Duurzaamheidsproject SASS · 2014-08-21 · Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport...

62
Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 1 Duurzaamheidsproject SASS Onderzoeksrapport “Hoe studenten binnen de SASS denken over en doen aan duurzaamheid.” Namen: Igor Dolfing Harm Jan Rusticus Rico Arrindell Hoang Nguyen Datum: 14 juni 2011

Transcript of Duurzaamheidsproject SASS · 2014-08-21 · Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport...

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 1

Duurzaamheidsproject SASS Onderzoeksrapport

“Hoe studenten binnen de SASS denken over en doen aan

duurzaamheid.”

Namen: Igor Dolfing

Harm Jan Rusticus

Rico Arrindell

Hoang Nguyen

Datum: 14 juni 2011

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 2

Voorwoord Graag willen wij Magreet Kors en Marijke van de Klok-Postema bedanken voor hun begeleiding en dat zij hun ervaringen op het gebied van advisering met ons wilden delen. Ook willen wij de mensen die de enquêtes hebben ingevuld en de mensen met wie wij de interviews hebben afgenomen bedanken voor hun medewerking. Tot slot willen wij Dorien Fink, voorzitter van de duurzaamheidsprojectgroep, bedanken voor haar tijd. Wij hebben veel bewondering voor het feit dat zij het beste voor heeft met de medemens. Graag zouden we willen horen welke interventies er zijn ingezet, om het uiteindelijke doel te behalen. Met vriendelijke groeten, Rico Arrindell Harm Jan Rusticus Igor Dolfing Hoang Nguyen

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 3

Inhoudsopgave Inleiding 4

1. Contextanalyse 5

1.1 Context 5 1.1.1 Omgeving 5 1.1.2 Aanleiding 6 1.1.3 Filosofie 7

1.2 Veranderidee 7 2. Gegevensverzameling 9

2.1 Gegevensverzameling 9 2.1.1 Gegevens casus, opdrachtgeversgesprek en onderzoek 9 2.1.2 Diagnosemodel: Integraal diagnosemodel (Camp, 1996) 10 2.1.3 Diagnosemodel: Biografische fit (Lievegoed, 1981) 11 2.1.4 Diagnosemodel: Leercurve (De Caluwé, 1997) 11 2.1.5 Samenvatting diagnosemodellen 11

2.2 Causaal diagram 12 2.2.1 Causaal diagram 12 2.2.2 Toelichting causaal diagram 13

2.3 Kern van het vraagstuk 14 2.3.1 Kern van het causale diagram 14 2.3.2 Verandervisie 14

3. Veranderstrategie 16

3.1 Strategiekeuze 16 3.2 Interventieplan 17 3.3 Interventies 19

Literatuurlijst 20 Bijlagen 21

Bijlage I Aishe Audit Criteria 21 Bijlage II Diagnosemodel: Integraal diagnosemodel (Camp, 1997) 31 Bijlage III Diagnosemodel: Biografische fit (Lievegoed, 1981) 34 Bijlage IV Diagnosemodel: Leercurve 35 Bijlage V Literatuurstudie 36 Bijlage VI Kleurdrukdenken 44 Bijlage VII Verloop van weerstand 46 Bijlage VIII Niveaus orde denken 47 Bijlage IX Interventies 48 Bijlage X Tijdspad 54 Bijlage XI Werkwijze 55 Bijlage XII Fieldresearch 56

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 4

Inleiding Dit onderzoeksrapport is opgesteld in opdracht van de Hanzehogeschool Groningen, School Academy Social Studies (SASS). In het kader van het strategieplan ‘Koers op Kwaliteit’ wordt er meer aandacht besteed aan duurzaamheid. Elk instituut van de Hanzehogeschool heeft om die reden een projectgroep opgesteld, die zich bezig gaat houden hoe er duurzamer geleefd kan worden binnen het instituut. De Academie voor Sociale Studies heeft de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe het op dit moment gesteld is met de attitude van de studenten en of de attitude van de studenten verandert kan worden, tot meer duurzaam gedrag. Hiervoor zijn er twee hoofdvragen opgesteld.

1) Hoe is het gesteld met de huidige attitude en het gedrag van SASS studenten ten aanzien van het thema duurzaamheid binnen de Academie voor Sociale Studies?

2) Wat moet gedaan worden om deze houding en het gedrag zo nodig blijvend onder studenten te vergroten?

Het onderzoek is opgesteld aan de hand van de methode van de Caluwé en Vermaak (2010). In hoofdstuk 1 “Contextanalyse” wordt het probleem in kaart gebracht, hierin wordt de omgeving, aanleiding en de filosofie beschreven. In hoofdstuk 2 “Gegevensverzameling en bepaling van vraagstuk” wordt beschreven hoe de gegevens zijn verzameld en wordt er aan de hand van diagnosemodellen, het probleem geanalyseerd. Het causaal diagram dat in hoofdstuk 2 staat weergegeven, geeft een duidelijke weergave van wat de oorzaken en gevolgen zijn van het probleem. In hoofdstuk 3 “Veranderstrategie” wordt de strategie voor de interventies bepaald. Ook wordt in dit hoofdstuk een korte toelichting gegeven op de interventies. De interventies zijn te vinden in Bijlage IX en schematisch weergegeven in Bijlage X. In de bijlage wordt het literatuuronderzoek dat is verricht weergegeven. De interventies die zijn opgesteld zijn op basis van dit literatuuronderzoek. Hoe de werkwijze is verlopen gedurende het gehele project is terug te vinden in Bijlage XI.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 5

1. Contextanalyse

Uit de inleiding is naar voren gekomen dat de Hanzehogeschool Groningen bezig is om het duurzaam gedrag en de duurzame gedachte van studenten in kaart te brengen. Door dit in kaart te brengen, kunnen op basis van de onderzoeksresultaten en conclusies, interventies worden opgesteld. In dit onderdeel van het onderzoek is er een contextanalyse opgesteld, die de omgeving, de aanleiding en de filosofie van de Hanzehogeschool Groningen, met betrekking tot duurzaamheid, analyseert.

1.1 Context 1.1.1 Omgeving De Hanzehogeschool Groningen is opgericht in 1788 en telt anno 2011 24.000 studenten en 2.600 medewerkers. In totaal biedt deze hogeschool 70 bacheloropleidingen, 13 masteropleidingen en biedt het opleidingen in verschillende talen. De Hanzehogeschool Groningen bestaat uit 19 ‘Schools’, ook wel instituten genoemd (www.hanze.nl, 2010). In 1987 heeft VN- Commissie Brundtland onderzoek gedaan naar duurzame ontwikkeling. In dit onderzoek kwam naar voren dat er iets gedaan moest worden aan het milieu en dat er hulp verleend moest worden aan ontwikkelingslanden. Pas sinds een aantal jaren is duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland flink in opkomst. In 2025 wil Groningen de duurzaamste stad van Nederland worden. De gemeente Groningen besteedt hier daarom ook veel aandacht aan. Zo heeft Groningen als eerste stad een Fair Trade certificaat mogen ontvangen, ook heeft Groningen als eerste stad van Nederland een oplaadpunt voor elektrische scooters. In het ‘Jaarprogramma Groningen Duurzaamste Stad 2010’ staat de aanloop beschreven van projecten die ervoor moeten zorgen dat Groningen in 2025 een energie neutrale stad wordt (www.duurzaamstestadgroningen.nl, 2010). De Hanzehogeschool Groningen speelt hier ook op in. Zo wordt de minor ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ aangeboden door de hogeschool. De Hanzehogeschool heeft er ook voor gezorgd dat het oplaadpunt voor elektrische scooters gevestigd is op het Zernike complex. In 2009 heeft de Hanzehogeschool de ‘Hanze University Foundation’ opgericht om ontwikkelingslanden te steunen met projecten. In 2010 heeft de Hanze University Foundation ‘The City of Solidarity’ (www.cityofsolidarity.nl, 2010) georganiseerd. De opbrengst van dit evenement werd gedoneerd aan een organisatie die Zuid-Afrikaanse studenten liet afstuderen in Nederland. Het College van Bestuur bestaat momenteel uit drie personen, Henk Pijlman (voorzitter), Marian van Os (vice-voorzitter) en Han de Ruiter. Uit het intakegesprek met Dorien Fink, heeft het CvB alle negentien Instituten de opdracht gegeven om een werkgroep op te stellen die zich bezig gaat houden met projecten met betrekking tot duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen haar eigen instituut. In het onderzoek komt alleen het Instituut voor Social Studies aan bod.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 6

De ‘Social Academy of Social Studies’ (SASS) zal het komend jaar projecten moeten opzetten om de studenten en medewerkers van de SASS bewuster te maken van duurzaamheid en dat zij zich ook duurzamer gaan gedragen. In het verleden had de werkgroep wel een aantal interventies opgezet om de studenten en medewerkers bewuster te maken van duurzaamheid. Uit het intakegesprek met Dorien Fink is naar voren gekomen dat er posters zijn opgehangen en dat er in de aula op het projectieschermen afbeeldingen hebben gestaan waarbij de studenten en medewerkers hun rommel moesten opruimen. Volgens Mevr. Fink is het nog steeds de vraag of het wel gewerkt heeft. 1.1.2 Aanleiding Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft zijn vlucht genomen. De trend om duurzaam en maatschappelijk te ondernemen heeft een stijgende trend. Zoals al werd gezegd, wil de gemeente Groningen in 2025 zowel de duurzaamste stad van Groningen worden, anderzijds wilt Groningen in datzelfde jaar energieneutraal zijn (www.duurzaamstestad.groningen.nl/duurzaamste stad). Het Akkoord van Groningen, waar de heer Henk Pijlman ook lid van is, is ook een partner van de gemeente Groningen om dit streven te behalen. Om mee te kunnen gaan met de vlucht, zal de Hanzehogeschool Groningen ervoor moeten zorgen dat er iets moet worden gedaan aan duurzaamheid binnen de Hanzehogeschool Groningen. Dit betekent dat zowel de studenten als de medewerkers zich ervan bewust worden wat duurzaamheid is en zich hier dan ook naar gaan gedragen. Daarom heeft ieder Instituut van de Hanzehogeschool Groningen de opdracht gekregen van het College van Bestuur, om een werkgroep te vormen die zich bezig gaat houden met duurzaamheid binnen het eigen instituut. De ambitie van de werkgroep van de SASS is dat de studenten en de medewerkers van de SASS zich duurzamer gaan gedragen. De SASS is gevestigd in het Marie Kamphuis Borg. Uit een interview met de facilitaire dienst blijkt dat de hogeschool nog weinig aan duurzaamheid doet. Als voorbeeld gaven zij aan dat elke kachel binnen de hogeschool op 25 graden Celsius staat, ook al wordt er geen les gegeven. Ook blijkt volgens de facilitaire dienst dat het duurzaamheidsproject ‘Take Care’ weinig invloed heeft gehad op de studenten. Het doel van het project was dat de studenten op elkaars gedrag gingen aanspreken. Volgens de facilitaire dienst moeten zowel de medewerkers die binnen de Marie Kamphuis Borg werkzaam zijn, als de studenten samenwerken aan een duurzamere school. Duurzaamheid wordt hier gezien als een schone leefomgeving en dat er rekening gehouden wordt met het klimaat. In december 2010 is er een enquête gehouden, met betrekking tot duurzaamheid, onder SASS studenten. Deze enquête is terug te vinden in Bijlage XII. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat studenten onder duurzaamheid voornamelijk duurzame energie verstaan. Terwijl het begrip ‘duurzaamheid’ een veel breder begrip is dan alleen duurzame energie. De SASS studenten merken er weinig van dat de Hanzehogeschool Groningen bezig is met duurzaamheid en wanneer de hogeschool daar mee bezig is, merken de studenten dat zij daar te weinig in betrokken worden. De SASS studenten vinden wel dat het belangrijk is om duurzaamheid op te nemen in beleid van de Hanzehogeschool Groningen, zo blijkt uit de resultaten van de enquête.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 7

Om uiteindelijk de conclusie te kunnen trekken of de SASS voldoende duurzaam is, kan de SASS de AISHE Audit (Noorda, et al., 2009) ondergaan, om het AISHE-certificaat te behalen. De AISHE Audit meet in hoeverre een hogeschool duurzaam is. De SASS wil uiteindelijk dit certificaat ook gaan halen, maar een concrete doelstelling is er nog niet. 1.1.3 Filosofie Vanuit het strategisch plan van 2010 tot 2014 ‘Koers op Kwaliteit’ wil de Hanzehogeschool Groningen de verantwoordelijkheid nemen om studenten en medewerkers bewuster te maken van duurzaamheid. Hieronder staan enkele citaten uit het strategisch plan ‘Koers op Kwaliteit’: “De hogeschool wil werken vanuit een houding van verantwoordelijkheid. Dat komt bijvoorbeeld terug in de aandacht voor duurzaamheid in bedrijfsvoering en huisvesting. Maar ook in het onderwijs, bijvoorbeeld in de gerichtheid van het onderwijs op samenwerking met bedrijven en instellingen in de regio om daarmee de ontwikkeling van de regio te bevorderen.” “Cultuur is hierbij een belangrijk aspect. Het gaat hierbij om zaken als mensen durven aanspreken op het niet nakomen van afspraken en regels; het efficiënt omgaan met mensen en middelen (resources), ook uit oogpunt van duurzaamheid; het doorbreken van de cultuur van veel vergaderen en overleggen, waarin iedereen zijn zegje moeten kunnen doen.” “De hogeschool verwacht dat in iedere opleiding aspecten van duurzaamheid en/of maatschappelijke verantwoordelijkheid tot uiting komen. Het aantal schools dat AISHE-duurzaamheidssterren heeft verworven, stijgt tot 5 in 2014.” De missie en visie van het strategisch plan, komt overeen met de centrale missie en visie van de Hanzehogeschool Groningen. De centrale missie van de Hanzehogeschool Groningen:

Individuele ontplooiing;

Respect en actieve tolerantie;

Ondernemend;

Verantwoordelijk. (Hanzehogeschool Groningen, 2010)

De centrale visie van de Hanzehogeschool Groningen: Studenten en medewerkers zijn partners in een kennisgemeenschap en leveren elk hun eigen bijdrage aan het gezamenlijke doel: uitstekende professionals op het hoogste niveau aan de maatschappij leveren. De student en diens individuele ontwikkeling tot competente beroepsbeoefenaar staat centraal. De samenwerking met bedrijven en instellingen in kennistoepassing en innovatie, en in de vormgeving van onderwijs, is daarbij onontbeerlijk (Hanzehogeschool Groningen, 2010). 1.2 Veranderidee Het veranderidee is geformuleerd vanuit de methode van de Caluwé en Vermaak (2006). Het veranderidee geeft weer wat het gewenste gedrag zou moeten zijn van de studenten en de medewerkers. Het doel van dit onderzoek en de interventies zullen zijn:

De SASS studenten zijn zich ervan bewust dat er duurzamer geleefd moet worden.

De SASS studenten vertonen blijvend duurzaam gedrag.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 8

In Bijlage I wordt uitgelegd wat er verstaan wordt onder duurzaamheid aan de hand van de AISHE-criteria.

Een aantal voorbeelden van de AISHE criteria (de rest van de criteria staat weergegeven in bijlage I). Ketengeoriënteerd

In het kader van deze feedback naar de individuele leerling worden met regelmaat de relatie besproken tussen keuzen en handelingen van de leerling en de gevolgen daarvan voor duurzame ontwikkeling op korte en lange termijn.

Activiteitengeoriënteerd

Een aantal leerkrachten benadrukt bij de leerlingen door de onderwijsinhoud en door hun houding en gedrag het belang van een duurzame attitude.

Ketengeoriënteerd

De organisatie vraagt stelselmatig medewerking van bedrijven waarin leerlingen praktijkprojecten uitvoeren, zodat ook daar consequent getoond wordt dat duurzaam denken en handelen een vast bestanddeel behoort te zijn van de dagelijkse professionele praktijk.

Wanneer een school zich aan de AISHE criteria houdt, komt de school in aanmerking voor het duurzaamheidscertificaat.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 9

2. Gegevensverzameling en bepaling kernvraagstuk In de komende paragrafen wordt de kwestie verder gediagnosticeerd. Dit wordt gedaan aan de hand van gestructureerde diagnosemodellen (2.1), zodat er geen belangrijke aspecten van de kwestie over het hoofd zijn gezien. Alle belangrijke aspecten zijn door deze modellen verhelderd en vervolgens in een schema (2.2) gezet. In dit schema staan de verbanden tussen de verschillende aspecten weergegeven. Door deze verbanden is te zien welke punten de kritieke punten zijn, waarop ingespeeld dient te worden om verandering te bewerkstelligen (2.3). 2.1 Gegevensverzameling In deze paragraaf zal er met behulp van verschillende diagnosemodellen worden gekeken naar duurzaamheid binnen de SASS. Met behulp van verschillende diagnosemodellen is het mogelijk om aspecten te ontdekken die een rol kunnen spelen bij de vraag hoe studenten beïnvloed kunnen worden om zich bewust te worden van duurzaamheid of om duurzaam gedrag te vertonen. De modellen zullen inzicht brengen in de situatie waarin de SASS zich bevindt en deze situatie vanuit verschillende invalshoeken bekeken kunnen worden. 2.1.1 Gegevens casus, opdrachtgeversgesprek en onderzoek Zoals eerder genoemd, wordt duurzaamheid steeds belangrijker. Ook de SASS van de Hanze Hogeschool Groningen denkt er zo over. In een aantal jaren is de SASS van plan de Aishe Audit (Roorda, et al., 2009) te ondergaan. Bij deze audit wordt gemeten in hoeverre duurzaamheid op verschillende niveaus is geïntegreerd. Dergelijke criteria kan gebruikt worden om doelen te stellen, voordat men de audit daadwerkelijk ondergaat. De criteria vindt u terug in Bijlage I. Het eerste stapje richting dit certificaat, is het de studenten bewust maken van duurzaamheid. Studenten hebben echter nog geen idee dat de SASS duurzaamheid als belangrijk ervaart. Studenten zelf vinden het over het algemeen wel belangrijk, maar hebben weinig idee wat duurzaamheid inhoudt en wat ze ervoor kunnen doen. Aangezien het vraagstuk zich richt op duurzaam gedrag, zijn alleen de criteria van de AISHE Audit gepakt, die betrekking hebben op gedrag. Uit de globale criteria is een selectie gemaakt die hierbij van toepassing is. Hier volgt de selectie geclusterd in onderwerpen: Visie/beleid

Personeel en leerlingen zijn betrokken bij de visieontwikkeling.

De visieontwikkeling over duurzame ontwikkeling en de vertaling ervan in concreet beleid vindt plaats in wisselwerking met organisaties in de schoolomgeving.

Medewerkers en leerlingen worden doorgaans slechts incidenteel geïnformeerd over beleid en activiteiten m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Projecten/vakken

Bepaalde aspecten van milieuzorg worden door individuele medewerkers en/of leerlingen verzorgd.

De leerlingen worden op enigerlei wijze betrokken bij de milieuzorg. - Leerlingen hebben een actieve rol in de continue verbetering en de uitvoering van het milieuzorgsysteem.

De onderwijsmethodiek en de leeromgeving zijn zodanig ontworpen, dat de leerling

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 10

nadrukkelijk en regelmatig realistische situaties ontmoet waarbinnen een reflectieve attitude vereist is.

De organisatie vraagt stelselmatig medewerking van bedrijven waarin leerlingen praktijkprojecten uitvoeren, zodat ook daar consequent getoond wordt dat duurzaam denken en handelen een vast bestanddeel behoort te zijn van de dagelijkse professionele praktijk.

Op individueel initiatief van leerkrachten of leerlingen vindt integratie van onderwerpen plaats op het niveau van afzonderlijke vakken of onderwerpen.

Betrokkenheid

Bij de vaststelling van de duurzame elementen in het profiel van de leerling zijn ook leerlingen actief betrokken.

In het kader van deze feedback naar de individuele leerling worden met regelmaat de relatie besproken tussen keuzen en handelingen van de leerling en de gevolgen daarvan voor duurzame ontwikkeling op korte en lange termijn.

Een aantal leerkrachten benadrukt bij de leerlingen door de onderwijsinhoud en door hun houding en gedrag het belang van een duurzame attitude.

Ontwikkeling/beloning

Leerlingen kunnen daarmee een speciaal certificaat of een aantekening behalen.

Leerlingen hebben de gelegenheid om zich te ontwikkelen tot specialist op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Leerlingen hebben de gelegenheid om, startend vanuit een bepaald specialisme, een brede, interdisciplinaire opdracht uit te voeren waarin duurzame ontwikkeling een hoofdrol speelt, en zo zichzelf te vormen tot generalist m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Uit de criteria kan opgenomen worden dat het van belang is dat de Hanzehogeschool transparant is in zijn beleidsvoering. Het is ook van belang dat er aandacht besteed wordt aan duurzaamheid bij vakken en of projecten. Voor studenten is het ook belangrijk om betrokken te zijn bij ontwikkelingen omtrent duurzaamheid, wat ook goed gekoppeld kan worden aan projecten en/of vakken, omdat er dan op een actieve manier, voor betrokkenheid gezorgd wordt. Tot slot is een belangrijk onderdeel dat studenten het zien als ontwikkeling voor de toekomst en ook hiervoor worden beloond. 2.1.2 Diagnosemodel: Integraal diagnosemodel (Camp, 1996) Hoe maak je studenten bewust van duurzaamheid? En hoe krijg je ze zover om uiteindelijk duurzaam gedrag te vertonen? Om deze vragen te beantwoorden is het van belang dat er geen aannames worden gedaan. Aannames kunnen ervoor zorgen dat belangrijke informatie achterwege blijft, wellicht informatie waarin de kern van de kwestie schuilt. De diagnosematrix van Camp brengt alle aspecten van de kwestie aan het licht. Deze resultaten van het ingevulde model vind je terug in Bijlage II. Uit de diagnose kwam naar voren dat studenten binnen de SASS duurzaamheid slechts zien als het gebruik van groene stroom. Studenten zien de voordelen van duurzaamheid, maar merken niet dat er binnen de SASS wat mee wordt gedaan (weinig transparantie). De meerderheid van de studenten verlangt naar meer inzet van de SASS als leider van een duurzamer academie door gebruik van toelichtingen, workshops e.d. Ook is er weinig motivatie om zich voor duurzaamheid in te zetten. Leraren lijken ook weinig het goede voorbeeld te tonen m.b.t. duurzaamheid. Kortom, er moet meer betrokkenheid komen vanuit het docententeam en overige medewerkers van de SASS.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 11

2.1.3 Diagnosemodel: Biografische fit (Lievegoed, 1981) Om mensen aan te sturen tot duurzaam gedrag/bewustwording van duurzaamheid, is het van belang rekening te houden met de levensfase waarin zij zich bevinden. Sturing dient daarop aangepast te worden. Dit model brengt inzicht in verschillende kenmerken van verschillende levensfasen die zich in de omgeving, waar de interventie plaats moet gaan vinden, bevinden. Dit model vindt u uitgewerkt terug in Bijlage III. Logischerwijs blijkt dat de te beïnvloeden mensen voornamelijk bestaan uit studenten. Deze groep bestaat voornamelijk uit twintigers. Deze groep kenmerkt zich doordat men houdt van afwisseling, testen en op de tenen lopen. Ook is het van belang dat leraren zich ook bezig houden met duurzaamheid en het goede voorbeeld geven aan leerlingen. 2.1.4 Diagnosemodel: Leercurve (De Caluwé, 1997) Dit model tracht in kaart te brengen waar men in het veranderingsproces staat en welke fasen van de verandering nog doorlopen moeten worden. In Bijlage IV staat beschreven wat uit dit model naar voren is gekomen. Op dit moment ervaren de studenten niet dat er een verandering gaande is of komen gaat. Dit betekent dat het veranderingsproces nog aan het begin staat. Een verandering gaat nooit zonder slag of stoot en kan lang duren, dus hier dient men op voorbereid te zijn. 2.1.5 Samenvatting diagnosemodellen De doelgroep waar een verandering plaats moet gaan vinden is voornamelijk onder studenten. Een groep die houdt van afwisseling en ook geneigd is op hun tenen te lopen. De studenten hebben weinig idee wat duurzaamheid zoal inhoudt. Ze hebben ook geen idee dat de SASS zich meer wil gaan richten op duurzaamheid, om in de toekomst een AISHE duurzaamheidscertificaat te halen. Studenten doen er weinig aan, onder andere omdat ze niet weten wat ze eraan moeten doen. Sommige zijn ook niet gemotiveerd zich in te zetten voor motivatie. Onder de studenten leeft niet het idee dat zij hun gedrag moeten aanpassen naar meer duurzaam gedrag. Ook missen ze leiding hierin vanuit de SASS.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 12

2.2 Causaal diagram Alle mogelijke invloedsfactoren op het duurzame dan wel niet duurzame gedrag van studenten, zijn geordend in de vorige paragrafen aan de hand van de diagnosemodellen. Nu volgt een causaal diagram, in dit diagram wordt weergegeven welke factoren waar invloed op hebben. Door dit diagram worden de verbanden tussen de factoren helder en kan de allesbeïnvloedende factor, of te wel de kern, gevonden worden. 2.2.1 Causaal diagram (fig 1.0)

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 13

2.2.2 Toelichting causaal diagram Het causaal diagram is gebaseerd op het ASE-model (Morrison & Bennett, 2006). Dit is een model dat inzicht geeft in zoveel mogelijk factoren die van invloed zijn op gedrag. Dit model is geschikt om in kaart te brengen wat de cruciale aspecten zijn om duurzaam gedrag op te roepen bij studenten. De factoren die van invloed zijn op gedrag: intentie, attitude, sociale invloeden, eigen effectiviteit, vaardigheden en barrières. Intentie Gedrag Wanneer een student duurzaam gedrag gaat vertonen, dan heeft hij de intentie om dat te doen. Vaardigheden en mogelijke barrières, bepalen uiteindelijk dat dit niet bij een intentie blijft, maar dat hij dit gedrag daadwerkelijk laat zien. Stel dat het gaat om het weggooien van afval, dan moet hij in staat zijn bij de prullenbak te komen (bv.: de vaardigheid lopen). Een mogelijke barrière kan zijn dat de student weinig concentratievermogen heeft en zich laat afleiden, waardoor het op de tafel blijft liggen. Attitude, Sociale invloeden & Eigen effectiviteit Intentie De attitude is in dit geval de houding tegenover duurzaam gedrag. De houding bestaat uit de hoeveelheid kennis die men heeft over duurzaam gedrag en de mate waarin deze kennis positief is t.o.v. duurzaam gedrag. Deze beïnvloedt op zijn beurt de bewustwording van duurzaamheid. Gelukkig wordt er vanuit de maatschappij duurzaam gedrag veel promoot. De maatschappij, de Hanze Hogeschool zelf, de studenten om de student heen, families en vrienden zijn allemaal sociale beïnvloeders. Als deze sociale beïnvloeders zich van hun goede kant laten zien t.o.v. duurzaamheid, is de student eerder geneigd zich hier ook naar te gedragen. In dit geval ligt de nadruk om de student zijn omgeving binnen de SASS. Dit zijn dus de studenten zelf en de Hanze Hogeschool zelf. Eigen effectiviteit is de mate waarin iemand zich in staat acht iets te kunnen (ongeacht of hij daadwerkelijk de vaardigheden heeft of niet). Het is een aspect van zelfvertrouwen. De student moet het idee hebben dat hij in staat is om zich duurzaam op te stellen. Wanneer de student weet wat hem te verwachten staat en hij het idee heeft dat hij hier goed toe in staat is, zal hij eerder de intentie ontwikkelen dit ook daadwerkelijk te doen. Er is op dit gebied gemiddeld gezien een hoge effectiviteitsverwachting bij de studenten, wanneer ze hierbij sturing krijgen. Naast het ASE-model is er ook gebruik gemaakt van operante conditionering. Dit is een bekend middel om motivatie (lees: intentie) te bevorderen. Het straffen van het niet laten zien van duurzaam gedrag, leidt tot het minder uitvoeren van gedrag dat slecht is voor duurzaamheid. Het belonen van duurzaam gedrag, leidt tot meer duurzaam gedrag. Straffen werkt overigens vaak slechter (Vonk, 2005).

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 14

2.3 Kern van het vraagstuk 2.3.1 Kern van het causale diagram Uit de diepte-interviews en enquêtes die wij hebben afgenomen, blijkt dat de attitude van studenten tegenover duurzaamheid niet positief genoeg is om de intentie zodanig te beïnvloeden, dat het leidt tot duurzaam gedrag. De attitude tegenover duurzaamheid is positief te beïnvloeden wanneer de studenten voldoende kennis krijgen van duurzaamheid. Op dit moment hebben ze nog weinig kennis over wat duurzaamheid zoal inhoudt. De studenten weten wel dat duurzaamheid belangrijk is, maar ze ervaren het niet als een prioriteit. Ook bij sociale invloed is er een onderdeel dat van belang is om de intentie om duurzaam gedrag te vertonen, positief te beïnvloeden. Het gaat hier om dat de Hanze Hogeschool het goede voorbeeld dient te geven. Het goede voorbeeld geven kan alleen maar, wanneer er sprake is van transparantie. Van transparantie, met het oog op het beleid met betrekking tot duurzaamheid, is er nog te weinig. Uit de interviews bleek namelijk dat studenten niet het idee hebben dat er duurzaamheid een prioriteit heeft. Om transparantie te bevorderen is het van belang studenten te betrekken bij projecten met betrekking tot duurzaamheid. Ook is het van belang dat de medewerkers van de SASS het goede voorbeeld geven. De manier waarop het beleid met betrekking tot duurzaamheid gevoerd wordt, dient ook gedeeld te worden met studenten. Overigens wordt er rekening gehouden met het feit dat studenten wellicht niet weten wat duurzaamheid inhoudt en ze daarom niet goed kunnen inschatten of ze in staat zijn zich duurzaam te gedragen. Het wordt daarom wel meegenomen, maar de nadruk ligt er niet op. Dit kwam naar voren tijdens de diepte-interviews en de enquêtes die wij hebben afgenomen. Als de beschreven kern (attitude & sociale invloed) wordt beïnvloed op een juiste manier dan zal dit leiden gedragsverandering. Wanneer alleen de attitude wordt aangepakt, zal de bewustwording stijgen. Bewustwording alleen is echter niet voldoende om tot gedrag te komen (Ajzen & Fishbein, 1980). Met andere woorden, als één van de hoofdvragen, hoe studenten duurzaam gedrag zullen vertonen, beantwoord is, dan is de hoofdvraag, hoe studenten bewust worden van duurzaamheid, automatisch ook beantwoord. 2.3.2 Verandervisie Verandering kan op verschillende manieren doorgevoerd worden. De ene manier is echter succesvoller dan de ander. Het hangt van het doel en de doelgroep af, om te bepalen welke manier de verandering ingekleurd dient te worden. In dit geval is het doel dat studenten leren zich bewust te worden van het belang van duurzaamheid en dat ze zich hiernaar leren gedragen. Wanneer de methodiek van Caluwé en Vermaak (2006) er wordt bijgehaald, komt het duidelijk naar voren dat het een interventie zal betreffen gebaseerd op het groendrukdenken. Wat de verschillende kleuren precies betekenen kunt u vinden in Bijlage VI. Bij groendrukdenken ligt de nadruk op leren, om tot verandering te kunnen komen. Bij groendrukdenken gaan Caluwé en Vermaak er vanuit dat men pas verandert als ze gemotiveerd zijn om te leren. Ook moet men in leersituaties worden gebracht. Om een andere manier van doen te leren, dienen er doeltreffende wegen aangeboden te worden.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 15

Een dergelijke verandervisie moet wel passen bij de organisatie. De SASS heeft veel elementen van het blauwdrukdenken, er is op dit moment veel structuur en er worden veel regels gehandhaafd. Men gaat bij blauwdrukdenken er vanuit dat verandering voornamelijk teweeg wordt gebracht, wanneer je van tevoren een duidelijk en specifiek resultaat vastlegt. De visie van de organisatie heeft echter veel meer elementen van het groendrukdenken, waardoor een interventie gebaseerd op het groendrukdenken wel tot zijn recht komt. Zoals genoemd betreft de kern van het vraagstuk zich voornamelijk bij de attitude van de studenten tegenover duurzaamheid. Hieronder valt kennis over duurzaamheid en het nut van duurzaamheid. Om de attitude tegenover duurzaamheid te verbeteren dient men te leren. De attitude kan het best beïnvloedt worden door elementen uit het groendrukdenken (het kleurdrukdenken wordt in bijlage VI uitgelegd), maar bij de sociale invloed zijn elementen uit het rooddrukdenken noodzakelijk om de intentie voldoende te beïnvloeden. Volgens het rooddrukdenken komt een verandering tot stand wanneer men op een juiste manier samenwerkt. Het sleutelwoord bij rooddrukdenken is in dit geval betrokkenheid. Op dit moment worden studenten weinig betrokken met projecten met betrekking tot duurzaamheid. Ze zijn nauwelijks op de hoogte van het feit dat de Hanze Hogeschool duurzaamheid belangrijk acht. Wanneer de Hanze Hogeschool het goede voorbeeld gaat geven, zich dus transparanter opstelt en meer gaat samenwerken met studenten, zal men zich meer betrokken voelen. De sociale invloed binnen de SASS zal dan voldoende positief zijn, om de intentie duurzaam gedrag te vertonen positief te beïnvloeden.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 16

3. Veranderstrategie

In hoofdstuk 1 ‘De Contextanalyse’ wordt de context van het probleem beschreven. In hoofdstuk 2 ‘Gegevensverzameling’ wordt het probleem geanalyseerd. Nu volgt hoofdstuk 3 ‘Veranderstrategie’, waarin wordt uitgelegd hoe de verandering plaatsvindt en welke strategie hiervoor gekozen is. Deze methode van de Caluwé en Vermaak (2010) geeft een gestructureerd beeld van wat er moet veranderen. Het doel van de interventies is dat de studenten duurzaam gedrag vertonen. Vanuit het kleurdrukdenken (zie Bijlage VI) heeft de Hanzehogeschool Groningen een blauwe kleur. Om de doelstellingen te kunnen behalen van de strategie “Koers op Kwaliteit”, worden de interventies opgesteld. In paragraaf 3.1 wordt de strategiekeuze bepaald en welke kleur deze strategie zal hebben. In paragraaf 3.2 wordt het interventieplan in het kort beschreven. In Bijlage IX zijn de volledige interventies te vinden. 3.1 Strategiekeuze De basis voor de interventies wordt bepaald in de strategiekeuze. Vanuit de methode van de Caluwé en Vermaak (2010) zijn er aantal vragen die gesteld moeten worden om de strategie op een gestructureerde wijze te bepalen.

Waar speelt dit?

Wat moet er veranderen?

Wie gaan dit voor elkaar brengen?

Wat is de angel of kiem?

Kan het meer van hetzelfde?

Wat beweegt mensen hier?

Is het haalbaar? Vanuit de vraag van de opdrachtgever komt naar voren dat er onderzoek moet worden gedaan naar hoe de studenten van Social Studies duurzaam gedrag gaan vertonen. De problemen waar het onderzoek op gericht is, doen zich voor in het Marie Kamphuis Borg. Uit de enquêtes blijkt dat de studenten niet het idee hebben dat de Hanzehogeschool zich bezighoudt met duurzaamheid. Hiernaast maakt een groot deel van de SASS studenten de associatie met duurzaamheid voornamelijk met groene stroom, terwijl het begrip ‘duurzaamheid’ veel breder is dan alleen ‘groene stroom’. Naast dat de studenten er bewust van gemaakt moeten worden, zullen zij ook duurzaam gedrag moeten vertonen. Om dit voor elkaar te brengen is het van belang dat naast de studenten, ook de docenten, medewerkers en het College van Bestuur goed samenwerken en dat er onderling goede afspraken worden gemaakt om het uiteindelijke doel te kunnen behalen. Het duurzaamheidsproject van de Hanzehogeschool, ‘Take Care’, heeft helaas haar doel niet behaald. Uit gesprekken met de studenten en de werknemers van de Marie Kamphuis Borg blijkt dat de opgehangen posters van het duurzaamheidsproject ‘Take Care’ (het Take Care project wordt kort beschreven in hoofdstuk 1) niet voor het gewenste effect hebben gezorgd. Wat studenten wel beweegt zijn verschillende zaken die genoemd zijn in het causaal diagram, die de attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit beïnvloeden. Welke theorieën hier aan ten grondslag liggen volgt in paragraaf 3.2. Ook kunt u deze terugvinden in Bijlage V. Om studenten bewuster te maken van duurzaamheid is het wellicht

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 17

beter om voor een persoonlijke benadering te kiezen en het nut hiervan uit te leggen (Vroom, 1964). Door het nut uit te leggen van een duurzaamheidsproject en wat daar de waarde van is, vergroot de motivatie van de studenten waardoor het project meer kans van slagen heeft. Het blijkt dat het gaat om een derde ordeverandering (Bijlage VIII). De Hanzehogeschool Groningen is een blauwe organisatie. Door de kleuren groen en rood eraan toe te voegen, wordt zowel het bewustzijn als de betrokkenheid vergroot. Dit met als gevolg dat de intentie wordt vergroot om daadwerkelijk het duurzame gedrag te willen vertonen. Dit blijkt ook uit het ASE-model (Ajzen & Fishbein, 1980) waarop het causale diagram is gebaseerd. 3.2 Interventieplan Aan de hand van het causaal diagram en het literatuuronderzoek (Bijlage V) is het interventieplan opgesteld. Uit het causaal diagram kan gehaald worden waar de angel en de kiem liggen van het probleem. Wat daar aan gedaan moet worden, wordt stapsgewijs uitgelegd bij de interventies (Bijlage IX). Vanuit AISHE is er een criteria opgesteld waar een school aan moet voldoen om een duurzaamheidscertificaat in ontvangst te nemen. Dit onderzoek heeft zich niet gericht op alle criteria, die door AISHE zijn opgesteld. Dit onderzoek heeft zich alleen gericht op de attitude, het gedrag en de sociale invloeden van de studenten. De interventies die zijn opgesteld, zijn gerangschikt. De interventies moeten elkaar versterken en is het van belang dat ze op volgorde worden gedaan, waardoor de kans op het beoogde effect groter zal zijn. In Bijlage X is schematisch te zien op welke volgorde de interventies zijn en hoe de interventies elkaar versterken. De interventies zijn zodanig opgesteld om positieve attitude ten opzichte van duurzaamheid teweeg te brengen en om het gedrag van de student te veranderen richting meer duurzaam gedrag. Om dit doel te kunnen behalen zijn de volgende interventies opgesteld en in het kort beschreven: 1. De betrokkenheid van de medewerkers, docenten, studenten en externe bedrijven die binnen de SASS gebouw werkzaam zijn, vergroten. Wanneer je studenten betrekt bij projecten met betrekking tot duurzaamheid, of ze nu een positieve attitude of negatieve attitude tegenover duurzaamheid hebben, leidt dit, volgens het principe van de zelfperceptietheorie, wel tot een meer positieve attitude ten opzichte van duurzaamheid. Hierbij kunnen de waarden onderling besproken worden en wat de beste manier is om studenten te bereiken om uiteindelijk duurzaam gedrag te vertonen. 2. Waardecreatie met betrekking tot duurzaamheid vergroten en gelijkstellen. Vanuit de Verwachtingstheorie van Vroom is deze interventie opgesteld. Hierbij is het belangrijk dat er gelet wordt op drie componenten, namelijk ‘de mate waarin in verwacht wordt dat het gewenste resultaat behaald wordt’, ‘de mate van de prestatie die geleverd wordt tot het gewenste resultaat leidt’ en ‘de waarde die wordt gegeven aan het resultaat.’ Wanneer de drie componenten vergroot worden zal de motivatie van de student vergroten om uiteindelijk duurzaam gedrag te vertonen. De theorie hiervan is te lezen in het literatuuronderzoek (Bijlage V). Wanneer de eerste interventie is uitgevoerd, kan er tussen

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 18

de verschillende partijen de belangrijkheid van duurzaamheid besproken worden. De verschillende partijen betreffen de docenten, studenten en de medewerkers van de school. 3. Gebruik maken van sleutelfiguren. Om daadwerkelijk het doel te kunnen behalen, is het mogelijk om gebruik te maken van sleutelfiguren binnen de school. Sleutelfiguren zijn rolmodellen waarmee studenten zich identificeren. Hierbij kan gedacht worden aan de mensen van de studieverenigingen binnen de school. Docenten zijn in dit geval ook sleutelfiguren. Zij vormen een voorbeeldfunctie voor de leerlingen, waarbij zij zelf duurzaam gedrag dienen te vertonen en tijdens de les erop kunnen letten. 4. Informatieverspreiding, waardoor de bewustwording en kennis over duurzaamheid groter wordt. Aan de hand van de verwachtingstheorie van Vroom gaan we er vanuit dat er door middel van nuttige kennis, men gemotiveerd raakt. Deze kennis dient overigens te worden overgedragen, volgens de manier die de angstaanjagende beeldentechniek voorschrijft. Volgens de sociale beoordelingstheorie is het ook van belang kennis over te dragen die al enigszins aansluit bij de attitude van de studenten. Informatie die te erg afwijkt van hun attitude leidt eerder tot weerstand, dan tot positieve attitudeverandering. De studenten weten dat productiekosten soms duurder zijn dan het duurzame middel zelf, hiermee dient rekening gehouden te worden en dient men open over te zijn. Het is van belang dat de informatie niet alleen aansluit bij de mening van studenten, maar dat het ook wordt gezien als belangrijk. Volgens het Elaboration Likelihood Model is dit van belang zodat attitudeverandering ook blijvend is. Onbelangrijke informatie werpt slechts tijdelijk zijn vruchten af. 5. Projecten opzetten, met betrekking tot duurzaamheid. Om als student zelf bezig te zijn met duurzaamheid is een manier waardoor de betrokkenheid van de student wordt vergroot. Hierdoor wordt zowel de kennis van de student met betrekking tot duurzaamheid vergroot. Deze projecten worden dan ook in groepen gedaan, waardoor de groepsgedachte en elkaar kunnen aansporen om duurzaam gedrag te vertonen. 6. Belonen van duurzaam gedrag Het is belangrijk dat de studenten hiervoor beloond worden, wanneer men duurzaam gedrag vertoont. Dit kan in de vorm van een studiepunt. Er kan bijvoorbeeld bij een project een competitief element aan toegevoegd worden. Diegene die de beste project aflevert ontvangt een duurzame prijs. 7. Duurzame producten aanbieden Uit onderzoek is gebleken dat wanneer er duurzame producten aan worden geboden, dan zal men er ook eerder voor kiezen om deze te kopen. Hierdoor zal er worden gewerkt op het gezond gedrag van de studenten die duurzaam gedrag willen tonen. Uit de voorgenomen enquêtes is naar voren gekomen dat studenten de behoefte hebben om duurzaam gedrag te vertonen. Door deze prikkeling te stimuleren wordt er gestreefd naar een bewuster en duurzamer student binnen de SASS.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 19

3.3 Interventies

In 3.2 ‘Interventieplan’ is kort beschreven hoe de interventies eruit zullen gaan zien. In deze paragraaf worden interventies verder uitgewerkt en uitgelegd hoe deze interventies geïmplementeerd kunnen worden. Voor gedetailleerde informatie over hoe de interventies eruit zien en hoe ze geïmplementeerd kunnen worden, kunt u in Bijlage IX lezen.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 20

Literatuurlijst Ajzen, I., & Fishbein, M. (1980). Understanding attitudes and predicting social behavior.

Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Bandura, A. (1988). Organisational Applications of Social Cognitive Theory. In Australian

Journal of Management, Vol. 13, No. 2, pp. 275–302, December 1988. New South Wales: The university of New South Wales

Bem, D.J. (1972). Self-perception Theory. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in Experimental Social Psychology (Vol. 6, pp.1-62). New York: Academic Press.

Caluwé, L., de (1997). Veranderen moet je leren; een evaluatiestudie naar de opzet en effecten van een grootscheepse cultuurinterventie met behulp van een spelsimulatie. Den Haag: Delwel.

Caluwé, L., de & Vermaak, H. (2006). Leren veranderen. Een handboek voor de veranderkundige. Deventer: Kluwer.

Camp, P. (1996). De kracht van de matrix; een model om veranderingsprocessen in beeld te brengen en doeltreffend aan te pakken. Amsterdam: Contact. Fazio, R.H., Zanna, M.P. (1981). Direct experience and attitude-behavior consistency. In: L.

Berkowitz (Ed.), Advances in experimental social psychology (Vol. 14, pp. 161-202). San Diego, CA: Academic Press.

Hanzehogeschool Groningen. (2010). TITEL. Geraadpleegd op 23 december 2010 op: LINK WEBSITE. Kahn, K. H., & Cangemi, J. (1979). Social learning theory: The role of imitation and modeling in learning socially desirable behavior. Education, 100(1), 41-46.

Lievegoed, B.C.J. (1981). De levensloop van de mens. Rotterdam :Lemniscaat. Morrison, V. & Bennett, P. (2006). An Introduction to Health Psychology. Edinburgh:

Pearson Education Limited. Petty, R.E. & Cacioppo, J.T. (1986). From Communication and persuasion: Central and

peripheral routes to attitude change. New York: Springer-Verlag. Roorda, N., Rammel, C., Waara, S. & Paleo, U.F. (2009). Assessment Instrument for

Sustainability in Higher Education, Edition 2.0. Tilburg: Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs.

Sherif, C., Sherif, M., & Nebergall, R. (1965). Attitude and attitude change: The social judgment-involvement approach. Philadelphia: Saunders.

Staddon, J.E.R., Cerutti, D.T. (2002). Operant Conditioning. Annu. Rev. Pscyhol. 2003, Vol 54 (1), pp 15-44.

Wegge, J., Haslam, S.A. (2005). Improving work motivation and performance in brainstorming groups: The effects of three group goal-setting strategies. EUROPEAN JOUNAL OF WORK AND ORGANIZATIONAL PSYCHOLOGY, Vol 14 (4), pp 400-430.

Wigfield, A. (1994). Expectancy-Value Theory of Achievement Motivation: A Develepment Perspective. Educational Pscychology Review, Vol. 6, No.1 Wijnen, G., Weggeman, M. & Kor, R. (1999). Verbeteren en vernieuwen van organisaties.

Deventer: Kluwer. William Cron, L., Slocum, W. J., Walle, D. Et al. (2005). The Role of Goal Orientation on

Negative Emotions and Goal Setting When Initial Performance Falls Short of One’s Performance Goal, HUMAN PERFORMANCE, Vol. 18(1), pp. 55-80.

Vonk, R. (2005). Sociale Psychologie. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Zajonc, R.B. (1965). Social facilitation. Science, 149, pp. 269-274.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 21

Bijlage I Aishe Audit Criteria 1. Visie en beleid 1.1. Visie 1. Activiteitengeoriënteerd

De schoolleiding heeft een visie op duurzame ontwikkeling en onderwijs.

Deze visie is enkel impliciet. 2. Procesgeoriënteerd

De visie van de schoolleiding op duurzame ontwikkeling is vastgelegd in documenten.

De schoolleiding biedt de gelegenheid en de faciliteiten om de visie om te zetten in concrete consequenties voor de organisatie en het onderwijs.

3. Systeemgeoriënteerd

De organisatievisie op duurzame ontwikkeling en onderwijs is vastgelegd in de mission statement, en vertaald in concreet beleid.

Personeel en leerlingen zijn betrokken bij de visieontwikkeling. 4. Ketengeoriënteerd

De visieontwikkeling over duurzame ontwikkeling en de vertaling ervan in concreet beleid vindt plaats in wisselwerking met organisaties in de schoolomgeving.

5. Maatschappijgeoriënteerd

De organisatievisie op duurzame ontwikkeling en onderwijs is geïntegreerd met de visie op lange termijnontwikkelingen in de samenleving en de positie van de organisatie daarin.

De visie wordt voortdurend actueel gehouden in actieve wisselwerking met tal van actoren in de samenleving.

1.2. Beleid 1. Activiteitengeoriënteerd

Beleid m.b.t. duurzame ontwikkeling wordt vooral top-down ontwikkeld door de schoolleiding.

Dit beleid blijft veelal impliciet.

Deze beleidsontwikkeling vindt vooral plaats naar aanleiding van incidentele situaties of voorvallen.

2. Procesgeoriënteerd

Medewerkers hebben een aanwijsbare rol bij de ontwikkeling van beleid m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Het duurzame ontwikkelingsbeleid wordt vastgelegd in documenten.

De beleidsplannen zijn gerelateerd aan korte termijn-ontwikkelingen. 3. Systeemgeoriënteerd

Medewerkers en leerlingen worden systematisch betrokken bij de ontwikkeling van beleid m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Dit beleid is vertaald in meetbare doelen, en aan de hand daarvan geëvalueerd en (waar nodig) bijgesteld.

Het duurzame ontwikkelingsbeleid is gericht op de middellange termijn. 4. Ketengeoriënteerd

Ook externen (uit de schoolomgeving; en het werkveld, o.a. via –b.v.- oud-leerlingen en/of afnemende scholen) nemen deel aan de ontwikkeling van beleid m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 22

Activiteiten die uit het beleid voortvloeien worden regelmatig met zulke externe partijen samen ontwikkeld en uitgevoerd.

Het duurzame ontwikkelingsbeleid is gericht op de lange termijn. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Het duurzame ontwikkelingsbeleid wordt ontwikkeld en uitgevoerd in nauwe samenwerking met tal van actoren in de samenleving, en draagt nadrukkelijk bij tot de beleidsrealisatie van deze actoren.

De organisatie heeft in deze contacten een actieve, anticiperende rol, gebaseerd op een grote expertise en ervaring.

1.3. Communicatie 1. Activiteitengeoriënteerd

Inspanningen van individuele medewerkers of organisatieonderdelen om de aandacht voor duurzame ontwikkeling te bevorderen vinden plaats.

Medewerkers en leerlingen worden doorgaan slechts incidenteel geïnformeerd over beleid en activiteiten m.b.t. duurzame ontwikkeling.

2. Procesgeoriënteerd

Duurzame ontwikkeling in onderwijs en bedrijfsvoering is een regelmatig terugkerend onderwerp bij vergaderingen en in interne en externe publicaties.

3. Systeemgeoriënteerd

De schoolleiding is op de hoogte van de standpunten over duurzame ontwikkeling en onderwijs van personeelsleden en leerlingen.

Deze informatie wordt gebruikt om de communicatie over duurzame ontwikkeling gestalte te geven.

4. Ketengeoriënteerd

Bij de communicatie over duurzame ontwikkeling zijn het afnemende onderwijs en het werkveld actief betrokken: de communicatie is in beide richtingen.

De communicatie heeft betrekking op duurzame ontwikkeling in “brede zin”, dus niet alleen op de eigen kerndoelen.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Bij de communicatie over duurzame ontwikkeling zijn tal van actoren in de samenleving actief betrokken: de communicatie is in beide richtingen.

Publicaties vanuit de organisatie, door medewerkers en/of leerlingen, zijn toonaangevend.

1.4. Interne milieuzorg 1. Activiteitengeoriënteerd

Bepaalde aspecten van milieuzorg worden door individuele medewerkers en/of leerlingen verzorgd.

2. Procesgeoriënteerd

Milieuzorg maakt deel uit van beleid en beheer van de organisatie.

Bepaalde aspecten van de interne milieuzorg worden redelijk tot goed beheerst:

Stoffenstromen en –opslag

Catering

Energie-efficiency

Afvalpreventie en –scheiding De leerlingen worden op enigerlei wijze betrokken bij de milieuzorg. 3. Systeemgeoriënteerd

Er is een functionerend milieuzorgsysteem.

Er wordt jaarlijks een milieujaarverslag uitgebracht.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 23

Het milieuzorgsysteem wordt bewust gebruikt ten nutte van het onderwijs, bijv. als goed voorbeeld en als oefenomgeving.

4. Ketengeoriënteerd

Het milieuzorgsysteem bevat eisen aan toeleveranciers, een verkeers- en vervoersplan voor de medewerkers, en een lange termijn-visie m.b.t. gebouw en omgeving.

Het milieuzorgsysteem is gecertificeerd.

Leerlingen hebben een actieve rol in de continue verbetering en de uitvoering van het milieuzorgsysteem.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Het milieuzorgsysteem is een integraal onderdeel van de totale kwaliteits- en arbo-zorg van de organisatie.

Er is een optimale inbedding in de gebouwde en natuurlijke omgeving.

Bij de ontwikkeling daarvan speelt de organisatie, onder meer vertegenwoordigd door leerlingen, een actieve rol.

2. Expertise 2.1. Netwerk 1. Activiteitengeoriënteerd

Individuele medewerkers onderhouden contacten met bedrijven en/of expertisecentra in het werkveld, en vullen zo hun kennis en ervaring m.b.t. duurzame ontwikkeling aan.

2. Procesgeoriënteerd

De organisatie onderhoudt bestendige contacten met het werkveld.

De daar aanwezige expertise m.b.t. duurzame ontwikkeling komt ten goede aan het onderwijs: direct, bijv. door optreden van externen als gastdocent, en indirect, door vergroting van de kennis van leerkrachten.

3. Systeemgeoriënteerd

Vanuit de inhoud van het curriculum worden regelmatig peilingen uitgevoerd van de behoefte van de organisatie aan expertise m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Op basis daarvan wordt een netwerk van externe relaties onderhouden.

De daarin aanwezige expertise wordt gestructureerd doorgevoerd naar de organisatie en het onderwijs.

4. Ketengeoriënteerd

Er vindt een regelmatige uitwisseling plaats tussen medewerkers van de organisatie en het werkveld.

Daarbij is het aspect duurzame ontwikkeling expliciet gemaakt: gezamenlijk worden praktijkprojecten uitgevoerd, onderwijs ontwikkeld, en gastlessen verzorgd.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Het expertisenetwerk is internationaal en interdisciplinair van aard.

Ook maatschappelijke organisaties maken er deel van uit.

Ook de organisatie zelf heeft daarin nadrukkelijk een rol als expertisecentrum m.b.t. duurzame ontwikkeling.

2.2. Expert-groep 1. Activiteitengeoriënteerd

Een of enkele medewerkers, die belangstelling hebben voorontwikkelingen op het gebied van duurzame ontwikkeling, ondernemen initiatieven om elementen ervan in het curriculum op te nemen.

2. Procesgeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 24

Er is een groep medewerkers die, gefaciliteerd door de organisatie, hun kennis m.b.t. duurzame ontwikkelingbijhouden en onderling uitwisselen.

De groep wordt betrokken bij onderwijsontwikkeling. 3. Systeemgeoriënteerd

In de school is een permanent expertise-centrum m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Dit centrum neemt vast deel aan de onderwijsontwikkeling en heeft een directe relatie met de schoolleiding.

4. Ketengeoriënteerd

De school heeft een integrale visie op duurzame ontwikkeling en de consequenties voor het onderwijs.

De leden van de expert-groep hebben een vaste verbinding met relevante organisaties en expertisecentra, en zorgt ervoor dat kennis daaruit, overal waar nodig, terechtkomt bij schoolleiding en personeel.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Medewerkers van de school zijn (inter)nationaal toonaangevend m.b.t. duurzame ontwikkeling en de wijze waarop dat in het onderwijs inhoud krijgt.

De organisatie draagt deze expertise actief uit in binnen- en buitenland. 2.3. Ontwikkelingsplan personeel 1. Activiteitengeoriënteerd

Personeels-ontwikkeling in duurzame ontwikkeling hangt af van individuele initiatieven.

2. Procesgeoriënteerd

Er is een ontwikkelingsplan voor het personeel m.b.t. duurzame ontwikkeling.

Dit plan is voornamelijk gericht op de korte termijn.

Voor de uitvoering ervan zijn door de schoolleiding faciliteiten beschikbaar gesteld. 3. Systeemgeoriënteerd

De behoefte van de organisatie aan expertise omtrent duurzame ontwikkeling is bekend.

Het ontwikkelingsplan is gebaseerd op een match tussen deze behoefte en de individuele wensen van medewerkers naar na- en bijscholing.

Het plan is vooral gericht op de middellange termijn. 4. Ketengeoriënteerd

Het ontwikkelingsplan is gericht op de lange termijn.

Het omvat ook beleid t.a.v. aanname en ontslag, omscholing, introductie van nieuwe medewerkers.

Er is een expliciete relatie met het algemene strategisch beleid van de organisatie. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Het organisatiebeleid t.a.v. duurzame ontwikkeling is mede gebaseerd op maatschappelijke en technologische ontwikkelingen op lange termijn.

Er is een systematische terugkoppeling naar de maatschappij. 2.4. Onderzoek en externe dienstverlening 1. Activiteitengeoriënteerd

In onderzoek en/of buitenschoolse activiteiten door de organisatie komen aspecten van duurzame ontwikkeling voor.

Incidenteel komt de aldus verkregen expertise ten goede aan de leerkrachten en/of het onderwijs.

2. Procesgeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 25

De organisatie streeft naar een scala van activiteiten en dienstverlening waarin duurzame ontwikkeling nadrukkelijk van belang is.

Er is beleid dat er toe leidt dat de daarbij verkregen expertise daadwerkelijk ten goede komt aan de leerkrachten en aan het onderwijs.

3. Systeemgeoriënteerd

Beleidsmatig zorgt de organisatie ervoor, dat bij een wezenlijk deel van het onderzoek en de externe activiteiten duurzame ontwikkeling een hoofdaspect is.

Op gestructureerde wijze komt de expertise die daarmee wordt opgebouwd ten goede aan de medewerkers en het onderwijs.

4. Ketengeoriënteerd

Bij onderzoek en externe activiteiten wordt intensief samengewerkt met externe instituten met deskundigheid m.b.t. duurzame ontwikkeling, t.b.v. wederzijdse kennisvergroting.

Leerkrachten en leerlingen worden rechtstreeks bij deze samenwerking betrokken. 5. Maatschappijgeoriënteerd

De organisatie behoort t.a.v. duurzame ontwikkelingsaspecten in onderzoek en dienstverlening (inter)nationaal tot de topinstituten.

3 Onderwijsdoelen en –methoden 3.1. Profiel van de afgestudeerde

Activiteitengeoriënteerd

Het profiel van de uitstromende leerling in groep 8 bevat enkele aanwijsbare aspecten van duurzame ontwikkeling.

2. Procesgeoriënteerd

Duurzame ontwikkeling wordt expliciet in dit profiel genoemd.

Bij de vaststelling van de duurzame elementen in het profiel is het personeel actief betrokken.

Het profiel bevat een redelijk compleet beeld van kennis en vaardigheden m.b.t. duurzame ontwikkeling, naar het eigen oordeel van de organisatie.

3. Systeemgeoriënteerd

Bij de vaststelling van de duurzame elementen in het profiel van de leerling zijn ook leerlingen actief betrokken.

Duurzame ontwikkeling in brede, multidisciplinaire zin is herkenbaar terug te vinden in het profiel.

Regelmatige evaluaties en bijstellingen van het profiel vinden plaats. 4. Ketengeoriënteerd

Bij de vaststelling, evaluatie en verbetering van de duurzame elementen in het profiel is ook het werkveld actief betrokken.

Het profiel bevat alle of de meeste aspecten van duurzame ontwikkeling in brede, interdisciplinaire zin, op een evenwichtige wijze.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Bij de vaststelling, evaluatie en bijstelling van de duurzame elementen in het profiel zijn ook tal van actoren in de samenleving actief betrokken: een transdisciplinaire aanpak.

In vergelijking met collega-instellingen vervult de organisatie m.b.t. profieldefiniëring een leidende rol.

3.2. Onderwijsmethodologie 1. Activiteitengeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 26

Incidenteel ontmoet de leerling situaties waarin reflectieve vaardigheden geoefend kunnen worden.

2. Procesgeoriënteerd

Het curriculum bevat op geplande plaatsen onderdelen waarbinnen de leerling wordt gestimuleerd om een reflectieve attitude te ontwikkelen.

3. Systeemgeoriënteerd

De onderwijsmethodiek en de leeromgeving zijn zodanig ontworpen, dat de leerling nadrukkelijk en regelmatig realistische situaties ontmoet waarbinnen een reflectieve attitude vereist is.

De leerkrachten verschaffen de leerling daarover regelmatig feedback. 4. Ketengeoriënteerd

In het kader van deze feedback naar de individuele leerling worden met regelmaat de relatie besproken tussen keuzen en handelingen van de leerling en de gevolgen daarvan voor duurzame ontwikkeling op korte en lange termijn.

5. Maatschappijgeoriënteerd

In de loop van de schoolperiode ontvangt de leerling dit soort feedback van een uiteenlopende reeks van actoren in de samenleving.

3.3. Rol van de leerkracht 1. Activiteitengeoriënteerd

Een aantal leerkrachten benadrukt bij de leerlingen door de onderwijsinhoud en door hun houding en gedrag het belang van een duurzame attitude.

2. Procesgeoriënteerd

De organisatie bevordert dat alle medewerkers door hun onderwijs, houding en gedrag het belang van een duurzame attitude onderstrepen.

De leerkrachten krijgen ten aanzien hiervan feedback. 3. Systeemgeoriënteerd

In het personeelsbeleid is een duurzame attitude en een consequent duurzaam gedrag van de medewerker (zowel leerkracht als ondersteunend personeel) expliciet vermeld.

4. Ketengeoriënteerd

De organisatie vraagt stelselmatig medewerking van bedrijven waarin leerlingen praktijkprojecten uitvoeren, zodat ook daar consequent getoond wordt dat duurzaam denken en handelen een vast bestanddeel behoort te zijn van de dagelijkse professionele praktijk.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Over de vraag wat een duurzame attitude inhoudt en wat voor kenmerken duurzaam gedrag als professional en als burger betekent, wordt regelmatig door leerkrachten en leerlingen van gedachten gewisseld met relevante actoren in de samenleving.

3.4. Toetsing 1. Activiteitengeoriënteerd

Bij de toetsing van bepaalde curriculumonderdelen komen impliciet of expliciet facetten van duurzame ontwikkeling ter sprake.

2. Procesgeoriënteerd

Alle relevante facetten van duurzame ontwikkeling worden op een of andere wijze in de loop van de opleiding getoetst.

3. Systeemgeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 27

De toetsing van duurzame onderwerpen is op een weloverwogen manier over het curriculum verdeeld, rekening houdend met toename van complexiteit, werk- en toetsingsvormen, etc.

Dit is expliciet vastgelegd in schooldocumenten. 4. Ketengeoriënteerd

De toetsings-systematiek m.b.t. duurzame ontwikkeling wordt regelmatig geëvalueerd en bijgesteld m.b.v. externe experts. Deze worden ook betrokken bij de feitelijke beoordeling van leerlingenprestaties op cruciale momenten.

5. Maatschappijgeoriënteerd

De toetsing op duurzame ontwikkeling staat niet op zichzelf maar is geïntegreerd met andere, mogelijk conflicterende maatschappelijke of bedrijfsgerelateerde belangen, waardoor een beroep gedaan wordt op het afwegingsvermogen en de verantwoordelijkheid van de leerling als aanstaande volwassen medeburger.

4. Onderwijsinhoud 4.1. Curriculum 1. Activiteitengeoriënteerd

Bepaalde onderwijseenheden bevatten relevante elementen van duurzame ontwikkeling.

2. Procesgeoriënteerd

Basiskennis van duurzame ontwikkeling heeft een vaste plaats gekregen in het curriculum.

Op deze basiskennis wordt voortgebouwd in de rest van het curriculum.

Het geheel van basiskennis en verdere duurzame ontwikkelingsonderwerpen is op een doordachte wijze gerelateerd aan het profiel van de uitstromende leerling in groep 8.

3. Systeemgeoriënteerd

Duurzame ontwikkeling is systematisch in het gehele curriculum ingevoerd, conform het profiel van de uitstromende leerling in groep 8.

De relatie tussen alle onderwijs-eenheden m.b.t. duurzame ontwikkeling is expliciet gemaakt.

De onderwijs-eenheden zijn, waar mogelijk, in een duurzaam kader geplaatst. 4. Ketengeoriënteerd

De systematische opbouw van duurzame ontwikkeling in het curriculum wordt periodiek getoetst en bijgesteld m.b.v. externe experts in de diverse vakgebieden.

In het onderwijs wordt, aan de hand van realistische praktijksituaties, de relevantie van duurzame ontwikkeling getoond en geoefend.

5. Maatschappijgeoriënteerd

In het onderwijs wordt bovendien, aan de hand van realistische praktijksituaties, de relevantie van duurzame ontwikkeling in zijn volledige complexiteit voor de maatschappij als geheel getoond en geoefend.

4.2. Geïntegreerde probleemaanpak 1. Activiteitengeoriënteerd

Op individueel initiatief van leerkrachten of leerlingen vindt integratie van onderwerpen plaats op het niveau van afzonderlijke vakken of onderwerpen.

2. Procesgeoriënteerd

Het curriculum is zodanig ingericht dat regelmatig vakken c.q. onderwerpen met elkaar in verband worden gebracht.

3. Systeemgeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 28

Het curriculum bevat een systematische opbouw waarin de leerling in toenemende complexiteit oefent in het met elkaar in verband brengen van uiteenlopende aspecten van duurzame ontwikkeling.

4. Ketengeoriënteerd

Als 3, met duidelijke focus op natuurlijke randvoorwaarden en de middellange termijn.

5. Maatschappijgeoriënteerd

Als 4, met duidelijke focus op maatschappelijke randvoorwaarden en de lange termijn.

4.3. Stages en eindtermen 1. Activiteitengeoriënteerd

In opdrachten komen hier en daar elementen van duurzame ontwikkeling voor. 2. Procesgeoriënteerd

In opdrachten wordt, indien mogelijk, aandacht besteed aan aspecten van duurzame ontwikkeling.

Alle leerlingen zijn ervan op de hoogte dat dit van hen verwacht wordt. 3. Systeemgeoriënteerd

In minimaal één grote opdracht vormt duurzame ontwikkeling een van de hoofdaspecten.

Dit is vermeld in schooldocumenten.

Deze eis maakt deel uit van de systematische integratie van duurzame ontwikkeling in het curriculum.

4. Ketengeoriënteerd

Minimaal één opdracht waarin duurzame ontwikkeling een hoofdaspect vormt, dient als lid van een interdisciplinair team uitgevoerd te worden.

Dit is vermeld in schooldocumenten. 5. Maatschappijgeoriënteerd

De resultaten van het werk zoals beschreven bij 4 worden geëvalueerd door personen, afkomstig uit andere sectoren van het onderwijs; of het bedrijfsleven.

De opdracht bevat ethische aspecten, waarin de persoonlijke verantwoordelijkheid van de leerling naar voren komt.

4.4. Specialisme 1. Activiteitengeoriënteerd

Leerlingen zijn in de gelegenheid om een specialisme, gerelateerd aan duurzame ontwikkeling te kiezen.

2. Procesgeoriënteerd

De organisatie stelt een reeks van mogelijkheden beschikbaar waarin duurzame ontwikkeling een hoofdaspect is.

Leerlingen kunnen daarmee een speciaal certificaat of een aantekening behalen. 3. Systeemgeoriënteerd

Leerlingen hebben de gelegenheid om zich te ontwikkelen tot specialist op het gebied van duurzame ontwikkeling.

4. Ketengeoriënteerd

Leerlingen hebben de gelegenheid om, startend vanuit een bepaald specialisme, een brede, interdisciplinaire opdracht uit te voeren waarin duurzame ontwikkeling een hoofdrol speelt, en zo zichzelf te vormen tot generalist m.b.t. duurzame ontwikkeling. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 29

De brede interdisciplinaire opdracht wordt geëvalueerd door personen, afkomstig uit andere sectoren van het onderwijs; of het bedrijfsleven.

5. Resultaatmeting 5.1. Medewerkers 1. Activiteitengeoriënteerd

Er zijn gegevens aanwezig over de waardering die het personeel heeft m.b.t. duurzame ontwikkeling in de organisatie.

2. Procesgeoriënteerd

Er zijn over die waardering trendgegevens aanwezig.

Deze gegevens zijn geanalyseerd en gedocumenteerd. 3. Systeemgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met de doelen.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 4. Ketengeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van collega-organisaties.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van excellente organisaties in binnen- en buitenland.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5.2. Leerlingen 1. Activiteitengeoriënteerd

Er zijn gegevens aanwezig over de waardering die de leerlingen hebben m.b.t. duurzame ontwikkeling in de organisatie.

2. Procesgeoriënteerd

Er zijn over die waardering trendgegevens aanwezig.

Deze gegevens zijn geanalyseerd en gedocumenteerd. 3. Systeemgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met de doelen.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 4. Ketengeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van collega-organisaties.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van excellente organisaties in binnen- en buitenland.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5.3. Werkveld 1. Activiteitengeoriënteerd

Er zijn gegevens aanwezig over de waardering die bedrijven in het werkveld hebben m.b.t. duurzame ontwikkeling in de organisatie.

2. Procesgeoriënteerd

Er zijn over die waardering trendgegevens aanwezig.

Deze gegevens zijn geanalyseerd en gedocumenteerd. 3. Systeemgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met de doelen.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 30

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 4. Ketengeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van collega-organisaties.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van excellente organisaties in binnen- en buitenland.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5.4. Maatschappij 1. Activiteitengeoriënteerd

Er zijn gegevens aanwezig over de waardering die relevante maatschappelijke organisaties hebben m.b.t. duurzame ontwikkeling in de organisatie.

2. Procesgeoriënteerd

Er zijn over die waardering trendgegevens aanwezig.

Deze gegevens zijn geanalyseerd en gedocumenteerd. 3. Systeemgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met de doelen.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 4. Ketengeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van collega-organisaties.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling. 5. Maatschappijgeoriënteerd

Deze trendgegevens zijn vergeleken met die van excellente organisaties in binnen- en buitenland.

De conclusies van deze vergelijking zijn gebruikt bij de beleidsbepaling.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 31

Bijlage II Diagnosemodel: Integraal diagnosemodel (Camp, 1997) De onderstaande matrix is ingevuld met de bevindingen van de intake die te vinden zijn in bijlage III. Deze matrix is ontworpen door Camp en wordt gebruikt in de methodiek van de Caluwé en Vermaak als hulpmiddel voor organisatie onderzoek. In deze matrix wordt over de hele organisatie breed gekeken naar de verschillende dimensies. Deze zijn te vinden op de twee assen op de x-as is het beleid, de organisatie en het personeel, de dimensie ‘organisatiewaarden’. Op de y-as worden de technische, politieke en culturele aspecten benaderd de dimensie ‘invalshoeken voor organiseren’. De uitkomsten van deze matrix vormen de basis van vervolg diagnose met verschillende specifiekere modellen (Camp, 2004). In de onderstaande punten matrix is een duidelijk beeld te zien van verschillende factoren die een rol spelen bij organisaties. De aspecten van deze matrix kan worden gezien als aspecten die een succesvolle organisatie vormen. De dikgedrukte punten, zijn de punten waar mogelijk het een en ander verbeterd kan worden om duurzaam gedrag en bewustwording van duurzaamheid onder studenten binnen de SASS te verhogen.

Beleid Organisatie Personeel

Technisch Doelen en werkwijze Taken en bevoegdheden Deskundigheid

- Mate van concreetheid

- Aanwezigheid van beleidkaders

- Omschreven kwaliteitsnormen –beheer

- Financieringssysteem - Financiële kaders

- Rol bestuur - Leiding - Geografische

spreiding van contacten

- Koppeling van verschillend taken

- Afstemming individuele dienstverleners en diverse disciplines

- Kerstboomstructuur

- Structurele aanpak opleidingen

- Kwaliteit en inzet medewerkers

- Permanent educatie

- Sociaal beleid: omgaan met ziekte uitval, verloop, motivatie

-

Politiek Beleidsbeïnvloeders Besluitvorming Autonomie

- Contact en communicatie met klanten

- Klanten nadrukkelijker bij het beleid betrekken.

- Invloed van bestuur - Belanghebbenden bij

beleidsontwikkeling

- Inbreng serieus nemen

- Wantrouwen - Verborgen agenda’s - Onvoldoende gehoor - Verstopping - Spelen via persoon - Bekendheid van

leiding met werkers in het veld

- Arbeidsvreugde - Loopbaanbeleid - Inkadering voor

medewerkers - Aandacht voor

medewerkers - Beloning - Speelruimte - Status - Werkdruk

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 32

Cultureel Bedrijfsklimaat Samenwerking Houding

- Historische belasting - Betrokkenheid bij

toekomstig beleid - Afdelings-

betrokkenheid - Werkklimaat - Cultuur van politieke

bedrijven

- Vergaderfrequentie - Vergaderdiscipline - Eigen toko bovenaan - Ondersteuning

medewerkers - Onderlinge omgang - Inbreng van kennis

en ervaring - Gezamenlijk

optrekken in werk - Samenwerking - Informatie

verstrekking

- Persoonlijke inzet

- Creativiteit - Pingpong-gedrag - Zicht op inzet - Kwetsbaar

opstellen - Motivatie - Stijl van leiding

geven

Aandachtspuntenmatrix (Camp, 1996) Uit verschillende onderzoeken via interviewen en enquêtes is er een beeld gekregen van wat er mogelijk binnen de SASS een rol speelt. De resultaten zijn als eerst gekoppeld aan de aandachtspuntenmatrix van Camp (1996) om te bepalen welke aspecten van de negen kwadranten een rol spelen. Hierdoor zijn er mogelijk verbanden gevonden met behulp van de aandachtspuntenmatrix. Mogelijke knelpunten voor verandering zijn gevonden bij: Beleidsbeïnvloeders (de beleidvoering op politiek niveau)

Contact en communicatie met klanten

Klanten nadrukkelijker bij het beleid betrekken

Invloed van bestuur Het is mogelijk dat een lage effectiviteit in de communicatie tussen de SASS en de studenten hun houding tegen duurzaamheid binnen de SASS beïnvloedt. Studenten zijn hierdoor niet op de hoogte dat er naar een duurzamer beleid wordt gestreefd. Ook is er onbekendheid onder de studenten over de verschillende vormen van duurzaamheid. Het is mogelijk dat dit ook invloed heeft op de houding van de studenten, waardoor duurzaamheid niet een hoge prioriteit heeft. Bedrijfsklimaat (de beleidvoering op cultureel niveau):

Betrokkenheid bij toekomstig beleid

Afdelingsbetrokkenheid Hier geldt hetzelfde, de studenten hebben weinig over idee het feit of de SASS zich inzet voor duurzaamheid, omdat de student weinig betrokken wordt bij dit beleid. Taken en bevoegdheden (de organisatie op technisch niveau):

Leiding Er wordt minimaal leiding gegeven aan studenten over gedrag met betrekking tot duurzaamheid.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 33

Besluitvorming (de organisatie op politiek niveau):

Inbreng serieus nemen De student vraagt zich af of zijn inbreng serieus genomen wordt, waardoor motivatie voor het ondernemen van stappen met betrekking tot duurzaamheid in elk geval beperkt zou kunnen worden. Samenwerking (de organisatie op cultureel niveau):

Inbreng van kennis en ervaring

Gezamenlijk optrekken in werk

Informatie verstrekking Er wordt weinig informatie verstrekt met betrekking tot duurzaamheid en ook is niet bekend wie binnen de SASS de ervaringsdeskundige zijn m.b.t. duurzaamheid. De student wordt verder weinig betrokken bij projecten met betrekking tot duurzaamheid. Deskundigheid (het personeel op technisch niveau):

Kwaliteit en inzet medewerkers

Studenten zien docenten weinig aan duurzaamheid doen. Schoonmakers binnen de SASS geven aan dat docenten soms net zo veel rommel maken als de studenten. Als dit zo blijkt te zijn, betekent dit dat er een slecht voorbeeld wordt gegeven.

Autonomie (het personeel op politiek niveau):

Beloning

Op dit moment worden er geen beloningen uitgedeeld wanneer studenten zich duurzaam gedragen. Ook worden er geen straffen uitgedeeld, wanneer ze dit niet doen. Houding (het personeel op cultureel niveau):

Persoonlijke inzet

Creativiteit

Motivatie

Stijl van leidinggeven Zoals eerder genoemd zien schoonmakers de leraren (de leidinggevenden en aanspreekpunten van de studenten), zich weinig inzetten voor duurzaamheid (bv.: het opruimen van rommel) en lijken ze er nog niet veel voor gemotiveerd. Ook de studenten zijn weinig gemotiveerd en zijn weinig creatief voor het bedenken hoe ze zich zo duurzaam mogelijk op kunnen stellen.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 34

Bijlage III Diagnosemodel: Biografische fit (Lievegoed, 1981) Dit model richt zich op welke verschillende levensfasen zich bevinden in de groep te beïnvloeden mensen en waar je bij een dergelijke levensfase op moet letten. Elke levensfase heeft kenmerken waarop gelet dient te worden, bij het op gang brengen van een verandering. Aangezien de interventies voornamelijk gericht zijn op studenten en de meeste studenten rond de 20 zijn (op uitzonderingen na), zijn de kenmerken van de volgende levensfasen van belang bij de interventies op studenten:

Twintigers, een periode van oriëntatie: testen, op de tenen lopen en afwisseling.

Dertigers, carrière maken: scoren, ontplooiing, werk organiseren, verantwoordelijkheden nemen, verbinding maken met mensen en evenwicht zoeken tussen werk en privé.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 35

Bijlage IV Diagnosemodel: Leercurve Hieronder volgt de leercurve die vaak van toepassing is bij een grote verandering (Wijnen , Weggeman & Kor, 1999). Een verandering teweeg brengen gaat nooit zonder slag of stoot. Wanneer de eerste interventies worden geïmplementeerd, kan het zijn dat deze in eerste instantie goed lijken te werken. Vaak komt er na verloop van tijd nog een terugval. Pas na de terugval zal blijken of een dergelijke interventie een blijvende verandering in gang heeft gezet. Het is goed om te kijken waar de studenten nu staan met betrekking tot het veranderingsproces richting meer duurzaam gedrag.

Fig 2.0: De individuele verandercyclus (Wijnen et al., 1999)

Een veranderproces in het algemeen is altijd lastig. Het bovenstaande verandercyclus is ook zeer van toepassing op studenten. De studenten ervaren niet dat de SASS bezig is met duurzaamheidsbeleid en zullen daarom niet verder zijn dan fase 1. Er kan dus van tevoren rekening gehouden worden met de zeven andere fasen die nog zullen komen, wanneer er veranderingen teweeg gebracht gaan worden.

Een veranderingstraject onder studenten zou er als volgt uit kunnen zien: wanneer er een nieuwe duurzaamheidsregeling binnen de SASS wordt geïmplementeerd, bijvoorbeeld het verplicht stellen mee te doen aan duurzaamheidsprojecten (1), kan het ertoe leiden dat men zich in eerste instantie gaat verzetten hiertegen (2). Studenten vinden het misschien te overdreven dat men hier een zodanig groot punt van maakt. Studenten kiezen er misschien voor om dergelijke projecten te negeren (3), maar omdat het verplicht is en ze er niet omheen kunnen kan er boosheid (4) ontstaan. Er kan ook onzekerheid bij komen kijken, omdat ze nog niet weten of en hoe ze in staat zijn een dergelijk project vorm te geven. Het belang van het voorgaande voorbeeld, is om duidelijk te maken dat een dergelijk veranderproces lang kan duren en dat het vaak gepaard gaat met vallen en opstaan.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 36

Bijlage V Literatuurstudie

Uit het causale diagram dat in hoofdstuk 2 is behandeld, kwamen verschillende verbanden naar voren die invloed kunnen hebben op de mate waarin duurzaam gedrag wordt vertoond onder studenten binnen de SASS. Door de diagnose werd duidelijk dat volgens betrokkenen, binnen de SASS, een aantal aspecten op cultureel/politiek en organisatorisch/personeel niveau niet naar wens functioneert. Door, via gerichte diagnose, verder op deze aspecten in te zoomen bleek, dat hierbinnen met name knelpunten worden gevonden rond de factoren attitude en sociale invloed. Binnen de veronderstelde causale relaties valt op dat bepaalde factoren meer invloed lijken uit te oefenen dan andere. De methodiek van De Caluwé en Vermaak (2010) labelen deze factoren als de (voorlopige) ‘angel van het probleem’. De veronderstelde relaties in de angel zijn vervolgens onderzocht op wetenschappelijke waarde en waarheid aan de hand van de volgende vragen.

1. Hoe kan de attitude van de studenten tegenover duurzaamheid beïnvloed worden?

2. Hoe kan de sociale invloed van de studenten beïnvloed worden?

3. Hoe beïnvloed je de eigen effectiviteit van studenten tegenover duurzaamheid? Naar aanleiding van de gevonden inzichten is uiteindelijk bepaald of de voorlopige angel houdbaar bleek, en of er aanvullingen of wijzigingen nodig waren om de angel te vormen naar een vruchtbare ‘kiem tot verandering’ (De Caluwé en Vermaak, 2006). Zoals eerder genoemd is het van belang dat de attitude tegenover duurzaamheid van de studenten verandert en is het van belang dat de sociale invloed tegenover duurzaamheid positiever wordt. Deze samen leiden tot het beantwoorden van de hoofdvragen. Per deelvraag zijn ook een aantal subvragen gesteld, om nog specifieker in te gaan op de kern van het probleem. Hoe kan de attitude van de studenten tegenover duurzaamheid beïnvloed worden? De attitude bestaat uit kennis, in hoeverre de kennis nuttig is en positief staat tegenover duurzaamheid en bewustwording van duurzaamheid. Er dient nuttige kennis over duurzaamheid overgedragen te worden en er dient rekening gehouden te worden met hoe studenten het beste bewust gemaakt kunnen worden.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 37

Wanneer zullen studenten kennis als nuttig ervaren? De Verwachtingstheorie van Vroom (Wigfield, 1994) Mensen raken gemotiveerd van hetgeen wat voor hen waardevol is. Bij de Verwachtingstheorie van Vroom zijn er een drietal elementen in deze theorie van belang.

1. Expectancy: in hoeverre moet ik me inspannen om de gewenste resultaat te behalen.

2. Instrumentality: een verwachting dat een bepaalde prestatie leidt tot een bepaald resultaat.

3. Valence: de waarde die een bepaald resultaat heeft voor een individu.

Motivatie wordt gedefinieerd als: E x I x V = Expectancy x Instrumentaliteit x Valentie. Mocht één van deze drie factoren minimaal zijn, dan resulteert dat in een lage hoeveelheid motivatie. Fig. 3.0 Uit onderzoek van Wigfield (1994) blijkt dat wanneer de waarde van een bepaald doel hoog verwacht wordt, er beter gepresteerd zal worden om dat doel te behalen. Goalsetting van Locke & Latham (1979) Deze integrale aanpak laat zien welke factoren beïnvloed moeten worden om mensen te motiveren. In deze aanpak worden de behoeften, capaciteiten en de omgevingsinvloeden meegenomen, om de motivatie van anderen te vergroten. Volgens de onderzoekers Cron, Slocum, e.a. (2005) wordt de goalsettings-theorie gezien als één van de meest gevalideerde theorieën op het gebied van motivatie. Uit een ander onderzoek van Haslam, Wegge en Postmes (2005) blijkt dat het stellen van doelen voor groepen moeilijker is dan het stellen van doelen voor individuen. Volgens de onderzoekers komt dit doordat een groep meer weerstand biedt. Ook zij bevestigen dat goal-setting de manier is om prestaties te verbeteren. Doelen die door een groep opgesteld zijn, vergroot de sociale identiteit van de groep (Wegge, Haslam, 2005). De groepscohesie wordt daardoor vergroot en de prestaties zijn over het algemeen beter. Dit komt door het competitieve element dat er dan heerst tussen de groepsleden onderling.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 38

Het MODE-model van Fazio (1990) geeft aan dat mensen niet altijd de mogelijkheden hebben of niet altijd even gemotiveerd zijn om een uitvoerige afweging te maken. In dit model wordt de sterkte van de associatieve relatie (tussen de situatie en de attitude) uitgedrukt. Het model gaat ervan uit dat wanneer iemand een negatieve attitude heeft tegenover duurzaamheid, diegene wel in staat is om dergelijk gedrag te vertonen wanneer diegene ervoor is gemotiveerd. De theorie stelt dat tijdelijk de eigenlijke attitudes genegeerd kunnen worden wanneer er impulsiviteit in het spel is. Dit kan voorkomen wanneer men geen tijd vrij maakt voor het bewust afwegen van voor- en nadelen. Dus wanneer iemand een slechte ervaring heeft met duurzaamheid, dan zal diegene naar alle waarschijnlijkheid geen duurzaam gedrag vertonen, tenzij diegene zich op dat moment erg gedreven voelt. Volgens de onderzoekers Fazio en Zanna (1981) kan de attitude van iemand wel veranderd worden. De onderzoekers stellen dat door een meer positieve blootstelling aan duurzaamheid, attitudeverandering kan plaatsvinden. Wanneer duurzaam gedrag wordt vertoond, ook al is dit ontstaan vanuit een impuls, dan is het zaak dat dit gestimuleerd wordt via operant conditioneren: de student belonen voor zijn of haar gedrag (Staddon, Cerutti, 2002). De kans is dan groter dat de student het gedrag blijft vertonen. Hierover later meer.

Hoe kan nuttige kennis het beste worden overgedragen aan studenten? Sociale-beoordelingstheorie (Sherif, et al., 1965) Er zijn vijf principes van de sociale-beoordelingstheorie:

1. We beoordelen standpunten die ons moeten overtuigen, via beoordelingscategorieën die in ons zitten.

2. De informatie die ons moet overtuigen, wordt wanneer het wordt ontvangen, in een beoordelingscategorie geplaatst.

3. Wanneer wij ons kunnen vinden in de informatie die ons moet overtuigen, dan plaatsen wij dit graag in een beoordelingscategorie.

4. We zijn geneigd de binnenkomende informatie te veranderen, tot ze in onze beoordelingscategorieën past.

5. Middelmatige of kleine verschillen tussen onze standpunten en de standpunten die ons moeten overtuigen, kan ertoe leiden dat wij onze standpunten aanpassen. Grote verschillen veranderen ons standpunt niet.

Om ervoor te zorgen dat studenten een positieve attitude tegenover duurzaamheid krijgen, is het van belang informatie te brengen, die redelijk aansluit bij hoe de studenten er naar kijken. Stel dat alle studenten van mening zijn dat duurzaamheid zinloos is, dan is het volgens deze theorie onverstandig om standpunten in te brengen die het tegenovergestelde beweren. De informatie zou dan niet aansluiten bij studenten, waardoor het ook niet wordt gewaardeerd. Wanneer er in eerste instantie mee ingestemd wordt en later stap voor stap wordt laten zien dat toch het tegenovergestelde waar is, dan zijn studenten wel hun mening stap voor stap aan het aanpassen. Dit kan dan herhaalt worden tot de mening tegenover bepaalde aspecten van duurzaamheid positief is. Angstaanjagende beelden theorie (Brug et al., 2008) Dit is een techniek die ervoor zorgt dat de aandacht er goed bij blijft, en dat de voorlichting absoluut serieus genomen moet worden. Wel moet hierbij vermeld worden dat dit voornamelijk in het begin wordt toegepast, daarna wordt voornamelijk aandacht besteed aan andere technieken die onder andere de eigen effectiviteitsverwachting stimuleren. Dit omdat angstaanjagende beelden (vorm van straffen) niet erg zinvol is, als de doelgroep zich niet in staat acht het gewenste gedrag te kunnen uitvoeren.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 39

Om ervoor te zorgen dat studenten wat met nuttige kennis over duurzaamheid gaan doen, is het van belang dat er nadruk wordt gelegd op de negatieve gevolgen van wanneer men de nuttige kennis niet volgt. Zolang er maar rekening gehouden wordt met het feit dat studenten wel in staat moeten zijn de nuttige kennis in praktijk te brengen.

Hoe kan je studenten het beste bewust maken van duurzaamheid? Elaboration likelihood model (Petty & Cacioppo, 1986) Het Elaboration likelihood model is een model dat beschrijft wat de manier is waarop attitudes veranderen en gevormd worden. Volgens dit model kunnen attitudes zowel bewust als onbewust gevormd worden. In dit model staan twee routes onderscheiden die kunnen leiden tot overtuiging:

De centrale route: wanneer getracht wordt iemand te overtuigen, dan kan de boodschap aandachtig opgenomen worden. Dit gebeurt alleen wanneer iemand zich betrokken voelt tot de boodschap. Diegene zal dan alternatieven in ogenschouw nemen, een afwegingen maken tussen deze alternatieven en hierover een oordelen vormen. Een oordeel leidt vervolgens tot een bepaalde houding (attitude).

De perifere route: wanneer getracht wordt iemand te overtuigen en diegene voelt zich niet betrokken tot de boodschap, dan gaat mogelijke overtuiging via deze route. Vaak zijn dit dan zaken waarvoor men zich niet te veel wilt inspannen. Men is dan vaak al overtuigd door een mooie folder of door de hoeveelheid argumenten in plaats van de kwaliteit ervan.

Er dient hierbij rekening gehouden te worden met het feit dat de oordelen via de centrale route langer stand houden dan die via de perifere route zijn gevormd. Er zijn meerdere manieren om studenten een keuze te laten maken. Het is van belang dat studenten de keuze maken zich in te zetten voor duurzaamheid. Om ervoor te zorgen dat dergelijke inzet blijven is, is het van belang een onderwerp met betrekking tot duurzaamheid te vinden waar studenten zich zeer betrokken bij voelen. Dit is van belang zodat keuzes gemaakt worden via de centrale route. Dit leidt ertoe dat men langer achter de gemaakte keuze staat en het waarschijnlijker wordt dat men zich langer blijft inzetten. Studenten kunnen echter ook via de perifere route worden overgehaald om eenmalige dingen te doen met betrekking tot duurzaamheid. Die enkele keer is ook waardevol, aangezien er tijdens het uitvoeren van duurzaam gedrag, er de mening gevormd kan worden dat het toch als nuttig wordt ervaren. De zelfperceptie theorie beschrijft waarom dit zo werkt. Zelfperceptie theorie (Bem, 1972) Deze theorie stelt dat wanneer men eenmaal gedrag uitvoert (al is dit gedrag niet overeen met de attitude), men geneigd is zijn attitude zo aan te passen, dat de attitude overeenkomt met het gedrag. Dus wanneer men zich uiteindelijk duurzaam heeft moeten inzetten, dan kan het met zich meebrengen dat men de attitude vormt dat duurzaamheid belangrijk is. Wanneer studenten zich duurzaam gedragen zijn ze geneigd hun attitudes hierop aan te passen. Mensen willen nou eenmaal niet tijd stoppen in dingen doen die ze niet leuk vinden. Wellicht is men geneigd om er dan het positieve van in te zien, om het draaglijker te maken. Wanneer men dus eenmalig over te halen is voor een duurzaam project of iets dergelijks, kan het zijn dat de attitude wordt ontwikkeld dat men duurzaamheid belangrijk vindt. Dit leidt dan tot bewustwording van het nut van duurzaamheid.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 40

Hoe kan de sociale invloed van de studenten beïnvloed? De SASS streeft naar een duurzamer academie en zoekt balans tussen de drie P’s van duurzaamheid (profit, planet en people). Er worden meerdere programma’s, projecten en instrumenten ingeschakeld om dit doel te realiseren. Ondanks de inzet wordt er door de studenten geen verschil opgemerkt in het beleid van de Hanze Hogeschool met betrekking tot duurzaamheid. Hoe de Hanze Hogeschool het goede voorbeeld kan geven met betrekking tot duurzaamheid en hoe dit kan leiden tot duurzaam gedrag onder studenten staat hieronder weergegeven.

Kan de Hanze Hogeschool het goede voorbeeld geven om duurzaam gedrag te beïnvloeden?

In het onderzoek van Molly, Aurelia en Shows (2009) is onderzoek gedaan naar wat voor gevolgen Eco-friendly attitudes hebben, op het vertonen van Eco-friendly gedragingen. Dit hebben ze onderzocht met behulp van Eco-friendly eten op campus. Tijdens het onderzoek kwam er naar voren dat de attitude van mensen een grote rol speelde in het uiteindelijk vertonen van duurzaam gedrag. Studenten die behoefte hadden om duurzamer te zijn gingen eerder dit gedrag vertonen als de mogelijkheid ervoor was. Door de beschikbaarheid van Eco-friendly eten gingen mensen het eten ook kopen. Als studenten zien dat anderen, die belangrijk voor hen zijn, op een bepaalde manier zich duurzaam gedragen, dan zijn ze geneigd dit gedrag te imiteren. Dit heeft echter ook betrekking op gedragingen die niet duurzaam zijn. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van het nabootsen van rook gedrag zijn. Deze manier van gedrag oproepen heet modeling. Uit het onderzoek van Kahn en Cangemi (1979) kwam er naar voren dat het beeld die iemand heeft over een belangrijke ander een grote rol speelt in het overnemen van het gedrag. Uit het onderzoek is er naar voren gekomen dat studenten binnen de SASS onbekend zijn met het duurzaam beleid van de academie. Studenten hebben wel het gevoel dat ze duurzaam kunnen zijn, maar het komt vaak naar voren dat studenten geen duurzaam gedrag vertonen. Uit vorige hoofdstukken is naar voren gekomen dat de attitude en Sociale invloed een rol speelt in het uiteindelijk vertonen van duurzaam gedrag. In dit onderzoek zal er worden gekeken naar wat voor invloed betrokkenheid kan hebben op duurzaam gedrag en hoe je deze betrokkenheid kunt creëren. Sociale vergelijkingstheorie (Vonk, 2005) De sociale vergelijkingstheorie gaat ervan uit dat mensen zich spiegelen aan anderen. Dit doen ze om na te gaan of ze de juiste denkbeelden en opinies hebben. Mensen die niet snel een eigen mening hebben en vaak niet weten wat ze ergens van moeten vinden kiezen vaak personen uit die veel op hen lijken. Ze proberen te achterhalen wat deze personen ergens van vinden en om die manier vormen zij hun mening. Het hoeft er niet meteen toe te lijden dat de mening wordt overgenomen.

Hoe creëer je commitment m.b.t. duurzaamheid onder studenten? Uit het onderzoek van Sheng en Tian (2010) blijkt hoe je betrokkenheid kan creëren bij mensen. Volgens het onderzoek van Sheng, Tiang (2010) en Costa (2003) wordt betrokkenheid beïnvloed door drie aspecten, namelijk teamwork behaviors (groepsgedrag),

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 41

trust (vertrouwen) en perceived team support (ervaren sociale steun). Deze drie aspecten zorgen voor betrokkenheid. - Groepsgedrag: groepsgedrag houdt in hoe de mensen met elkaar omgaan. Het groepsgedrag betreft de communicatie onderling en het maken van projecten. Hoe meer interactie de groep heeft, hoe hoger de kans wordt dat er vertrouwen ontstaat (een element die leidt tot betrokkenheid). - Vertrouwen: vertrouwen bestaat uit twee aspecten: affectie en cognitie. Onder affectie wordt een hoge mate van sociale interacties in de groep verstaan en onder cognitie wordt verstaan wanneer een persoon waarneemt dat het gedrag van het verleden betrouwbaar is en dat de persoon voldoet aan de kwalificaties van het beroep (Sheng en Tiang, 2010). Vertrouwen is wel iets dat moet worden opgebouwd en neemt dus veel tijd in beslag. - Sociale steun: sociale steun wordt gezien als de mate waarin men met elkaar zaken uit wissel. Dit maakt dat mensen het gevoel krijgen dat ze voor elkaar zorgen en elkaar waarderen. In het onderstaande diagram is een beeld te zien van hoe de aspecten elkaar beïnvloeden.

Fig 4.0: Vormen van betrokkenheid (Sheng en Tiang, 2010)

Betrokkenheid wordt beïnvloed door de drie bovengenoemde aspecten. Deze aspecten hebben een versterkend vermogen, maar wanneer een aantal aspecten niet aanwezig zijn kan de betrokkenheid nog verder dalen. Sociale steun schijnt de belangrijkste factor te zijn die betrokkenheid beïnvloedt. Mensen die sociale steun en vertrouwen ervaren en omgeven zijn door duurzaam groepsgedrag, blijken ook sneller mee te willen werken aan een bepaald doel of taak en zijn dan ook meer bereid om op lange termijn te werk te gaan (Sheng en Tiang, 2010). Hieruit kan geconcludeerd worden dat een hoge mate van betrokkenheid, kan zorgen dat studenten binnen de SASS meer duurzaam gedrag zal vertonen op school maar ook in hun dagelijks leven.

Groepsgedrag

Ervaren sociale steun

Vertrouwen Betrokkenheid

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 42

Hoe beïnvloed je de eigen effectiviteit van studenten tegenover duurzaamheid? Sociaal cognitieve theorie (Bandura, 1988) De sociaal cognitieve theorie is een leertheorie die zegt dat mensen gedrag leren door naar anderen te kijken. Hierbij hebben de omgeving, het gedrag en de cognities allemaal invloed bij de ontwikkeling van de persoon. Deze drie onderdelen hebben allemaal effect op elkaar. Bijvoorbeeld wanneer iemand in je omgeving duurzaam gedrag vertoont en je ziet dit dan zul je dit zelf ook eerder aanleren. Aansluitend hierbij wordt je eigen effectiviteit verhoogd wanneer je anderen bepaald gedrag ziet vertonen(Bandura, 1988). Aan de hand van deze theorie zijn er een viertal manieren om eigen effectiviteit te verhogen. Succes ervaringen Doormiddel van succes ervaringen wordt de eigen effectiviteit verhoogd. Dit doordat je het gevoel hebt dat je het kunt en dat het je de volgende keer ook zal lukken. Echter des te simpeler de taak des te eerder dit gevoel zwakker wordt en dan zullen tegenslagen ook harder aankomen. Mislukkingen zorgen er dan weer voor dat men aan zichzelf gaat twijfelen. Om dit te vermijden is het belangrijk om door te zetten bij tegenslagen, omdat langdurige inspanning ervoor zorgt dat je vertrouwen in je eigen kunnen krijgt. Waardoor je later weer beter met tegenslagen om kunt gaan(Bandura, 1988). Plaatsvervangende ervaringen Een tweede manier om de eigen effectiviteit te verhogen is doormiddel van modeling. Modeling is dat wanneer mensen zien dat belangrijke anderen voor hen bepaald gedrag vertonen dat ze eerder geneigd zijn dit gedrag te imiteren (Bandura, 1988). Aansluitend hierbij is het zo dat wanneer belangrijke anderen succesvol gedrag laten zien dat de eigen effectiviteit ook verhoogd wordt. Dus wanneer er duurzaam gedrag vertoont wordt door de omgeving zal men het gevoel hebben dat men dit zelf ook eerder kan. De keerzijde hiervan is echter weer dat wanneer de belangrijke anderen ondanks grote inzet alsnog falen in het vertonen van gedrag dan zal de eigen effectiviteit juist verlaagd worden (Bandura, 1988). Sociale aanmoediging Sociale aanmoediging is een derde manier om de eigen effectiviteit te verhogen. Wanneer iemand op een realistische manier wordt aangemoedigd om bepaald gedrag te vertonen, dan zal er meer inzet vertoond worden dan wanneer men geplaagd wordt door het twijfelen aan het eigen vermogen. Echter wanneer dit niet op een realistische manier gedaan wordt loopt men het risico dat het gedrag te lastig is om te vertonen en dat er gefaald wordt. Wat de eigen effectiviteit dan weer verlaagd (Bandura, 1988). Wat ook belangrijk is om de voortgang van de ontwikkeling van het gedrag te behouden is om succes te meten per individu dan door elk individu met elkaar te vergelijken (Bandura, 1988). Psychologische staat Een vierde manier, die echter weinig van pas is op de situatie, heeft te maken met de psychologische staat van de persoon. Oftewel dat er rekening gehouden moet worden met de lichamelijke stress van de persoon. Mensen zien spanning en opwinding als tekens van zwakte. Een manier om de eigen effectiviteit te verhogen is door deze spanning en of opwinding weg te nemen. Waardoor men het vertrouwen weer terug krijgt (Bandura, 1988).

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 43

Conclusies Ten eerste hoe kan de attitude van de studenten tegenover duurzaamheid beïnvloed worden? Uit het bovenstaande onderzoek (Wigfield, 1994) blijkt dat de attitude kan worden beïnvloed door verschillende aspecten. Dit kan door de studenten hun kennis te vergroten over duurzaamheid, door nuttige kennis over duurzaamheid over te dragen. Ook de attitude ten opzichte van duurzaamheid dient bij de studenten positiever te worden. Het is van belang dat de informatie, die wordt verspreid, redelijk aansluit bij de kijk van de studenten. Tot slot dient ervoor gezorgd te worden dat studenten keuzes maken via de centrale route, om voor een hogere betrokkenheid te zorgen, zodat de studenten achter hun keuzes blijven. Wel dienen studenten zich, of ze nu een positieve attitude ten opzichte van duurzaamheid hebben of niet, met duurzaamheid bezig te houden. Dit omdat mensen er niet van houden gedrag te laten zien die niet overeenkomt met hun attitude. Wanneer ze dus eenmaal dergelijk gedrag moeten laten zien, dan is de kans aanwezig dat mensen liever hun attitude aanpassen dan hun gedrag. Ten tweede hoe kan de sociale invloed van de studenten beïnvloed worden? Uit het bovenstaande onderzoek (Sheng en Tian (2010) blijkt dat het sociale invloed van studenten op drie verschillende niveaus kan worden beïnvloed. Namelijk groepsgedrag, vertrouwen en ervaren sociale steun. Door deze drie genoemde aspecten kan betrokkenheid worden gevormd en verhoogd. Er blijkt dat mensen die deze factoren ervaren ook sneller bereid zijn om zich bezig te houden met de op langer termijn gestelde doelen. Tot slot hoe beïnvloed je de eigen effectiviteit van studenten tegenover duurzaamheid? Uit het onderzoek van Bandura (1988) blijft dat de eigen effectiviteit verwachting op verschillende manieren kan worden beïnvloed. Men kan door zijn succes ervaring zijn eigen effectiviteit verwachting verhogen(vertrouwen dat het de volgende keer weer lukt of zelfs beter). Ten tweede door modeling, als men anderen bepaalde gedrag zien vertonen, kan men het idee krijgen dat zij ook in staat zijn tot dergelijk gedrag.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 44

Bijlage VI Kleurendruk denken

In dit document worden er op verschillende momenten verwijzingen gemaakt naar verschillende kleuren. In het verandertraject is er gekeken naar Eemszorg regio Oost met behulp van de kleurendruk denken theorie. De kleurendruk denken is gebaseerd op vijf kleuren namelijk geel, rood, groen, blauw en wit druk denken. Volgens de Caluwe (2010) zijn deze kleuren een handig instrument om organisaties en vraagstukken te analyseren, mensen en situaties te typeren en ook om een ordening van verschillende aspecten te kunnen maken (Caluwe,de & Vermaak, 2010). In dit veranderingstraject wordt er gebruik gemaakt van deze methode. We zullen nu de kern van de drukdenk kleuren beschrijven. Geeldrukdenken Geeldrukdenken is gebaseerd op macht en politiek bij organisaties de belangen liggen bij conflicten en macht. Succes wordt vaak gezien als een competitief gevecht met andere belangenpartijen, denk aan positionering. Volgens de Caluwe (2010) wordt er bij geeldrukdenkers verondersteld dat mensen pas zullen veranderen als je rekening houdt met hun eigen belang of als je ze tot bepaalde opvattingen kunt verleiden of dwingen. Het bijeenbrengen van meningen of standpunten en het vormen van coalities of machtsblokken zijn favoriete manieren van doen in dit soort veranderingstrajecten. Men kan denken aan een formeel hiërarchische omgeving. Blauwdrukdenken Blauwdrukdenken is gebaseerd op het planning. Om tot een doel te komen moet er eerst rationeel worden gedacht over een vraagstuk pas daarna kan een oplossing worden geïmplementeerd. Bij blauwdrukdenkers wordt verondersteld dat mensen of dingen zullen veranderen als je van tevoren een duidelijk gespecificeerd resultaat vastlegt, alle stappen grondig plant en zowel het resultaat als de weg ernaartoe goed beheerst. De projectaanpak is een uitingsvorm van deze manier van denken. Voor veranderingstrajecten waarbij resultaat en weg goed zijn te omschrijven en te voorspellen is dit een favoriete aanpak. Rooddrukdenken Rooddrukdenken is gebaseerd op de sfeer, het samen gevoel van een groep. Een kenmerk van rooddrukdenken is dat men probeert vaak zoveel mogelijk mensen te betrekken en bereiken. Bij rooddrukdenkers wordt ervan uitgegaan dat mensen en organisaties zullen veranderen als je de juiste HRM-instrumenten inzet en je deze op een goede manier gebruikt. Mensen veranderen, met andere woorden, als je ze beloont (door salaris, promotie, bonus, goede beoordeling) of ‘ straft’ (door demotie, slechte beoordeling) of als mensen zich prettig, gerespecteerd en gewaardeerd voelen. Groendrukdenken Groendrukdenken is gebaseerd op het blijven ontwikkelen van mensen. Ontwikkeling wordt gezien als een continu proces waarbij mensen zich zelf kan gaan sturen. Mensen vermoeden dat cognitieve disfuncties hier de oorzaak voor de meeste problemen zijn. Termen zoals feedback, reflecteren, experimenteren en ontwikkelen zijn kenmerken van groendrukdenkers. Bij groendrukdenkers liggen veranderen en leren als begrippen dicht tegen elkaar aan. Mensen veranderen als ze gemotiveerd zijn om te leren, als ze in leersituaties worden gebracht en als hen effectieve wegen worden aangereikt om andere manier van doen te leren.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 45

Witdrukdenken Witdrukdenken is gebaseerd op zelfsturing. Witdruk denken kan worden gezien als een onvoorspelbaar systeem waarin men tegelijkertijd met elkaar interacteert. Bij witdrukdenkers is het beeld dat alles (autonoom, als vanzelf) in verandering is, alles stroomt. Waar energie zit, veranderen er dingen. Complexiteit wordt als verrijkend, niet als verstorend opgevat. Beïnvloeden van de dynamiek is een favoriete aanpak. Het gaat meer om verandering mogelijk maken, te zoeken naar de kiemen voor vernieuwing en creativiteit, dan om te sturen of te richten. Een bekende visie van witdrukdenken is, Zingeving is sturend In het onderstaande figuur zijn verschillende kenmerken van de kleurdrukdenken te zien. Fig. 5.0: Kenmerken, kleuren, & kleurdrukdenken

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 46

Bijlage VII Verloop van weerstand

Is er weerstand tegen verandering en wordt dit opgemerkt? Uit onderzoek van Alberdingk (1996) blijkt dat veranderingen, weerstand met zich mee brengt. De SASS streeft naar een duurzamer student. Hoe kijken studenten naar duurzaamheid, hoe leven ze nu? Door deze vragen wordt er naar studenten binnen de SASS gekeken met de weerstandstheorie. Veranderingen kunnen een gevoel van weerstand bij mensen oproepen. Mensen vragen zich af of ze de verandering wel aankan. Mensen ervaren gevoelens als het verliezen van controle of positie, studenten kunnen denken dat ze de controle over hun eigen levensstijl verliezen zelf het gevoel dat ze hun positie verliezen kan een rol spelen, studenten kunnen hierbij denken dat ze geen inbreng hebben in het verandering. Maar verandering daagt studenten ook op andere niveaus uit. Veranderingen kosten tijd en energie en kunnen bestaande plannen en beloften storen. Alberdingk (1996)beschrijft in zijn model drie type mensen. Allereerst de early adapters, dit zijn mensen die iets anders willen en gaan gemakkelijk mee in de verandering zonder weerstand, maar samen vormen zij geen kritische massa. Ze kunnen alleen de verandering niet tot stand laten komen. De tweede type mensen, zijn de conservatieven die zich op een kritische moment moeten besluiten om wel of niet mee te gaan met de verandering. Echter, als deze groep besluit om mee te gaan met de rest, zal er beweging komen in de verandering. Als dit niet gebeurt zal er een stagnatie optreden bij de verandering. Gaat de ontwikkeling wel verder dan zal de rest van de organisatie (leeuwendeel )het voorbeeld van de initiatienemers/conservatieven volgen, zij zijn de late volgers, de type 3 mensen. Is er een stagnatie bij de studenten binnen de SASS (zijn studenten bang voor verandering)? Uit de contextanalyse is er naar voren gekomen dat Groningen streeft naar een duurzamer stad bij dit doel neemt de stad ook de verschillende instituten mee. De SASS heeft in dit doel ook een rol en streeft ook naar een duurzamer academie door behulp van zijn medewerkers en studenten. Maar er wordt weinig aan duurzaamheid gedaan ook wordt het weinig of niet opgemerkt door de studenten. Er zal moeten worden bepaald in welke fase studenten van de SASS zitten. Er zal ook bepaald moeten worden wat gedaan moet worden om een verandering tot stand te brengen. In het onderstaande figuur is een weergave te zien van hoe weerstand bij een verandering de verandering kan belemmeren.

Fig. 6.0: Verloop van weerstand.

Acceptatie

verandering

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 47

Bijlage VIII Niveaus orde denken Vanuit de methode van de Caluwé en Vermaak (2010) worden er niveaus van ordeleren en veranderprocessen beschreven. Het ordeleren is ontwikkeld door Argyris en Schön (1987). Eerste orde leren “Verandering van de eerste orde hebben de minst diepe impact. Men zoekt in het perfectioneren van wat er al is en daarbij benut men regels en procedures als hulpmiddel zonder al te veel vraagtekens te zetten bij wat de heersende wijsheid is. De aanpak wordt herkend en begrepen in de organisatie: hij sluit aan bij de verwachtingen. Als voor een gewenste verandering de bestaande wijsheid meer dan voldoet, ga je niet moeilijk doen maar gebruik je de voedingsbodem die er is. En bouw je daarop door.”(Caluwé & Vermaak, 2010) Tweede orde leren “Een verandering van de tweede orde is een verandering die ontstaat als men juist in de problemen raakt door voort te borduren op heersende rationaliteiten, terwijl die niet meer passen. Men moet overstappen op het exploreren: onbekend terreinen betreden, repertoire verbreken en nieuwe inzichten opdoen. .”(Caluwé & Vermaak, 2010) Derde orde leren “Het derde orde leren correspondeert met leren leren. Men is daarbij niet zozeer afhankelijk van anderen of van de omgeving om met nieuwe denkbeelden of ideeën te komen: men organiseert tijdig de eigen ontwikkeling voordat sprake is van druk van buiten. Het vermogen eigen aanpassingen te initiëren en te organiseren veronderstelt dat er diverse wijsheden of rationaliteiten tegelijkertijd beschikbaar moeten zijn.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 48

Bijlage IX Interventies In 3.2 ‘Interventieplan’ is een korte beschrijving gegeven van hoe de interventies eruit zullen gaan zien. In deze bijlage zijn de interventies volledig uitgewerkt. Ook staat hierin uitgelegd hoe deze interventies geïmplementeerd kunnen worden.

Interventie 1: De betrokkenheid van de medewerkers, docenten, studenten en externe bedrijven die binnen de SASS gebouw werkzaam zijn, vergroten.

De groepen die zijn samengesteld in opdracht van het College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen, zullen de betrokkenheid van de mensen moeten vergroten, die binnen een Academie samen moeten werken. Om dit te vergroten is het nodig dat er naast medewerkers, ook docenten en studenten van een Academie binnen een duurzaamheidsgroep moeten zitten. Zo ontstaat er ook geen onduidelijkheid over hoe verschillende partijen erover denken en kan er vanuit verschillende invalshoeken nagedacht worden, welke aanpak er gekozen moet worden. Hierdoor kunnen er zorgvuldige keuzes gemaakt worden, waar alle drie de partijen achter staan. Fasen Binnen de duurzaamheidsprojectgroep van de SASS zitten al medewerkers en docenten van de SASS, maar nog geen studenten. Daarom is het ook van belang om op zoek te gaan naar een aantal studenten die graag willen meedenken en meehelpen met het opzetten van projecten. Rollen De duurzaamheidsprojectgroep zal deze interventie moeten uitvoeren om een aantal studenten binnen de projectgroep te krijgen. Communicatie De docenten en medewerkers van de Hanzehogeschool Groningen, zouden een selectie kunnen maken van een aantal studenten van wie zij denken dat zij dit op zich kunnen nemen en kunnen meedenken over hoe duurzaamheid binnen de SASS gerealiseerd kan worden. Beoogde uitkomst Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat een aantal studenten wel willen meewerken aan projecten. Dus er wordt niet verwacht dat er geen aanmeldingen zullen komen van studenten die aan dit project mee willen doen. Alleen is het wel de bedoeling dat er actief wordt gezocht naar de geschikte studenten en dat zij persoonlijk worden benaderd. Daarnaast is het van belang dat er voor de studenten wat tegenover de tijd staat die ze erin steken.

Interventie 2: Waardecreatie met betrekking tot duurzaamheid vergroten en gelijkstellen.

Wanneer de eerste interventie is uitgevoerd, is het van belang om de waarde van duurzaamheid te bepalen. Duurzaamheid is een breed begrip en zal geconcretiseerd moeten worden. Duurzaamheid zal meerdere zaken bevatten en per onderdeel zal hiervan de waarde geschat moeten worden. Wanneer de waarde van een specifiek onderdeel niet overeenkomt met de waarde van de studenten, is de kans groot dat dergelijk duurzaam gedrag niet vertoond wordt omdat er onvoldoende motivatie voor is.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 49

Fasen In de eerste fase kan dit verdeeld worden over twee of drie bijeenkomsten. Met behulp van de AISHE-criteria, die uit verschillende categorieën bestaat, kan een onderverdeling gemaakt worden. Op deze manier wordt duurzaamheid in zijn geheel behandeld, in plaats van dat er slechts een onderdeel wordt behandeld. De criteria staat weergegeven in Bijlage I. In de tweede fase is het belangrijk om per onderdeel een waarde te bepalen. Deze waarde wordt onderling besproken tussen de studenten, docenten en de medewerkers tijdens een bijeenkomst van de duurzaamheidprojectgroep. Het is van belang dat iedereen achter de waarde staat, dit omdat duurzaamheid bij alle partijen moet gaan leven om ervoor te zorgen dat de SASS duurzaam wordt. Rollen Deze vergaderingen zullen geleid moeten worden door een voorzitter, zodat het in goede banen geleid kan worden. Sturing en reflectie Aangezien het hier gaat om een interdisciplinaire groep, zal wellicht de samenwerking binnen een groep stroef gaan. Het is daarom aan de voorzitter om de samenwerking ook binnen de groep te bespreken. Het is belangrijk dat iedereen binnen deze groep een gelijkwaardige status krijgt en op een juiste manier feedback mag geven op elkaar. Beoogde uitkomst De beoogde uitkomst hiervan is dat er een goede samenwerking is tussen de groepsleden en dat iedereen achter de waardes staat die zijn bepaald.

Interventie 3: Gebruik maken van sleutelfiguren Om de sociale norm tegenover duurzaam gedrag positief te veranderen, is het van belang gebruik te maken van rolmodellen. Dit zijn mensen waar de studenten zich mee verbonden voelen. U kunt hierbij denken aan de contactpersonen van de studentenverenigingen. Wanneer duidelijk wordt dat ook zij zich daarvoor inzetten, dan zullen studenten eerder geneigd zijn dit te volgen. Fasen Wanneer uit interventie 2 blijkt welke gedragingen onder duurzaam gedrag vallen, dan kan de duurzaamheidsprojectgroep kiezen welke gedragingen goed uit te voeren zijn door studenten. Er kan dan contact gezocht worden met de betreffende rolmodellen (bijvoorbeeld studieverenigingen) en onderhandeld worden of zij zich willen inzetten voor duurzaamheid. Om een studievereniging of andere studenten daarvoor over te halen, is het van belang dat er een beloning voor staat. Hierover meer in interventie 6. Rollen De duurzaamheidsprojectgroep dienen na het uitvoeren van interventie 1 en 2 tijd vrij te maken voor het uitvoeren van de 3e interventie. Het is dan zaak dat men kijkt wie van de duurzaamheidsprojectgroep het beste in gesprek kan gaan met de rolmodellen voor studenten.

Sturing en reflectie Wanneer er een deal is gesloten met bijvoorbeeld studieverenigingen, dan is het zaak dat er onderling contact blijft wat betreft de vooruitgang met betrekking tot duurzaam gedrag.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 50

Wanneer blijkt dat de studieverenigingen zich minimaal blijven inzetten, dan is het zaak dat er door middel van een gesprek wordt verkend wat hun beweegredenen daarachter zijn. Door deze boven water te krijgen, is het mogelijk om mogelijke bezwaren weg te nemen. Beoogde uitkomst De studenten zullen eerder geneigd zich duurzaam te gedragen, omdat een gedeelte van hun omgeving (namelijk rolmodellen) zich inzet voor duurzaamheid. Het is een onderdeel van het grotere geheel: er moet nog voldoende worden gedaan aan de attitude ten opzichte van duurzaamheid en ook de sociale norm is met alleen rolmodellen nog niet voldoende.

Interventie 4: Informatieverspreiding, waardoor de bewustwording en kennis over duurzaamheid groter wordt.

Aan de hand van de verwachtingstheorie van Vroom gaan we er vanuit dat men door middel van nuttige kennis, gemotiveerd raakt. Deze kennis dient overigens te worden overgedragen, volgens de manier die the angstaanjagende beeldentechniek voorschrijft. Het is dus zaak dat er propaganda wordt gemaakt waarbij een negatief gevolg van het niet duurzaam gedrag vertonen wordt geschetst. Het is echter ook belangrijk dat de studenten wel ervaren dat ze de mogelijkheid hebben een dergelijk negatief gevolg kunnen voorkomen. Overigens dienen de negatieve gevolgen op korte termijn zichtbaar te zijn, omdat dit bij jongere mensen meer effect heeft (Brug, et al., 2008). Naast het enigszins schokkende effect is het ook van belang dat het propaganda maken duurzaam gedrag betreft dat al enigszins aansluit bij de attitude van de studenten. Etensresten opruimen bijvoorbeeld. Je kunt hierbij denken aan posters of video’s waarbij hele vieze werkplekken worden laten zien, omdat rommel niet wordt opgeruimd. Daarnaast of daarna kan een schone werkplek met frisse uitstraling worden laten zien, met in kort maar krachtige termen het gedrag dat daarvoor nodig is. Het begrip duurzaamheid hoeft hier niet per se direct bij genoemd te worden, omdat men niet moe moet worden van het begrip duurzaamheid. Wanneer men eenmaal bezig is met bijvoorbeeld zijn rommel op ruimen, dan kan later gewerkt worden aan het inzicht dat dat duurzaam is. Wanneer ze zich dan realiseren dat ze al met duurzaamheid bezig zijn, zullen ze eerder een positieve attitude ontwikkelen tegenover dat gedrag, vanwege de zelfperceptietheorie. Fasen Nadat interventie 1 en 2 zijn uitgevoerd, kan er tijdens de bijeenkomsten van de duurzaamheidsprojectgroep tijd besteed worden aan welk duurzaam gedrag precies bij studenten gestimuleerd dient te worden, waarbij ze al een enigszins positieve attitude hebben. Daarna kan er gekeken worden naar welke beelden studenten schokkend vinden (negatieve gevolgen op korte termijn), die aansluiten op dat gedrag, waarbij ze het idee hebben dat ze in staat zijn deze negatieve gevolgen te voorkomen. Rollen Het begint bij de duurzaamheidsprojectgroep: welk gedrag dient precies gestimuleerd te worden, waarbij er al een enigszins positieve attitude heerst. Vervolgens kan er gekeken worden naar externe partijen voor het maken van goede propaganda met de eerdergenoemde voorwaarden. Dergelijke propaganda kan weer verspreid worden door rolmodellen.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 51

Sturing en reflectie Het is belangrijk om het effect van dergelijke propaganda in de gaten te houden. Het is mogelijk om personeel van de facilitaire dienst te vragen om in de gaten te houden of gedragsverandering met betrekking tot duurzaamheid tot stand komt. Beoogde uitkomst Deze interventie zou wellicht het snelste gedragsverandering teweeg kunnen brengen, maar de vraag is in hoeverre dit de attitude blijvend doet veranderen. Het is in elk geval van belang daarom beeldmateriaal te vinden wat studenten voldoende shockeert.

Interventie 5: Projecten opzetten met betrekking tot duurzaamheid Na de prikkeling die bij de vorige interventies zijn ontstaan bij studenten, met betrekking tot duurzaamheid, zal er worden gestreefd om de studenten hun kennis en betrokkenheid te beïnvloeden. Uit vorige diagnoses is er naar voren gekomen dat studenten al deels bekend zijn met duurzaamheid, studenten vinden het goed, maar tonen vaak zelf geen duurzaam gedrag en studenten associëren duurzaamheid vaak met alleen groene stroom. De 5e interventie is er op gericht op het verbreden van de kennis en het vergroten van de betrokkenheid. Fasen/processen Dit proces zal deels gestart moeten worden door de teamleider en docenten binnen de SASS. Er zullen opdrachten die betrekking hebben op duurzaamheid moeten worden bedacht door docenten voor de lagere (1ste en 2de jaar) klassen en voor de hogere klassen (3de en 4de jaar) zullen projecten met betrekking tot duurzaamheid projecten moeten worden binnengehaald via externe opdrachtgevers. Door de aanwezigheid van dergelijke projecten zullen studenten hun kennis over duurzaamheid vergroten en tegelijkertijd zal hun betrokkenheid ten opzichte van duurzaamheid ook vergroten. Dit omdat ze meer actief zijn met duurzaamheid. Studenten kunnen in groepsverband elkaar kunnen steunen (sociale steun) waardoor zij samen meer betrokkenheid vormen voor hun opdracht. Rollen actoren Teamleider en Docenten zijn hier de groep die zal moeten leiden. Als eerst zullen er opdrachten moeten worden bedacht en dit zal ook in het programma geplaatst moeten worden, docenten zullen hierdoor goed moeten samenwerken om ook de competenties van de opleidingen terug te laten komen in de projecten met betrekking tot duurzaamheid. Dit zal tijd en energie van de docenten vragen. Vervolgen zullen de docenten de studenten moeten enthousiasmeren over een opdracht met betrekking tot duurzaamheid. Studenten zullen eerst een open houding moeten hebben in hun groep om het effect van de opdracht te kunnen versterken. De voorgaande interventies noemen hoe je dergelijke informatie het beste kan overbrengen. Ook is het zaak dat studenten worden beloond voor de projecten. Hoe de studenten beloond kunnen worden, vind je terug bij de 7e interventie. Communicatie betekenisgeving Er wordt gestreefd naar een student die zich duurzaam gedraagt, door kennis vergroting. Studenten zullen door deelname aan de opdrachten zelf het nut/doel van duurzaamheid leren. Het zal een deel moeten worden van hun eigen waarden, waardoor ze vanuit henzelf duurzaam gedrag gaan vertonen en het niet doen omdat het voelt als een verplichting.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 52

Sturing en reflectie Evaluatie dient gericht te zijn op in hoeverre studenten zich geroepen voelen tot duurzaam gedrag. Dit kan in de klas gebeuren of tijdens coachingsbijeenkomsten. Er kan dan ook doorgevraagd worden op de nog steeds ongemotiveerde studenten, om te kijken waar het aan scheelt en hoe hun attitude versterkt kan worden.

Interventie 6: Belonen van duurzaam gedrag Vanuit de visie van duurzaam ondernemen wordt er gestreefd naar een balans tussen de drie P’s (people, profit, planet). Tijdens het verandering proces binnen de SASS zal er ook worden gestreefd naar een balans met de interventies. De projecten zelf dienen gericht te zijn op people en planet, maar om de studenten te motiveren hoort er ook een stuk profit in voor henzelf. Elke verandering kost tijd (Caluwe & Vermaak, 2010), door het werk dat studenten zullen moeten verrichten kan hierdoor de motivatie dalen. Om de motivatie van studenten op niveau te houden zal er gebruik gemaakt kunnen worden van een beloningssysteem. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een duurzaamheidscertificaat voor studenten. Tijdens de bijeenkomst van de duurzaamheidsprojectgroep dienen dergelijke beloningen geconcretiseerd te worden. Wanneer er docenten, beleidsmedewerkers en studenten in het team zitten kunnen de beste beloningen worden bedacht. Ook kan aan beloningen worden gedacht in de vorm van EC-punten, certificaten, extra notities op diploma’s en duurzaamvoedselbonnen voor in de kantine. Fasen/processen Docenten en bestuursleden zullen hier de koplopers zijn. Binnen de SASS zijn er verschillende opleidingen en verschillende projecten (Take Care). Om zulke projecten op te zetten is tijd en energie nodig. Studenten dienen na het uitvoeren van een dergelijk project een beloning te krijgen voor de inspanning. Docenten en bestuursleden zullen samen een overzicht moeten maken om te bepalen welke beloning bij welke acties horen, wat vervolgens gecommuniceerd moet worden met de studenten bij aanvang van dergelijke duurzaamheidsprojecten. Rollen actoren Docenten en bestuursleden spelen een grote rol bij deze interventies. Er zal samengewerkt moeten worden om opdrachten te vinden en te ontwerpen, waar studenten raakvlak mee hebben (gebaseerd op criteria gesteld in eerdergenoemde interventies). Communicatie betekenisgeving De duurzaamheidsprojectgroep zal docenten moeten aansporen om de informatie goed te verspreiden, zodat de bekendheid van de opdrachten of projecten (en de bijbehorende beloningen) onder studenten vergroot. Er wordt gestreefd naar een groep die mee wil doen met duurzaamheid. Sturing en reflectie Evaluatie zal op zijn plaats zijn om een goed beeld te geven van het effect van de beloningen. Studenten hebben vaak zelf ook een beeld van welke beloningen werken, als zij zelf mogen bedenken wat dergelijke (wel realistische) beloningen kunnen zijn. Ook kan gebruik gemaakt worden van intervisies om evaluatie zo effectief mogelijk te laten verlopen.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 53

Interventie 7: Duurzame producten aanbieden Uit de enquêtes en interviews (Bijlage XII) kwam naar voren dat veel studenten wel de behoefte ervaren om duurzaam gedrag te gaan vertonen, echter missen deze studenten de mogelijkheid om dergelijk gedrag uit te voeren. Uit het onderzoek van Molly, Aurelia en Shows (2009) is er naar voren gekomen dat studenten die de mogelijkheid hadden om duurzaam gedrag te vertonen gingen, dit ook doen. Hierdoor hebben we gekozen voor de interventie om duurzame producten aan te bieden. Fasen/processen Dit proces zal veel tijd in beslag nemen. Als eerst zal de SASS moeten onderzoeken of het huidige cateringbedrijf de taak aankan om duurzaam eten aan te bieden en welke producten in de kantine aangeboden kunnen worden. Er zal ook moeten worden gelet op de prijzen van het eten, omdat hoge prijskaartjes als een barrière wordt beschouwd. Rollen actoren De beleidsmedewerkers hebben hier de grootste rol in, omdat zij moeten onderzoeken welk duurzaam voedsel past binnen het kostenplaatje van de Hanze Hogeschool. Ook de catering van de SASS zal hier een grote rol in hebben om hun menu daarop aan te passen, eten aantrekkelijk te maken en dit op een goedkope en duurzame manier uit te voeren. Communicatie betekenisgeving De communicatie in dit loopt voornamelijk onbewust via reclame of via het onbewust imiteren van gedrag. Wanneer studenten elkaar duurzaam gedrag zien vertonen is de kans groter dat anderen ook het gedrag zal overnemen. Hierdoor is er kans dat mensen ook op meerdere plekken in hun leven duurzaam gedrag zullen gaan vertonen. Sturing reflectie Er zal op lange termijn onderzoek gedaan moeten worden of dergelijk voedsel in combinatie met de andere interventies effect heeft op het gedrag van de student. Er kan gekeken worden naar de vooruitgang van de aanschaf van dergelijke duurzame producten in de kantine.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 54

Bijlage X Tijdspad Hierin staat schematisch weergegeven op welke volgorde de interventies geïmplementeerd dienen te worden.

Volgorde van Interventies

Fig 7.0: Tijdspad

1) Betrokkenheid van de

medewerkers, docenten, studenten

en externe bedrijven vergroten.

2) Waardecreatie met betrekking

tot duurzaamheid vergroten en

gelijkstellen aan die van de

studenten.

3) Gebruik maken van

Key-figures.

4) Informatiespreiding,

kennis m.b.t. duurzaamheid

vergroten

5) Projecten laten opzetten

door een samenwerking

tussen docenten, studenten en

medewerkers van SASS

6) Belonen van

duurzaam gedrag

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 55

Bijlage XI Werkwijze Allereerst is er gebruik gemaakt van twee typen onderzoek, namelijk deskresearch en fieldresearch. Bij de fieldresearch is er gebruik gemaakt van diepte interviews en enquêtes. De diepte interview vragenlijst is opgesteld door ons adviesteam en de enquête die we gebruikt hebben komt van een onderzoek van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. In de enquête zijn er een paar kleine aanpassingen gedaan maar hij is voor het grootste gedeelte gelijk gebleven. De interviews en enquêtes zijn voornamelijk afgenomen bij Toegepaste Psychologie studenten. We hebben er namelijk voor gekozen om Toegepaste Psychologie studenten te generaliseren tot studenten van de SASS (Academie sociale studies). De interviews die zijn afgenomen zijn voornamelijk gedaan met studenten die we als adviesteam kennen. Dit omdat het dan eenvoudiger is om interviews te regelen en omdat de resultaten waarschijnlijk gelijkwaardig zijn aan interviews met willekeurige mensen van de SASS. Er zijn uiteindelijk 10 diepte interviews afgenomen en 60 enquêtes. Bij de enquêtes is ook gekozen voor een gelegenheidssteekproef. We namelijk hebben een steekproef getrokken die ons het beste uit kwam, we hebben ervoor gekozen om enquêtes uit te delen bij een SPSS klas en we hebben de enquêtes rond gemaild aan Toegepaste Psychologie studenten. We hebben voor deze manier van steekproeftrekken gekozen omdat dit een enorme tijdsbesparing met zich mee heeft gebracht. En aan het fieldresearch zelf, is door ons geen hoge eisen gesteld. Dit omdat het puur als indicator is gebruikt om de situatie helder te krijgen vanuit het perspectief van de studenten van de SASS. De deskresearch die gedaan is, is voornamelijk gedaan door theorieën te zoeken in wetenschappelijke artikelen die dan weer gevonden zijn met behulp van de database van de Rijksuniversiteit Groningen, de database van de Hanzehogeschool Groningen en Google Scholar. Daarnaast zijn er nog meerdere theorieën gevonden in de vakliteratuur wat in persoonlijk bezit is van de leden van het adviesteam en de boeken die zijn gevonden in de Hanzemediatheek.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 56

Bijlage XII Fieldresearch In deze bijlage vindt u de gebruikte enquête voor het onderzoek, de resultaten daarvan en de kanttekeningen van het onderzoek. Vervolgens komt de vragenlijst voor de diepte-interviews aan bod en de conclusie uit deze interviews. Enquête

Enquête – onderzoek naar duurzaamheid onder Social studies studenten Deze enquête is alleen gericht op de studenten van de Academie van Social Studies van de Hanzehogeschool Groningen. Met deze enquête willen we onderzoeken hoe jij, als student zijnde, tegenover duurzaamheid staat. Deze enquête bestaat uit 19 vragen en wordt anoniem ingevuld. Ontzettend bedankt voor het invullen van deze enquête! Vriendelijke groeten, Harm Jan Rusticus Igor Dolfing Rico Arrindell Hoang Nguyen Vraag 1) Welke opleiding volg je?

Vraag 2) In welk jaar van je opleiding zit je? 0 Jaar 1 0 Jaar 2 0 Jaar 3 0 Jaar 4 Vraag 3) Wat is je geslacht? 0 Man 0 Vrouw Vraag 4) Welke van de onderstaande definities vind jij het meest passend bij het begrip “duurzaamheid”? 0 Het klimaateffect bestrijden, hierbij moeten worden gedacht aan het reduceren van de CO2 uitstoot. 0 Duurzame energie intensiever gaan gebruiken, hierbij moet worden gedacht aan wind-, zon- en waterenergie.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 57

0 Maatschappelijk verantwoord ondernemen, hierbij moeten worden gedacht aan een manier van ondernemen waarbij men de sociale kant en het ecologische aspect respecteert, maar niet ten koste van de economische prestaties. 0 Het nastreven van de millenniumdoelstellingen 0 Het toepassen van de Cradle2Cradle filosofie, ook wel de levensanalyse genoemd. Hierbij maakt men gebruik van de totale recycling. 0 Geen, duurzaamheid is niet iets waar ik me mee bezig houd of in interesseer. Vraag 5) Merk jij als student dat het begrip “duurzaamheid” steeds vaker wordt gehoord en steeds belangrijker wordt. 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 6) Merk jij als student dat de Hanzehogeschool Groningen bezig is met duurzaamheid? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 7) Vind je dat Hanzehogeschool Groningen studenten (meer) moet betrekken bij ontwikkelingen waar duurzaamheid een rol speelt? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 8) Vind je dat de Hanzehogeschool Groningen meer informatie moet verstrekken met betrekking tot duurzaamheid? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 9) Vind je dat de Hanzehogeschool Groningen in het beleid “duurzaamheid” moet opnemen? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 58

Vraag 10) Op wat voor manier zou de Hanzehogeschool Groningen zich dan meer moeten bezig houden met duurzaamheid? 0 Het klimaateffect bestrijden, hierbij moet worden gedacht aan het reduceren van de CO2 uitstoot. 0 Duurzame energie intensiever gaan gebruiken, hierbij moet worden gedacht aan wind-, zon- en waterenergie. 0 Maatschappelijk verantwoord ondernemen, hierbij moeten worden gedacht aan een manier van ondernemen waarbij men de sociale kant en het ecologische aspect respecteert, maar niet ten koste van de economische prestaties. 0 Het nastreven van de millenniumdoelstellingen. 0 Het toepassen van de Cradle 2 Cradle filosofie, ook wel de levensanalyse genoemd. Hierbij maakt men gebruik van totale recycling. 0 Maakt mij niet uit, zolang ze er maar iets aan doen. 0 Geen, duurzaamheid is niet iets waar ik me mee bezig houd of in interesseer. Vraag 11) Was jij als student ervan op de hoogte dat de Hanzehogeschool een minor in duurzaamheid aanbiedt? (Minor Healthy Aging) 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 12) Merk jij als student dat jouw opleiding bezig is met duurzaamheid? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 13) Vind je dat colleges m.b.t. duurzaamheid relevant zijn binnen jouw opleiding? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 14) Zou je graag colleges m.b.t. duurzaamheid willen krijgen? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 59

Vraag 15) Zou je naast colleges, of juist in combinatie met colleges, het interessant vinden om aan projecten m.b.t. tot duurzaamheid deel te nemen. 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 16) Wat is jouw houding ten opzichte van duurzaamheid? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 17) Ben je zelf bezig met duurzaamheid? 0 Ja, ik ben bezig met duurzaamheid 0 Neutraal 0 Nee, ik ben niet bezig met duurzaamheid Vraag 18) Word jouw mening, met betrekking tot duurzaamheid, beïnvloed door anderen? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 19) Denk jij dat jij (als individu zijnde) iets kunt doen om het milieu te verbeteren? 0 Zeer positief / Zeer mee eens 0 Positief / Mee eens 0 Neutraal 0 Negatief / Niet mee eens 0 Zeer negatief / Totaal niet mee eens Vraag 20) Wat denk je dat nodig is om jezelf en medestudenten over te halen om meer aan duurzaamheid te doen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opmerkingen of vragen ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wil je op de hoogte blijven van ons onderzoek? Vul dan hier je e-mail adres in: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 60

Dit was het einde van de enquête. Hartelijk dank voor uw medewerking.

Onderzoeksresultaten enquête Het volgende stuk is gebaseerd op kwantitatief onderzoek. Dit aan de hand van een opgestelde vragenlijst. De gegevens zijn verwerkt in SPSS(statistisch rekenprogramma) en uit de gegevens zijn een aantal conclusies getrokken. De volgende zaken zijn ontdekt aan de hand van het onderzoek. Namelijk dat: Als men een definitie moet geven aan duurzaamheid geeft men aan dat men het ziet als het gebruik maken van duurzame energie. 66,7% heeft dit als antwoord gegeven. De studenten hebben niet het gevoel dat de Hanzehogeschool bezig is met duurzaamheid. 60% antwoordde negatief op de vraag: Merk jij als student dat de Hanzehogeschool Groningen bezig is met duurzaamheid? Duurzaamheid wordt gezien als iets wat steeds belangrijker wordt. 63.3% antwoordde positief op de vraag: Merk jij als student dat het begrip “duurzaamheid” steeds vaker wordt gehoord en steeds belangrijker wordt. Volgens studenten moet de Hanzehogeschool studenten meer betrekken bij ontwikkelingen waarbij duurzaamheid een rol speelt. 63.4% van de studenten vond dit. Volgens 53.4% van de studenten moet de Hanzehogeschool meer informatie verstrekken over duurzaamheid. Een groot gedeelte van de studenten (73.4%) vindt dat de Hanzehogeschool duurzaamheid mee moet nemen in het beleid. Ongeveer 40% van de studenten zegt dat de Hanzehogeschool duurzame energie moet gaan gebruiken. De minor over duurzaamheid is niet bekend. Ongeveer 80% weet er niets van af. De studenten merken er weinig van dat de Hanzehogeschool met duurzaamheid bezig is. Om tijdens je opleiding bezig te zijn met projecten met duurzaamheid vindt 46.7% een goed idee. Het merendeel van de ondervraagden vind zijn/haar houding tegenover duurzaamheid positief. Dit kan uiteraard sociaal wenselijk geantwoord zijn. Echter wat hier in ieder geval in bevestigd wordt dat duurzaamheid als een positief iets wordt gezien. Er is verscheidenheid in de mensen die wel of niet bewust met duurzaamheid bezig zijn. Een groot gedeelte van de mensen (46.6%)gaf aan dat hun mening beïnvloedt wordt door externen. Mensen zien dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op het gebruik van duurzaamheid. 73.3% van de ondervraagden had dit gevoel.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 61

Conclusie Het beeld van de studenten lijkt een tunnelvisie. Namelijk dat duurzaamheid slechts duurzame energie is. Echter heeft het veel meer facetten. Het is dus handig om de studenten ook hiervan bewust te maken, omdat hier nog wat te verbeteren is. Studenten zijn bezig met duurzaamheid maar dit zou versterkt kunnen worden door een goed voorbeeld te geven. Studenten zijn namelijk beïnvloedbaar door externen. Ook is het volgens studenten zo dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen. Dus het proces kan van twee kanten komen. Namelijk de studenten zelf beïnvloeden maar ook van buiten om dit te versterken. Vanuit de student is het ook nog niet duidelijk dat de Hanzehogeschool met duurzaamheid bezig is. Veel mensen weten het niet en zien er ook niet de gevolgen van. Duurzaamheid is volgens studenten wel iets wat steeds belangrijker wordt. De studenten zouden ook meer betrokken willen zijn bij de ontwikkelingen van duurzaamheid. Er wordt dan ook te weinig informatie verspreid over duurzaamheid. Wat er verder uit naar voren kwam is dat de studenten het belangrijk vinden dat duurzaamheid in het beleid voor komt. Om een aantal van deze zaken aan te pakken is het mogelijk om te zorgen dat de Hanzehogeschool transparanter wordt in de projecten met het oog op duurzaamheid. Op deze manier zien studenten een goed voorbeeld en zien ze ook dat de Hanzehogeschool er werkelijk mee bezig is. Kanttekeningen gevolgde procedure Zoals eerder besproken is er een gelegenheidssteekproef getrokken. Het nadeel hiervan is dat het de slechtste manier is om een steekproef te trekken. De steekproef ligt erg ver af van een aselecte steekproef. Er is op deze manier veel tijd bespaard maar het kan ook gezorgd hebben voor groot kwaliteitsverlies. Omdat de steekproef op deze manier minder goed generaliseerbaar is tot de gehele doelgroep. Met het oog op tijd is er uiteindelijk toch voor deze manier van steekproeftrekken genomen. Dit omdat we onze tijd het beste konden spenderen aan de deskresearch en om nog vele andere manieren de situatie helder te krijgen. De fieldresearch is grotendeels gebruikt als indicatie en er zijn daarom geen grote eisen aan gesteld. De enquête komt van een onderzoek van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Hier is voor gekozen omdat het een enquête is die al eerder succesvol is gebruikt bij een onderzoek. Echter hadden we er veel meer tijd in kunnen steken om zelf een enquête te maken of om de enquête aan te passen aan onze normen. De enquête liet nog een aantal steken liggen omdat een aantal zaken op meerdere manier interpreteerbaar waren. De antwoordcategorieën kwamen in veel gevallen ook niet helemaal goed overeen met de vraag. En bij een aantal vragen hadden meerdere antwoordmogelijkheden de enquête ook verbeterd. Een voorbeeld: er werd gevraagd naar wat de student verstaat onder het begrip duurzaamheid. Ze antwoordden dat het vooral te maken had met groene stroom. Later is de vraag gesteld in hoeverre ze duurzaamheid belangrijk achten. De studenten gaven aan dat ze dit belangrijk vonden, maar of ze nu duurzaamheid in de breedste zin van het woord belangrijk achten of alleen groene stroom belangrijk achten blijft de vraag. Uit de interviews bleek echter dat studenten duurzaamheid op breder terrein wel belangrijk achten.

Hanze Hogeschool Groningen – Adviesrapport duurzaamheid binnen de SASS – 10-01-2011 62

Vragenlijst diepte-interviews

Wat versta jij onder duurzaamheid?

Wat versta jij onder duurzaam leven?

Wat vind je van de ontwikkelingen met het oog op duurzaamheid?

Wat zou er voor jou nodig zijn om duurzamer te leven?

Hoe zou het onderwijs duurzamer kunnen?

Wat doe jij er op het moment aan om duurzaam te leven?

Wat zou je meer willen doen met het oog op duurzaamheid?

Wat vind je van de Marie Kamphuisborg als locatie? (gezonde leefruimte)

Koop je wel eens biologische producten? Hoe vaak? Welke reden?

Hoe denk je over zaken als het broeikaseffect?

En hoe denk je over andere milieuzaken? (vb. Massastallen, groene stroom, etc.)

Hoe denk je over Fairtrade producten?

Zet je in de winter de kachel hoger of doe je extra kleding aan?

Wat vind je van zaken als dubbelzijdig printen?

Zie je het als jouw verantwoordelijkheid om duurzaam te leven/studeren/werken?

Ben je op de hoogte van de campagnes rond het ‘afvalprobleem’? Zo ja wat vind je hiervan?

Conclusie diepte-interviews Uit een interview met de facilitaire dienst bleek dat de hogeschool nog weinig aan duurzaamheid doet. Ook de leraren gaven volgens de directeur en stafmedewerkers niet het goede voorbeeld. Het kwam soms nog vaker voor dat leraren hun rommel niet opruimden, dan dat studenten dat niet doen. Ook viel het hun op dat de afgelopen jaren het gedrag onder de studenten niet is veranderd met betrekking tot duurzaam gedrag. Ze weten dat er een aantal projecten lopen/liepen om duurzaam gedrag te bevorderen, bijvoorbeeld het Take Care-project, alleen dergelijke projecten mochten niet baten. Uit de interviews met de studenten bleek dat studenten niet het idee hebben dat er een prioriteit ligt bij duurzaamheid. De posters en videomateriaal zijn niet blijven hangen bij de meeste studenten. Wanneer ze deze wel herinnerden, bleek dat het weinig indruk op hun had gelaten. Desondanks kwam uit interviews naar voren dat de studenten duurzaamheid wel belangrijk vonden, maar geen idee hadden hoe ze een steentje konden bijdragen. Ze zouden het niet een verkeerd idee vinden om projecten voor school te combineren met duurzaamheid. Wel deden ze thuis al het enige eraan (lampen uit, verwarming lager), maar dit kwam vooral omdat het hun kosten bespaard. De studenten hebben overigens ook geen idee wat duurzaamheid precies betekent. Ze weten wel dat duurzaamheid een heel breed begrip is. Om transparantie te bevorderen is het van belang studenten te betrekken bij projecten met betrekking tot duurzaamheid. Ook is het van belang het dat de medewerkers van de SASS het goede voorbeeld geven. De manier waarop het beleid met betrekking tot duurzaamheid gevoerd wordt, dient ook gedeeld te worden met studenten.