Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over...

16
DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 1 Een uitgave van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Bulletin over Bevolking en Samenleving dem s De bevolkingsomvang van Nederland neemt nog steeds toe. Op gemeentelijk niveau krimpt de bevolking echter in een deel van de plattelandsgemeenten en in economisch minder aantrekkelijke gebieden in het noorden, oosten en zuiden van ons land.Vooral jonge mensen trekken daar weg op zoek naar betere onderwijsvoorzieningen en aantrekkelijker uitgaansmogelijkheden in steden in de regio en in de Randstad. Gevolg is dat de betrokken gemeenten te maken krijgen met een veranderde leeftijds- en huishoudenssamenstelling waardoor bijvoorbeeld de vraag naar woningen wijzigt. Op donderdag 9 oktober organiseerde de 80-jarige Nederlandse Vereniging voor Demografie (NVD) (zie kader pag. 16) haar jaarlijkse congres in het gebouw van de Sociaal-Economische Raad (SER) in Den Haag. Het thema stond volledig in het teken van bevolkingskrimp en had als titel ‘Veranderd demografisch tij. Oorzaken en gevolgen van bevolkingsdaling in Nederland en Europa’. De bevolkingskrimp werd door de diverse sprekers vanuit verschillende invalshoe- ken benaderd. Onder voorzitterschap van achtereenvolgens prof. dr. Leo van Wissen (Rijksuniversiteit Groningen) en prof. dr. Clara Mulder (Universiteit van Amster- dam) konden de 130 deelnemers luisteren naar prof. dr. Jan Latten (Universiteit van Amsterdam/Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)) over veranderend demogra- fisch tij, prof. dr. Pieter Hooimeijer (Nethur/Universiteit Utrecht) over krimp en toekomst, prof. dr. Paul Schnabel (directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)) over krimp in sociaal-cultureel perspectief, drs. Wim Derks (Universiteit Maastricht) over krimp en woningbouwbeleid, drs. Femke Verwest (Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander- motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit Brussel) over krimp in Europa, drs. Niek Bargeman (Provincie Noord-Brabant) over krimp in Brabant en prof. dr. Leo van Wissen over krimp in het noorden. In dit nummer van Demos worden zes lezingen in beknopte vorm weergegeven. Meer informatie over de NVD kunt u vinden op de website: www.nvdemografie.nl. Jaargang 25 Januari 2009 ISSN 0169-1473 inhoud 1 Groei en krimp in Nederland 2 Krimp of verplaatsing 4 Veranderend demografisch tij 6 Krimpende gemeenten 7 Krimp vraagt om veranderingen woningvoorraad 10 Aandacht voor krimp neemt toe 12 Krimp in Brabant 14 Migratie en krimp in het Noorden (DemoData op pagina 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 15) Foto: Bianca de Blok (Stock.XCHNG) 1 THEMANUMMER Congres 80-jarige Nederlandse Vereniging voor Demografie: Groei en krimp in Nederland

Transcript of Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over...

Page 1: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 1

Een uitgave van hetNederlandsInterdisciplinairDemografischInstituut

Bulletinover Bevolkingen Samenleving

d e m s

De bevolkingsomvang van Nederland

neemt nog steeds toe. Op gemeentelijk

niveau krimpt de bevolking echter in

een deel van de plattelandsgemeenten

en in economisch minder aantrekkelijke

gebieden in het noorden, oosten en

zuiden van ons land. Vooral jonge

mensen trekken daar weg op zoek naar

betere onderwijsvoorzieningen en

aantrekkelijker uitgaansmogelijkheden

in steden in de regio en in de Randstad.

Gevolg is dat de betrokken gemeenten

te maken krijgen met een veranderde

leeftijds- en huishoudenssamenstelling

waardoor bijvoorbeeld de vraag naar

woningen wijzigt.

Op donderdag 9 oktober organiseerde de 80-jarige Nederlandse Vereniging voorDemografie (NVD) (zie kader pag. 16) haar jaarlijkse congres in het gebouw van deSociaal-Economische Raad (SER) in Den Haag. Het thema stond volledig in het teken van bevolkingskrimp en had als titel ‘Veranderd demografisch tij. Oorzakenen gevolgen van bevolkingsdaling in Nederland en Europa’. De bevolkingskrimp werd door de diverse sprekers vanuit verschillende invalshoe-ken benaderd. Onder voorzitterschap van achtereenvolgens prof. dr. Leo van Wissen(Rijksuniversiteit Groningen) en prof. dr. Clara Mulder (Universiteit van Amster-dam) konden de 130 deelnemers luisteren naar prof. dr. Jan Latten (Universiteit vanAmsterdam/Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)) over veranderend demogra-fisch tij, prof. dr. Pieter Hooimeijer (Nethur/Universiteit Utrecht) over krimp entoekomst, prof. dr. Paul Schnabel (directeur Sociaal en Cultureel Planbureau(SCP)) over krimp in sociaal-cultureel perspectief, drs. Wim Derks (UniversiteitMaastricht) over krimp en woningbouwbeleid, drs. Femke Verwest (Planbureauvoor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit Brussel) over krimp in Europa, drs. NiekBargeman (Provincie Noord-Brabant) over krimp in Brabant en prof. dr. Leo vanWissen over krimp in het noorden. In dit nummer van Demos worden zes lezingen in beknopte vorm weergegeven. Meer informatie over de NVD kunt u vinden op de website: www.nvdemografie.nl.

Jaargang 25Januari 2009

ISSN 016 9 -1473

inhoud1 Groei en krimp in Nederland

2 Krimp of verplaatsing

4 Veranderend demografisch tij

6 Krimpende gemeenten

7 Krimp vraagt om veranderingen

woningvoorraad

10 Aandacht voor krimp neemt toe

12 Krimp in Brabant

14 Migratie en krimp in het Noorden

(DemoData op pagina 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 15)

Foto

: Bia

nca

de

Blo

k (S

tock

.XC

HN

G)

1THEMANUMMER

Congres 80-jarige Nederlandse Vereniging voor Demografie:

Groei en krimp in Nederland

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 1

Page 2: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

demodataOver 30 jaar wonen er naar verwachting een mil-

joen mensen meer in Nederland. De bevolking

groeit van 16,5 miljoen nu tot 17,5 miljoen, om

daarna te krimpen. Dit blijkt uit de nieuwe nationale

bevolkingsprognose van het CBS. De prognose uit

2006 veronderstelde een groei tot maximaal 17

miljoen inwoners. De nieuwe prognose ligt vooral

hoger doordat we steeds langer leven en doordat er

meer immigranten naar ons land komen dan in

2006 werd verwacht. Het aantal inwoners van 65

jaar of ouder stijgt van 2,4 miljoen nu tot maximaal

4,5 miljoen in 2040. Het aantal allochtonen stijgt

van 3,2 miljoen nu naar 5,0 miljoen in 2050 (CBS-

bevolkingsprognose).

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 12

Krimp of verplaatsingDaling lokale bevolkingsomvang bij een groeiende landelijke bevolking

PAUL SCHNABEL

Bevolkingskrimp is op gemeentelijk niveau in Nederland al meer dan een eeuw vooral een kwestie van

bevolkingsverplaatsing door verhuizing. Voornamelijk jonge mensen trekken weg uit economisch minder

aantrekkelijke gebieden. Bij een ruimere woningmarkt en minder sociale zekerheid zou de krimp door

verplaatsing zeker nog sterker zijn.

Wat er ook verandert, de bevolking van Neder-land blijft voorlopig nog groeien. Van jaar opjaar met de omvang van een gemeente als Woer-den en het eind komt pas in 2035 in zicht. Inruim een eeuw tijd is het aantal inwoners vanons land meer dan verdrievoudigd en het aantalhuishoudens zelfs bijna vervijfvoudigd. Voorhet ruimtebeslag is dat belangrijker dan de be-volkingsgroei, omdat ieder huishouden meereen huis en een auto meer betekent. De grensvan zeven miljoen huishoudens is alweer enkelejaren geleden gepasseerd en een groei tot achtmiljoen lijkt zekerder dan de kans op een dalingvan de bevolkingsomvang in de periode tot2030. Ook in de paar grotere gemeenten waarecht sprake is van een absolute daling van hetaantal inwoners (Heerlen en Kerkrade met na-me) neemt het aantal huishoudens nog maarnauwelijks af. Wel zijn er opvallend veel een-persoonshuishoudens (meer dan 40 procent).Het zijn steden zonder studenten, maar wel metveel 65-plussers. De nu al sterke vergrijzing vande bevolking zou op wat langere termijn dus weleen versnelling van de daling van de bevolkings-omvang tot gevolg kunnen hebben.

Dubbel perifeer

De bevolkingskrimp doet zich vooral voor in ge-meenten met een ten opzichte van de Randstadperifere ligging in een gebied dat ook in het aan-

grenzende land – Duitsland meer dan België –perifeer is en kampt met een dalende bevol-kingsomvang. Voor een deel is er overigens ooksprake van een trek van Nederland naar Duits-land en België. Voor een lagere prijs zijn daar be-tere huizen gemakkelijker verkrijgbaar en de ko-per mag de belastingtechnisch gunstige Neder-landse hypotheekregelingen meenemen. Beidelanden behoren tot het Euro- en Schengenge-bied. Dat maakt de dagelijkse migratie over eenafstand van vaak niet meer dan enkele kilome-ters (Maastricht – Lanaken, Heerlen – Aken)probleemloos. Voor gemeenten is krimp voor een belangrijkdeel verplaatsing. Jonge mensen vertrekken uitgebieden waar voor hen geen studiemogelijkhe-den of te weinig kansen op werk zijn. Op de ke-per beschouwd is het misschien zelfs wel juisterom te zeggen dat de krimp in de perifere gebie-den kleiner is dan objectief gezien mogelijk zouzijn. De werkloosheid in deze gebieden is hogeren structureler van aard dan gemiddeld inNederland. Verworven rechten op het gebiedvan de sociale zekerheid en de ten opzichte vande meest welvarende delen van het land ge-middeld betere huisvesting verminderen in ge-val van werkloosheid zeker bij de wat ouderende druk om elders opnieuw emplooi te zoeken.Anders gezegd, zonder de zekerheden van deverzorgingsstaat zou in een groter aantal ge-meenten sprake zijn van meer bevolkingskrimpdan nu het geval is. De migratie in de richtingvan de Randstad zou nog groter zijn dan hij nual is.

Beperkte gevolgen

De Raad voor het Openbaar Bestuur en deRaad voor Financiële Verhoudingen zijn in hetadviesrapport ‘Bevolkingsdaling’ (2008) nage-gaan wat voor de betrokken gemeenten de fi-nanciële gevolgen zijn van bevolkingskrimp.Die blijken nogal mee te vallen. Het meest dui-delijk is dat de behoefte aan basisscholen nogwat sneller dan elders kleiner zal worden, ter-wijl door het grotere aandeel ouderen in de be-volking de behoefte aan thuiszorg in de komen-de jaren fors zal stijgen. Het draagvlak voor dealgemene voorzieningen vermindert nauwe-lijks. Een stad als Heerlen blijft in het kadervan het ‘Parkstad’-concept regionaal een be-langrijke functie vervullen als winkel-, zorg- encultuurcentrum. Maastricht krimpt vooral om-dat de stad geen ruimte heeft om binnen de ei-gen grenzen en in eigen land nog te groeien. De

Foto: Bernard Mukarubibi (Stock.XCHNG)

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 2

Page 3: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 3

Van Randstad naar ‘Handstad’

Ondanks het bestaan van de Europese Unie valtzowel in Nederland als in Duitsland en Belgiëop dat er juist sprake is van een voortgezettevestigingsconcentratie op het niveau van de ei-gen natie. In de buurlanden doet die zich ui-teraard vooral op deelstaatniveau (Vlaanderen,Nordrhein-Westfalen, Niedersachsen) voor,maar het proces is overal hetzelfde. In Limburgzijn de sociale en culturele verschillen met deburen zelfs eerder groter dan kleiner geworden.Het Rheinland wordt ‘Duitser’ en Limburgwordt ‘Nederlandser’. Dat is de invloed van envanuit de Randstad, die ook steeds meer een‘Handstad’ aan het worden is. Vooral langs degrote verbindingswegen ontwikkelen zich van-uit de kern – de ‘handpalm’ – vingersgewijs ur-bane concentraties. In feite reikt de noordvleu-gel van de Randstad nu al tot enerzijds Alkmaaren anderzijds Amersfoort en Zwolle. Naar hetoosten verlengt de as Den Haag–Utrecht zichsteeds meer tot Arnhem en naar het zuiden is er

aantrekkingskracht van de stad zelf blijft on-verminderd groot. Bij alle fascinatie voor de daling van het aantalinwoners op het niveau van enkele individuelegemeenten wordt wel eens vergeten dat juistveel nieuwe en door nieuwbouw groeiende ste-den zich geconfronteerd zien met ten dele de-zelfde problemen. Grote steden als Almere enZoetermeer zien jongeren wegtrekken naar ste-den met hoger onderwijs en een echt uitgaansle-ven. Buiten de Randstad is voor paren vestigingvaak niet aantrekkelijk, omdat er lang niet altijdvoor beide partners geschikte banen beschik-baar zijn. Naast een absolute krimp is er dusook een relatieve krimp: het inwoneraantalwordt dan niet minder, maar de verdeling naarleeftijd en levensfase verandert in een voor detoekomst van de gemeente ongunstige zin.

Voor altijd weg

Wie uit een zwakkere regio is weggegaan keertmeestal niet terug. Afgezien van een enkellandschappelijk aantrekkelijk plattelandsge-bied is in deze regio’s meestal ook weinig te ver-wachten van een overgang in de huizenmarktnaar een verhoging van het aanbod van tweedewoningen. Juist door de daling van de huishou-densgrootte komen er maar weinig huizen vrij.Waar dat wel het geval is, sluit het aanbod nietaan bij de toch al beperkte vraag. Voor het twee-de huis bestaat bovendien geen gunstige fiscaleregeling meer. Begrijpelijkerwijs wordt in de re-gio’s waar de bevolking krimpt dan ook vooralgekeken naar mogelijkheden om in het bijzon-der de voorraad aan huurwoningen geleidelijkte verkleinen en te verbeteren. Het idee om meteen geherstructureerd aanbod en een passendzorgconcept ook ouderen uit andere regio’s toteen verhuizing te kunnen verleiden, lijkt nieterg levensvatbaar. Ouderen verhuizen nietgraag en zeker niet zomaar. De behoefte aanzorg en een aangepaste woning kan een belang-rijke drijfveer zijn, maar dat wordt altijd afge-wogen tegen de wens om in een vertrouwde om-geving en liefst ook dichtbij de kinderen enkleinkinderen te blijven.

demodataHet aandeel 65-plussers in de Nederlandse bevol-

king gaat de komende jaren snel stijgen van 15

procent nu tot naar verwachting 26 procent in

2040. Deze stijging kan gevolgen hebben voor de

pensioenuitgaven en de bekostiging van de AOW.

Nu behoren op elke 65-plusser nog vier mensen

tot de potentiële beroepsbevolking van 20 tot 65

jaar. In 2040 zullen dat er twee zijn. Het aantal 80-

plussers stijgt van 0,6 miljoen nu tot 1,7 miljoen

in 2050. Het is te verwachten dat de behoefte aan

ouderenzorg door deze stijging zal toenemen. In

2050 zal tien procent van de bevolking ouder dan

80 zijn, nu is dat nog vier procent (CBS-bevol-

kingsprognose).

De sterke groei van het aantal ouderen en hoogbe-

jaarden komt doordat de eerste babyboomers

binnenkort 65 worden. Ook speelt mee dat we

steeds langer leven. De komende decennia loopt de

levensverwachting voor mannen nog met vijf jaar

en voor vrouwen met drie jaar op. In 2050 zullen

mannen dan een levensverwachting hebben van

83,2 jaar en vrouwen van 85,5 jaar (CBS-bevol-

kingsprognose).

In de afgelopen eeuw is het aantal mensen dat al op

jonge of middelbare leeftijd overlijdt sterk afgeno-

men. De toekomstige stijging van de levensver-

wachting komt vooral doordat ouderen steeds lan-

ger in leven blijven. De resterende levensverwach-

ting van mannen op hun 65ste is nu 17 jaar en van

vrouwen 21 jaar. Tot 2050 wordt een stijging met

ruim drie jaar voor mannen en twee jaar voor vrou-

wen voorzien. De oudere levensfase wordt zo een

steeds belangrijker deel van de levensloop (CBS-

bevolkingsprognose).

Foto: Lize Rixt (Stock xchng)

Foto: Roger Waleson (Stock.XCHNG) Foto: www.skyscraper.com – Vinex, Meerhoven

de Brabantse stedenrij, die al tot Eindhoven-Helmond loopt. Een uitbreiding naar hetwesten is uiteraard niet goed mogelijk en daar-om is ‘inbreiding’ van de Randstad in wat nunog het ‘groene hart’ heet nauwelijks te stop-pen.De economische ontwikkeling bepaalt voor eenbelangrijk deel de sociale en culturele ontwik-kelingsmogelijkheden, variërend van volkshuis-vesting en onderwijs tot recreatie en cultuur. Debevolking antwoordt daarop met selectievekrimp en groei: de migratie is vooral centripe-taal en nationaal.

Prof. dr. P. Schnabel, directeur Sociaal en

Cultureel Planbureau (SCP) en universiteits-

hoogleraar aan de Universiteit Utrecht;

e-mail: [email protected]

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 3

Page 4: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

demodataBEVOLKINGSDICHTHEID IN NEDERLAND

In 2007 telde Nederland rond 500 inwoners per km2.

In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht ligt

het cijfer ruim zeven keer hoger. Andere dicht-

bevolkte kernen zijn Leiden, Haarlem, Nijmegen,

Tilburg, Eindhoven, Maastricht en Groningen. Deze

steden zijn in trek bij jongeren en immigranten. Ook

veel groeikernen zijn dichtbevolkt, zoals Diemen,

Purmerend, Zoetermeer, Hoorn, Alkmaar en Alme-

re. Hier hebben veel jonge gezinnen zich gevestigd.

In de provincies Groningen, Friesland, Drenthe,

Overijssel en Zeeland komen bijna uitsluitend ge-

meenten met een lage dichtheid voor (PBL).

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 14

In 2007 hadden 194 gemeenten in Nederlandgeen bevolkingsaanwas ( kaart 1). Krimp als be-leidsthema heeft op locaal niveau in korte tijdopgang gemaakt. Nationaal gezien blijft ookgroei echter uiterste aandacht vragen. In 2007groeide het inwonertal van Nederland met bijna50.000 extra inwoners en in 2008 is dat nog ho-ger uitgekomen. Volgens de bevolkingsprogno-se 2008 van het CBS groeit het inwonertal vanNederland de komende drie decennia gewoondoor. Er komen tot 2040 hoogstwaarschijnlijknog één miljoen inwoners bij. Pas daarna zou ernationaal een langzame krimp in aantallen in-woners kunnen ontstaan naar 17,3 miljoen in2050. En daarbij komt: prognoses zijn onzeker. Volgens de huishoudensprognose van 2006, dienog uitging van maximaal 16,9 miljoen inwo-ners, zou het aantal huishoudens toenemen van7,2 naar 8 miljoen in 2050. Met de nieuwe be-volkingsprognose van 2008 zal het aantal huis-houdens nog weer hoger kunnen komen te lig-gen. Vooral de aankomende jaren zal het aantalalleenstaanden enorm toenemen, waardoor devraag naar woningen navenant zal blijven stij-

gen. Veel zal daarbij afhangen van de economi-sche ontwikkeling van Nederland.

Regionale krimp naast groei: niets nieuws

De combinatie van krimp en groei is zeker nietnieuw. Het was immers de sterke ontvolkingvan de plattelandsgebieden vanwege landbouw-crisis en industrialisatie die eind 19e eeuw bij-droeg aan de groei van de steden. De jaren zestig van de 20ste eeuw stonden op-nieuw in het teken van krimp. Dit keer warenhet de steden die ontvolkten. Tussen 1970 en1985 zakte het inwonertal van de drie grote ste-den met enkele honderdduizenden (zie de fi-guur) en het gemiddelde inkomen zakte mee.Midden jaren tachtig compenseerde een massaleinstroom vanuit de derde wereld de binnenland-se uitstroom naar suburbane woongebieden. Datgold echter niet voor het gemiddeld inkomen.Dat bleef dalen. Intussen nam de onderwijspar-ticipatie toe en een aanzwellende stroom vanweinig draagkrachtige twintigers vestigde zich inde steden. Om een verdere verarming van de be-volking tegen te gaan moest evenwel eerst het

Veranderend demografisch tijJAN LATTEN

Krimp trekt de aandacht maar Nederland wordt de komende jaren alsnog voller. Volgens de CBS-prognose

van december 2008 komen er de komende drie decennia nog één miljoen inwoners bij. Dat zullen ook bijna

net zoveel huishoudens zijn, vooral alleenstaanden. De grootstedelijke gebieden in de Randstad staan aan de

vooravond van nieuwe groeistuipen. Perifere en landelijke plekken zullen juist in groei achterblijven of zelfs

kunnen ontvolken. De nieuwe urbanisatie wordt voor een deel veroorzaakt door vertrek van ‘jong’ en

‘dynamisch’ uit gebieden ‘in de luwte’. Dat zal ook leiden tot een andere spreiding over het land van

kenniskapitaal, inkomens, welvaart en sferen: intensere tegenstellingen tussen groeipolen en plekken in de

luwte dan we nu gewend zijn.

Krimp

Groei

Kaart 1. Groei en krimp inwoners 2007 Kaart 2. Gemiddeld inkomen per gemeente, naar afwijking van het landelijk gemiddelde, 2005

Minder dan -10%

-10 tot 0%

0 tot 10%

10 tot 20%

20% en meer

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 4

Page 5: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 5

provincies tot 2025 grote gebieden zijn waarkrimpgemeenten zich aaneenrijgen. De gebie-den die vooral sterk met krimp te maken krijgenliggen in Noord-Nederland, in het oosten, inLimburg, maar ook in landelijke gebieden inBrabant en Zeeland. Gebieden die voor een deelhun jongeren zien vertrekken naar de nieuwegroeigebieden worden leeggezogen door de nieu-we urbanisatie. Daarmee is de nieuwe re-urbani-satie een van de oorzaken van achterblijvendegroei of krimp in grote gebieden in de periferie.De 31 grootste gemeenten van het land zonderMaastricht, Heerlen, Sittard-Geleen en Venlozijn tot 2025 goed voor een aanwas van circa450.000 inwoners. Vrijwel evenveel als de totalegroei die nog voor Nederland wordt verwacht(alles nog op basis van de beperktere nationaleprognose van 2006). Omdat de aanwas vooral totuiting zal komen in een aanwas van alleenstaan-den, is er vrijwel nergens tot 2025 een krimp vanhuishoudens te verwachten (zie kaart 2 pag. 7).

beleid om. Duurdere woningbouw lijkt nu tocheconomisch krachtige groepen in de steden tekunnen vasthouden en begin deze eeuw lijkt dedemografische en economische krimpfase voor-bij. Een nieuwe urbanisatie kondigt zich aan,maar ook een nieuwe krimpfase voor periferegebieden.

Wat ligt ten grondslag aan de komende

urbanisatie?

De nieuwe urbanisatie heeft te maken met ver-anderde condities in de nieuwe kennisecono-mie en met een veranderende individuele le-vensloop. Dat kan duidelijk worden gemaaktaan het voorbeeld van de stad Groningen. Diestad blijkt de afgelopen jaren behoorlijk te zijngegroeid. Onder andere omdat steeds meer jon-ge mensen doorleren. Van alle 20-25-jarigenvolgt nu 45 procent onderwijs. Daarvoor ver-huizen jongeren van het platteland naar plek-ken waar opleidingen zijn geconcentreerd. Gro-ningen fungeert in wezen als opwerkfabriekvoor de nieuwe generatie in het noorden. Naeen periode in de stad te hebben gewoond, ver-huist een deel in de gezinsfase naar omliggendegemeenten maar een deel van het talent stroomtalsnog door naar steden in de Randstad of naarhet buitenland. Overeenkomstige processen ko-men ook in andere regio’s met middelgrote ste-den met belangrijke onderwijsinstituten voor.Tegelijkertijd kunnen gespecialiseerde bedrij-ven alleen voldoende gespecialiseerd personeelaantrekken door zich centraal te vestigen. Denkaan Vodafone dat om die reden van Maastrichtnaar de Randstad trok, of aan Philips en hetbankwezen die zich in Amsterdam hebben ge-vestigd. Het gevolg is dat banen voor hoogopge-leiden zich hierdoor concentreren in stedelijkeagglomeraties. Goed opgeleide tweeverdienersneigen ook naar centrale plekken, beiden moe-ten immers met hun gespecialiseerde kennis enervaring een baan kunnen vinden. Niet voorniets is de provincie Utrecht een geliefde woon-plek als een centrale draaischijf voor de Rand-stad. Werkplekken in Amsterdam of Den Haagzijn goed bereikbaar. Reeds nu concentrerenhuishoudens met de hoogste inkomens zich netals de banen in de provincie Utrecht (zie kaart 2)en de regio Amsterdam. Met name Amsterdamen Den Haag blijken de afgelopen jaren te profi-teren van hun internationalisering. Beide stedenlaten een sterke groei zien in de werkgelegenheidvoor kenniswerkers, ook internationale. DenHaag profileert zich als internationale juridischehoofdstad en weet veel goed betaald internatio-naal publiek aan te trekken. Rotterdam lijkt bijdeze ontwikkeling achter te blijven.

Komende decennia groeit het westen en

komt de rest langzaam tot stilstand

De nakomelingen van de al aanwezige allochto-ne bevolking, de verdere toestroom van interna-tionale kenniswerkers en de binnenlandse aan-trekkingskracht van het westen dragen ertoe bijdat vooral Holland, Flevoland en Utrecht in in-wonertal zullen toenemen. Krimp komt voor inLimburg. Friesland komt op stilstand uit en degroei in de overige provincies in het noorden enoosten houdt niet over. Vooral omdat er binnen

Foto: Frank Nijs (Stock.XCHNG)

1950 1965 1980 1995 2010 20250

200

400

600

800

1.000

Amsterdam

Rotterdam

Den Haag

Utrecht

Bron: PBL/CBS Regionale prognose 2007-2025.

Bevolking in de vier grote steden, 1950-2025 met achtereenvolgens desurbanisatie, suburbanisatie en

urbanisatie

x 1

.00

0

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 5

Page 6: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 16

Contrasten uitbuiten

Er kan van worden uitgegaan dat er de komen-de jaren sterkere contrasten ontstaan tussenkrimpgebieden en groeipolen. Door een brain-drain van jong talent uit plattelandsgebiedenzullen de achterblijvende inwoners gemiddeldnogal oud zijn. Het zal tot uiting komen in pro-filering qua sferen. Steden worden stedelijkerdan ze nu zijn en herbergen opleidingscentra enontmoetingscentra. Ze vervullen roltrapfunc-ties en filteren talent voor de internationalise-rende economie. Het platteland zal daarente-gen meer rust en ruimte bieden voor degenendie zich kunnen terugtrekken uit de dynamiek,wat minder hoog opgeleid en minder rijk zijn.Waarschijnlijk zullen landelijke regio’s ook po-

pulair zijn bij pensionado’s en middelbaren diehet roer om willen gooien. De herverdeling vande bevolking krijgt een krachtig effect op de al-gehele sociale en economische structurering inhet land. Gemeenten en regio’s zullen daardoor gedwon-gen zijn om hun eigen identiteit te ontdekkenen er de nadruk op te leggen: dat is tevens eenaanknopingspunt voor regionaal en locaal be-leid in de toekomst. Uitbuiten van de diversiteitin woon- en werkmilieus, die zich spontaanontwikkelt, kan juist leiden tot diversiteit inkwaliteiten. Dat past ook in een individualise-rende samenleving met zeer veel leefstijlen. Hetdorp wordt meer dorp en de stad wordt meerstad.

LITERATUUR:

• CBS, Jaarrapport 2008 Landelijke

Jeugdmonitor.

• CBS, De Nederlandse Samenleving 2008.

• Jong, A. de en E. van Agtmaal-Wobma (2008),

Regionale bevolkings- en huishoudens-

prognose 2007-2025: belangrijkste uitkom-

sten. Bevolkingstrends 2008/3, pp. 45-54.

• Latten J., M. Das en K. Chkalova (2008).

De stad Groningen als roltrap voor Noord-

Nederland. Bevolkingstrends 2008/2, pp.

52-59.

Prof. dr. J.J. Latten, Universiteit van

Amsterdam/CBS; e-mail:

[email protected]/[email protected]

Krimpende gemeentenStructurele bevolkingsdaling wordt steeds algemenerverschijnsel

WIM DERKS

In de tweede helft van de vorige eeuw kendeeen aantal grote gemeenten een periode meteen dalend aantal inwoners als gevolg van eenuitgaand migratiesaldo. De bevolkingsgroeiwerd gerealiseerd in groeikernen en via subur-banisatie in gemeenten rond de grote steden.Tegen het einde van de eeuw diende zich eennieuw verschijnsel aan: bevolkingsdaling alsgevolg van een sterfteoverschot (er stervenmeer mensen dan er kinderen worden gebo-ren). Dit verschijnsel doet zich over het alge-meen bij kleinere gemeenten in sterkere matevoor dan bij grotere gemeenten. Dat geldt ech-ter niet voor alle regio’s. In Zuid-Limburg daalt

het aantal inwoners in de steden door de bankgenomen net iets sneller dan in de landelijkegemeenten. Van de 25 gemeenten met meer dan100.000 inwoners is Maastricht tot nu toe deenige met een sterfteoverschot. Dat treedt daaral op sinds 1995.Een migratiesaldo kan de bevolkingsdaling alsgevolg van een sterfteoverschot versterken of(gedeeltelijk) compenseren. Omdat voor elkeindividuele gemeente het migratiesaldo en daar-mee de bevolkingsgroei van jaar op jaar sterkkan fluctueren (bijvoorbeeld als gevolg van wo-ningbouw) is in de figuur de gemiddelde ont-wikkeling over zeven jaar genomen. Gemiddeld over 1995/2001 had negen procentvan alle gemeenten een sterfteoverschot en tradin 14 procent van de gemeenten bevolkingsda-ling op. Een uitgaand migratiesaldo zorgde erdus voor dat bevolkingsdaling in meer gemeen-ten optrad dan verwacht kon worden op basisvan natuurlijke aanwas (saldo van geboorte ensterfte). Het beeld van bevolkingsdaling verandert sterkals naar de meer recente ontwikkeling wordt ge-keken. Gemiddeld over de afgelopen zeven jaar(2002/2008) is het aantal gemeenten met eensterfteoverschot opgelopen naar 15 procent enhet aantal gemeenten met bevolkingsdalingnaar 39 procent. Een uitgaand migratiesaldoheeft de bevolkingsdaling aanzienlijk versterkt.Naar verwachting is in de periode 2018/2024 inmeer dan de helft van de gemeenten sprake vaneen sterfteoverschot. De marge in de prognosevan het sterfteoverschot is veel beperkter dandie in de prognose van het migratiesaldo, maarongetwijfeld zal over tien jaar in meer dan dehelft van de gemeenten structurele bevolkings-daling optreden.

Drs. W. Derks, Kenniscentrum voor Bevolkings-

daling en Beleid; e-mail: [email protected]

0

10

20

30

40

50

60

Percentage gemeenten met sterfteoverschot

Percentage gemeenten met bevolkingsdaling

2018

/202

4

2017

/202

3

2016

/202

2

2015

/202

1

2014

/202

0

2013

/201

9

2012

/201

8

2011

/201

7

2010

/201

6

2009

/201

5

2008

/201

4

2007

/201

3

2006

/201

2

2005

/201

1

2004

/201

0

2003

/200

9

2002

/200

8

2001

/200

7

2000

/200

6

1999

/200

5

1998

/200

4

1997

/200

3

1996

/200

2

1995

/200

1

%

Percentage gemeenten met sterfteoverschot en percentage gemeenten met bevolkingsdaling, gemiddeld

over zeven jaar, op basis van gemeentelijke indeling 2008 met totaal 443 gemeenten

De gemeentelijke indeling van 2008 is teruggerekend tot 1995. De cijfers tot en met 2008 betreft realisatie, waarbij 2008 is geraamd op basis van de

ontwikkeling tot 1 november 2008. De prognose van 2009 en volgende jaren is gebaseerd op de prognose van CBS/PBL.

Bron: CBS, bewerking Derks.

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 6

Page 7: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 7

Hoewel op nationaal niveau voorlopig nog geensprake is van een daling van de bevolkingsom-vang of van het aantal huishoudens zijn er inNederland wel al verschillende gemeenten enregio’s die met demografische krimp worden ge-confronteerd. Bekende voorbeelden zijn Heer-len en Delfzijl. Het aantal krimpende gemeenten en regio’s zalde komende jaren verder toenemen. Zo zal vol-gens de regionale bevolkings- en huishoudens-prognoses van het CBS en PBL (zie de tweekaarten) in de periode 2007-2025 61 procentvan de gemeenten met een daling van de bevol-kingsomvang en 9 procent met een daling vanhet aantal huishoudens te maken krijgen. Ditroept de vraag op wat demografische krimp be-tekent voor de woningbouw en hoe lagere over-heden daar het beste mee om kunnen gaan.

Gevolgen voor de woningbouw

Een daling van het aantal huishoudens is directvan invloed op de woningmarkt. Een daling vanhet inwonertal wordt in veel gevallen ‘gecom-

penseerd’ door daling van de huishoudens-grootte. Minder inwoners is pas van belang voorde woningmarkt wanneer het leidt tot een da-ling van het aantal huishoudens en dus mindervraag op de woningmarkt. Daarnaast krijgenkrimpgebieden te maken met een kwalitatieveverandering van de vraag doordat de samenstel-ling van de bevolking in deze gebieden drastischverandert. In vergelijking met de rest vanNederland wonen hier minder jongeren (0-19jaar), minder mensen uit de middengroep (20-64 jaar) en meer ouderen (65-plussers).In krimpgebieden verandert de woningmarktvan een aanbieders- in een vragersmarkt. In eenaanbiedersmarkt is er veel vraag en weinig aan-bod waardoor de aanbieders (verkopers) hetvoor het zeggen hebben. In een vragersmarkt ishet precies andersom. Doordat de vraag naarwoningen achterblijft bij het aanbod hebben devragers (kopers) het voor het zeggen. Dit laatstezien we bij krimp. De krimp kan zorgen voor een vraagtekortwaardoor de positie van de vragers naar wonin-

Krimp vraagt om veranderingen woningvoorraad

FEMKE VERWEST, NIELS SOREL

EN EDWIN BUITELAAR

Wanneer gemeenten worden geconfronteerd met een daling van het aantal huishoudens zal dit gevolgen

hebben voor de woningmarkt. Lokale en regionale bestuurders zullen te maken krijgen met een

transformatieopgave. Vanwege de huishoudensdaling en de gevolgen die dat heeft voor de woningvraag

zullen zij zich moeten richten op het verkleinen en veranderen van de woningvoorraad in plaats van het

uitbreiden ervan.

Kaart 1. Prognose bevolkingsontwikkeling in Nederland, 2007-2025, naar gemeente

Minder dan -10%

-10 tot 0%

0 tot 10%

10 tot 20%

20% en meer

Kaart 2. Prognose ontwikkeling van het aantal huishoudens in Nederland, 2007-2025, naar gemeente

Minder dan -10%

-10 tot 0%

0 tot 10%

10 tot 20%

20% en meer

demodataEENPERSOONSHUISHOUDENS IN NEDERLAND

Nederland telde in 2007 2,5 miljoen alleenstaan-

den; dat is 35 procent van alle particuliere huishou-

dens en 16 procent van de totale bevolking. Alleen-

staanden wonen vooral in de grote steden, zoals

Amsterdam, en in het bijzonder in de universiteits-

steden, zoals Groningen en Wageningen; deze ste-

den hebben alledrie 55 procent eenpersoonshuis-

houdens. Veel jongeren trekken voor studie of werk

naar de grote(re) steden, waar ze meestal enkele ja-

ren alleen wonen. Als ze een partner krijgen en/of

een gezin (willen) stichten, verhuizen ze vaak naar

de randgemeenten met een groter aanbod eenge-

zinswoningen (PBL).

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 7

Page 8: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 18

gen ten opzichte van de aanbieders van wonin-gen versterkt. Deze omslag van een aanbieders-naar een vragersmarkt heeft zowel positieve alsnegatieve gevolgen. Van het ontspannen van dewoningmarkt zullen vooral mensen die een wo-ning zoeken profiteren. Zij kunnen tegen eenrelatief lage prijs een woning kopen. Bovendienkunnen zij makkelijker hun woonvoorkeurenrealiseren. Nadelen van de daling van het aantal huishou-dens treffen vooral de aanbieders van woningen(zoals projectontwikkelaars, corporaties, parti-culiere verkopers of verhuurders) en gemeen-ten. Er kunnen een overaanbod aan woningenen afzetproblemen in de huur- en koopsectorontstaan. De huursector is gevoelig voor leeg-stand en de inkomsten uit de verhuur zullen da-len. In de koopmarkt zal de daling van het aan-tal huishoudens eerder leiden tot langere ver-kooptijden (lage transactiesnelheid) en lagereverkoopprijzen.Verder kan een daling van het aantal huishou-dens de concentratie van lage-inkomensgroe-pen versterken. Immers, in een ruimere woning-markt zijn meer mensen in staat om hun huidi-ge, wellicht minder gewaardeerde, woonomge-ving te verruilen voor een andere. Het gevolghiervan is dat degenen die zich dat niet kunnenpermitteren in de minst aantrekkelijke woon-wijken (zoals vroeg-naoorlogse woongebiedenof kleine dorpen in minder gewaardeerde land-schappen) achterblijven. Dit kan leiden tot leeg-stand en verpaupering van bepaalde woonwij-ken.

Transformatieopgave

Daar waar het aantal huishoudens daalt zal devraag naar woningen afnemen. Veel van dekrimpgebieden kampen daarnaast met vergrij-zing en ontgroening waardoor de vraag naar hettype woningen verandert. Deze kleine en ande-re woningvraag zorgt ervoor dat overheden temaken krijgen met een transformatieopgave.Dit betekent dat zij hun aandacht zullen moe-ten verleggen van het uitbreiden naar het ver-

kleinen en veranderen (transformeren) van dewoningvoorraad. De overheden kunnen op ver-schillende manieren met de transformatieopga-ve omgaan. Er zijn vier strategieën mogelijk:1. Sloop van de minst aantrekkelijke woningen

kan helpen om de woningvoorraad te ver-kleinen en overschot tegen te gaan. De sloopkan ook bijdragen aan verandering van devraag naar woningen. Door woningen teslopen kunnen nieuwe woningtypen ont-staan die beter aansluiten bij de gewenstewoonvoorkeuren. Zo zijn in de Groningsegemeente Reiderland rijtjeshuizen gesloopten verruild voor twee-onder-een-kapwonin-gen. Kerkrade heeft plannen om een deelvan het verstedelijkt gebied te veranderen ingroen. Slopen is omstreden omdat het doorsommigen wordt beschouwd als kapitaal-vernietiging, of omdat het een bepaalde sym-bolische waarde vertegenwoordigt: mensenzijn gehecht aan hun woning en woonomge-ving. Dit blijkt wel uit het tumult dat ditvoorjaar ontstond naar aanleiding van desloopplannen voor het buurtschap Ganze-dijk (gemeente Reiderland).

2. Door herstructurering van bestaande woon-wijken. Door de woningvoorraad aan tepassen aan de woonwensen van deze tijdhopen krimpgebieden huidige bewoners tebinden.

Beide opties, sloop en herstructurering komenvanwege financiering en versnipperd eigendomechter moeilijk van de grond. 3. Door de nieuwbouwplannen naar beneden

bij te stellen. Hoewel dat in de meeste geval-len een noodzakelijke strategie is zijnkrimpgemeenten er vaak huiverig voor om-dat de inkomsten uit grondexploitaties er-door afnemen. Bovendien blijft een zekeremate van nieuwbouw nodig voor een kwali-tatieve verandering van het aanbod. Als degemeente daar niet in voorziet bestaat hetrisico dat mensen die een (andere) woningzoeken naar andere gemeenten uitwijkenwaardoor het aantal huishoudens snellergaat dalen.

4. Door functieverandering. Een voorbeelddaarvan is het toestaan dat woningen alstweede woning worden gebruikt. Zeeland iséén van de regio’s waar het aantal tweedewoningen de laatste jaren sterk is toegeno-men. Deze optie is alleen weggelegd voorgemeenten die aantrekkelijk zijn gesitueerd.Volgens sommigen kan het tweede woning-bezit de lokale woningzoekenden (met na-me starters) uit de markt prijzen. De interes-se van mensen van buiten de regio om eenwoning in de krimpregio te kopen als twee-de woning kan de prijs van de woningen op-drijven wat ongunstig is voor de lokale wo-ningzoekenden. Bovendien zullen degenendie op zoek zijn naar een tweede woninginteresse hebben in veelal dezelfde woningals de starters, waardoor deze laatste uitminder woningen kunnen kiezen.

De strategieën gaan er alle vier vanuit dat de be-volkingskrimp door de desbetreffende overheidwordt geaccepteerd. Gemeenten, zoals in Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen, die bij da-

demodataHet aantal allochtone inwoners zal in de toekomst

verder stijgen. Er wonen nu 1,8 miljoen niet-

westerse en 1,4 miljoen westerse allochtonen in

Nederland. Voor 2050 worden 3,0 miljoen niet-

westerse en 2,0 miljoen westerse allochtonen ver-

wacht. Het aantal autochtone Nederlanders daalt

naar verwachting van 13,2 miljoen nu tot 12,4 mil-

joen in 2050. In 2050 zal 29 procent van de bevol-

king allochtoon zijn. Nu is dat nog 20 procent (CBS-

bevolkingsprognose).

Bij de niet-westerse allochtonen neemt vooral de

groep die in Nederland is geboren toe, de 2e gene-

ratie. Bij de westerse allochtonen komt de stijging

voornamelijk door in het buitenland geborenen die

naar Nederland zijn geïmmigreerd, de 1ste generatie

(CBS-bevolkingsprognose).

Onder niet-westerse allochtonen wordt een sterke

groei verwacht bij de Aziaten. Tot 2050 neemt deze

groep met zo’n 400.000 toe. Voor de eeuwwisseling

groeide deze groep vooral door instroom van asiel-

zoekers. De laatste jaren is het aantal Aziaten dat

voor arbeid en studie naar Nederland komt, geste-

gen (CBS-bevolkingsprognose).

Het aantal allochtonen van Marokkaanse of Turkse

herkomst stijgt naar verwachting met 220.000. Al-

leen de 2e generatie groeit nog bij deze groep. Het

aantal Surinaamse of Antilliaanse allochtonen

neemt tot 2050 toe met 170.000. Bij de overige niet-

westerse groepen, uit Afrika en Latijns-Amerika,

wordt een stijging met 360.000 mensen verwacht

(CBS-bevolkingsprognose).

Foto: www.skyscraper.com

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 8

Page 9: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 9

ling van het aantal huishoudens proberen omvia onder meer nieuwe woonconcepten inwo-ners van buiten de regio (bijvoorbeeld uit deRandstad) aan te trekken hebben daar weinigsucces mee. In veel gevallen blijkt dat daardooreerder de concurrentie tussen de gemeentenbinnen de krimpregio wordt vergroot en er nau-welijks daadwerkelijk inwoners van buiten deregio worden aangetrokken.

Conclusie

Op het gebied van woningbouw zien krimpendegemeenten en regio’s zich dus gesteld voor eentransformatieopgave. Wanneer ook buurge-meenten krimpen, zoals in de Eemsdelta en inZuid-Limburg, is de transformatieopgave grooten lijkt een regionale aanpak verstandig. Ge-meenten kunnen dan hun bouw-, sloop- en her-structureringsprogramma onderling afstem-men. Wanneer gemeenten dit niet doen en blij-ven handelen uit eigenbelang, kan dit de proble-men die met krimp samengaan verergeren.Extra aanbod op de ene plek leidt namelijk totextra krimp elders in dezelfde regio.

Tot ruim tien jaar geleden hadden alleen weten-schappers en in het bijzonder demografen aan-dacht voor het onderwerp bevolkingsdaling.Vanaf 1996 zijn pogingen gedaan om het onder-werp in de provincie Limburg op de politiekeagenda te krijgen. Het jaar 2006 is het begin vande landelijke aandacht voor bevolkingskrimp.

1996 Limburg

In 1996 organiseerde de Nederlandse Vereni-ging voor Demografie een congres met als the-ma: ’Een teruglopende bevolking: ramp of re-medie?’ Daarvan is verslag gedaan in een the-manummer van het inmiddels niet meer be-staande tijdschrift ‘Bevolking en Gezin’. De tijdwas toen echter nog niet rijp voor het onder-werp. In Limburg bracht onderzoeksbureauETIL een bevolkingsprognose uit met de bood-schap dat binnen ongeveer tien jaar het aantalinwoners van deze provincie structureel zougaan dalen. De uitkomsten van de prognosewerden genegeerd en het debat kwam nauwe-lijks op gang. Eerder dan verwacht begon in 2002 het aantalinwoners van Limburg structureel te dalen. Dedaling was al in 1997 in Zuid-Limburg ingezet.Dat is een dichtbevolkte regio, waar meer dande helft van de Limburgse bevolking woont.Binnen Zuid-Limburg begon de daling in Park-

LITERATUUR

• Broek, L. van den, A. de Jong, C. van Duin, M. van

Huis, S. Boschman en E. van Agtmaal-Wobma (2008),

Regionale bevolkings-, allochtonen- en

huishoudensprognose 2007-2025, Den Haag:

Planbureau voor de Leefomgeving/Centraal Bureau

voor Statistiek.

• Dam, F. van, C. de Groot en F. Verwest (2006), Krimp

en ruimte. Bevolkingsafname, ruimtelijke gevolgen en

beleid. Rotterdam/Den Haag: NAi uitgevers/Ruimtelijk

Planbureau.

• Verwest, F., N. Sorel en E. Buitelaar (2008), Regionale

krimp en woningbouw. Omgaan met een

transformatieopgave, Rotterdam/Den Haag: NAi

uitgevers/ Planbureau voor de Leefomgeving.

Drs. F. Verwest, drs. N. Sorel en

dr. E. Buitelaar, Planbureau voor de

Leefomgeving; e-mail: [email protected]

demodataVan de Nederlanders denkt 78 procent positief over

het platteland. Wel zijn plattelanders (87 procent)

positiever dan stedelingen (72 procent). Nederlan-

ders kwalificeren het platteland als mooi, rustig,

veilig, schoon, gezellig en goed om te wonen. Ze as-

sociëren het platteland vooral met ruimte, rust,

agrarische landschappen en natuur. Ook vrijheid en

gemoedelijkheid worden vaak genoemd. Ruim 90

procent van de plattelandsbewoners is tevreden

met de woonomgeving en met de woning. Dit geldt

vooral voor ouderen en bewoners van buiten de be-

bouwde kom. Plattelanders zijn daardoor minder

dan stedelingen geneigd om te verhuizen. Zo’n 30

procent van de stedelingen zegt ooit naar het platte-

land te willen verhuizen. In totaal hebben rond de

twee miljoen Nederlanders voorkeur voor landelijk

wonen (SCP).

Aandacht voor krimp neemt toeWIM DERKS

Wie wil er bestuurder zijn van een krimpende gemeente?! De boodschap van bevolkingsdaling is ongewenst.

Gemeentebesturen doorlopen een rouwproces bij het afscheid nemen van het groeidenken.

Woningcorporaties hebben minder problemen met het oppakken van het onderwerp bevolkingsdaling. Dit

overzicht is niet compleet, maar geeft wel een globaal beeld van de snelle ontwikkeling in de aandacht voor

bevolkingsdaling sinds 2006.

Illustratie: Wim Derks

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 9

Page 10: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

OPTREDENDE BEVOLKINGSDALING

Er is sprake van structurele bevol-kingsdaling in Limburg sinds 2002en van tijdelijke bevolkingsdaling inde provincies Groningen (2005-2007), Friesland (2005-2006) en zelfsin Zuid-Holland (2006). Gemiddeldover 2005, 2006 en 2007 is in eenkwart van de 40 deelregio’s van provincies (zogenaamde COROP-re-gio’s) het aantal inwoners gedaalden in 46 procent van de Nederlandsegemeenten. Voor een deel betreft dateen tijdelijke daling, maar structure-le daling neemt toe.Voor de arbeidsmarkt is de ontwik-keling van de bevolking van 15-64jaar (potentiële beroepsbevolking)van belang. De structurele dalingvan de potentiële beroepsbevolkingis inmiddels begonnen in Limburg(1995), Friesland (2004), Groningen(2005), Zeeland (2007), Noord-Bra-bant (2008) en Drenthe (2008). InNederland als geheel begint de da-ling in 2011, omdat dan de naoor-logse geboortegolf de leeftijd van65 jaar gaat passeren.

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 110

stad Limburg (een samenwerkingsverband vanzeven gemeenten, de voormalige OostelijkeMijnstreek). Deze regio pakte het onderwerpbevolkingsdaling in 2004 actief op en bracht hetwoningbouwprogramma terug van 12.000 naar2.000 woningen.

2006 Landelijke mediahype

Het saldo van geboorte en sterfte, de natuurlijkebevolkingsgroei, is laag in Nederland sinds1975. Nadat in 2004 het inkomend migratiesal-do overging in een uitgaand saldo kwam hetCBS op 10 februari 2006 met een persberichtmet de tekst: “Historisch lage bevolkingsgroei.Sinds 1900 is de bevolkingsgroei nooit zo laaggeweest als in 2005.” In de helft van de gemeen-ten was het aantal inwoners in dat jaar gedaald.In de media werd daardoor aan de bevolkings-daling aandacht besteed. Begin maart 2006 ver-oorzaakte het rapport ’Structurele bevolkings-daling, Een urgente nieuwe invalshoek voor be-leidsmakers’ een mediahype, waarmee het onder-werp bevolkingsdaling landelijk op de agendawerd geplaatst. Pas de feitelijke bevolkingsont-wikkeling stimuleerde deze aandacht kennelijk(Zie kader).Dat er (regionaal) wat aan de hand is met deontwikkeling van de bevolking wordt inmiddelsvrij algemeen beseft.

Rouwproces

Over het algemeen hebben de locale bestuur-ders de meeste moeite met het onderwerp be-volkingsdaling, zeker bij het horen van hetwoord ’krimp’. Wanneer locale bestuurders metbevolkingsdaling in hun gemeente worden ge-confronteerd is vaak de eerste reactie het nege-ren van de optredende daling en het ontkennenvan de prognose. De tweede reactie is verzet:wij gaan door met bouwen, waardoor we het tijkeren. De derde reactie is acceptatie omdatwordt beseft dat het een onvermijdelijk ver-schijnsel is. Ten slotte wordt het onderwerp ac-tief opgepakt als kans. Dit proces kan wordenaangeduid als het rouwproces van bestuurders

bij het afscheid nemen van het groeidenken.Niet alleen bij locale bestuurders, maar ook bijprovinciale bestuurders kan dit rouwprocesworden waargenomen.Bevolkingsdaling treedt locaal en regionaal open de gevolgen van bevolkingsdaling hebbenvooral ook locaal en regionaal hun uitwerkingzoals ten aanzien van gemeentefinanciën (min-der uit gemeentefonds en minder opbrengst uitgemeentelijk grondbedrijf) en ruimte (minder ofgeen uitbreidingslocaties meer). Als locale be-stuurders het onderwerp bevolkingsdaling nietgoed oppakken kan dat leiden tot ongewensteontwikkelingen: financiële problemen, leeg-stand, onnodige aantasting van open ruimte(uitbreidingslocaties die achteraf niet nodig ble-ken) en ongezonde concurrentie met omliggen-de gemeenten om inwoners te trekken (inwo-nerkannibalisme: uit omliggende gemeentenworden inwoners weggezogen, zodat die extrasnel krimpen). In zo’n geval is regionale afstem-ming en samenwerking nodig en als dat nietlukt moet de provincie haar verantwoordelijk-heid nemen.

Wie pakt het op?

Het onderwerp bevolkingsdaling wordt inNederland inmiddels op veel plaatsen opge-pakt. Op regionale schaal onder andere in Park-stad Limburg, de Westelijke Mijnstreek enTwente. De provincie Limburg heeft in 2006 hetonderwerp opgepakt met de uitdagende titel:’Demografische voorsprong’. Er wordt een Ken-nisknooppunt Bevolkingsdaling opgebouwd,dat inmiddels al bestaat uit een netwerk (fysieken digitaal: www.vanmeernaarbeter.nl). Natio-naal is het Ministerie van Binnenlandse Zakenhet meest actief op dit terrein. Voor woningcorporaties is het van levensbelangom adequaat te reageren op de gevolgen van be-volkingsdaling. Aedes, de vereniging van wo-ningcorporaties, is heel actief met dit onder-werp bezig. In Parkstad Limburg wordt alsamengewerkt tussen de partners op de woning-markt (gemeenten, corporaties en projectont-wikkelaars) om de gevolgen van de bevolkings-daling samen op te vangen. Verder bestedenkennisinstellingen als het RPB/PBL en het Nicis Instituut uitdrukkelijk aandacht aan degevolgen van bevolkingsdaling.

LITERATUUR:

• Derks, W., P. Hovens en L. Klinkers (2006), Structurele

bevolkingsdaling, Een urgente nieuwe invalshoek voor

beleidsmakers.

• Dykstra, P.A. en L.J.G. van Wissen (red.) (1996), Een

teruglopende bevolking: ramp of remedie? in Bevolking

en Gezin, Boekaflevering 1996/2.

• www.vanmeernaarbeter.nl.

Drs. W.M. Derks, Kenniscentrum voor Bevolkings-

daling en Beleid; e-mail; [email protected]

Foto: Marcel Minnée

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 10

Page 11: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1

Krimp in BrabantAfnemende groei, krimp rond 2030, maar nog wel een flinke woningbouwopgave

NIEK BARGEMAN

Ook in Noord-Brabant loopt de bevolkingsgroei terug en krijgen steeds meer gemeenten de komende

decennia te maken met krimp. Desondanks groeit het aantal huishoudens nog behoorlijk en ligt er dus ook

nog een flinke woningbouwopgave. Wel vragen de afnemende bevolkingsgroei en krimp (op termijn) – juist

ook omwille van de voortgang van de woningbouw – om een stevige regionale aanpak. Hier ligt een centrale

rol voor de provincie.

Volgens de jongste provinciale bevolkings- enwoningbehoefteprognose neemt het inwonertalvan Brabant nog met 3,3 procent toe, van2.425.000 mensen nu tot een maximum van ietsmeer dan 2.500.000 rond 2030. Daarna gaat debevolking naar verwachting in aantal krimpen.Naast de omvang is vooral ook de veranderendesamenstelling van de bevolking van belang. Zo-wel wat betreft leeftijd, etniciteit als huishou-denssamenstelling verandert de Brabantse be-volking de komende decennia sterk.Ondanks de afnemende groei van de bevolkingmoet er in Brabant de komende jaren nog weleen flink aantal woningen worden gebouwd.Dit om de huishoudensgroei op te vangen enwoningtekorten verder terug te dringen. Alleenal de eerstkomende tien jaar gaat het om bijna100.000 woningen. Verwacht wordt dat er inBrabant rond 2035 zo’n 1.170.000 woningenstaan, 165.000 meer (16,4 procent) dan aan hetbegin van 2008. Na 2035 ‘krimpt’ ook de Bra-bantse woningvoorraad licht. Tegenover desloop van woningen staat dan een minder grotenieuwbouwopgave.

Van incidentele naar structurele krimp

De afgelopen jaren (2005-2007) heeft de helftvan de 68 Brabantse gemeenten te maken gehadmet bevolkingskrimp (kaart 1). Deze meer inci-dentele krimp is vooral een gevolg geweest vannegatieve migratiesaldi. De komende tijd krijgtkrimp echter steeds meer een structureel karak-ter, waarbij de negatieve natuurlijke groei (sterfteoverschot) de belangrijkste factor wordt. Immers, de provinciale prognose gaat uit vanlicht positieve binnen- en vooral buitenlandsemigratiesaldi, waarbij gemeenten in landelijkeregio’s ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’ en depositieve migratie per saldo wordt opgevangenin stedelijke regio’s.Krimp ligt in feite besloten in de leeftijdsop-bouw. Tegenover een vrij stabiel aantal geboor-ten komt, met de vergrijzing, een sterk toene-mende sterfte te staan, wanneer de omvangrij-ke (babyboom)generaties uit de eerste twee de-cennia van na de Tweede Wereldoorlog komente overlijden. Begin jaren twintig slaat de na-tuurlijke aanwas hierdoor om in een sterfte-overschot. De verwachte, licht positieve migra-tiesaldi kunnen een daling van de bevolkings-omvang nog even voorkomen, maar tegen 2030gaat het aantal inwoners in Brabant teruglopen(figuur 1).

Waar gaat krimp spelen?

Steeds meer gemeenten krijgen de komende de-cennia te maken met een daling van het aantalinwoners. De bevolkingskrimp spreidt zich alshet ware uit over Brabant; eerst vooral ‘aan deranden’ en in de landelijke regio’s, later ook el-ders (kaart 2 t/m 5). Verschillen in leeftijdsop-bouw en de mate van vergrijzing spelen hierbijeen rol, evenals de (beleidsmatige) verdeling vande migratie. Aan het einde van de prognoseperio-de (2035-2039) is bevolkingskrimp in 85 procentvan de gemeenten aan de orde. In eerdere perio-den liggen deze percentages op 25 (2008-2014),45 (2015-2024) en 70 procent (2025-2034).

Kaart 1. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei (of krimp) in Brabantse gemeenten, 2005 t/m 2007 (feitelijk)

11

-10

-5

0

5

10

15

20

25

Totaal migratiesaldo

Natuurlijke aanwas

Totale bevolkingsgroei

2040203020202010200019901980

x 1

.00

0

Feitelijk Prognose 2008

-0,25

0

0,25

0,5

0,75

1

1,25

1,5

20402030202020102000

Groei woningvoorraad

Groei huishoudens

Groei bevolking

%

Feitelijk Prognose 2008

Figuur 1. Bevolkingsgroei in Noord-Brabant, 1980-

2040

Figuur 2. Procentuele groei van de woningvoor-

raad, het aantal huishoudens en de bevolking in

Noord-Brabant, 2000-2040

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 11

Page 12: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 112

Opvallend is dat in en rond de grotere gemeen-ten de bevolking nog langere tijd licht blijftgroeien, terwijl die in kleinere plattelandsge-meenten al eerder krimpt. Dat blijkt ook uit delaatste regionale bevolkings- en huishoudens-prognose van het Planbureau voor de Leefom-geving (PBL) en het CBS.

Gevolgen van krimp

De afnemende groei en vervolgens krimp vande bevolking heeft gevolgen voor vele beleids-terreinen. Hierbij is niet zozeer de daling van debevolkingsomvang als zodanig van belang, maarvooral de aan krimp voorafgaande veranderin-gen in leeftijds- en huishoudenssamenstelling.Wat de leeftijdsopbouw betreft vallen vooral dekrimp van de potentiële beroepsbevolking (ef-fecten op de arbeidsmarkt) en de sterke groeivan het aantal ouderen (effecten op de ‘zorg-markt’) op.Voor de woningmarkt zijn vooral de huishou-densontwikkelingen relevant. Die bepalen ingrote lijnen de kwantitatieve (hoeveel wonin-gen zijn er nodig) en kwalitatieve woningbe-hoefte (wat is de gewenste samenstelling van dewoningvoorraad). Het aantal huishoudens endan vooral – onder invloed van de individuali-sering en vergrijzing – het aantal een- en twee-persoonshuishoudens groeit de komende jarennog flink (figuur 2). Hierdoor zal tot midden ja-ren dertig, als het aantal huishoudens en (dus)ook de woningvoorraad hun maximum berei-ken, de voorraad nog met zo’n 165.000 wonin-gen moeten groeien. Weliswaar neemt de groeivan het aantal huishoudens en daarmee van dewoningbehoefte geleidelijk aan af, van een om-slag van groei naar krimp is in Brabant – in ter-men van woningbouw – voorlopig geen sprake.

Regionale samenhang, afstemming en

afspraken

Veel gemeenten blijven ondanks de voorzienedemografische ontwikkelingen nog gericht opgroei. Dat is tot op zekere hoogte ook wel begrij-pelijk. In ons doen en laten heeft het ‘groeiden-ken’ nog altijd een dominante plek. Blijven den-ken in termen van groei is evenwel weinig rea-listisch tegen de achtergrond van krimp (op ter-mijn). Bovendien liggen er soms ook verkeerdeveronderstellingen aan ten grondslag. Bijvoor-beeld dat geringere bevolkingsgroei leidt tot hetverdwijnen van voorzieningen, terwijl dit veelmeer samenhangt met veranderingen in consu-mentengedrag en bedrijfseconomische aspecten.Ook in de Brabantse beleidspraktijk van alledagis vaak de eerste reactie op verminderde groeieen strategie waarbij meer woningen, aantrekke-lijke woonmilieus en nieuwe bedrijvigheid moe-ten zorgen voor meer inwoners en werkgelegen-heid. Tal van recent verschenen studies en advie-zen wijzen echter op de contraproductiviteit vandergelijke strategieën. Het versterkt de concur-rentie tussen gemeenten en regio’s en kan leidentot desinvesteringen, leegstand en onomkeerba-re ruimtelijke ontwikkelingen met alle nadeligegevolgen van dien voor de welvaart en ruimte-lijke kwaliteit. Regionale samenwerking is daar-om essentieel. Regionale afstemming is bijvoor-beeld van belang rond de (omvangrijke) ge-

Kaart 2. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei (of krimp) in Brabantse gemeenten, 2008 t/m 2014 (prognose)

Kaart 3. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei (of krimp) in Brabantse gemeenten, 2015 t/m 2024 (prognose)

Kaart 4. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei (of krimp) in Brabantse gemeenten, 2025 t/m 2034 (prognose)

Kaart 5. Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei (of krimp) in Brabantse gemeenten, 2035 t/m 2039 (prognose)

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 12

Page 13: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 13

Migratie en krimp in het noordenInspelen op krimp en vergrijzing grote uitdaging voor de toekomst

LEO VAN WISSEN

De bevolking van de drie noordelijke provincies krimpt. In de provincie Groningen komt dat voor een deel

door een opvallend migratiepatroon en de rol van de stad Groningen daarin. Doordat plattelandsjongeren in

de stad gaan studeren lopen de plattelandsgebieden leeg. Migratie vanuit de Randstad naar dat platteland

kan dat niet voorkomen. Maar ook de stad krimpt doordat meer studenten naar het westen vertrekken dan

er binnenkomen. De stad heeft in die zin een transfer- en een roltrapfunctie.

meentelijke plancapaciteiten voor woningbouw.Om te voorkomen dat gemeentelijke ambities enplannen elkaar in de weg gaan zitten, met alsmogelijk gevolg dat er – ondanks de vele plan-nen – juist niet of minder wordt gebouwd, zijnregionale afspraken nodig. En juist op dat regio-nale schaalniveau is de provincie aan zet.

LITERATUUR:

• Bevolkingsdaling. Gevolgen voor bestuur en financiën.

Raad voor het openbaar bestuur/Raad voor de

financiële verhoudingen, maart 2008.

• Dam, Frank van, Carola de Groot en Femke Verwest

(2007), Groei, krimp en ruimte. Toekomstige regionale

en lokale verschillen. Demos 23(1), pp. 1-5.

• De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-

Brabant, actualisering 2008. Provincie Noord-Brabant,

november 2008. De in dit artikel opgenomen figuren en

kaartbeelden zijn afkomstig uit deze publicatie.

• Jong, Andries de en Elma van Agtmaal-Wobma (2008),

Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2007-

2025: belangrijkste uitkomsten. Bevolkingstrends

3/2008, pp. 45-54.

• Verwest, Femke, Niels Sorel en Edwin Buitelaar (2008),

Regionale krimp en woningbouw. Omgaan met een

transformatieopgave. Den Haag: Planbureau voor de

Leefomgeving.

Drs. C.A. Bargeman, senior adviseur bevolking

en wonen, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en

Handhaving, Provincie Noord-Brabant; e-mail:

[email protected]

Figuur 1. Saldo buitenlandse migratie naar landsdeel, per inwoner

-0,004

-0,002

-0,000

0,002

0,004

0,006

0,008

0,010

Zuid-NederlandWest-NederlandOost NederlandNoord Nederland

2005200019951990198519801975197019651960

Sald

o b

uit

en

lan

dse m

igra

tie p

er

inw

on

er

BEVOLKINGS- EN WONINGBEHOEFTEPROGNOSE NOORD-BRABANT

Voor een actueel beeld van toekomstige bevolkingsontwikkelingen, veranderingen in be-volkingssamenstelling en de hiermee samenhangende woningbehoefte, actualiseert deProvincie Noord-Brabant haar bevolkings- en woningbehoefteprognose regelmatig, enten minste eenmaal per bestuursperiode. Zo kan steeds tijdig worden ingespeeld op nieu-we trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op de omvang en samenstelling van debevolking en kunnen kwantitatieve en kwalitatieve effecten hiervan op de woningmarktworden aangegeven. Ook wordt met de prognose steeds een indicatie gegeven van de(gemeentelijke) planningsruimte voor woningbouw in de komende jaren. Deze ‘program-ma-indicatie’ is een belangrijk onderdeel van het provinciaal beleidskader met betrekkingtot ‘het wonen’.Wat de bevolkingsontwikkelingen betreft wijkt het Brabantse beeld niet veel af van dat vanNederland als geheel. Wel ligt de verwachte bevolkingsgroei wat hoger vergeleken met deregionale bevolkings- en huishoudensprognose (2007-2025) van het PBL/CBS. Dit verschilkan grotendeels worden verklaard doordat in de provinciale prognose rekening is gehou-den met hogere binnenlandse en (vooral) buitenlandse migratiesaldi. Dit sluit aan op dejongste nationale langetermijnprognose van het CBS (december 2008), die de buitenland-se migratieramingen (fors) naar boven toe heeft bijgesteld.

Veel bestuurders van gemeenten en regio’s in dedrie Noordelijke provincies die met bevolkings-krimp te maken hebben, vragen zich af of enhoe deze is te voorkomen. Maatregelen gerichtop extra woningbouw, meer banen door econo-mische groei, en meer en betere infrastructuurzouden mensen uit andere regio’s ertoe kunnenbewegen om naar het noorden te verhuizen.Het is echter de vraag of migratie de krimp kankeren. Daar het vaak om omvangrijke investe-ringen gaat is onderzoek naar de effectiviteitvan dergelijke maatregelen zeer gewenst.

Buitenlandse migratie

In het recente verleden heeft Noord-Nederlandper saldo geprofiteerd van buitenlandse migra-tie (figuur 1). Dit had vooral te maken met deaanwezigheid van asielzoekerscentra in de re-gio, maar het is juist dit migratiemotief dat de af-gelopen jaren sterk in omvang is afgenomen.Daartegenover staat een sterke stijging van ar-beidsmigratie, vooral vanuit diverse (nieuwe en

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 13

Page 14: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 114

Foto: Jascha Hoste (Stock.XCHNG) Foto: www.skyscraper.com

woordig min of meer door de steden Alkmaar,Lelystad, Amersfoort, Arnhem, Den Bosch enBreda. De nettomigratie van Noord- en Zuid-Holland naar Utrecht, Gelderland, Noord-Bra-bant en Flevoland is omvangrijk. De drie noor-delijke provincies Groningen, Friesland enDrenthe horen daar niet bij. Dat komt doordatde migratie van het westen naar het noorden ge-ringer is dan die van het noorden naar hetwesten. Figuur 2 laat zien dat sinds 1997 alleenin de periode 2000-2002 de nettomigratie posi-tief was. Per saldo neemt de bevolkingsomvang inNoord-Nederland af door migratie, die groter isin omvang dan de beperkte stijging door natuur-lijke aanwas maar er zijn wel grote regionaleverschillen (figuur 3). Het noorden heeft eenopvallend migratiepatroon. Vooral de stad Groningen trekt veel migrantenaan uit de omliggende regio’s. In de periode1997-2006 ging het per saldo om 12.000 mi-granten. In dezelfde periode verloor de stadechter per saldo 14.000 migranten aan hetwesten. In beide gevallen gaat het vooral omstudenten. De stad vervult eigenlijk een soorttransferfunctie: van het platteland naar de pro-vinciestad, en vervolgens (nadat de studie is af-gerond) van de provinciestad naar een van degrotere steden in het westen. Hiervoor is hetbegrip ‘roltrapregio’ bedacht. Dit heeft natuur-lijk alles te maken met de rol van de universiteiten de hogescholen in Groningen. Opvallend is dat, anders dan de stad Gronin-gen, regio’s als Oost-Groningen (inclusief deVeenkoloniën) en delen van Friesland en Dren-the een positief migratiesaldo hebben met hetwesten (tabel 1). Dat de bevolking daar tochkrimpt komt dus eigenlijk door de aantrek-kingskracht van de stad Groningen op vooraljongeren uit deze regio’s. In zekere zin is nietzozeer het gebrek aan migranten uit het westenvoor veel regio’s in het noorden het probleem,maar de uitstroom van jongeren naar de stadGroningen. Zonder het positieve migratiesaldovanuit het westen zou de bevolkingsomvang ineen aantal regio’s in het noorden al veel eerderen sterker zijn gedaald.

Figuur 2. Vestiging, vertrek en saldo tussen Noord-Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe) en

West-Nederland (Noord- en Zuid-Holland plus Utrecht) (absoluut)

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

Vestiging Vertrek

20062005200420032002200120001999199819971996

Pers

on

en

Sald

o

-2.500

-2.000

-1.500

-1.000

-500

0

500

1.000

Saldo

Figuur 3. Saldo vestiging en vertrek 1997-2006 voor noordelijke regio’s (absoluut)

-15.000 -10.000 -5.000 0 5.000

Noord-Friesland

Delfzijl en omgeving

Oost-Groningen

Overig Groningen

Zuidwest-Drenthe

Zuidoost-Drenthe

Zuidwest-Friesland

Zuidoost-Friesland

Noord-Drenthe

oude) EU-landen, en die migratie is veel meerop het economische hart van Nederland, deRandstad, georiënteerd. Als netto groeicompo-nent voor het noorden is buitenlandse migratiedaarom niet langer relevant.

Binnenlandse migratie

Sinds de suburbanisatie in de jaren zestig breid-de de Randstad zich steeds verder uit. Vroegerwerd de Randstad begrensd door de lijn Amster-dam-Utrecht-Rotterdam-Den Haag, maar tegen-

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 14

Page 15: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

demodataBEVOLKINGSGROEI IN NEDERLAND

Tussen 1998 en 2008 groeide de Nederlandse be-

volking met 750.000 inwoners (vijf procent). Subur-

bane gemeenten als Almere en Haarlemmermeer

groeiden veel sterker dan andere gemeenten, voor-

namelijk dankzij de hoge woningbouwproductie al-

daar. Vooral de zuidelijke delen van Limburg en

Zeeland en het oostelijk deel van Groningen wor-

den gekenmerkt door een bevolkingskrimp. Toch

zijn er in de Randstad ook nog veel gemeenten die

zijn gekrompen: vooral uit de plattelandsgemeen-

ten trekken jongeren weg (PBL).

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 1 15

De vraag is daarom niet of migratie een oplossingkan zijn voor de krimp in het noorden, maar ofde migratiestromen van het westen naar hetnoorden kunnen worden versterkt. Beperkingvan de trek van jongeren van het noordelijkeplatteland naar de stad Groningen is onmogelijk,maar ook ongewenst. Het aanbod aan hogeronderwijs is sterk geconcentreerd in de stad Gro-ningen, en die concentratie zal alleen maar ster-ker worden. Hetzelfde geldt tot op zekere hoogtevoor het aanbod aan banen. Jonge mensen dienaar de stad trekken hebben meer ontwikke-lingskansen. Het platteland biedt deze kansen nuniet en in de toekomst niet. De trek van jongerennaar de stad is daarom zoals overal in de wereldniet te keren. Blijft over de vraag of de migratie vanuit hetwesten naar de noordelijke regio’s kan wordenvergroot, welke instrumenten bestuurders vangemeenten en regio’s daarbij kunnen inzetten,en hoe succesvol die kunnen zijn.

Aantrekkelijke woningmarkt

De noordelijke woningmarkt heeft twee belang-rijke voordelen: er is volop rust en ruimte en dewoningen zijn gemiddeld een stuk goedkoperdan elders. De woningmarkt was daardoor deafgelopen jaren een belangrijke pullfactor voorveel migranten in de regio. Gemeenten beconcurreren elkaar door degroep potentiële migranten een aantrekkelijk enbeschikbaar woningaanbod te bieden. De enegemeente is daarbij succesvol vanwege een aan-trekkelijk nieuwbouwplan, in de andere ge-meente is leegstand in de minder gewilde seg-menten van de markt, of omdat een geplandproject niet vol komt. In sommige gevallen kangeen enkele gemeente in de regio een plan reali-seren omdat de vraag te versnipperd is over di-verse gemeenten. De concurrentie tussen gemeenten leidt in hetnoorden als geheel niet tot minder krimp. Dekoek kan maar één keer worden verdeeld. Datmigranten de ene mogelijke bestemmingsge-meente verwisselen voor een andere leidt wel toteen vergroting van de problemen in de zwakkeregemeenten in de regio. Regionale coördinatievan woningbouwprogrammering, door de pro-vincie, of door onderlinge samenwerking van ge-meenten, is daarom zeer belangrijk.

Zwakke economie

De noordelijke regionale economie is traditio-neel wat zwakker dan elders. Weliswaar groeiende werkgelegenheid en de productiviteit, maarde achterstand wordt niet of nauwelijks kleiner.De werkloosheid ligt wat hoger, en het innova-tievermogen en de productiviteit liggen wat la-ger dan in de rest van Nederland. Verder is er re-latief weinig stuwende economische activiteitaanwezig. Het noorden is wat dit betreft overi-gens ook geen homogene zone. De door het ka-binet Kok in 1997 ingestelde commissie Lang-man adviseerde al om de inspanningen te con-centreren in een beperkt aantal kernzones, dieeen hoger groeipotentieel hebben dan de meerrurale regio’s. Inderdaad speelt bijvoorbeeld inde zone Groningen–Assen, die het economischgezien duidelijk beter doet dan de rest van de

regio, het probleem van bevolkingskrimp niet.De mogelijkheden voor gemeenten buiten dezezone om door middel van werkgelegenheidextra bewoners aan te trekken, zijn echter be-perkt. De werkgelegenheid hier is voornamelijkverzorgend, dus volgend op bevolkingsontwik-kelingen.

Nieuwe kansen

Volgens sommigen biedt de overgang naar eenkenniseconomie nieuwe kansen voor de platte-landsgebieden in het noorden. Bepaalde typenkenniswerkers zouden in principe overal kun-nen wonen en door de meest geavanceerde ICT-methoden met de hele wereld in contact kun-nen staan. Een deel van hen zou in plaats van inof rond de Randstad in het noorden kunnenwonen. Mogelijk is deze ontwikkeling nu al ver-antwoordelijk voor een deel van de huidige treknaar het noorden. Het vertaalt zich vooralsnogechter niet in een hoger groeipercentage ken-niswerkers of in meer ondernemerschap in hetnoorden. Alleen Friesland kan zich wat dat be-treft redelijk meten met de rest van Nederland,terwijl de ontwikkeling van het ondernemer-schap in Groningen en Drenthe duidelijk achterblijft (figuur 4).

Infrastructuur

Bereikbaarheid en daarmee de infrastructuur isbelangrijk om mensen aan te trekken. Het isdaarbij niet zozeer de absolute afstand tot in ditgeval de Randstad, maar de reistijd die er toedoet. Delen van Zuidwest-Friesland zijn vanuitde Randstad eerder bereikbaar dan sommige re-gio’s in Noord-Brabant. De aanwezigheid vande A7 doet er dan ook toe. Gemeenten rond deA7 kennen een structureel hoger migratiesaldodan overige gemeenten in het noorden (tabel 2).Dat saldo is echter nog steeds wel negatief. Eengoede bereikbaarheid kan de daling van de be-volkingsomvang dus wel remmen, maar niet ke-ren. De aanleg van een snelle treinverbinding tussende Randstad en het noorden zou ongetwijfeldeen positief effect hebben gehad op het migra-tiesaldo in het noorden. Het gebied zou onge-twijfeld aantrekkelijker zijn geworden alswoonplaats voor lange afstandsforensen. Plan-nen in deze richting zijn echter voorlopig van debaan.

Figuur 4. Groei ondernemerschap in noordelijke provincies en Nederland (1996=100)

80

85

90

95

100

105

110

115

120

125

NederlandGroningenFrieslandDrenthe

20062005200420032002200120001999199819971996

Binnenlands

migratiesaldo

per 1.000 inw.

Tabel 2. Saldo vestiging en vertrek van ge-

meenten 1997-2006 in Groningen en Fries-

land naar ligging ten opzichte van de A7

Regio

A7 zone Friesland -3,5

A7 zone Groningen -3,7

Overige gemeenten -36,8

Saldo

Tabel 1. Saldo vestiging en vertrek 1997-

2006 van enkele noordelijke regio’s met

de vier grote steden Amsterdam, Rotter-

dam, Den Haag en Utrecht

Regio

Oost-Groningen 1.657

Zuidwest-Friesland 3.037

Zuidoost-Friesland 2.566

Noord-Drenthe 1.701

Zuidoost-Drenthe 3.162

Zuidwest-Drenthe 2.107

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 15

Page 16: Demos, bulletin over bevolking en samenleving, jaargang 25 ... · voor de Leefomgeving (PBL)) over krimp en woningvoorraad, Christian Vander-motten (IGEAT/ULB - Vrije Universiteit

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR DEMOGRAFIE (NVD)

De Nederlandse Vereniging voor Demografie werd opgericht op 27september 1928 als Nederlands Nationaal Comité van de InternationalUnion for the Scientific Study of Population (IUSSP). Teneinde ookniet-leden van de IUSSP in het werk van de Vereniging te kunnen latenparticiperen werd in 1950 de naam gewijzigd in ‘Vereniging voor De-mografie’. Sinds de laatste statutenwijziging in 1980 draagt de Vereni-ging de naam ‘Nederlandse Vereniging voor Demografie’. De NVD is een van de oudste wetenschappelijke verenigingen terwereld op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar de bevol-kingsontwikkeling en telt momenteel meer dan 300 leden. Het secreta-riaat wordt verzorgd door het NIDI dat als nationaal demografisch in-stituut een kwaliteitszetel in het NVD-bestuur bekleedt.

In algemene zin heeft de NVD zich tot doel gesteld om de kennis overbevolkingsvraagstukken te bevorderen en te verspreiden. Dit tracht zijte bereiken door het organiseren van verschillende activiteiten. Zo or-ganiseert de Vereniging jaarlijks een congres. Van oudsher wordt opdie dag een bepaald demografisch onderwerp verder uitgediept.Sinds 2005 wordt om het jaar een open-paper-congres gehoudenwaarop onderzoekers hun lopend onderzoek naar demografische ont-wikkelingen in brede zin kunnen presenteren. In 2007 vond de TweedeNederlandse Demografiedag plaats en dit jaar staat in oktober de der-

de gepland. Deelnemers betalen inschrijfgeld. Voor informatie zie dewebsite van de NVD: www.nvdemografie.nl.

Daarnaast organiseert de NVD studiemiddagen. Telkens staat een ac-tueel, demografisch onderwerp centraal. Hier zijn geen inschrijfkostenaan de deelneming verbonden.

De NVD voorziet haar leden van informatie over zaken die de bevol-kingsontwikkeling betreffen. Zij doet dat in de vorm van rapporten,brochures, posters, teksten van oraties en tijdschriften als Demos vanhet NIDI en Bevolkingstrends van het CBS. Verder ontvangen de ledenéén keer per drie jaar het WPRB (Werkverband Periodieke RapportageBevolkingsvraagstukken)-rapport.

Voor iedereen die beroepsmatig of bij studie te maken heeft met of be-langstelling heeft voor demografische vraagstukken is de NVD eeninteressante vereniging. Te denken valt aan wetenschappers, beleid-smakers en ambtenaren, maar ook aan journalisten, ondernemers, do-centen en studenten. U hoeft geen demograaf te zijn om lid te worden! Het lidmaatschap bedraagt 28 euro per jaar.

Wilt u lid worden? Ga dan naar www.nvdemografie.nl.

DEMOS JAARGANG 25 NUMMER 116

colofonDemos is een uitgave van het

Nederlands InterdisciplinairDemografisch Instituut (NIDI).

Redactie Harry Bronsema, eindredacteurdrs. Joop de Beerdrs. Gijs Beetsdr. Luc Bonneux

Adres NIDI/DEMOSPostbus 116502502 AR ’s-Gravenhage

Telefoon (070) 356 52 00E-mail [email protected] www.nidi.knaw.nl/nl/demos/Abonnementen gratis

Basisontwerp Harmine LouwéDruk Nadorp Druk b.v., Poeldijk

DEMOS verschijnt 10 x per jaar en beoogt de kennis en meningsvorming over bevolkingsvraagstukken tebevorderen.Inlichtingen over toezending van kopij kunnen worden ingewonnen bij de redactie

Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen metbronvermelding is toegestaan. Toezending van bewijs-exemplaren wordt op prijsgesteld.

Het NIDI is een instituut van de KNAWdat zich bezighoudt metonderzoek naar ontwikkelingen in deomvang en samenstellingvan de bevolking

Ten slotte

De bevolkingskrimp in de noordelijke regio’sis niet te keren door beleid gericht op vergro-ting van het aantal migranten in de regio. Oplangere termijn zullen veel meer gemeenten – niet alleen in Nederland maar bijna overalin Europa – te maken krijgen met bevolkings-krimp. Allemaal zullen ze de neiging hebbenom te concurreren om de kleiner wordendepool van woningzoekenden en banen. Uitein-delijk kent een dergelijke strategie voorname-lijk verliezers, en veel verspilde energie inplannen die niet of maar gedeeltelijk kunnenworden gerealiseerd. De recente ervaringenmet de Blauwe Stad, een nieuw gecreëerdkwalitatief hoogwaardig woonmilieu in Oost-Groningen waar niet voldoende belangstel-ling voor is om uit de hoge investeringskostente komen, zijn in dit verband veelzeggend. Natuurlijk zijn er gemeenten in de noordelijkeprovincies voor wie deze problematiek min-der speelt: de al genoemde stedelijke as Gro-ningen-Assen, en enkele aantrekkelijke ge-

meenten in Zuidwest-Friesland en Drenthe.Het overgrote deel van de gemeenten doet erevenwel goed aan om beleid te ontwikkelenop basis van daling van de bevolkingsomvang.Dat hoeft helemaal geen ramp te zijn: de ont-wikkelingen gaan geleidelijk, en er is meestalgenoeg tijd om het veranderend demografischtij te zien aankomen en daarop te anticiperen.Dit geeft de gemeenten lucht om een structu-rele aanpassing van de woningvoorraad te re-aliseren, waarbij selectieve sloop en nieuw-bouw tot een hogere kwaliteit kunnen leiden,die bovendien beter aansluit op de verande-rende vraag door de vergrijzing. Het zijn veel-al de krimpgemeenten die het eerst en hetsterkst te maken krijgen met vergrijzing vande bevolking. Daarop inspelen, met woonaan-bod en zorgvoorzieningen op maat, is de echteuitdaging voor de komende decennia.

Prof. dr. L.J.G. van Wissen, Rijksuniversiteit

Groningen/NIDI; E-mail: [email protected]

Foto: Karin Eggink (Stock.XCHNG)

315227_demos_januari_2009-3 05-02-2009 08:00 Pagina 16