Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland · 2017-12-07 · van alleen de...
Transcript of Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland · 2017-12-07 · van alleen de...
Drie perspectieven voor
een klimaatbestendig
Nederland
Tussentijdse rapportage t.b.v. de Deltacommissie
van het project 'De klimaatbestendigheid van
Nederland Waterland'
september 2008
Drie perspectieven voor
een klimaatbestendig
Nederland
Tussentijdse rapportage t.b.v. de Deltacommissie
van het project 'De klimaatbestendigheid van
Nederland Waterland'
september 2008
Dit rapport is een van de kennisnotities van RWS-Waterdienst
en Deltares voor de Deltacommissie. In dit rapport wordt vraag
1c beantwoord:
Vraag 1c: Alternatieve strategieën bij omslagpunten
Titel: Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland.
Adaptatiemaatregelen voor het Nederlandse waterbeheer –
Tussentijdse rapportage t.b.v. de Deltacommissie
Originele vraag:
Thema scenario-ontwikkeling: Uitwerken van 4 verschillende
toekomstbeelden (vol/arm, vol/rijk, leeg/arm, leeg/rijk) tegen de
achtergrond van snelle en langzame klimaatverandering (dus 8
situaties) in termen van ruimte en veiligheidsopgave, en welke
maatregelenpakketten daarbij passen.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Colofon
Uitgegeven door: Rijkswaterstaat-Waterdienst/Deltares
Informatie: Harold v. Waveren (RWS-WD)/Ad Jeuken (Deltares
Telefoon: 0653-699817 / 0653-670749
Fax:
Uitgevoerd door: RWS-Waterdienst / Deltares
Opmaak: Rijkswaterstaat
Datum: 3 september 2008
Status: Definitief
Versienummer: 1.0
Projectteam:
Jaap Kwadijk (Deltares; thema Veiligheid, co-projectleider)
Marjolijn Haasnoot (Deltares; thema Natuur)
Theo Vulink (RWS-Waterdienst; thema Natuur; co-projectleider)
Rob van der Krogt (Deltares; thema Gamma)
Ronald Rense (RWS-Waterdienst; thema Gamma)
Joost Knoop (Planbureau voor de Leefomgeving)
Marco Hoogvliet (Deltares; thema Zoetwatervoorziening)
Neeltje Kielen (RWS-Waterdienst; thema Zoetwatervoorziening)
Harry Schelfhout (Deltares; thema Constructies)
Niels Oostrom( Deltares; projectsecretaris, thema proces en communicatie)
Els de Jong (RWS-Waterdienst; thema proces en communicatie)
Harold van Waveren (projectleider RWS-Waterdienst)
Ad Jeuken (projectleider Deltares).
Begeleidingsgroep:
Joost Buntsma (DG-Water)
Luit-Jan Dijkhuis (DG-Water)
Joost Knoop (Planbureau voor de Leefomgeving)
Hans ten Hoeve (VROM)
Meinte de Hoogh (VROM)
Eric Gloudemans (Unie van Waterschappen, vanaf juni 2008)
Kaj van de Sandt (LNV, vanaf juni 2008).
Voorwoord
In het najaar van 2007 zijn Rijkswaterstaat en Deltares het project ‘De
klimaatbestendigheid van Nederland Waterland’ gestart. Doel van het
project is om te bepalen in hoeverre het Nederlandse waterbeheer en –
beleid klimaatbestendig is (fase 1), en voor de punten waarop dat niet het
geval is te onderzoeken welke alternatieve strategieën mogelijk zijn die
ertoe kunnen leiden dat het Nederlandse waterbeheer en –beleid wel
klimaatbestendig wordt (fase 2).
De eerste resultaten van fase 1 van het project kwamen begin 2008
beschikbaar. Al snel trokken deze resultaten de aandacht, niet alleen van
waterbeheerders (waarvoor de studie bedoeld was), maar ook van de
Deltacommissie. Op verzoek van de commissie is een presentatie gegeven.
Na afloop gaf de Deltacommissie aan ook de resultaten van fase 2 te
willen gebruiken. De doorlooptijd voor fase 2 was echter veel langer dan
de dead-lines van de Deltacommissie toelieten. Daarom is besloten binnen
het project speciaal voor de Deltacommissie een apart traject uit te zetten
waarin op een kwalitatieve manier fase 2 versneld werd doorlopen. De
resultaten hiervan zijn vastgelegd in dit rapport. In het rapport is tevens
een samenvatting opgenomen van de resultaten van fase 1 zoals die aan
de Deltacommissie zijn gepresenteerd. Deze resultaten zijn wel kwantitatief
onderbouwd.
‘Kwalitatief’ betekent dat voor fase 2 niet is gewerkt met uitgebreide
modelberekeningen, maar met de kennis die op dit moment beschikbaar is
bij de deskundigen van Deltares, Rijkswaterstaat en diverse externe
adviseurs. Daarnaast is een workshop georganiseerd waaraan ongeveer
100 externe mensen hebben deelgenomen om input te verzamelen en
(tussen)-resultaten te toetsen.
In het vervolg van het project zal, conform de oorspronkelijke planning,
wel een uitgebreide kwantitatieve uitwerking worden gegeven. Eind 2008
moeten deze resultaten beschikbaar zijn, waarna in de eerste maanden van
2009 het eindrapport van fase 2 zal verschijnen.
Aan de totstandkoming van dit rapport is door vele mensen bijgedragen,
te veel om hier allemaal te noemen. Vaak ging het om uiterst deskundige,
druk bezette mensen die voor dit project van hun normale werk werden
gehaald om de Deltacommissie van dienst te kunnen zijn. De projectleiders
zijn dan ook veel dank verschuldigd aan de inzet en flexibiliteit van deze
mensen, zonder wie dit rapport nooit tot stand had kunnen komen.
Ad Jeuken en Jaap Kwadijk (projectleiders Deltares)
Harold van Waveren en Theo Vulink (projectleiders RWS-Waterdienst)
i Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Inhoudsopgave
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Samenvatting ............................................................................. iii
1. Inleiding ......................................................................... 1 1.1 Het project Klimaatbestendigheid Nederland Waterland ..... 1 1.2 Doelstellingen van dit project ........................................... 2 1.3 Omslagpunten ................................................................ 3 1.4 De omslagpunten op een rij .............................................. 4 1.4.1. Omslagpunten korte termijn ............................................. 4 1.4.2. Omslagpunten 2050 ........................................................ 5 1.4.3. Omslagpunten lange termijn (2100-2200) ......................... 9 1.4.4. Strategieën waarvoor geen omslagpunten zijn gevonden .. 10 1.4.5. Maatschappelijke omslagpunten ..................................... 11 1.5 Conclusies omslagpunten ............................................... 12
2. Oplossingsrichtingen en beoordelingskader ................... 15 2.1 Oplossingsrichtingen ...................................................... 15 2.2 Beoordelingskader ......................................................... 15
3. Perspectieven ................................................................ 17 3.1 De Perspectievenmethode .............................................. 17 3.2 Waarom de toekomstbeelden controlist, milieudenker,
marktoptimist? .............................................................. 18 3.3 Achtergrond .................................................................. 21 3.4 Leidende principes per perspectief .................................. 22
4. Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland. 25
5. Aanzet tot analyse van perspectieven ............................. 37 5.1 Uitdaging met betrekking tot ruimte, economie en
bevolkingsgroei ............................................................. 37 5.2 Elementen die in alle perspectieven voorkomen ............... 39
6. Flexibiliteit en analyse van enkele gekozen
oplossingsrichtingen ..................................................... 41 6.1 Flexibiliteit per deelgebied en oplossingsrichtingen ........... 41 6.2 Kust .............................................................................. 42 6.3 Benedenrivierengebied ................................................... 43 6.4 Rivierengebied; Afvoerverdeling ..................................... 45 6.5 IJsselmeergebied ............................................................ 46 6.6 Westerschelde ............................................................... 48 6.7 Oosterschelde ............................................................... 50 6.8 Zoetwatervoorziening .................................................... 52 6.9 Natuur .......................................................................... 54 6.10 Vervolg ......................................................................... 55
7. Conclusies en aanbevelingen ......................................... 57
ii Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
iii Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Samenvatting
Een klimaatbestendig waterbeheer houdt in dat we ook voor de lange
termijn veilig in Nederland kunnen blijven wonen, werken en recreëren.
Alvorens grootschalige investeringen te plegen om Nederland
klimaatbestendig te maken, is het goed om eerst na te gaan welke
strategieën we momenteel toepassen en tot welke mate van
klimaatverandering deze strategieën bestand zijn. Daaruit komen de
omslagpunten van ons huidig waterbeheer en -beleid naar voren:
omstandigheden waarbij het handhaven van een strategie onbetaalbaar
wordt geacht, gepaard gaat met maatschappelijk onacceptabele ingrepen
en/of waarbij ruimtelijke en technische grenzen overschreden worden.
Omslagpunten in het Nederlandse waterbeleid kunnen zitten op de korte
termijn (nu), middellange termijn (2050) en lange termijn (2100 en
verder).
Omslagpunten korte termijn
Het eerste omslagpunt, op de korte termijn, heeft te maken met
natuur. Feitelijk is dit omslagpunt voor een aantal watersystemen al
gepasseerd. De huidige beleidsstrategie voor natuur is gebaseerd op
natuurbehoud en individuele soorten in plaats van natuurontwikkeling
en ecosystemen. Het is gebaseerd op het verleden (vaak 1900) en op
kenmerkende soorten die een indicator zijn voor de staat waarin het
ecosysteem zich bevindt. Bij deze benadering leidt klimaatverandering
tot problemen. Als, bijvoorbeeld, door warmere winters het water in de
Oostzee niet meer dichtvriest, komt de grote zaagbek (een
eendensoort) niet meer onze kant op en halen we onze
natuurdoelstelling niet. De huidige strategie rondom natuur is niet
klimaatbestendig zolang bij de doelstellingen geen rekening wordt
gehouden met ons nieuwe klimaat.
Omslagpunten middellange termijn
Een mogelijk omslagpunt op de middellange termijn (2050) is de
zoetwatervoorziening tot 2050. In het zuidwesten van Nederland
worden als eerste kritische grenzen bereikt. Dit omslagpunt komt voort
uit de zoutindringing op de Nieuwe Waterweg als gevolg van de
stijgende zeespiegel en lagere rivierafvoeren. Landinwaarts kan het
zoutgehalte van de rivier zo hoog oplopen dat het onbruikbaar wordt
om landbouw- en natuurgebieden van voldoende zoet water te
voorzien. Gezien het feit dat het overgrote deel van het kostbare zoete
water tijdens droge zomers nodig is als tegenwicht tegen het zoute
water in de Nieuwe Waterweg, stelt deze problematiek de totale
waterverdeling van Nederland ter discussie.
Toenemende rivierafvoeren in combinatie met zeespiegelstijging zullen
in het IJsselmeergebied tot een omslagpunt leiden. Het wordt dan
steeds moeilijker om overtollig rivier- en regenwater bij eb onder vrij
verval op de Waddenzee te spuien, zoals nu gebeurd. Mogelijke nieuwe
strategieën zijn een hoger waterpeil van het IJsselmeer en/of grote
gemalen op de Afsluitdijk.
iv Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Als de zeespiegel sneller stijgt dan nu wordt verwacht, kan dit leiden tot
verdrinking van de Waddenzee. Zandplaten en kwelders zouden dan
onder water verdwijnen waardoor waardevolle planten en dieren hun
leefgebied verliezen en langzaam verdwijnen. Als het advies uit 2007
ten aanzien van het suppleren van de buitendelta van het Marsdiep
wordt opgevolgd, kan deze verdrinking mogelijk worden voorkomen.
Een minder waarschijnlijk omslagpunt op de middellange termijn zijn
hoogwaters op de Rijntakken (de bovenrivieren). Op dit moment is er
een maximum aan de hoogte van de Rijnafvoer die Nederland kan
bereiken doordat de afvoercapaciteit (en dus de aanvoer naar
Nederland) van de Rijn in Duitsland begrensd is. In Nederland kunnen
na de uitvoering van rivierverruimende maatregelen op de wat langere
termijn hoogwaters tot 18.000 m3/s veilig naar zee stromen. Met de
voorgenomen maatregelen in Duitsland ligt dit maximum op 17.500 m3/s in 2100. Hierin kan verandering komen als in Duitsland op grote
schaal dijken worden versterkt en verhoogd, en de afvoercapaciteit van
de Rijn wordt vergroot. In dat geval wordt het beschermingsniveau in
Nederland van 1/1250 per jaar (zonder extra maatregelen) mogelijk
overschreden. Overigens vindt in Europees verband afstemming plaats
over hoogwaterbeschermingsmaatregelen die de
hoogwaterbescherming in buurlanden kunnen beïnvloeden.
Omslagpunten lange termijn
Op de lange termijn liggen omslagpunten waarschijnlijk in de
bescherming van het benedenrivierengebied tegen overstromingen. De
huidige strategie om het Rijnmondgebied veilig te houden door middel
van alleen de Maeslantkering en het programma Ruimte voor de Rivier
is op lange termijn niet klimaatbestendig. Er zullen ingrijpende
maatregelen nodig zijn om het huidige wettelijk vereiste
beschermingsniveau te handhaven.
Niet voor alle huidige beleidsstrategieën zullen op een termijn tot 2200
omslagpunten optreden. Het suppleren van de kust en het verhogen
van dijken zijn nog eeuwen vol te houden. Ook hebben we van het
opbarsten van de ondergrond door een hogere grondwaterdruk bij
zeespiegelstijging voorlopig niet veel te duchten.
De omslagpunten zijn niet alleen technisch van aard. Ook het
maatschappelijk draagvlak heeft omslagpunten. Zo kunnen vaker
voorkomende lage afvoeren, met steeds vaker beperkingen voor de
binnenvaart, leiden tot een omslag in het vertrouwen in die
binnenvaart.
Alternatieve strategieën bij omslagpunten
Als duidelijk is dat een omslagpunt bereikt gaat worden en de huidige
oplossingstrategieën dus niet houdbaar zijn, moet gezocht worden naar
alternatieve strategieën. In workshops met experts is daarvoor als
eerste aanzet een verkenning uitgevoerd van de bandbreedte van
mogelijke oplossingen bij omslagpunten in het Nederlandse waterbeleid
en -beheer. Die oplossingen zijn zoveel mogelijk waardevrij geordend
door uit te gaan van drie perspectieven met verschillen in de kijk op de
waterproblematiek, de omgang met het natuurlijke systeem, de
v Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
levensstijl van mensen en de economische dynamiek. Deze
perspectieven zijn de ‘controlist’, de ‘markoptimist’ en de ‘milieudenker’
(figuur). De verkenning is nog niet af: het antwoord aan de
Deltacommissie is een tussentijds resultaat van deze verkenning.
De drie perspectieven komen deels tot dezelfde strategieën ten aanzien
van hoogwaterbescherming, zoetwatervoorziening en natuur voor een
klimaatbestendig Nederland. Verreweg de belangrijkste conclusie is dat
er in alle strategieën ruimte nodig is om Nederland klimaatbestendig te
maken, en dat die ruimte nu al gereserveerd moet worden om in de
toekomst flexibel op klimaatverandering in te kunnen spelen.
Een andere belangrijke conclusie is dat in alle strategieën veel geld
geïnvesteerd zal moeten worden. Dat levert ook baten op, in termen
van veiligheid (vermeden slachtoffers en schade), economie (onder
andere zoetwatervoorziening) en natuur.
Ook een grootschalige zoetwaterbuffer wordt in alle perspectieven
noodzakelijk geacht, ongeacht de visie op het herstellen van natuurlijke
overgangen van zoet naar zout water.
De Randstad blijft ook op de langere termijn hoogstwaarschijnlijk de
hoogste concentratie van mensen en economie houden zodat de
bescherming van dit gebied met het hoogste beschermingsniveau
gewenst blijft. Met een stijgende zeespiegel en hogere extreme
rivierafvoeren betekent dit de versterking van de verdediging rondom
‘Fort Randstad’. Rotterdam en omgeving kan niet oneindig met een
stormvloedkering worden beschermd. In alle perspectieven wordt vroeg
of laat gekozen voor het afleiden van hoogwatergolven via de Nieuwe
Merwede, Hollands Diep en het Haringvliet. Een belangrijke keuze ligt
bij de Nieuwe Waterweg. Het open houden daarvan kan alleen als de
dijken en keringen in de Rijnmond op grote schaal worden aangepast,
bijvoorbeeld met het concept van de superdijken waarop ook gebouwd
kan worden. In alle andere opties gaat de Nieuwe Waterweg dicht (met
zeesluis). Tezamen met het afleiden van hoogwatergolven op de rivier
via de zuidrand van het benedenrivierengebied ontstaat hierdoor een
‘Rijnmond-ring’ waarbij de haven van Rotterdam volledig buitengaats
gaat. Voordeel van deze variant is dat deze kansen oplevert voor de
zoetwatervoorziening en de natuur.
Voor deelonderwerpen als kustveiligheid, benedenrivierengebied,
IJsselmeergebied, Oosterschelde en natuur zijn vervolgens, als eerste
verkenning, verschillende alternatieve strategieën met elkaar
vergeleken op de criteria kosteneffectiviteit, flexibiliteit en
koppelkansen voor natuur, zoetwatervoorziening en economie.
Hieruit blijkt, bijvoorbeeld, dat de huidige strategie van zandsuppleties
het meest kostenefficiënt is in vergelijking met een alternatieve
strategie van een kust met betonnen constructies of met eilanden voor
de kust om golven te dempen. Ook is de strategie van zandsuppleties
nog eeuwen vol te houden, biedt het de meeste kansen voor de natuur
en is het flexibel omdat er gemakkelijk op andere strategieën kan
worden overgestapt. Eilanden voor de kust bieden de meeste kansen
voor economische ontwikkeling maar hebben ook nadelen: enorme
vi Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
investeringen, hoge onderhoudskosten en het probleem van verslibbing
van de huidige stranden.
Voor het IJsselmeer is verkend hoe hoge afvoeren van de IJssel bij een
zeespiegelstijging tot 0,5 m en meer dan 0,5 m op de Waddenzee
geloosd kunnen worden. Drie strategieën zijn vergeleken: het peil van
het IJsselmeer laten meestijgen met de zeespiegelstijging, extra pompen
op de Afsluitdijk en het creëren van een open verbinding met de
Waddenzee.
Tot 0,5 m zeespiegelstijging is de huidige strategie van lozen onder vrij
verval het meest kostenefficiënt. Op lange termijn is meestijgen van het
peil in het IJsselmeer het meest aantrekkelijke alternatief, mede met het
oog op voldoende zoetwatervoorziening vanuit het IJsselmeer in droge
zomers. Vanuit het oogpunt van natuur heeft een open IJsselmeer met
de herstelde estuariene dynamiek de meeste kansen. Voor alle
varianten geldt dat er kansen zijn voor meekoppeling met economische
ontwikkeling. De strategie van pompen is het minst flexibel: als daar
eenmaal mee begonnen wordt, moet dat ook worden volgehouden
omdat aangenomen kan worden dat men zich in de aangrenzende
gebieden steeds meer zal aanpassen aan de vaste peilen, hetgeen leidt
tot inflexibiliteit.
Conclusies omslagpunten en alternatieve strategieën
Ten aanzien van de omslagpunten kunnen de volgende conclusies
worden getrokken:
1. Op een aantal punten is het huidige waterbeheer- en beleid
‘klimaatbestendig’. Een goed voorbeeld is de strategie van het veilig
houden van de kust door jaarlijkse zandsuppleties. Deze strategie is
nog eeuwen houdbaar, zelfs als de zeespiegel vele meters stijgt. De
kosten zijn relatief beperkt. Deze conclusie betekent ook dat
alternatieve strategieën als eilanden voor de kust of het bouwen van
allerlei harde constructies in plaats van zand minder realistisch zijn.
Vanuit het oogpunt van veiligheid zijn ze overbodig. Over eventuele
andere argumenten om bijvoorbeeld eilanden voor de kust neer te
leggen (ruimte, innovatie, export) wordt in deze verkenning geen
uitspraak gedaan.
2. Op diverse punten is ons huidige waterbeheer en -beleid niet
klimaatbestendig. Dat geldt onder andere voor:
• Het beheer ten aanzien van natuur: het beleid gericht op
natuurbehoud (soortenbenadering) in plaats van
natuurontwikkeling (ecosysteembenadering); dit is nu reeds een
probleem en zal met een stijgende temperatuur in de toekomst
verder toenemen;
• Het beheer ten aanzien van de watervoorziening:
verziltingsbestrijding Nieuwe Waterweg, en daarmee de totale
watervoorzienig van Nederland; dit wordt voor 2040 een
probleem;
vii Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
• Het beheer ten aanzien van de veiligheid: het open houden van de
Nieuwe Waterweg met een stormvloedkering; dit wordt na 2040,
maar voor 2100 een probleem;
Dit betekent dat de bestaande beheersstrategieën vervangen moeten
worden door meer klimaatbestendige varianten. Dit heeft gevolgen
voor het totale waterbeheer en –beleid. Het noopt ook tot actie op
een veel kortere termijn dan we tot nu toe dachten.
Uit deze verkennende studie blijkt dat we het Nederlandse
waterbeheer op veel manieren klimaatbestendig kunnen maken. We
kunnen ons nog lang (bij grote klimaatveranderingen) blijven
aanpassen aan de fysische omstandigheden, zonder dat terugtrekking
op hogere gronden aan de orde is. Het zullen geen simpele
aanpassingen zijn en in de keuze hoe we ons gaan aanpassen, moeten
we ons realiseren dat maatregelen veelal zullen ingrijpen op het gehele
waterbeheersysteem. Een goed voorbeeld daarvan is de vraag of de
Nieuwe Waterweg open moet blijven of niet. Het antwoord op die
vraag grijpt in op de veiligheid, zoetwatervoorziening en natuur, en op
vrijwel alle watersystemen in Nederland. Het blijkt (opnieuw) cruciaal
om dit waterbeheer in zijn totale samenhang te beschouwen:
• Samenhang tussen regio’s (kust, benedenrivieren, rivieren,
IJsselmeergebied, regionaal water en internationale
stroomgebieden kunnen niet los van elkaar worden gezien).
• Samenhang tussen thema’s (onder andere veiligheid, natuur en de
watervoorziening kunnen niet los van elkaar worden gezien).
3. Gezien voorgaande conclusies is het verstandig nu al na te gaan
denken over alternatieve strategieën om het Nederlandse waterbeheer
klimaatbestendig te maken, ondanks het feit dat sommige
omslagpunten relatief ver weg liggen. Denkend vanuit de wat verdere
toekomst kunnen op die manier de beste oplossingen voor de nabije
toekomst worden afgeleid. Samenwerking met landen die
bovenstrooms van ons liggen is daarbij cruciaal.
4. Voor alle strategieën geldt dat er ruimte en geld nodig is om
Nederland klimaatbestendig te maken. Met name die ruimte zal nu al
gereserveerd moeten worden om in de toekomst flexibel op
klimaatverandering in te kunnen spelen. Voorkomen moet echter
worden dat hierdoor gebieden “op slot gaan”. De perspectieven laten
zien dat klimaatbestendigheid en een aantrekkelijke
gebiedsontwikkeling prima kunnen samengaan.
viii Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
1 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Klimaatverandering
Maatschappelijk economische ontwikkeling
Effecten fysisch/ Geografisch/ Maatschappelijksysteem
Omslagpunt•Technisch•Financieel•Maatschappelijk•…………..
Scenario’s
Tijd
•Zeespiegel•Neerslag•Temperatuur•Wind•………
•Economie•Demografie•RO•Politiek•Technologie•…………
Veranderingen •Beheer, •Beleid, •Planning
Maatregelen
Klimaatverandering
Maatschappelijk economische ontwikkeling
Klimaatverandering
Maatschappelijk economische ontwikkeling
Effecten fysisch/ Geografisch/ Maatschappelijksysteem
Effecten fysisch/ Geografisch/ Maatschappelijksysteem
Omslagpunt•Technisch•Financieel•Maatschappelijk•…………..
Scenario’sScenario’s
TijdTijd
•Zeespiegel•Neerslag•Temperatuur•Wind•………
•Economie•Demografie•RO•Politiek•Technologie•…………
•Zeespiegel•Neerslag•Temperatuur•Wind•………
•Economie•Demografie•RO•Politiek•Technologie•…………
Veranderingen •Beheer, •Beleid, •Planning
Veranderingen •Beheer, •Beleid, •Planning
MaatregelenMaatregelen
1. Inleiding
Dit document geeft een tussentijdse weergave van de resultaten van het
project “De klimaatbestendigheid van Nederland Waterland” ten behoeve
van de Delta-commissie.
1.1 Het project Klimaatbestendigheid Nederland Waterland
In opdracht van Rijkswaterstaat is in het najaar van 2007 het project
‘De klimaatbestendigheid van Nederland Waterland’ gestart. Binnen
het project staan twee vragen centraal:
1. Waar liggen de omslagpunten, ook wel knikpunten genoemd,
waardoor als gevolg van klimaatverandering het huidige waterbeheer
en/of –beleid niet langer houdbaar is, en op wat voor termijn gaat dit
spelen?
2. Welke alternatieve strategieën zijn er als het omslagpunt eenmaal
bereikt is, en wat zijn daarvan de voor- en nadelen?
Onderstaande figuur geeft het analysekader weer zoals dat in dit
project is gebruikt.
Figuur 1.1 Analysekader voor dit project
In de figuur zijn de volgende stappen te herkennen:
1. Als gevolg van allerlei ontwikkelingen waarop vanuit het waterbeheer
geen invloed kan worden uitgeoefend, treden er in de loop van de tijd
2 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
allerlei veranderingen op. Niet alleen door klimaatverandering, maar
ook bijvoorbeeld door economische groei of bevolkingsgroei.
2. Die veranderingen hebben effecten op onze leefomgeving (het fysisch,
geografisch, maatschappelijk systeem).
3. De effecten kunnen zo groot zijn, dat het huidige waterbeheer en -/of
–beleid op een gegeven ogenblik niet meer houdbaar is. We bereiken
dan een omslagpunt. De oorzaak kan divers zijn. Er zijn technische
beperkingen, het wordt te duur, of de maatschappij accepteert
bepaalde oplossingen niet langer.
4. Als duidelijk is dat een omslagpunt bereikt gaat worden en de huidige
oplossingen dus niet houdbaar zijn, moet gezocht worden naar
alternatieve strategieën. Dat kan zijn in het beheer, het beleid of de
(ruimtelijke) planvorming.
5. Vaak is het niet verstandig te wachten met het nemen van
maatregelen tot een omslagpunt daadwerkelijk bereikt wordt. Als
duidelijk is dat de huidige strategie op termijn niet houdbaar is, zouden
nu al alternatieve maatregelen ingezet kunnen worden.
Het doel van het project is om de bandbreedte van mogelijke
oplossingsrichtingen aan te geven. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling
om binnen dit project tot voorkeursstrategieën te komen. Het materiaal
van dit project kan echter wel gebruikt worden om de bandbreedte van
mogelijke oplossingsrichtingen aan te geven en hiermee de
(beleids)discussie te voeden. Zo worden de resultaten van dit project
gebruikt voor het Nationaal waterplan (NWP), het Beheersplan
Rijkswateren (BPRW), de Deltacommissie, het Adaptatieprogrammma
Ruimte en Klimaat (ARK, getrokken door VROM) en de Natuurbalans.
Vandaar dat direct vanaf de start van het project ook het Directoraat-
Generaal Water van V&W is betrokken, het ministerie van VROM en
het Milieu- en Natuurplanbureau. Recent zitten ook het ministerie van
LNV en de Unie van Waterschappen in de begeleidingsgroep voor dit
project.
1.2 Doelstellingen van dit project In het project worden vier doelen nagestreefd: 1. Verdieping van kennis. De huidige maatschappelijke discussie over klimaat en water kenmerkt zich nogal eens door ‘veel meningen, weinig feiten’. Waar wel feiten worden gegeven is dit veelal gebaseerd op het her- en verschrijven van 10 jaar oud onderzoek. Bovendien lopen feiten en fictie nogal eens door elkaar heen. 2. Verbinden van regio’s (bovenregionale samenhang). Het huidige klimaatonderzoek beperkt zich veelal tot lokaal of regionaal niveau. Voor het Nederlandse hoofdwatersysteem dat door Rijkswaterstaat beheerd wordt, is juist de bovenregionale samenhang cruciaal. Zee, kust, overgangsgebieden, rivieren, grote meren en regionale watersystemen kunnen niet los van elkaar worden gezien.
3 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Figuur 1.2 Werken vanuit bovenregionale samenhang. Vanuit de internationale
stroomgebieden (links) en vanuit de notie dat de Nederlandse
watersystemen niet los van elkaar kunnen worden gezien.
3. Verbinden van thema’s (werken vanuit het concept van integraal
waterbeheer). Sinds het uitkomen van de vierde Nota
waterhuishouding is het waterbeheer en –beleid versnipperd geraakt,
met onder andere aparte sporen voor waterkwantiteit (WB21),
veiligheid (WV21), waterkwaliteit (KRW) en natuur (Natura2000). De
effecten van klimaatverandering zijn themaoverstijgend, waarbij ook
een sterke beïnvloeding tussen de diverse thema’s aanwezig is. Vandaar
dat een integrale aanpak noodzakelijk is.
4. Denken vanuit de beheerder en/of beleidsmaker. Voor de beheerder
en/of de beleidsmaker zijn niet de effecten van de klimaatscenario’s op
zich interessant, maar vooral de vraag wanneer de klimaatverandering
zo groot wordt dat er een omslagpunt komt om tot een nieuw beheer
en/of beleid over te gaan.
1.3 Omslagpunten In fase 1 van dit project (oktober 2007-maart 2008) zijn de omslagpunten
in beleid en beheer verkend. Omslagpunten worden gedefinieerd als
punten waar bestaande (water-)beheers- en planningsstrategieën niet
meer verder houdbaar zijn om de gewenste ruimtelijke en maatschappelijk-
economische functionaliteit te kunnen handhaven.
Het moment dat een omslagpunt wordt bereikt kan worden getoetst aan
de volgende factoren:
• Het handhaven van de beheersstrategie wordt onbetaalbaar
geacht;
• Het handhaven van de beheersstrategie gaat gepaard met
maatschappelijk onacceptabele ingrepen;
4 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
• Het handhaven van de beheersstrategie overschrijdt de ruimtelijke
en technische limieten.
1.4 De omslagpunten op een rij In fase 1 van het project is een groot aantal omslagpunten gevonden (zie
het rapport ‘De klimaatbestendigheid van Nederland Waterland’, technisch
rapport fase 1). In deze paragraaf worden de belangrijkste nog eens
samengevat. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de korte termijn (nu),
de middellange termijn (2050) en de lange termijn (2100 en verder). De
paragraaf sluit af met de beschrijving van een aantal strategieën waarvoor
geen omslagpunten gevonden zijn, en die ook op langere termijn dus
houdbaar zijn.
1.4.1. Omslagpunten korte termijn
Het eerste punt waarbij de huidige beleidsstrategieën door
klimaatverandering dreigen vast te lopen heeft te maken met natuur.
Feitelijk is voor een aantal watersystemen het omslagpunt al gepasseerd.
Dat komt overigens niet alleen door klimaatverandering. Sterker nog,
klimaatverandering is slechts de druppel die de emmer doet overlopen. Die
emmer was al eerder tot aan de rand gevuld geraakt door menselijk
ingrepen ten behoeve van onder andere veiligheid en economische
functies als de landbouw. Hierdoor is de natuurlijke dynamiek die nodig is
om bijvoorbeeld klimaatschommeling op te vangen volledig ingesnoerd.
Daardoor kan elke klimaatverandering, hoe klein dan ook, leiden tot het
instorten van ecosystemen.
Een andere reden waarom het huidige natuurbeleid vastloopt, is dat het
huidige natuurbeleid is gebaseerd op natuurbehoud in plaats van
natuurontwikkeling, en op individuele soorten in plaats van ecosystemen.
We baseren ons bij het afleiden van de doelstellingen op het verleden
(vaak 1900), en op kenmerkende soorten die een indicator zijn voor de
staat waarin een ecosysteem zich bevindt.
Om met het laatste te beginnen, als door warmere winters het water in de
Oostzee niet meer dichtvriest, komt bijvoorbeeld de eendensoort de Grote
Zaagbek (Figuur 1.3), een belangrijke indicatorsoort, niet meer onze kant
op. En daarmee halen wij onze natuurdoelstellingen niet.
Figuur 1.3 Grote Zaagbek
En als wij ons voor onze natuurdoelstellingen blijven baseren op 1900, met
5 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
ter illustratie jaargemiddelde Rijntemperaturen bij Lobith van 11 graden,
veronachtzamen we dat over 100 jaar de jaargemiddelde temperatuur is
gestegen naar 16 tot 18 graden. Daar hoort een heel ander ecosysteem bij,
met andere soorten.
Figuur 1.4 Jaargemiddelde watertemperatuur van de Rijn bij Lobith. In 1900 was
die temperatuur rond de 11 graden. Inmiddels is de temperatuur door
koelwaterlozingen (2 graden) en klimaatverandering (1 graad) met totaal
3 graden gestegen. Door klimaatverandering zal de watertemperatuur de
komende eeuw nog eens met 2 tot 4 graden oplopen.
Kortom, zolang bij het afleiden van de doelstellingen niet ook rekening
wordt gehouden met een veranderend klimaat, is de strategie rond natuur
niet klimaatbestendig.
1.4.2. Omslagpunten 2050
Volgens de huidige inzichten over de snelheid en omvang van
klimaatverandering is het belangrijkste aandachtspunt tot 2050 de
zoetwatervoorziening. In Zuidwest Nederland worden als eerste kritische
grenzen bereikt. Daarmee komt de totale waterverdeling van Nederland
ter discussie te staan.
De problemen met de watervoorziening ontstaan doordat de Nieuwe
Waterweg, vanwege het belang van de haven van Rotterdam, in open
verbinding staat met de zee. Bij lage afvoeren kan het zoute zeewater ver
landinwaarts dringen, bij hoge afvoeren duwt het zoete rivierwater het
zoute zeewater als het ware terug.
In alle klimaatscenario’s stijgt de zeespiegel, en in 2 van de
klimaatscenario’s van het KNMI dalen de rivierafvoeren in de zomer fors.
Hierdoor gaat de zoutindringing sterk toenemen. Het zoete rivierwater en
zoute zeewater mengen weliswaar, maar zelfs ver landinwaarts kan het
zoutgehalte van het rivierwater zover oplopen dat het onbruikbaar wordt
om de landbouw- en natuurgebieden van voldoende zoet water te
voorzien. Het eerst gaat dat gebeuren bij de watervoorziening van Zuid-
6 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Holland. Die wateraanvoer vindt plaats via de Hollandsche IJssel naar een
gemaal bij Gouda. In de huidige situatie is die zoetwateraanvoer door
zoutindringing al regelmatig onbruikbaar (eens in de vijf tot tien jaar voor
een periode oplopend tot 50 dagen in de zomer), Indien we uitgaan van
de nieuwe KNMI’06 scenario’s (figuur 1.5), zal dat gaan toenemen.
Figuur 1.5 Schematisch overzicht van de 4 KNMI’06 klimaatscenario’s (bron:
KNMI).
Figuur 1.6 laat het aantal dagen per jaar zien waarop de zoetwateraanvoer
naar Zuid-Holland is geblokkeerd door te hoge chloridegehaltes voor deze
verschillende klimaatscenario’s.
Dat kan zelfs zo ver gaan, dat de aanvoer bijna de helft van het jaar
geblokkeerd is. Zie het extreem droge jaar (een jaar als 1976 dat
gemiddeld eens in de 100 jaar voorkomt) in een W+-scenario in
onderstaande figuur (figuur 1.6). Ook in een droog jaar, een jaar als
2003 dat gemiddeld eens in de 10 jaar voorkomt, neemt het aantal
dagen dat onvoldoende zoet water kan worden aangevoerd fors toe.
Maar wat belangrijker is: de trend dat de blokkade van de
zoetwateraanvoer toeneemt, is in alle klimaatscenario’s zichtbaar.
7 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Huidig G G+ W W+
= extreem droog jaar (1:100)
= droog jaar (1:10)
= matig droog jaar (1:5)
= gemiddeld jaar
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Huidig G G+ W W+
= extreem droog jaar (1:100)
= droog jaar (1:10)
= matig droog jaar (1:5)
= gemiddeld jaar
= extreem droog jaar (1:100)
= droog jaar (1:10)
= matig droog jaar (1:5)
= gemiddeld jaar
Figuur 1.6 Het aantal dagen per jaar (op de Y-as) dat de zoetwatervoorziening van
Zuid-Holland via de Hollandsche IJssel geblokkeerd is door verzilting bij
verschillende klimaatscenario’s (zichtjaar 2050) en verschillende
weerjaren.
En daarmee kan geconcludeerd worden dat de huidige strategie om forse
hoeveelheden water te gebruiken om het water tussen de Nieuwe
Waterweg en de Lek zoet te houden bij lage rivierafvoeren niet
klimaatbestendig is.
Hoeveel water nodig is voor het zoet houden van de Nieuwe Waterweg
illustreert het volgende plaatje (Figuur 1.7). Daarop staat een
laagwatersituatie (een situatie waarbij slechts 1000 m3/s bij Lobith
binnenkomt), en hoe wij het beschikbare water verdelen conform de
waterakkoorden.
Aan de kust is te zien hoeveel water we uiteindelijk naar de Noordzee
sturen. Vooral het getal van 700 m3/s bij de Nieuwe Waterweg valt daarbij
op. In droge periodes wordt 70% van het zoete water dat bij Lobith
binnenkomt gebruikt om de Nieuwe Waterweg/Lek zoet te houden. En
dat om uiteindelijk 35 m3/s via Gouda aan Zuid-Holland te leveren, wat
neerkomt op een netto rendement van 5%. Eerder werd geconcludeerd
dat dat een strategie is, die op de langere termijn niet houdbaar is. Dat
betekent dat die 700 m3/s over de Nieuwe Waterweg in laagwatersituaties
een andere bestemming zou kunnen krijgen. Dit heeft grote gevolgen voor
de totale landelijke waterverdeling bij lage rivierafvoeren. Met een
aanpassing hiervan staat dus de totale Nederlandse waterverdeling ter
discussie.
8 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
60
95,213,4
1,2
1018,6
35
23 15,7
15,6
16,5
4,97
8
2,5700
60
20
70
= Wateraanvoer Zuid-Holland
1000
Figuur 1.7 Waterverdeling (conform waterakkoorden) bij een lage Rijnafvoer (1000
m3/s bij Lobith)
De zoetwatervoorziening is verreweg het belangrijkste omslagpunt voor
2050, met de kanttekening dat het omslagpunt voor natuur nog steeds
gepasseerd is. Op grote afstand zou, hoewel dat uiterst onwaarschijnlijk is,
hoogwater op de Rijn een probleem kunnen worden. Het huidige
programma van Ruimte voor de Rivier is gebaseerd op een maximale
afvoer van 18.000 m3/s bij Lobith. Hoge afvoeren nemen toe volgens alle
scenario’s. Volgens twee van de vier scenario’s zou in 2050 de
neerslagtoename in het buitenlandse deel van het Rijnstroomgebied zo
groot zijn dat theoretisch een dergelijke afvoer een grotere kans op
voorkomen krijgt dan 1/1250. Dit water kan echter Nederland niet
bereiken. Door capaciteitsbeperkingen van de rivieren in Duitsland, zal de
hoogwatergolf afvlakken. Uit de berekeningen blijkt dat een afvoer van
17.500 m3/s in 2100 bij de in Duitsland voorgenomen maatregelen ter
verhoging van de overstromingsveiligheid wel zo ongeveer het maximum
is. Alleen als in Duitsland extreme veiligheidsmaatregelen worden
genomen waarbij op grote schaal dijken sterk verhoogd en versterkt
worden, zal de 18.000 m3/s Lobith kunnen bereiken. Er bestaan echter
momenteel geen plannen voor dergelijke grootschalige dijkverhogingen in
Duitsland. Ook worden voor zover bekend dergelijke plannen niet
overwogen. Daarmee is er weinig kans dat dit knikpunt voor 2050 zal
worden bereikt en is de kans reëler dat dit op zijn vroegst in 2100 gaat
gebeuren.
Een toenemende rivierafvoer in combinatie met de stijgende zeespiegel zal
ook in het IJsselmeergebied leiden tot een omslagpunt. De huidige
strategie om het overtollige rivier- en regenwater bij laag water te spuien
onder vrij verval bij de Afsluitdijk wordt steeds moeilijker. Tot 2050 kunnen
9 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
we nog uit de voeten met de extra spuicapaciteit die momenteel wordt
voorbereid, maar daarna zal een alternatieve strategie gekozen moeten
worden. Een van de opties is het laten meestijgen van het IJsselmeerpeil
met de zeespiegel. Hierdoor blijft het spuien onder vrij verval mogelijk,
maar moeten wel de dijken rond het IJsselmeer verhoogd worden. Een
ander alternatief is om grote gemalen op de Afsluitdijk te zetten waarmee
het overtollige water kan worden weggepompt.
Ook de verdrinking van de Waddenzee kan op de kortere termijn een
issue worden als de zeespiegel sneller stijgt dan verwacht. Bij een snelle
zeespiegelstijging verdwijnen de zandplaten en kwelders onder water,
waardoor waardevolle soorten (dieren en planten) hun leefgebied
verliezen, steeds zeldzamer worden en uiteindelijk verdwijnen. Over de
vraag wanneer die verdrinking precies optreedt, is in het onderzoek
geen eenduidig antwoord te vinden. Een voorzichtige schatting geeft
aan dat de Waddenzee een zeespiegelstijging van tenminste 3
millimeter per jaar kan bijhouden voor de grote vloedkommen en 6
millimeter per jaar voor de kleine. Dit voorzichtige cijfer (in verband
met het voorzorgprincipe) wordt door het ministerie van Economische
Zaken gehanteerd voor het definiëren van de gebruiksruimte (=
meegroeivermogen minus zeespiegelstijgingsnelheid). Maar er zijn ook
studies die aangeven dat in het verre verleden de Waddenzee een
stijging kon bijhouden van 8 mm per eeuw in de grote vloedkommen.
Dit getal komt ongeveer overeen met het maximale KNMI 2006
zeespiegelstijgingscenario (85 cm in 2100 ten opzichte van de stand in
1990). Het zou dus kunnen dat het maximaal mogelijke
meegroeivermogen hoger ligt dan de genoemde 3 tot 6 mm. Maar het
zal waarschijnlijk minder zijn dan 10 millimeter per jaar (= 1 meter per
eeuw) voor kleine bekkens en nog lager voor grote bekkens.
1.4.3. Omslagpunten lange termijn (2100-2200)
Over 100 jaar zullen er hoogstwaarschijnlijk knelpunten ontstaan in de
bescherming tegen overstromingen in het benedenrivierengebied.
Weliswaar is dit nog ver weg maar vanwege de hoge kwetsbaarheid van
het achterland is het zo fundamenteel dat er tijdig naar alternatieve
strategieën moet worden gekeken. Omslagpunten worden hier
voornamelijk bepaald door het niet meer kunnen voldoen aan
veiligheidsnormen vanwege de fysieke beperkingen van de
stormvloedkering (hoogte en sluitfrequentie), de beperkte ruimte om de
benodigde dijkversterkingen uit te voeren en de hoogteligging van
buitendijkse gebieden. Onderstaand is het voorbeeld van de sluitfrequentie
van de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg verder uitgewerkt.
Maeslantkering; Omslagpunt sluitfrequentie:
Beoogde sluitfrequentie : 1/10 jaar
Zeespiegel +0,75 : 1/1 jaar
Zeespiegel +1,50 : 10 tot 30 keer per jaar
Zeespiegel +3,00 : meer dan 100 keer per jaar (altijd dicht)
Ook hier kan weer de conclusie getrokken worden dat de huidige strategie
om het Rijnmondgebied veilig te houden door middel van alleen een
stormvloedkering en het programma van Ruimte voor de Rivier op lange
10 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
termijn niet klimaatbestendig is. Er zullen ingrijpende maatregelen nodig
zijn om het wettelijk vereiste veiligheidsniveau te handhaven.
1.4.4. Strategieën waarvoor geen omslagpunten zijn gevonden
Naast informatie over omslagpunten is het uiteraard ook relevant te weten
voor welke strategieën geen omslagpunten zijn gevonden. Dergelijke
strategieën zijn kennelijk duurzaam, ook als op langere termijn het klimaat
verandert.
Het belangrijkste onderwerp waar dit het geval is, is de huidige manier van
verdedigen van de zandige kust. Dat gebeurt met jaarlijkse zandsuppleties,
waarmee de reststerkte van de kering, de basiskustlijn en het
kustfundament op peil gehouden worden (Figuur 1.8.)
Figuur 1.8 Zandsuppleties leveren een bijdrage aan de reststerkte, de basiskustlijn
en het kustfundament
Deze strategie van zandsuppleties is nog eeuwen houdbaar, zelfs als de
zeespiegel vele meters stijgt. De kosten zijn relatief beperkt.
Voorgaande conclusie betekent ook dat alternatieve strategieën als
eilanden voor de kust of het bouwen van allerlei harde constructies in
plaats van zand minder realistisch zijn. Vanuit het oogpunt van
veiligheid zijn ze overbodig. Over eventuele andere argumenten om
bijvoorbeeld eilanden voor de kust neer te leggen (ruimte, innovatie,
export) wordt in deze studie geen uitspraak gedaan.
Een ander veiligheidsonderwerp waarvoor geen omslagpunten zijn
gevonden, zijn de harde keringen. Het gaat daarbij onder meer over
dijken. Uit de analyse blijkt dat dijkverhogingen technisch gezien nog
heel lang zijn vol te houden. Wel kan op een gegeven ogenblik de
beschikbare ruimte beperkend worden. Als dijken hoger moeten,
moeten ze vaak ook breder, zeker in het westen van het land. En die
beschikbare ruimte is er met name door bebouwing vaak niet.
Technisch gezien is dat echter geen probleem, want er zijn
alternatieven in de vorm van bijvoorbeeld diepwanden en damwanden.
De kosten zijn echter aanzienlijk hoger (factor 2), en kunnen nog veel
11 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
hoger oplopen als ook het standaardmateriaal niet meer toereikend is.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de benodigde lengte van damwanden,
die in sommige gevallen langer moeten zijn dan in de
standaardproductie worden geleverd.
Een laatste onderwerp waarvoor geen omslagpunten zijn gevonden is
voor opbarsting. Uit sommige onderzoeken bleek dat door de stijgende
zeespiegel de grondwaterdruk zou gaan toenemen. Op plaatsen waar
de bovenlaag dun is, zou dat kunnen leiden tot het op grote schaal
opbarsten van die bovenlaag, waardoor het grondwater in grote
hoeveelheden (en soms zilt) op zou kunnen borrelen. Uit deze studie
blijkt, dat dit effect zeker niet op grote schaal voor gaat komen.
Hooguit lokaal, dicht achter de waterkering, bestaat een verhoogd
risico op opbarsting, maar van en ‘landelijk probleem’ is dus geen
sprake.
1.4.5. Maatschappelijke omslagpunten
De tot nu toe beschreven omslagpunten zijn allen technisch van aard.
In de verkenning is echter ook aandacht besteed aan omslagpunten die
meer te maken hebben met het maatschappelijk draagvlak. Twee ervan
worden hier beschreven: het maatschappelijk effect van een
overstroming in Duitsland, en het effect van het kort na elkaar
voorkomen van twee droge zomers.
Overstroming Duitsland: Duitsland kent lagere veiligheidsnormen dan
Nederland. Daardoor zullen in de huidige situatie de grote
hoeveelheden water waar wij onze waterkeringen op dimensioneren
(nu 16.000 en op termijn 18.000 m3/s bij Lobith) niet snel optreden. Al
veel eerder treedt een overstroming op in Duitsland. Zo’n overstroming
kan echter wel het maatschappelijk debat over onze veiligheid sterk
beïnvloeden. Daarnaast is de kans groot dat Duitsland het er niet bij
laat zitten en maatregelen gaat nemen om de veiligheid te verhogen.
Gezien deze argumenten is daarom verkend hoe groot de kans is dat de
komende eeuw een grootschalige overstroming plaatsvindt in
Duitsland. Bij de bovenscenario’s van het KNMI (W/W+) is die kans tot
2050 8%, bij de lagere scenario’s (G/G+) is dat over de gehele periode
tot 2100 20%. Het risico is dus niet groot, maar ook weer niet te
verwaarlozen. Blijft dat op termijn de kans op overstroming sterk
afhangt van de maatregelen die in Duitsland gaan worden genomen.
Samenwerking met Duitsland blijft dan ook in alle gevallen bijzonder
belangrijk.
Binnenvaart: Voor de binnenvaart zijn vooral de lage afvoeren relevant,
omdat die grote beperkingen op kunnen leveren. De ervaringen met de
zomer van 2003 staan nog vers in het geheugen. In 2 van de 4
klimaatscenario’s van het KNMI nemen de afvoeren in de zomer fors af.
De verladers hebben aangegeven dat één keer een zomer als 2003
geen probleem is, dat hoort bij de binnenvaart. Maar als het twee keer
in korte tijd gebeurt (5 jaar), zal het vertrouwen in de binnenvaart sterk
afnemen, en zal serieus worden gekeken naar alternatieven. Het
omslagpunt heeft dus te maken met vertrouwen. Naarmate de
klimaatverandering doorzet, neemt ook het risico op lage afvoeren toe.
12 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
In het droogste scenario (W+) zal in 2050 een jaar als 2003 het
gemiddelde jaar zijn. De kans dat we dan in een periode van 5 jaar
twee keer tegen een zomer als 2003 aanlopen, is dan uitermate groot.
1.5 Conclusies omslagpunten Ten aanzien van de omslagpunten kunnen de volgende conclusies
worden getrokken:
1. Op een aantal punten is het huidige waterbeheer- en beleid
‘klimaatbestendig’. Een goed voorbeeld is de strategie van het veilig
houden van de kust door jaarlijkse zandsuppleties. Deze strategie is
nog eeuwen houdbaar, zelfs als de zeespiegel vele meters stijgt. De
kosten zijn relatief beperkt. Deze conclusie betekent ook dat
alternatieve strategieën als eilanden voor de kust of het bouwen van
allerlei harde constructies in plaats van zand overbodig zijn vanuit het
oogpunt van de veiligheid. Over eventuele andere argumenten om
bijvoorbeeld eilanden voor de kust neer te leggen (ruimte, innovatie,
export) wordt in deze verkenning geen uitspraak gedaan.
2. Op diverse punten is ons huidige waterbeheer en -beleid niet
klimaatbestendig. Dat geldt onder andere voor:
• Natuur: het beleid gericht op natuurbehoud (soortenbenadering)
in plaats van natuurontwikkeling (ecosysteembenadering),
• Watervoorziening: verziltingsbestrijding Nieuwe Waterweg, en
daarmee de totale watervoorzienig van Nederland,
• Veiligheid: het open houden van de Nieuwe Waterweg met een
stormvloedkering.
Het voorgaande heeft gevolgen voor het totale waterbeheer en –
beleid (zie conclusie 3). Het noopt ook tot actie (zie conclusie 4), op
een veel kortere termijn dan we tot nu toe dachten.
3. De verkenning naar de effecten van klimaatverandering op het
waterbeheer en –beleid heeft (opnieuw) bevestigd dat het cruciaal is
om het waterbeheer- en beleid in zijn totale samenhang te
beschouwen:
• Samenhang tussen regio’s (kust, benedenrivieren, rivieren,
IJsselmeergebied, regionaal water en internationale
stroomgebieden kunnen niet los van elkaar worden gezien).
• Samenhang tussen thema’s (onder andere veiligheid, natuur en de
watervoorziening kunnen niet los van elkaar worden gezien).
Klimaatverandering grijpt in op het totale watersysteem en –
beleid, waarbij alles met alles samenhangt.
4. Gezien voorgaande conclusies is het verstandig nu al na te gaan
denken over alternatieve strategieën, ondanks het feit dat sommige
omslagpunten relatief ver weg liggen. Denkend vanuit de wat verdere
13 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
toekomst kunnen op die manier de beste oplossingen voor de nabije
toekomst worden afgeleid. Samenwerking met landen die
bovenstrooms van ons liggen is daarbij cruciaal.
De eerste stap op weg naar alternatieve strategieën is in het vervolg
van dit rapport uitgewerkt.
14 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
15 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
2. Oplossingsrichtingen en beoordelingskader
2.1 Oplossingsrichtingen Om te kunnen anticiperen op omslagpunten dienen tijdig alternatieve
adaptatiestrategieën te worden ingezet. Er zijn echter zeer veel
mogelijke alternatieven. De kunst is om hier eerst een goede ordening
in aan te brengen en vervolgens een goede beoordeling van voor- en
nadelen te geven.
Om een zoveel mogelijk waardevrije ordening van alternatieve
oplossingen uit te voeren is in het project gekozen voor de
perspectievenmethode (zie hoofdstuk 3). Hiermee kunnen we vanuit
drie perspectieven oplossingsrichtingen in beeld brengen. Dit sluit goed
aan bij de opdracht aan het project om de bandbreedte in beeld te
brengen
De oplossingsrichtingen zijn geïnventariseerd in 2 workshops met
deskundigen:
• Op 20 maart 2008 in Den Haag met ongeveer 90 deelnemers
vanuit waterbeheerders, andere ministeries, kennisinstellingen en
adviesbureaus verspreid over 6 sessies.
• Op 16 en 17 april 2008 in een versnellingssessie ten behoeve
van de deltacommissie met deskundigen van RWS, MNP en
Deltares.
Daarbij was de opdracht om vanuit 3 perspectieven tot coherente
oplossingen te komen voor heel Nederland. Onder coherentie wordt
verstaan:
• dat de gekozen oplossingsrichting aansluit bij geïdentificeerde
voorziene knelpunten (omslagpunten),
• dat de thema’s veiligheid, watervoorziening en natuur in onderlinge
samenhang worden beschouwd,
• dat er een goede ruimtelijke samenhang bestaat tussen maatregelen
in verschillende deelsystemen.
De oplossingsrichtingen zijn beschreven als een eindbeeld voor de
langere termijn. Tevens is op onderdelen aangegeven welke stappen in
de tijd gezet moeten worden om tot het eindbeeld te komen
2.2 Beoordelingskader Om de voor- en nadelen van de verschillende perspectieven en
alternatieve strategieën te kunnen beoordelen, is een beoordelingskader
nodig. Een beoordelingskader bestaat uit een lijst van criteria die voor de
16 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
besluitvorming relevant zijn. In dit geval wordt de besluitvorming
voorbereid door de Deltacommissie. Die adviseert, regering en parlement
besluiten vervolgens. Bij de keuze van de criteria is daarom nauw
aangesloten bij de wensen van de Deltacommissie. Daarnaast zijn nog een
aantal criteria toegevoegd die vanuit het project van belang zijn voor de
vervolgfase. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het volgende
beoordelingskader.
In de versnellingssessie zijn met name de punten onder
flexibiliteit/aanpasbaarheid expliciet aan de orde gekomen. Impliciet is bij
het opstellen van de eindbeelden rekening gehouden met koppelkansen.
Kosteneffectiviteit is ook impliciet meegenomen. In de verdere loop van
het project wordt het beoordelingskader verder uitgewerkt. Eindproduct
(eind 2008) zal een uitgebreide onderbouwde beoordeling van de 3
perspectieven zijn. De uitkomsten van deze versnellingssessie moeten
worden gezien als een eerste expert-judgement.
Voorkomen van semantische discussies
In toekomststudies worden begrippen vaak door elkaar gebruikt. Voor dit rapport
geldt het volgende gebruik van de verschillende begrippen. • externe ontwikkeling - ontwikkeling die wel van belang is voor het
water / de waterveiligheid in Nederland maar die door het Waterplanbeleid niet beïnvloed kan worden.
• managementstijl - voorgestelde strategie en gedachte achter die strategie.
• perspectief – denkrichting, zoals die van milieudenker, controlist en marktoptimist, ieder met een eigen wereldbeeld en managementstijl.
• strategie - combinatie van maatregelen die men gezamenlijk wil toepassen om een bepaald doel te behalen. Er wordt hier ook gesproken over oplossingsrichtingen.
• streefbeeld - gewenste toekomst zoals die door beleidstrategieën te beïnvloeden valt.
• toekomstbeeld - beeld van de toekomst vanuit een bepaald perspectief.
Beoordelingskader: • Kosteneffectiviteit • Koppelkansen
– Natuur – Watervoorziening – Economische functies (o.a. Waterrecreatie)
• Flexibiliteit/aanpasbaarheid – Scenario’s (robuustheid)
• Andere wereldbeelden • Ruimte (vol-leeg) • Economie (rijk-arm) • Klimaatverandering (snel-langzaam)
– Overstappen op andere strategieën – No regret
• Bestuurlijke en maatschappelijke acceptatie
17 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
3. Perspectieven
3.1 De Perspectievenmethode In het eerste hoofdstuk is geconstateerd dat een aantal strategieën die
in het huidige waterbeheer worden gebruikt op langere termijn niet
houdbaar zijn. Er zullen dus alternatieven moeten worden bedacht om
Nederland veilig, leefbaar en mooi te houden.
Er zijn echter zeer veel mogelijke alternatieven. De kunst is om hier
eerst een goede ordening in aan te brengen en vervolgens een goede
beoordeling van voor- en nadelen te geven.
Er zijn verschillende methodes om te ordenen. Vaak wordt gebruik
gemaakt van een assenkruis, met daarop de twee dominante
onzekerheden (externe ontwikkelingen) die voor een bepaald vraagstuk
van belang zijn. Dit resulteert in 4 alternatieven, elk met een eigen set
van doelen en bijbehorende maatregelen, en elk uitgaande van een
bepaalde combinatie van dominante onzekerheden (Figuur 3.1).
Het voordeel van deze methode is dat hij relatief simpel is. Maar er
zitten ook grote nadelen aan. Vooral het consistent maken van
alternatieven op het gebied van doelstellingen, maatregelpakketten en
dominante onzekerheden is uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk.
Daarnaast is er vaak discussie over welke dominante onzekerheden op
de assen moeten komen te staan. Vaak zijn subjectieve keuzes dan
doorslaggevend.
Figuur 3.1 Ordening middels twee dominante onzekerheden ten behoeve van
scenario ontwikkeling
De perspectievenmethode kent deze nadelen niet. Met de methode kan
een zoveel mogelijk waardevrije ordening van alternatieve oplossingen
Dominante onzekerheid 1
Dom
inan
te
onze
kerh
eid
2
HoogLaag
Hoo
gLa
ag
Alternatief 1:•Doelstellingen 1•Maatregelenpakket 1
Alternatief 2:•Doelstellingen 2•Maatregelenpakket 2
Alternatief 3:•Doelstellingen 3•Maatregelenpakket 3
Alternatief 4:•Doelstellingen 4•Maatregelenpakket 4
Dominante onzekerheid 1
Dom
inan
te
onze
kerh
eid
2
HoogLaag
Hoo
gLa
ag
Alternatief 1:•Doelstellingen 1•Maatregelenpakket 1
Alternatief 2:•Doelstellingen 2•Maatregelenpakket 2
Alternatief 3:•Doelstellingen 3•Maatregelenpakket 3
Alternatief 4:•Doelstellingen 4•Maatregelenpakket 4
18 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
gemaakt worden. De perspectieven kennen verschillende
basisaannames ten aanzien van de kijk op waterproblematiek, de
omgang met het natuurlijk systeem, levensstijlen van mensen en de
economische dynamiek. Ook de eventuele transitiestrategie om van het
ene perspectief in het andere te komen, kan op een logische en
consistente manier worden afgeleid. De combinaties van verschillende
basisaannames staan in Figuur 3.2 weergegeven.
Figuur 3.2 De perspectieven uit de perspectievenmethode
3.2 Waarom de toekomstbeelden controlist, milieudenker, marktoptimist?
De toekomstbeelden controlist, milieudenker en marktoptimist zijn drie van
de vier perspectieven van de zogenaamde culturele theorie. De culturele
theorie gaat ervan uit dat het handig is om je bewust te zijn van
verschillende perspectieven, omdat ieder perspectief (1) enige elementen
van ervaring en wijsheid gebruikt die de andere perspectieven niet
gebruiken; (2) representatief is voor hoe een aanzienlijk deel van de
bevolking denkt en (3) de andere perspectieven nodig heeft om langer
houdbaar te zijn.
19 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Drie perspectieven van de Culturele Theorie Controlist (Engels: hierarchist) In het controlistische perspectief zijn mensen van nature zondig, maar stuurbaar door regelgeving. De natuur is robuust (vergelijkbaar met het gele balletje in de figuur), maar aan deze robuustheid zijn grenzen verbonden. Dit houdt in dat de natuur de potentie heeft om kleine verstoringen te herstellen. Het overschrijden van deze grens (die bepaald wordt door experts en overheden), kan ernstige schade toebrengen aan de manier waarop de natuur functioneert. Risico’s worden geaccepteerd, maar de gevolgen ervan zoveel mogelijk beperkt en gecontroleerd. De mens heeft vooral een controlerende en sturende functie op de natuur en het water. Dijken, kades en sluizen zorgen ervoor dat hoogwater op afstand blijft en spaarbekkens zorgen voor voldoende water voor de mens in droge perioden. Bescherming en veiligheid van personen binnen de eigen groep zijn voor de controlist uitzonderlijk van belang. Milieudenker (Egalitarian) Binnen het egalitaire perspectief gaat men uit van de goedheid van de mens en de mogelijkheid om menselijk gedrag en menselijke behoeften aan te passen. De natuur is zeer fragiel waardoor kleine verstoringen catastrofale gevolgen kunnen hebben. Het balletje in het figuur, hoeft maar een minuscuul zetje te krijgen om met hoge snelheid bergaf te rollen Het is dan ook zaak nadelige effecten zoveel mogelijk te voorkomen, waardoor de nadruk op preventie ligt. Procesmatig is het bereiken van consensus van groot belang en is gelijkheid (tussen alle mensen en generaties, maar ook tussen de mens en natuur) zeer belangrijk. Mens en natuur zijn gelijkwaardig en hebben gelijke rechten wanneer het over de verdeling van water gaat. Daarnaast moet de mens respect opbrengen voor de ruimte die de natuur (en dus ook het water) nodig heeft. Marktoptimist (Individualist) In het individualistische perspectief is de mens van nature egoïstisch. Creativiteit, persoonlijke ontwikkeling en zelfontplooiing zijn belangrijke waarden voor de individualist. Het vertrouwen in innovatieve technologieën is groot en eventuele, toekomstige problemen kunnen met behulp van technologie op een adaptieve manier opgelost worden. Voor water houdt dit bijvoorbeeld in dat men zoekt naar innovatieve technologieën om met overstromingen en/of droogte om te gaan. De natuur is zeer robuust en heeft een enorm vermogen tot herstel. Ook dit komt overeen met het hiernaast afgebeelde figuur; het balletje kan nooit over de bovengrens van het bakje rollen. Wanneer herstel niet mogelijk zou zijn, is dit ook geen probleem, omdat de natuur geen directe bijdrage aan de economie levert. De markt is de manier om hoger op te komen en bovendien essentieel onderdeel van de menselijke samenleving. De natuur moet dan ook wijken voor de economie. De mens kan de natuur ongeremd gebruiken voor de verwezenlijking en vervulling van alle doelen en behoeften.
De perspectieven hebben elkaar nodig, niet alleen omdat dat voldoende
draagvlak geeft, maar ook omdat er dan meer oplossingsmogelijkheden in
beeld komen. De milieudenker heeft de orde en hiërarchie van de
controlist nodig om bijvoorbeeld milieuregels te krijgen en maatregelen
uitgevoerd te krijgen. De controlist heeft de creativiteit nodig van de
milieudenker, want wil anders vast blijven houden aan huidige regels en
beleidslijnen. De marktoptimist heeft ook de controlist nodig, want volledig
doorvoeren van het ideaalbeeld van de marktoptimist betekent dat de
overheid bijna geen invloed meer heeft, wat chaos kan opleveren en
essentiële goederen als drinkwater in gevaar kan brengen (geïnspireerd op
Verweij et al., 2006).
Werken met drie perspectieven voor het maken van beleid kan nut
hebben om de volgende vier redenen:
1. Inzichtverschillen moeten expliciet worden om legitiem beleid te
krijgen.
20 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Het Kyotoprotocol en de perspectieven van de culturele theorie
De mislukking van het Kyotoprotocol door gebrek aan perspectieven
Verweij et al. (2006) bestudeerden de totstandkoming van het Kyotoprotocol en de
verschillende perspectieven die daarbij een rol speelden. Volgens hen is het
Kyotoprotocol een typisch protocol gemaakt door controlisten die dachten dat ze
door regels en een formele toezegging van regeringen de wereld beter konden
maken en vervolgens het verdrag hebben uitgekleed om zoveel mogelijk regeringen
aan boord te krijgen. Een systeem dat heel veel monitoring nodig heeft, dat ervan
uit gaat dat regeringen veel invloed kunnen uitoefenen op hun industrieën en
bewoners, dat duur is, dat niet ambitieus is en dat moeilijk te veranderen valt als
klimaatverandering anders blijkt uit te pakken. Verweij et al. zijn ervan overtuigd dat
als er meer aandacht geweest was voor innovatie door bedrijfsleven (marktoptimist)
en voor overheveling van technologie tussen landen met verschillende rijkdom en
lokale productie van groene energie (milieudenker) er effectievere oplossingen naar
voren zouden zijn gekomen.
Er zijn op zijn minst drie verschillende ‘waarheden’ die invloed hebben
op waar het probleem over gaat, wat de omvang is van het probleem
en wat mogelijke oplossingen zijn. Dit levert meningsverschillen op, die
niet te voorkomen zijn en niet voorkomen mogen worden voordat
beleid tot stand komt, om tot voldoende doordacht en discussievast
beleid te komen.
2. Meerdere oplossingsmogelijkheden in beeld brengen geeft
effectiever beleid.
Als we vastzitten in een perspectief dan komen een aantal
oplossingsrichtingen niet aan bod en kunnen we een deel van de
effectiviteit en efficiëntie missen. Zie Box 3.
3. Door bewust om te gaan met verschillende perspectieven wordt de
communicatie verbeterd.
Mensen kunnen op een verschillende ‘golflengte’ zitten zonder dat ze
het zelf in de gaten hebben. Vooral doordat mensen een ander beeld
hebben van hoe de wereld functioneert en wat er aan externe
ontwikkelingen op ons afkomt, kunnen mensen voor andere strategieën
kiezen. Door te verwijzen naar de perspectieven waarin ze zich
herkennen kan het verschil in ‘golflengte’ explicieter gemaakt worden.
En als het streefbeeld eenmaal gekozen is, kunnen de toekomstbeelden
gebruikt worden om bewust om te gaan met de communicatie van dit
streefbeeld; een verschuiving van controlist naar marktoptimist of
milieudenker zal bij verschillende mensen verschillend goed vallen.
4. Testen van managementstijlen op het wereldbeeld van een ander
perspectief is een test op robuustheid.
Er zijn heel erg veel onzekerheden in de toekomst waarvoor allemaal
afzonderlijke robuustheidstests kunnen worden uitgevoerd. Dit geeft
echter nog geen beeld van robuustheid voor een combinatie van
onzekerheden die door een bepaalde groep mensen zo wordt gezien.
21 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Zelfs het vierde perspectief van de fatalist (“what will be, will be” &
“waarom ons druk maken?”) zou men zich moeten realiseren bij het
maken van beleid, omdat ook daar een kern van waarheid in zit en
omdat die groep zich dan wel niet vaak mengt in politieke discussies,
maar via bijvoorbeeld stemgedrag veel invloed kan hebben
(geïnspireerd op Verweij et al., 2006).
Shell (2005) gaat voor de scenario’s van 2025 uit van dezelfde driehoek
van perspectieven, al beperkt Shell zich bewust tot de krachten “market
incentives” (= marktoptimist), “force of community” (= milieudenker),
“coercion and regulation (= controlist). De toekomstbeelden plaatst
Shell al op de zijden van de driehoek (win-winlose), omdat daar volgens
Shell de interessante beelden liggen met een voldoende groot
draagvlak om realistisch te zijn. De trilemma’s die dit oplevert, zijn ter
inspiratie voor strategische beslissingen bij Shell.
3.3 Achtergrond De culturele theorie heeft een goede wetenschappelijke basis, ze komt
voort uit theorieën in de sociologie en veldonderzoek uit de
antropologie. Zie Box 4.
In Nederland is een aantal onderzoeken gedaan naar hoe de
perspectieven passen op verschillende standpunten over het Nederlands
Waterbeheer: 2001 Veiligheid rond Rijn en Maas (NOP), 2002
Achtergrond
De culturele theorie met het idee van de vier perspectieven is begin jaren tachtig van de vorige eeuw
voortgekomen uit zowel sociale theorieën als gemeten kenmerken van omgang tussen mensen in
ethnografische studies. Mary Douglas en Michael Thompson zijn de ontwikkelaars. De vier perspectieven
vullen de kwadranten van een assenstelsel met op de ene as de mate waarin de ordening van sociale
relaties de gedachten en acties van individuen bepaalt (GRID) en op de andere as de mate waarin
gezamenlijke betrokkenheid de gedachte en de acties van individuen bepaalt (GROUP). De perspectieven
zijn de kwadranten van het assenstelsel van GRID en GROUP, zie hieronder.
In de culturele theorie is er behalve controlist (in het engels hierarchist), marktoptimist (individualist) en
milieudenker (egalitarian) een vierde groep, de fatalist. Het fatalistperspectief is wel degelijk een
perspectief dat bestaat, maar het wordt niet uitgewerkt omdat er vanuit gegaan wordt dat een fatalist
zich niet mengt in het publieke debat omdat hij denkt toch geen invloed erop te kunnen uitoefenen. Het
is het “whatever will be, will be” perspectief. Soms komen de fatalisten in actie en dan krijgen ze veel
invloed (tegenstemmers in politieke verkiezingen, invloed van massa in BrentSpar affaire die ineens met
milieubewegingen meestemden zonder dat er nog rationele argumenten uitgewisseld werden.) Op basis
van Clumsy solutions for a complex World: the case of climate change. Marco Verweij, Mary Douglas,
Richard Ellis, Christoph Engel, Frank Hendriks, Susanne Lohmann, Steven Ney, Steve Rayner and
Michael Thompson. Public Administration Vol. 84, No. 4, 2006 (817-843)
22 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Droogtestudie Nederland, 2007 waterbeheer Nederland in algemeen
(Leven met Water), 2008 Klimaatbestendigheid. Het ICIS (International
Centre for Integrated assessment and Sustainable development)
ontwikkelde veel van de methode en werkte samen met Deltares,
Carthago en Pantopicon aan invulling van de perspectieven ten aanzien
van waterbeheer (Figuur 3.3).
Figuur 3.3 Vertaling van de perspectieven theorie voor het waterbeheer
3.4 Leidende principes per perspectief Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven heeft elk perspectief een
aantal leidende principes. Hieronder worden de belangrijkste
opgesomd. Daarnaast is per perspectief een passage uit een fictieve
troonrede opgenomen die goed bij het betreffende perspectief zou
kunnen passen. Deze ‘troonredes’ zijn gemaakt door de 90 deelnemers
aan de workshop op 20 maart 2008.
Controlist:
• De overheid zorgt en biedt zoveel mogelijk garanties.
• Het watersysteem is regelbaar.
• Zoveel mogelijk partijen tevreden stellen, zoeken naar Win-win
oplossingen, Maatschappelijke Kosten-Batananalyses (MKBA’s).
• Risico’s mijden.
• Ruimtelijke ordening vanuit de overheid georganiseerd maar met
veel inspraak vanuit andere partijen.
23 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Troonrede Controlist (uit workshop Klimaatbestendigheid van Nederland Waterland d.d. 20 maart 2008)
Erfgenamen van Van Veen, Lely, Thijsse en vele anderen: het karakter van Nederland als door mensen gemaakt land zal versterkt en uitgebouwd worden. Veranderingen in het klimaat en water zullen met gepaste maatregelen tegemoet getreden worden. De concepten dijken, gemalen, en beheerste waterlopen zijn zeker nog niet uitgewerkt en de komende jaren zullen wij de historische trend doorzetten richting Superdijken, Superpleties en Supergemalen. De regering heeft het voornemen om een lange termijn pad uit te stippelen en wil als betrouwbare overheid garant staan voor de veiligheid en economische groei. De zoetwatervoorziening vanuit het IJsselmeer is een dragende factor voor de landbouw en de natuur in Nederland en zal dan ook eerder uitgebouwd dan verzwakt worden. De natuur zal robuust vorm krijgen in de plannen die wij maken. Wij vragen de burgers vertrouwen te hebben in onze plannen en mee te denken over hun maatschappelijke bijdrage aan de eigen veiligheidssituatie. Risico’s als ordenend principe!
Troonrede Marktoptimist (uit workshop Klimaatbestendigheid van Nederland Waterland d.d. 20 maart 2008)
Watergenieters, het uitzicht op Nederland zal de komende jaren veranderen. Wij, en jullie individueel, zijn verantwoordelijk voor de ingrepen om het leven in de delta te veraangenamen en het ondersteunen van de economie. Wij zien de trend dat grootschalige kosten- en batenanalyses uitgevoerd worden in opdracht van collectieven om de veiligheid te optimaliseren. Door een sterk afslankende overheid en het verlaten van regels en normen, creëren wij ruimte voor financiële armslag voor de burgers. Zij kunnen dan zelf keuzes maken om toe te treden tot initiatieven vanuit de particuliere sector die fysieke veiligheid (zelfredzaamheid en keringconstructies) en/of financiële veiligheid (verzekeringen) bieden. Ook in de ruimtelijke ordening laten wij het initiatief over aan de particuliere sector en zullen wij terughoudend zijn met het stellen van randvoorwaarden. Hierdoor komen er meer mogelijkheden voor wonen aan het water, op eilanden en betaalde recreatie. Het water zal een drager worden van de energievoorziening om daarmee de economische voorspoed te behouden. Natuur en zoetwatervoorziening zullen sterk bepaald worden door de vraag en de bereidheid van de vragende partijen hiervoor te betalen. Geld als ordenend principe!
Marktoptimist:
• Terugtredende overheid, er gelden hooguit basisnormen voor
veiligheid.
• Groot vertrouwen in techniek, Innovatief waterbeheer als
visitekaartje voor Nederland.
• Risico’s zijn uitdagingen, die lossen we wel op.
• Water als schaars goed aan de markt overlaten, ook veiligheid
heeft een prijs.
• Ruimtelijke ordening binnen zeer globale kaders aan de markt
overlaten.
• Optimistisch, het loopt wel los met dat klimaat, investeren met het
oog op korte termijn winst.
24 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Troonrede Milieudenker (uit workshop klimaatbestendigheid van Nederland Waterland d.d. 20 maart 2008)
Watergenoten, de beleving van Nederland zal de komende jaren veranderen. Het landschap zal uiteindelijk omgetoverd worden richting een dynamischer geheel van natuurlijke processen waarin de menselijke activiteiten ingepast zullen moeten worden. De kustlijn wordt een kustzone, het IJsselmeergebied een kloppend waterhart en de rivieren kunnen weer meanderen en buiten de oevers treden. De veiligheid wordt verzorgd door flexibelere oplossingen die met de natuur meegaan, in plaats van deze tegen te gaan, zoals: een bredere kustzone, individuele weerbaarheid tegen wateroverlast en ruimte voor water en watergerelateerde natuur. De menselijke functies zullen op de, vanuit water en ecologie gezien, logischere plaatsen en wijze ingepast worden. De grootschalige zoetwateraanvoer zoals we die nu nog kennen, zal plaats maken voor een kleinschalige aanpak waarbij meer aangesloten wordt bij de natuurlijke kansen die gebieden, gewassen en seizoenen bieden. Ruimte voor water als ordenend principe!
Milieudenker
• Natuurlijke processen maximaal hun gang laten gaan.
• Voorzorgprincipe belangrijk, dus ook veiligheid voorop.
• Sterk centraal gereguleerde ruimtelijke ordening.
• Zoveel mogelijk terugtrekken op hoge gronden.
• Veel ruimte voor natuur is belangrijk.
• Urgentie is hoog. Nu investeren voor later.
Voor alle 3 de oplossingsrichtingen geldt dat ze een antwoord moeten
geven op de belangrijkste adaptatievragen waar we voor staan:
• Hoe houden we Nederland veilig bij een stijgende zeespiegel en
toenemende rivierafvoeren. En wat betekent dat voor de meest
kwetsbare gebieden: Rijn-Maasmonding, Randstad en
IJsselmeergebied?
• Hoe zorgen we ervoor dat watervraag (landbouw, steden, natuur,
drinkwater, energie, scheepvaart) en wateraanbod (van water van
voldoende kwaliteit) in droge, warme periodes op elkaar
aangesloten blijven?
• Hoe zorgen we ervoor dat natuur voldoende kansen behoudt om
zich te ontwikkelen in Nederland?
De huidige uitgangssituatie is daarbij sterk sturend. Uiteindelijk moeten op
de zeer lange termijn (2200 en verder) afvoeren tot maximaal 22.000 m3/s
(Rijn) en zeespiegelstijgingen tot 3 meter kunnen worden opgevangen.
25 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
4. Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
In de workshops van 20 maart en 16-17 april 2008 zijn op basis van de
drie perspectieven oplossingsrichtingen uitgewerkt voor Nederland. In dit
hoofdstuk wordt per perspectief een beschrijving gegeven van de
belangrijkste resultaten, waarbij telkens de volgende onderwerpen aan de
orde komen:
• Algemene beschrijving, inclusief een kaartbeeld van Nederland.
• Veiligheid.
• Zoetwatervoorziening.
• Natuur.
Controlist Algemeen Bewezen maatregelen uit het verleden zullen ook in de toekomst de basis
vormen voor de te volgen strategie. Hierdoor blijven de civieltechnische
oplossingen voor het waterbeheer en de waterkeringen beeldbepalend.
Slechts waar dat niet meer redelijkerwijs kan voldoen, kan na vervolgstudie
voorzichtig hiervan afgeweken worden.
Figuur 4.1 Het Nederlandse waterbeheer in de verre toekomst vanuit het
perspectief van de Controlist
26 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
De controlist ziet de problemen voor adaptatie op landelijke schaal en
hecht veel waarde aan afstemming tussen bovenregionale partijen. Een
sterke Europese hoogwaterrichtlijn zou daar een goed voorbeeld van zijn.
Kennis en ervaringen kunnen in deze overleggen goed met elkaar gedeeld
worden.
Veiligheid
Om de veiligheid voor de kust op lange termijn te kunnen waarborgen zal
het huidige zandsuppletiebeleid worden voortgezet en waar nodig
uitgebreid om de stijging van de zeespiegel bij te houden. Ook de
Waddeneilanden zullen zoveel mogelijk met gerichte suppleties op hun
plek worden gehouden.
Tot 2 meter zeespiegelstijging wordt gekozen voor conventionele
oplossingen. Het IJsselmeerpeil stijgt uiteindelijk mee met de zeespiegel.
De stijging van het IJsselmeerpeil kan echter beperkt blijven tot 1,5 meter,
omdat de eerste halve meter zeespiegelstijging kan worden opgevangen
met de extra spuicapaciteit in de Afsluitdijk waar momenteel aan gewerkt
wordt. Dijken rondom het IJsselmeer worden dan versterkt, en waar
mogelijk doorbraak- en overslagbestendig. De nodige aanpassingen aan de
Afsluitdijk (spuicapaciteit, veiligheidsniveau) worden uitgevoerd.
Buitendijkse ontwikkelingen binnen het IJsselmeer worden vanaf nu
getoetst aan het behoud van mogelijkheden om het IJsselmeerpeil in de
toekomst nog 1,5 meter te laten stijgen. Het Markermeer behoudt het
huidige peilregime. Hierdoor blijven buitendijkse ontwikkelingen rondom
Almere mogelijk.
Boven de 2 meter zeespiegelstijging is het niet meer verstandig om het
IJsselmeerpeil te laten meestijgen. De hoogteverschillen met het achterland
worden te groot en de IJssel- en Vechtdelta kan steeds minder goed
beschermd worden. Daarom worden pompen geplaatst op de Afsluitdijk.
Om de monding van de Vecht en de IJsselmonding te beschermen in geval
van Noordwesterstormopzet wordt een stormvloedkering bij de Ketelbrug
geplaatst. Tegelijkertijd wordt extra berging gecreëerd in het stroomgebied
van de Vecht.
In het benedenrivierengebied wordt tot 1,5 meter zeespiegelstijging
gekozen voor dijkversterkingen. Hier zal echter in het stedelijke gebied
vanwege de beperkte ruimte gekozen worden voor brede dijken waarop
bebouwing mogelijk is. Hierbij kan worden aangesloten bij bestaande
dijken met reeds een hoog voorland, zoals bijvoorbeeld langs de Noord. In
buitendijkse gebieden worden ‘’wet-and-dryproof’ oplossingen gekozen.
Tot 1,5 meter zeespiegelstijging wordt de Maeslantkering (de
stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg) ook ingezet. Hierdoor is in het
achterliggende gebied in het algemeen slechts een beperkte dijkverhoging
noodzakelijk. Wel gaat de sluitfrequentie van de Maeslantkering omhoog.
Boven de 1,5 meter zeespiegelstijging wordt de bescherming van
Rotterdam en omgeving lastig. Bij 1,5 meter zeespiegelstijging moet de
stormvloedkering tuisen de 10 en 30 keer per jaar dicht, wat ten koste
gaat van de normale havenfunctie. Tevens blijft er een flinke doorwerking
27 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
van de zeespiegelstijging achter de kering optreden, waardoor de kades en
dijken opgehoogd en/of versterkt moeten worden. Er wordt daarom
gekozen voor het afsluiten van de Nieuwe Waterweg en het naar buiten
verplaatsen van de Rotterdamse haven (Maasvlakte). Dat is een autonome
trend die nu al aan de gang is, dus waarschijnlijk zal dit niet tot grote
problemen leiden voor de concurrentiepositie van de haven.
De Nieuwe Waterweg wordt door de afsluiting een zoetwaterbekken,
waardoor de zoetwatervoorziening van het regionale watersysteem in
Zuid-Holland ook in droge perioden gegarandeerd blijft. Door ook in de
buurt van Sliedrecht de Merwede bij hoog water af te sluiten, en ook het
Spui en de Dortsche Kil te voorzien van hoogwaterkeringen ontstaat er een
soort dijkring rondom de Rijnmond regio. Het water van de grote rivieren
wordt via de route Waal (de Nederrijn wordt met de stuw bij Driel conform
Ruimte voor de Rivier verder ontzien), Nieuwe Merwede, Hollands Diep en
Haringvliet afgevoerd.
Figuur 4.2 Bescherming tegen overstromingen in het Rijnmondgebied in de verre
toekomst volgens de controlist.
De Grevelingen en Oosterschelde kunnen dienen als extra waterberging bij
piekafvoeren op de rivieren. De kerende kunstwerken dienen te worden
aangepast op het opvangen van hoge waterstanden achter de keringen
(de Oosterscheldekering kan wel tweezijdig keren). De Rotterdamse haven
gaat verder buitengaats met een 3e Maasvlakte en de binnenscheepvaart
gaat buitenom door het Haringvliet. Moerdijk neemt hierdoor in belang
toe voor de doorvoer van goederen.
Met Ruimte voor de Rivier 1 en 2 (invulling van ruimtelijke reserveringen)
kan de Rijn tot 18000 m3/s afvoeren zonder overstromingen. In sommige
(extreme) voorspellingen wordt voor de zeer lange termijn een maximale
Rijnafvoer gegeven van 22.000 m3/s. Deze eventuele extra 4000 m3/s kan
worden opgevangen met nog extra dijkversterkingen. Hierbij moet niet
worden geschroomd deze versterkingen deels buitendijks uit te voeren. Als
28 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
alternatief kan ook Rijnwater bij hoge afvoeren via de IJssel naar het
IJsselmeer worden afgeleid. Dit betekent dat in het IJsseldal ruimte zal
moeten worden gemaakt om grotere afvoeren mogelijk te maken.
Regelwerken bij de Pannerdensche Kop en de IJssel Kop zorgen voor de
waterverdeling bij extreem hoog water.
Voor de Maas geldt dat 4600 m3/s het maximum is waarmee rekening
moet worden gehouden op de langere termijn. Gezien de eerder
geïdentificeerde omslagpunten betekent dit dat er de binnendijkse
ruimtelijke reserveringen moeten worden gedaan die binnen Integrale
Verkenningen Maas II zijn geïdentificeerd.
Ook de Westerschelde krijgt een stormvloedkering om Antwerpen te
beschermen. Hiermee wordt de veiligheid gegarandeerd en blijft het open
estuarium bestaan. Dat laatste is positief voor zowel de natuur als de
haven van Antwerpen.
Algemeen geldt dat veiligheidsnormen meer gedifferentieerd worden
volgens de risicobenadering: naar gelang de economische waarde en de
kans op slachtoffers in het achterland hoger of lager wordt, wordt ook het
beschermingsniveau hoger of lager. In de praktijk betekent dit dat lokaal
normen enkel hoger zullen worden en nergens lager. Dit zal vooral gelden
voor de Randstad (dit gaat lijken op ‘Fort Holland’, hoog omdijkt), het
knooppunt Arnhem-Nijmegen en Almere.
Zoetwatervoorziening
Zoetwateraanvoer en waterafvoer worden gescheiden. De aanvoer zal veel
gerichter moeten gebeuren dan in de huidige situatie. Hiervoor worden
pijpleidingen vanuit de Biesbosch aangelegd en gebruikt voor Zeeland en
de Zuidhollandse eilanden. Het inlaatpunt voor de zoetwatervoorziening
van Zuid-Holland (bij Gouda) wordt op de middellange termijn
problematisch (2050-2100). Door zoutindringing via de Nieuwe Waterweg
en uiteindelijk de Hollandsche IJssel zal het steeds vaker niet mogelijk
blijken voldoende zoet water in te laten. Na afsluiting van de Nieuwe
Waterweg is deze zoutindringing er niet meer en zijn er geen problemen
meer. In de tussenperiode wordt gewerkt met gerichte maatregelen om de
watervragers van water te voorzien. Verzilting van de Nieuwe Waterweg
en een deel van het benedenrivierengebied wordt dan geaccepteerd. Het
zoete water voor Zuid-Holland wordt in die situatie achterlangs
aangevoerd vanuit het IJsselmeer en het Amsterdam-Rijnkanaal.
De kassen in het Westland en het boomteeltgebied bij Boskoop worden
gesloten systemen die veel minder of geen aanvoer van zoet water meer
nodig hebben. Voor de bollenstreek worden aparte voorzieningen
getroffen om verzilting te voorkomen. Er is uiteraard ook minder zoet
water beschikbaar voor het doorspoelen van de boezem. Dit is echter geen
probleem, omdat voor de kapitaalintensieve teelten in het Westland,
Boskoop en de bollenstreek technologische oplossingen zijn getroffen.
Het IJsselmeerpeil wordt aan het eind van de winter opgezet om extra
watervoorraad te creëren. Ten opzichte van de huidige voorraad neemt
deze al toe door het structureel verhogen van het peil om de stijging van
29 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
de zeespiegel bij te houden. Het zoete water wordt gebruikt voor Noord-
Nederland, Noord-Holland, Flevoland, een stukje Utrecht en Zuid-Holland.
Het regelwerk bij Pannerden kan eventueel worden ingezet om het
IJsselmeer van extra water te voorzien.
Op de hoge gronden worden op grote schaal kleine stuwtjes en andere
maatregelen genomen zodat in de winter water kan worden
vastgehouden. Dat water kan in de zomer worden gebruikt.
Om in de zomer scheepvaart ook bij extreem lage afvoeren mogelijk te
blijven maken, worden in de IJssel, en indien nodig ook in de Waal, stuwen
en sluizen aangebracht.
Natuur Het natuurbeleid blijft gericht op natuurbehoud in plaats van op
natuurontwikkeling. Hierdoor wordt het door de doorzettende
klimaatverandering steeds moeilijker de gestelde doelen te halen. Ondanks
een forse inspanning om maatregelen te nemen om de populaties van
doelsoorten te beschermen, wordt de natuurwaarde minder en minder.
Om verdrinking van de Waddenzee tegen te gaan zal er buitengaats extra
zand worden gesuppleerd. Indien dat onvoldoende zou blijken, wordt zelfs
overwogen om lokaal de zandvoorraad aan te vullen. Dankzij de
zandsuppleties kan voor de kust en Waddenzee de huidige status quo
worden gehandhaafd, met redelijke kansen voor natuur.
Binnen Fort Holland wordt een groen hart in stand gehouden. In het
groene hart zal naast landbouw ruimte zijn voor meer natte en deels zilte
natuur.
Kansen voor natuur zijn er waar extra waterberging wordt gecreëerd, zoals
bijvoorbeeld in het Vechtgebied. Verder doorvoeren van ruimte voor de
rivier levert slechts beperkte extra mogelijkheden voor natuur op, in ieder
geval geen achteruitgang.
Om het stijgende peil bij te benen moeten ondiepe natuurzones worden
aangelegd langs de oevers in het IJsselmeer. Door het meestijgen met de
zee en het grootschalige gebruik van water in de zomer is er waarschijnlijk
wel meer dynamiek in het peil mogelijk.
Marktoptimist Algemeen
Het waterbeheer wordt geprivatiseerd. De overheid is niet
verantwoordelijk meer voor watervoorziening. Wel zal zij basisnormen
voor veiligheid dicteren en natuurdoelstellingen voor natuur (vanuit
Europa). Regelgeving wordt aanzienlijk versoepeld om private partijen
ruimte te bieden. Men is optimistisch over de snelheid en mogelijke
effecten van klimaatverandering en reageert pas als de effecten van
klimaatverandering daadwerkelijk worden gemeten.
30 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
De marktoptimist wacht niet op regels vanuit Europa om de
klimaatproblemen aan te pakken. Door middel van eigen initiatieven op
lokale schaal zal aan de eventueel veranderende omstandigheden
tegemoet gekomen worden als daar behoefte toe bestaat. Ervaringen,
kennis en concepten die bruikbaar kunnen zijn voor andere partijen of
landen, zullen als product geëxporteerd worden.
Figuur 4.3 Het Nederlandse waterbeheer in de verre toekomst vanuit het
perspectief van de Marktoptimist
Veiligheid
De Nederlandse kust wordt een ‘showcase’ voor de rest van de wereld.
Nederland wordt zeewaarts uitgebreid, zowel via eilanden als een directe
kustaangroei. Nieuw aangewonnen gebieden worden beschermd tegen
golfslag middels kunstriffen. Windenergie, recreatienatuur en wonen
krijgen allen een plek in deze uitbreidingen. Uiteraard vindt er ook een
forse zeewaartse uitbreiding van de haven plaats.
In het IJsselmeergebied blijven de peilen zoals ze nu zijn. De Afsluitdijk
wordt opgehoogd met de zeespiegelstijging. Het peil van het IJsselmeer
wordt iets flexibeler maar stijgt niet mee. De Afsluitdijk wordt voorzien van
een gemaal. Als de techniek hiervoor rijp is, zal dit gemaal door middel van
osmose (osmaal) draaien waarbij tevens energie opgewekt kan worden.
Het vaste peil geeft veel mogelijkheden voor buitendijkse ontwikkelingen,
en hier wordt dan ook volop gebruik van gemaakt, onder andere in het
IJmeer. Omdat de meerpeilen niet meegroeien met de zee zijn nieuwe
stormvloedkeringen in de IJsseldelta overbodig. Ook het extra bergen van
water in het stroomgebied van de Vecht is niet nodig.
Zodra de zeespiegel dermate hoog gestegen is, dat de Nieuwe Waterweg
31 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
te vaak afgesloten wordt door de Maeslantkering, de haven van
Rotterdam inmiddels nog verder zeewaarts ligt (waardoor de opbrengsten
uit het achterland al minder geworden zijn) en de kosten van het op orde
houden van de veiligheid door de waterkeringen te hoog zijn geworden,
zal gekozen worden voor het afsluiten van de Nieuwe Waterweg. De
keuze voor afsluiten is dus niet alleen afhankelijk van het stijgen van de
zeespiegel, maar ook van de nog te verwachten baten van een open
Nieuwe Waterweg. Het afsluiten van de Nieuwe Waterweg betekent ook
het installeren van een gemaal die de rivierafvoer van de Nederrijn en de
inliggende polders kan verwerken. De Nederrijn wordt via de stuw bij Driel
conform Ruimte voor de Rivier verder ontzien.
Daarnaast blijft het Haringvliet dicht. Hierdoor ontstaat een enorme
zoetwaterbuffer, waarvan de landbouw in Zeeland, West-Brabant en Zuid-
Holland voluit kan profiteren. Net als op de Afsluitdijk wordt ook bij het
Haringvliet een gemaal geïnstalleerd om een teveel aan water uit te
kunnen slaan. Het water van de grote rivieren wordt via de route Waal,
Nieuwe Merwede, Hollands Diep en Haringvliet afgevoerd. De
Grevelingen en Oosterschelde kunnen dienen als extra waterberging voor
rivierafvoerpieken. De kerende kunstwerken dienen hierop te worden
aangepast (zie voor een verdere toelichting de controlist).
De Waal wordt verder aangepast ten behoeve van grote schepen. Dit
levert tevens een grotere afvoercapaciteit op, waardoor er bij hoog water
ook minder water via de IJssel gaat. Het gewenste veiligheidsniveau wordt
bereikt met dijkverhogingen in plaats van ruimte voor de rivier. Als daar
extra ruimte voor nodig is, wordt dat gevonden aan de rivierkant van de
dijk. De dijkverhogingen hebben geen haast. Pas als is aangetoond dat er
daadwerkelijk hogere afvoeren voorkomen, worden maatregelen
uitgevoerd. Voor de Maas wordt een vergelijkbare strategie gevolgd.
Zowel de Westerschelde als de Oosterschelde worden op termijn
afgesloten om de veiligheid te kunnen waarborgen. Bij de Oosterschelde
ontstaat op die manier een waardevol recreatiegebied a la
Grevelingenmeer. De Westerscheldedam wordt voorzien van een grote
zeesluis, zodat de haven van Antwerpen en de industrie langs de
Westerschelde bereikbaar blijven.
Boven bepaalde basisnormen voor veiligheid krijgt veiligheid een prijs.
Risico’s zijn verzekerbaar of er kan per regio of locatie collectief gekozen
(en betaald) worden voor het verhogen van de veiligheidsniveaus. Zo zou
er een superdijk aan de zuidrand van de Randstad kunnen ontstaan door
aaneenschakeling van de beter beveiligde gebieden. Eventueel kan die
naar het Oosten toe doorlopen ten noorden van de Waal (A15).
Nederland zal verder worden gecompartimenteerd in gebieden met
verschillende veiligheidsniveaus en verzekeringspremies.
Combinaties van buitendijks wonen met water en natuur zijn populair in
het rivierengebied, kust en IJsselmeergebied (met name Markermeer
tussen Amsterdam en Almere). Woningen en bebouwing worden hier op
aangepast.
32 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Zoetwatervoorziening
Het IJsselmeer doet dienst als private watervoorziening. Omdat het peil
gelijk blijft, is de beschikbare hoeveelheid zoet water net als in de huidige
situatie beperkt. Er is geen verziltingsbestrijding of wateraanvoer geregeld
via de overheid. Er ontstaat zo een scala aan meer of minder collectieve
lokale waterbergingsgebieden en aanvoerroutes. Het bestaande
boezemsysteem doet enkel nog dienst voor waterafvoer. Gedeeltelijke
verzilting wordt geaccepteerd. Waar niet meer rendabel zullen
landbouwgebieden worden opgegeven voor combinaties van natuur en
wonen. Bij eventuele waterschaarste gaat het water naar de gebruiker die
het meest wil betalen.
Door het dichtzetten van de Nieuwe Waterweg, het Haringvliet, de
Oosterschelde en de Westerschelde is er meer dan voldoende zoet water
in Zuidwest-Nederland. De gebruikers (vooral de landbouw) zullen wel zelf
de wateraanvoer moeten regelen (en daarvoor betalen).
Voor de scheepvaart worden nog geen extra maatregelen genomen voor
laagwatersituaties. Het is maar zeer de vraag of klimaatverandering
daadwerkelijk leidt tot lagere afvoeren. De klimaatscenario’s spreken elkaar
hierin tegen. Pas als daadwerkelijk lagere afvoeren worden gemeten,
worden maatregelen genomen, mits de gebruikers daarvoor willen betalen.
Innovatieve oplossingen trekken de aandacht, bijvoorbeeld uitschuifbare
kribben.
Natuur
De economische functies krijgen een hogere prioriteit dan natuur. Natuur
krijgt wel kansen, maar alleen waar het ook voor wonen en recreatie
meerwaarde levert. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de aanleg van eilanden
voor de kust en de kustuitbreiding die vanwege veiligheidsredenen
uitgevoerd worden.
Voor de Waddenzee en Delta worden voorlopig geen extra maatregelen
genomen om verdrinking tegen te gaan. Uitgangspunt in dit perspectief is
dat het met de zeespiegelstijging waarschijnlijk wel meevalt. En als te zijner
tijd mocht blijken dat het niet meevalt, kunnen alsnog maatregelen
worden genomen.
In het IJsselmeergebied is door het vaste peil en de grote hoeveelheid
buitendijkse bebouwing geen ruimte voor dynamiek. In de Zuidwestelijke
delta verdwijnen door de afsluiting de resterende zoute of brakke
watersystemen. In de plaats komt een zoet ecosysteem.
Door het continu uitdiepen van de Waal en de hier toenemende
scheepvaart gaat de natuurwaarde van de stroomgeul zelf achteruit. Het
groene hart wordt een groen-blauw-rood hart binnen de Randstad. Er
komt een grote recreatieplas met aangrenzend natuur en wonen.
Milieudenker Algemeen
Het watersysteem wordt zo min mogelijk gereguleerd, er is volop ruimte
33 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
Meegroeien met de zee door zandtransport
Kustsuppleties
Keringen
Dijken
Superdijken
Meegroeiende dijken
Zoetwateraanvoer
Regelwerk
Haven buitengaats
Rivierafvoer
Stuwing IJssel en Waal
Groen/Blauwe ruimte
Kunstrif
Bebouwing
Water vasthouden
Eilanden
Zoetwatervoorraad
Blauwe energie
voor natuurlijke processen. De menselijke activiteiten worden ruimtelijk
begrensd. Daardoor ontstaat er een sterke scheiding tussen ruraal en
stedelijk gebied. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden alleen op hoge
gronden toegestaan, waar dat minder impact heeft op het natuurlijk
systeem.
De milieudenker is gericht op het nemen van regionale oplossingen.
Klimaatadaptatie vraagt om naar deelstroomgebieden te kijken. Aangezien
solidariteit een belangrijk principe is, zal de opgedane kennis en praktijk
voor klimaatadaptatie door middel van ontwikkelingshulp verspreid
worden.
Figuur 4.4 Het Nederlandse waterbeheer in de verre toekomst vanuit het
perspectief van de Milieudenker
Veiligheid
Er vindt alleen nog zandsuppletie langs de Hollandse kust plaats ten
behoeve van Fort Holland. De kust van de Wadden- en Zeeuwse eilanden
beweegt mee met de grillen van de natuur.
De Oosterscheldekering wordt aan het eind van zijn levensduur niet meer
herbouwd. De Westerschelde blijft open.
Nederland kent twee nieuwe estuaria: de Afsluitdijk wordt opengezet,
waardoor het IJsselmeer weer Zuiderzee wordt. Het Markermeer blijft wel
in zijn huidige vorm bestaan. In de Delta worden alle zeearmen die waren
afgesloten weer geopend. Daardoor is het wel noodzakelijk in de
omgeving van stedelijk gebied op grote schaal dijken te verhogen, tot ver
landinwaarts langs de rivieren. De nieuwe dijken worden
overslagbestendig en ook overloopbestendig.
34 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
De scheidingen die door kunstwerken zijn aangebracht, worden teniet
gedaan. Wel blijven er stormvloedkeringen in het IJsselmeer en Haringvliet
om als het nodig is ook de veiligheid te borgen in de achterliggende
stedelijke gebieden; het voorzorgprincipe blijft het leidmotief in dit
perspectief, ook voor de veiligheid.
In het stroomgebied van de Vecht wordt extra berging gecreëerd. Het
sponswerkingsprincipe wordt ook in de rest van hoog-Nederland
toegepast, vooral door de vele ont- en afwateringsmiddelen die kort na de
tweede wereldoorlog zijn aangelegd, niet te vernieuwen.
Klimaatdijken worden op grote afstand van huidige winterdijken
aangelegd om de rivier maximale ruimte te bieden. Grootstedelijke
gebieden (Randstad, Dordrecht-Voorstraat, Arnhem-Nijmegen) worden
beveiligd met zware ringdijken. Ook hierbij ontstaat een fort Randstad.
Wat er met de Nieuwe Waterweg gebeurt, is nog onduidelijk. Een open
verbinding is mogelijk, maar dan moet wel het totale stedelijke gebied van
Rotterdam en omgeving van superdijken worden voorzien. Als dat te duur
blijkt (aan economische groei wordt in dit perspectief relatief minder
waarde gehecht), zal alsnog de Nieuwe Waterweg worden afgesloten bij
een zeespiegelstijging van meer dan 1,5 meter.
Op het omliggende land krijgt het water de ruimte dankzij lagere
veiligheidsnormen. Stedelijk en ruraal gebied worden ontmengd. In de
rurale gebieden kunnen op water aangepaste woningen worden gebouwd.
De dijkringen rondom ruraal gebied worden niet versterkt. In de praktijk
zal hier dus het veiligheidsniveau omlaag gaan en treedt er een flinke
differentiatie in normen op. Lokaal zal zelfs land aan het water worden
opgegeven (delen van de kuststroken langs het IJsselmeer, Wadden en
Zeeuwse eilanden). De waterverdeling bij Pannerden wordt niet meer strikt
vastgehouden. Hoogwaters kiezen hun weg via de IJsselvallei of de Waal.
Dat kan gemakkelijk, want er is veel ruimte voor vrijgemaakt.
Dijkverhogingen zijn dan ook op de meeste plaatsen overbodig. Er zal in
de regel dankzij natuurlijke processen meer water via de IJssel afstromen.
Het deel van het water dat over de Waal gaat, kan in het beneden-
rivierengebied via alle open zeearmen worden afgevoerd. Ook voor de
Maas wordt veel ruimte gereserveerd en gebruikt ten behoeve van de
veiligheid, maar natuur-ontwikkeling gaat daarbij hand in hand.
Zoetwatervoorziening
Voor veiligheid tegen overstromingen hebben we te maken met een fort
Holland, voor verzilting geldt dit zeker niet. Peil en zoetwateraanvoer
worden niet meer strikt gereguleerd. Zuid-Holland zal als eerste gaan
verzilten. Functie volgt watersysteem in het rurale gebied (bijvoorbeeld
zoute teelten en natte rijstbouw) zal het leidend principe zijn. Een groot
deel van Laag-Nederland zal hierdoor vernatten en dat zal het ontstaan
van waardevolle natuur bevorderen. Op diverse plaatsen groeit het veen
weer aan, en wordt de bodemdaling dus omgezet in een bodemstijging.
Het beleid zet fors in op waterbesparing in steden, industrie en landbouw.
Het Markermeer blijft bestaan als strategische zoetwatervoorraad, in
tegenstelling tot het IJsselmeer dat in open verbinding komt met de
35 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Waddenzee. De IJssel kan worden gebruikt voor een beperkte
zoetwateraanvoer richting Noord Nederland. Om de wateraanvoer
mogelijk te maken wordt een randmeer aangelegd langs de
Noordoostpolder. Natuurontwikkeling staat ook daar bovenaan het
prioriteitenlijstje.
Natuur Het natuurbeleid is gericht op natuurontwikkeling in plaats van op
natuurbehoud. Kenmerkend zijn onder meer de vloeiende zoet-zout-
overgangen, en een natuurlijke overgang tussen water, oever en
vasteland. We gaan terug naar een meer dynamisch watersysteem.
Om verdrinking van de Waddenzee tegen te gaan zal er al bij een
zeespiegelstijging van 30 centimeter per eeuw besloten worden
buitengaats extra zand te suppleren. Indien dat onvoldoende zou blijken,
wordt zelfs overwogen om lokaal de zandvoorraad aan te vullen. Dankzij
de zandsuppleties kan voor de kust en Waddenzee de huidige status quo
worden gehandhaafd, met redelijke kansen voor natuur.
De grote winnaar in dit perspectief is vooral de natte natuur. De
verdroging van de natuur zal niet met peilmaatregelen worden bestreden.
Echter doordat de winters natter worden, er grote bufferzones tussen
landbouwgebieden en natuur komen en het gebruik van grondwater
wordt ingeperkt (regulering grondwateronttrekkingen), zal de verdroging
flink afnemen.
36 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
37 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
5. Aanzet tot analyse van perspectieven
5.1 Uitdaging met betrekking tot ruimte, economie en bevolkingsgroei
De Controlisten blijven de huidige beheergedachte volgen en merken dat
ze, met uitzondering voor de natuur, met bekende oplossingen nog een
hele tijd vooruit kunnen. De problemen blijven te overzien, ook als
klimaatverandering onverhoeds mocht tegenvallen (dijken gewoon wat
sterker of maatregelen naar voren halen in de planning). Nieuwe
concepten worden mondjesmaat toegelaten. Ruimtelijke reserveringen zijn
er nodig in de zuidwestelijke Randstad, langs de rivieren en in het landelijk
gebied om te anticiperen op een mogelijke toename van de rivierafvoeren.
Er worden geen problemen voorzien als de bevolking nog eens sterk zal
doorgroeien. Eventueel kan de controlist de dijken verhogen binnen het
rivierprofiel, waardoor er minder binnendijks gebied hinder ondervindt van
de maatregelen. Technisch gezien is dit geen moeilijke oplossing, het levert
slechts enkele centimeters extra dijkverhoging op. Doordat het
watersysteem verder gereguleerd wordt, zijn er grote investeringen nodig
in stuwen, sluizen en stormvloedkeringen, en veel grote en kleine
regelwerken voor een uitgekiende watervoorziening. Het zal een uitdaging
zijn om hier enige flexibiliteit in aan te brengen om voor meerdere
scenario’s gesteld te staan. Bij een lagere economische groei of krimp
zullen de kosten een substantieel deel van het BNP gaan uitmaken.
De controlist wil voor iedereen een goede regeling treffen die voldoende
zekerheid biedt voor de veiligheid of watervoorziening. Daardoor zal de
controlist de ruimte voor het water die noodzakelijk en verkrijgbaar is, ook
gaan claimen. Daar waar onderhandelingen plaats kunnen vinden, zal een
compromis gevonden worden (buitendijkse oplossingen, herontwikkeling
of zo beperkt mogelijk onteigenen).
De dijk Enkhuizen-Lelystad (Houtribdijk) in combinatie met de Knardijk
biedt een goede en haalbare bescherming van de Noordvleugel van Fort
Holland. In het perspectief van de Controlist zal er bij de Drechtsteden een
dijk helemaal buitenom gebouwd moeten worden (huidige buitendijks
gebied binnendijks maken). Flessenhalzen daarbij kunnen door verdieping
worden opgelost.
Door de inzet van heel veel technische maatregelen worden we zeer
afhankelijk van de betrouwbaarheid van de kunstwerken. Dit maakt dat de
opties erg duur worden in ontwerp en onderhoud.
De Marktoptimisten luiden een trendbreuk in. De overheid is niet meer
volledig verantwoordelijk voor waterveiligheid, en zeker niet meer voor
watervoorziening, maar het individu. Het zal een grote uitdaging zijn om
voorzieningen enigszins collectief te regelen. Een transitie is nodig
vergelijkbaar met de liberalisering van de energiemarkt, naar een nieuw
38 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
evenwicht tussen overheid en individuele verantwoordelijkheid.
Demografische en al dan niet gecorreleerde economische ontwikkelingen
beïnvloeden de marktprijzen van ruimte, water en veiligheid. Substantiële
hoeveelheden ruimte zijn nodig bij de getoonde oplossingen. Er wordt
echter geen ruimte gereserveerd. Pas als (ook in overeenstemming met de
korte termijn gedachte) het nodig gewenst wordt om ruimte te verkrijgen
zal dat te zijner tijd gekocht worden. Dat kost echter aanzienlijk meer dan
wanneer direct ruimte gereserveerd zou zijn. Maar hier ontstaat dan
vanzelf wel de discussie of negatieve externe effecten gereguleerd zullen
worden of niet.
Ook het insluipen van grote inefficiënties als gevolg van optimalisaties op
microniveau is een heel reëel scenario.
Iedere maatregel of samenhangend pakket van maatregelen zal op het
moment dat deze genomen zou moeten worden, getoetst worden aan
financiële haalbaarheid. Daarmee treden er per definitie geen onrendabele
projecten op, maar hoeft het geheel aan maatregelen geen efficiënt
waterbeheer te zijn. Zo zou volgens de Marktoptimist de superdijk ten
noorden van de Waal onzin zijn, omdat langs het grootste deel de
dichtheid van de bewoning te klein is om economisch een dergelijke
maatregel te verantwoorden. Een Superdijk langs de A15 betekent dat Tiel,
Gorkum, het Land van Altena en de Bommelerwaard aan de verkeerde
kant van de dijk komen te liggen. Ook hier zal het naar alle
waarschijnlijkheid economisch niet uitkunnen (tenzij er andere belangen en
dus financieringsbronnen meegekoppeld kunnen worden).
De Milieudenker wil enerzijds natuur en water de ruimte geven, anderzijds
moet hij vanuit het voorzorgsprincipe de veiligheid van de burgers voorop
stellen. Zo ontstaan er 2 Nederlanden: een voor de natuur en een voor de
bewoonde gebieden. In de laatste moeten vanuit het voorzorgsprincipe
forse investeringen worden gedaan in klimaatdijken, stormvloedkeringen,
enzovoorts. Ruimte voor natuur en veiligheid betekent dat van alle drie de
perspectieven de Milieudenker verreweg de meeste ruimtelijke
reserveringen nodig heeft, maar in het bovenrivierengebied met relatief
lagere dijken kan volstaan. Dit perspectief zal de economische
ontwikkeling waarschijnlijk niet versterken, of het moet zijn in andere
sectoren: kenniseconomie, (eco)-toerisme. Bij een lagere economische
groei zullen de toch wel forse veiligheidsmaatregelen onder druk komen te
staan.
Het ruimtelijk conflict bij de Milieudenker zal zich zowel in het IJsselgebied
(IJsselsprongen niet voor de hand liggend) als in het centrale rivierengebied
voordoen. Het aanleggen van ver naar achteren liggende dijken langs de
IJssel is vrijwel overbodig door gebruik te maken van het natuurlijk reliëf.
Dit kan ook voor het grootste deel van Brabant gelden, behalve voor het
stuk Oss – Waalwijk (hoewel dit zeker niet onmogelijk is). De hoogte van
de dijk valt mee omdat de rivierpeilstijgingen veel minder zullen zijn
vanwege de extra ruimte voor water.
Zolang de Nieuwe Waterweg open blijft, geldt voor alle perspectieven dat
superdijken in het benedenrivierengebied wellicht een kansrijke optie zijn.
Het benedenrivierengebied is dichtbebouwd gebied met veel industrie en
39 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
veel voorland dat al hoog ligt. Naast de bescherming van het
benedenrivierengebied kunnen de superdijken tevens de verdedigingslinie
zijn aan de Zuidoostkant van de Randstad. Daarbij zijn er drie varianten
mogelijk:
1. Langs de Nieuwe Waterweg, Hollandsche IJssel en het Amsterdam-
Rijn Kanaal.
2. Langs de Nieuwe Waterweg en Lek.
3. Door Voorne-Putten (dus inclusief IJsselmonde), langs de
Drechtsteden en langs het Merwedekanaal (Marktoptimist).
De drie opties verschillen onder andere in de hoeveelheid bestaand gebied
dat wordt beschermd en de mogelijkheid om goed te bouwen. Bij dit
laatste speelt met name de ondergrond een rol (veel slappe veengrond).
De minst slechte ondergrond om te bouwen ligt langs de Hollandsche
IJssel.
Belangrijk is wel dat superdijken langs de Nieuwe Waterweg weinig zinvol
zijn als al duidelijk is dat op de langere termijn wordt besloten de Nieuwe
Waterweg af te sluiten (wat in de meeste perspectieven het geval is). De
enorme investering (zowel financieel als qua ruimtelijke inpassing) levert
dan geen rendement meer op.
Duidelijk is dat in alle perspectieven behoefte is aan ruimte om het
Nederlandse waterbeheer klimaatbestendig te maken, zij het in het ene
perspectief (veel) meer dan in het andere.
Voor alle perspectieven geldt ook dat de vertaling van abstracte
kaartbeelden naar een concrete ruimtelijke inrichting, gegeven de per
perspectief aangenomen economische en demografische
ontwikkelingen, belangrijk zal worden. Met name de ontwikkeling van
de landbouw, zowel in Nederland als op wereldschaal, zal een
belangrijke rol spelen in de haalbaarheid om ruimte te leveren. Met
name de rentabiliteit bepaalt de mogelijkheden om via ruimtelijke
maatregelen de inefficiënties in het waterbeheer op te lossen.
5.2 Elementen die in alle perspectieven voorkomen Naarmate maatregelen in meer perspectieven voorkomen, wordt de
aantrekkelijkheid ervan groter. Een aantal maatregelen komt zelfs in alle
drie de perspectieven terug:
• In alle perspectieven is ruimte nodig voor verdedigingswerken om
de veiligheid te handhaven. Dit varieert van veel, voor
bijvoorbeeld extra maatregelen voor ruimte voor de rivier, tot
beperkt, zoals voor het versterken van dijken. Waar in stedelijk
gebied geen ruimte beschikbaar is worden superdijken
(bebouwing gaat in brede strook mee omhoog) als goede
mogelijkheid gezien. Ruimte vragen om ruimte te winnen.
• Fort Randstad. Ook op de langere termijn zal hoogstwaarschijnlijk
40 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
in de randstad de hoogste concentratie van mensen en economie
zijn, ook al zou verplaatsing van activiteiten naar hogere delen
gestimuleerd worden. In elk perspectief wordt dit gebied blijvend
beschermd, met het hoogste beschermingsniveau. Met een
stijgende zeespiegel en toenemende afvoeren betekent dit verdere
versterking van de verdediging rondom.
• Op termijn is de strategie om Rotterdam en omgeving te
beschermen met een stormvloedkering eindig. In alle
perspectieven wordt er daarom vroeger of later voor gekozen om
dit gebied te ontzien door hoogwatergolven af te leiden via de
Nieuwe Merwede, Hollands Diep en het Haringvliet.
• Hoeveel natuurlijke zoetzout overgangen ook worden hersteld,
hoeveel water er ook wordt bespaard, een grootschalige
zoetwaterbuffer wordt toch in alle perspectieven noodzakelijk
geacht. In alle gevallen is dat minimaal het Markermeer, in 2 van
de 3 perspectieven aangevuld met het IJsselmeer.
• Voor de watervoorziening van de hoge gronden zien we dat op
termijn wateraanvoer geen optie meer is en dat er in het gebied
zelf water langer moet worden vastgehouden in de winter. Dit
vergt wel regionaal en lokaal maatwerk, en is ook lang niet overal
mogelijk.
Een andere belangrijke conclusie is ook dat in alle perspectieven veel
geld geïnvesteerd zal moeten worden om het Nederlandse waterbeheer
klimaatbestendig te maken. Tegenover de kosten staan uiteraard ook
baten, in termen van veiligheid (vermeden slachtoffers en schade),
economie (onder andere gekoppeld aan de zoetwatervoorziening) en
natuur. Zowel kosten als baten zullen in het vervolg van het project
worden uitgewerkt.
41 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Kust
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Harde kust
Eilanden
Ko
ste
nef
fect
ivit
eit
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhe
id
Be
stu
url
ijk/
maa
tsch
ap-
pel
ijke
acc
epta
tie
Huidig + ++ nvt + ++ b
Harde kust - -- nvt + o b
Eilanden -- + nvt ++ o b
Kust
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Harde kust
Eilanden
Ko
ste
nef
fect
ivit
eit
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhe
id
Be
stu
url
ijk/
maa
tsch
ap-
pel
ijke
acc
epta
tie
Huidig + ++ nvt + ++ b
Harde kust - -- nvt + o b
Eilanden -- + nvt ++ o b
6. Flexibiliteit en analyse van enkele gekozen oplossingsrichtingen
6.1 Flexibiliteit per deelgebied en oplossingsrichtingen Enkele oplossingsrichtingen zijn voor de sleutelgebieden, de kust, het
(beneden)rivierengebied, het IJsselmeer, de Wester- en de Oosterschelde
aan de hand van het eerder genoemde beoordelingskader verder
geanalyseerd en beoordeeld op hun flexibiliteit. Verder zijn
oplossingsrichtingen voor de watervoorziening en de natuur in
ogenschouw genomen. Deze analyse is geïllustreerd middels een schema
waarbij de onderstaande Figuur 6.1 het voorbeeld voor de kust geeft.
Inhoudelijk wordt de kust in de volgende sectie besproken.
Figuur 6.1 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor de kust op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
In de figuur staat op de horizontale as de klimaatverandering zoals die in
de loop van de tijd kan gaan optreden (zeespiegelstijging en verandering in
rivierafvoeren). Tevens staat de mogelijke bodemdaling aangegeven.
Verticaal staat telkens de huidige strategie bovenaan. Tevens is met een
zwarte lijn aangegeven hoe lang die nog houdbaar is. Op de verticaal
zijn eveneens de alternatieve strategieën aangegeven. Ook hierbij is
aangegeven hoe lang die houdbaar zijn. Tot slot is aangegeven in
hoeverre het mogelijk is te switchen tussen strategieën (groene en
zwarte pijlen). Als dat niet mogelijk is wordt een rode pijl gebruikt.
Indien een zwarte lijn gestippeld is, betekent dit dat een bepaalde
strategie al eerder zou kunnen worden ingezet, of als het meevalt wat
langer houdbaar is.
42 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Naast de figuren staat telkens een tabel. In de tabel staan op de
verticale as wederom de oplossingsrichtingen. Op de verticale as staan
de criteria zoals die bij het beoordelingskader zijn beschreven (zie
paragraaf 2.2). De verschillende oplossingsrichtingen worden
vervolgens aan de hand van de criteria beoordeeld. Dit gebeurt op een
kwalitatieve manier, uitgedrukt in plusjes en minnetjes. Op die manier
ontstaat een beeld van de voor- en nadelen van de verschillende
oplossingsrichtingen. Een meer kwantitatieve onderbouwing zal in de
vervolgfase van dit project worden uitgevoerd.
Bij de tabel hoort de volgende legenda:
++ = oplossingsrichting scoort zeer goed
+ = oplossingsrichting scoort goed
o = oplossingsrichting scoort neutraal
- = oplossingsrichting scoort slecht
-- = oplossingsrichting scoort zeer slecht
b = in te vullen in overleg met bestuurders, in dit geval de leden van de
Deltacommissie
nvt = criterium is niet van toepassing voor deze oplossingsrichting.
6.2 Kust Voor de kust zijn in de perspectieven drie strategieën onderscheiden om
de zandige kust veilig te houden (Figuur 6.1):
0. Zandsuppleties (huidige strategie).
1. Harde kust; hierin worden op veel plaatsen duinen vervangen door of
gecombineerd met betonnen constructies, eventueel kunstriffen.
2. Eilanden voor de kust; hierin worden eilanden voor de kust aangelegd
waarmee de golven worden gedempt en de verdediging van het
huidige vasteland kan worden vergemakkelijkt. De waterstanden bij
het vasteland blijven hoger worden.
De drie strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van zandsuppleties is veruit de meest
kostenefficiënte strategie, en kan nog eeuwen worden
volgehouden.
• De huidige strategie biedt ook de meeste koppelkansen met
natuur.
• De strategie van eilanden aanleggen voor de kust heeft de meeste
koppelkansen voor de economische ontwikkeling (hoewel
daarvoor wel een enorme investering nodig is, alsmede
verzwaarde onderhoudskosten. Tevens moet er nog een oplossing
voor de verslibbing van de huidige stranden worden gevonden).
• Wat betreft de flexibiliteit scoort de huidige strategie het best, er
kan eenvoudig overgestapt worden op andere strategieën. Dat
43 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Benedenrivierengebied
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Dicht
Rijnmondring
Open
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
N
atuu
r
W
ater
voor
zien
ing
E
cono
mis
che
func
ties
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acce
pta
tie
Huidig - o o + o b
Dicht o/-- -- ++ o -- b
Rijnmond-ring
-/-- + ++ o o b
Open -- ++ -- o ++ b
Benedenrivierengebied
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Dicht
Rijnmondring
Open
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
N
atuu
r
W
ater
voor
zien
ing
E
cono
mis
che
func
ties
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acce
pta
tie
Huidig - o o + o b
Dicht o/-- -- ++ o -- b
Rijnmond-ring
-/-- + ++ o o b
Open -- ++ -- o ++ b
switchen van strategie kan bij de harde kust en eilanden weliswaar
ook, maar daarbij moet worden uitgekeken voor
kapitaalvernietiging.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Deze wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.3 Benedenrivierengebied
Figuur 6.2 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor het benedenrivierengebied
op klimaatbestendigheid en flexibiliteit
Voor het benedenrivierengebied zijn in de perspectieven vier
strategieën onderscheiden om het benedenrivierengebied veilig te
houden (Figuur 6.2):
0. Huidige strategie (inzet Maeslantkering en ruimtelijke maatregelen
fase 2 Ruimte voor de Rivier). De huidige Maeslantkering is ontworpen
voor een periode van 100 jaar en kan ruim 60 centimeter
zeespiegelstijging aan. Daarna zal een andere strategie gevolgd
moeten worden dan alleen een ‘open kering’, omdat deze door
zeespiegelstijging steeds vaker dicht zal moeten. Het wordt dan in de
praktijk toch een gesloten kering.
1. Maeslantkering en Haringvlietdam dicht; rivierwater wordt
weggepompt met megapompen, voornamelijk via Haringvliet.
2. Rijnmondring; afsluiten Nieuwe Waterweg en hoogwaterkeringen in
Nieuwe Merwede, Dortsche Kil en Spui. Hoogwatergolf gaat via Waal,
Nieuwe Merwede, Hollands Diep en Haringvliet. Grevelingen en
44 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Oosterschelde kunnen dienen als extra waterberging.
3. Open; zowel Nieuwe Waterweg als Haringvliet staan min of meer
permanent open. Keringen gaan alleen bij zware storm dicht.
Superdijken (doorbraak- en overslagbestendig) in stedelijk gebied,
dijkverzwaring (overslagbestendig) daarbuiten.
De vier strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van het garanderen van de veiligheid met
alleen de Maeslantkering loopt vast. Alle alternatieven zijn echter
extreem duur. Volledig afsluiten is op korte termijn het meest
kostenefficiënt, maar op de lange termijn gaan de pompkosten
enorm oplopen. Op een gegeven moment moet het totale Rijn- en
Maasstroomgebied worden leeggepompt.
• Voor de zoetwatervoorziening zijn de strategieën waarbij de
Nieuwe Waterweg wordt afgesloten het meest aantrekkelijk. De
variant met een volledig open verbinding heeft de meeste nadelen
voor de zoetwatervoorziening.
• De strategieën met een open Haringvliet bieden grote
koppelkansen met natuur. Bij dichte keringen zal de
natuurontwikkeling de minste kansen hebben.
• Voor alle varianten geldt dat de kansen op meekoppelen met
economische ontwikkeling aanwezig zijn. De variant met een open
Nieuwe Waterweg levert de minste beperkingen op voor de
Rotterdamse haven.
• Wat betreft de flexibiliteit scoort de open strategie het best, er kan
eenvoudig overgestapt worden op andere strategieën. Zodra
keringen eenmaal dicht staan is de kans op switchen naar een
(gedeeltelijk) open strategie nagenoeg verdwenen. Bij een open
strategie hoort een relatief groot ruimtegebruik omdat veel dijken
in het benedenrivierengebied dan moeten worden versterkt, lees
verbreed. Die ruimte zal niet meer beschikbaar zijn als de keringen
eerst een tijd dicht zijn geweest. Voor het benedenrivierengebied
geldt heel duidelijk dat er voor elke (gedeeltelijk) open strategie nu
al veel ruimte gereserveerd moet gaan worden voor
dijkversterkingen.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Dit wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
45 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Afvoerverdeling Rijntakken
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
IJssel
Waal
IJssel + Waal
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ko
ste
ne
ffec
tiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
om
isc
he
fu
nct
ies
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhe
id
Be
stu
url
ijk/m
aats
chap
-p
elijk
e a
ccep
tati
e
Huidig o o o o o b
IJssel o - + o - b
Waal o + o + - b
IJssel+Waal - ++ o - ++ b
Afvoerverdeling Rijntakken
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
IJssel
Waal
IJssel + Waal
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ruimte reserveren
Ko
ste
ne
ffec
tiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
om
isc
he
fu
nct
ies
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhe
id
Be
stu
url
ijk/m
aats
chap
-p
elijk
e a
ccep
tati
e
Huidig o o o o o b
IJssel o - + o - b
Waal o + o + - b
IJssel+Waal - ++ o - ++ b
6.4 Rivierengebied; Afvoerverdeling
Figuur 6.3 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor de afvoerverdeling via de
Rijntakken op klimaatbestendigheid en flexibiliteit
Voor het rivierengebied zijn in de perspectieven vier strategieën
onderscheiden die vooral betrekking hebben op de afvoerverdeling
(Figuur 6.3):
0. Huidige strategie (conform fase 2 Ruimte voor de Rivier; ontzien van
de Nederrijn/Lek).
1. Meer water over de IJssel. Hiervoor is allereerst een flinke
ruimtereservering nodig.
2. Meer water over de Waal. Hiervoor is eveneens een flinke
ruimtereservering nodig.
3. Meer water over de IJssel en de Waal. Hiervoor zijn grote
ruimtereserveringen nodig langs beide riviertakken. Bij deze strategie
wordt uitgegaan van het voorzorgprincipe en dus een extreem hoge
afvoergolf, hoger dan in de andere perspectieven.
De vier strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van het uitvoeren van fase 1 en 2 van Ruimte
voor de Rivier gaat nog lang goed, tot 18.000 m3/s bij Lobith. Uit
de berekeningen blijkt dat een afvoer van 17.500 m3/s in 2100
wel zo ongeveer het maximum is. Hogere afvoeren zijn alleen aan
het einde van deze eeuw te verwachten als in Duitsland extreme
46 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
IJsselmeergebied
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Pompen
Meestijgen
Open
Ruimte
Ruimte ?
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elk
ans
en
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
omis
che
func
ties
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acce
pta
tie
Huidig - - o o -- b
Meestijgen o + ++ o + b
Pompen o -- o o -- b
Open -- ++ -- -- ++ b
IJsselmeergebied
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Pompen
Meestijgen
Open
Ruimte
Ruimte ?
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elk
ans
en
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
omis
che
func
ties
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acce
pta
tie
Huidig - - o o -- b
Meestijgen o + ++ o + b
Pompen o -- o o -- b
Open -- ++ -- -- ++ b
veiligheidsmaatregelen worden genomen waarbij op grote schaal
dijken sterk verhoogd en versterkt worden.
• Voor de zoetwatervoorziening zijn de strategieën waarbij meer
water over de IJssel gaat het meest aantrekkelijk, omdat dit water
kan worden opgeslagen in het IJsselmeer. Voor de landelijke
waterverdeling is dit echter maar een beperkt pluspunt. Veel
belangrijker is wat er bij de Nieuwe Waterweg gebeurt. Zie de
voorgaande paragraaf.
• De strategie met veel ruimte langs IJssel en Waal biedt de grootste
kansen voor de natuur. Langs de Waal zijn de kansen voor
natuurontwikkeling nog steeds groot, maar iets kleiner dan langs
de IJssel.
• Voor alle varianten geldt dat de kansen op meekoppelen met
economische ontwikkeling volop aanwezig zijn.
• Wat betreft de flexibiliteit scoort de strategie met
ruimtereserveringen langs zowel IJssel als Waal het best, er kan
eenvoudig overgestapt worden op andere strategieën. Andersom
is het vrijwel onmogelijk om over te stappen, omdat indien niet
tijdig ruimtereserveringen worden gemaakt dit later steeds
moeilijker zal worden.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Deze wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.5 IJsselmeergebied
Figuur 6.4 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor het IJsselmeer op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
47 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Voor het IJsselmeergebied zijn in de perspectieven vier strategieën
onderscheiden die vooral betrekking hebben op de manier waarop het
overtollig water dat binnenkomt via de IJssel en de regionale wateren
naar zee wordt afgevoerd (Figuur 6.4):
0. Huidige strategie; spuien onder vrij verval via de huidige spuisluizen in
de Afsluitdijk bij Den Oever en Kornwerderzand en extra spuicapaciteit
(momenteel in ontwikkeling). Hierdoor kan een zeespiegelstijging van
0,5 meter worden overbrugd.
1. Meestijgen met de zee; het peil van het IJsselmeer volgt de
zeespiegelstijging. Hierdoor blijft het mogelijk te spuien onder vrij
verval. Wel moeten de dijken verhoogd worden rondom het IJsselmeer
om de peilstijging mogelijk te maken. Tevens moet met buitendijkse
ontwikkelingen rekening gehouden worden met deze peilstijging.
Meestijgen kan overigens niet onbeperkt. Het meerpeil zou ongeveer
1,5 meter omhoog kunnen zonder dat dit tot al te grote
veiligheidsproblemen in het IJsselmeergebied en de omgeving
(Kampen) leidt.
2. Pompen; het overtollige water wordt weggepompt via grote pompen
op de Afsluitdijk. Aanvankelijk zullen de kosten beperkt zijn, maar
naarmate de zeespiegel stijgt moet steeds meer water worden
weggepompt en wordt het hoogteverschil steeds groter.
3. Open verbinding met de Waddenzee; In deze variant wordt een
natuurlijke zoet-zoutovergang gecreëerd. Het zeewater kan vrij het
huidige IJsselmeer instromen. Vanwege veiligheidsredenen blijft er wel
een stormvloedkering in de Afsluitdijk. Daarnaast zijn flinke
dijkverhogingen nodig langs de totale IJselmeeroever, en in de
monding van de IJssel.
De vier strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van spuien onder vrij verval kan nog worden
volgehouden tot ongeveer 0,5 meter zeespiegelstijging. Daarna zal
moeten worden gekozen tussen spuien onder vrij verval, pompen
of een combinatie.
• Voor de kortere termijn is pompen het meest kostenefficiënt. Op
de lange termijn zullen de pompkosten echter enorm oplopen.
• Voor de zoetwatervoorziening zijn de strategieën waarbij meer
waterberging in het IJsselmeer mogelijk is het meest aantrekkelijk.
Dat is alleen de variant waarin het IJsselmeerpeil meestijgt met de
zeespiegel.
• Voor de natuur is het herstel van de estuariene dynamiek het
meest aantrekkelijk, een open IJsselmeer dus. Ook meestijgen met
48 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Westerschelde
HuidigDijkverhoging
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Kering
Afsluiten
Ko
ste
ne
ffec
tiv
ite
it
Ko
pp
elk
anse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilit
eit
/ A
an
pa
sbaa
rhei
d
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
chap
-
pe
lijke
acc
epta
tie
Huidig + dijk-verhoging
- ++ -- o -- b
Kering o + -- o + b
Dicht o -- ++ -- - b
Westerschelde
HuidigDijkverhoging
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Kering
Afsluiten
Ko
ste
ne
ffec
tiv
ite
it
Ko
pp
elk
anse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilit
eit
/ A
an
pa
sbaa
rhei
d
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
chap
-
pe
lijke
acc
epta
tie
Huidig + dijk-verhoging
- ++ -- o -- b
Kering o + -- o + b
Dicht o -- ++ -- - b
de zee biedt kansen voor natuur, omdat dan behoorlijke
peilfluctuaties mogelijk zijn. De variant met alleen pompen biedt
de minste kansen voor natuur.
• Voor alle varianten geldt dat de kansen op meekoppelen met
economische ontwikkeling volop aanwezig zijn. Wel is buitendijkse
ontwikkeling verreweg het makkelijkst als het huidige peil wordt
gehandhaafd, dus in de strategie met pompen.
• Wat betreft de flexibiliteit scoort de strategie met pompen het
minst. Als daar eenmaal mee begonnen wordt, moet dat ook
worden volgehouden omdat aangenomen kan worden dat men
zich in de aangrenzende gebieden steeds meer zal aanpassen aan
de vaste peilen, hetgeen leidt tot inflexibiliteit. Voor meestijgen
met de zee is de flexibiliteit groter, hoewel ook deze strategie niet
tot in het oneindige is vol te houden en uiteindelijk moet worden
overgegaan in pompen. Maar de pompkosten zullen dan
aanzienlijk kleiner zijn omdat er veel minder hoogteverschil hoeft
worden overbrugd. Ook de open variant is weinig flexibel. Als
eenmaal gekozen is voor een open variant is het onwaarschijnlijk
dat die weer wordt afgesloten. Het kan wel, maar het zal dan vele
jaren duren voor het zout uit het systeem is verdwenen. De open
strategie heeft wel als voordeel dat er relatief veel ruimte wordt
gereserveerd. Op dit punt is deze strategie dan ook het meest
flexibel.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Deze wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.6 Westerschelde
Figuur 6.5 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor de Westerschelde op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
49 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Voor de Westerschelde zijn in de perspectieven drie strategieën
onderscheiden (Figuur 6.5):
0. De huidige strategie gaat uit van het handhaven van de veiligheid
door dijkverhogingen. Deze strategie heeft als groot voordeel dat de
haven van Antwerpen goed bereikbaar blijft.
1. Stormvloedkering; In deze strategie wordt de omgeving van de
Westerschelde veilig gehouden door een ‘open’ stormvloedkering in
de monding van de Westerschelde te leggen. Open betekent dat hij
geen hinder oplevert voor de scheepvaart. Verdere dijkverhoging langs
de oevers van de Westerschelde is overbodig.
2. Afsluiten; In deze strategie wordt de Westerschelde volledig afgesloten
met een dam, en wordt een zeesluis aangelegd om de haven van
Antwerpen bereikbaar te houden:
De drie strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van dijkverhogingen is nog wel even vol te
houden, tot 1,5 meter zeespiegelstijging is dit waarschijnlijk ook
het meest efficiënt. Maar daarna ontkomen we waarschijnlijk niet
aan een variant van afsluiting (stormvloedkering of dam) om
onder andere Antwerpen veilig te houden. Voor de bescherming
van Zeeland zou verdere dijkverhoging overigens nog goed
mogelijk zijn.
• Wat betreft de kosteneffectiviteit is het aanleggen van een
stormvloedkering verreweg het duurst. Maar als ook de hinder
voor de scheepvaart wordt meegenomen, gaat de
kosteneffectiviteit van de strategie ‘afsluiten’ sterk naar beneden.
De inschatting is echter dat om Antwerpen op lange termijn veilig
te houden het aanleggen van een stormvloedkering of dam
onontkoombaar is (vanaf ongeveer 1,5 m zeespiegelstijging).
• Voor de zoetwatervoorziening is de strategie van afsluiting het
meest aantrekkelijk, omdat dan een zoetwaterbuffer ontstaat.
Voor de Zeeuwse landbouw zou dat aantrekkelijk zijn, maar op
landelijke schaal zijn de voordelen beperkt.
• Voor de natuur is het behoud van de estuariene dynamiek
cruciaal. Het meest aantrekkelijk is dus een open Westerschelde.
Ook de variant met een open stormvloedkering scoort nog goed
voor de natuur. Afsluiten zal de natuurwaarde enorm doen
afnemen.
• Voor de open strategieën geldt dat de kansen op meekoppelen
met economische ontwikkeling volop aanwezig zijn. Dit zijn vooral
kansen in relatie tot scheepvaart en industrie. Afsluiten biedt de
minste kansen.
50 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Oosterschelde
HuidigKieren dicht
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Dijkverhoging + kering
Open
AfsluitenK
os
ten
effe
cti
vite
it
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pa
sba
arh
eid
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
cha
p-
pe
lijke
ac
cep
tati
e
Huidig + kieren dicht
- + -- -- o b
Dijkverhoging + kering
+ + -- -- o b
Open -- ++ -- -- + b
Dicht ++ -- ++ + - b
Oosterschelde
HuidigKieren dicht
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Dijkverhoging + kering
Open
AfsluitenK
os
ten
effe
cti
vite
it
Ko
pp
elka
nse
n
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pa
sba
arh
eid
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
cha
p-
pe
lijke
ac
cep
tati
e
Huidig + kieren dicht
- + -- -- o b
Dijkverhoging + kering
+ + -- -- o b
Open -- ++ -- -- + b
Dicht ++ -- ++ + - b
• Wat betreft de flexibiliteit scoort afsluiten het slechtst. Als eenmaal
besloten is tot afdammen van de Westerschelde is het niet
waarschijnlijk dat dit weer ongedaan wordt gemaakt. Bij de andere
strategieën is het wel mogelijk om te veranderen van strategie.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Deze wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.7 Oosterschelde
Figuur 6.6 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor Oosterschelde op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
Voor de Oosterschelde zijn in de perspectieven vier strategieën
onderscheiden (Figuur 6.6):
0. De huidige strategie gaat uit van het handhaven van de veiligheid
door de huidige Oosterscheldekering. De kering is ontworpen om 200
jaar te functioneren, maar daarbij is uitgegaan van een
zeespiegelstijging van slechts 20 centimeter per eeuw. Om de
levensduur van 200 jaar vol te maken zullen dus aanvullende
maatregelen moeten worden bedacht. Een daarvan is het dichten van
de kieren rond de schuiven en in de drempels en landhoofden. Daar
stroomt momenteel een hoeveelheid water doorheen die vergelijkbaar
is met het open staan van 5 schuiven. Door het dichten van de kieren
kan enkele decimeters zeespiegelstijging extra worden opgevangen.
1. Stormvloedkering + dijkverhoging; In deze strategie wordt de
omgeving van de Oosterschelde veilig gehouden door achter de
stormvloedkering een ronde dijkverhoging uit te voeren. Tot het
technische einde van de kering zou hiermee 1,5 meter extra zeespiegel
51 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
moeten worden opgevangen, bovenop de huidige strategie. Totaal
kan deze strategie daarmee 2 meter zeespiegelstijging aan.
2. Open; in deze strategie wordt net als bij de Westerschelde de
veiligheid gegarandeerd door hoge en zware zeedijken rondom de
Oosterschelde. Op termijn wordt de huidige stormvloedkering
verwijderd.
3. Afsluiten; In deze strategie wordt de Oosterschelde volledig afgesloten
met een dichte dam. Dijkverhogingen achter deze dam zijn niet meer
nodig.
De vier strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie om het Oosterscheldegebied veilig te houden
met alleen een stormvloedkering, zal niet volgehouden kunnen
worden tot het eind van de technische levensduur van de kering
(200 jaar). Bij een zeespiegelstijging van meer dan een 0,5 meter
zijn aanvullende maatregelen nodig.
• Voor de kortere termijn is een ronde dijkverhoging (met 1,5
meter) waarschijnlijk het meest kostenefficiënt. Daarna moet
gekozen worden voor een stormvloedkering of dam. Daarmee zou
de technische levensduur van de kering ook daadwerkelijk kunnen
worden gehaald. Daarna moet opnieuw worden bekeken hoe het
Oosterscheldegebied veilig wordt gehouden.
• Vanuit kosteneffectiviteit geredeneerd scoort het afsluiten met een
dam het best. Het aanleggen van een stormvloedkering is het
duurst.
• Voor de zoetwatervoorziening is de strategie van afsluiting het
meest aantrekkelijk, omdat dan een zoetwaterbuffer ontstaat.
Voor de omliggende Zeeuwse landbouw zou dat aantrekkelijk zijn,
maar op landelijke schaal zijn de voordelen beperkt.
• Voor de natuur is het behoud van de estuariene dynamiek
cruciaal. Het meest aantrekkelijk is dus een zo open mogelijke
Oosterschelde. Afsluiten zal de natuurwaarde enorm doen
afnemen. Aandachtspunt voor de (half)open varianten is de
zandhonger, waardoor slikken en schorren bij een stijgende
zeespiegel kunnen verdrinken. Dat kan de natuurwaarde sterk
devalueren.
• Gezien de natuurwaarde van de Oosterschelde is het voor alle
strategieën erg onwaarschijnlijk dat er grote meekoppelkansen zijn
voor economische functies. In beperkte mate zijn die er voor
waterrecreatie en visserij.
• Wat betreft de flexibiliteit scoort afsluiten het slechtst. Als eenmaal
besloten is tot afdammen van de Oosterschelde is het niet
52 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Zoetwatervoorziening
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
1000 800 600 400Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
NWW zoet/ ZH zoet
NWW zout/ ZH zoet
NWW zout/ ZH zout
RO aanpassen!
Ko
sten
effe
cti
vit
eit
Ko
pp
elka
ns
en
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acc
epta
tie
Huidig - -- o o -- b
NWW zoet/ ZH zoet
++ -- + + - b
NWW zout/ ZH zoet
+ + - ++ + b
NWW zout/ ZH zout
- ++ -- - -- b
Zoetwatervoorziening
Huidig
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
1000 800 600 400Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
NWW zoet/ ZH zoet
NWW zout/ ZH zoet
NWW zout/ ZH zout
RO aanpassen!
Ko
sten
effe
cti
vit
eit
Ko
pp
elka
ns
en
N
atu
ur
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
co
no
mis
ch
e f
un
ctie
s
Fle
xib
ilite
it/
Aan
pas
baa
rhei
d
Bes
tuu
rlijk
/maa
tsch
ap-
pel
ijke
acc
epta
tie
Huidig - -- o o -- b
NWW zoet/ ZH zoet
++ -- + + - b
NWW zout/ ZH zoet
+ + - ++ + b
NWW zout/ ZH zout
- ++ -- - -- b
waarschijnlijk dat dit weer ongedaan wordt gemaakt. Bij de andere
strategieën is het wel mogelijk om te veranderen van strategie.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Deze wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.8 Zoetwatervoorziening
Figuur 6.7 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor Zoetwaterverdeling op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
De sleutel voor het toekomstig beleid rond de zoetwatervoorziening zit
in het benedenrivierengebied (zie hoofdstuk 1, de analyse van
omslagpunten). Voor het benedenrivierengebied zijn in de
perspectieven vier strategieën onderscheiden (figuur 6.7):
0. Huidige strategie; het zoet houden van de Nieuwe Waterweg door
deze door te spoelen met rivierwater, zodat via de Hollandsche IJssel
Zuid-Holland van zoet water kan worden voorzien. Uit de analyse van
omslagpunten (hoofdstuk 1) is gebleken dat deze strategie op de
langere termijn niet houdbaar is.
1. Nieuwe Waterweg zoet, Zuid-Holland zoet; dit is de variant waarbij de
Nieuwe Waterweg volledig wordt afgesloten. Hierdoor kan het zout
niet meer naar binnen, en zullen zowel Nieuwe Waterweg als Zuid-
Holland zoet blijven.
2. Nieuwe Waterweg zout, Zuid-Holland zoet; In deze strategie blijft de
Nieuwe Waterweg open en gaat deze door de stijgende zeespiegel en
dalende rivierafvoer in de zomer verder verzilten. Om Zuid-Holland
toch zoet te houden wordt nieuwe infrastructuur aangelegd om Zuid-
53 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Holland vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal of het IJmeer van water te
voorzien.
3. Nieuwe Waterweg zout, Zuid-Holland zout. In deze variant blijft de
Nieuwe Waterweg open en gaat verzilten, evenals Zuid-Holland. De
ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland wordt hier op aangepast.
Verziltingsgevoelige gewassen en natuur zijn ingewisseld voor meer
zoutwaterminnende gewassen en natuur.
De vier strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie van het garanderen van zoetwater voor Zuid-
Holland loopt vast. Er zijn echter voldoende alternatieve
strategieën voorhanden waarop overgestapt kan worden. Voor de
zoute variant zijn wel op korte termijn ruimtelijke ingrepen nodig
om op termijn over te kunnen stappen op deze strategie.
• Voor de zoetwatervoorziening zijn de strategieën waarbij de
Nieuwe Waterweg wordt afgesloten het meest aantrekkelijk. De
variant met een volledig open verbinding heeft de meeste nadelen
voor de zoetwatervoorziening.
• De strategieën met een open Nieuwe Waterweg bieden grote
koppelkansen met natuur. Bij dichte keringen zal de
natuurontwikkeling de minste kansen hebben.
• Voor alle varianten geldt dat de kansen op meekoppelen met
economische ontwikkeling aanwezig zijn. De variant met een open
Nieuwe Waterweg levert weliswaar de minste beperkingen voor
de Rotterdamse haven, maar omdat de Waterweg open wordt
gehouden vanwege natuurredenen zullen de voordelen beperkt
zijn.
• Wat betreft de flexibiliteit geeft de open strategie de minste
mogelijkheden. Als verzilting eenmaal wordt toegestaan zal het
lastig zijn het zout weer uit met name het regionale watersysteem
te krijgen. Dit geldt in ieder geval in de variant waarbij verzilting in
het regionaal watersysteem van Zuid-Holland wordt toegestaan.
Aan de andere kant is het ook erg onwaarschijnlijk dat een
eenmaal afgesloten Nieuwe Waterweg weer open zal worden
gezet. Daar is veel ruimte voor nodig om de veiligheid te
garanderen (zie paragraaf 6.3, ‘benedenrivierengebied’).
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Die kan het best worden gegeven door de mensen die
op basis van het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in
dit geval de leden van de Deltacommissie.
54 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
Natuur
Huidig•Natuurbehoud•Referentie (1900)•Soorten
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Toekomstgericht•Natuurontwikkeling•Toekomst (2100)•Ecosystemen
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
Vei
ligh
eid
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
omis
ch
e f
unct
ies
Fle
xib
ilit
eit
/ A
anp
asb
aarh
eid
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
chap
-p
elijk
e ac
cep
tati
e
Huidig -- -- o o - b
Toekomstig klimaat
++ ++ o o + b
Natuur
Huidig•Natuurbehoud•Referentie (1900)•Soorten
0 m 1 m 2 m 3 mZee (m)
15000 18000 20000 22000Rijn (m3/s)
2000 2050-2100 2100-2200 >2200Jaar
0 m -0,5 m -1,0 m -1,5 mBodem (m)
Toekomstgericht•Natuurontwikkeling•Toekomst (2100)•Ecosystemen
Ko
sten
effe
ctiv
itei
t
Ko
pp
elka
nse
n
Vei
ligh
eid
W
ate
rvo
orz
ien
ing
E
con
omis
ch
e f
unct
ies
Fle
xib
ilit
eit
/ A
anp
asb
aarh
eid
Bes
tuu
rlij
k/m
aats
chap
-p
elijk
e ac
cep
tati
e
Huidig -- -- o o - b
Toekomstig klimaat
++ ++ o o + b
6.9 Natuur
Figuur 6.8 Beoordeling van adaptatiestrategieeen voor de Natuur op
klimaatbestendigheid en flexibiliteit
Voor de natuur zijn slechts twee strategieën onderscheiden (Figuur
6.8):
0. Huidige strategie. Deze strategie is gebaseerd op natuurbehoud, het
afleiden van natuurdoelstellingen op basis van een referentiesituatie
(meestal 1900) en doelstellingen op het niveau van individuele
soorten. Van deze strategie is geconcludeerd dat het omslagpunt al
min of meer is gepasseerd.
1. Toekomstgericht: Deze strategie richt zich op natuurontwikkeling, ons
‘nieuwe klimaat’ en op ecosysteemdoelstellingen in plaats van
individuele soorten. De natuurwaarde (biodiversiteit) blijft minstens
gelijkwaardig, maar vaak zal het ecosysteem er anders uitzien dan in
het verleden.
De twee strategieën zijn op basis van het beoordelingskader met elkaar
vergeleken. Daaruit komen de volgende opvallende zaken naar voren:
• De huidige strategie gericht op natuurbehoud is niet
klimaatbestendig.
• Bij de huidige strategie zal de natuurwaarde door
klimaatverandering in de loop der tijd alleen maar afnemen,
hoeveel geld ook wordt gestopt in natuurbehoud.
• Er is een alternatieve strategie beschikbaar, maar de overstap is
55 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
groot. Pas als duidelijk is wat de nieuwe ecosysteemdoelen
moeten zijn, kan natuurontwikkeling daarop worden gericht en
kunnen de bijbehorende beheersplannen gemaakt worden. Dat
vergt tijd.
• De strategie gericht op natuurontwikkeling scoort op de langere
termijn aanzienlijk beter dan de huidige strategie. De
neveneffecten op andere criteria in het beoordelingskader zijn
vergelijkbaar met het huidige natuurbeleid, of zelfs kleiner.
• Voor de bestuurlijk/maatschappelijke aspecten is geen beoordeling
gegeven. Dit wordt overgelaten aan de mensen die op basis van
het beoordelingskader een besluit moeten nemen, in dit geval de
leden van de Deltacommissie.
6.10 Vervolg De in deze paragraag beschreven weergaves van oplossingen (ook wel
‘pathways’ genoemd) zullen in het verdere verloop van het project verder
worden uitgewerkt. Tevens zal ook een veel meer kwantitatieve
beoordeling van de effecten worden gegeven. De huidige beoordeling is
kwalitatief en voornamelijk gebaseerd op expert-judgement.
56 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
57 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
7. Conclusies en aanbevelingen In deze tussentijdse rapportage voor de Deltacommissie van het project
‘Klimaatbestendigheid Nederland waterland’ is een beschrijving
gegeven van de klimaatbestendigheid van het waterbeheer in
Nederland. Het huidige waterbeheer- en beleid is geanalyseerd, waarbij
met name gekeken is of dit huidige beheer en beleid ook bij verder
doorzettende klimaatverandering nog steeds houdbaar is. Het bepalen
van de klimaatbestendigheid bij huidige beheer en beleid kon in de
meeste gevallen op een kwantitatieve manier worden onderbouwd (zie
het rapport van fase 1 van dit project: ‘Klimaatbestendigheid van
Nederland Waterland; verkenning van knikpunten in beheer en beleid
voor het hoofdwatersysteem; Technisch rapport’).
Op punten waar het huidige waterbeheer- en beleid niet
klimaatbestendig is, en op een bepaald moment dus een omslagpunt
wordt bereikt, is gezocht naar alternatieve strategieën die wel
klimaatbestendig zijn. De beoordeling van deze alternatieve strategieën
heeft op een kwalitatieve manier plaatsgevonden, meestal met behulp
van expert-judgement van medewerkers van Deltares en
Rijkswaterstaat. Binnen het project worden nadrukkelijk geen
voorkeursstrategieën bepaald. We beperken ons tot het beschrijven van
de voor- en nadelen van de diverse opties. Wel kan het materiaal
gebruikt worden om uiteindelijk tot voorkeursstrategieën te komen,
bijvoorbeeld in het kader van het Nationaal Waterplan.
In het vervolg van dit project, tot medio voorjaar 2009, zal een meer
kwantitatieve uitwerking worden gegeven.
Ten aanzien van de gevonden omslagpunten en de mogelijke alternatieve
strategieën kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
1. Op een aantal punten is het huidige waterbeheer- en beleid
‘klimaatbestendig’. Een goed voorbeeld is de strategie van het veilig
houden van de kust door jaarlijkse zandsuppleties. Deze strategie is
nog eeuwen houdbaar, zelfs als de zeespiegel vele meters stijgt. De
kosten zijn relatief beperkt. Deze conclusie betekent ook dat
alternatieve strategieën als eilanden voor de kust of het bouwen van
allerlei harde constructies in plaats van zand minder realistisch zijn.
Vanuit het oogpunt van veiligheid zijn ze overbodig. Over eventuele
andere argumenten om bijvoorbeeld eilanden voor de kust neer te
leggen (ruimte, innovatie, export) wordt in deze verkenning geen
uitspraak gedaan.
2. Op diverse punten is ons huidige waterbeheer en -beleid niet
klimaatbestendig. Dat geldt onder andere voor:
• Het beheer ten aanzien van natuur: het beleid gericht op
natuurbehoud (soortenbenadering) in plaats van
natuurontwikkeling (ecosysteembenadering); dit is nu reeds een
probleem en zal met een stijgende temperatuur in de toekomst
verder toenemen;
58 Drie perspectieven voor een klimaatbestendig Nederland
• Het beheer ten aanzien van de watervoorziening:
verziltingsbestrijding Nieuwe Waterweg, en daarmee de totale
watervoorzienig van Nederland; dit wordt voor 2040 een
probleem;
• Het beheer ten aanzien van de veiligheid: het open houden van de
Nieuwe Waterweg met een stormvloedkering; dit wordt na 2040,
maar voor 2100 een probleem;
3. Dit betekent dat de bestaande beheersstrategieën vervangen moeten
worden door meer klimaatbestendige varianten. Dit heeft gevolgen
voor het totale waterbeheer en –beleid. Het noopt ook tot actie op
een veel kortere termijn dan we tot nu toe dachten.
4. Uit deze verkennende studie blijkt dat we het Nederlandse
waterbeheer op veel manieren klimaatbestendig kunnen maken. We
kunnen ons nog lang (bij grote klimaatveranderingen) blijven
aanpassen aan de fysische omstandigheden, zonder dat terugtrekking
op hogere gronden aan de orde is. Het zullen geen simpele
aanpassingen zijn en in de keuze hoe we ons gaan aanpassen, moeten
we ons realiseren dat maatregelen veelal zullen ingrijpen op het gehele
waterbeheersysteem. Een goed voorbeeld daarvan is de vraag of de
Nieuwe Waterweg open moet blijven of niet. Het antwoord op die
vraag grijpt in op de veiligheid, zoetwatervoorziening en natuur, en op
vrijwel alle watersystemen in Nederland. Het blijkt (opnieuw) cruciaal
om dit waterbeheer in zijn totale samenhang te beschouwen:
• Samenhang tussen regio’s (kust, benedenrivieren, rivieren,
IJsselmeergebied, regionaal water en internationale
stroomgebieden kunnen niet los van elkaar worden gezien).
• Samenhang tussen thema’s (onder andere veiligheid, natuur en de
watervoorziening kunnen niet los van elkaar worden gezien).
5. Gezien voorgaande conclusies is het verstandig nu al na te gaan
denken over alternatieve strategieën om het Nederlandse waterbeheer
klimaatbestendig te maken, ondanks het feit dat sommige
omslagpunten relatief ver weg liggen. Denkend vanuit de wat verdere
toekomst kunnen op die manier de beste oplossingen voor de nabije
toekomst worden afgeleid. Samenwerking met landen die
bovenstrooms van ons liggen is daarbij cruciaal.
6. Voor alle strategieën geldt dat er ruimte en geld nodig is om
Nederland klimaatbestendig te maken. Met name die ruimte zal nu al
gereserveerd moeten worden om in de toekomst flexibel op
klimaatverandering in te kunnen spelen. Voorkomen moet echter
worden dat hierdoor gebieden “op slot gaan”. De perspectieven laten
zien dat klimaatbestendigheid en een aantrekkelijke
gebiedsontwikkeling prima kunnen samengaan.
8. Referenties
Aandacht voor Veiligheid (2008). Achtergronddocument case Busines
as Usual. eindversie 22 april 2008
Adaptatie programma Ruimte en Klimaat (ARK 2007). ‘ Maak ruimte voor
klimaat’, nationale adaptatiestrategie – de beleidsnotitie. oktober 2007
Asselt, M.B.A. van (2007), Perspectives on uncertainty and risk. The PRIMA approach to decision support, International Centre for
Integrative Studies (ICIS), Maastricht University, Maastricht, the
Netherlands.
Beaugrand, Gregory (2004) The North Sea regime shift: evidence,
causes, mechanisms and consequences. Progress in Oceanography 60
245–262.
Bouma, G.M. (2002), Ruimtelijke kwaliteit en synergie binnen
investeringsprojecten. Een onderzoek naar de wijze waarop ruimtelijke
kwaliteit en synergie meegenomen kunnen worden in
afwegingsvraagstukken, TNO Inro rapport 2002-66, TNO Inro, Delft.
Brakman, S., J.H. Garretsen, J. Gorter, M. Schramm en A. van der Horst (2005), New Economic Geography, empirics and regional policy, CPB publicatie nr. 56, Den Haag Bruggers, M. (2006), Achterlandstudie Maeslantkering - Consequenties
voor inundatiefrequenties van buitendijkse gebieden in de Rijn-
Maasmonding, RIZA Rapport 2006.022, augustus 2006.
CPB/RPB/MNP (2006), Welvaart en Leefomgeving, Rapportnummer
5000810001. Centraal Planbureau/ Milieu- en Natuurplanbureau/
Ruimtelijk Planbureau, Den Haag/Bilthoven
Deltacommissie (1960), Rapport Deltacommissie, Staatsdrukkerij en uitgeverijbedrijf, Den Haag
Deltares i.o. (2007), Inventarisatie van effecten van klimaatverandering
op fysiek systeem Hoogheemraadschap van Delfland, TNO-rapport 2007-U-R01023/A, Utrecht
Diamond, J.M., 2005, Collapse, How Societies Choose to Fail or
Succeed , UCLA Univeristy Press, Los Angeles
Douglas, M. (1970), Natural symbols – Explorations in cosmology,
Londen.
Ellen, G.J. en A. Slob (2006), Risk perception and risk communication
concerning sediments, TNO Strategy Technology Policy, Delft, the
Netherlands.
De Nederlandsche Bank (2007), Gevolgen van klimaatverandering voor de Nederlandse overheidsfinancien, Kwartaalbericht, september 2007, Amsterdam Eijgenraam, C.J.J. (2005), Veiligheid tegen overstromen – kosten-batenanalyse voor Ruimte voor de Rivier, deel 1, CPB document nr 82, Centraal Planbureau, Den Haag
Haasnoot, M., Duel, H., van der Lee, G., Baptist, M., van der Molen,
D.T. & Platteeuw, M. (2004). Impact of climate change on floodplain
ecosystems of the River Rhine, the Netherlands. In: Proceedings of the
Fifth International Conference on Ecohydraulics. Aquatic Habitats:
Analysis & restoration. September 12-17, Madrid, Spain. Paper. pp
1389-1393
Haasnoot, M., Vermulst, J.A.P.H., Middelkoop, H. (1999). Impacts of
climate change and land subsidence on the water systems in the
Netherlands. Terrestrial areas, RIZA rapport 99.049, NRP project
952210, ISBN 902210.
Heuvelhof, E.F. ten, Bruijn, J.A. de, Wal, M.. van der, Kort, M.B., Vliet,
M. van, Noordink, M. & Bohm, B. (2007). Procesevaluatie
totstandkoming PKB ruimte voor de rivier. Utrecht: Berenschot.
Hoogvliet, M. "Koploper Klimaat Werkpakket Watervoorziening",
Deltares april 2008, rapportnummer 2008-U-R0434/A. Huizinga, F. en B. Smid (2004), Vier vergezichten op Nederland – productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario’s tot 2040, nr. 55, centraal Planbureau, Den Haag Innovatienetwerk, Ministerie van Rijkswaterstaat – WINN (2007), InspiratieAtlas Waalweelde, Publicatienummer Innovatienetwerk 07.2.152, Utrecht Jelgersma, S. M.J.F. Stive en L. van der Valk (1995) Holocene storm surge signatures in the coastal dunes of the western Netherlands, Marine Geology 125 95 -110. Jonkhoff, W., O. Koops, R.A.A. van der Krogt, G.H.P. Oude Essink, E.S. van Baaren en E. Rietveld (2008), Economische effecten van klimaatverandering, TNO rapport 66185, Delft, te verschijnen Joziasse, J., S. Heise, A. Oen, G.J. Ellen en L. Gerrits (2007), Sediment
management objectives and risk indicators, in: Sustainable
management of sediment resources. Sediment risk management and
communication, Elsevier (2006).
Kingdon, John W. (eerste druk 1984, tweede druk 1995), Agendas,
Alternatives and Public Policies, New York: HarperCollins College
Publishers
Klijn, F., H. van der Klis, J. Stijnen, K. de Bruijn en M. Kok (2004), Overstromingsrisico dijkringen in Nederland – betooglijn en deskundigenoordeel, rapport voor RIVM, WL Delft/HKV Lijn in Water, Delft Klijn, F., P. Baan, K. de Bruin en J.C.J. Kwadijk (2007), Overstromingsrisico’s in Nederland in een veranderend klimaat – verwachtingen, schattingen en berekeningen voor het project Nederland Later, rapport in opdracht van MNP, WL Delft Hydraulics, Delft Kwadijk J. et al. (2001). Maatgevende afvoeren, onzekerheden en
wereldbeelden. Stromingen 7 no 2.
Kwadijk J. (2007). Memo, WIKI.
Leidraad Rivieren (2007), Technisch Rapport Ontwerpbelastingen voor het
rivierengebied, V&W en ENW, 2007 Leven met Water , Habiforum, Klimaat voor Ruimte, Naar een klimaatbestendig NL; Kaders voor afweging, definitiestudie fase 1, Gouda, te verschijnen 2008. Manshanden, W.J.J., A.C. Muskens, P.J.M. de Bruijn en P.J. Louter (2002), Zo werkt Rotterdam: een vergelijking van de regionaal-economische structuur van de regio’s Rotterdam en Amsterdam, TNO Inro rapport 2002-027, Delft Manshanden, W.J.J., W. Jonkhoff, P.J.M. de Bruijn, O. Koops en J. van Brussel (2006), De Top 20 van Europese stedelijke regio’s 1995-2005: Randstad Holland in internationaal perspectief, TNO-rapport I&R-2006-N086-54073, Delft Milieu- en Natuurplanbureau (2007) m.m.v. WL / Delft Hydraulics, Nederland Later; Tweede Duurzaamheidsverkenning, deel Fysieke leefomgeving Nederland, MNP-publicatienummer 500127001/2007, Bilthoven
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW). Integrale Verkenning Maas
2 (IVM2). R. Postma, M. Cals, J. Reuber. Ministerie van Verkeer en
Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Limburg, 2006. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005), Veiligheid Nederland in Kaart – risicocase dijkring 14 Zuid-Holland, berekening van het overstromingsrisico, DWW-2006-010, Den Haag Ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ (2004), Nota Ruimte; Ruimte voor Ontwikkeling, Den Haag Olsthoorn, A., P. van der Werff, L. Bouwer en D. Huitema (2004), Neo-Atlantis: Dutch responses to five meter sea level rise, No FNU-75, Working Papers from Research unit Sustainability and Global Change, Hamburg University
Oude Vrielink, M.J. en O. van Heffen (2000), Aaron Wildavsky: Van
beleidscriticus tot ‘cultuuradept’, Bla Bestuurskunde, jaargang 9,
nummer 6, pp. 276 – 284.
RIZA (2007), Rampenbeheersingsstrategie Overstromingen Rijn & Maas,
achtergrondrapport veiligheid en rivierkunde, RWS-RIZA, nr. 2005.024,
2005.
Rooy, P. van (2007), Gebiedsontwikkeling Groot Mijdrecht Noord;
Synopsis van een verkenning, Habiforum, Gouda
Rotmans, J. (2007), Duurzaamheid: van onderstroom naar draaggolf.
Op de rand van een doorbraak. Drift Erasmus Universiteit Rotterdam,
2007.
RWS (2007), Systeemanalyse Rijn-Maasmonding, RWS Zuid Holland,
oktober 2007.
Schie, N. van, J. Edelenbos, M. Duijn, M. Rijnveld, L. Gerrits, J. van Ast
en R. Siebinga (2007), Het advies Rondom Arnemuiden. Water als
historische drager van het gebied. Het advies van bewoners aan
bestuurders over de herinrichting Rondom Arnemuiden, opgesteld door Erasmus Universiteit Rotterdam, TNO Bouw en Ondergrond, Tauw BV.,
november 2007.
Stadsgewest Haaglanden, TNO INRO, Dauvellier Planadvies (2003),
MIRUP; Handreiking voor Milieu in Ruimtelijke Plannen, Den Haag
Stern, N., S. Peters, V. Bakhshi, A. Bowen, C. Cameron, S. Catovsky, D. Crane, S. Cruickshank, S. Dietz, N. Edmonson, S.-L. Garbett, L. Hamid,
G. Hoffman, D. Ingram, B. Jones, N. Patmore, H. Radcliffe, R.
Sathiyarajah, M. Stock, C. Taylor, T. Vernon,
H. Wanjie en D. Zenghelis (2006), Stern Review: The economics of
climate change, HM Treasury, Londen
Strayer, D. 1991. Projected distribution of the zebra mussel, Dreissena
polymorpha, in North America. Canadian Journal of Fisheries and Aquatic Sciences 48: 1389-1395.
Thompson, M., R Ellis en A. Wildavsky (1990), Cultural theory, San
Fransisco, 1990.
Werner (2005), Spatial inundation modelling: A performance based
comparison, M.G.F. Werner, PhD Thesis, Delft University of
Technology. Delft University Press, 2005, ISBN 9040725586
WRR (2006) Klimaatstrategie – tussen ambitie en realisme, rapporten
aan de regering nr. 74, Amsterdam University Press, Amsterdam/Den
HaagHaasnoot, M, Ververs, M.& Duel, H. (2002). Effecten van klimaatverandering op ecotopen van rijkswateren. WL | Delft Hydraulics rapport Q3258