DH-1110-8029 Lelystad - Rapport Modellijst CEO Wmo · 2016. 12. 1. · geleverd en daarmee...
Transcript of DH-1110-8029 Lelystad - Rapport Modellijst CEO Wmo · 2016. 12. 1. · geleverd en daarmee...
Cliëntervaringsonderzoek Wmo
Gemeente Lelystad
RapportOktober 2016I. Dooms BBA
A. van den HeuvelN. Meys
Projectnummer: 840070Correspondentienummer: DH-1110-8029
CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO
INHOUD
INLEIDING 1
SAMENVATTING 3
HOOFDSTUK 1 ACHTERGROND EN DOELEN WMO 5
1.1 Wmo 2015 5
1.2 Achtergrond onderzoek 5
HOOFDSTUK 2 CONTACT MET DE GEMEENTE 6
2.1 Het contact 6
2.2 Hulpvraag 7
2.3 Het gesprek 7
2.4 Cliëntondersteuning 10
HOOFDSTUK 3 DE ONDERSTEUNING 12
3.1 De ontvangen ondersteuning en rapportcijfers 12
3.2 Kwaliteit van de ondersteuning 13
3.3 Mantelzorgers 15
3.4 Effect van de ondersteuning op het leven van de cliënten 17
3.5 Opmerkingen 18
HOOFDSTUK 4 EIGEN BIJDRAGE 19
BIJLAGE 1 VERANTWOORDING 21
BIJLAGE 2 TABELLENBIJLAGE 24
BIJLAGE 3 GEGEVENS KING 36
BIJLAGE 4 OVERZICHT REFERENTIEGEMEENTEN 37
CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO
1/37
Inleiding
Vanaf 2016 zijn gemeenten vanuit de Wmo verplicht om een cliëntervaringsonderzoek uit te (laten) voeren. Voor u ligt het rapport Cliëntervaringsonderzoek Wmo (CEO Wmo) waarmee de gemeente aan deze verplichting voldoet. Doelstelling van het onderzoek is te achterhalen wat de cliëntervaringen zijn van Wmo-cliënten in uw gemeente. Het onderzoek gaat in op thema’s als toegankelijkheid van voorzieningen, kwaliteit van voorzieningen en welk effect de cliënten ondervinden op hun zelfredzaamheid. Vanwege de uniformiteit van de vragenlijst kunnen de uitkomsten met elkaar vergeleken worden (benchmark) om van elkaar te leren. Daarnaast heeft het onderzoek een signaleringsfunctie. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen leiden tot een signaal waardoor verder (verdiepend) onderzoek nodig is. Doelgroep
De doelgroep van het onderzoek zijn Wmo-cliënten die een maatwerkvoorziening hebben (ontvangen) in 2015. Steekproef en respons
Op aanwijzing van BMC hebben de deelnemende gemeenten een steekproef getrokken uit het Wmo-cliëntenbestand of hun gehele cliëntenbestand aangeschreven. In de gemeente Lelystad is een steekproef getrokken. Het gaat hierbij om cliënten met een maatwerkvoorziening. In totaal zijn in Lelystad 1.230 Wmo-cliënten aangeschreven, waarvan in totaal 361 cliënten hebben deelgenomen aan dit onderzoek door een vragenlijst in te vullen. Daarmee is de respons 29%. Referentiegroep
Er zijn 78 gemeenten die het onderzoek op het moment van schrijven hebben afgerond en gelden als uw referentiegroep in dit rapport. Het is verplicht om de vragenlijst te starten met de tien verplichte vragen. De gemeente Lelystad heeft ervoor gekozen om aan de tien verplichte vragen nog eigen vragen toe te voegen. Soms komen deze vragen overeen met vragen uit de landelijk beschikbaar gestelde, uitgebreidere, modellijst. In die gevallen is de referentiegroep in de figuren of tabellen opgenomen. Deze bestaat voor de modellijst uit 49 gemeenten. Uitsplitsingen In dit rapport worden ook uitsplitsingen gemaakt, bijvoorbeeld naar het soort voorziening en het effect van de voorziening. De resultaten hiervan kunnen bij kleine aantallen respondenten veelal alleen een indicatie van de tevredenheid geven. De aantallen zijn dan te klein om betrouwbare uitspraken op te baseren.
CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO
2/37
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 behandelt de doelen van de Wmo en de achtergrond van het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat in op de ervaringen van respondenten met het contact met de gemeentelijke toegang, gevolgd door hoofdstuk 3 waar de ervaringen met de ondersteuning in worden beschreven. Hoofdstuk 4 gaat over de eigen bijdrage. De onderzoeksuitkomsten worden weergegeven in de vorm van figuren die toegelicht en becommentarieerd worden met beknopte teksten. De belangrijkste verschillen die in de figuren naar voren komen, worden tekstueel beschreven. De beschreven verschillen geven aan waar waarden voor Lelystad significant afwijken van de referentiegemeenten. In de tekst wordt dan gesproken in termen als ‘lager dan’, ‘hoger dan’, ‘afwijkend van’, et cetera. Hetzelfde geldt voor relaties die gelegd kunnen worden tussen bijvoorbeeld ‘ondersteuningsvorm’ en ‘mening over kwaliteit van zorg’. De minimale groepsgrootte waarover wordt gerapporteerd is n = 10. In bijlage 1 staat de onderzoeksverantwoording beschreven en ziet u de achtergrondgegevens van de respondenten. In bijlage 2 staan de uitkomsten van alle vragen op een rij, afgezet tegen de referentiegroep. Bijlage 3 bevat de benodigde gegevens voor de verantwoording aan VWS. Bijlage 4 bevat een lijst met de referentiegemeenten van dit rapport.
CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO
3/37
Samenvatting
Uw gemeente heeft deelgenomen aan het cliëntervaringsonderzoek onder Wmo-cliënten. Dit onderzoek is vanaf 2016 verplicht voor alle gemeenten in Nederland. De eerste tien vragen van het onderzoek zijn verplicht, evenals de manier waarop en de doelgroep waaronder het onderzoek wordt uitgevoerd. Uw gemeente heeft ervoor gekozen om deze verplichte tien vragen aan te vullen met eigen vragen. Dit onderzoek geeft daarmee inzicht in de ervaringen van Wmo-cliënten met de gemeente en de ondersteuning die zij ontvangen. De resultaten worden vergeleken met een referentiegroep van andere gemeenten die dezelfde vragen hebben gesteld aan Wmo-cliënten. De gemeente Lelystad heeft 1.230 vragenlijsten verzonden en er zijn 361 vragenlijsten geretourneerd. Daarmee is een responspercentage bereikt van 29%. Het onderzoek is betrouwbaar met een betrouwbaarheid van 95% en een foutmarge van 5%. Contact met de gemeente
Inwoners van de gemeente Lelystad nemen met een ondersteuningsvraag of probleem contact op met het sociaal wijkteam. Van de respondenten geeft 54% aan dat ze wisten waar ze moesten zijn voor ondersteuning. Van de respondenten geeft 69% aan dat zij het (helemaal) eens zijn met de stelling dat zij snel werden geholpen. De meeste cliënten hebben contact opgenomen met het sociaal wijkteam omdat zij het huishoudelijke werk niet meer aankonden (67%), omdat ze nergens meer naartoe konden door gebrek aan vervoer (33%) en omdat ze moeite hadden met wassen en aankleden (20%). Het gesprek 51% van de respondenten geeft aan de afgelopen twaalf maanden een (keukentafel)gesprek te hebben gehad. Van de respondenten die een gesprek hebben gehad geeft 55% aan dat er ook nog een naaste (zoals een partner, familielid of bekende) of iemand anders bij het gesprek aanwezig was. Respondenten is gevraagd naar hun ervaringen en tevredenheid over dit gesprek. Een meerderheid van de respondenten geeft aan dat zij zich serieus genomen voelen door de medewerker van het sociaal wijkteam, namelijk 75%. Het gezamenlijk zoeken naar een oplossing is een belangrijk onderdeel van de nieuwe vormgeving van de Wmo. Van de respondenten geeft 62% aan dat er tijdens het gesprek gezamenlijk naar een oplossing is gezocht. De tevredenheid over deze aspecten van het sociaal wijkteam loopt uiteen van 52% voor de telefonische bereikbaarheid tot 78% voor dat er goed werd geluisterd. Het gemiddeld rapportcijfer voor het sociaal wijkteam is een 6,8.
CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO
4/37
Cliëntondersteuning 22% van de respondenten geeft aan dat zij wisten dat zij gebruik konden maken van cliëntondersteuning. In Lelystad is er geen sprake van aparte cliëntondersteuning. De cliëntondersteuning is onderdeel van de sociale wijkteams. De ondersteuning
Het doel van het contact met de sociale wijkteams is te komen tot passende ondersteuning. Een belangrijk onderdeel daarvan zijn voorzieningen waarvoor de gemeente een besluit afgeeft. Respondenten is gevraagd welke voorzieningen dit zijn. 68% van de respondenten heeft hulp bij het huishouden, 54% maakt gebruik van de Regiotaxi en 34% heeft een scootmobiel. 24% van de respondenten heeft een rolstoel, 17% een woningaanpassing. Verder maakt 17% gebruik van ondersteuning thuis (begeleiding bij het zelfstandig wonen) en 11% heeft dagbesteding. Er zijn relatief weinig respondenten met een logeervoorziening (2%), inloopvoorziening (3%) of hulp van een vrijwilliger (6%). De respondenten met een woonvoorziening geven het hoogste rapportcijfer, gemiddeld een 8,2. De respondenten met hulp bij het huishouden geven relatief het laagste cijfer, gemiddeld een 6,5. Een meerderheid van de respondenten geeft aan dat de ondersteuning aan de behoeften (65%) voldoet. Ook de kwaliteit van de ondersteuning is onder respondenten bevraagd. 68% van de respondenten beaamt dat de kwaliteit van de ondersteuning goed is. 60% van de respondenten vindt dat de ondersteuning past bij de hulpvraag. Behalve ondersteuning waarvoor een besluit wordt afgegeven zijn er ook nog andere vormen van ondersteuning, zoals hulp van mantelzorgers. 50% van de respondenten heeft een mantelzorger. 26% van deze respondenten meldt dat de mantelzorger de hulp niet meer aankan. Het effect van de ondersteuning Van de respondenten geeft een ruime meerderheid aan dat zij door de ondersteuning beter de dingen kunnen doen die zij willen (63%) en dat zij zich beter kunnen redden (65%). 59% van de respondenten is het (helemaal) eens met de stelling dat zij door de ondersteuning een betere kwaliteit van leven ervaren. Eigen bijdrage
44% van de respondenten zegt tijdens het gesprek niet geïnformeerd te zijn over de hoogte van de eigen bijdrage. 40% zegt dat er wel verteld is over de eigen bijdrage, maar niet over de hoogte. 10% heeft een indicatie van de hoogte gekregen en 2% heeft samen met de consulent de rekentool van het CAK ingevuld. Voor 19% is de hoogte van de eigen bijdrage een reden geweest om minder ondersteuning af te nemen of er helemaal vanaf te zien.
5/37
Hoofdstuk 1 Achtergrond en doelen Wmo
1.1 Wmo 2015
Gemeenten hebben in de nieuwe Wmo een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijke verkeer (participatie). Ook moeten zij een passende ondersteuning bieden waarmee mensen in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden (zelfredzaamheid). Mensen die voor hun begeleiding (gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid) een beroep deden op de AWBZ, kunnen zich nu wenden tot de gemeente. Het gedeelte van deze doelgroep dat verzorging nodig heeft die in het verlengde van de begeleiding wordt geleverd en daarmee samenhangt, valt sinds 1 januari 2015 ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.
1.2 Achtergrond onderzoek
Via het cliëntervaringsonderzoek legt een gemeente verantwoording af over het Wmo-beleid aan de gemeenteraad en inwoners. Nieuw in de Wmo 2015 is dat gemeenten een verplichte, gestandaardiseerde vragenlijst moeten gebruiken. Dat maakt een vergelijking tussen gemeenten (in elk geval voor dat deel) onderling mogelijk. Met dit onderzoek wordt de cliëntervaring met betrekking tot de uitvoering van de Wmo in beeld gebracht en wordt gevraagd in hoeverre gestelde resultaten en effecten van de Wmo behaald worden in de ogen van de cliënt. We benadrukken dat het gaat om de cliëntervaring, deze kan afwijken van het beeld dat een hulpverlener heeft of in zorgplannen of verslagen wordt weergegeven. Het oordeel van de cliënt zelf is echter van groot van belang voor het beleid, de doorontwikkeling van het beleid en de uitvoering. De verplichte vragenlijst voor het Wmo-deel bestaat uit tien vragen en is daarmee relatief beknopt. De modellijst biedt verdiepende vragen over de toegang, verdiepende vragen over ervaring met de (overige) ondersteuning en achtergrondvragen, zoals leeftijd of type beperking waardoor kan worden gezocht naar mogelijke verbanden.
6/37
Hoofdstuk 2 Contact met de gemeente
2.1 Het contact
Iedere gemeente organiseert de toegang tot ondersteuning op haar eigen manier. Sommige gemeenten kiezen voor het Wmo-loket, andere gemeenten voor sociale (wijk)teams waar mensen terechtkunnen met hun hulpvraag. Wat het wijkteam precies doet (vraagverheldering, verwijzing of ook lichte ondersteuning), verschilt per gemeente. De volgende figuur toont de ervaring van Wmo-cliënten met de toegang in de gemeente Lelystad. In Lelystad wordt gewerkt met sociale wijkteams. Figuur 1 Ervaring met het contact met de toegang (%)
Helemaal mee
eens
Mee eens Neutraal Niet mee eens Helemaal niet
mee eens
Zo’n 54% van de respondenten wist waar zij moesten zijn met hun hulpvraag, 27% wist dit niet. De respondenten in de referentiegroep weten vaker waar ze moesten zijn. Van de respondenten werd 63% snel geholpen, 75% voelt zich serieus genomen en 62% heeft samen met de medewerker naar een oplossing gezocht. De gemeente Lelystad scoort op alle items iets lager dan de referentiegroep. In de referentiegroep is 71% snel geholpen, voelt 82% zich serieus genomen en heeft 71% samen met de medewerker naar een oplossing gezocht.
R E F E R E NTI E G R OE P
G E M E E N TE
7/37
2.2 Hulpvraag
Inwoners met belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie kunnen ondersteuning vragen bij de gemeente. In de volgende figuur zijn de hulpvragen weergegeven. Figuur 2 De hulpvraag (% ja)
De meeste cliënten hebben contact opgenomen met het sociaal wijkteam omdat zij het huishoudelijke werk niet meer aankonden (67%), ze nergens meer naartoe konden door gebrek aan vervoer (33%) of omdat ze moeite hadden met wassen en aankleden (20%).
2.3 Het gesprek
In de Wmo 2015 is het ‘automatische’ recht op zorg en ondersteuning komen te vervallen. Er wordt niet langer gesproken over ‘compensatieplicht’; de gemeente heeft nu een ‘resultaatverplichting’: niet de compensatie van een gebrek staat centraal, maar het zorg dragen voor een resultaat. Er is ruimte voor andere, mogelijk beter passende oplossingen. Gemeenten moeten bij een verzoek om ondersteuning (de melding) van inwoners altijd zorgvuldig onderzoeken wat er aan de hand is. In de meeste gevallen betekent dit een gesprek tussen (iemand namens) de gemeente en de burger, soms is een persoonlijk gesprek niet nodig. Bijvoorbeeld bij cliënten die al jaren bekend zijn of die kortgeleden nog gesproken zijn. De gemeente maakt de zorgvuldige afweging.
8/37
Figuur 3 Een (keukentafel)gesprek gehad in de afgelopen twaalf maanden (%)
Van de respondenten in Lelystad heeft 51% een (keukentafel)gesprek gehad in de afgelopen twaalf maanden. In de referentiegroep is dat 43%. Het is niet heel duidelijk of respondenten met een bepaalde voorziening vaker een keukentafelgesprek hebben gehad, omdat het aantal respondenten bij sommige voorzieningen erg klein is (<15) en omdat respondenten meerdere voorzieningen kunnen hebben. Van de respondenten met dagbesteding heeft 59% aangegeven een keukentafelgesprek te hebben gehad, bij de respondenten die thuis ondersteuning krijgen of begeleiding bij het zelfstandig wonen was dat 60%, bij de respondenten die huishoudelijke ondersteuning krijgen 53%, bij de respondenten die gebruikmaken van de Regiotaxi 52%, bij de respondenten die een rolstoel of een scootmobiel hebben 46% en bij de respondenten die een woonvoorziening hebben 53%. Het kan voor de cliënt belangrijk zijn dat het gesprek wordt gevoerd samen met iemand anders die de situatie goed kent, zoals een goede kennis, familielid of mantelzorger. Een cliënt kan voor ondersteuning bij het gesprek ook gratis gebruikmaken van een onafhankelijke cliëntondersteuner (hierover meer in de volgende paragraaf). Dit kan ook iemand van de gemeente zijn, zolang diegene maar onafhankelijk kan handelen.
9/37
Figuur 4 Wie was er nog meer aanwezig bij het (keukentafel)gesprek? (%)
In Lelystad heeft 39% van de respondenten een naaste bij het gesprek gehad, zoals een partner, kind, ouder of vriend. In 16% van de gevallen was het iemand anders. 45% voerde het gesprek alleen. In de volgende figuur wordt weergegeven hoe de uitkomst is in uw gemeente met betrekking tot de ervaringen met het sociaal wijkteam. Figuur 5 Mening over sociaal wijkteam (%)
Helemaal mee
eens
Mee eens Neutraal Mee oneens Helemaal mee
oneens
10/37
De respondenten zijn het er het meest mee eens dat er goed geluisterd werd (78%), dat ze de medewerker begrepen (71%), dat het contact prettig was (70%), dat men met een nieuwe vraag weer terug zou gaan naar het sociaal wijkteam (68%) en dat ze het gevoel hadden alles te kunnen uitleggen (67%). Relatief is men het minder vaak eens met de stelling dat het gebouw toegankelijk is (61%), dat de medewerker deskundig is (57%), dat er een goede oplossing is gekomen (53%), dat het sociaal wijkteam telefonisch goed bereikbaar is (52%) en dat het sociaal wijkteam goed vindbaar is (52%). De respondenten hebben een rapportcijfer gegeven voor het sociaal wijkteam. De resultaten staan in de volgende figuur weergegeven. Figuur 6 Rapportcijfer voor sociaal wijkteam (%) (n=164)
In de figuur is te zien dat 80% van de cliënten een 6 of hoger geeft. Het gemiddelde rapportcijfer is een 6,8.
2.4 Cliëntondersteuning
De Wmo 2015 bepaalt dat gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuning moeten bieden. Het moet gratis zijn, integraal, onafhankelijk en in het belang van de cliënt. Voor gemeenten betekende dit een herijking van het beleid voor cliëntondersteuning. Het verschilt per gemeente welke organisatie de onafhankelijke cliëntondersteuning invult; in Lelystad is de cliëntondersteuning integraal onderdeel van het sociaal wijkteam.
11/37
De Wmo 2015 definieert cliëntondersteuning als: 'Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.’ Figuur 7 Bekendheid gebruik onafhankelijke cliëntondersteuner (%)
Zo’n 22% van de respondenten in Lelystad is bekend met cliëntondersteuning, tegenover 26% in de referentiegroep.
12/37
Hoofdstuk 3 De ondersteuning
3.1 De ontvangen ondersteuning en rapportcijfers
De doelgroep van dit onderzoek zijn cliënten met in ieder geval een Wmo- maatwerkvoorziening. Daarnaast kunnen ze natuurlijk ook nog informele ondersteuning ontvangen of gebruikmaken van algemene of particuliere voorzieningen. Figuur 8 Ondersteuningsvormen (% ja)
Zo’n 68% van de respondenten ontvangt hulp bij het huishouden, 54% maakt gebruik van de Regiotaxi en 34% heeft een scootmobiel. Er zijn relatief weinig respondenten die gebruikmaken van ‘nieuwe’ Wmo-voorzieningen zoals ondersteuning thuis en dagbesteding. Er zijn ook relatief weinig respondenten met een logeervoorziening, inloopvoorziening of hulp van een vrijwilliger. Bij ‘anders’ worden enkele andere specifieke voorzieningen genoemd, bijvoorbeeld gezinscoach, driewielfiets, vergoeding voor verhuiskosten, GGZ, Valys, invalidenparkeerkaart, et cetera. De respondenten hebben per voorziening een rapportcijfer gegeven (indien zij gebruikmaken van deze voorziening). De resultaten zijn weergegeven in de volgende figuur.
13/37
Figuur 9 Gemiddeld rapportcijfer per ondersteuningsvorm (% ja)
De respondenten met een woonvoorziening geven het hoogste rapportcijfer, gemiddeld een 8,2. De respondenten met hulp bij het huishouden geven relatief het laagste cijfer, gemiddeld een 6,5. Voor logeervoorzieningen, inloopvoorzieningen en hulp van een vrijwilliger hebben minder dan tien respondenten een rapportcijfer gegeven. De resultaten worden om deze reden niet weergegeven.
3.2 Kwaliteit van de ondersteuning
Het gaat er bij de kwaliteit van de ondersteuning om hoe cliënten de kwaliteit van de ondersteuning ervaren, het gaat niet om de objectieve kwaliteit van ondersteuning.
14/37
Figuur 10 Mening over de kwaliteit van de ondersteuning (%)
Helemaal mee
eens
Mee eens Neutraal Niet mee eens Helemaal niet
mee eens
Van de respondenten vindt 68% de kwaliteit van de ondersteuning goed, 60% vindt dat de ondersteuning past bij de hulpvraag. In de referentiegroep is dat respectievelijk 79% en 77%. Het is niet heel duidelijk of respondenten met een bepaalde voorziening het vaker eens zijn met deze stellingen, omdat het aantal respondenten bij sommige voorzieningen erg klein is (<15) en omdat respondenten meerdere voorzieningen kunnen hebben. Er is in de data wel een indicatie te vinden dat de respondenten die gebruikmaken van de Regiotaxi, dagbesteding hebben of thuis ondersteuning of begeleiding bij het zelfstandig wonen (73%-76%), het iets vaker met de stelling ‘Ik vind de kwaliteit van de ondersteuning die ik krijg goed' eens zijn, dan respondenten die een rolstoel of scootmobiel hebben, huishoudelijke ondersteuning of een woningaanpassing of een woonvoorziening (63%-66%). Verder lijkt het erop dat respondenten die gebruikmaken van de Regiotaxi, dagbesteding hebben of thuis ondersteuning of begeleiding bij het zelfstandig wonen (65%-75%), het iets vaker met de stelling ‘De ondersteuning die ik krijg past bij mijn hulpvraag' eens zijn dan respondenten die een rolstoel of scootmobiel hebben, huishoudelijke ondersteuning of een woningaanpassing of een woonvoorziening (53%-62%). Daarnaast is aan de respondenten gevraagd in hoeverre de ondersteuning aan hun behoeften voldoet.
R E F E R E NTI E G R OE P
G E M E E N TE
15/37
Figuur 11 Mate waarin de ondersteuning voldoet aan behoeften (%) Ja, helemaal Grotendeels Een beetje Nee, helemaal
niet
Voor 65% van de respondenten uit Lelystad voldoet de ondersteuning aan hun behoeften. Dit is lager dan in de referentiegroep, waar 81% vindt dat de ondersteuning aan hun behoeften voldoet. Van de respondenten met een scootmobiel geeft 75% aan dat de voorziening helemaal of grotendeels voldoet. Van de respondenten die gebruikmaken van de Regiotaxi, is dat 72%, van de respondenten met een woonvoorziening/woningaanpassing, is dat 71%, van de respondenten die thuis ondersteuning krijgen of begeleiding bij het zelfstandig wonen, is dat 70% en van de respondenten die een rolstoel hebben of die huishoudelijke ondersteuning krijgen, is dat 61%.
3.3 Mantelzorgers
Mantelzorgers zijn mensen die langdurig en onbetaald zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun omgeving. Dit kan een partner, ouder of kind zijn, maar ook een ander familielid, vriend of kennis.
De ondersteuning van Wmo-cliënten door mantelzorgers is heel belangrijk. Sinds de Wmo 2015 wordt er ook meer gevraagd van cliënten zelf en hun netwerk. Daarbij moet in de gaten worden gehouden of de mantelzorger niet overbelast is of dreigt te raken.
16/37
Figuur 12 Ontvangt u hulp van uw partner, van uw familie, vrienden en/of buren?
De helft van de respondenten in Lelystad ontvangt hulp van hun partner, familie, vrienden en/of buren. Aan deze respondenten is gevraagd of hun naaste de hulp aankan. Figuur 13 Kan de naaste de hulp aan? (%)
Van de respondenten in Lelystad antwoordt 26% dat hun naaste de hulp niet aankan. In de referentiegroep is dat 24%. Er zijn relatief meer vrouwen dan mannen die vinden dat hun naaste de hulp niet aankan (van de respondenten die ‘nee’ antwoorden is 71% vrouw en 29% man), maar er zijn ook meer vrouwelijke dan mannelijke respondenten in dit onderzoek. Er zijn geen opvallende verbanden met inkomen of leeftijd, veelal in verband met
17/37
onvoldoende respons om de resultaten van de antwoordcategorieën met elkaar te kunnen vergelijken.
3.4 Effect van de ondersteuning op het leven van de cliënten
Gemeenten hebben in de nieuwe Wmo een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijke verkeer (participatie). Ook moeten zij een passende ondersteuning bieden waarmee mensen in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden (zelfredzaamheid). Het effect van de Wmo-ondersteuning op zelfredzaamheid en participatie wordt gemeten via de ervaring van klanten met de volgende stellingen: • Door de ondersteuning die ik krijg, kan ik beter de dingen doen die ik wil. • Door de ondersteuning die ik krijg, kan ik mij beter redden. • Door de ondersteuning die ik krijg, heb ik een betere kwaliteit van leven.
Figuur 14 Effect van de ondersteuning
Helemaal mee
eens
Mee eens Neutraal Niet mee eens Helemaal niet
mee eens
Het percentage respondenten dat het met de stellingen eens is, varieert tussen de 59% en 65%. Dat is iets lager dan de percentages in de referentiegroep. Het is niet heel duidelijk of respondenten met een bepaalde voorziening het vaker eens zijn met deze stellingen, omdat het aantal respondenten bij sommige voorzieningen erg klein is (<15) en omdat respondenten meerdere voorzieningen kunnen hebben. Er is in de data wel een indicatie te vinden dat de respondenten die thuis ondersteuning hebben of begeleiding bij het zelfstandig wonen, een woonvoorziening hebben of een scootmobiel (73%-79%), het vaker eens zijn
R E F E R E NTI E G R OE P
G E M E E N TE
18/37
met de stelling ‘Door de ondersteuning die ik krijg, kan ik beter de dingen doen die ik wil’, dan de respondenten die gebruikmaken van de Regiotaxi, een rolstoel hebben, huishoudelijke ondersteuning of dagbesteding (58%-66%). Verder lijk het er op dat respondenten die thuis ondersteuning hebben of begeleiding bij het zelfstandig wonen, gebruikmaken van de Regiotaxi, een scootmobiel hebben of een woonvoorziening (68%-69%), het vaker eens zijn met de stelling ‘Door de ondersteuning die ik krijg, kan ik mij beter redden’, dan de respondenten die een rolstoel hebben, huishoudelijke ondersteuning of dagbesteding (52%-63%). En daarnaast lijkt het erop dat de respondenten die thuis ondersteuning hebben of begeleiding bij het zelfstandig wonen, of een woonvoorziening hebben (72%-73%), het vaker eens zijn met de stelling ‘Door de ondersteuning die ik krijg, heb ik een betere kwaliteit van leven’, dan de respondenten die een rolstoel of een scootmobiel hebben, gebruikmaken van de Regiotaxi of die dagbesteding of huishoudelijke ondersteuning hebben (55%-64%).
3.5 Opmerkingen
De laatste vraag van de verplichte tien vragen betreft een open vraag over opmerkingen over de ondersteuning. Dezelfde vraag is ook aan het einde van de vragenlijst gesteld, met de aanvullende vraag of er nog ideeën zijn om de ondersteuning te verbeteren. De antwoorden op deze vragen zijn grotendeels hetzelfde. Er is één punt dat duidelijk naar voren komt en dat is dat men niet tevreden is over het aantal uren hulp bij het huishouden. In de opmerkingen staat dat men minder uren heeft dan vroeger, dat het aantal uren niet voldoende is en dat het jammer is dat de hulp bepaalde taken niet meer mag uitvoeren. Een greep uit de reacties: • ‘De huishoudelijke hulp is onvoldoende. Voorheen drie uur per week, nu slechts
anderhalf uur, waardoor een hoop nodige zaken blijven liggen.’ • ‘Mevrouw heeft veel minder uren dan voorheen en moet hierdoor noodgedwongen meer
zelf doen. Ze is hierdoor overdag en ’s avonds te vermoeid om bijvoorbeeld even naar buiten te gaan.’
• ‘Mijn huishoudelijke hulp heeft veel te weinig tijd, vooral daar mijn partner verlamd en dus incontinent is, is er intens schoonmaakwerk nodig.’
• ‘Er kan nog maar summier worden schoongemaakt. Sommige kamers helemaal niet. Hoe verbetert dat de kwaliteit van leven?'
• ‘De hulpen doen hun best, maar zijn nu ook overbelast.’ • ‘Door te weinig tijd zal het huis langzaam maar zeker vervuilen omdat alleen het
hoogstnoodzakelijk in de beperkte tijd kan worden uitgevoerd.’ Naast de opmerkingen over de hulp bij het huishouden zijn er weinig andere thema’s te destilleren uit de antwoorden. Een aantal respondenten merkt op (nog) geen ondersteuning te hebben. Enkelen hebben afgezien van de ondersteuning omdat de eigen bijdrage te hoog was. Dit betreft twee keer een scootmobiel en één keer Regiotaxi.
19/37
Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage
Voor een aantal Wmo-voorzieningen rekent de gemeente een eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van de voorziening en het inkomen en het vermogen van de cliënt. Aan de respondenten is gevraagd of zij tijdens het keukentafelgesprek zijn geïnformeerd over de hoogte van de eigen bijdrage. Figuur 15 Bent u tijdens het keukentafelgesprek geïnformeerd over de (hoogte van de) eigen
bijdrage?
Zo’n 44% van de respondenten zegt hierover niet geïnformeerd te zijn tijdens het gesprek. 40% zegt dat er wel verteld is over de eigen bijdrage, maar niet over de hoogte. 10% heeft een indicatie van de hoogte gekregen en 2% heeft samen met de consulent de rekentool van het CAK ingevuld. Aan de respondenten is gevraagd of zij door de hoogte van de eigen bijdrage hebben besloten minder ondersteuning af te nemen of er helemaal vanaf te zien.
20/37
Figuur 16 Heeft u door de hoogte van de eigen bijdrage besloten om minder ondersteuning af te
nemen of er helemaal vanaf te zien?
Op deze vraag antwoordt 19% met ‘ja’ en 81% met ‘nee’.
21/37
Bijlage 1 Verantwoording Het onderzoek is in het voorjaar van 2016 uitgevoerd. Dit onderzoek is een kwantitatief onderzoek, uitgezet door middel van een schriftelijke vragenlijst.
Respons
De gemeente heeft op aanwijzing van BMC Onderzoek een steekproef getrokken uit het bestand met Wmo-cliënten. Er zijn 1.230 brieven verstuurd naar Wmo-cliënten met een schriftelijke vragenlijst. In totaal hebben 361 Wmo-cliënten de vragenlijst ingevuld. De respons is hiermee 29%. Voor schriftelijk onderzoek onder deze doelgroep is een respons van 35% gangbaar. De gemeente verwachtte op basis van eerdere onderzoeken al een lagere respons dan 35% en heeft om die reden de steekproef vergroot. Hierdoor zijn de resultaten toch betrouwbaar met een betrouwbaarheid van 95%. Betrouwbaar wil zeggen dat als het onderzoek op dezelfde wijze wordt herhaald, er (ongeveer) dezelfde uitkomsten uit voortkomen. Een betrouwbaarheidsniveau van 95%, met een foutmarge van 5% betekent dat als het onderzoek 100 keer wordt uitgevoerd, de resultaten in 95 van de 100 gevallen 5% of minder van elkaar afwijken. Het absoluut aantal respondenten is van invloed op de betrouwbaarheid.
Achtergrond cliënten
Van de respondenten is 31% man en 69% vrouw. In de referentiegroep is dat 34% en 66%. Tabel 1 Leeftijd respondenten (%)
Uw gemeente Referentiegroep
0 t/m 17 0% 1%
18 t/m 25 3% 2%
26 t/m 35 2% 3%
36 t/m 45 7% 4%
46 t/m 55 9% 7%
56 t/m 65 15% 12%
66 t/m 74 23% 16%
75+ 41% 54%
De leeftijdsverdeling van de respondenten in Lelystad en de referentiegroep komt ongeveer overeen. In de referentiegroep zitten relatief iets meer 75-plussers. Aan de cliënt is gevraagd wat zijn of haar woonsituatie is. Dit kan natuurlijk gevolgen hebben voor de ondersteuning die iemand nodig heeft. De volgende tabel laat zien hoe de woonsituatie van de respondenten eruit ziet.
22/37
Tabel 2 Woonsituatie respondenten (%)
Uw gemeente
Ik woon alleen 57%
Ik woon met mijn partner/gezin 33%
Ik woon bij mijn ouders/verzorgers 3%
Ik woon in bij mijn kinderen 1%
Anders 6%
Er is ook gevraagd naar de wijk waar de respondenten wonen. Aan de hand van deze uitkomsten is in de resultaten een uitsplitsing gemaakt naar wijkteam. Deze uitsplitsing is terug te vinden in de tabellenbijlage achterin dit rapport. Tabel 3 Woonwijk respondenten (%)
Uw gemeente
Atolwijk (inclusief De Veste, De Schans, De Meent) 11%
Bolder (Gondel, Kogge, Kempenaar, Schouw) 14%
Boswijk 16%
Havendiep (Botter, Grietenij, Hoven/Ziekenhuis, Landstrekenwijk, Schoener,
Tjalk) 17%
Kustwijk (inclusief Batavia-Haven e.o., Golfpark, Golfresort, Parkhaven) 7%
Lelystad-Haven (inclusief Hollandse Hout, Noordersluis) 2%
Stadshart (Centrum-Noord, -Midden, -Station en –Zuid 14%
Waterwijk (inclusief De Landerijen) 8%
Warande 1%
Zuiderzeewijk (inclusief Groene Velden, Jagersveld 7%
Buitengebied 1%
Er wordt steeds vaker van burgers verwacht dat ze ook financieel zelfredzaam zijn; dat ze zelf in staat zijn om voorzieningen aan te schaffen. Voorzieningen die eerder via de gemeente te verkrijgen waren op basis van een indicatie worden steeds vaker als algemene voorzieningen gezien die burgers zelf kunnen aanschaffen. Daarom is er een vraag opgenomen over het inkomen van de cliënten.
23/37
Tabel 4 Inkomen respondenten (%)
Uw gemeente
Geen eigen inkomen 4%
Minder dan € 1.100 per maand 30%
Tussen € 1.100 en € 1.500 per maand 38%
Tussen € 1.500 en € 2.000 per maand 17%
Tussen € 2.000 en € 3.350 per maand 10%
Meer dan € 3.350 per maand 2%
Hieruit valt op te maken dat 30% minder dan € 1.100 per maand ontvangt. 38% ontvangt tussen € 1.100 en € 1.500 per maand.
24/37
Bijlage 2 Tabellenbijlage
BLOK 1: Contact
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Contact
Ik wist waar ik moest zijn
met mijn hulpvraag
(%(helemaal)mee eens)
55% N=254 52% N=46 60% N=60 56% N=52 55% N=76
Ik werd snel geholpen
(%(helemaal)mee eens) 63% N=249 76% N=42 68% N=60 59% N=51 57% N=76
De medewerker nam mij
serieus (%(helemaal)mee
eens)
75% N=254 84% N=44 87% N=62 75% N=52 59% N=75
De medewerker en ik
hebben in het gesprek
samen naar oplossingen
gezocht
(%(helemaal)mee eens)
62% N=247 65% N=43 70% N=61 59% N=51 54% N=72
25/37
Gebruik onafhankelijke cliëntondersteuner
Wist u dat u gebruik kon
maken van een
onafhankelijke
cliëntondersteuner?
(%ja)
22% N=314 24% N=54 28% N=64 22% N=69 20% N=105
BLOK 2: Kwaliteit van de ondersteuning
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Kwaliteit van de ondersteuning
Ik vind de kwaliteit van
de ondersteuning die ik
krijg goed
(%(helemaal)mee eens)
68% N=327 62% N=58 66% N=77 60% N=62 76% N=105
De ondersteuning die ik
krijg, past bij mijn
hulpvraag
(%(helemaal)mee eens)
61% N=319 65% N=57 60% N=75 48% N=60 63% N=103
26/37
BLOK 3: Wat levert de ondersteuning mij op?
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Wat levert de ondersteuning mij op?
Door de ondersteuning
kan ik beter de dingen
doen die ik wil
(%(helemaal)mee eens)
63% N=309 66% N=56 57% N=72 61% N=62 67% N=100
Door de ondersteuning
kan ik mij beter redden
(%(helemaal)mee eens)
65% N=315 66% N=58 62% N=74 56% N=61 71% N=100
Door de ondersteuning
heb ik een betere
kwaliteit van leven
(%(helemaal)mee eens)
60% N=314 63% N=56 59% N=74 48% N=63 66% N=101
27/37
BLOK 4: Extra vragen contact met de gemeente
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Waarom nam u contact op (of iemand namens u) met de gemeente?
Omdat ik moeite heb me
zelf te wassen en te
kleden (%ja)
20% N=308 27% N=52 13% N=72 15% N=66 22% N=97
Omdat ik het
huishoudelijke werk
thuis niet meer aan kan
(%ja)
67% N=308 75% N=52 64% N=72 61% N=66 67% N=97
Omdat ik nergens meer
naartoe kan omdat ik
geen vervoer heb (%ja)
33% N=308 27% N=52 36% N=72 24% N=66 41% N=97
Omdat ik niet meer
binnenshuis rond kan
lopen/rijden (%ja)
14% N=308 12% N=52 10% N=72 20% N=66 11% N=97
Omdat ik me eenzaam
voel en meer contact wil
met andere mensen
(%ja)
13% N=308 13% N=52 14% N=72 11% N=66 12% N=97
Omdat ik overdag niks te
doen heb (%ja) 9% N=308 4% N=52 7% N=72 11% N=66 10% N=97
28/37
Omdat ik moeite heb om
mijn financiële zaken te
regelen en de
administratie te doen
(%ja)
14% N=308 12% N=52 14% N=72 15% N=66 13% N=97
Omdat ik niet weet hoe
ik bepaalde problemen
kan oplossen en wat ik
moet kiezen (%ja)
18% N=308 15% N=52 22% N=72 18% N=66 18% N=97
Omdat ik als
mantelzorger overbelast
ben of dreig te raken
(%ja)
9% N=308 6% N=52 8% N=72 11% N=66 8% N=97
Anders (%ja) 19% N=308 17% N=52 26% N=72 21% N=66 12% N=97
Heeft u in de afgelopen 12 maanden een (keukentafel)gesprek gehad op afspraak namens de gemeente?
Ja 51% N=334 42% N=60 60% N=78 44% N=68 53% N=102
Nee 46% N=334 55% N=60 37% N=78 53% N=68 42% N=102
Weet ik niet 3% N=334 3% N=60 3% N=78 3% N=68 5% N=102
29/37
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Was er bij het (keukentafel)gesprek nog iemand anders aanwezig?
Ja, een naaste 42% N=171 42% N=24 42% N=45 50% N=32 40% N=58
Ja, iemand anders 17% N=171 21% N=24 18% N=45 6% N=32 21% N=58
Nee 48% N=171 38% N=24 51% N=45 47% N=32 48% N=58
Bent u het eens met de volgende stellingen?
Het contact met degene met wie ik het
keukentafelgesprek had was prettig
(%(helemaal)mee eens)
71% N=178 76% N=25 75% N=48 69% N=32 67% N=61
Er werd goed naar me geluisterd
(%(helemaal)mee eens) 78% N=179 88% N=26 83% N=48 75% N=32 69% N=61
De medewerker was deskundig
(%(helemaal)mee eens) 62% N=173 75% N=24 64% N=47 58% N=31 55% N=60
Ik begreep de medewerker
(%(helemaal)mee eens) 72% N=179 81% N=26 77% N=48 91% N=32 51% N=61
Ik had het gevoel alles uit te kunnen
leggen en vragen aan de medewerker
(%(helemaal)mee eens)
66% N=167 76% N=25 69% N=45 74% N=31 57% N=54
Er is een goede oplossing voor mijn
ondersteuningsvraag gekomen
(%(helemaal)mee eens) 53% N=169 61% N=23 52% N=44 61% N=31 46% N=59
30/37
Het sociaal wijkteam is telefonisch goed
bereikbaar (%(helemaal)mee eens) 52% N=158 70% N=23 52% N=44 57% N=30 44% N=50
Het gebouw waar het sociaal wijkteam
zit, is goed toegankelijk
(%(helemaal)mee eens)
61% N=121 65% N=23 62% N=34 83% N=23 50% N=34
Het sociaal wijkteam is goed vindbaar
(%(helemaal)mee eens) 51% N=144 67% N=24 55% N=40 50% N=28 41% N=41
Bij een nieuwe vraag of probleem zal ik
terug gaan naar het sociaal wijkteam
(%(helemaal)mee eens)
68% N=165 88% N=25 67% N=46 77% N=31 58% N=52
Welk rapportcijfer geeft u, alles bij
elkaar genomen, aan het sociaal
wijkteam? (gemiddelde)
6,8 N=176 7,5 N=26 6,9 N=47 7,1 N=32 6,2 N=59
31/37
BLOK 5: Ervaringen met de ondersteuning vanuit de gemeente
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Rolstoel
aangekruist 24% N=247 25% N=44 19% N=57 30% N=47 26% N=82
gemiddeld rapportcijfer 6,8 N=46 . N=8 . N=9 6,0 N=10 7,8 N=17
Scootmobiel (of aangepaste fiets, auto, buggy enzovoorts
aangekruist 34% N=247 39% N=44 33% N=57 36% N=47 33% N=82
gemiddeld rapportcijfer 7,6 N=70 8,4 N=13 7,4 N=18 7,5 N=15 7,5 N=21
Huishoudelijke ondersteuning
aangekruist 68% N=247 73% N=44 60% N=57 68% N=47 71% N=82
gemiddeld rapportcijfer 6,5 N=127 6,2 N=27 7,2 N=26 5,7 N=28 6,6 N=39
Woonvoorziening/woningaanpassing (zoals bijvoorbeeld een traplift)
aangekruist 17% N=247 27% N=44 21% N=57 23% N=47 4% N=82
gemiddeld rapportcijfer 8,2 N=26 . N=6 . N=9 . N=9 . N=1
Regiotaxi
aangekruist 17% N=247 18% N=44 19% N=57 15% N=47 16% N=82
gemiddeld rapportcijfer 7,4 N=30 . N=5 . N=9 . N=5 8,1 N=10
Ondersteuning thuis/begeleiding bij het zelfstandig wonen
Dagbesteding
aangekruist 11% N=247 11% N=44 11% N=57 15% N=47 9% N=82
gemiddeld rapportcijfer 7,7 N=15 . N=2 . N=3 . N=5 . N=4
32/37
Logeervoorziening/logeerhuis
aangekruist 2% N=247 2% N=44 5% N=57 4% N=47 0% N=82
gemiddeld rapportcijfer . N=2 . N=0 . N=1 . N=1 . N=0
Inloopvoorzieningen/activiteiten in de wijkcentra
aangekruist 3% N=247 5% N=44 4% N=57 6% N=47 1% N=82
gemiddeld rapportcijfer . N=3 . N=0 . N=0 . N=2 . N=1
Hulp van een vrijwilliger
aangekruist 6% N=247 7% N=44 5% N=57 11% N=47 4% N=82
gemiddeld rapportcijfer . N=9 . N=1 . N=3 . N=4 . N=1
Anders
aangekruist 6% N=247 7% N=44 11% N=57 4% N=47 2% N=82
gemiddeld rapportcijfer 6,7 N=10 . N=1 . N=5 . N=2 . N=2
Voldoet de ondersteuning aan uw
behoeften (% helemaal/grotendeels) 65% N=199 62% N=37 65% N=49 54% N=37 70% N=64
Ontvangt u hulp van uw partner, van uw
familie, vrienden en/of buren? (%Ja) 50% N=339 41% N=61 56% N=79 49% N=69 51% N=106
33/37
Heeft u het idee dat uw naaste die voor u zorgt het aankan?
Ja 57% N=151 57% N=21 64% N=42 57% N=28 51% N=49
Nee 26% N=151 38% N=21 21% N=42 14% N=28 31% N=49
Weet ik niet 17% N=151 5% N=21 14% N=42 29% N=28 18% N=49
BLOK 6: Eigen bijdrage
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Bent u tijdens het keukentafelgesprek geïnformeerd over de (hoogte van de) eigen bijdrage?
Ja, er is verteld dat er een eigen bijdrage is
maar niet hoe hoog die zou worden 40% N=241 34% N=38 44% N=61 40% N=48 40% N=75
Ja, men heeft mij een indicatie van de
hoogte van de eigen bijdrage gegeven 10% N=241 5% N=38 10% N=61 15% N=48 13% N=75
Ja, we hebben samen de rekentool
ingevuld 2% N=241 5% N=38 3% N=61 0% N=48 0% N=75
Ja, anders 5% N=241 5% N=38 7% N=61 0% N=48 5% N=75
Nee 44% N=241 50% N=38 36% N=61 46% N=48 41% N=75
Heeft u door de hoogte van de eigen bijdrage besloten om minder ondersteuning af te nemen of er helemaal vanaf te zien?
Ja 19% N=233 13% N=39 32% N=53 16% N=50 14% N=72
Nee 81% N=233 87% N=39 68% N=53 84% N=50 86% N=72
34/37
BLOK 7: Over uzelf
Lelystad
totaal
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZO
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
NW
Aantal
respondenten
per vraag
Lelystad
ZW
Aantal
respondenten
per vraag
Over uzelf
Bent u een man of een vrouw?
Man 31% N=332 23% N=57 32% N=76 37% N=70 28% N=106
Vrouw 69% N=332 77% N=57 68% N=76 63% N=70 72% N=106
Wat is uw leeftijd?
0 t/m 17 0% N=353 0% N=62 0% N=80 0% N=73 0% N=113
18 t/m 25 3% N=353 2% N=62 4% N=80 3% N=73 2% N=113
26 t/m 35 2% N=353 3% N=62 6% N=80 1% N=73 0% N=113
36 t/m 45 7% N=353 0% N=62 14% N=80 10% N=73 5% N=113
46 t/m 55 9% N=353 5% N=62 18% N=80 3% N=73 9% N=113
56 t/m 65 15% N=353 23% N=62 19% N=80 19% N=73 9% N=113
66 t/m 74 23% N=353 32% N=62 11% N=80 36% N=73 17% N=113
75+ 41% N=353 35% N=62 29% N=80 29% N=73 58% N=113
35/37
Wat is uw woonsituatie?
Ik woon alleen 57% N=349 58% N=60 46% N=78 48% N=73 70% N=112
Ik woon met mijn partner/gezin 33% N=349 32% N=60 40% N=78 41% N=73 25% N=112
Ik woon bij mijn ouders/verzorgers 3% N=349 2% N=60 3% N=78 4% N=73 1% N=112
Ik woon in bij mijn kinderen 1% N=349 0% N=60 1% N=78 3% N=73 1% N=112
Anders 6% N=349 8% N=60 10% N=78 4% N=73 4% N=112
Hoeveel bedraagt ongeveer het netto maandinkomen van uw huishouden? (inclusief vakantiegeld en exclusief kinderbijslag)
Geen eigen inkomen 4% N=331 3% N=60 4% N=77 1% N=69 4% N=104
Minder dan € 1.100 per maand 30% N=331 25% N=60 32% N=77 35% N=69 27% N=104
Tussen € 1.100 en € 1.500 per maand 38% N=331 52% N=60 32% N=77 35% N=69 38% N=104
Tussen € 1.500 en € 2.000 per maand 17% N=331 15% N=60 13% N=77 13% N=69 24% N=104
Tussen € 2.000 en € 3.350 per maand 10% N=331 5% N=60 13% N=77 16% N=69 6% N=104
Meer dan € 3.350 per maand 2% N=331 0% N=60 5% N=77 0% N=69 2% N=104
36/37
Bijlage 3 Gegevens KING
Op grond van artikel 2.5.1 van de Wmo 2015 voert de gemeente jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit. De gemeente moet de uitkomsten van het CEO Wmo bij KING aanleveren. U dient de data van het Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 vóór 1 september 2016 aan te leveren via de website www.waarstaatjegemeente.nl. BLOK 1: Contact
(%(helemaal)mee eens) (%(helemaal)mee oneens)
Contact
Ik wist waar ik moest zijn met mijn hulpvraag 55% 27%
Ik werd snel geholpen 63% 18%
De medewerker nam mij serieus 75% 11%
De medewerker en ik hebben in het gesprek samen
naar oplossingen gezocht 62% 17%
(%ja) (%nee)
Gebruik onafhankelijke cliëntondersteuner
Wist u dat u gebruik kon maken van een onafhankelijke
cliëntondersteuner? 22% 78%
BLOK 2: Kwaliteit van de ondersteuning
(%(helemaal)mee eens) (%(helemaal)mee oneens)
Kwaliteit van de ondersteuning
Ik vind de kwaliteit van de ondersteuning die ik krijg
goed 68% 16%
De ondersteuning die ik krijg past bij mijn hulpvraag 61% 23%
BLOK 3: Wat levert de ondersteuning mij op?
(%(helemaal)mee eens) (%(helemaal)mee oneens)
Door de ondersteuning kan ik beter de dingen doen
die ik wil 63% 15%
Door de ondersteuning kan ik mij beter redden 65% 13%
Door de ondersteuning heb ik een betere kwaliteit
van leven 60% 15%
In bovenstaande tabellen staan de gegevens die u daarvoor nodig heeft. De netto respons = 361 Voor meer informatie over het aanleveren van cliëntervaringsgegevens kunt u de website van de VNG raadplegen.
37/37
Bijlage 4 Overzicht referentiegemeenten
Achtkarspelen, Almere, Apeldoorn, Barneveld, Beek, Beemster, Best, Binnenmaas, Boekel, Brummen, Cranendonck, Delft, Drechterland, Enkhuizen, Franekeradeel, Giessenlanden, Gorinchem, Gouda, Hardinxveld-Giessendam, Harlingen, Heerenveen, Heeze-Leende, het Bildt, Kaag en Braassem, Korendijk, Krimpen aan den IJssel, Landerd, Leerdam, Leeuwarderadeel, Leidschendam-Voorburg, Meerssen, Menameradiel, Molenwaard, Oostzaan, Pijnacker-Nootdorp, Purmerend, Raalte, Renkum, Rhenen, ‘s Gravenhage, Smallingerland, Someren, Stede Broec, Stein, Strijen, Terschelling, Vaals, Valkenswaard, Vlieland, Voorschoten, Voorst, Wassenaar, West Maas en Waal, Westland, Wormerland, Woudenberg, Zederik, Zoetermeer, Zuidplas.