DERDE GRAAD ASOond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc//Chemie-2006-040.pdfsche ontwikkeling van het...

68
CHEMIE DERDE GRAAD ASO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP BRUSSEL D/2006/0279/040 september 2006 (vervangt leerplan D/2004/0279/040 met ingang van september 2006) ISBN 978-90-6858-677-0 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Transcript of DERDE GRAAD ASOond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc//Chemie-2006-040.pdfsche ontwikkeling van het...

  • CHEMIE

    DERDE GRAAD ASO

    LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

    LICAP – BRUSSEL D/2006/0279/040 september 2006

    (vervangt leerplan D/2004/0279/040 met ingang van september 2006) ISBN 978-90-6858-677-0

    Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

  • 2 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Inhoud

    INLEIDING ........................................................................................................................... 3

    1 ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN .... 4 1.1 Algemene doelstellingen .................................................................................................................................. 4 1.2 Gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen = W+nr ............................................................ 4

    2 ALGEMENE DIDACTISCHE WENKEN ...................................................................... 7 2.1 Benodigdheden ................................................................................................................................................... 7 2.2 Experimenten ....................................................................................................................................................... 7

    3 LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN 1(2 GRAADUREN) ................................. 9 3.1 Beginsituatie ........................................................................................................................................................ 9 3.2 Leerplanoverzicht ............................................................................................................................................... 9 3.3 Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden .................................................................................. 11 3.4 Structuur en eigenschappen van de materie ............................................................................................ 13 3.5 De chemische reactie ...................................................................................................................................... 18

    4 LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN 2(3 EN 4 GRAADUREN) ...................... 27 4.1 Beginsituatie ...................................................................................................................................................... 27 4.2 Leerplanoverzicht ............................................................................................................................................. 27 4.3 Structuur en eigenschappen van de materie ............................................................................................ 32 4.4 De chemische reactie ...................................................................................................................................... 37 4.5 Kunstmatige en natuurlijke polymeren ....................................................................................................... 46

    5 EVALUATIE .............................................................................................................. 49

    6 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN ...................................................................... 52 6.1 Basisinfrastructuur .......................................................................................................................................... 52 6.2 Veiligheid ............................................................................................................................................................ 52 6.3 Labomateriaal .................................................................................................................................................... 52 6.4 Visualiseringen ................................................................................................................................................. 52 6.5 Afvalverwijdering .............................................................................................................................................. 53

    7 BIBLIOGRAFIE ......................................................................................................... 54

    8 SUGGESTIES VOOR DE VRIJE RUIMTE ................................................................ 57 8.1 Inleiding .............................................................................................................................................................. 57 8.2 Thema’s voor chemie ...................................................................................................................................... 57

    9 EINDTERMEN ........................................................................................................... 62 9.1 Gemeenschappelijke eindtermen natuurwetenschappen derde graad = W+nummer.................... 62 9.2 Vakgebonden eindtermen chemie derde graad = C+nummer .............................................................. 63 9.3 Decretale specifieke eindtermen wetenschappen derde graad = SET+nummer ............................. 66

    1 Voor de studierichtingen Economie-wiskunde, Grieks-wiskunde, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde, Wiskunde-

    topsport.

    2 Voor de studierichtingen Grieks-wetenschappen, Latijn-wetenschappen, Moderne talen-wetenschappen, Sportwetenschap-

    pen, Wetenschappen-wiskunde, Economie-wetenschappen, Wetenschappen-topsport.

  • 3de graad aso 3

    AV Chemie D/2006/0279/040

    Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dia-loog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk geïnspireerd zoeken naar waar-heid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardeverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraren voorbeelden aanreiken die jonge mensen brengen tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid.

    INLEIDING

    Dit leerplan richt zich tot een gemotiveerde groep leerlingen die bewust kiezen voor een studierichting met sterke

    natuurwetenschappelijke en/of wiskundige component. Deze leerlingen mogen dan ook een behoorlijke vorming

    in de chemie, in de andere natuurwetenschappen en in de wiskunde verwachten. De vorming dient een garantie

    te bieden voor een vlotte aansluiting op alle vormen van hoger onderwijs met een belangrijk natuurwetenschap-

    pelijk vakkenpakket in de aanvangfase.

    Het leerplan Chemie voor de derde graad aso bouwt voort op de basisvorming in de chemie die alle leerlingen

    hebben gekregen in het eerste en het tweede leerjaar van de tweede graad aso en die beschreven staat in de

    leerplanbrochure Chemie aso tweede graad 2006 van het VVKSO. Leraren die niet vertrouwd zijn met de alge-

    mene en specifieke doelstellingen van het leerplan chemie voor de tweede graad worden verondersteld zich

    hierover te informeren.

    Nieuw in dit leerplan voor de derde graad is de expliciete integratie van de eindtermen in de leerplandoelstellin-

    gen. Het volgen van dit leerplan betekent dat men in orde is met de eindtermen die door de Vlaamse Regering

    zijn goedgekeurd. Vanuit bepaalde eindtermen dient er aandacht te zijn voor het gebruik van de computer door

    de leerlingen, het koppelen van leerinhouden aan maatschappelijk relevante en herkenbare contexten, het on-

    derzoekend leren en het leren onderzoeken door leerlingen.

    Bij een juiste interpretatie biedt dit leerplan de leraar vrijheid om persoonlijke accenten te leggen, om aandacht te

    kunnen besteden aan ethische vragen, actualiteiten, wetenschappelijke literatuur, integratie van de computer in

    de brede betekenis, wetenschappelijke interesses van de leerlingengroep, om de relatie tussen chemie en maat-

    schappij tot uiting te laten komen en om feedback te geven wat betreft toetsen, taken, practica. Bovendien zijn

    de samenstellers van mening dat het overbrengen van de wetenschappelijke denk- en werkmethode minstens

    even belangrijk is als het bijbrengen van pure chemische feitenkennis en hopen ze dat de leraren meer rekening

    kunnen houden met het formele denkniveau van de modale leerling.

    Onderstaande tabel geeft een overzicht van de studierichtingen waarvoor dit leerplan is bedoeld indien men de

    voorliggende lessentabel van het VVKSO volgt.

    Studierichting Leerplan

    Economie-wiskunde

    Moderne talen-wiskunde

    Latijn-wiskunde

    Grieks-wiskunde

    Wiskunde-topsport

    Leerplan met 2 graaduren

    Moderne talen-wetenschappen

    Latijn-wetenschappen

    Grieks-wetenschappen

    Wetenschappen-wiskunde

    Sportwetenschappen

    Economie-wetenschappen

    Wetenschappen-topsport

    Leerplan met 3 graaduren indien aan chemie 3 lestijden

    worden toegekend.

    Leerplan met 4 graaduren indien aan chemie 4 lestijden

    worden toegekend.

  • 4 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    1 Algemene doelstellingen en gemeenschappelijke eindtermen

    1.1 Algemene doelstellingen

    Tussen de exacte wetenschappen neemt de chemie een zeer belangrijke plaats in. Ze heeft als studieobject het

    onderzoek van de samenstelling van de stoffen en de mechanismen waardoor andere stoffen kunnen worden

    gevormd. Ze bestudeert niet alleen de eigenschappen en omzettingen van stoffen in de levenloze natuur maar

    evenzeer in de levende organismen. Het is de wetenschappelijke discipline bij uitstek waarlangs de leerlingen

    veilig en milieubewust leren omgaan met stoffen en inzicht verwerven in zowel nuttige als gevaarlijke toepassin-

    gen ervan.

    Meer nog dan in de tweede graad zullen in de lessen chemie met majorleerplan tijd en aandacht worden besteed

    aan het verzamelen van empirisch feitenmateriaal over de samenstelling en veranderingen van stoffen en aan de

    inzichtelijke verwerking ervan. Steeds wordt hierbij gewerkt volgens één of meer fasen uit de natuurwetenschap-

    pelijke methode. Het verzamelen van dit feitenmateriaal gebeurt onder diverse specifieke vormen: experimentele

    waarneming in het schoollabo, waarnemingen in de natuur en in het alledaagse leven, bekijken van audiovisueel

    materiaal, gegevens opzoeken in tabellenboeken, naslagwerken, geïnformatiseerde databanken, op het internet.

    De leerlingen worden geoefend in het kritisch analyseren en gebruiken van dit feitenmateriaal.

    Chemie is een vak met een uitermate hoge onderlinge verwevenheid van concepten, principes en wetmatighe-

    den. Het nog relatief eenvoudige modeldenken in de tweede graad was hoofdzakelijk toegespitst op de correlatie

    tussen de macroscopische verschijnselen en hun modelvoorstelling met onzichtbare, corpusculaire deeltjes van

    diverse aard. Het modeldenken wordt in de derde graad uitgebreid tot het simultaan, analytisch, overzichtelijk en

    inzichtelijk leren gebruiken van een ganse verzameling van verklarende modellen in nieuwe situaties van het

    stoffenonderzoek. De grotere verscheidenheid en complexiteit van de stoffenstructuren vergen ook een grotere

    bedrevenheid in het gebruik van de chemische symbolentaal.

    Via een omvangrijke kennis van stoffenstructuren en hun classificaties en van de fysische en chemische eigen-

    schappen van stoffen mondt de chemie van de derde graad uiteindelijk uit in de benadering van stofgedragingen

    als resultaat van een dynamisch evenwicht tussen stoffen. Het chemisch evenwichtsmodel is een verklarend

    model van corpusculaire en mathematische aard dat hoge cognitieve vaardigheden onderstelt. De toepassing

    ervan op concrete stoffensystemen moet de leerlingen een nieuwe en verrijkende visie bieden op het natuurge-

    beuren, op de ganse problematiek van bescherming van het leefmilieu en op de noodzaak tot zorgzame omgang

    met grondstoffen en eindproducten.

    Door de invoering van de verplichte leerlingenpractica krijgen de leerlingen kansen om experimentele vaardighe-

    den te ontwikkelen, om een precieze waarneming te koppelen aan een nauwkeurige verslaggeving, om samen-

    hang te ervaren tussen experiment en theorie, om heel betrokken kennis te maken met de natuurwetenschappe-

    lijke methode. Het empirisch karakter van de chemie wordt ongetwijfeld het sterkst geïmplementeerd tijdens de

    uitvoering van leerlingenproeven. Deze actieve leervorm werkt meestal bijzonder motiverend. Ze bevordert het

    samenwerken tussen de leerlingen bij het uitvoeren van de experimenten en ontwikkelt de verantwoordelijk-

    heidszin bij het in orde brengen en afruimen van de experimenteerbenodigdheden.

    1.2 Gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen = W+nr

    De gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen gelden voor het geheel van de wetenschappen en

    worden op een voor de derde graad aangepast beheersingsniveau aangeboden. Dit betekent dat niet elke

    gemeenschappelijke eindterm (1 tot en met 31) in elk vak aan bod dient te komen. De gemeenschappelijke

    eindtermen worden gespreid over de verschillende natuurwetenschappelijke vakken. Om dit te waarborgen

    binnen de school dienen heel concrete afspraken te worden gemaakt tussen de leraren van de drie

  • 3de graad aso 5

    AV Chemie D/2006/0279/040

    natuurwetenschappelijke disciplines. Hiervoor kan men best aansluiten bij hierna volgend voorstel afgesproken

    tussen de leerplancommissies biologie, chemie en fysica.

    1.2.1 Onderzoekend leren/leren onderzoeken

    Deze eindtermen zijn doorlopend in het vizier bij een degelijk experimenteel onderbouwd chemieonderwijs. Vooral concrete demonstratie- en leerlingenproeven komen hiervoor in aanmerking maar ook een meer descrip-tieve aanpak van een theoretisch probleem. Speciaal in de lessen chemie dienen volgende gemeenschappelijke eindtermen te worden verwezenlijkt: 1-4-8-9-12. Voor eindterm 1 kan dit bij het opzoeken en verwerken van gegevens omtrent: - oplosbaarheid van organische verbindingen bij het bereiden van industriële producten - het sterisch getal en bindingshoeken bij de ruimtelijke opbouw van moleculen - de factoren die de reactiesnelheid en het chemisch evenwicht beïnvloeden - waarden van K, Kz, Kb in het kader van het voorspellen van zuur-base-evenwichten - waarden van normelektrodepotentialen bij het voorspellen van redoxevenwichten, …

    Eindtermen 4 en 8 kunnen meermaals mooi uitgewerkt worden telkens men uitgaat van een probleemstelling die

    wordt gevolgd door een leergesprek en leidt tot een veralgemening zoals bij factoren die de reactiesnelheid en

    het chemisch evenwicht beïnvloeden, het al of niet oplossen van een stof in polaire en apolaire solventen, het

    onderzoek van de verschillende reactietypes in de koolstofchemie, ...

    Vermits de vakinhoudelijke eindtermen dienen te worden gerealiseerd in leersituaties die steunen op pijlers van

    chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap komt

    eindterm 9 automatisch aan bod. De practica zijn aangewezen mogelijkheden voor de verwezenlijking van eind-

    term 12.

    1.2.2 Wetenschap en samenleving

    Omdat de vakinhoudelijke eindtermen dienen te worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige

    wijze steunen op pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en prak-

    tische wetenschap kunnen deze eindtermen verwezenlijkt worden door een doordachte keuze van de contexten.

    Speciaal in de lessen chemie dienen volgende gemeenschappelijke eindtermen worden verwezenlijkt: 13-14-19-

    20-21. Eindtermen 13 en 14 kunnen worden ingebouwd in de wetenschappelijke literatuur, de verdere histori-

    sche ontwikkeling van het atoommodel, het pH-begrip, de zuur-base-theorie van Brönsted, de historiek van re-

    doxprocessen (van Volta-element tot eigentijdse batterij), …. Eindterm 19 kan verwerkt worden in het verder

    aanwenden van modeldenken bij chemische evenwichtsreacties, de evolutie van het atoommodel na Bohr, ...

    Eindterm 20 kan worden verwezenlijkt door te illustreren dat chemische begrippen zoals pH (tuinvijver), concen-

    tratie, veiligheidsnormen, elektrodepotentialen (loodgieter), buffersystemen (geneeskunde), katalysator (auto)

    worden overgedragen naar een breed publiek. Denken we maar hoe vaak er in de overdrachtelijke betekenis

    wordt gesproken over de verzuring van de maatschappij en de lakmoestest voor bedrijven. De ethische dimensie

    of eindterm 21 kan vaak aan bod komen, bijvoorbeeld in de afvalproblematiek, het overmatig gebruik van

    (kunst)meststoffen en hun oplosbaarheid in water, de uitputting van grondstoffen door overmatige ontginning

    (stoichiometrische berekeningen), het gebruik van isotopen (radiotherapie) en de hierbij aansluitende problema-

    tiek van de berging van radioactief afval, …

  • 6 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    1.2.3 Attitudes

    Deze eindtermen worden doorlopend nagestreefd in een leergesprek, klasdiscussie, bij leerlingenproeven, per-soonlijk werk, groepswerk, experimenteel werk, ... Tijdens de lessen chemie dienen volgende gemeenschappe-lijke eindtermen wezenlijke aandacht te krijgen: 22-23-24-25-26-27-28-29-30-31. Behalve voor het verwerven van een aantal experimenteervaardigheden en concrete aandacht voor de wetenschappelijke onderzoeksmetho-de lenen de leerlingenpractica zich eveneens tot het nastreven van een aantal attitudes zoals: - veilig en milieubewust omgaan met stoffen - experimenten op een verantwoorde wijze uitvoeren - meetresultaten objectief voorstellen en kritisch evalueren - zich wetenschappelijk en taalkundig correct uitdrukken - met anderen samenwerken en rekening houden met de mening van anderen - respect tonen voor het werk van anderen en voor het gebruikte materiaal - zelfstandig kennis verwerven.

  • 3de graad aso 7

    AV Chemie D/2006/0279/040

    2 Algemene didactische wenken

    De algemene didactische wenken zoals vermeld in de leerplanbrochure voor chemie aso in de tweede graad

    2006 blijven gelden voor het onderwijs van de chemie in de derde graad. Volgende punten vragen echter bijzon-

    dere aandacht.

    2.1 Benodigdheden

    Benodigdheden die absoluut noodzakelijk zijn om het leerplan te realiseren en aan de scholen worden opgelegd

    staan afzonderlijk vermeld in de rubriek Minimale materiële vereisten. Onder de rubriek ‘Benodigdheden’ van de

    Didactische wenken staan de minimale materiële vereisten telkens aangegeven met een ‘■’.

    Voor een eigentijdse didactische verwerking van de leerinhouden, aanschouwelijke demonstratieproeven en een

    vlotte organisatie van de leerlingenpractica wordt extra aandacht gevraagd voor de progressieve beschikbaar-

    heid van:

    - computer met cd-romdrive voor weergave van simulatiemodellen, voor inoefenprogramma's en met internet-

    aansluiting

    - een representatieve verzameling van alledaagse gebruiksproducten in hun gebruikelijke handelsverpakking

    teneinde de toepassingen van de chemie in de alledaagse leefwereld beter en intenser te kunnen illustreren

    - gebruiksvriendelijke materiaalsets om veilig, snel en efficiënt eenvoudige leerlingenproeven te kunnen uitvoe-

    ren

    - voldoend aantal precisiebalansen voor massabepalingen van stoffen door leerlingen in het kader van de sa-

    menstelling van oplossingen, rendementsbepalingen, ...

    - voldoende volumetrisch materiaal van behoorlijke kwaliteit om leerlingen titrimetrische en gasvolumetrische

    analysen te laten uitvoeren

    - eenvoudige pH-meters voor gebruik door leerlingen

    - geschikte apparatuur voor de bepaling van de elektrische spanning van chemische cellen en voor het uitvoe-

    ren van eenvoudige elektrolyses door leerlingen.

    2.2 Experimenten

    2.2.1 Veiligheidsaspecten

    Zoals reeds uitvoerig vermeld in de leerplanbrochure van de tweede graad, moeten voor de experimentele as-

    pecten van het chemieonderwijs de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen worden gewaarborgd. Daartoe is een

    ernstig en regelmatig overleg tussen de schooldirectie, het diensthoofd veiligheid en de betrokken leraren che-

    mie noodzakelijk. Het veilig leren omgaan met stoffen tijdens de chemielessen is niet uitsluitend te benadrukken

    vanuit het oogpunt van elementaire bescherming van leraren en leerlingen maar is tevens een wezenlijke doel-

    stelling van het chemieonderwijs.

    De didactische vormgeving van "veilig leren omgaan met stoffen door chemie" is dan ook een opdracht voor elke

    school die kwaliteitsonderwijs beoogt. Het is enkel in een vak zoals chemie dat leerlingen op een kritisch-

    objectieve wijze met bekende en onbekende stoffen kunnen leren omgaan zonder overdreven angstgevoelens,

    onverantwoorde slordigheid of roekeloosheid. De aanzet tot deze aspecten van veiligheidsonderricht, reeds ge-

    geven in de tweede graad, mag zeker in de derde graad niet verloren gaan, integendeel.

  • 8 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Het dragen van veiligheidsbril en beschermende kledij tijdens de uitvoering van laboratoriumproeven blijft ver-

    plicht. Ook is het strikt verboden vloeistoffen op te zuigen zonder gebruik te maken van geschikte pipetvullers.

    Er wordt ook aan herinnerd dat voor leerlingenpractica waarbij meer dan twintig leerlingen gelijktijdig experimen-

    teel werk uitvoeren, omwille van de veiligheid en ook om didactische redenen, ofwel extra begeleiding moet wor-

    den voorzien ofwel een eenvoudigere invulling moet worden gegeven. Net zoals in de tweede graad wordt de

    concrete organisatie van de leerlingenpractica aan de creativiteit van de leraar overgelaten.

    De algemene veiligheidsvoorschriften of op te volgen algemene attitudes bij het uitvoeren van practica chemie

    moeten aan de leerlingen worden medegedeeld en toegelicht. Deze voorschriften blijven permanent, goed zicht-

    baar en leesbaar, in het vaklokaal uitgehangen. Een afdruk ervan moet aan de leerlingen jaarlijks, vóór het uit-

    voeren van het eerste practicum, worden bezorgd. Het is juridisch aan te bevelen naar de gewenste opvolging

    van deze voorschriften te verwijzen in het schoolreglement dat door ouders of leerlingen wordt ondertekend.

    De specifieke veiligheidsvoorschriften of aan te leren technieken tijdens welbepaalde practica moeten uiteraard

    in het gepaste practicum worden toegelicht. Hiertoe kan ook gebruik worden gemaakt van voorschriften vermeld

    in de gebruikte leerboeken, voor zover deze voldoende rekening houden met de specifieke omstandigheden van

    het vaklokaal voor chemie in de betrokken school.

    2.2.2 Aanbevolen proeven

    Suggesties voor mogelijke experimenten staan vermeld in de pedagogisch-didactische wenken bij de leerplanin-

    houden. Over de concrete uitvoering kan meer informatie worden gevonden op bestaande cd-roms en verzamel-

    bundels van demonstratie- en leerlingenproeven en in de beschikbare leerboeken. Ook door onderlinge ge-

    sprekken en uitwisseling van ervaringen, bijvoorbeeld in het kader van vakwerkgroepen voor chemie, kan nuttige

    informatie worden verkregen en verspreid.

    Vooraleer demonstratieproeven of leerlingenproeven uit te voeren raadpleegt men steeds de brochure

    ‘Chemicaliën op school’ om na te gaan of het wel verantwoord is die stof in die concentratie te gebrui-

    ken of te laten gebruiken door een bepaalde leerlingengroep. Voor de stoffen gebruikt tijdens de geko-

    zen leerlingenproeven zoeken de leerlingen de R- en S-zinnen op en/of hertalen ze de nummers ervan in

    woorden.

    Experimenten voor de bereiding en/of het aantonen van chemische eigenschappen van enkelvoudige

    stoffen zijn niet steeds zonder gevaar. Men zal dus steeds goed controleren of men een geschikte, dit

    wil zeggen veilige experimentele werkwijze kan gebruiken en of men beschikt over de nodige veilig-

    heidshulpmiddelen. Vooral voor de omgang met alkali- en aardalkalimetalen, met de halogenen en met

    waterstofgas wordt gewaarschuwd. Men zal ook bijzonder voorzichtig en oplettend zijn bij experimen-

    ten met fosfor (brandgevaar!).

  • 3de graad aso 9

    AV Chemie D/2006/0279/040

    2ET 1ET Vrije ruimte

    3 Leerinhouden en doelstellingen 1 (2 graaduren)

    3.1 Beginsituatie

    In de lessen chemie van de tweede graad werd een basisinitiatie in de natuurwetenschap chemie beoogd, met

    een beperkte overdracht van kennis en vaardigheden. De leerlingen werden gesensibiliseerd voor natuurweten-

    schappelijke studies en geëvalueerd in het vooruitzicht van hun capaciteiten en interesse voor voortgezette stu-

    die in een natuurwetenschappelijke studierichting. Inhoudelijk kwamen ze tot het inzicht dat de materie in haar

    macroscopische verschijningsvormen kan worden geanalyseerd van stoffenmengsel tot atoom en dat alle omzet-

    tingen die de stoffen kunnen ondergaan steeds terug te voeren zijn tot herschikking van atomen en elektronen,

    gepaard gaande met energie-uitwisselingen.

    3.2 Leerplanoverzicht

    De opbouw van het leerplan met 2 graaduren (2 lestijden in het geheel van de derde graad) wordt hieronder

    schematisch voorgesteld. De twee helften van de binnenste cirkel stellen elk een graaduur voor, of beide (1 en 2)

    te geven in het vijfde jaar of beide (1 en 2) in het zesde jaar of lestijd 1 in het vijfde en lestijd 2 in het zesde jaar.

    In de twee lestijden zitten de eindtermen ET bedoeld voor de basisvorming chemie. Eventueel kan al dan niet

    vakoverschrijdend extra wetenschappelijke en/of chemische vorming worden aangeboden in een lestijd voor vrije

    ruimte, voorgesteld door de buitenste ring.

    Het leerplan Chemie met 2 graaduren omvat:

    - conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden

    - 2 hoofdrubrieken met chemie-inhouden: ‘Structuur en eigenschappen van de materie’ en ‘De chemische reac-

    tie’ te combineren met contexten.

    * Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden

    Practica - minstens 4 lestijden per graad

    Gebruik van ICT in de chemie – minstens 2 lestijden per graad

    Chemie en beroepen – minstens 1 lestijd per graad, al dan niet verdeeld en al dan niet geïntegreerd

    Wetenschappelijke literatuur – te integreren

    Technische realisaties – te integreren

    Maatschappelijke aspecten – te integreren

    1 Voor de studierichtingen Economie-wiskunde, Grieks-wiskunde, Latijn-wiskunde, Moderne talen-wiskunde.

  • 10 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    * Structuur en eigenschappen van de materie

    Verdere kennismaking met de stofklassen - ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    De anorganische verbindingen

    De koolstofverbindingen

    Bouw van de stoffen - ca 2 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    Atoommodel van Bohr-Sommerfeld

    Ruimtelijke bouw van de stoffen

    Eigenschappen van de stoffen - ca 3 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    Polaire en apolaire stoffen

    Oplosbaarheid en beïnvloedende factoren

    * De chemische reactie

    Materieaspecten - ca 6 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    Isotopen

    Gemiddelde relatieve atoommassa

    Molair gasvolume

    Concentratie

    Stoichiometrie

    Dynamiek van chemische reacties - ca 4 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    Reactiesnelheid en factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden

    Chemisch evenwicht en factoren die het chemisch evenwicht beïnvloeden

    Reactiesoorten - ca 8 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    Zuur-base-reacties

    Redoxreacties

    Reactietypes in de koolstofchemie

    In het leerplan met 2 graaduren zijn de verplichte leerplandoelstellingen vetgedrukt. In het verplicht ge-

    deelte zijn de eindtermen van de basisvorming opgenomen en aangeduid met C+Nr (vakgebonden eindtermen

    chemie) en/of W+Nr (gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen). De niet vetgedrukte leer-

    plandoelstellingen zijn een niet verplichte uitbreiding die mag worden weggelaten of vervangen door persoonlijk

    gekozen vormende inhouden in verband met het chemieonderwijs. Partim bij een doelstelling betekent dat de

    vermelde eindterm slechts gedeeltelijk in de leerplandoelstelling aan bod komt.

    Voorbeelden van vormende inhouden kunnen zijn, al of niet in samenwerking met andere vakken:

    - het uitwerken door leerlingen van een presentatie over een voor de leerlingen nieuwe leerinhoud chemie

    - het geven van een spreekbeurt in een moderne vreemde taal of het uitschrijven van een wetenschappelijke

    tekst rond een thema uit de chemie

    - het verzorgen van een vakoverschrijdend eindwerk, projectwerk, tentoonstelling in verband met chemie.

    Leerplan Verplicht wordt aangegeven Uitbreiding

    2 graaduren Vet-recht Niet vet-recht

    Het richtinggevend aantal lestijden geldt enkel voor de verplichte, dus vetgedrukte doelstellingen.

    Practica en ICT bieden mogelijkheden om vormen van actief en zelfstandig leren in te lassen. Actief en

    zelfstandig leren brengt niet alleen afwisseling. Deze werkvorm draagt ook positief bij tot de leerlingenactiviteit

    tijdens de les en biedt tevens de leraar de mogelijkheid in te spelen op de verschillende leerstijlen van de leer-

    lingen. Bovendien dwingen de maatschappelijke noodzaak van levenslang leren en de continue confrontatie met

    nieuwe problemen en taken, het onderwijs om de leerlingen op ‘actief, zelfstandig en samenwerkend leren’ voor

    te bereiden. Door het feit dat leerlingen meer actief met studiemateriaal bezig zijn, ervaren zij een succeserva-

    ring wat hun motivatie doorgaans bevordert. Open onderzoeksopdrachten rond een eenvoudig chemisch pro-

    bleem bieden hier interessante mogelijkheden.

  • 3de graad aso 11

    AV Chemie D/2006/0279/040

    Door een oordeelkundige keuze van contexten kan wetenschappelijke literatuur worden geïntegreerd

    tijdens de lessen chemie. Aanbevolen wordt ook korte teksten in Moderne vreemde talen in te lassen om

    het vakoverschrijdend werken aan bod te laten komen.

    De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken:

    - Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leer-

    stofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken stu-dierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend.

    - Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de le-raar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de eindtermen en dus ook de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Partim (p) volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling.

    - Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening hou-den om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden’ moet door directies en leraren worden behartigd. Een ‘’ voor de benodigdheden verwijst naar de minimale materiële vereisten. De rubriek ‘mogelijke experimenten’ biedt een reeks suggesties van mogelijke expe-rimenten, waaruit de leraar een oordeelkundige keuze kan maken. De rubriek ‘wenken’ biedt een aantal aandachtspunten en bakent de grenzen af tussen leerstofaspecten voor de tweede en de derde graad.

    Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst van de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakge-bonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Een p achter een nummer betekent partim of gedeeltelijk verwezenlijkt.

    3.3 Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    1 veilig en verantwoord omgaan met stoffen en chemisch afval, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken (C2–W30)

    2 met eenvoudig materiaal een neutralisatiereactie uitvoe-ren (C3partim-W22 t.e.m. W31)

    3 met eenvoudig materiaal een redoxreactie uitvoeren (C3partim-W22 t.e.m. W31)

    4 de aanwezigheid van een stof vaststellen met behulp van een gegeven identificatiemethode (C4)

    5 de verschillende stappen van een chemische analyse in een concreet voorbeeld uitvoeren (C20- W22 t.e.m. W31).

    Practica een equivalent van minstens 4 lestijden, gespreid over de graad

    De leerlingen kunnen:

    6 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elek-tronische weg systematisch opzoeken en verwerken (C5partim- W1)

    7 gevonden informatie weergeven in grafieken, diagram-men of tabellen met behulp van ICT (C5partim).

    Gebruik van ICT in de chemie een equivalent van minstens 2 lesuren gespreid over de graad

    De leerlingen kunnen:

    8 het belang van chemische kennis in verschillende oplei-dingen en beroepen illustreren (C6).

    Chemie en beroepen minstens 1 lestijd al dan niet verdeeld over de graad en al dan niet geïntegreerd

  • 12 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    De leerlingen kunnen:

    9 mijlpalen in de geschiedenis van de chemie aangeven (W13)

    10 technische realisaties uit het dagelijkse leven herkennen en/of in verband brengen met bestudeerde chemische

    concepten en/of werkwijzen (W15)

    11 veranderingen in de samenleving koppelen aan nieuwe chemische inzichten en/of toepassingen (W16-W17-W18-

    W214).

    Wetenschappelijke literatuur

    Technische realisaties

    Maatschappelijke aspecten

    DIDACTISCHE WENKEN

    Mogelijke onderwerpen voor practica zijn:

    - Een neutralisatiereactie uitvoeren met huishoudproducten: een hoeveelheid tafelazijn neutraliseren met ‘Des-

    top’ met fenolftaleïne als indicator (C3partim).

    - Verbrandingsreacties uitvoeren(C3partim).

    - Verdringingsreacties uitvoeren zoals een ijzeren spijker in een CuSO4-oplossing brengen (C3partim).

    - Identificatiereacties uitvoeren zoals CO2 aantonen met heldere kalkwater-oplossing, chloriden aantonen met

    een zilvernitraatoplossing, zuren/basen aantonen met zuur-base-indicatoren, Fe3+

    aantonen met SCN1-

    ; Fe2+

    aantonen met Fe(CN)63-

    , I2 aantonen met zetmeel en vice-versa, onverzadigde koolstofverbindingen aanto-

    nen met een additie van dijood, alcoholtest, Fehlingreagens voor de identificatie van aldehyden, …. (C4).

    - Studie van de fysische eigenschappen van stoffen zoals oplosbaarheid en polariteit (C10).

    - Werken met molecuulmodellen.

    - Studie van de reactiesnelheid en de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.

    - Studie van het chemisch evenwicht en de factoren die het chemisch evenwicht beïnvloeden.

    - Bepaling van vitamine C in peterselie, fruitsappen, …. (C20).

    - Analyse van aardappelchips, snoepjes, …. (C20).

    - Open onderzoeksopdrachten in verband met eenvoudige chemische problemen naar keuze.

    Mogelijkheden voor ICT-gebruik door leerlingen tijdens de les chemie zijn:

    - Op een CD-rom met productgegevens de brutoformule, R- en S-zinnen, gevarensymbolen van een opgege-

    ven stof weervinden en gebruiken.

    - Gegevens opzoeken op een internetsite, in tabellenboek of cataloog, deze gegevens elektronisch verzamelen

    en verwerken om bijvoorbeeld zelfstandig het grafisch verband tussen smeltpunt van koolstofverbindingen en

    het aantal koolstofatomen op te sporen.

    - Raadplegen van het internet voor het opzoeken van informatie omtrent stereochemie, toepasselijke contex-

    ten, wetenschappers, beroepen en die informatie verwerken (C5).

    - Zelfstudiepakketten die gebruik maken van ICT benutten.

    - Metingen van grootheden en gegevensverwerking met ICT.

    - Het gebruik van een grafisch rekentoestel bij het vergaren en verwerken van meetgegevens.

    - Het maken van een laboverslag met tekstverwerker binnen de les en niet als taak.

    - Gebruiken van computergestuurd oefen- en toetsmateriaal.

    - ICT-opdrachten gekozen door de leraar.

    Wenken

    - De eindterm C2 niet exclusief tijdens de practica aan bod laten komen, integreren telkens waar relevant en

    mogelijk.

  • 3de graad aso 13

    AV Chemie D/2006/0279/040

    - Stoffen met zeer hoge vluchtigheid en zeer lage ontvlammingstemperatuur zoals propanon, pentaan, hexaan

    en andere, mogen slechts in zeer kleine hoeveelheden door leerlingen worden gebruikt tijdens practica en

    mits inachtneming van strikte veiligheidsnormen zoals het afsluiten van alle bunsenbranders en verwar-

    mingsapparatuur op de leerlingentafels. De leraar moet objectief durven beslissen of een leerlingengroep

    over voldoende laboratoriumvaardigheid en zelfdiscipline beschikt om bepaalde experimenten, waarbij gevaar

    niet uitgesloten is, voldoende risicoloos uit te voeren.

    - Bepaalde stoffen mogen niet worden gebruikt door leerlingen tijdens practica, sommige evenmin tijdens de-

    monstratieproeven. Voor meer concrete informatie in dit verband wordt verwezen naar de VVKSO-

    chemicaliënlijst voor gebruik in schoollaboratoria: zie Bibliografie.

    - Rond het thema chemie en beroepen kan men eventueel informatie inwinnen bij de Federatie van de Chemi-

    sche Nijverheid - www.fedichem.be - of de website www.jobschemie.be of http://www.feelthechemistry.nl

    raadplegen of informatieve leesteksten in verband met dit onderwerp met de leerlingen bespreken. Eventueel

    nodigt men personen die chemie in hun beroep gebruiken uit in de klas: chemicus, laborant, ingenieur, ver-

    pleegster, voedingsdeskundige, journalist, jurist, brandweerman, … Verder kunnen videoclips zoals ‘Actief

    met chemie’ van de Stichting C3 te Amsterdam hier goede dienst bewijzen.

    - Wat betreft de geschiedenis van de chemie kan men zich beperken tot een geïllustreerd overzicht van de

    mijlpalen of waar mogelijk een bepaalde mijlpaal verder uitdiepen: de vier elementen water, aarde, lucht, vuur

    in de oudheid, de alchemie in de oosterse landen, de verspreiding van het alchemistisch denken in de wes-

    terse wereld gekoppeld aan de verspreiding van het christendom, de ontwikkelingen van natuurwetenschap-

    pelijke inzichten in de veertiende en vijftiende eeuw, de toegepaste chemie in de zestiende eeuw, de ontwik-

    keling van de chemie als zelfstandige discipline in de zeventiende eeuw, de ontwikkeling van een begrippen-

    kader en van de kwantitatieve chemie in de achttiende eeuw, de verklarende modellen, het PSE en de kool-

    stofchemie in de negentiende eeuw, kernchemie, kunststoffen, biochemie en preparatieve chemie in de twin-

    tigste eeuw.

    3.4 Structuur en eigenschappen van de materie

    3.4.1 Verdere kennismaking met de stofklassen

    LEERPLANDOELSTELLINGEN:

    ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    1 formules en namen van anorganische ternaire zuren en zouten schrijven en begrijpen als uitbreiding van chemie

    in de tweede graad wat betreft oxidatiegetallen, atoom-

    groepen en naamgeving

    2 van enkele veel gebruikte anorganische verbindingen de triviale naam, een typische toepassing in het dagelijkse

    leven en/of een eigenschap geven (C18 partim)

    3 voorbeelden van chemische reacties tussen anorgani-sche verbindingen in de leefwereld geven en gegeven

    contextuele voorbeelden interpreteren.

    De anorganische verbindingen

    De leerlingen kunnen:

    4 met behulp van een determineertabel de aanwezige func-tionele groep(en) in een gegeven formule van mono- en

    polyfunctionele koolstofverbindingen identificeren (C1-

    C7)

    5 naam of formule van alkanen, alkenen, alkynen , alkano-len, halogeenalkanen, alkoxyalkanen, alkanalen, alka-

    De koolstofverbindingen

    Koolwaterstoffen:

    - lineair, vertakt en cyclisch

    - verzadigd en onverzadigd

    - aromaten

    Monofunctionele koolstofverbindingen

    http://www.fedichem.be/http://www.jobschemie.be/

  • 14 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    nonen, alkaanzuren, alkylalkanoaten, alkaanamines en

    alkaanamiden schrijven op basis van respectievelijk de

    gegeven formule of naam

    6 het verband aangeven tussen gegeven eigenschappen van koolstofverbindingen en hun karakteristieke groep

    en/of koolstofskelet (C8)

    7 van een aantal representatieve koolstofverbindingen een toepassing en/of een typische eigenschap aangeven

    (C18partim).

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    - Stoffenverzameling van anorganische verbindingen en koolstofverbindingen.

    - Etiketten, verpakkingen, reclamefolders, ... om het gebruik van anorganische en organische verbindingen in

    het dagelijkse leven te illustreren.

    - Oefenprogramma's voor naamgeving van stoffen en voor herkennen van verbindingsklassen.

    Stereomodellen voor koolstofverbindingen: bolmodellen, bolschilmodellen of bolstaafmodellen, naar keuze

    computerprogramma voor opbouw van molecuulskeletten.

    Determineertabel voor koolstofverbindingen conform eindterm C1.

    Overzichtstabel of PSE met aanduiding welke elementen meer dan één oxidatiegetal bezitten.

    Mogelijke experimenten

    - Illustratie van overeenkomstige eigenschappen voor stoffen in eenzelfde verbindingsklasse.

    - Illustratie van chemische reacties tussen anorganische stoffen in de leefwereld.

    - Representatieve voorbeelden van chemische reacties met huishoudchemicaliën uitvoeren.

    - Illustratie van de brandbaarheid en lichtontvlambaarheid van koolstofverbindingen.

    Wenken

    - Al de stoffen vermeld onder C18 dienen ergens in de leerplanverwerking aan bod te komen.

    - De vermelde volgorde om leerinhouden aan te brengen is niet bindend. Naar eigen wens mag men de uitge-

    breidere kennismaking met chemische verbindingsklassen verschuiven naar een later stadium van de leer-

    planverwerking. Beginnen met deze leerinhoud heeft echter als voordelen dat een continue training van na-

    men en formules automatisch kan worden ingebouwd evenals een betere coördinatie met het leerplan biolo-

    gie wat betreft de formules van de koolstofverbindingen.

    - De systematische naam van anorganische verbindingen zal men vanaf nu vereenvoudigen door het weglaten

    van overbodige indices van atomen of atoomgroepen. Is in de naamgeving van verbindingen geen verwarring

    mogelijk dan is in de naamgeving de vermelding van de indices overbodig en worden de indices daar ook niet

    vermeld. Naamgeving met de juiste vermelding van overbodige indices kan echter niet als fout worden be-

    schouwd. Is er wel verwarring mogelijk dan wordt de naamgeving met vermelding van de indices door Griek-

    se telwoorden verder gebruikt ofwel wordt de stocknotatie gehanteerd. Leerlingen mogen een tabel raadple-

    gen om te weten van welke elementen de atomen meer dan één oxidatiegetal kunnen aannemen. De concre-

    te waarden van de oxidatiegetallen hoeven niet in die tabel te worden vermeld, maar moeten blijken uit een

    gegeven naam en/of formule en uit de raadpleging van het PSE.

    - Het verband tussen het OG van een element en zijn plaats in het PSE wordt gegeven in volgende tabel:

  • 3de graad aso 15

    AV Chemie D/2006/0279/040

    Groepsnummer Ia IIa IIIa Iva Va VIa VIIa

    Lading + ion +1 +2 +3

    Lading - ion -3 -2 -1

    Hoogste + OG +I +II +III +IV +V +VI +VII

    Laagste - OG -IV -III -II -I

    Het positief OG van een element komt overeen met het groepsnummer.

    Het negatief OG van een element komt overeen met het groepsnummer - 8.

    De hoogst mogelijke waarde voor een oxidatiegetal = +VII. De laagst mogelijke waarde voor een oxidatiegetal

    is -IV omdat elementen uit groepen Ia, IIa en IIIa nooit elektronen opnemen. Sommige elementen bezitten

    meer dan één OG.

    Het oxidatiegetal wordt altijd weergegeven door een Romeins cijfer, voorafgegaan door het ladingsteken.

    Voor het OG in een samengestelde stof geldt steeds:

    element uit Ia heeft OG = +I F heeft OG = -I

    element uit IIa heeft OG = + II O heeft OG = -II (behalve in peroxiden)

    element uit IIIa heeft OG = + III H heeft OG = +I (behalve in hydriden)

    - De te kennen zuren uit de tweede graad worden nu aangevuld met de ternaire zuren met in de naam per-aat,

    -iet of hypo-iet. Hieruit kunnen dan heel systematisch de namen van de overeenkomstige anionen worden af-

    geleid.

    - Wat betreft de naamgeving van koolstofverbindingen zullen de leerlingen op de eerste plaats worden getraind

    om gegeven namen om te zetten in de juiste chemische formule. Het kunnen geven van een juiste naam

    behorend bij een gegeven formule, kan beperkt blijven tot de formules die regelmatig in de chemielessen

    worden gebruikt. Voor het schrijven van formules of namen van koolstofverbindingen en voor het herkennen

    van stofklassen mogen de leerlingen gebruik maken van een determineertabel, ook op toetsen en examens.

    - Men zal er ook over waken niet onnodig veel lesuren aan "het inoefenen van nomenclatuur" te besteden.

    Eens de belangrijkste basisprincipes gegeven en ingeoefend zal men het gebruik van aanvaardbare stof-

    namen continu integreren in de chemielessen. De leerkrachten waken er over bij het 'lezen' van formules

    de namen van de stoffen te gebruiken in plaats van zich te beperken tot de spelling van formuleletters en in-

    dices. Een formule zoals HNO3 zal dus worden gelezen als 'waterstofnitraat' en niet als 'ha-en-o-drie'!

    Ook de aard van het betrokken deeltje (molecule, atoom, ion) formuleert men zo duidelijk mogelijk.

    - Een echte kennismaking met de verbindingen wordt heel wat boeiender door enkele eenvoudige experimen-

    ten in te lassen of door gebruik te maken van een stoffenverzameling, van etiketten, verpakkingen of reclame-

    folders om het gebruik in het dagelijkse leven te illustreren.

    - Men zal bij het experimenteren met koolstofverbindingen de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen zeer goed

    in acht nemen, vooral in verband met de vluchtigheid en de brandbaarheid van vele organische stoffen.

  • 16 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    3.4.2 Bouw van de stoffen

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    Ca 2 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    8 het atoommodel van Sommerfeld duiden als een aanpassing van het atoommodel van Bohr vanuit een betere spectraal-

    analyse

    9 hoofdniveaus, subniveaus, magnetische niveaus en spin van een elektron onderscheiden voor het beschrijven van de

    energietoestand van een elektron

    10 de basisregels voor de opvulling van de energieniveaus van de elektronen in de atomen toepassen

    11 de symbolische voorstelling van de elektronenconfiguratie in een atoom interpreteren en weergeven

    12 de waarde van de ionisatie-energie in verband brengen met de elektronenconfiguratie (W1)

    13 het verband tussen de elektronenconfiguratie en de opbouw van het PSE met s, p, d en f-blok aangeven

    14 de sterkte van metaal- en niet-metaalkarakter, de monoato-mische ionvorming, afmetingen van atomen en monoatomi-

    sche ionen en de meest voorkomende oxidatiegetallen ver-

    klaren en toepassen in relatie met het PSE of in verband

    brengen met de elektronenconfiguratie.

    Atoommodel van Sommerfeld-Bohr

    De leerlingen kunnen:

    15 lewisformules schrijven van polyatomische moleculen en ionen waarvan het skelet gegeven is, met identificatie van de

    bindende elektronenparen, de vrije elektronenparen, de nor-

    male atoombinding en de donor-acceptor-atoombinding

    16 uit gegeven lewisformules de ruimtelijke opbouw van molecu-len voorspellen aan de hand van het sterisch getal, bindings-

    hoeken en bindingslengten

    17 een sigma- en pi-binding onderscheiden wat betreft hun ruim-telijk voorkomen

    18 uitleggen wat isomeren zijn (C9) 19 structuurformules van isomeren weergeven uitgaande

    van eenvoudige brutoformules (C9)

    20 keten-, plaats-, functie-, cis-trans- en optische isomeren onderscheiden (C9).

    Ruimtelijke bouw van de stoffen

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    Periodiek systeem met aanduiding van s-, p-, d- en f-blok.

    Transparanten, afbeeldingen, dia's, stereomodellen en/of computersimulaties voor de visualisering van de

    verschillende bindingstypes, - en -bindingen, soorten isomerie.

    Mogelijke experimenten

    - Bouwen van molecuulmodellen.

  • 3de graad aso 17

    AV Chemie D/2006/0279/040

    - Het verschil in fysische en chemische eigenschappen van twee isomeren zoals methylethanoaat en pro-

    paanzuur experimenteel vaststellen.

    Wenken

    - Voor de studie van de isomerie zorgt men ervoor dat aangepaste sets met ruimtelijke modellen beschikbaar

    zijn voor de leerlingen.

    - De recentste IUPAC-richtlijnen voor de indeling van de soorten isomeren o.a. in constitutie-isomeren en

    enantiomeren, ... eventueel vermelden maar de toepassing ervan overlaten aan het hoger onderwijs.

    - Bij optische isomerie volstaat het de noodzakelijke aanwezigheid van minstens een asymmetrisch koolstof-

    atoom te illustreren met voorbeelden en modelvoorstellingen.

    3.4.3 Eigenschappen van de stoffen

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    ca 3 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    21 polaire en apolaire stoffen onderscheiden vanuit het ver-schil in EN-waarden tussen de bindingspartners en de

    gegeven geometrie van de molecule.

    Polaire en apolaire stoffen

    De leerlingen kunnen:

    22 de oplosbaarheid kwalitatief omschrijven als een maxi-male hoeveelheid opgeloste stof in een bepaald volume

    oplosmiddel

    23 de oplosbaarheid van anorganische en organische stof-fen in water en in andere solventen voorspellen steunend

    op interacties tussen polaire en/of apolaire stoffen (C10)

    24 het belang van intermoleculaire krachten bij het oplosproces illustreren met voorbeelden uit de leefwereld

    Oplosbaarheid en beïnvloedende factoren

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    Tabel met EN-waarden.

    Stereomodellen van moleculen om het dipoolkarakter te kunnen waarnemen.

    Mogelijke experimenten

    - Onderzoek van de polariteit van moleculen via elektrostatische eigenschappen bijvoorbeeld via afbuigings-

    proeven van vloeistofstralen in een elektrisch veld.

    - Waarnemingen voor stoffen naar keuze in verband met oplosbaarheid in water en organische solventen, di-

    poolkarakter.

  • 18 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Wenken

    - De studie van de polariteit van stoffen is een uitbreiding van de tweede graad waar vanuit de geometrie enkel

    de polariteit van water werd uitgelegd.

    - Het onderscheid tussen het dipoolkarakter van de binding(en) en dat van de molecule kan worden gevisuali-

    seerd door ruimtelijke molecuulmodellen waarop ‘ladingsvectoren’ worden aangebracht met een relatieve

    lengte evenredig met het verschil tussen de elektronegatieve waarde van de bindingspartners. Op die manier

    kunnen de leerlingen vlot inzien of de dipolen al dan niet elkaar opheffen.

    - De oplosbaarheid van een stof dient duidelijk te worden onderscheiden van het elektrolytgedrag. Bepalend

    voor de oplosbaarheid is de gelijke aard van opgeloste stof en oplosmiddel.

    3.5 De chemische reactie

    3.5.1 Materieaspecten

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    ca 6 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    25 definiëren wat isotopen zijn en de symbolische voorstel-ling van hun nucliden interpreteren

    26 het verband leggen tussen de gemiddelde relatieve atoommassa uit het PSE en het procentueel voorkomen

    van de natuurlijke isotopen

    27 de gemiddelde relatieve atoommassa berekenen uit het procentueel voorkomen van isotopen

    28 het belang van isotopen illustreren in toepassingen voor het leefmilieu, de geologie, de geneeskunde, … (W15-

    W16-W17).

    Isotopen

    Gemiddelde relatieve atoommassa

    De leerlingen kunnen:

    29 definiëren dat het molair gasvolume bij normale omstan-digheden 22,4 liter per mol bedraagt en onafhankelijk is

    van de aard van het gas

    30 het molair gasvolume, de massa en/of het aantal deeltjes bij normale omstandigheden en andere berekenen.

    Molair gasvolume

    De leerlingen kunnen:

    31 andere concentratie-eenheden dan mol/liter en gram/liter definiëren en hun gebruik en belang in huishoudchemica-

    liën, milieu en veiligheid illustreren: massaprocent, vo-

    lumeprocent, promille, ppm, ppb

    32 berekeningen maken rond het verband tussen de massa-dichtheid van mengsels en hun concentratie in mol per li-

    ter, massaprocenten, volumeprocenten

    33 concentratiegegevens op etiketten van handelsproducten interpreteren in termen van hoge en lage concentraties

    en van reële en vermeende gevaren (C2)

    34 berekeningen maken van de gasdruk, de massa en/of het aantal deeltjes bij normale omstandigheden en andere.

    Concentratie: uitbreiding

  • 3de graad aso 19

    AV Chemie D/2006/0279/040

    De leerlingen kunnen:

    35 massa en stofhoeveelheid berekenen van reagentia en reactieproducten bij aflopende reacties waarvan de reac-

    tievergelijking gegeven is (C14)

    36 concentraties, dichtheden, gasvolumes bij normale om-standigheden en andere, berekenen bij stoichiometrische

    hoeveelheden en bij overmaat.

    Stoichiometrie

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    Visuele voorstellingen van molhoeveelheden van vaste en vloeibare zuivere stoffen, van het molair gasvolu-

    me bij normale omstandigheden door een kubus of een bol met 22,4 liter inhoud.

    Etiketten, verpakkingen, ... om concentratiegegevens van stoffen en daaraan verbonden gevaren in het dage-

    lijkse leven te illustreren en te interpreteren.

    - Toestellen voor de bepaling van druk, temperatuur, massa en volume van een gas zoals gasburet, gasmeet-

    spuit, gegradueerde gasklok, gashouders, ...

    Mogelijke experimenten

    - Bepaling van de molaire massa van stoffen of van het molair gasvolume.

    - Bereiding van oplossingen met bepaalde concentratie in mol/l en in g/l en in andere eenheden dan mol/liter

    en gram/liter.

    - Verdunning van oplossingen.

    - Kwantitatieve experimenten met gassen gebaseerd op de molaire druk van gassen.

    Wenken

    - In de tweede graad werd de internationale atoommassa-eenheid (1 u = 1,66.10-27

    kg) bij benadering gelijk

    gesteld aan de absolute massa van één waterstofatoom. Na kennismaking met het isotoopbegrip wordt deze

    eenheidsmassa gelijk gesteld aan één twaalfde van de absolute massa van een 12

    C-atoom. Gelijktijdig wordt

    het begrip relatieve atoommassa opgefrist en het begrip gemiddelde relatieve atoommassa aangebracht.

    - Het is een maatschappelijke en ethische vereiste dat enkele basisbegrippen en toepassingen van kernchemie

    ergens in het algemeen vormend onderwijs aan bod komen. Voor het aspect ioniserende straling staan deze

    opgenomen in de eindtermen fysica. In de lessen chemie illustreren we het belang van isotopen in allerlei

    toepassingen. Overleg met de leraren fysica blijft echter noodzakelijk om overlappingen te voorkomen.

    - Het begrip mol is de draaischijf van waaruit alle chemische berekeningen van massa's, volumes, concentra-

    ties worden uitgevoerd. De basiswerkwijze aangebracht in de tweede graad wordt best even opgefrist omdat

    ze ook in de derde graad een uitgangspunt vormt voor oplossingsstrategieën van chemische vraagstukken.

    Het gebruik van formule-uitdrukkingen voor de berekening van de diverse grootheden wordt hierbij sterk aan-

    bevolen. Bij de berekeningen worden ook steeds de eenheden vermeld en de benaderingsregels toegepast.

    - Vermits de ideale gaswet reeds behandeld werd in de fysica van het tweede leerjaar van de tweede graad, is

    het aan te bevelen, als toepassing daarop, ook problemen te behandelen waarin gassen zich niet in de nor-

    male omstandigheden bevinden.

    - De concentratieberekeningen worden best geïllustreerd met experimentele waarnemingen.

  • 20 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    - Bij de aanbreng van de procentuele concentratie-uitdrukkingen telkens vermelden of men de verhouding tus-

    sen de massa van de opgeloste stof tot massa van het mengsel (m%) bedoelt dan wel de verhouding tussen

    het volume van de opgeloste stof tot het volume van het mengsel (V%).

    - Dubbelzinnigheden in verband met m/V worden vermeden indien duidelijk wordt omschreven wat wordt be-

    doeld. Bij massaconcentratie is dat massa opgeloste stof/volume oplossing uitgedrukt in g/liter, bij dichtheid is

    dat massa van een stof/volume van diezelfde massa stof uitgedrukt in g/m³, eventueel omgezet naar g/liter.

    - Minstens 1 stoichiometrische berekening wordt experimenteel geïllustreerd. Men kan bijvoorbeeld het

    carbonaatgehalte in tabletten tegen maagpijn bepalen door aan een nauwkeurig afgewogen hoeveelheid ta-

    bletten voldoende waterstofchloride toe te voegen en het koolstofdioxidegas dat hierbij ontstaat kwantitatief

    op te vangen. Uit het gemeten volume koolstofdioxidegas kan de hoeveelheid calciumcarbonaat in een maag-

    tablet worden berekend.

    - Voor het beantwoorden van stoichiometrische vraagstukken kunnen de leerlingen gebruik maken van een

    algemene standaardwerkwijze:

    * alle gegevens omzetten naar aantal mol

    * de chemische reactievergelijking correct opschrijven. De formules van de uitgangsstoffen en reactiepro-

    ducten worden minstens gegeven in de opgave, eventueel in de reactievergelijking zonder coëfficiënten

    * de reactievergelijking interpreteren in aantal mol reagentia en reactieproducten of de theoretische hoe-

    veelheden vermelden vanuit de volledige reactievergelijking

    * omrekening van de theoretische hoeveelheden naar de werkelijke hoeveelheden en de bekomen waar-

    den herleiden naar de grootheden gevraagd in de opgave.

    - Het is de bedoeling in de vraagstukken een coördinatie van begrippen aan bod te laten komen zoals aantal

    mol, massa, concentratie, dichtheid, limiterend reagens, molaire massa, molair gasvolume bij normale om-

    standigheden en andere. Vermits de leerlingen voor de eerste maal in contact komen met dit soort vraagstuk-

    ken start men met eenvoudige oefeningen om het algemeen principe in te oefenen alvorens wordt overge-

    gaan naar de samengestelde stoichiometrie.

    - Men kan deze hoofdrubriek mooi afsluiten met enkele ethische reflecties. De essentie van de chemie blijkt de

    studie van stoffen en van de omzetting van stoffen, die gebonden is aan massa- en energiewetten. De ont-

    ginning en het gebruik van grondstoffen, de verwerking ervan tot natuurvreemde basisproducten en de inhe-

    rente afvalproductie maken van de chemie geen vrijblijvende activiteit. Vragen kunnen worden gesteld naar

    het efficiënt gebruik van de beperkte voorraden aan materie en energie, naar de noodzakelijke ontwikkeling

    van productietechnieken die grondstoffen en energie besparen, naar onze consumptiementaliteit en onze

    zorg voor de natuur, de medemens en toekomstige generaties.

    - De mens blijkt competent stofomzettingen te beheersen, te beïnvloeden en te sturen voor nuttig en/of scha-

    delijk gebruik. Kan de productie van natuurvreemde stoffen ongebreideld doorgaan of enkel binnen ethisch-

    verantwoorde grenzen?

    - Vermits elke stofomzetting gebonden is aan universele massa- en energiewetten kunnen geen atomen ver-

    dwijnen. Dit vormt het grondprobleem van afvalbergen en milieuverontreiniging. Welke zijn de ethische nor-

    men die kunnen/moeten worden gehanteerd bij het uitwerken van industriële processen en bij de problema-

    tiek van afvalproductie en afvalverwerking?

    - Onze bezorgdheid voor de natuur kan ons verder doen nadenken over roofbouw van grondstoffen, uitputting

    van petroleumvoorraden, vervuiling van water, bodem en lucht, verdwijning van plant- en diersoorten, giftig-

    heid van stoffen en experimenten op levende wezens, recuperatie en recycling van stoffen uit afval, oplossin-

    gen voor het niet-biodegradabele afval, gebruik van een autokatalysator, ...

  • 3de graad aso 21

    AV Chemie D/2006/0279/040

    3.5.2 Dynamiek van chemische reacties

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    ca 4 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    37 reactiesnelheid omschrijven met behulp van de concentratie-verandering van een stof binnen een bepaald tijdsverloop

    38 reactiesnelheid omschrijven en kwalitatief verklaren in termen van effectieve botsingen tussen deeltjes en acti-

    veringsenergie (C15partim)

    39 het onderscheid tussen activerings- en reactie-energie illustreren aan de hand van voorbeelden uit het dagelijk-

    se leven

    40 snelheidsbevorderende en snelheidsvertragende facto-ren voor een chemische reactie vermelden, illustreren

    met en identificeren in representatieve voorbeelden uit de

    leefwereld (C15partim).

    Reactiesnelheid en factoren die de reactie-

    snelheid beïnvloeden

    De leerlingen kunnen:

    41 een aflopende reactie begrijpen als een reactie die ver-loopt tot één van de reagentia is opgebruikt (C16partim)

    42 de chemische evenwichtstoestand definiëren en voorstel-len als een dynamische stabiele toestand gekenmerkt

    door eenzelfde reactiesnelheid van twee reacties, die ge-

    lijktijdig verlopen in tegengestelde zin (C16partim)

    43 de invloed van concentratie, druk, energie en katalysator op het chemisch evenwicht kwalitatief verklaren en voor-

    spellen (C17)

    44 evenwichtsconstanten, evenwichtsconcentraties en verschui-ving van evenwicht bij eenvoudige voorbeelden van chemisch

    evenwicht berekenen

    45 concrete illustraties van chemische evenwichten thuis, in de natuur en in de industrie toelichten zoals ademhaling, vorming

    van grotten en druipstenen of andere.

    Chemisch evenwicht en factoren die het

    chemisch evenwicht beïnvloeden

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    Uitgebreide sets molecuulmodellen voor demonstratiedoeleinden en voor gebruik door leerlingen.

    Eenvoudig labomateriaal voor de illustratie van het begrip reactiesnelheid en de factoren die de reactiesnel-

    heid beïnvloeden: glaswerk, thermometer, chronometer, balans, ...

    Eenvoudig labomateriaal om het bestaan van chemische evenwichten te illustreren.

    Eenvoudig labomateriaal voor de illustratie van de factoren die de ligging van het chemisch evenwicht kunnen

    beïnvloeden.

    Mogelijke experimenten

    - Illustratie van het verschil in reactiesnelheid tussen twee reacties.

    - Kwalitatief onderzoek van de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden.

    - Het bestaan van evenwichtsreacties aantonen.

    - Kwalitatief onderzoek van de factoren die een chemisch evenwicht kunnen verschuiven.

  • 22 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Wenken

    - Als inleiding op dit hoofdstuk kan het interessant zijn te illustreren dat reactietijden kunnen variëren tussen

    uitersten en dat de kennis ervan nuttig is voor toepassingen in het dagelijkse leven.

    - De snelheid van chemische reacties kan worden geïllustreerd met kwalitatieve waarnemingen zoals het snel

    of traag wegreageren van een vaste stof, veranderen van kleur, vormen van een neerslag of ontwikkelen van

    een gas.

    - Wat betreft de factoren die de snelheid van een chemische reactie beïnvloeden kan men bijvoorbeeld uitleg-

    gen hoe verbrandingsreacties kunnen gecontroleerd worden door een doordacht gebruik van energetische

    factoren zoals de ontbrandingstemperatuur en snelheidsbepalende factoren zoals de verdeeldheid, concen-

    tratie, …

    - Bij de bespreking van de factoren die de snelheid van chemische reacties kunnen beïnvloeden zal ook het

    belang ervan worden geïllustreerd in functie van het rendement en het veilig verloop van chemische proces-

    sen in de industrie en elders. Vooral de invloed van de concentratie van de reagentia op de snelheid van

    chemische reacties zal worden benadrukt, onder andere in verband met toxicologische problemen en milieu-

    effecten.

    - Om het onderscheid tussen activeringsenergie en reactie-energie te illustreren maakt men best gebruik van

    grafische voorstellingen.

    - Wegens het complexe en abstracte karakter van het dynamische evenwichtsmodel van chemische reacties is

    het absoluut nodig deze leerinhouden sterk te visualiseren en te illustreren aan de hand van concrete stoffen-

    systemen. De eerste kennismaking met chemische evenwichten zal dan ook proefondervindelijk worden on-

    dersteund, hetzij met reële experimenten van kwalitatieve aard zoals kleurveranderingen, hetzij met beeld-

    bandopnamen of (computer)simulaties.

    - De invloed van factoren die het chemisch evenwicht beïnvloeden kunnen ook in grafiek worden voorgesteld.

    De interpretatie van dergelijke grafische voorstellingen bevordert het inzicht in het verloop van chemische re-

    acties. Het is echter niet de bedoeling de waarden voor de grafische voorstelling te berekenen. Inzichten in

    het verloop ervan volstaan.

    - Belangrijk is dat leerlingen goed inzien dat de blijvende aanwezigheid van alle reagentia bij chemisch

    evenwicht niets heeft te maken met een overmaat aan een van de uitgangsstoffen.

    - Evenwichtsconstanten kunnen als benoemde of als dimensieloze grootheden worden vermeld. Wel zal men

    in eenzelfde school hetzelfde systeem gebruiken in alle klassen. Voor de getalwaarden van de evenwichts-

    constanten gaat men er steeds van uit dat de concentraties worden uitgedrukt in mol/liter.

    - Het wetenschappelijk gegeven dat er tussen stoffen in de levende en levenloze natuur dynamische evenwich-

    ten bestaan die nog volop evolueren en die door natuurfenomenen als druk, temperatuur, straling, concentra-

    ties, ... worden beïnvloed, roept ethische vragen op in hoeverre de mens kan/mag/moet ingrijpen. Enerzijds is

    er het enorme aanpassingsvermogen van stoffenevenwichten aan veranderende omgevingsfactoren, ander-

    zijds is de milieuproblematiek deels het gevolg van evenwichtsverstoringen waarop de natuur niet snel ge-

    noeg meer kan reageren.

  • 3de graad aso 23

    AV Chemie D/2006/0279/040

    3.5.3 Reactiesoorten

    LEERPLANDOELSTELLINGEN

    ca 8 lestijden voor de verplichte doelstellingen

    LEERINHOUDEN

    De leerlingen kunnen:

    46 zuur-base-koppels volgens Brönsted-Lowry schrijven en opmerken dat sommige deeltjes in water zowel een zuur-

    als een base-gedrag kunnen vertonen (C11)

    47 de pH en pOH van oplossingen definiëren en berekenen voor waterige oplossingen van sterke zuren en van ster-

    ke basen (C19)

    48 eenvoudige methoden hanteren om de zuurgraad van allerlei oplossingen uit het dagelijkse leven te bepalen

    (C19)

    49 het pH-verloop tijdens een titratie van een sterk zuur of een sterke base kwalitatief verklaren (C3-C19)

    50 het algemeen belang van buffermengsels illustreren met een concreet voorbeeld (C18partim).

    Zuur-base-reacties

    De leerlingen kunnen:

    51 redoxreacties met binaire en ternaire verbindingen opstellen 52 de oxidator- en reductorsterkte in verband brengen met de

    spanningsreeks van de metalen

    53 de oxidator en reductor herkennen in gegeven voorbeel-den van elektrolyse en chemische cel (C12)

    54 de werking van een chemische cel en elektrolyse onderschei-den als een respectievelijk voorbeeld van spontane en ge-

    dwongen chemische reactie en van een exo- en endo-

    energetisch proces

    55 voorbeelden van redoxprocessen in het dagelijkse leven ge-ven en bespreken (W15-W16-W17-W18).

    Redoxreacties

    De leerlingen kunnen:

    56 in een gegeven chemische reactie tussen koolstofverbin-dingen, voorgesteld volgens een eenvoudig model, het

    reactietype identificeren als substitutie, additie, elimina-

    tie, condensatie, polymeervorming en/of degradatie (C13)

    57 reactiesoorten herkennen naar de: wijze waarop de binding wordt verbroken

    aard van het aanvallend reagensdeeltje

    58 voorbeelden van bestudeerde reactietypes benutten om bepaalde verbindingen te identificeren (C4).

    Reactietypes in de koolstofchemie

    DIDACTISCHE WENKEN

    Benodigdheden

    Verzameling zuur-base-indicatoren, oplossingen van sterke zuren en sterke basen.

    Demonstratie pH-meter voorzien van de nodige elektrode.

    - Eenvoudige pH-meters voor gebruik door leerlingen.

    Volumetrisch materiaal: buret, pipet, maatkolf.

  • 24 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Titratiemateriaal: statief, trechter, pipetvuller, ...

    - Magnetische roerder.

    - Eventueel computer als meetinstrument, dus voorzien van meetpaneel met pH-sensor.

    Tabel met zuur-baseconstanten.

    - Tabel met omslaggebieden van zuur-base-indicatoren.

    - Chemicaliën voor de bereiding van buffermengsels en voor de controle van de bufferwerking.

    Set van metalen en oplossingen van metaalionen.

    Set van niet-metalen en oplossingen van niet-metaalionen.

    Set van oplossingen van polyatomische ionen.

    Verzameling redoxindicatoren om het verloop van redoxreacties te volgen.

    - Tabellen en/of wandkaarten en/of transparanten met normpotentialen.

    Eenvoudige elektrolysecel en chemische cel.

    - Set elektroden: Fe, Cu, Pb, Zn, C(grafiet), eventueel Pt.

    - Verzameling van chemische cellen, batterijen (geschakelde cellen), accu's (herlaadbaar).

    - Allerlei simulaties, bij voorkeur van dynamische aard, ter illustratie van skeletveranderingen van organische

    moleculen door reacties met aanvallende reagensdeeltjes: video, dia, transparant, computer, magneetbord, ...

    Uitgebreide sets molecuulmodellen voor demonstratiedoeleinden en voor gebruik door leerlingen.

    Basislaboratoriummateriaal voor de bereiding van organische stoffen.

    Elementaire reagentia en/of testkits voor de identificatie van organische stofklassen.

    - Eenvoudig syntheseschema met de mogelijke omzettingen tussen organische verbindingsklassen.

    - Stoffenverzamelingen van zuivere organische stoffen, hun belangrijkste toepassingsgebieden en hun voor-

    komen in het dagelijkse leven, bijvoorbeeld: azijnzuur-huishoudazijn, hexaan-benzine.

    Mogelijke experimenten

    - Bereiding van een buffermengsel en de werking ervan controleren.

    - Bepaling van het omslaggebied van een zuur-base-indicator.

    - Uitvoeren van titraties via klassieke titrimetrie met indicatoren.

    - Bepaling van de geschikte zuur-base-indicator bij pH-bepalingen en titraties.

    - Studie van de reacties tussen redoxkoppels.

    - Opstellen van verdringingsreeks van metalen of niet-metalen door waarneming van de optredende reacties.

    - Rangschikking van redoxkoppels volgens sterkte door meting van halfcelpotentialen.

    - Bereiden van stoffen via elektrolyse, vernikkelen, verzinken, verkoperen van voorwerpen.

    - Samenstellen van chemische cellen en meten van celspanningen.

    - Bromering van alkanen en alkenen.

    - Bereiding van ethyn uit calciumacetylide (gebruiksnaam calciumcarbide).

    - Oxidatiereacties van primaire en secundaire alkanolen.

    - Identificatiereacties van organische stoffen.

    - Bereiding van een alkylalkanoaat, een zeep, ...

    - Via een geschikte techniek een organische stof afzonderen uit een bestaand mengsel (planten, voedingsmid-

    delen, aardolie ...). De afgezonderde stof identificeren en het gehalte ervan in het oorspronkelijk mengsel be-

    palen.

    - Synthese van een organische stof gekoppeld aan een identificatie en eventueel aan een opbrengstbepaling.

    Wenken

    - Duiden dat het zuur-base-concept van Brönsted-Lowry een universeler karakter heeft dan dit van Arrhenius.

  • 3de graad aso 25

    AV Chemie D/2006/0279/040

    - De uitbreiding naar pOH kan functioneel praktisch zijn voor vlotte berekeningen van de pH van basische op-

    lossingen maar is ondergeschikt aan het gebruik van het begrip pH.

    - De berekeningen van de pH worden eenvoudig gehouden en beperkt tot oplossingen met één opgeloste stof.

    Bij berekeningen van het pH-verloop tijdens titraties mag men zich beperken tot de berekening van de pH bij

    het startpunt en bij het equivalentiepunt van de titratie.

    - Oxidatoren en reductoren laten herkennen in experimentele voorbeelden van elektrolyse en chemische cel

    laat gelijktijdig toe het onderscheid tussen beide chemische processen aan te brengen: benadrukken dat de

    redoxreactie bij een chemische cel spontaan verloopt en energie levert, dat de redoxreactie bij een elektroly-

    se gedwongen verloopt en energie verbruikt. Didactisch belangrijk is dat men zowel de chemische cel als

    de elektrolyse illustreert met hetzelfde redoxevenwicht. Zo levert de spontane reactie tussen zinkmetaal

    en koper(II)-ionen elektrische energie (denk aan de daniëllcel) terwijl de gedwongen reactie tussen koperme-

    taal en zinkionen elektrische energie verbruikt (elektrolyse van zinksulfaatoplossing met koperelektroden).

    - Reductor- en oxidatorsterkte kunnen in verband worden gebracht met de normpotentiaal. Men gebruikt in

    eenzelfde school, in alle klassen, dezelfde tabel met normpotentialen, waarbij het redoxkoppel met de

    sterkste oxidator de hoogste (=positieve) normpotentiaalwaarde bezit en het redoxkoppel met de

    sterkste reductor de laagste (=negatieve) normpotentiaalwaarde heeft.

    - Overeenkomstig de IUPAC-Conventie van Stockholm wordt de benaming elektrodepotentiaal exclusief

    gebruikt voor de potentiaal van halfreacties voorgesteld als reducties

    Oxidator + n e- Reductor of OX/RED

    Zn2+

    + 2 e- Zn(v) of Zn

    2+/Zn(v) E

    0 = - 0,763V

    De benaming oxidatiepotentiaal duidt op het omgekeerd proces en heeft het tegengesteld teken van de elek-

    trodepotentiaal.

    - Eveneens overeenkomstig de IUPAC-Conventie van Stockholm wordt de benaming kathode gegeven aan de

    elektrode waar de reductie plaatsvindt en is de anode de elektrode waar de oxidatie plaatsvindt.

    - Wat betreft de toepassingen van elektrolyse en chemische cel gaat de voorkeur uit naar allerlei toepassingen

    in het dagelijkse leven. Denken we in dit verband aan industriële elektrolytische bereidingen van zuivere me-

    talen, natriumhydroxide en dichloor, galvaniseren, verzilveren van voorwerpen, kathodische bescherming van

    schepen, ...

    - Bij de aanvang van de Reactietypes in de koolstofchemie kan het nodig zijn namen en formules van courante

    stoffen uit de monofunctionele organische verbindingsklassen vooraf even op te frissen. Een overzichtstabel

    met de verschillende klassen, de algemene naamvorming en een concreet voorbeeld kan de leerlingen hierbij

    ondersteunen.

    - De wijze waarop de binding wordt verbroken kan homolytisch (radicalair) of heterolytisch zijn. Reacties on-

    derscheiden volgens de aard van het aanvallend reagensdeeltje betekent volgens de nucleofiele, elektrofiele

    of radicalaire aard van de deeltjes die een molecuulskelet aanvallen. Bij de indeling volgens de aard van de

    skeletverandering in het aangevallen substraat volstaat de kennismaking met substituties, addities en elimina-

    ties. De veranderingen van de molecuulskeletten bij chemische reacties worden voorgesteld met structuur-

    formules en best gevisualiseerd met stereomodellen. Het is dus niet de bedoeling de reactiemechanismen

    gedetailleerd aan de hand van elektronenverschuivingen in de betrokken reagentia te bespreken.

    - Gedacht wordt aan de identificatie van een onverzadigdheid door een additiereactie met dijood of dibroom,

    van een alkaan door het optreden van homolytische substituties, aan het onderscheiden van primaire, secun-

    daire en tertiaire alcoholen via eliminatiereacties, …

    - Een bespreking van benzeen toevoegen is verantwoord omwille van zijn belang en als unieke illustratie van

    een elektrofiele substitutie. In het schoollabo zijn experimenten met benzeen volledig verboden.

  • 26 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    - Een overzichtsschema van elementaire synthesewegen wordt best progressief opgebouwd bij de studie van

    de chemische eigenschappen van de organische verbindingsklassen. Het is niet de bedoeling dat de leer-

    lingen dit schema kunnen reproduceren. Bedoeling is dat ze inzicht verwerven in de onderlinge samenhang

    van de organische verbindingsklassen en dit schema kunnen gebruiken bij de studie van elementaire synthe-

    sewegen uitgaande van eenvoudige grondstoffen.

  • 3de graad aso 27

    AV Chemie D/2006/0279/040

    4 Leerinhouden en doelstellingen 2 (3 en 4 graaduren)

    2 Voor de studierichtingen Grieks-wetenschappen, Latijn-wetenschappen, Moderne talen-wetenschappen, Wetenschap-

    pen-sport, Wetenschappen-wiskunde.

    4.1 Beginsituatie

    In de lessen chemie van de tweede graad werd een basisinitiatie in de natuurwetenschap chemie beoogd, met

    een beperkte overdracht van kennis en vaardigheden. De leerlingen werden gesensibiliseerd voor natuurweten-

    schappelijke studies en geëvalueerd in het vooruitzicht van hun capaciteiten en interesse voor voortgezette stu-

    die in een natuurwetenschappelijke studierichting. Inhoudelijk kwamen ze tot het inzicht dat de materie in haar

    macroscopische verschijningsvormen kan worden geanalyseerd van stoffenmengsel tot atoom en dat alle omzet-

    tingen die de stoffen kunnen ondergaan steeds terug te voeren zijn tot herschikking van atomen en elektronen,

    gepaard gaande met energie-uitwisselingen.

    4.2 Leerplanoverzicht

    De opbouw van het leerplan met 3 en 4 graaduren (3 of 4 lestijden in het geheel van de derde graad) wordt hier-

    onder schematisch voorgesteld. De segmenten in de binnenste cirkel stellen elk een graaduur voor, 3 of 4 lestij-

    den te spreiden over het vijfde en het zesde jaar. De nummers verwijzen elk naar een graaduur. In de eerste drie

    graaduren zitten de eindtermen voor de basisvorming ET en een aantal decretale specifieke eindtermen voor

    wetenschappen SET. Volgens afspraken in de Coördinatiecommissie Natuurwetenschappen moeten hiervan

    verplicht in het chemieleerplan volgende nummers voorkomen: SET Nr. 1, 2, 6, 7, 8, 13, 15, 16, 18, 25, 26, 27,

    28, 29, 30 en 31. Eventueel kan al dan niet vakoverschrijdend extra wetenschappelijke en/of chemische vorming

    worden aangeboden in de lestijd voor vrije ruimte, voorgesteld door de buitenste ring.

    Het leerplan Chemie met 3 en 4 graaduren omvat:

    - conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden

    - 3 hoofdrubrieken met chemie-inhouden: de verplichte rubrieken ‘Structuur en eigenschappen van de materie’

    en ‘De chemische reactie’ en de uitbreidingsrubriek ‘Kunstmatige en natuurlijke polymeren’, telkens te combi-

    neren met contexten.

    * Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden

    Practica – minstens 9 of 12 lestijden voor respectievelijk 3 of 4 graaduren

    Gebruik van ICT in de chemie – minstens 3 of 4 lestijden voor respectievelijk 3 of 4 graaduren

    Chemie en beroepen – minstens 1 lestijd per graad, al dan niet verdeeld en al dan niet geïntegreerd

    4

    4

    4

    4

    3ET+SET

    1ET+SET

    2ET+SET

    Vrije ruimte

  • 28 3de graad aso

    D/2006/0279/040 AV Chemie

    Wetenschappelijke literatuur – te integreren

    Technische realisaties – te integreren

    Maatschappelijke aspecten – te integreren

    * Structuur en eigenschappen van de materie

    Verdere kennismaking met de stofklassen - ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    De anorganische verbindingen

    De koolstofverbindingen

    Bouw van de stoffen - ca 5 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    Atoommodel van Bohr-Sommerfeld

    Ruimtelijke bouw van de stoffen

    Eigenschappen van de stoffen - ca 3 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    Polaire en apolaire stoffen

    Oplosbaarheid en beïnvloedende factoren

    * De chemische reactie

    Materieaspecten - ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    Isotopen

    Gemiddelde relatieve atoommassa

    Molair gasvolume

    Concentratie

    Stoichiometrie

    Dynamiek van chemische reacties - ca 7 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    Reactiesnelheid en factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden

    Chemisch evenwicht en factoren die het chemisch evenwicht beïnvloeden

    Reactiesoorten - ca 13 lestijden voor de verplichte doelstellingen (3 graaduren)

    Zuur-base-reacties

    Redoxreacties

    Reactietypes in de koolstofchemie

    * Kunstmatige en natuurlijke polymeren - uitbreidingsleerstof

    Kunststoffen

    Biopolymeren

    In het leerplan voor 3 en 4 graaduren zijn de vetgedrukte leerplandoelstellingen (recht en schuin) ver-

    plicht. Hierin zijn de eindtermen van de basisvorming opgenomen, aangeduid met C+Nr (vakgebonden eindter-

    men chemie) en W+Nr (gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen), evenals de verplichte de-

    cretale specifieke eindtermen, aangeduid met SET+ Nr. Partim bij een doelstelling betekent dat de vermelde

    eindterm slechts gedeeltelijk in de leerplandoelstelling aan bod komt.

    In het leerplan voor 4 graaduren komt daar voor het vierde graaduur bovenop: een verplichte keuze tus-

    sen ofwel de niet vet- én schuingedrukte doelstellingen aangeduid met een SET+Nr ofwel de studie van de

    kunstmatige en natuurlijke polymeren. De rest van de lessen mogen in elk van de leerplannen worden ingevuld

    door uitbreiding met niet-verplichte doelstellingen of door persoonlijk gekozen vormende inhouden in verband

    met het chemie-onderwijs. De tabel hieronder geeft dit alles overzichtelijk weer.

    Voorbeelden van vormende inhouden kunnen zijn, al of niet in samenwerking met andere vakken:

    - het uitwerken door leerlingen van een presentatie over een voor de leerlingen nieuwe leerinhoud chemie

    - het geven van een spreekbeurt in een moderne vreemde taal of het uitschrijven van een wetenschappelijke

    tekst rond een thema uit de chemie

    - het verzorgen van een vakoverschrijdend eindwerk, projectwerk, tentoonstelling in verband met chemie.

    Leerplan Verplicht wordt aangegeven Uitbreiding

    2 graaduren Vet-recht Anders gedrukt

    3 graaduren Vet-recht + Vet-schuin Anders gedrukt

    4 graaduren Vet-recht + Vet-schuin + keuze uit niet vet-schuin (o.a.polymeren) Anders gedrukt

  • 3de graad aso 29

    AV Chemie D/2006/0279/040

    Het richtinggevend aantal lestijden geldt enkel voor de verplichte, vetgedrukte doelstellingen. De andere

    leerplandoelstellingen zijn uitbreiding waaruit wordt gekozen voor de invulling van het vierde graaduur.

    Alle eindtermen, eventueel vermeld bij de leerplandoelstellingen in uitbreiding, komen elders in het leer-

    plan aan bod indien ze verplicht zijn voor het leerplan chemie. De uitbreidingsleerstof is dus geen vereis-

    te om de verplichte eindtermen aan te brengen maar biedt extra mogelijkheden.

    Practica en ICT bieden mogelijkheden om vormen van actief en zelfstandig leren in te lassen. Actief en

    zelfstandig leren brengt niet alleen afwisseling. Deze werkvorm draagt ook positief bij tot de leerlingenactiviteit

    tijdens de les en biedt tevens de leraar de mogelijkheid in te spelen op de verschillende leerstijlen van de leer-

    lingen. Bovendien dwingen de maatschappelijke noodzaak van levenslang leren en de continue confrontatie met

    nieuwe problemen en taken, het onderwijs om de leerlingen op ‘actief, zelfstandig en samenwerkend leren’ voor

    te bereiden. Door het feit dat leerlingen meer actief met studiemateriaal bezig zijn, ervaren zij een succeserva-

    ring wat hun motivatie doorgaans bevordert. Open onderzoeksopdrachten rond een eenvoudig chemisch pro-

    bleem bieden hier interessante mogelijkheden.

    Door een oordeelkundige keuze van contexten kan wetenschappelijke literatuur worden geïntegreerd

    tijdens de lessen chemie. Aanbevolen wordt ook korte teksten in Moderne vreemde talen in te lassen om

    het vakoverschrijdend werken aan bod te laten komen.

    De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken:

    - Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leer-stofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken stu-dierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend.

    - Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de le-raar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de eindtermen en dus ook de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Partim (p) volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling.

    - Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening hou-den om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden�