Derde verslag aan de wetgevende kamers

68
FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE DERDE VERSLAG AAN DE WETGEVENDE KAMERS (2006 - 2007)

Transcript of Derde verslag aan de wetgevende kamers

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE

DERDE VERSLAG AAN DE WETGEVENDE KAMERS

(2006 - 2007)

3

INLEIDING

Dit verslag heeft betrekking op de door de commissie onderzochte registratiedocumenten die

ingediend zijn voor patiënten bij wie euthanasie werd uitgevoerd in de periode tussen 1 januari 2006 en

31 december 2007.

Overeenkomstig de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie bestaat dit verslag uit drie delen:

- Deel 1: een statistisch verslag waarin de informatie uit het tweede deel van het registratiedocument

is verwerkt

- Deel 2: een verslag waarin de toepassing van de wet wordt toegelicht en geëvalueerd

- Deel 3: eventuele aanbevelingen die kunnen leiden tot een wetgevend initiatief en/of andere

maatregelen inzake de uitvoering van de wet.

Het verslag bevat ook 4 bijlagen:

- Bijlage 1: wet betreffende de euthanasie van 28 mei 2002 aanvullend door de de wet van 10

november 2005;

- Bijlage 2: het Koninklijk Besluit van 28 maart 2007houdende benoeming van de leden van de

Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van de wet van

28 mei 2002 betreffende de euthanasie; het adres en de website van de commissie;

- Bijlage 3: het registratiedocument dat de artsen moeten invullen en dat de commissie op

17 februari 2004 heeft goedgekeurd;

- Bijlage 4: de informatiebrochure voor de artsen waarin bepaalde interpretaties en beslissingen van de

commissie worden toegelicht.

Dit verslag is opgesteld door een beperkte commissie, samengesteld uit Mevrouw Jacqueline Herremans, de Heren Walter De Bondt, Marc Englert, Raymond Mathys, Fernand Van Neste. Het werd besproken in de plenaire vergadering van 20 mei 2008 en het werd goedgekeurd door de aanwezige leden. .

4

5

DEEL 1

STATISTISCH VERSLAG

6

7

TABELLEN MET DE INFORMATIE VERZAMELD OP BASIS VAN DEEL II VAN DE REGISTRATIEDOCUMENTEN DIE DE COMMISSIE ONTVANGEN HEEFT

2006

Aantal aangiften

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

tot op 1%

totaal 110 122 102 95 429

Nederl./ Franstalige

82/28 105/17 79/23 71/21 340/89 79/21

Actueel verzoek of voorafgaande wilsverklaring

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

verzoek 104 118 100 90 412 96

wilsverklaring 6 4 2 5 17 4

Geslacht van de patiënten

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

man 58 56 59 58 231 54

vrouw 52 66 43 37 198 46

Leeftijd van de patiënten

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

<20 0 1 0 0 1 -

20-39 2 2 4 4 12 3

40-59 38 33 22 21 114 27

60-79 48 67 57 52 224 52

>of = 80 22 19 19 18 78 18

Plaats van overlijden

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

ziekenhuis 63 63 53 46 225 52

thuis 42 50 45 43 180 42

rusthuis 5 7 2 2 16 4

andere 0 2 2 4 8 2

8

Te verwachten termijn voor overlijden

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal (%)

binnen afzienb. termijn 106 113 95 89 403 94

niet binnen afzienb termijn 4 9 7 6 26 6

Diagnose

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal (%)

kankers 93 91 80 82 346 81

evolutieve neuromusc. aandoen.

7 13 7 5 32 7

niet-evol. neuromusc. aandoen.

0 1 0 0 1 -

niet-maligne longaandoen. 1 3 5 3 12 3

cardiovasculaire aandoen. 3 3 2 1 9 2

nieraandoen. 1 0 1 0 2 -

niet-maligne spijsverteringsaandoen.

0 2 0 0 2 -

aids 0 0 2 0 2 -

neuropsych. aandoen. 3 1 0 1 5 1

verschillende aandoen. 0 4 1 1 6 1

Andere 2 4 4 2 12 3

1e consulent

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

palliatief arts 11 9 13 10 43 10

huisarts 38 57 51 44 190 44

specialist 60 56 38 41 195 45

niet gepreciseerd

1 0 0 0 1 <1

2e consulent (26 overlijdens niet binnen afzienbare termijn)

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal) Totaal (%)

psychiater 4 3 3 5 15 58

specialist 0 6 4 1 11 42

Andere niet-verplicht geraadpleegde artsen

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

50 46 45 32 173

9

Geraadpleegde palliatieve teams (de verplicht geraadpleegde arts is hier niet in opgenomen)

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

31 38 37 34 140

Opgegeven fysiek lijden

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal 105 120 102 94 421

(cachexie, pijn, dyspneu, dysfagie, uitputting, hemorragieën, darmobstructie, verlamming, wonden,

herhaalde transfusies, enz.)

Opgegeven psychisch lijden

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal 75 90 67 76 308

(afhankelijkheid, wanhoop, verlies van waardigheid, enz.)

Opm.: vaak worden verschillende soorten van fysiek en psychisch lijden samen vermeld

Gebruikte techniek en middelen

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal (%)

enkel barbituraat p.o. 4 2 2 2 10 2

id.+ spierverslapper 1 0 0 1 2 -

enkel pentothal of gelijkaardig middel I.V.

38 45 22 36 141 33

id. + spierverslapper 61 71 78 53 263 61

morfi ne al dan niet met sedativa

4 1 0 3 8 2

andere of onduidelijk 2 3 0 0 5 1

p.o. = per os (via de mond); I.V. = Intraveneus

10

Diagnoses bij 26 overlijdens niet binnen afzienbare termijn

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal (%)

kankers 0 0 1 2 3 12

evolutieve neuromusc. aandoen.

1 4 3 1 9 35

niet-evol. neuromusc. aandoen.

0 1 0 0 1 4

niet-maligne longaandoen. 0 1 1 0 2 8

cardiovasculaire aandoen. 1 0 0 0 1 4

nieraandoen. 0 0 0 0 0 -

niet-maligne spijsverteringsaandoen.

0 0 0 0 0 -

aids 0 0 0 0 0 -

neuropsych. aandoen. 1 0 1 1 3 12

verschillende aandoen. 0 0 0 1 1 -

Andere 1 3 1 1 6 23

Beslissingen van de commissie

1e trim 06 2e trim 06 3e trim 06 4e trim 06 Totaal (aantal)

Totaal (%)

aanvaarding zonder meer 83 98 76 79 336 78

opening van deel I voor opmerking(en)

6 10 8 9 33 8

opening van deel I voor preciseringen

21 14 18 7 60 14

overdracht aan justitie 0 0 0 0 0 -

Opmerkingen

Niet-evolutieve neuromusculaire aandoeningen zijn pathologische of traumatische letsels.1.

De categorie «kankers» omvat kwaadaardige tumors en kwaadaardige bloedaandoeningen.2.

Techniek: vaak werd een lichte sedatie met benzodiazepines per os of I.V. vóór de euthanasie toegepast.3.

soms gaat de spierverslapper gepaard met kalium chloride.

Wanneer op basis van een wilsverklaring euthanasie werd uitgevoerd bij een patiënt die niet meer bij 4.

bewustzijn was en niets vermeld is over de voorziene datum van overlijden, is men er bij deze statistieken van uitgegaan dat de patiënt op korte termijn zou zijn overleden.

De opgegeven percentages hebben betrekking op het aantal gevallen onder de betreffende rubriek.5.

De percentages zijn afgerond tot op de eenheden, waardoor het totaal aantal soms licht afwijkt van 100.6.

11

TABELLEN MET DE INFORMATIE VERZAMELD OP BASIS VAN DEEL II VAN DE REGISTRATIEDOCUMENTEN DIE DE COMMISSIE ONTVANGEN HEEFT

2007

Aantal aangiften

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

tot op 1%

totaal 115 120 112 148 495

Nederl./ Franstalige

95/20 98/22 95/17 124/24 412/83 83/17

Actueel verzoek of voorafgaande wilsverklaring

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

verzoek 113 120 108 145 486 98

wilsverklaring 2 0 4 3 9 2

Geslacht van de patiënten

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

man 66 62 63 78 269 54

vrouw 49 58 49 70 226 46

Leeftijd van de patiënten

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

<20 0 0 0 0 0 -

20-39 6 2 1 3 12 2

40-59 30 32 22 33 117 24

60-79 57 65 72 87 281 57

>of = 80 22 21 17 25 85 17

Plaats van overlijden

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

ziekenhuis 54 56 51 73 234 47

thuis 56 58 56 64 234 47

rusthuis 3 4 5 10 22 4

andere 2 2 0 1 5 2

12

Te verwachten termijn voor overlijden

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal (%)

binnen afzienb. termijn 114 111 100 142 467 94

niet binnen afzienb. termijn 1 9 12 6 28 6

Diagnose

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal (%)

kankers 98 98 92 116 404 82

evolutieve neuromusc. aandoen.

9 9 13 13 44 9

niet-evol. neuromusc. aandoen.

0 1 2 1 4 <1

niet-maligne longaandoen. 2 0 0 4 6 2

cardiovasculaire aandoen. 2 3 3 5 13 2

nieraandoen. 0 1 0 0 1 <1

niet-maligne spijsverteringsaandoen.

0 0 0 0 0 -

aids 0 0 0 1 1 <1

neuropsych. aandoen. 0 2 1 1 4 <1

verschillende aandoen. 2 2 0 6 10 2

andere 2 4 1 1 8 2

1e consulent

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

palliatief arts 15 3 12 13 43 9

huisarts 51 64 58 65 238 48

specialist 48 53 42 68 211 43

niet gepreciseerd 1 0 0 2 3

2e consulent (28 overlijden niet binnen afzienbare termijn)

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal) Totaal (%)

psychiater 1 8 6 4 19 68

specialist 0 1 6 2 9 32

Andere niet-verplicht geraadpleegde artsen

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

47 52 54 62 215

13

Geraadpleegde palliatieve teams (de verplicht geraadpleegde arts is hier niet in opgenomen)

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

38 41 55 66 200

Opgegeven fysiek lijden

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal 115 120 108 146 489

(cachexie, pijn, dyspneu, dysfagie, uitputting, hemorragieën, darmobstructie, verlamming, wonden,

herhaalde transfusies, enz.)

Opgegeven psychisch lijden

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal 84 92 98 117 391

(afhankelijkheid, wanhoop, verlies van waardigheid, enz.)

Opm.: vaak worden verschillende soorten van fysiek en psychisch lijden samen vermeld

Gebruikte techniek en middelen

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal (%)

enkel barbituraat p.o. 2 2 0 7 11 2

id.+ spierverslapper 1 0 0 0 1 <1

enkel pentothal of gelijkaardig middel I.V.

47 46 45 55 193 39

id. + spierverslapper 65 70 64 83 282 57

morfi ne al dan niet met sedativa

0 2 2 0 4 1

andere of onduidelijk 0 0 1 3 (2 onduidelijk)

4 1

p.o. = per os (via de mond); I.V. = Intraveneus

14

Diagnoses bij overlijden niet binnen afzienbare termijn (28 gevallen)

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal (%)

kankers 0 0 2 0 2 7

evolutieve neuromusc. aandoen.

1 3 6 4 14 50

niet-evol. neuromusc. aandoen.

0 1 2 1 4 14

niet-maligne longaandoen. 0 0 0 0 0 -

cardiovasculaire aandoen. 0 1 2 0 3 11

nieraandoen. 0 0 0 0 0 -

niet-maligne spijsverteringsaandoen.

0 0 0 0 0 -

aids 0 0 0 0 0 -

neuropsych. aandoen. 0 0 0 1 1 4

verschillende aandoen. 0 1 0 0 1 4

andere 0 3 0 0 3 11

Beslissingen van de commissie

1e trim 07 2e trim 07 3e trim 07 4e trim 07 Totaal (aantal)

Totaal (%)

aanvaarding zonder meer 92 92 90 127 403 81

opening van deel I voor opmerking(en)

10 10 8 3 31 6

opening van deel I voor preciseringen

13 18 12 18 61 13

overdracht aan justitie 0 0 0 0 0 -

Opmerkingen :

Niet-evolutieve neuromusculaire aandoeningen zijn pathologische of traumatische letsels.1.

De categorie «kankers» omvat kwaadaardige tumors en kwaadaardige bloedaandoeningen.2.

3. Techniek: vaak werd een lichte sedatie met benzodiazepines per os of I.V. vóór de euthanasie toegepast.

soms gaat de spierverslapper gepaard met kalium chloride.

Wanneer op basis van een wilsverklaring euthanasie werd uitgevoerd bij een patiënt die niet meer bij 4.

bewustzijn was en niets vermeld is over de voorziene datum van overlijden, is men er bij deze statistieken

van uitgegaan dat de patiënt op korte termijn zou zijn overleden.

De opgegeven percentages hebben betrekking op het aantal gevallen onder de betreffende rubriek.5.

De percentages zijn afgerond tot op de eenheden, waardoor het totaal aantal soms licht afwijkt van 100.6.

15

ALGEMEEN OVERZICHT 2006-2007

Aantal aangiften

2006 2007 Totaal %

totaal 429 495 924

Nederl./ Franstalige 340/89 412/83 752/172 81/19

Actueel verzoek of voorafgaande wilsverklaring

2006 2007 Totaal %

verzoek 412 486 898 97

wilsverklaring 17 9 26 3

Geslacht van de patiënten

2006 2007 Totaal %

man 231 269 500 54

vrouw 198 226 424 46

Leeftijd van de patiënten

2006 2007 Totaal %

<20 1 0 1 <1

20-39 12 12 24 2

40-59 114 117 231 25

60-79 224 281 505 55

>of = 80 78 85 163 18

Plaats van overlijden

2006 2007 Totaal %

ziekenhuis 225 234 459 50

thuis 180 234 414 45

rusthuis 16 22 38 4

andere 8 5 13 1

Te verwachten termijn voor overlijden

2006 2007 Totaal %

binnen afzienb. termijn 403 467 870 94

niet binnen afzienb. termijn 26 28 54 6

16

Diagnose

2006 2007 Totaal %

kankers 346 404 750 81

evolutieve neuromusc. aandoen. 32 44 76 8

niet-evol. neuromusc. aandoen. 1 4 5 <1

niet-maligne longaandoen. 12 6 18 2

cardiovasculaire aandoen. 9 13 22 2

nieraandoen. 2 1 3 <1

niet-maligne spijsverteringsaandoen. 2 0 2 <1

aids 2 1 3 <1

neuropsych. aandoen. 5 4 9 <1

verschillende aandoen. 6 10 16 2

andere 12 8 20 2

1e consulent

2006 2007 Totaal %

palliatief arts 43 43 86 9

huisarts 190 238 428 46

specialist 195 211 406 44

niet gepreciseerd 1 3 4 <1

2e consulent (54 x overlijdens niet binnen afzienb. termijn)

2006 2007 Totaal %

psychiater 15 19 34 63

specialist 11 9 20 37

Andere niet-verplicht geraadpleegde artsen

2006 2007 Totaal %

173 215 388 -

Geraadpleegde palliatieve teams (de verplicht geraadpleegde arts is hier niet in opgenomen)

2006 2007 Totaal %

140 200 340 -

Opgegeven fysiek lijden

2006 2007 Totaal %

Totaal 421 489 1000 -

(cachexie, pijn, dyspneu, dysfagie, uitputting, hemorragieën, darmobstructie, verlamming, wonden,

herhaalde transfusies, enz.)

17

Opgegeven psychisch lijden

2006 2007 Totaal %

Totaal 308 391 699 -

(afhankelijkheid, wanhoop, verlies van waardigheid, enz.)

Opm.: vaak worden verschillende soorten van fysiek en psychisch lijden samen vermeld

Gebruikte techniek en middelen

2006 2007 Totaal %

enkel barbituraat p.o. 10 11 21 2

id.+ spierverslapper 2 1 3 <1

enkel pentothal of gelijkaardig middel I.V. 141 193 334 36

id. + spierverslapper 263 282 545 60

morfi ne al dan niet met sedativa 8 4 12 1

andere of onduidelijk 5 4 9 <1

p.o. = per os (via de mond); I.V. = Intraveneus

Diagnoses bij overlijden niet binnen afzienbare termijn (54 gevallen)

2006 2007 Totaal %

kankers 3 2 5 9

evolutieve neuromusc. aandoen. 9 14 23 42

niet-evol. neuromusc. aandoen. 1 4 5 9

niet-maligne longaand. 2 0 2 4

cardiovasculaire aand. 1 3 4 8

nieraandoeningen 0 0 0 -

niet-maligne spijsverteringsaand. 0 0 0 -

aids 0 0 0 -

neuropsych. aandoen. 3 1 4 8

verschillende aandoeningen 1 1 2 4

andere 6 3 9 16

Beslissingen van de commissie

2006 2007 Totaal %

aanvaarding zonder meer 336 403 739 80

opening van deel I voor opmerking(en) 33 31 64 7

opening van deel I voor preciseringen 60 61 121 13

overdracht aan justitie 0 0 0 -

18

Opmerkingen :

Niet-evolutieve neuromusculaire aandoeningen zijn pathologische of traumatische letsels.1.

De categorie «kankers» omvat kwaadaardige tumors en kwaadaardige bloedaandoeningen.2.

3. Techniek: vaak werd een lichte sedatie met benzodiazepines per os of I.V. vóór de euthanasie toegepast.

soms gaat de spierverslapper gepaard met kalium chloride.

Soms is de hoedanigheid van de eerste verplicht geraadpleegde arts niet duidelijk: in dit geval, wanneer 4.

bij de “Leif-artsen” of “EOL” niet specifi ek “palliatief arts” vermeld stond, zijn deze artsen bij de huisartsen

gerekend, ook al hebben zij een opleiding in de palliatieve zorg genoten. De ziekenhuisartsen in opleiding zijn

als specialisten beschouwd.

Wanneer op basis van een wilsverklaring euthanasie werd uitgevoerd bij een patiënt die niet meer bij 5.

bewustzijn was en niets vermeld is over de voorziene datum van overlijden, is men er bij deze statistieken

van uitgegaan dat de patiënt op korte termijn zou zijn overleden.

De opgegeven percentages hebben betrekking op het aantal gevallen onder de betreffende rubriek.6.

De percentages zijn afgerond tot op de eenheden, waardoor het totaal aantal soms licht afwijkt van 100.7.

19

DEEL 2

BESCHRIJVING EN EVALUATIE

VAN DE TOEPASSING VAN DE WET

20

21

WERKING VAN DE COMMISSIE

De werking van de commissie is reeds beschreven in de twee vorige verslagen aan de Wetgevende Kamers.

Gedurende de periode waarop dit huidige verslag betrekking heeft, is de werkwijze van de commissie

onveranderd gebleven. De commissie vergadert maandelijks, met uitzondering van één maand tijdens de

zomervakantie. Zowel de effectieve leden als de plaatsvervangende leden (bij afwezigheid van het effectief lid

dat ze vervangen) namen deel aan de debatten. Alle leden hebben steeds de werkdocumenten ontvangen

en werden uitgenodigd voor de vergaderingen.

Gedurende de twee jaren waarop dit verslag betrekking heeft, moest bij 20% van de gevallen deel I van de

registratiedocumenten worden geopend. Voor de jaren 2004 en 2005 was dit 22 % (tweede verslag van

de commissie). De informatiebrochure bestemd voor de artsen preciseert bepaalde punten van de wet die

blijkbaar niet altijd goed werden begrepen. Deze brochure werd systematisch bij de brieven aan de artsen

gevoegd wanneer deel I van het registratiedocument moest worden geopend.

AANTAL AANGIFTEN

Tijdens de 24 maanden waarop dit verslag betrekking heeft, heeft de commissie 924 registratiedocumenten

ontvangen, wat overeenkomt met een jaarlijks gemiddelde van 462 en een maandelijks gemiddelde van 38

aangiften. In 2006 ontving de commissie 429 registratiedocumenten, in 2007, 495. De evolutie van het aantal

aangiften per jaar, sinds de inwerkingtreding van de wet wordt hieronder weergegeven.

Na een forse stijging van het aantal euthanasie aangiften in 2003-2004 blijft het aantal aangiften van jaar tot jaar

stijgen, maar wel in mindere mate.

Aantal overlijdens op basis van euthanasiegevallen ten opzichte van totaal aantal overlijdens

Het aantal overlijdens op basis van de registratiedocumenten tijdens de periode waarop dit verslag

betrekking heeft, komt overeen met een gemiddelde van 0,44% van alle overlijdens in ons land.

Taal waarin de registratiedocumenten zijn opgesteld

Net zoals in de vorige verslagen wijst de commissie op de wanverhouding tussen het aantal

registratiedocumenten opgesteld in het Nederlands en het aantal ingevuld in het Frans (respectievelijk 752

en 172, ofwel 81% en 19% van het totaal aantal aangiften). Dit verschil is duidelijk groter dan het verschil

tussen het aantal inwoners van het Vlaams en dat van het Waals Gewest (zonder rekening te houden met

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Het aantal aangiften opgesteld in het Frans, is in ieder geval lichtjes

gestegen in vergelijking met de jaren 2004 en 2005 (19% tegenover 14%). Verschillende redenen die deze

wanverhouding zouden kunnen verklaren, werden in het eerste verslag aangehaald.

Evolutie van het jaarlijks aantal legale euthanasies

600

500

400

300

200

100

02002 2003 2004 2005 2006 2007

24 17 7

235 199

36

349 304

45

393

332

61

429

340

89

495

412

83

totaalnlfr

22

Aantal aangegeven gevallen van euthanasie ten opzichte van het aantal werkelijk uitgevoerde

gevallen

Zoals reeds vermeld in de vorige verslagen kan de commissie onmogelijk inschatten welke de verhouding

is tussen het aantal aangegeven gevallen van euthanasie en het aantal werkelijk uitgevoerde gevallen.

Niettemin is het interessant te melden dat er in Vlaanderen een epidemiologische enquête werd uitgevoerd

nog vóór de inwerkingtreding van de wet, waaruit bleek dat het aantal clandestiene euthanasiegevallen 0,3%

bedroeg van het totale aantal sterfgevallen1. Het aantal legaal uitgevoerde euthanasiegevallen (0,44% van de

overlijdens) is lichtjes hoger dan het aantal clandestiene euthanasiegevallen die uitgevoerd werden nog vóór

de inwerkingtreding van de wet, wat laat vermoeden dat het aantal clandestiene euthanasiegevallen op dit

ogenblik waarschijnlijk zeer laag is. Zoals de voorgaande rapporten reeds benadrukken kan men stellen dat

medische beslissingen in de laatste levensfase (toediening van verhoogde dosissen morfi ne, sedatie) soms

dubbelzinnige situaties kunnen creëren: dit verklaart waarom het aantal aangegeven euthanasiegevallen

desgevallend kan verschillen van het aantal medische handelingen in de laatste levensfase die het overlijden

kunnen bespoedigen en door artsen niet beschouwd worden als euthanasie (zie verder in dit verslag een

toelichting over de wijze waarop de euthanasie uitgevoerd werd).

DE AANDOENINGEN DIE AAN DE BASIS LAGEN VAN EUTHANASIE

Alle aandoeningen die aan de basis lagen van euthanasie waren op het ogenblik van de euthanasie,

overeenkomstig de wettelijke vereisten, ongeneeslijk en ernstig. In de meeste gevallen (750 of 81%) ging het

om kankers, (deze term omvat alle kwaadaardige aandoeningen (kwaadaardige grote tumors, leukemieën,

myelomen, enz.). De meesten van deze patiënten hadden meerdere behandelingen gekregen van curatieve

en/of palliatieve aard. De tweede meest voorkomende diagnose die aanleiding heeft gegeven tot euthanasie

is die van dodelijke evolutieve neuromusculaire aandoening (78 ofwel 8% van de euthanasiegevallen). Andere

diagnoses waren slechts zelden of in uitzonderlijke gevallen aanleiding tot euthanasie. Deze gegevens

stemmen overeen met die van de vorige verslagen.

De neuro-psychiatrische aandoeningen (9 gevallen) maakten het voorwerp uit van een uiterst grondig

onderzoek om er zeker van te zijn dat de wettelijke voorwaarden - in het bijzonder de geldigheid van het

verzoek -, werden nageleefd. Het gaat om vier gevallen van de ziekte van Huntington, twee gevallen van

de ziekte van Alzheimer, één geval van vasculaire dementie, één geval van onherleidbare depressie en één

geval van psychose met herhaalde pogingen tot zelfmoord waaronder zelfverbranding met erge fysieke

pijnlijke gevolgen.

DE LEEFTIJD VAN DE PATIËNTEN

In 80% van de gevallen werd de euthanasie uitgevoerd bij patiënten tussen de 40 en 79 jaar.

1 van de patiënten was jonger dan 20 en 18% van de patiënten was ouder dan 79 jaar .

Zoals reeds in de vorige verslagen van de commissie is vastgesteld, bevestigen deze gegevens dat een

gevorderde leeftijd op zich geen factor is die lijkt aan te zetten tot het uitvoeren van euthanasie.

1 L. Deliens an Al.: end-of-life decisions in medical practis in Flanders, Belgium: a nationwide survey. Lancet 2000;356;1806-11

23

EUTHANASIE OP GROND VAN VOORAFGAANDE WILSVERKLARING

26 keer werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten die niet meer bij bewustzijn waren, op basis van een

wilsverklaring. Dit aantal blijft beperkt maar is verdubbeld sedert de vorige verslagen. Ondanks het beperkte

toepassingsgebied van de wilsverklaring en het feit dat deze verklaring nog niet vaak gebruikt wordt, tonen

deze gevallen aan hoe belangrijk de wilsverklaringen zijn voor het nemen van medische beslissingen in situaties

waarbij de patiënt onomkeerbaar buiten bewustzijn is. De impact van de mogelijkheid, vanaf september 2008,

om de voorafgaande wilsverklaring te registreren bij de gemeentelijke administratie, en van de oprichting bij de

FOD Volksgezondheid van een databank (die voor de artsen 24 op 24 uur zal toegankelijke zijn)1 zal pas na

meerdere jaren kunnen worden ingeschat.

DE PLAATS WAAR DE EUTHANASIE WERD UITGEVOERD

Zoals reeds aangegeven in het vorige verslag van de commissie, werd de euthanasie in veel gevallen (49%)

thuis of in rust-en verzorgingstehuizen uitgevoerd; dit beantwoordt aan de veelvuldig uitgedrukte wens om zijn

leven thuis te beëindigen. Dit percentage ligt duidelijk hoger dan het percentage uit het vorige verslag (44%).

Het verhoudingsgewijs kleine aantal euthanasiegevallen uitgevoerd in rust- en verzorgingstehuizen wordt zoals

in de vorige verslagen bevestigd (4% tegenover 5% in het vorige rapport)

Zoals reeds in de voorgaande verslagen werd gesignaleerd, vermelden sommige artsen in hun

registratiedocument dat zij nog steeds de nodige producten niet altijd zonder problemen kunnen verkrijgen in

de openbare apotheken.

Het is mogelijk dat deze problemen geleidelijk zullen verdwijnen. Zowel door de beroepsverenigingen van

apothekers als door openbare overheden werden immers reeds initiatieven genomen om deze problemen te

verhelpen.

TE VERWACHTEN TERMIJN VAN OVERLIJDEN

In 94% van de gevallen werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten die binnen afzienbare termijn zouden zijn

overleden. De overgrote meerderheid had een uitgezaaide of zwaar verminkende kanker. Deze gegevens

stemmen overeen met de bevindingen van de vorige verslagen van de commissie.

Van de 6% van de gevallen waarbij euthanasie werd toegepast op patiënten die niet binnen afzienbare

termijn zouden zijn overleden (54 gevallen) hadden de meeste betrekking op neurologische aandoeningen.

Er werd slechts 5 maal euthanasie uitgevoerd bij een kankerpatiënt die volgens de verwachtingen niet binnen

afzienbare termijn zou zijn overleden. In de vorige verslagen zijn gelijkaardige bevindingen gerapporteerd.

Er dient te worden aan herinnerd dat de beoordeling van de te verwachten termijn voor overlijden verduidelijkt

is in het vorige verslag van de commissie. Deze toelichting is opgenomen in de informatiebrochure voor de

artsen die als bijlage bij dit verslag is gevoegd.

1 KB 27 april 2007 - Koninklijk besluit tot regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.

24

DE AARD VAN HET LIJDEN

Bij de meeste patiënten werden verschillende soorten van lijden, zowel fysiek als psychisch, tegelijkertijd

vastgesteld. De vaakst voorkomende soorten van lijden, die steeds omschreven werden als ondraaglijk,

aanhoudend en niet te leningen, worden opgesomd in de statistische tabellen van deel 1. Er dient te worden

aan herinnerd dat er toelichting is verstrekt bij de beoordeling van het ondraaglijk en niet te lenigen karakter

van het lijden in de informatiebrochure voor de artsen die als bijlage bij dit verslag is gevoegd. Bovendien

hebben bepaalde gevallen die werden onderzocht door de commissie aangetoond dat bij de inschatting van

het ondraaglijk en niet te lenigen karakter van het lijden rekening moet worden gehouden met de leeftijd van

de patiënt. Tenslotte dient te worden vermeld dat in de commissie een discussie plaats had over de interpretatie

van het begrip “psychisch lijden”. In enkele gevallen van progressieve ongeneeslijke aandoeningen werd het

vooruitzicht van een dramatische afl oop in de toekomst (coma, verlies van autonomie, voortschrijdende

dementie) beschouwd als ondraaglijk psychisch lijden dat niet kan worden gelenigd. Enkele leden meenden

dat lijden wegens het vooruitzicht van een dramatische afl oop in de toekomst, “hic et nunc” niet mag worden

beschouwd als een “ondraaglijk niet te lenigen psychisch lijden”, zoals bedoeld in de wet betreffende

euthanasie. Dit standpunt werd echter niet gedeeld door de commissie.

DE WIJZE WAAROP DE EUTHANASIE UITGEVOERD WERD EN DE GEBRUIKTE MIDDELEN

Dit verslag bevestigt de gegevens gepubliceerd in het vorige verslag. In de overgrote meerderheid van de

gevallen (96%) werd de patiënt eerst buiten bewustzijn gebracht via algemene anesthesie, meestal door

intraveneuze inspuiting of door infuus van 1 tot 3 gr thiopental (Pentothal) of gelijkaardige middelen, en,

behalve wanneer de patiënt spontaan na enkele minuten overleed1, vervolgens door intraveneuze inspuiting

van een spierverslapper (Pavulon, Norcuron 20 mgr, Tracrium 50 mgr, Nimbex, enz.) die leidt tot het

overlijden door ademhalingsstilstand. Vaak was er in de aangifte sprake van een rustig en snel overlijden

binnen enkele minuten door de toepassing van deze techniek. In enkele gevallen heeft de arts de patiënt

tevens een inspuiting gegeven met kaliumchloride.

Morfi ne, al dan niet in combinatie met kalmerende middelen, werd slechts zelden gebruikt (in 12 gevallen,

d.w.z. bij minder dan 1% van de euthanasiegevallen). Dit strookt met de gegevens in de literatuur: morfi ne

wordt afgeraden als euthanaticum wegens de niet-constante en trage werking en de bijwerkingen ervan.

Aangezien patiënten in hun allerlaatste levensfase vaak grote dosissen morfi ne toegediend krijgen die het

overlijden kunnen bespoedigen, kan men ervan uitgaan dat de arts deze handelwijze beschouwde als een

behandeling van het lijden en niet als euthanasie, zodat daar over het algemeen geen aangifte van is

gedaan. De informatiebrochure die de commissie heeft opgesteld en die als bijlage bij dit verslag is gevoegd,

gaat hier verder op in.

Bij 24 gevallen (3% van de euthanasiegevallen) werd de patiënt buiten bewustzijn gebracht door orale

inname van barbituraat. In 21 van deze gevallen is de patiënt snel overleden zonder andere ingreep. In 3

gevallen werd een spierverslapper ingespoten nadat de patiënt buiten bewustzijn was gebracht.

De term “hulp bij zelfdoding” is van toepassing wanneer de patiënt snel is overleden na opname van het

barbituraat en hij nadien dus geen inspuiting heeft gekregen met een spierverslapper.

1 Deze mogelijkheid wordt vaak vermeld wanneer de patiënt buiten bewustzijn werd gebracht via inspuiting van thiopental.

25

Dit punt is verduidelijkt in de vorige verslagen en in de informatiebrochure bestemd voor het medische

korps dat als bijlage bij dit verslag is gevoegd . Deze toelichting is in overeenstemming met het standpunt

van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren1.

Bijkomende opmerkingen van sommige artsen

Zoals ook opgemerkt in de vorige verslagen stond in verschillende aangiften dat de patiënt na enkele

minuten rustig was overleden, in een serene sfeer en in aanwezigheid van naaste familieleden, en dat zowel

de patiënt, in zijn laatste ogenblikken, als zijn familieleden hun dank aan de arts hadden betuigd.

DE GERAADPLEEGDE ARTSEN

Verplicht geraadpleegde artsen

Er werden geen wetsovertredingen vastgesteld. Het punt over de hoedanigheid van de geraadpleegde arts

is opgenomen in de informatiebrochure voor het medisch korps die als bijlage bij dit verslag is gevoegd.

Wanneer de patiënt volgens de verwachtingen niet binnen afzienbare termijn zou zijn overleden, was de

tweede verplichte consulent in 63% van de gevallen een psychiater en was dit in 37% van de gevallen een

specialist inzake de betreffende aandoening.

Wettelijk niet verplichte consultaties

Zoals vermeld in de vorige verslagen, stelt de commissie vast dat de artsen naast de wettelijk verplichte

consultaties vaak ook nog andere specialisten hebben geraadpleegd (388 artsen en 340 palliatieve teams).

Voor de commissie wijst dit op de nauwkeurigheid en de ernst van de artsen die de aangiften hebben

ingediend.

Sommige leden zijn nochtans van mening dat erover gewaakt moet worden dat bijkomende medische

raadplegingen er niet toe leiden dat in de praktijk voorwaarden tot stand komen die wettelijk niet vereist zijn,

zulks ten koste van het respect voor de wil van de patiënt.

HET ADVIES VAN DE GERAADPLEEGDE ARTS

Zoals vermeld werd in de vorige verslagen van de commissie, vond de commissie het advies van deze

arts(en), zoals het op de aangifte was verwoord, soms niet duidelijk genoeg en moest deel 1 van het

document worden geopend zodat men de arts om verduidelijking kon vragen teneinde zich ervan te

vergewissen dat deze taak overeenkomstig de wet vervuld was. In de informatiebrochure voor de artsen

(zie bijlage) wordt nog eens aan deze taak herinnerd. Ook de wijze waarop de commissie het begrip

“onafhankelijkheid” van de geraadpleegde arts interpreteert, wordt in de informatiebrochure verduidelijkt.

1 Advies van 22/03/2003 betreffende palliatieve zorg, euthanasie en andere medische beslissingen omtrent het levenseinde, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 100, p. 5.

26

DE PROCEDURE GEVOLGD DOOR DE ARTS

Over het algemeen hebben de artsen de procedure waaraan in punt 8 van het registratiedocument wordt

herinnerd, steeds correct en overeenkomstig de wet nageleefd.

Wat nog tot verwarring en interpretatiefouten leidt, zoals ook in de vorige verslagen vermeld werd, is het

verschil tussen een «schriftelijk verzoek» en een «wilsverklaring». Wanneer het schriftelijk verzoek enkele dagen

of weken vóór de euthanasie werd opgesteld, heeft de arts het schriftelijk verzoek soms als wilsverklaring

beschouwd, waardoor het registratiedocument niet correct was ingevuld. De verwarring werd in deze gevallen

gemakkelijk opgelost: aan de artsen die het registratiedocument hadden opgesteld, werd gevraagd de nodige

correctie’s aan te brengen, zonder daarbij de geldigheid van het document aan te tasten.

In andere gevallen gebeurde het dat de arts het schriftelijk verzoek overbodig vond wanneer een patiënt bij

bewustzijn onlangs een wilsverklaring had opgesteld volgens de wettelijke vereisten. In dat geval moest de

commissie de arts om bijkomende informatie vragen om zich ervan te vergewissen dat het verzoek vrijwillig

en herhaald was.

Dit punt is verduidelijkt in de informatiebrochure voor de artsen om dergelijke verwarring in de toekomst te

vermijden.

DE BESLISSINGEN VAN DE COMMISSIE

80% van de aangiften werden onmiddellijk aanvaard. In 20% van de dossiers besloot de commissie om de

anonimiteit op te heffen en deel I van de aangifte te openen.

In 7% van de aangiften werd deel I enkel geopend omdat de commissie de arts, voornamelijk ter informatie,

wilde wijzen op een aantal onvolmaaktheden in zijn antwoorden of op interpretatiefouten met betrekking

tot de gevolgde procedures. In deze gevallen voldeed de aangifte echter nog steeds aan de wettelijke

voorwaarden en diende de arts niet te antwoorden.

In 13% van de aangiften werd deel I geopend met de bedoeling de arts om bijkomende informatie te vragen

over één of meerdere punten van het document die slecht, onvoldoende of niet waren ingevuld. De meeste

van die punten hadden betrekking op ontbrekende administratieve gegevens of kleine onnauwkeurigheden

met betrekking tot de procedure. De antwoorden bevatten telkens de nodige informatie, waardoor de

aangiften konden worden aanvaard.

De commissie heeft haar informatiebrochure voor de artsen systematisch bij de brieven aan de artsen

gevoegd.

Geen enkele aangifte bevatte elementen op basis waarvan kon worden getwijfeld aan de naleving van de

principiële voorwaarden van de wet. Geen enkel dossier werd dan ook aan het gerecht overgemaakt.

27

DEEL 3

AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE INZAKE

DE UITVOERING VAN DE WET

28

29

AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE

Met betrekking tot de nood aan het verstrekken van informatie

Zoals reeds benadrukt in haar vorige verslagen is de commissie van oordeel dat met het oog op een

wettelijk correcte toepassing van euthanasie zowel de burger als de arts op degelijke wijze dienen te

worden geïnformeerd. De informatiebrochure opgesteld voor het medische korps werd systematisch

toegezonden aan de artsen telkens wanneer deel I van een registratieformulier moest worden geopend

om een aantal opmerkingen te kunnen formuleren of om bijkomende inlichtingen te kunnen opvragen.

Verder is ze ook beschikbaar op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid

(www.health.fgov.be/euthanasie), waar het registratiedocument te vinden is. Net zoals in haar eerste verslag

pleit de commissie ook nu nog voor een informatiebrochure bestemd voor het publiek. Ziekenfondsen

en verenigingen hebben enkele initiatieven op dat vlak genomen maar een offi cieel document zoals in

Nederland, dat zowel voor de burgers als voor de buitenlanders beschikbaar is, zou zeker nuttig zijn.

Naast de nodige verduidelijkingen voor het publiek met betrekking tot het toepassingsveld van de wet,

zou dit document de aandacht moeten vestigen op het belang van de wilsverklaring in situaties waarbij de

patiënt onomkeerbaar het bewustzijn heeft verloren en het bijzonder moeilijk is om medische beslissingen

te nemen.

Met betrekking tot de beschikbaarheid van de middelen die men nodig heeft om euthanasie

thuis bij de patiënt uit te voeren

Dit punt is behandeld in de paragraaf over de plaats waar de euthanasie is uitgevoerd (pag. 23).

Met betrekking tot de opleiding van de artsen

De commissie herinnert eraan dat ze in haar vorige verslag stelde dat het curriculum van de studierichting

geneeskunde een programma zou moeten bevatten dat de toekomstige artsen voorbereidt op de problemen

waarmee zij geconfronteerd worden bij patiënten in hun laatste levensfase, en dus ook op het verlenen

van palliatieve zorg en het correct toepassen van euthanasie. Ook de verschillende postuniversitaire

opleidingen en bijscholingsactiviteiten zouden aangemoedigd moeten worden om een dergelijke opleiding

in hun programma op te nemen. Wel wordt naar het schijnt in vervolmakingsprogramma’s steeds meer de

kwestie van de medische begeleiding bij het levenseinde behandeld.

Met betrekking tot eventuele wijzigingen aan de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

De commissie bevestigt haar standpunt uit de vorige verslagen: zij is van mening dat de toepassing van de

wet geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd of aanleiding heeft gegeven tot misbruiken die

wetswijzigingen zouden noodzakelijk maken.

De uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet naar minderjarigen en wijzigingen aan de wilsverklaring

zijn kwesties waarover, zoals reeds vermeld in het vorig verslag, een ethisch en fi losofi sch debat wordt

gevoerd. De commissie is van oordeel dat het noch tot haar taak noch tot haar bevoegdheid behoort om

zich uit te spreken over deze materies die geen betrekking hebben op de toepassing van de wet van 28

mei 2002.

30

31

SAMENVATTING EN BESLUIT

32

33

SAMENVATTING EN BESLUIT

1. In 2006 en 2007 bedroeg het aantal aangegeven euthanasiegevallen gemiddeld 38 per maand.Zoals

tevoren, is de overgrote meerderheid van de aangiften opgesteld in het Nederlands maar het aantal

van de in het Frans opgestelde documenten is lichtjes gestegen. De stijging van euthanasiegevallen

ten opzichte van het aantal van het vorig verslag is matig; dit was voorspelbaar en vindt zijn verklaring

in het feit dat de verspreiding van de informatie over de beslissingen in de laatste levensfase bij het

publiek en de artsen geleidelijk toeneemt.

2 Alle aandoeningen die aan de basis lagen van euthanasie waren, zoals voorgeschreven door de wet,

ongeneeslijk en ernstig, waardoor de patiënt zich in een medisch uitzichtloze situatie bevond. In de

overgrote meerderheid van de gevallen ging het om uitgezaaide of zwaar verminkende kankers bij

patiënten waarbij verwacht werd dat de patiënt binnen afzienbare termijn zou overlijden, en in mindere

mate, om dodelijke evolutieve neuromusculaire aandoeningen. Andere pathologieën vormden zelden

een aanleiding tot euthanasie.

3. Euthanasie in het kader van aandoeningen waaraan de patiënt niet binnen afzienbare termijn

zou overlijden komt relatief zelden voor en wordt voornamelijk toegepast bij dodelijke evolutieve

neuromusculaire aandoeningen met tetraplegieën en ernstige en meerdere verlammingen en

uitzonderlijk bij ernstige neurologische gevolgen van een pathologische aandoening of een ongeval.

4. Meerdere vormen van ondraaglijk lijden dat niet kan worden gelenigd, worden bij de betrokken

patiënten vastgesteld, en meestal tegelijkertijd op fysiek en psychisch vlak.

5. Meestal werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten van middelbare leeftijd. Onder de 40 en boven de

80 jaar komt euthanasie niet vaak voor.

6. In 45% van de gevallen wordt de euthanasie bij de patiënt thuis uitgevoerd, in 4% van de gevallen

in rust- en verzorgingstehuizen. Het aantal van de thuis uitgevoerde euthanasie ligt hoger dan in het

vorig rapport.

7. In 26 gevallen werd euthanasie uitgevoerd op basis van een wilsverklaring bij patiënten die niet meer

bij bewustzijn waren. Dit aantal blijft laag door het beperkte toepassingsgebied van deze verklaring,

die immers enkel gebruikt mag worden voor patiënten die onomkeerbaar buiten bewustzijn zijn.

Toch is het aantal gevallen duidelijk toegenomen ten opzichte van de jaren waarop de twee vorige

verslagen betrekking hadden. De commissie is van oordeel dat het gebruik van de wilsverklaring door

personen die euthanasie wensen zou moeten worden aangemoedigd gelet op de moeilijke en zware

medische beslissingen die genomen moeten worden in situaties waarbij de patiënt onomkeerbaar

buiten bewustzijn is. De commissie hoopt dat het gebruik van de voorafgaande wilsverklaring

voortaan frequenter zal voorkomen : vanaf september 2008 wordt immers de registratie van de

wilsverklaring mogelijk.

8. In de overgrote meerderheid van de gevallen wordt euthanasie correct toegepast en wordt de

patiënt, overeenkomstig de gegevens van het vakliteratuur, eerst buiten bewustzijn gebracht. In de

gevallen waarbij de arts een bijkomende inlichting geeft, wordt dikwijls vermeld dat de patiënt rustig

en na enkele minuten is overleden, vaak in het bijzijn van naaste familieleden.

34

9. Uit geen enkele aangifte is gebleken dat niet voldaan was aan de principiële voorwaarden van de

wet. Er zijn zelden procedurele interpretatiefouten gemaakt. en deze zijn zonder noemenswaardige

problemen opgelost1.

10. Buiten de wettelijk verplichte consultaties werden vele artsen en palliatieve teams vrijwillig

geraadpleegd. Dat bevestigt waarop reeds werd gewezen: dat de beslissingen in alle ernst

werden genomen. Sommige leden zijn nochtans van mening dat erover gewaakt moet worden

dat bijkomende medische raadplegingen er niet toe leiden dat in de praktijk voorwaarden tot stand

komen die wettelijk niet vereist zijn, zulks ten koste van het respect voor de wil van de patiënt.

11. De commissie doet geen voorstellen inzake initiatieven op wetgevend vlak. De commissie heeft geen

elementen gevonden die, inzake de toepassing van de wet van 28 mei 2002, dergelijke initiatieven

zouden rechtvaardigen.

De leden van de commissie wensen nadrukkelijk hun waardering te betuigen voor de houding

van de artsen die door het invullen van het registratiedocument lieten blijken dat zij, met

respect voor de wil van de patiënt, de wet wensten na te leven.

1 Zoals uiteengezet op pagina 24, tekenden enkele leden voorbehoud aan bij de interpretatie door de commissie van de notie « ondraaglijk niet te lenigen psychisch lijden » in enkele aangiften.

35

BIJLAGEN

36

37

BIJLAGE 1

De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie aanvul lend door de wet van 10 november 2005 (z ie art ike l 3bis )

38

39

28 MEI 2002. - Wet betreffende de euthanasie

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder euthanasie verstaan het opzettelijk levensbeëindigend

handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en procedure

Art. 3. § 1. De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat :

- de patiënt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige is die handelingsbekwaam en bewust is op

het ogenblik van zijn verzoek;

- het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige

externe druk;

- de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of

psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke,

door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;

en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.

§ 2. Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf

en in alle gevallen :

1° de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg plegen

over zijn verzoek tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden,

evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken. Hij moet met de patiënt tot de overtuiging

komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek van

de patiënt berust op volledige vrijwilligheid;

2° zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt en van het duurzaam

karakter van zijn verzoek. Daartoe voert hij met de patiënt meerdere gesprekken die, rekening houdend met

de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid;

3° een andere arts raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en hem op de

hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het

medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek

of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen.

De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts

en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen. De behandelende arts brengt de patiënt op de

hoogte van de resultaten van deze raadpleging;

4° indien er een verplegend team is, dat in regelmatig contact staat met de patiënt, het verzoek van de patiënt

bespreken met het team of leden van dat team;

5° indien de patiënt dat wenst, het verzoek van de patiënt bespreken met zijn naasten die hij aanwijst;

6° zich ervan verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de

personen die hij wenste te ontmoeten.

40

§ 3. Indien de arts van oordeel is dat de patiënt kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden, moet hij

bovendien :

1° een tweede arts raadplegen, die psychiater is of specialist in de aandoening in kwestie, en hem op de

hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het

medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek

of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en van het vrijwillig, overwogen en herhaald karakter van

het verzoek. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten

opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en de eerste geraadpleegde arts. De behandelende

arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;

2° minstens één maand laten verlopen tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en het toepassen van de

euthanasie.

§ 4. Het verzoek van de patiënt moet op schrift zijn gesteld. Het document wordt opgesteld, gedateerd en

getekend door de patiënt zelf. Indien de patiënt daartoe niet in staat is, gebeurt het op schrift stellen door een

meerderjarige persoon die gekozen is door de patiënt en geen materieel belang mag hebben bij de dood van

de patiënt.

Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren

en geeft de redenen waarom. In dat geval gebeurt de opschriftstelling in bijzijn van de arts en noteert die

persoon de naam van die arts op het document. Dit document dient bij het medisch dossier te worden

gevoegd.

De patiënt kan te allen tijde het verzoek herroepen, waarna het document uit het medisch dossier wordt

gehaald en aan de patiënt wordt teruggegeven.

§ 5. Alle verzoeken geformuleerd door de patiënt, alsook de handelingen van de behandelende arts en hun

resultaat, met inbegrip van het (de) verslag(en) van de geraadpleegde arts(en), worden regelmatig opgetekend

in het medisch dossier van de patiënt.

Art. 3bis. De apotheker die een euthanaticum afl evert, pleegt geen misdrijf wanneer hij handelt op basis van

een voorschrift waarop de arts uitdrukkelijk vermeldt dat hij handelt in overeenstemming met deze wet.

De apotheker levert persoonlijk het voorgeschreven euthanaticum aan de arts af. De Koning bepaalt de

zorgvuldigheidsregels en voorwaarden waaraan het voorschrift en de afl evering van geneesmiddelen die als

euthanaticum worden gebruikt, moeten voldoen.

De Koning neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid van euthanatica te verzekeren, ook in

offi cina-apotheken die toegankelijk zijn voor het publiek.

(Wet van 10 november 2005 tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie).

HOOFDSTUK III. - De wilsverklaring

Art. 4. § 1. Elke handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige kan, voor het geval dat hij

zijn wil niet meer kan uiten, schriftelijk in een wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie

toepast indien deze arts er zich van verzekerd heeft :

- dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;

- hij niet meer bij bewustzijn is;

- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.

In de wilsverklaring kunnen één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur

aangewezen worden, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt.

41

Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger in geval van weigering,

verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden

van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden.

De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld. Zij moet schriftelijk worden opgemaakt ten overstaan

van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van

de patiënt en moet gedateerd en ondertekend worden door degene die de verklaring afl egt, door de getuigen

en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(e)n.

Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een

wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang

heeft bij het overlijden van de betrokkene, aanwijzen, die zijn verzoek schriftelijk opstelt, ten overstaan van

twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de

patiënt. De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en waarom. De wilsverklaring

moet gedateerd en ondertekend worden door degene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en,

in voorkomend geval, door de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen.

Bij de wilsverklaring wordt een medisch getuigschrift gevoegd als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet

in staat is de wilsverklaring op te stellen en te tekenen.

Met de wilsverklaring kan alleen rekening gehouden worden indien zij minder dan vijf jaar vóór het moment

waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten, is opgesteld of bevestigd.

De wilsverklaring kan op elk moment aangepast of ingetrokken worden.

De Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via

de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.

§ 2. De arts die euthanasie toepast, tengevolge een wilsverklaring zoals voorzien in § 1, pleegt geen misdrijf

indien deze arts er zich van verzekerd heeft dat de patiënt :

- lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;

- hij niet meer bij bewustzijn is;

- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is;

en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.

Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf :

1° een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem

op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging.

De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag

op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen brengt de

behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.

De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en

bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen;

2° indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiënt, de inhoud van

de wilsverklaring bespreken met het team of leden van dat team;

3° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, het verzoek van de patiënt met

hem bespreken;

4° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, de inhoud van de wilsverklaring bespreken

met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.

42

De wilsverklaring en, alsook alle handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het

verslag van de geraadpleegde arts, worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.

HOOFDSTUK IV. - Aangifte

Art. 5. De arts die euthanasie heeft toegepast, bezorgt binnen vier werkdagen het volledig ingevulde

registratiedocument bedoeld in artikel 7 van deze wet aan de in artikel 6 bedoelde federale controle- en

evaluatiecommissie.

HOOFDSTUK V. - De Federale Controle- en Evaluatiecommissie

Art. 6. § 1. Er wordt een Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van deze

wet, hierna te noemen « de commissie ».

§ 2. De commissie bestaat uit zestien leden. Zij worden aangewezen op basis van hun kennis en ervaring

inzake de materies die tot de bevoegdheid van de commissie behoren. Acht leden zijn doctor in de

geneeskunde, van wie er minstens vier hoogleraar zijn aan een Belgische universiteit. Vier leden zijn

hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit, of advocaat. Vier leden komen uit kringen die belast

zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten.

Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het mandaat van lid van een van de wetgevende

vergaderingen en met het mandaat van lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of

gewestregering.

De leden van de commissie worden, met inachtneming van de taalpariteit - waarbij elke taalgroep minstens drie

kandidaten van elk geslacht telt - en op grond van pluralistische vertegenwoordiging, bij een koninklijk besluit

vastgesteld na overleg in de Ministerraad, benoemd uit een dubbele lijst, voorgedragen door de Senaat, voor

een termijn van vier jaar, die kan worden verlengd. Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd indien het lid

de hoedanigheid waarin hij zetelt verliest. De kandidaten die niet als effectief lid zijn aangewezen, worden tot

plaatsvervanger benoemd, in de orde van opvolging die volgens een lijst bepaald wordt. De commissie wordt

voorgezeten door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter. Deze voorzitters worden verkozen door de

commissieleden van de desbetreffende taalgroep. De commissie kan slechts geldig beslissen als twee derden van de

leden aanwezig zijn.

§ 3. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

Art. 7. De commissie stelt een registratiedocument op dat door de arts, telkens wanneer hij euthanasie

toepast, ingevuld moet worden.

Dit document bestaat uit twee delen. Het eerste deel moet door de arts worden verzegeld. Het bevat de

volgende gegevens :

1° de naam, de voornamen en de woonplaats van de patiënt;

2° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de behandelende arts;

3° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de arts(en) die over het

euthanasieverzoek is (zijn) geraadpleegd;

4° de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van alle personen die de behandelende arts

heeft geraadpleegd, en de data van deze raadplegingen;

5° indien er een wilsverklaring is waarin een of meer vertrouwenspersonen worden aangewezen, de naam en

de voornamen van de betrokken vertrouwensperso(o)n(en).

Dit eerste deel is vertrouwelijk en wordt door de arts aan de commissie overgezonden. Er kan alleen inzage

van worden genomen na beslissing van de commissie. In geen geval kan de commissie zich hierop baseren

voor haar evaluatietaak.

43

Het tweede deel is eveneens vertrouwelijk en bevat de volgende gegevens :

1° het geslacht, de geboortedatum en de geboorteplaats van de patiënt;

2° de datum, de plaats en het uur van overlijden;

3° de aard van de ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening waaraan de

patiënt leed;

4° de aard van de aanhoudende en ondraaglijke pijn;

5° de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kon worden;

6° op basis van welke elementen men zich ervan heeft vergewist dat het verzoek vrijwillig, overwogen en

herhaald is en niet tot stand is gekomen als gevolg van enige externe druk;

7° of aangenomen kon worden dat de patiënt binnen afzienbare termijn zou overlijden;

8° of er een wilsverklaring is opgemaakt;

9° de procedure die de arts gevolgd heeft;

10° de hoedanigheid van de geraadpleegde arts of artsen, het advies en de data van die raadplegingen;

11° de hoedanigheid van de personen die door de arts geraadpleegd zijn en de data van die raadplegingen;

12° de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen.

Art. 8. De commissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de behandelende

arts is overgezonden. Zij gaat op basis van het tweede deel van het registratiedocument na of de euthanasie

is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in deze wet. In geval van twijfel kan

de commissie bij gewone meerderheid besluiten om de anonimiteit op te heffen. Zij neemt dan kennis van

het eerste deel van het registratiedocument. De commissie kan aan de behandelende arts elk element uit het

medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie opvragen.

De commissie spreekt zich binnen twee maanden uit. Is de commissie van oordeel bij beslissing genomen

door een tweederde meerderheid dat de in deze wet bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd, dan zendt

zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt. Als bij het

opheffen van de anonimiteit blijkt dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de

onpartijdigheid van het oordeel van een lid van de commissie in het gedrang komt, zal dit lid zich verschonen of

kunnen gewraakt worden bij de behandeling van deze zaak in de commissie.

Art. 9. Ten behoeve van de Wetgevende Kamers stelt de commissie de eerste keer binnen twee jaar na de

inwerkingtreding van deze wet en nadien tweejaarlijks :

a) een statistisch verslag op waarin de informatie is verwerkt uit het tweede deel van het volledig ingevulde

registratiedocument dat de artsen haar overeenkomstig artikel 8 hebben overgezonden;

b) een verslag op waarin de toepassing van de wet wordt aangegeven en geëvalueerd;

c) in voorkomend geval, aanbevelingen op die kunnen leiden tot een wetgevend initiatief en/of andere

maatregelen inzake de uitvoering van deze wet.

Teneinde deze opdrachten te vervullen, kan de commissie alle bijkomende inlichtingen inwinnen bij de diverse

overheidsdiensten en instellingen. De inlichtingen die de commissie inwint zijn vertrouwelijk.

Geen van deze documenten mag de identiteit vermelden van personen die genoemd worden in de dossiers

die aan de commissie zijn overgezonden in het kader van haar controletaak zoals bepaald in artikel 8.

De commissie kan besluiten om aan universitaire onderzoeksteams die een gemotiveerd verzoek

daartoe doen, statistische en zuiver technische gegevens mee te delen, met uitsluiting van alle

persoonsgegevens. Zij kan deskundigen horen.

44

Art. 10. De Koning stelt een administratief kader ter beschikking van de commissie voor het uitvoeren

van haar wettelijke opdrachten. De formatie en het taalkader van het administratief personeel worden bij

koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voordracht van de minister bevoegd voor de

Volksgezondheid en de minister bevoegd voor de Justitie.

Art. 11. De werkingskosten en de personeelskosten van de commissie, alsook de vergoeding van haar leden, komen

voor de ene helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en voor de andere helft

ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Justitie.

Art. 12. Eenieder die, in welke hoedanigheid ook, zijn medewerking verleent aan de toepassing van deze

wet, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden

toevertrouwd en die hiermee verband houden. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.

Art. 13. Binnen zes maanden na het indienen van het eerste verslag en, in voorkomend geval, van de

aanbevelingen van de commissie, bedoeld in artikel 9, vindt hierover een debat plaats in de Wetgevende

Kamers. Die termijn van zes maanden wordt geschorst gedurende de periode dat de Wetgevende Kamers

ontbonden zijn en/of dat er geen regering is die het vertrouwen heeft van de Wetgevende Kamers.

HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen

Art. 14. Het verzoek en de wilsverklaring bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet hebben geen

dwingende waarde.

Geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen. Geen andere persoon kan worden gedwongen

mee te werken aan het toepassen van euthanasie. Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen,

dan moet hij dit de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig laten weten waarbij hij de redenen van

zijn weigering toelicht. Berust zijn weigering op een medische grond dan wordt die in het medisch dossier

van de patiënt opgetekend. De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet, op verzoek

van de patiënt of de vertrouwenspersoon, het medisch dossier van de patiënt meedelen aan de arts die is

aangewezen door de patiënt of de vertrouwenspersoon.

Art. 15. Een persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie toegepast met toepassing van de voorwaarden

gesteld door deze wet, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering van de

overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten. De bepalingen van

artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op de in artikel 3 bedoelde leden van het

verplegend team.

Art. 16. Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is

bekendgemaakt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ‘s Lands zegel zal worden bekleed en door het

Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 mei 2002.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Met ‘s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

45

BIJLAGE 2

Konink l i jk beslu i t van 28 maart 2007 houdende benoeming van de leden van de federa le contro le- en evaluat ie-

commiss ie ingeste ld inzake de toepassing van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

46

47

28 MAART 2007. - Koninklijk besluit houdende benoeming van de leden van de Federale

Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende benoeming van de leden van de

Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van de wet van 28 mei

2002 betreffende de euthanasie;

Gelet op de dubbele lijst van kandidaten, voorgedragen door de Senaat, d.d. 30 november 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Justitie en op

het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Worden benoemd tot effectieve leden van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie

ingesteld inzake de toepassing van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, hierna te

noemen « de Commissie » :

1° in de hoedanigheid van doctor in de geneeskunde :

- Distelmans, W. (Nl), Weert-Bornem;

- De Groot, E. (Nl), Boom;

- Englert, M. (Fr), Brussel;

- Mathys, R. (Nl), Antwerpen;

- Van Emelen, M. (Nl), Genk;

- Bron, D. (Fr), Linkebeek;

- Maassen, P. (Fr), Luik;

- Vandeville, J. (Fr), Lasne;

2° in de hoedanigheid van hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit, of advocaat :

- Van Neste, F. (Nl), Antwerpen;

- De Bondt, W. (Nl), Gent;

- Lallemand, R. (Fr), Brussel;

- Leleu, Y.-H. (Fr), Luik;

3° als leden afkomstig uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke

patiënten :

- Bauwens, S. (Nl), Meise;

- De Maegd, M. (Nl), Schaarbeek;

- Magnette, G. (Fr), Villance;

- Herremans, J. (Fr), Brussel.

Art. 2. . § 1. Worden tot plaatsvervangende leden benoemd van de Commissie :

1° in de hoedanigheid van doctor in de geneeskunde :

- Van Belle, S. (Nl), Galmaarden;

- Van den Eynde, B. (Nl), Mortsel;

- Damas, F. (Fr), Luik;

- Proot, L. (Nl), Oostkamp;

- Claes, P. (Nl), Vilvoorde;

48

- Thomas, J.-M. (Fr), Brussel;

- Figa, B. (Fr), Brussel;

- Desmedt, M. (Fr), Waterloo;

2° ° in de hoedanigheid van hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit, of advocaat :

- Keuleneer, F. (Nl), Brussel;

- Magits, M. (Nl), Brussel;

- Panier, Chr. (Fr), Floreffe;

- Genicot, G. (Fr), Boncelles;

3° als leden afkomstig uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke

patiënten :

- Geuens, A. (Nl), Lommel;

- Dijkhoffz, W. (Nl), Antwerpen;

- Laurent, C. (Fr), Villance.

§ 2. Ze worden respectievelijk tot plaatsvervanger benoemd in dezelfde orde van opvolging als

bepaald in artikel 1.

Art. 3. Het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende benoeming van de leden van de

Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van de wet van 28 mei

2002 betreffende de euthanasie, wordt opgeheven.

Art. 4. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft,

belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 maart 2007.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Volksgezondheid,

R. DEMOTTE

De Minister van Justitie,

Mevr. L. ONKELINX

Secretariaat van de commissie: Zelfbestuursstraat 4 -1070 BrusselFrançoise De Weirt ([email protected]) Evi De Ville ([email protected]) Tel.: 02 525 09 25/21www.health.fgov.be/euthanasie

49

BIJLAGE 3

Het registrat iedocument goedgekeurd op 17 februar i 2004

50

51

REGISTRATIEDOCUMENT EUTHANASIE

Formulier bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs te zenden naar de Federale Controle- en

Evaluatiecommissie voor de toepassing van de wet betreffende de euthanasie, binnen de vier werkdagen

na de euthanasie, op volgend adres :

Federale Controle- en Evaluatiecommissie (FCEEC)

Zelfbestuursstraat 4

1070 Brussel

De verwijzingen naar de wetsartikelen in dit document, hebben betrekking op de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie. (Belgisch Staatsblad van 22 juni 2002)

Overeenkomstig de wet betreffende de euthanasie wordt in het registratieformulier een

onderscheid gemaakt tussen de euthanasie uitgevoerd op basis van een ‘verzoek om

euthanasie ‘ en de euthanasie uitgevoerd op basis van een voorafgaande ‘wilsverklaring’.

Het verzoek om euthanasie betreft de vraag om euthanasie van een zieke patiënt, die zich in een

medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden

dat niet kan gelenigd worden en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke door ziekte of

ongeval veroorzaakte aandoening (art 3).

Daarentegen wordt met een voorafgaande wilsverklaring op voorhand om euthanasie gevraagd,

voor het geval men, op een later moment in het leven, niet meer met bewustzijn zou belanden en

deze toestand onomkeerbaar zou zijn en men zou lijden aan een ernstige door ziekte of ongeval

veroorzaakte aandoening (art. 4).

52

DEEL IPersoonlijke informatie met betrekking tot de patiënt(e), de arts, de geraadpleegde artsen en

anderen.

Dit deel is strikt vertrouwelijk. Het moet door de arts worden verzegeld en mag slechts bij

beslissing van de commissie worden geopend. Het mag in geen geval gebruikt worden voor

de evaluatietaak van de commissie ten behoeve van de wetgevende kamers.

1. de patiënt(e)

1.1 naam :

1.2 voornaam :

1.3 woonplaats :

2. de arts

2.1 naam :

2.2 voornaam :

2.3 registratienummer RIZIV :

2.4 woonplaats :

3. artsen waarvan de raadpleging verplicht is :

3.1 een andere arts (in ieder geval, art 3, § 2, 3° en art. 4, § 2,1°)

naam :

voornaam :

woonplaats :

registratienummer RIZIV :

datum van raadpleging :

3.2 indien de arts van oordeel is dat de patiënt niet binnen afzienbare tijd zal overlijden, een tweede

geraadpleegde arts (art.3, § 3,1°) :

naam :

voornaam:

woonplaats :

registratienummer RIZIV :

datum raadpleging :

53

4. andere personen (zoals o.m. voorzien in art.3, §2, 4°, 5°,6° en art. 4, § 2, 2°, 3°, 4°)

4.1 naam :

voornaam:

hoedanigheid :

woonplaats :

datum raadpleging :

4.2 naam :

voornaam :

hoedanigheid:

woonplaats :

datum raadpleging :

4.3 naam :

voornaam :

hoedanigheid:

woonplaats :

datum raadpleging :

4.4 naam :

voornaam :

hoedanigheid:

woonplaats :

datum raadpleging :

4.5 naam :

voornaam :

hoedanigheid:

woonplaats :

datum raadpleging :

4.6 Als het gaat om een euthanasie uitgevoerd op basis van een voorafgaande wilsverklaring

naam van de eventueel aangeduide 1ste vertrouwenspersoon :

voornaam :

datum raadpleging :

naam van de eventueel aangeduide 2ste vertrouwenspersoon :

voornaam :

datum raadpleging :

DATUM, HANDTEKENING EN STEMPEL VAN DE ARTS

54

DEEL IIVoorwaarden en procedure waaronder de euthanasie werd uitgevoerd

Ook dit deel van het document is strikt vertrouwelijk ; het zal dienen om de commissie toe

te laten na te gaan of de euthanasie is uitgevoerd volgens de voorwaarden en procedure

bepaald in de wet.Het mag geen naam bevatten (noch van de patiënt, de arts, de instelling, enz.)

1. de patiënt(e) (naam niet vermelden)

plaats en datum van geboorte :

geslacht :

2. het overlijden

datum van overlijden (d,m,j) :

uur van overlijden : h

plaats van overlijden (aankruisen) :

thuis ❒ ouderenzorgvoorziening ❒

ziekenhuis ❒ andere ❒

3. aard van de ernstige en ongeneeslijke door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening waaraan

de patiënt(e)leed (preciese diagnose) : (max. 6 regels) :

Indien de euthanasie werd uitgevoerd bij een patiënt(e) die niet meer bij bewustzijn was,

op basis van een voorafgaande wilsverklaring, de punten 4 tot en met 12 overslaan en

onmiddellijk naar punt 13 gaan.

4. aard en beschrijving van het aanhoudend en ondraaglijk lijden :

5. redenen waarom dit lijden niet kon worden gelenigd :

55

6. elementen ter staving dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en niet tot stand is

gekomen als gevolg van externe druk :

7. kon aangenomen worden dat de patiënt(e) binnen afzienbare termijn zou overlijden ?

ja ❒ neen ❒

8. procedure gevolgd door de arts (art. 3) (aankruisen en vervolledigen indien nodig)

❒ het bestaan van een op schrift gesteld verzoek om euthanasie (art.3,§ 4)

datum van het verzoek : ...................

❒ opgesteld, gedateerd en getekend door de patiënt(e)

of

❒ opgesteld, gedateerd en getekend zijn, in bijzijn van een arts, door een meerderjarige derde

die gekozen is door de patiënt(e) en geen materieel belang heeft bij het overlijden van de

betrokkene

de redenen vermeld waarom de patiënt(e) niet in staat was zijn/haar verzoek op schrift te

stellen en te tekenen ❒

❒ de patiënt(e) informeren over zijn/haar gezondheidstoestand en zijn/haar

levensverwachtingen (art. 3,§ 2,1°)

❒ overleg met de patiënt(e) over het verzoek tot euthanasie (art. 3, § 2, 1°)

❒ de patiënt(e) informeren over de resterende therapeutische mogelijkheden en gevolgen (art 3, §2, 1°)

❒ de patiënt(e) informeren van palliatieve zorg en consequenties (art.3, §2, 1°)

❒ aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt(e) (art.3, §2, 2°)

❒ herhaald verzoek tot euthanasie (art.3, §2, 2°)

❒ het verzoek om euthanasie met leden van het verplegend team bespreken (art.3, §2, 4°)

❒ het verzoek om euthanasie met naasten aangeduid door de patiënt(e) bespreken (art.3, §2, 5°)

❒ het verzoek om euthanasie met de personen die hij/zij wenste te ontmoeten bespreken

(art.3, §2, 6°)

❒ het verloop van de gevolgde procedure en de geschreven documenten zijn opgetekend in het

medisch dossier (art.3, §5)

56

9. onafhankelijke artsen waarvan de raadpleging verplicht is (identiteit niet vermelden) :

9.1 een andere arts (in ieder geval, art 3, §2, 3°)

hoedanigheid arts :

datum van raadpleging voor wat betreft de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening

en het aanhoudend ondraaglijk en niet te lenigen lijde:

advies van de op die punten geraadpleegde arts (volgens zijn geschreven verslag) :

9.2 eventueel een tweede arts (in het geval voorzien in art. 3, §3, 1°)

hoedanigheid arts :

datum van raadpleging voor wat betreft het aanhoudend en ondraaglijk en niet te lenigen lijden

en het vrijwillig, overwogen en herhaald karakter van het verzoek :

advies van de op die punten geraadpleegde arts (volgens zijn geschreven verslag) :

10. geraadpleegde andere personen of instanties (identiteit niet vermelden)

10.1 hoedanigheid :

datum raadpleging :

10.2 hoedanigheid :

datum raadpleging :

10.3 hoedanigheid :

datum raadpleging :

10.4 hoedanigheid :

datum raadpleging :

10.5 hoedanigheid :

datum raadpleging :

11. de wijze waarop en de middelen waarmee de euthanasie werd toegepast :

12. bijkomende inlichtingen die de arts wenst te verstrekken :

57

De punten 13 tot en met 19 hieronder betreffen een euthanasie uitgevoerd bij een patiënt(e)

die niet meer bij bewustzijn was, op basis van een voorafgaande wilsverklaring

13. ❒ bestaan van een behoorlijk opgemaakte voorafgaande wilsverklaring volgens

het model vastgesteld bij K.B. van 2 april 2003 :

Aanstippen en vervolledigen : ...................

datum van deze verklaring ❒

opgesteld, gedateerd en getekend door de patiënt(e) opgesteld, gedateerd en getekend,

indien de patiënt(e) fysiek daartoe niet in staat was, door een meerderjarige derde die geen

materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene ❒

de redenen van die onmogelijkheid worden opgegeven ❒

een medisch attest dat die onmogelijkheid vaststelt is toegevoegd ❒

één of meerdere vertrouwenspersonen werden aangeduid ❒

❒ het verloop van de gevolgde procedure en de geschreven documenten zijn opgetekend in het

medisch dossier (art. 4, § 2, 4°)

14. de bewusteloze toestand van de patiënt(e) was onomkeerbaar ❒

15. ❒ onafhankelijk geraadpleegde arts (art.4, § 2, 1°) :

hoedanigheid van de arts :

datum van de raadpleging :

advies van de arts betreffende de onomkeerbare medische toestand van de patiënt(e):

16. ❒ onderhoud met de eventueel in de voorafgaande wilsverklaring aangeduide

vertrouwensperso(o)n(en) (art .4, § 2, 3°)

❒ onderhoud met het verzorgend team (art. 4, § 2, 2°)

❒ onderhoud met de naasten van de patiënt(e), aangeduid door de vertrouwenspersoon

(art.4, §2, 4°)

17. andere geraadpleegde personen of instanties (naam niet vermelden) :

17.1 hoedanigheid :

datum raadpleging :

17.2 hoedanigheid :

datum raadpleging :

17.3 hoedanigheid :

datum raadpleging :

17.4 hoedanigheid :

datum raadpleging :

18. de wijze waarop en de middelen waarmee de euthanasie werd toegepast :

19. bijkomende inlichtingen die de arts wenst te verstrekken :

58

59

BIJLAGE 4

In format iebrochure voor de artsen

60

EEN WOORDJE TER INLEIDING

In het eerste tweejaarlijkse verslag van de commissie wordt gewezen op een aantal problemen waar artsen

mee kampen bij de interpretatie van sommige wettelijke bepalingen.

De commissie is van oordeel dat de debatten en besprekingen die zij hierover heeft gehouden nuttig zouden

kunnen zijn bij het oplossen van die problemen. Via deze brochure wil zij de artsen meer duidelijkheid

verschaffen hieromtrent.

1. EUTHANASIE OP VERZOEK VAN DE PATIËNT VS. EUTHANASIE OP BASIS VAN EEN VOORAFGAANDE WILSVERKLARING

Gewoonlijk wordt euthanasie uitgevoerd naar aanleiding van een verzoek tot euthanasie. Dit is een

verzoek geuit door een handelingsbekwame patiënt die bij bewustzijn is en zich in een medische toestand

bevindt die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om euthanasie uit te voeren. Het verzoek dient bevestigd

te worden in een schriftelijk document dat door de patiënt opgesteld, ondertekend en gedateerd is. Indien

de patiënt daar fysiek niet toe in staat is (bijvoorbeeld door verlamming) mag het verzoek, in het bijzijn van

de arts, op schrift worden gesteld door een derde die gekozen is door de patiënt. De reden waarom de

patiënt niet in staat is om zelf zijn verzoek op schrift te stellen wordt in het document vermeld. Het verzoek

blijft geldig gedurende de hele tijdsspanne die nodig is voor het uitvoeren van de euthanasie, zelfs indien de

patiënt, nadat hij zijn verzoek tot euthanasie heeft geuit, beland is in een toestand van bewusteloosheid.

De punten 1 tot 12 van deel II van het registratiedocument hebben betrekking op dit type euthanasie.

In een aantal gevallen wordt euthanasie uitgevoerd op basis van een voorafgaande wilsverklaring.

In dat geval gaat het om euthanasie bij een patiënt die vooraf (minder dan 5 jaar vóór het moment waarop

betrokkene zijn wil niet meer kan uiten) een wilsverklaring heeft opgesteld volgens het model door de wet vereist

(twee verplichte getuigen, eventuele aanduiding van een vertrouwenspersoon, enz.), waarin hij te kennen geeft

dat hij wenst dat er euthanasie wordt toegepast in het geval hij, op een later moment in het leven, aan een

ernstige door ziekte of ongeval veroorzaakte aandoening zou lijden en in een toestand van bewusteloosheid

zou belanden. Er kan enkel rekening worden gehouden met deze voorafgaande wilsverklaring wanneer de

patiënt niet meer bij bewustzijn is en deze toestand bovendien onomkeerbaar is.

In dat geval dienen punten 1 tot 3 en punten 13 tot 19 van deel II van het registratie-document te worden

ingevuld.

2. INTERPRETATIE VAN DE UITDRUKKING “BINNEN AFZIENBARE TERMIJN OVERLIJDEN” (PUNT 7 VAN DEEL II VAN HET REGISTRATIEDOCUMENT)

61

De commissie is van oordeel dat de patiënt “niet binnen afzienbare termijn” zal overlijden wanneer verwacht

wordt dat de patiënt niet binnen de komende maanden zal overlijden. In de praktijk betekent dit dat enkel bij

niet-evolutieve of erg langzaam evoluerende aandoeningen de specifi eke procedure moet worden gevolgd

(twee consulenten van wie één psychiater of één specialist in de aandoening in kwestie; een maand wachttijd

na de datum van het schriftelijk verzoek).

Wanneer verwacht wordt dat de patiënt binnen de komende dagen, weken of maanden zal overlijden, kan

men spreken van een overlijden “binnen afzienbare termijn”. Uit de besprekingen binnen de commissie

omtrent de inschatting van de datum van overlijden door de arts, is gebleken dat, buiten de evidente

gevallen, de behandelende arts de enige is die in staat is te beoordelen of de patiënt al dan niet binnen

afzienbare termijn zal overlijden.

3. INTERPRETATIE VAN DE UITDRUKKING “ONDRAAGLIJK LIJDEN DAT NIET GELENIGD KAN WORDEN”

De commissie is van mening dat bepaalde objectieve factoren weliswaar kunnen wijzen op ondraaglijk lijden,

maar dat dit grotendeels subjectief is en afhangt van de persoonlijkheid, de opvattingen en de waarden van

de patiënt. Wat betreft de vraag of het lijden al dan niet gelenigd kan worden, moet men rekening houden

met het recht van de patiënt om een pijnbehandeling of zelfs palliatieve zorg te weigeren, bv. wanneer deze

behandeling bijwerkingen of toepassingswijzen zou inhouden die hij als ondraaglijk beschouwt. Niettemin

is de commissie van oordeel dat in dergelijke gevallen de arts en de patiënt uitgebreid overleg dienen te

plegen.

4. DE TAAK VAN DE CONSULENT(EN)

De taak van de arts(en) die de behandelende arts verplicht moet raadplegen alvorens tot euthanasie over

te gaan, is duidelijk omschreven in de wet. Hij hoeft (zij hoeven) geen uitspraken te doen omtrent zijn (hun)

principieel standpunt inzake euthanasie.

De eerste verplichte consulent heeft tot taak om zich ervan te vergewissen dat

a) de aandoening ongeneeslijk en ernstig is

b) en dat het (fysiek of psychisch) lijden aanhoudend, ondraaglijk en niet te lenigen is.

Hij neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en stelt een verslag op van zijn

bevindingen.

Het punt 9.1 van het registratiedocument heeft betrekking op het advies van de geraadpleegde arts over

de punten a/ en b/ in zijn verslag.

In de gevallen waarbij niet verwacht wordt dat de patiënt binnen afzienbare termijn zal overlijden, heeft de

tweede consulent tot taak om zich ervan te vergewissen dat

a) het (fysiek of psychisch) lijden aanhoudend, ondraaglijk en niet te lenigen is

b) en dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is.

Hij neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en stelt een verslag op van zijn

bevindingen.

62

Het punt 9.2 van het registratiedocument heeft betrekking op het advies van de geraadpleegde arts over

de punten a/ en b/ in zijn verslag.

Opmerking : in het geval van een euthanasie uitgevoerd op basis van een voorafgaande wilsverklaring

bestaat de taak van de consulent er hoofdzakelijk in zich te vergewissen naar de onomkeerbaarheid van

de medische toestand.

5. DE “ONAFHANKELIJKHEID” VAN DE CONSULENT TEN OPZICHTE VAN DE PATIËNT EN DE BEHANDELENDE ARTS

De commissie is van oordeel dat de “onafhankelijkheid” van de consulent betekent dat er tussen de consulent

enerzijds en de patiënt of arts anderzijds geen band van familiale of van hiërarchisch ondergeschikte aard

bestaat en dat de patiënt niet geregeld in behandeling mag zijn bij de consulent.

6. DE VERPLICHTE CONSULENT MOET “BEVOEGD ZIJN OM OVER DE AANDOENING IN KWESTIE TE OORDELEN”

De commissie heeft zich over het begrip “bevoegdheid” gebogen omdat sommige leden soms twijfels

hadden over de bevoegdheid van een huisarts of bepaalde specialisten ter zake. De commissie is van

oordeel dat een huisarts de nodige bevoegdheid heeft om de taak beschreven in de wet te vervullen (zie

punt 4).

Wat de eventueel geraadpleegde specialisten betreft, heeft de commissie deze bevoegdheid geval per

geval bekeken. Ze heeft telkens beslist dat de betrokken arts over de nodige bevoegdheid beschikte

om via zijn onderzoek, het dossier en de ondervraging van de patiënt, zich er van te vergewissen dat

de aandoening ongeneeslijk en ernstig was en dat het lijden aanhoudend, ondraaglijk en niet te lenigen

was, hetgeen volgens de wet de taak is van de geraadpleegde arts. In het algemeen dient de keuze van

de consulent uiteraard op een redelijk verantwoorde wijze te gebeuren en overeenkomstig een correcte

medische praktijk.

De commissie herinnert eraan dat het nuttig kan zijn beroep te doen op meerdere gespecialiseerde adviezen

in het geval dat er problemen zouden zijn bij het beoordelen van hetzij het ongeneeslijk karakter van de

aandoening, hetzij het ondraaglijk en niet te lenigen karakter van het lijden, hetzij het vrij en weloverwogen

karakter van het verzoek.

7. EUTHANASIE EN MEDISCHE HULP BIJ ZELFDODING

63

Uit verschillende registratiedocumenten is gebleken dat euthanasie uitgevoerd werd door de patiënt buiten

bewustzijn te brengen door toediening van een letale dosis barbituraat die de patiënt zelf innam, en dus niet

door intraveneuze inspuiting van Thiopental of gelijkaardige middelen. In de meeste gevallen is de patiënt snel

overleden zonder verdere tussenkomst, in een paar gevallen werd een spierverslapper ingespoten nadat de

patiënt het bewustzijn had verloren. Dergelijke handelingen kunnen beschouwd worden als “medische hulp bij zelf-

doding”. Toch besloot de commissie dat de wet deze handelwijze toelaat mits de voorwaarden

en de wettelijke procedures betreffende de euthanasie gerespecteerd werden en de handeling

plaatsvond onder de verantwoordelijkheid van de aanwezige arts die indien nodig kon ingrijpen: de

wet schrijft immers niet voor hoe de euthanasie moet worden toegepast. Er dient opgemerkt dat

deze interpretatie overeenstemt met het advies van de Nationale Raad van de Orde van Genees-

heren, de dato 22 maart 2003.

8. EUTHANASIE EN STOPZETTING VAN DE BEHANDELING

De commissie heeft zich moeten uitspreken over een aangifte van euthanasie waarbij een vitale behandeling

was stopgezet op verzoek van een patiënt die leed aan een ongeneeslijke aandoening en waarbij de

patiënt enkele dagen later is overleden zonder dat letale middelen waren toegediend. De commissie heeft

geoordeeld dat een dergelijke stopzetting van de behandeling niet binnen het toepassingsgebied van de wet

op de euthanasie valt en dat deze niet moet worden aangegeven voor zover het overlijden enkel het gevolg

is van de stopzetting van de behandeling en er tussen het stopzetten van de behandeling en het overlijden

enkel comfortzorg werd verleend. Het weigeren van een behandeling is immers wettelijk toegestaan bij de

wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Wanneer na het stopzetten van de vitale

behandeling de situatie echter leidt tot een duidelijk verzoek van de patiënt tot euthanasie, dan dient de

wettelijke bepaalde procedure te worden gevolgd.

9. EUTHANASIE EN TOEDIENING VAN HOGE DOSISSEN ANALGETICA EN SEDATIVA

De commissie heeft vastgesteld dat de aangiftedocumenten zelden wezen op euthanasie door toediening

van morfi ne, al dan niet samen met andere middelen. Aangezien tijdens de laatste levensfase vaak hoge

dosissen morfi ne worden toegediend om het lijden van de patiënt te verzachten, gaat de commissie ervan uit

dat het ontbreken van aangiften in deze gevallen te verklaren is door het feit dat de artsen deze handelwijze

beschouwd hebben als een pijnbehandeling en niet als euthanasie, zelfs al is de patiënt daardoor mogelijks

vroeger overleden. In dat geval gaat het effectief om een normale medische gedragslijn. De commissie

onderstreept echter dat wanneer de toediening van hoge dosissen morfi ne en sedativa niet verantwoord

is door de nood het lijden van de patiënt te lenigen maar gebeurt op verzoek van de patiënt om zijn leven

te beëindigen, het wel gaat om euthanasie in de wettelijke zin van het woord: zij is dan onderworpen aan

de wettelijke voorwaarden en procedures, de verplichting tot aangifte inbegrepen. Hoewel dit volgens de

gegevens in de literatuur niet de meest adequate techniek lijkt te zijn om een rustige en snelle dood zonder

pijn te bewerkstelligen, herinnert de commissie eraan dat de wet geen bepaalde medische techniek oplegt

voor euthanasie en dat zij niet bevoegd is om zich hierover uit te laten.

64

65

NOTA’S

66

Federale controle- en evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.

Secretariaat van de commissie: Zelfbestuursstraat 4 -1070 Brussel Tel.: 02 525 09 25/21www.health.fgov.be/euthanasie