Donkere_materie___superdeeltjes

download Donkere_materie___superdeeltjes

of 52

Transcript of Donkere_materie___superdeeltjes

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    1/52

    DOSSIERS

    FYSICI OP ZOEK NAAR EEN

    THEORIE VAN ALLES

    Donkere materie &

    superdeeltjes

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    2/52

    Om te begrijpen hoe de kosmos in elkaar

    zit, kijken wetenschappers niet alleen

    ver weg de ruimte in. Ze bestuderen ook

    de allerkleinste deeltjes. Kosmologen

    krijgen de hulp van deeltjesfysici om de

    grote kosmologische vragen te beant-

    woorden en om mysterieuze fenomenen

    zoals donkere materie te kunnen verkla-

    ren.

    De Large Hadron Collider(LHC) is een

    gigantische deeltjesversneller, de groot-

    ste ter wereld, waarmee fysici deeltjes

    kunnen bestuderen en ontdekken. De

    versneller bevindt zich in een cirkelvor-

    mige tunnel van maar liefst 27 kilometer

    lang, 150 meter onder de grond bij de

    Zwitserse stad Genve.

    Een cruciaal deeltje is het Higgsbo-

    son, dat vijftig jaar geleden door onder

    andere de Belgen Franois Englert en

    de in 2011 overleden Robert Brout werd

    voorspeld. In 2012 werd het deeltje ook

    daadwerkelijk ontdekt, en een jaar later

    ontving Englert de Nobelprijs Fysica.

    Nu de euforie over de ontdekking van het

    higgsdeeltje is geluwd, stijgt de span-

    ning opnieuw in het Europees Centrum

    voor Kernonderzoek (CERN) in Genve.

    Na een pauze start in 2015 de deel-

    tjesversneller opnieuw op en begint de

    zoektocht naar onder meer donkerematerie en superdeeltjes, en de ont-

    brekende puzzelstukken in een theorie

    die alle natuurkundige fenomenen kan

    verklaren.

    Al decennialang werken fysici aan een

    prachtige theorie die ons een diepgaan-

    der inzicht in de kwantumwereld be-

    looft. Vandaag staan ze voor een twee-

    spalt: bewijzen dat de theorie juist is, of

    geconfronteerd worden met een histori-

    sche ommekeer in de paradigmas.

    IN HET KORT

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    3/52

    DEELTJESVERSNELLER

    NIEUWE ZOEKTOCHT

    ONTWAAKT

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    4/52

    Voor elke deeltjesfysicus zal het jaar 2012 in het geheu-

    gen gegrift blijven als het jaar van de ontdekking van

    het higgsdeeltje. De ATLAS- en CMS-experimenten aan de

    deeltjesversneller hebben hiervoor een huzarenstukje uitge-

    voerd. We hebben protonen laten botsen bij enorme energie-

    en en deze botsingen zo nauwkeurig opgemeten dat we uit de

    immense hoeveelheid gegevens enkele gebeurtenissen kon-

    den filteren die duidden op het bestaan van een nieuw deeltje.

    Na grondige studies hebben we in 2013 kunnen aantonen dat

    het inderdaad om het higgsdeeltje ging, waarvan Franois En-

    glert, Robert Brout en Peter Higgs in de jaren 1960 het be-

    staan voorspelden. Het was het sluitstuk voor het standaard-

    model van de deeltjesfysica.

    Het was een fantastische mijlpaal, maar niet het einde van het

    wetenschappelijk programma met de Large Hadron Collider

    (LHC). We plannen de structuur van de materie nog dieper

    te bestuderen en hopen nieuwe kennis te verzamelen in een

    energiegebied waar we nog nooit experimenten gedaan heb-

    ben.

    Botsingskoorts

    Bijgevolg stijgt de spanning alweer op het CERN. Na enkele

    jaren van technologische aanpassingen aan de instrumenten

    zullen we in maart klaar zijn om voor het eerst bundels proto-

    nen te versnellen tot 6,5 Tera elektronvolt (TeV). We verwach-

    ten om al in mei dit jaar deze bundels met elkaar in botsing te

    brengen, om een botsingsenergie van twee maal 6,5 TeV of 13

    TeV te bekomen. Ter vergelijking: we hebben het higgsdeeltje

    ontdekt in botsingen van 8 TeV. We zullen dit record dus sterk

    verbeteren.

    Een grotere energie van de deeltjesbundels vraagt ook sterkere

    magnetische velden om de deeltjes in de versneller op hun cir-

    kelvormige traject te houden, 27 kilometer lang en tientallen

    meters onder de grond. Daarvoor hebben we dan weer grotere

    elektrische stromen nodig in de supergeleidende kabels van

    de magneten die we tot 1,9 graden Kelvin koelen. Als we op

    een veilige manier de stroom willen opdrijven tot 11.000 am-

    pre, moeten we alle mogelijke verbindingen van die kabels

    grondig controleren. Het is maar een van de vele zaken die

    de voorbije twee jaar is gebeurd. Dergelijke wetenschappelijke

    instrumenten zijn steeds hun eigen prototype. Hetzelfde toe-

    stel wordt gebruikt voor zowel de testen, de effectieve metin-

    gen en is tegelijk het laatste van zijn serie.

    In de protonbotsingen creren we interacties tussen deeltjes

    net zoals die er waren een fractie van een seconde na de Oer-

    knal, zo ongeveer 0,0000000000001 seconden na de oer-

    knal. De stap van 8 naar 13 TeV-botsingen laat ons toe om

    nog wat dichter te gaan bij de oerknal om er nog een nul na

    de komma bij te zetten. We proberen uit te zoeken of er toen

    onbekende fenomenen waren die na het afkoelen van het uni-

    versum niet meer zichtbaar zijn. Dergelijke nieuwe inzichtenzullen ons op weg helpen naar een Theory of Everything, de

    droom van Einstein, en recent ook de titel van een film over

    theoretisch fysicus Stephen Hawking. De droom om alle fun-

    damentele interacties van zwaartekracht tot kwantumfysica te

    beschrijven in eenzelfde formule leeft ook vandaag nog.

    Van experiment naar theorie, en terug

    Elke theorie is een creatie van de mens om vanuit bepaalde

    principes de fenomenen in de natuur te modelleren. Een expe-

    rimenteel resultaat is daartegenover een wetenschappelijk feit

    waaraan elke modellering van de natuur moet voldoen. Aan

    de ene theorie kan men meer geloof hechten dan aan een an-

    dere, bijvoorbeeld omdat ze nauwkeuriger overeenkomt met

    Nu de euforie over de ontdekking vanhet higgsdeeltje is geluwd, stijgt despanning opnieuw in het Europees

    Centrum voor Kernonderzoek (CERN) inGenve. Na een pauze start in maart dedeeltjesversneller opnieuw op en begintde zoektocht naar onder meer donkere

    materie en superdeeltjes.Jorgen DHondt

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    5/52

    de experimentele bevindingen en/of omdat de onderliggende

    principes van de theorie eenvoudiger zijn. De kracht van een

    experimenteel resultaat zit in de nauwkeurigheid of precisie

    van het resultaat. De symbiose van beide onderzoeksdomei-

    nen is net de plaats waar wij als onderzoekers de puzzelstuk-

    jes samen leggen en tot nieuwe inzichten komen. Momenteel

    staat onze boekenkast vol met verschillende theorien. De

    volgende jaren zullen we met de LHC een reeks unieke expe-

    rimentele resultaten bekomen die waarschijnlijk een deel van

    de theorien in die boeken zullen weerleggen, en misschien

    vinden we wel fenomenen waarover we nieuwe boeken moe-

    ten schrijven.

    Vele van de theoretische boeken in onze kast staan vol met

    supersymmetrische modellen. Dat zijn modellen waar elk

    deeltje in het standaardmodel een supersymmetrisch spie-gelbeeld heeft. Met sommige van deze superdeeltjes kunnen

    we mogelijk het mysterie van donkere materie oplossen een

    hypothetisch soort materie waaruit 27 procent van het heelal

    zou bestaan. En een supersymmetrische uitbreiding van het

    standaardmodel zou de theorie wiskundig eleganter en con-

    sistenter maken.

    Tot nu toe hebben we nog geen superdeeltjes gevonden, maar

    de heropstart betekent een belangrijke stap in deze zoektocht.

    Als we de komende jaren geen aanwijzingen vinden voor

    het bestaan van die supersymmetrische fenomenen, moet ik

    waarschijnlijk plaats maken in mijn boekenkast voor nieuwe

    theorien.

    De juistheid testen van een mogelijke Theory of Everything

    ligt nog niet binnen de vooruitzichten, maar met de komende

    botsingen bij een energie van 13 TeV zullen we uiteraard de

    juistheid van het standaardmodel verder testen, en de eigen-

    schappen van het higgsdeeltje nauwkeuriger opmeten. Het

    higgsdeeltje moet volgens het standaardmodel interageren

    met alle massieve deeltjes. We hebben nog geen direct bewijs

    voor de koppeling van higgsdeeltjes aan topquarks, de zwaar-

    ste elementaire deeltjes die we vandaag kennen. In de nieuwe

    botsingen zullen we deze processen zoeken en nauwkeurig

    opmeten. Dat is een enorme uitdaging, want hiervoor zullen

    onze verschillende detectoren en alle zelf ontworpen algorit-

    men om de botsingen te reconstrueren optimaal moeten func-

    tioneren.

    Experimentele uitdagingenEen essentile uitdaging is het ontwikkelen van de juiste

    trigger-algoritmen. We voorzien een botsingsfrequentie tus-

    sen de protonpakketten van 40 miljoen gebeurtenissen per

    seconde, met in elke gebeurtenis tientallen protonbotsingen

    tegelijk. Hieruit komen honderden deeltjes die we allemaal

    tegelijk met onze detectoren moeten opmeten. De CMS-de-

    tector heeft ongeveer 100 miljoen individuele cellen waar we

    deeltjes mee observeren, zoiets als een fototoestel met 100

    megapixels. Maar dan wel een fototoestel dat 40 miljoen fo-

    tos per seconde moet nemen. Onze toestellen kunnen slechts

    n gebeurtenis per 100.000 selecteren en op harde schijf

    bewaren voor verdere analyse. Dat zorgt al voor enkele hon-

    derden megabytes aan informatie per seconde. Kiezen welke

    Proton-

    protonbotsing

    zoals opgemeten

    door het CMS-

    experiment.

    Vier hoog

    -energetische

    elektronen zijn

    zichtbaar (groene

    lijnen in de

    spoordetector en

    rode blokken in de

    calorimeter).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    6/52

    gebeurtenis er wordt opgeslagen, moet op 0,000001 seconde

    tijd gebeuren, via selectie-algoritmen. Het ontwerpen van de

    juiste algoritmen is dus van cruciaal belang. Want als de ver-

    keerde botsingen op harde schijf terechtkomen, zullen onze

    analyses niet veel ontdekken.Zelf hoop ik vooral dat we het mysterie van donkere materie

    kunnen ontrafelen. We weten dat er ongeveer vijf keer meer

    donkere materie in ons universum zit dan materie die we met

    quarks en leptonen kunnen beschrijven. Vandaag hebben we

    bijzonder veel theoretische ideen over wat die donkere ma-

    terie kan zijn, maar experimenteel hebben we geen sluitend

    bewijs. Als we de natuur juist inschatten, hebben we in de

    komende jaren de mogelijkheid om met de deeltjesversneller

    donkeremateriedeeltjes te produceren, en met de CMS-detec-

    tor te bestuderen. Maar we weten uiteraard niet of de natuur

    haar geheimen zal prijsgeven.

    Plannen voor de toekomst

    De LHC-projecten van het CERN overspannen decennia. In

    1991 lagen de eerste tekeningen van het CMS-experiment

    op tafel, terwijl de eerste botsingen tussen protonen pas in

    2009 opgemeten werden. Na de ontdekking van het higgs-

    deeltje hebben we de koppen bij elkaar gestoken en beslist

    om de LHC de komende decennia ten volle te gebruiken voor

    het onderzoek in de deeltjesfysica. Zo zijn er vandaag al heel

    concrete plannen om onze experimenten zo aan te passen dat

    we vanaf het jaar 2024 jaarlijks evenveel botsingen zullen

    verzamelen als alle jaren tussen 2011 en 2021 samen. Dat

    willen we volhouden tot 2035. Ook hiermee zullen we uniekewetenschappelijke inzichten verkrijgen, maar we moeten nu

    al de technologische uitdagingen aangaan om dit mogelijk te

    maken.

    Maar eerst staan we voor de heropstart van 2015. Duizenden

    wetenschappers ontwikkelen testen hun methodes om zo

    snel mogelijk de eerste botsingsdata te analyseren. Het is een

    uitdaging om al die ambitieuze en enthousiaste onderzoekers

    optimaal te laten samenwerken. Dat gebeurt zowel met grote

    fysieke bijeenkomsten als met honderd wekelijkse vergade-

    ringen via videoconferentie. Zo kunnen collegas uit de hele

    wereld toegewijd samenwerken.

    Als voorzitter van de Raad van Bestuur van het CMS experi-

    ment met 185 universiteiten of onderzoeksinstellingen uit 43

    landen, kijk ik samen met duizenden van mijn collegas uit

    naar alweer een buitengewoon interessant hoofdstuk in de

    ontdekking van de natuur op de kleinste schaal.

    Jorgen DHondt is hoogleraar deeltjesfysica aan de Vrije

    Universiteit Brussel en voorzitter van de Raad van Bestuur

    van het CMS-experiment aan het CERN.

    Ingenieurs

    controleerden de

    afgelopen twee

    jaar elk stukje van

    de 27 kilometer

    lange versneller.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    7/52

    INGREDINTENVAN HET UNIVERSUM

    INLEIDING TOT DE KOSMOS

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    8/52

    Om te begrijpen hoe de kosmos in elkaarzit, kijken wetenschappers niet alleen

    ver weg de ruimte in. Ze bestuderen ookde allerkleinste deeltjes. Kosmologenkrijgen de hulp van deeltjesfysici omde grote kosmologische vragen tebeantwoorden en om mysterieuze

    fenomenen zoals donkere materie tekunnen verklaren.

    Pierre Van Mechelen

    Alle eigenschappen van materie zijn een gevolg van de

    eigenschappen van de samenstellende deeltjes. De

    wetenschap van het allergrootste, sterren en sterrenstelsels,

    is daarom erg nauw verbonden met de wetenschap van het

    allerkleinste. De creatie van minuscule deeltjes en de inter-

    acties tussen hen, bepaalden wat er zich afspeelde vlak na

    de oerknal.

    Twaalf elementaire deeltjes zijn de bouwstenen van het

    heelal. Vier fundamentele krachten houden de boel samen.

    Alle kennis daarover wordt samengevat in het standaard-

    model van de deeltjesfysica dat de fundamentele deeltjes en

    hun interacties beschrijft. Het model werd in de jaren 70

    opgesteld en voorspelde ook het bestaan van toen nog on-

    bekende deeltjes, die inmiddels bijna allemaal zijn ontdekt.

    Een overzichtje.

    materie atoom elektronproton quarks

    kern neutron

    Elementaire deeltjes

    Een elementair deeltje is een deeltje dat niet verder kan

    worden opgesplist in kleinere deeltjes. De opvattingen

    over wat nu precies een elementair deeltje is, zijn in de

    loop van de geschiedenis een paar keer veranderd. Tot be-

    gin 20ste eeuw dachten wetenschappers dat atomen ele-

    mentaire deeltjes waren. Atoom is dan ook afgeleid van

    het Griekse atomos, wat ondeelbaar betekend. Maar in

    1911 ontdekte Ernest Rutherford dat het atoom samen-

    gesteld was. Pas in de jaren 1960 werd ontdekt dat proto-

    nen en neutronen geen elementaire deeltjes zijn maar uit

    quarks bestaan. Misschien komen wetenschappers er in

    de toekomst nog achter dat ook die nog uit andere deel-

    tjes zijn samengesteld.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    9/52

    Materiedeeltjes

    Materie bestaat uit atomen. Atomen bestaan uit een kern

    van protonen en neutronen waarrond elektronen bewegen.

    Maar daar stopt het verhaal niet. Zowel protonen als neu-

    tronen zijn opgebouwd uit quarks, de bouwstenen vande elementaire deeltjes, zeg maar. Er bestaan zes soorten

    quarks die worden ingedeeld in drie families of drie genera-

    ties. Het verschil tussen de drie generaties zit hem enkel in

    de massa van de deeltjes. In de eerste generatie vinden we

    de up- en down-quarks, in de tweede generatie de charme-

    en strange-quarks en in de derde de top- en bottom-quarks.

    De top-quark uit de derde generatie is 58.000 tot 116.000

    keer zwaarder dan de up-quark uit de eerste generatie.

    Van elke quark bestaan er drie vormen, die worden aange-

    duid met de kleuren rood, groen en blauw. Dat zijn niet de

    werkelijke kleuren van de quarks. Het is gewoon een over-

    eenkomst onder deeltjesfysici om de verschillende quarks

    te kunnen onderscheiden. In werkelijkheid zijn de kleuren

    van quarks te vergelijken met de lading van elektronen en

    protonen.

    Naast de quarks zijn er de leptonen. Ook hiervan zijn er zes

    soorten, die net zoals de quarks volgens gewicht in de drie

    generaties worden onderverdeeld. Zo vinden we het elek-

    tron en het elektron-neutrino in de eerste, het muon en het

    muon-neutrino in de tweede en het tau en tau-neutrino in

    de derde generatie. Het elekron, muon en tau hebben zowel

    een massa als een elektrische lading. Hun neutrino-tegen-

    hangers zijn ongeladen en hebben amper massa.

    Gewone zichtbare materie bestaat uit deeltjes uit de eer-

    ste generatie: up-quarks, down-quarks en elektronen. Een

    proton bestaat uit twee up-quarks en een down-quark, een

    neutron uit een up-quark en twee down-quarks. Elektron-

    neutrinos komen enkel vrij bij radioactief verval en kern-

    fusie.

    Zwaardere quarks en leptonen komen niet voor in gewone

    materie omdat ze onstabiel zijn waardoor hen geen lang

    leven beschoren is. Ze vallen al snel uiteen in lichtere va-

    rianten. Dat zorgt meteen voor enkele lastige vragen. Als

    de deeltjes uit hogere generaties zo onstabiel zijn, waarom

    bestaan ze dan? Waarom zijn er verschillende generaties

    deeltjes, en waarom precies drie? Voorlopig moeten de we-

    tenschappers het antwoord schuldig blijven.

    Krachtvoerende deeltjes

    In de kosmos zijn vier fundamentele krachten werkzaam: de

    sterke en zwakke kernkracht, de elektromagnetische kracht

    en de zwaartekracht. De sterke kernkracht houdt atoomker-

    nen samen. De zwakke kernkracht is verantwoordelijk voor

    bepaalde vormen van radioactief verval. Zowel de sterke als

    de zwakke kernkracht hebben op ons geen directe invloed

    want beide werken enkel op het niveau van atomen. De

    elektromagnetische kracht werkt tussen elektrisch geladen

    deeltjes. Gelijke ladingen stoten elkaar af en verschillende

    ladingen trekken elkaar aan, zoals negatief geladen elek-

    tronen en positief geladen atoomkernen. Van alle krachten

    is de zwaartekracht de zwakste, zelfs nog zwakker dan de

    zwakke kernkracht. Ze werkt echter wel over veel grotere af-

    standen.

    Alle krachten zijn eigenlijk het gevolg van de uitwisseling

    van deeltjes die wetenschappers bosonen of krachtvoeren-

    de deeltjes noemen. Je kunt dat proces vergelijken met twee

    schaatsers die een bal naar elkaar gooien en door de terug-

    slag in beweging komen. Elke kracht heeft zijn eigen boson.

    De sterke kernkracht werkt dankzij het gluon, de zwakke

    kernkracht dankzij W- en Z-bosonen en de elektromag-

    netische kracht gebruikt het foton. Fotonen zijn de enige

    krachtvoerende deeltjes die we zonder veel problemen kun-

    nen waarnemen want ook licht is eruit opgebouwd. Zwaar-

    tekracht wordt volgens het standaardmodel veroorzaakt

    door het graviton, maar het bestaan van dat deeltje kon nog

    niet worden aangetoond. Dat is meteen de grote zwakte van

    het standaardmodel: het kan voorlopig enkel gissen naar de

    oorzaak van de zwaartekracht. De werking van de zwaarte-

    Het standaardmodel van de deeltjesfysica

    Het standaardmodel van de deeltjesfysica is een beschrijving hoe de wereld van

    de kleinste bouwstenen van de materie eruitziet. In het schema vinden we boven-

    aan de materiedeeltjes, onder andere de bestanddelen van atomen, in het middende deeltjes die zorgen voor het uitwisselen van de krachten zoals de elektromag-

    netische, de zwakke en de sterke kracht, en ten slotte onderaan het higgsdeeltje.

    De lijnen geven weer wat met wat kan interageren volgens het standaardmodel.

    Hoewel al deze deeltjes al ontdekt zijn, hebben we nog geen bewijzen voor som-

    mige van de interactielijnen.

    sterke kernkracht

    elektro-

    magnetische kracht

    zwakke kernkracht

    zwaartekracht

    Vier

    basiskrachten zijn

    verantwoordelijk

    voor alle

    wisselwerkingen

    in het heelal.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    10/52

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    11/52

    kracht op de schaal van de fundamentele deeltjes is echter

    verwaarloosbaar klein.

    1+1=0

    Alles wat we rondom ons zien is opgebouwd uit materie.

    In 1932 ontdekten wetenschappers echter een merkwaar-

    dig deeltje: het leek op een elektron maar was positief gela-

    den. Dit anti-elektron werd positron gedoopt. Inmiddels

    is gebleken dat niet alleen elektronen maar ook alle andere

    deeltjes over een antideeltje beschikken. Zo bestaan er ook

    antiquarks en antineutrinos. Een antideeltje kan je verge-

    lijken met je spiegelbeeld. Als je in de spiegel kijkt, worden

    enkel links en rechts omgewisseld. Ook tussen een deeltje

    en zijn antideeltje is er een symmetrierelatie. Hun massa is

    gelijk maar ondere andere hun lading - zowel de elektrische

    lading van elektronen en protonen als de kleurlading van

    quarks - is bij het antideeltjes tegengesteld.Deeltjes en antideeltjes zijn niet meteen de beste vrienden.

    Als ze elkaar ontmoeten, vernietigen ze elkaar in een pro-

    ces dat annihilatie wordt genoemd. Daarbij komt een gi-

    gantische hoeveelheid energie vrij. Gelukkig vinden we in

    het heelal amper antimaterie. Maar hoe komt dat eigenlijk?

    Kosmologen gaan er immers van uit dat bij de oerknal even-

    veel materie als antimaterie ontstond. Dat proces is te ver-

    gelijken met het drukken van muntstukken uit heet metaal.

    Als een muntstuk wordt gedrukt, blijft in het vloeibare, hete

    metaal een gaatje achter, een antimunt als het ware. Vlak

    na de oerknal ontstond onder extreem hoge temperaturen

    voor elk materiedeeltje een antimateriedeeltje uit energie.

    Dankzij de theorien van Einstein weten we dat het kan

    want energie is gelijk aan massa of E = mc2.

    De materie en antimaterie hadden elkaar dus kunnen ver-

    nietigen en dan hadden wij hier nu niet rondgelopen. Geluk-

    kig ontstond er een overschot aan materie, maar kosmolo-

    gen zijn er nog niet uit hoe dat precies gebeurde. Blijkbaargedragen materie en antimaterie zich niet volledig hetzelf-

    Het grootste en het kleinste

    Onze inzichten over het immens kleine zijn

    verbonden met die over het immens grote in

    ons universum.

    Zonder hulpmiddelen kunnen we ongeveer

    een kilometer ver kijken en in de andere

    richting kunnen we een voorwerp van een

    millimeter groot onderscheiden met het

    blote oog. Telescopen en microscopen laten

    ons toe om uit en in te zoomen. De mo-

    dernere versies hiervan zijn respectievelijk

    satellietexperimenten (recente resultaten

    van de Hubbletelescoop en de Planckmis-

    sie van het Europese ruimtevaartagent-

    schap ESA) en krachtige deeltjesversnellers

    (met de LHC als paradepaardje). Een quark

    zoeken in een atoom, is net zo moeilijk als

    een rijstkorrel zoeken in het volume van de

    aarde. - JD

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    12/52

    de. Reacties tussen elementaire deeltjes verlopen in som-

    mige gevallen net iets anders voor antimaterie. Daardoor

    ontstond net iets meer materie. Het scheelde geen haartje of

    er was van ons geen sprake geweest: voor elke 300.000.000

    antiquarks ontstonden 300.000.001 quarks! Volgens som-mige kosmologen zijn die getallen zelfs nog veel groter. Kort

    na de oerknal was de temperatuur te ver gedaald om nog

    vorming van materie en antimaterieparen toe te laten, enkel

    het beetje extra materie bleef over en daar moeten we het tot

    op vandaag mee doen.

    Een presentatie in 1959 van de eerste resultaten van

    deeltjesbotsingen in de synchrotron, die vandaag nog steeds

    gebruikt wordt bij experimenten aan het CERN.

    Meer recente visualisaties van vergelijkbare

    deeltjesbotsingen. Fysici hopen in deze resultaten nieuwedeeltjes te ontdekken en fenomenen beter te begrijpen.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    13/52

    Het standaardmodel van de deeltjesfysica

    Het standaardmodel van de deeltjesfysica is een beschrijving hoe de wereld van

    de kleinste bouwstenen van de materie eruitziet. In het schema vinden we boven-

    aan de materiedeeltjes, onder andere de bestanddelen van atomen, in het middende deeltjes die zorgen voor het uitwisselen van de krachten zoals de elektromag-

    netische, de zwakke en de sterke kracht, en ten slotte onderaan het higgsdeeltje.

    De lijnen geven weer wat met wat kan interageren volgens het standaardmodel.

    Hoewel al deze deeltjes al ontdekt zijn, hebben we nog geen bewijzen voor som-

    mige van de interactielijnen.

    Antimaterie in CERN

    De wereld om ons heen is opgebouwd uit het restje materie dat

    ontstond vlak na de oerknal. Antimateriedeeltjes zijn in zon

    vijandige omgeving geen lang leven beschoren want ze zou-

    den al snel botsen met een materiedeeltje en verdwijnen. En-kel onder speciale omstandigheden blijven antimateriedeeltjes

    bestaan. Uit de grote hoeveelheid energie in deeltjesvernellers

    ontstaan spontaan nieuwe deeltjes samen met hun antideel-

    tjes. De antideeltjes worden door magneten uit de soep gevist

    en afgezonderd. In die eerste fase is de energie van de antideel-

    tjes veel te hoog. Daarom worden ze naar een speciaal toestel

    geleid de antiprotonenvertrager die hun snelheid doet af-

    nemen. Pas dan kunnen ze worden bestudeerd en kunnen hun

    eigenschappen worden vergeleken met die van gewone deel-

    tjes. Fysici proberen om met de vertraagde antideeltjes heuse

    antiatomen te creren en te bestuderen hoe die zich gedragen.

    Ze zijn er al in geslaagd om de tegenhanger van het eenvoudig-

    ste atoom te produceren, een antiwaterstofatoom.

    Het belang van massa

    Een aantal elementaire deeltjes hebben geen massa, an-

    dere wel en dat is een erg belangrijke eigenschap. Mas-

    saloze deeltjes hebben namelijk een vervelend kenmerk:

    ze verplaatsen zich voortdurend met de snelheid van het

    licht. Als er geen massa zou zijn en alle deeltjes razendsnel

    door het heelal zouden vliegen, zouden ze nooit met el-

    kaar binden. Er zouden geen atomen ontstaan, geen mo-

    leculen en geen leven!

    Antideeltjes in je lichaam

    Antimaterie heeft een aantal erg nuttige toepas-

    singen. Positronen worden bijvoorbeeld gebruikt

    in de geneeskunde o.a. om tumoren op te sporenof om de werking van de hersenen te onderzoe-

    ken met een PET-scanner. PET staat voor Positron

    Emissie Tomografie. De patint krijgt daarbij een

    erg lage dosis radioactieve vloeistof ingespoten.

    Bij het radioactieve verval van die stof komen po-

    sitronen vrij die reageren met de elektronen in ons

    lichaam. Bij die annihilatiereactie komt straling vrij

    die kan worden gedetecteerd. Als sommige cellen,

    zoals tumorcellen, actiever zijn dan andere, dan

    nemen ze meer van de radioactieve stof op. Die

    verschillen in opname en dus in straling kunnen op

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    14/52

    LARGEHADRONCOLLIDER

    HOE WERKT DE DEELTJESVERSNELLER?

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    15/52

    De Large Hadron Collider (LHC) is de grootste deeltjes-

    versneller ter wereld. Het toestel vult een maar liefst

    27 kilometer lange cirkelvormige tunnel 150 meter onder

    de grond bij de Zwitserse stad Genve. In de versneller be-

    wegen twee protonenbundels in tegenovergestelde richting

    aan een snelheid net onder die van het licht elke seconde

    gaan ze 11.245 keer rond de tunnel - om in een detector

    met elkaar te botsen. De protonentrein die door de tunnel

    raast, zou in normale omstandigheden altijd rechtdoor

    gaan, maar wordt in de LHC door 1.624 supergeleidende

    elektromagneten uit niobium-titanium in een cirkelvormige

    baan gedwongen. We hebben het dan niet over de magneet-

    jes die je tegen de koelkast kleeft maar over grote spoelen,

    sommige tot 15 meter lang, waarrond elektrische kabels

    zijn gedraaid.

    Om supergeleidend te zijn, worden de elektromagneten met

    behulp van meer dan 10.000 ton vloeibare stikstof en 60 ton

    vloeibare helium gekoeld tot -271 graden Celsius, bijna de

    koudste temperatuur in het universum. Hierdoor ondervindt

    de elektrische stroom die erdoor loopt geen weerstand. Alleen

    zo kan een voldoende sterk magnetisch veld worden opge-

    wekt. Als protonen uit waterstofkernen in de tunnel worden

    losgelaten, houden duizenden magneten de deeltjes op hun

    plaats en leiden ze rond door de versneller. Dat gebeurt in een

    vacum omgeving, om te vermijden dat de deeltjes zouden

    botsen met deeltjes in de lucht.

    De Large Hadron Collider is dekrachtigste deeltjesversneller ter wereld.Het toestel dient n missie: mysteries

    over het universum oplossen.

    Kim Verhaeghe

    De Large

    Hadron Collider

    ligt in een 27

    kilometer lange

    tunnel, 150 meter

    onder de Genve.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    16/52

    aan het CERN waarnemen kunnen helpen om het universum

    beter te begrijpen, en theorien zoals donkere materie, super-

    symmetrie en antimaterie te toetsen.

    Niet alleen de tunnel waarin de deeltjes rondracen is erg

    groot. Huizenhoge detectoren zoals bijvoorbeeld de CMS-

    detector moeten interessante deeltjes opsporen die bij de

    Kan het niet wat kleiner?

    Met cirkelvormige versnellers kunnen deeltjes het makkelijkst worden versneld.

    Deeltjes kunnen miljoenen keren ronddraaien en na elk rondje een extra duw-

    tje in de rug krijgen. Geladen deeltjes die worden afgebogen, zenden straling uit.Voor lichte deeltjes, zoals elektronen, moet de straal van de versneller groot ge-

    noeg zijn om het energieverlies door die straling te verminderen. Om zwaardere

    deeltjes zoals protonen in de juiste positie te houden, is een erg sterk magneet-

    veld nodig en dus moeten de magneten groot zijn, al worden nieuwere magneten

    steeds kleiner. Maar zelfs de sterkste magneten kunnen deeltjes maar een klein

    beetje afbuigen en dus is een grote baan nodig.

    Na elk rondje dat de protonen hebben gemaakt gaan ze snel-

    ler en krijgen ze meer energie. In twee gescheiden buizen

    circuleren twee deeltjesbundels tegelijk in tegengestelde rich-

    ting. Na ongeveer honderd omwentelingen bereiken de deel-

    tjes de gewenste energie, waarna ze klaar zijn om te botsen.Dat gebeurt op vier punten in de versneller, ongeveer elke 25

    nanoseconden.

    Botsingen uitlokken is niet zo eenvoudig want de deeltjes zijn

    natuurlijk erg klein. Je zou het kunnen vergelijken met het af-

    schieten van twee naalden op 10 kilometer van elkaar, zoda-

    nig dat ze elkaar halverwege raken.

    Tijdens botsingen tussen zware ionen geladen deeltjes

    ontstaan voor een fractie van een seconde temperaturen die

    100.000 keer heter zijn dan het binnenste van de zon. Bij de

    botsing van de deeltjesbundels komt zoveel energie vrij dat

    er spontaan nieuwe deeltjes ontstaan. Dat kunnen bekende

    deeltjes zijn, maar ook nieuwe exotische exemplaren, zoals

    het Brout-Englert-Higgsboson dat in 2012 werd bevestigd

    en Brusselaar Franois Englert incontournable maakte voor

    de Nobelprijs Fysica. De deeltjes en fenomenen die de fysici

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    17/52

    botsingen vrijkomen. Het probleem daarbij is dat exotische

    deeltjes erg onstabiel zijn en meteen weer verdwijnen. Maar

    ze laten sporen na die de fysici moeten zien te herkennen. Als

    een elektrisch geladen deeltje door een detector vliegt, zal het

    elektronen uit de elektronenwolk rond atoomkernen wegkaat-

    sen, en zo een een erg klein maar meetbaar elektrisch signaal

    veroorzaken waaruit fysici de positie van het deeltje kunnen

    afleiden. Zo kunnen ze de trajecten die de deeltjes volgen re-

    construeren en op basis van die patronen de deeltjes identifi-

    ceren.

    Vanzelfsprekend krijgen het materiaal en de elektronica on-

    der die extreme omstandigheden heel wat te verduren. De

    technici gaven de deeltjesversneller daarom tussen 2013 en

    2015 een onderhoudsbeurt. Duizenden onderdelen werden

    getest en indien nodig vervangen. Er werden krachtigere elek-

    tromagneten genstalleerd, waardoor deeltjes sneller en met

    een hogere energie met elkaar kunnen botsen. Voor de onder-

    houdsbeurt had elke protonenbundel een energie van 4 TeV

    (teraelektronvolt), goed voor en botsingsenergie van 8 TeV. Na

    de upgrade, werd dat 13 TeV. Dankzij die veel hogere energie

    hopen de fysici nieuwe fysica te ontdekken, misschien zelfs

    donkere materie te maken, maar wat het precies zal zijn, we-

    ten zij net zo min als u en ik.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    18/52

    60 JAAR

    CERN

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    19/52

    Op 29 september 1954 sloegen twaalfEuropese landen, waaronder Belgien Nederland, de handen in elkaar

    om na de Tweede Wereldoorlog hetwetenschappelijk onderzoek in Europa

    terug op te krikken en s wereldsgrootste laboratorium voor deeltjesfysica

    te bouwen.

    Op 17 mei 1954 ging de eerste spadesteek de grond in voor de bouw van de CERN-site in Zwitserland.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    20/52

    Een magneetspoel voor de bouw van de synchrocyclotron,

    de eerste deeltjesversneller van het CERN, komt aan in Genve (1955).

    Ingenieurs en fysici zitten op een magneet bestemd voor de Large Hadron Collider.

    De foto is genomen in het Natuurkundig Instituut in Genve, aangezien het CERN toen nog een modderige constructiesite was (1956).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    21/52

    De bouwsite van het CERN in 1957.

    Radioactieve metingen boven de Proton Synchrotron, de

    oudste grote deeltjesversneller aan het CERN (1959).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    22/52

    Een stapel van drie pannenkoeken bestemd voor de elektromagneet (1963).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    23/52

    Gepolijste Cerenkov spiegels (1966).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    24/52

    De tunnel waarin de Super Proton Synchrotron,

    een 7 kilometer lange circulaire deeltjesversneller,

    moet komen (1974).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    25/52

    Graafwerken voor de tunnel waarin de large electron

    positron (LEP)-versneller gebouwd zou worden. De constructie

    van de cirkelvormige tunnel, met een omtrek van 27 kilometer,

    begon in 1983. De versneller was actief tussen 1989 en 2000.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    26/52

    Tim Berners-Lee demonstreert het World Wide Web, dat aan het CERN werd ontwikkeld, op een conferentie in 1991.

    Op 10 september 2008 gaat een protonstraal voor het eerst rond in de 27 kilometer lange Large Hadron Collider (LHC).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    27/52

    De vondst van het door Peter Higgs, Franois Englert en Robert Brout in 1964 voorspelde Higgs-boson was voor het CERN een historisch moment (2012).

    In 2013 ging de Large Hadron Collider dicht voor onderhoudswerken, om in maart 2015 te heropenen.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    28/52

    Er blijvennog heel veel

    vragen open

    THEORETISCH NATUURKUNDIGE FRANOIS ENGLERT

    INTERVIEW

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    29/52

    Op deze zonnige julimaandag ligt de campus van de

    Universit Libre de Bruxelles er verlaten bij. Buiten

    een zeldzame doctoraalstudent die het vertikt om op vakan-

    tie te gaan of enkele studenten die het blokken voor hun

    tweede zit even opschorten om verkoeling te zoeken op de

    graspleintjes, is er niemand. Maar op de zevende verdieping

    van het centrale torengebouw waarin de natuurkundigen en

    wiskundigen kantoor houden, heerst een andere soort stilte.

    Hier hangt de onontbeerlijke rust die een theoretisch na-

    tuurkundige nodig heeft om over de vraagstukken van de

    natuur en het universum na te kunnen denken. In een van

    de kantoren zit Franois Englert. Ook vandaag laat hij zich

    door de zomerhitte niet ontmoedigen om hier, zoals hij bij-

    na dagelijks heeft gedaan sinds hij op emeritaat ging in

    1998, te komen nadenken over de wetten die de natuur be-

    schrijven, en vooral: hoe deze wetten met elkaar te vereni-

    gen in n omvattende, liefst zo elegant mogelijke theorie.

    Toen de nu tachtigjarige Brusselaar in het begin van de jaren

    60 van vorige eeuw de leerstoel theoretische natuurkunde

    van de ULB aangeboden kreeg, stond de elementaire deel-

    tjesfysica nog in de kinderschoenen. Er was toen nog niet

    eens sprake van het zogeheten standaardmodel, het groteraamwerk van theorien waarin drie van de vier fundamen-

    tele natuurkrachten (de zwaartekracht valt er nog steeds bui-

    ten) met elkaar zijn vervlochten. Begin jaren 60 was er zelfs

    nog geen sprake van een gecordineerde aanpak in de theo-

    retische natuurkunde om tot dit standaardmodel te komen.

    Maar in dat gouden decennium van de deeltjesfysica werd

    een immense vooruitgang geboekt, niet in het minst door een

    artikel dat Englert en zijn collega Robert Brout in de zomer van

    1964 publiceerden. Daarin stelden Brout en Englert een nieuw

    mechanisme voor dat massa zou geven aan alle materiedeel-

    tjes, en dat een hoeksteen zou gaan vormen van het latere

    bouwwerk van het standaardmodel. Nog geen twee maanden

    later had de Britse theoreticus Peter Higgs het in hetzelfde vak-

    tijdschrift over quasi hetzelfde mechanisme, maar hij stelde er

    ook expliciet een nog te ontdekken deeltje in voor, een nieuw

    soort boson. Mede daarom werd het theoretische deeltje in

    de decennia daarna het higgsboson genoemd, en onder die

    naam is het deze zomer ook wereldberoemd geworden.

    Of hij zich er niet aan stoort, aan al dat Higgs-gedoe? Of hij

    het fijn vindt dat iedereen het heeft over het higgsboson,

    alsof Peter Higgs de eerste was die over het massagevende

    mechanisme schreef ? Ach, zoveel kan mij dat niet schelen,

    zucht Englert vanachter zijn bureau. Het is ook maar een

    naam. Tijdens het gesprek blijkt echter al snel dat hij er toch

    niet onverdeeld gelukkig mee is. Mij lijkt het niet meer dan

    normaal dat een ontdekking vernoemd wordt naar haar ont-

    dekkers, toch? Trouwens, wij waren eerst met onze publica-

    tie. Overigens zijn er nog kapers op de kust die hun naam

    Samen met de in 2011 overledenRobert Brout voorspelde de Brusselsetheoreticus Franois Englert vijftig jaar

    geleden het bestaan van het higgs-boson. In 2012 werd het deeltje ook

    daadwerkelijk ontdekt, en een jaar laterontving Englert de Nobelprijs Fysica.

    Door Senne Srerckx

    Franois Englert

    Franois Englert (geb. 1932) studeerde in 1955 af als elektronica-ingenieur aan

    de Franstalige Universit Libre de Bruxelles (ULB). Nadat hi j in 1959 zijn doctoraat

    had behaald, trok Englert naar de Verenigde Staten, waar hij aan Cornell Univer-sity (in New York) als onderzoeksassistent van Robert Brout aan de slag ging. In

    1961 keerde hij terug naar Brussel, en werd hij hoogleraar in de theoretische

    natuurkunde aan zijn alma mater, de ULB. Niet veel later volgde zijn vroegere

    mentor Robert Brout hem naar Brussel, waarna ze zich beiden toelegden op de

    zich toen nog ontluikende kwantumveldentheorie een verklaringsmodel voor

    de deeltjesfysica waarin niet de deeltjes de hoofdrol spelen, maar krachtvelden.

    In 1998 ging Franois Englert met emeritaat. Anno 2012 is hij nog bijna dagelijks

    in zijn kantoor aan de ULB te vinden, waar hij zich achter zijn bureau het hoofd

    breekt over een of ander onopgelost vraagstuk in de theoretische natuurkunde.

    Franois Englert won een aantal prestigieuze onderscheidingen, zoals de Franc-

    qui-prijs (in 1982) en de Wolf Prize in Physics (samen met Robert Brout en Peter

    Higgs). Maar de allergrootste onderscheiding krijgt hij in 2013: de Nobelprijs voor

    natuurkunde.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    30/52

    willen verbonden zien aan het boson, waarvan het bestaan

    in juli experimenteel bevestigd werd (zie het kaderstukje

    Higgs, BEH, of BEHGHK?). Toch verwacht ik dat het bij

    Higgs zal blijven, zegt Englert. Want die naam is al jaren

    ingeburgerd. Zoiets verander je niet van vandaag op morgen.Maar eigenlijk praat Englert veel liever over zijn vak, de the-

    oretische natuurkunde, dan over het gedoe rond de naam-

    geving. En dat doet hij met veel plezier en passie. Bovendien

    staat hij erop dat hij het belang van de ontdekking van het

    higgsboson even mag kaderen in de complexere realiteit van

    het standaardmodel. Hij wil geen vage beschrijving geven

    van het higgsdeeltje zoals dat door bijna alle populaire me-

    dia wordt gedaan. Bij zulke beschrijvingen die vaak leuk

    om lezen zijn, dat geef ik toe gaat er altijd iets van weten-

    schappelijke correctheid verloren, en ongenuanceerde in-

    formatie gaat al snel een eigen leven leiden. Je ziet waartoe

    dit kan leiden: sommigen hebben het over het God-deeltje,

    alsof het boson op een of andere manier verheven zou zijn

    boven het proton, het elektron of het neutrino.

    Zelfs de sobere zin het higgsdeeltje geeft gewicht aan de

    natuur stoort Englert eigenlijk. Zelfs dt is te kort door de

    bocht. Het is waar dat het bosonmechanisme massa geeft

    aan sommigedeeltjes andere bosonen, bijvoorbeeld maar

    zeker niet aan alle materiedeeltjes. Eigenlijk kun je het niet

    correct uitleggen zonder gebruik te maken van complexe

    wiskundige formules. (lacht) Maar ja, kun je in dat geval nog

    wel zeggen dat je iets aan het uitleggen bent?

    Waarin schuilt het belang van de ontdekking van het higgs-

    deeltje dan precies? We laten Englert even doceren: In het

    midden van de vorige eeuw hadden we een heel goede be-

    schrijving van zowel de zwaartekracht als de elektromagne-

    tische kracht. Die twee krachten zijn ons goed bekend, want

    ze werken op zowel grote als kleine afstanden. Het volstond

    naar de planeten en sterren te kijken, of wat met een mag-

    neet te spelen, om inzicht te krijgen in die krachten. Maar

    wat moesten we met de krachten die werkzaam zijn binnen-

    in de atoomkern, die de protonen en neutronen samen hou-

    den en die ervoor zorgen dat er zoiets bestaat als spontaan

    radioactief verval? Want eenmaal voorbij de buitenste rand

    van de atoomkern werken die krachten niet meer, het zijn

    zogenaamde kortdragende kernkrachten.

    Samen met Robert Brout bedacht ik een mechanisme dat

    kon verklaren waarom de elektromagnetische kracht en dezwaartekracht over immense afstanden kunnen

    dragen, terwijl de kernkrachten dat niet

    kunnen. Door dat mechanisme

    bezitten de krachtvoe-

    rende deeltjes van

    de kernkrachten,

    de zogenaamde bo-

    sonen, in tegenstel-

    ling tot de fotonen bij

    de elektromagnetische

    kracht, wl een massa. Die

    massa zorgt ervoor dat deze

    deeltjes relatief traag zijn en

    snel vervallen. Het is dit mechanisme, dat gebaseerd is op zo-

    genaamde spontane symmetriebreking, dat wij voorstelden

    in ons artikel uit 1964 en dat er dus voor zorgt dat de boso-

    nen van de kernkrachten een massa bezitten. Later werd dit

    het Higgs-mechanisme.

    Terug naar 4 juli 2012. Die dag was het voor een keer eens

    niet de crisis die het nieuws domineerde. Nee, die dag kwam

    het grootste nieuwsfeit uit Genve, waar in het Europese lab

    voor deeltjesfysica CERN de ontdekking van het higgsboson

    wereldkundig werd gemaakt.

    Een ontdekking in de natuurkunde stond op de voor-

    pagina van alle kranten. Dat moet geleden zijn van de

    dagen van Albert Einstein.

    Franois Englert: Nu je het zegt dat denk ik wel, ja.

    (lacht) Hoewel ik nu ook niet z oud ben dat ik mij Ein-

    stein nog kan herinneren. Maar uit wat ik gelezen heb op

    oude krantenpaginas, moeten we inderdaad teruggaan naar

    1919 om iets vergelijkbaars te vinden. Toen werd door naar

    een zonsverduistering te kijken, de algemene relativiteits-

    theorie op een weergaloze manier bevestigd.

    Ik denk ook dat de mate van complexiteit tussen beide the-

    orien, aan de ene kant de relativiteitstheorie en aan de an-

    dere kant het standaardmodel, verge-lijkbaar is. En toch is

    In de zomer van1964 publiceerden

    Englert en

    Brout het eerste

    wetenschappelijke

    artikel dat het

    higgsdeeltje

    voorspelde.

    Higgs

    Deeltjesfysici vermoeden dat de deeltjes in het heelal vlak na de big bang nog

    geen massa hadden. Pas toen de temperatuur daalde, ontstond het Higgsveld

    en het overeenkomstige Higgsdeeltje of Higss-boson. Deeltjes krijgen een massadankzij de interactie met dat veld. Hoe sterker de interactie, hoe meer massa. Het

    Higgsmechanisme is vergelijkbaar met een horde uitzinnige fans van een rocks-

    ter. Stel je voor dat de ster ergens uit zijn limousine stapt en een wandelingetje wil

    maken. Al snel krijgen fans hem in de gaten en ze omsingelen hem om een hand-

    tekening te vragen. Als de rockster ergens wil geraken, zal hij zich een weg moe-

    ten banen door de menigte. Zijn bewegingen worden daardoor erg bemoeilijkt, hij

    raakt maar langzaam vooruit. Het lijkt wel alsof hij massa heeft bijgewonnen. Op

    een analoge manier zorgt het Higgsveld ervoor dat materiedeeltjes massa krijgen.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    31/52

    er een groot verschil: Einsteins theorie had rechtstreeks te

    maken met de structuur van het universum, met het grotere,

    overkoepelende theater. Dat sprak de mensen toen sterk aan,

    ook al hadden ze nauwelijks een wetenschappelijke achter-

    grond. Het was ook verbonden met diepere, zelfs religieuze

    vragen. Dat is bij het standaardmodel toch wel anders. Het

    begint al met het correct begrijpen van de onderliggende

    theorie, de kwantummechanica. De consequenties van die

    theorie kun je zeer moeilijk uitleggen aan een lekenpubliek.

    Daarom denk ik niet dat de ontdekking van het boson nu

    datzelfde soort gevoelens kan losmaken bij de mensen. Eer-

    der een soort wow-gevoel, maar veel meer ook niet.

    U vindt het zelf toch wel een belangrijke ontdekking?

    Natuurlijk! Maar om volstrekt andere redenen. Wat deze

    ontdekking mede zo belangrijk maakt, is het feit dat het

    mechanisme achter het boson, dat door ons en door Peter

    Higgs is voorgesteld, al dateert van vijftig jaar geleden. Er

    zijn dus vijf decennia aan technologische ontwikkeling over

    heen gegaan voor we het boson konden detecteren. Hier was

    een immens krachtige deeltjesversneller voor nodig, name-

    lijk de Large Hadron Collider.Dat zegt iets over de enorme

    vooruitgang die we tijdens de tweede helft van de voorbije

    eeuw hebben gerealiseerd.

    Is het boson inderdaad het sluitstuk van de theorie van

    het standaardmodel, zoals vaak wordt beweerd?

    Waarschijnlijk wel, ja. Al kan het wel zijn dat een paar

    eigenschappen van het boson die nog moeten worden on-

    derzocht, niet helemaal overeenkomen met de theoretische

    Higgs, BEH-deeltje of BEHGHK-boson?

    Het higgsboson heeft verschillende vaders.

    Zoals blijkt uit de publicatiedata van de we-

    tenschappelijke artikels van Robert Brout

    en Franois Englert (31 augustus 1964),

    van Peter Higgs (19 oktober 1964), en van

    het Amerikaans-Britse trio Gerald Guralnik,

    Carl Hagen en Tom Kibble (16 november

    1964), was het een fotofinish. Als we deze

    chronologie moeten respecteren, verdienen

    Brout en Englert de eer om als vaders van

    het boson te worden gezien. Maar omdat

    het bescheiden Belgen zijn, en ook omdat

    Peter Higgs helemaal onafhankelijk van hen

    tot hetzelfde idee was gekomen, zou men

    in de plaats van over het higgsdeeltje, over

    het BEH-deeltje spreken (Brout-Englert-

    Higgs-deeltje). Maar ook Guralnik, Hagen

    en Kibble claimen dat ze helemaal onafhan-

    kelijk van Brout, Englert en Higgs indertijd

    tot hetzelfde idee zijn gekomen, en ook zij

    claimen een naamsverandering, naar iets in

    de trant van het BEHGHK-boson (Brout-En-

    glert-Higgs-Guralnik-Hagen-Kibble-boson).

    De toekomst zal het uitwijzen, maar waar-

    schijnlijk blijft alles gewoon bij het oude en

    blijft de alom gebruikte naam higgsboson

    overeind.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    32/52

    voorspellingen. Ik denk dan aan de aantallen geproduceerde

    bosonen per kanaal (het boson kan in verschillende soor-

    ten deeltjesbotsingen ontstaan, die elk een productiekanaal

    vormen, red.). Als die verschillen met wat de theorie voor-

    spelt, dan betekent dit dat het standaardmodel ook maareen benadering is van de werkelijkheid weliswaar een heel

    goede en dat er een dieperliggende theorie aan de grond-

    slag ligt.

    Er is heel wat te doen vooral in de Belgische media

    over de naamgeving van het deeltje. U hebt daarom

    een compromisvoorstel uitgewerkt, waarin wordt ge-

    sproken over het scalair boson.

    Ik wil een naam die de lading dekt. Scalair betekent dat het

    achterliggende krachtveld, waarvan het boson dus slechts

    een materile uiting is, geen voorkeursrichting bezit. Dit

    bosonveld strekt zich uit over het hele universum, en doordat

    materiedeeltjes doorheen dit veld reizen, verkrijgen ze massa

    als het ware door de wrijving die ze van dit veld ondervin-

    den. Dit veld valt nog het best te vergelijken met een druk-

    veld in een waterbassin, want daarbij speelt orintatie ook

    geen rol. Bij een magnetisch veld heb je bijvoorbeeld wel een

    voorkeursrichting, in de vorm van een magnetische noord-

    en zuidpool. De naam klinkt nogal technisch, dat geef ik toe.

    Maar hij zegt wel iets over een bijzondere eigenschap van het

    bosonveld, namelijk dat het geen voorkeursrichting heeft

    en dus zal het scalair boson ook geen spin bezitten.

    U maakt de vergelijking met de macroscopische na-

    tuurkunde die ons heel wat bekender in de oren klinkt.

    Bent u op die manier indertijd ook op het Higgs-me-

    chanisme gestoten?

    Toen ik nog assistent van Brout in Cornell was, werkten we

    samen rond ferromagnetisme. Dat was in het begin van de

    jaren 1960. Rond die tijd publiceerde de Japanse theoreti-

    cus Yoichiro Nambu een artikel waarin hij aantoonde dat de

    klassieke faseovergangen tussen vast, vloeibaar en gasvor-

    mig een equivalent hadden in de subatomaire fysica iets

    wat hij spontane symmetriebreking noemde. Daarvoor

    heeft hij enkele jaren geleden trouwens de Nobelprijs ge-

    kregen. Wat Nambu echter niet deed, was het principe van

    spontane symmetriebreking uitbreiden naar de fundamen-

    tele krachten wat Brout en ik dus wel deden. Zo konden

    we in de zomer van 1964 ons artikel publiceren waarin we

    in de taal van de veldentheorie uitlegden wat een mechanis-me kon zijn dat aan de krachtvoerende deeltjes van de kern-

    krachten massa zou verlenen een mechanisme gebaseerd

    op Nambus symmetriebreking. De publicatie van Higgs

    aan het eind van de zomer van 1964, was geschreven in een

    meer klassieke stijl. Het spreekt trouwens in het voordeel

    van Brout en mezelf dat de huidige formulering van het me-

    chanisme nog altijd in het veldenjargon gebeurt.

    Waarom volgde Robert Brout u eigenlijk naar Belgi?

    Kreeg hij hier een betere aanbieding?

    Nee, integendeel. Robert nam gewoon ontslag aan Cornell

    en kwam zonder enig uitzicht op een vaste betrekking naar

    Brussel al hielp het natuurlijk wel dat hij uitstekende re-

    ferenties had, en ook dat zijn vrouw Belgische was. Robert

    hield te veel van de Europese cultuur, hij voelde zich een ech-

    te Europeaan, ondanks het feit dat hij was opgegroeid aan de

    andere kant van de oceaan. Hij heeft zelfs niet gekozen voorde dubbele nationaliteit. Hij vroeg de Belgische aan, en toen

    hij die had, liet hij zijn Amerikaanse nationaliteit ongedaan

    maken. Zoiets kom je toch niet vaak tegen. Op den duur kreeg

    hij, net als ik, een aanstelling aan de ULB en konden we ver-

    der samenwerken in de theoretische natuurkunde.

    Wat maakte dat jullie samenwerking zo vruchtbaar

    was? Was het de combinatie van verschillende achter-

    gronden?

    Ik heb altijd gevonden dat Robert meer werkte in de An-

    gelsaksische traditie, of hoe je dat ook noemt, terwijl ik mij

    meer focuste op het formele aspect, zijnde de wiskundige

    technieken wat je weer typisch Frans zou kunnen noemen.

    Robert was heel goed in het verbeelden van zaken, in het

    visualiseren van wiskundige formules. Op dat vlak kon je

    hem vergelijken met Richard Feynman, die ook liever werkte

    met eenvoudig uitziende diagrammen dan met complexe

    wiskundige vergelijkingen wat overigens niet wil zeggen

    dat ze op wiskundig gebied de mindere waren. Robert en ik

    verstonden elkaar gewoon heel goed, en daarom konden we

    zo goed samenwerken. Hij met zijn enorme verbeeldings-

    kracht, en ik met mijn wiskundige expertise, we vulden el-

    kaar perfect aan.

    Welke vragen blijven er open, nu het bestaan van het

    higgsboson is bevestigd?

    Goh, er zijn er nog zoveel. Maar de belangrijkste vragen

    gaan volgens mij toch over het incorporeren van de zwaar-

    tekracht in het standaardmodel de zwaartekracht dus

    verenigen met de drie andere krachten. Want een funda-menteel probleem blijft bestaan: het blijkt vooralsnog on-

    mogelijk om de zwaartekracht te beschrijven in de taal van

    het standaardmodel, zijnde de kwantummechanica. Het

    grote probleem daarbij is natuurlijk dat experimenten hier-

    omtrent zeer moeilijk zijn uit te voeren, want kwantumme-

    chanische effecten op de zwaartekracht zijn zo ontiegelijk

    klein dat we zelfs niet in de buurt komen om ze te kunnen

    detecteren. Behalve dan misschien tijdens de eerste seconde

    na de big bang, toen de zwaartekracht waarschijnlijk veel en

    veel sterker was. We zullen dus een omweg moeten maken

    via de kosmologie om tot een antwoord te komen.

    Er waren vijf decennia

    technologische ontwikkeling nodig

    om het door ons voorspelde boson

    te kunnen detecteren

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    33/52

    DRINGEND GEZOCHT:SUPERSYMMETRIE

    CRISIS IN DE DEELTJESFYSICA

    De CMS-detector bij de Large Hadron Collider (LHC) begint in maart

    2015 zijn finale zoektocht naar een bewijs voor supersymmetrie.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    34/52

    Vroeg op een zomerse ochtend in 2012 waren we aan

    onze derde espresso toe, toen de videolink ons kan-

    toor van het California Institute of Technology verbond met

    het laboratorium van het CERN nabij Genve. Op de moni-

    tor zagen we onze collegas van het Razor-team, een van de

    vele groepen fysici die data van het CMS-experiment bij

    CERNs Large Hadron Collider (LHC) analyseren. Razor

    werd gevormd om op zoek te gaan naar exotische botsingen

    die voor het eerst het bestaan van supersymmetrie zouden

    bewijzen.

    Supersymmetrie is een 45 jaar oude theorie over materie en

    een verbazingwekkend mooie oplossing voor de lastige pro-

    blemen waarmee fysici al meer dan vier decennia worden

    geconfronteerd. Ze levert antwoorden op een serie belang-

    rijke waarom-vragen. Waarom hebben deeltjes de massadie ze hebben? Waarom hebben krachten de kracht die ze

    hebben? Kortom, waarom ziet het universum eruit zoals het

    eruit ziet?

    Daarbovenop voorspelt supersymmetrie dat het universum

    gevuld is met tot nog toe verborgen superpartners, deeltjes

    die het mysterie van de donkere materie kunnen verklaren.

    We overdrijven niet als we zeggen dat de meeste natuur-

    kundigen die zich met deeltjesfysica bezighouden, geloven

    dat supersymmetrie wel waar mot zijn de theorie is zo

    onweerstaanbaar. Al lang hopen die fysici dat de Large Ha-

    dron Collider uiteindelijk die superpartners zal vinden en zo

    het harde bewijs zal leveren dat supersymmetrie een rele

    beschrijving van het universum biedt.

    Al decennialang werken fysiciaan een prachtige theorie die ons

    een diepgaander inzicht in dekwantumwereld belooft. Vandaag

    staan ze voor een tweespalt: binnen

    het jaar bewijzen dat de theorie juistis, of geconfronteerd worden met eenhistorische ommekeer in de paradigmas.

    Joseph Lykken en Maria Spiropulu

    Maurizio Pierini, hoofd van het Razor-team, liet aan het

    CERN nieuwe data zien. Negen tijdzones verderop konden

    wij zien hoe iedereen rond hem de wenkbrauwen fronste:

    er was een anomalie. Iemand moet kijken naar wat hier ge-

    beurt, zei Pierini zakelijk. Met wat hier gebeurt bedoelde

    hij een bijzondere botsing tussen twee protonen, een van de

    triljoenen die in de Large Hadron Collider worden veroor-

    zaakt.

    Toen we de interessante botsing van naderbij bekeken, za-

    gen we onmiddellijk dat het een smoking-gunsignaal van

    supersymmetrie was. De zichtbare clusters gingen n kant

    op, terugstotend tegen iets onzichtbaars misschien wel te-

    gen een superpartner? Snel zagen we ook een grote, rode

    uitschieter op het beeld. Kon het gaan om een vals signaal

    van een slecht functionerende detector? Dat bleek inder-daad zo te zijn een zoveelste ontgoocheling in de blijkbaar

    eindeloze zoektocht naar supersymmetrie.

    De resultaten van de eerste runvan de Large Hadron Colli-

    der sloten bijna alle best bestudeerde versies van supersym-

    metrie uit. Dat leidt stilaan tot een crisis in de deeltjesfy-

    sica, of in elk geval tot een wijdverspreide paniek. De Large

    Hadron Collider zal begin 2015 zijn volgende runstarten.

    Als aan het eind van die runniets nieuws tevoorschijn komt,

    dan zal de fundamentele fysica voor een dilemma komen te

    staan: ofwel het werk van een generatie opgeven omdat er

    geen bewijs wordt gevonden dat de natuur zich volgens on-

    ze regels gedraagt, ofwel verdergaan en hopen dat een nog

    grotere testopstelling ooit het bewijs vindt dat we het al de

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    35/52

    hele tijd bij het rechte eind hebben. Supersymmetrie maakt

    deel uit van een ruimere poging om de grote kwantummys-

    teries te doorgronden. We beschikken over een fantastisch

    succesvolle theorie voor de subatomaire fysica, prozasch

    het Standaardmodel van de deeltjesfysica genoemd. Datmodel combineert, om deeltjes en krachten te beschrijven,

    kwantummechanica met Einsteins speciale relativiteitsthe-

    orie. Materie is gemaakt van n soort deeltjes, fermionen

    (zo genoemd naar Enrico Fermi) die bij elkaar worden ge-

    houden door krachten die zijn gerelateerd aan een ander

    soort deeltjes, bosonen (naar Satyendra Bose).

    Het Standaardmodel biedt ons een excellente beschrijving

    van wat in de subatomaire wereld gebeurt. Maar we ko-

    men in de problemen zodra we beginnen vragen waarm

    het Standaardmodel er zo uitziet. Zo stelt het model dat er

    drie verschillende types leptonen (een type fermion) zijn:

    elektronen, muonen en tau-deeltjes. Waarom zijn er drie?

    Waarom geen twee, of vier, of vijftien? Het Standaardmo-

    del heeft daar geen antwoord op. Dat moeten we op een

    dieper niveau gaan zoeken. Op dezelfde wijze kunnen we

    ons afvragen waarom een elektron de massa heeft die het

    heeft. En waarom het lichter is dan, pakweg, het higgsbo-

    son? Nogmaals: daarover zwijgt het Standaardmodel in alle

    talen.

    Theoretische deeltjesfysici spenderen aan dat soort vragen

    heel wat tijd. Ze ontwikkelen modellen die verklaren waarom

    het Standaardmodel eruit ziet zoals het is. De snaartheorie

    bijvoorbeeld is een poging om een dieper niveau van de wer-

    kelijkheid te bereiken. Andere voorbeelden zijn er volop. Al

    die elkaar aanvullende theorien hebben echter te kampen

    met een probleem. Elke theorie (zoals de snaartheorie) die

    nieuwe fysica met zich meebrengt, impliceert het bestaan

    van nieuwe hypothetische deeltjes. Die deeltjes kunnen een

    extreem hoge massa hebben, wat zou verklaren waarom we

    ze in versnellers als de Large Hadron Collider nog niet heb-

    ben waargenomen, want deeltjes met een hoge massa zijn

    moeilijk te creren. En toch zouden deeltjes met een hoge

    massa gewone deeltjes, zoals het higgsboson, moeten be-

    invloeden.

    Waarom? Het antwoord ligt vervat in het vreemde wezen

    van de kwantummechanica. Daar interageren deeltjes met

    elkaar door middel van het uitwisselen van zogenaamde

    virtuele deeltjes die nu eens bestaan en dan weer niet. Zois de repulsieve elektrische kracht tussen twee elektronen

    beschreven als het uitwisselen van een virtueel foton tussen

    de twee elektronen. Richard Feynman ontwikkelde elegante

    regels om kwantumeffecten te beschrijven in termen van

    stabiele deeltjes die met additionele virtuele deeltjes inter-

    ageren.

    In de kwantumtheorie echter zal alles wat niet strikt verbo-

    den is, gebeuren, of toch tenminste occasioneel. Elektronen

    zullen niet alleen met elkaar interageren door het uitwis-

    selen van virtuele deeltjes, ze zullen ook interageren met

    alle andere deeltjes ook met onze nieuwe, hypothetische

    deeltjes die door een uitbreiding van het Standaardmodel

    worden gesuggereerd. En die interacties kunnen ons voor

    problemen plaatsen tenzij we iets als supersymmetrie

    hebben.

    Suzy

    Neem nu het higgsboson, dat in het Standaardmodel ele-

    mentaire deeltjes hun massa geeft. Als een higgsdeeltje ookmaar enkele superzware deeltjes had, dan zouden die met

    elkaar praten door middel van virtuele kwantuminteracties.

    Het higgsdeeltje zou zelf superzwaar worden. En een ogen-

    blik daarna zou alles in het universum getransformeerd

    worden in superzware deeltjes. U en ik zouden tot zwarte

    gaten in elkaar klappen. De beste verklaring waarom dat

    niet gebeurt, is supersymmetrie.

    De basisidee van supersymmetrie, algemeen bekend onder

    de bijnaam SUSY (uitgesproken als Suzy) is in de jaren

    1970 ontwikkeld door fysici die genteresseerd waren in de

    relatie tussen symmetrien en deeltjesfysica. Supersymme-

    trie is niet n specifieke theorie, maar veeleer een raam-

    werk van diverse theorien. Veel individuele modellen van

    het universum kunnen, als ze een aantal eigenschappen

    vertonen, supersymmetrisch zijn.

    Veel gewone symmetrien vinden we terug in natuurkundi-

    ge wetten voor deeltjes en krachten. Voor die wetten maakt

    het niet uit waar we ons bevinden, wanneer we een meting

    verrichten, welke richting we uitkijken en of we tegenover

    de objecten die we observeren, bewegen of stilstaan. Deze

    ruimtetijdsymmetrien impliceren mathematisch behouds-

    wetten voor energie, momentum en impulsmoment. Van

    de symmetrien zelf kunnen we de relatie afleiden tussen

    energie, momentum en massa, uitgedrukt in de beroemde

    formule E = mc2 . Dit alles is redelijk parate kennis sinds

    1905, toen Albert Einstein zijn speciale relativiteitstheo-

    rie ontwikkelde. Kwantumfysica lijkt deze symmetrien terespecteren. Wetenschappers hebben de symmetrien zelfs

    gebruikt om nieuwe fenomenen te voorspellen. Zo toonde

    Paul Dirac in 1930 aan dat als we kwantummechanica met

    relativiteit combineren, ruimtetijdsymmetrien impliceren

    dat elk deeltje een eraan gerelateerd antideeltje moet heb-

    ben een deeltje met een tegengestelde lading. De idee leek

    in die tijd gek, want niemand had ooit een antideeltje ge-

    zien. Maar Dirac bleek het bij het rechte eind te hebben. Zijn

    theoretische argumenten voor symmetrie leidden tot de ge-

    durfde maar correcte voorspelling dat er ongeveer twee keer

    zoveel deeltjes zijn als de wereld verwachtte.

    Supersymmetrie steunt op een argument dat gelijkaardig is

    aan dat van Dirac. Ze postuleert dat er een kwantumexten-

    Natuurlijke supersymmetrie maakt

    voor fysici de weg vrij om nieuwe

    ideen te ontwikkelen die van het

    Standaardmodel iets zinnigs maken

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    36/52

    sie van ruimtetijd bestaat. Die wordt superruimte genoemd,

    en deeltjes zijn in die superruimte symmetrisch. Superruim-

    te kent geen gewone ruimtelijke dimensies als links-rechts

    en boven-onder, maar veeleer extra fermionische dimensies.

    In een fermionische dimensie is beweging erg beperkt. In

    een gewone ruimtelijke dimensie kunnen we ons in elke

    gewenste richting even ver bewegen als we willen, zonder

    enige restrictie aan de grootte of het aantal stappen dat we

    zetten. In een fermionische ruimte daarentegen is het aantal

    stappen dat je kunt zetten beperkt. Zodra je n stap hebt

    gezet, is de fermionische dimensie vol. Als je nog een stap

    meer wil zetten, dan moet je ofwel naar een andere fermio-

    nische dimensie overgaan, ofwel een stap terug zetten. Als

    je een boson bent, dan verandert het zetten van n stap

    in een fermionische dimensie je in een fermion; als je een

    fermion bent, dan verandert n stap in een fermionischedimensie je in een boson. Meer nog, als je in een fermioni-

    sche dimensie n stap zet en dan een stap terug zet, zal je

    merken dat je je ook in de gewone ruimte of tijd minimaal

    hebt verplaatst. Beweging in de fermionische dimensies is

    dus, op een gecompliceerde manier, gelinkt aan gewone be-

    weging.

    Waarom is dit nu allemaal belangrijk? Omdat in een super-

    symmetrische wereld de symmetrien tussen fermionische

    dimensies de manier waarop deeltjes met elkaar kunnen in-

    terageren, beperken. In het bijzonder kunnen zogenaamde

    natuurlijke supersymmetrien in hoge mate de effecten van

    virtuele deeltjes onderdrukken. Natuurlijke supersymme-

    trien beletten higgsbosonen zo met hoogenergetische deel-

    tjes te interageren dat we allemaal in zwarte gaten zouden

    veranderen. Natuurlijke supersymmetrie maakt voor fysici

    de weg vrij om nieuwe ideen te ontwikkelen die van het

    Standaardmodel iets zinnigs maken.

    Op zoek naar superpartners

    Alle supersymmetrische theorien impliceren dat elk boson-

    deeltje een fermion partnerdeeltje heeft, een superpartner,

    en vice versa. Omdat geen van de bekende boson- en fermi-

    ondeeltjes superpartners van elkaar lijken te zijn, kan su-

    persymmetrie alleen correct zijn als er een groot aantal, nog

    te ontdekken superpartnerdeeltjes bestaat. Dat is nu precies

    de moeilijkheid. In de eenvoudigste, meest krachtige versies

    van supersymmetrie natuurlijke supersymmetrie zouden

    de superpartners niet veel zwaarder mogen zijn dan het

    higgsboson. Dat betekent dat we ze met de Large HadronCollider moeten vinden. Had je het fysici tien jaar geleden

    gevraagd, dan zouden de meesten van hen inderdaad heb-

    ben gegokt dat we vandaag al een bewijs hadden voor het

    bestaan van superpartners.

    Toch deden we dat niet. Ik herinner mij de dag in 2009 dat

    ik net voor middernacht bij de CMS-detector aan de slag

    ging als hoofd van een nachtploeg. De controlekamer zat

    vol fysici, ieder van hen bij een monitor van de verschillende

    subsystemen van de bijzonder complexe, 14.000 metrische

    ton wegende detector. Om twee uur die nacht kreeg ik tele-

    foon van het CERN Control Center aan de andere kant van

    de 27 kilometer lange ring van de Large Hadron Collider:

    vannacht was d nacht. Ze gingen voor de hoogstenergeti-

    Een vals

    alarm in 2012:

    twee oneven

    deeltjesbundels(rood en paars)

    impliceren het

    ontsnappen

    van donkere

    superpartners

    (groen).

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    37/52

    sche protonenbotsing ooit uitgelokt. Om elf over vier was

    de hele detector actief. Een muur van monitoren vertoonde

    een wild beeld, met ultrasnel flitsende elektronische beel-

    den van de botsingen, die twintig miljoen keer per seconde

    optreden, honderd meter onder ons. Mijn hart ging wildtekeer in het vooruitzicht bepaalde patronen te herkennen.

    Blijf rustig, zei ik tot mezelf, dit is nog maar een begin het

    is verleidelijk botsingen visueel te analyseren, maar het is

    onmogelijk op die manier iets te ontdekken.

    Toch waren onze verwachtingen al van bij de prille start

    hooggespannen. Met CMS (en met ATLAS) hadden we een

    uitgebreid plan uitgewerkt om met de eerste data van de

    Large Hadron Collider supersymmetrie te ontdekken. We

    hadden hard gewerkt om in supersymmetrische signalen

    deeltjes van donkere materie te vinden. Niet direct, maar

    wel als ontbrekende energie: een onthullend onevenwicht

    van zichtbare deeltjes die voor iets onzichtbaars terugdein-

    zen. We gingen zelfs zo ver dat we al een template beschre-

    ven om de ontdekking aan te kondigen, mt titel en datum.

    Die paper moet nog altijd worden geschreven.

    Leven na supersymmetrieTijdens een voordracht aan de University of California in

    Santa Barbara sprak Princeton-fysicus Nima Arkani-Hamed

    over de toekomst van supersymmetrie. Wat als we er niet in

    slagen met de Large Hadron Collider het bestaan van super-

    symmetrie aan te tonen, vroeg hij. En meteen beantwoordde

    hij de vraag zelf: dan zullen we nieuwe supersymmetrische

    modellen ontwikkelen die de superpartners net buiten het

    bereik van de experimenten zullen plaatsen. Maar zou dat

    niet betekenen dat we het hele verhaal herschrijven? Dat is

    geen probleem; theoretici hoeven niet consistent te zijn al-

    leen theorien moeten dat zijn.

    Die onwankelbare trouw aan supersymmetrie wordt door

    Upgrades van het CMS-experiment moeten in 2015 helpen bij de zoektocht naar supersymmetrie. Misschien zal dat zorgen voor enorme opwinding

    onder deeltjesfysici, maar als de nieuwe run niets oplevert, worden we geconfronteerd met een breuk in het paradigma van de kwantumfysica.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    38/52

    velen gedeeld. Deeltjestheoretici geven echter toe dat de

    idee van natuurlijke supersymmetrie nu al in moeilijkheden

    verkeert en, als we niet snel superpartners vinden, op weg is

    naar het schemerduister van de geschiedenis.

    Als supersymmetrie ons geen echte beschrijving van de we-reld biedt, wat dan wel? Hier zijn drie verschillende, specu-

    latieve antwoorden. Ze impliceren alle drie volkomen nieu-

    we manieren van denken over basisfysica en kosmologie:

    Het multiversum.De sterkte van de fundamentele krach-

    ten en de relatieve grootte van de deeltjesmassa zijn gekop-

    peld aan getallen waarvan de oorsprong een mysterie blijft.

    We houden niet van het idee dat die getallen op louter toeval

    gebaseerd zijn, want als ze ook maar lichtjes anders zouden

    zijn, dan zag het universum er helemaal anders uit. Atomen

    zouden zich slechts met moeite kunnen vormen, leven zou

    niet in staat zijn te evolueren. In het jargon van de theore-

    tische fysica heet het dat het universum wel fijn afgesteld

    lijkt. Die afstelling is echter misschien niet meer dan toeval

    een notie die aantrekkelijker wordt als we het bestaan van

    een multiversum postuleren. In het scenario van een mul-

    tiversum ontstond na de oerknal niet alleen het universum

    dat wij nu waarnemen, maar ook een groot aantal variaties

    op dat universum die we niet kunnen zien. In dit geval luidt

    het antwoord op vragen zoals waarom heeft het elektron de

    massa die het heeft?, dat het puur toeval is. Andere elektro-

    nen in het multiversum hebben andere elektronen met een

    andere massa.

    Maar voor heel wat fysici vertoont het multiversum een wei-

    nig comfortabele gelijkenis met onzichtbare engelen, die de

    anomalien van de deeltjesfysica verklaren.

    Extra dimensies. Fysici Lisa Randall van Harvard Univer-

    sity en Raman Sundrum van de University of Maryland heb-

    ben aangetoond dat een extra dimensie met een vervormde

    geometrie de zwakte van de zwaartekracht kan verklaren.

    Als die extra dimensies microscopisch klein zijn, dan is het

    mogelijk dat we ze simpelweg nog niet hebben waargeno-

    men. Maar hun grootte en vorm zouden op de hoogener-

    getische deeltjesfysica wel een dramatisch effect kunnen

    hebben. In zulke modellen kunnen we in plaats van met de

    Large Hadron Collider superpartners te vinden, misschien

    Kaluza-Klein-modes aantreffen, exotisch zware deeltjeswaarvan de massa eigenlijk hun energie van beweging in de

    extra dimensies is.

    Dimensionale transmutatie. In plaats van een beroep te

    doen op supersymmetrie om effecten van virtuele deeltjes te

    onderdrukken, bestaat een nieuw idee erin die effecten juist

    te omarmen en ze te gebruiken om te verklaren waar massa

    vandaan komt. Neem bijvoorbeeld protonen. Een proton is

    geen elementair deeltje. Het bestaat uit drie quarks, elk met

    een minuscule massa, en uit gluonen, die helemaal geen

    massa hebben. Het proton is veel zwaarder dan de som van

    de massas van de quarks en de gluonen die binnen zitten.

    Waar komt die massa dan vandaan? Die komt van de ener-

    getische velden die worden gegenereerd door de sterke

    kracht die het proton bij elkaar houdt. Onze kennis van die

    velden maakt het mogelijk om, op basis van gewone getallen

    zoals pi, accuraat de massa van het proton te voorspellen.

    Het is voor de fysica een vreemde situatie. Gewoonlijk kun-

    nen we massa alleen berekenen door van andere massas

    gebruik te maken. Zo biedt het Standaardmodel ons geenoplossing om de massa van het higgsboson te voorspel-

    len we moeten die massa meten. In de wetenschap dat

    we op een slimme manier de massa van het proton kunnen

    voorspellen, lijkt dit op een duidelijke fout. Zich baserend

    op eerder werk van William A. Bardeen, een fysicus van het

    Fermilab, suggereren enkele theoretici nu dat de higgsmas-

    sa wordt gegenereerd door een gelijkaardig proces dat we

    dimensionale transmutatie noemen.

    Om de nuttige effecten van virtuele deeltjes te behouden

    en intussen toch de desastreuze effecten ervan te vermij-

    den wat de rol is van supersymmetrie moeten we popu-

    laire speculaties overboord gooien over de manier waarop

    we de wetten van de fysica bij superhoge energien kunnen

    Op de rand van de ondergang

    Het higgsboson vertelt ons heel wat over het higgsveld, een energetisch veld dat

    de kosmos doordringt en elementaire deeltjes massa geeft. Voor zover we we-

    ten, is dat veld constant. Een plotse verandering zou immers het universum ver-nietigen. Toch toont de recent gemeten waarde van het higgsboson aan dat het

    higgsveld niet helemaal stabiel is. Kwantumeffecten kunnen het in een lagere

    energetische toestand brengen en tijdens dat proces het universum vernietigen.

    Maar maakt u zich vooral geen zorgen: dat zal de komende miljarden jaren niet

    gebeuren. Supersymmetrie zou het higgsveld stabiel helpen houden.

    0 50 100 150 200

    200

    150

    100

    50

    0

    Topquarkmassa(ingigaelektronv

    olt)

    Onstabiel (zwart)

    Metastabiel

    (blauw)

    Stabiel (groen)

    Gemeten waarden

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    39/52

    unificeren. Het maakt bovendien de lang gezochte connec-

    tie tussen kwantummechanica en algemene relativiteit ng

    mysterieuzer dan hij al was. Toch heeft deze benadering

    ook voordelen. In zulke modellen kunnen dezelfde kwan-

    tumeffecten massa genereren voor donkere-materiedeeltjes.Ze voorspellen ook dat donkere materie met gewone mate-

    rie interageert via een kracht die door het higgsboson wordt

    gemedieerd. Deze dramatische voorspelling zal de volgende

    jaren getest worden, zowel met de Large Hadron Collider als

    met ondergrondse experimenten om donkere materie te de-

    tecteren.

    Meer hints

    De ontdekking van het higgsboson toont aan dat overal in

    het universum een higgsenergieveld elementaire deeltjes

    massa geeft. Dat betekent dat het vacum van de lege

    ruimte een drukke omgeving is waar zowel higgsenergie als

    virtuele deeltjes voor een gecompliceerde dynamiek zorgen.

    We kunnen ons nu afvragen of het vacum echt stabiel is

    en of een ongelukkige kwantumgebeurtenis op een dag een

    catastrofale transitie van ons universum naar een schone lei

    triggert. Supersymmetrie zorgt ervoor dat het vacum sta-

    biel blijft, en verhindert dat iets dergelijks zou gebeuren.

    Maar zonder supersymmetrie hangt de stabiliteit van het

    vacum in hoge mate af van de massa van het higgsboson:

    een zwaarder higgsboson impliceert een stabiel universum

    terwijl een lichter een eventuele ondergang inhoudt. Op-

    merkelijk is nu dat de gemeten massa van het higgsboson

    zich precies op de grens bevindt, wat betekent dat het va-cum langlevend maar uiteindelijk onstabiel is. De natuur

    probeert ons iets te vertellen, maar we weten niet wat.

    De toekomst?

    Als bij de volgende runvan de Large Hadron Collider super-

    partners worden ontdekt, dan zal de huidige angst van de

    deeltjesfysici plaatsmaken voor enorme opwinding. Als de

    nieuwe runniets oplevert, dan worden we geconfronteerd

    met een breuk in het paradigma voor ons basale begrijpen

    van de kwantumfysica. Dat vooruitzicht inspireert nu al

    tot het radicaal herdenken van basisfenomenen die aan de

    basis van de samenstelling van het universum liggen. Een

    beter begrip van de eigenschappen van het higgsboson zal

    bij het ontwikkelen van nieuwe paradigmas centraal staan.

    Experimentele signalen van donkere materie, die eenzame

    maar hardnekkige uitschieter van de deeltjesfysica, kunnen

    uiteindelijk misschien een baken zijn die ons de weg voor-

    waarts wijst. Scientific American.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    40/52

    ASTROFYSICA

    DE DUISTERE KANTVAN DE MELKWEG

    Donkere materie stelt de astronomen niet alleen

    voor raadsels, maar helpt hen ook bepaaldemysteries op te lossen.

    Door Leo Blitz

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    41/52

    Astronomen zijn maar heel geleidelijk gaan beseffen

    hoe belangrijk donkere materie is in het heelal, maar

    voor mij persoonlijk kwam dat inzicht in een flits. In het ka-

    der van mijn eerste project als postdoctoraal onderzoeker

    aan de Universiteit van Californi verrichtte ik in 1978 me-tingen aan de rotatiesnelheid van reusachtige moleculaire

    wolken in de buitenste regionen van de Melkweg, waar

    nieuwe sterren ontstaan. Nadat ik die snelheden had bere-

    kend met de meest accurate methode waarover we destijds

    beschikten, ging ik in de hal van het faculteitsgebouw zitten

    om de uitkomsten handmatig op ruitjespapier uit te zetten.

    Toevallig liepen daar twee andere Melkwegdeskundigen

    langs, Frank Shu en Ivan King. Zij keken toe terwijl ik de

    snelheden van de buitenste wolken in de grafiek invulde.

    We zagen een patroon ontstaan dat in n oogopslag duide-

    lijk maakte dat de Melkweg enorme hoeveelheden donkere

    materie moet bevatten, vooral in de buitenste gebieden. Ge-

    intrigeerd zaten we naar het papier te staren, en we braken

    ons hoofd over de vraag wat de aard van die donkere materie

    zou kunnen zijn, maar elk idee dat we wisten te verzinnen

    bleek al snel onjuist.

    Dit onderzoek was slechts een van de vele die de sterren-

    kundigen er in de jaren 1970 en 1980 toe dwongen te con-

    cluderen dat donkere materie een mysterieuze substan-

    tie die geen licht uitzendt of absorbeert en zijn aanwezig-

    heid alleen verraadt door de invloed die haar zwaartekracht

    uitoefent niet alleen echt bestaat, maar zelfs het meest

    voorkomende ingredint van het heelal is. Metingen door

    de ruimtesonde WMAP (Wilkinson Microwave Anisotropy

    Probe) bevestigen dat er vijf keer zoveel donkere materie be-

    staat als gewone materie (protonen, neutronen, elektronen,

    enzovoort). Wat dit nu eigenlijk voor substantie is, is nog

    altijd een raadsel. De meest conservatieve hypothese gaat

    ervan uit dat donkere materie bestaat uit een exotisch deel-

    tje dat tot op heden niet is gedetecteerd in deeltjesversnel-

    lers, maar dat wordt voorspeld door theorien die nog niet

    zijn geverifieerd. De meest radicale hypothese luidt dat de

    zwaartekrachtwet van Newton en de algemene relativiteits-

    theorie van Einstein niet kloppen of in elk geval drastisch

    herzien moeten worden, met alle onaangename gevolgen

    van dien.

    Ondanks deze grote hiaten in onze kennis levert donkere

    materie ons de laatste tijd wel de sleutel om een aantal hard-nekkige mysteries te ontraadselen, bijvoorbeeld in verband

    met ons Melkwegstelsel. Zo weten de astronomen al meer

    dan vijftig jaar dat de buitenrand van de Melkweg kromge-

    trokken is zoals een grammofoonplaat die een tijdje op een

    verwarmingsradiator heeft gelegen. Ze slaagden er echter

    niet in een model te ontwikkelen dat een plausibele verkla-

    ring voor die vervorming bood tot ze op het idee kwamen

    de effecten van de donkere materie in hun berekeningen op

    te nemen. Computersimulaties van het ontstaan van ster-

    renstelsels, gebaseerd op de veronderstelde eigenschappen

    van donkere materie, voorspelden verder dat onze Melkweg

    omringd zou moeten zijn door honderden of zelfs duizen-

    den kleine satelliet-sterrenstelsels. Maar de waarnemingen

    lieten er hoogstens zon twee dozijn zien. Als gevolg van

    die discrepantie begonnen sommige onderzoekers eraan te

    twijfelen of donkere materie wel de eigenschappen had die

    men er tot dan toe aan had toegeschreven.

    Maar de afgelopen jaren hebben verscheidene onderzoeks-

    teams rondom de Melkweg diverse dwergstelsels ontdekt,

    waardoor de kloof tussen theorie en waarneming iets klei-

    ner is geworden. Deze nieuw ontdekte satellietstelsels le-

    veren niet alleen een bijdrage aan de oplossing van een oud

    probleem met betrekking tot de structuur van sterrenstel-

    sels, ze vertellen ons misschien ook iets over de samenstel-

    ling van de kosmos als geheel.

    Om duidelijk te maken wat de donkere materie ons leert

    over de Melkweg, moeten we eerst een algemeen beeld

    schetsen van de opbouw van het sterrenstelsel. De gewone

    materie sterren en gas bevindt zich voornamelijk in vier

    structuren: een dunne schijf (met het patroon van spiraal-

    In het kort

    Donkere materie is een van de grote wetenschappelijke mysteriesvan onze tijd,

    maar toen de astronomen eenmaal aanvaardden dat er werkelijk zoiets als donkere

    materie bestaat, konden ze tal van andere raadsels van de kosmos oplossen.Zo kunnen we met behulp van donkere materie bijvoorbeeld verklaren waarom de

    buitenste rand van de Melkweg zo duidelijk kromgetrokken is. Sterrenstelsels

    die banen om de Melkweg beschrijven trekken er aan met hun zwaartekracht,

    maar dat effect zou te zwak zijn als het niet werd versterkt door de aanwezigheid

    van donkere materie.

    Donkere materie verklaart ook waarom de Melkweg minder van dergelijke satel-

    lietstelselslijkt te hebben dan de modellen voorspellen. De stelsels zijn er ver-

    moedelijk wel, maar we kunnen ze moeilijk detecteren omdat ze vrijwel volledig

    uit donkere materie bestaan.

    De nevel N44

    in de Grote

    Magelhaense

    Wolk, een groot

    satellietstelsel dat

    vermoedelijk de

    donkere materie

    in de Melkweg in

    beroering brengt.

  • 7/26/2019 Donkere_materie___superdeeltjes

    42/52

    armen waar ook onze zon in ligt), een dichte kern (die een

    superzwaar zwart gat herbergt), een langwerpige centrale

    verdikking die ook wel de balk wordt genoemd, en een el-

    lipsvormige halo van oude sterren en clusters die de rest van

    de Melkweg omhult. De donkere materie is heel anders ge-structureerd. Hoewel we haar niet kunnen zien, kunnen we

    uit de rotatiesnelheden van sterren en gaswolken afleiden

    waar de donkere materie zich moet bevinden. De gravita-

    tie-effecten op de zichtbare materie doen vermoeden dat de

    donkere materie bij benadering een bol vormt die zich uit-

    strekt tot ver buiten de halo en een dichtheid heeft die in

    het centrum het hoogst is en ongeveer met het kwadraat van

    de afstand tot het centrum afneemt. Een dergelijke verde-

    ling zou het natuurlijke resultaat zijn van een proces dat de

    astronomen hierarchical merging noemen: het idee is dat in

    het vroege heelal kleine sterrenstelsels samenklonterden en

    zo grotere vormden, inclusief onze Melkweg.

    Jarenlang wisten de astronomen geen betere beschrijving

    van de donkere materie te geven dan het basale beeld van

    een gigantische, ongedifferentieerde bol van een ongeden-

    tificeerde substantie. Maar de laatste jaren zijn we erin ge-

    slaagd wat meer details bijeen te sprokkelen, en het blijkt

    dat donkere materie veel interessanter is dan we hadden

    verwacht. Van verschillende kanten komen aanwijzingen

    dat deze substantie niet zo gelijkmatig is verdeeld, maar op

    grote schaal allerlei klonters vertoont.

    Die ongelijkmatige verdeling zou het bestaan en de omvang

    van de vervorming van de Melkweg kunnen verklaren, het

    feit dat de schijf aan de rand als het ware is kromgetrok-

    ken. Op een afstand van ongeveer 50.000 lichtjaren van het

    centrum bestaat de schijf vrijwel volledig uit atomair water-

    stofgas, met slechts een paar sterren. Als we dat gas met

    een radiotelescoop bekijken, blijkt het niet in het vlak van

    de Melkweg te liggen. Hoe verder van het centrum, des te

    groter is de afwijking. Op een afstand van ongeveer 75.000

    lichtjaren is de schijf zon 7.500 lichtjaren uit het vlak ge-

    bogen.

    Het gas draait niet alleen om het centrum van de Melkweg,

    maar golft tegelijk ook op en neer, in en uit het vlak. Deze

    trillingen strekken zich uit over periodes van honderden

    of miljoenen jaren, en wij zien op een gegeven tijdstip een

    momentopname van die cyclus. In