Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie...

4
Stuurgroep Werkdocument: Onderwijsvisie Voortijdig schoolverlaten Document nr.8 Dit document heeft gefungeerd als discussiestuk bij de ontwikkeling van de onderwijsvisie. De bedoeling van deze notitie is om te onderbouwen dat het doel "niemand van school zonder diploma" een misschien wel benaderbaar, maar geen bereikbaar doel is. Bovendien wil deze notitie duidelijk maken dat vele activiteiten samenhangen met het doel voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Verschillende variabelen zijn van invloed op de beslissing of een jongere besluit het onderwijs voor gezien te houden, sommige van deze variabelen kunnen we beïnvloeden, andere niet of in geringe mate. Vervolgens wil ik voorstellen doelen rond voortijdig schoolverlaten zo concreet mogelijk te benoemen en pleit tegelijkertijd voor nuancering van de doelstellingen op grond van prioriteiten en haalbaarheid. Verder stel ik in deze notitie voor het beleid gericht op het doel jongeren tenminste een startkwalificatie te laten behalen, zo veel mogelijk in samenhang te brengen. 1. gelijkheid en verschil: het trilemma van Fishkut Nog steeds geldt dat de toegang tot een aantrekkelijke baan en een goed inkomen sterk afhankelijk is van de onderwijsvormdie men genoten heeft. Op individueel niveau wordt het doel van onderwijs dan ook in de eerste plaats gezien als een noodzakelijk middel tot individuele ontplooiing. Dit vormt een centrale waarde in onze westerse maatschappij. Het recht op ontplooiing geldt zowel voor mannen als vrouwen. Deze in feite vrij recente waarde heeft geleid tot een sterke groei van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Maatschappelijk gezien vervult het onderwijs een niet weg te denken plaats in het economisch functioneren van onze maatschappij. Nu onze economie steeds meer de vorm krijgt van een kenniseconomie, wordt de plaats van onderwijs niet alleen nog maar groter, maar ook anders. gelijkheid en verschil Gelijk zijn mensen vanzelfsprekend niet en gelijkwaardig zijn ze alleen in principiële zin. In noodsituaties is de krachtdadige en oplossingsgerichte mens meer waard dat de besluiteloze. De moeder is het kind niet en de student is geen hoogleraar. Arjo Klamer constateert dat Nederlanders momenteel een grotere tolerantie ontwikkelen voor hun onderlinge ongelijkheid, hoewel onze samenleving in het verleden duidelijke egalitaire trekken heeft vertoond. Je zou kunnen zeggen dat we de laatste jaren anders zijn gaan denken over verschillen en er ook een grotere acceptatie is gegroeid voor ongelijkheid. Ongelijkheid is niet alleen een kwestie van inkomensverschillen, maar zeker ook van sociale en culturele verschillen. Er is een groeiend begrip voor de gedachte dat een (post)moderne samenleving verschillen nodig heeft om te kunnen functioneren. We constateren ook ongelijkheid als het gaat om de deelname aan onderwijs. Die ongelijkheid zien we ook in zekere mate doorgegeven worden binnen generaties van bepaalde bevolkingsgroepen. Nederland heeft een lange traditie als het gaat om de erkenning dat het onderwij s een rol speelt bij het doorgeven van specifieke levensovertuigingen en daarbij behorende waarden en normen. Dit heeft vorm gekregen in het ontstaan van het bijzonder onderwijs. Je zou dus kunnen zeggen dat we gewend zijn aan een zekere mate van culturele ongelijkheid in het onderwijs. Aan de andere kant is er recent ook een bewegingte zien die culturele ongelijkheid als een bedreiging ziet met name waar het gaat om niet westerse bevolkingsgroepen. Ondanks deze ontwikkeling naar meer differentiatie is en blijft met name de overheid streven om groepen die dreigen achter te blijven te hulp te komen en er bij te trekken. In het onderwijs komt dit o.a. tot uiting in het onderwij sachterstandenbeleid. Ook dit streven is diepgeworteld in onze samenleving en is te beschouwen als een belangrijke westerse waarde. Dit streven heeft haar

Transcript of Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie...

Page 1: Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie van het gezin. Het maximaal nastreven en bewerkstelligen van twee van deze beginselen,

Stuurgroep Werkdocument:Onderwijsvisie

Voortijdig schoolverlaten

Document nr.8

Dit document heeft gefungeerd alsdiscussiestuk bij de ontwikkeling van deonderwijsvisie.

De bedoeling van deze notitie is om te onderbouwen dat het doel "niemand van school zonderdiploma" een misschien wel benaderbaar, maar geen bereikbaar doel is. Bovendien wil deze notitieduidelijk maken dat vele activiteiten samenhangen met het doel voortijdig schoolverlaten tevoorkomen. Verschillende variabelen zijn van invloed op de beslissing of een jongere besluit hetonderwijs voor gezien te houden, sommige van deze variabelen kunnen we beïnvloeden, andere niet ofin geringe mate.

Vervolgens wil ik voorstellen doelen rond voortijdig schoolverlaten zo concreet mogelijk te benoemenen pleit tegelijkertijd voor nuancering van de doelstellingen op grond van prioriteiten en haalbaarheid.

Verder stel ik in deze notitie voor het beleid gericht op het doel jongeren tenminste eenstartkwalificatie te laten behalen, zo veel mogelijk in samenhang te brengen.

1. gelijkheid en verschil: het trilemma van FishkutNog steeds geldt dat de toegang tot een aantrekkelijke baan en een goed inkomen sterk afhankelijk isvan de onderwijsvorm die men genoten heeft. Op individueel niveau wordt het doel van onderwijs danook in de eerste plaats gezien als een noodzakelijk middel tot individuele ontplooiing. Dit vormt eencentrale waarde in onze westerse maatschappij. Het recht op ontplooiing geldt zowel voor mannenals vrouwen. Deze in feite vrij recente waarde heeft geleid tot een sterke groei van dearbeidsparticipatie van vrouwen. Maatschappelijk gezien vervult het onderwijs een niet weg te denkenplaats in het economisch functioneren van onze maatschappij. Nu onze economie steeds meer de vormkrijgt van een kenniseconomie, wordt de plaats van onderwijs niet alleen nog maar groter, maar ookanders.

gelijkheid en verschilGelijk zijn mensen vanzelfsprekend niet en gelijkwaardig zijn ze alleen in principiële zin. Innoodsituaties is de krachtdadige en oplossingsgerichte mens meer waard dat de besluiteloze. Demoeder is het kind niet en de student is geen hoogleraar. Arjo Klamer constateert dat Nederlandersmomenteel een grotere tolerantie ontwikkelen voor hun onderlinge ongelijkheid, hoewel onzesamenleving in het verleden duidelijke egalitaire trekken heeft vertoond. Je zou kunnen zeggen dat wede laatste jaren anders zijn gaan denken over verschillen en er ook een grotere acceptatie is gegroeidvoor ongelijkheid. Ongelijkheid is niet alleen een kwestie van inkomensverschillen, maar zeker ookvan sociale en culturele verschillen. Er is een groeiend begrip voor de gedachte dat een (post)modernesamenleving verschillen nodig heeft om te kunnen functioneren. We constateren ook ongelijkheid alshet gaat om de deelname aan onderwijs. Die ongelijkheid zien we ook in zekere mate doorgegevenworden binnen generaties van bepaalde bevolkingsgroepen. Nederland heeft een lange traditie als hetgaat om de erkenning dat het onderwij s een rol speelt bij het doorgeven van specifiekelevensovertuigingen en daarbij behorende waarden en normen. Dit heeft vorm gekregen in hetontstaan van het bijzonder onderwijs. Je zou dus kunnen zeggen dat we gewend zijn aan een zekeremate van culturele ongelijkheid in het onderwijs. Aan de andere kant is er recent ook een beweging tezien die culturele ongelijkheid als een bedreiging ziet met name waar het gaat om niet westersebevolkingsgroepen.

Ondanks deze ontwikkeling naar meer differentiatie is en blijft met name de overheid streven omgroepen die dreigen achter te blijven te hulp te komen en er bij te trekken. In het onderwijs komt dito.a. tot uiting in het onderwij sachterstandenbeleid. Ook dit streven is diepgeworteld in onzesamenleving en is te beschouwen als een belangrijke westerse waarde. Dit streven heeft haar

Page 2: Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie van het gezin. Het maximaal nastreven en bewerkstelligen van twee van deze beginselen,

begrenzing in een derde waarde, namelijk de waarde van de autonomie van het gezin en de autonomievan de opvoeding in dat gezin.

trilemma van FishkinIn het boek "de verdeelde samenleving 1995" haalt Cees Schuyt het trilemma van de auteur Fiskhinaan om aan te tonen dat het bovengenoemde waarden niet tegelijkertijd radicaal nagestreefd kunnenworden. Hij spreekt over het trilemma van Fishkin. De drie beginselen zijn dus:1. het beginsel van gelijke kansen;2. het beginsel van verdienste (merit);3. het beginsel van de autonomie van het gezin.Het maximaal nastreven en bewerkstelligen van twee van deze beginselen, zal altijd ten koste gaanvan het andere beginsel. Wil men bijvoorbeeld het beginsel van verdienste zonder meer behoudenalsmede de autonomie van het gezin handhaven, dan wordt daarmee het beginsel van de gelijkekansen opgeofferd. Wil men het beginsel van de autonomie handhaven en tegelijk het beginsel vangelijke kansen radicaal doorvoeren, dan zal dit ten koste gaan van het beginsel van verdienste.De conclusie is dat er geen coherente oplossing te bedenken valt waarin alle beginselen gehandhaafdblijven. De "oplossing" voor het trilemma van Fishkin is gelegen in een matiging van elk van debeginselen en deze te zien als "benadering van" en niet als radicale beleidsbepalende uitgangspunten.

stelling 1: uit de analyse van Fishkin volgt dat het beleid ter voorkoming van voortijdigschoolverlaten in onze westerse samenleving zijn beperkingen kent. (Deze relativering neemtzeker niet weg dat er wel degelijk een behoorlijke marge is waar vooruitgang kan wordengeboekt als het gaat om het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.)

2. denken over doelenIn het onderwijsachterstandenbeleid (voorheen onderwijsvoorrangsbeleid) is het voorkomen vanvoortijdig schoolverlaten eigenlijk altijd een van de centrale doelen geweest. Bekend is dat het juist dedoelgroep is waarop het GOA-beleid zich richt die de meeste schooluitval kent. GOA-beleid is danook te kenschetsen als preventie voor voortijdig schoolverlaten. Mag het doel al jaren vast staan,duidelijk is dat het alleen formuleren van een doel niet voldoende is. Het nagaan of en in hoeverregestelde doelen worden gehaald is vanzelfsprekend.

Het denken over doelen is de laatste jaren een stuk minder vrijblijvend geworden dan dat voorheenmet betrekking tot het onderwijsbeleid het geval was. Er is een toenemende neiging beleid niet alleenmeer te beoordelen op plannen, voornemens, gesloten convenants en fraai geformuleerdedoelstellingen, maar op resultaten of liever nog op maatschappelijke effecten. Het beleid gericht opintegratie is in dit verband extra onder vuur komen te liggen. Zowel op landelijk als op lokaal niveaueisen veel politieke partijen dat beleid aantoonbaar rendeert. Er is niets tegen op het formuleren vanheldere operationele doelen die het handelen richting geven. Lastig is echter dat aan de behoefte aanharde gegevens over beleidseffecten slechts in beperkte mate tegemoet kan worden gekomen. Datheeft onder andere te maken met de complexiteit van beleid dat niet tot een "treatment" valt tereduceren. Vervolgens is er het gegeven dat onderwijsbeleid slechts een van de vele factoren is die vaninvloed zijn op de ontwikkeling van kinderen. Hier geldt "school cannot compensate society".

Bij beleid van de overheid gaat het om beïnvloedbare factoren. Het is realistisch aan te nemen dat velefactoren niet, of maar in geringe mate door het onderwijs zijn te beïnvloeden: genetische factoren ende kwaliteiten en vaardigheden van ouders. Het gaat hier om wat genoemd wordt de gevoeligheid voorde ontwikkelingsbehoeften van kinderen en de kwaliteit van de informele instructie. Het feit datgroepen Turkse en Marokkaanse ouders ook na een langdurig verblijf in Nederland grote moeitehebben met het Nederlands, wordt als een belangrijke factor gezien van de geringe maatschappelijkekansen van hun kinderen. Uit het zogenaamde Prima-cohort onderzoek is komen vast te staan datnaarmate de ouders de taal beter beheersen, de toetsscore voor taal van de kinderen hoger is. Het SCPconcludeert dat het opleidingsniveau van de ouders, de thuistaal en de taalvaardigheden van Turkse enMarokkaanse en overige buitenlandse leerlingen 40% van de achterstand verklaart ten opzichte van

Page 3: Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie van het gezin. Het maximaal nastreven en bewerkstelligen van twee van deze beginselen,

autochtone leerlingen. Er is ook een grote groep autochtone kinderen die zich op taal en anderegebieden in de achterhoede bevindt.

Voor deze groep is blijvende aandacht nodig. Het zal duidelijk zijn dat de mate waarin oudersafkomstig uit andere taalgebieden er in slagen de Nederlandse taal machtig te worden, samenhangt metde kans dat hun kinderen er in slagen het onderwijs te verlaten met minstens een startkwalificatie.Er zijn drie globaal drie wegen die alle bewandeld moeten worden:

a. verhogen van de preventieb. verbeteren zorgsysteem en begeleidingc. aantrekkelijker maken van het onderwijs voor jongeren o.a. door maatwerk te bieden

prioriteitenHet Landelijk Beleidskader geeft aan het voortijdig schoolverlaten met minimal 30% terug te willendringen in de periode 2002 - 2006. Ons eigen GSB-beleid een reductie van 50% in 2010 als doelgeformuleerd. Een dergelijke globale doelstelling die als doelgroep de jeugdigen van 5 tot 23 neemt,geeft weinig mogelijkheden beleid te sturen. Als een 10-jarige het onderwijs verlaat is dat in de ogenvan velen een ernstiger probleem, dan als een 18-jarige met een VMBO-diploma op zak besluit te gaanwerken. Om nu een verschil in prioriteit aan te geven stel ik voor de volgende criteria te hanteren:• leeftijd (leerplichtig, partieel leerplichtig en niet meer leerplichtig)• in het bezit van een VMBO-diploma• het hebben van werk

Het is goed om verschil te maken tussen het begrip voortijdig schoolverlaten en het onderwijs verlatenzonder startkwalificatie. Iemand die het onderwijs verlaat met minstens een HAVO-diploma of eendiploma op MBO niveau 2, is in het bezit van een startkwalificatie. Een jongere die de school verlaatmet een MBO-diploma niveau l, kan het voor hem of haar hoogst haalbare hebben bereikt, maarwordt toch geteld als iemand zonder startkwalificatie. Met name bij de zogenaamde leer-werktrajectenwordt een praktische voorbereiding op werk en een toeleiding naar de arbeidsmarkt gerealiseerd. Waarnodig is ook begeleiding op het werk voor een deel van deze groep aan de orde. Volgens hetuitgangspunt van de sluitende aanpak ( of onderwijs, of werk, of beide) moet juist voor deze groepaandacht zijn.

Stelling 2: Jongeren die het onderwijs verlaten met een MBO-diploma niveau l, beschouwen weniet als voortijdige schoolverlaters als duidelijk is dat het gaat om het hoogst haalbare niveau.Een belangrijke aanvulling voor deze groep is toeleiding naar werk en zonodig bieden vanbegeleiding op het werk. (deze groep dus wel registreren onder het kopje "zonderstartfcwalificatie"maar niet onder het kopje "voortijdige schoolverlaters").

Stelling 3: een globale beschrijving voor het beleid inzake voortijdig schoolverlaten geeft teweinig sturing en dient gekoppeld te worden aan doelgroepen. De herijking van de doelstellingvoor 2010 kan er als volgt uitzien:

doelgroep x doelkinderen tot 12 jaar reductie met 100 %volledig leerplichtigen zonder diploma reductie met 60%partieel leerplichten zonder diploma reductie met 50%partieel leerplichtigen met VMBO-diploma reductie met 40%niet meer leerplichtigen zonder diploma, met werk reductie met 30%niet meer leerplichtigen met VMBO-diploma, zonder werk reductie met 25%niet meer leerplichtigen met diploma, met werk reductie met 20% (geenstartkwalificatie)

Page 4: Document nr - dordrecht.nl 2. het beginsel van verdienste (merit); 3. het beginsel van de autonomie van het gezin. Het maximaal nastreven en bewerkstelligen van twee van deze beginselen,

Het is ook zinnig om het hebben van werk in de doelstellingen te betrekken. Jongeren met werk, maarzonder diploma, zijn te weinig toegerust om zich op langere termijn goed op de arbeidsmarkt tehandhaven. Toch baart deze groep minder zorg dan jongeren die niet naar school gaan en ook nietwerken.

3. samenhangJe zou kunnen zeggen dat globaal gesproken de doelstelling voor het bestrijden van voortijdigschoolverlaten op vier manieren wordt nagestreefd:1. preventie gericht op jeugdigen met sociaal-economische en culturele (taal) achterstanden;2. het zorgen voor een zorgsysteem en randvoorwaarden in en rond de school;3. het zorgen voor opvang en begeleiding van (dreigende) uitvallers;4. het aantrekkelijker maken van het onderwijs, zodat jongeren langer gemotiveerd blijven

voor dat onderwijs.

Het eerste aspect is vooral een zaak van het GOA-beleid. Een zorgsysteem is in de eerste plaats eendoelstelling voor de samenwerkingsverbanden WSNS en VO/SVO, Hier liggen overigensoverlappingen met het GOA-beleid. Het concept van de Schoot in de Samenleving heeft o.a, tot doelde gunstige randvoorwaarden rond de school te scheppen. Het GOA-beleid in het voortgezet onderwijsen het Grote Stedenbeleid in het kader van voortijdig schoolverlaten (VSV) is vooral gericht op deopvang en begeleiding van (dreigend) uitvallende jongeren.

Nieuw en mijns inziens veelbelovend is de onderwijsvernieuwing die gestart is in het VMBO en ROCda Vinci College onder de vlag van het Leerpark. Toen in 2000 de beslissing 'go-or-no-go' voor hetLeerpark moest worden genomen, werd het bureau Twynstra en Gudde ingeschakeld om helder temaken waar het bij het Leerpark om gaat. Bij een gecompliceerd programma als het Leerpark, gaat hetom vele doelstellingen. Twynstra benoemde er tien. Doelstelling 9 luidt: het voorkomen van voortijdigschoolverlaten. Dit doel zou in een programma moeten worden uitgewerkt waarbij de volgendeprojecten worden benoemd:• verlagen scholingsdrempel* begeleiding lerenden• het Leerpark voor jongeren* koppeling onderwijs en maatschappij* goede onderwijskeuzes• doorgaande leerwegen* scholingsprojecten met bedrijven en bedrijfsscholen• prestaties onderwijs vastleggen

Ook de gemeenteraad van Dordrecht heeft steeds grote nadruk gelegd op de doelstelling bestrijdenvoortijdig schoolverlaten, toen men besloot het programma Leerpark financieel te steunen.

Stelling 4: Er is alle reden het GOA-beleid in het voortgezet onderwijs, dat grotendeels om dedoelgroep gaat van het Leerpark, en het GSB-beleid inzake voortijdig schoolverlaten, als ook hetRMC-beïeid (Bureau Leerplicht/RMC-Drechtsteden) meer met elkaar in samenhang te brengen.

Dit betekent dat het beleid voortijdig schoolverlaten en GOA- voortgezet onderwijs dichter bij hetprogramma Leerpark moet worden gebracht. In het kader van het Leerpark worden nieuwe onderwijs-concepten uitgewerkt die nu al zichtbaar worden in de praktijk: werkplekken-structuur in het VMBO,werken met kernteams in het VMBO, maatwerk-aanpak en Technodesign in het ROC. Dezeonderwijskundige vernieuwing draagt bij aan het aantrekkelijker maken van het onderwijs, waardoorde motivatie voor het onderwijs van de deelnemers wordt verhoogd.