Eindrapportage PATS drones bestrijden Turkse mot · 2020. 10. 23. · De doelstelling van de...

28
1 Eindrapportage PATS drones bestrijden Turkse mot 3. Mei 2020 Project gegevens Project naam: PATS drones bestrijden Turkse mot Kenmerk: IPCTT17100 Opdrachtgever: Gewascoöperatie Gerbera, Glastuinbouw Nederland Opdrachtnemers: PATS Indoor Drone Solutions Demokwekerij Westland Inno-Agro Penvoerder: Tuinbouw Techniek Ontwikkeling (TTO) Contactpersonen Inno-Agro PATS Drones Demokwekerij Westland Stefan Persoon Bram Tijmons Jeroen Sanders 06-47366020 06-33087650 06-22741975

Transcript of Eindrapportage PATS drones bestrijden Turkse mot · 2020. 10. 23. · De doelstelling van de...

  • 1

    Eindrapportage

    PATS drones bestrijden Turkse mot

    3.

    Mei 2020 Project gegevens Project naam: PATS drones bestrijden Turkse mot Kenmerk: IPCTT17100 Opdrachtgever: Gewascoöperatie Gerbera, Glastuinbouw Nederland Opdrachtnemers: PATS Indoor Drone Solutions

    Demokwekerij Westland Inno-Agro

    Penvoerder: Tuinbouw Techniek Ontwikkeling (TTO) Contactpersonen Inno-Agro PATS Drones Demokwekerij Westland Stefan Persoon Bram Tijmons Jeroen Sanders 06-47366020 06-33087650 06-22741975

  • 2

    Inhoudsopgave

    1 Inleiding ......................................................................................................................................... 3

    1.1 Probleemstelling ............................................................................................................................ 3 1.2 Het idee ......................................................................................................................................... 3 1.3 Doelstelling .................................................................................................................................... 3 1.4 Beoogd eindresultaat ..................................................................................................................... 4

    2 Organisatie .................................................................................................................................... 4 2.1 TTO / IPC project ........................................................................................................................... 4 2.2 PATS Indoor Drone Solutions ....................................................................................................... 4 2.3 Demokwekerij Westland ................................................................................................................ 4 2.4 Gewascoöperatie Gerbera en Chrysant ........................................................................................ 4 2.5 Inno-Agro ....................................................................................................................................... 5

    3 Werkwijze ....................................................................................................................................... 5 3.1 Fasering ......................................................................................................................................... 5 3.2 Fase 1a: Pre pilot........................................................................................................................... 5

    3.2.1 Voorziene aanpak (projectplan) ............................................................................................. 5 3.2.2 Gewijzigde aanpak ................................................................................................................ 5

    3.3 Fase 1b: Proof of Concept ............................................................................................................. 6 3.3.1 Voorziene aanpak (projectplan) ............................................................................................. 6 3.3.2 Gewijzigde aanpak ................................................................................................................ 6 3.3.3 Methodiek effectiviteittesten .................................................................................................. 6 3.3.4 Economische haalbaarheid ................................................................................................... 7

    4 Resultaten ...................................................................................................................................... 8 4.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 8 4.2 Effectiviteit (door Demokwekerij Westland) ................................................................................... 8 4.3 Discussie ....................................................................................................................................... 9

    5 Economische haalbaarheid ......................................................................................................... 9 5.1 Gerbera .......................................................................................................................................... 9

    5.1.1 Discussie Gerbera ............................................................................................................... 10 5.2 Chrysant ...................................................................................................................................... 10

    5.2.1 Discussie Chrysant .............................................................................................................. 10 5.3 Waardepropositie en prijsstelling (bron: PATS) .......................................................................... 11 5.4 Afspraken PATS – gewascoöperaties ......................................................................................... 11

    6 Discussie ..................................................................................................................................... 11 6.1 Aantonen Proof of Concept ......................................................................................................... 12 6.2 Economische haalbaarheid ......................................................................................................... 12

    7 Conclusies ................................................................................................................................... 12 8 Aanbevelingen en vervolgstappen ........................................................................................... 13

  • 3

    1 Inleiding

    Opkomende technologieën zoals artificial intelligence, augmented reality en drones zorgen het laatste decennium wereldwijd voor doorbraken. In de glastuinbouw worden dergelijke technieken echter beperkt toegepast. De potentie van hightech systemen is echter groot, zowel in de afzet als in de teelt zelf. Systemen kunnen bijdragen een verdergaande automatisering en robotisering. Ze kunnen ervoor zorgen dat beslissingen die nu door de mens genomen worden straks ook autonoom kunnen gebeuren. Denk hierbij aan scoutwagens in het gewas, systemen om afzet te voorspellen of oogstrobots. Het is daarom van groot belang dat de glastuinbouw investeert in R&D en jonge tech-startups.

    1.1 Probleemstelling

    Ziekten en plagen vormen een grote uitdaging voor glastuinbouwbedrijven in het algemeen en sierteeltbedrijven in het bijzonder. Het beschikbare middelenpakket om ziekten en plagen te bestrijden is fors gekrompen en de inzet van chemische gewasbescherming staat ook maatschappelijk onder druk. In een aantal teelten onder glas zoals bijvoorbeeld paprika, chrysant en gerbera, zien telers de problemen veroorzaakt door Turkse mot (Chrysodeixis chalcites) ieder jaar toenemen. Deze insecten zetten hun eieren af op voornamelijk de onderkant van diverse plantdelen. De uitgekomen larven zorgen in een jong stadium al vrij snel voor vraatschade op zowel blad als bloem. Omdat veel van de larven vooral aan de onderkant van de bladeren aanwezig zijn, is het raken van deze insecten met contact middelen in het algemeen moeilijk te realiseren; waardoor het bestrijdingseffect van deze middelen soms tegenvalt. Telers zien daarnaast dat een aantal van de gangbare gewasbeschermingsmiddelen minder goed werken. Vooral de bestrijding van de vliegende volwassen exemplaren (adulten) is erg lastig. Veel van de ‘oude niet integreerbare’ middelen werken niet meer goed en telers zijn de afgelopen jaren dan ook steeds meer gebruiken gaan maken van alternatieve bestrijdingsmethoden zoals vanglampen of hormoonvallen. Echter, een goede effectieve methode om motten in de lucht te bestrijden is er op dit moment niet.

    1.2 Het idee

    Het project richt zich met het concept op het automatisch bestrijden van vliegende insectenplagen, als nieuw ‘mechanisch’ alternatief voor huidige methodieken (biologisch, chemisch). De focus ligt op de bestrijding van motten zoals de Turkse en Duponchelia mot, waarvan de rupsen onder andere een probleem vormen in de teelt van Gerbera en Chrysant (snijbloemen) welke nu lastig te bestrijden zijn. Het concept bestaat uit een kleine drone (10x10cm; handpalm), die in staat is zelfstandig te vliegen en manoeuvreren, en daarbij vliegende motten detecteert en elimineert. De kas wordt hiertoe uitgerust met infraroodcamera’s die zowel de vliegende mot kunnen detecteren (scouten) als volgen (voorspelling vliegroute), maar ook de drone kunnen volgen en bijsturen. De vliegroute van de mot is de input voor het systeem waarmee de drone continu aangestuurd wordt om zo een botsing in de lucht met de mot te realiseren. Het uitsturen van de drone, de botsing met, en de eliminatie van de mot met de propellers vindt in luttele seconden plaats. Daarna wordt de drone teruggestuurd naar het landings- en oplaad platform, waar deze oplaadt voor een volgende missie en wacht op een volgend doelwit. De doelstelling van de PATS-methodiek is de snelle eliminatie van de motten (vector), zodat de voortplanting en verdere verspreiding van eitjes en rupsen/larven (probleem) voorkomen wordt. De bestrijding kom daarmee in een andere fase van de levenscyclus te liggen dan de huidige gangbare biologische of (bio)chemische bestrijding die zich met name richt op de ei- en rups fase.

    1.3 Doelstelling

    Doelstelling van het project is om de haalbaarheid te bepalen van het gebruik van drones in Gerbera- en Chrysantengewassen voor de bestrijding van Turkse mot (Chrysodeixis chalcites). De doelstelling en beoogde eindresultaten welke vooraf zijn geformuleerd:

    a) Aantonen proof-of-principle (voor start project)

    b) Autonoom werkend systeem die meervoudig motten elimineert;

    c) Accurate signalering vliegende motten met camera’s en monitoring informatie;

    d) Populatie motten meetbaar reduceren (effectiviteit en tijdsduur);

    e) Meervoudige eliminatie motten realiseren (>90% eliminatie success rate in populatie).

  • 4

    1.4 Beoogd eindresultaat

    Het beoogde eindresultaat is een situatie waarin motten effectief uitgeschakeld worden middels het PATS-systeem. Oftewel, de motten worden sneller geëlimineerd dan dat ze een natuurlijke dood sterven. De PATS-methodiek moet kwekers, na de volledige doorontwikkeling, de volgende voordelen opleveren:

    a) Effectievere bestrijdingsmethode van vliegende motten;

    b) Reduceren van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen waardoor er minder negatieve

    effecten zijn op de populatie natuurlijke vijanden (biologie) en er minder schadelijke residuen in het

    eindproduct aanwezig zijn;

    c) Automatiseren van het arbeidsintensieve gewasbescherming proces (monitoring, eliminatie);

    d) Hogere opbrengsten/ kwaliteit van gewassen door voorkomen schade.

    2 Organisatie

    2.1 TTO / IPC project

    Een groep van vijf Gerberakwekers heeft onderdeel uitgemaakt van het IPC-project Flowering Smart Systems. Dit project, georganiseerd door TTO, had ten doel om opkomende technologieën te introduceren bij elf glastuinbouwbedrijven. Onder het overkoepelende project heeft R&D plaatsgevonden naar achtereenvolgens: 1) groeimodel Gerbera 2) oogst assistent middels vision + AI 3) drones voor de bestrijding van motten. De bedrijven willen hun kennis graag delen met de leden van de gewascoöperatie gezien het landelijke belang en de medewerking van de collega-bedrijven. Voor meer informatie over het gehele IPC-project kunt u contact opnemen met Stefan Persoon van Inno-Agro.

    2.2 PATS Indoor Drone Solutions

    PATS Indoor Drone Solutions (hierna PATS) is een startup van oprichters Kevin van Hecke, Sjoerd Tijmons en Bram Tijmons. Sjoerd en Kevin, hebben een achtergrond bij de TU Delft, waar zij beiden ruim 6 jaar onderzoek en projecten hebben uitgevoerd gericht op het gebruik en toepassen van (kleine) drones. Zij zijn verantwoordelijk voor R&D en productontwikkeling. Gedurende deze periode is ook het idee voor insectenbestrijding in de glastuinbouw ontstaan. Bram heeft een bedrijfskundige achtergrond (Erasmus Universiteit) en is binnen het team verantwoordelijk voor de organisatie en de commercie. Rol in het project PATS draagt bij aan het project als ontwikkelaar van de technologie voor de bestrijding van motten. PATS brengt in het project haar expertise in op het gebied van software engineering, drone control en vision. Deze inbreng wordt middels uren (R&D) gerealiseerd. Daarnaast wordt altijd de laatste versie van de prototypes gebruikt (drone, vision, control, etc.).

    2.3 Demokwekerij Westland

    Demokwekerij Westland maakt onderdeel uit van Proeftuin Zwaagdijk. Deze praktisch ingestelde onderzoeksinstelling voert onderzoek uit in diverse agrarische sectoren, zoals de bloembollenteelt, openteelten en de glastuinbouw. In het Westland heeft Demokwekerij Westland 2 onderzoeklocaties waar diverse onderzoeken worden uitgevoerd op verschillende vraagstukken die leven in de glastuinbouw. Vooral gewasbescherming is een belangrijk onderdeel binnen het totaal onderzoeksprogramma. Samen met telers, adviseurs en diverse producenten van gewasbeschermingsmiddelen en technieken probeert de Demokwekerij diverse onderzoeksvragen te beantwoorden.

    2.4 Gewascoöperatie Gerbera en Chrysant

    De gewascoöperatie Gerbera en Chrysant zijn elk los van elkaar in contact gekomen met PATS drones. Om niet het wiel twee maal uit te vinden is besloten om de Proof of Concept fase gezamenlijk uit te voeren, waarbij om administratieve redenen TTO en de Gewascoöperatie Gerbera hoofdaannemer was. De gewascoöperaties Gerbera en Chrysant hebben Inno-Agro gevraagd voor het projectmanagement (zie 2.5). Aron Boerefijn is vanuit Chrysant betrokken geweest en Mark Meijers vanuit Gerbera.

  • 5

    2.5 Inno-Agro

    Inno-Agro B.V. te Naaldwijk is gespecialiseerd in het projectmanagement van technische innovaties en praktisch onderzoek in de glastuinbouw. Het bedrijf heeft sinds 2017 een toenemend aantal projecten begeleidt op het gebied van hightech. Hierbij valt te denken over de toepassing van Vision + AI in de sierteelt (Gerbera, Roos) en groenteteelt (Aubergine) en de ontwikkeling van Groeimodel Gerbera. Inno-Agro is een bekende voor gewascoöperatie Gerbera en heeft meerdere projecten begeleidt.

    3 Werkwijze

    3.1 Fasering

    PATS ontwikkelt een systeem wat uiteindelijk zal bestaan uit 4, al dan niet geïntegreerde, hardware-componenten:

    1) Basisstation: observeert een gebied in de kas middels infrarood stereo-vision technologie, en is in staat zowel insecten te detecteren als ook de drone te detecteren en aan te sturen.

    2) LED-module: ondersteunt de detectie van insecten met het basisstation door een infrarood bundel te schijnen boven het gewas welke reflecteert op (bewegende) objecten.

    3) Laad- en Landingsplatform: standplaats van de drone waar deze wacht en oplaad voor een volgende missie.

    4) Drone: lichtgewicht drone ter grootte van een handpalm die actief op insecten jaagt. Een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling is het gebruik van software, zowel voor de integratie van de verschillende componenten, maar ook voor het detecteren en onderscheiden van insecten, het aansturen van de drone en het bepalen van de jaagtechniek voor het passerende insect. Gedurende het project vindt parallel de ontwikkeling van hard- en software, en de integratie daarvan, plaats. De voorziene fasering van het project was als volgt:

    • Fase 1: Proof of Concept o Fase 1a: Proof of Principle: Drone en systeem finetunen; o Fase 1b: Proof of Concept: Toetsen effectiviteit systeem;

    • Fase 1: Economische haalbaarheid oplossing Go/NoGo

    • Fase 2: Pilot praktijkomgeving

    3.2 Fase 1a: Pre pilot

    3.2.1 Voorziene aanpak (projectplan)

    Het onderzoek was oorspronkelijk voorzien in een kasafdeling. Zodoende is vanaf week 19 (2019) een start gemaakt met het testen van de drone in een onderzoeksafdeling (kas) van Demokwekerij Westland op het World Horti Center. Deze afdeling met daarin een paprikagewas met een flinke rupsenpopulatie, bleek echter moeilijk compleet donker te maken met de schermingsinstallatie. Daarnaast bleek het een groot nadeel dat bij een scherminstallatie het alleen mogelijk is om toetsen uit te voeren net na het sluiten van het scherm. Motten zijn immers laat op dag/avond – motten actief.

    3.2.2 Gewijzigde aanpak

    Om bovengenoemde reden is in week 22 besloten niet door te gaan met het uitvoeren van testen een kasafdeling. Er werd gekozen om de Proof of Principle fase te doorlopen in een gesloten ‘vergaderruimte’ van de Demokwekerij Westland in Honselersdijk. De kas met daarin het paprikagewas met de rupsen is wel tot week 43 aangehouden om voldoende motten in voorraad te hebben voor de diverse vervolgtesten. De PoP toetsen zijn gedurende week 25 tot en met week 28 uitgevoerd. Op 11 juli (week 28) is besloten dit voor te zetten, omdat meer testen en finetuning benodigd was. Gemiddeld genomen zijn er 1 of 2 keer per week motten geleverd door de Demokwekerij aan PATS. Hierbij bepaalde PATS de introductiemomenten. Er zijn geen onderzoeksresultaten (hfst 4) van deze fase omdat het vooral technische ontwikkeling betrof.

  • 6

    3.3 Fase 1b: Proof of Concept

    3.3.1 Voorziene aanpak (projectplan)

    De geplande duur van Proof of Concept fase was 8 weken, met een mogelijke uitloop naar 13 weken, waarbij er getest wordt in een proefkas van Demokwekerij Westland. De beoogde doelstelling van deze fase is de werking van een autonoom systeem dat meervoudig motten elimineert en daarmee de populatie meetbaar reduceert, waarbij de motten en het aantal eliminaties accuraat gesignaleerd wordt door het systeem. De meting van de effectiviteit is als volgt gedefinieerd:

    • 12 uur donker en 1 uur licht

    • Handmatige tellingen door Demokwekerij Westland -> 24 uur, 48 uur, 72 uur en 96 uur

    • Automatische tellingen o.b.v. video door PATS

    • Vaststellen hit-ratio/eliminaties

    • Meten snelheid van populatie afname

    • Percentage populatie afname door drone en door natuurlijke sterfte

    3.3.2 Gewijzigde aanpak

    Gedurende het project is deze aanpak bijgesteld. Voortschrijdend inzicht liet zien dat bijstellen nodig was om een zo succesvol mogelijk testtraject uit te voeren en zo de gedefinieerd doelen te behalen. Allereerst is besloten de effectiviteitsproeven in de vergaderruimte aan de Zwethlaan 52 te continueren zonder gewassen, waar een volledige verduistering van de ruimte mogelijk is. Daarnaast is on overleg met de stakeholders besloten om motten te gebruiken uit de kweek van Demokwekerij Westland, i.p.v. motten in de praktijk te vangen. Fase 2 is van start gegaan in week 32 van 2019. Gedurende Fase 1b is de aanpak voor het jagen van de drone op de motten aangepast naar de ontstane inzichten. Waar er eerst met reactive control werd getest, wat niet voldoende snel bleek, is besloten om feed forward control toe te passen. In de praktijk betekent dit dat de drone met maximale snelheid naar het plaaginsect schiet, en bijstuurt gedurende deze korte actie om te corrigeren voor de veranderende positie van de mot. De mot heeft hierdoor minder kans om weg te duiken en de drone te ontwijken. Deze aanpak valt te vergelijken met de ‘koe op de weg’ vergelijking (zie kader).

    Koe op de weg Als onze drone een weg af zou leggen waar plots een koe de route blokkeert, zou deze onder de oude aanpak (jaag software) gradueel bijsturen om zo deze te ontwijken. Echter, vanwege de hoge snelheid van de drone (het voertuig) kan een botsing dan niet voorkomen worden. Mensen lossen dit in de auto op door ontzettend snel een ruk aan het stuur te geven, waardoor een botsing voorkomen wordt, om daarna bij te sturen en de auto weer terug te brengen in het oorspronkelijke pad. In de nieuwe aanpak (jaag software) wordt dit principe ook toegepast, waarbij de drone razendsnel bijstuurt, en vervolgens corrigeert. Hierdoor kan de drone veel sneller en agressiever bewegen waardoor de pakkans wordt verhoogd.

    Vervolgens is PATS, in samenwerking met Demokwekerij Westland, in week 41 gestart met 4 op elkaar volgende effectiviteitstesten. Hierbij is de 1e batch met motten losgelaten, bestaande uit 21 motten. Gedurende het testen is PATS tegen meerdere problemen aangelopen. Hierop is besloten om in week 42 wel een 2e batch motten los te laten en te testen met de drones en eliminaties, maar is de effectiviteit niet onafhankelijk gemeten. Gedurende deze twee weken is de software voor aansturing en jagen verder geoptimaliseerd. Vervolgens is in overleg met de stakeholders een pauze ingelast omdat er meer tijd nodig bleek te zijn voor deze optimalisaties. Van 20 tot 26 november is vervolgens de laatste batch bestaande uit 25 motten getest. De resultaten hiervan zijn uiteengezet in hoofdstuk 4.

    3.3.3 Methodiek effectiviteittesten

    Tussen week 21 en 41 kon er nog geen representatief onderzoek worden uitgevoerd. In de peridode tussen week 41 en 47 heeft Proeftuin Zwaagdijk totaal 4 testen uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de drone op de Turkse motten werd bepaald. In de gesloten vergaderruimte zijn per testronde eenmalig een bepaalde

  • 7

    hoeveelheid actieve volwassen motten losgelaten. Na deze introductie zijn 3 tot 4 keer dagelijks de levende, dode en geraakte motten geteld. De drone is actief geweest in de avond periode. Gedurende een testronde zijn er geen aanpassingen op de techniek van de drone. Bij aanvang van de testen is de ruimte verdeeld in 8 vakken (velden). De aantallen motten zijn per veld apart geteld.

    4 5

    3 6

    2 7

    1 8

    deur

    Figuur 1: Veldoverzicht

    De belangrijkste uitdagingen en conclusies volgend uit het project en de effectiviteitstesten:

    1) Het repliceren van een natuurlijke- of praktijkomgeving bleek lastiger dan verwacht 2) Het gedrag van motten (biologie) wordt beïnvloed door de omstandigheden in de gekozen omgeving 3) Het activeren van motten (vliegen) bleek lastiger dan in de praktijk met natuurlijk licht 4) Gedrag motten in de testomgeving is dusdanig anders gebleken dan geobserveerd in de praktijk 5) Om de motten te activeren is een omgekeerde stofzuiger gebruikt, wat ander vlieggedrag uitlokt 6) De testfase is slecht reproduceerbaar, de testruimte is niet natuurlijk en niet vergelijkbaar met praktijk 7) Normale activiteit van motten in een praktijkomgeving is benodigd om effectiviteitstesten uit te voeren

    3.3.4 Economische haalbaarheid

    Doel van de economische haalbaarheidsstudie is het verschaffen van inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten die spelen bij de bestrijding van Turkse mot. Relevant hierin zijn de indirecte kosten van gewasbescherming en directe kosten van eventuele voortdurende schade (hierna derving) door aantasting. De kernvraag van de haalbaarheidsstudie: “Wat is de (economische) impact van Turkse mot op de bedrijfsvoering in de teelt van Gerbera en Chrysant, en kan het PATS-systeem een duurzaam alternatief bieden ten opzichte van gangbare oplossingen?” Om deze kernvraag te beantwoorden worden de volgende onderwerpen onderzocht:

    • De huidige kosten, en eventuele derving, van Gerbera- en Chrysantkwekers;

    • Kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de impact van Turkse mot; en de

    • Beoogde effectiviteit en waarde propositie van PATS Deze onderwerpen zijn getoetst middels interviews (kwalitatief) en een Excel tool (kwantitatief) volgens het format in Bijlage 1. De uitkomsten van de economische analyse zijn een indicator voor de commerciële haalbaarheid van het systeem, en de investeringsbereidheid van potentiële afnemers. De uitkomsten zijn ook medebepalend bij het te nemen besluit over het voortzetten van de pilot na afronding van fase 1 en de start van fase 2. Gedurende het onderzoek is een aantal kwekers en adviseurs geïnterviewd en is getracht tot een indicatie te komen van de huidige kosten en derving op basis van meetbare eenheden. Relevante kostenposten hierin zijn: 1) Arbeid geïnvesteerd in scouten en het uitzetten van gewasbeschermingsmiddelen (incl. alle

    aanverwante activiteiten); 2) Uitgaven aan gewasbeschermingsmiddelen, zowel biologisch als (bio)chemisch; 3) Derving als gevolg van aantasting door rupsen van Turkse mot.

  • 8

    De investeringen in arbeid en gewasbeschermingsmiddelen kunnen als indirecte kosten worden bestempeld (plaag preventie), de derving door schade aan gewassen als directe kosten (plaag). De gegevens zijn volgens de definities en het format in Bijlage 1 verzameld. Dit format is in overleg met Inno Agro opgesteld en samen met de geïnterviewde kwekers ingevuld. Met regelmaat is er afgeweken van dit format, om de specifieke situatie, en de manier van administreren van de kweker, te faciliteren. Vervolgens zijn deze gegevens terugvertaald naar een totaal per kostenpost, en teruggerekend naar één (1) hectare, om een vergelijk mogelijk te maken. Voor het onderzoek is het volgende aantal bedrijven en adviseurs geïnterviewd:

    • Gerbera: 4 kwekers en 2 teelt- en gewasbescherming adviseurs;

    • Chrysant: 4 kwekers, 1 coöperatievertegenwoordiger en 2 teelt- en gewasbescherming adviseurs.

    4 Resultaten

    4.1 Inleiding

    Zoals in hoofdstuk 3 is te lezen is er sprake geweest van een pre-pilot om de technologie te beproeven en later de Proof of Concept fase (zie 3.3). Het proces om een jaagstrategie te ontwikkelen is een proces van vallen en opstaan geweest. Onderstaande resultaten hebben betrekking op de periode dat de jaagstrategie steeds verder geoptimaliseerd was. Zoals genoemd waren er zowel uitdagingen met betrekking tot het gedrag en het activeren van motten, alsook met de jaagstrategie, welke op verscheidene manieren ingestoken kan worden, en veel finetuning benodigde. Dit betekent dat met de ervaringen vanuit elke testronde nieuwe inzichten en verbeteringen gerealiseerd konden worden in de daaropvolgende testronde.

    4.2 Effectiviteit (door Demokwekerij Westland)

    In de onderstaande tabel worden de resultaten van de 4 afzonderlijke testen besproken. De gepresenteerde aantallen zijn het totaal aantal motten (levend of dood) geteld in de 8 telvakken. Het aantal geïntroduceerde motten was per testmoment verschillend. De weergegeven percentages bestrijding zijn berekend op het totaal aantal aanwezige motten op dat moment.

    Test 1

    Test 2

    Start datum introductie motten 7-10-2020 21-10-2020

    Aantal motten losgelaten 21 26

    Start test met Drone 8-10-2020 (week 41) 22-10-2020 (43)

    Data telling 8-10 9-10 11-10 22-10 23-10 24-10 25-10

    Aantal levende motten 13 12 3 23 15 14 15

    Aantal dode intacte motten 0 6 13 3 7 7 7

    Aantal geraakte motten 0 0 2 0 0 1 1

    Percentage bestrijding 0 0 11 0 0 5 4

    Test 3

    Test 4

    Start datum indroductie motten 28-10-2020 23-11-2020

    Aantal mottten losgelaten 36 32

    Start test met Drone 28-10-2020 (week 44) 23-11-2020 (week 47)

    Data tellingen 29-10 30-10 31-10 23-11 25-11 27-11

    Aantal levende motten 30 29 19 * 26 18

    Aantal dode intacte motten 6 7 6 * 3 3

    Aantal geraakte motten 0 0 1 * 3 11

    Percentage bestrijding 0 0 4 * 9 34

  • 9

    Figuur 2: Resultaten per testperiode / introductieweek

    De verschillen in het aantal bestreden (geraakte) motten tussen de 4 testen was groot. Het percentage zichtbaar geraakte motten was vooral bij de eerste drie testen laag. Dit werd enerzijds veroorzaakt door de moeilijk te sturen vliegactiviteiten van motten als ook de nog te finetunen jaagtechnieken. In de laatste testronde is het activeren van motten bewerkstelligd middels een omgekeerde stofzuiger waarmee de motten ‘weggeblazen’ werden. Hier wordt in de discussie in dit hoofdstuk meer aandacht aan besteed. In test 4 werden vier dagen na de introductie van de motten in de ruimte 11 geraakte motten geteld. Het bestrijdingspercentage was op dat moment 34%. De vleugels en het achterlichaam van deze motten was zichtbaar beschadigd.

    4.3 Discussie

    Idealiter was de drone getoetst in een kas (vol) met motten waarbij een praktijk getrouwe weergave ontstaat. Echter de praktijk leert dat het lastig is om in een kassituatie empirisch onderzoek te doen. De motten vliegen niet op commando en wanneer er een gewas in de kas is, dan zijn gedode motten lastig te tellen. Door het onderzoek plaats te laten vinden in de vergaderruimte van Demokwekerij kon er een donkere omgeving gecreëerd worden alsmede een plek waar PATS ongestoord de techniek kon toetsen en doorontwikkelen. Nadeel is dat het vlieggedrag van de mot niet praktijk getrouw lijkt te zijn. In een praktijk kasomgeving worden motten actief tijdens de schemering zodra natuurlijk verduistering, of verduistering middels een verduisterings- of schermingsdoek ingezet wordt. De vraag is of het bioritme van de motten dusdanig te manipuleren is in een testomgeving waarin deze overgang minder ‘natuurlijk’ is. Gedurende de testronden bleek dit erg lastig, en hebben we in de derde en vierde testronde besloten om de motten middels een omgekeerd werkende stofzuiger te lanceren dan wel te activeren. Vanzelfsprekend ontstaat hieruit geen natuurlijk gedrag, want de motten zullen zo snel mogelijk willen schuilen. Hierdoor zijn de testen naar alle waarschijnlijkheid niet volledig representatief ten opzichte van het gedrag in een praktijkomgeving. Daarnaast zijn er verschillende strategieën om te jagen met drones. De snelheid en wendbaarheid van de drones is hierbij essentieel. Om dit goed te kunnen testen en finetunen is het noodzakelijk meerdere testen uit te voeren waarbij reeds op motten gejaagd wordt. Zonder daadwerkelijke jaagpogingen is het niet te bepalen hoe de jaagstrategie bijgesteld moet worden. De combinatie met lage vliegactiviteiten van motten maakte dit proces niet gemakkelijk. Uiteindelijk is er gekozen voor, en doorontwikkeld op, een strategie waarbij de drone ontzettend snel en agressief recht op het doel afgaat, met minimaal bijsturen gedurende de vlucht. De kans dat dit mis gaat blijft groot, waardoor een tweede poging van een dergelijke manoeuvre uitgevoerd wordt direct na het missen van een mot, waarvoor de wendbaarheid en snelle acceleratie benodigd zijn (zie dit als een zwaluw of vleermuis die scherpe koerswijzigingen uit kan voeren gedurende de vlucht). Deze pogingen worden zo vaak als nodig en mogelijk uitgevoerd, totdat de mot geëlimineerd dan wel uit het volume (zichtveld van de camera) verdwenen is.

    5 Economische haalbaarheid

    De economische haalbaarheid is uitgewerkt in een gedetailleerde rapportage. Hieronder wordt een beknopte samenvatting van deze rapportage weergegeven met de belangrijkste bevindingen per gewas. De totalen zijn exclusief arbeid berekend, gezien de moeilijkheid van het toerekenen van arbeid aan een specifiek plaag. Een scoutronde en bespuiting worden bijvoorbeeld voor alle of een groot deel van de plagen en ziekten tegelijk uitgevoerd.

    5.1 Gerbera

    Vanuit de gesprekken en de exercitie om (in)directe kosten in kaart te brengen is de onderstaande figuur 4 tot stand gekomen. De kosten zijn teruggerekend naar hectare en jaareenheden. De afzonderlijke bedrijven/adviseurs zijn geanonimiseerd weergegeven middels de getallen 1 t/m 7.

    Figuur 3: Beschadigde mot (testfase 4)

  • 10

    Figuur 4: kosten Turkse mot in Gerbera

    5.1.1 Discussie Gerbera

    Uit deze analyse blijkt dat de gemiddelde impact van Turkse mot op de bedrijfsvoering (middelengebruik en derving) tussen de €17.000 en €20.000 per hectare per jaar ligt, met flinke uitschieters per situatie. Dit toont aan dat de effecten per kweker sterk verschillen, maar dat de overlast door Turkse mot over het algemeen voor alle Gerbera kwekers een flinke impact heeft. De verschillen ontstaan onder andere door de geografische locatie van kwekers en de aanpak in de bestrijding. De acceptatie van de plaagdruk en schade varieert per kweker, waardoor er ook anders omgesprongen wordt met uitgaven aan bestrijdingsmiddelen. In de regel probeert deze groep de plaag zo veel mogelijk biologisch te bestrijden en enkel te corrigeren met (bio)chemische bestrijdingsmiddelen.

    5.2 Chrysant

    De tabel voor Chrysant ziet er als volgt uit:

    Figuur 5: kosten Turkse mot in Chrysant

    5.2.1 Discussie Chrysant

    De gemiddelde impact is met gemiddelde kosten rond de €1.600 per hectare per jaar aanzienlijk lager. Kwekers geven aan dat schades verwaarloosbaar zijn, en dat kosten enkel aan de bestrijding zelf zijn toe te schrijven. Echter, dit staat in schril contract tot andere plagen waar zij veel grotere problemen mee hebben. De biologische bestrijdingsmiddelen worden in Chrysant minder ingezet, omdat het opbouwen en in stand houden van deze populatie(s) lastig is vanwege de korte teeltcyclus van het gewas (10 weken). Er wordt daarom relatief meer met chemische bestrijdingsmiddelen opgelost ten opzichte van Gerbera.

  • 11

    5.3 Waardepropositie en prijsstelling (bron: PATS)

    PATS beoogd de volgende kwantitatieve voordelen te realiseren door het aanbieden van de

    dienstverlening:

    1. Minder derving: effectievere bestrijdingsmethode mottenplagen voorkomt schade; 2. Besparing: door het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen; 3. Besparing: door automatisering wordt het gewasbeschermingsproces minder arbeidsintensief; en 4. Hogere opbrengsten: door minder aantasting een betere prijs/kwaliteit verhouding.

    Kwalitatief wil PATS de volgende voordelen aan kwekers bieden:

    1. Compliance: de positie van de kweker wordt versterkt door te voldoen aan regelgeving van overheden, richtlijnen van keurmerken (e.g. MPS) en eisen van afnemers;

    2. Productkwaliteit: het verminderen van het aantal behandelingen heeft een positief effect door minder onnodige groeiremmingen;

    3. Reduceren (in)directe risico’s: door het voorkomen van quarantaine organismen. De onderneming beoogd dan ook de volgende effectiviteit met het systeem:

    • Het elimineren van motten, en de effectiviteit (hitrate) stapsgewijs verhogen;

    • Monitoring van vliegactiviteiten om tot een afgeleide van de plaagdruk te komen;

    • Monitoring van eliminaties, om zo de effectiviteit van het systeem te meten;

    • Het (deels) reduceren van het middelen gebruiken tegen rups;

    • Het (deels) automatiseren van arbeidsintensieve activiteiten. PATS richt zich nu op een businessmodel in de vorm van een abonnementsmodel, waarbij PATS de kweker zoveel mogelijk ontzorgt voor een vaste fee van €10.000 per hectare per jaar. Hiervoor verzorgt PATS concreet de volgende activiteiten:

    • Installatie en optimalisatie van de systemen op locatie;

    • Eliminatie van insecten (motten);

    • Monitoring van plaagdruk en de effectiviteit van het systeem (dashboard);

    • Onderhoud en hard- + software updates. Dit model en de prijsstelling gaat uit van het gebruik van 10 systemen per hectare, waarbij de oplossing een kosteneffectief voordeel kan bieden aan de kweker. In dit stadium van de ontwikkeling is het nog niet mogelijk om de daadwerkelijke kosten per hectare precies te begroten.

    5.4 Afspraken PATS – gewascoöperaties

    Beide gewascoöperaties hebben geïnvesteerd in het Proof of Concept van de technologie. Voorop gesteld moet worden dat de verdienste van de kwekers in de toekomst moet liggen in de toepassing van de drone. Echter omdat de coöperaties voorop lopen en risicovol geinvesteer hebben zijn er afspraken gemaakt. De afspraken zijn in detail bekend bij Inno-Agro en PATS, maar samengevat komt het neer op het volgende: De royalty’s die door PATS uitgekeerd worden aan de gewascoöperaties zijn gemaximeerd op het bedrag dat ingebracht wordt door de gewascoöperaties ten behoeve van Fase 1. De royalty’s zijn gebaseerd op de door PATS gerealiseerde omzet met de betreffende technologie. De hoogte van de royalty’s wordt éénmaal per kalender jaar in januari bepaald en uitgekeerd over de gefactureerde omzet over de voorgaande 12 maanden. Over de gefactureerde omzet tot en met 31.12.2021 wordt een royalty afgedragen ter hoogte van 6% tot het moment dat de ondergenoemde investeringen in Proeftuin Zwaagdijk a € 15.700 PATS Drones a € 3.118,19 is totaal € 19.018,19 excl. BTW zijn terugbetaald. De eerste €50.000 aan gefactureerde omzet is vrijgesteld van deze afspraak. De uiterlijke datum van terugbetaling van de royalty’s is januari 2022.

    6 Discussie

    Zoals blijkt uit de verslaglegging was de uitvoering van de pilot een grotere uitdaging dan vooraf gedacht. De eerste uitdaging betrof het gedrag en activeren van motten in een niet kas-omgeving. Gangbaar onderzoek richt zich in de praktijk niet tot nauwelijks op de bestrijding van motten en of het in kaart brengen van het vlieggedrag, waardoor vooraf veel factoren onbekend waren. Dit heeft wel tot nieuwe inzichten geleid voor de betrokken partijen, wat bruikbaar is in vervolgonderzoek wat zich specifiek op motten richt.

  • 12

    De tweede belangrijke uitdaging zat in de algoritmes/aansturing, vooraf werd te optimistisch verwacht dat de stap van autonoom vliegen naar snel en wendbaar jagen in combinatie met effectieve eliminaties sneller gezet kon worden dan werkelijk is gebleken. Een belangrijke voorwaarde voor het goed kunnen toetsen en verder ontwikkelen van jaag tactieken is dat je regelmatig een dergelijke vlucht uit kunt voeren en hiervan de resultaten kunt gebruiken voor de optimalisaties. Deze combinatie maakte dat de eerste batches met motten vooral werd gebruikt als ‘leergeld’, om dit goed neer te zetten.

    6.1 Aantonen Proof of Concept

    De technologie van de drone was tijdens het onderzoek nog in ontwikkeling. Bij aanvang bevond de technologie zich in het stadium van Proof of Principle. Er was reeds geëxperimenteerd bij Holstein Flowers en de twee gewascoöperaties werden enthousiast over de mogelijkheden van toepassing. In overleg met PATS en Inno-Agro, gespecialiseerd in deze trajecten, is een plan van aanpak geformuleerd:

    • Fase 1 : Proof of Concept

    o Fase 1a: Proof of Principle: Drone en systeem finetunen;

    o Fase 1b: Proof of Concept: Toetsen effectiviteit systeem;

    • Fase 1 : Economische haalbaarheid oplossing

    Go/NoGo

    • Fase 2: Pilot praktijkomgeving

    De vooraf gestelde doelstelling en en beoogde eindresultaten waren:

    a) Autonoom werkend systeem dat meervoudig motten elimineert

    b) Accurate signalering met camera’s en monitoring informatie

    c) Populatie motten meetbaar reduceren (effectiviteit en tijdsduur)

    d) Meervoudige eliminatie motten vereist (>90% eliminatie success rate in populatie)

    Aan het einde van het project (en dit verslag) bevond het project zich in de Go/NoGo fase. Het is gelukt om in de Proof of Concept fase een autonoom werkend systeem te realiseren dat meervoudig motten elimineert (a). De betrokken kwekers van de gewascoöperatie waren enthousiast over dit bereikte resultaat. Over de resultaten b t/m d kan vanuit het oogpunt van Demokwekerij Westland geen uitspraak worden gedaan. Simpelweg omdat deze nog in ontwikkeling is, maar ook Fase 1 geen praktijk getrouwe situatie betrof. In de vervolgfase zouden doelen b t/m d onderzocht kunne worden. Wat hierbij lastig blijft is om de reductie significant meetbaar te maken. Het tellen van gedode motten is in een kas manueel niet mogelijk. Meer hierover in hoofdstuk 8 (aanbevelingen en vervolgstappen).

    6.2 Economische haalbaarheid

    Het verschil tussen de gewassen €1,70 - €2.00 per m2 voor Gerbera en €0,16 voor Chrysant is met een factor 10 enorm. De uitdagingen bij Chrysant lijken vooral uit andere plagen bestaan (trips, witte vlieg, mineervlieg). In tegenstelling tot de teelt van Chrysant staat een Gerbera plant dusdanig lang dat een plaag zich goed kan manifesteren en zich ook beter in stand houdt. Het ‘schoon’ krijgen van de kas voor de winter is dan ook een streven van kwekers uit beide gewassen, maar in de praktijk lastig te realiseren in Gerbera. Beide groepen geven aan dat het wegvallen van chemische gewasbeschermingsmiddelen een probleem is, doordat goedwerkende alternatieven nu nog niet beschikbaar zijn. De resultaten zijn middels een presentatie met de leden van de gewascoöperaties gedeeld op 17 november 2019 (Gerbera) en 13 februari 2020 (Chrysant).

    7 Conclusies

    De volgende conclusies kunnen aan de hand van het onderzoek worden getrokken:

    • Er is sprake van een systeem dat autonoom en meervoudig motten elimineert;

    • De jaag tactieken van de drone dienen verder geoptimaliseerd te worden;

    • Het systeem moet volledig autonoom werkend gemaakt worden zodat minimale menselijke interventie is benodigd (opstijgen, vlucht, jagen, landen, opladen, klaar voor volgende missie);

    • De effectiviteit van de drone significant maken door dode motten te tellen in een onderzoeksafdeling geeft geen praktijk getrouw beeld;

  • 13

    • Het systeem gericht op motten is op basis van de geïnterviewde bedrijven economisch gezien niet direct interessant voor de Chrysantenteelt;

    • Of het systeem interessant is voor de Geberateelt kan nog niet bepaald worden o.b.v. Fase 1;

    8 Aanbevelingen en vervolgstappen

    De aanbeveling is om het project in Fase 2 meer te richten op het toetsen in de praktijk zodat de technologie in een praktijksituatie verder doorontwikkeld kan worden. Er zijn daarom drie telers benaderd waar PATS in het voorjaar en de zomer van 2020 testen uit kan voeren. Een randvoorwaarde is wel dat de kwekers voldoende plaagdruk hebben. De ontwikkelstappen/vervolgstappen: Gedurende het pilotproject is de technologie zoals verwacht doorontwikkeld. Het belangrijkste doel was daarbij het aantonen van de mogelijkheid op het autonoom en meervoudig elimineren van moten middels het systeem. Hoewel dit aangetoond is, zijn effecten over langere termijn niet gemeten. Dit betekent dat de volgende subdoelstellingen niet gerealiseerd zijn in Fase 1:

    • Accurate signalering met camera’s en monitoring informatie

    • Populatie motten meetbaar reduceren (effectiviteit en tijdsduur)

    • Meervoudige eliminatie motten vereist (>90% eliminatie success rate in populatie)

    Op basis hiervan kunnen de volgende ontwikkelstappen worden gedefinieerd, waaraan het PATS-team momenteel verder werkt. De belangrijkste ontwikkelstappen zijn:

    • Het realiseren van een betrouwbaar en volledig autonoom systeem (hard- en software);

    • Het realiseren van een kleinere en lichtere, PATS specifieke drone (eigen specificaties);

    • Het door ontwikkelen van het laadplatform waarmee autonomie gefacilieerd wordt;

    • Het door ontwikkelen van de infrarood belichtingsmodule (voor detectie motten);

    • Het ontwikkelen van een algoritme waarmee: o Passerende insecten gedetecteerd kunnen worden; o Motten geclassificeerd en geteld kunnen worden; o Van de tellingen een afgeleide kunnen maken van de populatie en dus plaagdruk o Visualiseren van tellingen, de populatie en effectiviteit van het systeem (dashboard)

    Update huidige status: 31 mei 2020 (bron: PATS) Praktijktesten – Koppert Cress Na de pilot is de ontwikkeling door PATS gecontinueerd met dezelfde focus; de bestrijding van Turkse mot. Omdat de pilot afliep in het najaar, is er besloten in de praktijk verder te werken bij een kweker die op dat moment nog flink overlast had van deze mot. Koppert Cress, waar eerder al contacten mee waren, voldeed aan deze voorwaarde, en in februari zijn er 10 volledige PAT-systemen geïnstalleerd. Hier wordt in de praktijk onder toeziend oog meerdere dagen per week getest, waarbij de autonomie van het systeem nu de belangrijkste focus. In de laatste week van mei is hier een mooi resultaat geboekt, ruim 70% van de honderden drone vluchten die autonoom uitgevoerd werden door de systemen landden netjes terug op het laadplatform. Momenteel wordt de autonomie verder geoptimaliseerd, en ligt daarnaast de focus op het realiseren van meervoudige autonome eliminaties. Praktijktesten – Gerbera kwekers Tegelijkertijd zijn er afspraken gemaakt met een aantal Gerbera kwekers, waar momenteel het systeem van PATS hangt waarmee motten gedetecteerd en mottenactiviteit gemonitord kan worden. Hoewel de aansturing van de drone lange tijd de volledige focus heeft gehad, is er in mei een start gemaakt met het verder analyseren van deze data. De ontwikkeling is gericht op het:

    • Aansturing van het systeem: correct en snel classificeren van het passerende object, en split-second besluiten of de drone een missie uit moet voeren of niet.

    • Visualiseren van stuurinformatie: tellingen van motten en een afgeleide maken van de populatie, wat uit eindelijk middels een dashboard gedeeld kan worden met de betreffende kweker.

    Deze kwekers bieden ook ruimte als back-up locatie mocht PATS op enig moment behoefte hebben aan een extra of vervangende locatie met plaagdruk.

  • 14

    Labtesten – Oude Demokwekerij Begin maart hebben PATS en Demokwekerij een overeenkomst gesloten waarbij PATS in ieder geval tot oktober dit jaar de beschikking houdt over de ruimte die ook in de pilot is gebruikt. Deze ruimte is nu aangevuld met planten, waarin door Demokwekerij Westland opgekweekte motten uitgezet worden zodat ook hier de ontwikkeling en testen door kunnen gaan, parallel aan de activiteiten in de praktijk. Inmiddels worden ook weer motten geëlimineerd door het PATS-systeem. Doelstelling zomer 2020 PATS werkt nu toe naar een situatie waarin het systeem voldoende betrouwbaar is om op grotere schaal en meerdere locaties autonoom getest te worden:

    • >80% van de autonome vluchten is succesvol

    • Meervoudige eliminaties van motten in de praktijk

    • Registratie van # motten (vluchten), # drone vluchten en # eliminaties Als deze situatie bereikt is zal PATS met de partijen waar reeds afspraken mee gemaakt zijn bespreken wat de mogelijkheden zijn om dit op grotere schaal te testen (een aantal system per locatie). De voorlopige doelstelling is hierbij realisatie gedurende de zomer van 2020. Pilot – Fase 2 Daarnaast wil PATS samen met de gewascoöperaties de mogelijkheden onderzoeken van het uitvoeren van Fase 2 van de pilot wanneer de technologie hier rijp voor is. De doelstelling is dan om de effectiviteit van het systeem in de praktijk onafhankelijk te meten en aan te tonen. Dit zal naar waarschijnlijkheid in Gerbera plaatsvinden, waar nieuwe effectieve bestrijdingsmethoden tegen Turkse mot urgent zijn.

  • 15

    Bijlage 1 – Format gegevensverzameling economische haalbaarheid

  •  Bijlage 2 - Haalbaarheidsstudie Bestrijding Turkse mot in Gerbera & Chrysant 

    PATS Indoor Drone Solutions (Mu-G Knowledge Management BV)  

     In samenwerking met: 

      

    - De informatie in dit document en eventuele bijlagen is vertrouwelijk, bevoorrecht en uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. De informatie mag niet worden gebruikt, gepubliceerd of 

    verspreid zonder de de voorafgaande schriftelijke toestemming van Mu-G Knowledge Management BV en betrokken stakeholders -  

     

     

    VERTROUWELIJK 

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     Samenvatting 3 

    Inleiding en kernvraag 3 

    Methodologie 3 

    Data verzameling 5 

    Analyse 5 Kwantitatieve analyse Gerbera 5 Kwalitatieve analyse Gerbera 6 Kwantitatieve analyse Chrysant 8 Kwalitatieve analyse Chrysant 9 Bevindingen Gerbera & Chrysant 10 

    Waardepropositie PATS 11 Beoogde effectiviteit 11 Richtprijs dienstverlening 12 

    Conclusie 12 Belangrijkste bevindingen 12 Beperkingen methodologie 12 Vervolgonderzoek / openstaande vragen 13 

    Bijlage 1 - Gesproken partijen en contactpersonen (VERTROUWELIJK) 14 

     

       

    V1.0 31.05.2020 2

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     

    1. Inleiding en kernvraag 

    PATS voert, in samenwerking met Proeftuin Zwaagdijk (hierna Demokwekerij), een pilot uit                       waarin de gewascoöperaties van Gerbera en Chrysant (Glastuinbouw Nederland)                 participeren. In de pilot wordt de technische en economische haalbaarheid van de                       oplossing voor de bestrijding van Turkse mot (Chrysodeixis chalcites) getoetst. Doelstelling                     van de PATS methodiek is de snelle eliminatie van de motten, zodat paring en verdere                             verspreiding van eitjes/larven voorkomen wordt. De larven (rupsen) veroorzaken                 vraatschades aan plant en bloem. De bestrijding komt daarmee in een andere fase van de                             levenscyclus te liggen dan de op het moment van schrijven beschikbare biologische of                         (bio)chemische bestrijdingsmethoden.  

    Doel van de economische haalbaarheidsstudie is het verschaffen van inzicht in de                       kwantitatieve en kwalitatieve aspecten die spelen bij de bestrijding van Turkse mot.                       Relevant hierin zijn de indirecte kosten van gewasbescherming en directe kosten van                       eventuele voortdurende schade (hierna derving) door aantasting. De kernvraag van deze                     haalbaarheidsstudie is dan ook: 

    “Wat is de (economische) impact van Turkse mot op de bedrijfsvoering in de teelt van Gerbera en                                 Chrysant, en kan het PATS systeem een duurzaam alternatief bieden ten opzichte van gangbare                           oplossingen?” 

    Om deze kernvraag te beantwoorden worden de volgende onderwerpen onderzocht: 

    1. De huidige kosten, en eventuele derving, van Gerbera- en Chrysantentelers; 2. Kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de impact van Turkse mot; en de 3. Beoogde effectiviteit en waardepropositie van PATS. 

    De uitkomsten van de economische analyse zijn een belangrijke indicator voor de                       commerciële haalbaarheid van het systeem, en de investeringsbereidheid van potentiële                   afnemers. De uitkomsten zijn voorts mede bepalend bij het te nemen besluit over het                           voortzetten van de pilot middels de start van Fase 2.  

    2. Methodologie 

    Gedurende het onderzoek zijn binnen de betreffende gewassen een aantal kwekers en                       adviseurs geïnterviewd en is getracht tot een indicatie te komen van de huidige kosten en                             derving op basis van meetbare eenheden. Relevante kostenposten hierin zijn: 

    1. Arbeid geïnvesteerd in scouten en het uitzetten van gewasbeschermingsmiddelen                 (incl. alle aanverwante activiteiten); 

    2. Uitgaven aan gewasbeschermingsmiddelen: biologisch, biochemisch, mechanisch; 3. Derving als gevolg van aantasting door rupsen van Turkse mot. 

    De investeringen in arbeid en gewasbeschermingsmiddelen kunnen als indirecte kosten                   worden bestempeld (plaag preventie), de derving door schade aan gewassen als directe                       kosten (plaag). De gegevens zijn volgens onderstaand format verzameld: 

    V1.0 31.05.2020 3

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     

    In dit format zijn de gele velden variabel waarna door het invullen van de eenheden en                               eenheidsprijzen het resultaat in de groene velden volgt. Dit format is door PATS, in overleg                             met Inno Agro, opgesteld en samen met de geïnterviewde kwekers ingevuld. Met                       regelmaat is er afgeweken van dit format, om de specifieke situatie, en de manier van                             administreren van de kweker, te faciliteren. 

    Vervolgens zijn deze gegevens terugvertaald naar een totaal per kostenpost, en                     teruggerekend naar één (1) hectare, om een vergelijk mogelijk te maken. 

    Voor het onderzoek is het volgende aantal bedrijven en adviseurs geïnterviewd: 

    Gerbera: 4 kwekers en 2 teelt- en gewasbescherming adviseurs; Chrysant: 4 kwekers , 1 coöperatie vertegenwoordiger, en 2 teelt- en gewasbescherming                       adviseurs. 

    3. Data verzameling 

    Uit de gesprekken met de kwekers en adviseurs blijkt dat er grote verschillen zijn in de                               overlast van en derving door Turkse mot, alsook in de uitgaven aan gewasbescherming                         tegen deze plaag. Hierbij vallen verschillen op tussen en binnen de onderzochte gewassen.                         Er wordt kort ingegaan op de onderliggende redenen die (mogelijk) een rol spelen bij de                             verschillen tussen en binnen de onderzochte gewassen. 

    V1.0 31.05.2020 4

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     1. Tussen gewassen: 

    a. Plaagdruk en schade van verschillende insecten varieert tussen Gerbera en                   Chrysant. In Gerbera zijn trips en mijt ook een groot issue, en zijn motten                           zoals de Turkse mot en Duponchelia ook een grote uitdaging. In Chrysant is                         trips de belangrijkste plaag, en is de overlast door Turkse mot aanwezig maar                         in veel mindere mate. 

    b. Kosten van derving door aantasting. Zoals uit de kwantitatieve analyse blijkt                     is de impact van Turkse mot in absolute schade aanzienlijk groter in Gerbera                         ten opzichte van Chrysant. 

    c. Kosten van gebruik middelen. Uit de analyse blijkt ook dat de verschillen in                         uitgaven aan middelen sterk verschillen, met als belangrijkste reden de                   verschillen in plaagdruk en de hoogte van de derving.  

    2. Binnen gewassen a. Plaagdruk, en indirect dan ook de derving, wordt sterk bepaald door de                       

    locatie van het bedrijf. Dit heeft onder meer te maken met de: i. Geografische (ver)spreiding van plagen; ii. Gewassen die door naast geleden bedrijven geteeld worden (elke                 

    gewas trekt andere plagen aan). b. Iedere kweker heeft een eigen aanpak en benadering, waardoor er                   

    verschillen zijn in tolerantie van de plaagdruk, en dus de verhouding tussen                       kosten door derving en kosten door het gebruik van middelen. 

    4. Analyse 

    In dit hoofdstuk wordt de kwantitatieve analyse volgens het model in hoofdstuk 2                         uitgewerkt voor Gerbera en Chrysant, met hierin de belangrijkste bevindingen. In deze                       analyse is arbeid (scouting, uitzetten middelen) wel meegenomen, maar wordt dit verder                       niet meegenomen in de optelling van (in)directe kosten, omdat allocatie van arbeid aan                         Turkse mot specifiek zo goed als onmogelijk is.  

    4.1. Kwantitatieve analyse Gerbera 

    In totaal zijn er 4 kwekers bevraagd, waarvan één de cijfers heeft opgesplitst naar 2                             locaties, en één kweker twee locaties heeft samengevoegd in de kostenanalyse. Deze                       kwekers vertegenwoordigen zo’n 32 hectare van het Gerbera areaal. Daarnaast zijn er twee                         teelt- en gewasbeschermings-adviseurs bevraagd, welke cijfers hebben verstrekt voor het                   gehele Nederlandse areaal (190 ha.). De cijfers zijn samengevat in onderstaande tabel. 

    V1.0 31.05.2020 5

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     

     Bij dit overzicht moet opgemerkt worden dat de omzetten geschat zijn op basis van het                             aantal geproduceerde stelen op jaarbasis maal de gemiddelde prijs per steel genoemd                       door de betreffende kwekers. Uit deze analyse valt op dat de verschillen per bedrijf enorm                             zijn, waarbij de totale (in)directe kosten van middelen en derving variëren tussen de €4.000                           en €32.000 per hectare. Naast de eerder aangegeven argumenten voor deze verschillen,                       zou een belangrijke verklaring voor de verschillen tussen directe en indirecte kosten                       veroorzaakt kunnen worden door de aanpak van de kwekers. Uit de gevoerde gesprekken                         blijkt namelijk dat de acceptatie van plaagdruk en schade sterk verschilt. Waar sommige                         kwekers een absolute nultolerantie aanhouden, en dus sterk investeren in middelen, ligt                       die balans voor anderen juist weer andersom. Op basis van de data liggen de (in)directe                             kosten van Turkse mot in Gerbera gemiddeld op €17.500 per hectare, ofwel €1,75 per m2. 

    4.2. Kwalitatieve analyse Gerbera 

    Uit de interviews zijn de meest belangrijke bevindingen verzameld, die relevant zijn voor de                           impact van Turkse mot op de bedrijfsvoering in de teelt van Gerbera, en de eventuele                             waarde die alternatieven kunnen bieden om deze impact te reduceren: 

    1. Turkse mot is naast trips, spint en witte vlieg een groot en toenemend probleem                           voor Gerberakwekers. De rupsen van de mot vreten onder andere aan de                       bloemknoppen, waardoor de bloemen onverkoopbaar worden. Het is een                 seizoensgebonden probleem, waarvan jaarlijks de eerste plaag populaties worden                 gesignaleerd in het Westland, waar deze ook de meeste problemen veroorzaakt. Dit                       is het gevolg van invlieg van motten. Vervolgens verspreidt de plaag zich ook naar                           andere regio’s zoals het Oostland. De hoogste plaagdruk wordt ervaren in de                       periode tussen mei en oktober. Verschillende kwekers en adviseurs geven aan dat                       het steeds lastiger wordt de kas voor de winter vrij te krijgen van Turkse mot.                             Hierdoor blijft (een deel van) de populatie in stand, en kan de plaag zich in het                               

    V1.0 31.05.2020 6

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     voorjaar sneller ontwikkelen en problemen veroorzaken. Een Gerbera plant groeit                   tussen de 2 en 5 jaar, waardoor plagen goed in het bladgroen kunnen gedijen. In de                               kas wordt de meeste plaagdruk van rupsen gesignaleerd bij de gevels en                       (tussen)wanden. kwekers geven aan dat bepaalde Gerbera rassen, zoals gele                   bloemen, aantrekkelijker worden gevonden door de mot/rups. De aantasting van de                     bloem of plant door rupsen heeft ook een neveneffect, namelijk dat de plant door                           deze ‘wonden’ minder weerbaar en dus vatbaarder is voor infecties (ziekten en                       schimmels). Primair is de aantasting van bloemen dus een schadepost, maar                     secundair ook de indirecte schade van de plant als gevolg van een verlaagde                         weerbaarheid. De Duponchelia mot is voor de meeste kwekers ook een probleem, die zich juist jaarrond                             manifesteert. De rupsen van dit plaaginsect tasten het hart van de plant aan, wat ten                             koste gaat van de productiviteit van de plant. 

    2. Turkse mot is de meest lastige plaag om te bestrijden. Kwekers proberen de                         bestrijding in het algemeen maximaal biologisch uit te voeren, maar voor de Turkse                         mot is er geen, en voor rupsen zijn er minimaal werkende biologische bestrijders                         (natuurlijke vijanden) beschikbaar. Er moet dan ook regelmatig gecorrigeerd worden                   door de inzet van (bio)chemische middelen. Echter, deze correcties hebben juist                     weer een negatief effect op alle andere biologische bestrijders die ingezet worden                       tegen de andere genoemde plagen. Dit heeft een indirect negatief effect op andere                         investeringen. Er is sprake van een fragiele balans in dit ecosysteem, tussen                       plaaginsecten (ongewenst) en natuurlijke vijanden (gewenst). Het gebruik van                 chemie is in principe dus onwenselijk, maar kwekers kunnen er niet omheen.                       Kwekers geven aan dat zij regelmatig meer middelen dienen te gebruiken dan                       eigenlijk is toegestaan volgens de regelgeving, om zo de plaag toch onder controle                         te houden en risico’s te minimaliseren. Daarnaast heeft elke behandeling van het                       gewas, en dus elke bespuiting, een groeiremming tot gevolg. Dit is lastig te                         kwantificeren, maar wel een indirecte kostenpost.  

    3. Kwekers bespuiten het gewas in de regel eens per week of twee weken, afhankelijk                           van het seizoen en de plaagdruk. Deze bespuitingen zijn voornamelijk preventief.                     Belangrijke reden voor kwekers om preventief te bestrijden is de onzekerheid die                       een Turkse mot plaag met zich meebrengt. Een populatie kan zich razendsnel                       ontwikkelen en verspreiden, en wordt vaak te laat ontdekt om adequaat te kunnen                         handelen. De bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden zijn namelijk in mindere                   mate effectief tegen de volgroeide rupsen. 

    4. Arbeid is één van de indirecte kosten die meespeelt bij de bestrijding van Turkse                           mot. Voor de gewasbescherming geldt dat kwekers IPM (Integrated Pest                   Management) als uitgangspunt nemen. Hieronder valt ook de scouting (arbeid) en                     de bestrijding (middelen en arbeid). Bij plaagdruk ontstaat er extra arbeid, omdat                       bloemen bij het oogsten extra bekeken moeten worden (lagere productiviteit),                   terwijl er al minder opbrengsten (derving) gegenereerd wordt. Juist in de zomer,                       wanneer de plaagdruk het hoogst is, is vaak ook de arbeid het meest schaars. Ook                             

    V1.0 31.05.2020 7

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     zijn er op die momenten vaak extra bespuitingen benodigd, maar dienen deze in de                           avonduren uitgevoerd te worden. Te veel warmte en zonlicht hebben namelijk een                       negatief effect op de werking van de middelen, en bij een bespuiting mogen geen                           personen blootgesteld worden aan de middelen. 

    5. Als alternatief experimenteren verschillende kwekers met een hoger aantal                 vanglampen. Deze worden in principe ingezet ter signalering en het uitvoeren van                       tellingen, maar vangen ook een deel van de plaag af. Er kleven ook nadelen aan,                             want kwekers zijn bang voor invlieg van motten die van buitenaf aangetrokken                       worden door dit licht binnen in de kas. Vanglampen worden daarom vaak op                         gezette tijden geactiveerd, als de kans op invlieg minimaal is.  

    4.3. Kwantitatieve analyse Chrysant 

    In totaal zijn er 5 kwekers bevraagd, waarvan één aanvullend de gemiddelde cijfers heeft                           verstrekt bekend bij een coöperatief. De bevraagde kwekers vertegenwoordigen zo’n 33                     hectare van het Chrysant areaal. Daarnaast is er één teelt- en gewasbeschermings-adviseur                       bevraagd, welke cijfers heeft verstrekt voor het gehele Nederlandse areaal (370 ha.). De                         cijfers zijn samengevat in onderstaande tabel. 

     Bij dit overzicht moet ook opgemerkt worden dat de omzetten geschat zijn op basis van het                               aantal geproduceerde stelen op jaarbasis maal de gemiddelde prijs per steel genoemd                       door de betreffende kwekers. Uit deze analyse valt op dat de verschillen per bedrijf een                             stuk kleiner zijn, waarbij de totale (in)directe kosten van middelen en derving variëren                         tussen de €350 en €4.500 per hectare. Dit sluit ook aan bij de toelichting van deze kwekers                                 gedurende de gesprekken waaruit blijkt dat de druk van Turkse mot een veel kleiner                           probleem is als dit vergeleken wordt met andere plagen zoals trips. Verder geeft (vrijwel)                           iedere kwekers aan dat de schades aan producten als gevolg van Turkse mot                         

    V1.0 31.05.2020 8

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     verwaarloosbaar zijn. Als gevolg hiervan is de overlast en zijn de maatregelen tegen Turkse                           mot minimaal wanneer dit afgezet wordt tegen de geschatte omzet per hectare. Gemiddeld                         gezien liggen de (in)directe kosten van Turkse mot in Chrysant rond de €1.600 per hectare.                             Deze kosten van €0,16 per m2 staat in schril contrast tot de €3,00 tot € 7,00 per m2 die                                     Chrysantenkwekers in totaal uitgeven voor de gehele plaagbestrijding. De bestrijding van                     trips alleen kost reeds €2,00 tot €3,00 per m2.  

    4.4. Kwalitatieve analyse Chrysant 

    Uit de interviews zijn de meest belangrijke bevindingen verzameld, die relevant zijn voor de                           impact van Turkse mot op de bedrijfsvoering in de teelt van Chrysant, en de eventuele                             waarde die alternatieven kunnen bieden om deze impact te reduceren: 

    1. Chrysant is net als Gerbera ook erg gevoelig voor Turkse mot, maar de problemen                           met trips, luis en mineervlieg zijn vele malen groter. Daarbij komt ook een                         toenemende overlast van wantsen. Wel zijn de problemen met Turkse mot en                       vlinders zoals Koolwitjes toegenomen. De overlast van motten doet zich                   voornamelijk voor door aantasting van het blad van de Chrysant. In tegenstelling tot                         Gerbera heeft ook het blad sierwaarde en wordt de prijs van het product mede                           door de sierwaarde bepaald. Turkse mot vormt vooral in en rondom de zomer een                           probleem (mei - oktober) wat hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door invlieg. In                     tegenstelling tot Gerbera staat een Chrysant relatief kort in de kas (10 weken),                         voordat deze geoogst worden. Hierdoor kan de plaag zich minder goed ontwikkelen                       en in stand houden.  

    2. Voor Chrysantenkwekers is het in verhouding tot Gerberakwekers dan ook                   makkelijker om in de winter plaagvrij te zijn. Een nadeel van de korte teeltcyclus is                             dat de biologische bestrijders zich minder goed kunnen ontwikkelen, waardoor                   biologische bestrijding een stuk moeilijker is. De plaagdruk is sterk verschillend per                       locatie, en hangt ook sterk af van de gewassen die door nabijgelegen kwekers                         gekweekt worden. 

    3. Biologisch bestrijden tegen (rupsen)eitjes werkt niet zo goed. De bestrijding van                     Turkse mot gebeurt dan ook veelal (bio)chemisch, maar dit heeft neveneffecten op                       andere biologische bestrijders. Een andere plaag, mineervlieg, is bijvoorbeeld erg                   goed biologisch te bestrijden met een natuurlijke vijand (sluipwesp). Maar door de                       corrigerende acties tegen rups, is de ingezette biologie tegen mineervlieg veel                     minder effectief doordat deze aangetast wordt. De kwekers hebben de voorkeur                     geen chemie te gebruiken, omdat dit ook prettiger is voor het personeel, en zij                           nemen de IPM werkwijze dan ook als uitgangspunt. Hierbij gebruiken zij zoveel                       mogelijk biologische bestrijding, maar moet er alsnog regelmatig gecorrigeerd                 worden met chemie. De bespuitingen vinden overigens ook preventief plaats.                   Helaas is er slechts één goed middel tegen rups, maar ook deze wordt minder                           effectief (strengere regelgeving) terwijl insecten ook resistentie opbouwen. Het                 proces binnen de 10 weken aan teelt ziet er in de regel als volgt uit: 

    a. Voorspuiten (schoon starten) bij binnenkomst - (bio)chemisch; 

    V1.0 31.05.2020 9

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     b. Na 2 weken met biologie starten (als je te vroeg start heeft de chemie van                             

    stap 1 een negatief effect op de biologie). Er wordt dan in ongeveer 5 weken                             tijd een populatie opgebouwd; 

    c. Tussentijdse correctie; d. Schoon-/afspuiten met (bio)chemie. 

    4. De (eind)klant wil geen insecten aantreffen in het eindproduct, of dit nu een                         plaaginsect of natuurlijk vijand van dit plaaginsect is. Daarom wordt het eindproduct                       apart behandeld om deze te kunnen ontdoen van insecten. Dit noemen ze                       afspuiten. Hierdoor is volledig biologisch telen niet mogelijk. 

    5. De indirecte kosten van arbeid bestaan grotendeels uit de bestrijding zelf. Een                       spuitronde kan wel 1 tot 2 uur per hectare kosten, en is dus erg arbeidsintensief. Dit                               omvat alle soorten bestrijding die in eens gecombineerd worden, tegen alle plagen                       gelijktijdig. 

    6. De schade als gevolg van derving is minimaal. Het betreft dan een iets lagere prijs                             door de verlaagde sierwaarde van het product. Het weggooien van bloemen                     gebeurt sporadisch. 

    4.5. Bevindingen Gerbera & Chrysant 

    Uit de kwantitatieve en en kwalitatieve analyse blijkt dat Turkse mot een veel groter                           probleem vormt in de teelt van Gerbera. In sommige gevallen is alleen de economische                           schade al een veelvoud groter. De belangrijkste gezamenlijke, of juist afwijkende,                     bevindingen zijn hieronder samengevat: 

    1. Door de verschillende omstandigheden in de kas gedijt Turkse mot beter in Gerbera                         dan in Chrysant. 

    2. Voorheen waren er breedwerkende bestrijdingsmiddelen beschikbaar die effectief               waren in de bestrijding van meerdere plagen tegelijk. Zo kon de kas ‘schoon’                         gehouden worden. Door toenemende wet- en regelgeving, en het inslinken van het                       aantal toelatingen (Ctgb), zijn er steeds minder effectieve middelen beschikbaar, en                     worden middelen ‘zachter’. Dit is lastig, want de middelen moeten het insect, de                         rups, echt raken om effectief te zijn, terwijl deze (redelijk) beschut leven. Daarnaast                         stellen ook (grote) afnemers zoals de retail bovenwettelijke eisen aan het gebruik                       van middelen. Voor kwekers geldt er ook een zuiveringsplicht van het afvalwater,                       waar streng op wordt gecontroleerd. 

    3. De beschikbaarheid van chemische bestrijdingsmiddelen, en de hoeveelheden               waarin deze toegestaan zijn, is een probleem voor kwekers. Uit de gesprekken blijkt                         dat ze regelmatig genoodzaakt zijn om meer middelen te gebruiken dan eigenlijk is                         toegestaan. 

    4. Biologische bestrijders worden in veel grotere aantallen ingezet in Gerbera dan in                       Chrysant. In beide teelten geldt dat de natuurlijke bestrijders pas ingezet kunnen                       worden zodra de plaag aangetroffen is, en er een voedingsbodem is voor deze                         bestrijders. De populatie plaaginsecten en bestrijders dient namelijk in balans te zijn                       voor een effectieve werking. 

    V1.0 31.05.2020 10

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     5. De component arbeid in de kwantitatieve analyse valt niet te vergelijken tussen                       

    beide teelten, en kan ook niet gekoppeld worden aan de economische impact van                         Turkse mot op de bedrijfsvoering.  

    5. Waardepropositie PATS 

    De beoogde oplossing moet kwekers de volgende kwantitatieve voordelen opleveren: 

    1. Minder derving: effectievere bestrijdingsmethode mottenplagen voorkomt schade; 2. Besparing: door het reduceren van gewasbeschermingsmiddelen; 3. Besparing: door automatisering wordt het gewasbeschermingsproces minder             

    arbeidsintensief; en 4. Hogere opbrengsten: door minder aantasting een betere prijs/kwaliteit verhouding. 

    Kwalitatief wil PATS de volgende voordelen aan kwekers bieden: 

    1. Compliance: de positie van de kwekers wordt versterkt door te voldoen aan                       regelgeving van overheden, eisen van keurmerken (e.g. MPS) en eisen van                     afnemers; 

    2. Product kwaliteit: het verminderen van het aantal behandelingen heeft een positief                     effect door minder onnodige groeiremmingen; en 

    3. Reduceren (in)directe risico’s: door het voorkomen van quarantaine organismen. 

    5.1. Beoogde effectiviteit 

    De uiteindelijke doelstelling van PATS is het voorkomen van plaag ontwikkeling en                       daardoor het minimaliseren van gewasschade door vraat van rupsen. Dit moet                     gerealiseerd worden door het direct en zo snel mogelijk elimineren van motten, en                         daarmee de verdere paring en verspreiding van larven/rupsen te voorkomen. Naar alle                       waarschijnlijkheid zal het volledig voorkomen van schade nooit lukken, maar mogelijk kan                       dit tot een minimum gereduceerd worden, waarmee zowel kwalitatieve en kwantitatieve                     besparingen gerealiseerd worden. Vanzelfsprekend is een langer ontwikkeltraject benodigd                 om dit uiteindelijk doel te behalen. Stapsgewijs zal PATS de volgende concrete (parallelle)                         voordelen bieden aan kwekers als onderdeel van de dienstverlening: 

    1. Het elimineren van motten, en de effectiviteit (hitrate) stapsgewijs verhogen; 2. Monitoring van vliegactiviteiten om tot een afgeleide van de plaagdruk te komen; 3. Monitoring van eliminaties, om zo de effectiviteit van het systeem te meten; 4. Het (deels) reduceren van het middelen gebruiken tegen rups; 5. Het (deels) automatiseren van arbeidsintensieve activiteiten. 

    5.2. Richtprijs dienstverlening 

    Het business model en de bijbehorende prijsstelling van PATS is momenteel ingestoken als                         een abonnementsmodel. Hierbij betaald de gebruiker een vast bedrag per hectare                     bescherming per jaar (gefactureerd in delen) waarbij PATS de verantwoordelijkheid op haar                       neemt voor: 

    V1.0 31.05.2020 11

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     ● Installatie en optimalisatie van de systemen op locatie; ● Eliminatie van insecten (motten); ● Monitoring van plaagdruk en de effectiviteit van het systeem (dashboard); ● Onderhoud en hard- + software updates. 

    De doelstelling is dat de kweker zoveel mogelijk ontlast wordt door een ontzorgende                         oplossing. De prijs die PATS momenteel hanteert voor de genoemde activiteiten is                       vastgesteld op €10.000 (ex. BTW) per hectare per jaar, uitgaande van een situatie waarin 10                             systemen per hectare actief zijn. Met deze prijsstelling en de beoogde effectiviteit zou een                           deel van de kwekers met urgente problemen een kosteneffectieve oplossing tot hun                       beschikking hebben. Het business model en de bijbehorende prijsstelling blijft onderhevig                     aan nieuwe inzichten en veranderingen.  

    6. Conclusie 

    6.1. Belangrijkste bevindingen 

    Opvallend is dat de verschillen in impact door Turkse mot op de bedrijfsvoering tussen de                             gewassen enorm groot is. Voor Chrysantenkwekers blijkt het probleem een fractie te zijn                         van het gehele gewasbeschermingsproces. Voor Gerberakwekers is Turkse mot (en andere                     motten) een aanzienlijk probleem, al zijn er grote verschillen onderling.   

    Uit de haalbaarheidsstudie blijkt dat PATS op dit moment voor een deel van de (Gerbera)                             kwekers een kosteneffectieve oplossing kan bieden zodra de beoogde effectiviteit                   gerealiseerd wordt. Door alle kwantitatieve en kwalitatieve waarden voor kwekers                   inzichtelijk te maken en stapsgewijs een hogere effectiviteit te bewerkstelligen wil PATS op                         termijn de dienstverlening toegankelijk maken voor een grotere groep potentiële                   gebruikers. 

    6.2. Beperkingen methodologie 

    De gekozen methodologie in deze studie biedt een eerste inzicht in de haalbaarheid. Er                           kleven echter enkele beperkingen aan: 

    1. De studie richt zich op de bestrijding van Turkse mot. Dit heeft twee consequenties: a. De toegevoegde waarde van PATS met de huidige oplossing is gerekend naar                       

    de (in)directe kosten in de bestrijding van dit insect, en dus gelimiteerd. Het                         systeem wordt op termijn zo ontwikkeld dat deze in staat is gelijktijdig                       andere motten (en mogelijk andere vliegende insecten) plagen te bestrijden; 

    b. Arbeid (o.a. scouting, uitzetten middelen) vindt in de regel gecombineerd                   plaats. Meerdere plagen worden in een scout- of spuitronde meegenomen.                   Hierdoor is de tijdsbesteding (arbeid) niet/lastig toe te rekenen aan                   individuele plagen zoals de Turkse mot.  

    2. De gebruikte meetmethode om de indirecte kosten (middelen, arbeid) en directe                     kosten (derving) te kwantificeren heeft ook twee beperkingen: 

    V1.0 31.05.2020 12

     

  •    Haalbaarheidsstudie  VERTROUWELIJK 

     a. De manier van administreren/meten verschilt per kweker. Dit varieert van                   

    veel detail (exacte kilo’s middelen) tot schattingen van een percentage (%)                     derving door aantasting Turkse mot per vierkante meter (m2). 

    b. Het tijdsframe (start, einde) van de respondenten waarover gemeten is                   verschilt in sommige gevallen, maar is altijd teruggerekend naar 1 jaar. 

    6.3. Vervolgonderzoek / openstaande vragen 

    Vanuit de haalbaarheidsstudie zijn de volgende vragen ontstaan die verder inzicht kunnen                       geven in de problematiek, en duidelijk maken hoe de technologie van PATS hierop aansluit: 

    1. Welke effectiviteit moet de oplossing van PATS realiseren voordat een kweker                     besluit te investeren? 

    2. Welk business model sluit het beste aan op de werkwijze en situatie van gebruikers? 3. Hoe worden de kwalitatieve waarden van de oplossing van PATS ervaren door                       

    kwekers, en valt dit te kwantificeren? 4. Hoe wordt de huidige plaagdruk gemeten en kan er een verband (afgeleide) worden                         

    gevonden tussen deze meting en de detectie van PATS? 5. Bij welke hoogte van de plaagdruk, ofwel wanneer, besluit een kweker in te grijpen                           

    en chemisch te corrigeren? 

     

     

    V1.0 31.05.2020 13