Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

52
DIALECTIEK EN RETORICA In hoeverre is de dialectiek terug te vinden in de retorica van Aristoteles? Stella Blank 11 december 2018, Tiel

Transcript of Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

Page 1: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

DIALECTIEK EN

RETORICA In hoeverre is de dialectiek terug te vinden in de

retorica van Aristoteles?

Stella Blank 11 december 2018, Tiel

Page 2: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs
Page 3: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs
Page 4: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs
Page 5: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

1

Voorwoord In de afgelopen maanden van het schrijven van mijn profielwerkstuk heb ik vaak de toepasselijke vraag gekregen ‘Wat is jouw onderwerp?’. Mijn daaropvolgende antwoord ‘Dialectiek’ veroorzaakte over het algemeen hoog opgetrokken wenkbrauwen en een vragende gelaatsuitdrukking. De vragende gelaatsuitdrukking resulteerde meestal in een daadwerkelijke vraag. Naast de vraag ‘Wat is dat?’ staat op nummer twee de vraag ‘Maar waaróm?!’. Daarvoor dit voorwoord. In mijn loopbaan als trotse vertegenwoordiger van het gymnasium te Tiel, vond ik het wel zo netjes om dan ook te bewijzen (aan mezelf) dat het zwoegen boven de Griekse en Latijnse vertalingen, inclusief cultuur, filosofie en levensbeschouwing niet voor niets was geweest. En in welke bewijsvorm kan dat beter dan een profielwerkstuk? Het had natuurlijk ook de andere kant op kunnen gaan. Latijnse en Griekse taal en cultuur is zeer uitgebreid. Vele onderwerpen passeerden al tijdens mijn vijf jaar gymnasium de revue: de geschiedenis van de Romeinse keizers, Griekse mythologie, etymologie (wist u dat het woord pauze van het Griekse werkwoord παυω [pau-oo] komt? Het betekent stoppen), de Peloponnesische oorlogen, en nog véél meer. Maar nee, het werd dialectiek. En laat dát het onderwerp zijn waar ik nog nooit van had gehoord. Het allereerste wat je doet, als je begint aan een profielwerkstuk, is het zoeken naar een onderwerp. Dankzij Rijksuniversiteit Groningen ontdekte ik het bestaan van retorica, en dat daar zeker een heel profielwerkstuk aan kan worden gewijd. De grondlegger van de retorica zou Aristoteles zijn, een Griekse filosoof, en filosofie liet me niet koud. Het begon redelijk simpel. Eerst samen met Nederlands de retorica onderzoeken, maar al snel liet ik Nederlands vallen. Om een toespraak van Mark Rutte te gaan analyseren, nee, daar werd ik niet warm van. Vervolgens de stap om de retorica zelf te gaan analyseren. Waarin was onze Aristoteles origineel? De vraag die in mij opkwam, was aansluitend: waarin was hij niet origineel? Na enige dagen research ontdekte ik dat de voorloper van retorica dialectiek was, en dat Aristoteles daarvan zich zeker iets had aangetrokken. Waarom het dus dialectiek werd en niet retorica, kwam omdat mij het woord ‘grondlegger’ irriteerde. Niemand is de heuse grondlegger van iets. Mensen zijn nieuwsgierige wezens, kijken om zich heen en raken geïnspireerd, maar komen zelden vanzelf met iets op de proppen. Er zijn altijd puzzelstukjes die de geëerde grondlegger dan bij elkaar heeft gelegd en zo met het huidige idee over een bepaald onderwerp kwam (denk je nou echt dat Alexander Graham Bell de telefoon heeft uitgevonden? Enkel het openen van zijn Wikipediapagina (Wikipedia, Alexander Graham Bell, z.d.) laat zien dat dat niet honderd procent de waarheid is). Lees en aanschouw de mens’ natuurlijke nieuwsgierigheid (geboren uit irritatie, in dit geval).

Stella Blank 11 december 2018, Tiel

Page 6: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

2

Samenvatting Retorica wordt vaak als het tegengestelde van de dialectiek gezien. Dialectiek is ontstaan uit praktische overwegingen, namelijk jezelf kunnen verdedigen in een vergader- of rechtszaal. Rondtrekkende leraren, sofisten genaamd, gaven het vak dialectiek in de Oudheid om deze redenen. Sokrates en Plato hadden een eigen filosofie over de waarheid en het bestaan van de waarheid. Dit realiteitsbesef wat betreft de waarheid komt dan ook terug in hun opvatting over de invulling van een betoog. Deze filosofie was echter tegengesteld aan de sofisten, waardoor Sokrates en Plato tegenover de sofisten kwamen te staan. Aristoteles schreef het boek Retorica met ethos (karakter), pathos (gevoel) en logos (argumenten). Vooral in logos en pathos heeft Aristoteles zijn bedenkingen over hoe de sofisten deze twee onderdelen gebruiken en hoe hij vindt dat deze moeten worden ingevuld. Echter, in Aristoteles’ beschrijving van de verhouding tussen beide disciplines overheerst de analogie. De onderdelen waaruit logos bestaat worden (bijna) geheel gebaseerd op de dialectiek. Pathos wordt ook uitgebreid beschreven. Hieraan wordt in de retorica dezelfde waarde gehecht als in de dialectiek, hoewel Aristoteles zich er eerst ogenschijnlijk van afkeert. Ook de etymologie van dialectiek en retorica geeft aan dat ze van dezelfde grondbetekenis afstammen. De retorica is dus in geen geval tegengesteld aan de dialectiek.

Page 7: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

3

Inhoud

Voorwoord .............................................................................................................................................. 1

Samenvatting ........................................................................................................................................... 2

Inleiding ................................................................................................................................................... 6

Hoofdstuk 1: Vertegenwoordigers van de dialectiek voor Sokrates ....................................................... 7

a. Korte inleiding in het ontstaan van de welsprekendheid ........................................................... 7

Corax en Tisias ................................................................................................................................. 7

b. Sofisten ........................................................................................................................................ 7

Gorgias ............................................................................................................................................. 7

Hoofdstuk 2: De verschillen tussen Aristoteles’ retorica en de dialectiek ............................................ 13

a. De periode tussen de dialectiek en het verschijnen van Aristoteles’ retorica .......................... 13

Sokrates ......................................................................................................................................... 13

De Apologie ............................................................................................................................... 13

Sokrates en de sofisten ................................................................................................................. 14

Overeenkomsten ....................................................................................................................... 14

Verschillen ................................................................................................................................. 14

Objectieve of veranderlijke waarheid? ................................................................................. 14

Gelijk hebben of gelijk krijgen? ............................................................................................. 14

Plato ............................................................................................................................................... 15

b. Aristoteles’ retorica ................................................................................................................... 16

Plato versus Aristoteles ................................................................................................................. 16

De retorica ..................................................................................................................................... 16

Aristoteles’ waarheid ................................................................................................................ 17

De aanpassing aan het intellectuele publieksniveau ................................................................ 17

Pathos versus logos .................................................................................................................. 18

Ethymema ............................................................................................................................. 18

Onafhankelijkheid van logos ................................................................................................. 20

De logica ................................................................................................................................ 20

Het gebruik van retorica ............................................................................................................ 21

c. Verschil retorica en dialectiek ................................................................................................... 21

Hoofdstuk 3: De overeenkomsten tussen Aristoteles’ retorica en de dialectiek .................................. 22

a. Overeenkomsten inhoud ........................................................................................................... 22

Pathos ............................................................................................................................................ 22

Overtuigingsmiddelen ................................................................................................................... 23

Klassiek syllogisme en enthymeem ........................................................................................... 23

Page 8: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

4

Schijnbaar syllogisme en schijnbaar enthymeem ..................................................................... 23

Sofisten .................................................................................................................................. 23

Aristoteles.............................................................................................................................. 24

Inductie en voorbeeld ............................................................................................................... 24

Gorgias ................................................................................................................................... 24

Aristoteles.............................................................................................................................. 25

Aanpassen aan het intellectuele publieksniveau .......................................................................... 25

Weerlegging .................................................................................................................................. 26

b. Overeenkomst etymologie ........................................................................................................ 27

c. Overeenkomsten retorica en dialectiek .................................................................................... 28

Hoofdstuk 4: In welke zin is de retorica tegenhanger van de dialectiek? ............................................. 29

a. Betekenis tegenhanger .............................................................................................................. 29

b. De tweestrijd ............................................................................................................................. 30

c. Inhoudelijk ................................................................................................................................. 30

De Algemeen Geldende Waarheid ................................................................................................ 30

Aanpassing aan het intellectuele publieksniveau ......................................................................... 31

Conclusies ...................................................................................................................................... 31

Voorbeeld .................................................................................................................................. 31

Topoi .......................................................................................................................................... 31

Logica ......................................................................................................................................... 32

Syllogisme .................................................................................................................................. 32

Klassiek syllogisme en retorisch syllogisme .......................................................................... 32

Schijnbaar syllogisme en schijnbaar enthymeem ................................................................. 32

Weerlegging .................................................................................................................................. 33

Pathos ............................................................................................................................................ 33

d. Etymologie ................................................................................................................................. 34

Grondbetekenis ............................................................................................................................. 34

Gronddoel ...................................................................................................................................... 34

Hoofdstuk 5: Waar kunnen we nog hedendaagse voorbeelden vinden van retorica en dialectiek? ... 35

a. Dialectiek en retorica ................................................................................................................ 35

b. Een hedendaagse toespraak: Emmanuel Macron ..................................................................... 35

Gele hesjes .................................................................................................................................... 35

Toespraak ...................................................................................................................................... 35

c. Verdere analyse toespraak Macron .......................................................................................... 39

Het debat ....................................................................................................................................... 39

Conclusie ............................................................................................................................................... 40

Page 9: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

5

Woordenlijst .......................................................................................................................................... 41

Bibliografie ............................................................................................................................................ 42

Epiloog ................................................................................................................................................... 43

Dankwoord ............................................................................................................................................ 45

Logboek ................................................................................................................................................. 46

Page 10: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

6

Inleiding Dit profielwerkstuk onderzoekt in hoeverre de dialectiek terugkomt in de retorica. Retorica is de kunst van het overtuigen, dialectiek de voorloper van de retorica. De huidige publieke opinie luidt dat de retorica lijnrecht tegenover de dialectiek staat. Neem Wikipedia:

‘Hij [Aristoteles] vergelijkt het [dialectiek] met de retorica (…) maar hij zegt direct al in het begin van zijn werk dat de retorica als onderwerp heeft: "retorica is de tegenhanger van dialectiek"’ (Wikipedia, Dialectiek, z.d.)

De dialectiek is, zoals gezegd, de voorloper van de retorica. Dit profielwerkstuk zal deze foutieve tegenstellende opvatting van de baan proberen te vegen en daarmee de retorica volgens haar werkelijke aard uitdrukken. De hoofdvraag ‘in hoeverre is de dialectiek terug te vinden in de retorica?’ wordt in de verschillende hoofdstukken als volgt onderzocht:

1. Vertegenwoordigers van de dialectiek voor Sokrates Hierin wordt ingegaan op de sofisten met een sofistische tekst als uitgebreid voorbeeld.

2. Verschillen tussen de retorica en de dialectiek De verschillen tussen de retorica en de dialectiek worden uitgelicht, aan de hand van Sokrates en Plato, Aristoteles zelf, de dialectiek en de sofistische tekst uit hoofdstuk 1.

3. Overeenkomsten tussen de retorica en dialectiek De overeenkomsten worden onderzocht aan de hand van de sofistische tekst, het boek retorica en de dialectiek.

4. In welke zin is de retorica tegenhanger van de dialectiek? Hier wordt de inhoud van deelvragen 1, 2 en 3 gecombineerd en een nieuw beeld van de retorica geschetst.

5. Waar kunnen we nog hedendaagse voorbeelden vinden van retorica en dialectiek samen? In dit laatste hoofdstuk wordt een hedendaagse toespraak in verband gebracht met de retorica en de dialectiek.

Gaandeweg zal in de hoofdstukken mijn onderzoeksvraag worden beantwoord. In de conclusie vormt mijn antwoord de aanleiding tot enkele gedachten over mogelijke gevolgen en het belang voor de filosofie en de beeldvorming rond retorica.

Page 11: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

7

Hoofdstuk 1: Vertegenwoordigers van de dialectiek voor Sokrates

a. Korte inleiding in het ontstaan van de welsprekendheid Voor Aristoteles, held onder de retoricafanaten, en ook voor de beroemde Sokrates waren er nog talrijke andere knappe koppen in het oude Griekenland die zich bezighielden met welsprekendheid - beginnend in de vijfde eeuw voor Christus. Athene stond onder democratisch bewind. De Atheense (mannelijke!) burger moest beschikken over een sterk staaltje overredingskracht om de meerderheid van de ‘regering’ aan zijn kant te krijgen en daarmee invloed te kunnen uitoefenen op het bestuur.

Corax en Tisias Volgens de overlevering was de eerste die een handboek opstelde voor welsprekendheid Tisias (Kennedy, 1959), gevestigd op Sicilië, leerling van Corax van Syracuse. Corax was advocaat en had daarom kennis van overtuigen, die hij probeerde over te brengen op zijn leerling. Het handboek mag dan wel zijn ontstaan in een juridische context, de behoefte aan welsprekendheid kwam voort uit de politieke macht. Dit politieke aspect vinden we bij de sofisten.

b. Sofisten Dankzij Tisias worden de dimensies van het onderwijs in welsprekendheid verruimd. Niet alleen in de politiek, ook in de rechtsspraak gaat het overtuigen een steeds grotere rol spelen. Omdat iedereen met een rechtszaak te maken kan krijgen, bieden rondtrekkende leraren hun mogelijkheden aan tegen betaling, waarbij onderwijs in welsprekendheid een belangrijk onderwerp is. Belangrijk om te vermelden is dat dit onderwijs een praktisch doel had – het was (min of meer) direct te gebruiken in het gerecht of in de politieke vergaderzaal. Enkele rondtrekkende leraren begonnen echter met filosofie: standpunten werden omgebouwd tot vragen, waardoor de aangevallene het standpunt eerder moest beantwoorden dan kon bestrijden. Deze leraren waren sofisten. Bedenk dat in deze strijd van woorden het er niet per se om ging om gelijk te hebben, maar te krijgen.

Gorgias Een van de belangrijkste sofisten, waarnaar ook nog verwezen wordt in een heel boek van Plato, is Gorgias (480 – 376 v. Chr.) (Wardy, 1996). Aan hem worden de eerste beginselen van retorica toegeschreven, die directe invloed zouden hebben op Athene en haar latere filosofen. Belangrijk is hier dat Gorgias degene was die van filosofie in de welsprekendheid zijn werk maakte. Bekend werd hij door zijn stijleffecten die hij toepaste in zijn toespraken, zoals antithesen (tegenstellingen), beroemd door zijn paradoxaal encomium (ἐγκώμιον, ironische lofrede). Zijn encomium was gewijd aan Helena, de vrouw die volgens de heersende mening de Trojaanse oorlog was begonnen. Gorgias’ leerlingen moesten aantonen dat Helena niet schuldig was aan de oorlog, waarmee Gorgias duidelijk bewees dat welsprekendheid enkel een menselijke kracht is – geen losstaande wet. Het bijzondere aan deze lofrede is vooral de macht van iemand die het klaarspeelt Helena onschuldig te verklaren aan de hand van juiste argumenten, stijleffecten en uitstraling. Het juridische aspect (onschuldig of schuldig) was niet het belangrijkste: de welsprekendheid was het uitgangspunt, waarmee de spreker het publiek op zijn hand kon krijgen. Dit encomium was een belangrijk punt voor de latere retorica. Hieronder volgt de vertaalde tekst (Gorgias, 1996), die zal worden uitgelicht met opmerkingen en uitleg (de geïnteresseerde kan de complete tekst lezen – anders wordt aangeraden om alleen de gearceerde stukken te bekijken).

Page 12: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

8

Orde is voor de stad grootsheid van haar mannen, voor het lichaam schoonheid, voor de ziel wijsheid, voor het handelen voortreffelijkheid en voor het woord waarheid;

Deze bijzondere speech begint al bijzonder op het gebied van stijl: een opsomming zonder voegwoorden, oftewel een asyndeton. Tegenstellingen worden aangescherpt, namelijk het verschil tussen bijvoorbeeld het lichaam, de ziel en het handelen.

--bij het tegendeel hiervan heerst ordeloosheid. Zowel man als vrouw, zowel woord als daad, zowel stad als handeling moet men, als ze lof verdienen, lof toezwaaien, maar als ze dat niet verdienen, kritiek geven. Want het is evenzeer een misstap als een misgreep te berispen wat loffelijk is en te loven wat laakbaar is. (2) Een man moet wat nodig is naar behoren zeggen en ook de critici van Helena weerleggen. Over deze vrouw is eensluidend en eensgezind het oordeel van wie naar dichters luistert als ook de faam van haar naam, die tot het symbool van ongeluk is geworden. Maar ik wil in mijn rede een redenering geven en haar daarmee, ondanks haar kwade roep, vrijpleiten van de schuld die op haar rust en aantonen dat haar critici het verkeerd hebben, aangeven wat de waarheid is en hen afhelpen van hun onwetendheid.

Einde inleiding, waarbij meteen het doel van de rede duidelijk wordt, het bewijzen van Helena’s onschuld. Belangrijk om op te merken is dat Gorgias niet alleen haar onschuld wilt bewijzen, maar ook de voorgangers aanspreekt ‘en aantonen dat haar critici het verkeerd hebben’. Het gaat hier om een directe aanval, niet meer om enkel de bewijsvoering en bescherming van Gorgias of Helena zelf.

(3) Dat de vrouw over wie deze rede gaat, van nature en geboorte behoort tot het beste van het beste aan mannen en vrouwen, is niet onduidelijk, en dat voor niet weinigen. Duidelijk is immers dat ze als moeder Leda heeft, en als vader feitelijk een god, maar naar verluidt een sterveling: Zeus en Tyndareos. De ene werd ervoor aangezien omdat hij het was; de ander kreeg de naam omdat hij het zei. En de ene was de machtigste onder de mensen; de andere heer en meester over alles. (4) Uit zulke ouders geboren, verkreeg zij dan ook een godengelijke schoonheid, die ze ontving en die niemand ontging. Bij zeer velen wekte zij zeer felle liefdesverklaringen op; met dat ene lichaam bracht zij vele lichamen op de been van mannen, groots op grote dingen. Sommigen van hen bezaten grootheid in rijkdom, anderen vermaardheid van oude adel, weer anderen de flinkheid van eigen kracht of het vermogen van verworven wijsheid: allemaal kwamen ze, in de ban van heerszuchtige liefde en ontembare eerzucht. (5) Wie nu zijn liefde tot vervulling bracht en de hand van Helena kreeg, en waardoor, en hoe, zal ik niet vertellen. Want aan wetenden dat wat ze weten vertellen, vindt wel geloof, maar brengt geen plezier. Ik sla in mijn rede die tijd van toen nu over en ga door naar het begin van de rede die gaat komen. Daarin geef ik de oorzaken aan die waarschijnlijk tot Helena’s tocht naar Troje hebben geleid. (6) Het is namelijk òf door beschikking van het toeval, schikking van de goden en besluit van het noodlot dat ze deed wat ze deed, òf doordat ze met geweld was geschaakt, `pfdoor woorden overreed, òf door liefde bevangen. Welnu, als het is vanwege het eerste, heeft degene die haar beschuldigt een beschuldiging verdiend. Immers, je kunt nooit een goddelijke voorkeur door menselijke voorzorg tegengaan.

Het eerste belangrijke argument in de lofrede aan Helena, waarbij voor het eerst niet de persoon verantwoordelijkheid krijgt voor zijn of haar daden, uiterlijk enzovoort, maar een god.

Page 13: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

9

Daarbij moet worden gezegd dat er geen schuld wordt toegekend. Maar wat een god wil, kan niet worden verhinderd door de mens. Helena de verantwoordelijkheid geven voor de daden van een god is dus niet eerlijk. In het Grieks: θεου γαρ προθυμιαν ἀνθρωπινῃ προμηθιᾳ ἀδυνατον κωλυειν (Schirren & Zinsmaier, 2003). Groen gemarkeerd: de twee woorden (een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord) die uit elkaar zijn geplaatst, oftewel een hyperbaton. Dit zorgt voor nadruk op beide woorden (de wil en onmogelijk).

Van nature wordt niet sterk door zwak tegengewerkt, maar zwak door sterk beheerst en bestuurd: sterk leidt, zwak volgt. Een god is sterker dan een mens, in kracht, in wijsheid, en in al het andere. Als dus de schuld ligt bij het toeval en bij de godheid, dan moet Helena zeker worden verlost van haar slechte reputatie.

De conclusie: de schuld van de god of het lot betekent dat Helena van haar schuld moet worden verlost.

(7) Als ze met geweld is geschaakt, onwettig gedwongen, onrechtmatig overweldigd, dan heeft natuurlijk de schaker ofwel belager onrecht begaan, maar de geschaakte ofwel belaagde ongeluk ondergaan. Een barbaar die een waagstuk waagde dat barbaars is, in woord, naar wet en metterdaad, heeft het verdiend om in woord schuld, naar wet schande en metterdaad straf te krijgen! Maar de overweldigde, de van haar vaderland beroofde, de van haar vrienden verweesde,? -zij heeft toch eerder recht op medelijden dan op kwaadsprekerij?

Gorgias maakt hier gebruik van een ook nu nog welbekend stijlmiddel: de retorische vraag. Hij is aangekomen bij zijn tweede argument (als Helena is ontvoerd door kracht, beroofd van vaderland en vrienden, dan ligt de schuld bij de ontvoerder - voor de onwetenden onder ons, deze ontvoerder heet Paris). Op de vraag die uit dit argument volgt wordt geen antwoord verwacht: hoe kan ze geen medelijden krijgen, enkel haat?

Want hij deed, maar zij leed ellendige dingen; dus kunnen we met recht haar beklagen en hem haten. (8) Als het woord haar heeft overreed en haar ziel heeft misleid, dan is het ook op dit punt niet moeilijk haar te verdedigen en de beschuldiging teniet te doen, en wel als volgt. Het woord is een machtig heerser. Met een heel klein en onzichtbaar lichaam verricht het de meest goddelijke daden: want het heeft de macht angst te stoppen, smart te stillen, blijdschap te wekken en medelijden te verdiepen.

Aangekomen bij het derde argument (overreding van haar ziel), brengt Gorgias een belangrijk punt naar voren, die een van de ‘kunsten’ van de dialectiek beschrijft. Het woord is namelijk klein, niet zichtbaar, maar verricht grootse daden: het kan angst stoppen (…) en blijdschap wekken. In het Grieks: δυναται γαρ και φοβον παυσαι και λυπην ἀφελειν και χαραν ἐνεργασασθαι και ἐλεον ἐπαυξησαι. Groen gemarkeerd: veel voegwoorden, oftwel een polysyndeton. Dit stilistisch middel benadrukt de mogelijkheden van de ‘overreding’.

(9) Dat dit zo is, zal ik aantonen. Ik moet dit voor mijn toehoorders met een gangbare mening aantonen. Dichtkunst, die ik in haar geheel beschouw en bestempel als ‘taal in metrum’, vervult toehoorders met rillen en beven van angst, droefheid en tranen van medelijden, weemoed en smart van verlangen: bij het wel en wee van andermans daden of lichaam lijdt de ziel door de woorden, een ‘eigen’ leed. Laat ik nu overstappen van het ene op het andere argument.

Page 14: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

10

(10) Bezielde bezweringen door middel van woorden verschaffen genot en verwijderen smart. Want als de kracht van de bezwering zich mengt met de mening van de ziel, benevelt zij haar, doet haar zwichten, verandert haar door toverij. Bij toverij en magie vindt men een tweetal vormen, te weten: misvatting van de ziel en misleiding van mening.

Deze interessante opmerking Gorgias slaat niet bepaald op het verdedigen van Helena’s onschuld. Hij gaat namelijk verder in op de kracht van overreding, waarbij hij twee methodes van ‘foutieve’ overreding benoemt: eentje die ingaat op de fouten van de ziel (het karakter) en eentje die ingaat op het misleiden van de mening.

(11) Tallozen overreedden en overreden tallozen in talloze zaken door het opstellen van een bedrieglijke rede! Want als iedereen zich alles van het verleden herinnerde, van het heden doorzag en van de toekomst voorzag, was het woord niet even machtig. Maar in feite is het zo: noch de herinnering aan iets uit het verleden, noch de beschouwing van iets uit het heden, noch het voorgevoel van iets toekomstigs is gemakkelijk bereikbaar. Het gevolg is dat de meeste mensen inzake de meeste zaken mening tot hun raadsman maken.

Gorgias gaat hier verder in op het voorafgaande, namelijk dat mensen zich niet ten volle het verleden kunnen herinneren, het nu kunnen begrijpen of de toekomst kunnen voorspellen. Daarom gebruiken ze hun meningen om zichzelf (hun ziel) te adviseren. Als deze dus door leugenachtige overreding (zie de benoemde methodes) wordt ‘verpest’, zullen ze dus instabiel worden (zie de volgende zin).

Maar mening is hachelijk en wankel en bezorgt zo degenen die er gebruik van maken hachelijk en wankel succes. (12) Welnu, waarom zou het dan niet onmogelijk zijn dat Helena onder invloed kwam van woorden, evenzeer tegen haar zin als wanneer ze was geschaakt door geweld van overweldigers? Want door overreding raakte zij buiten zinnen, Inderdaad mag overreding er dan niet uitzien als dwang, ze heeft wel hetzelfde vermogen. Want het woord dat overreedt, dwingt de ziel die het overreedt tot aanvaarding van het verwoorde en instemming met het gedane. Dus de man die overreedde, oefende dwang uit en beging daarmee onrecht; de vrouw die werd overreden, werd door het woord gedwongen en heeft daarmee zonder reden een kwade roep.

Dit is de conclusie: degene die de ander ompraat is fout, degene die is omgepraat is ten onrechte beschuldigd.

(13) Als overredingskracht zich bij het woord voegt drukt zij naar believen een stempel op de ziel. Dit valt ten eerste op te maken uit de uitspraken van hemelbeschouwers: zij ruilen opvatting tegen opvatting in (de ene verwerpen ze, de andere omarmen ze) en voeren de mening zo het onvatbare en onzichtbare voor ogen. Ten tweede uit wedstrijden waarin men zich van woorden moet bedienen: een grote groep kan worden behaagd en overreed door één enkele rede, omdat ze vakkundig is geschreven, niet omdat ze waarheidsgetrouw is gesproken. Ten derde uit filosofische redetwisten, waaruit blijkt hoe snelheid van inzicht ook gemakkelijk verandering brengt in op overtuiging gebaseerde mening.

Opnieuw wordt niet Helena in het middelpunt gesteld, maar de macht van het woord. Gorgias spreekt over drie redes die de ziel vormen:

1. De rede waarin de vorige mening opzij wordt gezet en een andere mening ervoor in de plaats komt (wetenschappers).

2. De rede die kunstzinning is geschreven maar niet bedoeld voor waarheid (politiek).

Page 15: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

11

3. De rede van concurrerende argumenten, die de snelheid van het denken laat zien en de geloofwaardigheid van de mening veranderlijk maakt (filosofen).

Deze drie punten hebben een ‘trapje’:

1. Op traptrede één staat de vaste mening. Deze kan worden weggelaten en vervangen door een andere mening.

2. De veelvuldige mening. Deze is in grote aantallen te vinden, maar hierbij doet de waarheid er niet toe.

3. De veranderlijke mening. Te vinden in grote aantallen. Hierbij gaat het wel om de waarheid wegens het denkproces dat eraan voorafgaat.

Deze reeks vormt een climax, waarmee Gorgias zijn voorkeur voor laatstgenoemde rede onderstreept.

(14) De verhouding tussen de macht van het woord en de samenstelling van de ziel is dezelfde als die tussen de samenstelling van een geneesmiddel en de staat van het lichaam. Want zoals bepaalde middelen bepaalde sappen uit het lichaam drijven en sommige een eind aan een ziekte maken, maar andere aan het leven, zo is het ook met woorden: sommige brengen verdriet, andere genoegen, andere jagen angst aan, weer andere doen hun toehoorders moed vatten of bedwelmen en betoveren hun ziel met een kwalijk soort overreding. (15) Welnu, dat Helena indien zij door het woord werd overreed geen onrecht deed maar ongeluk leed, dat is nu uitgelegd. De vierde mogelijke verklaring zal ik in het vierde deel van mijn rede bespreken. Wanneer het namelijk Eros is die dit alles heeft gedaan, zal zij zonder moeite ontsnappen aan verantwoordelijkheid voor de vermeende misstap. Want wat wij zien, bezit niet de eigenschappen die wij graag willen, maar die elk ding nu eenmaal heeft; en door het zien wordt de ziel gevormd tot in haar wezenstrekken toe.

Het vierde argument: als het liefde (Eros) was die ervoor zorgde dat Helena vertrok, kan het ook niet haar schuld zijn. Het zicht liegt de ziel voor. We vullen namelijk zelf in wat we zien, niet wat het ‘zien’ ons biedt.

(16) Meteen bijvoorbeeld als oorlogvoerders zich ten oorlog met oorlogstuig van brons en ijzer wapenen (afweer voor de één, beschutting voor de ander) – bij de aanblik hiervan raakt het zien in verwarring en verwart het de ziel. Daarom slaan mensen vaak verbijsterd op de vlucht wanneer gevaar ophanden is. Want het is een krachtige veronachtzaming van de wet die in hen vaart door de angst bij die aanblik. Wanneer die aanblik zich voordoet, maakt hij dat men zowel het eerbare bepaald bij de wet als het achtbare gelegen in recht veronachtzaamt. (17) Ja, menigeen verliest bij die aanblik van iets angstaanjagends ogenblikkelijk zijn tegenwoordigheid van geest; zozeer verdooft en verdrijft angst het denken. Velen vallen dan ten prooi aan zinloos gepieker, ernstige ziektes, heilloze waanzin; zozeer grift ons zien beelden van geziene gebeurtenissen in de geest. Veel dingen die ons vrees inboezemen, laat ik nu weg, maar het weggelatene komt overeen met het wel genoemde. (18) Aan de andere kant echter geven schilders, wanneer ze uit vele kleuren en gestalten één gestalte en gedaante volmaakt produceren, genoegen aan ons zien. Het maken van een standbeeld, het vervaardigen van een godenbeeld bezorgt de ogen een prettige kwaal. Zozeer brengt van nature het één voor ons zien verdriet, het andere verlangen. Veel doet velen naar veel begeren en verlangen, naar handelingen en lichamen.

Page 16: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

12

(19) Als nu dus Helena’s oog behagen vond in Alexanders lichaam, en zo haar ziel het enthousiasme en de woelingen van Eros gaf, wat is daar vreemd aan? Als Eros een god met een goddelijke godenmacht is, hoe zou de zwakkere dan in staat zijn hem te weerhouden of weerstreven?

Opnieuw gebruik van het stilistisch middel retorische vraag. Als haar ogen de ziel bedwelmden en als liefde, een god, haar had voorbestemd, hoe kon zij zich er dan tegen verweren?

Als hij echter een menselijke ziekte en zielswaanzin is, moet het niet als onfatsoenlijkheid veroordeeld maar als ongelukkigheid beoordeeld worden. Want het ging zoals het ging: door zwakte van ziel, niet sterkte van wil; door dwang van Eros, niet bewuste opzet. (20) Hoe kan de kritiek op Helena nu nog rechtvaardig heten? Zij was hetzij in liefde ontvlamd, hetzij door het woord overreed, hetzij met geweld geschaakt, hetzij door goddelijke dwang gedwongen toen zij deed wat zij deed. Hoe dan ook ontkomt ze aan haar verantwoordelijkheid!

Samenvatting die de onschuld van Helena bewijst: de liefde, de overreding, de ontvoering of de wil van een god.

(21) Ik heb in mijn rede de slechte reputatie van de vrouw weggenomen en me gehouden aan de opzet die ik aangaf aan het begin van mijn rede. Ik probeerde hierbij onrechtvaardige kritiek en onwetende mening teniet te doen. Mij stond voor ogen de rede te schrijven als lof van Helena en als spel voor mij.

Page 17: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

13

Hoofdstuk 2: De verschillen tussen Aristoteles’ retorica en de

dialectiek In het vorige hoofdstuk zijn de kenmerken van de dialectiek uitgelicht, onder andere aan de hand van het encomium van Helena, geschreven door de sofist Gorgias. In dit hoofdstuk zullen enkel de verschillen tussen de kenmerken van de dialectiek en die van de retorica worden beschreven.

a. De periode tussen de dialectiek en het verschijnen van Aristoteles’ retorica Zoals eerder vermeld, wordt de dialectiek lijnrecht tegenover de retorica gesteld (Wikipedia, Dialectiek, z.d.). Dit is niet vreemd gezien de historische ontwikkelingen die zich voordeden voordat Aristoteles zijn boek uitbracht.

Sokrates Hoe Sokrates aan zijn eind kwam is niet ‘gewoon’: zijn dood had alles te maken met zijn eigen overredingskunst. Sokrates was een wijs man en stelde velen in Athene scherpe vragen over (voornamelijk) hun doen. Was degene die beweerde wijs te zijn wel echt wijs? Dit riep natuurlijk weerstand op van de belangrijke mannen van de stad. Hoe durfde Sokrates te beweren dat zij niet wijs waren, en hij wel? Sokrates probeerde dit recht te zetten met de volgende bewering: ‘Ik weet dat ik niks weet’ Dit riep veel verwarring op. Door anderen te ondervragen of ze wel echt wijs zijn probeer je toch alleen te bewijzen dat jij wél wijs bent?

De Apologie

Sokrates kwam terecht in de vergaderzaal van Athene (een toentertijd democratisch stelsel, zie deelvraag 1), waar hij zichzelf moest verdedigen. Hij werd beschuldigd van het bederven van de jeugd – door zijn vele vragen die leidden naar het nadenken over wijs zijn, etcetera – en godslastering (hij beweerde dat hij een soort ‘engeltje op zijn schouder’ (δαιμων ) had die hem toefluisterde wat hij wel en niet moest doen – dit stond tegenover de Griekse religie, waarin vele goden werden aanbeden). Sokrates ging als volgt te werk. Hij vertelde dat een orakel had verteld dat Sokrates de wijste van allen was, en omdat hij dat niet geloofde stelde hij een onderzoek (ἐλεγχος) in. Hij bezocht alle lagen van de bevolking: de politici, de dichters en de handwerkers. Maar telkens ontdekte hij (naar eigen zeggen) dat deze mensen deden alsof ze wijs waren en van alles wisten over wat ze deden, maar in feite niets wisten. Sokrates daarentegen, deed niet alsof hij alles wist. Hij wist dat hij niks wist en hoefde zich daarom geen zorgen te maken of hij nou wel wijs was of niet – en dat maakte hem juist wijs. Sokrates probeerde dus de onomstotelijke waarheid aan het licht te brengen. Tijdens zijn speech maakte hij echter meer vijanden dan vrienden. Gevolg: de doodstraf werd hem opgelegd. Sokrates verzette zich er niet tegen: als het democratisch stelsel het zo wil, zo zal het geschieden. Deze gebeurtenissen zijn vastgelegd in de Apologie, geschreven door zijn leerling Plato.

Page 18: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

14

Sokrates en de sofisten Waarom stond Sokrates nou zo tegenover de sofisten?

Overeenkomsten

In het algemeen zijn er tussen beide partijen veel gelijkenissen te ontdekken. Wat betreft de filosofie in de toespraken en het gericht zijn op de gedragingen van de mens, zie Helena in deelvraag 1 en het bezoek aan de politici en anderen door Sokrates: Helena die meeging met Paris naar Troje en Gorgias’ onderzoek naar haar motieven van dit gedrag en Sokrates’ onderzoek naar het gedrag van de politici, dichters en handwerkers wat betreft hun ‘wijsheid’.

Verschillen

Het grote verschil ligt echter in de invulling van deze toespraken. Gelijk krijgen was de prioriteit van de sofisten, gelijk hebben van Sokrates. De waarheid aan het licht brengen was dus bij de een niet van belang en bij de ander juist wel.

Objectieve of veranderlijke waarheid?

Dit is beter te begrijpen als je kijkt naar de verdere filosofie van de sofisten en Sokrates (‘buiten’ de dialectiek en retorica om). Sokrates geloofde dat de waarheid een algemeen geldend begrip was, waaraan niet viel te twijfelen: de mens had geen invloed op de waarheid, de waarheid wel op de mens. Deze invloed probeerde Sokrates dan ook te gebruiken in zijn toespraken en in zijn scherpe ondervragingen. De losstaande waarheid moest mensen tot inzicht laten komen. ‘Ik kan mensen niet iets onderwijzen, ik kan ze alleen laten denken.’ Zoals Sokrates wist dat hij niks wist, begreep hij ook dat hij met dit ‘onweten’ onmogelijk in staat was om de mensen iets te onderwijzen. Hij kon ze enkel helpen met vragen, om ze te laten denken en zelfkennis op te doen, om onjuiste waarheden te kunnen vermijden. De sofisten waren het niet eens met deze filosofie. Zij namen het tegenovergestelde standpunt in: de waarheid was veranderlijk, iets wat door iedere persoon anders kon worden ingevuld. Dat is ook begrijpelijk: voor de mensen in Nederland komt de zon in de ochtend op, maar op precies datzelfde tijdstip gaat deze onder aan de andere kant van de wereld. Wat is dan de waarheid? Gaat de zon op of onder? Daarmee probeerden de sofisten aan te tonen dat je zelf de waarheid dus kon bewerken. Hiermee veranderde dus ook het doel van de toespraak tussen beide partijen.

Gelijk hebben of gelijk krijgen?

Sokrates wilde met zijn toespraak de waarheid aan het licht te brengen, in de beschreven toespraak hierboven (de Apologie) namelijk via een onderzoek, om de uitspraak van het orakel als juist of onjuist te bestempelen. Uit zijn onderzoek bleek dat het orakel gelijk had. Sokrates legde dus de nadruk op het hebben van gelijk – aan de uitspraak van het orakel viel niet te tornen. Gorgias echter stond achter de theorie van de veranderlijke waarheid. Gelijk hebben was onmogelijk, want de waarheid is voor iedereen anders in te vullen. Het was juist zaak voor de sofisten, die au fond praktisch waren ingesteld, om gelijk te krijgen – dus om zoveel mogelijk mensen aan jouw zijde te krijgen. Dit doel - zoveel mogelijk mensen aan jouw zijde krijgen - leidt terug naar de oorsprong van de dialectiek, om je te kunnen vertegenwoordigen in een vergaderzaal of rechtbank (praktisch!). Je kunt bijvoorbeeld schuldig zijn aan een diefstal (de dader is vergeten te betalen, dus geen diefstal, de winkelier ziet de dader zonder te betalen weggaan, dus wél diefstal). Als je je goed kon verdedigen, kon je zoveel mogelijk mensen voor je winnen om je gelijk te krijgen en liep je geen straf op.

Page 19: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

15

Een bekende uitspraak van Gorgias gaat dan ook als volgt: ‘De waarheid bestaat niet, en als er toch waarheid is, dan kan die niet worden gezegd.’ Dit is, zoals bekend, ook tegenovergesteld aan de filosofie die Sokrates met zich meedroeg (zie hiervoor, Objectieve of veranderlijke waarheid?). Gorgias volgde de filosofie dat ‘algemeen geldende begrippen’ niet bestonden: de realiteit was juist veranderlijk. Dit deed Gorgias aan de hand van drie stappen.

1. Niets bestaat de waarheid bestaat niet. 2. Als er iets bestaat, is het onmogelijk voor de mens dit te bevatten. 3. Als het toch te bevatten is, is het onmogelijk dit te communiceren deze twee laatste

stappen vatten ‘en als er toch waarheid is, dan kan die niet worden gezegd’ samen. Waarom de waarheid niet bestond en waarom deze, als die wel bestond, niet kon worden gezegd, is terug te zien in de praktijk – bijvoorbeeld in de politiek. Voor een ieder was de waarheid anders. Bijvoorbeeld in de kwestie hoe om te gaan met het staatsgeld. Volgens de een moest er meer worden geïnvesteerd in het leger, voor de ander in de openbare wegen. De waarheid zat dus overal en tegelijkertijd nergens in. Daarnaast – áls er een waarheid bestond over hoe het geld moest worden gespendeerd, dan was dit onmogelijk te vertellen aan de ander, aangezien voor de ander de waarheid alsnog anders kon worden geïnterpreteerd (veranderlijkheid) Sokrates vond de houding van de sofisten tegenover de welsprekendheid onvoldoende: de waarheid en de ethiek, die Sokrates juist zo belangrijk vond, werden zo ondergeschikt gemaakt. Het menselijk gedrag kon alleen worden beoordeeld met ‘algemeen geldende morele maatstaven’, niet met een waarheid die in ieders ogen anders lag. Met welsprekendheid macht uitoefenen op mensen was niet de juiste houding tegenover deze overredingskunst. Deze was namelijk enkel bedoeld om de waarheid aan het licht te brengen, mensen zelfkennis bij te brengen.

Plato Plato was een directe leerling van Sokrates. In zijn boek Gorgias schreef hij over de sofisten en Sokrates, die met elkaar in discussie gaan. In dit boek wordt verder verduidelijkt wat de verschillen zijn tussen Gorgias en Sokrates. Het eerste is dat in hun gesprek Sokrates de sofisten hen niet schijnt te overreden (to persuade, πειθειν), wat Gorgias met name doet (zie Encomium). In zijn encomium overreedt hij de luisteraar met argumentatie, ook aan de hand van retorische vragen. Het tweede verschil is voornamelijk de macht uitoefenen in een gesprek. Sokrates heeft een filosofie die uitgaat van het goede van de mens, met de bekende uitspraak:

It is better to suffer injustice than to do it, and it is better to submit to punishment if one is unjust than to get off scot-free.

Ofwel: het is beter onrecht te ondergaan dan het uit te voeren, en voor iemand die onrechtvaardig is, is het beter zich aan een straf te onderwerpen dan vrij uit te gaan. (Benardete, 2009). Deze uitspraak is het tegenovergestelde van wat de sofist deed: deze, met zijn pragmatische instelling, wilde juist vrijuit gaan of onrecht vermijden, in de rechtspraak of politiek. Dit zien we terug als we kijken naar waar Sokrates zich de laatste momenten van het leven zich bevond – namelijk in een rechtszaak. Het was aannemelijk dat hij zich zou willen verdedigen en het onrecht wilde tegengaan door zich te verdedigen en hoe dan ook de doodstraf vermijden. Sokrates verdedigt zich wel, maar hieruit blijkt niet dat hij het doodvonnis wil ontlopen en de doodstraf wil

Page 20: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

16

mijden. Hij probeert de juryleden niet serieus op zijn hand te krijgen en na zijn veroordeling probeert hij niet te vluchten. In zijn apologie gebruikt Sokrates ook verder geen dwingend ‘persoonlijk’ materiaal – sterker nog, hij zegt niet eens de naam van de politicus die hij onderzocht op wijsheid. Sokrates beschrijft enkel zijn onderzoek en de daarbij komende ondervindingen. Tegenovergesteld daaraan is tijdgenoot Gorgias, die met dwingend materiaal (het ingaan op het geweten van de luisteraar) de onschuld van Helena probeert te bewijzen (‘Hoe kan de kritiek op Helena nu nog rechtvaardig heten? Zij was hetzij in liefde ontvlamd, hetzij door het woord overreed, hetzij met geweld geschaakt, hetzij door goddelijke dwang gedwongen toen zij deed wat zij deed. Hoe dan ook ontkomt ze aan haar verantwoordelijkheid!’) Kortgezegd, in het boek Gorgias probeert Plato Sokrates tegenover Gorgias te stellen, waarbij voornamelijk de invulling van hun redes aan bod komt en de daarbij komende filosofie.

b. Aristoteles’ retorica

Plato versus Aristoteles Wie was dan Aristoteles? Aristoteles was, kort gezegd, leerling van Plato. Hij gaf les op Plato’s Akademeia (een school voor aanstormende filosofen), waar hij onderwees in welsprekendheid. Hoewel Plato sterk in de voetsporen trad van Sokrates, week Aristoteles juist af van Plato’s filosofie. Zoals we hierboven zagen, schreef Plato zijn Gorgias en andere dialogen waaronder Phaedrus met het doel om onjuiste redeneringen aan te tonen en zijn (en Sokrates’) filosofie te verdedigen tegenover de sofisten. Op Plato’s school werd de redenaarskunst voornamelijk bestudeerd aan de hand van zijn dialogen. Maar Aristoteles week ook ditmaal af van Plato. Hij stelde zich minder negatief op tegenover de bestaande dialectiek. In zijn boek Retorica krijgt de welsprekendheid dan ook (opnieuw) een praktische vorm.

De retorica De welsprekendheid kun je volgens Aristotels vastleggen in vier aspecten:

‘De retorica staat in dienst van waarheid en recht, zij kan zich aanpassen aan het intellectuele niveau van het publiek, zij scherpt het analytisch vermogen door het beredeneren van twee kanten van dezelfde zaak, en zij is een algemeen menselijk middel tot zelfverdediging.’ (Huys, 2004)

Deze aspecten of functies leiden met het oog op retorica tot het overtuigen van een ander. Hierbij zijn drie begrippen van toepassing: ethos, pathos en logos.

Page 21: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

17

Aristoteles’ waarheid

De eerste vraag die wordt opgeroepen bij het aspect logos is welke ‘waarheid’ Aristoteles aanhing – was deze algemeen geldend of kon deze door iedereen anders worden ingevuld? Om dit te ontdekken, moeten we weer terug naar een andere tak van de filosofie: de kennisleer. De sofisten zien (zoals eerder gezegd over de waarheid) dat kennis relatief is, dat deze voor ieder mens anders is: voor de een gaat de zon op, voor de ander onder. Plato heeft (zoals we inmiddels weten) een andere visie. Hij zei dat we voor onze geboorte hebben kennisgemaakt met de ‘ideeën’: losstaande begrippen zoals ‘rechtvaardigheid’ en ‘waarheid’, die voor iedereen gelden en niet door ieder anders kunnen worden ingevuld. Na onze geboorte zijn we dit echter vergeten. We nemen in ons leven vervolgens dingen aan (meningen): enkel via filosoferen kan deze diepgewortelde kennis weer achterhaald worden. We zitten dus eigenlijk in een grot vol meningen en alleen buiten deze grot is de waarheid. Kennis is dus niet relatief. Aristoteles neemt echter aan dat een ‘afzonderlijk bestaan’ (transcendent, ‘overstijgend’) niet bestaat. De realiteit zit in de wereld om ons heen (immanent) – alle dingen moeten met ons verstand te begrijpen zijn. Kennis komt voort uit waarnemen en filosoferen, waaruit herinneringen en vervolgens ervaring ontstaan. Met deze kennis kunnen we zo ook tot de waarheid komen. We komen dus tot de waarheid via ervaringen, waardoor we leren hoe we iets als onwaar of waar kunnen bestempelen. En stél dat we tot de waarheid komen – wat kunnen we er dan mee doen? De potentie van waarheid is om deze over te brengen op mensen en hen te overtuigen (retorica!). Aristoteles zit dus een beetje tussen de sofisten en de klassieke filosofen in. Aan de ene kant beschrijft hij de kennis niet als iets anders voor iedereen (iets is waar of onwaar), aan de andere kant is kennis immanent. Het komt voort uit de dingen die voorhanden zijn op aarde, niet van buitenaf. Deze waarheid in de retorica is volgens Aristoteles onderdeel van de logos. De werkelijkheid wordt in een te begrijpen werkelijkheid geschetst met deze waarheid als sterkste argumentatie.

De aanpassing aan het intellectuele publieksniveau

Het is goed om in acht te houden dat de speech begrijpelijk is voor de luisteraar(s). Je aanpassen aan het niveau van het publiek is dus uitermate belangrijk.

Page 22: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

18

De toespraak is dus gericht op de praktijk. Maar Aristoteles geeft aan dat de ‘vorm’ die de speech dan aanneemt onvermijdelijk is – wat de verdere inhoud van de toespraak dan ook mag zijn. De vorm van de rede was nieuw in die tijd. Vóór deze tijd was bijvoorbeeld een inleiding niet echt van belang – deze werd wel gebruikt, maar niet gezien als iets wat nodig was om de mogelijkheid tot overtuigen te kunnen bereiken en kon dus te pas of te onpas worden weggelaten. Tegenover Gorgias is Aristoteles op dat gebied kritisch: ‘… omdat het [inleiding als vereiste] een slordige indruk maakt als ze ontbreekt, zoals in Gorgias’ lof voor de inwonders van Elis, waar hij zonder zichzelf of zijn publiek voor te bereiden ineens van wal steekt met “Elis is een gelukkige stad”’ (Retorica 1416 a1.)

In het Grieks: ...ὡς αὐτοκάβδαλα φαίνεται ἐὰν μὴ ἔχῃ. τοιοῦτον γὰρ τὸ Γοργίου ἐγκώμιον εἰς Ἠλείους: οὐδὲν γὰρ προεξαγκωνίσας οὐδὲ προανακινήσας εὐθὺς ἄρχεται “Ἦλις, πόλις εὐδαίμων”. (Ross, z.d.) ‘Autokabdala’ (paars gemarkeerd) betekent ‘gedaan met weinig zorg’. De vertaler heeft dit omgezet in een vrije vertaling met ‘slordige indruk’.

De strakke indeling die Aristoteles wilde invoeren ten behoeve van de luisteraar verschilde dus sterk van de sofisten. De nieuwe indeling van onderwerpen en de volgorde waarin deze werd gezet was vernieuwend.

Pathos versus logos

In de toespraak van Gorgias, deelvraag 1, is pathos een belangrijk aspect. Het ging voornamelijk om het gevoel van Helena (de liefde, de angst) te beschrijven en om het gevoel van de luisteraar te beïnvloeden. De argumentatie bevat niet alleen ‘keiharde waarheden’, maar vooral ook gevoelens:

Ja, menigeen verliest bij die aanblik van iets angstaanjagends ogenblikkelijk zijn tegenwoordigheid van geest; zozeer verdooft en verdrijft angst het denken.

Gorgias gebruikt dus in zijn conclusie emoties (ditmaal angst) waarom Helena niet begreep waar zij mee bezig was (‘sommigen die verschrikkelijke dingen hebben gezien, verliezen hun geweten’). Aristoteles verplaatst het zwaartepunt van pathos door in zijn eerste deel van Retorica eerst aandacht te schenken aan logos en daarna ethos, wat de rede een heel andere vorm geeft vanaf dat moment. Dit verschil plaatst Aristoteles dan ook opvallend naar voren, naar het begin van het eerste hoofdstuk:

‘Binnen deze vaardigheid [samenstellen van handboeken over welsprekendheid] vallen alleen de overtuigingsmiddelen, de rest is bijkomstig. Over de enthymema, die de kern vormen van de bewijsvoering, reppen zij met geen woord.’ (Retorica 1354 a12-13)

Ethymema

Wat zijn de enthymema, de term waarmee Aristoteles dus een verschil tussen welsprekendheid en dialectiek markeert? Zoals gezegd legt Aristoteles de nadruk op de logos, de redenering, die bestaat uit verschillende argumenten – de enthymeem, letterlijk ‘overweging’. Hier graag een omschrijving, en een verwijzing naar je woordenlijstje achterin.

Topoi

De argumenten kunnen uit verschillende ‘plaatsen’ worden gehaald (Grieks: topoi): a. Algemene argumenten. Deze waren altijd inzetbaar bij een bepaald onderwerp, in de

vergaderzaal, de rechtbank en tijdens een vrijblijvende speech;

Page 23: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

19

b. Bijzondere argumenten. Deze waren niet altijd inzetbaar bij een bepaald onderwerp. Ze moesten extra worden toegevoegd door de spreker, wat bij de spreker leidde tot een sterk karakter, creativiteit, kennis en (zelf)vertrouwen (ethos!).

De algemene argumenten waren dus inzetbaar op meerdere gebieden: de natuurwetenschappen, het recht, et cetera. De ‘morele argumenten’ die werden ingezet in het recht, konden ook in de natuurwetenschappen worden ingezet en stellingen van de natuurwetenschap konden worden ingezet in het recht. Sofisten maakten hier graag gebruik van, zoals in het Encomium van Gorgias. Deze neemt uit de wetenschap dat mensen die verschrikkelijke dingen hebben gezien niet in staat zijn helder na te denken. Hij zet deze stelling in bij een ander praktisch domein, namelijk het recht om Helena’s onschuld te bewijzen. De bijzondere argumenten waren echter nieuw. Aristoteles introduceert argumenten die alleen kunnen worden ingezet in een bepaald vakgebied met gevolg dat de spreker deskundig wordt:

‘(…) wanneer hij namelijk op fundamentele beginselen stuit, hebben we geen dialectiek of retorica meer, maar de wetenschap waarvan hij de beginselen heeft gevonden.’ (Retorica 1358 a25)

Aristoteles’ introductie tot de ‘bijzondere argumentatie’, die misschien ging afwijken van de retorica (overal inzetbaar – niet vast verbonden met een bepaalde tak van de wetenschap ofwel discipline), gaf wél aanleiding tot een verhoogd ‘charisma’ en dus ethos. Dialectiek bleef zich ‘beperken’ tot de mogelijkheid overal inzetbaar te kunnen zijn.

Syllogisme

Met deze argumenten bouwt de spreker achtereenvolgens een ‘syllogisme’. Een syllogisme bestond oorspronkelijk uit twee feiten waaruit een conclusie voortvloeide. Voorbeeld:

1. Mensen (A) zijn sterfelijk (B); 2. Sokrates is een mens (A); 3. Sokrates is sterfelijk (B).

Aristoteles bouwt dit syllogisme in de retorica om naar een ‘retorisch syllogisme’. Hierin laat hij een van de twee feiten weg, waardoor de luisteraar zelf moet nadenken of de conclusie juist is. Een (zelfbedacht) voorbeeld:

Mark Rutte is zeker niet thuis, want er is een debat in de Tweede Kamer. De luisteraar moet nu zelf bedenken dat Mark Rutte een politicus is en geacht wordt deel te nemen aan debatten – waaruit blijkt dat de getrokken conclusie (Mark Rutte is niet thuis) juist is. De uitspraak wordt dus een ‘algemeen aanvaarde opvatting’ ofwel aannemelijk.

‘(…) enthymeem als vorm van syllogisme, afgeleid uit een klein aantal overwegingen, dikwijls kleiner dan die van het klassieke syllogisme. Als er hiervan namelijk een bekend is, is het niet nodig deze uit te drukken: de toehoorder vult haar uit zichzelf aan.’ (Retorica 1357 a15-17)

In de enthymema maakt Aristoteles verder onderscheid tussen drie soorten syllogismen: waarschijnlijkheid, aanwijzing en een zeker teken.

1. De waarschijnlijkheid houdt in dat de conclusie wordt gebaseerd op het voorafgaande, waaruit het aannemelijk is dat de conclusie juist is. Voorbeeld:

De patiënt heeft een knobbel bij haar borst, ze zal dus borstkanker hebben. De knobbel is kenmerkend voor borstkanker, en omdat deze in de regel ook een kenmerk hiervan is, is de conclusie aannemelijk.

Page 24: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

20

2. De aanwijzing houdt in dat de conclusie wordt gebaseerd op het voorafgaande, maar de conclusie is niet aannemelijk of juist. Voorbeeld:

Ik adem zwaar, ik zal dus koorts hebben. Zwaar ademen is een kenmerk van koorts, maar zwaar ademen kan ook op andere dingen teruggaan, zoals hardlopen. De conclusie is dus niet aannemelijk.

3. Het zekere teken houdt in dat de conclusie wordt gebaseerd op het voorafgaande en de conclusie onvermijdelijk aannemelijk is. Voorbeeld:

De vrouw geeft melk uit haar borst, ze zal dus een kind hebben gebaard. Melk uit de borst geven is een kenmerk van een kind baren, en omdat deze gebeurtenis enkel plaatsvindt na het baren van een kind, is de conclusie hoe dan ook juist.

In de dialectiek werd in de Oudheid voor Aristoteles alleen gebruik gemaakt van de klassieke syllogismen, waarbij waarschijnlijkheid en aanwijzing de bovenhand voerden, zoals Gorgias in Helena’s encomium. Er is geen enkele zekerheid dat Helena om de genoemde redenen van Gorgias naar Troje is overgestapt: er wordt enkel gewerkt met waarschijnlijkheden en aanwijzingen (zoals de aanwezigheid van een god). De luisteraar neemt dus zo aan dat Helena onschuldig was aan de Trojaanse oorlog – deze conclusie is niet per definitie juist. Overigens wordt door enkele wetenschappers getwijfeld aan de vorm van dit ‘retorische’ syllogisme. In de tijd dat Aristoteles de Retorica had geschreven, had hij waarschijnlijk zijn formele logica nog niet geheel ontwikkeld, die ook terug te vinden is in dit syllogisme in de vorm van twee premissen en een conclusie. (Krabbe, 2002) Bij de beschouwing van Krabbe worden vele andere werken van Aristoteles in acht genomen. Echter, dit profielwerkstuk beperkt zich tot het boek Retorica.

Onafhankelijkheid van logos

Aristoteles vervolgt zijn verhaal met een negatieve houding tegenover de (veelgebruikte) pathos in toespraken:

‘Het in diskrediet brengen van tegenstanders en het opwekken van medelijden, boosheid en soortgelijke gevoelens hebben namelijk niets met de zaak te maken maar zijn gericht op de persoon van het jurylid (…) Het is immers ontoelaatbaar een jurylid naar je hand te zetten door hem op te stoken tot boosheid, afgunst of medelijden: dit zou erop neerkomen dat je de maatstaf waarmee je wilt meten eerst krom trekt.’ (Retorica 1354 a15-19 en a24-26)

Groen gemarkeerd: Aristoteles benadrukt dat het opwekken van gevoelens (pathos) niets met de werkelijke zaak te maken heeft. Dit is enkel logos. Pathos is enkel van nut om het publiek daarna verder mee te voeren. De logos moet niet afhankelijk zijn van de pathos. Paars gemarkeerd: hierin legt Aristoteles dus weer (indirect) uit dat je een redenering alleen als juist kan beschouwen als deze de goede argumentatie bevat – door zich bezig te houden met enkel gevoelens wordt het zicht op de redenering vertroebeld.

De logica

Aristoteles was als laatste bedoel je: ten slotte vernieuwend in het gebruik van de logica (afgeleid van het woord logos, dat woord, argument of rede betekent). Niet alleen was de logica toepasbaar in de bewering of de gevolgtrekking (het syllogisme), de logica was ook belangrijk in het wetenschappelijk bewijs. Alhoewel het wetenschappelijk bewijs terecht komt in ‘bijzondere argumenten’ van de topoi, en daarmee de retorica dus afdoet bedoel je: onderdoet voor de retorica? Of afbreuk doet aan de kracht van de retorica? (niet overal inzetbaar), maakt het wel veel uit voor de deskundigheid van de spreker.

Page 25: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

21

In de wetenschap wordt een theorie bevestigd of ontkracht door waarnemingen of metingen. Met een hypothese wordt het mogelijk een voorspelling te doen. De waarneming controleert de voorspelling en zorgt voor bewijs van waarheid. Nieuw bewijs betekent dus ook nieuwe hypotheses en daarmee ook nieuwe theorieën. Om tot de theorie of hypothese te komen, maakt Aristoteles gebruik van de wet van de uitgesloten derde: een uitspraak (hypothese) kan waar zijn of onwaar. Hierdoor wordt het mogelijk weer een nieuwe hypothese en nieuwe theorie op te zetten, als deze evident onwaar is. De wet van de uitgesloten derde wordt als volgt aangesloten aan de retorica: het verkeerd toepassen van de uitgesloten derde maakt het tot een drogreden, genaamd het ‘vals dilemma’: er wordt in de redenering gedaan alsof je maar uit twee dingen kan kiezen, terwijl er een derde (vierde etc.) keuze mogelijk is. Het wetenschappelijke bewijs maakt ontwikkeling en aanscherping mogelijk van theorieën en hypothesen, en daarmee de ontwikkeling van de wetenschap. Zo ook de retorica.

Het gebruik van retorica

Aristoteles vat vervolgens samen wat retorica is en het nut ervan: ‘Het nut van retorica berust op het feit dat de waarheid en recht van nature sterker zijn dan hun tegendelen: wanneer de uitspraak van een jury niet uitvalt zoals het zou moeten heeft een spreker deze nederlaag dus noodzakelijkerwijs aan zichzelf te wijten, wat afkeuring verdient.’ (Retorica 1355 a21)

Groen gemarkeerd: Aristoteles stelt dat de waarheid en het recht van nature sterker zijn. Dit is in contrast met de opvatting van de sofisten, die de waarheid enkel als ‘sterk’ beschouwden als die in het oog van de spreker en de luisteraar overeenkwamen. De waarheid kon niet uit zichzelf overtuigend genoeg zijn.

c. Verschil retorica en dialectiek Samengevat verschilt de retorica van de dialectiek in de volgende punten:

1. Er is een geldende waarheid (al is deze immanent) 2. Strakkere vorm van indeling van het betoog (bijvoorbeeld: de inleiding is noodzakelijk) 3. Nadruk leggen op logos met:

a. Topoi b. Retorische syllogismen ofwel enthymema

4. Onafhankelijkheid van logos a. Invoering van logica

5. De waarheid en het recht zijn van nature sterker.

Page 26: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

22

Hoofdstuk 3: De overeenkomsten tussen Aristoteles’ retorica en de

dialectiek In de vorige hoofdstukken zijn de kenmerken van de dialectiek uitgelicht en de verschillen tussen Aristoteles’ retorica en de dialectiek. In dit hoofdstuk zullen enkel de overeenkomsten worden beschreven tussen de retorica en de dialectiek.

a. Overeenkomsten inhoud Het kan niet gezegd worden dat de retorica compleet losstond van de dialectiek. Er waren wel degelijk overeenkomsten: onderdelen waar Aristoteles op teruggreep en in zijn waarde liet of waarop hij voortborduurde.

Pathos Ook al wijst Aristoteles in de eerste plaats het gebruik van pathos af, hij komt er ook weer - gauw genoeg - op terug. Pathos is en blijft een onderdeel van het betoog – al dan niet in een afhankelijkheidsrelatie met logos.

‘Overtuigen door middel van de toehoorders vindt plaats wanneer het betoog hun gevoelens opwekt.’ (Retorica 1356 a14)

In zijn deel 2, Middelen om te overtuigen, besteedt Aristoteles dan ook een zeer lang stuk aan het begrijpen en opwekken van gevoelens in betogen – langer dan aan het karakter van de betoger zelf. De uitleg van het gebruik in pathos wordt als volgt gegeven:

‘Maar omdat welsprekendheid haar doel vindt in een oordeel (…) moet een spreker niet alleen erop toezien dat de redenering verhelderend en overtuigend is, maar (…) de beoordelaar in een bepaalde gemoedstoestand te brengen. Het maakt voor het overtuigingsproces heel wat uit (…) dat de toehoorders de indruk hebben dat hij jegens hen op een bepaalde manier gestemd is, en als ook zijzelf op een bepaalde manier gestemd zijn.’ (Retorica 1377 b 20 – 29)

Aristoteles ontkent dus zeker niet het belang van het gebruik van pathos en het daarbij komende succes. Gevoelens van de toehoorders horen beheerst te zijn, om het gewenste gevoel ook op te roepen. Daarom ook is pathos opgenomen in de ‘heilige driehoek’ van Aristoteles – de ethos, pathos, logos.

Page 27: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

23

Overtuigingsmiddelen

Klassiek syllogisme en enthymeem

Zie voor de betekenis van deze termen deelvraag 2 en het lijstje achterin.

Bij Aristoteles worden de overtuigingsmiddelen en de manieren waarop men argumenten in een goed jasje kan steken, onderverdeeld zoals in het overzicht hierboven. Dit gebeurde ook in de dialectiek, alhoewel het enthymeem kenmerkend is voor Aristoteles. Er werd daarentegen wel gebruikgemaakt van inductie, syllogisme en het schijnbare syllogisme. Hieruit is het enthymeem voortgekomen.

‘Redevoeringen gebaseerd op voorbeelden zijn even overtuigend [als enthymema], maar die gebaseerd op enthymema oogsten meer bijval.’ (Retorica 1356 b 25)

Zoals vermeld in deelvraag 2, was het enthymeem nieuw en daarmee dus ook een vernieuwing van de retorica zelf. Echter, het enthymeem (retorisch syllogisme) kwam voort uit het klassieke syllogisme. De argumentatie van de retorica op zichzelf was dus niet nieuw.

Schijnbaar syllogisme en schijnbaar enthymeem

Naast de klassieke (juiste) syllogismen bestaan er ook schijnbare syllogismen: gevolgtrekkingen (conclusies) die juist lijken te zijn, maar dit niet zijn.

‘(…) gegeven dat het enthymeem een soort van syllogisme is, moet het noodzakelijkerwijs ook bij het enthymeem zo zijn dat het ene er echt een is, en het andere geen enthymeem is maar zich alleen zo voordoet.’ (Retorica 1400 b 35)

Hieruit blijkt dus dat ook het schijnbare enthymeem is voortgevloeid uit het schijnbare syllogisme, en dit op zichzelf dus ook geen uitvinding van Aristoteles is. Het schijnbare syllogisme werd ook gebruikt door de sofisten.

Sofisten

‘Voor dezen kwam hij als redder, voor die als wreker, voor alle Grieken samen als bevrijder’ – Isocrates, Euagoras 65-69 (geciteerd in Retorica 1401 a 10)

Isocrates was een sofist, en maakte in zijn taal op plaatsen waar meestal een syllogisme zou volgen een schijnbaar syllogisme. Door de twee aparte beweringen naast elkaar te zetten, lijkt het alsof er iets nieuws uit volgt, hoewel dat in dit geval helemaal niet zo is. Een ander voorbeeld van schijnbaar syllogisme door de sofisten vinden we in de al geciteerde passage van Helena’s encomium (zie deelvraag 1):

Page 28: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

24

‘Want het woord dat overreedt (A), dwingt de ziel die het overreedt tot aanvaarding van het verwoorde en instemming met het gedane (B). Dus de man die overreedde, oefende dwang uit en beging daarmee onrecht; de vrouw die werd overreden, werd door het woord gedwongen en heeft daarmee zonder reden een kwade roep (C).’

Hier hebben we te maken met een schijnbaar syllogisme, dat er schematisch als volgt uitziet:

A. Redevoering is de overtuiger van de ziel; B. De ziel wordt zo overtuigd de gezegde dingen te geloven/mee eens te zijn; C. Degene die redevoert doet dus verkeerd.

C vloeit niet direct voort uit A en B; B kan negatief uitpakken of positief. De conclusie in C is dus niet algemeen geldig voor A en B, en is dus een schijnbaar syllogisme.

Aristoteles

Alhoewel duidelijk is dat het schijnbare syllogisme – en het daaruit voortvloeiende schijnbare enthymeem – behoren tot de drogreden, wordt niet ontkend dat deze (mogen) worden gebruikt.

‘Tenslotte berust er net als in het sofistische debat een schijnbaar syllogisme op het verschil tussen in het algemeen, en juist niet in het algemeen maar in zeker opzicht (…) Net zo berust in de retorica een schijnbaar enthymeem op wat niet in het algemeen maar alleen in zeker opzicht waarschijnlijk is.’ (Retorica 1402 a 3 – 10)

Ook hier wordt opnieuw bevestigt dat ‘de algemene waarheid’ niet alleen voor de retorica bestaat.

Inductie en voorbeeld

Ook al oogsten enthymema meer bijval (de luisteraar denkt zelf na), het gebruik van voorbeelden is niet uit den boze bij Aristoteles. Een voorbeeld bevestigt een argument en is daardoor overtuigend, alhoewel de luisteraar nu enkel hoeft te luisteren.

Gorgias

Dat in de dialectiek graag gebruik werd gemaakt van het voorbeeld om een bepaald beeld te versterken, is terug te zien in Gorgias (deelvraag 1):

‘en door het zien wordt de ziel gevormd tot in haar wezenstrekken toe.’ Dit is de laatste zin van de alinea, waarop de volgende alinea voortborduurt:

Meteen bijvoorbeeld als oorlogvoerders zich ten oorlog met oorlogstuig van brons en ijzer wapenen (afweer voor de één, beschutting voor de ander) – bij de aanblik hiervan raakt het zien in verwarring en verwart het de ziel. Daarom slaan mensen vaak verbijsterd op de vlucht wanneer gevaar ophanden is. Want het is een krachtige veronachtzaming van de wet die in hen vaart door de angst bij die aanblik. Wanneer die aanblik zich voordoet, maakt hij dat men zowel het eerbare bepaald bij de wet als het achtbare gelegen in recht veronachtzaamt.

Het woord ‘zien’ (geel gemarkeerd) wordt in het voorbeeld (paars gemarkeerd) herhaald met ‘aanblik’ (tevens geel gemarkeerd). Het argument dat de ziel een eigen indruk ontvangt op zijn eigen manier door het zicht, wordt in het voorbeeld verduidelijkt. De voorbeelden die erbij horen kunnen inhoudelijk zeer uitlopend zijn, maar

Page 29: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

25

met het gebruik van woorden uit hetzelfde woordveld als zicht, of zelfs het herhalen ervan, maakt de aansluiting van het voorbeeld met het argument zeer hecht. Het voorbeeld wordt zo vanzelf overtuigend.

Aristoteles

Zelf houdt Aristoteles het vrij kort als hij het gebruik van voorbeelden behandelt. Belangrijk is dat voorbeeld een vorm is van inductie: een techniek van argumenteren die een aannemelijke conclusie oplevert (zie Gorgias). Argument en voorbeeld versterken elkaar dus. Het uitblijven van voorbeelden betekent dat ook de overtuigingskracht uitblijft.

‘Een voorbeeld vinden we wanneer van twee dingen die tot dezelfde klasse behoren het ene vertrouwder is dan het andere.’ (Retorica 1357 b 27-29)

Het gebruik van het argument blijft dus hetzelfde bij Aristoteles en Gorgias: het ‘abstractere’ argument wordt uitgelegd door het voorbeeld waarmee de luisteraar meer vertrouwd is. Het is een beeld waarbij het argument zijn ware betekenis krijgt, die het op zichzelf niet voldoende had.

Aanpassen aan het intellectuele publieksniveau Aristoteles wijst ons verder erop dat er in de argumentatie altijd ‘gegeneraliseerd’ moet worden.

‘Maar er is geen leervak dat het strikt individuele beschouwt: geneeskunde kijkt niet wat gezond is [voor het individu] (…) maar voor (…) zo en zo’n soort patiënten: dat is wat onder het vak valt (…) Zo zal de retorica niet afzonderlijk beschouwen wat aannemelijk is voor elk individu (…) maar wat aannemelijk is voor zo en zo’n soort mensen, net als de dialectiek’ (Retorica 1356 b 30-35)

Een betoog kan dus niet worden afgestemd op wat aannemelijk of waar is per individu, wel op een bepaalde groep individuen (‘zo en zo’n soort mensen’). Het verstand is bij iedereen ‘vertroebeld’ door zijn eigen mening, en elke mening is weer anders. In de argumentatie moet er dus hier en daar iets worden ‘verminderd’, zodat het raakvlak met de ideeën van de luisteraars wordt vergroot. Dit geldt ook voor de dialectiek. Uit de argumenten worden conclusies getrokken die nodig zijn voor het betoog en het versterken. Conclusies die verder uit de argumenten kunnen worden gehaald, maar niet versterkend werken, worden achterwege gelaten, aangezien de meningen daarover het betoog kunnen ondermijnen. De pragmatische inslag zit dus nog sterk in de retorica. Zoals we eerder zagen (in Deelvraag 2), is aanpassing aan het publieksniveau dus noodzakelijk, en kunnen uit eenzelfde betoog alsnog verschillende conclusies worden getrokken, gezien de diversiteit van het publiek. Denk om dit beter te begrijpen aan een betoog over kernenergie. Er zijn argumenten voor en tegen. In een betoog hierover door de directeur van een kernenergiefabriek tegenover de ondernemer zullen de conclusies uit de argumenten voor en tegen dus sterk neigen naar de argumenten voor, waarbij de conclusies uit de argumenten tegen worden afgezwakt. Omgekeerd zullen in het betoog van de leider van Greenpeace tegenover de leden van GroenLinks de conclusies uit de argumenten voor en tegen sterk neigen naar de argumenten tegen, waarbij de conclusies uit de argumenten voor worden afgezwakt.

‘Daarom moet je als spreker niet van alle opinies uitgaan maar van die van een bepaalde groep (…) het moet duidelijk zijn dat het beweerde inderdaad de opvatting is van hen allen of van de

Page 30: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

26

meesten hunner; en je moet gevolgstrekkingen niet alleen uit noodzakelijke waarheden maken maar ook uit waarheden die alleen in de meeste gevallen opgaan.’ ( Retorica 1395 b 31 – 1396 a 2.)

Zoals blijkt, is dat dialectiek en retorica overeenkomen in het aanpassen aan het publiek. Het belang van de conclusie weegt in de dialectiek even zwaar als in de retorica, doordat gebruik wordt gemaakt van de genoemde syllogismen. Ook moet het gebruik van de waarheid hier worden onderstreept. Zoals Aristoteles stond voor de losstaande waarheid (deelvraag 2), beweegt hij zich hier naar de waarheden ‘die alleen in de meeste gevallen opgaan’, en die met name door de sofisten werden gebruikt.

Weerlegging De laatste overeenkomst in Aristoteles’ retorica en dialectiek betreft het gebruik van de weerlegging. Al behandeld is het betoog als middel om te overtuigen. Nog niet behandeld is het gebruik van het betoog om te weerleggen. Dit gebeurde bij de sofisten in de rechtszaal: twee advocaten wisselen elkaar af als opponenten. Wat de ene advocaat zegt, hoort door de ander weer te worden weerlegd. Aristoteles schreef de retorica niet enkel voor de rechts- of vergaderzaal, ook voor ‘gezelschapsbetogen’. Ook hier blijven de weerleggingen niet uit. Waar de een zijn verhaal doet over de alles overwinnende liefde, is er een ander die de liefde verfoeit en het voorafgaande betoog tenietdoet. Dit is dan ook de reden dat weerlegging (hoewel kort) wordt vermeld. De weerlegging kan worden gevormd op dezelfde manier als het gestelde betoog: via klassieke syllogismen of de Aristotelische enthymema.

‘Tegenwerpingen kun je net als in dialectische debatten maken op vier manieren: je kunt uitgaan van de zaak zelf, van iets dat erop lijkt, van het tegendeel, of van bestaande oordelen.’ (Retorica 1402 a 35)

Als iemand uitgaat van de zaak zelf, kan de tegenwerping twee kanten op gaan:

1. De spreker doet een algemene uitspraak over het onderwerp; 2. De spreker doet een bijzondere uitspraak over het onderwerp.

(Zie topoi, deelvraag 2) Neem bijvoorbeeld de uitspraak dat het hebben van veel geld deugdzaam is. Een ‘algemene’ weerlegging richt zich op alles wat met bezittingen te maken heeft. Bezit omvat namelijk meer dan geld. De weerlegging zou kunnen zijn dat veel bezit leidt tot trots en zelfoverschatting, en dát zijn geen deugden. Een ‘bijzondere’ weerlegging richt zich op enkel ‘veel geld’. De weerlegging zou kunnen zijn dat als het hebben van geld altijd deugdelijk was, er geen sprake zou zijn van vriendjespolitiek of corruptie. Als je uitgaat van iets wat erop lijkt maak je een soort ‘parallelle constructie’. Zo zou je kunnen zeggen dat iemand die is geslagen tijdens zijn jeugd altijd verdriet met zich mee zal dragen. Als weerlegging zou je kunnen zeggen dat iemand zonder geslagen te zijn tijdens zijn jeugd ook altijd verdriet met zich mee zou kunnen dragen, want er kan in die tijd een ouder zijn overleden.

Page 31: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

27

De parallel bestaat hier uit de jeugd en het verdriet. In de oorzaak van het levenslange verdriet ligt de weerlegging. Uitgaan van het tegendeel is niet het moeilijkste middel in de weerlegging. Hier wordt het tegenovergestelde genoemd, waardoor de waarheid van het andere punt teniet wordt gedaan. Een voorbeeld: iedereen die aantekeningen maakt tijdens de les slaagt. De weerlegging zou kunnen zijn dat niet iedereen die geen aantekeningen maakt, zakt. Het tegenovergestelde wordt hier benoemd met het wel of niet aantekeningen maken en het slagen of zakken. Uitgaan van bestaande oordelen is gebruik maken van zaken die al zijn beoordeeld door een bekend persoon (zoals een rechter, wetenschapper). De uitspraak die dan wordt gedaan, wordt teniet gedaan door een al algemeen aanvaard oordeel. Bijvoorbeeld: de uitspraak ‘Na drie bier naar huis rijden kan vaak genoeg worden gedaan zonder ongelukken’ kan worden weerlegd met ‘na drie bier is het cerebellum [kleine hersenen] zodanig beïnvloed dat het evenwicht niet meer in orde is. Naar huis rijden is dus zeer gevaarlijk.’ Hier wordt dus een beroep gedaan op de wetenschap, die in dit kader onweerlegbaar is. Ten slotte is het goed om nogmaals te benadrukken dat weerleggingen (of tegenwerpingen) geen nieuwe syllogismen of enthymema zijn. Beide partijen gebruiken de zelfde middelen, echter in hun voor- of nadeel.

‘(…) net als in dialectische discussies het uitspreken van een mening [tegenwerping] die laat zien dat de tegenstander geen sluitende redenering heeft voltrokken, of een onware vooronderstelling had aangenomen.’ (Retorica 1403 a 30 – 34)

De weerlegging of tegenwerping is dus geen apart overtuigingsmiddel, maar wordt gevormd met de al bestaande overtuigingsmiddelen. Dit geldt zowel voor de dialectiek als de retorica.

b. Overeenkomst etymologie Vanzelfsprekend moeten we nog aandacht besteden aan de etymologie van de twee woorden, dialectiek en retorica, die erg van elkaar lijken af te wijken. Retorica komt van het Griekse werkwoord ‘εἴρω’ af en betekent (Van der Sijs, 2010):

1. Zeggen, spreken, verklaren 2. Berichten

Hieruit is het woord ‘ῥησις’ afgeleid en betekent:

1. Het spreken 2. Uitspraak, zegswijze 3. Mededeling, redevoering, verhaal

Hieruit is het woord ‘ῥητορικη’ afgeleid en betekent: Welsprekendheid, retorica Dialectiek komt van het Griekse werkwoord ‘διαλέγομαι’ af en betekent (Hupperts, 2011):

1. Een gesprek voeren met (+ dativus), bespreken 2. Overleggen, overwegen (Hom.) 3. Redeneren

Page 32: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

28

Hieruit is het woord ‘διαλεκτικός’ afgeleid en betekent: Bedreven in het redeneren met vraag en antwoord We zien dat de grondbetekenis van beide ligt in spreken, redeneren of verklaren. Het gezamenlijke doel is dan ook het spreken, beide in een bedreven vorm.

c. Overeenkomsten retorica en dialectiek Samengevat komt de retorica overeen met de dialectiek op de volgende punten:

1. Gebruik van pathos 2. Inzicht in het belang van pathos 3. Overtuigingsmiddelen:

a. Syllogismen: grondbeginselen van de enthymema b. Gebruik van voorbeeld (inductie).

4. Aanpassen aan het intellectuele publieksniveau 5. Naast de algemene waarheid ook gebruik van de in meeste gevallen opgaande waarheid 6. Weerlegging:

a. Vormen van tegenwerping b. Gebruik van dezelfde middelen (geen nieuwe vorm van het overtuigingsmiddel).

7. Grondbetekenis 8. (en daarmee) gronddoel.

Page 33: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

29

Hoofdstuk 4: In welke zin is de retorica tegenhanger van de dialectiek? In de vorige hoofdstukken zijn de kenmerken van de dialectiek uitgelicht, de verschillen tussen Aristoteles’ retorica en de dialectiek en de overeenkomsten. In dit hoofdstuk zullen deze drie hoofdstukken worden gecombineerd.

a. Betekenis tegenhanger De eerste zin van het boek Retorica van Aristoteles luidt als volgt:

‘Retorica of welsprekendheid is de tegenhanger van de dialectiek.’ (Retorica 1354 a1) Tegenhanger heeft in het Nederlands voornamelijk de betekenis van ‘tegenbeeld’. Voorbeeld hiervan is goed en kwaad: hoewel een ‘paar’, is het een het tegenovergestelde van de ander. Een tegenhanger betekent overigens niet dat het geen aanvulling kan zijn op het andere. Er is een belangrijke overeenkomstigheid aanwezig, alhoewel een differentiatie in bijvoorbeeld oriëntatie mogelijk is (zoals bij retorica en dialectiek). In het Grieks staat er:

Ἡ ῥητορική ἐστιν ἀντίστροφος τῇ διαλεκτικῇ.

Geel gemarkeerd: het woord ‘antistrofos’ bestaat uit twee woorden, anti en strofos. Anti betekent ‘in plaats van, in ruil voor; ten koste van, opwegend tegen’. Het woord strofos komt van het Griekse werkwoord στρέφω en betekent ‘draaien, wenden, keren; omverwerpen’. Antistrofos zou dus ‘omgedraaid’ kunnen betekenen. Hoewel er dus gevoelsmatig een zekere tegenstelling optreedt in de eerste zin, gaat Aristoteles meteen in op de verdere analogie van de retorica en de dialectiek:

‘Beide disciplines hebben betrekking op aangelegenheden die in zekere zin binnen ieders gemeenschappelijk kennisbereik liggen en niet tot een afgebakende wetenschap behoren.’ (Retorica 1354 a 2-3)

Het zou dus kunnen zijn dat Aristoteles een verkeerde woordkeuze gebruikt en het woord ἰσόστροφος (isostrofos) bedoelt. Het eerste deel, ‘iso’ betekent in het Grieks ‘gelijk, even groot’. Deze veronderstelling komt voort uit de overlevering van Alexander van Aphrodisias. Zijn bijnaam werd later ook ‘de tweede Aristoteles’, omdat hij veel werken van Aristoteles becommentarieerde.

‘Alexander of Aphrodisias paraphrased “antistrophos” as “isostrophos”, in order to stress that both disciplines are occupied with the same subject matter.’ (Gourinat & Lemaire, 2016)

Ofwel, Alexander van Aphrodisias veranderde het woοrd antistrofos in isostrofos, om daarmee aan te duiden dat retorica en dialectiek dezelfde onderwerpen behandelen. Echter, de ware woordbetekenis is enkel bekend aan Aristoteles. En aangezien zijn boek vele malen is gekopieerd en er bepaalde wijzigingen in kunnen zijn aangebracht, is dit enkel een kleine mogelijkheid tegenover het door Aristoteles gebruikte woord ‘antistrofos’. Om te begrijpen waarom hij zijn boek zou starten met deze zin moeten we de zaak filosofisch benaderen.

Page 34: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

30

b. De tweestrijd Zoals behandeld in deelvraag 2, was Aristoteles de laatste van de drie Grote Filosofen: Sokrates en Plato gingen hem voor. Terwijl Plato sterk in de voetsporen van Sokrates trad, ging Aristoteles zijn eigen weg. Toch heeft hij veel aan zijn voorgangers gehad, wat betreft de filosofie over de ‘algemeen geldende begrippen’ en de strijd over de waarheid. Sokrates stierf uiteindelijk door (zijn) rede. Dat Aristoteles daar niet onaangedaan door was, is te merken aan het einde van zijn leven. Aristoteles was leraar geweest van Alexander de Grote, en na de dood van deze machthebber kwam er een reactie van de Grieken op het heersende Macedonische gezag: ze zagen Aristoteles als collaborateur. Aristoteles verliet nu wél Athene, met de uitspraak dat hij de Atheners een tweede vergrijp tegen de filosofie wilde besparen. Hiermee verwees hij naar de dood die was opgelegd aan Sokrates, die niet was gevlucht uit Athene. Sokrates, die in tegenstelling tot de sofisten de ‘echte waarheid’ aan het licht wilde brengen, kwam daarmee in de problemen en eindigde zoals bekend. Het zou daarom van weinig respect getuigen als Aristoteles zijn Retorica zou beginnen met de boodschap dat de retorica van eenzelfde vorm is als dialectiek. Zijn ongenoegen tegenover de sofisten komt soms aan bod als hij bijvoorbeeld Gorgias of Isokrates citeert, en daarop zijn commentaar geeft (zie deelvraag 2 en 3). Echter, zoals beschreven in a, gaat Aristoteles over op de overeenkomsten tussen de dialectiek en de retorica, wat maakt dat hij niet in een directe lijn tegenover deze vorm van welsprekendheid stond. De zekere verbintenis met Aristoteles’ voorgangers is dan ook de reden geweest van het nadenken over een misschien ‘betere’ vorm van dialectiek, waarin enige aanpassingen en vernieuwingen aan bod kwamen.

c. Inhoudelijk Nu we het woord tegenhanger besproken hebben en de historische context waarin het woord ‘tegenhanger’ kan zijn gebruikt, moeten we verder kijken naar de inhoud van de retorica alsmede de dialectiek. Hieruit is namelijk het boek Retorica, zoals wij het kennen, ontstaan.

De Algemeen Geldende Waarheid Als eerst beginnen we met de filosofie die al (ver) voor Aristoteles was uitgetekend. Zoals behandeld in deelvraag 2, bestaan er algemeen geldende begrippen, waarvan waarheid er een is. De waarheid bestaat, en staat los van alles. Deze is algemeen geldend en is dus objectief, niet veranderlijk. Alhoewel Aristoteles de waarheid (en het recht) van nature sterker noemt, geeft hij verderop in zijn verhaalhouding toe aan de sofisten – ter overtuiging is er ook een mogelijkheid tot gebruik van een ‘in de meeste gevallen opgaande waarheid’. De achterliggende reden van de algemeen geldende waarheid ligt, op praktisch niveau, in het gelijk hebben of het gelijk krijgen. Wie de waarheid in pacht heeft, heeft gelijk, en zal deze ook natuurgetrouw weergeven. Omdat de sofisten aan de andere kant van deze bewering stonden (de waarheid is veranderlijk en anders in ieders perspectief), bestond er dus geen algemeen geldende waarheid. Om de meute aan jouw kant te krijgen in de rechtszaal of vergadering, moest je de waarheid gebruiken die voor iedereen het meest aannemelijk was. De waarheid die dus het dichtst bij de mensen zou liggen.

Page 35: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

31

Aristoteles heeft dit gaandeweg moeten begrijpen: om mensen te overtuigen moet de waarheid via links of rechts soms een beetje worden bijgeschaafd.

Aanpassing aan het intellectuele publieksniveau Waaróm de waarheid moet worden bijgeschaafd, wordt duidelijk in de context ‘overtuigen’. Simpele mensen met dure woorden proberen te bespelen lukt niet, evenals hooggeleerden ‘Nijntjestaal’ voorleggen. De spreker moet dus in staat zijn zich aan te passen aan het publiek. Aristoteles was vernieuwend in de opbouw van het betoog: om de luisteraar (beter) mee te krijgen in de redevoering, was een strakke indeling nodig. Het beginnen met een inleiding is noodzakelijk, evenals een juist slot. Hierop heeft Aristoteles dan ook kritiek bij de sofisten (zie deelvraag 2). Echter, hierin verschilt de dialectiek verder niet van de retorica. De waarheid bestaat, maar kan met de toegevoegde argumenten en de daaruit volgende conclusies toch een heel andere betekenis krijgen, zoals blijkt uit het voorbeeld kernenergie. De zogenoemde ‘bijgeschaafde waarheid’ is nodig om het publiek, dat al van een eigen mening voorzien is, mee te krijgen. Een actievoerder van Greenpeace krijgt de directeur van de kerncentrale nooit op een bootje om te vechten voor het milieu en het omgekeerde geldt ook.

Conclusies Hoe conclusies worden gevormd, wijkt iets meer af van het pragmatische (overtuigen) en neigt meer naar het theoretische ofwel het middel (waarmee iemand te overtuigen). Iemand overtuigen wordt gedaan met overtuigingsmiddelen. Voorafgaand aan Aristoteles waren er al drie tot stand gekomen: het voorbeeld, het klassieke syllogisme en het schijnbare syllogisme.

Voorbeeld

Met het voorbeeld maak je een conclusie aannemelijker. De conclusie kan eerst abstract overkomen, maar door gebruik te maken van het ‘bekende’ (het voorbeeld) is er een grotere vertrouwdheid met de conclusie en wordt deze dus als aannemelijk(er) beschouwd. Het voorbeeld wordt gebruikt in zowel de retorica als de dialectiek, en is dus op zekere wijze overgenomen.

Topoi

Om het syllogisme of enthymeem op te bouwen, zijn er argumenten nodig: Aristoteles introduceerde het zoeken ernaar via topoi (plaatsen): je hebt bijzondere argumenten en algemene argumenten. De bijzondere zijn enkel in één discipline inzetbaar, de algemene overal. De introductie van het ‘bijzondere argument’ was nieuw (ook al kon dat in strijd komen met de retorica zelf uiteindelijk, zie deelvraag 2), het gebruik van de algemene argumenten niet. Dit soort argumenten valt dan ook het beste te gebruiken, omdat deze van toepassing zijn op meerdere gebieden, hoe retorica en dialectiek ook zijn gedefinieerd: ze zijn in elk vakgebied in te zetten, voor elk standpunt en elke redenering. Argumenten enkel gericht op één vakgebied (bijvoorbeeld de natuurwetenschap), maken de spreker deskundig op dat gebied (een hogere mate van ethos wordt zo bereikt), maar kan het betoog meer in een lezing veranderen. De functie van de retorica verdwijnt.

Page 36: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

32

Logica

Het gebruik van de logica vloeit voort uit het argumenteren. Aristoteles had verschillende soorten logica, waaronder gevolgtrekking (syllogisme) en wetenschappelijk bewijs (de mogelijkheid tot het verbeteren en aanscherpen van theorieën en hypothesen). De logica ondersteunt sterk de retorica en maakte het mogelijk logos te versterken. Feiten, strakke gevolgtrekkingen en dus onomstotelijke conclusies walsen de luisteraar plat en de overtuigingskracht zegeviert. Gevolg: iedereen aan je voeten en een sterk betoog. Alhoewel de logica zeker noodzakelijk was in het maken van beweringen en conclusies (ofwel, het maken van syllogismen), heeft Aristoteles’ logica ook bijgedragen aan het wetenschappelijk bewijs. Zonder wetenschap zou het namelijk onmogelijk zijn feiten aan het daglicht te brengen, en deze zijn (zoals gezegd) nu eenmaal nodig voor de logos. Ontwikkeling van de (natuur)wetenschap en de retorica zijn op die manier nauw verwant, ook al heeft de retorica als eigenschap dat ze overal inzetbaar is. Het onderdeel logica is het enige onderdeel dat aan iets anders kan zijn ontleend dan de dialectiek (namelijk de natuurwetenschap), maar is dan in de retorica opnieuw voornamelijk toegepast op het al bestaande syllogisme en dus de dialectiek.

Syllogisme

Klassiek syllogisme en retorisch syllogisme

Het syllogisme is zeer belangrijk in de dialectiek en de retorica. Uit twee stellingen komt een onvermijdelijke conclusie voort. Deze is dan ook veel sterker dan het voorbeeld, want nu volgt de conclusie uit twee punten. De voortvloeiende conclusie lijkt zo onvermijdelijk. Aristoteles maakte dankbaar gebruik van het alom bekende syllogisme, maar voegde er zelf het retorische syllogisme aan toe, ofwel het enthymeem. Dit houdt in dat er in plaats van twee stellingen maar één stelling wordt genoemd en daaruit volgt de conclusie. De andere, achterwege gehouden stelling, moet de luisteraar zelf aanvullen en is zo zelf ook actief in het gehouden betoog. Enkel achteruit leunen en je eigen mening erop nahouden zou zo worden verminderd. De enthymeem met de daaruit volgende conclusies bevat verschillende gradaties van ‘onvermijdelijkheid’: de aanwijzing, de waarschijnlijkheid en de onvermijdelijkheid (zoals Aristoteles het noemt, het zekere teken). De aanwijzing leidt tot een vrij onaannemelijke conclusie, de waarschijnlijkheid tot een (vrij) aannemelijke conclusie en het zekere teken tot een vaste conclusie (onvermijdelijk). Waar de argumentatie vandaan te halen is, benoemt Aristoteles met de topoi (plaatsen): je hebt algemeen geldende argumenten (argumenten die je overal kon inzetten, op welke discipline dan ook) en bijzondere argumenten (argumenten die enkel voor één discipline te verantwoorden zijn, zoals de natuurwetenschap). Ook dit was vernieuwend in het domein van welsprekendheid. Hoewel Aristoteles met een nieuwe vorm van argumentatie en conclusie trekken kwam, met dus een nieuwe vorm van theorie, lag de basis al bij de dialectiek. Het enthymeem was dus niet zelfstandig, geen begrip op zichzelf. Het klassiek syllogisme was nodig geweest voor het vervolg ervan.

Schijnbaar syllogisme en schijnbaar enthymeem

Als er een schijnbaar syllogisme bestaat, bestaat er ook een schijnbaar enthymeem, zo stelt Aristoteles. Dit komt omdat het enthymeem ook afgeleid is van het syllogisme. Zo geldt dat ook voor het schijnbare.

Page 37: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

33

Het schijnbare enthymeem is dus ook niet autonoom: het schijnbare syllogisme moet eerst ontstaan, wil het schijnbare enthymeem opkomen. Zoals al gezegd, ondermijnt Aristoteles de ‘algemeen geldende waarheid’ in het boek Retorica in zekere mate. Dit gebeurt ook bij het gebruik van het schijnbare enthymeem (of in bredere zin de drogreden). Hij stelt (deelvraag 3) dat de conclusie die uit dit enthymeem voortvloeit geen waarheid kan zijn, enkel schijnt te zijn, in één enkel opzicht. De conclusie bevat dus inhoudelijk gezien geen complete waarheid noch raakvlakken met andere conclusies, waardoor deze aannemelijk(er) wordt. Echter, omdat de spreker enkel een schijnbaar enthymeem gebruikt met een stelling, lijkt de conclusie voor de luisteraar juist. Nogmaals wordt bevestigd dat de retorica niet enkel gebruik maakt van de algemeen geldende waarheid en de onzelfstandigheid van het enthymeem. Daarnaast blijkt dus dat er ook gebruik van wordt gemaakt in het dialectische debat, zoals schijnbare syllogismen door de sofisten.

Weerlegging Waarin Aristoteles evenmin ‘origineel’ is, is het gebruik van de weerlegging. Ten eerste beslaat de toewijding aan het onderwerp enkel een paar bladzijden, daarnaast is de dialectische weerlegging verder inhoudelijk gelijk aan de retorische. Het kleine verschil berust in het gebruik van het klassieke syllogisme of het enthymeem. De tegenwerpingen worden, evenals in de dialectiek, op vier manieren gevormd: door uit te gaan van de zaak zelf, van iets dat erop lijkt (parallelle constructie), van het tegendeel of van bestaande oordelen (algemeen aanvaard oordeel, berust op bijvoorbeeld de wetenschap). Daarnaast geldt voor de dialectiek en de retorica, dat de weerlegging of tegenwerping niet een nieuw overtuigingsmiddel is. De sprekers maken gebruik van dezelfde middelen, maar zorgen ervoor dat de voortvloeiende conclusies in hun voordeel uitkomen en tegengesteld zijn aan de opponent.

Pathos Zoals gebleken in deelvraag 2, wijst Aristoteles in het begin van zijn boek Retorica pathos af. Door emoties wordt de maatstaf waarmee moet worden gemeten eerst kromgetrokken, en dat is ondeugdelijk. Hij verplaatst in zijn boek het zwaartepunt naar logos en maakt deze dus onafhankelijk van pathos. Niet gevoel hoort de bovenhand te voeren in het betoog, maar argumenten. Deze argumenten worden in deel I dan ook uitgebreid besproken in het nu bekende voorbeeld en het (schijnbare) syllogisme/enthymeem. In boek II worden ethos en pathos besproken. Meteen valt op dat Aristoteles vele malen langer stilstaat bij pathos, door uitgebreid gevoelens te bespreken (woede, angst, schaamte, et cetera). Het stuk over ethos (karakter) is vergeleken met pathos wat beknopt. De reden dat Aristoteles pathos ook in de Retorica heeft opgenomen en er zo uitgebreid op ingaat, is waarschijnlijk het besef dat het met een ‘droog’ betoog, met nog zo’n keiharde en goede argumenten en conclusies, nog steeds onmogelijk is de luisteraar aan jouw kant te krijgen. Ook het gevoel moet worden aangesproken, en dit moet worden versterkt of aangewakkerd. Mensen zijn, als altijd, ingesteld op drama: zij worden meegenomen door woorden en houden er een ideaal, moraal of oplossing op na.

Page 38: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

34

De afwijzing van pathos in het begin wordt dus gauw rechtgezet in deel II van Retorica en demonstreert opnieuw de sterke overeenkomst van de retorica met de dialectiek.

d. Etymologie

Grondbetekenis Zoals gebleken in deelvraag 3, hebben dialectiek en retorica dezelfde grondbetekenis, namelijk het spreken of verklaren. Dit beide wel in bedreven vorm: het spreken kan ook het tamelijk oninteressante gesprek met de buurman over zijn nieuwe heggenschaar gaan.

Gronddoel Het gronddoel vloeit hieruit voort: Dialectiek en retorica zijn ontstaan om in een bedreven vorm te kunnen spreken en te verklaren alsmede te overtuigen. Op welke manier dat wordt gedaan en de inrichting ervan via de filosofie kan op enkele punten verschillen. De overeenkomst van dialectiek en retorica is hiermee dus vastgesteld, op grond van historische context, inhoud en etymologie.

Page 39: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

35

Hoofdstuk 5: Waar kunnen we nog hedendaagse voorbeelden vinden

van retorica en dialectiek? In dit hoofdstuk worden de vorige vier hoofdstukken in een breder, hedendaags perspectief geplaatst.

a. Dialectiek en retorica Zoals in de vorige hoofdstukken naar voren is gekomen, zijn dialectiek en retorica sterk overeenkomstig, in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken. Dialectiek gaat namelijk om een gesprek te voeren, waarbij de ene partij de ander overtuigd (denk aan de welbekende rechtszaal). Bij retorica wordt er meer gefocust op de toespraak zelf in plaats van het gesprek, maar nog steeds in een overtuigende vorm. Om dialectiek en retorica in een breder perspectief te plaatsen (en niet enkel onder het kopje ‘Klassieke Talen’), is er een sterk voorbeeld nodig. Bij dezen: een belangrijke, hedendaagse toespraak waar dialectiek en retorica dichter bij elkaar liggen dan verwacht.

b. Een hedendaagse toespraak: Emmanuel Macron

Gele hesjes In het nieuws van november-december 2018 was er veel ophef over de ‘Gele Hesjes’ (ofwel les gilets jaunes), wegens de grootschalige protesten in Frankrijk tegen o.a. de macht van de Europese Unie (EU), de hoge brandstofprijzen en verdere te hoge belastingen. De protesten verliepen echter niet vreedzaam. Politie-eenheden moesten ingrijpen en monumenten, zoals de Arc de Triomphe, kreeg het zwaar te verduren. De Franse president Emmanuel Macron moest ingrijpen. Naast enkele daden (zoals het intrekken van de accijnsverhogen), kwamen er ook woorden: de toespraak van Macron, gericht naar de Gele Hesjes en (indirect) het Franse volk.

Toespraak Fransen en Françaises, we zijn hier om samen te praten over onze toekomst. De gebeurtenissen van de laatste twee weken in Frankrijk en overzee heeft de natie diep gechoqueerd. Ze vermengen legitieme claims met een ketting aan geweld, en ik wil u meteen vertellen: dit geweld zal niet profiteren van enige toegeeflijkheid. We hebben allemaal het spel van opportunisten gezien, die geprobeerd hebben om te profiteren van oprechte woede om hen te misleiden. We hebben allemaal de onverantwoordelijke politici gezien, wiens enige plan het opschudden van de Republiek was, op zoek naar wanorde en anarchie. Geen enkele woede rechtvaardigt het aanvallen van een politieagent of een gendarme, of het beschadigen van een bedrijf of openbare gebouwen. Onze vrijheid bestaat alleen omdat iedereen zijn mening kan uiten, terwijl anderen ze [de meningen] niet delen, zonder dat iemand bang hoeft te zijn voor deze meningsverschillen. Wanneer geweld wordt losgelaten, houdt de vrijheid op. Voortaan moet rust en republikeinse orde de overhand hebben. We zullen alle middelen inzetten, want niets duurzaams zal worden gebouwd zolang er vrees bestaat voor vrede van de burgers. Ik heb de regering de strengste instructies gegeven om dit te bereiken.

Macron spreekt als eerst zijn ongenoegen uit over de misstanden omtrent de demonstraties (geel gemarkeerd). Op retorisch vlak niet het beste om te doen – denk aan het aanpassen aan het intellectuele publieksniveau. De mensen om wie het gaat, hebben een andere

Page 40: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

36

waarheid voor ogen dan de president. Macron had dus beter kunnen gaan voor een ‘in de meeste gevallen opgaande waarheid’. Het is dus enerzijds retorisch de mist in gegaan, aan de andere kant heeft Macron voor één waarheid gekozen, dat de klassieke retorica zijn recht aandoet. Echter had de Franse president beter eerst door het stof kunnen gaan. ‘Ik begrijp u’ (ofwel: je vous ai compris), om zo de harten van de Fransen terug te stelen (Van Walsum, 2018). Daarna zou hij dan nog enige beschuldigingen kunnen uitstrooien over de vernietigingen aan monumenten en gebouwen en ongehoorzaamheid aan de Franse politie.

Maar aan het begin van dit alles vergeet ik niet dat er woede en verontwaardiging is. Deze verontwaardiging delen, velen van ons, veel Fransen, en die [verontwaardiging] wil ik niet verschuiven naar het onaanvaardbare gedrag van de minderheden, dat ik zojuist heb veroordeeld. Het was de eerste woede tegen de belasting, en de premier reageerde door alle geplande verhogingen voor het begin van volgend jaar te annuleren en te verwijderen, maar deze woede is dieper en op vele manieren rechtvaardig. Maar dit kan ook onze kans zijn.

Vervolgens gooit Macron (of zijn schrijver) zijn speech over een compleet andere boeg. Hij stapt over naar pathos, het gevoel (geel gemarkeerd). Hiermee probeert hij aan de kant van de verloren Fransman te staan en zo zijn luisteraar over te halen. De president geeft in zekere mate toe aan de opgehoopte emoties en past zich nu wél aan aan het publieksniveau (hoewel een beetje laat gezien de eerste drie alinea’s).

Voor de werknemers, die elke ochtend vroeg opstaan en laat terugkomen om te gaan werken, maar aan het einde van de maand niet rondkomen. Voor de alleenstaande moeder, weduwe of gescheiden, die niet eens meer leeft, die niet de middelen heeft om voor de kinderen of voor zichzelf te zorgen en haar einden van de maand te verbeteren en geen hoop meer heeft. Ik zag hen, deze moedige vrouwen die voor het eerst deze nood op zoveel rotondes uitspraken! Voor de bescheiden gepensioneerden die al hun hele leven hebben bijgedragen, en vaak zowel hun ouders als kinderen helpen en het lukt ze [financieel] niet. Voor de meest fragiele mensen, met een handicap, waarvan de plaats in de samenleving nog niet voldoende wordt erkend. Hun benauwdheid begon gisteren niet, maar we werden uiteindelijk laf door eraan te wennen en uiteindelijk gebeurde alles alsof ze waren vergeten, gewist. Het is veertig jaar van malaise die opnieuw verschijnt: malaise van arbeiders, gebieden en dorpen als buurten, waar we openbare diensten zien krimpen en de leefomgeving verdwijnen; democratische malaise waar het gevoel van niet gehoord worden ontwikkelt; onbehagen in het licht van veranderingen in onze samenleving, een wankel secularisme en manieren van leven die barrières en afstand creëren. Het komt van ver weg, maar het is hier nu.

Ver weg en nu (geel gemarkeerd) worden in een korte zin tegenover elkaar gezet: een antithese.

Ongetwijfeld weten we al anderhalf jaar niet om een voldoende snel en krachtig antwoord te geven. Ik neem mijn deel van deze verantwoordelijkheid. Het is misschien bij me opgekomen om het gevoel te hebben dat het niet mijn zorg was, dat ik andere prioriteiten had. Ik weet ook dat ik sommigen van

Page 41: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

37

u pijn heb gedaan door mijn woorden. Ik wil vanavond heel duidelijk met u zijn. Als ik vecht om het politieke systeem op te schudden van gewoontes en hypocrisie, is het juist omdat ik meer dan alles in ons land geloof en dat ik er van houd. Mijn legitimiteit put ik niet uit enige titel, geen partij, geen coterie; ik put het alleen uit u, en uit niemand anders.

Opnieuw een sterk staaltje pathos, waarbij de gevoelens van de demonstrant worden erkend. Alsnog, vrij laat.

Veel andere landen ondergaan een slechte periode zoals de onze, maar ik ben er diep van overtuigd dat we er samen een uitweg uit kunnen vinden. Ik wil het voor Frankrijk, omdat het onze roeping door de geschiedenis is om zó paden te openen die nooit eerder door onszelf en door de wereld zijn onderzocht. Ik wil het voor ons allemaal, Fransen, omdat een volk dat zoveel verdeeld is, zijn wetten en de vriendschap niet meer respecteert die hem moet verenigen, een volk is dat uit elkaar zal vallen. Ik wil het ook omdat, in afwachting van deze crisis, ik mezelf heb gepresenteerd aan uw stemrecht om te verzoenen en omdat ik deze toewijding heb en deze noodzaak niet ben vergeten. Het is allereerst de toestand van economische en sociale noodsituatie die ik vandaag wil verklaren. We willen een Frankrijk van verdienste, werk bouwen, een Frankrijk waar onze kinderen beter zullen leven dan wij. Dit kan alleen worden gedaan door een betere school, universiteiten, leerlingplaatsen en trainingen, die jong en oud leren wat nodig is om vrij te leven en te werken. De investering in de natie, in de school en de training is volkomen nieuw en ik bevestig het. We willen een Frankrijk waar iemand waardig kan leven vanuit zijn werk. Op dit punt zijn we te langzaam gegaan. Ik wil snel en concreter ingrijpen over dit onderwerp. Ik vraag de regering en het parlement om het juiste te doen, zodat we vanaf het begin van volgend jaar een beter leven kunnen leiden. Het salaris van een werknemer bij het SMIC [minimumloon] stijgt met 100 euro per maand vanaf 2019 zonder dat het nog een euro kost voor de werkgever. Ik wil een goed idee herstellen: dat het geaccepteerde extra werk een extra inkomen is; overuren worden vanaf 2019 zonder belastingen of heffingen betaald. En ik wil dat een echte verbetering direct merkbaar is; daarom zal ik alle werkgevers vragen om een eindejaarsuitkering aan hun werknemers te geven, en over deze premie hoeft men geen belastingen of heffingen te betalen. Gepensioneerden zijn een kostbaar onderdeel van onze natie. Voor degenen die minder dan 2.000 euro per maand ontvangen, zullen we in 2019 de toename van CSG [maatschappelijke contributie] die dit jaar is opgelegd, annuleren; de inspanning die van hen werd gevraagd was te belangrijk en het klopte niet. Morgen zal de premier al deze beslissingen aan parlementsleden voorleggen. Maar we moeten hier niet stoppen. Ik heb onze grote bedrijven, onze meest gelukkige burgers, nodig om de natie te helpen slagen; Ik zal ze verzamelen en beslissingen nemen in deze richting vanaf deze week. Ik weet dat sommigen in deze context graag willen dat ik terugkom op de hervorming van de vermogensbelasting, die al bijna veertig jaar bestaat. De rijkste links en ons land verzwakt. In overeenstemming met de toezeggingen die u zijn gedaan, is deze belasting geëlimineerd voor degenen die in onze economie investeren en daarom helpen om banen te creëren; en het is integendeel gehandhaafd voor degenen die een onroerend goed fortuin hebben. Om te slagen, moeten we samenkomen en alle zaken bespreken die essentieel zijn voor de natie. Ik wil dat vragen over vertegenwoordiging worden gesteld; de mogelijkheid om de stromingen beter te

Page 42: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

38

begrijpen in hun diversiteit, een rechtvaardigere kieswetgeving, rekening houdend met de witte stem en zelfs mogen deelnemen aan het debat van burgers die niet tot partijen behoren. Ik wil de vraag stellen over de balans van ons belastingstelsel zodat het zowel de gerechtigheid als de efficiëntie van het land mogelijk maakt. Ik wil de vraag van ons dagelijks leven stellen om met klimaatverandering om te gaan. En de juiste oplossingen komen ook uit het veld.

Na een lang verhaal over nieuwe beloftes en het benoemen van de gevoelens van de demonstranten, slaat de toespraak (weer) een nieuwe weg in – en ditmaal op sterk dialectisch vlak. Niet alleen worden de Fransen geacht naar deze toespraak te luisteren (retorica), maar ook om actief daarna deel te nemen in het gesprek (geel gemarkeerd, dialectiek).

Ik wil de vraag stellen over de organisatie van de staat, hoe deze wordt bestuurd en bestuurd vanuit Parijs, waarschijnlijk te gecentraliseerd voor decennia. En de kwestie van openbare dienstverlening in al onze gebieden. Ik wil ook dat we het eens zijn met de natie over wat de diepste identiteit is, dat we het probleem van immigratie aanpakken. We moeten het onder ogen zien. Deze fundamentele veranderingen die diepe en gedeelde reflectie vereisen, vereisen een debat zonder weerga. Het zal op nationaal niveau plaatsvinden in onze instellingen, elk zal zijn deel hebben: regering, vergaderingen, sociale partners en verenigingen; je zult je deel hebben. Ik wil zelf zorgen voor de coördinatie, om de meningen te ontvangen, om het land aan de pols te voelen. Maar zo'n debat gaat niet alleen over institutionele vertegenwoordigers; het moet ook overal op de grond plaatsvinden en het zijn natuurlijke gesprekspartners, burgers, die de verzoeken moeten ontvangen en doorgeven: zij zijn de burgemeesters; ze dragen de Republiek op de grond. Dat is waarom ik de burgemeesters van Frankrijk, regio per regio, zal ontmoeten om de basis te leggen voor ons nieuwe contract voor de natie.

De nadruk wordt opnieuw gelegd op het debat (geel gemarkeerd), zelfs tegen het einde van de toespraak. De verwantschap tussen het woord en de daad worden zo bij elkaar gevoegd. Alhoewel ze tegenovergesteld lijken, hebben ze elkaar nodig om versterkt te worden. Retorica en dialectiek komen zo opnieuw sterk samen.

We zullen niet de normale loop van ons leven hervatten, zoals te vaak in het verleden in soortgelijke crises, zonder dat er iets echt begrepen werd en er niets veranderde. We zijn op een historisch moment voor ons land: door dialoog, respect, toewijding zullen we slagen.

Nogmaals wordt de belangrijkheid van de dialoog (geel gemarkeerd) in zijn toespraak benadrukt.

We zijn aan het werk en ik kom terug om mezelf voor u uit te drukken om het te realiseren. Mijn enige zorg is jou; mijn enige gevecht is voor u. Onze enige strijd is voor Frankrijk. Lang leve de Republiek, lang leve Frankrijk.

Page 43: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

39

c. Verdere analyse toespraak Macron De toespraak van Macron is bedoeld als een bijdrage aan het gesprek met het volk en de Gele Hesjes (de demonstranten). Echter, we moeten in acht nemen dat zijn bijdrage vanuit ‘vijandelijk’ gebied komt en eerder een brug moet slaan dan er (nog) een te verbranden. Alhoewel hij in het begin een zeker ongenoegen uitspreekt, benadrukt hij aan het eind van zijn betoog het belang van een debat tussen institutionele organen en burgers.

Het debat Het debat waarover Macron spreekt is, kan vervolgens twee kanten op gaan:

1. De sprekers in het debat overtuigen elkaar; 2. De sprekers zoeken samen naar de waarheid.

Als sprekers elkaar in een debat proberen te overtuigen, leidt dit tot het fenomeen gelijk krijgen. Hoe de ander het ziet, doet er eigenlijk niet toe – het moet op de manier gaan waarop de een vindt dat het hoort te gaan, of dit nou te maken heeft met belasting of loonsverhoging. Op deze manier kan degene ‘met de meeste stemmen’ winnen (vrij democratisch). Indien de spreker samen met de ander(en) zoekt naar de waarheid, leidt dit tot het fenomeen gelijk hebben. De waarheid die los van alles staat – of iemand nou rijk of arm is – en die op deze manier weer van terugwerkende kracht is op de samenleving. Deze benadering van het debat is meer filosofisch van aard en vergt dan ook meer tijd om tot de juiste oplossing te komen. Waar Macron op duidt is niet geheel duidelijk in zijn betoog. Echter, hij brengt de debatten (met wie ze plaats moeten vinden en waar) ter sprake op een praktisch niveau, wat aangeeft dat de aard van het gesprek dus meer dialectisch zou zijn. De uitvoering daarentegen blijft onbesproken. Alhoewel een gesprek voeren ofwel debatteren leunt tegen de dialectiek, kan in het gesprek de retorica ook weer de overhand krijgen, in de zoektocht naar de waarheid. De grondbetekenis en daarmee het gronddoel komen hier dus opnieuw weer tot hun recht.

Page 44: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

40

Conclusie Al met al, wat is er met dit profielwerkstuk ontdekt (of ondersteund, bewezen) – en nog belangrijker, wat kunnen we ermee? Met de eerste drie deelvragen is er een beschrijving gegeven van de dialectiek, bedreven door de sofisten, en de retorica, bedreven door Aristoteles. We hebben gezien hoe onze sofist Gorgias de massa probeerde over te halen Helena niet de schuld te geven van de Trojaanse oorlog en vervolgens hoe Sokrates en Plato zich enorm ergerden aan de sofistische manier van filosofie en welsprekendheid. We hebben de welsprekendheid gezien in volle glorie: wat we er allemaal mee kunnen (en misschien ook niet) en hoe we het goed kunnen doen (en dus ook fout, zoals gezien in het laatste hoofdstuk). Verder hebben we Aristoteles leren kennen, zijn manier van denken, waaronder de logica, het belang dat hij daarmee hechtte aan de samenhang van wetenschap en retorica. Zijn manier van schrijven, hoe hij reageerde op zijn voorgangers (de sofisten, Sokrates, Plato) en op wat er komen zou, een praktisch handboek voor welsprekendheid, van weerlegging tot drogreden en van gevoel tot keiharde logos. Ten slotte hebben we vastgesteld, en daarmee komen we bij de laatste vraag, dat de retorica en de dialectiek eigenlijk niet zo veel van elkaar verschillen. Dus, wat moeten we ermee? Het antwoord is niet zo moeilijk. Als eerste: de Wikipediapagina wijzigen, en daarmee, als dat mag worden gezegd, de ‘algemene opvatting’ van de retorica ten opzichte van de dialectiek.

‘Hij [Aristoteles] vergelijkt het [dialectiek] met de retorica (…) maar hij zegt direct al in het begin van zijn werk dat de retorica als onderwerp heeft: "retorica is de tegenhanger van dialectiek"’ (Wikipedia, Dialectiek, z.d.)

Het eerste deel ‘Hij vergelijkt het met de retorica’ klopt, daarentegen wordt vervolgens een tegenstellend signaalwoord gebruikt, ‘maar’ (geel gemarkeerd). De gelijkenis wordt zo tegengesteld aan het onderwerp van de retorica, namelijk dat de retorica tegenhanger is van de dialectiek. Zo lijkt in deze context het woord tegenhanger gelijk te staan aan tegengesteld. Dit klopt niet. Tegenhanger duidt op een belangrijke overeenkomstigheid of -heden (hoewel hier met een verschil in oriëntatie), niet op een tegenstelling. Alhoewel Aristoteles zeker met nieuwe ideeën op de proppen is gekomen (denk aan het enthymeem, de onafhankelijkheid van logos en een strakke vorm), heeft Aristoteles akelig veel te danken aan zijn voorgangers, de sofisten. Dit hebben we kunnen opmaken aan de voortgang van het boek Retorica, in hoeverre deze verwant is aan de dialectiek. Het idee dat Aristoteles lijnrecht tegenover de sofisten stond, net als zijn voorgangers (de Klassieke Westerse Beroemde Filosofen) en dat om diezelfde reden de retorica inhoudelijk heel wat anders is dan de dialectiek, is hiermee van de baan geveegd. De retorica heeft zich uiteindelijk tot een eigen discipline kunnen ontwikkelen en op gelijke voet met de dialectiek, maar zonder de dialectiek was de retorica nergens geweest. Moge de publieke opinie dan met dit profielwerkstuk blijvend worden aangepast.

Page 45: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

41

Woordenlijst Dialectiek: overredingskunst bedreven door sofisten. Sofist: rondtrekkende leraar in de Oudheid, die o.a. lesgaf in dialectiek. Retorica: overredingskunst geschreven en uitgedacht door Aristoteles. Ethos: charisma van de spreker, waardoor hij/zij vertrouwelijk wordt. Pathos: gevoelens, die de spreker oproept bij zijn/haar luistaraars. Logos: argumentatie, de kern van het betoog. Syllogisme: een wijze van conclusietrekken. Uit twee deels overlappende beweringen wordt een conclusie getrokken. Enthymeem: een variant op het syllogisme, bedacht door Aristoteles. Een van de twee beweringen wordt weggelaten en de conclusie wordt gegeven. De luisteraar moet de andere bewering ‘erbij bedenken’. Objectief: zonder invloed van buitenaf, algemeen geldend. Veranderlijk: met invloed van buitenaf, niet algemeen geldend. Topoi: betekent in het oud-Grieks letterlijk ‘plaatsen’. Aristoteles gebruikt dit woord om aan te geven wat voor soort argumenten er zijn (en waar je ze vandaan kan halen); algemeen geldende en bijzondere (niet algemeen geldende) argumenten.

Page 46: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

42

Bibliografie Benardete, S. (2009). The Rhetoric of Morality and Philosophy: Plato's Gorgias and Phaedrus.

Chicago: University of Chicago Press.

Donovan, B. (1999). Encomium of Helen. Opgeroepen op september 6, 2018, van caseyboyle:

http://caseyboyle.net/3860/readings/encomium.html

Gourinat, J. B., & Lemaire, J. (2016). Logique et dialectique dans l'Antiquité. Parijs: Librairie

philosophique J. Vrin.

Gorgias (1996), Het woord is een machtig heerser. Vert. Vincent Hunink, Groningen: Historische

Uitgeverij

Hupperts, C. (2011). Woordenboek Grieks – Nederlands. Leeuwarden: Eisma Edumedia BV.

Huys, M. (2004). Aristoteles: Retorica (Vol. Inleiding). Groningen: Historische Uitgeverij.

Kennedy, G. A. (1959). The American Journal of Philology: The Earliest Rhetorical Handbooks.

Baltimore , Maryland, Verenigde Staten: The John Hopkins University Press. Opgeroepen op

augustus 22, 2018, van https://www.jstor.org/stable/292457

Krabbe, E. (2002). Meeting in the house of Callias: An historical perspective on Rhetoric and Dialectic.

In F. H. Van Eemeren, & P. Houtlosser, Dialectic and Rhetoric: The Warp and Woof of

Argumentation Analysis (pp. 29-40). Dordrecht: Springer Science + Business Media B.V.

Ross, W. (z.d.). Aristotle, Rhetoric . Opgeroepen op oktober 16, 2018, van Perseus Digital Library :

http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0059%3Abook

%3D3%3Achapter%3D14%3Asection%3D12

Schirren, T., & Zinsmaier, T. (2003). Die Sophisten: Ausgewählte Texte. Stuttgart, Duitsland: Reclam.

Van der Sijs, N. (2010). Retorica. Opgeroepen op november 22, 2018, van Etymologiebank:

http://etymologiebank.nl/trefwoord/retorica.

Van Walsum, S. (2018, december 11). Macrons speech over gele hesjes was ‘te bestraffend’: ‘Hij had

beter eerst door het stof kunnen gaan’. Opgehaald van Volkskrant:

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/macrons-speech-over-gele-hesjes-was-te-

bestraffend-hij-had-beter-eerst-door-het-stof-kunnen-gaan-~b89fb862/

Wardy, R. (1996). The Birth of Rhetoric: Gorgias, Plato and their successors. Londen, Verenigd

Koninkrijk: Psychology Press. Opgeroepen op augustus 22, 2018, van

https://www.taylorfrancis.com/books/9781134757305

Wikipedia. (z.d.). Alexander Graham Bell. Opgeroepen op juli 4, 2018, van Wikipedia:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Alexander_Graham_Bell

Wikipedia. (z.d.). Dialectiek. Opgeroepen op december 4, 2018, van Wikipedia:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Dialectiek

Page 47: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

43

Epiloog Het schrijven van dit profielwerkstuk beviel me erg goed, maar was zeker ook niet altijd makkelijk. De weg ernaar toe kende zeker wat omweggetjes, heuvels en hier en daar een scheur. Mijn eerste opzetten begonnen in april en het eerste schrijven pas in juni. Dit had niks te maken met mijn desinteresse in het profielwerkstuk, maar lag voornamelijk aan mezelf (ontdekte ik): ik vind het moeilijk om te beginnen aan iets groots en zwaarwegends, zoals een profielwerkstuk. Niet omdat ik het moeilijk vind of het niet hebben van motivatie, maar omdat ik de lichte angst heb verkeerd te beginnen (en dat dát dan betekent dat de hele weg een grote kloof wordt waarin ik zal wegzakken). Dit is natuurlijk niet zo: als ik begin en ik heb het eenmaal te pakken, dan schrijf ik zó een heel hoofdstuk in korte tijd af en heb ik er echt plezier in, zoals in de profielwerkstuk gerelateerde projectweek in oktober. Deze ‘ontdekking’ ben ik ook van plan toe te passen in de toekomst: gewoon beginnen aan iets, je vindt vanzelf uit hoe het moet. Vóór het schrijven was natuurlijk het ‘oriënteren’ een belangrijk stuk. Zoals in het voorwoord beschreven, was ik vrij zeker van het feit dat ik het profielwerkstuk wilde combineren met Grieks en filosofie. Tijdens de lessen filosofie die ik gehad had, was Aristoteles de filosoof die de meest prominente plek in mijn hoofd had gekregen onder het kopje ‘interessant’. Daarom richtte ik mij ook daartoe, en wel ja, het onderwerp was geboren. Nadat ik dan (eindelijk) was begonnen, merkte ik vooral hoe belangrijk het is om iets leuk te vinden. Dit profielwerkstuk kostte mij namelijk niet veel moeite in de zin van het ‘moeten’ (de mens vindt het immers altijd vervelend iets te moeten; wij willen mogen!). De hoofdstukken die ik schreef werden ook onder goed commentaar ontvangen door mijn begeleider, waardoor het enthousiasme ook bleef hangen tot het laatste woord. Maar goed, wat had er dan toch béter gekund? Naast het geval ‘mij eerder aan het schrijven toe zetten’ vooral dingen bijhouden (waar ben ik mee bezig geweest?) en mijn streven naar perfectie op een lager pitje zetten. Soms raakte ik zo verzeild in geschriften van Aristoteles of andere wetenschappers die er iets over zeiden, dat ik door de bomen het bos niet meer zag. Ik wilde namelijk zelf ook veel dingen zeggen, vinden en vertellen, en dát ging op die manier niet. Daardoor besloot ik al snel mijn eigen weg aan te houden en vooral zelf veel na te denken over de kwestie waar het profielwerkstuk zich mee bezig houdt, namelijk de originaliteit van de retorica. Streven naar perfectie is ook geen nieuw onderwerp voor mij; ik heb mezelf vaak genoeg betrapt op het ‘ik moet bijna werken/naar school maar laat ik toch nog een stukje verder lezen’-moment, waardoor ik dan toch nog meer dan soms hard moest doortrappen om op tijd te komen. De volgende keer zal ik daarom eerder een planning maken, met wanneer ik met het profielwerkstuk wil bezig zijn en wat ik daarvoor nodig heb. Hoewel het schrijven van mijn profielwerkstuk niet heeft bijgedragen aan het maken van een studiekeuze, heeft het me wel geholpen in hoe zulke grote opdrachten aan te pakken, zoals bronnenonderzoek.

Page 48: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

44

Kort gezegd viel dit profielwerkstuk me totaal niet zwaar en heb ik er met veel plezier werk van gemaakt. Ik heb geleerd waar ik goed in ben (nadenken, beoordelen en schrijven) en waar ik aan moet werken (tijdsbesteding en organisatie). Ik ben blij deze mogelijkheid gekregen te hebben en dat ik er dit resultaat aan over heb kunnen houden.

Page 49: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

45

Dankwoord Bij dezen wil ik mijn begeleider, dhr. Simons, ook mijn leraar Grieks/filosofie, bedanken voor zijn hulp wat betreft boeken, enthousiasme, mailtjes en het (soms) bieden van nieuwe perspectieven. Bovendien gaat mijn dank uit naar prof. dr. E.C.W. Krabbe van de Rijksuniversiteit Groningen, voor enkele verfrissende opmerkingen over mijn profielwerkstuk met betrekking tot filosofie en argumentatieleer. Ook wil ik mijn overige leraren, vrienden en familie bedanken die mij doorgaans hebben geprezen voor mijn inzet en mij daarmee (nieuwe) energie hebben gegeven verder te werken aan dit profielwerkstuk.

Page 50: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

46

Logboek Wat? Aantal

minuten Waar? Datum

SEPTEMBER 2017

Verschil uitzoeken tussen wetenschappelijke en populariserende artikelen

60 School: KWT-O

20/9/17

Uitzoeken begeleiding school 60 School: KWT-O

27/9/17

OKTOBER 2017

Uitzoeken externe hulp bij je pws (universiteiten e.d.)

60 School: KWT-O

4/10/17

Verwantschappen retorica met andere vakken 60 Thuis 10/10/17

NOVEMBER 2017

Onderzoeken opstelling pws bij verschillende vakken, vergelijken (bèta vs. alfa)

60 School: KWT-O

8/11/17

JANUARI 2018

Uitzoeken mogelijke bronnen pws + onderzoeksvragen met Nederlands

60 School: KWT-O

10/1/18

Betogen huidige Nederlandse politici opzoeken 60 Thuis 11/1/18

FEBRUARI 2018

Pws-avond en evalueren pws-avond toenmalig v6/h5 (bekijken van presentaties en inspiratie opdoen)

240 School en thuis

1/2/18 7/2/18

MAART 2018

Begeleiding regelen, inschrijfformulier klaarmaken 30 School 6/3/2018

APRIL 2018

Eerste opzet onderzoeksvragen enkel retorica 60 Thuis 11/4/18

Pws bespreking (dhr. Simons) 60 School 17/4/18

MEI 2018

Eerste opzet onderzoeksvragen met filosofie 30 School: KWT-O

9/5/18

Eerste opzet onderzoeksvragen retorica 30 School: KWT-O

16/5/18

Pws bespreking (dhr. Simons) 30 School 28/5/18

JUNI 2018

Pws onderdelen sofisten 60 School: KWT-O

13/6/18

Deelvraag 1: sofisten, bronnen 60 School: KWT-O

20/6/18

Bibliotheek Tiel, zoeken naar boeken te maken met retorica

60 Bibliotheek Tiel

22/6/18

JULI 2018

Inleiding pws 120 School: Projectweek

4/7/18

Pws bespreking (dhr. Simons) 30 School: Projectweek

4/7/18

Start deelvraag 1 (a) 60 School: Projectweek

5/7/18

AUGUSTUS 2018

Deelvraag 1 a, b vernieuwd/verbeterd 120 Thuis 22/8/18

Page 51: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

47

SEPTEMBER 2018

Deelvraag 1 a, b uitgebreid, encomium 60 School 5/9/18

Lezen Retorica 60 School 5/9/18

Bespreking pws (dhr. Simons) 30 School 6/9/18

Bespreking pws (dhr. Simons), literatuur zoeken 30 School 19/9/18

Deelvraag 1 a,b encomium analyseren 180 School/Thuis 20/9/18

Lezen boek ‘Die Sophisten’ (zie bibliografie) 60 Thuis 20/9/18

Bespreking pws (dhr. Simons) 30 School 26/9/18

Lezen Retorica 60 School 26/9/18

Deelvraag 1 a,b af 60 School 27/9/18

Luisteren/bekijken fragment radio npo 1 ‘De retoriek in de Algemene Beschouwingen’, aantekeningen en voorbereiden deelvraag 2

120 Thuis 29/9/18

OKTOBER 2018

Start deelvraag 2 60 School 4/10/18

Deelvraag 2, verduidelijking Sokrates 120 Thuis 9/10/18

Bespreking pws (dhr. Simons) 30 School 10/10/18

Deelvraag 2, Plato 60 School 11/10/18

Lezen Retorica 60 School: Projectweek

15/10/18

Deelvraag 2, Aristoteles 120 School: Projectweek

15/10/18

Deelvraag 2, verbetering Aristoteles met kennisleer 60 School: Projectweek

16/10/18

Deelvraag 2 af 180 School: Projectweek

17/10/18

Bespreking pws (dhr. Simons) 30 School: Projectweek

17/10/18

NOVEMBER 2018

Voorbereiden deelvraag 3, bronnen 60 Thuis 16/11/18

Start deelvraag 3 60 Thuis 17/11/18

Lezen Retorica 60 Thuis 19/11/18

Deelvraag 3, argumentatieovereenkomsten 120 School 20/11/18

Deelvraag 3, uitbreiding argumentatieovereenkomsten

120 Thuis 20/11/18

Lezen Retorica 60 School 21/11/18

Deelvraag 3, uitbreiding syllogismen 60 School 22/11/18

Lezen Retorica 30 Thuis 22/11/18

Deelvraag 3, pathos en weerlegging/tegenwerping 120 Thuis 22/11/18

Bespreking pws (dhr. Simons) 30 School 27/11/18

Voorbereiden deelvraag 4, deelvraag 1-3 herlezen 60 Thuis 28/11/18

Start deelvraag 4 180 Thuis 28/11/18

Deelvraag 4, uitbreiding pathos/etymologie 60 School 29/11/18

Deelvraag 4, uitbreiding topoi 30 School 30/11/18

DECEMBER 2018

Conclusie 120 Thuis 4/12/18

Deelvraag 2, toevoeging logica 120 Thuis 4/12/18

Deelvraag 4 en conclusie, toevoeging logica 90 School 6/12/18

Samenstellen deelvragen e.d. in een bestand 90 Thuis 6/12/18

Nakijken deelvragen, eerste proefversie 120 Thuis 7/12/18

Page 52: Dialectiek en retorica - KNAW Onderwijsprijs

48

Verder nakijken deelvragen, tweede proefversie 120 Thuis 8/12/18

Epiloog, dankwoord, woordenlijst, opmaak, samenstellen, derde proefversie

240 Thuis 9/11/18

Laatste keer nakijken, vierde laatste versie 60 Thuis 10/11/18