Nevele vraagt om het gedeelte van de concentratiezone dat in het GRUP Oossekouter ligt om deze reden uit te sluiten. Antwoord: De windcluster Hansbeke overlapt deels met RUP Oosekouter dat bestaat uit twee (hier relevante) deelgebieden: 'zone voor koutergebied' en 'zone voor bulkengebied'. Het koutergebied van dit RUP is het meest waardevolle en werd bij opmaak van het provinciaal RUP Wind uitgesloten. Er is enkel nog overlap met de 'zone voor bulkengebied' waar volgens gemeentelijk uitvoeringsplan wel constructies geplaatst mogen worden [exacte formulering nog nakijken]. Art. 2.2.2, §3 Codex RO stelt dat de voorschriften van het hogere RUP van rechtswege de ermee strijdige voorschriften van een lager RUP opheffen. A contrario: wat niet strijdig is, wordt niet opgeheven. Aanpassing: geen Bundeling -waterhuishouding In een bezwaarschrift wordt gesteld dat de waterproblematiek in het provinciaal RUP onterecht wordt ontkend. Jaarlijks staan de straten en de akkers/weiden blank ten zuiden van de E40 (Wulfhoek - Peperhol -Bosstraat). Men vraagt zich af hoe dit in studies zomaar genegeerd kan worden. Antwoord: In de goedgekeurde planMER is onderzoek gedaan naar het effect van windturbines op de waterhuishouding. Dit effect wordt ingeschat als zijnde beperkt negatief ook voor de cluster van Hansbeke(-1). In haar advies stelt de Procoro dat de planMER een goed beeld geeft van de diverse milieukundige aandachtspunten. Zij vindt wel dat enkel milderende maatregelen enkel verordenend moeten worden opgelegd wanneer dit nodig is volgens de Planmer. Voor water is dit volgens de planMER niet nodig, maar de Provincieraad oordeelt dat wanneer effectief overstromingsgevoelig

Page 37: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

37

gebied wordt ingenomen, de waterberings- of infiltratiecapaciteit die verloring ging, gecompenseerd moet worden. Dit is zo in het RUP bepaald. Aanpassing: geen Selectie windcluster Erembodegem Bundeling - onverenigbaarheid met gewestelijk RUP Ruimte Vlaanderen adviseert het ontwerp PRUP gunstig met uitsluiting van de overlap t.h.v. de zones 'gemengd regionaal bedrijventerrein' van 't Eilandje en Erembodegem Zuid lV; hier interfereert het provinciale initiatief voor windturbines met de gewestelijke taakstelling inzake regionale bedrijvig-heid. De voorschriften uit de gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen moeten immers cumulatief worden toegepast met de voorschriften uit het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit samen lezen kan aanleiding geven tot uiteenlopende juridische interpretaties. Hierdoor kan de invulling van deze regionale bedrijventerreinen met bedrijvigheid onder druk komen te staan door de ontwikkelingen in functie van windturbines. De bestemming 'regionaal bedrijventerrein' sluit niet bij voorbaat de bouw van windturbines uit maar het moet duidelijk zijn dat deze windturbines ondergeschikt zijn aan de gewestelijke taakstelling met betrekking tot de realisatie van regionale bedrijven. We stellen bijgevolg voor om de overlap ter hoogte van de bestemming 'gemengd regionaal bedrijventerrein' uit te sluiten. Antwoord en aanpassing: we verwijzen naar de bespreking onder het hoofdstuk' Ruimtelijke visie en keuze locatie'. Bundeling – selectie bedrijventerrein Erembodegem vs. bedrijventerrein Siezegemkouter Een bezwaarindiener hekelt dat bij de keuze van windcluster ‘bedrijventerrein Erembodegem’ alleen met ruimtelijke en economische argumenten rekening is gehouden en niet of te weinig met milieu- en veiligheidsaspecten. Men stelt vast dat er in de loop van de procedure wijzigingen zijn gebeurd aan de grenzen van het RUP met als doel in dit gebied 5 windturbines te kunnen plaatsen om zo de cluster Erembodegem te kunnen selecteren. Men vindt de keuze voor Erembodegem niet logisch omdat de algemene principes van het model ‘duurzaam bedrijventerrein’ hier niet toegepast kunnen worden. In het geval van het nog te ontwikkelen bedrijventerrein Siezegemkouter zou men de inplanting kunnen voorzien in het inrichtingsplan. Antwoord: Het is een beleidskeuze van het provinciaal bestuur om op haar grondgebied de inplanting van windturbines ruimtelijk aan te sturen en de Vlaamse visie hieromtrent te gaan verfijnen. Deze beleidskeuze is reeds genomen op het moment van goedkeuring van het Addendum PRS (2009) waar dit PRUP uitvoering aan geeft. De concentratiezones werden bepaald op basis van een eenvormige methodiek in de planMER en op basis van ruimtelijke basisprincipes die voor de volledig zones toepasbaar zijn. De Procoro stelt in haar advies dat enkel op basis van robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen. Men stelt dat een uniforme aanpak de objectiviteit garandeert en dat dit nodig is om keuzes te verantwoorden. De Procoro acht het niet wenselijk om van deze basisprincipes af te wijken, ook niet voor één cluster. Eén van de ruimtelijke basisprincipes is te kiezen voor grotere concentratiezones wat hier werd vertaald als ‘gebieden waar minstens 5 windturbines kunnen staan’. Dit is een beleidsmatige keuze:

Page 38: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

38

'grotere clusters genieten vanuit oogpunt van het streven naar een leesbaar globaal landschapsbeeld de voorkeur op kleinere clusters die meer het beeld van verspreide windturbines in het landschap kunnen opleveren; om van een volwaardige cluster te spreken dienen minstens 5 turbines ingeplant te worden'. Enkel waar minstens 5 windturbines mogelijk zijn, kon een concentratiezone geselecteerd worden. Daarbij werd meer gewicht gegeven aan potentiële zones waar de kans op minstens 5 windturbines het grootst was. Omwille van rechtszekerheid wordt het voorschrift m.b.t. het minimaal inplanten van minstens vijf turbines wel gewijzigd: we vertrekken niet langer van de verplichting van minimum vijf windturbines, maar van het principes van minstens vijf windturbines als streefdoel. We verwijzen voor de hertaling van het voorschrift naar de bespreking van het thema 'voorschrift inrichtingsstudie'. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster Bundeling – teveel hinder en geen oplossing op planniveau Heel wat bezwaarindieners vinden het positief dat de provincie initiatief neemt om in een provinciaal RUP te bepalen welke locaties geschikt zijn als windpark en welke niet, maar men vindt het niet aanvaardbaar dat men kiest voor een site waarvan nu reeds vaststaat dat de Vlaremnormen inzake slagschaduw en geluid overschreden zullen worden en men geen zekerheid heeft dat de normen ook effectief gehaald kunnen worden. Men vindt dat het niet getuigt van behoorlijk bestuur om een gebied in te kleuren voor de bouw van windturbines, om nadien bij de beoordeling van concrete vergunningsdossiers vast te stellen dat er in de praktijk geen turbines gebouwd kunnen worden omdat men de bestaande normen (gekend bij de opmaak van het RUP) niet kan naleven. Men ziet vooral problemen op vlak van geluid, slagschaduw en veiligheid. Er is ook een impact op de leefbaar-heid van Erembodegem. Antwoord: De inplanting van windturbines op het bedrijventerrein is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Integendeel, het RUP heeft op macro en mesoschaal een positief effect, aangezien naast een concentratiezone ook een uitsluitingszone van 5km wordt aangeduid. Niet alleen voorkom je zo visuele interferentie, tevens vermijd je cumulatieve milieu-effecten. De site Erembodegem is geselecteerd o.m. omdat het heel wat positieve aanknopingspunten heeft voor de inplanting van windturbines, o.a. nabijheid stedelijk gebied, ligging in gebied met bestemming (regionaal) bedrijventerrein, aanwezigheid van infrastructuur zoals wegen (E40, N460, N405)en spoorwegen, hoogspanningslijnen, enz. Het klopt dat het gebied dichtbebouwd is, maar dit doet niets af aan het feit dat de Vlaremnormen gerespecteerd moeten worden. Bijv. slagschaduw: de Vlarem-regelgeving bepaalt dat nieuwe windturbines uitgerust moeten zijn met een stilstandmodule, die ervoor moet zorgt dat de slagschaduwgevoelige objecten in de omgeving van de windturbine niet meer dan 8u slagschaduw hebben per jaar en niet meer dan 30 minuten per dag. Indien er veel woningen staan moet bij de uitbating van de turbines met meer slagschaduwgevoelige objecten rekening gehouden worden. Dit heeft een invloed op de HE-productie, en ook op de rendabiliteit van een project, maar het is aan de windbedrijven om te oordelen of een project voldoende rendabel is om er in te investeren of niet. Aangezien er in het verleden op het bedrijventerrein Erembodegem vergunningsaanvragen geweest zijn, mag de overheid ervan uitgaan dat er rendabele projecten in het gebied mogelijk zijn. Voor geluid geldt een gelijkaardig redenering. Op planniveau ontbreken de milieugegevens om de concrete impact van een windturbineproject te kunnen inschatten, de plaats en configuratie van de windturbine is immers bepalend. Voor deze info

Page 39: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

39

verwijzen we naar de vergunningsaanvraag van een concreet project. In het RUP wordt wel bepaald dat er een meldpunt moet zijn gedurende de duur van het windproject minstens 1 maal per jaar informatie moet geven over het cumulatief geluidseffect en de slagschaduw ten aanzien van nabijgelegen woningen. Hiervoor verwijzen we naar de bespreking van voorschriften, onder gelijknamig hoofdstuk. Aanpassing: geen Bundeling – veiligheidsproblematiek Erembodegem De eigenaar van een bedrijf op het bedrijventerrein Erembodegem stelt dat de bij het plannen van het windpark onvoldoende rekening werd gehouden met de veiligheidsaspecten ten opzichte van zijn bedrijf. Dat er veiligheidsrisico’s zijn blijkt uit onderzoek en adviezen van instanties naar aanleiding van concrete vergunningsaanvragen voor windturbines op het bedrijventerrein. Bezwaarindiener stelt dat het PRUP en het project een negatief effect zullen hebben op de exploitatie van het bedrijf, evenals op haar werknemers en dat het PRUP en project belangrijke exploitatierisico's met zich meebrengen. Men vindt dat (minstens) een buffer- of veiligheidszone voorzien moet worden. Antwoord: Bij het verlenen van vergunningen voor windturbines zal zeker rekening gehouden worden met deze aspecten. Voor het verkrijgen van een milieuvergunning moet een veiligheidsstudie gemaakt worden, waarbij concrete uitspraken gedaan kunnen worden over de te hanteren afstanden om veiligheidsrisico's te vermijden. In het kader van het plan kunnen geen concrete maatregelen opgelegd worden, omdat gepaste maatregelen afhankelijk zijn van de concrete aanvraag en situatie. Algemene regels zoals bv over de grootte van een veiligheidsbuffer zijn niet zinvol. Aanpassing: geen Selectie windcluster bedrijventerrein Aalter Bundeling – teveel hinder voor de omliggende woongebieden en voor het bestaand bedrijventerrein Heel wat bezwaarindieners begrijpen niet dat de overheid wil dat er windturbines komen op het bedrijventerrein van Aalter. De windturbines komen te dicht bij het woongebied van Aalter en Aalterbrug. Dit betekent dat veel mensen hinder zullen ondervinden van die windmolens (geluíd, zicht, enz). Men stelt dat er weliswaar normen zijn, maar men heeft geen vertrouwen in de normen voor het beperken van de hinder. Antwoord: De inplanting van windturbines op het bedrijventerrein is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Integendeel, het RUP heeft op macro en mesoschaal een positief effect, aangezien naast een concentratiezone ook een uitsluitingszone van 5km wordt aangeduid. Niet alleen voorkom je zo visuele interferentie, tevens vermijd je cumulatieve milieu-effecten. De site bedrijventerrein Aalter is geselecteerd o.m. omdat het positieve aanknopingspunten heeft voor de inplanting van windturbines, o.a. selectie als specfiek economisch knooppunt, de aanwezigheid van een bestaande en gepland regionaal bedrijventerrein (Lakeland en Woestijne), de aanwezigheid van infrastructuur zoals wegen (N44, het kanaal), enz. Het klopt dat palend aan het bedrijventerrein woongebieden gesitueerd zijn maar dit doet niets af aan het feit dat de Vlarem-normen gerespecteerd moeten worden. Bijv. slagschaduw: de Vlarem-regelgeving bepaalt dat nieuwe windturbines uitgerust moeten zijn met een stilstandmodule, die ervoor moet zorgt dat de slag-schaduwgevoelige objecten in de omgeving van de windturbine niet meer dan 8u slagschaduw

Page 40: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

40

hebben per jaar en niet meer dan 30 minuten per dag. Indien er veel woningen staan moet bij de uitbating van de turbines met meer slagschaduwgevoelige objecten rekening gehouden worden. Dit heeft een invloed op de HE-productie, en ook op de rendabiliteit van een project, maar het is aan de windbedrijven om te oordelen of een project voldoende rendabel is om er in te investeren of niet. Aangezien er in het verleden op het (bestaande) bedrijven nog vergunningsaanvragen geweest zijn, mag de overheid ervan uitgaan dat er rendabele projecten in het gebied mogelijk zijn. Voor geluid geldt een gelijkaardig redenering. Op planniveau ontbreken de milieugegevens om de concrete impact van een windturbineproject te kunnen inschatten, de plaats en configuratie van de wind-turbines is immers bepalend. Voor deze info verwijzen we naar de vergunningsaanvraag van een concreet project. In het RUP wordt wel bepaald dat er een meldpunt moet zijn gedurende de duur van het windproject minstens 1 maal per jaar informatie moet geven over het cumulatief geluidseffect en de slagschaduw ten aanzien van nabijgelegen woningen. Hiervoor verwijzen we naar de bespreking van voorschriften, onder gelijknamig hoofdstuk. Aanpassing: toelichtingsnota aanvullen m.b.t. de keuze van de cluster Bundeling – niet verenigbaar met watergebonden bedrijvigheid Als ontwikkelaar ziet W&Z de watergebonden activiteiten op Woestijne niet complementair met de bouw van windturbines op dit bedrijventerrein. Op een groot deel van het terrein zullen immers logistieke activiteiten plaatsvinden, waarbij stockage in open lucht plaatsvindt, omwille van de grote hoeveelheden die in een keer worden geladen of gelost per schip. Deze ladingen, zeker als het om conventioneel stukgoed, paletten of containers gaat, zijn zeer gevoelig voor schade die bijvoorbeeld kan ontstaan door het afschuiven van ijsblokken van de wieken van windmolens in de winter, Bovendien wordt ook de inrichting van het terrein beperkt door de hoogtebeperkingen die worden opgelegd aan gebouwen of constructie in een bepaalde straal rond de windmolens. Antwoord: De inplanting van windturbines op een site met bestemming (regionaal) bedrijventerrein is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Het is niet duidelijk waarom windturbines niet verenigbaar zouden zijn met watergebonden of logistieke activiteiten. De havengebieden (met watergebonden activiteiten) zijn bij uitstek een plaats om windturbines in te planten en dit gebeurt dan ook cf. Gentse Kanaalzone en de Waaslandhaven! Het klopt dat er met bepaalde veiligheidsaspecten rekening moet worden gehouden. Een veiligheidsstudie is evenwel verplicht wanneer een vergunningsaanvraag voor een concreet windproject wordt aangevraagd. We verwijzen ook naar het hoofdstuk 'hinder en veiligheid'. Aanpassing: geen Bundeling - impact op fauna, flora en landschap In een aantal bezwaarschriften wordt gesteld dat windturbines niet thuishoren in het landschappelijk waardevol agrarisch gebied van Aalter omdat ze landschapsvervuilend zijn (van ver zichtbaar) en/of gesitueerd nabij verschillende puntrelicten en/of omdat te impact op aanwezig fauna (vleermuizen) te groot is. Antwoord: Natuur: flora en fauna In de goedgekeurde planMER is het effect op natuur onderzocht uitgaan, waarbij het milieueffect werd ingeschat van een model van in totaal 14 turbines. Het blijkt dat de windturbines komen te

Page 41: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

41

staan in biologisch matig waardevolle gebieden waardoor het effect wordt ingeschat als zijnde neutraal. Voor wat betreft fauna wordt gesteld dat de windturbines een beperkte invloed hebben op de vogelpopulaties en een negatieve invloed op de populaties van vleermuizen, waardoor de clusters als negatief wordt beoordeeld. In het ontwerpRUP werd gesteld dat windturbines op minstens 200m moeten blijven van lijnvormige groenelementen. Voor verschillende bezwaarindieners volstaat deze maatregel niet omdat niet alle vleermuissoorten deze groenelementen volgen. Men is meer voorstander van een vleermuizenonder-zoek dat moet worden uitgevoerd naar aanleiding van een specifieke vergunningsaanvraag voor windturbines in een concentratiezone en dat inzicht kan geven in de te nemen milderende maatregelen op projectniveau (cut-in-speed, afstand tot specifieke groenelementen, configuratie van de windturbines, enz). De milderende maatregelen die nodig zijn kunnen dan – indien gewenst of noodzakelijk - als voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag worden opgelegd). We verwijzen naar de bespreking van het thema ‘onderzoek en milderende maatregelen m.b.t. vleermuizen’ in het hoofdstuk ‘RUP-grenzen en -voorschriften’. Aanpassing: − vleermuizenonderzoek verplichten voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines in de cluster

Aalter − schrappen van de voorwaarde dat de windturbines op 200m van lijnvormige groenelementen

moeten blijven Landschap De inplanting van windturbines in gebieden met bestemming bedrijventerrein of agrarisch gebied is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Integendeel, het RUP heeft op macroschaal een positief effect aangezien naast een concentratiezone ook een uitslui-tingszone van 5km wordt aangeduid. Door windturbines geordend te gaan inplanten, krijg je een leesbare samenhang met bestaande landschappelijke elementen voorkom je visuele interferentie van verspreide windprojecten. Het effect op meso- en microschaal is genuanceerder. Dit wordt goed beschreven in de goedgekeurde planMER, op basis van een model van 14 turbines. De impact op de landschapsstructuur alsook op de landschapstypologie wordt ingeschat als zijnde beperkt negatief (-1). De impact op het landschaps-beeld en op de erfgoedwaarden wordt ingeschat als zijnde negatief (-2). Dit heeft o.a. te maken met de inplanting van windturbines in het open landschap dat paalt aan het bedrijventerrein, met de impact op de hoogstamboomgaard en het Woestijnegoed en met de aanwezigheid van archeo-logische vondsten. Ondanks de negatieve impact op het landschap die in de planMER werd vastgesteld, is de Provincie-raad van oordeel dat de potenties voor windenergie in deze cluster benut moeten worden, ook binnen de zone met bestemming landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Niet alleen is de cluster energetisch geschikt voor de inplanting van windturbines, tevens past deze cluster in een totaalvisie voor E40 waarbij met het aspect 'landschap' rekening is gehouden. In de studie gaat men ervan uit dat windturbines per definitie niet passen in het landschap: hun verticale maat is van een andere orde dan het merendeel van de landschapselementen (bomen, huizen, enz) maar hetzelfde geldt voor hoogbouw, hoogspanningsleidingen, schoorstenen. De opgave (om grote windturbines in te planten) gaat dus niet om het 'passen in' maar 'passen bij'. Men ziet het inplanten van windturbines niet als objectieve, maar als associatieve opgave. Windturbines worden in geval van duurzame bedrijven-terreinen geassocieerd met het urbaan en technisch karaker van windturbines. In de basisprincipes

Page 42: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

42

van het RUP wordt uitgegaan van een 'flexibel concept van duurzame bedrijventerreinen', waarbij het belang wordt onderlijnd van opstelling die aaneensluitend en geclusterd is en niet mag uitgesmeerd worden over een brede zone waar turbines aan lage densiteit worden ingeplant. Rekening houdende dat de windcluster slechts ten dele bestaat uit landschappelijk waardevol agra-risch gebied, dat het bovendien gaat om een gebied dat in de onmiddellijke omgeving is gesitueerd van een bestaand en te ontwikkelen bedrijventerrein (waar reeds een landschappelijk impact is), vindt de Provincieraad de inplanting van windturbines in deze zone verantwoord; zij ziet geen reden om de zone te beperken en/of het landschappelijk waardevol agrarisch gebied uit te sluiten. Aanpassing: geen aanpassing van de grens, wel omgaan met 'landschappelijk waardevol gebied', zie thema 'clichering niet toepasbaar op landschappelijk waardevol agrarisch gebied'. Hinder en veiligheid Bundeling – impact op de leefkwaliteit In heel wat bezwaarschriften wordt ingegaan op de hinder die wordt verwacht bij invulling van de concentratiezones voor windturbines. Men vreest onredelijke hinder op vlak van geluid en/of slag-schaduw en verwijst naar de resultaten die zijn weergegeven in de planMER. Verschillende bezwaar-indieners hebben geen vertrouwen in de Vlaremnormen en men is bevreesd dat de leefkwaliteit nog meer onder druk komt te staan in gebieden die reeds sterk belast zijn. In een aantal bezwaarschriften wordt gesteld dat het RUP niet beperkend genoeg is (bijv. geen maximum aantal windturbines bepaald) en dat te veel milderende maatregelen worden doorgeschoven naar het projectniveau. Een bezwaarindiener meent dat het gezondheidsrisico niet goed in kaart is gebracht en vindt dit een schending van het voorzorgsbeginsel. Tot slot wordt ook verwezen naar de impact van windturbines op de luchtkwaliteit, nl. door turbulentie van ongezonde lucht. Antwoord: Milieueffecten De inplanting van windturbines in agrarisch gebied is nu reeds mogelijk, het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar ook niets van af. Integendeel het PRUP heeft op macroniveau een positief effect aangezien naast een concentratiezone ook een uitsluitingszone van 5km wordt aangeduid. Niet alleen voorkom je zo visuele interferentie, tevens vermijd je visuele interferentie van verspreide windprojecten. Het Vlaams wetgevend kader (Vlarem) geeft duidelijkheid over de milieunormen waaraan windturbines moeten voldoen. Het is binnen dit kader dat het Oost-Vlaamse beleid inzake wind-turbines gesitueerd moet worden. Er zijn geen bijzondere gezondheids- of economische argumenten om in Oost-Vlaanderen af te wijken van het Vlaamse beleid wanneer aan de wettelijke milieunormen is voldaan. Als het Vlaamse beleid wijzigt, zal ook het Oost-Vlaamse beleid aangepast moeten worden, maar dat is vooralsnog niet het geval. De planMER heeft tot doel om de milieueffecten van het RUP te kunnen inschatten. Omdat geen concrete windlocaties gekend zijn, werd gebruik gemaakt van een theoretisch grid waarbij de wind-turbines op 500 en 300 m van elkaar staan. We opteerden voor 5-3regel, nl. de minimale afstand tussen windturbines waarbij het toch nog veilig is om windturbines te plaatsen (turbulentie, wind-vang, enz). Dit raster werd ook gebruikt in de ‘Structuurvisie Windenergie op land’ te Nederland. In zo’n raster staan de windturbines relatief dicht op elkaar maar zo is wel gegarandeerd dat in de planMER het maximale milieueffect in kaart wordt gebracht. Dat betekent daarom niet dat die

Page 43: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

43

afstanden in het PRUP opgelegd worden. Zoals ook duidelijk blijkt uit de planMER is de milieu-inschatting een worst case benadering: zo werd er gerekend naar alle gebouwen zowel bewoond als onbewoond met een oppervlakte groter dan 20m². Het berekend specifieke geluid werd getoetst aan de meest kritische richtwaarden gedurende de nachtperiode en er werd steeds gerekend met meewind voor alle turbines hetgeen in de praktijk onwaarschijnlijk is. In haar advies schrijft de Procoro dat de planMER een goed document is om de milieu-impact in te schatten en bruikbaar is om onderbouwde keuzes te kunnen maken m.b.t. de verschillende inrichtingsalternatieven. Ruimtelijke planning is steeds keuzes maken. Daarbij spelen zowel landschappelijke als milieukundige, energetische en ruimtelijke ordeningselementen mee. Milderende maatregelen Verschillende bezwaarindieners merken op dat de planMER of het PRUP onvoldoende concreet is omdat de exacte loaties van de windturbines niet gekend zijn, en dat de milderende maatregelen worden doorgeschoven op projectniveeau. Het is zo dat bepaalde aspecten pas een inschatting of uitwerking kunnen krijgen op het moment dat de concrete locaties voor windturbines gekend zijn. Dit is eigen is aan de problematiek van de windturbines: de plaats en configuratie van de windturbines is bepalend voor de uitbating ervan (geluid, slagschaduw, relatie met andere windprojecten, enz). Deze concrete projectinformatie zal pas beschikbaar zijn op het moment van de vergunningsaanvraag. In de planMER wordt een onderscheid gemaakt in milderende maatregelen die planmatig (in het PRUP), en milderende maatregelen die projectmatig (in de vergunningsaanvraag) een doorwerking kunnen krijgen. Over de planmatige milderende maatregelen stelt de Procoro in haar advies dat deze enkel verplicht moeten worden wanneer de planMER de noodzaak hiertoe aantoont; wanneer dit niet het geval is, vindt de Procoro het niet wenselijk deze maatregel op te leggen. Over de projectmatige milderende maatregelen kunnen we het volgende stellen: op basis van de gegevens van het RUP en planMER en op basis van de concrete projectinformatie, moet de vergunningsverlenende overheid in staat zijn om te beslissen of er al dan niet (projectmatige) milderende maatregelen moeten worden toegepast. Desgewenst kan ze de maatregel opleggen als voorwaarde(n) bij toekenning van vergunning. Aansluitend hierbij willen we opmerken dat de Procoro vindt dat in navolging van de Vlaremreglementering een adequaat handhavingsbeleid belangrijk is. Hoewel dit niet expliciet in de verorde-ningen van een PRUP kan worden gevat, vindt zij dat een gemakkelijk toegankelijk meldingspunt, opgericht en operationeel gehouden door het Provinciebestuur, een essentieel onderdeel is van het plan. Hierop komen we terug in thema geluid, slagschaduw en voorschrift aanspreekpunt. Geluid De geluidsproblematiek van de bestaande, vergunde windturbines is geen voorwerp van het PRUP maar van het handhavingsbeleid. In haar advies stelt de Procoro dat een adequaat handhavings-beleid heel belangrijk is. Hoewel handhaving niet expliciet in een RUP gevat kan worden, is men van oordeel dat een toegankelijk meldingspunt, opgericht en operationeel gehouden door het Provinciebestuur,een essentieel onderdeel van het plan is. Zo'n meldingspunt kan- naast een loketfunctie voor klachten - mogelijks zo georganiseerd worden dat op systematische wijze geluidsmetingen worden uitgevoerd. De installatie van een gezamenlijk aanspreekpunt is reeds in de voorschriften voorzien. Daarbij wordt gesteld dat – voor de eerste vijf jaar - minstens één maal per jaar een bijeenkomst moet worden georganiseerd voor omwonenden en belanghebbenden waar informatie wordt verstrekt over de productie en werking van de windturbines in de cluster. Dit

Page 44: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

44

voorschrift kan aangevuld worden met de bepaling dat er ook informatie moet worden gegeven over het cumulatief geluidseffect van het windproject. Omdat zowel de Procoro alsook diverse bezwaarindieners veel belang hechten aan een goede opvolging van klachten wordt ook ingegaan op de vraag om de jaarlijkse bijeenkomst voor omwonenden en belanghebbenden niet te beperken tot de eerste vijf jaar, maar dit te voorzien voor de volledige duur van het project. Ruimte Vlaanderen vindt dat de verplichting om een gezamenlijk aanspreekpunt te realiseren niet in de voorschriften thuishoort omdat het geen inrichtings- of beheermaatregel is, maar een onderdeel van flankerend beleid. Rekening houdende met de specifieke problematiek van windturbines, waarbij de locaties van windturbines bepalend zijn voor de uitbating ervan (op vlak van geluid, slagschaduw, relatie met andere windturbines, enz) en dat bijsturingen van het windproject steeds in zijn totaliteit bekeken moeten worden, wordt dit voorschrift behouden. Het is niet wenselijk in het RUP te specificeren hoe zo'n aanspreekpunt moet functioneren en/of georganiseerd moet worden; dit is onderdeel van flankerend beleid. Met betrekking tot de verplichting om geluidsarme windturbines te plaatsen, willen we verwijzen naar het advies van de Procoro dat stelt dat het al dan niet verordenend opleggen van milderende maatregelen enkel verplicht moet worden wanneer blijkt dat dit nodig is volgens de planMER. Aangezien de planMER de noodzaak van deze maatregel niet aantoont, is het ook niet wenselijk hier op in te gaan. De verplichting om de meest geluidsarme windturbines te plaatsen kan evt. wel opgelegd worden als voorwaarde in de milieuvergunning. Aanpassing: zie thema ‘aanspreekpunt’ aanpassen voorschrift over het gezamenlijk aanspreekpunt aanvullen met de bepaling dat er minstens een maal per jaar informatie moet worden gegeven over het(cumulatief) geluidseffect van het windproject en dit voor de volledig duur van het windproject. Slagschaduw De Vlaremregelgeving bepaalt dat nieuwe windturbines uitgerust moeten zijn met een stilstand-module, die ervoor moet zorgen dat de slagschaduwgevoelige objecten in de omgeving van de windturbine niet meer dan 8u slagschaduw hebben per jaar en niet meer dan 30 minuten per dag. Indien er veel woningen staan moet bij de uitbating van de turbines met meer slagschaduwgevoelige objecten rekening gehouden worden. Dit heeft een invloed op de HE-productie, en ook op de rendabiliteit van een project, maar het is aan de windbedrijven om te oordelen of een project voldoende rendabel is om er in te investeren of niet. Het is wenselijk dat omwonenden informatie krijgen over de slagschaduw van het windproject. Daarom vullen we het voorschrift over het aanspreek punt aan met de bepaling dat er minstens één maal per jaar informatie moet worden gegeven over de slagschaduw ten aanzien van nabijgelegen woningen. Aanpassing: voorschrift over het gezamenlijk aanspreekpunt aanvullen met de bepaling dat er minstens een maal per jaar informatie moet worden gegeven over o.m. de slagschaduw ten aanzien van nabijgelegen woningen Bundeling – veiligheidsrisico's In verschillende bezwaarschriften wordt ingegaan op de veiligheidsaspecten van windturbines. Het gaat zowel om risico's voor omwonenden of passanten (vallende wieken, ijsval, bestuurders die worden afgeleid, enz) als om risico's voor omliggende bedrijven (exploitatierisico's). Er wordt ook verwezen naar de veiligheid in relatie tot aardgasvervoersinstallaties, hoogspanningsleidingen, fluxysleidingen, enz. Sommige bezwaarindieners zien een risico in de interferentie van windturbines met de radar in Semmerzake en/of de nabijheid van het militair vliegveld in Ursel.

Page 45: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

45

Antwoord: De inplanting van windturbines is nu reeds mogelijk op bedrijventerreinen. Het RUP voegt daar niets aan toe en doet daar niets van af. Bij het verlenen van vergunningen voor windturbines zal zeker rekening gehouden worden met deze aspecten. Voor het verkrijgen van een milieuvergunning moet een veiligheidsstudie gemaakt worden, waarbij concrete uitspraken gedaan kunnen worden over de te hanteren afstanden om veiligheidsrisico's te vermijden. In het kader van het plan kunnen geen concrete maatregelen opgelegd worden, omdat gepaste maatregelen afhankelijk zijn van de concrete aanvraag en situatie. Algemene regels zoals bijv. over de grootte van een veiligheidsbuffer zijn niet zinvol. Het klopt dat er omwille van aangelegenheden van Defensie (o.a. de radar in Semmerzake en het militaire vliegveld van Ursel), Burgerluchtvaart (Belgocontrol) of Scheepvaart (W&Z) restricties zijn aan de inplanting van grote windturbines in bepaalde zones. Sommige van deze restricties zijn zelfs wezenlijk als het gaat om invulling van het huidige windpotentieel. Dit blijkt o.m. uit de HE-scan van Oost-Vlaanderen waar de impact van Semmerzake wordt ingeschat als zijnde 10% van het HE-potentieel in Oost-Vlaanderen! Dat er vandaag restricties zijn betekent evenwel niet dat deze er morgen ook zullen zijn. Uit gegevens in het buitenland blijkt dat er technologische oplossingen mogelijk zijn om bijv. interferentie met radars te vermijden. Er kan ook niet met zekerheid gezegd worden dat bijv. het vliegveld van Ursel blijvend zijn functie zal vervullen. Rekening houdende dat een aantal restricties waarschijnlijk tijdelijk van aard zijn, dat deze restricties momenteel een grote impact hebben op het HE-potentieel, is de Provincieraad van oordeel dat de HE-potenties in de betreffende clusters gevrijwaard moeten blijven, in afwachting dat er technologische oplossingen voor de problematiek gevonden worden. Aanpassing: geen RUP- grenzen en -voorschriften Bundeling – voorschriften te vaag dus rechtsonzeker In een aantal bezwaarschriften wordt gesteld dat de stedenbouwkundige voorschriften in het PRUP inconsistent en onduidelijk zijn. Ze zorgen tot verwarring voor de eigenaars en bedrijven in de con-centratiezones en geven aanleiding tot rechtsonzekerheid. Om dit aan te tonen wordt verwezen naar de inrichtingsstudie en naar de voorwaarde dat in elke cluster minimaal 5 windturbines moeten worden voorzien alsook naar de bepaling inzake slagschaduw en bouwhoogtebeperking van 30m. Wanneer sprake is van een informatieve inrichtingsstudie moet het RUP zelf voldoende duidelijke en zekere voorschriften geven over de invulling van het gebied. Men vindt dat dat hier niet het geval is: de inrichting van het gebied wordt nagenoeg niet ingevuld en de voorschriften beperken zich tot vage algemeenheden. Volgens de bezwaarschrijvers is de inrichtingsstudie bepalend voor de concrete invulling van het gebied (dus niet het RUP) en men vindt dit strijdig met diverse beginselen van goed bestuur. Ruimte Vlaanderen vindt de rechtsonzekerheid problematisch wanneer het gaat om het realiseren van de gewestelijke bestemming regionale bedrijvigheid. Een andere bezwaar-indiener vindt dat het RUP in strijd is met het rechtzekerheidsbeginsel omdat een eigenaar voor de ontwikkeling van zijn perceel afhankelijk wordt van de willekeur van de andere eigenaars en het bestuur. Antwoord en aanpassing: We willen hier verwijzen naar de bespreking van het voorschrift over de inrichtingsstudie.

Page 46: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

46

Bundeling - voorschrift minimum vijf windturbines per cluster In verschillende bezwaarschriften worden opmerkingen gemaakt over het minimum aantal wind-turbines per cluster (vijf). Sommige bezwaarindieners vinden dit niet beperkend genoeg en vragen een maximum op te leggen, bijv. maximum 3 voor de windkouter SLH, maximum 3 voor windakker Melle, enz. Andere bezwaarindieners wijzen er op dat het niet in elke zone technisch haalbaar is om 5 windturbines in te planten (zone is te klein) en stellen dat er wordt voorbijgegaan aan het feit dat in sommige gevallen meer groene energie kan opgewekt worden met minder windturbines. Men pleit ervoor om in iedere cluster te streven naar een maximale energieopbrengst bij voorkeur met 5 windturbines. Uitzonderingen zouden moeten worden toegestaan indien: (1) er in de vergunnings-aanvraag wordt aangetoond dat omwille van windtechnische en milieutechnische redenen 5 wind-turbines niet haalbaar zijn of (2) als in de vergunningsaanvraag kan worden aangetoond dat er meer energieopbrengst wordt gerealiseerd met een kleiner aantal windturbines. lndien een vergunnings-aanvraag deel uitmaakt van een groter windturbineproject, dient in functie van de maximale invulling de relatie tussen elke individuele aanvraag en het totale project bij elke vergunningsaanvraag verduidelijkt te worden. Aanpassing en antwoord: We willen hier verwijzen naar de bespreking van het voorschrift over de inrichtingsstudie. Bundeling – voorschrift minimum twee windturbines per deelzone van een windcluster Met betrekking tot de windcluster ‘bedrijventerrein Zwijnaarde’ zijn er vragen rond het voorschrift waarin gesteld wordt dat zowel in het gedeelte ten noorden als ten zuiden van de Ringvaart in minstens 2 grote windturbines moet worden voorzien. Moeten de twee windturbines in dezelfde vergunningsaanvraag worden opgenomen of niet, en wat moet er gebeuren wanneer er sprake is van verschillende grondeigenaars en/of van verschillende initiatiefnemers van windturbines ? Men vindt dat de toelichting bij het voorschrift extra verwarring creëert: ‘Wanneer de eerste vergunningsaan-vraag rekening houdt met twee windturbines moet in de andere zone rekening worden gehouden met drie windturbines’. Antwoord en aanpassing: We willen hier verwijzen naar de bespreking van het voorschrift over de inrichtingsstudie. Bundeling – voorschrift over de inrichtingsstudie Een bezwaarindiener vindt het niet kunnen dat bij elke aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning binnen de concentratiezone door de aanvrager een inrichtingsstudie moet worden toegevoegd. Men vindt dit een onverantwoorde administratieve last, zeker wanneer het gaat om relatief kleine bouwaanvragen. Men stelt voor deze verplichting te beperken tot vergunningsaan-vragen voor windturbines en omvangrijke projecten en deze verplichting enkel te beperken tot de periode waarin nog geen 5 windturbines werden ingeplant. In een ander bezwaarschrift wordt de vraag gesteld om in het RUP te voorzien dat in de inrichtingsstudie moet worden aangetoond dat de impact op omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt, terwijl een andere bezwaarindiener vraagt om in het PRUP op te leggen dat elke bouwaanvraag voor grote windturbines moet gepaard gaan met een projectMER. Tenslotte is er een bezwaarindiener die vindt dat het RUP de optie open laat om het project op te splitsen in deelprojecten en dit problematisch vindt omdat bedrijven en

Page 47: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

47

omwonenden zo de totale milieu-impact niet kunnen kennen. Dit proberen ondervangen met een verplichte inrichtingsstudie, is volgens de bezwaarindiener niet afdoende. Antwoord: Een aantal voorschriften in het ontwerpRUP kwamen er enerzijds vanuit de doelstelling om voldoende grote concentratiezones aan te duiden en vanuit de idee om de potenties voor wind¬-energie op een bestaand of te ontwikkelen bedrijventerrein te vrijwaren. Zo werd in het ontwerp-RUP gesteld dat in elke zone minstens vijf windturbines moeten worden voorzien, dat een vergunningsaanvraag voor de aanleg van het betrokken gebied die de volledige zone dekt, minstens in vijf grote wind¬turbines moet voorzien en dat een stedenbouwkundige vergunning die niet de volledig zone dekt, maar toegestaan kan worden indien blijkt dat de inplanting van minstens vijf grote windturbines mogelijk blijft. De opmerkingen dat de inrichtingsstudie bij een vergunningsaanvraag in de concentratiezones daardoor erg bepalend wordt voor de inrichting van het gebied en dat bij versnippering van eigendom, de mogelijkheden op een perceel afhangt van de willekeur van andere eigenaars, lijken pertinent. Een vergunningsaanvrager zou immers in een inrichtingsstudie vrij willekeurig vijf locaties voor windturbines op de gronden van zijn buurman kunnen aanduiden, waardoor deze zich verplicht ziet de windturbines te realiseren. Dat komt de rechtszekerheid niet ten goede. Dat kan opgelost worden door niet langer te vertrekken van een algemene verplichting van minimum vijf windturbines, maar van het principe van minstens vijf windturbines als streefdoel. Dat principe kan dan in die gevallen dat er geen probleem ten gevolge van versnipperde eigendomsstructuur is, verfijnd worden tot een verplichting. De concentratiezones bevinden zich grosso modo in drie soorten gebieden: open ruimtegebieden, gerealiseerde bedrijventerreinen en nog te ontwikkelen bedrijventerreinen. Wat betreft de bedrijventerreinen, vindt de Procoro dat op bestaande bedrijventerreinen het plaatsen van (nieuwe) windturbines de bestaande bedrijven niet mag hypothekeren in hun bedrijfsexploitatie en in hun uitbreidingsmogelijkheden (windturbines lijken hier ondergeschikt). Op nieuw te ontwik-kelen bedrijventerreinen moet er gezocht worden naar een evenwicht tussen de inspanningen van een terreinenbeheerder om een regionaal bedrijventerrein te realiseren en de doelstelling van de overheid de potenties voor windturbines te vrijwaren (windturbines en bedrijvigheid zijn dan nevengeschikt). Voor wat betreft nog te ontwikkelen bedrijventerreinen is het opnemen van de geschikte locaties voor windturbines in de vergunningsaanvraag voor aanleg van het bedrijventerrein goed mogelijk. Meer nog, het is aangewezen de windturbines te voorzien zowel in het inrichtingsplan als in de vergun-ningsaanvraag voor aanleg van het te ontwikkelen bedrijventerrein. Op die manier kan de bestem-ming (regionale) bedrijvigheid worden verzoend met de inplanting van windturbines (cf. Ruimte Vlaanderen) en is het door de Procoro vooropgestelde evenwicht bereikt (terreinbeheerder bepaalt zelf de locaties). Belangrijk is wel het minimumaantal te realiseren windturbines op dit te ontwikkelen bedrijventerrein. Het is aangewezen om dit aantal gebiedsspecifiek en zo realistisch mogelijk te bepalen. Op basis van de informatie die beschikbaar is op het moment van opmaak van het PRUP voor zowel het bedrijventerrein Aalter-Woestijne, Eilandje Noord, Eilandje Zuid en Erembodegem IV, stellen we voor om te voorzien in minstens 2 windturbinelocaties, voor de uitbreidingszone Alinso (deelplan Domo in gewestelijke RUP) minstens 1. Het gaat hier immers niet om de volledige concen-tratiezone waar nog steeds een minimum van vijf nagestreefd wordt. Enkel om milieutechnische redenen (die pas aan de oppervlakte komen bij opmaak van het vergunningsdossier) kan van het

Page 48: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

48

opgelegde aantal worden afgeweken. Omdat er hier sprake is van één terreinbeheerder of ontwik-kelaar, kan de keuze van inplanting hier wel overgelaten worden aan de vergunningsaanvrager. Indien een vergunningsaanvraag zelf niet de volledige zone van het bedrijventerrein (= een deel van de concentratiezone) omvat, moet de aanvrager in een inrichtingsstudie aantonen waar hij de wind-turbine(s) wel zal plaatsen (zolang het verplicht minimum aantal windturbines niet gerealiseerd werd). Die inrichtingsstudie moet dan ook een (informatieve) lokalisatiestudie bevatten die tot doel heeft de vergunningverlenende overheid toe te laten te beoordelen of de voorgestelde windlocaties ook daadwerkelijk geschikt zijn voor windturbines. De toepassing van dergelijk voorschrift ligt veel moeilijker voor bestaande bedrijventerreinen. Niet alleen is de beschikbare, onbebouwde, ruimte er meestal beperkt, tevens is de aanwezige infrastructuur (wegenis, bedrijven, leidingen, enz) bepalend voor de geschiktheid van een perceel om er een windturbine op te plaatsen. Zelfs wanneer een perceel groot genoeg is voor het plaatsen van een windturbine, is het – zonder gedegen onderzoek – helemaal niet zeker dat er milieutechnisch een windturbine kan komen. Om die reden is het problematisch om een (willekeurige) stedenbouw¬kundige vergunning te weigeren voor een perceel dat misschien wel groot genoeg is om er een windturbine op te plaatsen maar waarvan het potentieel nog niet bewezen is. Bovendien is de eigendomsstructuur op reeds gerealiseerde bedrijventerreinen versnipperd, waardoor ook hier de willekeur van één of meerdere particulieren bepalend wordt voor de mogelijkheden op de andere percelen. Voor bestaande bedrijventerreinen wordt het principe van minimum vijf windturbines dan ook als streefdoel gehanteerd, maar niet als verplichting. Wat betreft de open ruimteclusters Nevele, Melle en Sint-Lievens-Houtem, is er eveneens sprake van een versnipperde eigendomsstructuur. Ook hier wordt dan ook het minimum van vijf windturbines als streefdoel gehanteerd. De bekommernis om te streven naar grotere windclusters wordt overigens ondervangen met de inrichtingsbepaling van het ontwerpRUP: 'Elke aanvraag voor een stedenbouw-kundige vergunning voor een windturbineproject zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: (…) het op vlak van energieopbrengst maximaal benutten van de zone voor windturbines' (…).Uit het vooronderzoek blijkt het voor de verschillende windclusters te gaan om 5 à 6 windturbines . Blijft de vraag of er een maximum aantal windturbines moeten worden opgelegd. In eerste instantie willen we er op wijzen dat het RUP de gebieden waar grote windturbines kunnen komen aanzienlijk beperkt. Boven¬dien kunnen we stellen dat de beperkte grootte van de concentratiezone en de diverse randvoorwaarden op vlak van infrastructuur en milieuwetgeving, bepalend zullen zijn voor het maximum aantal te realiseren wind¬turbines in de concentratiezone. De noodzaak of wenselijkheid om een maximum op te leggen is er dus niet, te meer omdat uit het vooronderzoek blijkt dat het voor de verschillende windclusters zou gaan om 5 à 6 windturbines. Op de bedenking dat het volledig windproject opgesplitst kan worden in deelprojecten (verschillende vergunningsaanvragen) wat problematisch is omdat de totale milieu-impact aldus niet gekend kan zijn, kunnen we stellen dat dit inderdaad geen oplossing kan krijgen in het RUP, tenzij bepaald wordt dat alle (potentiële) windturbines in een concentratiezone deel moeten uitmaken van één vergunningsaanvraag. Dit is niet wenselijk omdat er meestal sprake is van meerdere initiatiefnemers van windturbines en dit is ook niet nodig omdat elke project rekening moet houden met het cumulatief milieu-effect van reeds geplaatste windturbines (aan te tonen in de vergunningsaanvraag). Stellen dat men helemaal geen zicht heeft op het mogelijks te realiseren

Page 49: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

49

aantal windturbines is niet juist: uit het vooronderzoek blijkt het voor de verschillende windclusters zou gaan om 5 à 6 windturbines per concentratiezone. Op de vraag om verordenend te bepalen dat in de inrichtingsstudie moet worden aangetoond dat de impact om omwonenden zoveel mogelijk moeten worden beperkt kan niet worden ingegaan, hiervoor verwijzen we naar de vergunningsaanvraag voor aanleg van het te ontwikkelen bedrijven-terreinen en/of naar de vergunningsaanvraag voor windturbines in het gebied. Hoe dan ook moet elke inplanting voldoen aan de geldende milieunormen. Op de vraag om in het PRUP te bepalen dat elke bouwaanvraag gepaard moet gaan met een projectMER, kunnen we stellen dat de verplichting om een project-MER op te stellen voortvloeit uit de regelgeving en niet in een RUP geregeld kan worden. Aanpassing: aanpassen van de voorschriften rekening houdende met: − De verplichting van minimum vijf windturbines wordt vervangen door een streefdoel. − Enkel voor nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen gelden verplichtingen die het windpotentieel

moeten vrijwaren (dus geen bepalingen voor bestaande, reeds ontwikkelde bedrijventerreinen); aanduiden van de geschikte windturbinelocaties in de inrichtingsstudie van de vergun-ningsaanvraag als de windturbines nog niet gerealiseerd worden.

− Per te ontwikkelen bedrijventerrein een minimum aantal aan te duiden windturbinelocaties opnemen; dit aantal dient gebiedsgericht te worden bepaald op basis van de informatie die beschikbaar is op het moment van de opmaak van het PRUP (voor 2 te Aalter-Woestijne, 2 te Eilandje-Noord, 2 te Eilandje-Zuid en 1 in 'uitbreidingszone Alsinso').

− Bepalen dat de vergunningsaanvraag een (informatieve) lokalisatiestudie moet bevatten die de overheid moet toelaten te oordelen of de aangeduide windturbinelocaties ook daadwerkelijk geschikt zijn.

− Een afwijkingsmogelijkheid voorzien van het minimum aantal aan te duiden windturbinelocaties, in de zin dat enkel om milieutechnische redenen (die pas aan de oppervlakte komen bij opmaak van het vergunningsdossier) van dit aantal kan worden afgeweken.

Voorstel voorschrift: Voor alle zes de concentratiezones:

• Art. 1, §2 vervangen als volgt: In deze zone wordt gestreefd naar minstens vijf windturbines met een minimale masthoogte van 98m.

Enkel voor de deelzones 'Aalter-Woestijne', 'Eilandje Noord', 'Eilandje Zuid', 'uitbreidingszone Alinso' en 'Erembodegem Zuid IV':

• Art. 1, §2 van de voorschriften cluster Aalter vervangen als volgt: In het gebied 'Aalter-Woestijne' moeten minstens twee windturbines met een minimale masthoogte van 98m gebouwd worden.

• Art. 1, §2 van de voorschriften cluster Erembodegem vervangen als volgt: In het gebied 'Erembodegem Zuid' IV' moeten minstens twee windturbines met een minimale masthoogte van 98m gebouwd worden.

• Art. 1, §2 van de voorschriften cluster Zwijnaarde vervangen als volgt: In de gebieden 'Eilandje Noord' en 'Eilandje Zuid' moeten telkens minstens twee windturbines met een minimale masthoogte van 98m gebouwd worden. In het gebied 'uitbreidingszone

Page 50: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

50

Alinso' moet minstens één windturbine met een minimale masthoogte van 98m gebouwd worden.

En verder in deze specifieke deelzones: "Indien een vergunningsaanvraag die de ontwikkeling van voornoemd bedrijventerrein beoogt, geen windturbines omvat, moet, zolang het minimum aan windturbines niet gerealiseerd is, uit een toegevoegde inrichtingsstudie blijken waar de nog te bouwen windturbines zullen ingeplant worden. Die inrichtingsstudie bevat ook een lokalisatiestudie die de vergunningverlenende overheid toelaat om te beoordelen of de voorgestelde locaties technisch en wettelijk haalbaar zijn. Onder 'vergunningsaanvraag die de ontwikkeling van voornoemd bedrijventerrein beoogt' moet elke vergunningsaanvraag begrepen worden die de mogelijkheid om windturbines op het terrein in te planten, kan hypothekeren. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het licht van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd naar de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. Van het opgelegde minimum kan enkel afgeweken worden, indien bij het uitwerken van een concreet windturbineproject blijkt dat het plaatsen van een (tweede) windturbine om milieutechnische redenen niet mogelijk is. Die redenen moeten duidelijk aangegeven worden in de vergunningsaanvraag die de ontwikkeling van het betrokken bedrijventerrein beoogt of in de vergunningsaanvraag die invulling geeft aan een locatie die in de inrichtings-studie van een eerdere aanvraag aangeduid was als locatie voor een windturbine." Bundeling -voorschrift slagschaduw Ruimte Vlaanderen stelt dat de bepaling dat nieuwe constructies niet slagschaduwgevoelig mogen zijn aanleiding kan geven tot verschillende juridische interpretaties. Hoewel dit voorschrift ten opzichte van de plenaire vergadering verduidelijkt is, blijft de toepassing ervan rechtsonzeker. Een potentiële aanvrager beschikt immers niet over de gegevens om af te wegen of zijn aanvraag al dan niet in een zone ligt waarvan de te verwachten effectieve slagschaduw meer bedraagt dan wettelijk toegelaten. ln de zones die bestemd zijn als gemengd regionaal bedrijventerrein stelt zich bovendien het bijkomende probleem dat de realisatie van de hoofdbestemming ten gevolge van dit voorschrift ondergeschikt wordt gemaakt aan bestaande, in gebruik zijnde windturbines. Verschillende bezwaarindieners hekelen het feit dat er stedenbouwkundige beperkingen wordt opgelegd in de omgeving van bestaande (of geplande) windturbines. Men vindt het onwettig dat binnen de concentratiezone een 'bouwverbod' wordt opgelegd voor gebouwen en constructies die slagschaduwgevoelig worden of zouden worden in de buurt van een bestaande (of geplande) wind-turbine. Dergelijke bepaling creëert rechtsonzekerheid en zorgt voor waardevermindering van de eigendommen in de omgeving van de windturbines. Men vindt het niet logisch dat de hinder veroor-zaakt door de initiatiefnemers van windturbines wordt doorgeschoven naar de omliggende bedrijven. Sommigen vinden dat de bepaling met betrekking tot slagschaduw enkel betrekking kan hebben op nieuwe gebouwen en constructies en dus niet op bestaande gebouwen en constructies. Anderen vinden dat een 'bouwverbod' sowieso niet kan en zien hierin een aanfluiting van de zonevreemde basisrechten. Een bezwaarindiener merkt op dat de toelichting bij het voorschrift strenger is dan het voorschrift zelf, aangezien in de toelichting sprake is van 'mogelijks nog in te

Page 51: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

51

planten windturbines' en het voorschrift spreekt van 'bestaande in gebruik zijnde windturbines'. Een lokaal bestuur vindt dat het begrip 'bestaande in gebruik zijnde windturbines' verduidelijkt moet worden. Een bezwaarindiener adviseert om een maximum termijn op te leggen tijdens de welke de windturbines gebouwd moeten worden (bijv. 5 jaar na goedkeuring van het RUP) en na die periode het principe te laten gelden 'first come, first serve'. Antwoord: Deze bepaling kadert in het principe van maximale benutting van de zone voor wind-turbines. Vanuit de milieuwetgeving worden normen inzake slagschaduw opgelegd: maximaal 8 uur effectieve slagschaduw per jaar en maximaal 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Wanneer de norm dreigt overschreden te worden, moet de windturbine gedurende bepaalde periodes stilgelegd worden. Om te vermijden dat de uitbating van de windturbine door deze maatregel in het gedrang zou komen, moeten nieuwe, slagschaduwgevoelige objecten in de omgeving van de windturbine vermeden worden. Concreet betekent dit dat een vergunningsaanvrager die een constructie of gebouw wil oprichten of wijzigen eventueel gepaste maatregelen zal moeten nemen om slagschaduw te vermijden. Dat kan door een doordachte keuze van de oriëntatie en inrichting van het gebouw, een doordachte plaatsing van raamopeningen, het plaatsen van luifels, zonneweringen, het gebruik van diepliggende ramen enz.…. Het is zeker niet de bedoeling om een bouwverbod in te voeren. Om te weten of een constructie of gebouw in een gebied ligt dat slagschaduwgevoelig is, kan de kaart met slagschaduwcontouren van de betrokken windturbine(s) bekeken worden. Die kaart maakt deel uit van het vergunningsdossier van de windturbine(s). De aanvrager moet niet bewijzen dat de norm uit de Vlaremwetgeving niet overschreden zal worden, maar moet wel aangeven dat er bij de opmaak van de plannen zodanig rekening gehouden werd met mogelijke slagschaduw dat er redelijkerwijze mag verwacht worden dat het gebouw of de constructie er geen noemenswaardige hinder van zal ondervinden. De vergunningverlenende overheid zal de verstrekte gegevens en plannen in redelijkheid hier op beoordelen. Aangezien het voorschrift enkel betrekking heeft op bestaande, werkende turbines is het niet nodig of zinvol om het voorschrift in tijd te beperken. Ook na vijf jaar blijft het belangrijk dat een turbine voldoende rendabel is. Aanpassing: voorschrift niet wijzigen, maar de toelichting bij het voorschrift verduidelijken door het eerste deel van het hierboven gegeven antwoord in de toelichtende kolom op te nemen Bundeling – voorschrift geluidsmilderende maatregelen en aanspreekpunt In verschillende bezwaarschriften wordt de vraag gesteld om in het RUP milderende maatregelen inzake geluid op te nemen. Er wordt voorgesteld om de projectontwikkelaars van windturbines te verplichten om te voorzien in een continu monitoringssysteem dat de windturbines stillegt zodra de norm overschreven wordt. Men vindt het logisch dat de uitbaters van windturbines de financiële kosten dragen voor het correct beheer van de installatie. Een bezwaarschrijver vindt dat voor de dichtstbijzijnde woonkernen per woonkern een referentie geluidspunt geïnstalleerd moet worden en vraagt dat deze info systematisch aan de bevolking wordt overgemaakt. Anderen stellen voor in het RUP te verplichten dat de meest geluidsarme windturbines moeten worden geplaatst. Een lokaal bestuur is voorstander van een afstandsregel om de hinder naar omwonenden te beperken (300m ten opzichte van woongebied of woongebied landelijk karakter). Iemand vraagt om als inrichtings-principe op te nemen dat windturbines zo ver mogelijk van de bewoning geplaatst worden. Een aantal bezwaarindieners vinden een gezamenlijk aanspreekpunt voor het volledige windproject belangrijk en vragen dat verordenend wordt bepaald dat dit blijft bestaan voor de volledige duur van

Page 52: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

52

het windproject. Men vraagt ook om verordenend te bepalen dat het aanspreekpunt jaarlijks informatie moet geven over de hernieuwbare energieproductie van dat jaar. Ruimte Vlaanderen merkt op dat een gezamenlijk aanspreekpunt voor omwonenden en belanghebbenden niet thuishoort in de voorschriften maar een flankerende maatregel is. Antwoord: Het Vlaams wetgevend kader (Vlarem) geeft duidelijkheid over de milieunormen waaraan windturbines moeten voldoen. Het is binnen dit kader dat het Oost-Vlaamse beleid inzake wind-turbines gesitueerd moet worden. Er zijn geen bijzondere gezondheids- of economische argumenten om in Oost-Vlaanderen af te wijken van het Vlaamse beleid wanneer aan de wettelijke milieunormen is voldaan. Als het Vlaamse beleid wijzigt, zal ook het Oost-Vlaamse beleid aangepast moeten worden, maar dat is vooralsnog niet het geval. De vraag wordt gesteld om al dan niet verordenend te bepalen om geluidsmeting uit te voeren en/of om referentiepunten voor geluid te installeren die online verbonden zijn met de aansturingssystemen van de windturbines. De Procoro onderlijnt het belang van handhaving en van de installatie van een toegankelijk meldingspunt (dat door de Provincie opgericht en operationeel gehouden wordt). Zo'n meldingspunt kan- naast een loketfunctie voor klachten - mogelijks zo georganiseerd worden dat ook geluidsmetingen worden uitgevoerd. De installatie van een gezamenlijk aanspreekpunt is reeds in de voorschriften voorzien. Daarbij wordt gesteld dat – voor de eerste vijf jaar - minstens één maal per jaar een bijeenkomst moet worden georganiseerd voor omwonenden en belanghebbenden waar informatie wordt verstrekt over de productie en werking van de windturbines in de cluster. Dit voor¬schrift kan aangevuld worden met de bepaling dat er ook informatie moet worden gegeven over het cumulatief geluidseffect van het windproject (in dat jaar). Omdat zowel de Procoro alsook diverse bezwaarindieners veel belang hechten aan een goede opvolging van klachten wordt ook ingegaan op de vraag om de jaarlijkse bijeenkomst voor omwonenden en belanghebbenden niet te beperken tot de eerste vijf jaar, maar dit te voorzien voor de volledige duur van het project. Ruimte Vlaanderen vindt dat de verplichting om een gezamenlijk aanspreekpunt te realiseren niet in de voorschriften thuishoort omdat het geen inrichtings- of beheermaatregel is, maar een onderdeel van flankerend beleid. Rekening houdende met de specifieke problematiek van windturbines, waarbij de locaties van windturbines bepalend zijn voor de uitbating ervan (op vlak van geluid, slagschaduw, relatie met andere windturbines, enz) en dat bijsturingen van het windproject steeds in zijn totaliteit bekeken moeten worden, wordt dit voorschrift behouden. Het is niet wenselijk in het RUP te specificeren hoe zo'n aanspreekpunt moet functioneren en/of georganiseerd moet worden; dit is onderdeel van flankerend beleid. Met betrekking tot de verplichting om geluidsarme windturbines te plaatsen, willen we verwijzen naar het advies van de Procoro dat stelt dat het al dan niet verordenend opleggen van milderende maatregelen enkel verplicht moet worden wanneer blijkt dat dit nodig is volgens de planMER. Aangezien de plan¬MER de noodzaak van deze maatregel niet aantoont, is het ook niet wenselijk hier op in te gaan. De verplichting om de meest geluidsarme wind¬turbines te plaatsen kan evt. wel opgelegd worden als voorwaarde in de milieu¬vergunning Aanpassing: voorschrift over het gezamenlijk aanspreekpunt aanvullen met de bepaling dat er minstens eenmaal per jaar informatie moet worden gegeven over het (cumulatief) geluidseffect van het windproject en met wijziging van de bepaling 'tijdens de eerste vijf jaar' naar 'voor de volledige duur van het windproject'. Bundeling - voorschrift compensatie van waardevolle vegetatie en/of overstromingsgebied

Page 53: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

53

Een bezwaarindiener vindt het principe van compensatie voor natuur en water niet aanvaardbaar wegens de impact op de landbouw. Een andere bezwaarindiener vindt dat het voorschrift niet ver genoeg gaat waardoor het ingaat tegen het voorzorgsbeginsel (om de natuur te beschermen). Men verwijst in het voorschrift naar de bepaling 'waar mogelijk'. Andere bezwaarindieners vinden dat dit voorschrift niet opgelegd kan worden omdat het niet mogelijk is om gronden te vinden binnen de zone van het windlandschap (art.1 en 2 van het PRUP); het is niet uitvoerbaar. Ten slotte is er een bezwaarindiener die vindt dat de compensatie niet voldoende concreet is uitgewerkt in het PRUP, nl. de compensatiezones zijn niet aangeduid op de grafische plannen, waardoor het RUP onzorgvuldig/ onwettig is. Een lokaal bestuur vraagt om de waardebepaling van de te compenseren zone vast te leggen aan de hand van de meeste actuele versie van de Biologische Waarderingskaart en vraagt dat bij twijfel een concreet terreinonderzoek wordt georganiseerd. Antwoord: Het voorschrift heeft enkel betrekking op de gebieden die op de biologische waarderings-kaart worden aangeduid als ‘biologisch waardevol’ en op gebieden die ‘effectief overstromings-gevoelig’ zijn. Hoewel niet verplicht vanuit de planMER is het aangewezen om deze compensatie toch te voorzien in functie van de biodiversiteit van het gebied en/of waterbeheer. Dat deze compensatie wordt voorzien is voor projectontwikkelaars een extra stimulans om geen biologisch waardevolle gebieden of effectief overstromingsgevoelige gebieden te gaan aansnijden. Aanpassing: geen Bundeling – voorschriften m.b.t. diverse milderende maatregelen Verschillende bezwaarindieners vinden het voorbarig om bepaalde milderende maatregelen in het RUP te verplichten, o.a. het eenvormig voorkomen van windturbines, het archeologisch vooronder-zoek, de tellingen voor avifauna, de maatregelen m.b.t. vleermuizen, enz. Men vraagt om de uitvoering van deze maatregelen te laten afhangen van het advies van de bevoegde instantie op het moment van de vergunningsaanvraag. Een andere bezwaarindiener vindt dat er een projectMER moet zijn voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines en dat er ook steeds een openbaar onderzoek moet zijn. Antwoord: We willen in eerste instantie verwijzen naar het advies van de Procoro, die stelt dat milderende maatregelen enkel verordenend moeten worden opgelegd wanneer dit nodig is volgens de planMER. Wanneer de planMER de noodzaak van deze maatregel niet aantoont, is het niet wenselijk deze maatregelen op te leggen. De Provincieraad volgt deze redenering en stelt dat op basis van de goedgekeurde planMER enkel archeologisch vooronderzoek nodig is in de windcluster Aalter. (De Provincieraad oordeelt wel dat het aangewezen compensatie te voorzien bij inname van biolo-gisch waardevolle vegetatie en/of effectief overstromingsgevoelig gebied: hiervoor verwijzen we naar de bespreking van het thema 'compensatie van waardevolle vegetatie en/of overstromingsgebied'). Het beginsel van rechtszekerheid vereist dat problemen die tijdens het planproces naar boven komen en een oplossing behoeven om een planmatige keuze te verantwoorden, ook voldoende duidelijk in het plan zelf opgelost worden. In de mate dat uit het planMER blijkt dat er significant negatieve effecten zijn, kunnen bepaalde keuzes in het plan maar verantwoord zijn, als er gepaste maatregelen op niveau van het plan genomen worden. Sommige maatregelen kunnen dan ook niet doorgeschoven worden naar projectniveau. Het komt niet aan de provincie toe om in een PRUP de regelgeving rond procedures voor vergunningsaanvragen te veranderen.

Page 54: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

54

Aanpassing: schrappen van het inrichtingsvoorschrift m.b.t. archeologisch vooronderzoek behalve voor het 'bedrijventerrein Aalter': in deze cluster is het noodzakelijk volgens de planMER. Bundeling – onderzoek en milderende maatregelen m.b.t. vleermuizen In verschillende bezwaarschriften wordt ingegaan op de (potentiële) aanwezigheid van vleermuizen. In de cluster Melle, Gent en Aalter zijn vleermuizen gesignaleerd en men vraagt dat er onderzoek gebeurt naar zowel de jachtgebieden als de vliegroutes; men vindt dat het onderzoek bepalend moet zijn voor de configuratie van de windturbines in de windcluster. Ook voor de clusters Nevele, Sint-Lievens-Houtem en Erembodegem wordt gevraagd om verordenend te bepalen dat een voorafgaand onderzoek naar vleermuizen moet worden uitgevoerd. Sommige bezwaarindieners vinden zo’n voor-onderzoek belangrijker dan de milderende maatregel die inhoudt dat windturbines op een afstand van 200m van lijnvormige groenelementen moeten staan. Men heeft vragen bij het effect van deze maatregel omdat niet alle vleermuissoorten gebonden zijn aan die lijnelementen. Enkel op basis van een correcte impactanalyse kunnen locaties met minimale impact worden afgebakend samen met andere mitigerende maatregelen (bvb. cut-in speed, stilleggen van windturbines op bepaalde momenten, etc). In andere bezwaarschriften wordt gevraagd om het begrip ‘lijnvormige groen-elementen’ te verduidelijken. Antwoord: In de goedgekeurde planMER is onderzoek gedaan naar de impact van windturbines op vleermuizen (cf. discipline fauna). Daarbij werd vastgesteld dat in de windclusters Aalter en Gent de impact negatief is (-2) en voor Melle zelfs significant negatief (-3). Voor deze clusters moet er dan ook een milderende maatregel voorzien worden. In het ontwerpRUP is als inrichtingsmaatregel bepaald dat de windturbines in deze clusters op minstens 200m van lijnvormige groenelementen moeten worden ingeplant. Voor verschillende bezwaarindieners volstaat deze maatregel niet omdat niet alle vleermuissoorten deze groen-elementen volgen. Men is meer voorstander van een vleermuizenonderzoek dat moet worden uitgevoerd naar aanleiding van een specifieke vergunningsaanvraag voor windturbines in deze windclusters en dat – afhankelijk van de vleermuissoorten die in een gebied voorkomen - inzicht moet geven in de te nemen milderende maatregelen (cut-in-speed, afstand tot specifieke groenelementen, configurtatie van de windturbines, enz). De milderende maatregelen die nodig zijn kunnen dan – indien gewenst of noodzakelijk - als voorwaarde in de milieuvergunningsaanvraag worden opgelegd). De Provincieraad volgt deze argumentatie en beslist om vleermuizenonderzoek te verplichten voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines in de clusters Aalter, Gent en Melle en de voorwaarde dat de windturbines op 200m van lijnvormige groenelementen moeten blijven te schrappen. Sommige bezwaarindieners vragen om ook zo'n vleermuizenonderzoek te doen in de clusters waar de impact op vleermuizen beperkt negatief of zelfs neutraal is. Het gaat om de clusters Nevele, Sint-Lievens-Houtem en Erembodegem. Hier willen we verwijzen naar het advies van de Procoro, die stelt milderende maatregelen enkel verplicht moeten worden wanneer dit nodig is volgens de planMER. Wanneer de planMER de noodzaakvan de maatregelen niet aantoont is het niet wenselijk dit op te leggen (in het RUP). Aanpassing: vleermuizenonderzoek verplichten voor elke vergunningsaanvraag voor windturbines in de clusters Aalter, Gent en Melle en schrappen van de voorwaarde dat de windturbines op 200m van lijnvormige groenelementen moeten blijven Bundeling - voorschrift afbraak van windturbines en bijhorende infrastructuur

Page 55: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

55

Een bezwaarindiener merkt op dat het verwijderen van de fundering tot 3 meter onder het maaiveld niet gebruikelijk is, 1m volstaat om de bovengrondse activiteiten niet te verstoren. Een andere bezwaarindiener vindt dat de fundering integraal moet verwijderd worden en minstens 4m onder het maaiveld omwille van de landbouw. Er wordt ook opgemerkt dat niet alleen de windturbine moet worden afgebroken maar ook de toegangsweg er naar toe. In verschillende bezwaarschriften wordt ingegaan op de vraag wie de windturbines zal moeten afbreken. Men vindt dat dit moet worden opgelegd aan de betrokken windbedrijven. Antwoord: De verplichting om de fundering (minstens) 2meter onder het maaiveld af te breken heeft tot doel er voor te zorgen dat het gebied terug gebruikt kan worden voor landbouw. Het is niet duidelijk waarom 4m wel voldoende zou zijn en 2 m niet. Optimaal is dat de fundering volledig wordt afgebroken maar dit lijkt vanuit landbouwoogpunt niet noodzakelijk. De Procoro adviseert om niet alleen de windturbinevoet, maar ook de toegangsweg af te breken. De Provincieraad beslist inderdaad dat alle verhardingen en installaties die in functie staan van de windturbines en hun nut verliezen, verwijderd moeten worden. Zo is er ook analogie in het voorschrift tussen zone Eeko-Maldegem en zone E40). De voorschriften leggen de afbraak op van windturbines die niet langer gebruikt worden. Wie die afbraak gaat doen, is vanuit ruimtelijk oogpunt niet relevant. Daarover kan dan ook niets vastgelegd worden in stedenbouwkundige voorschriften. Indien het niet gebeurt, is er sprake van een overtreding van een stedenbouwkundig voorschrift en kan de eigenaar van het perceel daar op aangesproken worden. Aanpassing: toevoegen in algemene voorschriften §2: 'Verhardingen en installaties in functie van de windturbines die hun nut verliezen dienen eveneens te worden verwijderd en dit minstens tot 3m onder het maaiveld'. Bundeling - voorschrift masthoogte van windturbines Verschillende bezwaarindieners vinden dat de voorschriften niet beperkend genoegd zijn, o.a. met betrekking tot de masthoogte. Het RUP bepaalt een minimale masthoogte van 100m, maar verschil-lende bezwaarindieners vragen om een maximale masthoogte (van 100m) in te schrijven, nl. om te vermijden dat er hogere turbines komen met grotere negatieve milieueffecten. Andere bezwaar-indieners vragen om de minimale masthoogte te verlagen tot 98m omdat de standaardhoogte voor een windturbine 98m bedraagt (98m of wel 'minimaal 90m'). Een adviserende instantie vraagt om voor de windcluster St.-Lievens-Houtem een bijkomend criterium op te nemen nl. 'Het hoogte punt van de masten van de windturbines gelegen binnen dezelfde cluster moeten zich op eenzelfde hoogtelijn ten opzichte van de zeespiegel bevinden'. Antwoord: Eén van de belangrijke basisprincipes van het beleidskader Wind van het PRS is maximale benutting van de geschikte zones. Er wordt gesteld dat de locaties omwille van het rendement en omwille van de vaak grotere landschappelijke impact van middenschalige turbines, maximaal vrijgehouden moeten worden voor grootschalige windturbines. Enkel wanneer omwille van milieu-technische of specifieke landschappelijke redenen de inplanting van grootschalige turbines onmogelijk zou blijken te zijn, kan een planologisch initiatief genomen worden voor middenschalige windturbines. Windturbines kunnen variëren in masthoogte, motor, wieklengte, enz. Het is onmogelijk om alle mogelijkheden/variaties/types in een planMER te onderzoeken, daarom werd in de planMER

Page 56: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

56

uitgegaan van een standaardturbine die richtinggevend is, nl. een turbine met een masthoogte van 100m, een roterdiameter van 100m en een vermogen van 3 MW. Dit theoretisch model geeft een gemiddelde weer van de technische types die door de verschillende producenten momenteel op de markt worden aangeboden en die (in de periode van opmaak van de planMER) het meest geplaatst worden in Vlaanderen. Omwille van de bepaling in het PRS dat geschikte zones voor middenschalige en grootschalige windturbines maximaal benut moeten worden, wordt geen maximale masthoogte opgelegd. Het is immers zo dat er een tendens is om hogere windturbines te plaatsen, die meer opbrengen. Deze turbines hebben een hogere opbrengst maar niet noodzakelijk een hogere milieu impact: − de slagschaduw blijft maximaal 8uur per jaar – ongeacht de grootte van de windturbine; − de geluidsimpact blijft onderworpen aan dezelfde VLAREM-regels, ongeacht de grootte; het is

zelfs zo dat bij hogere masthoogte, het brongeluid verder verwijderd is van de omgeving (want hoger) en dat grotere wieken bij eenzelfde windsnelheid trager draaien;

− de visuele impact tussen een hogere of lagere windturbine is vanaf een 100tal meter bijna niet meer van elkaar te onderscheiden (dan zie je het verschil tussen een 150m of 200m turbine niet meer).

Op de vraag wat het precieze milieueffect zou zijn van windturbines die een grotere masthoogte hebben, geeft de planMER geen antwoord. Het is aan de projectontwikkelaars om in vergunnings-aanvraag aan te tonen in welke mate de milieueffecten van evt. hogere windturbines afwijken van de resultaten van de planMER, en het is aan de vergunningverlenende overheid om hierover te oordelen. Gezien het feit dat de standaardhoogte van een turbine met hetzelfde vermogen 98m is kan op deze vraag wel worden ingegaan. Aanpassing: geen maximale masthoogte opleggen, wel toestaan dat windturbines vanaf 98m worden geplaatst Bundeling – voorschrift maximale bouwhoogte van 30m In verschillende bezwaarschriften wordt gevraagd om de bepaling te schrappen die stelt dat in de bouwzone gebouwen maximaal 30m hoog mogen zijn. Bestaande en toekomstige ontwikkelingen worden erdoor gehypothekeerd, o.a. op het bedrijventerrein Aalter is er een bedrijf van 37m en in de cluster van Gent is er mogelijks interferentie met geplande ontwikkelingen op het bedrijventerrein te Zwijnaarde. Antwoord: De impact van gebouwen op de energieproductie van windturbines niet alleen afhankelijk is van de hoogte, maar ook van de afstand van het gebouw tot de windturbine en de windrichting waarin het gebouw zich bevindt. Rekening houdende met de impact van deze bepaling op gebouwen in de concentratiezone, stellen we voor dit voorschrift aan te passen in de zin dat gebouwen en constructies hoger dan 30 meter kunnen indien kan aangetoond worden dat deze geen of een beperkte impact hebben op de energieproductie van een bestaande, in gebruik zijnde windturbine. Aanpassing: voorschrift aanpassen in de zin dat gebouwen en constructies hoger dan 30 meter kunnen indien aangetoond kan worden dat deze geen of een beperkte impact hebben op de energieproductie van een bestaande, in gebruik zijnde windturbine. Bundeling – voorschrift in relatie tot de gewestelijke bepaling ‘produceren in open lucht’

Page 57: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

57

Een adviserende instantie vraagt om de stedenbouwkundige voorschriften duidelijker te formuleren in relatie tot het voorschrift van het gewestelijk RUP deelplan 't Eilandje waarin sprake is van een verbod om te produceren in open lucht. Antwoord: Het betrokken voorschrift luidt als volgt: "Volgende activiteiten zijn niet toegelaten: - autonome kleinhandel; - autonome kantoren; - agrarische productie; - opslag in open lucht, met uitzondering van containers voor de watergebonden industrie; - productie en verwerking in open lucht. - inrichtingen zoals bedoeld in artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gew est betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken". Er mag van uitgegaan worden dat indien het gewestelijk RUP windturbines wou uitsluiten, dat expliciet vermeld zou worden. Te meer gelet op het algemeen beleid inzake de localisatie van windturbines. Het omzetten van windenergie in elektriciteit gebeurt overigens niet in open lucht. Het enige dat in open lucht gebeurt is de wind die de wieken van de turbine in beweging brengt. Die wind is sowieso aanwezig en wordt niet geproduceerd door de turbine. Er is dus geen probleem. Aanpassing: geen Bundeling - voorschrift uitsluitingszone In een bezwaarschrift wordt gesteld dat de uitsluitingszones minstens 100 jaar moeten blijven bestaan en men vindt dat ook kleinschalige windturbines moeten worden uitgesloten. Daartegen-over zijn er bezwaarindieners die vinden dat de uitsluitingszone beperkt moet worden in tijd (bijv. 5jaar) omwille van de HE-doelstellingen. Iemand merkt op om in de voorschriften te spreken van milieuvergunning i.p.v. exploitatievergunning (zo voorzien in Vlarem). Antwoord: Een PRUP blijft gelden tot het herzien wordt. Indien op een later tijdstip zou blijken dat de uitsluitingszones achterhaald zijn, kan een nieuw RUP opgemaakt worden die dan de nodige afwegingen zal moeten bevatten om aan te tonen dat de motivaties en grondslagen van huidig RUP achterhaald zijn. Uit het dossier blijkt voldoende waarom uitsluitingszones verantwoord zijn. Kleinschalige windturbines zijn niet de bevoegdheid van de provincie. Aanpassing: geen Bundeling voorschrift visuele intrusiezone Ruimte Vlaanderen vindt dat het voorschrift met betrekking tot de visuele intrusiezone onvoldoende vastlegt wat de stedenbouwkundige mogelijkheden zijn. Het moet duidelijk zijn wat op basis van dit voorschrift vergunbaar is en wat niet. Een bezwaarindiener verwijst naar het feit dat in de planMER staat dat de landschappelijke integratie van de cluster planmatig oplossing kan krijgen en dat dit in concreto in het RUP niet gebeurt, waardoor het rechtszekerheidsbeginsel wordt aangetast. Iemand stelt de vraag om (specifieke) landschapsmaatregelen verordenend op te leggen. In een bezwaar-schrift wordt gevraagd om het voorschrift aan te vullen met de bepaling dat het innemen van landbouwgronden maximaal vermeden moet worden. Iemand vindt dat de visuele intrusiezone in de feiten veel groter is dan 800m (windturbines veel verder zichtbaar).

Page 58: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

58

Antwoord: De Procoro geeft in haar advies aan dat wanneer de planMER de noodzaak van een maatregel niet aantoont, het niet wenselijk is deze op te leggen. Dat maatregelen niet verplicht worden, betekent niet dat ze niet wenselijk zijn: uit de werking van het strategisch project' Oost-Vlaanderen Energie¬landschap' blijkt dat het draagvlak voor windturbines verhoogd kan worden indien een deel van de winst van de windturbines in de omgeving van de windturbines wordt geïnvesteerd (cf. draagvlakmodel). Daarom wordt in het RUP naast een concentratiezone ook een visuele intrusiezone aangeduid, nl. 800m rond de aangeduide concentratiezone. In de concentratie-zone en visuele intrusiezone (= windlandschap) zijn de windturbines dominant aanwezig en het is dan ook logisch om delen van de winst van de windturbines in deze zone te investeren. Elke overheid kan zijn specifieke projecten, initiatieven en inrichtingsplannen in dit gebied op de windturbines afstemmen. Aanpassing: geen Draagvlakmodel Bundeling -rechtstreekse participatie Verschillende bezwaarindieners onderschrijven het draagvlakmodel m.b.t. rechtstreekse participatie en vragen dat de verplichting hiertoe verordenend wordt opgelegd : sommigen willen 20%, anderen willen minstens 20% en sommigen willen 50%. Andere bezwaarindieners vinden het draagvlakmodel onrechtvaardig omdat de lasten niet billijk worden verdeeld en omdat het geen aanleiding geeft tot goedkopere groene stroom. Omdat de engagementsverklaringen niet afdwingbaar zijn stelt iemand voor om eerder in te zetten op de handhaving dan op het draagvlakmodel (‘strenger interpreteren van de Vlaremnormen’). Antwoord: De Provincie Oost-Vlaanderen werkt via het strategisch project Oost-Vlaanderen Energielandschap aan een flankerend beleid in kader van verhoging van de aanvaardbaarheid van de windturbineprojecten door meerwaardecreatie voor de lokale gemeenschap. Het draagvlakmodel zoals voorgesteld werd ontwikkeld door Oost-Vlaanderen Energielandschap. Het bestaat uit twee pijlers: oprichting van een omgevingsfonds en verplichting tot rechtstreekse participatie. De herverdeling van de lusten moet er voor zorgen dat niet enkel de grondeigenaren met opstal-vergoeding en de projectontwikkelaars inkomsten verwerven uit de wind¬turbines, maar ook de burgers en lokale overheid. In haar beslissing van april 2013 onderschreef de Provincieraad dit model voor draagvlakvorming en dit werd door Deputatie verder uitgewerkt. Het is een beleidsbeslissing die misschien niet door iedereen onderschreven wordt, maar die wel democratisch tot stand kwam. Op de vraag of het percentage tot 50% verhoogd kan worden dient gesteld te worden dat dit niet kan afgedwongen worden zonder wetgevend kader. Het is ook niet mogelijk deze verplichting in te schrijven in het PRUP omdat het niet gaat om ruimtelijke ordeningsmaterie. De projectrealisatie, wie welke turbines op welke locatie inplant, is geen voorwerp van het PRUP. Aanpassing: geen Bundeling omgevingsfonds In verschillende bezwaarschriften wordt in gegaan op het omgevingsfonds en er worden een aantal suggesties gedaan zoals het fonds moet instaan voor een continu aanspreekpunt, het fonds moet afbraak van windturbines garanderen (anderen vinden dat de projectontwikkelaars van windturbines dat moeten doen), men stelt voor dat projectontwikkelaars een bijdrage doen van 10 000 euro i.p.v.

Page 59: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

59

5000 euro per turbine per jaar, het fonds moet voorzien in de aanwerving van een noicemanager, het fonds moet contact hebben met omwonenden i.v.m slagschaduw, geluidshinder en HE-productie, het fonds moet instaan voor een billijke regeling met buurt als compensatie voor geleden schade, de maatregelen die het fonds voorziet moeten ondergeschikt blijven aan de landbouw, enz. Antwoord: Het Omgevingsfonds is een flankerende maatregel die voorzien wordt om: (1) een deel van de opbrengst van de windturbines terug te geven aan de gemeenschap onder de vorm van ingrepen die de lokale omgevingskwaliteit verbeteren en de ontwikkeling van hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik in die omgeving stimuleren. Het Omgevingsfonds wordt gevoed door de projectontwikkelaars die zich via een schriftelijke overeenkomst ertoe verbinden om een financiële bijdrage te doen in dit fonds. In het project ‘Milde Meetjes’, gesubsidieerd vanuit Europa via Leader en As3, wordt de oprichting van het Omgevingsfonds voorop¬gesteld tegen juni 2014 (structuur en werking). Een aantal projectontwikkelaars in de zones Eeklo-Maldegem en E40, die voor meer dan de helft van de realistische mogelijkheden hebben op realisatie van windturbines in de concentratie-zones, hebben reeds het engagement naar het draagvlakmodel toe genomen. De Deputatie zal in het najaar van 2014 nog een juridisch onderbouwde beslissing nemen over welke middelen zij alsnog zal inzetten om bijkomende engagementen van ontwikkelaars te bekomen en hoe zij zal omgaan met aanvragen van ontwikkelaars die finaal geen engagement willen nemen. Dit ter uitvoering van het Provincieraadsbesluit van 24 april 2013 (20% rechtstreekse participatie en bijdrage in het omgevingsfonds). Met betrekking tot het beperken van de visuele hinder kan gesteld worden dat uit de planMER bleek dat dit niet noodzakelijk maar wel mogelijk is om de visuele hinder van windturbines te beperken. De opvolging of de uitbating van de windturbines conform de wetgeving verloopt maakt deel uit van het handhavingsbeleid, VLAREM maar niet van voorliggend PRUP – noch van het omgevingsfonds. Aanpassing: geen Waardevermindering, planbaten en planschade Bundeling waardevermindering In verschillende bezwaarschriften wordt ingegaan op het aspect van waardevermindering van eigendommen als gevolg van de inplanting van windturbines in de omgeving. De waardedaling houdt verband met de hinder die windturbines veroorzaken (geluid, slagschaduw, horizonvervuiling, enz) en/of met restricties als gevolg van de inplanting van windturbines. Men vindt dat het recht op planschade wordt miskend, en sommigen stellen de vraag waarom de overheid de locaties voor windturbines niet onteigent. Antwoord: Er zijn verschillende redenen die bepalend zijn voor de prijs van een woning of gebouw. Het is onmogelijk om de precieze impact van windturbines te bepalen. Met betrekking tot planschade is het zo dat hiervoor een specifieke regeling is uitgewerkt in de Vlaamse codex RO. Wanneer er geen bestemmingswijziging wordt doorgevoerd, is planschade niet mogelijk. Los daarvan dient gesteld te worden dat het voorschrift m.b.t. slagschaduw enkel van toepassing is in de concentratiezone en het plaatsen van gebouwen niet onmogelijk maakt. Wel is bepaald dat bij stedenbouwkundige ingrepen met oog moet hebben voor slagschaduw van vergunde en bestaande windturbines. Onteigenen ten algemene nutte is niet haalbaar. De ontwikkeling van windturbines gebeurt grotendeels door de private sector, waardoor tussenkomst van de overheid momenteel nog niet nodig is. Aanpassing: geen

Page 60: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

60

3. Advies Procoro Hieronder vindt u het advies van de Procoro, waarvan het advies van Ruimte Vlaanderen integraal deel uitmaakt (Advies Ruimte Vlaanderen: zie bijlage 3). Dit advies werd besproken op de zittingen van 7 en 14 oktober 2014--. We onderschrijven de beleidsintentie van het Provinciebestuur om ruimte te voorzien voor 300 windturbines in Oost-Vlaanderen. Hiermee geeft Oost-Vlaanderen uitvoering aan het hernieuwbare energiebeleid van Vlaanderen op vlak van windenergie. We onderschrijven de keuze van het Provinciebestuur om windturbines geordend in te planten zoals voorzien in het beleidskader Wind van het Provinciaal Structuurplan dat in 2009 door de Vlaamse overheid werd goedgekeurd. De Procoro onderschrijft het principe van concentratie en contrast en het aanduiden van uitsluitings-zones van 5 km per concentratiezone. De uitsluitingszones zijn nodig en verantwoord om visuele interferentie te vermijden en om een gecoördineerde aanpak van windturbineprojecten te garan-deren. De Procoro is van oordeel dat het uitdoven van bestaande turbines in de uitsluitingszone deel uitmaakt van deze visie. We onderschrijven de keuze van de Provincieraad om concentratiezones voor windturbines aan te duiden in de potentiële zoekzones van het PRS Addendum Wind, nl. de dubbele lijnopstelling in de zone Eeklo-Maldegem en de windclusters bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijven-terrein Zwijnaarde, windakker Melle, windkouter Sint-Lievens-Houtem en bedrijventerrein Erem-bodegem in de zone E40. De concentratiezones werden bepaald op basis van een eenvormige methodiek in de planMER en op basis van ruimtelijke basisprincipes die voor de volledige zones toepasbaar zijn. Men onderlijnt dat enkel op basis van robuuste, goed gefundeerde basisprincipes de tegenstellingen in het discours een antwoord kunnen krijgen. Een uniforme aanpak garandeert objectiviteit en dit is nodig om keuzes te verantwoorden. De Procoro acht het niet wenselijk om van deze basisprincipes af te wijken, ook niet voor één cluster. We nemen kennis van het advies van Ruimte Vlaanderen, in het bijzonder met betrekking tot de clusters Zwijnaarde, Erembodegem en Siezegemkouter van het Windlandschap E40. We stellen vast dat Vlaanderen bekommerd is om de interferentie van de windturbines met de gewestelijke taakstelling voor regionale bedrijvigheid en dat zij vreest dat door juridische interpretatiemarges de gewestelijke bestemming niet gerealiseerd kan worden. We vinden nochtans dat regionale bedrij-venterreinen uitermate geschikt zijn voor windturbines, wat ook blijkt uit de recent gewijzigde omzendbrief. We willen er ook op wijzen dat het PRUP een overdrukRUP is dat de bestemming niet wijzigt. Met betrekking tot de voorschriften van het RUP adviseren we om deze te verduidelijken, specifiek met betrekking tot de volgende aandachtspunten: • Op de bestaande bedrijventerreinen mag het plaatsen van nieuwe windturbines de bestaande

bedrijven niet hypothekeren in hun bedrijfsexploitatie. Dat wil zeggen de veiligheid enz. moet gegarandeerd zijn (bijv. in geval van opslag van gevaarlijke stoffen). Wanneer blijkt dat er

Page 61: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

61

windturbines op het bedrijventerrein vergund kunnen worden zonder dat de veiligheid enz. van de bestaande bedrijven in het gedrang wordt gebracht, vindt de Procoro dat de windturbines er moeten komen. Het is logisch dat vanaf het moment dat de windturbines geplaatst zijn, bedrijven er rekening mee moeten houden.

• Op nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen moet er een evenwicht worden gevonden tussen enerzijds de inspanningen van een terreinbeheerder/vergunningaanvrager om een bedrijventerrein te realiseren en anderzijds de terechte doelstelling van de overheid om de potenties voor windturbines op een bedrijventerrein te vrijwaren.

• Zowel de bedrijventerreinbeheerder als de initiatiefnemer(s) van windturbines hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in het vrijwaren, beheren en invullen van de geschikte locaties voor windturbines op het bedrijventerrein.

We wensen ook te benadrukken dat naast de veiligheid en normale exploitatie van de bedrijven, eventuele uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijven niet mogen gehypothekeerd worden door de zoektocht naar mogelijke inplantingen van windmolens. Het opstellen van het inrichtingsplan komt in die zin volgens de Procoro toe aan de meest gerede partij met name aan de exploitanten van windmolens of de ontwikkelaar van de desbetreffende zone. De opmaak van deze plannen zou ook in de tijd moeten beperkt worden. Twee jaar lijkt voor de Procoro een redelijke termijn. Met betrekking tot de voorgestelde concentratiezones vinden wij dat de grens van de concentratie-zones zoals voorzien in het ontwerpRUP behouden moet blijven vanuit de bekommernis dat de potenties voor windturbines maximaal gevrijwaard moeten blijven. Immers, bij concrete invulling van de zone kunnen nog technische en milieukundige argumenten opduiken waardoor het aantal wind-turbines lager kan zijn dan oorspronkelijk gepland. De planMER vormt ons inziens een goed document om de milieu-impact in te schatten van de potentiële concentratiezones en is bruikbaar om onderbouwde keuzes te kunnen maken m.b.t. de verschillende inrichtingsalternatieven. We vinden dat de planMER een goed beeld geeft van de aandachtspunten op vlak van landschap, erfgoed, fauna, flora, enz. Met betrekking tot het al dan niet verordenend opleggen van milderende maatregelen vinden we dat deze enkel verplicht moeten worden in het RUP wanneer dit nodig is volgens de planMER. Wanneer de planMER de noodzaak van de maatregel niet aantoont, is het niet wenselijk deze maatregelen op te leggen. We vragen om in de voorschriften duidelijk te vertalen dat bij afbraak van windturbines niet alleen de funderingsvoet, maar ook de toegangsweg naar de windturbine, moet worden verwijderd. We merken op dat verschillende bezwaarindieners vinden dat de informatie die wordt verstrekt in planMER en/of PRUP nog niet voldoende concreet is. Het is zo dat bepaalde aspecten pas een inschatting/uitwerking kunnen krijgen op het moment dat de concrete locaties voor windturbines gekend zijn. We willen onderlijnen dat dit eigen is aan de specifieke problematiek van de wind-turbines: de plaats van de windturbines is bepalend voor de uitbating ervan (geluid, slagschaduw, relatie met andere windprojecten, enz). Deze concrete informatie zal beschikbaar zijn op het moment van de vergunningsaanvraag.

Page 62: E40 motivatie besluit Provincieraad docx...− Impact op fauna, flora en landschap Hinder en veiligheid − Impact op leefkwaliteit − Veiligheidsrisico’s RUP-grenzen en –voorschriften

62

Met betrekking tot hinderaspecten willen we verder verwijzen naar de Vlaremreglementering; het Provinciebestuur is niet bevoegd om deze milieunormen te wijzigen of anders toe te passen. We zijn wel voorstander om binnen de concentratiezones het geluid te monitoren;, ofwel als gevolg van het RUP ofwel als onderdeel van het flankerend beleid. We willen er op wijzen dat er in het kader van de naleving van de Vlaremreglementering ook gedacht moet worden aan een adequaat handhavingsbeleid. Hoewel dit niet expliciet in de verordeningen van een RUP kan gevat worden is een gemakkelijk toegankelijk meldingspunt, opgericht en operationeel gehouden door het Provinciebestuur, een essentieel onderdeel van het plan. Tot slot willen wij nog het volgende onderlijnen. Het PRUP is met zijn planmatige aanpak slechts één van de sporen van een totaalaanpak; immers er is ook nog het flankerend beleid m.b.t. project-realisatie, het creëren van draagvlak en betrokkenheid, enz. Wij vinden elk van die sporen belangrijk, dus ook het flankerend beleid in het Windlandschap, de oprichting van het Omgevingsfonds en de rechtstreekse participatie zoals die door de Provincieraad werd bepaald ! 4. Bijlagen Bijlage 1 – overzichtslijst van indieners van een advies, bezwaar- of steunschrift Bijlage 2 –integrale tekst van adviezen, bezwaar- en steunschriften Bijlage 3 – advies Ruimte Vlaanderen m.b.t. windlandschap 'E40 van Aalter tot Aalst'

Johan Rutgeerts, Bart De Vogelaere

voorzitter secretaris

-------------------