Dossier 'Werk armoede weg' 2010
-
Upload
welzijnszorg-vzw -
Category
Documents
-
view
216 -
download
1
description
Transcript of Dossier 'Werk armoede weg' 2010
WERK ARMOEDE WEG !CAMPAGNE WELZIJNSZORG vzw 2010
DOSSIER
WelzijnszorgHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 502 55 75E [email protected]
BrusselHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 213 04 73E [email protected]
West-Vlaanderen Sint-Jorisstraat 138800 RoeselareT 051 26 08 08 E [email protected]
Vlaams-Brabant/MechelenVarkensstraat 6 2800 MechelenT 015 29 84 58E [email protected]
Limburg Tulpinstraat 75 3500 HasseltT 011 24 90 20E [email protected]
Oost-VlaanderenSint Salvatorstraat 309000 GentT 09 269 23 40E [email protected]
Antwerpen Rolwagenstraat 732018 AntwerpenT 03 217 24 90E [email protected]
NA
TIO
NA
AL
RE
GIO
NA
LE D
IEN
ST
EN
en sociale uitsluiting
van de bestrijding van armoede
2010Europees Jaar
Sluitingsdag: Maandag + Weekend
Openingsuren: 10u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30
DOSSIER WERk ARmOEDE WEg
Campagne 2010 Welzijnszorg vzw
RedactieBert D’honDt
Foto’sLisa Van Damme
ontweRp Joost Bert
citatenProJecten WeLziJnszorg
or.c.a.
dRukPoot Printers
d/2010/9620/1
V.u.WeLziJnszorg VzW
DaniëLLe coLsouL
huiDeVettersstraat 165
1000 BrusseL
Met dank aanWelzijnsschakels VzW, Vlaams aBVV, acLVB,
acV, unizo, or.c.a., internationaal comité,
minderhedenforum, mozaïek mechelen,
de collega’s bij Welzijnszorg
pRijs: € 10
aRtikelcode: Wzz-2010-2001
Voorstelling partners
Voorwoord
terugblik campagne 2009 – link campagne 2010
Het paspoort en cV Van etniscH-culturele minderHeden
1. mensen van buitenlandse origine op de arbeidsmarkt: paspoortInleidend verhaal1.1. Paspoort
1.1.1. Naam1.1.2. Voornaam1.1.3. Woonplaats1.1.4. Geboorteplaats1.1.5. Nationaliteit1.1.6. Geboortedatum
2. curriculum VitaeInleidend verhaal2.1. Werkervaring
2.1.1. Ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt
2.1.2. Geboorteland verwant met werkzaamheidsgraad
2.1.3. Etnisch-culturele minderheden sterker getroffen door de crisis
Colofon inhoud
INHOUD
2
4
7
8
9
10
10
12
13
14
15
15
17
26
27
29
29
30
30
Gedrukt op 100 % gerecycleerd offset FSC-papier
2.1.4. Ondernemers uit etnisch-culturele minderheden
2.2. Verwacht loon2.3. Gevolgde opleidingen
2.3.1. Onderwijs2.3.2. Talenkennis: Nederlands geen
moedertaal2.3.3. Behaalde diploma’s2.3.4. Andere competenties2.3.5. Gevolgde (beroeps)
opleidingen2.3.6. Taalondersteuning2.3.7. Vorming op de werkvloer
2.4. Gender m/v2.5. Sociaal-culturele troeven
2.5.1. Eigen netwerken als sterkte2.5.2. Perspectieven en rolmodellen2.5.3. Uitsluiting, armoede en
discriminatie liggen dicht bij elkaar
2.6. Extra troeven of extra drempels
3. krachtig en krachtgericht beleid Inleidend verhaal3.1. Een gelijkaardig cv, een integraal en
krachtgericht armoedebeleid3.1.1. Integraal3.1.2. Krachtgericht3.1.3. Gelijkekansenbeleid versterken
3.2. Talenten versterken en erkennen3.2.1. Onderwijs: door gelijke kansen
te versterken, werken aan gelijke uitkomsten
3.2.2. Taalachterstand gericht wegwerken
3.2.3. Juiste taalvereisten stellen3.2.4. Diploma’s erkennen
3.2.5. Competenties erkennen: het ervaringsbewijs
3.3. Toeleiding naar de arbeidsmarkt: werken aan een maatpak
3.4. Activeren van de arbeidsmarkt3.4.1. Werken bij de overheid3.4.2. Werken in de private sector
en de non-profit3.4.3. Een eigen zaak
3.5. Sociaal kapitaal versterken
4. in de schaduw, maar wel op onze arbeidsmarkt: paspoort van de clandestiene arbeidsmigrantInleidende citaten4.1. Naam: Migrant4.2. Nationaliteit: Wereldburger4.3. Beroep: Clandestiene arbeider4.4. Werkplaats: onzeker
4.4.1. Waar werken?4.4.2. Welke zijn de rechten van een
clandestiene werknemer?4.4.3. Wat kan je doen met die
rechten?4.4.4. Wat als rechten niet
gerespecteerd worden?4.5. Woonplaats: onzeker4.6. Werk maken van arbeidsrechten
4.6.1. Taskforce4.6.2. Veilig loket
Huishoudpersoneel: een verhaal apart
5. politieke eisen
inhoud
3
30
32
38
38
40
45
45
46
47
47
47
49
49
50
50
52
62
63
64
64
65
65
65
65
69
70
72
74
75
76
76
78
82
83
94
95
96
98
100
102
102
103
104
106
107
107
108
108
109
114
acVAlgemeen Christelijk Vakverbond
Het ACV is een sterke vakbond op de werkplaats en heeft
een goed uitgebouwde dienstverlening in de buurt van ie-
ders woonplaats. Werknemers met of zonder werk kunnen
bij het ACV terecht voor advies en hulp rond hun rechten
op sociale bescherming, werk of inkomen.
Het ACV verdedigt een brede groep werknemers (arbei-
ders, bedienden, kaderleden, uit de privé- en openbare
sector, werknemers in onzekere statuten, werklozen…) met
elk hun eigen belangen en verlangens. In zijn belangenver-
dediging legt het ACV bijzondere nadruk op kwaliteitsvolle
arbeid, op arbeidsparticipatie en een billijk inkomen voor
iedereen.
Met gerichte initiatieven en een aangepast aanbod van
diensten organiseert het ACV syndicaal werk waarbij nieuw-
komers op onze arbeidsmarkt ondersteund en betrokken
worden. Hun netwerkorganisaties kunnen rekenen op
ondersteuning en advies om misbruik van de onmachtposi-
tie van deze werknemers en discriminatie te bestrijden.
Het ACV wil samen met andere organisaties en mensen
een opbouwende tegenmacht zijn om armoede in de
samenleving uit te sluiten. Hierbij is werk een belangrijke
hefboom. Werk maken van werk om armoede uit te sluiten
is het motto!
ACV
Haachtsesteenweg 579, 1030 BRUSSEL
Tel. 02/246 31 11
Fax. 02/246 30 10
www.acv-online.be
abVVAlgemeen Belgisch Vakverbond
Een sterke vakbond is broodnodig, ook om armoede te be-
strijden. Het Vlaams ABVV maakt van armoedebestrijding
een prioritair actiepunt voor de komende vier jaar. Onder
meer door leden beter te informeren over de armoederi-
sico’s van bepaalde loopbaankeuzes.
Het ABVV streeft naar een humane samenleving. Een
samenleving die solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkheid
en democratie als basis neemt - en niet concurrentie en
individualisme. Een samenleving met optimale zorg en
kansen voor werkenden en werklozen, jongeren en (brug)
gepensioneerden, mannen en vrouwen, gezonde en zieke
mensen …
Daarom strijden ze tegen de sluipende afbraak van de
sociale verworvenheden, tegen werkloosheid, armoede,
sociale uitsluiting, bestaansonzekerheid … En voor o.m.
hogere brutolonen, welvaartsvaste uitkeringen en een
kwalitatieve leef- en werkomgeving voor iedereen.
Het ABVV heeft een netwerk van kantoren waar men ter-
echt kan voor een brede waaier aan dienstverlening, advies,
bijstand en acties.
ABVV
Hoogstraat 42, 1000 Brussel
Tel. 02 506 82 11
Fax 02 512 36 86
www.vlaamsabvv.be
partners
4
aclVbLiberale Vakbond
De ACLVB is een erkende vakbond die de belangen en de
rechten verdedigt van alle werknemers en mensen met
een uitkering. Met een netwerk van secretariaten over het
hele land is de ACLVB een organisatie op mensenmaat,
waar elk lid als persoon en niet als dossiernummer wordt
behandeld.
De ACLVB is tevens een erkende uitbetalingsinstelling van
werkloosheidsuitkeringen en begeleidt werkzoekenden in
hun zoektocht naar een nieuwe job. Verder staat de liberale
vakbond haar leden bij via vorming, informatievoorziening
en juridische bijstand.
De ACLVB is een sociaal, liberale en politiek onafhankelijke
vakbeweging waar vrijheid, verantwoordelijkheid en solida-
riteit de fundamenten vormen.
Nationaal secretariaat
Koning Albertlaan 95, 9000 GENT
Tel. 09/222 57 51
Fax. 09/221 04 74
E-mail: [email protected]
Maatschappelijke zetel
Poincarélaan 72-74, 1070 BRUSSEL
Tel. 02/558 51 50
Fax. 02/558 51 51
E-mail: [email protected]
www.aclvb.be
uniZo
de Unie van Zelfstandige Ondernemers
UNIZO behartigt de belangen van zelfstandigen, KMO’s
en vrije beroepen. Deze groep is heel divers: van eenper-
soonsbedrijfjes tot groei-KMO’s in ambachten, industrie,
handel, diensten, vrije beroepen, lokaal, regionaal of
internationaal actief, starters, groeiers met of zonder
medewerkers. Ze nemen vaak in familieverband persoonlijk
en financieel een aanzienlijk risico. Geen winst betekent
geen loon en dus stoppen of failliet gaan. Ruim 20% van de
zelfstandigen is arm of worstelt met ernstige financiële en
sociale problemen. UNIZO ziet het als haar maatschap-
pelijke taak om ondernemers in moeilijkheden op te
vangen en werkt ook voor ‘arme’ zelfstandigen. Samen met
haar sociaal verzekeringsfonds Zenito werd ‘Tussenstap’
opgericht, gespecialiseerd in het begeleiden van gefailleer-
den of van ondernemers in moeilijkheden.
De meeste werkgevers in kleine bedrijven hebben een per-
soonlijke band met hun medewerkers. UNIZO begeleidt de
KMO-werkgevers om op een passende manier om te gaan
met hun medewerkers.
UNIZO - Unie van Zelfstandige Ondernemers
Spastraat 8
1000 Brussel
T 078/35 39 39
E-mail: [email protected]
www.unizo.be www.tussenstap.be
partners
5
partners
internationaal comité
Het Internationaal Comité is een sociaal-culturele verenig-
ing die lokale zelforganisaties van allochtonen overkoepelt
en ondersteunt. Die ondersteuning bestaat uit het
verstevigen en versterken van vrijwilligers en de werking
van de lokale verenigingen in brede zin. Daarnaast werkt
het Comité aan de integratie van mensen (allochtoon én
autochtoon) in een interculturele en warme samenleving,
met gelijke kansen en een waardig leven voor iedereen.
Internationaal Comité vzw
Mgr. Broekxplein 6, 3500 HASSELT
Tel. 011 29 09 17
Fax. 011 22 99 14
www.internationaalcomite.be
welzijnsschakels vzw
Welzijnsschakels verenigt groepen van vrijwilligers. Mensen
met en zonder armoede-ervaring ontmoeten elkaar in
deze groepen. Deze groepen willen mensen die uitgesloten
worden meer kansen bieden. Welzijnsschakels ondersteunt
deze groepen.
Het is belangrijk dat mensen met en zonder armoede-
ervaring elkaar echt ontmoeten. Dat gebeurt bij Welzijns-
schakels op verschillende manieren: door persoonlijke
contacten, door activiteiten in groep, door samen te gaan
praten met maatschappelijke diensten zoals ocmw’s,
scholen, ziekenfondsen, huisdokter…
Welzijnsschakels wil steeds nieuwe mensen bereiken en
betrekken bij de activiteiten.
Welzijnsschakels werkt samen met andere organisaties om
meer mensen meer kansen te geven.
Welzijnsschakels vzw
Huidevettersstraat 165
1000 Brussel
T 02/502.55.75
www.welzijnsschakels.be
6
Beste lezer,
Voor u ligt het achtergronddossier bij de Welzijnszorgcampagne van 2010, het tweede campagnejaar ‘Werk
armoede weg!”. In dit dossier gaan we dieper in op de drempels tot de arbeidsmarkt die mensen uit etnisch-
culturele minderheden ondervinden.
Toen Welzijnszorg in 2009 de toegang tot de arbeidsmarkt onder de loep nam, bleek dat mensen van buiten-
landse herkomst de meeste drempels moesten overwinnen op weg naar een goede job. Het gevolg hiervan is te
zien op de arbeidsmarkt: de werkzaamheidsgraad van mensen die buiten Europa geboren zijn, ligt 25% lager. De
gevolgen van de recente crisis wegen dubbel zo zwaar op mensen van buitenlandse herkomst.
De moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt voor etnisch-culturele minderheden resulteert in armoedecijfers die
iedereen met een sociaal gevoel doen huiveren. 48% van de mensen afkomstig van buiten de EU leeft in armoede!
In dit dossier trachten we de drempels te beschrijven die mensen ondervinden op hun zoektocht naar een goede
baan. Dit doen we aan de hand van hun paspoort en curriculum vitae. Het viel onmiddellijk op dat de meeste
drempels voor mensen uit etnisch-culturele minderheden overeenkomen met de drempels die autochtone mensen
in armoede ook ondervinden: een gemiddeld lagere scholing, slechtere huisvesting, gezondheidsproblemen,
moeilijker toegankelijke diensten, gebrek aan zelfvertrouwen, culturele verschillen, taalmoeilijkheden … Daarbij
komen nog bijzondere uitsluitingsmechanismen gekoppeld aan migratiepatronen, discriminatie op basis van
afkomst … De inhoud van het vorige campagnedossier is dan ook de moeite waard om nog eens te herlezen.
Welzijnszorg wil ook niet voorbijgaan aan een belangrijke groep mensen die in onze samenleving leven en
werken, maar niet in de cijfers voorkomen: de clandestiene arbeidsmigranten. Deze mensen zijn naar hier ge-
komen als vluchteling, asielzoeker of economische migrant. Zij hebben vaak geen toelating om te werken of
al helemaal geen toelating om hier te verblijven. Mensen zonder papieren leven en werken hier vaak in zeer
precaire omstandigheden. Aangezien ze geen toelating hebben om officieel te werken, zoeken zij hun heil in
het informele circuit. Zelfs de rechten die ze hebben, worden daarbij geschonden. Uitbuiting en diepe armoede
zijn het gevolg. We bekijken welke hun rechten zijn en hoe we deze in de toekomst beter kunnen garanderen.
Tenslotte geven we tijdens het Europees jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting ook ruimte aan
de EU. Wat gebeurt daar ter bestrijding van de armoede? Of wat gebeurt er niet? Is Europa ook een Europa voor
de 16% armen die in de unie leven?
Beste lezer, misschien bent u vrijwilliger, actief bij één van onze campagnepartners, werkzaam in een project
met mensen in armoede of met etnisch-culturele minderheden? Misschien bent u politiek actief in uw ge-
meente, in Vlaanderen of Brussel, België of Europa? Wij hopen dat u iets heeft aan het lezen van dit dossier, en
we zijn zeker dat u uw steentje kan bijdragen om armoede weg te werken.
Veel leesplezier,
Bert D’hondt
Voorwoord
7
inleiding
De campagne ‘Werk armoede weg!’ loopt over twee jaar. In 2009 voerden we samen
met onze partners een eerste campagne. Tijdens deze campagne gingen we dieper
in op de problemen die mensen in armoede ondervinden om aan een goede baan te
geraken en een leefbaar inkomen te verwerven.
De weg naar de arbeidsmarkt met begeleiding en opleiding, de sociale economie, de
verschillende statuten waarin kansengroepen terecht komen, armoede bij zelfstandi-
gen … kwamen aan bod tijdens deze campagne.
Daarnaast moesten we jammer genoeg vaststellen dat heel wat mensen in financiële
armoede terechtkomen. Veel van de vervangingsinkomens en uitkeringen liggen im-
mers onder de armoedegrens. Hoewel het hebben van betaald werk een belangrijke
hefboom is uit de armoede, is ook nog 4% van de werkende bevolking arm.
De campagne was echter nog niet afgelopen. We merkten dat de afkomst van
mensen één van de belangrijkste drempels is op de arbeidsmarkt. Mensen uit
etnisch-culturele minderheden ondervinden dezelfde drempels als de autochtone be-
volking en worden geconfronteerd met nog bijkomende moeilijkheden om hun plaats
te vinden op de arbeidsmarkt.
Ook de groep van de clandestiene arbeiders verdient onze aandacht. De uitsluiting en
armoede bij deze groep is zeer hoog. Door het ontbreken van de juiste documenten,
ondervinden zij geen drempels, maar vaak gesloten deuren op hun weg naar een goede
baan.
Welzijnszorg kan niet voorbijgaan aan deze groepen. Daarom willen we in dit tweede
campagnejaar dieper ingaan op de problemen die deze mensen ondervinden.
We blijven ook verder werken aan de drempels die we vorig jaar vaststelden en de
beleidseisen die we toen naar voor schoven. Het garanderen van waardig werk en een
leefbaar inkomen voor iedereen, blijft een opdracht voor onze organisatie en onze
partners.
* Wie het dossier ‘Werk armoede weg!’ uit 2009 wil bestellen kan dit via
www.welzijnszorg.be.
werk armoede weg: een twee-jarige campagne
8
In dit dossier vind je een beschrijving van de situatie van etnisch-culturele minder-
heden op de arbeidsmarkt. Daarnaast gaan we dieper in op enkele drempels tot de
arbeidsmarkt die etnisch-culturele minderheden ondervinden.
We kozen ervoor om dit geheel op te hangen aan twee documenten, die voor deze
groep van groot belang zijn bij hun zoektocht naar een goede baan: het paspoort en
het curriculum vitae (cv).
Het paspoort staat symbool voor de buitenlandse herkomst van henzelf, hun ouders of
grootouders. Hoewel veel mensen uit etnisch-culturele minderheden zelf ook de Bel-
gische nationaliteit hebben, ondervinden zij wel nog de achterstelling op de arbeids-
markt en in de samenleving.
Het cv, waar je als sollicitant een persoonlijk lijstje maakt van je opleidingen,
vaardigheden en talenten, is als het ware je voorstellingsdocument naar mogelijke
werkgevers. De drempels die etnisch-culturele minderheden ondervinden op de
arbeidsmarkt hebben gevolgen voor het cv. Een lagere scholing, beperktere talenken-
nis, niet-erkende competenties of minder werkervaringen zijn allemaal drempels die
in de weg staan bij een sollicitatie. Deze drempels zijn meestal niet het gevolg van
persoonlijke keuzes, maar van maatschappelijke factoren.
Om het cv van mensen uit etnisch-culturele minderheden beter te waarderen doen we
ook voorstellen voor een krachtig en krachtgericht beleid. We moeten mensen meer
kansen geven om hun talenten te tonen en in te zetten op de arbeidsmarkt.
We bekijken tenslotte ook het paspoort van de clandestiene arbeidsmigrant. Dit
is geen Belgisch paspoort. Het niet beschikken over de juiste documenten en
toelatingen creëert voor vele migranten een uitsluiting van de reguliere ‘witte’
arbeidsmarkt. De gevolgen zijn niet enkel een leven in de clandestiniteit maar
ook een strijd om te overleven in de informele ‘zwarte’ economie.
In hun paspoort lees je de gevolgen hiervan: een leven in armoede en een
grote kans op zware misbruiken. Nochtans hebben ook deze mensen rechten, ook
arbeidsrechten. Ze kunnen deze rechten vaak niet uitoefenen. In hun paspoort gaan
we dieper in op die rechten en op de manieren waarop de samenleving deze beter kan
garanderen.
inleiding
Het paspoort en curriculum vitae van de etnisch-culturele minderheden
9
“Mijn grootvader kwam naar België na een reclame-
campagne in zijn dorp. Blijkbaar kon je in België
goed geld verdienen als je hard wou werken. Het
plan was simpel, hij zou een vijftal jaar in België
werken en dan terugkeren naar huis. Mijn groot-
moeder zorgde ondertussen voor m’n vader die
net geboren was. Met het geld dat m’n grootvader
opstuurde gingen ze daarna een eigen huisje bouwen
en een stuk land kopen …
Het werd anders. Het beloofde werk was er. Alleen
kon mijn grootvader lang niet zoveel opsturen als
hij dacht. Het leven in België was dan wel een pak
luxueuzer, maar ook veel duurder. Wat kon hij
doen? In ons land was er weinig mogelijkheid op een
beter leven, in België was het volgens zijn brieven
wel beter. Na vijf jaar was er nog geen sprake van
een mooie spaarpot en m’n grootvader miste zijn
gezin. Mijn grootvader nam een drastisch besluit.
M’n vader en m’n grootmoeder moesten naar België
komen. Een klein huisje huren zou wel lukken.
Mijn grootmoeder vertelt nog altijd verhalen van
toen. Hoe ze aankwam in België, de dingen die ze
hier voor het eerst zag. De drukke straten, de vele
auto’s, zelfs toen al. Maar ze vertelt ook over de
eenzaamheid. M’n grootvader was overdag aan het
werk. M’n vader moest verplicht naar school en zij
zat thuis. In haar straat woonden toen nog geen
landgenoten. Ze sprak helemaal geen Nederlands en
kende slechts een paar woorden Frans. Niemand om
mee te praten, niemand om thee mee te drinken.
Mensen van buiten-landse origine op de arbeidsmarkt.
Hoofdstuk 1
10
11
Mijn grootouders konden hun leven beginnen op-
bouwen. Een tijd later verhuisden ze naar een groter
huis. Mijn vader begon aan zijn middelbare school.
Hij ging voor metaalbewerking. Een studie met zek-
erheid in België: de metallurgie, de auto-industrie…
Op z’n zestiende kon hij dan ook direct aan de slag
en niet veel later trouwde hij met m’n moeder. M’n
moeder had hij ontmoet op vakantie bij de familie
van m’n grootouders. Een dochter uit een bevriende
familie van het dorp. Ze kwam naar België, ze
trouwden, ik werd geboren, daarna m’n twee zussen.
We woonden eerst bij m’n grootouders, ik herinner
me het nog. Toen m’n jongste zus erbij kwam, werd
het toch te krap. M’n ouders vonden een huisje in
dezelfde wijk.
Toen ging het mis. De fabriek waar m’n vader
werkte, stopte ermee. Zowat de helft van de wijk
werkte daar en heel wat van m’n vaders vrienden en
kennissen. Het was raar. Ze hadden altijd gezegd dat
een beroep leren zekerheid gaf, zeker in de metaal.
Na al die jaren was dat niet meer zo. Er was geen
werk meer in onze streek. Toch niet voor ons, zei
m’n vader. Keer op keer liep een sollicitatie op niets
uit. Hij had een te laag diploma. Voor de weinige
jobs in de metaal hadden ze nu wel jongeren die
langer gestudeerd hadden en minder kosten aan de
baas. Of ze zeiden dat hij niet goed Nederlands kon.
Niemand had daar ooit problemen van gemaakt
daarvoor. Ze verstonden elkaar op het werk, perfect
was het niet, maar dat leek nergens voor nodig.
Nu plots wel.”
inleidend verhaal
Ho
ofd
st
uk
1
11
1.1. naam
Over wie gaat het hier eigenlijk? Wie is wie in ons
land? Dit lijkt op het eerste gezicht geen moeilijk
vraagstuk. Toch is dit heel wat ingewikkelder dan we
denken. Men zou de nationaliteit kunnen gebruiken
als afbakening. Dat is veruit de meest eenvoudige
manier om deze groep af te bakenen. Het is ook
meetbaar, deze gegevens zijn beschikbaar op basis
van het bevolkingsregister. Toch vallen hele grote
groepen, met onmiskenbaar een buitenlandse
herkomst, niet onder deze definitie. We maken ver-
der duidelijk dat de consequenties van een buiten-
landse herkomst op veel meer factoren inwerken
dan enkel de nationaliteit.
‘Mensen van buitenlandse origine’ is zowat de meest
algemene en minst beladen term. We definiëren dit
hier als iemand die geboren is buiten België of de
nationaliteit van een ander land bezit. Ook als de
ouders aan bovenstaande criteria voldoen spreken
we over een persoon van buitenlandse herkomst.1
Deze afbakening is arbitrair. Dit is vooral noodza-
kelijk om bepaalde cijfers te bepalen en onderzoek
mogelijk te maken.
De definitie van ‘allochtonen’ is ruimer, maar is
moeilijker meetbaar. Iemand wordt allochtoon
genoemd op basis van volgende criteria2:
• migratienaarBelgië
• migratieverledenvanoudersofgrootoudersofover-grootouders
• nationaliteit
• geboorteplaats
• juridischverblijfsstatuut(asielzoeker,vluchteling,gezinshereniging,regularisatie)
• taal
• vreemdklinkendenaam
• huidskleur
• godsdienstoflevensbeschouwing
• cultureleeigenheid
In dit dossier gebruiken we meestal het begrip
12
Ho
ofd
st
uk
13
1‘etnisch-culturele minderheden’. Dit omvat iedereen met een andere etnisch-culturele
achtergrond.
Naast deze begrippen worden er zowel in wetten, decreten, teksten als in het dagelijkse
leven andere termen gebruikt: migranten, nieuwe Vlamingen, buitenlanders, vreem-
delingen … Aangezien voor sommige cijfers een andere definitie wordt gehanteerd,
proberen we verder dan ook om duidelijk aan te geven welke definitie gebruikt is.
Zo heeft Vesoc (Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité) een eigen definitie ont-
wikkeld die ook meetbaar is met de gegevens die de Vlaamse overheidsdiensten zoals
VDAB ter beschikking hebben.
1.2. Voornaam
De naam die we aan mensen in onze samenleving geven is niet vrijblijvend. We ge-
bruiken begrippen immers om onze gevoelens of waardering voor een bepaalde groep
weer te geven, in positieve, maar ook in negatieve zin.
De naam die we geven aan mensen in onze omgeving houdt in die zin ook onmid-
dellijk een soort voornaam in. Het klinkt heel anders als je spreekt over ‘mensen van
buitenlandse herkomst’ dan wanneer je het hebt over ‘vreemden’ of ‘buitenlanders’.
Iedereen kent waarschijnlijk een heel arsenaal neerbuigende, verwijtende of ronduit
racistische termen waarmee mensen van een andere herkomst benoemd worden.
Telkens de juiste woordenschat vinden, is niet eenvoudig. Mensen in armoede of
personen met een handicap kennen dit fenomeen ook. Vaak verschuiven de gehan-
teerde begrippen door de jaren heen. Dit ligt soms gevoelig bij de betrokkenen of bij
mensen die dicht bij de betrokkenen staan. Een fout gebruik van begrippen is vaak
ongewild. Niettemin worden ronduit beledigende termen meestal gebruikt om mensen
doelgericht te raken.
1.3. woonplaats
Mensen van vreemde origine die een woonplaats in België zoeken, verspreiden zich
niet evenredig over het grondgebied. Los van de methode die je gebruikt om hun aan-
wezigheid te meten (nationaliteit, afkomst) zie je toch enkele grote lijnen.
Mensen van buitenlandse herkomst zijn veel sterker vertegenwoordigd in de steden.
Brussel spant de kroon, de andere centrumsteden volgen op korte afstand.
De grensstreek heeft een hoger percentage mensen van buitenlandse herkomst. Vooral
Nederlanders vestigen zich daar.
In Limburg wonen procentueel meer mensen van buitenlandse herkomst.
Op figuur 1 zie je de procentuele verdeling van de bevolking per gemeente met een
vreemde nationaliteit. Wanneer we naar alle mensen met een buitenlandse herkomst
kijken, stijgen vanzelfsprekend de percentages. Dat geeft ook een vollediger beeld van
de concrete situatie.
14
Zoals al gezegd is het niet eenvoudig om te meten wie van buitenlandse herkomst is.
In een recent onderzoek ontwikkelden de KU Leuven en socioloog Jan Hertogen een
formule op basis van de nationaliteitsgegevens, de migratiecijfers en de naturalisa-
ties sinds 1945.3 Zo berekenden ze het aantal personen van vreemde herkomst tot op
gemeentelijk niveau. Daarnaast is er ook een onderscheid gemaakt tussen mensen die
van binnen of buiten de EU migreerden.
Figuur 2 geeft een overzicht per provincie en per gewest. Met de hier gebruikte formu-
le, kunnen we stellen dat 1 op 5 mensen in België (deels) van buitenlandse herkomst is.
In Brussel is dit maar liefst 67.9%, in Vlaanderen 13.3%.
De spreiding over het grondgebied is zeer ongelijk. Daarnaast valt op dat de meeste
mensen van vreemde herkomst in ons land van binnen de EU afkomstig zijn. Zo zijn de
‘oude Belgen’
ToTaal vreemde afkomsT
afkomsT uiT eu
afkomsT BuiTen
eu
vluchTelingen-afkomsT
België 78.4% 21.6% 12.3% 8.9% 0.4%
Vlaanderen 86.7% 13.3% 6.8% 6.2% 0.3%
Wallonië 77.5% 22.5% 16.2% 6.0% 0.4%
Brussel 32.1% 67.9% 32.1% 34.7% 1.1%
Figuur 1:
Aandeel bevolking van
vreemde nationaliteit
per gemeente
Bron: Studiedienst van de Vlaamse regering, Vrind 2009, Vlaamse regionale indicatoren, 2009, p. 39.
Figuur 2:
Woonplaats van
mensen van vreemde
origine per regio.
www.npdata.be
Ho
ofd
st
uk
15
1Italiaanse migranten sterk vertegenwoordigd in Limburg en is er een grote Nederlandse
populatie in de grensgemeenten.
1.4. geboorteplaats
Van waar komen de etnisch-culturele minderheden in België? Hier is het belangrijk
om het verschil te zien tussen enerzijds de grote groep die hier geboren is (tweede,
derde of vierde generatie) en anderzijds mensen met een recente migratiegeschiedenis
(eerste generatie). Bij deze laatste groep is er trouwens een groot deel dat maar tijdelijk
in België verblijft. Denk maar aan alle expats4 in Brussel, diplomatiek personeel …
Hetzelfde geldt voor seizoenarbeiders, die slechts enkele maanden in ons land komen
werken of een deel van de mensen die met een arbeidskaart B5 tijdelijk in knelpuntbe-
roepen actief zijn, maar nooit de ambitie hebben om zich hier definitief te vestigen.
Voor de verdere generaties, afstammend van migranten, is ons land, België hun ge-
boorteland. Of het voor hen ook een thuisland is, lijkt minder duidelijk.
Ondanks de problemen die ze bij het opgroeien in België ondervinden, ondanks de
achterstand op de arbeidsmarkt en het verhoogde armoederisico, is België, Vlaanderen
of Brussel wel het referentiekader voor deze groep. Zij vergelijken zichzelf en hun
(maatschappelijke) positie met die van hun leeftijdsgenoten. Hierdoor merken ze vaak
veel sterker dan hun ouders of grootouders, de achterstelling en de armoede die hen en
hun gemeenschap treft.
Bij de eerste generatie migranten is het referentiekader wel hun geboorteplaats.
Hierdoor (h)erkennen ze minder de problematiek van sociale uitsluiting en armoede.
Het was meestal veel slechter op de plaats van herkomst, er was nog grotere armoede,
er waren conflicten of oorlogen, men liep fysiek gevaar… De gevolgen van de armoede-
situatie hier zijn er echter wel. In dit dossier leggen we de focus op de arbeidsmarkt en
zullen we merken dat er op dat vlak heel wat werk aan de winkel is. Dit geldt ook op
vele andere levensdomeinen. Het web van de armoede is voor deze groep niet zozeer
verschillend, maar misschien wel nog verstikkender.
1.5. nationaliteit
Wie zijn nu de etnisch-culturele minderheden in België? Welke nationaliteit hebben
ze? We zagen eerder al dat in België bijna tweederde van de mensen van vreemde
herkomst hun origine binnen de EU hebben. Hier vinden we de grote groepen Neder-
landers, Italianen, Fransen …
Van buiten de EU hebben vooral migranten uit Marokko, Turkije en Congo zich in ons
land gevestigd.
De recente migratiestromen tonen een verschuiving. Zo zijn er drie keer meer Polen
dan Turken geïmmigreerd naar België in 2007. Ook de instroom uit andere nieuwe EU-
lidstaten is gestegen, zoals te zien op figuur 4.
16
Nationaliteit is niet noodzakelijk iets voor het leven. In België kan men op basis van
bepaalde procedures een aanvraag doen om de Belgische nationaliteit te verwerven.
Dit kan als een teken van integratie beschouwd worden, maar biedt daarnaast ook heel
wat administratieve voordelen, bijvoorbeeld om te reizen binnen of buiten de E U.
Fran
krijk
Maro
kko
Italië
Nede
rland
Turk
ije
Duits
land
Cong
o
Polen
Span
je
Portu
gal
Roem
enië
Alge
rije
Vere
nigde
Stat
en
China
Griek
enlan
d
India
Groo
t-Br
ittan
ië
18 000
0
36 000
54 000
72 000
90 000
108 000
126 000
144 000
162 000
180 000
Geboorteland Nationaliteit
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Totaal 68.599 77.572 82.637 81.890 85.370 90.337 96.290 146.409
België 11.320 11.610 12.423 13.113 12.932 12.950 12.857 36.483
EU 27 32.451 34.916 35.139 35.185 39.362 44.500 49.573 57.973
Nederland 7.178 8.167 8.403 8.546 8.789 10.109 11.488 11.370
Frankrijk 8.108 8.039 8.134 8.187 9.520 10.377 11.570 12.269
Italië 2.600 2.439 2.310 2.293 2.301 2.459 2.613 2.708
Polen 1.132 2.929 2.427 2.085 3.481 4.815 6.694 9.393
Roemenië 650 966 996 998 1.438 2.322 3.059 5.491
Bulgarije 269 425 474 498 706 853 797 2.623
Turkije 2.815 2.987 3.874 3.831 3.237 3.389 2.999 3.180
Marokko 5.667 7.072 8.495 8.438 8.014 7.106 7.488 7.831
Congo 822 1.413 1.313 1.133 1.143 1.106 1.068 1.181
Figuur 3:
Vergelijking van de
populatie in België
volgens nationa-
liteit en geboorte-
land op 01/01/08
volgens Rijksregis-
ter AD SEI.6
Figuur 4:
Uitreksel: immigratie
in België, per natio-
naliteit.7
Ho
ofd
st
uk
17
1
1.6. geboortedatum
België heeft net als vele andere landen in Europa te kampen met een vergrijzings-
problematiek. Dat we alsmaar langer leven, is uiteraard goed. Langer leven betekent
echter ook dat we langer zorg nodig hebben of dat we langer van een pensioen kunnen
“Ik wil hier blijven met mijn gezin, een normaal leven leiden. Met meer zekerheid. Vooral meer zekerheid voor mijn kinderen.”
get
uig
enis
600 600400 400200 2000
0-4
10-14
20-24
30-34
40-44
50-54
60-65
70-74
80-84
90-94
MAN VROUW
Figuur 5:
Leeftijdspiramide
van de allochtone
bevolking (grijs)
in vergelijking met
de autochtone
bevolking (wit) in
België in 2005.9
18
genieten.
Die pensioenen moeten betaald worden. Voor het wettelijk pensioen (de eerste
pijler) gebeurt dit in ons systeem door de werkende generatie. Migratie, maar ook
de jongere samenstelling van de allochtone bevolking, maakt deel uit van het
recept om de vergrijzing te kunnen financieren. Onderzoek wees echter uit dat
ook de etnisch-culturele bevolking vergrijst.
Op figuur 5 zie je duidelijk dat bij etnisch-culturele minderheden de leeftijds-
categorie tussen 15 en 65 jaar het sterkst vertegenwoordigd is. Bij de ouderen
en de jongeren zien we het tegenovergesteld beeld. Hoewel het beeld verschilt
naargelang het land van herkomst, is er ook een vergrijzing op komst bij etnisch-
culturele minderheden in België.
Bij de autochtone bevolking is de groep op arbeidsactieve leeftijd (15-65) kleiner.
De vergrijzing is al duidelijk te zien. Meer mensen zijn boven de 65 jaar.
In 2005 zat er 69% van de etnisch-culturele bevolking in de leeftijdscategorie van
15 tot 65 jaar, de arbeidsactieve leeftijdscategorie.10 Het belang van een duur-
zame baan en een leefbaar inkomen voor deze groep en voor de hele allochtone
gemeenschap valt nauwelijks te onderschatten. Vanuit deze gegevens kunnen
we onze stelling vanuit de Welzijnszorgcampagne van 2009 herhalen. Een goede
baan is een zeer belangrijk instrument om uit de armoede te blijven. Een waar-
dige baan, met de juiste begeleiding en omkadering kan ook een hefboom zijn om
uit de armoede te ontsnappen.
“Het is mooi in België dat oude mensen nog
sterk zijn. Ze kunnen nog veel aan culturele
activiteiten doen. Als ik papieren krijg dan
zal ik doorgaan met sociale activiteiten.”
get
uig
enis
België maakt deel uit van de europese unie. Toen de
eu ontstond in de jaren ’50, had men net de tweede
wereldoorlog achter de rug. het nationalisme had in
europa geleid tot een oorlog met miljoenen slachtoffers.
het idee werd opgevat om de toen cruciale sectoren van
steenkool en staal gemeenschappelijk te organiseren.
van 1950 tot nu heeft de eu een hele evolutie doorge-
maakt. niet enkel is ze van de zes oorspronkelijke leden,
uitgegroeid tot een groep van 27 lidstaten, de bevoegd-
heden zijn in de loop der jaren sterk uitgebreid.
europa heeft een grote impact op de regelgeving in
ons land en op ons dagelijks leven. misschien wel het
meest zichtbare gevolg van de eu is onze munt, de
euro. Wie de nieuwsberichten een beetje volgt, hoort
‘europa’ regelmatig vermelden: België wordt een half
jaar voorzitter van de unie, ze komen samen in Brus-
sel of een nieuwe maatregel waar we ons aan moeten
aanpassen is afgekondigd. als men niet zo enthousiast is
over zo’n beslissing, dan wordt europa nogal gemakkelijk
als zondebok gebruikt. als men wel enthousiast is, zal
het voorgesteld worden als een eigen idee. vaak gaat
het in beide gevallen over het uitvoeren van europese
regelgeving op nationaal niveau.
Toch is de kritiek die je zeer vaak hoort: “europa is niet
sociaal. europa gaat over vrijhandel, muntunie, concur-
rentie, deregulering… europa is een economische unie,
geen unie van de mensen.”
Zoals vaak ligt de waarheid ergens in het midden.
europa heeft inderdaad veel meer te zeggen over
bepaalde sectoren, vooral economische. over meer so-
ciale thema’s zoals sociale zekerheid, onderwijs, cultuur,
gezondheidszorg … hebben de lidstaten nog veel onaf-
hankelijkheid. europa heeft natuurlijk ook enkel maar de
bevoegdheden die de lidstaten aan europa willen geven.
Toch moet de sociale agenda, ook binnen de bevoegd-
heden die de unie wel heeft, belangrijker worden.
europa: een economische unie?
europa
Ho
ofd
st
uk
1
19
De opening van grenzen en het vrije verkeer van diensten
en personen in de EU op 1 mei 2004 wekte een nieuwe mi-
gratiegolf op va nuit Polen naar West-Europa. De opening
van grenzen en het vrije verkeer van diensten en perso-
nen in de EU op 1 mei 2004 wekte een nieuwe migratiegolf
op vanuit Polen naar West-Europa.
vaststellingen
De arbeidsmigrant uit Polen die in de bouwsector in België
werkt, is moeilijk onder één noemer te plaatsen. De mi-
grant is als een kameleon. Hij is gedwongen zich aan te
passen om te overleven in de jungle van de arbeidsmarkt.
De arbeidsmigrant werkt vooral zonder statuut. Welke
wettelijke mogelijkheden zijn er?
Werken als werknemer voor een Belgisch bedrijf of als
werknemer voor een Pools bedrijf (detachering) is een
mogelijkheid. Ze kunnen zich als zelfstandige naar Bel-
gisch recht of als zelfstandige naar Pools recht vestigen
(detachering). Binnen deze statuten komt nog zeer dik-
wijls een graduele uitbuiting voor. De gelukzoeker weet
dikwijls zelf niet in welke arbeidsrechtelijke situatie hij
zich bevindt.
De overtredingen gaan over de arbeidsduur, toepassing
van de minimumlonen, loon voor overuren, de wetge-
ving op betaalde feestdagen, inbreuken op de wet welzijn
(medisch onderzoek, arbeidskledij, PBM (Persoonlijke Be-
schermingsmiddelen)) en de betaling van verplaatsings-
kosten.
De migranten zijn zeer mobiel in België en Europa. Ze
maken ook regelmatig de verplaatsing terug naar Polen.
Een deel van de Poolse bouwvakkers zijn Europese ar-
beidsnomaden en werken in meerdere Europese landen.
Tenslotte stelt men vast dat een aantal migranten bewust
kiest voor zwartwerk in België en geen belastingen wenst
te betalen in België of Polen. De opening van grenzen en
het vrije verkeer van personen in de EU sinds 1 mei 2009
lijkt geen grote migratiegolven richting België vanuit Polen
met zich mee te brengen.
Poolshoogte
Op de bijeenkomsten met vakbondsafgevaardigden uit
de bouwsector in Antwerpen werden de meldingen van
vreemde arbeidskrachten op werven frequenter. De
vakbondsafgevaardigden werken meestal voor grote
bouwbedrijven die ruwbouwwerken uitvoeren. Voor de
afwerking wordt dikwijls beroep gedaan op onderaan-
nemers. Het is vooral in de onderaanneming dat de Polen
verschenen op de werven. De komst van de Polen viel
ook samen met veel werk in de renovatiesector. De Polen
kwamen meestal langs de achterdeur België binnen. In de
renovatiepanden werken zij met de voordeur op slot.
De communicatie was niet mogelijk tussen de vakbonds-
afgevaardigden en de vreemde vogels op de werven.
Hier en daar was er schuchtere toenadering wanneer
een afgevaardigde een flyer uitdeelde met enkele zin-
nen in het Pools gesteld. ‘Uwaga!’ (Let op!) luidde de titel.
“Je hebt recht op een minimumloon in België. Sta op uw
rechten. Neem contact op met de vakbond.”
Het waren Poolse vrouwen die verder de weg wezen. Het
netwerk van de Poolse gemeenschap in Brussel en Ant-
werpen werd in kaart gebracht: de verschillende kerken,
poolshoogte - acV Vakbondswerking voor poolse arbeidsmigranten
20
tientallen winkels, busmaatschappijen, scholen, oud-
strijdersverenigingen, consulaten en Poolse cafés. De
informatie van de vakbond werd in deze verenigingen in
duizenden exemplaren verdeeld.
Voor het vertalen en tolken werd beroep gedaan op en-
kele Poolse vrijwilligers. Het zijn vooral hoger opgeleide
vrouwen die als ervaringsdeskundige hun landgenoten
willen helpen. Zo ontstaat de stuurgroep ‘Poolshoogte’.
Na twee informatievergaderingen die bijgewoond werden
door honderden Poolse mannen, vrouwen en kinderen is
de Poolse tsunami niet meer te stuiten.
Op maandagmorgen wordt nu ook dienstverlening
georganiseerd in de Poolse taal. Elke week is een andere
vrijwilliger aanwezig uit de stuurgroep om te tolken. Er
worden regelmatig collectieve infosessies georganiseerd
bij de Polen op hun verblijfplaatsen. 15 Polen verblijven
in een rijhuisje met plastic tuinstoelen in de woonkamer
en met gordijnen vastgenageld aan de raamkozijnen. Dit
vormt het decor voor de bijeenkomsten met de nieuwe
leden en de tolken.
De Polen die in dienst genomen worden door Belgische
werkgevers sluiten massaal aan bij de vakbond. Het be-
drag van het lidgeld is voor de meeste Polen geen belem-
mering voor aansluiting.
De grootste uitbuiting gebeurt met de arbeidsnomaden
die nieuw zijn op de arbeidsmarkt en voor alles afhankelijk
zijn van malafide arbeidsbemiddelaars. Dikwijls dienen de
betrokkenen nog overtuigd te worden om een klacht neer
te leggen.
De werknemers die werken in detachering kan de vak-
bond moeilijker bereiken en hen dus ook minder be-
scherming bieden. Deze werknemers blijven in dienst
van de buitenlandse werkgever. De Belgische loon- en
arbeidsvoorwaarden dienen wel gerespecteerd te
worden terwijl de sociale zekerheidsbijdragen in het
herkomstland dienen betaald te worden.
uitdaging voor de organisatie
Het ACV heeft meer dan 4.000 leden uit Oost-Europa
aangesloten sinds 2007. Voor de dienstverlening werd
een Poolse adviseur aangesteld. Het blijft een uitdaging
om aan de hoge verwachtingen van de nieuwkomers te
voldoen.
De dienstverlening naar de Polen kan ook een aanzet
zijn om gelijkaardige acties op te zetten naar arbeids-
migranten van andere nationaliteiten.
Het is en blijft een moeilijke oefening om het evenwicht
te vinden tussen de deuren openzetten voor nieuwe
burgers en de grenzen van dienstverlening van de vak-
bondsorganisatie bewaken.
In dit kader kan de vraag gesteld worden of de opvang
en integratie door dienstverlening niet ruimer kan
bekeken worden. De vakbond worstelt vrij snel met
zijn eigen grenzen. Een gecoördineerde aanpak met de
mutualiteit en andere takken uit de arbeidersbeweging
dringt zich op.
De aantrekkingskracht en de legitimiteit van de arbeiders-
beweging wordt mede bepaald en afgemeten door de
inzet voor de zwakste in de maatschappij en dit is al lang
niet meer alleen de Belgische arbeider en arbeidster.
poolshoogte - acV Vakbondswerking voor poolse arbeidsmigranten
Ho
ofd
st
uk
1
21
22
In Vlaanderen en Brussel werken 13 organisaties en
sociale bewegingen tot 2017 samen rond zes doelen:
gezondheid, inkomen, arbeid, wonen, onderwijs
en samenleven. Deze doelen moeten stuk voor stuk
bereikt worden tegen 2017.
Om inzichtelijk te maken of het beleid op vlak van
gezondheid, arbeid, inkomen, wonen, onderwijs en
samenleving toereikend is, is er de ‘Armoedebaro-
meter’. Die barometer zal tot en met 2017 de evolutie
van het beleid tot op de voet volgen.
In april 2010 werd de Armoedebarometer voor de
tweede keer geactualiseerd. Helaas geeft hij donkere
wolken aan boven mensen in armoede. Moet daarbij
gezegd dat de volle impact van de crisis in deze
barometer nog niet zichtbaar is. Deze zal zich
ongetwijfeld verder manifesteren. Globaal geeft
de barometer aan dat er weerom geen structurele
vooruitgang is geboekt in de strijd tegen armoede.
Op verschillende domeinen neemt de financiële
druk toe en dit in twee betekenissen: voor wie het
financieel moeilijk heeft, wordt het nog moeilijker,
en een steeds grotere groep kampt met financiële
problemen.
Daar waar ‘arbeid‘ in 2009 het enige lichtpuntje was,
kan er nu enkel negatief nieuws gemeld worden.
Vanaf de tweede helft van 2008 is de werkloosheid
opnieuw beginnen stijgen, en het aantal werklozen
lag in 2009 elke maand gemiddeld 20% hoger dan in
2008. Algemeen wordt aangenomen dat de werk-
loosheid zal blijven toenemen. De berichten over
bedrijfssluitingen dwingen te hopen op beterschap
in een verre toekomst. De cijfers voor 2008 geven aan
dat het aantal gezinnen in Vlaanderen waar niemand
werkt, stabiliseert.
Het percentage kinderen in een gezin waar niemand
een inkomen uit werk heeft, stijgt licht tot 5,9%, het
aandeel volwassenen daalt nog licht tot 7,9%.
De gemiddelde werkloosheidsgraad in 2008 daalde
tegenover 2007, ook voor de meeste kansengroepen.
Men moet nu investeren in een heropleving van de
economie, om dan opnieuw kansen op de arbeids-
markt voor iedereen te kunnen nastreven.
6 doelstellingen voor minder armoede:gezondheid: een halvering van de gezondheidsgelijk-heid tussen arm en rijk.
arbeid: een halvering van het aantal gezinnen waar niemand werkt.
inkomen: voor elk gezin, ongeacht de samenstelling, minstens een inkomen dat de europese armoededrempel bereikt.
Wonen: een toename van het aantal goede en betaalbare huurwoningen met 150.000 eenheden, waarvan minstens de helft sociale woningen zijn.
ondewijs: een daling tot 3% van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid bij jongeren, in alle onderwijsvormen en voor alle jongeren-groepen.
samenleven: mensen in armoede verbreden hun netwerken.
decenniumdoelen 2017: samen armoede wegwerken
Voetnoten
1 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede
bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven:
Acco, p. 19.
2 Lexicon Vlaams Minderhedencentrum op www.
vmc.be.
3 De methodologie en de cijfers zijn terug te
vinden op www.npdata.be
4 Expat: iemand die gedurende lange tijd in het
buitenland verblijft in opdracht van zijn interna-
tionaal opererende werkgever.
5 Zie p. 101.
6 Centrum voor gelijkheid van kansen en racis-
mebestrijding, Jaarverslag 2009, p. 64.
7 Centrum voor gelijkheid van kansen en racis-
mebestrijding, Jaarverslag 2009, p. 21-22.
8 Idem, p. 93.
9 Eggerickx, Bahri, Perrin, Internationale migra-
tiebewegingen en allochtone bevolkingsgroepen,
Statistische en demografische gegevens. Initiatief
Charles Ullens, p. 14.
10 Idem, p. 15.
23
Ho
ofd
st
uk
1
werkvormm vzw
club ned
Werkvormm ontwikkelt methodieken en projecten
om werkzoekenden of mensen met een grote afstand
tot de arbeidsmarkt te bereiken, te activeren, te
oriënteren, te vormen, op te leiden, werkervaring te
bezorgen, te ondersteunen op psychosociaal vlak
enz. naast kansen tot opleiding en werkervaring om
terug op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te kun-
nen, biedt Werkvormm 25 arbeidsplaatsen in de sociale
economie en een eigen sociaal uitzendkantoor.
er zijn zo’n 100 doelgroepmedewerkers aan de slag,
naast 24 bedienden en 18 vrijwilligers als nT2-les-
gevers (nederlands tweede taal) en cultuurverken-
ners. veel van de deelnemers zijn immers allochtone
nieuwkomers die de weg naar de Belgische arbeids-
markt zoeken.
‘club ned’ past binnen het taalbeleid van Werkvormm.
Zo’n 60 % van de deelnemers van Werkvormm volgt
immers een opleiding nederlands. club ned is een
fysieke ruimte voor en door de deelnemers van de
Werkvormm-projecten waar zij tijdens hun pauze
op een vrijblijvende manier hun taalkennis kunnen
verbeteren. het is een ontspanningsruimte die zij zelf
inrichten en toerusten en waar ze vervolgens op hun
eigen manier en tempo hun taalvaardigheid kunnen
bijwerken onder begeleiding van de nT2-vrijwilligers.
Werkvormm vzw
Madrasstraat 38, 2030 Antwerpen
www.werkvormm.be
proJect
24
Ho
ofd
st
uk
1
25
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Hoofdstuk 2
26
Mijn vader zat een hele tijd zonder werk. Ik had ondertussen het einde van de lagere
school bereikt. Mijn resultaten waren niet zo goed. Rekenen deed ik wel graag, maar ik
was zeker geen uitblinker.
Het was ook wel moeilijk. M’n vader deed enkele korte interims, vaak in ploegen en ’s
nachts. M’n moeder had het moeilijk om mijn huiswerk te begrijpen en me hierbij te
helpen. Als ik zag wat sommige anderen allemaal klaar hadden bij een spreekbeurt,
werd ik soms jaloers. Dat hadden ze zeker niet alleen gemaakt, ik wel.
Mijn lerares zei mij dat ik naar 1B moest omdat ik niet zou meekunnen in 1A. Ik had
te veel achterstand opgelopen. Als ik mijn best zou doen, kon ik daarna nog kiezen
voor TSO, zei ze, elektromechanica of zoiets. Mijn vrienden overtuigden mij om mee
naar het beroeps te gaan. Zo kon ik een vak leren. In onze wijk zag je bovendien dat
de meeste jongeren na hun schooltijd toch geen werk vonden, ook niet als ze een goed
diploma haalden. Er waren wel uitzonderingen, maar de meesten deden hetzelfde als
m’n vader. Veel korte jobs.
Een tante van mij, die onlangs naar België was gekomen, had wel gestudeerd. Zij had
een diploma. Ze dacht dan ook direct een baan te vinden in België. Toen bleek dat haar
diploma hier niet telde. Momenteel zoekt ze nog steeds werk. Ze heeft wel al eens met
dienstencheques gewerkt, maar ze zou toch veel liever iets doen dat in de lijn ligt van
haar diploma, iets dat ze graag doet.
Op school geraakte ik met gemak door de eerste jaren. Soms verveelde ik me en begon
ik de leraar te pesten. Leuk vonden ze dat niet en ik verzamelde zo heel wat nota’s in
m’n agenda.
Er waren ook vakken die ik echt graag deed. De resultaten waren er dan ook naar.
Maar op het einde wijst men vooral naar je slechte punten. Wat goed is lijkt minder be-
langrijk. En bovendien zorgde mijn ‘probleemgedrag’ dat ik een paar keren van school
moest veranderen en mijn vrienden dus kwijtspeelde. Op den duur was er geen school
meer in de buurt waar ik naartoe kon. Ik wou ook liever aan de slag gaan, werken en
geld verdienen. Had ik daarvoor wel een diploma nodig? Op het CLB wezen ze me op
het leercontract. Zo kon ik beginnen werken en moest ik maar af en toe naar school.
inleidend verhaal
27
Ho
ofd
st
uk
2
28
2.1. werkervaring
2.1.1. ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt
mei 2010 % mei 2009 verschil
Niet-Werkende Werkzoekenden 195.722 100,0% 186.005 +5,2%
Werkloosheidsgraad
Totaal 6,75% 6,49% +0,26
Mannen 6,47% 6,19% +0,28
Vrouwen 7,09% 6,86% +0,23
Kenmerken Niet-Werkende Werkzoekenden (NWWZ)
Categorie WZUA 154.889 79,1% 150.344 +3,0%
Schoolverlaters 8.643 4,4% 8.277 +4,4%
Vrij ingeschreven 16.581 8,5% 14.569 +13,8%
Andere 15.609 8,0% 12.815 +21,8%
Geslacht Mannen 102.617 52,4% 97.493 +5,3%
Vrouwen 93.105 47,6% 88.512 +5,2
Leeftijd ‹ 25 jaar 37.315 19,1% 35.602 +4,8%
25 tot 50 jaar 106.610 54,5% 102.215 +4,3%
›= 50 jaar 51.797 26,5% 48.188 +7,5%
Studieniveau Laaggeschoold 102.755 52,5% 99.314 +3,5%
Middengeschoold 65.187 33,3% 61.897 +5,3%
Hooggeschoold 27.780 14,2% 24.794 +12,0%
Werkloosheidsduur ‹ 1 jaar 107.457 54,9% 111.085 -3,3%
1 tot 2 jaar 37.823 19,3% 28.788 31,4%
›= 2jaar 50.442 25,8% 46.132 +9,3
Nationaliteit Niet-EU 18.690 9,5% 16.463 +13,5%
Origine Allochtonen 45.910 23,5% 41.463 +10,7
Beroep Arbeiders 112.418 57,4% 108.520 +3,6%
Bedienden 80.304 42,6% 77.485 +7,5%
Arbeidsgehandicapten 29.427 15,0% 30.269 -2,8%
Figuur 6
Kerngetallen
werkloosheid
Vlaanderen mei
2010.
Bron: VDAB-Arvastat.
Ho
ofd
st
uk
29
2
“Etnisch-culturele minderheden blijven sterk ondervertegenwoordigd op de arbeids-
markt. In de werkzoekendengroep zijn ze dan weer oververtegenwoordigd.”1
Dat merkten we op in onze campagne van vorig jaar. Het is weinig waarschijnlijk dat
de situatie het laatste jaar gunstig geëvolueerd is De crisis slaat hard toe en dat zie je
ook in de cijfers.
De werkloosheid is op een jaar tijd toegenomen met meer dan 5%. Bij etnisch-culturele
minderheden is er een stijging met 10,7%. Meer dan het dubbele! Dit brengt hun aan-
deel in de totale werkloosheid op 23,5%, daar waar het in mei 2009 nog 22,3% was.
Naast een algemene verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt, kan je
besluiten dat de etnisch-culturele minderheden hard getroffen zijn door de crisis.
Dit terwijl ze ook al voor de crisis sterk oververtegenwoordigd waren in de werkloos-
heidsstatistieken. In mei 2008 waren er 32.344 niet-werkende werkzoekende alloch-
tonen ingeschreven bij VDAB. Twee jaar later zijn dit er 45.910.
In maart 2009 deed VDAB een onderzoek naar de positie van etnisch-culturele minder-
heden op de arbeidsmarkt. De eerste concrete gevolgen van de crisis waren toen
voelbaar. We geven hier kort de evoluties weer die toen geschetst werden. Op basis
van figuur 6, waarin we zien dat de werkloosheid bij etnisch-culturele minderheden
dubbel zo snel toeneemt als die bij autochtonen, lijken deze conclusies in 2010 enkel
versterkt.
0%
mannen
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
vrouwen totaal
4,8 % 5,8 % 5,2 %
11,7 %14,2 % 12,8 %
27,2 %29,4 %
28,1 %
Figuur 7
Werkloosheids-
graad naar origine,
Vlaams gewest
20093
Bron: VDAB en FOD Economie - Algemene Directie - Statistiek - bewerking VDAB Studiedienst
30
2.1.2. geboorteland verwant met werkzaamheidsgraad4
De werkzaamheidsgraad is het hoogst bij wie in België geboren is (67,3%). Dit neemt af
voor mensen geboren in een ander EU-land (61,8%). Voor wie buiten de EU geboren is,
zonder Belgische nationaliteit, is de werkzaamheidsgraad slechts 43,9%.5
Vlaanderen is een slechte leerling in de Europese klas. De kloof tussen de werkzaam-
heid bij Belgen en mensen met een andere nationaliteit is in Vlaanderen 24,7 procent-
punt. Het Europese gemiddelde is 7,2 procentpunt. De tewerkstellingskloof tussen
autochtonen en allochtonen is in Vlaanderen drie keer zo groot als het EU-gemiddelde.
2.1.3. etnisch-culturele sterker getroffen door de crisis
Werkzoekenden uit een etnisch-culturele minderheid zijn gemiddeld iets lager ge-
schoold dan autochtone werkzoekenden. Ten gevolge van het eerste jaar van de crisis
(maart 2008-maart 2009) zijn zij veel harder getroffen. Zo steeg het aantal laaggeschool-
de werkzoekenden uit een etnisch-culturele minderheid op een jaar tijd met 22,5%
(autochtonen +16,7%). Bij de middengroep bedroeg de stijging respectievelijk 29,4% en
20,7%, bij de hooggeschoolden 19,9% tegenover 13,6%.6
Verontrustend is hier ook de vaststelling dat het verschil in scholing groter is bij de
schoolverlaters. Hierover verder in dit dossier meer.
2.1.4. ondernemers uit etnisch-culturele minderheden
Niet enkel bij de werknemers is er een lagere participatie van etnisch-culturele minder-
heden. 7,5% van de ondernemers is geboren in het buitenland, 3,5% komt van buiten
de EU. Dat er een kleiner aantal zelfstandigen van buitenlandse afkomst is, wordt het
meest duidelijk bij een vergelijking met de totale bevolking op arbeidsleeftijd (15-65
jaar). 8,4% van de beroepsbevolking is actief als zelfstandige. Bij de personen geboren
buiten de EU is dit slechts 5,7%. Migranten die van een ander land uit de EU komen,
zijn dan weer ondernemender. 9,2% van hen is actief als zelfstandige.7
Net als bij werknemers is er ook bij zelfstandigen moeilijk te meten wat het
precieze aandeel is van etnisch-culturele minderheden aangezien men enkel over
de nationaliteitsgegevens beschikt. Unizo voerde in 2008 een onderzoek naar de
positie van ondernemers met een vreemde nationaliteit in België. Daaruit blijkt dat
er meer ondernemers zijn met een buitenlandse nationaliteit, maar evenzeer dat hun
positie vaak minder sterk is, waardoor er meer vroegtijdige stopzettingen zijn van hun
zaak. Hun voornaamste vaststellingen kan je hier lezen.8
Ook Tussenstap ondervindt dat er steeds meer ondernemers uit etnisch-culturele
minderheden een beroep doen op hun diensten. Het is goed dat ook deze groep
ondernemers de weg vindt naar professionele hulp wanneer zij in moeilijkheden
komen. Anderzijds is dit ook een signaal van de kwetsbare situatie waarin veel van
deze ondernemers verkeren.
Ho
ofd
st
uk
31
2
Veel cijfers over de toestand van de arbeidsmarkt in
Vlaanderen zijn afkomstig van VDAB. In dit dossier
zal je regelmatig cijfers van VDAB-Arvastat vinden. Zij
baseren hun definitie op die van VESOC:
Iemand is allochtoon als hij geen nationaliteit heeft
van één van de landen uit de Europese Economische
Ruimte (EER=EU+Europese vrijhandelsorganisatie)
of indien minstens één ouder of minstens twee groot-
ouders een nationaliteit hebben van buiten de EER .
Aangezien VDAB geen toegang heeft tot de national-
iteitsgegevens van ouders of grootouders, baseren
zij zich enkel op de huidige en voorgaande national-
iteit van de werkzoekende. Op die manier zijn wel de
‘nieuwe Belgen’ in de cijfers opgenomen.2
Deze definitie sluit echter wel enkele groepen uit die
onder onze eerdere definitie van allochtonen vallen.
Zo zijn alle allochtonen van Europese origine niet in-
begrepen in de cijfers, net als jongeren van allochtone
origine die van bij de geboorte de Belgische national-
iteit hebben. De derde generatie van de etnisch-cul-
turele minderheden kan men zo zeer moeilijk meten
en opnemen in statistieken. De cijfers vormen aldus
steeds een onderschatting.
kiezen voor een eigen zaak kan een goede keuze
zijn voor de eigen tewerkstelling en eventueel die
van anderen. een goede voorbereiding is daartoe
een noodzaak. unizo-starterservice geeft daarover
advies (www.starterservice.be). maar deze keuze
blijft altijd een risico. door diverse interne en
externe omstandigheden kan het behoorlijk mis
lopen, tot en met het faillissement. mislukken is
voor elke zelfstandige zowel financieel als sociaal
zwaar. om zelfstandigen in zware moeilijkheden op
te vangen is er onder meer Tussenstap, een project
van unizo en het sociaal verzekeringsfonds voor
zelfstandigen Zenito. experten en ervaringsdeskun-
digen
zorgen er voor advies en opvang voor zelfstandigen
in moeilijkheden en bijzonder voor gefailleerden.
info: www.tussenstap.be
Naast Tussenstap kan je als zelfstandige in moeilijkheden
ook terecht bij Efrem vzw. www.efrem.be.9
Landbouwers kunnen terecht bij ‘Boeren op een kruis-
punt’, zie www.boerenopeenkruispunt.be.
allochtonen, Vdab definitie:
tussenstap ondersteunt ondernemers in zwaar weer.
32
2.2. Verwacht loon
Armoede is een veelkoppig monster. Een belangrijk aspect is vanzelfsprekend het
inkomen van de mensen. Meestal wordt er voor wat betreft het inkomen de Europese
armoedegrens gehanteerd. Hiervoor neemt men 60% van het mediaan inkomen van
een land. Deze grens ligt voor België in 2010 op € 899 voor een alleenstaande en € 1.888
voor een koppel met twee kinderen. 15% van de mensen in België leeft onder deze
grens.
Werk is een belangrijk instrument om armoede te bestrijden. Je kan jezelf verder
bekwamen, je hebt sociale contacten, uitdagingen … Maar werk levert ook een
inkomen op. Hoewel ongeveer 4% van de werkende bevolking in armoede leeft, de
zogenaamde werkende armen, is het hebben van een betaalde, duurzame baan een
buffer tegen armoede.10
De achterstelling van etnisch-culturele minderheden op de arbeidsmarkt heeft gevol-
gen voor hun armoederisico. Welzijnszorg vroeg in 2009 om de uitkeringen en de
vervangingsinkomens in ons land op te trekken tot boven de Europese armoedegrens.
• Het aantal niet-Belgische zelfstandigen neemt elk jaar
toe en bereikte eind 2006 7,07% van het totaal aantal
zelfstandigen in België.
• Bijna 70% van de niet-Belgische ondernemers in België
zijn ‘oude Europeanen’. Het aandeel nieuwe Europeanen
steeg van 3 tot 14%.
• De verhouding zelfstandigen/totale actieve bevolking is
veel hoger bij de nieuwe Europeanen dan bij de Belgen.
• In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is 27% van alle
zelfstandigen van niet-Belgische nationaliteit.
• De nieuwe Europeanen vestigen zich voornamelijk in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest (63%). In Vlaanderen is
Antwerpen de grootste aantrekkingspool voor niet-Bel-
gische zelfstandigen. Ook in Limburg is een groot aantal
niet-Belgische zelfstandigen.
• Een groot aantal personen van bepaalde nationaliteits-
groepen concentreert de activiteiten in bepaalde sec-
toren: 70% van de Maghrebijnen en Turken in de handel,
60% nieuwe Europeanen in de nijverheid (bouw).
• Het gemiddelde inkomen van de nieuwe Europeanen ligt
lager dan dat van de Belgen en de andere niet-Belgen.
De inkomensongelijkheid binnen de groep van nieuwe
Europese zelfstandigen is kleiner.
• De helft van de starters in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest is van niet-Belgische nationaliteit.
• De helft van de Belgische starters is jonger dan 35 jaar.
Bij de Maghrebijnen, Turken en nieuwe Europeanen
loopt dat aantal op tot 70%.
• Er zijn minder vrouwelijke zelfstandige ondernemers bij
de niet-Belgische groepen, dan bij de Belgen.
• 91% van de stoppers onder de nieuwe Europeanen is
geen 3 jaar actief geweest. 11% van het totaal stopt voor
het 4e jaar. Bij de Belgen is dat 1%!
Vaststellingen over ondernemers uit etnisch-culturele minderheden:
Ho
ofd
st
uk
33
2Dit is spijtig genoeg nog niet verwezenlijkt. We blijven deze eis herhalen.
Wie geen betaalde job bezit, heeft immers een verhoogd armoederisico.
2.2.1. inkomenspositie: slecht!
Het totale armoederisico in ons land bedraagt 15%. Hierin zijn grote verschillen merk-
baar: werklozen, gepensioneerden, invaliden, alleenstaanden, laaggeschoolden, vrou-
wen, alleenstaande ouders en kinderen hebben bijvoorbeeld hogere armoederisico’s.11
Het grootste risico is echter de herkomst.
De armoederisicopercentages zijn ongelijk verdeeld. Het Centrum Sociaal Beleid (CSB)
deed een onderzoek naar de inkomenspositie van mensen van allochtone herkomst in
België op basis van de EU-Silc enquête van 2005.
Herkomst Armoederisico
Belgen geboren in België 12%
Belgen geboren in ander EU-land 10%
Belgen geboren in niet EU-land 35%
Vreemdelingen met EU-nationaliteit 16%
Vreemdelingen met niet EU-nationaliteit 48%
Allen 14%
Ook Oases, de onderzoeksgroep van de Universiteit Antwerpen die jaarlijks het ‘Jaar-
boek armoede en sociale uitsluiting’ publiceert, deed onderzoek naar deze problema-
tiek. Zij gebruikten de cijfers uit onder meer de Belgische gezondheidsenquête.
Armoedegrens 60% mediaan %
Personen van Belgische herkomst 10,16
Personen van Europese herkomst 14,99
Personen van niet-Europese herkomst 29,85
Personen van Turkse herkomst 58,94
Personen van Marokkaanse herkomst 55,56
Personen van Italiaanse herkomst 21,49
Totale bevolking 12,66
De cijfers wijzen grotendeels in dezelfde richting. Het verschil kan verklaard worden
door het verschil in jaartal van de onderzoekscijfers enerzijds en de verschillende bron-
nen die men gebruikt anderzijds. Als we het jaartal bekijken, dan lijkt het erop dat er
een verslechtering van de situatie is.
Figuur 8
Armoederisico
voor vijf bevolk-
ingsgroepen in
België op basis
van equivalent
beschikbaar
jaarinkomen
2005.12
Figuur 9
Armoede vol-
gens regio van
herkomst, België
2001.13
34
Wat echter uit beide cijfers blijkt: de situatie is zeer slecht. Bijna de helft van de
mensen afkomstig van buiten de EU valt onder de armoedegrens. Voor mensen van
Turkse en Marokkaanse origine loopt dit op tot ruim boven de 50%. De zogenaamde
‘gekleurde armoede’ in ons land is dus zeer groot.
Later in dit dossier zullen we verder ingaan op enkele belangrijke factoren die meespe-
len in deze achterstelling. Zo vallen er ook grote percentages van deze groep onder
andere risicofactoren, zoals een lage scholing en de achterstelling op de arbeidsmarkt.
België doet het ook slecht in vergelijking met andere landen van de EU.
Voor migranten van buiten de EU zijn we met voorsprong het slechtst scorende land.
Niet enkel het percentage, maar ook het verschil tussen mensen met een Belgische of
een andere nationaliteit is het grootste van de hele unie.
Armoede in ons land is een zeer groot probleem, als we deze effectief willen bestrijden
moeten we extra gerichte aandacht geven aan het bestrijden van gekleurde armoede,
ook op de arbeidsmarkt. Zo’n inspanningen hebben enkel kans op slagen als de
etnisch-culturele minderheden, het (sociaal-economische) middenveld en de beleids-
makers samenwerken.
De afstand tot de arbeidsmarkt kleiner maken, is absoluut noodzakelijk. Maar tegelijk
moeten de kansen op die arbeidsmarkt groter worden. Uit onderzoek blijkt dat in de
groep van werklozen 64,5% werkervaring heeft. Bij etnisch-culturele minderheden met
Belgische nationaliteit is dit licht hoger met 65,4%, personen van buiten de EU halen
60,7%. De verschillen hier zijn opvallend klein, zeker in vergelijking met de werk-
loosheidscijfers. Duurzame jobs lijken moeilijker beschikbaar voor etnisch-culturele
minderheden.15
In de bijstandsuitkering is het verschil wel zeer groot. Hier hebben 54,8% van de auto-
chtone Belgen werkervaring, bij niet-EU’ers is dit slechts 29,4%. Tweederde heeft dus
een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt en moet het stellen met een leefloon dat
0
10
20
30
40
50
60
DK EE PT NO AT IE GR FI IT SE ES FR LU BE
EU burger
niet EU burger
gastland
Figuur 10
Armoederisico EU
en niet EU-mi-
granten, Europese
Unie 2004.14
Ho
ofd
st
uk
35
2ver onder de armoedegrens ligt. Dit inkomen is veel te laag om menswaardig van te
kunnen leven. De instrumenten die bestaan om mensen met een leefloon op een juiste
manier aan een duurzame baan te helpen en hen te begeleiden bij welzijnsproblemen
schieten duidelijk tekort.
‘Bijblijven’ is ontstaan uit de zorg van de vakbonden om
de dienstverlening naar werkzoekenden uit te breiden.
Acties en initiatieven om werkzoekenden actief bena-
deren en hen te overtuigen om mee te werken aan een
proces dat hen opnieuw aan een job kan helpen, zonder
aan trajectbegeleiding te doen.
Het ruime opleidingslandschap van VDAB en derden
en de trajectbegeleidingsdiensten zijn voor de kansen-
groepen vaak ondoorgrondelijk. Door samen met
werkzoekenden het opleidingsaanbod te bekijken en hen
toe te leiden naar de voor hen meest geschikte vorming
of werkervaring, wil ‘Bijblijven’ hierin verandering brengen.
Het takenpakket van een bijblijfconsulent is zeer ruim
en zowel individueel als collectief. Individueel kunnen
mensen concrete antwoorden krijgen op hun vragen.
Collectief prikkelt men mensen om deel te nemen aan
een opleiding of om werk te zoeken. Op die manier willen
de bijblijfconsulenten de bestaande drempels verlagen
en de informatieleemtes opvullen.
De collectieve info die de bijblijfconsulenten verzorgt,
kan over verschillende onderwerpen gaan. Elk onderwerp
over het zoeken naar werk kan aan bod komen.
Terwijl de acties de ene keer op een specifieke doel-
groep gericht zijn: jongeren, allochtonen, 45+’ers …
staan andere acties open voor elke werkzoekende. Bij de
organisatie van collectieve acties is het belangrijk om de
infomomenten zo goed mogelijk op de doelgroep af te
stemmen. Enkele voorbeelden:
In november werd er in de regio Gent een voetbaltoer-
nooi georganiseerd in samenwerking met het jeugdhuis
Kaarderij. Tussen de wedstrijden door werden de jongeren
geïnformeerd over thema’s zoals bijblijven, jongeren en
activering.
In Dendermonde werd een computerklasje opgezet
voor mensen die moeilijkheden ondervinden om met
de computer te werken. Hierbij kwamen er thema’s aan
bod zoals ‘Waar kan ik werk vinden op het internet?’, ‘Hoe
maak ik mijn CV?’ …
Niet alleen tijdens collectieve info, maar ook bij de indi-
viduele begeleiding kunnen mensen heel wat informatie
krijgen om hun zoektocht naar werk te vereenvoudigen:
‘Levenslang leren’ verhoogt de kansen op tewerkstelling.
Leren kan je op allerlei manieren, maar als je een oplei-
ding zoekt, vind je die niet altijd even gemakkelijk. Voor de
werkzoekende is het niet vanzelfsprekend om de juiste
informatie te vinden. Een van de opdrachten bestaat
erin om werkzoekenden toe te leiden naar een geschikte
opleiding.
Startbanen, activa, PWA … het is slechts een greep uit de
tewerkstellingsmaatregelen. Vaak weten werkzoekenden
niet dat zij in aanmerking komen voor een bepaalde
maatregel. Ook informatie over tewerkstellings-
maatregelen kan je bij de bijblijfconsulent krijgen.
Het schrijven van een overtuigend cv of sollicitatiebrief is
lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Bij de bijblijf-
consulent kunnen werkzoekenden terecht voor heel wat
sollicitatietips.
De bijblijfwerking wordt georganiseerd door ACV, ABVV
en ACLVB. Voor meer informatie kan je contact opne-
men met de vakbonden.
bijblijfwerking naar minister Vandeurzen
Op 12 mei zakte de Limburgse ACV-Bijblijfconsulent
Mustafa Harraq af naar het kabinet van minister van
Welzijn Jo Vandeurzen. Een gesprek tussen beiden over
de moeilijke instroom van allochtonen in en de uitstroom
bijblijfwerking Tekst: met dank aan ACV
36
van autochtonen uit de zorgsector, was de aanleiding tot
deze ontmoeting. “Ik wees de minister op de frustrerende
situatie die is ontstaan. Allochtonen die ondanks de nodige
inspanningen en ervaring maar niet aan de bak geraken in
de zorgsector terwijl heel wat autochtonen door de hoge
werkdruk de sector moeten verlaten. Om mijn verhaal
kracht bij te zetten, ben ik met enkele mensen naar de
minister getrokken. Mensen die elke dag met deze gang
van zaken geconfronteerd worden en van op de eerste rij
kunnen getuigen,” aldus Mustafa.
ervaring
Zo is er Tuba Bilge. In Turkije heeft ze zeven jaar als ver-
pleegkundige in de operatiezaal gestaan. In België blijkt
haar diploma en ervaring geen waarde te hebben. Wil ze
in de zorgsector aan de slag, dan moet ze van nul af aan
opnieuw beginnen. Gevolg is dat Tuba nu aan produc-
tiearbeid doet. Ook Senoussi Amal werkt in de productie
terwijl ze graag in de zorgsector zou willen werken. Ze
heeft twee jaar ervaring opgedaan bij ISIS (buurtdienst
met o.a. huishoudhulp) maar de VDAB ontraadde haar
op basis van testen en gesprekken om verder te gaan
in deze sector. Hetzelfde overkwam Nebahat Derin.
Jarenlang verzorgde ze haar schoonmoeder die kanker
had. Wat dat betreft, had ze al heel wat ervaring. En ook
haar Nederlands is quasi perfect. Toch werd ook haar
een opleiding in de zorgsector afgeraden. Vormde haar
hoofddoek een probleem? Ze had nochtans aangegeven
geen probleem te hebben om deze af te nemen tijdens
haar werk. Ook Malika Outferdine is sinds jaar en dag op
zoek naar een verzorgende job maar ondanks alle ins-
panningen wil niemand haar vast aanwerven. Vaak heeft
ze het gevoel dat ze een tijdje mag opdraven wanneer
het druk is maar eens de kalmte terugkeert, wordt ze
weer afgedankt.
Beperkt
Melissa Schraepen krijgt als loopbaanbegeleidster bij
Vokans beide partijen over de vloer. “Enerzijds heb je de
mensen die vandaag in de zorgsector tewerkgesteld zijn.
Vele van hen zijn opgebrand wegens de hoge werkdruk
en het zware werk. Probleem is dat de sector voor deze
mensen niet echt een oplossing achter de hand heeft.
Voor aangepast werk komen zij vaak niet in aanmerking
omdat zij niet aan de voorwaarden voldoen om van hun
huidige job over te gaan naar die aangepast job. Meestal
verlaten zij noodgedwongen de sector. Anderszijds
merken we dat andere mensen het ontzettend lastig
wordt gemaakt om in die zorgsector aan de slag te
geraken. Velen getuigen dat het enorm moeilijk is om een
job te combineren met studies, in de mate dat ze al een
opleiding vinden want de plaatsen zijn veelal beperkt.”
ogen
De zorgsector komt zo in een impasse terecht. Binnen
een aantal jaren gaan we handen tekort komen, in de
mate dat dit nu niet reeds het geval is. Er zijn heel veel
allochtonen die graag in deze sector willen werken maar
ze krijgen de kans niet,” vertelt Mustafa. Bij de minister
getuigden ook Nadia Harraq uit de gehandicaptensector
en Latifa Harraq en Abotay Hikmet van Stebo (Limburgs
project actief op 4 domeinen: buurtopbouwwerk, wonen,
ondernemen en tewerkstelling). Zij stellen alles in het
werk om mensen gericht door te sturen en te begelei-
den naar een job die ze werkelijk willen uitoefenen maar
steevast komen de mensen van een kale reis thuis.
“Ik hoop dat deze getuigenissen de minister de ogen
geopend hebben. Het wordt tijd dat het één en ander
verandert of de rekening zal ons allen gepresenteerd
worden,” aldus Mustafa.
(artikel: Visie regio Limburg, 21 mei 2010)
37
Ho
ofd
st
uk
2
38
2.3. gevolgde opleidingen
2.3.1. onderwijs
Een goede opleiding is belangrijk voor je kansen op de arbeidsmarkt. Laaggeschool-
den16 hebben minder kansen op de arbeidsmarkt en een grotere kans op een leven in
armoede. Op figuur 6 kan je zien dat de werkloosheidspopulatie in Vlaanderen voor
meer dan 52% uit laaggeschoolden bestaat. Het armoederisico bij laaggeschoolden is in
Vlaanderen 19,4% (tegenover 10,9% over de hele Vlaamse bevolking en 4% bij hoogge-
schoolden). Voor België is het armoederisico bij laaggeschoolden 23% (tegenover 15,2%
voor de hele bevolking).17
Een lage scholing is dus een belangrijke risicofactor voor werkloosheid en armoede.
Figuur 11 toont duidelijk dat het percentage laaggeschoolden hoger ligt bij mensen
met een andere nationaliteit. 56,6% van de personen afkomstig van buiten de EU is
laaggeschoold. Bij Europese burgers is dit 52,9% en bij Belgen 46,4%.
Belangrijk om op te merken is dat het hier gaat over alle volwassenen. Oudere genera-
ties hadden vaker een lagere scholing. Daarom is dit percentage voor alle groepen ei-
genlijk zeer hoog. Daarnaast zijn er sterke regionale verschillen, zeker bij de Europese
burgers. Dit heeft te maken met wie deze groepen zijn. In Wallonië vind je heel wat
laaggeschoolden uit de migratiegolven uit Zuid-Europa, terwijl in Brussel dan weer
meer hooggeschoolde Europese diplomaten verblijven.19
Een deel van het verschil valt te verklaren door te kijken naar de grote migratiegol-
ven. Zo was men in de vorige eeuw op zoek naar arbeidskrachten voor bijvoorbeeld de
Figuur 11
Aandeel van
personen met
een laag onder-
wijsniveau binnen
de volwassen
bevolking volgens
nationaliteit en
regio.18
0%Belgen EU (15) Niet-EU (15)
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Brussel Vlaanderen Wallonië België
Ho
ofd
st
uk
39
2steenkoolmijnen of andere handenarbeid. Hiervoor richtte men zich in de migratie-
landen op laaggeschoolden.
Het PISA-onderzoek (Programma voor Internationale Studentenbeoordeling) van de
OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) toont echter
aan dat het niet enkel de eerste generatie migranten is die slecht scoort. Ook hun kin-
deren scoren gevoelig slechter op bijvoorbeeld leestesten.
Dit heeft in de eerste plaats te maken met de sterke invloed van de sociaal-econo-
mische thuissituatie op de onderwijsresultaten. Deze is in Vlaanderen en Brussel bij de
hoogste van de OESO.20 Armoede en sociale achterstelling hebben een sterke negatieve
invloed op de schoolresultaten van de leerlingen. Het grote armoederisico bij etnisch-
culturele minderheden heeft dus negatieve gevolgen op het studieniveau van jongeren,
ook van de tweede of derde generatie.
Daarnaast heeft ook de thuistaal en het geboorteland een invloed. Dit geldt zowel voor
jongeren wiens ouders niet in België geboren zijn, als voor jongeren die zelf in het
buitenland geboren zijn.
Opvallend is wel dat voor wetenschappen de eerste groep zelfs beter scoort dan de
tweede. De thuistaal is een andere belangrijke factor. Een andere thuistaal dan de
onderwijstaal heeft een negatieve invloed op de studieresultaten. Dit geldt overigens
ook voor leerlingen die thuis enkel een dialect spreken.21
De leerachterstand begint al in het kleuteronderwijs en zet zich verder in het lager
en secundair onderwijs. In het kleuteronderwijs, dat wettelijk niet verplicht is, zijn
kleuters van andere nationaliteiten ondervertegenwoordigd.22
Het belang van kleuteronderwijs voor de latere schoolloopbaan is groot. Promotie van
het kleuteronderwijs in de allochtone gemeenschap moet verdergezet worden. De
natuurlijke reflex van veel moeders, namelijk dat ze zelf de beste garantie zijn op de
beste opvoeding van hun kind, moet gekaderd worden binnen het Vlaamse onder-
wijsmodel. Vanzelfsprekend zijn ouders zeer belangrijk voor de opvoeding. Ze zijn
dat evenzeer binnen het pedagogisch model van de scholen. De kleuters thuishouden
zolang het wettelijk kan, is echter een verkeerde reflex. Het kleuteronderwijs is geen
kinderopvang. Het bereidt de kinderen echt voor op de verdere schoolloopbaan en
leert hen al vaardigheden die later nuttig zullen zijn. Ook wanneer Nederlands niet
de thuistaal is, biedt het kleuteronderwijs een kennismaking met het Nederlands op
jonge leeftijd.
De ongelijke uitkomsten in het onderwijs zetten zich verder door in de lagere school.
Op het einde hiervan kampt 48% van de leerlingen met een vreemde nationaliteit
met minstens één jaar achterstand. Bij leerlingen met de Belgische nationaliteit is dit
slechts 13%.23
Na zes jaar secundair onderwijs loopt de achterstand nog verder op. 73% van de leerlin-
gen met buitenlandse nationaliteit heeft dan minimum 1 jaar achterstand. Leerlingen
met de Belgische nationaliteit scoren met 32% meer dan dubbel zo goed.24
Volgens het onderzoek van de VUB ‘Wit krijt schrijft beter’25 begint tussen de 25 en 50
% van de jongeren van Marokkaanse en Turkse herkomst in de B-stroom. In het 3de
jaar bevindt 40 tot 70% van de jongeren zich in het BSO.
Dit alles resulteert in een lager diploma of het ontbreken van een diploma voor veel
40
leerlingen met etnisch-culturele roots. Gezien het belang van kwalificaties op onze
huidige arbeidsmarkt en de link tussen scholingsgraad en armoede, is dit één van de
belangrijkste drempels die we moeten slopen.
Het is duidelijk dat de goede praktijken en aanzetten tot verbetering, die we verder in
dit dossier voorstellen, een samenspel zullen zijn van de onderwijswereld, werknem-
ers- en werkgeversorganisaties en de etnisch-culturele minderheden.
2.3.2. Talenkennis: nederlands, geen moedertaal
In Vlaanderen spreekt men Nederlands. Samen met onze buren uit Nederland is dit
zowat de enige plaats ter wereld waar men deze taal spreekt. Dit betekent dat bijna
iedereen die van elders afkomstig is, geen Nederlands als moedertaal heeft. Brussel
heeft als tweetalige hoofdstad van België ook Frans als officiële taal. Frans wordt door
bepaalde groepen migranten wel gesproken. Vaak is dit niet hun moedertaal, maar de
tweede of derde taal. Ook als men in Brussel woont, is het een troef om het Nederlands
te beheersen. Het helpt om een baan te vinden in Brussel of in de rand.
Veel etnisch-culturele minderheden in ons land zijn meertalig. Dit zou een troef kun-
nen zijn op de arbeidsmarkt. De cijfers bewijzen echter het tegendeel.
Nederlands is bijna nooit de moedertaal en vaak ook niet de thuistaal. Op zich hoeft
dit geen probleem te zijn. Het is perfect mogelijk om meertalig te zijn. Toch betekent
dit in de praktijk vaak een taalachterstand voor etnisch-culturele minderheden wat
betreft het Nederlands.
Bij de grote migratiegolven uit de 20ste eeuw was taal geen belangrijk onderwerp. Men
was immers in eerste instantie op zoek naar (tijdelijke) werkkrachten. Zowel de Bel-
gische overheid als de migranten zelf, voelden niet de behoefte om intensief taalonder-
wijs op te zetten voor nieuwkomers.
Op de werkvloer ontstond er soms zelfs een soort tussentaal waarbij invloeden uit het
Nederlands, Frans, Italiaans… gebruikt werden. Men verstond elkaar met een beperkte
woordenschat.
De maatschappij veranderde echter. Migranten bleven hier. De tewerkstelling werd
variabeler en talenkennis werd belangrijker, zowel bij de zoektocht naar een job als in
het maatschappelijk leven.
“In het vijfde jaar van mijn verblijf hier,
had ik een vriendenkring tussen Russisch
sprekenden opgebouwd. Dat heeft me ge-
holpen om mijn Nederlands te leren.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
41
2Een belangrijk deel van het taalbeleid zit in het onderwijs. Een goede taalbeheersing is
belangrijk voor de resultaten op school en later op de arbeidsmarkt en in de samen-
leving. Taal is de manier om je uit te drukken, om leerstof op te nemen en te kunnen
duidelijk maken dat je die beheerst. Welzijnszorg besteedde tijdens de campagne van
2007 ‘Wij tekenen voor de toekomst’ uitgebreid aandacht aan het taalprobleem.
Om taalachterstand aan te pakken, moet je het armoedeprobleem aanpakken. Dit geldt
voor personen van elke herkomst. Opnieuw moeten we vaststellen dat vele problemen
van kansarme etnisch-culturele minderheden helemaal niet zo verschillend zijn van
de problemen die mensen in armoede hier allemaal ondervinden.
Werken aan onderwijs is werken op lange termijn. Daarmee los je het huidige probleem
niet op. Etnisch-culturele minderheden op beroepsactieve leeftijd ondervinden last van
hun taalachterstand bij het zoeken naar een goede baan. Ook nieuwkomers die in ons
land komen door bijvoorbeeld een huwelijk of als vluchteling moeten kansen krijgen
om de taal te leren. Dit wordt gekoppeld aan het concept ‘inburgering’. Naast de taal, is
ook kennis over maatschappelijke structuren en mogelijkheden nuttig. Om je plaats te
vinden op de arbeidsmarkt moet je de taal kennen, maar ook weten wat de werkwinkel
is, wat de VDAB of Actiris doen …
‘wij tekenen voor de toekomst’: nog steeds!26
Als de taal uit het gezin goed aansluit bij de taal die op school gebruikt wordt, nemen de kansen toe om goed
mee te kunnen.
Kansarme leerlingen hebben thuis een andere cultuur en ander taalgebruik dan op school. Dit verhoogt de
kansen op een taalachterstand en een leerachterstand.
Bij allochtone kansarme leerlingen wordt thuis een andere taal gesproken. De thuistaal is dus helemaal anders
dan de schooltaal, ook in de moedertaal is het taalgebruik meestal minder rijk. De socio-economische afkomst
blijkt zelfs belangrijker dan de vreemde thuistaal. Uit onderzoek blijkt immers dat kinderen die opgroeien met
een andere thuistaal, maar in een kansrijk gezin uit de midden- of hogere klasse, wel goed meekunnen op
school. De taalvaardigheid die ze aanleren kunnen ze ook gebruiken voor andere talen.
Het verhaal van kansarmoede is vaak zeer gelijkend. Gezinnen kopen geen boeken voor hun kinderen en gaan
zelden of nooit naar de bibliotheek. Bij Turkse en Marokkaanse gezinnen gaat dit over de helft van de gezinnen.
Het Vlaams inburgeringsbeleid richt zich op meerder-
jarige migranten die zich in Vlaanderen of Brussel komen
vestigen. Ook Belgen die niet in België geboren zijn en van
wie minstens één van de ouders niet in België geboren is,
kunnen een inburgeringstraject volgen.
Al deze mensen hebben recht op een inburgeringstra-
ject. Sommigen zijn ook verplicht het te volgen. Inwoners
van andere EU-landen hoeven geen inburgeringstraject
te volgen.
Het inburgeringstraject bestaat uit twee delen:
Het primair inburgeringstraject, met een cursus
maatschappelijke oriëntatie, een basiscursus Neder-
lands, een loopbaanoriëntatie en een individuele
trajectbegeleiding. Dit wordt gegeven door één van de
onthaalbureaus in Vlaanderen.
Het secundair inburgeringstraject, dit traject
start na het primair traject afhankelijk van de keuzes
die daarin gemaakt worden. Het secundair traject kan
bestaan uit verdere studies, het zoeken naar werk, het
volgen van beroepsopleidingen, een traject naar een
baan of zelfstandige zaak, vervolgcursussen Nederlands
… Het secundair traject volg je bij reguliere instellingen
zoals VDAB, volwassenenonderwijs …
goede resultaten maar voor ver-betering vatbaar
Het HIVA van de KU Leuven voerde een studie uit
naar de impact van het Vlaams inburgeringsbeleid. De
inburgeraars zelf zijn tevreden over het aanbod en
over wat ze leren tijdens hun traject. Ook blijkt uit de
resultaten dat het volgen van een traject zin heeft.
Zeker het eerste jaar bouwen inburgeraars een kennis-
voorsprong op tegenover zij die geen traject volgen.
De kansen op de arbeidsmarkt stijgen na het behalen van
een attest van inburgering. Wie een traject beëindigde
heeft meer kans op werk. Het zou natuurlijk ook kunnen
dat zij die het meeste kans maken op de arbeidsmarkt,
ook het vaakst een traject volgen.
Toch is er nog ruimte voor verbetering. Zo bereikt men
tot nog toe slechts 57% van de mogelijke doelgroep.
Daarnaast zijn er ook nog steeds 35% uitvallers bij het
volgen van een traject.27
Om het bereik en de effectiviteit te verbeteren stel-
len de onderzoekers voor om o.a. de promotie op
te drijven, gerichter te maken en meer overtuigend.
Daarnaast moet men ook de oorzaken voor de uitval
bestrijden. Hier vermelden de onderzoeker expliciet
het gebrek aan toegankelijke kinderopvang. Daarnaast
is ook het vinden van werk een reden om te stoppen
met het traject. Bij gebrek aan vervangingsinkomen is dit
vaak een economische noodzaak voor de betrokkenen.
Op lange termijn verkleint het afhaken hun kansen op
de arbeidsmarkt. Een korter avondaanbod zou kunnen
inspelen op de noden van deze groep.28
Vlaams inburgeringsbeleid
42
Ho
ofd
st
uk
43
2
Opmerkelijk is dat het inburgeringsbeleid in Vlaanderen verplicht is voor bepaalde
groepen, terwijl er in Brussel enkel een aanbod is. We weten dat de migratieproblema-
tiek in Brussel veel groter is, tegelijk is de situatie op de arbeidsmarkt veel slechter en
de armoede veel hoger, zeker bij de etnisch-culturele bevolking in Brussel. Talenkennis,
ook van het Nederlands, kan een hefboom zijn voor deze groepen.
Talenkennis alleen lost het niet op. Er moeten ook banen beschikbaar zijn. Als we
opnieuw naar Brussel kijken, waar de armoedecijfers zeer hoog liggen, dan is er een
structureel tekort aan banen voor een eerder laaggeschoold publiek. Taal kan van hulp
zijn om in de Brusselse rand aan de slag te kunnen, maar ook dat is onvoldoende om
de situatie sterk te verbeteren, laat staan op te lossen.
Talenkennis wordt als vereiste ook misbruikt. Een meer pragmatische benadering is
nodig. Voor veel jobs hoef je niet perfect twee- of drietalig te zijn. Het is belangrijk dat
er bij de werkgevers en bij de overheid (een grote werkgever), werk gemaakt wordt van
vacatures die gebaseerd zijn op de competenties die nodig zijn voor de job. Hetzelfde
geldt voor de beroepsopleidingen.
Mensen die voldoende Nederlands kennen om te functioneren op de werkvloer en ook
de andere gewenste competenties hebben, mogen niet afgerekend worden op bijvoor-
beeld enkele taalfouten in een sollicitatiebrief. Ook hier moeten we opmerken dat dit
verhaal vaak bij autochtonen in armoede meespeelt.
Samengevat kunnen we de volgende pistes onderscheiden om de talenkennis van
mensen te verbeteren en beter te benutten:
Een groter bewustzijn creëren bij de anderstalige gemeenschap om de taal te leren
maar ook verder te ontwikkelen en door te geven aan volgende generaties.
Nog grotere inspanning doen in het onderwijs om de taalachterstand en de invloed
daarvan weg te werken.
Verder verfijnen, diversifiëren en beschikbaar maken van het aanbod.
Realistische vereisten stellen wat betreft taalkennis in het kader van een vacature.
“Toen ik naar België kwam ben ik terug gaan
studeren, Nederlandse les. En ook computer.
Dan werk gaan zoeken en gaan werken.”get
uig
enis
44
Brussels onthaal nieuwkomers: Bon
Ook in Brussel voorziet men vanuit de Vlaamse gemeen-
schap inburgeringscursussen. Deze zijn op dezelfde
manier opgebouwd als in Vlaanderen. Toch zijn er ook
verschilpunten. Zo is er in Brussel geen verplichting. Dit
komt omdat er geen gelijkaardige cursussen bestaan langs
Franstalige kant en men het publiek geen keuze tussen één
van beide talen kan geven. Er zijn langs Franstalige kant wel
heel wat organisaties die bijvoorbeeld cursussen Frans
geven. Voor het onderdeel loopbaanoriëntatie werkt BON
samen met verschillende partners: Actiris, VDAB en Tracé
Brussel.
Bij BON bereiken ze dus enkel vrijwillige cursisten. In 2009
sloten 1.608 mensen een inburgeringscontract af bij BON.
Daarvan haalden er 625 hun inburgeringsattest.29
Afhakers hebben vaak een legitieme reden, zoals het
vinden van werk of problemen met kinderopvang. De
combinatie met de cursus is dan moeilijk. BON geeft hierbij
aan dat ook een vroegtijdig stopgezet traject een positief
eindresultaat kan hebben, zoals wanneer iemand een
goede baan vindt.
BON opereert in een ander kader dan de Vlaamse onthaal-
bureaus. Niet alleen is de bevolking in Brussel veel meer
verscheiden, men voert ook promotie op andere mani-
eren. Zo werft men nieuwe cursisten met mond aan mond
reclame of promotie op markten. Dat het merendeel van
de cursisten op aanraden van kennissen een cursus volgt,
betekent dat hij ook door de deelnemers als zinvol wordt
ervaren. Ook proberen ze gericht bepaalde groepen aan te
spreken. Dit kan door promotie voor een cursus maat-
schappelijke oriëntatie in een bepaalde taal of door het
specifiek aanspreken van een concrete doelgroep zoals
ouders van schoolgaande kinderen.
In Brussel krijgen nieuwkomers niet automatisch een
aanbod van de gemeente waar ze zich vestigen. Hierdoor
worden veel mensen niet bereikt of krijgen ze onjuiste of
onvolledige informatie over inburgering. Hoewel een inbur-
geringscursus op zich niet alle problemen oplost, kan het
voor nieuwkomers wel een middel zijn om de samenleving
en zijn diensten te leren kennen, om een taal te leren en om
de eerste stappen naar een goede ban te zetten.
Een sluitend aanbod op gewestelijk niveau met medewerking
van beide taalgemeenschappen zou hierin een eerste grote
stap zijn.
Meer info: www.bon.be.
HRM-coach is een voor kleine en middelgrote
ondernemingen door UNIZO ontwikkeld werkinstrument.
Het gaat om zeer prakische checklists voor een goed en
divers personeelbeleid door de KMO-werkgever.
Alle aspecten daarvan komen aan bod, zowel voor online
gebruik als via fiches in een handige bewaarmap. Eén en
ander wordt ook gekoppeld aan workshops, een e-zone en
ervaringsuitwisseling. Ook individuele begeleiding is mogelijk.
De HRM-coach is zeer prakisch en realistisch opgevat
en werd samengesteld door experten en door ervaren
KMO-werkgevers. Naast items zoals geschikt personeel
recruteren, compententiebeleid, leren op de werkvloer, zijn
er ook checklist over diversiteit op de werkvloer,werken met
allochtone medewerkers en omgaan met discriminerende
klanten.
Met de HRM-coach tracht men de KMO-werkgever zowel
de vorming te geven als de instrumenten beschikbaar te
stellen om van diversiteit een troef te maken binnen zijn
bedrijf.
Info: www.hrmcoach.be
uniZo – hrm-coach (Human Resources Management): diversiteit, een troef op de werkvloer.
Ho
ofd
st
uk
45
2
2.3.3. Behaalde diploma’s
We stelden al vast dat het aantal laaggeschoolden hoger is bij etnisch-culturele minderheden. We mogen niet
de fout maken om deze groep gelijk te stellen aan laaggeschoolden. Niet alleen zijn er mensen die hier opgroe-
ien, die wel succesvol zijn in het onderwijs en een diploma halen. Er zijn ook migranten die in het bezit zijn
van een diploma, maar hier vaststellen dat hun diploma niet erkend wordt.
Ook als het diploma erkend wordt, betekent dit niet dat men gemakkelijk een job vindt op maat van zijn
diploma en capaciteiten. Men ondervindt nog drempels op de arbeidsmarkt, ondermeer de taal maar ook
een ‘onbekend is onbemind’ aanvoelen bij het zoeken naar werk. Mogelijke werkgevers twijfelen soms aan de
capaciteiten van de kandidaat in kwestie. Anderzijds zijn werkgevers er wel van overtuigd dat elk talent benut
moet worden. De vertrouwdheid met de instrumenten die beschikbaar zijn, is nog onvoldoende aanwezig en
ook de erkenningsinstrumenten zelf kunnen nog verfijnd worden.
2.3.4. andere competenties
Op je cv staan niet enkel je diploma’s, ook andere competenties hebben hier hun plaats: engagementen in
verenigingen, vaardigheden bij vorige jobs …
Dat diploma’s in ons land nog een zeer grote waarde hebben, in de private sector, maar zeker bij de overheid,
is een algemeen gegeven. Het niet hebben van een bepaald diploma is vaak een reden om niet in aanmerking
te komen voor een baan, terwijl je misschien wel over alle nodige capaciteiten beschikt.
Dit probleem wordt nog versterkt bij het deel van de bevolking dat tot een etnisch-culturele minderheid
behoort. Nieuwkomers kunnen wel verwijzen naar capaciteiten die ze leerden bij vorige werkervaringen maar
zowel de vorige werkgever als het uitgevoerde werk zijn hier meestal ongekend.
Dit geldt ook voor zelfstandige ondernemers afkomstig uit het buitenland. Beroepscategorieën, bijvoorbeeld in
de bouw, zijn beschermd. Men moet kunnen bewijzen dat men hiervoor geschoold is. Op zich is dit geen loze
maatregel. Als je een vakman vraagt, wil je dat die zijn vak kent. Het probleem stelt zich wanneer die vakman
wel zijn vak kent, dit ook bewezen heeft in zijn land van herkomst, maar hier geen erkenning krijgt. Daardoor
moet men zich bij vestiging in ons land beperken tot de niet-gereglementeerde activiteiten. Deze zijn vaak
minder interessant. Het gaat dan om het uitvoeren van voorbereidende werken in de bouw. In de horeca gaat
het over het uitbaten van een snackbar in plaats van een restaurant.30
Elk talent ten volle benutten is goed voor onze economie en goed voor de persoonlijke ontwikkeling van de
mensen in kwestie. Om jezelf te ontplooien maakt iedereen graag gebruik van zijn talenten. Of je nu een
academische opleiding hebt of bijvoorbeeld een goede houtbewerker bent, in beide gevallen wil je ook na
“Om hier op de universiteit te werken moest
ik de taal kennen, en mijn diploma laten erk-
ennen. Mijn diploma is hier minder waard.”get
uig
enis
46
aankomst hier dat talent benutten. Het concept ‘passende betrekking’ moet ook kunnen
gelden voor migranten.
De competenties van mensen, de zogenaamde elders verworven competenties, laten
erkennen en kunnen gebruiken om een betere baan te vinden of een eigen zaak te be-
ginnen moet vlotter kunnen. In het volgende deel suggereren we enkele krachtgerichte
benaderingen hiervoor.
2.3.5. gevolgde (beroeps)opleidingen
Niet iedereen heeft een diploma of zit met een diploma dat niet erkend kan worden.
Andere diploma’s zijn in de loop der jaren hun waarde verloren op de arbeidsmarkt of
bieden zeer weinig jobkansen. De beroepsopleidingen kunnen mensen bijscholen en
herscholen zodat hun kansen op de arbeidsmarkt opnieuw stijgen.
Tijdens de campagne van 2009 gaven we de knelpunten aan op het vlak van beroepsoplei-
dingen. Je kan deze nalezen in het dossier.31
Dezelfde opmerkingen gelden voor etnisch-culturele minderheden in onze samenleving.
Hoe beter op maat de opleiding is, hoe meer kans op slagen. Hier kunnen specifiek de
drempels aanwezig met betrekking tot talenkennis aangepakt worden.
get
uig
enis
“Als journalist kan mijn man hier niet werken.
Ik begrijp dat omwille van de taal. Hij werkt nu
als bediende in een opleidingscentrum van
de VDAB en in de kringloopwinkel. Hij heeft
bij de VDAB een website en ook vertalin-
gen gemaakt. Hij kent talen: Pools, Russich,
Oekraïens. Dat brengt wel extra inkomsten
naar kringloopwinkel, want nu komen veel
Poolse mensen naar de winkel omdat er
iemand Pools spreekt.
Hij is nodig, dat is belangrijk.”
Ho
ofd
st
uk
47
22.3.6. Taalondersteuning
VDAB voorziet ook schakelpakketten Nederlands. Hiervoor geldt hetzelfde als voor
de NT2 lessen (Nederlands tweede taal): het niveau en het tempo zijn vaak niet divers
genoeg om te voldoen aan de wensen van de cursisten. Ook voor de uitbreiding van
Nederlands op de opleidingsvloer (NODO) zou de VDAB zijn inspanningen moeten
kunnen verder zetten. Zo kan men zowel tijdens als naast de opleiding zijn talenkennis
bijscholen. Opleiding op de opleidingsvloer heeft hetzelfde voordeel als een opleiding
op de werkvloer: je kan zeer bruikbare, praktisch gerichte taalkennis bijbrengen.
2.3.7. vorming op de werkvloer
Niet enkel werkzoekenden zijn gebaat met een opleiding. Ook werknemers kunnen
zich zo verder bekwamen. Vorig jaar pleitten we ook hier voor een gerichte uitbreiding
voor laaggeschoolden. Dat hier zeker rekening moet gehouden worden met allochto-
nen staat buiten kijf.
2.4. gender m/v
De positie op de arbeidsmarkt van etnisch-culturele minderheden is niet goed. We
gaven al de armoederisicocijfers, cijfers over scholingsgraad en werkloosheidscijfers.
We kennen ook uit onze campagne van vorig jaar de gendercomponent. Vrouwen heb-
ben een groter armoederisico dan mannen. Vrouwen die als alleenstaande ouder een
gezin moeten opvoeden, komen nog vaker in een armoedespiraal terecht.32
In het kader van het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen, heeft men de armoedepro-
blematiek bij Turkse en Marokkaanse vrouwen verkend.33
Bij autochtone vrouwen lag de activiteitsgraad (totaal aantal arbeidskrachten, actief
en werkzoekend in de totale bevolking tussen 15 en 64 jaar) op het moment van het
onderzoek op 58%. Voor Turkse en Marokkaanse vrouwen is dit slechts 21%. De werk-
zaamheidsgraad (het aantal werkenden van de bevolking tussen 15-64 jaar) vertoont
nog een groter verschil: 54% tegenover 11%. Het grote verschil deed de onderzoekers
ook vermoeden dat de werkloosheidscijfers sterk verschilden. Terwijl bij autochtone
vrouwen 7% werkloos was, bleek dit 47% te zijn voor Turkse en Marokkaanse vrou-
wen.34
Het stopt niet bij hoge werkloosheidscijfers. Turkse en Marokkaanse vrouwen die wel
aan het werk zijn, blijken net als hun mannen meestal tewerkgesteld te zijn in de
minst gewaardeerde sectoren van de arbeidsmarkt.35
Men onderzocht ook het opleidingsniveau. Cijfers gebaseerd op de volkstelling van
1991 gaven een eerste beeld. 37,8% van de Turkse vrouwen heeft geen diploma lager
onderwijs. Het merendeel van de Marokkaanse vrouwen kreeg geen onderwijs. Slechts
5% van de Turkse vrouwen had een diploma secundair onderwijs. Bij Marokkaanse
vrouwen lag dit met 14,2% iets hoger. Men heeft geen recente cijfers die kunnen
48
opgesplitst worden naar geslacht en herkomst. De recentere cijfers die wel beschikbaar
zijn, bevestigen echter het globale beeld van laaggeschooldheid.36
Dit onderzoek toont de nood aan tot verder onderzoek, om zo de evolutie te kunnen
meten. Hopelijk is de situatie tegenover 1991 toch een beetje verbeterd. We weten
dat meisjes het over het algemeen beter doen tijdens hun studies, dit geldt ook voor
meisjes met etnisch-culturele roots.
Anderzijds toont dit ook het belang aan van een gedifferentieerd aanbod in taalcur-
sussen, trajectbegeleiding en opleidingen. Opnieuw zien we de gelijkenissen met de
situatie van mensen in armoede van autochtone afkomst. Ook zij kunnen soms niet
volgen tijdens opleidingen, omdat ze de essentiële basiskennis missen, moeite hebben
met lezen en schrijven of wat meer tijd nodig hebben om leerstof op te nemen.
De onderzoekers interviewden een hele groep Turkse en Marokkaanse vrouwen, om te
peilen wie er achter die cijfers schuilgaat en wat hun dromen en verwachtingen zijn.
Deze vrouwen zijn vaak moeders. De zorg voor hun kinderen is voor hen het allerbe-
langrijkste. Voor zichzelf zien ze vaak niet echt een grote ‘vooruitgang’ in het leven. Ze
willen echter dat hun kinderen het beter hebben.37
Dit is bijna identiek aan wat autochtone mensen in armoede vertelden als aanzet voor
de campagne ‘Werk armoede weg’ van 2009.38
Voor hun kinderen hechten ze dan ook veel belang aan een goede scholing en een
beter inkomen. Voor hun eigen leven zijn ze eerder pessimistisch.
De stappen die ze proberen vooruit te zetten, worden vaak ondernomen met steun van
hun sociaal netwerk. Dit netwerk blijkt echter weinig positieve invloed uit te oefenen
wanneer het gaat over arbeidsmarkt en opleiding. Er zijn ook voorbeelden waar het
sociaal netwerk geen steun geeft. Werk en opleiding zorgen voor meer autonomie,
dit wordt niet altijd als waardevol gezien door hun sociaal netwerk. Zo stootten de
onderzoekers op verhalen van vrouwelijke nieuwkomers die na hun huwelijk met een
persoon uit een etnisch-culturele minderheid hier, mede door de schoonfamilie wer-
den belemmerd om opleidingen te volgen en werk te zoeken.
Het is zeker niet altijd een bewust blokkeren. De hulpmiddelen om de weg te vinden
naar diensten in de maatschappij die als hefboom kunnen fungeren zijn niet altijd
aanwezig in het sociaal netwerk. Maar ook hier is de situatie van nieuwkomers zeer
kwetsbaar. Hun enige kennis over de sociale structuren in ons land krijgen ze via de
echtgenoot en de (schoon)familie. Wanneer er daar een conflictsituatie ontstaat, valt
men alleen en zit men zonder enige hulp.39
Het onderzoek pleit ten slotte ook voor een andere manier van activeren. Gezin en
werk lopen als twee rode draden doorheen het onderzoek. De zorg voor het gezin is
dan vaak een belemmering naar werk. Dit geldt enkel als werk gelijkgesteld wordt aan
loonarbeid. De onderzoekers vragen om ook aandacht te hebben voor andere vormen
van activering. Hierbij kan zorgarbeid binnen en buiten het gezin even waardevol zijn.
Zowel voor de samenleving als voor de persoon in kwestie.40
Een ander activeringsbeleid is nodig om armoede doeltreffend te bestrijden.41
Ho
ofd
st
uk
49
22.5. sociaal-culturele troeven
2.5.1. eigen netwerken als sterkte?
Hoe geraakt men aan werk? Daarvoor zijn verschillende manieren. Een beroep doen op
de werkwinkel, de WIS-computer gebruiken, een interimkantoor bezoeken, de kranten
uitpluizen naar vacatures, een cv sturen naar bedrijven in de streek … zijn de meest
gekende mogelijkheden.
Heel wat mensen vinden een gepaste job, omdat iemand hen vertelde dat er een
vacature was. Ook in de selectie speelt het soms mee dat je iemand kent die in het
bedrijf werkt. Dit is niet zomaar vriendjespolitiek. Het is veeleer normaal dat je als
werkzoekende je netwerk inschakelt, net zoals je dat doet als werkgever. Wanneer een
werkgever getipt wordt over een mogelijke kandidaat door één van zijn werknemers,
liggen de verwachtingen t.a.v. deze kandidaat al helemaal anders.
Deze courante praktijk is een mooie illustratie van het belang van sociale netwerken.
In dit geval van sociale netwerken van mensen die zelf aan de slag zijn, of mensen die
een bedrijf hebben.
Ook voor andere arbeidsmarktgerelateerde zaken is een ruim en divers netwerk interes-
sant. Er zijn in ons land veel mogelijkheden voor ondersteuning of hulp. Alleen zijn ze
soms moeilijk te vinden. Als je mensen kent die thuis zijn in een bepaald domein, is
dat de gemakkelijkste manier om zelf je weg te vinden.
Verenigingen kunnen hier een belangrijke rol opnemen. Dit kan zowel via zelforganisa-
ties als door deelname aan de rest van het verenigingsleven. Eigen aan verenigingen is
dat ze kansen op ontmoeting creëren, maar ook een instrument zijn om bijvoorbeeld
vorming of dienstverlening te organiseren.
“Ik voel een morele plicht. Als iemand hulp
nodig heeft moet ik iets doen. Tolken deed ik
gratis, ook al had ik op dat moment betaald
werk. Dan liet ik dat vallen. Dat heeft mijn
structuur kapot gemaakt. Vroeger had ik wel
veel structuur.”
get
uig
enis
50
2.5.2. Perspectieven en rolmodellen
Motivatie om te studeren, om te solliciteren, om carrière te maken … is gebaat met
perspectieven. Eén van de problemen die opduikt bij generatiearmoede is net dat
gebrek aan een perspectief. Hetzelfde fenomeen duikt nu op bij kansarmen uit etnisch-
culturele minderheden. In sommige wijken, zeker in grootsteden als Brussel, is er een
torenhoge werkloosheid. Jongeren zien hun broers of zussen die een diploma halen in
de werkloosheid belanden. Ook hun ouders vinden zeer moeilijk een baan.
Het ontbreken van een beeld van een mooie toekomst weegt op de verschillende genera-
ties. De gevolgen zijn jammer genoeg al meer in de aandacht en de media gekomen
dan de oorzaken. Criminaliteit, vandalisme … zijn het hoogst in net die wijken waar
ook de werkloosheid het hoogst is, waar het perspectief ontbreekt. De creatie van jobs
en speciale aandacht om te rekruteren bij de moeilijkst te bereiken groepen is hoogst-
nodig om hier opnieuw perspectief te brengen.
Ook rolmodellen kunnen helpen. Vaak worden sportlui of andere beroemdheden
gezien als rolmodel. Dat mag natuurlijk, maar een realistisch perspectief is dat niet. Je
kan ook rolmodellen zoeken en promoten die meer haalbaar zijn. Zo heeft men in de
stad Gent vastgesteld dat slechts een laag percentage Turken en Maghrebijnen werkt in
de social profit. Hier is er nochtans een breed spectrum aan openstaande jobs, ook voor
laaggeschoolden. Ook in de opleidingen voor deze sector zijn weinig studenten met
etnisch-culturele roots. Daarom vroeg men aan personen met een etnisch-culturele
achtergrond, die wel in deze sector actief zijn, om hun verhaal te vertellen. Met een
campagne, gericht naar scholieren uit de laatste jaren van het secundair onderwijs en
hun ouders, proberen ze in Gent meer mensen warm te maken voor die banen. Een
goed voorbeeld van rolmodellen die een realistisch beeld geven op een reële baan.
Onbekend is onbemind. Dit mes snijdt langs twee kanten. Onzekerheid of angst
blokkeren soms de kansen op duurzame tewerkstelling. Wie ‘anders’ is valt daardoor
soms uit de boot, terwijl dit juist een extra troef kan zijn.
2.5.3. uitsluiting, armoede en discriminatie liggen dicht bij elkaar
Etnisch-culturele minderheden worden vaak als één grote groep gezien. Hun proble-
men, hun kansen, hun verenigingen … worden opgebouwd rond hun herkomst. Een
aantal dingen zijn ook meer eigen aan herkomst. Dit is ook niet steeds een slechte
zaak. Ook Belgen in het buitenland verenigen zich rond het feit dat ze Belg zijn. Om sa-
men te koken, een echt Belgisch feest te houden, nog eens hun moedertaal te kunnen
spreken …
Enkel focussen op de verschillen en niet de gelijkenissen zien, geeft een te beperkte
visie. Welzijnszorg is een armoedebestrijdingsorganisatie. Oorspronkelijk kozen we er-
voor om het thema van etnisch-culturele minderheden op de arbeidsmarkt te behande-
len omwille van de harde cijfers. Wanneer 50% van de mensen afkomstig van buiten de
EU in armoede leeft, dan moeten we ook aandacht besteden aan deze groep mensen.
Ho
ofd
st
uk
51
2
Als de toegang tot de arbeidsmarkt het moeilijkst is voor deze groep, dan moeten we
onderzoeken welke drempels er zijn.
We vallen niet uit de lucht, maar zijn toch een beetje verbaasd om vast te stellen dat de
problemen van uitsluiting en de drempels tot de arbeidsmarkt grotendeels gelijklo-
pen. Er zijn accentverschillen. Er is soms een xenofobe reflex bij mensen, taal is een
grotere kwestie… Globaal genomen zijn de gelijkenissen tussen wat Welzijnszorg en de
armoedesector omschrijven als het web van armoede en wat etnisch-culturele mind-
erheden en hun verenigingen aan uitsluiting ondervinden, zeer gelijk. Er is bij beide
groepen een taalachterstand. Opleidingen zijn niet altijd op maat. Er is een gebrek
aan goede huisvesting. Een slechte gezondheid zorgt voor andere moeilijkheden. De
onderwijsresultaten zijn gemiddeld slechter. Mensen vinden moeilijker een sterk gedif-
ferentieerd sociaal netwerk, men wordt soms enkel op het uiterlijk beoordeeld, men
wordt in een hokje gestopt …
Niet alle etnisch-culturele minderheden ondervinden deze armoedeproblematiek,
gelukkig maar. Hun middenklasse heeft vaak ook nog te kampen met discriminatie
en racisme, maar kan daar grotendeels op eigen kracht een tegengewicht bieden. De
meest kwetsbaren kunnen dit niet of onvoldoende en dit heeft zeker niet alleen te
maken met het gegeven dat zij, hun ouders of grootouders van buitenlandse origine
zijn.
Met deze campagne willen we alvast een stap in de goede richting zetten. Samenwerking
tussen de armoedebestrijdingssector, werknemers- en werkgeversorganisaties en organi-
saties van etnisch-culturele minderheden is noodzakelijk om kennis uit te wisselen, om
goede praktijken over te nemen en om te beseffen dat, ondanks accentverschillen, de
kern van de problematiek niet zo anders is.
“Als de dokter mij een voorschrift geeft, moet
ik eerst zelf betalen. Daarna betaalt het OCMW
terug. Maar ik heb geen geld om zelf te betalen,
ik kan niet voorschieten.
Het gaat ook alleen om dringende medische
zaken. En ik kan de medicamenten niet
betalen.”
get
uig
enis
52
2.6. extra troeven of extra drempels?
Mensen uit een etnisch-culturele minderheid ondervinden heel wat drempels tot de ar-
beidsmarkt. Deze groep maakt de samenleving en de werkvloer ook kleurrijker en meer
divers. Dit kan een rijkdom zijn. In de praktijk is dit te vaak nog een grote drempel.
Een vreemde naam, een andere kleur, een andere godsdienst, een raar accent … zor-
gen er nog steeds voor dat men niet verder kijkt dan dat, en dat de kansen van deze
mensen ontnomen worden. Discriminatie bestaat soms onbewust, soms zeer bewust,
soms impliciet in regeltjes, soms zeer expliciet, soms bij collega’s, soms bij werkgevers,
soms bij klanten, soms bij de overheid. Discriminatie is een bijkomende drempel die
mensen van buitenlandse origine moeten nemen op weg naar een duurzame job of op
weg uit de armoede.
Expliciete discriminatie moet aangepakt worden. Een werkgever die pertinent weigert
om mensen van een andere origine in dienst te nemen, collega’s die weigeren om met
Grensland is een beklijvende documentaire van
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen die sociale
uitsluiting en langdurige werkloosheid in het licht
plaatst van het huidig activeringsbeleid. Grens-
land plaatst vraagtekens bij de manier waarop de
maatschappij met armoede omgaat. Armoede is
begrensd zijn. Hoe verder je afdaalt, des te meer
grenzen zich opwerpen. Ze beletten om opnieuw
een plaats te krijgen in de maatschappij en in het
bijzonder op de arbeidsmarkt.
De documentaire volgt het leven van vijf person-
ages in een sociale woonwijk, met het buurthuis als
centrale spil. Aan de hand van deze vijf verhalen,
wordt een eerlijk en veelzijdig beeld geschetst van
het complexe probleem van armoede en kwetsbare
groepen op de arbeidsmarkt in Vlaanderen vandaag.
Ook wordt duidelijk wat buurtwerk en buurtdiensten
in het leven van mensen kunnen betekenen.
De dvd Grensland omvat niet alleen de documen-
taire, maar ook, geheel volgens de wetmatigheden
van de hedendaagse audiovisuele markt, een aantal
extra’s: wetenschappelijke en politieke duiding door
Caroline Coopers (algemeen secretaris Vlaams
ABVV), Ann Vermorgen (nationaal secretaris ACV),
Philippe Muyters (toenmalig gedelegeerd bestuurder
van VOKA en huidig minister van Werk), Fons Leroy
(gedelegeerd bestuurder VDAB), Ides Nicaise (HIVA –
KULeuven) en Carmen Mathijssen (programmacoör-
dinator maatschappelijke projecten Cera).
Daarnaast is er ook een infobrochure en diverse
gespreksformules beschikbaar om de nabespreking
in groep van deze film te ondersteunen (36 blz.).
Het geheel is te koop bij Samenlevingsopbouw
Vlaanderen, via 02 201 05 65 of www.samenleving-
sopbouw.be voor € 20 (+ € 5 verzendingskosten)
of kan gehuurd worden bij Bevrijdingsfilms, via 016
23 29 35 of www.bevrijdingsfilms.be.
grensland
Ho
ofd
st
uk
53
2een ‘allochtoon’ samen te werken, of voortdurend racistische opmerkingen maken,
mogelijke klanten die diensten van een ‘allochtone’ zelfstandige weigeren, hoewel hij
de beste prijs/kwaliteit levert … Deze praktijken kunnen niet.
Er zijn enkele voorbeelden bekend die heel wat aandacht kregen in de media, waar-
door dit thema bij het grote publiek komt. We mogen niet vergeten dat er nog veel
discriminatie is die minder mediageniek is.
De meeste lacunes in de wetgeving zijn de laatste jaren gedicht. Dit zowel op Vlaams,
Brussels als federaal niveau. Dit is een goede eerste stap. Deze rechten kunnen uit-
oefenen is de volgende stap die moet genomen worden.42
Sommige drempels zitten vervat in de regelgeving zelf. Zeker bij de overheid zijn hier
voorbeelden van terug te vinden. Zo is er de nationaliteitsvereiste voor het statutair
personeel van de Vlaamse en federale overheid en ook de lokale besturen passen dit
toe. Enkel mensen met een EU-nationaliteit komen in aanmerking voor een statutaire
functie. Mensen van buiten de EU kunnen wel aan de slag als contractuele kracht,
maar botsen in hun carrière bij de overheid op deze regelgeving.
De overheid roept zelf op om talenten te benutten en zet bedrijven aan om een di-
versiteitsbeleid te voeren. In een globaliserende wereld zou het afschaffen van zulke
regels een goede stap zijn.
Een andere drempel, die de laatste jaren een onderwerp van discussie was, zijn de
kledingvoorschriften. Hoewel de discussie eigenlijk ruimer gaat, gaat dit meestal over
de hoofddoek. De reden hiervoor is de neutraliteit. Dit vond ingang bij delen van de
overheid en wordt overgenomen in sommige private bedrijven.
Deze discussie is eigenlijk vrij nieuw in ons land. België heeft veeleer een traditie van
‘actief pluralisme’43 dan van ‘laïciteit’44. In onze samenleving zijn veel maatschappelijke
spelers ontstaan vanuit een bepaalde ideologie. Welzijnszorg is daar één van, maar ook
de werknemers- en werkgeversorganisaties en vele anderen behoren of behoorden tot
een bepaalde ideologie. Net de diversiteit van ideologieën en levensbeschouwingen
zorgt binnen ons systeem voor een zekere keuzevrijheid die ontstaat door een ‘actief
pluralisme’.
In deze discussie spelen ook de vrouwenrechten een rol. Als vrouwen het recht hebben
om een hoofddoek te dragen, moeten ze ook het recht hebben om de hoofddoek niet
te dragen, zonder voor één van beide keuzes door wie dan ook als minderwaardig
beschouwd te worden.
We moeten ons echter de vraag stellen wat het belangrijkste is. Een schijn van neutral-
iteit en bescherming van vrouwenrechten enerzijds, of het openstellen van bepaalde
jobs voor soms kwetsbare vrouwen uit een etnisch-culturele minderheid. Hierbij
maken we graag de volgende bemerking: als we effectief te maken hebben met
vrouwen die in een sterke afhankelijkheidspositie zitten tegenover hun echtgenoot
of familie, welke oplossing helpt hen dan het meest vooruit in hun weg naar meer
autonomie en naar een duurzame baan? Doen we dit met een algemeen verbod of
door hen kansen te geven op de arbeidsmarkt?
Het vrij verkeer is binnen de Eu-ropese unie een van de hoekstenen
van de Europese integratie. Het vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen maakt deel uit van de Europese interne markt
die men nastreeft. Die interne markt nam de grenzen tussen de lidstaten weg voor alle economische produc-
tiefactoren. Dit geldt ook voor de factor arbeid. Werknemers en zelf-standigen kunnen zo in een andere lidstaat werken en verblijven. Bij het
verdrag van Maastricht werd ook een ‘Europees burgerschap’ ingevoerd.
Dit betekent dat onderdanen uit één van de lidstaten in principe vrij kunnen reizen en verblijven in een
andere lidstaat, los van het feit of ze economisch actief zijn.45
europa
54
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Ho
ofd
st
uk
2
Het vrij verkeer van mensen is niet absoluut. Zo is er wel
bepaald dat ook werkzoekenden werk mogen zoeken in
een andere lidstaat. Hun verblijfsrecht is beperkt tot de
periode dat ze effectief werk zoeken en kans maken om
werk te vinden.46
Het vrij verkeer van werknemers vanuit de lidstaten
Roemenië en Bulgarije is in België onderworpen aan
een overgangsmaatregel. Zo kunnen zij voorlopig tot
eind 2011 geen gebruik maken van deze regeling.
Voor mensen die economisch niet actief zijn, is er een
periode van drie maanden, waarbij men zonder enig
probleem kan verblijven in een ander land. Wie langer
dan drie maanden in een andere lidstaat wil verblijven,
moet kunnen bewijzen dat hij genoeg financiële midde-
len heeft om te voorkomen dat men ten laste komt van
de sociale bijstandsregeling van het gastland.47
Ook mensen met een nationaliteit van een land buiten
de EU, kunnen gebruik maken van dit vrij verkeer. Ze
moeten dan wel 5 jaar legaal verblijven in een lidstaat van
de EU en kunnen bewijzen dat ze over voldoende regel-
matige inkomsten beschikken, ook als ze werknemer of
zelfstandige zijn. Dit laatste is niet het geval voor onder-
danen van een EU-land.48
Mensen met een laag inkomen hebben binnen de EU
kans om te migreren en ergens anders te proberen een
goede baan te vinden, dit geldt voor werknemers en zelf-
standigen. Voor wie niet (meer) economisch actief is,
zijn er echter wel beperkingen. Voor deze groep mensen
in armoede geldt het vrij verkeer niet.49
armoedebestrijding in europa
2010 is uitgeroepen tot Europees jaar ter bestrijding van
de armoede en sociale uitsluiting. Hieruit kunnen we
afleiden dat Europa wel degelijk bezig is met de thema-
tiek. Maar is dit meer dan een oefening in schone schijn?
Probeert Europa meer te doen dan een campagne op te
zetten?
In de eerste decennia waren de voorlopers van de EU
niet bezig met armoedebestrijding. Pas in de jaren ’70
werden er schuchtere pogingen ondernomen. Drie pro-
gramma’s ter bestrijding van de armoede volgden elkaar
op. Verder dan de subsidiëring van experimentele pro-
jecten kwam men niet. Wel werd er erkend dat armoede
een multidimensionaal probleem is. Hoewel de best
meetbare factor het inkomen is, spelen er andere as-
pecten een even grote rol in de armoedeproblematiek.
Het verzet van vele lidstaten tegen een programma met
grotere gevolgen voor het eigen beleid, zorgde ervoor
dat er geen vierde Europees programma kwam.50
Pas in 1997 stelde de EU een Europese sociale doelstel-
ling, met het verdrag van Maastricht en daaropvolgend
het verdrag van Amsterdam. Sindsdien heeft de unie (via
de Europese Commissie) een basis om verder te gaan
dan enkel het subsidiëren van enkele experimenten.51
europa
Vrij verkeer van kapitaal,
goederen, diensten en personen in de eu
55
welzijnsschakel sint-niklaas
Het woord nemen over tewerkstelling
Welzijnsschakels sint-niklaas bouwt aan een bond-
genootschap met mensen in armoede. de werking is
gebaseerd op 4 pijlers: ontmoeting - vorming - cul-
turele participatie - actie. het opzet is via actieve par-
ticipatie van de doelgroep armoede te bestrijden. dat
doen ze niet alleen als Welzijnsschakel, maar ook als
erkende vereniging Waar armen het Woord nemen.
“Wij bereiken mensen die om de één of andere reden
moeten rondkomen met een klein budget. het betreft
hier mensen met een vervangingsinkomen zoals werk-
loosheidsuitkering, leefloon, invaliditeitsuitkering. ook
gezinnen met een beroepsinkomen maar met een
schuldenproblematiek kunnen in onze vereniging te-
recht. het gaat hierbij zowel om volwassenen, jonger-
en als kinderen. momenteel bereiken we een 300-tal
gezinnen, autochtone en allochtone families, waarvan
een 80-tal personen regelmatig het ontmoetingsmo-
ment bezoeken.”
vanuit ontmoetingsmomenten met bezoekers van
de sociale kruidenier ontstond het idee om een the-
mawerking rond tewerkstelling te realiseren. dit ge-
beurt binnen een groter kader van de springplank (een
sociale kruidenier) en Welzijnsschakel sint-niklaas.
Tijdens de openingsuren van de sociale kruidenier is er
steeds gelegenheid tot ontmoeting in de ontmoeting-
sruimte. hier is plaats voor een tas koffie, een babbel,
een (dringende) vraag ...
met de sociale kruidenier bereiken ze mensen die om de
één of andere reden moeten rondkomen met een laag
budget. deze mensen betrekken ze ook in de volledige
themawerking, van bij het uitdenken van het thema tot
het uiteindelijk formuleren van de eis naar het beleid.
de voorbereidingen, onderzoek van het thema, de
enquêtes, de contacten met de Werkwinkel, vdaB
en vakbonden lopen al sinds september 2009. vanaf
maart 2010 wordt er actief samengekomen door een
groep mensen. de bedoeling is om in eerste instantie
mensen met een beperkt inkomen, die moeilijkheden
hebben met werk vinden of met belangrijke opmerkin-
gen, bemerkingen rond werk, tewerkstelling, pensioen
... samen te groeperen.
van in het begin is dit een traject dat samen met de
deelnemende mensen wordt afgelegd om uiteindelijk
met concrete punten naar het beleid te kunnen stap-
pen. mensen leren op de computer werken, met inter-
net werken, op de website van de vdaB zoeken, stap-
pen zetten en plaatsen kennen waar ze een job kunnen
vinden.
deze themawerking wordt niet alleen door de
groepswerker, maar ook actief door vrijwilligers gedra-
gen en voorbereid. en ze blijven niet enkel plaatselijk
werken, maar sluiten ook aan bij de overleggroep van
het vlaams netwerk in Brussel.
Welzijnsschakel Sint-Niklaas
Ankerstraat 83, 9100 Sint-Niklaas
www.despringplank-sintniklaas.be
proJect
56
57
Ho
ofd
st
uk
2
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Vereniging waar arme allochtonen het woord nemen
de sociale dienst voor vreemdelingen in oostende
werd in 1982 op initiatief van enkele leden van de ve-
renigde Protestantse kerk van België opgericht. Zoals
de naam suggereert, ging het in de eerste plaats om
individuele sociale dienstverlening. nu formuleert de
sociale dienst vreemdelingen haar missie als volgt:
het bevorderen van een samenleven in diversiteit.
dit gebeurt door:
• deallochtonenin/alsgroepteversterkenindeuitbouwvaneeneigenmulticultureelsociaalweefselofnet-werkenhetverhogenvanhunsocialevaardigheden;
• dediversiteitzichtbaartemakeninonzemaatschap-pij:deallochtoontoontzijnleefwereld,cultuur…;
• hetstimulerenvandeelnamevanallochtonenaanhetmaatschappelijkleven,dienstenenvoorzieningen.
in 1990 werd de dienst erkend als een lokaal integra-
tie centrum (lic) door het ministerie van Welzijn en
gezin. haar opdracht bestond uit het creëren van de
voorwaarden opdat vreemdelingen als volwaardige
burgers zouden kunnen deelnemen aan het maat-
schappelijk leven en het stimuleren van een harmo-
nieus samenleven van autochtonen en allochtonen.
met de nieuwe structuur van de minderhedensector
(decreet dd. 28 april 1998) werd de sociale dienst
vreemdelingen (sdv) een lokaal steunpunt (2000-
2002) van het Provinciaal integratiecentrum en een
regionaal onthaalbureau (2001-2004) voor nieuw-
komers. naast de allochtonen en de vluchtelingen
was er ook aandacht voor vreemdelingen die zonder
wettig verblijfsstatuut in België wonen. ook de woon-
wagenbewoners behoorden tot de doelgroep.
met het stadsbestuur van oostende werd in 2004
een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om het
stedelijke minderhedenbeleidsplan en de beleidsplan-
nen in het kader van het stedenfonds te helpen uitvo-
eren. deze overeenkomst voor de periode 2004-2007
werd hernieuwd en verlengd tot einde 2013.
ook het vlaams subsidieagentschap voor Werk en
sociale economie hernieuwde de sdv-erkenning als
werkervaringspromotor voor doelgroepwerknemers
2009-2013.
ondertussen is de sociale dienst vreemdelingen in
2008 door het vlaams netwerk erkend als ‘vereniging
waar armen het woord nemen’. gekleurde armoede is
hier het thema.
momenteel realiseert de sociale dienst vreemdelin-
gen haar missie ‘het multicultureel samenleven bev-
orderen’ door een projectmatige werking. kansen om
zich te verenigen en aansluiting te vinden bij de oos-
tendse samenleving staan daarin centraal, naast het
bevorderen van de kansen op de arbeidsmarkt, door
het ter beschikking stellen van een computerklas, het
werken aan de gelijkwaardigheid van buitenlandse
diploma’s om de capaciteiten van mensen van allo-
chtone herkomst ten volle te kunnen inzetten in onze
samenleving, en een werkervaringsproject.
Sociale Dienst voor Vreemdelingen vzw
Sint-Catharinapolderstraat 18, 8400 Oostende
www.sdv.be
proJect
sociale dienst voor Vreemdelingen vzw
58
59
Ho
ofd
st
uk
2
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
1 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 70.
2 VDAB, Kansengroepen in kaart, Allochtonen op
de Vlaamse arbeidsmarkt, maart 2009, p. 3.
3 VDAB, Kansengroepen in kaart, Allochtonen op
de Vlaamse arbeidsmarkt, maart 2009, p. 6.
4 Het aantal mensen dat aan de slag is tegenover
de totale bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar)
5 Idem 12, p. 4.
6 Idem, p. 11.
7 SERV, Advies: Ondernemerschap bij personen
van allochtone afkomst en personen met een
handicap. Juni 2010, p. 12.
8 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers
in België, maart 2008.
9 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 94-95.
10 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 126.
11 Idem, p. 116-119
12 Corluy V. en Verbist G., Inkomen en diversiteit:
onderzoek naar de inkomenspositie van migrant-
en in België. CSB berichten, mei 2010, p. 7.
13 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede
bij personen van buitenlandse herkomst. Acco
Leuven/Voorburg, 2007, p. 26.
14 Corluy V. en Verbist G., Inkomen en diversiteit:
onderzoek naar de inkomenspositie van migrant-
en in België. CSB berichten, mei 2010, p. 9.
15 Idem, p. 11.
16 Laaggeschoolden zijn mensen die maximum een
diploma lager secundair onderwijs hebben.
17 Vranken, e.a., Armoede en sociale uitsluiting,
2009, Acco Leuven, p. 308.
18 Lelie, P., Van Dam, R., Nationaal actieplan Sociale
uitsluiting, indicatoren 2005-2006, Brussel, p.
103.
19 Vranken, e.a., De kleur van armoede, armoede
bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven,
Acco, p. 31-32.
20 De Meyer, I., Wetenschappelijke vaardigheden
voor de toekomst, de eerste resultaten van Pisa
2006, Gent 2007, p.59.
21 Idem
22 Vranken, e.a., Armoede en sociale uitsluiting,
2009, Acco Leuven, p. 346.
23 VRIND-2008, p. 144.
24 Idem
25 Nils Duquet ea, TOR groep VUB, (2006), ‘Wit
krijt schrijft beter’, berekeningen op basis van de
SONAR–databank.
26 Welzijnszorg, Onderwijsdossier Wij tekenen
voor de toekomst, 2007, p. 94.
27 De Cuyper, Lamberts en Pauwels, De efficiëntie
en impact van het Vlaamse inburgeringsbeleid
geëvalueerd, synthese. Hiva, januari 2010, p. 4-11.
28 Idem, p.11-12.
29 BON jaarverslag 2009, p. 36.
30 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers
in België, maart 2008, p. 35.
31 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 44-50.
32 Idem, p. 117-119.
33 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Gelijke
Voetnoten
60
kansen voor morgen, een verkenning van armoede
bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in Vlaander-
en, Acco Leuven /Voorburg, 2008.
34 Idem, p. 18.
35 Idem.
36 Idem, p. 18-19.
37 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Geli-
jke kansen voor morgen, een verkenning van
armoede bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in
Vlaanderen, Acco Leuven /Voorburg, 2008, p. 82.
38 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 107.
39 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Geli-
jke kansen voor morgen, een verkenning van
armoede bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in
Vlaanderen, Acco Leuven /Voorburg, 2008, p. 83.
40 Idem
41 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 21.
42 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor
etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen
Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.
16.
43 Actief pluralisme: Pluralisme is een systeem dat
verschillende levensbeschouwingen, culturen
en politieke voorkeuren naast elkaar erkent.
Deze verschillende voorkeuren hebben het recht
om te bestaan en om invloed uit te oefenen op
de politieke beleids- en besluitvorming. Actief
pluralisme houdt het niet enkel bij respect voor
andere visies maar overstijgt die neutraliteit om
de diversiteit in de samenleving zichtbaar te
maken. Deze activering zorgt voor dialoog tussen
verschillende opvattingen en dat werkt verbindend.
44 Laïciteit: Laïciteit zou het beste omschreven
kunnen worden als een systeem met een politieke
ruimte waar godsdienst een pure privéaangele-
genheid is. Alles wat met de overheid te maken
heeft, is absoluut neutraal ten aanzien van
geloofsovertuigingen en -uitingen.
45 Vranken e.a. (red.), Arm Europa, over armoede en
armoedebestrijding op het Europees niveau. Acco,
2009. p. 49.
46 Idem, p. 52.
47 Idem, p. 53-54.
48 Idem, p. 56-57.
49 Idem, p. 63.
50 Idem, p. 22.
51 Idem.
61
Ho
ofd
st
uk
2
Hoofdstuk 3
62
Krachtig en krachtgericht beleid
Tot hiertoe bekeken we het paspoort en het cv van kansarmen met et-nisch-culturele roots. We stootten op heel wat drempels die de toegang in onze samenleving en tot onze arbeidsmarkt bemoeilijken. Wij willen sociale uitsluiting, discriminatie en armoede bestrijden in onze samen-leving. Daarvoor is het niet voldoende om de drempels te (h)erkennen, daarvoor moeten drempels gesloopt worden zodat het cv er aantrekkelijker gaat uitzien.
Dat leercontract dat ze me gaven viel eigenlijk
nog mee. Ik werkte bij een klein aannemersbe-
drijfje. Mijn baas, André, een man van in de
vijftig, was in het begin niet echt enthousiast. Hij
zei me dat hij het niet zo had voor buitenlanders.
Hij werkte hard en betaalde belastingen en de
staat gaf het allemaal weg aan die buitenlanders.
Na een paar weken samen op pad te zijn, begon
ik hem over mijn familie te vertellen. André
snapte wel wat wij hadden meegemaakt. Hij zei
dan ook dat hij nu niet mijn vader bedoelde als
hij het had over profiteurs. Ik vertelde hem dat
ongeveer onze hele straat in dat geval was. “Ja…”
zei hij.
Het was leuk werken. Zo’n eenmanszaak neemt
allerlei klussen aan. De ene dag zaten we op het
dak, de volgende dag in een badkamer. Weer een
dag later een garage metselen… Zo leer je snel
nieuwe dingen. André werkte alleen, meestal met
een gast op leercontract: echt personeel dat was
te duur.
André begon me ook te verdedigen als klanten
raar keken als ik binnenkwam. Eén keer was er
zelfs een man die niet wou dat ik in zijn huis
werkte. André zei hem toen dat het ofwel met mij
was, ofwel niet. Dat vond ik wel sjiek van hem.
Ik vond het dan ook jammer toen m’n leer-
contract afliep. André ook denk ik. Ik kreeg als
afscheid een mooie werkbak met materiaal. André
kon me niet in dienst houden, daarvoor was zijn
zaak niet groot genoeg. Ik moest dus werk gaan
zoeken.
Gemakkelijk was anders. Ik ondervond nu wat
m’n vader ook had meegemaakt, terwijl ik wel
een diploma had en een stiel kon. Soms kreeg ik
zelfs geen antwoord bij een sollicitatie en van het
interimkantoor hoorde ik ook niet veel. Ik hing
maar wat rond, op het plein in de buurt, in het
jeugdhuis of gewoon thuis. Het duurde maanden!
Op een dag werd er in het jeugdhuis een soort
beurs gehouden. Daar zat ook een arbeidsbemid-
delaar. Ik vertelde wat ik kon en wat ik al al-
lemaal had geprobeerd om een baan te vinden.
Hij begreep me en vertelde dat het voor veel
gasten zoals ik moeilijk was, maar dat hij wel
kon helpen om me in contact te brengen met
werkgevers die mensen zochten. Ik moest ook
vertellen wat ik wou doen. Daarna spraken we
af om elkaar elke week te zien. Als er iets was
mocht ik ook bellen of sms’en.
Na een maand had hij goed nieuws. Ik kon voor
een half jaar beginnen bij een aannemer, werk
dat ik graag deed. Als ik goed was, kon ik mis-
schien langer blijven met een vast contract. Ik
hoopte dat ik een paar jaar hard kon werken,
overuren en zo. Binnen een paar jaar zelf begin-
nen, met iemand op leercontract, daar droomde
ik van!
inleidend verhaal
63
Ho
ofd
st
uk
3
64
3.1. een gelijkaardig cv, een integraal en krachtgericht armoedebeleid
Uit de analyse van de verschillende drempels tot de arbeidsmarkt, blijkt heel sterk dat
het hier gaat over mensen in armoede. De problemen die ze ondervinden zijn proble-
men die mensen in armoede ondervinden. Daarnaast ondervinden etnisch-culturele
minderheden extra drempels. Deze maken het voor hen nog moeilijker om hun plaats
te vinden op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Toch zijn al deze drempels te
benoemen als drempels van armoede en sociale uitsluiting. Deze bestrijd je met een
integraal en een krachtgericht beleid.
3.1.1. integraal
Armoede speelt zich af op alle levensdomeinen. Wij leggen hier de focus op het thema
arbeid, maar automatisch merk je dat ook opleiding, sociale netwerken, onderwijs …
een zeer grote rol spelen in de toegang tot de arbeidsmarkt. Dan hebben we het nog
niet gehad over de gevolgen van een slechte gezondheid voor je positie op de arbeids-
markt. Daarvoor verwijzen we naar de Welzijnszorgcampagne uit 2008 ‘Armoede
schaadt de gezondheid’.
Een integraal beleid houdt rekening met het web van armoede dat zich uitstrekt over al
deze levensdomeinen. Een integraal beleid wordt zo gevoerd dat armoedebestrijdings-
maatregelen rekening houden met andere levensdomeinen (dus ook met de verschil-
lende bevoegdheidsverdelingen wat betreft de beleidsdomeinen).
Uit onze analyse blijkt dat een integraal armoedebeleid zich ook moet richten op de
groep kansarmen met etnisch-culturele roots.
“Ik vind dat erg. Het is niet normaal. Als je in het
wit werkt verdien je altijd meer. Je hebt een beter
pensioen, vakantiegeld, dertiende maand, je kan
een lening krijgen …
Zwart werk is om te overleven, niets anders.
Welke gezonde mens wil nu in het zwart werken en
niet in het wit? Terwijl je hier een leven wil opbou-
wen? Dat zijn geen normale omstandigheden.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
65
33.1.2. krachtgericht
Tijdens het eerste campagnejaar ‘Werk armoede weg’ hebben we veel aandacht besteed
aan de empowerende of krachtgerichte benadering van activeringstrajecten. Deze
krachtgerichte benadering willen we verder doortrekken. De talenten en de dromen
van etnisch-culturele minderheden zijn aanwezig. Een krachtgericht beleid probeert
deze talenten en dromen ten volle te benutten.1
3.1.3. gelijkekansenbeleid versterken
Het gelijkekansenbeleid heeft tot doel om ongelijkheden weg te werken waar speci-
fieke groepen mee kampen zoals etnisch-culturele minderheden, vrouwen of personen
met een handicap. Hierdoor kan extra ingezet worden op specifieke acties voor een
welbepaalde doelgroep, bijvoorbeeld de mobiliteit van vrouwen uit etnisch-culturele
minderheden versterken door aangepaste rijlessen te geven. Of bijvoorbeeld door extra
informatie te geven over specifieke diensten zoals kinderopvang, arbeidsbegeleiding,
beroepsopleidingen …
Tegelijk moet het gelijkekansenbeleid opletten met de specificiteit van bepaalde initia-
tieven. De link met het armoedebeleid moet versterkt worden. Gelijkekansenbeleid is
niet hetzelfde als armoedebeleid, maar vaak blijkt na een analyse van het probleem de
gelijkenis zeer groot.
Zowel bij beleidsmakers als bij het maatschappelijk middenveld moeten er meer
dwarsverbindingen komen tussen beiden.
De zwakke punten van de arbeidsmarkt in zijn huidige samenstelling, de drempels om
je plaats te vinden op de arbeidsmarkt en de lacunes in het cv van mensen in armoede,
autochtonen en allochtoon, moeten we samen aanpakken.
3.2. talenten versterken en erkennen
3.2.1. onderwijs: door gelijke kansen te versterken, werk-en aan gelijke uitkomsten
De kansen van mensen op de arbeidsmarkt versterken, begint van bij de geboorte. Een
succesvolle schoolloopbaan, een goed diploma en het gevoel erbij te horen verhogen de
kansen op de arbeidsmarkt.
Geen diploma hebben daarentegen of een diploma waarmee je moeilijk terechtkan op
de arbeidsmarkt is een grote drempel. Zonder diploma het onderwijs verlaten, is bijna
een rechtstreeks ticket naar een carrière in armoede.
We stellen vast dat het aantal uitvallers bij leerlingen die afkomstig zijn uit etnisch-
culturele minderheden in het onderwijs zeer hoog is. We moeten die uitval in ons
onderwijs terugdringen.
Welzijnszorg lanceerde in de onderwijscampagne in 2007 verschillende aanbevelingen2:
66
Werken aan een school zonder uitsluiting: Hier-
voor moet er eerst en vooral aandacht zijn voor de
diversiteit op school. Ook de betrokkenheid van die
diverse groepen bij het schoolgebeuren is essentieel.
Scholieren van verschillende herkomst moeten mee
participeren aan het schoolbeleid. Hetzelfde geldt
voor de ouders. De betrokkenheid van de ouders en
organisaties is een verrijking voor de school en kan
(ongewilde) discriminatie vermijden.
Een brede interculturele school: De betrokkenheid
van de gemeenschap rond de school bij het school-
gebeuren is van groot belang. Ouders uit etnisch-
culturele minderheden zijn niet altijd goed op de
hoogte van het schoolgebeuren. Via laagdrempelige
initiatieven kunnen zij de school beter leren ken-
nen.
Aandacht voor taalachterstand bij leerlingen en
ouders. Taal is zeer belangrijk met het oog op
succes tijdens de studies en later op de arbeids-
markt. Taaltoetsen bij de leerlingen kunnen tijdig
taalachterstand aan het licht brengen. Een passend
taalbeleid in de school moet deze trachten weg te
werken. Zo vermindert enerzijds de taalachterstand
en kan anderzijds het falen op andere vakgebieden
onderkend worden. Taalachterstand bij de ouders
wegwerken is ook belangrijk om hun betrokkenheid
bij het schoolgebeuren te garanderen. Hier komen
we later op terug.
Vooroordelen bestrijden: Nog steeds zien we dat
leerlingen te maken krijgen met vooroordelen. Soms
bepalen die vooroordelen mee de schoolcarrière van
leerlingen. Ze worden gewezen op de punten waar
ze minder goed in zijn of een achterstand in hebben.
Ook de structuur van het secundair onderwijs zorgt
mee voor een watervaleffect. Zo komen leerlingen
terecht in een studierichting die niet passend is en
de motivatie naar beneden haalt. Een oriënterende
eerste graad, waarin gewerkt kan worden aan het
wegwerken van achterstanden en het voorstellen
van de verschillende studieopties nadien, kan meer
leerlingen op de juiste plaats doen terechtkomen.©
Wel
zijn
szor
g vz
w -
Layl
a Ae
rts
mythes over taalachterstand en onderwijs doorprikt
67
Taal is zeer belangrijk, op de arbeidsmarkt en in het
onderwijs. Toch wordt de problematiek in het onder-
wijs vaak vanuit een soort buikgevoel benaderd. Dat
buikgevoel geeft de gebrekkige kennis van het Neder-
lands aan als de (enige) reden van leerachterstand. Dat
buikgevoel geeft ook aan dat de beste oplossing om
een betere talenkennis te krijgen, altijd en overal in de
school Nederlands moet gebruikt worden. Volgens een
groep van academici van de Vlaamse universiteiten
en het Minderhedenforum is dat buikgevoel fout. Ze
hebben er ook wetenschappelijke en doorslaggevende
argumenten voor.
mythe 1: “Het nederlands wordt het best geleerd aan de hand van een taalbad.”Dit model schakelt de thuistaal van de leerling uit in het
hele onderwijsproces. Leerlingen worden ondergedom-
peld in de Nederlandse taal. De thuistaal spreken is op
school vaak verboden en wordt ook bestraft.
Dit model gebruiken we al jaren en toch is de onderwijs-
achterstand van anderstalige leerlingen in ons land
schrijnend hoog. Hoe komt het dan dat iedereen dit
model nog steeds als zaligmakend beschouwt? Er is
ook geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat dit zou
staven. De academici stellen ook dat dit taalbad ingaat
tegen een zeer belangrijke voorwaarde tot een succes-
volle schoolloopbaan: je thuisvoelen op school.
mythe 2: “Het spreken van de thuistaal belemmert de kennis van het nederlands.”Ook voor deze stelling is er geen wetenschappelijke
basis, integendeel. Zowel Vlaams onderzoek als meer
dan 150 internationale studies tonen aan dat het goed
beheersen van de thuistaal een positief effect heeft op
het leren van een tweede taal. Meer talen kennen heeft
zelfs een positieve invloed op wiskunderesultaten.
De kennis van de thuistaal vormt dus helemaal geen
belemmering voor sociale integratie, het biedt extra
kansen tot het overkomen van leerachterstanden.
Het Minderhedenforum stelt hierbij dat de juiste kennis
van de thuistaal vaak ontoereikend is. Ouders hebben
niet altijd de vaardigheden voor het goed aanleren van
de eigen taal. Men leert enkel spreektaal, niet noodza-
kelijk grammaticale regels of een uitgebreid vocabu-
larium.
mythe 3: “anderstalige leerlingen presteren enkel slechter omwille van hun taalachterstand.”Het is een feit dat leerlingen met een andere thuistaal
gemiddeld slechter presteren in het onderwijs. Maar
daaraan verbinden dat taalachterstand de ultieme
verklaring is, klopt niet. Men stimuleert hiermee een
zogenaamd deficitdenken: de gebreken van de doel-
groep worden als eenzijdige verklaring gegeven voor
de achterstand, daardoor wordt die groep al vooraf
beschouwd als gebrekkige leerlingen.
Met deze mythe stapt men mee in het individueel
schuldmodel. De achterstand is te danken aan de
gebrekkige kennis van de leerling. Hierdoor ‘vergeet’
men de andere factoren zoals onderwijssegregatie,
armoede, slechte huisvesting, weinig kansen op de
arbeidsmarkt …
België scoort niet enkel slecht als het over de schoolre-
sultaten gaat van anderstalige leerlingen, we scoren ook
zeer slecht als we de relatie bekijken tussen de socio-
economische thuissituatie en de schoolresultaten.
meertalig onderwijs als alternatief?Als we weten dat de voorgaande mythes doorprikt zijn,
wat houdt ons dan nog tegen om meertalig onderwijs
(een deel van de lessen in de thuistaal) te organiseren?
Er zijn twee grote argumenten die men gebruikt tegen
een invoering van meertalig onderwijs.
De eerste is een ideologische reden. Men wil in zijn taal-
gebied enkel onderwijs aanbieden in de eigen taal, zelfs
als wetenschappelijk vastgesteld wordt dat meertalig
Ho
ofd
st
uk
3
onderwijs voor de hele gemeenschap voordelig is. De
academici stellen terecht de vraag waarom interna-
tionale scholen dan wel het Engels als voertaal mogen
hanteren? Zijn dat andere ‘allochtonen’? Ook wordt
meertaligheid door iedereen altijd als een voordeel
beschouwd, de meertaligheid van Vlamingen wordt als
troef gezien. Geldt dit dan niet voor de meertaligheid
van etnisch-culturele minderheden?
Een tweede grote reden waarom men tegen meertalig
onderwijs is de praktische organisatie. Daar wijzen de
onderzoekers echter op de voorbeelden uit bijvoor-
beeld de Scandinavische landen. Daar kan je ook in
het Turks, Arabisch of Russisch lessen krijgen. Zelfs
Koerdisch of Perzisch zijn daar als taal opgenomen in
het tweetalig onderwijs. In Zweden kan men (vanaf vijf
leerlingen per school) tweetalig onderwijs genieten.
Meer dan de helft van de anderstalige leerlingen krijgt er
tweetalig onderwijs.
In de Scandinavische landen bestaat er bijna geen kloof
tussen allochtone en autochtone leerlingen in het onder-
wijs. Moeten we daarom niet eindelijk eens verder durven
gaan dan wat het buikgevoel is in de samenleving?
Naast de hierboven opgelijste mythes speelt de fac-
tor betrokkenheid bij onderwijs ook een sterke rol.
De wisselwerking tussen wat thuis gebeurd en op
school is belangrijk. Meertalig onderwijs kan een grote
meerwaarde bieden doordat de ouders een zekerheid
hebben dat hun taal en cultuur niet verloren gaat, met
andere woorden dat er respect is voor het beleven van
verschillende culturen. Als leerlingen en ouders zich zo
beter thuis voelen op school, versterkt dit de band met
het onderwijs en de onderwijsinstelling. Dit zorgt voor
een betere dialoog, meer kansen op een succesvolle
schoolloopbaan en meer kansen op de arbeidsmarkt.
Zowel de jongere, de ouders als de onderwijsinstelling
moeten de ingesteldheid hebben om goed met deze
meertaligheid om te gaan. Goede afspraken over meer-
taligheid zorgen dat dit enkel maar een win-win situatie
kan zijn.
Deze tekst is gebaseerd op de tekst “Gok Van Pascal:
mythes over taalachterstand”3 en op de teksten van het
Minderhedenforum over meertalig onderwijs.
68
Ho
ofd
st
uk
69
3
3.3. taalachterstand gericht wegwerken
De kennis van de taal is cruciaal voor het functioneren in de samenleving. Zeker bij
kansarme groepen is dit belangrijk. Met een voldoende kennis van de taal verhogen
de kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Taal is ook belangrijk om je weg te
vinden in allerlei sociale diensten of om te begrijpen welke brieven of formulieren je
toegezonden krijgt en moet invullen.
Taalachterstand wegwerken begint bij een duidelijke communicatie. Welzijnszorg
stelde de voorbije campagnes telkens vast dat zeer veel officiële communicatie op een
onbegrijpelijke manier is opgesteld. Niet enkel voor mensen met een andere moeder-
taal. Een betere en duidelijkere communicatie zorgt ervoor dat mensen zich beter be-
wust zijn van hun situatie, van eventuele rechten die ze hebben of van de voorwaarden
en gevolgen van bepaalde acties. Alle mensen uit kansengroepen, en de bevolking in
het geheel, worden hier beter van. Het heeft weinig zin dat mensen bijvoorbeeld een
inburgeringscursus volgen om nadien vast te stellen dat ze nog steeds niet kunnen
begrijpen wat officiële instanties hen toesturen.
Grote groepen nieuwkomers moeten in Vlaanderen verplicht een inburgeringstraject
volgen. Zo’n verplichting hoeft niet negatief te zijn. Als mensen tevreden zijn met wat
ze leren, zal dit door hen als een positief aanbod gezien worden. Voor grote groepen is
dit nu al zo.
Om dit aanbod zo passend mogelijk te maken moet het volgen van die lessen, verplicht
of niet, nuttig zijn. Uitleg over de structuren in ons land, de rol van VDAB, RVA, vak-
bonden, mutualiteiten, OCMW … en praktisch gericht taalonderwijs heeft zeker zijn
nut.
Taalonderwijs in een inburgeringscursus of in een NT2 traject moet voldoende
gediversifieerd zijn. Mensen die werken moeten dit ’s avonds of in het weekend
kunnen volgen. Ook moet het programma aangepast zijn aan het niveau van de
“Ze vertelden mij dat 2,5 jaar de geschikte leeftijd
was voor een kind om naar school te gaan. Na
drie jaar tussen gesloten muren te leven, kreeg ik
dan contacten via de school van mijn kind.
Na één jaar, was mijn Nederlands voldoende.
Dan begon ik vrijwilligerswerk te doen.”
get
uig
enis
70
ingeschrevenen. Iemand die analfabeet is, moet een aangepast programma kunnen
volgen, zonder eerst op een lange wachtlijst te moeten staan.. Hetzelfde geldt voor een
hooggeschoolde en de niveaus ertussen.
Bijscholing moet zijn praktisch nut bewijzen, op die manier wordt er ook mondeling
reclame gemaakt. Dit is niet eenvoudig. Vlamingen spreken zelf vaak geen ‘algemeen
Nederlands’, maar een bepaald dialect. Dit kan voor frustratie zorgen bij mensen die
een cursus volgen en merken dat ze in de plaatselijke winkel, op het werk, voor de
schoolpoort of op café geen woord verstaan van wat er gezegd wordt. Zeer praktijkgerich-
te bijscholing kan hier van nut zijn.
De op de arbeidsmarkt toegespitste taalcursussen zijn zeer nuttig. Werknemers en
zelfstandige ondernemers kunnen zo, naast een algemene taalkennis, ook een bepaald
jargon leren. Zo zullen bijvoorbeeld termen uit het bedrijfsbeheer niet zomaar op een
algemene cursus gegeven worden, terwijl een (kandidaat) ondernemer dit wel nodig
heeft.
De opleiding ‘Nederlands op de werkvloer’ van VDAB wordt te weinig gebruikt.
Nochtans is dit zeer individueel en doelgericht. Deze opleiding zou zeker bij de KMO’s
nog beter ingang kunnen vinden. Hiervoor is extra promotie nodig. De Vlaamse over-
heid moet zorgen dat voldoende capaciteit beschikbaar is. Samen met de werkgevers-
en werknemersorganisaties moet gezocht worden hoe deze opleiding beter ingang kan
vinden op de werkvloer.4
De sectorfondsen die in sommige sectoren bestaan, financieren soms volledig, soms
gedeeltelijk de kosten voor taalopleiding en –vorming. Een eenvormigere manier van
aanpak tussen de sectoren en fondsen zou de verdere promotie van deze initiatieven
kunnen verbeteren.5
3.3.1. Juiste taalvereisten stellen
De taalkennis stimuleren is één zaak. Een andere zaak is het juist stellen van vereisten,
verwachtingen en regelgeving. De combinatie van beiden zorgt voor een krachtgericht
taalbeleid.
Niet iedereen heeft een even grote taalgevoeligheid en leert even snel een nieuwe taal
aan. Het zou ook onrealistisch zijn om bijvoorbeeld van nieuwkomers te verwachten
dat zij na een NT2-cursus vloeiend en zonder fouten Nederlands spreken en schrijven.
In het Vlaamse onderwijs krijgt men al van in de lagere school les Frans maar je kan
niet zeggen dat alle Vlamingen die uit het secundair onderwijs komen tweetalig zijn.
“Klachten over een gebrek aan talenkennis
bij Brusselse werklozen is meestal een alibi
om bepaalde groepen links te laten liggen.”
(Prof. Em. Albert Martens, KUL, De Morgen 22/05/07)
get
uig
enis
Taalbeleid voor bedrijven: over-zicht van het aanbod6
VDABNederlands op de Werkvloer (NODW)NODW is een opleiding gericht op werknemers. De
opleiding bestaat sinds begin jaren negentig en is
geëvolueerd van een groepsgericht naar een meer
individuele taalcoaching.
Inhoudelijk gaat het over functionele taalondersteuning
op de werkvloer, gericht op een bepaalde werkpost of
-omgeving. Het betreft enkele tientallen uren taalonder-
steuning. Een taalinstructeur maakt eerst een analyse
van de specifieke taalnoden van de anderstalige werk-
nemers om daarna een korte en intensieve cursus op
maat aan te bieden.
De cursisten krijgen geen lessen over algemeen Ne-
derlands, maar leren de taal die ze nodig hebben in de
specifieke situatie van hun werk.
Bedrijven kunnen gebruik maken van verschillende
subsidiemogelijkheden om de kosten te compenseren
zoals sectorfondsen, KMO-portefeuille, kredietlijnen
en subsidies in het kader van hetzij diversiteitsplannen,
hetzij raamovereenkomsten met VDAB.
Voor 2008 bereikte men 1.632 cursisten.. Deze kwamen
uit 161 bedrijven.
Individuele Beroepsopleiding met Taalonder-stening (IBO-T)De individuele beroepsopleiding (IBO) is een opleiding
waarbij een cursist op de werkplek wordt getraind. De
opleiding duurt tussen 1 en 6 maanden. Het bedrijf
betaalt geen loon, enkel een productiviteitspremie en
de verplaatsingskosten. Na deze opleiding is het bedrijf
verplicht om de cursist aan te werven met een contract
voor onbepaalde duur. Een IBO is mogelijk voor alle
werkgevers uit de private of openbare sector en vzw’s.
Er bestaan drie varianten van de IBO, één daarvan is de
individuele beroepsopleiding met taalondersteuning.
De IBO-T werd begin 2008 gelanceerd. Het is gratis
en is bedoeld voor werkzoekenden in IBO. De IBO-T is
mogelijk als:
• alleen de taal een hinderpaal is om te functioneren op
de werkvloer
• naast de taal ook andere technische competenties
verder moeten ontwikkeld worden tijdens de IBO
• Bij deze opleiding leert de cursist de nodige tech-
nische kennis terwijl een taalcoach zich op het
taalaspect toespitst. In 2008 volgden 51 cursisten
een IBO-T.
Communicatiemodule HELP - Hoe efficiënt luis-teren en praten met anderstaligen?De HELP-module is een praktische communicatieve
module voor Nederlandstalige werknemers. Het taal-
gebruik op de werkvloer wordt in kaart gebracht. Het
doel is dat Nederlandstalige werknemers efficiënter en
duidelijker kunnen communiceren met hun anderstalige
collega’s. Om dit te realiseren worden taakafspraken
binnen de werknemersgroep gemaakt.
Huis van het Nederlands De centrale taak van de Huizen van het Nederlands is
de coördinatie van de intake, het testen en de oriënter-
ing van kandidaat-cursisten naar het meest gepaste
aanbod Nederlands als tweede taal. Dit kan zijn in het
kader van het inburgeringsdecreet, het inwerkingsde-
creet, de Vlaamse wooncode of voor andere personen
die interesse hebben om Nederlands te leren.
Een aantal Huizen van het Nederlands (stad Antwer-
pen, provincie Antwerpen, Vlaams-Brabant en Brussel)
beschikken sinds 2008 over een aanbod voor bedrijven
rond taalbeleid. Het Huis van het Nederlands in de stad
Antwerpen ontwikkelde een aantal instrumenten voor
het voeren van een taalbeleid in bedrijven en organisa-
ties. Deze instrumenten worden door de andere Huizen
gebruikt, al dan niet aangevuld met eigen methodieken.
Klare taal rendeert Klare taal rendeert is een 9 stappenplan dat werkgevers
naar de invoering van een taalbeleid leidt. Dit instru-
ment legt de focus niet enkel op de taalkennis van de
anderstalige werknemer, maar betrekt vier niveaus:
de anderstalige werknemer, Nederlandssprekende
werknemers, de werkplek, de leidinggevenden en het
management.
71
Ho
ofd
st
uk
3
72
Het is normaal dat er in vacatures een bepaalde kennis van het Nederlands gevraagd
wordt. Niet enkel voor het uitoefenen van de job, maar ook om communicatie met
collega’s en leidinggevenden te kunnen voeren of om de veiligheid op de werkvloer te
kunnen garanderen. Het vereiste taalniveau moet wel in overeenstemming gebracht
worden met de functie.7
3.3.2. diploma’s erkennen
Een diploma is een grote troef op de arbeidsmarkt. We vermeldden in dit dossier al dat
de scholingsgraad van etnisch-culturele minderheden gemiddeld lager ligt, zeker bij
de groep die hier niet geboren is. Dit heeft onder meer te maken met de jobs waarvoor
men naar hier migreerde en waarvoor vaak geen diploma nodig was.
Gemiddeld lager, betekent natuurlijk niet dat er hier geen hoger geschoolde migranten
hun plaats op de arbeidsmarkt zoeken. Een diploma vanuit het buitenland is echter
niet automatisch geldig in ons land. Dit geldt trouwens ook in andere landen en houdt
een bepaalde controle in om ervoor te zorgen dat mensen wel degelijk bekwaam zijn
voor wat ze beweren. Een ander aspect is dat opleidingen en competenties gekoppeld
aan een diploma sterk kunnen verschillen van land tot land.
Mensen willen graag hun talenten en vaardigheden gebruiken. Ook onze bedrijven
willen zoveel mogelijk talent kunnen benutten. Een toegankelijke erkenning van
diploma’s en in het buitenland verworven vaardigheden cruciaal.
Wie hier een diploma uit het buitenland wil laten erkennen kan terecht bij NARIC
(National Academic Recognition and Information Center). Dit is een organisatie die
binnen de EER de erkenning van buitenlandse diploma’s regelt.
“Hier wordt een hoog diploma van ergens anders laag
ingeschat. Het is te begrijpen als het bijvoorbeeld over
een journalist gaat, de taal heb je nodig om dat goed te
doen. Maar een dokter van elders, die moet hier vanaf
het tweede jaar opnieuw beginnen. Het menselijk li-
chaam is overal hetzelfde. Iemand met een doctoraat,
met veel waarde in Rusland, kan hier niet eens als ge-
wone laborant werken.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
73
3
Bij NARIC - Vlaanderen kunt u terecht voor:
• de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s en getuigschriften basisonderwijs
• de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s secundair onderwijs
• de academische gelijkwaardigheidserkenning van buitenlandse diploma’s hoger onderwijs
• de gelijkwaardigheidserkenning van buitenlandse diploma’s volwassenenonderwijs
• de professionele erkenning van een buitenlands diploma
• de niveaubepaling van een buitenlands diploma
• de erkenning van een Vlaams diploma in het buitenland
• een verklarend attest voor diploma’s behaald in Franstalig België
• Meer info: http://www.ond.vlaanderen.be/NARIC/
De werking van NARIC heeft al voor verbetering en meer eenvormigheid gezorgd met
betrekking tot de diploma-erkenning. Toch moet men nog knelpunten wegwerken. Zo
worden de gestelde termijnen niet altijd gehaald en duurt het soms te lang voor men
een erkenning krijgt. Aangezien het hier gaat om werknemers en zelfstandigen in
precaire situaties moet deze termijn zo kort mogelijk gehouden worden.
Wat meer is, NARIC eist heel wat officiële papieren om een diploma te erkennen. Zo
moet men onder meer enkele kopieën van zijn diploma in de originele taal én een
beëdigde vertaling opsturen. Hetzelfde geldt voor het originele studieprogramma en
voor het eindwerk (scriptie, thesis).
Beëdigde vertalingen zijn zeer duur. Zeker wanneer het om een eindwerk gaat, wordt
de kostprijs veel te hoog voor een grote groep mensen. Daarnaast is het helemaal niet
evident om al deze documenten ter beschikking te hebben. Het opvragen van een di-
ploma of eindwerk bij de schoolinstelling in het land van herkomst is vaak onmogelijk.
Voor veel migranten is het niet evident om al deze documenten ter beschikking te
hebben.
Daarnaast kan er ook nog een verbetering komen in de nazorg. Wanneer een diploma
niet erkend wordt, zou de doorverwijzing naar een testcentrum voor een ervaringsbe-
wijs of naar een bijkomende opleiding vlotter moeten verlopen.8
“Ik zoek ander werk. Ik wou graag willen
blijven lesgeven. In mijn vereniging kan ik
dat, maar vrijwillig. Dat is niet hetzelfde, ik
krijg geen loon, maar het kost me wel tijd en
inspanning. Maar ik doe dat graag, ik kan mij
daar in vinden.“
get
uig
enis
74
Voortaan kan iemand zijn kwaliteiten zwart op
wit aantonen, dankzij het ervaringsbewijs. Voor
verschillende beroepen worden alle belangrijke
vaardigheden op een rijtje gezet. In een gesprek en
een praktische proef moet men aantonen dat men
die vaardigheden wel degelijk onder de knie heeft.
Als men slaagt, krijgt men het ervaringsbewijs, een
officieel bewijs van bekwaamheid. Met het ervar-
ingsbewijs staat men sterker op de arbeidsmarkt.
Het ervaringsbewijs bestaat al voor verschillende
beroepen. Er worden voortdurend nieuwe beroepen
aan de lijst toegevoegd. De volledige lijst vind je op
www.ervaringsbewijs.be
3.3.3. competenties erkennen: het ervaringsbewijs
Mensen kunnen kennis opdoen door ervaring. Deze praktijkkennis is vaak zeer bruik-
baar op de arbeidsmarkt. Vaardigheden die je onder de knie hebt, zijn een belangrijke
troef bij de zoektocht naar werk.
Dit bewijzen is voor niemand evident, zeker niet als migrant. Je kan immers moeilijker
aantonen dat je effectief die ervaring opgedaan hebt. Om ervaring beter te waarderen
en officieel te kunnen bewijzen, is er het systeem van het ervaringsbewijs. Hiervoor
worden je kennis en vaardigheden getest in een officieel testcentrum van de Vlaamse
overheid.
Vandaag kennen nog te weinig werkgevers uit de privésector het ervaringsbewijs. Erger
is het gesteld bij de overheid die het ervaringsbewijs als officieel attest in de praktijk
nog niet erkent.
Voor kandidaat-ondernemers blijft het eveneens moeilijk om hun beroepskwalificaties
te laten erkennen. Zo moeten ze noodgedwongen op zoek naar andere mogelijkheden,
zoals de inschrijving als ‘Zelfstandig helper’ of een samenwerking onder de vorm
van een vennootschap. Dit kan een goede (tijdelijke) oplossing zijn maar er zijn ook
nadelen aan verbonden. Je creëert immers een vorm van afhankelijkheid om je beroep
te kunnen uitoefenen.10
met het ervaringsbewijs bewijs je dat je goed bent in je werk!9
Ho
ofd
st
uk
75
3
3.4. toeleiding naar de arbeidsmarkt: werken aan een maatpak
Tijdens het eerste jaar van de ‘Werk armoede weg’ - campagne, besteedden we uitge-
breid aandacht aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt. De verschillende tewerkstel-
lingsinitiatieven kwamen aan bod. Deze initiatieven blijven geldig, met hun kansen en
tekortkomingen, zoals vorig jaar beschreven.11 Dat ook etnisch-culturele minderheden
zo veel mogelijk kansen moeten krijgen op een passende job staat buiten kijf.
De reguliere en sociale economie moeten hier allebei hun rol spelen.
Om een passende baan te vinden is een goede arbeidsbemidddeling nodig. Mensen
in armoede hebben vaak een problematiek die veel verder gaat dan enkel het domein
werk. Aangezien we vaststellen dat de armoedeproblematiek bij etnisch-culturele
minderheden zeer groot is en nog versterkt wordt door andere uitsluitingsmechanis-
men, zal ook hier een aangepaste begeleiding nodig zijn.
De werk-welzijnstrajecten, die na de campagne in 2009 ontwikkeld worden, moeten
ook etnisch-culturele minderheden bereiken. Onze visie op deze trajectwerking vind je
ook terug in het dossier van het eerste campagnejaar.12
Etnisch-culturele organisaties als tussenpersoon: Work-Up
Het Work-Up project van het Minderhedenforum heeft een belangrijk activeringsluik.
Alle actoren beseffen immers goed dat de toeleiding naar een duurzame baan absoluut
noodzakelijk is om enerzijds de kloof met de arbeidsmarkt te dichten en anderzijds
geen nieuwe categorie werkende armen te doen ontstaan.
“Ik wil nuttig zijn voor de maatschappij.
Bijna acht jaar ben ik in België. Ik volgde een
opleiding bij een CVO (centrum voor vol-
wassenenonderwijs). Ik haalde daar een
diploma Nederlands. Ook bij de VDAB heb
ik computerlessen gevolgd.”
get
uig
enis
76
3.5. activeren van de arbeidsmarkt
Een goed arbeidsmarktbeleid maakt werk van zowel de vraag- als de aanbodzijde op de
arbeidsmarkt. Een voldoende aanbod van kwalitatieve en duurzame jobs is een abso-
lute voorwaarde om mensen toe te kunnen leiden naar de arbeidsmarkt.
Etnisch-culturele minderheden ondervinden veel last van het ‘First in, First out’
principe. Ze stromen als laatste in op de arbeidsmarkt en zijn in economisch minder
gunstige tijden het eerste slachtoffer.
Ook bij ondernemers zie je een gelijkaardig effect. Hoewel er vrij veel kandidaten en
starters zijn onder de etnisch-culturele minderheden, zijn er ook veel die voor de op-
start of in de eerste jaren na de opstart hun plannen moeten stopzetten. Wat valt hier
aan te doen?
3.5.1. Werken bij de overheid14
De overheid is een zeer grote werkgever. De overheid zou ook het goede voorbeeld
moeten geven met een divers en intercultureel personeelsbeleid. Toch moeten we
vaststellen dat dit (nog) niet het geval is. Bij de Vlaamse overheid werkten in 2008
amper 1,8% mensen van niet-EU achtergrond. Bij de federale overheid, waar men enkel
nationaliteitsgegevens hanteert komt men op 0,5% ambtenaren van buiten de EU. Bin-
nen de grote steden (die elk een andere definitie hanteren om dit te meten) komt men
tussen de 2 en 8%. Onze ambtenaren zijn dus allesbehalve divers.15
Men kan hieraan werken op twee manieren. Ten eerste moet men in het aanwervings-
beleid meer aandacht hebben voor etnisch-culturele minderheden. Ten tweede dient
men de discriminaties die veroorzaakt worden door de aanwervingsreglementen weg
te werken.
Zo moet je, voor statutaire functies, een nationaliteit hebben van binnen de EU, anders
“Om mijn arbeidskaart B te krijgen, speelde mijn chef een grote rol. Hij
schreef een brief aan het ministerie van arbeid, over mij en dat ik als spe-
cialist nodig ben op de dienst.
Er kwam een speciale commissie uit Brussel om te kijken, of het waar is
dat mij nodig hebben. Heel de dag liep die persoon achter mij aan. Hij
noteerde hoeveel keer ik geroepen werd en nodig was.
Ik was heel zenuwachtig.
Daarna volgde een gesprek met die persoon, die nadien een verslag maakte.
Een paar dagen nadien hoorde ik positief nieuws. Ik kreeg een arbeidskaart. Ik
begon daar te werken als halftijdse contactueel, dat doe ik nog steeds.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
77
3
De etnisch-culturele verenigingen zetten binnen het
project Work-Up activeringsconsulenten in die werk-
zoekenden activeren. Ze bereiken werkzoekenden
uit etnisch-culturele minderheden die kampen met
een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat
om werkzoekenden die weinig vertrouwen hebben
in de reguliere diensten, die de zoektocht naar een
job al deels opgegeven hebben of niet de geschikte
kanalen naar werk en opleiding kennen.
De activeringsconsulenten van Work-Up werken
samen met de VDAB. Ze zijn actief in Mechelen,
het Waasland, Vlaams-Brabant, Gent, Limburg en
Antwerpen stad. Ze streven naar een arbeidsbemid-
deling op maat van elke werkzoekende die niet
zelfstandig aan de slag raakt. Deze werking wordt
gerealiseerd met de steun van de Vlaamse minister
van werk.
Naar Vlaams voorbeeld heeft Brussel een proef-
project met één consulent, die werkzoekenden pri-
oritair toeleidt naar ‘Tracé Brussel’. Het inschakeling-
sproject wordt gedragen door het Brussels Platform,
een samenwerkingsverband van 43 Brusselse
zelforganisaties. Ze willen zo iets doen aan de werk-
loosheid in het Hoofdstedelijk Gewest. Dit initiatief
wordt gerealiseerd met de steun van de Brusselse
minister van beroepsopleiding.
Een uniek begeleidingsmodelDe activeringsconsulenten slagen erin om het
vertrouwen van deze werkzoekenden te winnen. Ze
trekken naar jeugdhuizen, gebedshuizen, verenigin-
gen, bij de persoon thuis en nemen voldoende tijd
om een face to face gesprek te voeren. Door hun
culturele affiniteit is de kloof tussen de consulent
en de werkzoekende minder groot. Voor nogal
wat werkzoekenden is dit een goede basis voor
het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie. De
activeringsconsulenten treden niet straffend op en
zijn nagenoeg permanent paraat. De werkzoekenden
kunnen hen bijna 24u/24u bereiken. Ook zijn de
consulenten vaak gekend in de regio waarin ze actief
zijn. Ze treden op als brugfiguur tussen de werk-
zoekende en de reguliere diensten. Het Work-Up
project levert de VDAB niet alleen extra cliënten
op. De activeringsconsulenten nemen de lessen
uit het vindplaatsgericht werken terug mee naar de
VDAB. Deze kennisoverdracht draagt er op termijn
toe bij dat de kloof tussen de VDAB-consulent en de
werkzoekende enigszins verkleint en dat de VDAB
interculturaliseert.
ResultatenJaarlijks activeren de consulenten van Work-Up een
750-tal werkzoekenden. Gemiddeld heeft een con-
sulent enkele honderden intake- en begeleidingsge-
sprekken per jaar. Tijdens zo’n begeleidingsmoment
neemt de consulent vacatures en opleidingsvoors-
tellen door met de werkzoekenden. De consulenten
bereiken vooral werkzoekenden van Turkse (28%)
en Maghrebijnse (46%) origine. Daarnaast bereiken
ze ook heel wat werkzoekenden van Afrikaanse en
Oost-Europese origine. Uit de cijfers van 2008 blijkt
verder dat de activeringsconsulenten vooral jonge
werkzoekenden bereiken (-25 jarigen 32%). Maar ook
de groep van 26-35 jarigen (33%) vindt de weg naar
de verenigingen van etnisch-culturele minderheden.
Wat het opleidingsniveau betreft, heeft het grootste
deel van de bereikte werkzoekenden dat in België
school liep geen diploma van de derde graad (35%).
Dit hoeft niet te verwonderen. Maar liefst 62,3% van
alle werkzoekenden van Maghrebijnse en Turkse
afkomst heeft geen diploma secundair onderwijs.
Toch zoeken ook heel wat werkzoekenden met een
diploma secundair onderwijs (12%) de activerings-
consulent op. Opvallend is ook het aantal werk-
zoekenden met een buitenlands diploma (15%).
Meer weten over Work-Up? Surf naar http://www.
minderhedenforum.be/2contact/contactactivering-
sconsulent.htm
Je kan daar bij de publicaties de brochure ‘Meer en
beter werk’ downloaden.
activering van werkzoekenden in work-up project13
78
kom je niet in aanmerking. Ook de strenge diplomavoorwaarden zijn een rem op
diversiteit. Bij de overheid worden andere manieren om je vaardigheden en kennis te
bewijzen nog veel te weinig gebruikt. Wetende dat mensen in armoede vaak geen of
een zeer laag diploma hebben en dat de buitenlandse herkomst soms de oorzaak is van
een niet erkend diploma, is dit een serieuze drempel.
Zolang de dwingende regelgeving over taal, nationaliteit en vooral diploma’s overeind
blijft, zal een afspiegeling van de maatschappij in de ambtenarij toekomstmuziek
blijven. Daarom is er een verdere aanpassing nodig van de federale regelgeving (het
zogenaamde APKB of Algemene Principes Koninklijk Besluit, dat de algemene regels
van het personeelsstatuut bij de overheid vastlegt) waarin de diplomavereisten voor
de verschillende niveaus expliciet zijn opgenomen. Dit APKB dwingt de functies bij de
overheid in een diplomagericht keurslijf. Om vast benoemd te worden voor een functie
bij de federale overheid moet je een Europese nationaliteit hebben. Om de nationali-
teitsvereiste voor statutaire functies af te schaffen op Vlaams en federaal niveau is
een wijziging van artikel 10 van de grondwet nodig.
Ook de uitbouw van een competentiegerichte werving bij de overheid door middel
van een ruime waaier aan EVC (eerder verworven competenties)-praktijken is nodig.
Buitenlands geschoolden die (nog) niet beschikken over een gelijkgesteld diploma
hoger onderwijs moeten toch kunnen deelnemen aan wervingsexamens voor hoog-
geschoolde functies. Een zogenaamd attest van niveaugelijkwaardigheid kan een
instapkaart worden voor federale wervingsexamens. Ook de federale overheid moet
ervaringsbewijzen erkennen. En voor bepaalde functies moeten wervingsdiensten uit-
zonderingen kunnen toestaan zodat ze kunnen peilen naar de nodige vaardigheden
via functiespecifieke examens. Ook als de kandidaat niet het nodige diploma heeft.
Met name voor functies waarvoor enkel middelbaar onderwijs is vereist, is dit een
interessante piste. De instapkaart van Selor voor functiespecifieke examens kan een
oplossing bieden, op voorwaarde dat de toepassing ervan fors uitgebreid wordt.
De overheid doet nochtans pogingen om de culturele diversiteit te vergroten. Zo heeft
de Vlaamse overheid een streefcijfer opgelegd. Tegen 2015 moeten de diensten van de
Vlaamse overheid 4% mensen van niet-Europese origine in dienst hebben.
Dat de overheid zich hiermee duidelijke doelstellingen aanmeet is een goede zaak.
Wel is 4% een vrij laag cijfer. Om een betere afspiegeling van de samenleving te zijn,
moeten ze dit cijfer optrekken. Daarnaast is het belangrijk dat de overheid streefcijfers
instelt voor de hogere functies. Dit om de diversiteit op dat niveau in de praktijk te
brengen. Dat kan een sneeuwbaleffect veroorzaken in de betrokken diensten. Leiding-
gevenden van een andere origine kunnen een rolmodel zijn voor andere ambtenaren
van een etnisch-culturele minderheid.
3.5.2.Werken in de private sector en de non-profit
De andere grote groep werkgevers in ons land is actief in de private sector en de non-
profit. Ook hier zijn nog steeds te weinig etnisch-culturele minderheden actief. We
79
De sociale partners en de organisaties van etnisch-cul-
turele minderheden hebben met de Vlaamse overheid
een akkoord over Evenredige Arbeidsdeelname en
Diversiteit.
Dat akkoord voorziet dat er sinds 2003 in alle Vlaamse
provincies diversiteitsconsulenten actief zijn binnen de
vakbonden. Zij zijn er in de eerste plaats om vakbonds-
afgevaardigden en militanten te helpen met alles wat
met diversiteit te maken heeft. Die ondersteuning
bestaat uit 4 complementaire pijlers:
• de interne sensibilisering
• het vormen of collectief informeren van vakbonds-
afgevaardigden
• het ondersteunen van vakbondsafgevaardigden in
bedrijven en organisaties
• de sectorale acties.
Concreet werken de diversiteitsconsulenten aan een
beter personeelsbeleid, beter voor de kansengroepen
en beter voor alle werknemers. Soms was dat naar
aanleiding van een diversiteitsplan in het bedrijf, soms
op vraag van de vakbondsafgevaardigden.
De diversiteitsconsulenten staan ten dienste van het
vakbondsnetwerk van vakbondsafgevaardigden en
-secretarissen.
Er zijn geen toverformules en de oplossingen hangen
af van de grootte van het bedrijf of de organisatie, van
de sector en van de jobs die aangeboden worden. Toch
zijn er vaak gelijkaardige denkpistes voor verschillende
bedrijven. Voor elk onderdeel van het personeelsbeleid
bestaat er een denkpiste die ruimte laat voor meer
diversiteit.
Wat te doen voor wie een diverse werkvloer wil?
• rekruteer buiten de geijkte kanalen Let erop dat vacatures correct opgesteld en breed
verspreid worden. Dring aan op realistische en
duidelijke eisen waaraan nieuwkomers moeten
voldoen.
• selecteer cultuurneutraal• Volwaardig onthaalbeleid
Zorg dat iedereen een goed onthaal krijgt. Streef
naar een spreiding van het onthaal. Essentiële
informatie moet op de eerste werkdag gegeven
worden. Hou het praktisch. Maak duidelijke af-
spraken over wie welke taken opneemt en voorzie
hiervoor voldoende tijd.
• nultolerantie tegen racisme Geef individuele gevallen rond pesten, conflicten
enzovoort de nodige aandacht. Maar graaf ook
dieper; racisme en uitsluiting vragen om structurele
oplossingen. We denken dan aan procedures, een
vertrouwenspersoon, en een non-discriminatie-
clausule.
• interculturele verlofregelingen Ieders noden en mogelijkheden zijn verschillend.
Het Suikerfeest is voor moslims even belangrijk als
Kerstmis voor Christenen. Spreek dus duidelijke en
eerlijke regels af voor iedereen.
• open communicatie Pleit voor een taal- en communicatiebeleid: zorg
dat interne informatie iedereen bereikt. Dit kan
door een nieuwsbrief, infoborden, intranet. Heb
ook aandacht voor het taalgebruik zodat iedereen
de informatie begrijpt. Pictogrammen, eenvoudige
en duidelijke taal kunnen hierbij helpen.
Dit alles is enkel mogelijk in een klimaat van gezond
sociaal overleg.
Voor concrete ondersteuning neem je best contact
met een diversiteitsconsulent van de vakbond.
Tekst: Met dank aan het Vlaams ABVV
Meer informatie:
www.vlaams.abvv.be/diversiteitswerking
http://www.acv-online.be/het_acv/ACV_diversiteit/Default.asp
http://www.aclvbdiversiteit.centerall.com/
diversiteitswerking van de vakbonden
Ho
ofd
st
uk
3
80
beschreven hiervoor al de drempels tot de arbeidsmarkt voor deze mensen en reikten
oplossingen aan.
Ook de werkgevers zelf moeten meewerken aan een evenredige deelname aan de
arbeidsmarkt van kansengroepen. In principe is een werkgever altijd op zoek naar de
persoon met de beste competenties en talenten voor een openstaande functie. Toch
lijkt dit geen garantie voor de tewerkstelling van etnisch-culturele minderheden. Zo
gaat er talent verloren.
De rekruteringskanalen en selectieprocedures die algemeen in gebruik zijn, houden
vaak te weinig rekening met de competenties van etnisch-culturele minderheden.
Daarnaast leven er, meestal onbewuste vooroordelen.
Dit wil niet zeggen dat er een complete stilstand is. Verschillende sectoren en bedrijven
boekten de laatste jaren vooruitgang. Alleen is het zoals bij de overheden: nog niet
voldoende.
Binnen de private sector en de werkgeversorganisaties ontwikkelde men instrumenten
om de aandacht voor diversiteit te verhogen in ondernemingen. Een bedrijf kan een
diversiteitsplan opstellen. Hierin moeten concrete acties staan om het bedrijf of de
organisatie open te stellen voor mensen van diverse achtergrond. Na de campagne van
vorig jaar is er binnen deze plannen trouwens ook meer aandacht voor de armoede-
problematiek. Concrete acties kunnen zeer divers zijn. Zo kan men onder meer oplei-
dingen Nederlands op de werkvloer organiseren, een competentiebeleid ontwikkelen,
stagiairs uit kansengroepen inschakelen, training voor leidinggevenden organiseren,
de medewerkers uit kansengroepen coachen …
De diversiteitsplannen krijgen subsidiëring vanuit de Vlaamse overheid. Op die manier
worden bedrijven gestimuleerd om zo’n plan op te stellen en concrete acties uit te
voeren. Afhankelijk van de vorm van het diversiteitsplan, kunnen deze de helft of
tweederde van de totale kostprijs bedragen.16
“Voor een opleiding zoals een cursus
boekhouden moeten sommige mensen
betalen, anderen niet. Mensen zonder
papieren moeten wel betalen. Elke module
kost € 60 voor de cursus en € 22 voor de
boeken. Dat is € 82, elke 2,5 maanden! Dat
kan je toch niet betalen in die situatie.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
81
3
ondernemers met etnisch-cul-turele roots thuis bij uniZo.
Allochtone ondernemers hebben de neiging
in eigen kring te blijven. Anderzijds blijven de
ondernemersorganisaties te ‘wit’. Daarom koos
UNIZO voor een pragmatische aanpak. Zo is een
samenwerkingsovereenkomst gesloten met al-
lochtone ondernemersorganisaties en is er tegelijk
een UNIZO-aanbod voor begeleiding van (start-
ende) allochtone ondernemers. Op deze manier
probeert men ondernemers uit etnisch-culturele
minderheden de mogelijkheden en valkuilen van het
ondernemerschap te leren kennen en zo de risico’s
op vroegtijdige stopzetting te verlagen.
Meer info: www.unizo.be
ondernemen werkt: Werkzoekenden kiezen voor eigen zaak.
Ondernemen werkt is een UNIZO-project samen
met VDAB, Syntra en het sociaal verzekeringsfonds
Zenito. Het is erop gericht werkzoekenden met
ambitie voor een eigen zaak, zo goed mogelijk te be-
geleiden naar een succesvolle start. De VDAB stuurt
de betrokken kandidaten door naar UNIZO.
Meer info: www.ondernemenwerkt.be
Jobkanaal is een project van de Vlaamse werkgever-
sorganisaties UNIZO, VOKA, VKW en VERSO met de
steun van de Vlaamse overheid en in samenwerk-
ing met de VDAB.
De Jobkanaalconsulenten bezoeken de betrokken
werkgevers met de vraag om een vacature een
tijdlang open te houden voor mensen uit kansen-
groepen: ouderen, arbeidsgehandicapten en alloch-
tonen. Bovendien loopt nu een onderzoek naar
de mogelijkheden om het project uit te breiden naar
laaggeschoolden en personen in armoede. Sinds
eind 2006 brachten de consulenten 7.343 un-
ieke bezoeken aan bedrijven voor een sensibilisa-
tie en informatiegesprek. Inmiddels werden ruim
5.000 personen uit de kansengroepen aan een job
geholpen. 75 % daarvan komen uit etnisch-culturele
minderheden.
Meer info: www.jobkanaal.be
Jobkanaal: Werkgevers geven kansen aan diversiteit
82
Ondanks de ondersteuning door de overheid en de promotie die gevoerd wordt, zijn er
nog onvoldoende bedrijven met een diversiteitsplan. Volgens de Vlaamse Lissabonrap-
portering 2008 in het kader van de Lissabonstrategie van de EU, had slechts 8% van de
bedrijven met meer dan 10 werknemers een diversiteitsplan afgesloten.
Dit cijfer moet zeker en vast omhoog. Hiervoor kan men verschillende pistes combin-
eren:
Binnen het sociaal overleg onderzoeken welke de drempels zijn voor bedrijven.
Een promotieplan diversiteit voeren, gericht op grote bedrijven en KMO’s in Vlaan-
deren.
Een diversiteitsclausule bij overheidsopdrachten invoeren. Hierdoor kan de overheid
aan bedrijven die overheidsopdrachten uitvoeren, vragen om een diversiteitsplan voor
te leggen. Men hoeft hiervoor geen bedrijven uit te sluiten die dit nog niet hebben,
maar men kan hen vragen er alsnog werk van te maken.
Een duurzaam subsidiebeleid in de social-profit voeren. Hiermee kan de overheid van
grote instellingen zoals ziekenhuizen en rusthuizen vragen om een actief diversiteits-
beleid te voeren.17
3.6. een eigen zaak
Heel wat etnisch-culturele minderheden beginnen een eigen zaak. Er is zeker een
ondernemersgeest aanwezig. De ondernemersgeest aanwakkeren en de mogelijkheden
bieden om uit te groeien tot een succesvolle starter, moeten de speerpunten zijn van
een gunstig ondernemersklimaat voor etnisch-culturele minderheden.
Toch blijkt uit onderzoek van Unizo dat er knelpunten zijn18:
Er is een groot aantal stoppers, reeds na korte tijd.
Er is een grote concentratie van bepaalde nationaliteiten in bepaalde sectoren.
De inkomsten zijn vaak lager dan het gemiddelde.
“Nu heb ik een verblijfsvergunning en een
arbeidskaart. Nu ben ik aan het zoeken wat
ik verder wil doen: die opleiding maatschap-
pelijke oriëntatie of samen met mijn vrouw
iets zelfstandig doen. Het is ook moeilijk om
dat nu in te vullen, na tien jaar niet te mogen
werken.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
83
3Mogelijke oorzaken zijn de gebrekkige kennis en voorbereiding bij de opstart voor een
zaak. Dit is ook niet zo eenvoudig. De regelgeving is vaak ingewikkeld.
Een goede dienstverlening naar ondernemers met etnisch-culturele roots is dus zeker
nodig. Anders dreigen faillisementen of een permanent tekort aan inkomsten ook deze
groep in de armoede te duwen.
Unizo deed op basis van hun onderzoek dan ook enkele aanbevelingen om de slaag-
kansen van ondernemers uit etnisch-culturele minderheden te verhogen:19
Een aangepast onthaal en op maat gesneden dienstverlening.
Duidelijke informatie over diploma-erkenning en elders verworven competenties.
Vertragingen in de aanvraag van het zelfstandigenstatuut vermijden door onder meer
de wachtlijsten voor inschrijving in het vreemdelingenregister weg te werken.
3.7. sociaal kapitaal versterken
De netwerken van mensen in armoede versterken is een belangrijke doelstelling in het
kader van de armoedebestrijding. Het is ook één van de Decenniumdoelen 2017.20
Het is eveneens noodzakelijk om de netwerken van etnisch-culturele minderheden
te versterken en zo de armoede bij deze groep terug te dringen. De kansen op zelf-
ontplooiing en de weerbaarheid van mensen wordt zo versterkt en heeft een posi-
tieve invloed op hen en hun gemeenschap.
Het dichte familiale netwerk zorgt enerzijds voor ondersteuning, anderzijds kan het
ook verstikkend werken.21 Wanneer men zich niet houdt aan de geldende waarden en
normen en uit dit netwerk dreigt te vallen, mag men niet zonder steun achterblijven.
Binnen de lokale gemeenschap, de buurt, heeft men heel wat contacten. Vaak zijn
dit homogeen samengestelde buurten, waar achterstelling een algemeen gegeven
is. Net zoals autochtone armen heeft men wel contacten met de buren, maar is dit
netwerk niet sterk genoeg om elkaar te ondersteunen om uit die situatie te geraken.
Binnen de arme wijken trekt men zich daarenboven terug in een subgemeenschap met
dezelfde etnische achtergrond, hetgeen de kracht van het netwerk op dit niveau verder
verkleint.22
Men vormt ook een gemeenschapsnetwerk. Binnen de eigen godsdienst, eigen ve-
renigingen, eigen cultuur … Dit zorgt voor een zekere mate van sociale bescherming.
Sommige van die netwerken hebben zelf eigen sociale voorzieningen ontwikkeld.23
Er zijn echter grenzen aan deze netwerkvorm. Men moet zich conformeren bin-
nen de gemeenschap om een beroep te doen op die solidariteit. Daarnaast zijn deze
netwerken ook gebaseerd op wederkerigheid, wat voor iemand in armoede uiteraard
lastig is. Je kan zelf weinig bijdragen tot de solidariteit, maar bent steeds de vragende
partij. Ten slotte sluit zo’n netwerk soms ook af van de rest van de samenleving. Zo
zie je bijvoorbeeld dat binnen een gemeenschap een bepaalde sector zeer populair is,
zij het als zelfstandige zij het als werknemer of dat men met een grote groep binnen
hetzelfde bedrijf werkt. Maar het heeft ook andere, meer negatieve gevolgen. Zo zorgt
een sterk gemeenschapsnetwerk mogelijk voor een slechtere kennis van de taal van
het gastland.24 Als je voortdurend terechtkan bij mensen met dezelfde moedertaal, is
de nood om een andere taal aan te leren veel kleiner. Dit hangt trouwens ook samen
84
met de territoriale netwerken, waar je soms zeer ho-
mogene buurten ziet ontstaan, met eigen winkels,
eigen cafés …
Hoe kan je deze netwerken dan verder versterken?
Je hoeft daarom de bestaande netwerken niet af te
breken, je moet ze meer openheid geven en kansen
bieden om andere netwerken op te bouwen. Het is
immers logisch dat mensen zich verenigen op basis
van gemeenschappelijke kenmerken zoals cultuur
of afkomst. Net in deze verenigingen kan men wel
verdere stappen zetten.
Met deze campagne zet Welzijnszorg zelf ook voor-
zichtige stappen vooruit. De contacten tussen ons en
de partners en tussen de partners onderling, zorgen
voor nieuwe netwerken op verenigingsniveau.
Wanneer lokale verenigingen van het Internationaal
Comité met deze campagne aan de slag gaan, kunnen
ze hun contacten met bijvoorbeeld de vakbonden
versterken. Zo kan ook de dienstverlening van de
vakbond op dat lokale niveau beter bekendgemaakt
worden en beter aangepast aan de noden die vanuit
het middenveld van de etnisch-culturele minderh-
eden naar voor komen.
Een ander voorbeeld is het Work-Up project van het
Minderhedenforum. Zelforganisaties die samen met
VDAB en andere diensten de toegang tot de arbeids-
markt verbeteren en knelpunten signaleren aan
het beleid. Het is geen pasklare oplossing voor het
tewerkstellings- en armoedeprobleem, maar het is
wel een stap in de juiste richting.
Het is ook belangrijk dat Welzijnszorg en de ar-
moedesector de focus durven leggen op een groep
mensen in armoede waarmee we minder bekend
zijn. Een groep die ook zijn problemen niet steeds
omschrijft als een armoedesituatie.
Onze referentiekaders en achtergronden zijn niet
altijd hetzelfde, maar als we een analyse maken
van de problemen, komen we wel op dezelfde
factoren die tot sociale uitsluiting leiden. Of we dit
dan ‘Armoede’ noemen of ‘Sociale uitsluiting’ of
‘Discriminatie’, is eigenlijk minder van belang. Wel
belangrijk is om samen naar oplossingen te zoeken.
Misschien had het te maken met
het nieuwe millennium en een soort
optimisme dat ermee samenhing.
Maar in 2000 werd op de Europese
top in Lissabon een ambitieus plan
opgesteld: ‘De Lissabonstrategie’.
Met deze strategie zou de armoede
in 2010 gebannen zijn uit de EU.
We zijn nu in 2010 en kunnen met
zekerheid besluiten: het is mislukt!
Er leven in Europa nog 80 miljoen
mensen in armoede, dat is 16% van
de Europese bevolking.
Lissabon wilde van Europa ‘de meest dynamische en
competitieve kenniseconomie ter wereld maken, met
meer en betere jobs en meer sociale cohesie.’
Om deze ambitie waar te maken ontwikkelde men de
‘Open coördinatiemethode’ (OCM). In deze methode
beperkt de Europese commissie zich tot het coördi-
neren, initiëren en promoten van uitwisseling tussen
de lidstaten. De volledige verantwoordelijkheid voor de
armoedebestrijding zelf, ligt bij de individuele lidstaten.
Elke lidstaat moest via ’Nationale plannen Sociale
Inclusie’ hun eigen indicatoren en acties opstellen.
Aangezien er bij de evaluatie geen controle kwam van
onafhankelijke experten, bleef een kritische analyse van
het gevoerde beleid uit.25
Na enkele jaren evalueerde men de Lissabondoelstel-
lingen en stelde men vast dat de doelstellingen niet
zouden gehaald worden. Daarom kwam men in 2005
met de herziene versie van de strategie. De doelstelling
‘sociale insluiting’ werd geschrapt om meer nadruk te
kunnen leggen op actieve insluiting. Ook de evaluatie
van de Nationale actieplannen bleef mager. Het ‘Joint
report’ van de Europese Commissie beperkte zich
verder tot aanbevelingen en richtlijnen.26
Ides Nicaise, hoofddocent aan de KU Leuven en
onafhankelijk expert bij de Europese commissie inzake
Sociale Inclusie, maakte de volgende analyse over de
mislukking van de Lissabonstrategie:27
Er zijn factoren die de slaagkansen kleiner maakten
waar de EU weinig vat op had of moeilijk snel kon op
europa
de lissabonstrategie: armoede uitroeien tegen 2010
85
Ho
ofd
st
uk
3
reageren, zoals de economische crisissen van 2001 en
2008. Ook de vergrijzing, migratie en stijging van eenou-
dergezinnen hebben een invloed op de armoedecijfers.
Ook het EU beleid zelf heeft bijgedragen aan de
toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid.
De uitbreiding van de unie heeft gezorgd voor meer
armoede, ook in de nieuwe lidstaten zelf. Bij de toe-
treding van nieuwe leden is er een zwaar overwicht
van de economische prioriteiten ten overstaan van de
sociale prioriteiten.
De dienstenrichtlijn heeft ervoor gezorgd dat een
aantal sectoren geprivatiseerd zijn. Onder meer de
energievoorzieningen. Er valt veel te zeggen over deze
liberalisering, maar als we ons concentreren op de
situatie voor mensen in armoede, dan kunnen we enkel
hogere prijzen (voor particulieren en bedrijven), niet
gewaarborgde diensten en de uitsluiting van zwakkere
klanten vaststellen.
De Lissabonstrategie zelf had het zowel over een
competitieve economie, als over sociale cohesie. Dat is
op zich al een moeilijke combinatie, maar het uitblijven
van enige uitleg over hoe beiden gecombineerd werden,
zorgde voor een lineaire benadering. Kenniseconomie
zorgt voor een competitieve economie, dus meer
economische groei. Daardoor zou er meer tewerkstel-
ling komen en dus minder armoede. Zo een redenering
bevat wel een aantal tegenstellingen. Wat doe je met
laaggeschoolden in een kenniseconomie? Hoe slaag
je erin om iedereen aan boord te houden? Wordt de
ongelijkheid niet eerder aangemoedigd en ontstaat op
die manier meer armoede?
Meer mensen aan een goede baan helpen, met een
voldoende inkomen is een goede zaak. Als men ar-
moedebestrijding echter gelijkstelt met het activeren
van mensen in armoede, slaat men de bal mis. Voor
België geldt dat tweederde van de mensen in armoede
niet kunnen geactiveerd worden wegens hun leeftijd,
handicap … In België is ook een vijfde van de mensen
in armoede aan de slag. België telt ook nog een relatief
laag aantal werkende armen tegenover andere lidstat-
en. Een multidimensionaal probleem heeft behoefte aan
multidimensionale oplossingen. Daarnaast mag men wel
streven naar een kenniseconomie, maar dit doen zonder
rekening te houden met de grote groep mensen die niet
meekunnen, zal de armoede niet verlagen.
Het resultaat na 10 jaar Lissabonstrategie is dan ook
allerminst een uitroeiing van de armoede in de EU.
Integendeel, er is zelfs een lichte stijging tegenover het
jaar 2000.
eu 2020: nieuwe kans voor armoedebestrijding?
Na het aflopen van de Lissabonstrategie plant de
EU opnieuw een project op langere termijn. De EU
2020-strategie zet de grote lijnen en doelstellingen uit
voor de komende 10 jaar.
Op het ogenblik van het schrijven van dit dossier is men
nog volop bezig om de concrete doelstellingen van de
EU 2020-strategie te bepalen. Dat dit zo lang op zich
laat wachten is mee een gevolg van de economische
en financiële crisis, waardoor de agenda van enkele
Europese raden veranderde. Het is echter ook te wijten
aan het klimaat binnen de EU. Men heeft net onder-
vonden dat de terugslag van een financiële crisis zeer
sterk weegt op de economie en de werkgelegenheid.
Terwijl men in Lissabon eerder hoopvol en optimistisch
gestemd was, zit men nu met een kater van de crisis.
De Europese commissie deed in maart 2010 een voors-
tel voor de toekomstige EU 2020 doelstellingen:28
De participatiegraad (graad van deelname aan de
arbeidsmarkt) van de bevolking in de leeftijdsgroep van
20-64 jaar van de huidige 69% omhoogdrijven tot ten
minste 75%.
3% van het bbp (bruto binnenlands product) in O&O
(onderzoek en ontwikkeling) investeren, met name door
de voorwaarden voor O&O investeringen voor de par-
ticuliere sector te verbeteren, en een nieuwe indicator
te ontwikkelen om innovatie te meten.
Emissie van broeikasgassen met ten minste 20% ver-
minderen ten opzichte van 1990, of met 30% als de om-
standigheden dat toelaten. Het aandeel van hernieuw-
bare energie in ons energieverbruik opvoeren tot 20%, en
onze energie-efficiëntie met 20% verbeteren.
Het percentage vroegtijdige schoolverlaters van 15% ter-
ugbrengen tot 10% en het percentage van de bevolking in
de leeftijdsgroep van 30-34 jaar met een diploma hoger
onderwijs doen stijgen van 31% tot ten minste 40%.
Het aantal Europeanen dat onder de nationale armoe-
degrens leeft met 25% verminderen, zodat 20 miljoen
mensen een uitweg uit de armoede wordt geboden.
86
We kunnen alvast constateren dat men er niet langer
van droomt om armoede in de EU uit te roeien. De
doelstelling mist daarom een stuk ambitie, zelfs als we
deze halen zijn er in de EU nog 60 miljoen armen over!
Wel leek het positief dat er ook een doelstelling over
de uitval in het onderwijs kwam. Dit is op iets langere
termijn ook een deel van de armoedebestrijding, net
als levenslang leren. In zijn bijdrage aan het boek “Arm
Europa” verwijst professor Nicaise naar de analyse van
Gros en Roth (2008). In die analyse over de toekomst
na de Lissabonstrategie stellen zij dat de lagere werk-
zaamheidsgraad in Europa niet zozeer te wijten is aan
een rigide arbeidsmarkt maar wel aan een veel groter
aantal laaggeschoolden.29
Het is dan ook zeer jammer dat net over de doelstel-
lingen rond armoedebestrijding en rond onderwijs zeer
moeilijk overeenstemming bereikt is tussen de lidstat-
en. Zo heeft men in de conclusies van de EU-top van 17
juni 2010, waar men uiteindelijk de twee doelstellingen
goedkeurde, bij beiden een voetnoot moeten plaatsen.
Voor onderwijs is er dan wel een algemene doelstel-
ling voor de 27 landen, men vermeldt uitdrukkelijk dat
de lidstaten bevoegd zijn om hun eigen streefcijfers te
bepalen en te implementeren.
Voor armoedebestrijding houdt men vast aan het
terugdringen van de armoede met 20 miljoen personen,
maar de lidstaten mogen kiezen uit drie mogelijke indi-
catoren: armoederisico, materiële deprivatie (wanneer
een gezin niet voldoende middelen heeft om te voldoen
aan de basisbehoeften) of werkloze huishoudens.30
We moeten hopen op heel wat ambitieuze lidstaten
om de onderwijsdoelstelling te halen. Hier heeft België
zelf ook heel wat werk te doen. De vrijblijvendheid is
echter zeer groot. Wat betreft de armoedereductie,
kwam men op de proppen met een compromis met
veel risico. Om maar een voorbeeld te geven: een land
kan meehelpen aan deze doelstelling door een hoog
aantal werkloze huishoudens te vervangen door een
hoog aantal huishoudens met werkende armen. Op dat
moment zal men goed scoren op de indicator ‘werkloze
huishoudens’. Dat het armoederisico hierdoor niet
daalt doet niet ter zake… Voorlopig is het Europees jaar
voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
allerminst geslaagd.
87
Ho
ofd
st
uk
3
‘goesting krijgen in het leven’
in elk mens schuilt een wonder. maar soms hebben
mensen dat wonder wel héél diep weggestoken.
gekwetst en getekend door het leven. educar wil
langdurig werklozen terug ‘goesting’ doen krijgen in
het leven, en zo ook terug werk helpen vinden.
velen voelen zich uitgerangeerd, en hebben hun
geloof en vertrouwen in anderen, in de samenleving
én in zichzelf verloren. educar probeert een belang-
rijk stuk van de weg te gaan met hen, binnen het kader
van een werkervaringsproject. officieel is de bedoe-
ling daarvan: terug werk vinden. maar voor educar is
werk vinden maar een onderdeel van wat er nodig is.
de ‘goesting’ is eigenlijk veel belangrijker. als die er is,
zijn mensen veel meer gemotiveerd om ook terug werk
te zoeken en zich daar ook echt voor in te zetten. en
dan is de kans ook veel groter dat ze dat werk ook gaan
houden. maar vooral ook dat ze gelukkiger mensen zul-
len worden.
kennis en kunde zijn belangrijk in dit proces. het geeft
meer zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel als je merkt
dat je bijleert, dat je competentie stijgt op de terreinen
waarin je je professionele toekomst wil uitbouwen.
ondertussen helpen en ondersteunen we onze deel-
nemers ook in het oplossen of opkuisen van de im-
mense privéproblemen waarmee velen onder hen
opgezadeld zitten. na een meestal korte crisisinter-
ventie door onze sociaal begeleidster schakelt educar
over op een langzaam leerproces: zelf de weg vinden in
de administratieve doolhof om problemen vóór te zijn.
ook dát doet zelfvertrouwen groeien.
ervaring opdoen binnen een concrete werksituatie:
idem dito. samenwerken met collega’s, afspraken na-
komen, veilig en zorgzaam leren werken, probleem-
oplossend leren denken, constructief met spanningen
en conflicten leren omgaan, verantwoordelijkheid op-
nemen, het maakt allemaal deel uit van een proces van
verwerven van arbeidsattitudes die belangrijk zijn voor
later, maar die tegelijk ook invloed hebben op wie je nu
bent en hoe je je voelt in relatie tot anderen.
het voorbije jaar zette educar daarin nog een stap verd-
er: meer inspraak en participatie van de deelnemers bij
het werk. elke 14 dagen zitten we met iedereen samen
in een algemene raad. vragen en problemen worden
hier gezamenlijk besproken en opgelost. Ze worden au
sérieux genomen en dat heeft een grote impact op de
algemene werksfeer. hun prestaties zijn niet meer zo
vrijblijvend en alsmaar meer wordt het duidelijk dat ze
zelf de sleutel van hun toekomst in handen hebben.
mensen worden uitgedaagd om niet alleen te kijken
naar het aandeel van anderen, maar ook naar hun eigen
mogelijke inbreng, hun eigen verantwoordelijkheid, hun
eigen kracht.
in dit project wordt op zoek gegaan naar concrete en
werkbare formules op vlak van inspraak en participatie
• die leiden tot een inzicht en gevoel bij de deelnemers
dat zij zélf individueel en als groep verantwoordelijk
zijn voor hun lot en voor hun toekomst,
• én voldoende rekening houden met de moeilijk-
heidsgraad van de doelgroep (risico op misbruik),
• én voldoende rekening houden met de diversiteit
van de doelgroep: gebrekkig nederlands, lage schol-
ing, culturele verschillen in normen en waarden (bv.
“een man hoort niet te kuisen”),
• en tot slot voldoende rekening houden met het
feit dat de deelnemers nadien in het klassieke
bedrijfsleven terechtkomen en daar dus op voor-
bereid moeten zijn.
in educar, een leerwerkbedrijf, nemen 52 voltijdse
equivalenten op jaarbasis deel aan het werkervaring-
sproject. dat betekent dat er elk kalenderjaar zo’n 70
proJect
educar vzw
88
verschillende individuen aan de slag zijn. in een statuut
zoals WeP-Plus, gesco-WeP-Plus of art.60 werken
langdurig werklozen één (of twee) jaar aan het verwer-
ven van een nieuwe plek op de arbeidsmarkt. dat doen
ze, afhankelijk van hun mogelijkheden en interesse,
door het slopen en recupereren van tweedehand-
sonderdelen van auto’s en computers, het herstellen
van buitenspiegels van bussen van de lijn, en admini-
stratieve taken. Tweederde van deze mensen is van al-
lochtone herkomst en zoekt via deze weg een toegang
tot de arbeidsmarkt.
educar vzw
Bredabaan 109, 2170 merksem
www.educar.be
89
Ho
ofd
st
uk
3
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Zelf jobs creëren
Het jarenlang werken met kansengroepen leidde tot de
vaststelling dat een gedeelte van de werkzoekenden
omwille van redenen als verminderde draagkracht ten
gevolge van financiële en/of sociale problemen, ger-
inge mobiliteit, het ontbreken van mogelijkheden voor
kinderopvang, geringe flexibiliteit enz. nooit aan de slag
zullen geraken op de gewone arbeidsmarkt. De enige
mogelijkheid om deze mensen een echte tewerkstel-
lingskans en een leefbaar inkomen te garanderen, is het
creëren van jobs in de sociale economie.
De belangrijkste doelstelling van Spectrum vzw is duur-
zame tewerkstelling creëren voor kansengroepen in het
kader van de lokale sociale economie. Om die doelstel-
ling te realiseren, zet Spectrum op verschillende plekken
in het arrondissement Halle-Vilvoorde ofwel zelf tew-
erkstellingsprojecten op, ofwel stappen we in een struc-
turele samenwerking met lokale partners.
Zo hebben we
• de strijk- en retoucheateliers in Dilbeek, Beersel,
Buizingen en Londerzeel (start 2010);
• de strijkophaaldienst in Londerzeel (start 2010);
• het sociaal restaurant ‘Comida’ op dinsdag en don-
derdag in Halle-Buizingen;
• de uitbating van de vergader- en feestzaal voor paro-
chiale verenigingen, allochtonenverenigingen, vzw’s
en provincie …;
• de uitbouw van een ontmoetingsruimte voor kan-
sarme jongeren in Centrum Lindegroen in Buizingen;
• de klusjesdienst voor kansengroepen in samenwerking
met het OCMW Londerzeel - Grimbergen – Beersel.
“Ik heb twee kinderen met een handicap. Mijn kinderen gaan naar een speciale school en worden dagelijks met een busje opgehaald en teruggebracht. Ik moet met hen ook regelmatig naar het ziekenhuis voor test-en en zo. Ik heb heel lang gezocht naar werk, maar een job duurde nooit lang of de uren waren niet te combi-neren met de opvang aan de bus van mijn kinderen. Ik kwam vaak te laat en dan werd ik weer ontslagen. De strijkwinkel heeft mij gevraagd welke uren mijn kin-deren op school waren en ik vrij was om te werken. Zij maakten op basis van deze uren mijn werkrooster.”
“Ik ben een Congolese alleenstaande moeder. Koken is mijn passie. Via het project Comida kon ik aan de slag als art.60 en haalde een attest als hulpkok”.
“Ik was klant in de strijkwinkel van Buizingen. Vorige jaar rond Pasen verloor ik mijn vrouw. Om niet alleen te moeten eten, ging ik naar het dienstencentrum OCMW in Halle-centrum. Maar hier kwam ik niemand tegen van de eigen buurt. Nu ga ik in Buizingen naar ‘Comi-da’, hier heb ik mijn babbeltje en kom mensen tegen die ik ken. De gasten die in ‘Comida’ werken staan ook altijd klaar voor een gesprekje en vragen hoe het met me is”.
Het sociale restaurant ‘Comida’ verenigt verschillende
doelstellingen: een ontmoetingsplaats voor senioren
en een betaalbare en gezonde voorziening waardoor
deze mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen.
Tegelijkertijd kunnen er langdurig werkloze mensen aan
de slag om zich een nieuwe kans op de arbeidsmarkt toe
te eigenen.
proJect
spectrum vzw
90
Ho
ofd
st
uk
3
91
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
1 Steensens, K., Demeyer, B., Van Regenmortel,
T. Conceptnota empowerment en activering in
armoedesituaties. Leuven, Hiva KU-Leuven. –
Welzijnszorg, dossier Werk armoede weg, 2009,
p.40-41.
2 Welzijnszorg, Onderwijsdossier ‘Wij tekenen
voor de toekomst’, 2007, p. 160-161.
3 http://www.sociologie.ugent.be/gokvanpascal.pdf
4 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor
etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen
Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.
38-39.
5 Minderhedenforum, Taalbeleid voor bedrijven,
rapport, p. 5.
6 Minderhedenforum, Taalbeleid voor bedrijven,
rapport.
7 Idem, p.18.
8 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor
etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen
Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.
36.
9 www.ervaringsbewijs.be
10 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers
in België, maart 2008, p. 35.
11 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,
p. 74-93.
12 Idem, p. 36-44 en p. 138-140.
13 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor
etnisch-culturele minderheden, acties Minderh-
edenforum, 2de editie, februari 2010, p. 8-9.
14 Idem, aanbevelingen p. 20-21.
15 Idem, p. 18.
16 Brochure ‘Diversiteit werkt’, Vlaamse overheid
WSE.
17 Idem, p. 26.
18 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers
in België, maart 2008, p. 34.
19 Idem, p. 24-25
20 www.decenniumdoelen.be
21 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede
bij personen van buitenlandse herkomst. Acco
Leuven/Voorburg, 2007, p. 102.
22 Idem.
23 Idem, p. 103.
24 Idem.
25 Idem, p. 23-24.
26 Idem, p. 23-25.
27 Nicaise, I., 2010, Europees jaar voor de ar-
moedebestrijding, tekst studiedag Caritas Hulp-
betoon 11 maart 2010.
28 Europese Commissie, Mededeling van de com-
missie Europa 2020, een strategie voor slimme,
duurzame en inclusieve groei, Brussel, maart
2010, p. 35.
29 Vranken e.a. (red.), Arm Europa, over armoede
en armoedebestrijding op het Europees niveau.
Acco, 2009. p. 235.
30 Secretariaat-generaal van de Raad, Europese raad
17 juni 2010, begeleidende nota, p. 12.
Voetnoten
92
Ho
ofd
st
uk
93
3
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Van school naar werk, zoeken naar werk. Ik heb met veel aandacht ge-
luisterd naar het verhaal. Maar voor mij is het helemaal anders gelopen.
Ik studeer Nederlands en werk in het zwart. Het is een driehoek, een
cirkel die draait in drie richtingen.
Ik kan niet in het wit werken omwille van mijn statuut. Ik heb geen verblijfs-
vergunning. Ik hoop, heb veel hoop. Ik vind het hier goed, mooi. En wil
graag blijven. Of het zal lukken om te werken en te genieten, weet ik niet ,
je hebt veel elementen niet in handen.
Hoofdstuk 4
in de schaduw, maar wel op onze arbeids-markt:
paspoort van de clandestiene arbeidsmigrant
94
Wacht je op erkenning?
Ja, wachten.
Ondertussen heb je geen inkomen?
Nee, geen dopgeld.
En ben je verplicht om in het zwart te werken?
Ja. Ik hoop, ik ben aan ‘t wachten om iets beter te krijgen.
Om te genieten van het leven. Om geen schrik te hebben om te werken.
Ik werk als poetsvrouw.
Wat ben je aan ‘t leren?
Taal, Nederlandse les. Ik zou graag iets verder leren.
Heb je school gelopen in je land van herkomst?
Ik heb daar gestudeerd, maar kon niet langer verder studeren. Ik droom
ervan om iets in de gastronomie te doen. Of als verpleegster te werken.
Hier is een tekort aan verpleging. Jij zou dat willen doen?
Er zijn wel wensen, maar wat kan ik doen?
Dat geeft spanningen in het hart.
Het is niet makkelijk maar ik hoop dat het zal lukken. Ik voel me beter
sinds ik hier ben. Ik heb veel sympathie voor deze maatschappij.
inleidende citaten
Ho
ofd
st
uk
4
95
96
4.1. Naam: migrant
Het zijn niet enkel de Europese grenzen die vervagen. De wereld globaliseert, mensen
bewegen zich steeds meer over de wereld. Ondanks die globalisatie is het niet zo dat de
ongelijkheid in de wereld daalt. Ook blijven er her en der zware conflicten.
De mens migreert al van bij z’n ontstaan naar andere contreien. Op zoek naar een
beter klimaat, vruchtbaar land, velden om het vee te laten grazen, nieuwe grondstof-
fen … Kortom, mensen zijn op zoek naar een betere plaats om te leven. Ook in de 21ste
eeuw is die migratie niet gestopt. Door de vervoersmiddelen die er bestaan, kan men
zich verplaatsen over de hele wereld.
Migratie is op zich geen probleem. De conflicten in bepaalde gebieden, de ongelijke
verdeling van de rijkdom of de groeiende klimaatproblemen, zorgen er echter voor dat
migratie vooral van zuid naar noord loopt. Het is aan onze samenleving om hiermee
om te gaan en ervoor te zorgen dat migratie op een gecontroleerde manier kan ge-
beuren en de integratie in het land van bestemming goed verloopt. Als we de situatie
in ons land bekijken, dan kunnen we vaststellen dat migratie een belangrijk thema is
in onze samenleving en dat daar door een deel van de samenleving ook een probleem
in wordt gezien.
Migranten worden verkeerdelijk beschouwd als een homogene groep. Dit terwijl de
afkomst, het statuut, de reden van de migratie en de toekomstplannen zeer sterk
verschillen.
De realiteit voor de migranten is wel degelijk zeer verschillend. In het land van bestem-
ming komen ze terecht in een bepaald statuut. (zie kaderstuk)
Binnen de EU kennen we ook interne migratie. Het vrij verkeer van mensen is in
principe overal in de EU van toepassing (uitzonderingen voor België: Roemenië en
Bulgarije). Hier merken we op dat we heel wat EU-migranten hebben in ons land.
Bijvoorbeeld personen die door de EU in Brussel tewerkgesteld zijn, maar evenzeer de
talrijke Nederlanders die in ons land gevestigd zijn. Opvallend aan deze groepen is dat
niemand de migratieproblemen met hen associeert. Is dit omdat ze doorgaans een
zeer kapitaalkrachtige groep zijn?
Andere EU-migranten, vaak uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten, maar ook uit het
zuiden van Europa, ondervinden in ons land dezelfde moeilijkheden als migranten die
van buiten de EU komen, hoewel ze vaak wel over de nodige papieren beschikken.
Het onderscheid tussen een wettig en onwettig verblijf is niet altijd eenvoudig of een-
duidig te maken. Ook de rechten van mensen die hier (tijdelijk) wettig verblijven zijn
niet steeds hetzelfde.
Er zijn wel bepaalde grondrechten waar iedereen in principe een beroep op kan doen.
Zo is er het recht op opvang, het recht op dringende medische zorgen of het recht op
onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf.
Sommige van deze rechten worden in België vrij goed gegarandeerd. Andere, denk
Ho
ofd
st
uk
4
97
Mensen zonder wettig verblijf: mensen die geen
toelating hebben om op ons grondgebied te verblijven,
maar dat toch doen. Dit is een erg heterogene groep
mensen, die op heel verschillende manieren in zo’n
statuut terecht kunnen komen. Andere termen die je
soms hoort voor ‘mensen zonder wettig verblijf’ zijn:
‘mensen zonder papieren’, ‘illegalen’, ‘clandestiene
migranten’ …
Arbeidsmigranten: mensen die migreren met het doel
om te werken. Worden ook wel ‘economische migranten’
genoemd. Officieel is er in België nog steeds een
migratiestop voor buitenlandse werknemers, maar er
zijn erg veel uitzonderingen. Voor buitenlandse zelf-
standigen gelden andere regels. Voor laaggeschoolde
migranten uit niet-EU-landen zijn de mogelijkheden om
naar België te komen om er legaal te werken, uitermate
beperkt.
Asielzoekers: mensen die het statuut van erkend
politiek vluchteling hebben aangevraagd, maar het ant-
woord nog afwachten. Asielzoekers hebben een legaal
verblijf. Sinds kort mogen asielzoekers weer werken als
ze na zes maanden procedure nog geen antwoord kre-
gen. Dat is een tijdje niet zo geweest, tussen eind 2006
(hervorming asielprocedure) en 12/01/2010 (nieuwe
regels voor werk van asielzoekers).
Vluchtelingen: als de aanvraag van een asielzoeker
wordt goedgekeurd, krijgt hij het statuut van ‘politiek
vluchteling’. Dat statuut is gebaseerd op de Conventie
van Genève van 1951 en wordt toegekend aan mensen
die persoonlijk vervolging vrezen in hun land van
herkomst. Vluchtelingen hebben een verblijfsvergun-
ning van onbepaalde duur en mogen werken onder
dezelfde voorwaarden als Belgen.
Mensen met een statuut van subsidiaire bescherming:
dit wordt toegekend aan asielzoekers die niet kunnen
bewijzen dat ze persoonlijk vervolging vrezen, maar van
wie wel wordt aangenomen dat ze niet veilig kunnen
terugkeren naar hun land van herkomst, bijvoorbeeld
omdat daar oorlog woedt of omdat ze behoren tot een
bepaalde minderheid die wordt gediscrimineerd. Dit
statuut bestaat nog maar sinds de hervorming van de
asielprocedure in 2006. Ze krijgen een verblijfsvergun-
ning van 1 jaar, verlengbaar, die na 5 jaar permanent kan
worden. Zolang de verblijfsvergunning niet permanent
is, hebben ze een toelating nodig om te werken (zie
verder), die vervalt van zodra de verblijfsvergunning
vervalt.
Geregulariseerde migranten: dit zijn mensen die niet
in aanmerking komen voor de bij wet vastgelegde
verblijfstatuten, maar om uitzonderlijke redenen toch
een verblijfsvergunning krijgen. Bijvoorbeeld omdat ze
ernstig ziek zijn en in hun land van herkomst niet de ge-
paste verzorging kunnen krijgen, omdat ze al jarenlang
wachten op het antwoord op hun asielprocedure, of om
andere ‘humanitaire redenen’. Wat die humanitaire re-
denen precies zijn, wordt geval per geval beslist door de
minister. Migrantenorganisaties vragen al jarenlang om
wettelijke criteria, die aanvragers van een regularisatie
meer rechtszekerheid zouden geven. Mensen die een
regularisatie aanvragen, blijven in onwettig verblijf tot ze
een positief antwoord krijgen. In die periode mogen ze
niet werken en kunnen ze nog steeds het land uitgezet
worden.
De laatste jaren krijgen geregulariseerde migranten vaak
eerst een verblijfsvergunning van beperkte duur, die
verlengbaar is. Zolang hun vergunning niet permanent
is, hebben ook zij een toelating nodig om te werken.
Naast deze statuten zijn er nog andere mogelijk-
heden om legaal in België te verblijven, bijvoorbeeld
via gezinshereniging (o.a.. huwelijk), als student ... Al
deze statuten hebben hun eigen regels in verband met
tewerkstelling. Studenten krijgen bv. een arbeidskaart
C voor maximum 20 uur per week (studentenarbeid),
gezinsherenigers moeten een arbeidskaart hebben
gedurende de procedure tenzij ze gezinshereniging
vragen met een Belg of een EU-burger …
Tekst: OR.C.A.
98
maar aan de opvangcrisis, zorgen op regelmatige basis voor grote moeilijkheden en
zelfs internationale veroordelingen.
Welzijnszorg concentreert zich in deze campagne op de arbeidsmarkt. Heel wat van
de mensen die hier in een procedure zitten of zonder wettig verblijf leven, zijn ook
actief op de arbeidsmarkt, meestal in de informele, clandestiene economie. De groep
clandestiene arbeiders moet voortdurend vechten om te overleven. Ze hebben niets
om op terug te vallen behalve de inkomsten uit arbeid. Geen werk hebben betekent au-
tomatisch een leven in diepe armoede. Wie wel werkt, verkeert in een precaire positie
en is allerminst zeker van een leefbaar loon. Daarnaast is er de voortdurende vrees om
betrapt te worden en de grote kans op misbruik.
Wie meer wil weten over het vreemdelingenbeleid in België kan terecht op volgende websites:
Vlaams Minderhedencentrum: www.vmc.be – www.vreemdelingenrecht.be
Vluchtelingenwerk Vlaanderen: www.vluchtelingenwerk.be
Medimmigrant (gezondheidszorg): www.medimmigrant.be
4.2. nationaliteit: wereldburger
De migratie van mensen uit de rest van de wereld is een vaststaand feit. Zolang de
ongelijkheid in de wereld zo groot is, zolang er conflicten zijn, zolang de kloof tussen
arm en rijk zo groot is, zullen mensen migreren op zoek naar veiligheid en een betere
toekomst.
In België hebben we sinds de jaren zeventig een migratiestop. Georganiseerde mi-
gratie, zoals in de decennia voor de migratiestop, werd beëindigd. Dit wil echter niet
zeggen dat er geen migranten meer toekomen in ons land. Gezinshereniging, studenten
of asielzoekers kunnen nog steeds wettelijk in ons land toekomen. Sommigen kunnen
hier permanent blijven, anderen blijven na hun procedure clandestien in het land.
Recent zijn er mogelijkheden gekomen om voor zogenaamde knelpuntberoepen,
mensen met een arbeidskaart B naar hier te halen.
Tenzij je dus op vraag van een werkgever in België komt werken, kan je niet om econo-
mische redenen ons land binnenkomen. Althans niet op wettelijke basis. De realiteit
laat zien dat mensen zich hierdoor niet laten tegenhouden en vaak een verblijf in
de clandestiniteit verkiezen boven een terugkeer naar het land van herkomst. Die
clandestiniteit staat meestal gelijk met een leven in armoede, in mensonwaardige
omstandigheden.
Ook mensen met een illegaal verblijf hebben rechten. Deze grondrechten zijn afkomstig
uit de mensenrechten, internationaal arbeidsrecht en Belgische regelgeving. Eigenlijk
zijn het rechten die je als wereldburger hebt en die ervoor moeten zorgen dat de ergste
mensonwaardige situaties vermeden worden.
Deze rechten kunnen uitoefenen is een heel ander verhaal. Omwille van de clandes-
tiene verblijfssituatie, de gebrekkige kennis van de regelgeving, dreigementen en een
voortdurend leven in angst, blijven deze rechten vaak dode letter. Welzijnszorg en haar
Ho
ofd
st
uk
99
4campagnepartners gaan uit van de realiteit dat deze mensen hier zijn en werken. Er
moet een beleid gevoerd worden dat deze mensen hun rechten kan garanderen. Dat er
daarnaast een efficiënt asiel- en migratiebeleid moet gevoerd worden, staat niet ter dis-
cussie. De manier waarop dit moet gebeuren, zou ons te ver leiden in deze campagne.
mozaïek mechelen
Mozaïek is een vereniging van en voor asielzoekers en erkende vluchtelingen. Ze or-
ganiseren laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten voor deze mensen. Daarnaast gaat
Mozaïek ook vaak getuigen in scholen en in verschillende workshops over hoe het leven
van een asielzoeker of vluchteling is.
De leden van mozaïek vinden ook bij elkaar ondersteuning, zowel bij persoonlijke als
bij administratieve problemen. De complexe situatie waarin hun doelgroep leeft, leidt
soms tot schrijnende omstandigheden.
Mozaïek krijgt vaak te maken met problemen in verband met werk. Om de knelpunten
die elk van hen in het dagelijkse leven ervaart in kaart te brengen, besloten zij in sa-
menwerking met Cedes, een vormingsbeweging die organisaties ondersteunt om de
armoedekloof te overbruggen, een traject op te zetten. Dit traject begon met het vertel-
len van hun eigen verhalen en resulteerde in een lijst met knelpunten.
Welzijnszorg was blij om gebruik te kunnen maken van deze knelpuntenlijst. Op deze
manier kregen we namelijk een inbreng vanuit de doelgroep zelf. Samen met Mozaïek en
onze partners willen we deze knelpunten tijdens onze campagne aankaarten en zoeken
naar structurele oplossingen.
“Ik ben geen vluchtelinge, ik behoor tot de cate-
gorie nieuwkomers. Ik kon niet werken met mijn
statuut, mijn man wel.
Alleen mijn man had een vergoeding voor zijn
job. Hier werkte hij als journalist. We hadden
niets meer dan zijn inkomen. We hadden geen
verzekering, geen mutualiteit. Alleen een ver-
gunning om hier te verblijven.”
get
uig
enis
100
4.3. beroep: clandestiene arbeider
De vreemdelingenwetgeving in België is zeer ingewikkeld. Mensen komen hier terecht
in een verschillend statuut en veranderen tijdens hun verblijf vaak ook nog van
statuut. Daarbij komen dan telkens andere rechten en plichten kijken. Men mag wel of
niet werken.
Wie geen permanente verblijfsvergunning heeft in ons land of een ander EU-land,
heeft een extra vergunning nodig om te mogen werken. Met zo een vergunning kan
men legaal werken.
Wie geen toelating kan krijgen, moet het stellen met de opvang die men krijgt als men
nog in bepaalde procedures zit. In het geval van onwettig verblijf moet men andere
manieren zoeken om te overleven en komt men in het clandestiene, zwarte arbeidscir-
cuit terecht.
Gemiddelde1994-1995
Gemiddelde1997-1998
Gemiddelde1999-2000
Gemiddelde2001-2002
Gemiddelde2002-2003
Griekenland 28,6 29,0 28,7 28,5 28,3
Italië 26,0 27,3 27,1 27,0 26,2
Spanje 22,4 23,1 22,7 22,5 22,3
Portugal 22,1 23,1 22,7 22,5 22,3
België 21,5 22,5 22,2 22,0 21,5
Zweden 19,5 19,9 19,2 19,1 18,7
Noorwegen 18,2 19,6 19,1 19,0 18,7
Finland 18,2 18,9 18,1 18,0 17,6
Denemarken 17,8 18,3 18,0 17,9 17,5
Duitsland 13,5 14,9 16,0 16,3 16,8
Ierland 15,4 16,2 15,9 15,7 15,5
Canada 14,8 16,2 16,0 15,8 15,4
Frankrijk 15,5 14,9 15,2 15,0 14,8
Australië 13,5 14,0 14,3 14,1 13,8
Nederland 13,7 13,5 13,1 13,0 12,8
Nieuw-Zeeland 11,3 11,9 12,8 12,6 12,4
België heeft een relatief grote schaduweconomie. Deze bestaat niet enkel uit de
tewerkstelling van clandestiene arbeidsmigranten, ook het zwartwerk door andere
groepen zit hierin vervat. Toch zien onderzoekers in deze cijfers een teken dat er in
Figuur 13
De grootte van
de schaduweco-
nomie als % van
het GDP.
Ho
ofd
st
uk
101
4ons land vrij veel clandestiene arbeidsmigranten verblijven.2
Men schat dat er in ons land zo’n 110.000 mensen leven zonder wettig verblijf. Daarvan
is een groot deel actief in de clandestiene arbeid.
types toelating om te werken
De arbeidskaart B wordt toegekend aan mensen
die naar hier komen om te werken. Ze wordt aan-
gevraagd door de werkgever. De verblijfsvergunning
van deze werknemers is alleen geldig zolang hun
arbeidskaart geldig is, en de kaart is enkel geldig voor
de werkgever die ze heeft aangevraagd en de job
waarvoor ze is toegekend. Met een arbeidskaart B
kan de werknemer dus niet veranderen van job of
werkgever. Hij heeft ook geen recht op werkloos-
heidsuitkeringen of een inschrijving en begeleiding
naar werk bij de VDAB/ACTIRIS/FOREM.
De arbeidskaart C wordt toegekend aan bepaalde
categorieën buitenlanders met een verblijfsver-
gunning van beperkte duur. Ze geldt enkel als ze
vergezeld wordt van een geldige verblijfsvergunning.
De arbeidskaart C wordt aangevraagd door de werk-
nemers zelf. Ze is geldig voor eender welke job en
werkgever. Een werknemer met een arbeidskaart C
die zijn werk verliest, kan dus wel uitkeringen krijgen
en zich inschrijven bij de VDAB/ACTIRIS/FOREM als
werkzoekende.
De beroepskaart wordt toegekend aan zelfstan-
digen van buiten de EU die niet in het bezit zijn
van een permanente verblijfsvergunning. Ze kan
aangevraagd worden vanuit het buitenland, voor
wie hierheen wil komen met het doel een zelfstan-
dige activiteit uit te oefenen. De aanvraag kan ook
in België gebeuren door mensen die al een tijdelijke
verblijfsvergunning hebben, bijvoorbeeld mensen
die via een regularisatie een verlengbare verblijfsver-
gunning van beperkte duur kregen.
Een diplomatieke identiteitskaart wordt uitgereikt aan
diplomatiek personeel en geeft hen de mogelijkheid
om hun functie uit te oefenen. Ook huishoudper-
soneel van diplomaten kan deze vergunning krijgen.
Diplomatiek huishoudpersoneel is erg afhankelijk
van de werkgever, er is dan ook heel wat misbruik.
Door de diplomatieke onschendbaarheid van de
werkgevers is het bovendien erg moeilijk om daar
iets tegen te ondernemen.
Andere toelatingen:
Een arbeidsvergunning vergezelt een arbeidskaart
B, en is de toelating die een werkgever krijgt om een
buitenlandse werknemer aan te werven.
Een arbeidskaart A is een toelating die werknemers
kunnen aanvragen als ze 2, 3 of 4 jaar (naargelang
hun situatie) hebben gewerkt met een arbeidskaart
B. Deze kaart laat hen toe om van werkgever te
veranderen en is permanent verlengbaar. Ze wordt
nog nauwelijks toegekend, omdat deze mensen
het recht krijgen om zich permanent te vestigen en
daarna geen arbeidskaart meer nodig hebben.
Tekst: OR.C.A.
De situatie is niet altijd eenduidig. Zo kan iemand die
clandestien in het land is, toch ‘wit’ werken. Zowel
zelfstandigen als werknemers kunnen in sommige
gevallen wel ingeschreven zijn bij de sociale zeker-
heid. Je hebt dan wel een rijksregisternummer en
SIS-kaart, je krijgt recht op kinderbijslag, aansluiting
bij een ziekenfonds en pensioen. Een werkloos-
heidsvergoeding kan je echter niet krijgen zonder
verblijfsvergunning en je loopt kans op een uitwijzing
bij controle.
Deze situatie is meestal het gevolg van een verandering
in je verblijfsstatuut.
clandestien werk ≠ zwartwerk�
102
4.4. werkplaats: onzeker
4.4.1. Waar werken?
Er is een markt voor clandestiene arbeid. In figuur 13 konden we vaststellen dat ruim
een vijfde van onze economie zich afspeelt in het informele circuit. En dit in ver-
schillende sectoren, zowel bij werknemers, zelfstandigen als bij huishoudpersoneel
(zie kaderstuk). De werkgever van clandestiene arbeid kan een bedrijf hebben of een
particulier zijn.
Voor de werkgever zijn er ‘voordelen’ aan het werken met clandestiene arbeiders.
• Deze mensen zijn bereid tot alle soorten werk. Voor vuil of zwaar werk, werk in ongezonde omstandigheden of op moeilijke uren, doet men een beroep op clandestiene arbeiders. Zij hebben immers weinig keuze.
• Deze mensen verkeren in een zwakke positie. Aangezien ze onwettig in het land verblijven, hebben ze angst om misbruik aan te kaarten. Ze zitten in een afhankelijkheidspositie. Daarom zijn de kansen op misbruik in allerlei vormen zeer groot.
• Er zijn minder belangenverdedigers voor deze groep arbeiders. Ze kunnen zich moeilijk organiseren en de kennis van deze groep over hun rechten is beperkt. Ze zijn voor veel informatie afhankelijk van andere clandestiene arbeiders of van de werkgever zelf.
• De kostprijs is laag. Zoals bij ander zwartwerk, wordt er geen sociale zekerheid betaald. Ook zal het loon, als het al betaald wordt, laag zijn. Op deze manier doe je aan oneerlijke concurrentie tegenover bonafide werkgevers en zelfstandigen. Aangezien de kostprijs veel lager ligt, zullen zij de concurrentie moeilijk aankunnen.
Het is niet zo dat een werkgever niet op de hoogte is van de situatie van de clandes-
tiene arbeider. Of het nu een particulier is die klussen in huis laat uitvoeren door
“Ik werk bij een familie. Ik poets, maak eten, breng de kin-
deren naar school … Ze betalen 5 of 4 euro per uur. Ze
betalen niet veel. Die mensen schreeuwden als ze het niet
goed vonden. Je moet het accepteren. Want ik heb geen
papieren. Ik heb geen keuze.
Ik ben gestopt met het werk. Voor sommige anderen werk ik
nog hier en daar, poetsen en zo. Die mensen zijn wel anders.
Die zijn vriendelijker.”
get
uig
enis
Ho
ofd
st
uk
103
4clandestiene migranten aan een zeer lage prijs, of een bedrijfsleider die wil werken
met zeer flexibele en zeer goedkope arbeidskrachten, men is op de hoogte dat dit niet
toegestaan is.
Het is ook niet zo dat iedereen die hen werk verschaft hen ook uitbuit. Er blijft dan wel
de sociale fraude en het gegeven van zwartwerk. Clandestiene arbeiders zijn op zoek
naar werk om te overleven. Als iemand hen werk verschaft en zo aan een inkomen
helpt, welk oordeel kan je dan vellen?
Clandestiene arbeid houdt een groot risico in op misbruik voor de werknemers in
kwestie. Ook de samenleving loopt veel inkomsten mis, die ze bij legale arbeid zou
ontvangen. Tenslotte is er ook de grote groep bonafide werkgevers. Zij ondervinden
oneerlijke concurrentie van de misbruikers en krijgen zelf een slechte naam door hun
oneerlijke concurrenten.
Zolang er in de regelgeving geen stappen vooruit worden gezet, zal deze situatie blijven
duren. Het beheersen van deze situatie en het tegengaan van misbruiken moeten dan
de eerste prioriteiten zijn.
4.4.2. Welke zijn de rechten van een clandestiene werkne-mer?4
Werknemers kunnen niet gestraft worden omdat ze clandestien werken. Aangezien ze
geen recht hebben op een werkloosheidsvergoeding, kunnen ze deze ook niet ver-
liezen. De werkgever kan wel bestraft worden als hij mensen clandestien tewerkstelt.
Ook als andere misbruiken bewezen worden (bijvoorbeeld mensenhandel) kan dit
leiden tot zware straffen.
Wel kan een clandestiene werknemer, als hij betrapt wordt zonder papieren, het land
uitgestuurd worden. Voor deze mensen is dat veruit de zwaarste straf.
recht op loon• Erisaltijdhetrechtophetwettelijkminimumloon.
• Hetloonmoetopregelmatigetijdstippenpersoonlijkbetaaldwordenaandewerknemer(cash,storting,cheque).
• Iedereenmoetzelfmogenbeslissenwatmenmetzijnloondoet.
• Betalinginnaturaismogelijk,maargebondenaanstrengeregels.
Een deel van de transportkosten van en naar het werk moet betaald worden door de
werkgever. Het niet hebben van een verblijfsvergunning, werkvergunning of bank-
rekening is geen reden om geen loon uit te betalen.
recht op veilig werk
De werkgever moet zorgen voor een gezonde en veilige werksituatie en vergoeding na
een arbeidsongeval.
Bij een arbeidsongeval moet de verzekering de medische kosten betalen. Ook de
uitkering tijdens het ziekteverlof als gevolg van het ongeval geldt voor clandestiene
arbeiders. Bij permanente arbeidsongeschiktheid, blijft deze uitkering lopen.
104
Ook wie zelf een ongeval veroorzaakt door een persoonlijke fout, moet vergoed worden.
Als het ongeval opzettelijk werd veroorzaakt, geldt dit niet. Ook voor clandestiene werk-
nemers moet de werkgever een verzekering tegen arbeidsongevallen afsluiten. Voor wie
toch niet verzekerd is, komt het Fonds voor arbeidsongevallen tussen. Zij zullen de ko-
sten doorrekenen aan de werkgever. Ook de werknemer zelf kan aangifte doen van een
arbeidsongeval indien de werkgever weigert om dit te doen. Via het recht op dringende
medische hulp kunnen de zorgen betaald worden bij betwisting of in afwachting van
een uitbetaling.
andere rechten• Eenclandestienewerknemermagnietzomaarontslagenworden.Ditkanenkelbijeen
zwarefoutofmethetinachtnemenvandeopzeggingstermijn.Ontslagomwillevaneenzwangerschapofbevallingisverboden,netzoalseenontslagomwillevanhetlidmaat-schapvaneenvakbond.
• Iedereenheeftrechtopregelmatigewerktijden.Dewerktijdisdezelfdealsvooranderewerknemers:eenbeperktaantalurenwerkperweekenperdag,rechtopeenrustdag,rechtopfeestdagenenrechtoppauzestijdenshetwerk.Erzijn,zoalsopzoveelregels,ookhieruitzonderingen,bijvoorbeeldvoorhuishoudpersoneel.
• Thuisblijvenomwillevanziekteistoegelaten,uiteraardmeteenbewijsvaneendokter.Hetrechtoploonisookhetzelfdealsbijanderewerknemers.Deregelshiervoorzijnverschil-lend,afhankelijkvanhetwerkdatmendoet.
• Zwangerevrouwenmogennietontslagenwordenomdiereden,maarzemogenookgeenoverurenmaken,geenbepaaldesoortengevaarlijkwerkenzehebbenbovendienrechtopmoederschapsverlof.
• Discriminatieopbasisvanhuidskleur,nationaliteit,geslachtofseksuelegeaardheidisverboden.
• Ermaggeengeweldtegeneenwerknemergebruiktworden.Ookgeenpsychischgewelddoorpesterijen,dreigementenofafpersing.Seksueleintimidatieofmisbruikiseveneensstrafbaar.
Hoewel er bepaalde rechten zijn waar clandestiene arbeiders geen beroep op kunnen
doen, zoals een werkloosheidsverzekering, hebben ze op papier heel wat rechten. Vaak
lopen deze rechten gelijk met deze van andere werknemers.
4.4.3. Wat kan je doen met die rechten?5
Rechten hebben is een noodzakelijke eerste stap om misbruik te vermijden. Rechten
kunnen uitoefenen is een tweede noodzakelijke stap. OR.C.A. geeft in zijn rechtengids
belangrijke tips voor werknemers zonder papieren. Deze rechtengids is een handig
instrument. Hij is opgesteld in vier talen, zodat heel wat clandestiene arbeiders zelf
kunnen lezen wat hun rechten zijn en wat ze kunnen doen om deze te garanderen.
Daarnaast is hij beschikbaar voor iedereen die actief is in de hulpverlening, bij de
vakbonden, bij werkgeversorganisaties of in een lokale organisatie of werkgroep. De
Ho
ofd
st
uk
105
4
rechtengids kan als basis dienen voor iedereen die in contact komt met clandestiene
arbeiders. De gids is er niet op gericht om van al deze mensen specialisten in ar-
beidsrecht te maken, maar het kan wel een eerste toets zijn. De adressenlijst in de gids
moet de weg openen naar gespecialiseerde diensten die dit verder kunnen opnemen.
vooraf goede afspraken in een contract gietenWanneer iemand werkt voor een werkgever in ruil voor een loon, dan is er sprake van een
contract. Ook als dit enkel een mondeling contract is, gelden dezelfde rechten. Uiteraard
is het zeer moeilijk om een mondelinge overeenkomst te bewijzen. Daarom is een
schriftelijk contract altijd aan te raden. Een schriftelijk contract moet ondertekend
worden door beide partijen en de werknemer heeft recht op een kopie.
“Ik heb een regularisatie aangevraagd, maar
het is moeilijk. En nu zit ik zonder inkomen.
Ik heb enkele vrienden die ik soms help,
maar het blijft moeilijk. Je moet eten. Maar
je hebt angst zonder papieren. Als je politie
ziet ben je bang.
Ondanks dit, moet je positief zijn. En zo ben
ik vrijwilliger. Ik geef soms Franse les. Zo kan
ik nuttig zijn voor de maatschappij. Maar het
is soms moeilijk. Enkele mensen geven me
soms geld, want ik moet een woonplaats
huren. Ik wil graag werken. Maar ik ben oud,
ik ben 64 jaar. Er is twee jaar geleden, een
goeie job gevonden voor mij. Maar de baas
kon mij de job niet geven omdat ik geen
papieren had.”
get
uig
enis
106
Veel hangt af van de relatie tussen de werknemer en de werkgever. Als deze goed is,
kan er gesproken worden over de afspraken en de rechten die gelden voor de werkne-
mer. De kans dat deze gerespecteerd worden is dan ook groter.
Als er echter van bij de start van de arbeidsovereenkomst een sfeer van misbruik en
uitbuiting hangt, zal het veel moeilijker zijn om rechten te laten naleven en afspraken
op papier te zetten. In dat geval is het nuttig om zoveel mogelijk bewijzen bij te
houden. Alles wat op papier staat, mensen die eventueel kunnen en willen getuigen,
namen van betrokkenen …
Eerlijkheid is een noodzaak. Het gebruik van een valse naam of de naam van iemand
anders is strafbaar. Ook bewijzen die daaraan gelinkt zijn worden zo ongeldig. Vanzelf-
sprekend zijn strafbare handelingen om bepaalde bewijzen te verzamelen verboden.
4.4.4. Wat als rechten niet gerespecteerd worden?
Ondanks mogelijke afspraken kan het nog altijd mislopen. Hoewel clandestiene arbei-
ders in een kwetsbare positie zitten, kunnen ze verschillende middelen gebruiken om
toch nog te krijgen waar ze recht op hebben.
Zelf onderhandelenEen eerste stap kan een gesprek zijn met de werkgever. Soms kan het hierbij helpen om
dit samen met een collega te doen. Soms werkt dit. Als het echter om zwaar misbruik
gaat, is dit waarschijnlijk geen goed idee en kan men beter weggaan en andere stappen
ondernemen.
hulp vragenEen clandestiene arbeider zit in een kwetsbare positie. Het werk en het bijhorende
inkomen is onontbeerlijk. Daarnaast is er ook het risico op betrapping door de inspec-
tie. Daarom kan het aangewezen zijn om de hulp te krijgen van iemand met papieren,
die niet in een dergelijke afhankelijkheidspostie zit. Niet enkel is er dan een getuige,
vaak kan ook de bemiddeling door zo’n tussenpersoon resultaat opleveren.
een klacht indienen bij de sociale inspectieDe sociale inspectie heeft als taak om de rechten van werknemers te beschermen. Als
je arbeidsrechten niet worden nageleefd zijn zij in principe het aanspreekpunt. Eerder
dan bijvoorbeeld de politie. De sociale inspectie moet echter ook controles uitoefenen
op clandestiene arbeid en deze bestrijden. Daarom hebben veel clandestiene arbeiders
angst om een beroep te doen op de sociale inspectie. Toch kan de sociale inspectie een
hulp zijn.
naar de rechtbank stappenDit kan na een controle van de sociale inspectie. Als de inspectie misbruik vastgesteld
heeft, kan men zowel het achterstallig loon, als een eventuele schadevergoeding eisen.
Hiervoor moet de betrokkene zich burgerlijke partij stellen. Dit kan best via een advo-
caat of via de vakbond. Men kan ook zelf naar een rechtbank stappen als het gerecht
Ho
ofd
st
uk
107
4
dit niet gedaan heeft na een klacht. Ook hier geldt dat zoveel mogelijk bewijzen nodig
zijn en dat de hulp van een organisatie of iemand met papieren een grote steun kan
zijn. Naar de rechtbank stappen is een grote stap. Professioneel advies is aan te raden. In
tegenstelling tot de bemiddeling bij de werkgever, is dit niet iets waar een geëngageerde
collega of vrijwillger uit een organisatie, een clandestiene arbeider mee kan helpen.
4.5. woonplaats: onzeker
De gevolgen van een clandestien verblijf zijn groot. Ze hebben impact op elk aspect van
het dagelijks leven. De onzekerheid die ermee gepaard gaat, maakt mensen erg vatbaar
voor valse beloften en valse hoop. De harde realiteit maakt hen erg kwetsbaar voor
misbruik door malafide personen. Dit zijn niet enkel mogelijke werkgevers, maar even-
goed een huisbaas. Eigenlijk kan iedereen met wie men in contact komt een mogelijk
gevaar betekenen. Een controle van de politie of een inspectiedienst is voldoende om je
leven helemaal om te gooien en uitgewezen te worden.
Een kortere en efficiënte asielprocedure, een duidelijkere reglementering voor bepaalde
verblijfsvergunningen en een legale toegang tot arbeidsmigratie kunnen mee zorgen
voor een deel van de oplossing en voor meer duidelijkheid voor de mensen in kwestie.
Dat het soms zolang duurt voordat er een definitieve beslissing komt over verblijfs-
recht en mensen die ondertussen wel steun krijgen, maar niet mogen werken, heeft
ook gevolgen voor de toekomst. Iemand die enkele jaren van de arbeidsmarkt is,
heeft meer moeite om opnieuw zijn plaats te vinden op de arbeidsmarkt. Een betere,
tijdelijke regeling, kan hier een oplossing bieden.
4.6. werk maken van arbeidsrechten
Om de situatie van clandestiene arbeidsmigranten te verbeteren kan men concrete ac-
ties ondernemen, zonder dat hiervoor het hele vreemdelingenbeleid omgegooid moet
hoe onderzoekt de sociale in-spectie een klacht?6
Een (clandestiene) werknemer dient een klacht in.
Als de klacht ernstig is, zal de inspectie deze onder-
zoeken. De klachten zijn vertrouwelijk en zonder
uitdrukkelijke toestemming zal men dus zijn naam
geheim houden. Bij de sociale inspectie kan men ook
anoniem klacht indienen.
De inspectie voert zelf een controle uit op de werk-
plaats. Wanneer ze stuiten op werknemers zonder
papieren, dan wordt de politie en de dienst vreem-
delingenzaken (DVZ) ingelicht. Zo’n controle kan ook
een gevolg zijn van een klacht door een werknemer.
Als het onderzoek uitwijst dat er wetsovertredingen
zijn, kan de inspectie stappen ondernemen:
Een voorstel om de fout te herstellen, bijvoorbeeld
door de achterstallige lonen uit te betalen.
De zaak doorgeven aan de rechtbank.
Als de rechtbank niet overgaat tot vervolging, kan
men nog een administratieve boete opleggen.
108
worden, maatregelen die ervoor zorgen dat deze mensen misbruiken beter kunnen
aanklagen. De Europese richtlijn die bestaat om de clandestiene arbeid aan te pakken,
voorziet ook in de mogelijkheid voor werknemers om klacht in te dienen tegen een
werkgever. Om dit in de praktijk te brengen in ons land kunnen er in eerste instantie
twee maatregelen genomen worden.
4.6.1. Taskforce
Werknemers zonder papieren zijn erg kwetsbaar omwille van hun status, de informele
werksituaties waarin ze zich bevinden en het feit dat ze juridische procedures en soms
zelf de taal niet kennen. We merken dat er nauwelijks werknemers zonder papieren
zijn die hun rechten doen gelden in geval van loondiefstal, arbeidsongevallen en
dergelijke meer.
Wij vragen dat de relevante inspectiediensten in samenwerking met de arbeidsaudi-
toraten een taskforce oprichten. Deze taskforce onderzoekt hoe tijdens controles en bij
klachten van werknemers, arbeidsrechten van werknemers zonder papieren effectief
kunnen beschermd worden en beter afdwingbaar gemaakt worden. De bevindingen
van deze taskforce moeten op een transparante manier beschikbaar gemaakt worden
en leiden tot effectieve aanbevelingen. Zo’n taskforce kan ervoor zorgen dat er
werkbare procedures en samenwerkingsverbanden ontstaan tussen de verschillende
betrokken diensten.
De sociale inspectie speelt nu een dubbele rol. Enerzijds controleren ze of er goede
werkomstandigheden zijn en moeten ze misbruik, ook van clandestiene arbeiders,
aanpakken. Anderzijds controleren zij of er geen clandestiene arbeiders aan de slag
zijn. Deze dubbele functie zorgt ervoor dat de meest kwetsbare groep, die ze enerzijds
moeten beschermen tegen misbruik, anderzijds ook door hen moet opgespoord worden.
Clandestiene arbeiders willen niet teruggestuurd worden, daarom zullen zij in de
huidige situatie ook bang zijn om misbruiken aan te klagen bij dezelfde dienst.
4.6.2.veilig loket
Werknemers zonder papieren die een klacht indienen tegen hun werkgever bij een ar-
beidsinspecteur, moeten een garantie krijgen dat ze dit in alle veiligheid kunnen doen,
zonder dat hun onwettig verblijf gemeld wordt aan de Dienst Vreemdelingenzaken als
gevolg van deze klacht. Wij vragen dat deze mogelijkheid, een ‘veilig loket’ officieel
wordt bevestigd én gepromoot door de relevante inspectiediensten. Ook de organisa-
ties die met mensen zonder papieren werken kunnen dit verder promoten.
Vermits heel wat werknemers zonder papieren niet vertrouwd zijn met de inspectie-
diensten en bij ernstige problemen eerst contact opnemen met de politie, vragen we
dat de praktijk waarbij vreemdelingen in onwettig verblijf de bescherming van de
politie inroepen, niet worden gearresteerd maar enkel een ‘Bevel om het Grondge-
bied te Verlaten’ meekrijgen. En dat dit wordt vastgelegd in een regel. Politiediensten
zouden bovendien verplicht moeten worden om de Dienst Vreemdelingenzaken volledig
op de hoogte te stellen van de klacht die aan de oorsprong lag van het aantreffen van
een persoon zonder wettig verblijf, zodat DVZ een gepast antwoord kan geven.
“Wanneer je hier aankomt, kom je al met de mentaliteit
van in een ‘lagere sector’ te werken. Je spreekt de taal niet,
je bent niet legaal. Toch is het een schok want het blijkt
niet te zijn zoals je het had voorgesteld, de mensen stel-
len je teleur. Als ik kon kiezen zou ik niet in ménage (sic.)
werken, want ik heb in Brazilië een opleiding gevolgd, en
ik wil graag verder scholing volgen in een andere studie-
richting. Als ik geen opleiding zou gevolgd hebben dan
zou ik zonder problemen werken als huishoudster.”
Mariza, Braziliaanse huishoudster zonder papieren, Brussel, 2009.
“Hier kies je niet zelf, je wordt gekozen. Er zijn er velen die
willen werken dus jij wordt uitgekozen en niet andersom.”
Bea, Braziliaanse huishoudster, Brussel, 2009.
OR.C.A. stelde vast dat sinds haar ontstaan, een deel
van de klachten die binnenkwamen afkomstig waren
van huishoudpersoneel, een speciale groep werkne-
mers.
Huishoudhulp is populair vandaag. Via het systeem
van dienstencheques heeft men ervoor gezorgd dat
huishoudhulp op een goedkopere manier binnen het
legale circuit kan uitgevoerd worden.7
Bij de klachten ging het meestal over voltijds huishoud-
personeel, hieronder worden werknemers verstaan
(meestal vrouwen) die voltijds bij één werkgever werken.
Zij zitten in een heel kwetsbare positie. Over het alge-
meen hebben zij een zeer nauwe, soms emotionele
band met de werkgever. Ze voelen zich bijna een
deel van de familie. Soms wonen ze ook in bij hun
werkgever, wat de band nog nauwer maakt. Vooral bij
huishoudpersoneel van buitenlandse origine leidt dit
tot een meer geïsoleerd bestaan, buiten de Belgische
samenleving.8
Huishoudpersoneel is hier onder verschillende stat-
uten aanwezig:
dienstboden: Dit is een derde statuut in ons land,
naast de meer gekende arbeiders- en bediendenstat-
uten. Het gaat om een verouderd statuut. Dit statuut
dateert uit de tijd dat gegoede families vaker inwon-
end personeel hadden. Een dienstbode wordt als volgt
omschreven: “Een werknemer die zich verbindt tegen
loon onder het gezag van een werkgever, in hoofdzaak
huishoudelijke handenarbeid te verrichten in verband
met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin.”
Hun statuut is vrij slecht. Zo zitten hun loonvoor-
waarden op het absolute minimumloon en is er geen
beperking op het aantal overuren. Zelfs hun sociale
zekerheid is niet eenduidig. Bepaalde groepen dienst-
boden hebben zelfs geen recht op betaald verlof,
zwangerschapsverlof, invaliditeitsuitkering ingeval
van arbeidsziekten … 9
dienstencheques: Dit systeem biedt een goed legaal
alternatief voor een aantal uur per week hulp in het
huishouden. Voor voltijdse of halftijdse huishoud-
hulp biedt dit echter geen oplossing.10
PWa (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap): De
plaats die de PWA’ers hadden bij poetshulp is bijna
volledig vervangen door de dienstencheques.11
au Pairs: Deze regeling is bedoeld voor buitenlandse
studenten, die voor maximaal twee jaar bij een gezin
inwonen. In ruil voor hulp in het huishouden en kin-
deropvang krijgen ze kost en inwoon en zakgeld. Dit
systeem bestaat om buitenlandse studenten de kans
te geven hun culturele horizon te verruimen. Het zijn
geen werknemers. Hoewel de wetgeving al strenger
geworden is, blijven er veel misbruiken. Gezinnen
gebruiken deze regeling om in de feiten aan zeer
goedkope kinderopvang en huishoudhulp te gerak-
en. Inspectiediensten hebben het zeer moeilijk om
misbruik aan te tonen. Aangezien de gezinnen geen
werkgevers zijn, hebben ze ook geen toegang tot de
Huishoudpersoneel: een verhaal apart Ho
ofd
st
uk
4
109
woning om controles uit te voeren.12
huishoudpersoneel in de rand van de arbeidsmarkt
Huisbedienden zijn werknemers in de rand van de ar-
beidsmarkt. Sommigen werken in het zwart, anderen
hoeven niet geregistreerd te worden of hebben zelfs
niet het statuut van werknemer. Binnen de legale
statuten is er bovendien zo’n grote versnippering
dat het bijna onmogelijk is om betere statuten af te
dwingen. De noden en problemen blijven, net als het
huishoudpersoneel zelf, vaak tussen de vier muren
van het huis waarin ze werken.
Welzijnszorg sluit zich aan bij het pleidooi om het
dienstbodenstatuut af te schaffen. Ook OR.C.A. en
noord-zuid organisaties zoals Wereldsolidariteit
pleiten hiervoor. Ook internationaal is dit namelijk
een schrijnende problematiek. Onder meer de “Waar-
dig Werk” campagne van de noord-zuid bewegingen
en de voortdurende aandacht van zuster Jeanne Devos
voor deze groep, brachten dit probleem onder de aan-
dacht.
Tijdens de discussies over de gelijkschakeling van de
statuten van arbeiders en bedienden, mag deze groep
niet vergeten worden.
arbeidskaart B als tewerkstellings-kans en afhankelijkheidsdocument13
Huishoudpersoneel afkomstig uit het buitenland,
kan in België tewerkgesteld worden met een Ar-
beidskaart B. In principe behoren dienstboden niet
tot een knelpuntberoep waarvoor men automatisch
arbeidskaarten B uitreikt. Toch kunnen er uitzonder-
ingen worden toegestaan waardoor er wel degelijk
heel wat huishoudpersoneel werkt onder dat regime.
Eigen aan de arbeidskaart B is dat ze gekoppeld is
aan een specifieke werkgever. Naast de andere afhan-
kelijkheidsbanden van huishoudpersoneel, is dit een
extra factor. Als je immers je baan verliest, moet je
terug naar het land van herkomst. Het is niet mogelijk
om dan een andere legale job te vinden, ook niet bij
een andere werkgever die huishoudpersoneel zoekt.
Bij misbruik heb je, hoewel je legaal werkt, dezelfde
keuze als clandestiene arbeiders: klacht indienen en
terugkeren naar het land van herkomst of het mis-
bruik ondergaan.
Een oplossing hier zou zijn dat de arbeidskaart B aan
een bepaalde sector gekoppeld wordt in plaats van
aan een werkgever. Zo zouden de huishoudsters in
kwestie bij misbruik kunnen op zoek gaan naar een
andere werkgever, met goede bedoelingen.
diplomatiek personeel14
Buitenlands personeel dat als dienstbode werkt bij
diplomaten, hebben geen arbeidskaart nodig. Zij kri-
jgen een diplomatiek paspoort. In de praktijk kan dit
hetzelfde gevolg hebben als de arbeidskaart B. Je wet-
tig verblijf hangt af van je werkgever. Omdat dit per-
soneel vaak rechtstreeks vanuit het buitenland komt,
spreken ze de taal niet en kennen ze hun rechten in
België onvoldoende.
Een kans om deze informatie te verspreiden is de
dienst Protocol van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken. Diplomatiek personeel, ook het huishoudper-
soneel, moet hier immers persoonlijk zijn diploma-
tiek paspoort afhalen. Onderzoek van OR.C.A. wees
uit dat sommige huishoudsters een beroep deden op
deze dienst om moeilijkheden aan te klagen.
De overheid staat niet te springen om controles uit
te oefenen bij diplomatiek personeel. Dit onder meer
om de relaties met andere landen niet te verstoren.
Toch blijkt uit de praktijk dat er heel wat misbruik
is. Mensonwaardige behandelingen kunnen niet, ook
niet bij diplomaten.
huishoudsters zonder papieren15
Zoals bij andere clandestiene arbeiders, is het ook
voor clandestiene huishoudsters bijna onmogelijk
om hun rechten te laten gelden. Dat ze zeer sterk ver-
bonden zijn met de werkgever, maakt het hen in deze
110
situatie nog moeilijker.
Huishoudsters zonder papieren kiezen vaak zelf
voor een inwonend statuut. Zo moeten ze zelf geen
huisvesting meer zoeken. De kans op betrapping is
ook veel kleiner. Hierdoor vergroot hun afhankelijk-
heidsstatus nog.
Ook werkgevers beperken zelf de bewegingsvrijheid
van hun huishoudpersoneel. Ze weten dat er hoge
boetes staan op het tewerkstellen van mensen zonder
papieren.
De zeer grote afhankelijkheid van deze groep huishoud-
sters maakt de kans op misbruik groter. De zwaarste
misbruiken die bij OR.C.A. worden gemeld, komen dan
ook uit deze groep huishoudsters.
Het volledige dossier over huishoudpersoneel kan je vinden
op de website van OR.C.A. www.orcasite.be
naar een europees minimum-inkomen
Binnen Europa heeft men de armoederisicogrens
vastgelegd. Deze grens wordt in ons land, net als in
andere landen, gebruikt om de inkomensarmoede te
meten. Ook Welzijnszorg gebruikt deze grens.
Op dit ogenblik ligt deze op € 899 voor een alleen-
staande en € 1.888 voor een koppel met twee kinderen.
Volgens de recentste cijfers (die nog geen rekening
houden met de crisis) leeft in België 15% van de
mensen onder deze grens, in Europa is dit gemid-
deld 16%.
De armoederisicogrens wordt jaarlijks herberekend
en bedraagt 60% van het mediaan inkomen. Deze
berekening heeft als nadeel dat je niet vertrekt
van wat mensen nodig hebben om te overleven
(zoals een budgetstandaard16), maar uitgaat van wat
mensen in het land verdienen. Het voordeel is dat
er eenzelfde berekening is voor alle landen van de
EU en dat het bedrag verschilt van land tot land,
afhankelijk van het mediaan inkomen.
Wil men in Europa echt werk maken van de strijd
tegen (inkomens)armoede, dan zou men een
Europese richtlijn kunnen uitvaardigen waarin
men de landen verplicht om hun lonen en uitker-
ingen minimaal boven deze armoederisicogrens te
halen. Op 6 mei 2009 heeft het Europees parlement
hierover een resolutie goedgekeurd. Wij pleiten dat
hiervoor bindende afspraken binnen de EU komen.
Deze Europese aanpak zou niet alleen de Belgische
overheid verplichten om dit eindelijk door te voeren,
het zou ook een stap zijn naar een socialer Europa.
Nu zijn er landen waar er geen minimumloon is,
noch een minimale inkomensbescherming. Dat is
op zich al een schande op dit rijk continent, maar
zorgt er ook voor dat mensen gedwongen worden te
migreren binnen de unie, op zoek naar een betere
toekomst. Daarnaast zorgt dit voor een asociale
concurrentie waar noch de mensen, noch onze be-
drijven beter van worden.
111
Ho
ofd
st
uk
4europa
elke werknemer heeft rechten!
de organisatie voor clandestiene arbeidsmigranten
(or.c.a.) werd opgericht in 2003. op dat moment
was de werksituatie van mensen zonder papieren
nog maar heel weinig gekend. Werknemers zonder
papieren – of ‘clandestiene arbeidsmigranten’ -
vonden maar zelden hun weg naar instanties die hun
arbeidsrechten zouden kunnen verdedigen, zoals de
vakbonden. nochtans was het wel duidelijk dat de
meeste mensen zonder papieren op de één of andere
manier werkten, voor het overgrote deel in het zwart.
Zij hebben immers geen andere mogelijkheid om te
overleven en hun gezin te voeden.
opzoekwerk wees uit dat ook werknemers zonder
papieren in België over heel wat arbeidsrechten
beschikken. maar omdat ze hun rechten niet ken-
nen, omdat ze bang zijn om uitgewezen te worden,
of omdat ze weinig alternatieven hebben om in hun
levensonderhoud te voorzien, worden die rechten
niet in de praktijk gebracht. or.c.a. wil daar verander-
ing in brengen. Zij informeren zowel de werknemers
als degenen die hen begeleiden over hun rechten en
staan hen bij wanneer ze die rechten willen afdwin-
gen. or.c.a. brengt het perspectief van werknemers
zonder papieren op tafel telkens er wordt gesproken
over ‘illegale arbeid’, ‘arbeidsmigratie’, en andere hete
hangijzers.
dat doet or.c.a. door te informeren via publica-
ties, de website, vormingen voor verschillende
doelgroepen … ; met een, bereikbare helpdesk voor
werknemers zonder papieren, hun begeleiders en alle
geïnteresseerden voor advies bij concrete problemen
of voor algemene informatie rond het onderwerp.
or.c.a. sensibiliseert ook relevante actoren (over-
heidsdiensten, middenveldorganisaties …) en het
grote publiek en doet waar mogelijk aan beleidswerk
om de rechtspositie van werknemers zonder papieren
te verbeteren en om te zoeken naar alternatieven
voor hun clandestiene positie.
de kracht van or.c.a is de samenwerking met
belangrijke andere spelers in het veld van migratie
en regularisatie. Zo is er een intense samenwerking
met de vakbonden (acv en aBvv), en daarnaast ook
met het forum asiel en migraties, caW’s, Brusselse
Welzijnsraad, centra hulp aan slachtoffers mensen-
handel, Welzijnszorg, noord-Zuidbeweging, migran-
tenorganisaties, unizo, katholieke gemeenschappen
van buitenlandse oorsprong … ook op beleidsniveau
wordt goed samengewerkt met inspectiediensten
arbeid en arbeidsauditoraten.
in 2009 begeleidde or.c.a. 307 individuele hulpvrag-
ers van 51 verschillende nationaliteiten. op de website
werden daarbovenop nog eens 1.300 unieke bezoek-
ers geregistreerd en 200 cursisten volgden de cursus
maatschappelijke oriëntatie voor mensen zonder
wettig verblijf (een initiatief in samenwerking met vzw
link=Brussel).
OR.C.A. vzw
Gaucheretstraat 164, 1030 Brussel
www.orcasite.be
proJect
or.c.a. vzw
112
113
Ho
ofd
st
uk
4
© W
elzi
jnsz
org
vzw
- L
isa
Van
Dam
me
Voetnoten
1 Engbersen G, Van Meeteren, M., Van San, M. Zonder papieren, over de positie van irreguliere migranten en
de rol van het vreemdelingenbeleid in België, Acco/Voorburg, Leuven, 2008, p. 11.
2 Idem.
3 OR.C.A., Werknemers zonder papieren: een rechtengids. 2009, p.6.
4 Idem, p. 8-16.
5 Idem, p. 16-24.
6 Idem, p. 19-20
7 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 77-79.
8 OR.C.A., Huishoudpersoneel: door een andere bril bekeken, Brussel, 2010, p. 6.
9 Idem, p. 12-13.
10 Idem, p. 15.
11 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 75-76.
12 OR.C.A., Huishoudpersoneel: door een andere bril bekeken, Brussel, 2010, p. 12-17.
13 Idem, p. 24-25.
14 Idem, p. 29-30.
15 Idem, p. 33-35
16 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 127-129.
114
on
Ze
eis
en
politieke eisen
115
116
De overheden in ons land zijn een belangrijke
werkgever. Zij moeten als werkgever streven naar
sociale inclusie van kansengroepen in hun person-
eelsbeleid. Daarnaast is de overheid ook betrokken
partij als subsidieverstrekker in de social-profit en
als opdrachtgever bij overheidsopdrachten. Ook
hier kunnen zij sociale inclusie van kansengroepen
stimuleren.
Hiervoor vragen wij dat de verschillende overheden
sociale criteria opnemen als bijzondere uitvoerings-
voorwaarde bij overheidsopdrachten. De overheid
kan zo de uitvoerder van een overheidsopdracht
vragen om hun diversiteitsbeleid voor te leggen of
een engagement te nemen om dit op korte termijn
te ontwikkelen. Samen met de sociale partners
moet de overheid onderzoeken hoe de integratie
van diversiteitsplannen in bedrijven kan verbeterd
worden, rekening houdend met de grootte en de
sector.
Binnen een duurzame subsidiëring in de social-prof-
it moet de overheid eveneens sociale criteria vragen
aan de verschillende organisaties en instellingen.
Het Work-Up project zet activeringsconsulenten
in die zich specifiek richten tot werkzoekenden
van etnisch-culturele minderheden met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt.
De consulenten werken vindplaatsgericht, laagdrem-
pelig en op maat. Door hun culturele affiniteit is
de kloof tussen de consulent en de werkzoekende
minder groot. Op deze manier slagen ze erin om het
vertrouwen te krijgen van de werkzoekende die an-
ders weinig vertrouwen stelt in arbeidsbemiddeling.
De consulenten werken via de etnisch-culturele
verenigingen, maar in nauw verband met VDAB. Op
deze manier zorgen zij voor een betere instroom
van deze groep binnen de VDAB werking. Daarnaast
nemen zij hun ervaring ook mee binnen overleg in
VDAB. Deze methodiek werkt en past in een maat-
pak gerichte aanpak van kansengroepen.
Wij vragen dat deze methodiek uitgebreid wordt
zodat alle regio’s in Vlaanderen bereikt worden. Ook
in Brussel, waar momenteel slecht 1 consulent ac-
tief is, dient een structurele uitbreiding doorgevoerd
te worden om de specifieke hoofdstedelijke situatie
aan te kunnen.
Deze consulenten moeten goede vorming krijgen
over de armoedeproblematiek en in staat zijn om
werkzoekenden toe te leiden naar zowel een baan
als werknemer of een traject naar zelfstandig
ondernemerschap.
Invoeren van sociale criteria in overheidsop-drachten
De inzet van Work-Up methodiek uitbreiden tot een volledige dekking van Vlaanderen en Brussel
1 2
on
Ze
eis
en
117
Mensen zonder papieren die in ons land in de clan-
destiniteit leven en werken hebben ook bepaalde
rechten. De mensenrechten gelden voor iedereen,
ongeacht hun verblijfsstatus. Ook binnen het ar-
beidsrecht zijn er zo’n grondrechten. Zo heb je recht
op een minimumloon, op vakantie en feestdagen,
respect voor de werktijden… Dit geldt ook als je
zwartwerkt en als je niet over de juiste verblijf- of
werkdocumenten beschikt.
Het probleem zit hem echter in de uitvoering van
deze rechten. Bij misbruik weet men vaak niet waar
men terecht kan of heeft men schrik om bijvoor-
beeld de politie te contacteren.
De misbruiken die bestaan moeten aangepakt
worden. Zware misbruiken resulteren in grove uit-
buiting, psychische dreigementen, fysiek geweld en
soms zelfs levensgevaar.
Wij pleiten voor de invoering van een veilig loket
om dergelijke misbruiken anoniem te melden.
Dit loket kan in de praktijk verschillende vormen
aannemen. Samen met de betrokken diensten moet
bekeken worden hoe men een laagdrempelig en
bereikbaar meldpunt kan installeren waar clan-
destiene arbeidsmigranten terecht kunnen (fysiek,
telefonisch, elektronisch …)
Zowel clandestiene werknemers als clandestiene
zelfstandigen kunnen hier dit misbruik melden,
zonder het gevaar te lopen om zelf gearresteerd
te worden. De malafide werkgevers die hieraan
meedoen, om de bonafide concurrenten uit de
markt te duwen, kunnen zo ook in de praktijk
aangepakt worden. Daarnaast zijn particulieren die
clandestien huishoudpersoneel tewerkstellen, of
zeer goedkope klussen willen laten uitvoeren ten
koste van iemand in een uiterst zwakke positie, niet
meer in staat om dit te doen met als belangrijkste
wapen de chantage van de clandestiniteit.
Dit veilig loket beantwoordt aan een realiteit in alle
westerse landen. De asiel- en migratieproblematiek
en de arbeidsmigratie verdienen een beter beleid.
Mensen in nood en de noden van onze arbeidsmarkt
moeten in dit beleid verzoend worden. Clandesti-
niteit zal nooit helemaal verdwijnen maar kan wel
teruggedrongen worden.
We vragen ook dat de betrokken inspectiediensten
een ‘taskforce’ oprichten om de gevoerde inspec-
ties te herbekijken. De controle op onaanvaardbare
werkomstandigheden en de controle op verblijf,
zouden gescheiden moeten worden. Minimaal
moeten aparte procedures voorzien worden voor
schendingen tegen de arbeidswetgeving en in-
breuken tegen de verblijfswetgeving.
Een operationeel veilig loket voor clandestiene arbeiders.
3
In 2009 vroegen we aan de Belgische overheid om
de uitkeringen en de vervangingsinkomens op te
trekken tot boven de armoedegrens. We herhalen
deze vraag, maar voegen er een extra dimensie aan
toe.
Binnen de EU heeft men 2010 uitgeroepen tot
Europees jaar ter bestrijding van armoede en
sociale uitsluiting. Het is dan ook onbegrijpelijk
en onaanvaardbaar dat er in de EU landen zijn
zonder minimumbescherming en vele andere waar
deze minimumbescherming niet voldoet, zoals in
België. In een integrale armoedebestrijding is een
voldoende inkomen cruciaal.
Wij pleiten voor een Europese richtlijn die de
lidstaten dwingt om een minimuminkomen te real-
iseren boven de Europese armoedegrens. Deze grens
verschilt van land tot land (=60% van het mediaan
inkomen van dat land) zodat ook de inspanningen
die nodig zijn op maat van elk land zijn. Dit in een
Europees kader aannemen heeft heel wat voorde-
len: de sociale bescherming stijgt in de hele unie,
onze bedrijven hun concurrentiepositie verbetert
en de loonhandicap tegenover sommige andere
landen neemt af. Deze richtlijn moet mee aan de
basis liggen voor een concreet en integraal Europ-
ees armoedebeleid binnen de EU2020 strategie. De
Belgische overheid moet tijdens het voorzitterschap
in de tweede helft van 2010, maar ook erna, een
leidende kracht zijn in een Europees armoedebeleid.
118
Een Europees minimum-inkomen voor elk land in de EU, boven de armoede-grens.
4
on
Ze
eis
en
119
WERK ARMOEDE WEG !CAMPAGNE WELZIJNSZORG vzw 2010
DOSSIER
WelzijnszorgHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 502 55 75E [email protected]
BrusselHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 213 04 73E [email protected]
West-Vlaanderen Sint-Jorisstraat 138800 RoeselareT 051 26 08 08 E [email protected]
Vlaams-Brabant/MechelenVarkensstraat 6 2800 MechelenT 015 29 84 58E [email protected]
Limburg Tulpinstraat 75 3500 HasseltT 011 24 90 20E [email protected]
Oost-VlaanderenSint Salvatorstraat 309000 GentT 09 269 23 40E [email protected]
Antwerpen Rolwagenstraat 732018 AntwerpenT 03 217 24 90E [email protected]
NA
TIO
NA
AL
RE
GIO
NA
LE D
IEN
ST
EN
en sociale uitsluiting
van de bestrijding van armoede
2010Europees Jaar
Sluitingsdag: Maandag + Weekend
Openingsuren: 10u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30