Doorlichting Dienst Uitvoering Onderwijs - Rijksoverheid.nl...2016/01/12 · Uitvoering en...
Transcript of Doorlichting Dienst Uitvoering Onderwijs - Rijksoverheid.nl...2016/01/12 · Uitvoering en...
Doorlichting Dienst Uitvoering Onderwijs
Datum: 19-10-2015
Status: Definitief
Pagina 2 van 39
Inhoud
1 Inleiding 3
1.1 Doelstelling doorlichting 3
1.2 Onderzoeksvragen 3
2 Kerntaken en organisatieontwikkeling 4
2.1 Historie 4
2.2 Kerntaken 4
2.3 Inrichting organisatie 6
2.4 Organisatieontwikkeling 7
2.5 Facts & Figures 8
3 Governance 9
3.1 Inrichting 9
3.2 Eigenaar 9
3.3 Opdrachtgevers 10
3.4 Opdrachtnemer 13
4 Financieel beheer 16
4.1 Inrichting financieel beheer 16
4.2 Baten-lastenstelsel 16
5 Bekostiging en doelmatigheidsbevordering 20
5.1 Bekostiging 20
5.2 Doelmatigheidsbevordering 27
6 Conclusies en aanbevelingen 31
6.1 Governance 31
6.2 Financieel beheer 33
6.3 Bekostiging en doelmatigheidsbevordering 34
6.4 Slotoverweging 36
Bijlage A – Geïnterviewden 37
Bijlage B - Organogram 38
Bijlage C – Aanbevelingen 39
Pagina 3 van 39
1 Inleiding
1.1 Doelstelling doorlichting
In de Regeling agentschappen is opgenomen dat agentschappen periodiek
worden doorgelicht. Deze doorlichtingen zijn bedoeld om de bestaansgrond
en de toegevoegde waarde van elk agentschap aan de orde te stellen. Hierbij
wordt ook gekeken of het agentschap voldoet aan de voor een (baten en
lasten)agentschap geldende instellingsvoorwaarden. Elk agentschap wordt
tenminste eens in de vijf jaar doorgelicht.
De doelstelling van de doorlichting van het agentschap Dienst Uitvoering
Onderwijs (DUO) is in zijn algemeenheid: het geven van inzicht in het
functioneren van DUO in het licht van de Regeling agentschappen op de
gebieden governance, financieel beheer, bekostiging en
doelmatigheidsbevordering.
De rapportage wordt openbaar gemaakt onder verantwoordelijkheid van de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1.2 Onderzoeksvragen
De centrale onderzoeksvragen van de doorlichting luiden:
Hoe functioneert het stelsel voor het sturen, beheersen en afleggen van
verantwoording (governance) bij DUO en is dit in overeenstemming met
de vereisten die de Regeling agentschappen stelt?
Hoe is de kwaliteit van het financieel beheer en de financiële functie
gewaarborgd bij DUO?
Hoe is de bekostiging van DUO vormgegeven? Is dit in overeenstemming
met de vereisten die de Regeling agentschappen stelt? In hoeverre
draagt de bekostiging bij tot een doelmatigere werkwijze van DUO?
Hoe heeft de doelmatigheid zich ontwikkeld en hoe wordt de verdere
ontwikkeling van de doelmatigheid bevorderd?
Pagina 4 van 39
2 Kerntaken en organisatieontwikkeling
2.1 Historie
DUO is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs.
DUO staat voor een organisatie die wil samenwerken en een duo wil vormen
met het onderwijsveld, de studenten en de beleidsmakers. DUO is ontstaan
uit een fusie van de Informatie Beheer Groep (IBG) en de Centrale Financiën
Instellingen (CFI) op 1 januari 2010. Daarmee heeft het de bekostiging op
zich genomen van respectievelijk de onderwijsdeelnemers én de onderwijs-
instellingen. De fusie van IBG en CFI is ook aanleiding geweest om de
vormgeving van de organisatie te onderzoeken. IBG was oorspronkelijk een
zelfstandig bestuursorgaan (zbo) en CFI een agentschap. In samenhang met
de wens tot het verbeteren van de afstemming tussen uitvoering en beleid, is
ervoor gekozen de samengevoegde organisaties onder directere ministeriële
verantwoordelijkheid te plaatsen. Sinds 2010 heeft DUO de status van
agentschap.
De IBG en het CFI waren oorspronkelijk in respectievelijk Groningen en
Zoetermeer gevestigd en DUO werkt nog steeds primair vanuit die twee
locaties. DUO wordt vanuit de hoofdvestiging in Groningen bestuurd.
2.2 Kerntaken
DUO financiert en informeert onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen
en organiseert examens. De wettelijke taken, die DUO voor het ministerie
van OCW uitvoert, staan omschreven in de onderwijswetgeving.
Naast de bekostiging van scholen en universiteiten verzamelt DUO ook
gegevens voor de onderwijsinstellingen. DUO verrijkt deze gegevens tot
informatieproducten die gebruikt worden door het onderwijsveld, door
onderzoeksinstellingen en voor beleidsvorming. Voor (ex-)studenten in het
mbo, hbo en wo voert DUO de Wet studiefinanciering 2000 uit. Daarnaast int
DUO het lesgeld van mbo-deelnemers, voert staatsexamens uit en beheert
het diplomaregister. Ook voert DUO de Regeling Lerarenbeurs uit waarmee
extra geld beschikbaar wordt gesteld aan leraren om daarmee de
professionalisering van de beroepsgroep te bevorderen.
Naast het ministerie van OCW zijn de ministeries van SZW en Financiën ook
vaste opdrachtgever. Voor het ministerie van SZW beheert DUO het Landelijk
Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen en de Gemeenschappelijke
Inspectieruimte. Recentelijk heeft het kabinet besloten tot een andere
financieringsstructuur voor de kinderopvang en DUO is aangemerkt als de
uitvoerder daarvan. Het ministerie van Financiën wordt ondersteund door
DUO bij de organisatie en afname van examens in het kader van de Wet
Financieel Toezicht en DUO beheert de centrale examenbank.
Tot slot zijn een aantal werkzaamheden ondergebracht in een zelfstandig
organisatieonderdeel binnen het agentschap DUO: de Shared Service
Organisatie Noord (SSO-Noord). Binnen de SSO-Noord zijn het
inkoopcentrum van OCW (IUC-Noord) en het overheidsdatacentrum (ODC-
Noord) ondergebracht.
Pagina 5 van 39
De taken van DUO kunnen onderverdeeld worden in vijf hoofdproducten
binnen het basiscontract, de overige taken en opdrachten buiten het
basiscontract en de taken voor tweeden en derden. De verdeling van de
verwachte omzet voor 2015 (exclusief overhead) over de verschillende
producten en taken is weergeven in Figuur 1 (voor het basiscontract) en
Figuur 2 (voor de werkzaamheden buiten het basiscontract) .
Figuur 1: Taken DUO binnen het basiscontract (naar rato omzet). Bron:
Managementafspraak 2015
De totale verwachte kosten van het primaire proces, dus exclusief de
overheadkosten, binnen het basiscontract bedragen volgens de
managementafspraken € 133,4 miljoen en zijn over de verschillende taken
verdeeld zoals weergegeven in Figuur 1.
Figuur 2: Taken DUO buiten het basiscontract (naar rato omzet). Bron:
Managementafspraak 2015
De totale verwachte kosten van de taken die buiten het basiscontact vallen,
dus de overige taken, de opdrachten, het (tijdelijke) project PVS en de omzet
tweeden en derden, bedraagt € 95,5 miljoen. De verdeling van het totale
bedrag over deze verschillende taken is terug te vinden in Figuur 2.
17%
53%
14%
13%
3%
Basiscontract DUO
Bekostiging instellingen
Studiefinanciering
Onderwijsregisters
Examendiensten
Informatiediensten
16%
33% 25%
18%
8%
Omzet buiten basiscontract DUO
Overige taken
Opdrachten
PVS
Omzet tweeden
Omzet derden
Pagina 6 van 39
De totaal geraamde kosten van het primaire proces voor alle taken die DUO
uitvoert bedraagt € 228,9 miljoen. Om tot de totale kosten te komen worden
de overheadkosten nog toegewezen aan de verschillende taken. De totale
overheadkosten bedragen € 67 miljoen. Hiervan wordt 70 procent
toegewezen aan het basiscontract en 30 procent aan de taken daarbuiten.
De totale kosten van DUO, die in de ramingen gelijk zijn aan de totale omzet
gezien de afwezigheid van een winstoogmerk, bedragen dan € 295,9 miljoen
(Managementafspraak 2015).
2.3 Inrichting organisatie
De inrichting van DUO zoals beschreven in deze paragraaf is actueel ten tijde
van de doorlichting. Op het moment van schrijven van dit rapport werkt DUO
echter aan een herordening van de organisatiestructuur waardoor de
onderstaande indelingen in de toekomst anders vormgegeven kunnen zijn.
De DUO organisatie omvat twee kolommen:
Uitvoering en Dienstverlening;
Bedrijfsvoering.
De hoofddirecteuren van deze twee kolommen vormen samen het MT DUO en
de hoofddirecteur Uitvoering en Dienstverlening is tevens DG DUO.
In de kolom Bedrijfsvoering bevinden zich onder andere de ondersteunende
stafdiensten, Communicatie en Human Resource. Daarnaast valt het CIO
Office onder de kolom Bedrijfsvoering, evenals de ICT Supply. Met dit laatste
wordt de afdeling bedoeld die de ICT infrastructuur beheert en de software
ontwikkelt. SSO-Noord valt rechtstreeks onder DG DUO.
De hoofddirectie Uitvoering en Dienstverlening bevat de:
directie Onderwijsvolgers;
directie Registers en Examens;
directie Onderwijsinstellingen.
De afdelingen Informatieproducten én ICT Demand
(portfoliomanagement en het functioneel beheer)
De directie Beleid en Strategie valt niet onder één van deze twee kolommen,
maar direct onder het MT DUO. Daarnaast wordt DG DUO ondersteund door
de concerncontroller. De directie Control, waar de concerncontroller de
leiding van heeft, valt onder de hoofddirectie Bedrijfsvoering. De
organisatiestructuur van DUO is in het organogram in Bijlage B weergeven.
Pagina 7 van 39
2.4 Organisatieontwikkeling
Met de fusie van CFI en IBG en de agentschapsvorming van DUO is de band
tussen beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering versterkt. In 2014 is binnen
DUO een traject voor de organisatieontwikkeling gestart, mede gericht op de
nog steeds merkbare verschillen tussen de vestigingen Zoetermeer en
Groningen. Dit is deels ook logisch door de fysieke afstand en het verschil
tussen het studiefinancieringsproces (Groningen) aan de ene kant en het
bekostigingsproces (Zoetermeer) aan de andere kant. De bekostiging is meer
business-to-business, terwijl Groningen meer zaken doet met de burger. De
processen worden weliswaar steeds meer gestroomlijnd, maar dit is in de
praktijk nog niet overal in detail het geval. Het traject organisatie-
ontwikkeling moet ervoor zorgen dat DUO ook in de praktijk meer één
organisatie wordt.
Een belangrijke ontwikkeling is de taakstelling die op het apparaat van DUO
is gelegd. De taakstelling voor DUO bestaat uit:
Opgelegd door het kabinet Balkende IV (deregulering): € 1,1 miljoen;
Opgelegd door het kabinet Rutte 1 (2014 – 2016): € 15,4 miljoen;
Opgelegd door het kabinet Rutte 2 (2016 – 2018): € 22 miljoen.
Deze taakstellingen samen tellen op tot € 38,5 miljoen. Daarnaast neemt het
kader voor beleidsopdrachten in twee stappen (2014 en 2016) af met in
totaal € 10 miljoen.
Deze taakstellingen worden ingevuld door:
Efficiencymaatregelen, die tellen op tot € 21,4 miljoen. Deze bestaan uit:
o Generieke efficiency (€ 7,2 miljoen). Dit deel wordt onder andere
ingevuld door digitalisering en het omzetten van extern in intern
personeel.
o Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 13 miljoen). De
baten van investeringen in dit programma worden ingezet als
invulling van de taakstelling.
o DUO in de regio (€ 1,2 miljoen). Vanwege de digitalisering heeft
DUO gekozen voor de sluiting van een aantal regiokantoren.
Dereguleringsmaatregelen (€ 15,4 miljoen). Dit gaat om minderwerk,
onder andere het Studievoorschot en het afschaffen van loting voor
studiejaar 2015/2016 moeten voor DUO tot minder uitvoeringskosten
leiden. De besparing op deregulering is nog niet helemaal gedekt door
maatregelen.
Daarnaast neemt het kader voor beleidsopdrachten in twee stappen
(2014 en 2016) af met in totaal € 10 miljoen.
Het restant van de taakstelling wordt door DUO ingevuld met rijksbrede
samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties en het invullen van shared
service organisaties.
Pagina 8 van 39
Vanwege bovenstaande veranderingen moet DUO circa 135 FTE naar ander
werk begeleiden. Dit sociaal flankerend beleid is door DUO begroot op
eenmalig € 13,6 miljoen. Eén van de manieren om dit te realiseren is het
verrijken van het takenpakket van DUO. Dit sluit ook aan op de visie van
DUO om de primaire taak (onderwijs mogelijk maken) uit te bouwen en
bedrijfsvoeringstaken rijksbreed aan te bieden voor de onderdelen waar DUO
goed presteert. Dit betreft onder andere de toenemende vraag naar
informatieproducten in het onderwijs, het uitbouwen van SSO-Noord, maar
ook de Kinderopvang. Tot slot, breidt DUO zijn dienstverlening naar de
onderwijsinstellingen steeds meer uit buiten de wettelijke taken.
2.5 Facts & Figures
Tabel 1. Financiële gegevens DUO 2010-20141
Bedragen x € 1 mln.
2010 2011 2012 2013 2014
Omzet 251,9 264,2 281,5 288,1 289,4
% omzet derden2 4% 5% 4% 4% 4%
Resultaat -1,6 -0,4 2,3 3,2 0,5
Aantal FTE 1.788 1.728 1.732 1.770 1.773
Afschrijvingskosten 9,9 6,7 6,0 6,4 7,0
% lasten 3,9% 2,5% 2,1% 2,2% 2,4%
Vaste activa 18,5 21,7 21,0 18,8 16,3
Leningen min FIN 1,9 1,6 1,3 0,9 0,6
% leningen/vaste
activa 10% 7% 6% 5% 4%
Eigen vermogen 0,8 0,4 2,7 5,9 6,4
% omzet 0,3% 0,2% 1,0% 2,0% 2,2%
Balanstotaal 96,3 84,6 75,0 67,8 74,4
1 Bron: Jaarverslagen 2010-2014 2 De omzet derden bestaat voornamelijk uit examenleges ter dekking van de uitvoeringskosten DUO
Pagina 9 van 39
3 Governance
3.1 Inrichting
De Regeling agentschappen is leidend voor het te hanteren sturingsmodel en
daarmee voor de governance van DUO. Het resultaatgerichte sturingsmodel
zoals opgenomen in de regeling onderscheidt drie rollen, namelijk die van
eigenaar, (beleids)opdrachtgever en opdrachtnemer.
De eigenaar is in dit sturingsmodel verantwoordelijk voor het toezicht op het
beleid van de opdrachtnemer en op de algemene gang van zaken in het
agentschap. Hij draagt zorg voor kwalitatief goede systemen voor het
toezicht op de budgettaire kaders, de continuïteit van het agentschap en de
kwaliteit van de producten.
De opdrachtgever is verantwoordelijk voor een goede opdrachtformulering,
met een zo concreet mogelijke omschrijving van het gewenste resultaat, de
financiering van de productie, het tijdig informeren van de opdrachtnemer
over relevante ontwikkelingen en het in afstemming met de opdrachtnemer
opstellen van prestatie-indicatoren en rapportageafspraken.
De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor een doelmatige en effectieve
uitvoering van de afspraken met de opdrachtgever(s) en de eigenaar, een
bestendige interne organisatie, het tijdig betrekken van de opdrachtgever(s)
bij onvoorziene ontwikkelingen en voor het financieel en materieel beheer.
3.2 Eigenaar
De SG van OCW is de eigenaar van DUO. Door alle geïnterviewden wordt
aangegeven dat de relatie tussen de eigenaar en DUO goed is. De
verschillende actoren vullen hun rollen goed in en kunnen die rollen ook goed
spelen dankzij de opstelling van alle betrokkenen. De SG voelt als eigenaar
mee met de uitvoering.
De eigenaar stelt de uurtarieven vast. Voorheen was sprake van een single-
point-of-entry voor de opdrachtverlening van de opdrachtgevers richting
DUO, namelijk via de SG en DG DUO. Omdat dit niet goed werkte vindt sinds
2011 de opdrachtverlening door de opdrachtgevers zelf plaats. Daarnaast is
geprobeerd de inhoudelijke ondersteuning van het opdrachtgeverschap van
OCW te versterken en de budgettaire verantwoordelijkheid is neergelegd bij
de opdrachtgevers: de beleids-DG’s. De SG ondertekent nog wel officieel de
Managementafspraak (het document dat het formele sluitstuk van de
opdrachtverlening vormt), maar pas nadat dit vooraf met de betrokken
partijen onderling is afgestemd. Hiermee wordt een betere invulling gegeven
aan het onderscheid tussen eigenaar en opdrachtgever bij de totstandkoming
van de Managementafspraken (MA).
Bij de start van DUO is door de SG aangegeven dat de leiding van DUO een
zware DG-positie moet zijn, om de fusie van IBG en CFI effectief vorm te
geven, waarbij de DG nadrukkelijk handelingsruimte dient te krijgen. Hierbij
is het “high trust low control” principe gehanteerd. De DG DUO is lid van het
MT OCW, dat verder bestaat uit de SG, de beleids-DG’s en de Inspecteur-
Pagina 10 van 39
generaal van het onderwijs. In het MT OCW wordt onder meer gesproken
over de going concern en (het verloop van) de taakstellingen die DUO
doorvoert, de jaarlijkse managementafsprakencyclus en de opties voor
deregulering.
De kracht van het huidige model is de goede relatie, die open en
transparante communicatie mogelijk maakt. DUO krijgt van de eigenaar de
ruimte om iets op te bouwen. Dit brengt tegelijkertijd ook een risico met zich
mee, namelijk dat de eigenaar en eigenaarsondersteuning afhankelijker zijn
van informatie die DUO levert en het lastig is deze informatie te toetsen. De
eigenaarsondersteuning is bijvoorbeeld niet aanwezig bij de PO’s van de DG
DUO met de eigenaar.
De eigenaarsondersteuning is belegd bij de directie FEZ. In de
oorspronkelijke taakopdracht van de SG voor FEZ was, gezien de
afgesproken rollen tussen de SG en DG DUO, sprake van een erg bescheiden
rolopvatting. De taken werden ingeschat als het ondersteunen van de P&C-
cyclus (managementafspraken en voortgangsrapportages). Om echter een
gepast toezicht te houden was het uiteindelijk nodig om de rol te verbreden.
Typische taken van de eigenaarsondersteuning zijn nu de taakstelling,
informatiebeveiliging, het ICT-landschap en andere concerndossiers. Bij
nieuwe opdrachten voor tweeden en derden kijkt de
eigenaar(sondersteuning) aan de voorkant mee; de eigenaar moet
instemmen met het nieuwe werk. Na het goedkeuren van een nieuwe
opdracht is er echter niet altijd zicht op de risico’s tijdens de uitvoering. Ook
hebben we niet kunnen vaststellen dat risicomanagement een terugkerend
onderwerp is tijdens de eigenaarsgesprekken. De eigenaarsondersteuning
geeft verder aan dat het goed is, ook gezien de geleidelijke toename in
taken, om de producten- en dienstencatalogus van DUO nog eens kritisch
tegen het licht te houden.
Hoewel DUO veel ruimte krijgt van de eigenaar blijft deze ook sterk in zijn rol
als eigenaar. Naast het instemmen met nieuwe taken blijkt uit de interviews
dat hij, bijvoorbeeld bij taakstellingen, goed geïnformeerd wil zijn. Ook
wanneer taakstellingen politieke consequenties hebben geeft hij richting de
bewindspersonen duidelijk aan hoe deze wel of niet bij DUO ingevuld kunnen
worden. Verder is de eigenaar scherp en kritisch op de typische
eigenaarsonderwerpen, zoals taakstelling en ziekteverzuim.
3.3 Opdrachtgevers
De belangrijkste opdrachtgevers voor DUO zijn de twee onderwijs-DG’s van
OCW: de DG Primair en Voortgezet onderwijs (DGPV) en de DG Hoger
onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie (DGHBWE). In het
opdrachtgeversoverleg (OGO), dat iedere zes weken plaatsvindt, worden de
opdrachten van de DG’s besproken, in aanwezigheid van de SG als eigenaar.
Naast de opdrachtgevers en de SG neemt ook FEZ als
eigenaarsondersteuning deel aan het OGO. De opdrachtgevers worden
ondersteund door het Accountmanagement DUO. Deze adviseur ondersteunt
beide DG’s in hun rol als opdrachtgever richting DUO en coördineert daarbij
de portfolio van opdrachten die DUO voor het bestuursdepartement uitvoert.
De opdrachtgevers geven aan dat de going concern goed verloopt: de
betalingen zijn op tijd en de klanttevredenheid is hoog. Meerdere
geïnterviewden geven aan het opvallend te vinden dat nagenoeg alle sturing
Pagina 11 van 39
in het OGO in de verandercapaciteit (zie: box 13) gaat zitten. Over de going
concern, dat de bulk omvat van de opdracht, wordt slechts incidenteel
gesproken in het OGO. Dit betekent feitelijk dat er in het OGO maar wordt
gesproken over 20 procent van de totale taken van DUO. Op het niveau
onder het OGO is het basiscontract wel onderwerp van gesprek, indien nodig
kunnen deze onderwerpen geëscaleerd worden naar het OGO. Uit het feit dat
dit nauwelijks gebeurt kan de conclusie getrokken worden dat de uitvoering
van het basiscontract over het algemeen naar tevredenheid van de
opdrachtgever is Toch geven zij aan de focus van het OGO meer naar de
going concern te willen verleggen. Specifieker geven de leden van het OGO
aan dat er onvoldoende wordt ingegaan op de impact van deze
verandercapaciteit op de going concern. Door veel geïnterviewden wordt
aangegeven dat het prioriteren binnen de opdrachtenportfolio van DUO een
moeilijk proces is. Gezien de beperkte mogelijkheid tot bijsturing die door het
OGO ervaren wordt en de focus op de verandercapaciteit, is de uitkomst
vooral vooruitschuiven. Hier gaat volgens opdrachtgevers relatief veel tijd
inzitten als dat wordt afgezet tegen het mogelijk te behalen resultaat.
Wanneer de prioritering die nu in het OGO terechtkomt al eerder plaats zou
vinden, bijvoorbeeld bij de beleidsdirecties van OCW door betere onderlinge
afstemming, zou het OGO in frequentie kunnen afnemen en zich meer
focussen op andere onderwerpen. In het OGO komen nu onderwerpen als de
taakstelling op de going concern en de wijze en de kosten van het beheer
nadat iets ontwikkeld is, nog onvoldoende in beeld vinden geïnterviewden.
Figuur 3. Box 1: typen werkzaamheden DUO
De opdrachtgevers bepalen in principe welke taak DUO moet gaan uitvoeren.
Het uurtarief is daarbij een gegeven, dat wordt vastgesteld door de eigenaar.
Er wordt ook niet onderhandeld over de hoogte van een afgegeven raming,
wel kan DUO eventueel aangeven wat een andere variant of kwaliteitsniveau
betekent voor de uitvoeringskosten. Deze verdeling geeft rust: de eigenaar
gaat over de tariefstelling en de opdrachtgevers over het “wat”. De
opdrachtgeversrol is de afgelopen jaren zeker verbeterd, al komt uit de
interviews ook het beeld naar voren dat hier nog wel stappen in te zetten
zijn. Met het toenemende aantal opdrachtgevers wordt dit belang ook groter.
De opdracht wordt in grote mate bepaald door de opdrachtnemer DUO. De
positie van DUO bij de vraagarticulatie wordt door sommige opdrachtgevers
als dominant omschreven. Dit is DUO niet aan te rekenen; de opdrachtgevers
zijn niet altijd voldoende kritisch. Opdrachtgevers kunnen bijvoorbeeld een
sterkere rol innemen in het inhoudelijk beoordelen van de offertes en tijdens
de uitvoering vragen om slimmere verantwoordingsrapportages van de
realisatie. De beoordeling van een offerte vindt nu voornamelijk plaats door
degene die er direct belang bij heeft (de betreffende beleidsmedewerker).
Voor directies is het moeilijk om de afweging te maken tussen wat echt
3 Voor een uitgebreide beschrijving; zie hoofdstuk 5
DUO kent vier verschillende typen werkzaamheden - Het basiscontract met meer- en minderwerk - De overige taken in opdracht van OCW maar die (nog) geen onderdeel zijn van
het basiscontract - De eenmalige opdrachten, de zogenaamde verandercapaciteit - Werk voor tweeden en derden zoals ministeries en burgers
Pagina 12 van 39
belangrijk is en wat wel minder kan. Dit wordt ook erkend door de
opdrachtgevers. De vraag is wel hoe deze zelfreflectie wordt omgezet in een
andere invulling van hun rol.
Een aantal keer is door geïnterviewden genoemd dat DUO meer richting de
sturingswijze bij andere agentschappen zou moeten gaan en dat er minder
op de details gestuurd moet worden. De mate van aandacht voor de details
van de verandercapaciteit, is bij weinig andere agentschappen terug te
vinden. Niet elke investeringsbehoefte zou bij de opdrachtgevers of de
eigenaar op tafel moeten komen, DUO zou meer zelf moeten oplossen. Een
slimmere rapportagevorm zou hierbij volgens enkele opdrachtgevers kunnen
helpen. Dit zou ook betekenen dat er bij de opdrachtgevers meer ruimte is
om aandacht te besteden aan de inhoud van de lumpsum opdracht voor
going concern. De benadering zou kunnen zijn dat OCW aan de voorkant de
opdracht uitschrijft, het budget bepaalt en dan afstand neemt van het
project.
Een ander lastig vraagstuk voor opdrachtgevers is het onderhoud van de
systemen van DUO. Opdrachtgevers geven aan het moeilijk vinden te
beoordelen wat ‘regulier onderhoud’ is en wat als ‘extra’ gezien kan worden.
Hierover is het OGO al enkele keren van mening gewisseld; waarom zijn de
extra kosten bijvoorbeeld niet opgenomen in een standaard regulier
onderhoud of waarom zijn hiervoor geen reserveringen aangemaakt. Op dit
moment geven de DG’s aan op het einde van het jaar geconfronteerd te
worden met de rekening terwijl het niet geheel duidelijk is of dit wel kosten
zijn die aan DG’s toegerekend dienen te worden.
Werken voor tweeden
Behalve voor OCW voert DUO ook opdrachten uit voor het ministerie van
SZW (op het terrein van inburgering en kinderopvang) en het ministerie van
Financiën (op het terrein van de examinering van de financiële adviseurs).
Deze werkzaamheden liggen vast in dienstverleningsovereenkomsten die
worden ondertekend door de DG DUO en respectievelijk de DG Participatie en
Inkomenswaarborging, de SG SZW en de directeur Financiële Markten.
In de dienstverleningsovereenkomsten zijn de taken van de opdrachtnemer
gedetailleerd beschreven. De taak van de opdrachtgever is over het
algemeen het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen. Het
werken voor tweeden wordt nadrukkelijk als een andere tak van sport gezien
dan de diensten die DUO levert aan opdrachtgevers binnen OCW. De
werkwijze, financiering en governance verschilt en naar aanleiding van dit
onderzoek kan niet worden vastgesteld dat op dit moment nagedacht wordt
over hoe om te gaan met het groeiende aantal opdrachtgevers van buiten
OCW.
Er is voor de opdrachtgevers van Financiën en SZW geen overkoepelend
opdrachtgeversberaad ingericht. De opdrachtgevers geven ook aan dat een
beraad met andere opdrachtgevers op dit moment volgens hen geen
toegevoegde waarde zou hebben. De opdrachtgevers hebben één-op-één
contact met DUO. Met zowel opdrachtgever SZW als Financiën heeft DUO vier
maal per jaar een directeurenoverleg en vindt er voor beide op meer
frequente basis operationeel overleg plaats en is er een change advisory
board.
Pagina 13 van 39
Hoewel beide externe opdrachtgevers aangeven tevreden te zijn over de
relatie met DUO zijn er uit de interviews enkele aandachtspunten naar voren
gekomen. Zo merkt een opdrachtgever op dat de overgang van de
projectorganisatie naar de lijn niet goed is verlopen doordat DUO hier
onvoldoende prioriteit aan gaf en bezig was met andere interne OCW
aangelegenheden. Hierdoor waren er problemen met de dienstverlening. Bij
een aanbesteding bleek dat DUO aanzienlijk duurder was dan enkele andere
organisaties en is DUO in het offertetraject teveel op eigen inzicht afgegaan
waardoor de wensen van de potentiële opdrachtgever niet goed verwerkt
werden.
Werken voor derden (buiten de Rijksoverheid) is in deze doorlichting buiten
beschouwing gelaten.
3.4 Opdrachtnemer
Voorheen stond een deel van de uitvoering van DUO (de voormalige IB-
groep) meer op afstand en was DUO vooral gericht op de klanten en veel
minder op de Haagse beleidskern. DUO is ontstaan om beleid en uitvoering
bij elkaar te brengen en de uitvoeringskosten beter in beeld te brengen bij de
beleidsmakers. Aan beide kanten van de relatie tussen opdrachtgever en
opdrachtnemer heeft de afgelopen vijf jaar integratie plaatsgevonden. Er is
nu meer uitwisseling, zowel in de samenwerking aan nieuw beleid als aan het
maken van afspraken en monitoren van de veranderopdrachten. DUO wil wel
graag nog beter aan de voorkant van het proces van beleid maken betrokken
worden. Nu worden uitvoeringskosten vaak te laat geraamd bij het maken
van beleid. Er moet bijvoorbeeld nu nog dekking gevonden worden voor de
uitvoeringskosten van beleid dat drie jaar geleden is ingevoerd. De nieuwe
regels inzake het overboeken van programma naar apparaat alsmede
dekking van apparaatskosten maken de alertheid nu groter. Bij recent beleid
rondom het studievoorschot is dat wel goed gelukt. Tegelijkertijd geeft OCW
ook aan dat er risico’s verbonden zijn bij het meer aan de voorkant
betrekken van DUO (bijvoorbeeld in het contact met het onderwijsveld) en
minder de achterkant van het proces. Zo vergroot dit mogelijk de
afhankelijkheidspositie van OCW richting DUO.
De afgelopen jaren heeft DUO nieuwe en andere taken op zich genomen
waardoor een verschuiving heeft plaatsgevonden van DUO als betaalkantoor
van OCW naar een instelling die meer dienstverlenend optreedt naar de
instellingen en personen in het OCW-veld. De ambitie van DUO om meer
taken op zich te nemen komt niet alleen van DUO zelf, maar ook uit OCW en
het veld. De extra taken zijn voor DUO ook een manier om de effecten van
de taakstelling te dempen. Doordat nieuwe taken worden gevonden voor
boventallige medewerkers bespaart DUO op de kosten van Sociaal
Flankerend Beleid. Deze tendens staat deels op gespannen voet met de wens
van de overheid om zich juist terug te trekken en kleiner in omvang te
worden. Soms is de vraag vanuit het veld te groot, waar er wordt gevraagd
naar producten die de instellingen eigenlijk niet nodig hebben. Dit brengt
nieuwe uitdagingen met zich mee op het gebied van opdrachtverlening en
kosten. Het vraagt om een andere governance, waar bepalen ook betalen
gaat betekenen, ook wanneer het onderwijsinstellingen betreft. De afweging
die DUO wel altijd maakt is: kan de markt dit ook met eenzelfde
Pagina 14 van 39
prijs/kwaliteit doen? Als dit het geval is, is het geen taak die DUO op zich
moet nemen.
De kernfilosofie van DUO is; onderwijs mogelijk maken samen met haar
opdrachtgevers, flexibelere dienstverlening, efficiënter werken en vergaande
digitalisering. Hierin streeft DUO naar generieke systemen die voor meerdere
taken kunnen worden gebruikt en die gemakkelijk aanpasbaar zijn aan
nieuwe wensen. Binnen DUO loopt op dit moment een specifiek groot project
om dit deels te bewerkstelligen; Programma Vernieuwing Studiefinanciering
(PVS). Alhoewel dit project goed loopt, zou het volgens geïnterviewden toch
het streven van OCW en DUO moeten zijn om in de toekomst een dergelijk
groot project niet meer op te pakken; het is omvangrijk en risicovol. Beter is
het om via, bijvoorbeeld Life Cycle Management, de systemen continu en
incrementeel up-to-date te houden zodat grote revisies in de toekomst niet
meer nodig zijn en vervangingsinvesteringen zoveel als (politiek) mogelijk
ver van tevoren gepland kunnen worden. In een interview is aangegeven dat
DUO onvoldoende onderhoudsbudget heeft om Life Cycle Management te
realiseren. In het kostprijsmodel zit een niet nader onderbouwde lumpsum
per hoofdproduct. Opdrachtgevers en eigenaar hebben daarmee geen inzicht
in en invloed op het deel van het budget dat binnen DUO ingezet wordt voor
systeemonderhoud en –vervanging; die inzet is een keuze van de
opdrachtnemer. Er komen steeds meer generieke systemen en de hiervoor
benodigde middelen zijn niet langer een-op-een aan beleidsdirecties toe te
wijzen. Een aandachtspunt is dus dat steeds meer projecten beleidsdirecties
overstijgen en men in de governance moet gaan kijken hoe hiermee om te
gaan. Generieke ICT is noodzakelijk om efficiënter te kunnen gaan werken.
Als er geen concrete opdrachtgever is verschuift het opdrachtgeverschap op
dit moment naar de eigenaar. Dit is niet alleen een ongewenste situatie,
maar ook de middelen liggen niet bij de eigenaar. In het OGO is overigens
besloten, en in de MA2015 bekrachtigd, dat er altijd één beleidsdirecteur/DG
als sponsor en aanspreekpunt zal optreden.
De geïnterviewden zijn van mening dat OCW en DUO in control zijn. Door
middel van de jaarplanning en periodiek overleg is er sprake van een goede
afstemming tussen de drie verschillende rollen.
In de nabije toekomst zien de geïnterviewden graag dat DUO zich meer
toelegt op grote (bulk)bekostiging en daarbij de uitvoering van kleinere
subsidieregelingen overlaat aan een andere uitvoerder. Voor de toekomst
moet volgens geïnterviewden de ambitie voor DUO allereerst zijn dat de
huidige goede kwaliteit van de going concern gehandhaafd blijft. Ten tweede
moet het mogelijk zijn alle informatie die DUO heeft makkelijker te kunnen
ontsluiten. DUO bezit veel waardevolle maar gefragmenteerde informatie
over leerlingen, die door OCW gebruikt kan worden voor het vormen van
beleid. Een optie zou zijn om de afdeling Informatieproducten van DUO op
het bestuursdepartement te zetten. Verder wordt genoemd dat DUO soms
extra middelen krijgt voor generieke onderwerpen die DUO als volwassen
agentschap misschien meer zelf zou moeten financieren. DUO zelf
onderschrijft ook deze verantwoordelijkheid meer te willen nemen. Ook zou
DUO een beter beeld kunnen vormen over wat wel en wat niet tot de core
business van het agentschap behoort.
Pagina 15 van 39
Onderdeel van DUO is SSO-Noord. De governance van SSO-Noord moet
volgens de eigenaar zo worden ingericht dat het SGO-5 proof is. Ook moet
het SSO theoretisch zo onder een andere SG en DG kunnen vallen. Voor wat
betreft het aannemen van extra rijksbrede SSO-taken ziet een deel van de
geïnterviewden niet direct het voordeel voor DUO. Belangrijke argumenten
hierbij lijken de werkgelegenheid in het noorden van het land te zijn en in het
verlengde hiervan het mitigeren van de zware taakstelling van DUO.
Pagina 16 van 39
4 Financieel beheer
4.1 Inrichting financieel beheer
Voor een doelmatig en doeltreffend functioneren van DUO zijn de kwaliteit
van het eigen financieel beheer en de financiële functie van belang. De ADR
geeft aan dat de financiële administratie van het apparaat DUO maar relatief
klein en inzichtelijk is, en is gebaseerd op SAP. Zij beoordelen de
administratie positief.
De afdeling Control, onder leiding van de concerncontroller binnen de directie
Bedrijfsvoering, is primair verantwoordelijk voor het financieel beheer. Deze
afdeling is verantwoordelijk voor de concern- en businesscontrol, de AO/IC
en doelmatigheids- en functiepuntenanalyse. Binnen de financiële functie zijn
de controllers gecentraliseerd en rapporteren aan de concerncontroller.
Daarnaast fungeert de concerncontroller als onafhankelijke adviseur voor het
bestuur van DUO. Eenmaal in de twee weken is er ook een regulier overleg
tussen de concerncontroller en de directie FEZ, in hun rol als
eigenaarsondersteuning. De inrichting van de controle-organisatie van DUO
heeft, door de meerdere controlelagen, de consequentie dat de afstemming
soms wordt vertraagd en cijfers niet altijd op tijd beschikbaar zijn. Voorheen
is dit een probleem gebleken bij bijvoorbeeld de jaarafsluiting en zijn
hierdoor de afgelopen jaren door de ADR enkele lichte bevindingen
geconstateerd. Om dit te stroomlijnen voert DUO sinds twee jaar tijd na acht
maanden een proefafsluiting uit. Dit betekent dat bij de jaarafsluiting veel
informatie al beschikbaar is en dat er bij eventuele fouten nog voor de
jaarafsluiting ingegrepen kan worden. De controlerend accountant van de
ADR heeft ook geconstateerd dat sindsdien het aantal bevindingen bij de
jaarrekening is afgenomen.
Tussen de controlerend accountant van de ADR en DUO is intensief contact
wanneer de viermaandsrapportage daar aanleiding toe geeft. In juni vinden
de eerste gesprekken over de jaarafsluiting plaats, waarin wordt
vooruitgekeken naar de afsluiting van het lopende jaar. In augustus, bij het
uitkomen van de achtmaandsrapportage, worden deze gesprekken weer
hervat. Op dit moment let de controlerend accountant bij DUO specifiek op
subsidiebeheer en informatiebeveiliging en daarnaast worden eventuele
nieuwe activiteiten standaard in de risicoinventarisatie meegenomen.
In het jaarverslag van het ministerie van OCW wordt in een aparte paragraaf
verantwoording afgelegd over DUO als agentschap. Daarnaast wordt door
DUO een eigen jaarverslag inclusief jaarrekening opgesteld, waarover de
controlerend accountant van de ADR een controleverklaring aflegt.
4.2 Baten-lastenstelsel In een baten-lastenstelsel worden de baten en lasten toegerekend aan het
tijdvak waarin de baten ontstaan, respectievelijk het verbruik van goederen
en diensten plaatsvindt. Hierdoor kunnen de jaarlijkse kosten per product
berekend worden zonder dat deze sterk fluctueren. Voor het kasstelsel
daarentegen is het moment van betaling leidend waardoor bij een instabiel
Pagina 17 van 39
uitgavenpatroon de kosten per product kunnen fluctueren. Met name
wanneer dit instabiele uitgavenpatroon het gevolg is van investeringen is het
zinvol om een agentschap te laten werken met het afwijkend regime van het
baten-lastenstelsel. Investeringsuitgaven veroorzaken dan geen
schommelingen in de prijzen die het agentschap vraagt aan de
opdrachtgevers: in plaats van de investeringsuitgaven ten laste te laten
komen van één jaar wordt dit door middel van afschrijvingskosten over
meerdere jaren verdeeld. Pas bij een percentage afschrijvingskosten van
meer dan 5% van de totale lasten wordt het destabiliserende effect van de
investeringen op de tarieven van het agentschap zodanig geacht dat deze
agentschappen baat hebben bij het baten-lastenstelsel.
Na een evaluatie van de Regeling baten-lastendiensten 2007 zijn enkele
aanpassingen gemaakt die hebben geleid tot de op dit moment geldende
Regeling agentschappen 2012. Hierin zijn onder andere enkele
instellingsvoorwaarden opgenomen evenals de mogelijkheid tot een
agentschap op basis van het verplichtingen-kasstelsel. Het verplichtingen-
kasagentschap verschilt van een baten-lastenagentschap alleen ten aanzien
van de financiële administratie. De zelfstandigheid, het omvangscriterium,
het resultaatgericht sturingsmodel en de financiering zijn voor beide
agentschapsvormen hetzelfde. Een kasagentschap beschikt over een aantal
extra faciliteiten ten opzichte van gewone dienstonderdelen, omdat het
agentschap een hogere mate van zelfstandigheid heeft. De extra faciliteiten
zijn de eigen rekening-courant en de kasreserve. Deze kasreserve vergroot
de mate van zelfstandigheid die het agentschap financieel heeft. De
kasreserve dient namelijk als buffer om schommelingen aan het einde van
het jaar op te kunnen vangen. Ook kan de kasreserve gebruikt worden om
(kleine) investeringen te bekostigen. Deze reserve is gebonden aan een
maximumomvang van 3% van de gemiddelde jaarontvangsten berekend over
de laatste drie jaar.
Voor de al bestaande agentschappen die op het moment van aanpassing van
de regeling niet aan de nieuwe instellingsvoorwaarden voldoen is er een
overgangsregime gecreëerd. Hierin is bepaald dat er in dat geval een
doorlichting dient plaats te vinden waarin gekeken wordt of een
stelselverandering bijdraagt tot een beter functioneren van de dienst.
Wanneer blijkt dat de dienst goed functioneert kan de conclusie ook zijn dat
een stelselverandering niet zinvol is. Onderstaande beknopte cijfermatige analyse van de jaarrekeningen van DUO
leid tot de volgende bevindingen m.b.t. het baten-lastenstelsel zoals gebruikt
door DUO:
Op de balans van DUO wordt per 31-12-2014 € 16,3 miljoen aan
vaste activa verantwoord, bestaande uit installaties en inventaris. Dit
is circa 22%van het balanstotaal. Het totaal aan vaste activa is de
afgelopen jaren gedaald.
Er is voor € 0,6 miljoen aan leningen afgesloten bij het ministerie van
Financiën. Het bedrag aan totale leningen bij het ministerie van
Financiën vertoont de afgelopen jaren een dalende trend.
Pagina 18 van 39
In 2014 waren de afschrijvingslasten die hiermee samenhangen
2,4%van de totale lasten. De afgelopen jaren is dit percentage stabiel
gebleven en ook voor 2015 wordt een percentage van 2,2%verwacht.
De post voorzieningen is voor € 4,8 miljoen opgenomen in de balans
per 31-12-2014 (6,5%van de totale lasten). De door DUO ultimo
2014 verantwoorde post voorzieningen heeft betrekking op
wachtgelden en afspraken in het kader van Sociaal Beleid Rijk en
maatwerkafspraken binnen DUO.
Op dit moment voldoet DUO niet aan het gewenste afschrijvingspercentage
van minimaal 5 procent, maar voert wel een baten-lastenadministratie. DUO
maakt weinig tot geen gebruik van de mogelijkheid om investeringen te
activeren en daarop af te schrijven. De kostprijzen/tarieven van DUO
bevatten dientengevolge geen component voor afschrijvingen. Ook rekent
DUO maar beperkt af met opdrachtgevers door middel van op een kostprijs
gebaseerde uurtarieven. DUO geeft aan dat dit komt omdat men veel doet
aan dienstverlening en geen homogene producten heeft. Daar waar dat
afrekenen op basis van kostprijzen wel gebeurt, worden investeringen niet in
de kostprijs verdisconteerd.
DUO maakt vrijwel geen gebruik van de leenfaciliteit die het heeft bij het
ministerie van Financiën. Ondanks dat pleegt DUO wel investeringen en zijn
deze de afgelopen jaren relatief constant geweest. De middelen hiervoor
waren ad hoc verkrijgbaar bij de beleidsdirecties en opdrachtgevers. DUO
heeft daarom de keuze gemaakt om geen gebruik te maken van de
leenfaciliteit. Wanneer zich nu een investeringsbehoefte voordoet, gaat DUO
naar het departement om te overleggen hoe deze te financieren. DUO wil
actiever zijn, meer eigen verantwoordelijkheid nemen en zelfstandiger
investeren in de eigen bedrijfsvoering (dus ook meer lenen bij de schatkist).
Het gebruiken van de leenfaciliteit is een belangrijke voorwaarde voor het
voeren van een baten-lastensysteem. De afgelopen jaren waren gefocust op
het integreren van de twee organisaties en het wegwerken van achterstallig
onderhoud. Nu is de tijd daar om zelfstandiger te handelen. Opdrachtgevers
geven aan in de toekomst voor een deel van de opdrachten meer op
hoofdlijnen te willen sturen. Wat betreft de hoge detailsturing op de delta zou
DUO meer richting andere agentschappen moeten gaan. Niet iedere
investeringsbehoefte zou bij OCW op tafel moeten komen. Zelfstandiger
investeren en via een integraal tarief inclusief afschrijvingen afrekenen, is
een stap in de goede richting en draagt bij aan een zakelijkere afweging. Of
de toekomstige eigen investeringen van DUO ook daadwerkelijk leiden tot
meer activeren op de balans is nog niet duidelijk. Uit de interviews komen
hier verschillende beelden over naar voren. De overwegende visie is echter
dat er meer geactiveerd zou moeten worden door DUO.
De afgelopen jaren bezien leidt tot de conclusie dat DUO onvoldoende
gebruik maakt van het baten-lastenstelsel. DUO als een agentschap met een
kasstelsel is beter passend gezien het uitgavenpatroon van het agentschap.
Ook de huidige vorm van (budget)sturing in plaats van outputsturing bij een
groot deel van– het basiscontract, is geschikt voor het hanteren van een
kasstelsel. Daar staat tegenover dat de huidige verwachting van DUO is dat
daar in de komende jaren verandering in komt. DUO, de eigenaar en haar
opdrachtgevers staan daarmee voor een duidelijke keus hoe met toekomstige
Pagina 19 van 39
investeringen om te gaan. En in het verlengde daarvan, hoe te komen tot
een integrale kostprijs en (financiële) sturing van de totale
opdrachtenportefeuille. Door beter gebruik te maken van de mogelijkheden
van het baten-lastenstelsel zou DUO in staat zijn deze kosten niet alleen over
meerdere periodes te verspreiden maar ook beter toe te wijzen aan
specifieke producten en zo een integrale kostprijs berekenen. Dit leidt voor
DUO en opdrachtgevers tot een stabieler uitgavenpatroon en faciliteert de
ambitie om voor systeemvervanging over te stappen op Life Cycle
Management. De wil om meer uit het baten-lastenstelsel te halen lijkt over
hele linie wel aanwezig. Uit de interviews komen veelal beelden naar voren
die voordelen van de baten-lastenstatus van DUO onderschrijven. Zo biedt
het DUO de mogelijkheid tot verdere zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
aangaande eigen investeringen in de toekomst en brengt het stabiliteit, dat
van belang is bij het maken van investeringsafspraken. Daarnaast is men van
mening dat eigen investeringen zullen leiden tot grotere doelmatigheid.
Pagina 20 van 39
5 Bekostiging en doelmatigheidsbevordering
5.1 Bekostiging
DUO voert opdrachten uit voor het moederdepartement, evenals voor overige
departementen (tweeden) en derden. In grote lijnen bestaan de klanten van
DUO uit onderwijsinstellingen, leraren, studenten, (internationale) burgers,
de kinderopvang sector, financiële dienstverleners (Wet Financieel Toezicht)
en rijksambtenaren (SSO Inkoop). De 5 hoofdproducten van DUO zijn:
1. bekostiging instellingen
2. studiefinanciering
3. examendiensten
4. basisregister
5. informatiediensten
5.1.1 Opzet kostprijsmodel
De opzet van het kostprijsmodel van DUO is bij de oprichting van DUO
vastgesteld (2009). Een herijking van de indeling, definities en werkwijze is
opgenomen in het Kostprijsmodel Light (2014). Dit kostprijsmodel is losjes
gebaseerd op het (toenmalig) kostprijsmodel van het UWV (het Light-model).
Wel wijkt het af in de zin dat het model niet op het niveau van de wet, maar
op het niveau van hoofdproduct is geordend en dat er niet, zoals bij UWV, in
gelijke mate een volumeafhankelijke component in het model is opgenomen.
In het Kostprijsmodel Light van DUO wordt aangegeven welke activiteiten en
kosten worden toebedeeld aan het primaire proces (de vijf hoofdproducten
plus werken voor tweeden en derden) en welke activiteiten en kosten worden
toebedeeld aan de overhead. Alle diensten voor enig jaar worden
samengevat in de managementafspraak met het moederdepartement. Dit is
een overeenkomst die de SG OCW als eigenaar namens de opdrachtgever
met DUO sluit. Voorafgaand hieraan worden de opdrachtgevers uitvoerig
geraadpleegd in het OGO. Verder worden met de andere opdrachtgevers
binnen het Rijk (Financiën en SZW) jaarlijks afspraken gemaakt in de vorm
van dienstverleningsovereenkomsten. Deze worden voorafgegaan door een
offertetraject. De huidige producten- en dienstencatalogus van DUO is het
document zoals origineel opgesteld en aangeleverd bij de vorming van het
agentschap in 2009.
5.1.2 Werking kostprijsmodel
Het kostprijsmodel van DUO onderscheidt vier typen werkzaamheden die elk
een eigen financieel arrangement hebben. Daarbinnen wordt waar mogelijk
onderscheid gemaakt naar één van de vijf hoofdproducten. Het betreft:
1. Basiscontract
2. Overige taken
3. Opdrachten
4. Werken voor tweeden en derden
Basiscontract - Dit zijn de reguliere taken van DUO in opdracht van OCW,
waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de eerder geïntroduceerde vijf
hoofdproducten. Het basiscontract is een historisch bepaalde
lumpsumfinanciering per hoofdproduct. Aan de vijf lumpsumbedragen ligt,
afgezien van het verwerken van volume-effecten bij Studiefinanciering
(aantallen studenten), geen nadere p*q-onderbouwing (meer) ten grondslag,
Pagina 21 van 39
en biedt voor partijen buiten DUO derhalve geen inzicht in onderliggende
taken. Voor het basisuurcontract worden geen uurtarieven vastgesteld. Het
basiscontract beslaat in 2015 € 180 miljoen, oftewel 61% van de totale
omzet van DUO. Verdere kenmerken zijn:
Op het basiscontract worden doelmatigheidstaakstellingen ingeboekt;
De lumpsumbedragen worden jaarlijks aangepast voor meerwerk
(taakuitbreiding). Bij taakuitbreiding wordt de lumpsum opgehoogd,
de dekking hiervoor wordt door betreffende budgethouder/directie in
de begrotingsstand DUO verwerkt;
Taakvermindering leidt niet tot aanpassing van het basiscontract,
deze wordt ingezet ten behoeve van taakstellingen (deregulering) die
al eerder op het basiscontract in mindering zijn gebracht;
Voor de delta (meer- en minderwerk) is dus wel tijdelijk een meer
gedetailleerde onderbouwing bekend;
Binnen het basiscontract wordt geen onderscheid gemaakt naar
opdrachtgever/directie. DUO geeft aan dat dit met de verwevenheid
van systemen en werkzaamheden ook niet mogelijk is.
Overige taken – Dit betreft uitvoering van werkzaamheden die nog niet
stabiel genoeg zijn om meerjarig over te hevelen naar de scope
basiscontract, of omdat deze slechts voor bepaalde tijd zijn. De overige taken
beslaan in 2015 € 18 miljoen. Verdere kenmerken zijn: Bij Overige taken wordt geoffreerd op basis van uren maal uurtarief,
waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen tarief
materiedeskundigheid en tarief ICT. Materiële kosten worden
separaat geoffreerd.
Ook kan het zijn dat er op basis van een stukprijs wordt geoffreerd
(zoals bij afhandelen aanvragen en extra bezwaar/beroep) of op basis
van een vaste prijs afspraak (fixed price).
Het basiscontract en overige taken vormen samen de going concern
van DUO.
Wanneer een overige taak stabiel is, wordt deze overgeheveld naar
het basiscontract.
Opdrachten - Dit gaat om het aanpassen van processen die DUO uitvoert, of
van systemen die deze uitvoering ondersteunen, en zijn eenmalige
activiteiten. Opdrachten worden geoffreerd op basis van uren maal tarief en
beslaan in 2015 € 39 miljoen. Specifieke kenmerken zijn:
DUO maakt offertes voor beleidsopdrachten. Deze offertes bevatten
ontwikkelkosten en een raming van de structurele uitvoeringskosten.
Op basis van deze offertes wordt onderhandeld over de inhoud en het
niveau van de gewenste dienstverlening. Dit wordt uiteindelijk
bekrachtigd in een opdrachtverlening. De gemiddelde looptijd voor
een opdracht is doorgaans 1 tot 3 jaar.
In het OGO wordt een lijst van beleidsopdrachten geïnventariseerd
die wordt afgezet tegen het financiële kader voor 2015. Deze lijst
wordt periodiek herijkt in het OGO. Een belangrijke functie van het
OGO is het prioriteren en vaststellen van het beleidsportfolio. Deze
wordt jaarlijks vastgesteld en twee keer per jaar herijkt, om zo een
voortrollend portfolio te hebben.
Pagina 22 van 39
Indien sprake is van inzet majeur onder of boven het kader treedt
DUO in overleg met SG (eigenaarsondersteuning). Immers, de inzet
van minder uren dan gesteld met bandbreedte leidt tot onderdekking
van de kosten voor overhead concern DUO en leegloop. En indien
meer uren dan gesteld worden ingezet, leidt dit allereerst tot een
financieringsvraagstuk en daarnaast tot meer inhuur en spanning in
de maakbaarheid en tot overdekking van de kosten voor overhead.
Figuur 4. Verloop opdrachten DUO
In Figuur 4 zien we dat het basiscontract sinds 2010 relatief stabiel is
gebleven. Dit ondanks de taakstellingen die erop zijn gelegd. Dit is het
gevolg van het meerwerk (grotendeels extra taken) dat op het basiscontract
is toegevoegd. Het effect van de taakstelling op de omzet wordt dus feitelijk
opgeheven door het meer- en minderwerk. In 2015 kan geconcludeerd
worden dat het beeld van de afgelopen jaren zich voort lijkt te zetten.
Tweeden en derden - Een vierde typewerkzaamheden dat DUO kent is de
omzet tweeden (andere ministeries) en derden (voor het merendeel
opbrengsten leges). De omzet tweeden (€ 22 miljoen in 2015) is een kleine
10% van het totaal apparaat DUO. Omzet derden beslaat in 2015 € 8
miljoen. Werken voor tweeden/derden wordt geoffreerd op basis van uren
maal gemiddeld verkoopuurtarief.
Overhead
Voor 2015 is de verwachting dat de totale overhead van DUO € 67 miljoen
bedraagt, oftewel 22,6% van de totale kosten. Dit is een daling ten opzichte
van 2014 waar de totale overhead € 70,5 miljoen bedroeg (24,5% van de
totale kosten). Onderzoeksbureau Berenschot geeft aan dat de benchmark
voor overheadkosten van agentschappen op 21,5% ligt. Op basis van de hier
beschikbare cijfers van DUO voldoen zij (nog) niet aan deze lijn maar is er
een positieve ontwikkeling naar de toekomst.
0
50
100
150
200
250
300
2010 2011 2012 2013 2014
Opdrachten
Overige taken
Basiscontract
Pagina 23 van 39
In het kostprijsmodel wordt de overhead omgeslagen naar de vier typen
werkzaamheden (basiscontract, overige taken, opdrachten en werken voor
tweeden/derden). De overhead wordt toegewezen op basis van het aantal
uren dat wordt ingezet voor de werkzaamheden. Deze capaciteitsinzet per
taak, in termen van FTE, wordt vastsgesteld in de managementafspraken.
In het uurtarief voor opdrachten, overige taken en werk voor
tweeden/derden zit een vaste opslag voor de overhead (inclusief
huisvestingslasten) van € 20 per uur. Als referentiekader (hoogte en
definitie) heeft de Handleiding Overheidstarieven (Hafir) gediend. Om de
overhead per taak te berekenen worden de in de managementsafspraak
toegewezen FTE’s verrekend naar uren. Per uur wordt dan de € 20 overhead
verrekend. De kosten die overblijven na de toewijzing van de overhead aan
de taken, opdrachten en het werk voor tweeden/derden worden allemaal
toegewezen aan het basiscontract. Dit gebeurt op relatief gelijke wijze; het
aantal uren voor het basiscontract wordt berekend aan de hand van de
afgesproken FTE’s en hieruit volgt een opslag voor de overhead per uur. Voor
2015 bedraagt deze opslag voor het basiscontract € 21,65.
Er wordt door DUO gestuurd op de totale kosten voor de overhead. Wanneer
het totaal aantal uren daalt, dan daalt eveneens de dekking voor de
overheadkosten. Andersom geldt; als de omzet stijgt, neemt de dekking voor
de overhead toe. Er is dan ruimte om bijvoorbeeld meer huisvesting af te
nemen. Er wordt wel gestuurd om de volume-effecten op de overheadkosten
zoveel mogelijk te mitigeren door de totale kosten tijdig te laten dalen
(bijvoorbeeld door erop te letten wanneer projecten aflopen). De overhead
bedraagt grotendeels vaste, niet variable kosten. DUO geeft aan dat dit
bijvoorbeeld komt door systemen die altijd noodzakelijk zijn, ook wanneer
bijvoorbeeld het aantal facturen afneemt.
De rekenwijze (het toerekenen van de overhead per uren) betekent wel dat
er in financiële zin verschillen ontstaan in de toerekening van de overhead
per taak. Op de totale kosten van het primaire proces van het basiscontract
(€ 133,4 miljoen) wordt bijvoorbeeld per euro zo’n € 0,35 overhead
toegevoegd, in totaal namelijk € 46,4 miljoen), oftewel 35 procent. Voor de
taak ‘omzet tweeden/derden’ ligt dit percentage een stuk lager, op 22
procent. Hier bedragen de totale toegerekende overheadkosten € 5,5 miljoen
op een totaal van € 25,5 miljoen aan primaire kosten. In totaal wordt in 2015
bijna 70 procent (2014: 74 procent) van de overheadkosten toegewezen aan
het basiscontract, en de overige 30 procent aan de overige taken, opdrachten
en het werk voor tweeden/derden.
De verschillen in toewijzingspercentages zijn wel te verklaren door de keuze
van DUO om de overhead toe te delen aan de taken naar rate van het aantal
uren in het primaire proces, en niet naar rato van de totale kosten van het
primaire proces.
Tarieven
Pagina 24 van 39
Voor het basisuurcontract worden geen uurtarieven vastgesteld. Voor overige
taken, opdrachten en werken voor tweeden en derden, stelt DUO
verkoopuurtarieven vast. De verkoopuurtarieven komen als volgt tot stand: Op basis van een mix van salariskosten internen (afdelingstarieven)
en uurtarieven externen verhoogd met een vaste opslag voor
overhead (MA2015: € 20 per uur).
Het SAP-systeem helpt bij de berekening en toerekening van directe
uren en kosten.
De tijdschrijfdiscipline is hoog (volledigheid tijdschrijven van 97%).
Ook binnen het primair proces schrijft men tijd. Op deze wijze
worden de directe kosten toegerekend aan de diverse producten en
opdrachten.
Uren die niet rechtstreeks zijn toe te rekenen aan een product
worden op basis van verdeelsleutels omgeslagen over de producten.
5.1.3 Managementafspraak (MA) De opzet en werking van het kostprijsmodel vormt de input voor het sluiten
van de Managementafspraak tussen DUO en OCW. Dit vormt het sluitstuk
van de jaarlijkse opdrachtverlening. In de Managementafspraak maken OCW
en DUO in eerste instantie geen afspraak over dekking, maar over welke
werkzaamheden DUO voor het departement doet en hoeveel kosten DUO
daarvoor mag doorbelasten. De bij MA geïnventariseerde lijst van
beleidsopdrachten telt elk jaar op tot meer dan het beschikbaar financiële
kader. In de MA2014 was voor € 260 miljoen aan verwachte omzet geraamd
en was € 55 miljoen nog niet aan dekking geregeld in de Rijksbegroting
2014. In de MA2015 was voor € 265 miljoen aan verwachte omzet geraamd
en was voor € 25 miljoen nog geen dekking geregeld. Dit resulteert in een
claimoverzicht waarover het gesprek plaatsvindt tussen DUO, de
opdrachtgevers en de eigenaar van OCW.
Figuur 5. Begrote omzet 2010-2019 moederdepartement
In bovenstaande figuur wordt de begrote omzet van het moederdepartement
weergegeven. Hierin is te zien dat bijna voor ieder jaar de verwachtingen
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
Begrote omzet moederdepartement
Begroting 2010
Begroting 2011
Begroting 2012
Begroting 2013
Begroting 2014
Begroting 2015
Pagina 25 van 39
voor het uitvoeringsjaar van de begroting hoger liggen dan in de vorige
begroting. Daarnaast laat Figuur 6 zien dat de realisatie de afgelopen jaren
consequent fors boven de begroting uitkomt. OCW geeft aan dat dit vooral
het gevolg is van de sturingswens van het moederdepartement bij de
verandercapaciteit. Hierbij wordt de middelen namelijk nog in fases bij
suppletoire begrotingen aan DUO uitgekeerd.
Figuur 6. Verschil begroting en realisatie omzet moederdepartement 2010-2014
Het detailniveau van de MA en het claimoverzicht is hoog, dit wordt door
sommigen als positief ervaren. Het detailniveau van de MA helpt in ieder
geval DUO bij het claimen van het meerwerk. Daarnaast is het voor de
eigenaarsondersteuning makkelijker om de beleidsdirecties te volgen vanuit
een gedetailleerde MA en biedt het meer inzicht in het basiscontract. Wat
betreft het meer- of minderwerk wordt er vertrouwd op de urenregistratie.
Externe audits hebben uitgewezen dat de raming en de realisatie van
uitvoeringskosten niet ver uit elkaar liggen.
In de Managementafspraak worden enkel de uurtarieven voor ‘overige taken’,
‘opdrachten’ en ‘PVS’ (voor de duur van het project) vastgesteld door de
eigenaar. De overige kostprijzen c.q. tarieven worden niet nader
gespecificeerd, hierover wordt een fixed price afgesproken. De afspraak met
de eigenaar is het basiscontract te runnen op basis van delta’s, die leiden tot
de nieuwe stand. Daar wordt wel over gecommuniceerd, zie ook verrekenen
meer- en minderwerk en monitoren taakstelling (paragraaf 3.2 en 3.3.). Voor
het deel van de diensten van DUO dat onder het basiscontract valt, is maar
zeer beperkt sprake van output- c.q. prestatiebekostiging. Er is, behalve
beperkt voor studiefinanciering, geen effect dat optreedt in de bekostiging
van volumeschommelingen. De aandacht in de MA’s en de gesprekken over
bekostiging in het OGO gaan vrijwel geheel over de verandercapaciteit
(opdrachten, meer- en minderwerk). Hierbij wordt de financieringsafspraak
over het basiscontract jaar op jaar gecontinueerd, zonder dat de opbouw
ervan ter discussie staat. Wij hebben niet kunnen vaststellen dat
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
2010 2011 2012 2013 2014
Omzet moederdepartement begroot vs realisatie
Begroot
Realisatie
Ontwikkeling verschil
Pagina 26 van 39
basisindicatoren zoals de ontwikkeling van de kostprijs in de tijd, in relatie tot
de kwaliteit van de producten en diensten op het basiscontract worden
gemonitord. Een p*q-onderbouwing van 61 procent van de portefeuille van
DUO is daarmee niet aangetroffen. Waar voor de verandercapaciteit een hoge
mate van detailsturing wordt geconstateerd, lijkt voor het basiscontract het
tegendeel het geval. Met de andere opdrachtgevers (Financiën en SZW)
worden op basis van het offertes en dvo’s (dienstverleningsovereenkomst)
afspraken gemaakt. Wel is het zo dat de afspraken met tweeden en derden
terugkomen in de MA’s.
Uit analyse van de MA en de dvo’s tweeden en derden blijkt dat voor de
verschillende opdrachtgevers verschillende verkoopuurtarieven worden
berekend. De tariefstelling van “Kinderopvang” is conform tariefstelling MA
OCW. Deze taak was bij de start in 2010 een OCW-taak en is daarna
overgegaan naar SZW en werd toen omzet tweeden. De tariefstelling is ook
na 2011 gehandhaafd. De tariefstelling van ’’Inburgering” is van oudsher op
basis van werkelijke loonkosten van afdelingstarieven en/of inkooptarief
leverancier plus opslag overhead conform Handleiding Overheidstarieven.
Deze opdracht stamt uit omstreeks 2006, SZW hecht bij dit dossier aan het
toentertijd afgesproken financieringsregime.
Er zijn meer verschillen te onderscheiden in de bekostiging tussen
verschillende opdrachtgevers. Met Financiën, voor wie DUO taken uitvoert in
het kader van de Wet Financieel Toezicht, was in het beginstadium geen
inschatting gemaakt van de kosten. De beoogde invoeringsdatum werd
gehaald, maar achteraf kwam een vrij hoge rekening omdat veel gedaan
moest worden om deze datum te behalen. Na deze opstartfase wordt nu
netjes gewerkt met opdrachten en offertes. Het product kost € 3,8 miljoen
per jaar. DUO berekende tijdens de opdrachtfase alle kosten door aan
Financiën, ongeacht of deze meerkosten een resultaat waren van extra
opdrachten, of juist een gevolg van acties die DUO al dan niet heeft
ondernomen bijvoorbeeld om de opleverdatum te halen. Er is een jaarbedrag
afgesproken dat in delen eens per vier maanden wordt betaald. Op het einde
wordt verrekend zodat het totale jaarbedrag overeenkomt met de werkelijke
kosten. Anders dan bij opdrachtgever Financiën wordt bij de bekostiging door
SZW door DUO gevraagd om 100 procent bevoorschotting. SZW ervaart dit
als onhandig. Liever wordt een 80/20 ratio gezien zodat, bij onderuitputting
van die budgetten, SZW hier zelf nog een bestemming voor kan kiezen. Bij
de voortgangsrapportages is het voor opdrachtgevers niet altijd al duidelijk of
er middelen overblijven en bij de jaarrekening is het dan een vaststaand feit
geworden.
In sommige gevallen wordt dus afgerekend op basis van werkelijke kosten en
in sommige gevallen hebben de uurtarieven OCW zich meer en meer tot een
soort van verrekentarieven ontwikkeld. Vooral bij tweeden en derden rekent
DUO liever af op basis van werkelijke kosten om over het geheel
kostendekkend te kunnen opereren.
DUO maakt bij projecten aan de voorkant een raming van de bestede uren.
Daar doen de opdrachtgevers geen second opinion op. Tijdens het verloop
van het project wordt door opdrachtgevers de budgetuitputting gevolgd, niet
de gerealiseerde uren. In sommige gevallen worden wel audits op de
Pagina 27 van 39
kwaliteit gedaan. Ook hebben audits uitgewezen dat de raming en de
realisatie van uitvoeringskosten niet ver uit elkaar liggen.
5.2 Doelmatigheidsbevordering
Een belangrijk inrichtingsvereiste voor een agentschap is een resultaatgericht
sturingsmodel waarmee doelmatigheid wordt bevorderd. Hieruit vloeit voort
dat de agentschappen wordt gevraagd om jaarlijks zowel in de begroting als
in de verantwoording te rapporteren over passende
doelmatigheidsindicatoren.
5.2.1 Doelmatigheidsindicatoren in begroting en jaarverslag
In de OCW begroting en het jaarverslag zijn doelmatigheidsindicatoren van
DUO opgenomen. Onderstaande tabel uit het jaarverslag 2014 presenteert
deze doelmatigheidsindicatoren.
Tabel 2. Doelmatigheidsindicatoren DUO
Indicator 2011 2012 2013 2014
Kostprijzen per product(groep) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Tarieven/uur
ICT gerelateerd 99 100 102 104
Overige 70 72 73 74
Omzet per productgroep
- Bekostiging Instellingen 37 34 34 32
- Studiefinanciering 98 99 99 98
- Examendiensten 18 21 21 19
- Basisregister 21 19 29 28
- Informatiediensten 4 4 5 5
Totaal omzet basiscontract OCW 178 176 187 182
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) 1.727 1.732 1.770 1.773
Saldo van baten en lasten (%) 100 101 101 100
Kwaliteitsindicatoren
Klantcontact digitaal n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6
Klantcontact traditioneel n.v.t. n.v.t. n.v.t. 7
Tabel 2 laat zien dat de tarieven de afgelopen jaren zijn gestegen, mede als
gevolg van verschillende loon- en prijsontwikkelingen. Ondanks
bezuinigingsmaatregelen is het aantal ambtelijke FTE de afgelopen jaren
toegenomen evenals de totale omzet over de periode 2011-2014. De groei in
het aantal FTE verklaart DUO doordat het rijksbrede dubbel slot voor het
invullen van de taakstelling door het kabinet is losgelaten en dat in plaats
van externe inhuur vaker is gekozen voor ambtelijke FTE. Over de
kwaliteitsindicatoren, ingevoerd in 2014, kan geen uitspraak gedaan worden
omdat hierover geen historische gegevens beschikbaar zijn. Hoewel de
uurtarieven ook opgenomen zijn als doelmatigheidsindicator is het niet
Pagina 28 van 39
gepast hier constateringen uit af te leiden die voor heel DUO zouden gelden.
Gezien het geringe aantal producten waar DUO een p*q-onderbouwing voor
heeft, en dus een uurtarief, kunnen er geen algemene uitspraken gedaan
worden over de doelmatigheid gebaseerd op deze uurtarieven.
In tabel 3 zijn een aantal financiële kengetallen onder elkaar gezet in een
meerjarig perspectief die ook informatie geven over doelmatigheid.
Tabel 3. Financiële kengetallen DUO (getallen in miljoenen €). Bron: JV’s DUO
Financiële
kengetallen 2011 2012 2013 2014
Totale omzet 264,2 281,5 288,1 289,4
Personele kosten 120,2 122,8 152,5 152,7
Materiële kosten 137,6 151,0 125,6 126,2
Apparaatskosten 257,8 273,8 278,1 278,9
Totale lasten 264,7 280,3 285,0 289,0
Aantal FTE 1.728 1.732 1.770 1.773
Personele kosten per FTE 69.547 70.919 86.132 86.151
Materiële kosten per FTE 79.646 87.191 70.974 71.151
Apparaatskosten per FTE 149.193 158.110 157.106 157.302
Omzet per FTE 152.912 162.532 162.789 163.253
De tabel laat zien dat de omzet de afgelopen jaar is gestegen, met de
grootste sprong in 2012. De totale apparaatskosten, bestaande uit personele
en materiële kosten, zijn ook gestegen. Over de tijdspanne 2011-2014 is de
omzet gestegen met 9,5% terwijl de totale apparaatskosten over dezelfde
periode gestegen zijn met 8%. Dit is een indicatie dat er doelmatiger is
gewerkt.
Wanneer we de apparaatskosten uitsplitsen in personele en materiële kosten
zien we een meer gedetailleerd beeld. In de periode 2011-2014 zijn de
personele kosten gestegen met 27% in totaal (€ 32,5 miljoen in absolute
bedragen), waarbij de grootste stijging heeft plaatsgevonden in 2013. DUO
geeft aan dat dit mede een gevolg is van een herziening in de definities van
de kosten, waar een verschuiving van materiële naar personele kosten heeft
plaatsgevonden. We zien inderdaad dat in 2013 de materiële kosten gedaald
zijn met € 25 miljoen en de personele gestegen met € 29 miljoen. Over de
hele periode 2011-2014 zijn de materiële kosten gedaald.
Wanneer we naar de doelmatigheid kijken in termen van kosten (personele
en materiële) per FTE en omzet per FTE zien we het volgende beeld. Hoewel
de omzet per FTE is gestegen met 6% over de periode 2011-2014 zijn de
materiële kosten per FTE relatief evenredig meegestegen en de personele
kosten per FTE exponentieel gestegen (met 24%). Uit de cijfers valt niet te
concluderen dat DUO de afgelopen jaren doelmatiger is gaan werken.
Pagina 29 van 39
De indicatoren met betrekking tot de ontwikkeling van de omzet zijn
gecorrigeerd voor de toe- en afname van taken. De indicatoren hebben
(behalve deels bij studiefinanciering) geen verdere onderbouwing (geen p*q,
dus geen volumeafhankelijkheid), waardoor zij onvoldoende basis vormen om
te beoordelen of DUO doelmatiger wordt. De opgelegde taakstellingen zijn
dus eigenlijk de enige prikkel om doelmatiger te werken. Ook uit de
interviews blijkt dat er nog weinig doelmatigheidsindicatoren zijn die echt een
goed beeld van de doelmatigheid binnen DUO kunnen schetsen.
5.2.2 Doelmatigheidsindicatoren in het kostprijsmodel
De output van het basiscontract wordt gemeten: bij studiefinanciering wordt
er gekeken naar het volume, bij bekostiging naar tijdigheid en
rechtmatigheid. Omdat het basiscontract geen p*q-onderbouwing meer heeft
is het lastig op doelmatigheid te sturen. In het basiscontract zitten de
doelmatigheidstaakstellingen verwerkt.
Bij de overige taken, opdrachten en werken voor tweeden/derden zijn geen
doelmatigheidstaakstellingen of -indicatoren. Deze worden geoffreerd op
basis van uren maal gemiddeld verkoopuurtarief.
Het kostprijsmodel berekent de directe en indirecte kosten toe aan de
hoofdproducten van DUO op niveau van het basiscontract. Zo kan een
kostprijs opgesteld worden en gemonitord over tijd om de doelmatigheid te
volgen. De prikkel om doelmatiger te werken is het taakstellingsplan van
DUO.
De taakstelling is ingevuld volgens de volgende drie lijnen: deregulering (minder regels die gevolgd hoeven te worden).
efficiency (lean and mean; digitalisering; inkoop centraliseren;
digitalisering van de werkprocessen);
hervorming rijksagenda (bijv. SSO’s en het centraliseren van de
bedrijfsvoering).
De doelmatigheid wordt gemonitord via de invulling die DUO geeft aan het
taakstellingsplan en de monitoring van de taakadministratie. Het
taakstellingsplan wordt gemonitord door een adviesgroep taakstelling, die
maandelijks bij elkaar komt. Ook is het onderwerp van gesprek tussen DUO
en de eigenaar van DUO.
Eén van de manieren waarop door DUO op doelmatigheid gestuurd wordt, is
een taak-middelen analyse. In het verleden werd de organisatieformatie
geteld en doorberekend naar volgend jaar met kleine schommelingen. Nu
wordt ieder jaar opnieuw naar de taken gekeken en wordt pas op het laatst
naar het werkelijke aantal FTE’s gekeken. Dan valt op dat dezelfde processen
niet overal hetzelfde aantal FTE’s vergen. DUO gebruikt dit om te bepalen
waar efficiencywinst geboekt kan worden.
DUO heeft ook ingezet op het verbeteren van de productiviteit in de IV-
keten, bijvoorbeeld met het monitoren van het aantal uren per functiepunt.
Over deze functiepunten wordt in de P&C-cyclus gerapporteerd. Er wordt op
gestuurd de inspanning versus de gerealiseerde functionaliteit (het
functiepunt) te laten dalen zodat toekomstige beleidsopdrachten sneller en
goedkoper gerealiseerd kunnen worden.
Pagina 30 van 39
Ook gebruikt DUO de RBB (Rijksbrede benchmark) om met een aantal
rijksorganisaties 19 indicatoren voor doelmatigheid onderling te vergelijken.
Dit geeft enerzijds de mogelijkheid om binnen de eigen organisatie een
trendlijn in de indicatoren inzichtelijk te maken en anderzijds maakt het
vergelijking met gelijksoortige organisaties mogelijk. DUO kan zodoende die
onderwerpen signaleren waarin zij relatief gezien goed, en minder goed
scoren. DUO heeft bijvoorbeeld ontdekt dat hun overhead, in vergelijking met
de andere organisaties, relatief hoog was, maar dat het ziekteverzuim juist
relatief laag was. Deze benchmark wordt een keer per jaar uitgevoerd en
tussentijds worden de verschillen tussen de organisaties nader geanalyseerd.
Pagina 31 van 39
6 Conclusies en aanbevelingen
De doorlichting heeft als doel het geven van inzicht in het functioneren van
DUO in het licht van de Regeling agentschappen op de gebieden van
governance, financieel beheer, bekostiging en doelmatigheidsbevordering. In
dit hoofdstuk worden de conclusies gepresenteerd, indien van toepassing zijn
aanbevelingen geformuleerd. De aanbevelingen komen ook terug in Bijlage
C, waar deze zijn toegewezen aan de actoren en voorzien van een indicatie
(zwaar, gemiddeld en licht).
Uit voorgaande hoofdstukken komt naar voren dat DUO in grote lijnen naar
tevredenheid van de eigenaar en opdrachtgevers presteert. Een belangrijke
reden hiervoor is de goede relatie die DUO onderhoudt met al haar
stakeholders. Wel zijn ook duidelijke suggesties voor verbetering gedaan. De
positie van DUO is sterk binnen OCW, ook in vergelijking met bijvoorbeeld
andere grotere agentschappen van het Rijk. Beleid en uitvoering zijn
succesvol dichter bij elkaar gebracht na de fusie in 2010 tussen de
toenmalige Informatie Beheer Groep (IBG) en de Centrale Financiën
Instellingen (CFI) en de agentschapsvorming die daarop volgde. We
constateren dat er een sterke nabijheid wordt ervaren door zowel DUO als
OCW. Uit de doorlichting volgt dat DUO op dit moment specifiek op de
terreinen van de bekostiging, doelmatigheid en het financieel beheer nog niet
aan alle regels voor agentschappen voldoet. Deze constateringen zijn ook in
lijn met de wensen die leven bij de verschillende stakeholders. In sommige
gevallen stellen wij een herziening voor, in andere gevallen doen we
aanbevelingen voor kleinere verbeteringen.
6.1 Governance
Er wordt door OCW en DUO serieus werk gemaakt van de invulling van de
verschillende rollen uit het sturingsmodel voor agentschappen. De
samenwerking tussen verschillende partijen is goed te noemen. Wel wordt
door een aantal spelers vraagtekens gezet bij het toenemende takenpakket
van DUO. DUO wil zijn takenpakket uitbreiden om de taakstelling te kunnen
invullen omdat op die manier wordt bespaard op Sociaal Flankerend Beleid
doordat medewerkers binnen DUO aan ander werk worden geholpen.
Daarnaast wil het agentschap in het kader van SGO-5 meer rijksbrede taken
op zich nemen. DUO is goed in het verwerken van bulkopdrachten, zoals de
bekostiging van onderwijsinstellingen, en kan daarom ook op een efficiënte
manier bijvoorbeeld de Kinderopvang uitvoeren. Het aantal opdrachtgevers
buiten OCW en binnen het onderwijsveld neemt de komende jaren toe. De
ambitie van DUO om meer taken op zich te nemen, komt niet alleen van DUO
zelf, maar ook vanuit OCW en het veld. De strategie van actief werven van
nieuwe taken en opdrachten verhoudt zich niet helemaal met de visie van
opdrachtgevers die een toenemend takenpakket zien als een risico voor de
going concern. Ook is door externe opdrachtgevers aangegeven dat DUO veel
aandacht heeft voor de ‘salesfase’, maar dat het in de beheerfase wel eens
moeilijk is als opdrachtgever voldoende aandacht van het agentschap te
krijgen. Een andere ontwikkeling die door één van de opdrachtgevers wordt
gezien is dat DUO zich meer ontwikkelt naar dienstverlener voor de
onderwijsinstellingen en minder als uitvoeringsorganisatie van OCW. De
beelden over de kant die DUO op zou moeten gaan, lopen uiteen. Daar komt
Pagina 32 van 39
bij dat basisdocumenten waarin de governance is vastgelegd, zijn verouderd.
Met name de producten- en diensten catalogus is toe aan een update. Een
logisch moment om deze op te updaten is wanneer de toekomstvisie van
opdrachtgevers, eigenaar en DUO meer op één lijn is gebracht.
Aanbeveling 1:
Formuleer als eigenaar, samen met DUO en vooral met een aantal
opdrachtgevers, een gedragen toekomstvisie over de taken en de rol van
DUO. Neem hierbij de wens tot uitbreiding van de dienstverlening aan het
onderwijsveld en de hiermee gemoeide opdrachtgevers, governance en
financiering mee. Maak het opstellen van een nieuwe producten- en diensten
catalogus het sluitstuk.
De invulling van de opdrachtgeversrol is de afgelopen jaren verbeterd, al
komt tegelijkertijd het beeld naar voren dat hier nog stappen in te zetten
zijn. Met het toenemende aantal opdrachtgevers wordt het belang hiervan
ook groter. De opdracht wordt nu in grote mate bepaald door de
opdrachtnemer DUO, iets dat wordt erkend door de opdrachtgevers. De
vraag is wel hoe deze zelfreflectie wordt omgezet in een andere invulling van
hun rol. Een logische stap bij deze professionaliseringslag, is een aanpassing
van de sturingswijze. Nagenoeg alle sturing in het opdrachtgeversoverleg
(OGO) vindt op dit moment plaats op de verandercapaciteit, dat maar zo’n 20
procent van de totale taken van DUO behelst. Over de going concern - het
merendeel van de opdracht - wordt in het OGO slechts incidenteel gesproken.
Op het niveau onder het OGO is het basiscontract wel onderwerp van
gesprek. Verder wordt onvoldoende ingegaan op de impact van deze
verandercapaciteit op de going concern. De mate van aandacht voor de
details van de verandercapaciteit, is bij weinig andere agentschappen terug
te vinden. Prioriteren binnen de opdrachtenportfolio van DUO blijkt een
moeilijk proces. De groei die de begroting de afgelopen jaren laat zien is
mede hier een gevolg van. Het effect van de taakstelling op de omzet wordt
nu feitelijk opgeheven door het jaarlijkse meerwerk (grotendeels extra
taken). Wanneer de prioritering die nu in het OGO terechtkomt al eerder
plaats zou vinden, bijvoorbeeld bij de beleidsdirecties van OCW door betere
onderlinge afstemming, zou het OGO in frequentie kunnen afnemen en zich
meer focussen op andere onderwerpen. Tot nu komen de
investeringsbehoeften van DUO te vaak op de tafel van de opdrachtgevers of
eigenaar terecht. DUO moet ernaar streven meer zelf op te lossen,
bijvoorbeeld middels eigen investeringen (zie ook aanbeveling 3). Slimmere
rapportagevormen kunnen hierbij helpen en opdrachtgevers meer ruimte
bieden ook aandacht te besteden aan de inhoud van de lumpsum opdrachten
voor de going concern (zie ook aanbeveling 5).
Aanbeveling 2:
Professionaliseer als eigenaar zowel binnen als buiten OCW de
opdrachtgeversrol door een sterke en kritische vraagarticulatie te
organiseren. Specifiek voor OCW zijn belangrijke stappen: het
terugschroeven van de frequentie van het OGO, het sturen op hoofdlijnen
d.m.v. slimmere rapportagevormen en het aanbrengen van een
evenwichtigere focus tussen de details van de verandercapaciteit aan de ene
kant en de going concern aan de andere kant.
Pagina 33 van 39
6.2 Financieel beheer
DUO voldoet niet aan de instellingsvoorwaarde voor een baten-
lastenagentschap op het gebied van financieel beheer.4 Op dit moment
schrijft DUO vrijwel niet af, maar voert wel een baten-lastenadministratie.
DUO maakt ook vrijwel geen gebruik van de leenfaciliteit die het heeft bij het
ministerie van Financiën. Ondanks dat pleegt DUO wel investeringen en zijn
deze de afgelopen jaren relatief constant geweest. De middelen hiervoor zijn
ad hoc verkregen bij de beleidsdirecties en opdrachtgevers. De afgelopen
jaren bezien leidt dit tot de conclusie dat DUO onvoldoende gebruik maakt
van het baten-lastenstelsel. DUO als een agentschap met een kasstelsel is
beter passend gezien het uitgavenpatroon van het agentschap. Een kasstelsel
is ook beter geschikt voor de huidige vorm van sturing op–het grootste deel
van het basiscontract, die vrijwel niet gericht is op output.
Daar staat tegenover dat de huidige verwachting van DUO is dat zij in de
toekomst meer gebruik zullen gaan maken van de mogelijkheden die het
baten-lastenstelsel biedt. Ook zou een beter gebruik van het baten-
lastenstelsel bijdragen aan de verbeterslagen die DUO kan maken op
terreinen van de bekostiging en doelmatigheid. DUO, de eigenaar en haar
opdrachtgevers staan daarmee voor een duidelijke keus over hoe met
toekomstige investeringen om te gaan. Volgens het agentschap is de tijd
daar om verder te verzelfstandigen en verantwoordelijkheid te nemen en de
leenfaciliteit te gebruiken, investeringen activeren en deze via af te schrijven
middels het gebruik van een integrale kostprijs. Door gebruik te maken van
de mogelijkheden van het baten-lastenstelsel zou DUO in staat zijn de
investeringskosten niet alleen over meerdere periodes te verspreiden maar
ook beter toe te wijzen aan specifieke producten. Ook leidt dit tot een
stabieler uitgavenpatroon over de jaren heen, zowel voor DUO als de
opdrachtgevers. Dit biedt bovendien kansen voor het omgaan met de nieuwe
regels van het kabinet rondom het overboeken van programma naar
apparaat. Investeringen via een integrale kostprijs over meerdere jaren
afschrijven leidt tot minder incidentele schokken in de uitgaven op de OCW
begroting waarvoor anders iedere keer toestemming van het kabinet zou
moeten worden gevraagd.
Aanbeveling 3:
Maak als DUO meer gebruik van de mogelijkheden van het baten-
lastenstelsel en kom tot meer integrale kostprijzen. Zet daartoe in 2016 en
2017 de noodzakelijke stappen. Wanneer in de komende 2 jaar de
afschrijvingskosten niet stijgen, stap dan over op een kas-
verplichtingenstelsel tenzij zwaarwegende argumenten dit verhinderen.
4 Afschrijvingskosten dienen minimaal 5 procent van de totale lasten te zijn.
Pagina 34 van 39
6.3 Bekostiging en doelmatigheidsbevordering
Een agentschap moet inzicht kunnen bieden in de lasten die volgen uit de
door het agentschap aangeboden producten en diensten. Een belangrijke eis
is dat een agentschap een dusdanig verband kan leggen tussen uitgaven (i.c.
kosten) en prestaties dat bekostiging op basis van prestaties mogelijk is. De
aandacht van opdrachtgevers in het OGO gaat op dit moment vrijwel geheel
uit naar de verandercapaciteit en onvoldoende naar de bulk (going concern)
waardoor inzicht in het totale dienstenpakket ontbreekt. De toereikendheid
van het budget is nu niet te beoordelen; in het kostprijsmodel zit immers een
niet p*q-onderbouwde lumpsum per hoofdproduct. Een nieuwe producten- en
dienstencatalogus (PDC) kan dit inzicht deels vergroten. In het verlengde van
de vernieuwde PDC verdient ook het bekostigingsmodel - dat nu gebaseerd is
op het Light-model - een update. Deze update moet voor opdrachtgevers
allereerst inzicht geven in de capaciteit die een taak vergt. Doordat maar in
beperkte mate wordt afgerekend op basis van volume, is nu onvoldoende
sprake van bekostiging op basis van prestaties. Met de uitbreidende
dienstverlening wordt het belang van de kostprijs groter. Voor de lumpsum
dient daarom inzichtelijk gemaakt te worden wat de integrale kostprijs per
product is. De kostprijzen kunnen meer inzicht bieden zonder te veel werk te
creëren omdat het inzicht van de kostprijs per product, ook voor het
basiscontract, in grote mate al bij DUO aanwezig is. Wanneer DUO conform
aanbeveling 3 voor investeringen meer gebruik maakt van de leenfaciliteit en
deze vervolgens gaat afschrijven, dienen deze afschrijvingen, naast de
reguliere systeem- en onderhoudskosten, te worden opgenomen in de
integrale kostprijs. Ten slotte verschilt de wijze waarop DUO nu afrekent per
opdrachtgever binnen het domein tweeden en derden. Door hier over te gaan
op één standaard wordt het voor iedereen helder en wordt de uitvoering
eenvoudiger.
Aanbeveling 4:
Herzie de bekostiging van het basiscontract gebaseerd op het Light-model:
Begin als DUO met het inzichtelijk maken voor de opdrachtgevers hoeveel
capaciteit specifieke taken vragen op een lager niveau dan de
hoofdproducten.
Werk daarna aan een zoveel mogelijk integrale kostprijs voor het
basiscontract die - naast de reguliere systeem- en onderhoudskosten –
ook een afschrijvingscomponent bevat voor gedane investeringen en die
een duidelijk gedefinieerde toewijzing van overhead heeft.
Reken zoveel mogelijk op dezelfde wijze af met opdrachtgevers binnen het
domein tweeden/derden.
Een ander onderdeel van de integrale kostprijs is de overhead, die nu ook al
wordt toegewezen aan de verschillende producten. De manier waarop deze
toewijzing plaatsvindt wordt niet duidelijk uit de Managementafspraak. Op dit
moment leidt de gekozen werkwijze in de praktijk nog niet tot
kruissubsidiëring van de overhead tussen het basiscontract en de andere
producten van DUO. Het risico bestaat echter wel dat, bij veranderende
overheadkosten, het basiscontract onevenredig aan de overhead van DUO
bijdraagt, of vice versa. Om een betere monitoring hiervan mogelijk te
maken, ook door de opdrachtgevers, en de doelmatigheid te bevorderen is
het aan te raden de uitleg van de toewijzing van de overhead toe te voegen
aan de Managementafspraak en de overhead tevens te gebruiken als een
prestatie-indicator voor doelmatigheid. De eigenaar van DUO kan tevens
Pagina 35 van 39
overwegen te komende jaren te sturen op een verlaging van de kosten voor
overhead als invulling van de efficiency taakstelling. De overheadkosten van
DUO lijken in interdepartementaal perspectief aan de hoge kant (24,5% in
20145 t.o.v. een gemiddelde van 21,5% voor agentschappen).
Aanbeveling 5:
Maak als DUO in de Managementafspraak 2016 inzichtelijk hoe de
overheadkosten worden toegewezen aan de verschillende producten en welke
uren, tarieven en aannames hieraan ten grondslag liggen. Gebruik de
overheadkosten hierna tevens als doelmatigheidsindicator.
Een meer integrale kostprijs versterkt ook de doelmatigheidsprikkel voor
DUO. Bij een integrale kostprijs waar rekening is gehouden met overhead en
afschrijvingen draagt DUO de verantwoordelijkheid om taken uit te voeren
tegen deze vooraf met de opdrachtgevers vastgestelde kostprijs. Wanneer de
kosten afwijken van deze kostprijs is het de verantwoordelijkheid van DUO
dit op te lossen en, eventueel voor de volgende jaren, de tarieven aan te
passen. Ook sluit deze werkwijze aan bij de wens van DUO voor een beter
Life Cycle Management en op die manier voldoende middelen voor onderhoud
beschikbaar te hebben.
Verbeterde doelmatigheid is dé doelstelling voor een agentschap. Er kan geen
eenduidig oordeel worden gevormd over de bereikte doelmatigheid van DUO.
Indicatoren geven een wisselend beeld of vormen een te beperkte doorsnede
van het werkveld van DUO om een overkoepelend beeld te kunnen geven.
Door de wijze van bekostiging van de lumpsum van het basiscontract is een
groot deel (61%) van de bijdrage DUO niet p*q te onderbouwen. Daardoor is
het niet mogelijk om te constateren of DUO doelmatiger is gaan werken.
Doelmatigheid is geen onderwerp in de sturing door opdrachtgevers op DUO.
De eigenaar geeft de sturing op doelmatigheid vooral vorm via het monitoren
van taakstellingen en deze zijn eigenlijk de enige prikkel voor DUO om
doelmatiger te werken. DUO zelf spant zich wel in om de eigen doelmatigheid
beter in kaart te krijgen, onder andere vanwege taak-middelen analyses, het
gebruik van functiepunten en de Rijksbrede benchmark. Deze informatie komt
echter – op een hoger aggregatieniveau – niet bij de opdrachtgevers terecht.
Op dat punt kan DUO nog duidelijke stappen zetten. Wellicht kunnen enkele
doelmatigheidsindicatoren uit de Rijksbrede benchmark gebruikt worden om
het gesprek over de doelmatigheid met eigenaar en opdrachtgevers aan te
gaan. De ontwikkeling van de overhead zou bijvoorbeeld een belangrijke
indicator kunnen zijn van doelmatigheid, evenals een indicator als directe
versus indirecte uren en de ontwikkeling van de kostprijs en het tarief.
Aanbeveling 6:
Maak per OW 2017 meer gebruik van al beschikbare prestatie-indicatoren
die, over tijd, dienen als een graadmeter voor de ontwikkeling van de
doelmatigheid binnen DUO. Voeg hieraan toe indicatoren zoals overhead,
ontwikkeling kostprijs/tarief en aantal directe versus indirecte uren en kom
zo tot slimmere verantwoordingsrapportages van de uitvoering aan de
eigenaar en opdrachtgevers.
5 Onder invloed van de genomen maatregelen in het kader van de taakstelling wordt een percentage over
2015 van 22,6 % verwacht.
Pagina 36 van 39
6.4 Slotoverweging
Om bovenstaande aanbevelingen op te volgen, is van alle stakeholders een
inspanning nodig. Alhoewel DUO in grote lijnen naar tevredenheid van de
eigenaar en opdrachtgevers presteert vragen de aanbevelingen op
onderdelen om het doorbreken van de huidige werkwijze en misschien wel
om een cultuuromslag. Een goed gebruik van het baten-lastenstelsel,
krachtigere sturing op doelmatigheid, een zakelijkere en evenwichtigere
prestatiebekostiging, een sterker opdrachtgeverschap en een breed gedragen
toekomstvisie zijn aanbevelingen die in gezamenlijkheid moeten worden
bezien.
Pagina 37 van 39
Bijlage A – Geïnterviewden
Pagina 38 van 39
Bijlage B - Organogram
Pagina 39 van 39
Bijlage C – Aanbevelingen