71292 bw Armoede:71292 bw Armoede · PDF file 6.1 Inleiding en vraagstelling 112 6.2...
date post
01-Oct-2020Category
Documents
view
0download
0
Embed Size (px)
Transcript of 71292 bw Armoede:71292 bw Armoede · PDF file 6.1 Inleiding en vraagstelling 112 6.2...
Participeren naar vermogen
EEN STUDIE NAAR HET VOORKOMEN VAN ARMOEDE
perspectievenweten sc
h a
ppelijk
in stitu
u t
vo o
r h
et c d
a
71292_bw_Armoede:71292_bw_Armoede 14-05-2007 15:30 Pagina 1
r e
e k
s p
e rs
p e
c ti
e v
e n
Publicatie van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.
Het instituut heeft ten doel het (doen) verrichten van wetenschappelijke
arbeid ten behoeve van het CDA op basis van de grondslag van het CDA en in
aansluiting op het Program van Uitgangspunten. Het instituut geeft gedocu-
menteerde adviezen over hoofdlijnen van het beleid, hetzij op eigen initia-
tief, hetzij op verzoek vanuit het CDA en/of van de leden van het CDA in
vertegenwoordigende lichamen.
Wetenschappelijk Instituut voor het CDA
Postbus 30453, 2500 GL Den Haag
Telefoon (070) 3424870
Fax (070) 3926004
Email wi@cda.nl
Internet www.wi.cda.nl
ISBN/EAN 978-90-74493-53-6
2007 Wetenschappelijk Instituut voor het CDA
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel -
voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
71292_bw_Armoede:71292_bw_Armoede 14-05-2007 15:30 Pagina 2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord 5
1 Inleiding en vraagstelling 7
1.1 Benaderingen van armoede, een historische schets 8
1.2 Het ontstaan van een brede benadering 11
1.3 (Het ontstaan van) sociale verzekeringen en sociale
voorzieningen 12
1.4 Vraagstelling voor het rapport 14
1.5 Opbouw van het rapport 20
2 Ontwikkeling van armoede in Nederland 21
2.1 Armoedegrenzen 23
2.2 Ontwikkeling van het aantal huishoudens dat moet
rondkomen van een inkomen onder de beleidsmatige of
lage inkomensgrens 25
2.3 Wanneer wordt het nijpend? 26
2.4 Langdurige armoede 26
2.5 Ontwikkeling van armoede in Nederland: dimensies van
het armoedevraagstuk 28
2.6 Conclusie 32
3 Schulden en voedselbanken 34
3.1 Krediet en schulden 35
3.2 Betalingsachterstanden 36
3.3 Problematische schulden 38
3.4 Verschillend type schulden 40
3.5 Voedselbanken 41
3.6 Conclusie en aanbevelingen 43
4 Patronen rond armoede 47
4.1 Gezinssituatie: armoede onder kinderen 49
4.2 Nieuwe Nederlanders 58
4.3 Leeftijdgerelateerde armoede 68
4.4 Armoede die samenhangt met (on)vermogen 78
r a
p p
o r
t P
a rt
ic ip
er en
n a
a r
ve rm
o g
en
71292_bw_Armoede:71292_bw_Armoede 14-05-2007 15:30 Pagina 3
5 Vloeren in het bestaan 87
5.1 De hoogte van het minimumloon 89
5.2 Verschillende typen uitgaven 94
5.3 Vaste lasten 94
5.4 Kosten voor kinderen 102
5.5 Zorgkosten 105
5.6 Harmonisatie toeslagen 106
5.7 Conclusie en aanbevelingen 107
6 Samenvatting en conclusies 111
6.1 Inleiding en vraagstelling 112
6.2 Ontwikkeling van armoede in Nederland 113
6.3 Schulden en voedselbanken 114
6.4 Patronen rond armoede 116
6.5 Vloeren in het bestaan 121
4
r e
e k
s p
e rs
p e
c ti
e v
e n
71292_bw_Armoede:71292_bw_Armoede 14-05-2007 15:30 Pagina 4
5
VOORWOORD
Hoe kan het dat er in een rijk land mensen zijn die het hoofd nauwelijks
boven water kunnen houden? Dat is een indringende en regelmatig gestelde
vraag. Het is een vraag die het CDA als christen-democratische partij raakt in
haar kern. Het behoort immers tot haar unieke opdracht, oog te hebben voor
mensen in een kwetsbare positie. Reden genoeg voor het Wetenschappelijk
Instituut voor het CDA om nauwgezet studie te maken van de ontwikkeling
en de oorzaken van armoede in onze samenleving.
Wanneer is er sprake van armoede? Hierover lopen de meningen uiteen.
Sommigen spreken van armoede wanneer er sprake is van broodnood.
Anderen vinden dat armoede in beeld komt wanneer men over onvoldoende
middelen beschikt voor een sportvereniging of vakantie. Niet alleen techni-
sche definities en bepalingen zijn hier in het geding. De gevoelslaag speelt
ook een rol. Wie zijn of haar kinderen in materieel opzicht minder te bieden
heeft dan andere ouders, kan dat als armoede ervaren. Aan de andere kant
geldt dat lang niet iedereen met een smalle beurs zich arm voelt of in finan-
ciële problemen raakt.
Dit rapport wil vanuit christen-democratisch perspectief antwoord geven op
vier kernvragen met betrekking tot armoede. Het gaat het om de vraag naar
� de definitie van armoede. Wat verstaan wij in deze samenleving onder
armoede?
� de onderliggende oorzaken. Is armoede terug te voeren op individuele, cul-
turele, sociaal-maatschappelijke of vooral structurele factoren?
� de mogelijkheden om armoede effectief te bestrijden;
� de verantwoordelijkheid hiervoor. Wie is verantwoordelijk voor welke
vorm van armoedebestrijding?
In deze studie worden drie dimensies van armoedebeleid onderscheiden: een
preventieve, een sociale en een materiële dimensie. Bij al deze drie dimensies
van armoedebeleid speelt de cultuur een belangrijke rol. Hoe preventie
vormt krijgt, in welke sociale context mensen leven en welke normen ons lei-
den bij het beoordelen van de materiële kant van armoede, is afhankelijk van
de cultuur waarin we leven. De veronderstelling dat de armoedeproblematiek
verweven is met de sociale achtergrond en culturele context, is wezenlijk
voor de christen-democratische benadering. Armoede is meer dan alleen een
financiële kwestie en kan ook niet alleen langs die lijn worden opgelost.
Armoedebeleid moet zich daarom niet beperken tot enkel inkomenspolitiek;
het moet ook gaan over zaken die verder reiken dan alleen het puur economi-
sche. Als leidraad geldt dat armoedebestrijding erop moet zijn gericht om
mensen te helpen zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien, in plaats
van afhankelijk te raken van een uitkering of van regelingen. In sociaal
r a
p p
o r
t P
a rt
ic ip
er en
n a
a r
ve rm
o g
en
71292_bw_Armoede:71292_bw_Armoede 14-05-2007 15:30 Pagina 5
opzicht betekent armoedebestrijding het bevorderen van aansluiting op en
verbondenheid met de bredere samenleving. Bij de materiële kant van het
armoedevraagstuk gaat het om de vraag of mensen redelijkerwijs de vaste
lasten en noodzakelijke kosten kunnen bekostigen. Wanneer dat onvoldoende
het geval is, zal de gemeenschap moeten bijspringen en huishoudens finan-
cieel moeten ondersteunen. Ook een minimuminkomen moet voldoende zijn
om op een waardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving.
Dit rapport pleit er voor om armoedebestrijding enerzijds ter hand te nemen
via preventie en sociale steun (onderwijs, extra investeringen in inburgering,
stageplaatsen, intensieve begeleiding van mensen) en anderzijds via kosten-
ondersteuning op de belangrijke terreinen van wonen, kinderen en zorg voor
lage inkomensgroepen. Enerzijds gaat het dus om het stimuleren van partici-
patie, door mensen toe te rusten en te ondersteunen om hen zo te helpen
hun eigen talenten te ontwikkelen en mogelijkheden die ze hebben te benut-
ten. Anderzijds gaat het om het bieden van voldoende beschikbaar inkomen.
De invalshoek is daarbij niet dat geconcludeerd wordt dat de uitkeringen ver-
hoogd dienen te worden, maar wel dat er ten aanzien van sommige huis-
houdomstandigheden een hogere bijdrage in de kosten van wonen, zorg en
met name kinderen, geboden zou moeten worden. Het voordeel van deze
benadering is dat de ondersteuning vanzelf afneemt bij het toenemen van
het inkomen. Doet zich onverhoopt een inkomensval voor na werkeloosheid
of ziekte, dan heeft de kostenondersteuning een dempend effect op de gevol-
gen hiervan. De ondersteuning op het gebied van vaste lasten en noodzakelij-
ke kosten neemt immers toe wanneer het inkomen afneemt. Op die manier
wordt mensen zekerheid geboden. Niet alleen aan diegenen die van een laag
inkomen moeten leven, maar ook aan diegenen die nu zelf in hun inkomen
kunnen voorzien, maar mogelijk op een later moment – buiten hun eigen
schuld – wel afhankelijk worden van een uitkering. Een robuust systeem van
lastenmaximering in de vorm van inkomensafhankelijke toeslagen zorgt der-
halve voor stabiliteit en verstevigt het vangnet aan de onderkant van het
inkomensgebouw.
Het bestuur van het Wetenschappelijk Instituut dankt mevr. drs. P. van der
Burg die als auteur van dit rapport een weg heeft weten te vinden in deze
gevoelige en complexe materie. Het is dhr. prof. dr. A.L. Bovenberg,
mevr. G. Dolsma, dhr. R. Kremers, dhr. K. T