Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

166
Institut Saint- André Schooljaar 2013-2014 1050 Brussel Leraar: K. Lauwers Cursus Wereldoriëntatie Tweedejaars

Transcript of Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Page 1: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Institut Saint- André Schooljaar 2013-2014

1050 Brussel

Leraar: K. Lauwers

Cursus Wereldoriëntatie Tweedejaars

Naam:

Klas:

Page 2: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Doelstellingen Wereldorientatie

1Waarom het vak Wereldorientatie?

Gedurende deze vier uur per week bestuderen we de mens en zijn manier van leven in onze regio en , vertrekkend van het nu, doorheen de tijd. Het vak zal je helpen om de grote uitdagingen en problemen van deze tijd beter te leren begrijpen en wil ook “burgerzin” bijbrengen.

2 Wat ga ik leren?

De bedoeling is dat je feitenkennis i.v.m. de stedelijke en agrarische samenleving uitgebreid wordt, maar ook dat je weet hoe je iets moet doen. De leraar zal je dus leren hoe je schalen maakt, afstanden berekent, syntheses maakt, maar ook hoe je verbanden legt tussen verschillende veranderingen, hoe je oorzaak en gevolg van een gebeurtenis achterhaalt enz.

3 Hoe moet ik leren?

Doorheen het jaar zal de leraar je verschillende vaardigheden aanleren:

C1 Je zoekt de nodige informatie in verschillende documenten op om antwoorden te vinden op een probleem.

C2 Je gebruikt de gevonden informatie op zulk een manier dat je bevredigende antwoorden op de verschillende vragen vindt.

C3 Je communiceert op verschillende manieren de resultaten van je onderzoek.

Je zult ook leren hoe je onderzoeksvragen stelt en hoe je best refelecteert over de behaalde resultaten.

Page 3: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4 Hoe evalueert de leraar me?

Doorheen het schooljaar zal je kennen en kunnen zowel op formatieve als op certificatieve manier getest worden. Die proeven kunnen zowel mondeling als schriftelijk zijn, gepland of niet ( de leraar mag de leerstof van de eerst voorgaande les steeds ondervragen), individueel of in groep. Iedere schriftelijke test moet natuurlijk verzorgd afgegeven worden!

Formatieve test?

De leraar zal je werk op geregelde tijdstippen in de klas evalueren en zal ook op regelmatige tijdstippen doormiddel van korte testen je kennen en kunnen schriftelijk testen. Dit soort overhoringen kan je beschouwen als trainen, en is het dus logisch dat je al eens een fout maakt. Op die manier kun je jezelf dus verbeteren en vooruitgang maken.

Certificatieve test?

Bij Kerstmis, Pasen en juni word je certificatief getest. Als je nu fouten maakt, is dit veel erger. Je wordt verondersteld in het jaar geoefend te hebben wat de leraar je leerde, en zowel de feitenkennis als de vaardigheden te beheersen. Fouten worden hier dus eigenlijk niet meer toegestaan.

LET OP ! Afwezig zijn tijdens een test betekent onverbiddelijk een nul tenzij je afwezigheid is gerechtvaardigd door een geldig medisch attest of een briefje van je ouders waar een andere geldige reden op vermeld staat. Als je gerechtvaardigd afwezig was, ga je de volgende vrijdag om 14u50 naar de studiezaal om een inhaaltest af te leggen.

Page 4: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Ben ik geslaagd ?

Je slaagt voor dit vak als je op de certificatieve proef in juni mistens 50% haalt. Niettemin moet je ook hebben aangetoond dat je tijdens het jaar vooruitgang hebt geboekt en je klaar bent voor de lessen Aardrijkskunde en Geschiedenis in het derde jaar.Wel moet je op het einde van het jaar ook kunnen aantonen dat je 50% hebt.

VEEL SUCCES !

Handtekening ouders:

Handtekening leerling:

Page 5: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Acht tips om de cursus Wereldoriëntatie te studeren

1 In de eerst plaats moet je de woordenschat uit de woordenschatlijsten goed kennen. Op het examen zal er geen woordenschattest zoals in het schooljaar zijn, dus als je thuis de woordenschat wil vertalen dan doe je dat maar.

2 Als je de cursus studeert en er zijn sommige woorden die je niet begrijpt is dat niet zo erg. Herlees de zin opnieuw en probeer of je hem zonder dat ene woord begrijpt. De laatste zinnen voor – en na die zin herlezen kan je helpen om de tekst globaal wel te begrijpen.

3 Denk er aan dat je een verschil maakt tussen belangrijke en onbelangrijke dingen. Je hebt geleerd hoe je een samenvatting maakt, gebruik dat als je je voorbereidt op het examen.

4 Lees aandachtig de titels en ondertitels als je begint te studeren. Zo weet je precies wat je eigenlijk aan het studeren bent.

5 Denk er aan dat je bepaalde perioden, evoluties in stadsplannen , architectuurstijlen enz . uit verschillende steden met elkaar moet kunnen vergelijken. Oefen dat ook als je studeert.

6 De tijdlijn kan je helpen om op basis van de sleutelwoorden die je per thema hebt alles nog eens te herhalen.

7 Je kunt voor jezelf een schema maken per onderdeel van wat je gestudeerd hebt. Dat doe je dan met sleutelwoorden.

8 Studeer geen onbelangrijke datums en straatnamen.

Page 6: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 7: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Hoofdstuk 1: HERHALINGWonen, Zich Verplaatsen en

Consumeren in LEUVEN

1. Waar? LokaliserenOm Leuven te situeren, gaan we eerst een aantal elementen

herhalen of leren…Om goed met kaarten te kunnen werken

bekijk je best eerst nog eens vaardigheidsfiche 1 achteraan

dit hoofdstuk

Page 8: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.1. Wereldschaal

1.1.1 De wereld – De continenten

Opdracht 1: maak voor elk continent een legende en duid ze

aan op onderstaande kaart

Continent Legende (kleur)

Afrika

Amerika

Europa

Azië

Antarctica

Oceanië

Page 9: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Ken jij nog het verschil tussen continenten en werelddelen?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

1.1.2. Oceanen

Er is maar één planeet in ons zonnestelsel dat zeeën en oceanen

heeft: de Aarde. De zeeën en oceanen bedekken 71% van het

oppervlak van de Aarde. De gemiddelde diepte van de oceanen is

3800 m.

Opdracht 2: zoek een goede kaart in de atlas en duid aan op

de bovenstaande kaart met het cijfer ervoor:

Page 10: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1 de Grote Oceaan – 2 de Atlantische Oceaan – 3 Indische Oceaan –

4 Noordelijke 5 Ijszee

Opdracht 3 : zoek een goede kaart in jouw atlas en

beantwoord de volgende vraag: “Welke zeeën grenzen aan welke

oceaan ?: Beringzee, Noordzee, Het Kanaal, Karazee, Beaufortzee,

Rode zee, Baltische zee, Middellandse zee, Golf van Bengalen,

Japanse Zee”.

Grote Oceaan Atlantische Oceaan Indische Oceaan Noordelijke Ijszee

Page 11: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.1.3 Grote bergketens

Bergketen Continent

Page 12: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Rocky Mountains

De Andes

De Alpen en de Pyreneeën

De Himalaya

De Grote Slenk

Opdracht 4: duid deze bergketens in steeds een andere kleur

aan op de kaart hieronder. Zeg in de kolom hierboven ook welke kleur

je voor welke bergketen gebruikt.

.

Page 13: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.1.1.4 Europa

Opdracht 5: schrijf voor elk nummer op de kaart het juiste Europese land op, alsook de hoofdstad van dat land, vertel of het lid is van de EU en of je er kan betalen met de euro.

Land HoofdstadLid van de

Europese Unie

Betalen met

de EURO

1

2

3

4

5

6

7

8

Page 14: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Land HoofdstadLid van de

Europese Unie

Betalen met

de EURO

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

Page 15: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Land HoofdstadLid van de

Europese Unie

Betalen met

de EURO

29

30

Page 16: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.2 Nationale schaal

Opdracht 6: Noteer de verschillende provincies en

hoofdsteden van België op de kaart.

Provincie Hoofdstad Legende (cijfers)

West- Vlaanderen 1

Limburg 2

Page 17: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Luik 3

Henegouwen 4

Oost-Vlaanderen 5

Antwerpen 6

Vlaams-Brabant 7

Waals-Brabant 8

Namen 9

Luxemburg 10

Page 18: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 7:

a) Duid de taalgrens aan in het rood.

b)Wat zijn de 3 gewesten in België? In welk gewest ligt Leuven?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c)Oriënteer Leuven ten opzichte van Elsene. Bekijk hiervoor eerst

nog eens vaardigheidsfiche 2

Leuven ligt ten …………………………………………….van Elsene.

d)Bereken de afstand tussen Leuven en Elsene. Schrijf hieronder

ook de berekening op. Bekijk hiervoor eerst nog eens

vaardigheidsfiche 3.

Afstand tussen Leuven en Elsene: ……………………………………km

Berekening:

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 19: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.1.1

Page 20: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.3. CONCLUSIE

Waar ligt Leuven ? Situeer op de kaart van België hierboven.

In welk gewest ligt Leuven? ……………………………………………………………………………………..

Van wat is Leuven de hoofdstad? ………………………………………………………………………………

2. HET RELIEF

Ook dit is eigenlijk een herhaling voor jullie. Alvorens we samen

dit deel van het eerste hoofdstuk behandelen bekijken we dan ook

eerst vaardigheidsfiche 4

2.1 Het reliëf in België

Opdracht 8: Noteer op de kaart op de juiste plaats: Laag-

België, Midden-België, Hoog-België. Kleur de drie gebieden

passend (kijk in de atlas) en vul de kleurenlegende in. Er zijn 3

grote reliëfgebieden in België

Page 21: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

.

Kleur Ligging Naam Hoogtes Belangrijkste reliëfvorm

Noorden

Centraal

Zuiden

2.1.1.Het refliëf in meer detail

Het noordelijk deel van ons land wordt LAAG-BELGIE genoemd. Het is een laag

gelegen vlakte. We onderscheiden in Laag-België:

de polders. De polders liggen minder dan 5 m boven de zeespiegel en zijn erg

vlak.

de Vlaamse laagvlakte en de Kempense laagvlakte zijn effen tot breed

golvend. De hoogte varieert van 5 tot 50 m. De rivierdalen zijn bijna nergens meer

dan 10 m ingesneden.

Page 22: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

heuvellandschappen. De duinen aan de kust en de duingebieden in de Kempen.

Zuidelijker in het laagland ligt MIDDEN-BELGIE. Hier overheersen de plateau- en

heu-

vellandschappen gelegen tussen 50 en 200 m.

Licht glooiende plateauvlakken wisselen af met dalen die tot 50 m diep. Op de

atlaskaart zien we aan de groene of gele kleur langs de rivieren dat ze tamelijk diepe

dalen hebben.

De plateaulandschappen zijn de lage leemplateaus, met o.a. het Haspengouws, het

Brabants en het Henegouws laagplateau en verder het Kempens laagplateau in

Limburg.

HOOG-BELGIE ligt ten zuiden van Samber en Maas en verheft zich bijna overal

meer

dan 200 m boven de zeespiegel (tussen 200 en 694 m). Het bestaat uit duidelijke

plateaulandschappen en landschappen met heuvelruggen, met veel grotere

reliëfverschillen dan in Midden- België. We onderscheiden:

het plateau van de Condroz

de depressie van de Fagne-Farnenne

het Ardens plateau dat sterk versneden is door dalen die soms meer dan 100 m

diep zijn. Op sommige plaatsen is het Ardens plateau niet versneden, zoals in de

Hoge Venen. Het ziet eruit alsof het een vlakte is, maar ligt toch hoog boven de

zee.

het plateau van Lotharingen met heuvelruggen en het plateau van Herve, dat

sterk versneden is en waarvan het Vlaamse Voeren deel uitmaakt.

Opdracht 9: bekijk nu aandachtig de kaart op de volgende bladzijde, gebruik

een geschikte kaart in de Atlas en vul de tabel na de kaart in zoals het hoort!

Page 23: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 24: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Kleur Hoogtes Naam van het reliëf

Page 25: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2.2 Het reliëf in Leuven en omstreken

Opdracht 10: beschrijf het reliëf in Leuven en omstreken

met behulp van bovenstaande informatie en de volgende foto’s

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………

Foto 1

Foto 2

Page 26: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2. Wonen in Leuven

2.1 Soorten bebouwing

Over de verschillende soorten bebouwing hebben jullie natuurlijk vorig jaar al geleerd. Hier toch nog een korte herhaling!

Er zijn in totaal 3 soorten bebouwing:

a)De aaneengesloten bebouwing:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………….……………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b) De gegroepeerde bebouwing:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………….………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c) De verspreide bebouwing:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

Welke soort bebouwing vinden we vooral rond de school?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 27: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2.2 Bebouwing in Leuven

Page 28: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 11: Bekijk goed de onderstaande foto’s nadat je de

uitleg in Info A en Info B goed gelezen hebt en begrijpt.

Antwoord op de vragen hieronder.

a)Soort gebouw

b)Volgens de hoogte: hoogbouw (gebouw met 4 of meer bouwlagen) of

laagbouw (gebouw tot en met 3 bouwlagen). Het gelijkvloers is ook

een bouwlaag. (zie info B)

c)Gebruikte materialen

d)De ouderdom – periode in de geschiedenis – hoe zie je dat?

e)Waar denk je dit huis aan te treffen: in de stadskern, de

stadsrand of buiten de stad

f)Wat is de functie van deze gebouwen? Welke functies kunnen een

gebouw hebben?

Info A: Soorten bebouwing volgens dichtheid

Page 29: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Een gesloten bebouwing= aaneengesloten bebouwing

halfopen bebouwing= gegroepeerde bebouwing

open bebouwing= verspreide bebouwing

Info B: Soorten bebouwing volgens architectuur

Page 30: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1

2

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

………………………………………………………

… …………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Page 31: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

3

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Page 32: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4

………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Page 33: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2.3 De bevolkingsdichtheid in Leuven

Waar veel huizen dicht op elkaar staan, zoals in een

stad of in een verstedelijkt gebied wonen natuurlijk ook

veel mensen. De bevolkingsdichtheid = het gemiddeld aantal

inwoners per km² in een bepaald gebied wordt als volgt

berekend:

Geografie

Gewest Vlaanderen

ProvincieVlaams-

Brabant

Arrondissement Leuven

Coördinaten50°52′N, 4°42′E

Oppervlakte– Onbebouwd– Woongebied– Andere

56,63 km² (2009)46,54%22,49%30,97%

Bevolking (Bron: NIS)

Inwoners– Mannen– Vrouwen– Bevolkingsdichtheid

95.463 (01/01/2010)49,66%50,34%

Page 34: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 12: Bereken met de gegevens hierboven de bevolkingsdichtheid van Leuven en vul die hierboven in. Maak hieronder ook de berekening!

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3 Zich verplaatsen in Leuven

Page 35: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

3.1 Transport in Leuven

3.1.1 Waterwegen

Opdracht 13: kies een goede kaart in jouw atlas en beantwoord volgende vragen.

a)Tot welk groot stromingsgebied behoort Leuven?

………………………………………………………………………………………………………………………………...

b)Welke rivieren stromen door Leuven?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………

c)Welk kanaal in Leuven was belangrijk voor het transport van goederen?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………

d) Met welke stad verbindt dat kanaal Leuven?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 36: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Hydrografische kaart

3.1.2.Andere vervoersmiddelen

Er is steeds meer en meer verkeer in de stad. Voor welke

problemen kan dit zorgen? Wat zijn volgens zou mogelijke

oplossingen?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 37: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 14: lees volgend artikel van 6 juni 2008. Wat wenst de stad te doen voor de mobiliteit?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

Brengen tram of lightrail soelaas?

De Diestsesteenweg, de Tiensesteenweg, de Mechelsesteenweg, de Brusselsesteenweg en de Geldenaaksebaan. Behalve het feit dat ze allemaal in Leuven liggen hebben deze invalswegen nog

iets gemeen; het is er tijdens de spitsuren een afschuwelijke puinhoop. En daar kunnen ook de bussen van De Lijn, die zoveel mogelijk wagens van de baan moeten halen, weinig aan verhelpen. Het is één van de zaken die de openbare vervoersmaatschappij wil bekijken in een studie over de vervoersstromen in Vlaams-Brabant tegen het jaar 2020. Onder meer de tram, die enkele jaren

geleden nog werden van de hand gedaan als te onrealistisch, duiken zo opnieuw op. In Leuven ziet men wel iets in snelle trams of lightrailverbindingen. Die zouden onder meer via de Vesten naar

Gasthuisberg kunnen rijden, maar eventueel ook Leuven via Tervuren met Brussel verbinden.

Page 38: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4 Consumeren in Leuven

4.1. De functies van de stad

Opdracht 15: Beantwoord de volgende vragen

a)Waarom zijn er grote winkelcentra te vinden aan de stadsrand?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b)De Diestsestraat is een een winkel-wandelstraat. Waarom zouden ze die term gebruikten?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4.2. Streekproducten

Opdracht 16: lees aandachtig de tekst hieronder. Welke zijn de specialiteiten van Leuven?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 39: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Elke streek in Vlaanderen had vroeger zijn eigen mosterdproducenten. Zij vervaardigden mosterd volgens de lokale smaak: van scherp over pittig tot zacht. In het Leuvense wordt vooral zachte mosterd gewaardeerd. Onder de merknaam De Ster produceert de familie Vanderwegen al sinds 1924 mosterd. De spil van het bedrijf is nog steeds de mosterdmolen die grootvader Eugène in dat jaar van een Leuvense mosterdmaker kocht. In deze molen worden de geweekte mosterdzaadjes fijngemalen tussen molenstenen. Er zijn nog maar enkele mosterdproducenten die deze ambachtelijke maalmethode gebruiken. Voor de mosterd wordt een mengsel van een vijftal verschillende zaden gebruikt, voornamelijk gele mosterdzaden (Brassica alba) met een klein percentage donkerbruine zaden (Brassica juncea). De zaadjes worden eerst verbrijzeld in een hamermolen. De droge massa weekt vervolgens gedurende een tiental uur in kuipen in een mengsel van onder meer azijn en zout. Deze brij wordt tot slot fijngemalen tussen de molenstenen. Het resultaat is een zeer smeuïge mosterd met een zachte smaak.

Bron: http://www.streekproduct.be/producten/detail.phtml?id=774

Page 40: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 1: de kaart

Zie ook Exploraction 2.O K&K4 p 17-18, K&K11 p 35-38, K&K12 p39-40

A De topografische kaart

Een kaart is een verticale en verkleinde tekening van het

landschap.

Een topografische kaart geeft het landschap weer met heel

veel landschapselementen (= Alle elementen van een

landschap, wat je ziet als je door het raam kijkt.

Bij een kaart horen:

1) …………………………………………………………………………………………………………………..

2) ……………………………………………………………………………………………………………………

3) ………………………………………………………………………………………………………………….

De tekens van een kaart

Wat vinden we terug op een topografische kaart en wat

betekent dat?

Punten : kerken, huizen, torens, gebouwen, bomen,…

Lijnen: autowegen, spoorwegen, rivieren, …

Vlakken: Weiden, akkers, bossen, industrieterreinen,

vliegvelden…

Page 41: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De legende

De betekenis van de punten, lijnen en vlakken wordt

duidelijk in een legende.

Legende = lijst met de verklaring van de symbolen of kleuren

van een kaart of een figuur

In de legende is de kleur belangrijk.

Blauw: water

Groen: bossen, boomgaarden…

Rood: wegen

Het raster

Wat is de functie van een raster?

…..........................................................

.............................................….............

...........................................................

...........................................................

.........................….................................

...........................................................

..........................................................

Page 42: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De schaal van de kaart

Definitie schaal: aan de hand van de schaal kunnen we de

werkelijke afstanden berekenen of lezen.

Op de meeste kaarten komt de schaal op twee manieren voor:

De breukschaal: bv 1/100 1 cm op de kaart is 100 cm

in de realiteit.

De breukschaal geeft aan hoeveel keer een kaart

verkleind is ten opzichte van de werkelijkheid. Een kaart

met breukschaal 1/1000 is 1000 keer verkleind.

Hoe groter de noemer van de breuk, hoe meer de werkelijkheid

verkleind is, hoe kleiner de schaal.

Hoe kleiner de noemer van de breuk, hoe minder de

werkelijkheid verkleind is, hoe groter de schaal.

De lijnschaal: Meet de afstand op de kaart, en pas die

afstand af op de lijnschaal. Je leest nu onmiddellijk

de werkelijke afstand af.

Page 43: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

B De thematische kaart

Definitie van een thematische kaart

...........................................................

...........................................................

......…....................................................

...........................................................

...........................................................

Zoek drie thematische kaarten in je atlas:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

C De synthetische kaart

Definitie van een thematische kaart

...........................................................

...........................................................

…..........................................................

...........................................................

Zoek een synthetische kaart in je atlas:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 44: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

D Oefening

Kaarten worden nog verder onderverdeeld op basis van de landschapselementen die we op de kaarten kunnen zien. Zo vind je in de atlas:

Soort kaart Onderwerp Kaartnummer

Natuurkundige kaart

Bevolkingskaart

Economische kaart

Administratieve kaart

Landbouwkaart

Staatkundige kaart

Page 45: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 2: zich oriënteren Zie ook Exploraction 2.O K&K 9 p 29-31

Jullie hebben geleerd dat Wereldoriëntatie een combinatie is van geschiedenis en aardrijkskunde. Essentieel bij aardrijkskunde is natuurlijk dat je je kunt oriënteren… dat kan je op verschillende manieren. A De windroos

De windroos heeft vier hoofdpunten: dat zijn de vier windstreken

N= ….....................................

De zon komt hier niet

O= ….....................................

De zon komt op in het O

Z=...........................................

De zon gaar onder in het W

W=..........................................

Daarnaast zijn er vier tussenwindrichtingen

NO=..........................................

ZO= …......................................

ZW=..........................................

NW=..........................................

Verder heeft een windroos ook acht secundaire tussenwindstreken: 1)noordnoordoosten 2)oostnoordoosten 3)oostzuidoosten 4)zuidzuidoosten 5)zuidzuidwesten 6)westzuidwesten 7)westnoordwesten 8)noordnoordwesten

Page 46: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

B Het kompas

Je vindt de windroos ook terug op een kompas. Met een kompas kan je je gemakkelijk oriënteren in de natuur. De grote ( rode) pijl wijst altijd naar het N.

C De zon

De zon komt altijd op in het oosten, om 12u is de zon in het zuiden en de zon gaat altijd onder in het westen. De zon komt nooit in het noorden.

We onthouden de volgorde van de windstreken het best in wijzerzin:

NOORD- OOST- ZUID – WEST

Of zoals iemand ooit zei: Nooit Oorlog Zonder Wapens

Page 47: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 3: afstanden berekenenZie ook Exploraction 2.O K&K11 p 35-38

Om de afstand tussen twee plaatsen te berekenen hebben we natuurlijk een schaal nodig. Eerst zal de leraar daar wat meer uitleg over geven.

De schaal

Er zijn twee soorten schalen, de lineaire en de numerieke, maar wij zullen alleen met de numerieke schaal werken.

a)De numerieke schaal

1/10000 of 1: 10000

Wat wil dit zeggen?

…..........................................................

...........................................................

…..........................................................

...........................................................

1/25000 of 1:25000

Wat wil dit zeggen? …..........................................................

...........................................................

…..........................................................

...........................................................

Page 48: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

b) Als we de schaal van de kaart gevonden hebben, meten we de afstand tussen plaats a en b op de kaart

c) Als we die afstand hebben gevonden, kunnen we een berekening zoals hieronder maken

Vb. De schaal is 1/100 000 en de afstand tussen a en b is 5cm

Berekening: De schaal is 1/100 000, dat wil zeggen dat 1cm op de kaart 100 000 cm in de werkelijkheid is of 1km

Op de kaart is de afstand 5cm dus:

5cm X 100 000 = 500 000 cm

500 000 cm in werkelijkheid is 5 km

Page 49: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 4: “Het reliëf”

Zie ook Exploraction 2.O K&K 28 p108-109

Wanneer we een landschap bekijken, bemerken we een

afwisseling van hoogten en laagten in het landoppervlak. Dat

kan ook een gevolg zijn van menselijke ingrepen, zoals

steengroeven en dijken. Dat geheel van oneffenheden noemen

we het reliëf.

Als we het uitzicht van het reliëf willen beschrijven,

houden we rekening met vier elementen (de zgn. 4 h's):

1. ………………………………. kleur rood

2. ………………………………. kleur groen

3. ………………………………. kleur geel

4. ………………………………. Kleur blauw

Page 50: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Landschap uit de Ardennen (Semois) – standplaats van de

fotograaf (520 m)

1)De ……………………..… is het meest opvallende aan het reliëf. Die

leert ons iets over de vorm van de hoogste delen van het

reliëf. De horizon kan vlak, golvend of hoekig zijn.

Definitie

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 51: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2) De ……………………..… vormen de verbindingen tussen de hoge en

de lagere delen. Hellingen kunnen zacht of steil en zelfs

loodrecht of overhellend zijn, zoals een klimmuur.

Definitie

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………….

3) Het ……………………..… is het verschil in hoogte tussen het

hoogste en het laagste punt. Het hoogteverschil geeft een

idee over hoe 'sterk' (grote hoogteverschillen) of 'zwak'

(kleine hoogteverschillen) een reliëf is.

Definitie

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………

4) De ……………………..…wordt uitgedrukt in meter boven de

zeespiegel. Dat zien we niet in een landschap, noch op een

foto. We lezen het af op een kaart met hoogtelijnen of

isohypsen.

Definitie

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 52: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

!! Het type reliëf bepalen

a) Horizonlijn en hoogteverschil

Page 53: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

b) Type valleien

Benoem de valleien. Verbind het reliëf met de juiste vallei.

Vallei A is …………………………………………………

Vallei A is …………………………………………………………………………………..

Vallei A komt overeen met foto …………………

BA C

Page 54: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vallei B is

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Vallei B komt overeen met foto ………………….

Vallei C is

………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Vallei C komt overeen met foto …………………

De valleien ………………… en …………… komen voor in België. De

vallei………….vinden we niet in België.

Page 55: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Schrijf op de juiste plaats: hoogplateau, laagplateau,

vlakte , oud gebergte, jong gebergte

(1 t.e.m.5)

Beschrijf deze reliëfvormen (A, B en C)

1……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

1 2

5

43

CB

A

Page 56: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

4……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

5……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………….

A……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………

B……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………

C……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 57: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Woordenlijst 1

De aanhechting: iets er aan vastmaken of een deel maken van iets

Afbreken: iets kapot maken

Bedekken: over iets leggen om het te verbergen

De bouwlaag: één étage van een huis, één onderdeel van een gebouw

De dijk: een stuk grond langs de zee of een rivier dat hoger is dan de rest van het land om het land droog te houden

Evenwijdig: evenwijdige lijnen hebben overal dezelfde afstand tot elkaar en lopen dus in dezelfde richting= parallel

Glooiend: een landschap dat niet helemaal plat en vlak is maar een beetje heuvels heeft is glooiend

De heuvelrug: de col

Insnijden: ergens een opening in maken

De invalsweg: naar een stadskern leidende of uit een stadskern komende belangrijke weg

Page 58: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Loodrecht: een loodrechte lijn is een rechte lijn met een hoek van 90 graden

Malen: fijn maken door er over te wrijven

De mosterd: is een in de keuken gebruikte kruidenpasta met meestal een scherpe smaak. Mosterd wordt gemaakt uit gemalen mosterdzaden, azijn, water, suiker en zout.

De oneffenheid: als een stuk grond niet zo plat is als de rest van de grond dan is dat een oneffenheid

Opduiken: verschijnen, er weer zijn

Overhellend: iets dat verder uitsteekt dan de rest

De oprit: een korte weg langs waar je op een grotere weg komt

De polder: een stuk land tussen dijken waar vroeger de zee was

Het profiel: een gezicht zoals het er van opzij uitziet

De puinhoop: als je veel problemen hebt is dat een puinhoop

De scheidingslijn: een lijn dat verschillende dingen apart houdt

Schikken: op orde zetten

Page 59: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Smeuïg: dik, vet

De spil: het belangrijkste stuk/element/ persoon van iets, het centrum

Het spitsuur: het moment waarop veel personen met de auto rijden. Meestal rond 7u/ 7u30 in de ochtend tussen 16y en 17u ‘s avonds

De steengroeve: een plaats waar men natuursteen uit de grond haalt

Verbrijzelen: kapot maken in kleine stukken

Verhelpen: helpen, een probleem oplossen

Vervaardigen: maken

De vervoersstroom: de collectie van vervoersmiddelen die zich op de wegen bewegen

De vlakte: een regio waar de grond helemaal plat is

Waarderen: appreciëren

De zeespiegel: het niveau, de hoogte van het water van de zee

Het zonnestelsel: een ster met hemellichamen eromheen, zoals planeten en manen

Page 60: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Hoofdstuk 2: “Produceren in een stedelijke omgeving”

“Hallo! Mijn naam is Dario. Mijn leven is waarschijnlijk een

heel stuk anders dan jullie leven want ik ben een kermiskind. Mijn ouders zijn kermisexploitant en we zijn steeds op reis.

Als ik geen zin heb om te studeren, dan ga ik aan het venster van onze woonwagen zitten en kijk ik naar de landschappen. Dit doe ik heel graag omdat deze overal zo verschillend zijn. Zo merk ik, dat we altijd eerst een commerciële en industriële zone voorbijrijden alvorens we binnenrijden in de stad. Hoe komt

dit? Vaak zijn deze zones ook zo verschillend. Zo is de haven van Antwerpen helemaal niet hetzelfde als de technopool Gent of de regio rond Samber en Maas. Kan jij mij helpen om een antwoord te vinden op mijn vragen? Waarom ziet het landschap er zo uit op die specifieke plaats? Ik ga jullie alle documenten die ik op onze reizen (Antwerpen, Gent en de regio Samber en Maas) heb verzameld geven, zodat jullie deze kunnen analyseren.”

1. De wereld van de ECONOMIE

Page 61: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.1. Wat is produceren?

Vorig schooljaar en in het vorige hoofdstuk werd er gepraat over consumeren. Maar hoe worden bepaalde producten nu gemaakt? Wat wordt precies bedoeld met produceren

C1: Informatie opzoeken

Wat zegt het woordenboek over produceren?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Bron:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Wat zegt het internet over produceren?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Bron:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 62: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Soms eens een aantal producten op die je nodig hebt om een auto te maken?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Dit is al een hele lijst! Al deze producten worden door de industrie geproduceerd. Uiteraard verloopt dit volgens een aantal stappen of fasen.

Page 63: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 1: Vul het schema aan met: Bakstenen – stoffen – katoen – glas – zand – klei.

De basisindustrie gebruikt grondstoffen en energiebronnen en

bewerkt de grondstoffen tot halffabricaten.

Grondstof of energiebron Basisindustrie Halffabricaat

glasfabricage

textielfabriek

steenbakkerij

Page 64: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 2: Maak zelf een volledig productieschema van

grondstof tot eindproduct.

Grondstof Basisindustrie Halffabricaat Verwerking Eindproductglasfabricage

Tarwe

Ijzererts Metaalindustrie

Meubelfabriek

Spinnerij Weefsels

Vul in: Hout – Glas - Hoogoven – Planken – Zand – Confectie - Staalplaat - Landbouw – Auto - Bloem – Bakkerij – Brood - Glasbewerking – Zagerij – Katoen – Meubels – Kleding – Glasproducten

De verwerkende industrie verwerkt halffabricaten tot fabricaten of afgewerkte producten.

C6: Nadenken over jouw werkwijze

In de industrie wordt een grondstof tot eindproduct

verwerkt. Dit productieproces verloopt in drie fasen:

1. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………

2. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………

3. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………..

In de handel of dienstensector wordt de verkoop (=

consumptie) van de afgewerkte producten geregeld.

Page 65: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

EXTRA: HET PRODUCTIEPROCES VAN LEGO

Page 66: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 67: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Uitdaging 1:”Van telraam tot Eniac: de geschiedenis van de computer”Lees aandachtig de volgende tekst en probeer alles te begrijpen. Succes!

Page 68: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 69: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1.2 De economische sectoren

A Opdracht 3

1 Quiz: juist of onjuist

a)De mensen in België werken vooral in de industrie.

Juist / onjuist

b)De mensen in de Alpen leefden vroeger van de landbouw maar tegenwoordig steeds meer van toerisme (handel-diensten).

Juist / onjuist

c)Een visser hoort bij landbouw.

Juist/ onjuist

d)In Zuid-Afrika wordt vooral gewerkt in de industrie.

Juist/ onjuist

2 Open vragen:

a) In Noorwegen, Zweden en Finland wordt vooral in de sector landbouw gewerkt. Hoe komt dit?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b) In welke sector wordt het meest gewerkt in derde Wereld Landen?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 70: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

B Een woordje meer uitleg bij de verschillende sectoren

1) De primaire sector of agrarische sector: is de economische sector die grondstoffen en voedsel levert. Dit zijn niet alleen de boeren, maar ook de vissers, veeteelt, jacht, visserij en de delfstoffenwinning.

2)De secundaire sector of industriële sector: is de

economische sector met alle bedrijven en activiteiten die

van de grondstoffen van de primaire sector afgewerkte

producten maken. De producten worden bijna altijd door de

tertiaire sector aan de consument doorverkocht.

3)De tertiaire sector of dienstensector: is de economische

sector waarin bedrijven met de verkoop van hun diensten

winst willen maken. Een synoniem voor de tertiaire sector is

de "dienstensector", of "de diensten, de handel en het

verkeer"

4) De quartaire sector: is de economische sector van de

niet-commerciële gesubsidieerde en of collectief

gefinancierde dienstverlening. De quartaire sector is de

enige economische sector die niet per sé winst wil maken.

Page 71: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

In België werken de meeste mensen in de handel-en

dienstensector. Vroeger was dit anders en in armere landen

wordt er nog steeds vooral in de eerste sector gewerkt. Alle

drie de sectoren kun je weer onderverdelen in andere

sectoren. Winkels, horeca, theaters, kappers, advocaten, ICT

bedrijven enz. zijn een deel van de tertiaire sector. In

ontwikkelde economieën zoals in west Europa en de Verenigde

Staten wordt tussen de 70 en 80 procent in deze sector

verdient

2. De ECONOMISCHE zones in België

Page 72: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsoefening: we bekijken eerst

vaardigheidsfiche 1 voor we de vragen hieronder oplossen

a)In een atlas kan je opzoeken in het alfabetisch register en de

algemene inhoud. Als wij de belangrijkste industrietakken zoeken

van België waarin zoeken we dan op en waarom?

...................................................................

...................................................................

b)Welke atlaskaart ga je gebruiken om dit op te zoeken?

.........................................................................

.........................................................................

Opdracht 5

a)Benoem de vijf grote industriegebieden in België en nummer ze op de kaart hierboven

1. West-Vlaams Industriegebied2. Vlaamse Ruit3. Kempens Industriegebied4. Henegouws Industriegebied5. Luiks Industriegebied

b)Benoem de drie grote zeehavens in België en plaats hun letter samen op de zwarte stip op de kaart.

1. Haven van Zeebrugge2. Haven van Gent3. Haven van Antwerpen

c)Neem in je atlas kaart ‘België industrie’ (Kaart………………..) en los de onderstaande vragen op.

1)Welke industrie domineert in de Antwerpse haven?

……………………………………………………………………………………………………………………………

Page 73: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Waarom zou deze industrie zich hier vestigen?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

2) Welke industrie domineert in het West-Vlaams industriegebied?

...........................................................

Waarom zou deze industrie zich hier vestigen?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3)Welke industrie domineert in het Luiks industriegebied?

...........................................................

Waarom zou deze industrie zich hier vestigen?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4)Welke industrie domineert in Genk?

...........................................................

Waarom zou deze industrie zich hier vestigen?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 74: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3. Vestigingsfactoren

Zonder kapitaal, grondstoffen, energie, verkeerswegen,

arbeidskrachten, een afzetmarkt, verkeersmiddelen en

ruimte is er geen industriële ontwikkeling mogelijk. Deze

factoren hebben impact op de vestigingsplaats van nieuwe

fabrieken of bedrijven, daarom noemt men ze

vestigingsfactoren.

3.1. Zone Antwerpen

3.1.1. Industrie in Antwerpen

Vaardigheidsoefening:een onderzoeksvraag

stellen

Voor je deze oefening maakt moet je eerst aandachtig

vaardigheidsfiche 5 lezen. Als je die begrijpt maak je de

oefening hieronder.

! Stel een pertinente vraag over de lokalisatie van de

industrie in de haven van Antwerpen.

“ ………………………………………………………………………………………………………………………………………………”

Page 75: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

3.1.2. Vestigingsfactoren.

Wie een fabriek wil oprichten moet denken aan:

1)Kapitaal

Waarom is er nood aan kapitaal?

..................................................................

2)Grondstoffen

Fabrieken vestigen zich vaak nabij de vindplaats van

hun belangrijkste grondstoffen.

Welk groot voordeel heeft dit?

.............................................................

3) Energie- of krachtbronnen

De meeste energiebronnen komen uit de ondergrond zoals

…………………………, ………………………en ………………….…….

Cokes worden bereid uit ………………………………… in cokesfabrieken.

Benzine, dieselolie en stookolie worden gewonnen uit

………………………………. in aardolieraffinaderijen.

Kernenergie maakt in ons land het grootste deel van de

elektrische stroom. Elektriciteit wordt ook nog gemaakt door

alternatieve of groene energie: ………………………………. en

…………………………………

4)Werkkrachten

Deze worden bij voorkeur gezocht in de grote steden / in de

eigen streek / in de industriearme gebieden.

Verbruiker: Arbeidskracht is ook verbruiker of consument.

Page 76: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

5)Afzetmarkt

Wat is een afzetmarkt?

..................................................................

..................................................................

6)Verkeersmiddelen

Deze zijn noodzakelijk voor de aanvoer van ……………………………. en

………………………………… en het afvoeren van de fabricaten naar de

…………………………………

Soorten verkeerswegen:

..................................................................

De onderstaande kaart geeft de intensiteit (hoeveel

voertuigen) aan van het wegverkeer via de autowegen en

de dichtheid van het autowegennet.

Page 77: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 6: antwoord op de volgende vragen In welk deel van ons land hebben we een hoge

bevolkingsdichtheid?

..................................................................

Waar vinden we de meeste en grootste industriezones?

..................................................................

Waar is de wegendichtheid het grootst?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

De dichtheid van het autowegennet wordt bepaald door de bevolkingsdichtheid, het reliëf en de industrie.

7)Ruimte

Deze is nodig om de fabriek te kunnen vestigen op een

bepaalde plaats. Waarvoor heeft een fabriek nog open ruimte

nodig.

Industrieterrein

Is de plaats waar bedrijven gegroepeerd werden op een

speciaal daarvoor ingericht terrein. Niet enkel

industriële vestigingen op dit terrein maar ook:

- sport- en recreatie

- winkels

- distributieterrein.

Industrieterrein wordt ook bedrijventerrein genoemd.

Page 78: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Zonder kapitaal, grondstoffen, energie,

verkeerswegen, arbeidskrachten, een afzetmarkt,

verkeersmiddelen en ruimte is er geen industriële

ontwikkeling mogelijk. Deze factoren hebben impact op

de vestigingsplaats van nieuwe fabrieken of bedrijven,

daarom noemt men ze vestigingsfactoren

4. Geschiedenis van Antwerpen

Vaardigheidsoefening: een document observeren – kritisch zijn

Vooraleer we verschillende documenten gaan observeren gaan we nog even herhalen hoe een bron moet geïdentificeerd worden.

Page 79: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 80: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsoefening : het bekritiseren van bronnen

Lees aandachtig vaardigheidsfiche 6 voor je deze oefening maakt

Welk soort bron is dit? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Bronnenkritiek: Is deze bron betrouwbaar?…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………

Page 81: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4.1 Overzicht van de geschiedenis van Antwerpen

Opdracht 7: Bekijk aandachtig het videofragment “ Er legt een schip te Antwerpen aan”.a)Wat vertelt het fragment over het ontstaan van Antwerpen?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b) Wat leer je er uit over de werking van een moderne haven?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 82: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 8: Lees aandachtig de tekst hieronder. Antwoord daarna op de vragen. Inleiding

Antwerpen ontstond dankzij de goede ligging op de rechteroever van de Schelde. In een lange bocht van de Schelde was een natuurlijke aanlegplaats voor schepen. Rond die natuurlijke haven groeide een nederzetting die later door het succes van de haven evolueerde naar een wereldstad. Lange tijd ontwikkelden haven en stad zich samen: de havenactiviteiten definieerden volledig de structuur van de stad: hoe belangrijker de haven werd, hoe groter de stad werd. Op het einde van de 19Y eeuw kwam er een breuk in die relatie. Stad en haven evolueerden vanaf dan elk op hun eigen manier. Het centrum groeide van de stroom weg in de richting van het Centraal Station. De haven kende een sterke groei en breidde stroomafwaarts uit. ( Zie kaart 39c in de atlas)

Page 83: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De waterstad ( 850- 1400)

In de beginperiode van Antwerpen evolueerden stad en haven samen op een heel specifieke manier; bij elke uitbreiding van de stad werd een nieuwe grachtengordel gegraven als militaire verdediging. De oude vestinggracht, die altijd binnen de stad lag, werd niet dichtgemaakt maar werd steeds gebruikt als binnenhaven. Langs da ar konden de schepen de stad binnenvaren om de goederen te laden en te lossen. Aan de binnenhavens of vlieten ontstonden markten waar de aangevoerde producten werden gekocht en verkocht. Dit resulteerde in de typische structuur Antwerpen: de haven bepaalde het grondplan van deze stad! ( De evolutie van het grondplan van Antwerpen zie je op de kaarten hieronder)

Page 84: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Tussen 1200 en 1250 werd de stad veel groter en in 1324 kreeg de stad een muur van steen met poorten en torens. De stad werd opnieuw groter in de 15Y eeuw en de rijkdom van de stad werd groter en groter.

Antwerpen in de 16H eeuw: de nieuwstad

In de 16[ eeuw was Antwerpen, door het succes van de haven, nog rijker dan ervoor. Antwerpen werd het belangrijkste economisch centrum van Europa. De bevolking groeide snel en dat had twee redenen:

1 Er kwamen steeds meer kooplieden wonen die hoopten snel rijk te worden 2 Er kwamen veel arbeiders wonen die hoopten dat ze in de haven een job zouden vinden Door de stijgende rijkdom was er ook een nieuw verdedigingssysteem nodig. In 1542 werd er een nieuwe omwalling gebouwd die negen bastions had en vier monumentale poorten met daar rond een brede gracht. In 1567 besliste de Spaanse overheerser om in het zuiden van de omwalling een citadel te bouwen, het Zuidkasteel. Dit was in de eerste plaats niet bedoeld om de stad te beschermen tegen vijanden van buiten de stad, maar vooral om de inwoners zelf te controleren. De 16[ eeuw was dan wel de “ gouden eeuw” voor Antwerpen, toch was maar een klein deel van de bevolking rijk. Voor het grootste deel van de bevolking was dit vooral een periode van grote armoede en lage koopkracht. De meeste mensen konden het zich dus niet veroorloven veel te kopen omdat de huishuur heel hoog was. Het verschil tussen arm en rijk werd ook duidelijk in de ruimtelijke verdeling over de stad: de armste mensen woonden in de het stadsdeel dat vlak bij de Schelde lag en dat deel werd dan ook snel verwaarloosd.

Page 85: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Antwerpen in de 19 H eeuw

Na de Spaanse en Oostenrijkse dominantie in de 16[ eeuw en 17[ eeuw waren de Fransen baas over onze contreien tussen 1794 – 1814 en de Noordelijke Nederlanden tussen 1815-1830. In 1830 begon de Belgische Revolutie en in 1831 ontstond het onafhankelijke land België.

Na de onafhankelijkheid van België kende Antwerpen opnieuw economisch succes, maar alleen een klein deel van de Antwerpse bevolking kon rijker worden. In het midden van de 19 [ eeuw leefde 40 procent van de Antwerpse bevolking in armoede; het verschil tussen arm en rijk werd groter. Dat verschil werd steeds meer zichtbaar in de ruimtelijke verdeling van de stad. Het stadsgedeelte langs de Schelde was in de 16[ eeuw al verwaarloosd maar werden nu echte sloppenbuurten.

Tegelijkertijd nam, door de immigratie van plattelandsbewoners, de bevolking enorm toe. Op het einde van de 19 [ eeuw werd voor het eerst in 300 jaar een stadsuitbreiding noodzakelijk. Tussen 1860 en 1865 werden de 16[ eeuwse omwallingen kapotgemaakt en vervangen door een brede boulevard. Onder druk van militairen echter, die dachten dat Antwerpen een strategische positie zou hebben bij een volgende oorlog, werd er toch een nieuwe vestinggordel aangelegd: de 13 kilometer lange Brialmontomwalling ( bekijk aandachtig tekeningen 4 en 5 en foto 6)

Page 86: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Toen buiten de boulevard het Centraal Station werd gebouwd aan het einde van de Keyserlei lag het centrum van de stad niet meer aan de Schelde maar in de buurt van het kruispunt van de nieuwe boulevard met de Meir en Keyserlei. Het nieuwe gezicht van de stad werd bepaald door de eclectische architectuur langs de nieuwe straten en boulevards. Tot die typische 19 [ eeuwse gebouwen behoren de Opera, het Jeugdtheater en de Nationale Bank.( Op foto 7 zie je de Nationale Bank, op foto 8 de opera en op foto 9 het oude justitiepaleis)

In het zuiden breidde de stad uit op de gronden die beschikbaar werden na het vernietigen van het Zuidkasteel. Om “ Het Zuid” aantrekkelijker te maken werd het Museum voor Schone kunsten gebouwd. Tegenover dit museum werd de Hippodroom gebouwd: een spektakelpaleis dat vele bezoekers naar die buurt moesten brengen. Die buurt ontwikkelde zich tot een aantrekkelijke, vitale stadswijk.

Om een goede verbinding met de oude stad te hebben werd de Nationale straat gebouwd, die “ Het Zuid” met de Groenplaats verbindt ( op foto 10 zie je het Museum voor Schone Kunsten, op foto 11 zie je de hippodroom, op foto 12 zie je de Nationalestraat en op kaart 13 zie je hoe de Nationalestraat “het Zuid “met de oude stad verbindt)

Page 87: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 88: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vragen

1 De haven van Antwerpen speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de stadstructuur. Leg uit.

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2 Door de stijgende rijkdom moest Antwerpen een nieuw verdedigingssysteem hebben. Toch was dat in de eerste plaats niet voor vijanden van buiten de stad. Verklaar!

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

3 Wat waren de redenen voor de bevolkingsgroei in Antwerpen in de 16[ eeuw?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 89: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4 Als je in de 16[ eeuw wist waar iemand in Antwerpen woonde wist je ook of die persoon arm of rijk was. Leg uit. Was dat in de 19[ eeuw ook nog zo?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 90: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

5. Ligging van de haven van Antwerpen

5.1. Natuurlijke ligging

Antwerpen ontstond langs de rechteroever / linkeroever. Leg uit waarom:

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

Opdracht 9: Noteer op de onderstaande tekening:

monding / linkeroever / rechteroever

EROSIE: C1: Informatie opzoeken

Zoek de volgende begrippen op in een encyclopedie: meander, erosie, sedimentatie

Meander: ………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Erosie: ……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Sedimentatie: ………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

Page 91: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 10: Hieronder zie je een dwarsdoorsnede van Antwerpen. Vul het schema aan:

Linker / rechter oever

Karakteristieken

…………………….………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………….………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………….…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………….………………………………………………………………………………………………………………………..

Page 92: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

5.2. Vestigingsfactoren haven van Antwerpen

Opdracht 11 video “ Haven van Antwerpen”

a)”De diamantindustrie”

Bekijk het videofragment aandachtig; hoe gaat volgens jou

het verwerken van diamant precies in zijn werk?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

b)”General Motors”

Bekijk het videofragment aandachtig; op welke manier wordt

de stad Antwerpen hier gepromoot?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 93: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 12: bekijk aandachtig de onderstaande documenten

en zoek daarin de verschillende vestigingsfactoren voor de haven

van Antwerpen

1e factor: …………………………………………………………………………………………………………………………………

DOC 1.:

De haven van Antwerpen is meer dan 100 jaar oud en is de tweede grootste haven van Europa na Rotterdam. De haven behoort tot de 10 grootste ter wereld. De haven heeft 5 sluizen heeft die direct verbonden zijn met de zee. De haven van Antwerpen is via de Westerschelde verbonden met de Noordzee

DOC. 2:

Werking van een sluis: ( bekijk ook de bijhorende video)

DOC. 3:

Page 94: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

DOC. 4:

Page 95: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

DOC. 5:

Page 96: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

DOC. 6:

Page 97: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2e factor: ………………………………………..

Doc.1

De Schelde gaat ten noorden van Antwerpen door een groen en uitgebreid poldergebied. Het vergroten van de haven van Antwerpen zorgde voor het verdwijnen van verschillende polderdorpen.

Doc.2

Ga mee op stap door Doel — het dorp dat niet weg wil

Doel, het

polderdorp dat moet weggaan voor de Antwerpse haven, is de toeristische hype van het moment. Een blik op het

dorp in foto en video.

1998: Het dorp moet verdwijnen om de haven van Antwerpen te

kunnen uitbreiden op de linkeroever van de Schelde. In 1998

besliste de Vlaamse regering het Deurganckdok vlakbij Doel

te bouwen. De woonkern moet verdwijnen.

2009: Het woonrecht loopt af in Doel. Alleen huiseigenaars

kunnen er blijven wonen. Omdat men al zo lang discussieert

over het dossier, blijven veel Doelenaars hopen dat het dorp

blijft bestaan.

Page 98: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2010: Het dorp wordt ingekleurd als havengebied. Wat de

haven van Antwerpen met de vrijgekomen ruimte zal doen, weet

niemand.

De Standaard.

3e factor: ………………………………………..

Doc.1

Opslag en logistieke dienstverlening

Met ruim 5.3 miljoen m² aan opslagruimte is Antwerpen de grootste Europese aanbieder van overdekte magazijnen.

De haven is veel meer dan een los- en laadplaats: goederen worden er opgeslagen, herverpakt, verdeeld en klaargemaakt voor transport naar hun eindbestemming.

Dankzij haar enorme opslagcapaciteit functioneert de haven als de “supermarkt” van Europa waar alle producten een gespecialiseerde opvang en transport vinden.

De haven van Antwerpen heeft de ambitie om te groeien tot een jaarlijkse goederenoverslag van 300 miljoen ton.

http://www.havenvanantwerpen.be

Page 99: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Synthesefiche Haven van Antwerpen

Soort bedrijven in de haven:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Welke factoren beïnvloeden de aanwezigheid van deze

industrie in de haven van Antwerpen:

1e factor:

…………………………………………………………………………………………………………………

2e factor:

…………………………………………………………………………………………………………………

3e factor:

……………………………………………………………………………………………………………

6. TECHNOPOLEN – Ontwikkeling van hoge technologie

Inleiding: video “ Technopool van Zwijnaarde”

Page 100: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Wat is een technopool?

Een wetenschapspark, ook wel kennispark, technologiepark of

(in het Engels) science park, is een bedrijventerrein of

industriegebied waar voor het grootste deel bedrijven met

een wetenschappelijke of technologische specialisatie en

onderzoekinstituten zijn. Vaak is er een sterke link met één

of meerdere universiteiten. Het bekende Amerikaanse Silicon

Valley is één van de eerste concentraties van zo zulke

bedrijven en instellingen ook al zijn deze verspreid over

een gehele streek in plaats van een gelimiteerd terrein.

1. Bedrijven in het technologiepark Zwijnaarde (Gent)

Page 101: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 14: Bekijk het plan en antwoord op de vragen

hieronder.

Welk soort bedrijven vinden we in dit bedrijvenpark terug?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

In welk sector werken ze vooral?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Zijn er evenveel bedrijven als in Antwerpen? Waarom wel of

waarom niet?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 102: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2. Vestigingsfactoren technologiepark Zwijnaarde.

Doc. 1: …………………………………….

Page 103: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Doc. 2: …………………………………….

Doc. 3: ………………………………………….;

Het Technologiepark Zwijnaarde is de Campus Ardoyen en het Wetenschapspark Ardoyen. Op de Campus Ardoyen zijn verschillende instituten van de Faculteit ingenieurswetenschappen en van de Faculteit Wetenschappen van de Universiteit Gent. In het Wetenschapspark Ardoyen zijn ongeveer veertig bedrijven die onderzoek doen. De meeste van deze bedrijven zijn hoogtechnologische biobedrijven.

De hoogtechnologische biobedrijven doen hun activiteiten liefst zo dicht mogelijk bij excellente onderzoeksinstellingen zoals universiteiten.

De stad Gent wordt dikwijls de hoofdstad van de Vlaamse biotechnologie genoemd wegens de vestiging van industriële bedrijven zoals Innogenetics, deVGen, BASF Cropscience… en wegens de lange traditie van academisch onderzoek op het domein van de biotechnologie.

Voor deze bedrijven is het interessant om hier gevestigd te zijn omdat er samenwerkingmogelijkheden zijn met de bedrijven die dichtbij zijn en instellingen op het gebied van biotechnologie. Omdat de universiteit dichtbij is zijn er veel hoog gekwalificeerde werkkrachten aanwezig.

Page 104: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Synthesefiche Technologiepark Zwijnaarde

Soort bedrijven in de technopool

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Welke factoren hebben impact op de aanwezigheid van

technopool in Gent:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 105: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

7. OUDE INDUSRIE BELGIË

1. Lokalisatie

a)Als jullie kijken naar de kaart op p. 11 van dit

hoofdstuk. Welke industrie vind je vooral terug rond de

Samber en de Maas?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

b)Stel een pertinente vraag over het type industrie die je

terugvindt in de streek rond Samber en Maas:

“………………………………………………………………………………………………………………”

2. Historiek van de industrie rond Samber en Maas

Om te begrijpen waarom we vooral dit type industrie

terugvinden moeten we terugkeren in het verleden. Voor vele

jaren was Wallonië de economische en sociale motor van

België dankzij de staalnijverheid. België tijdens de 19e

eeuw één van de grootste industriële centra van Europa.

Rond 1800 groeide de bevolking ineens heel erg. Hierdoor

ontstond er veel vraag naar voedsel en kleding. De mensen

konden al dit werk niet met de hand doen, dus ontwikkelden

mensen apparaten die veel werk uit handen konden nemen. De

industriële revolutie is er niet zomaar gekomen het was een

combinatie van oorzaken:

Page 106: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

1. Er was in die periode een einde gekomen aan de

oorlogen en er was een vermindering van epidemieën.

Hierdoor steeg het bevolkingsaantal en steeg de

vraag naar consumptiegoederen. Er moest meer voedsel

komen maar alles gebeurde met paard en kar op het

platteland. Ook kleding maakten ze zelf. Van wol of

katoen spinden ze bijvoorbeeld draden. Maar omdat de

bevolking groeide, ontstond er steeds meer vraag

naar kleding, lakens en ander textiel.

2. Hierdoor ging men op zoek naar technische

hulpmiddelen. Zo werd de Stoommachine uitgevonden.

De stoommachine werd al vlug gebruikt in fabrieken

om het rendement te verhogen: staalnijverheid,

mijnen, …

3. Ook de landbouwsector ging deze machine gebruiken

vanaf 1850. De landbouwmachines werd aangedreven

door een stoommachine, zo kan het werk vlugger

gebeuren.

4. De grote investeerders uit deze eeuw gingen

investeren in transport: zoals boten en vooral

spoorwegen. Op deze manier konden de goederen

gemakkelijk vervoerd worden.

Page 107: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

5 Om de nieuwe machines energie te geven moest er op

zoek gegaan worden naar energiegrondstoffen. In

Wallonië was de ondergrond rijk aan steenkool.

Stoommachine Stoomlocomotief

Gevolgen Industriële revolutie:

1. Er waren meer en meer arbeiders nodig in de

fabrieken. De autochtone bevolking kon niet al het

werk doen en hierdoor werd beroep gedaan uit

arbeiders uit andere landen (bv. Italië).

2. Omdat er meer werk is, circuleert er ook meer geld.

Dit heeft als gevolg dat de vraag naar specifieke

producten stijgt.

3. De fabrieken moeten competitiever worden om zo het

rendement te doen stijgen. Hiervoor moeten ze nieuwe

technologische investeringen doen maar ook arbeiders

dag en nacht laten werken (zelfs vrouwen en

kinderen).

Page 108: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

4 Er ontstaan nieuwe sociale klassen: de rijke

bourgeoisie en het proletariaat (de arbeiders die

niets bezitten

en afhankelijk

zijn van hun

salaris om te

leven).

Page 109: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De industriële revolutie had veel gevolgen. Ten eerste

voor de bevolking zelf. Er waren niet genoeg woningen voor

al die nieuwe inwoners. Hoe leefde een eenvoudig

arbeidersgezin in de grote stad? In het begin was het

vreselijk om in de stad te moeten wonen. Gezinnen woonden op

zolders, in kelders of in schuren. Later kwamen er wijken

voor arbeiders. Wijken met goedkope en kleine woningen. Vaak

zonder een eigen toilet of watervoorziening! Veel gezinnen

die gewend waren aan de ruimte van het platteland, woonden

nu in éénkamerwoningen.

Een "bron" uit die tijd zegt het volgende:

"Mijn vader huurde een woning. Het was in een klein straatje. Er was één kamer van 6 bij 4 meter, dat was alles. Aan de achterkant hadden we één klein raam. Er kwam niet veel licht door. Daardoor was de kamer donker en vochtig. Er waren 2 bedsteden. In de ene sliepen mijn ouders en mijn broertje. In de andere sliep ik met mijn oudere broertje en mijn 2 zusjes. Een riolering was er niet, maar in de hoek van de kamer stond een ton."

Page 110: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

arbeiders woning

Elke dag moest er weer heel hard gewerkt worden, tijd voor leuke dingen was er haast niet! Bovendien, wat konden ze eigenlijk nog doen in hun "vrije tijd"? De meeste mensen waren zo moe dat ze gewoon niets leuks meer konden doen.

Page 111: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

3. Het industrieel landschap van de mijnen

Constantin Meunier, “Au pays Noir”, 1890

Vaardigheidsoefening : identificatie van een

bron

Wie ? ……………………………………………………………………………………………………………………………………

Wat ? ……………………………………………………………………………………………………………………………………

Waar ? …………………………………………………………………………………………………………………………………

Wanneer ? …………………………………………………………………………………………………………………………

Page 112: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Welk idee had de schilder over het industrielandschap van

de mijnen ?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

4. Vestgingsfactoren van deze industrie in het dal

van de Samber en Maas

1 e vestigingsfactor: ……………………………………………………………………

Doc. 1:

De stoommachine heeft een heel grote impact gehad op de geschiedenis van de mens. De uitvinding van de stoommachine leidde in de 18e eeuw de Industriële Revolutie in. Met behulp van de stoommachine werd het mogelijk om warmte te veranderen in mechanische energie. België, was na Engeland, het eerste land op het Europese vaste land die hierin ging investeren.

Page 113: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Doc. 2.:

In Wallonië werd al steenkool ontgonnen voor de industriële revolutie echt begon. De Waalse Steenkolenbekkens waren geconcentreerd in de industrieas van de Maas, Samber en Hene, die liep van Luik tot Bergen. De zware industrie in Wallonië, zoals de glas- maar in het bijzonder de staalnijverheid, steunde vooral op de Belgische steenkoolproductie.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Kolenmijn#Steenkoolnijverheid_in_Belgi.C3.AB

Doc. 3:

Page 114: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2 e vestigingsfactor: ……………………………………………………………………

Doc. 1:

Synthesefiche oude Industrie Samber en Maas

Geschiedenis Industriële Revolutie:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Welke vestigingsfactoren hebben impact op de vestiging van de

staalindustrie bij Samber en Maas?:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

Page 115: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Synthese Vestigingsfactoren:

Industriële Zone Lokalisatie

België

Type industrie Vestigingsfactoren

De haven van

Antwerpen

De vallei van

Samber en Maas

Page 116: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De Technopool in

Zwijnaarde

Page 117: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht 15: “Presentatie”

Jullie zijn op uitstap naar Antwerpen geweest en vertellen nu

wat jullie daar uit geleerd hebben!

Jullie moeten in groepjes van vier over een bron ( die je

tijdens de uitstap tegen bent gekomen) ( foto’s, affiches,

brochures, boeken, kaarten ) en 10 minuten over de bron praten.

Ieder van de groep draagt bij, iedereen moet aan bod komen!

a)De voorbereiding: Jullie geven per groep een schriftelijke

voorbereiding af die voldoet aan de volgende criteria:

- Jullie gebruiken bronnen en vermelden die op het einde van

het schriftelijke werk. Er moeten drie geprinte bronnen

geraadpleegd zijn en twee websites. Onder elk stukje wordt de

naam vermeld van de leerling die dit geschreven heeft!

b)Schrijven:

Het werk wordt verzorgd afgegeven en let op de taal en

spelling. Zorg dat je de woordenschat die jullie geleerd hebben

ook tijdens de presentatie gebruiken!

e)Presentatie: let op de tips die jullie achteraan in de cursus

terugvinden!

f)Evaluatie: de criteria voor de mondelinge presentatie vinden

jullie terug in de tips achteraan in de cursus en op de

evaluatiefiches. Iedereen evalueert elke groep en doet op een

positieve en constructieve manier! De puntenverdeling zien

jullie op de fiche op de volgende bladzijde.

Page 118: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Verder zal je geëvalueerd worden op 35 punten en er zal door de

leraar rekening gehouden worden met de volgende criteria:

De preciesheid van de informatie

De grondigheid van de presentatie

De documentatie zelf en het gebruik ervan

Jouw houding tijdens de presentatie ( de evaluatiefiche

achteraan de cursus wordt hiervoor weer gebruikt!)

Het taalgebruik

SUCCES!!

Page 119: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Evaluatie presentatie uitstap naar Antwerpen

Bron:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Naam:

Klas:

Inhoud: /15

Bronnen: /10

Taal: /5

Lay-out: /5

Totaal: /35

Page 120: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Uitdaging 2:”Naar een industriële

samenleving”Lees aandachtig de volgende tekst en probeer hem te begrijpen.

Succes!

Page 121: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 122: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)
Page 123: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 5: een onderzoeksvraag

stellen

A Hoe stel je een onderzoeksvraag?

! In de eerste plaats moet je goed weten wat je zoekt, anders

stel je geen pertinente vraag

Vb Je moet de impact van Alexander de Grote op de Grieken

onderzoeken. Daarbij vraag je je misschien af wat de naam van zijn

paard was. Maar die vraag zal niet nuttig zijn voor je onderzoek.

Een onderzoeksvraag helpt je om snel en efficiënt te werken: ze

is pertinent of passend, ze hoort bij het voorwerp van jouw

studie. Met een onderzoeksvraag kun je uitleg vragen over wat

je hebt gezien, gehoord, geconstateerd enz.

Wanneer is er sprake van een onderzoeksvraag?

Je kunt bij een onderwerp vragen stellen die in drie

categorieën zijn:

1 Vragen om informatie

WAAR?

WIE?

WAT?

WANNEER?

HOE?

Zo vraag je alleen naar informatie.

Page 124: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

2 Vragen naar een waardeoordeel.

Met dit soort vragen wil je geen informatie of uitleg, maar zoek je

gegevens om je mening te kunnen geven.

Vb Is het goed om kinderen van 6 jaar te laten werken?

Dit soort vragen noem je niet pertinent en moet je dus eigenlijk

niet stellen.

Wat wel pertinent zou zijn is vragen: “ Waarom laten mensen in deze

tijd kinderen van 6 jaar nog werken? “ Op deze manier zoek je een

verklaring.

3 Vragen om uitleg of een verklaring.

3.1 Waarom? Met welk doel?

Zo zoek je naar het doel, de bestaansreden van wat je hebt opgemerkt.

Vb:

Vraag: “ Waarom is er een parking aangelegd langs de Leopoldlaan? “

Antwoord: “ Om het verkeer buiten het stadscentrum te houden”

3.2 Waardoor? Hoe komt het ?

Zo zoek je naar de achtergrond, de geschiedenis van wat je hebt

opgemerkt.

Vb:

Vraag: “ Waarom staan er veel huizen leeg in het centrum van de winkelstad?

Antwoord: “ Omdat de grote winkels langs de drukke wegen de klant meer

keuze en parkeergelegenheid bieden.”

Een goede onderzoeksvraag vertrekt van wat je al weet en helpt je

meer te weten te komen. Pertinente vragen horen bij zoek of studie

en zorgen ervoor dat je beter begrijpt wat je bestudeert. Wanneer je

een onderzoeksvraag stelt zullen misschien meerdere antwoorden

mogelijk zijn. Dan is het belangrijk om te weten welk antwoord het

juiste is; je hebt daarvoor ook bewijzen nodig. Constateer je dat

een antwoord niet correct is , probeer dat dan ook te bewijzen met

de juiste argumenten.

Page 125: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

B Hoe weet je of je een goede onderzoeksvraag hebt gesteld?

1 Karakteristieken ivm het goed begrijpen van de vraag.

De vraag is correct geformuleerd

De vraag is precies

Iedereen kan de vraag begrijpen

2 Karakteristieken die te maken hebben met jouw opdracht

De vraag heeft effectief te maken met waar je mee bezig bent, is

gepast voor het thema.

De vraag gaat over de impact die het milieu heeft op het leven van

de mens.

De vraag gaat over de impact die de tijd heeft op het leven van de

mens.

3 Praktische karakteristieken

Het is mogelijk om de vraag te beantwoorden binnen de tijd die je

hebt.

Er is documentatie om op de vraag te antwoorden

4 Karakteristieken die te maken hebben met de definitie van de

onderzoeksvraag

De vraag heeft te maken met wat je bestudeert en zoekt naar een

verklaring, naar het “ hoe “ en het “ waarom”.

De vraag is er niet gewoon om extra informatie te krijgen.( wie,

wat, waar, wanneer)

De vraag leidt niet naar een waardeoordeel.

Als je vraag beantwoordt aan de meeste van deze

karakteristieken, heb je een goede onderzoeksvraag!

Page 126: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Vaardigheidsfiche 6: een bron

bekritiseren

Welke vragen moet je stellen om te weten of een getuigenis of

bron betrouwbaar is? De waarde van een getuigenis hangt af van de

volgende vragen. Denk mee met de leraar wat die concreet betekenen.

1 Wie maakte de bron? Waar en wanneer?

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2 Uit welke periode dateert de bron? Was de getuige aanwezig bij de

gebeurtenissen?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 127: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

3 Was de getuige competent?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4 Is de getuigenis authentiek?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

5 Waar haalde de maker zijn informatie?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

6 Is de tekst in de originele taal gemaakt of is het een vertaling?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 128: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

7 Welke boodschap is er in de bron?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

8 Had de maker een reden om de waarheid te manipuleren?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Woordenschatlijst 2

De aanlegplaats: een constructie in het water op palen waar een

boot kan parkeren en vastgemaakt worden

De aanvoer : iets naar een plaats brengen

De aardolie: olie waarvan bijv. benzine wordt gemaakt

Aanslepen : duren. Iets dat lang aansleept duurt lang

De afvoer: een product naar een andere plaats brengen dan waar

het was

Het afgewerkt product: een product zoals je die in de winkel

kan kopen

De afzetmarkt : het gebied waar men een product kan verkopen

Page 129: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Bauxiet: een soort erts waar aluminium van wordt gemaakt

Bruinkool: een zachte kool, meestal donkerbruin van kleur en

met een structuur die bijna hetzelfde is als hout

Cokes: steenkool dat zo warm is gemaakt dat het gas er uit weg

is

De delfstof: een nuttige stof uit de aarde, zoals zilver of

goud

Het erts: een stof in de grond waarvan ijzer wordt gemaakt

De goederenoverslag: de producten van het ene transportmiddel

in een ander transportmiddel zetten voor dat ze naar een andere

plaats worden gebracht

De grachtengordel: een reeks van beken gegraven rond een

kasteel of in een stad

De granulaatkorrel: chemisch bestrijdingsmiddel in korrelvorm

Het half afgewerkt product: een product dat nog niet klaar is

maar de basis is voor een afgewerkt product

De hoogoven: een grote oven waarin ijzer wordt gemaakt uit erts

Ingaan op: meer over iets praten, schrijven. Extra uitleg geven

over iets

De inplanting: het vestigen, het maken van gebouwen op een

plaats

Page 130: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Van de kaart vegen: iets doen verdwijnen, kapot maken, zorgen

dat het er niet meer is

De kernenergie: energie dat begint te bestaan als er een atoom

gesplitst wordt

De koopkracht: hoeveel je met een specifieke kwantiteit geld

kan kopen

Het kopererts: een stof uit de grond waarvan koper gemaakt

wordt. Koper is een is een bruin, zacht metaal

Het omzetten in: als je iets omzet verander je dat in iets

anders

De ontginning: een stuk grond klaar maken om aan landbouw te

doen

De opslagruimte: een plaats ( bijvoorbeeld een hangar) waar je

producten kan stockeren

De overheerser: een persoon of een volk dat een ander volk

domineert

Overwegen: nadenken over de pro’s en de contra’s van iets voor

je een beslissing neemt

De raffinaderij: een fabriek dat ruwe olie bewerkt of waar

ijzer en staal worden gemaakt

De scholingsgraad: hoelang iemand naar school is geweest en

welke diploma’s hij/zij heeft is de scholingsgraad van die

persoon

Page 131: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De sluis: een systeem met twee deuren waardoor schepen van

hoger in lager water komen en omgekeerd

De siderurgie: ijzer- en staalnijverheid

De sloppenbuurt: een heel arm deel van een stad waar de

woningen van heel slechte kwaliteit zijn ( materiaal,

veiligheid, hygiëne)

De staalplaat: staal in de vorm van een plaat

De veeteelt: het houden van koeien, varkens, paarden en zorgen

dat ze jongeren krijgen. Boeren doen aan veeteelt om het vlees

van die dieren te verkopen.

De vestinggordel: een reeks van constructies die de inwoners

van een stad moeten beschermen tegen de vijanden

De vestinggracht: een gracht om zich te verdedigen tegen de

vijanden

De wegendichtheid: de kwantiteit van wegen op een specifieke

plaats

Het winnen uit: als je van een stof een product kan maken win

je dat product uit die stof

Het winstoogmerk: proberen om winst te maken

De zagerij: een firma waar ze hout, ijzer enz. met machines in

stukken verdelen

Page 132: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Hoofdstuk 7: “Het maatschappelijke leven in verschillende omgevingen”

A Inleiding

Page 133: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Opdracht1: om te leren hoe mensen in een maatschappij samenleven en integreren kijk je eerst eens naar de volgende filmpjes. Daarna moet je de vragen beantwoorden, maar let op: de antwoorden vind je niet steeds in chronologische volgorde in de fragmenten!

Fragment 1:”Minderjarige vluchtelingen uit Afghanistan”

1 Beschrijf kort de situatie in Afghanistan en het gezinsleven van de geïnterviewde jongen.……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2 Welk profiel schetst Marianne Vervliet, onderzoekster aan de RU Gent van die Afghaanse vluchtelingen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3 Geef de verschillende stadia van zijn traject van Afghanistan naar Europa.a)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

c)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 134: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

d)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

e)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….4 Som de problemen op die hij in België had.a)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

c)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

d)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

e)………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Page 135: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

5 Welke verplichtingen heeft de Belgische regering ten opzichte van minderjarige vluchtelingen volgens Marianne Vervliet? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………6 Wat is het antwoord van Teun Degans ( jurist bij Minor Ndako/WMC ) op de klachten van de Afghaanse jongen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

7 Is in de loop van de jaren de mening van deze vluchteling over België en zijn inwoners veranderd?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

8 Heeft de jongen hier opnieuw een toekomst?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 136: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Fragment 2: “ Is er nog plaats in de herberg?

Geef bij elk van de getuigenissen kort een antwoord op de volgende vragen.

A Aisha

Identiteit: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Thuissituatie:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Situatie in vaderland: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

B Polja

Identiteit: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 137: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Thuissituatie: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Situatie in vaderland: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

C Jean Serge

Identiteit: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Thuissituatie: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Situatie in vaderland: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 138: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

D Asif

Identiteit:

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Thuissituatie: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Situatie in vaderland:

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 139: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Fragment 3: “ Dienst Vreemdelingenzaken”

1 Wat zijn de verschillende functies van de Dienst Vreemdelingenzaken? a ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2 Wat is de eigenlijke missie van die dienst?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

3 Beschrijf kort de procedure die een asielaanzoeker moet volgena …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

b…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 140: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

c …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

d…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

4 Welke soorten gesloten centra bestaan er in België? Wat is hun functie? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

5 Hoe wordt het verblijf in zulke centra door de Belgische regering gepromoot? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 141: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Fragment 4: “ Onthaalbureau: het inburgeringstraject”

1 Waarom bestaat er volgens jou zoiets als een inburgeringstraject?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2 Schets kort het profiel van de mensen die eraan deelnemen.

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

3 Beschrijf het integratieprogramma.

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

4 Vertel kort wat er in de les Maatschappelijke Oriëntatie zoal besproken wordt.……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

5 Wat is het uiteindelijke doel van dat inburgeringstraject?

Page 142: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 143: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Spreekvaardigheid Spreekvaardigheid

Page 144: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Naam:Klas:Oefening:

Naam:Klas:Oefening:

Spreken

articulatie

Onduidelijk1 2 3 4 5

Zeer duidelijk

Tempo

Te snel / te traag1 2 3 4 5

Goed verstaanbaar

Volume

Te stil / te luid1 2 3 4 5

Goed verstaanbaar

metataal

Contact met het publiek (oogcontact, pers. en bezit. vnw., retorische vragen)

Geen contact1 2 3 4 5

Veel contact

Houding (prutsen, te veel weg van publiek, armen gekruist)

Onaangenaam1 2 3 4 5

aangenaam

Ondersteuning

Presentatie/foto’s (te veel tekst, geen ondersteuning)

Te veel/te weinig1 2 3 4 5

Goede ondersteuning

Spreekplan (uit het hoofd geleerd, te veel afgelezen)

Zeer onnatuurlijk1 2 3 4 5

natuurlijk

Onderwerp

Spreken

articulatie

Onduidelijk1 2

Tempo

Te snel / te traag1 2

Volume

Te stil / te luid1 2

metataal

Contact met het publiek (oogcontact, pers. en bezit. vnw., retorische vragen)

Geen contact1 2

Houding (prutsen, te veel weg van publiek, armen gekruist)

Onaangenaam1 2

Ondersteuning

Presentatie/foto’s (te veel tekst, geen ondersteuning)

Te veel/te weinig1 2

Spreekplan (uit het hoofd geleerd, te veel afgelezen)

Zeer onnatuurlijk1 2

Onderwerp

Page 145: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

Onderzoek (meerdere bronnen: versch. websites, boeken, …)

Geen/eenzijdig onderzoek

1 2 3 4 5Goed onderzocht

Afbakening & timing (te veel informatie / te weinig informatie)

Te veel / te weinig1 2 3 4 5

Goede timing

Andere

Onderzoek (meerdere bronnen: versch. websites, boeken, …)

Geen/eenzijdig onderzoek

1 2

Afbakening & timing (te veel informatie / te weinig informatie)

Te veel / te weinig1 2

Andere

Page 146: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)

De Oudheid De Middeleeuwen De Nieuwe Tijd De Nieuwste Tijd

Produceren

in de stad

Produceren op het platteland

Zich Cultiveren

Zich ontspannen

De maatschappij

Page 147: Definitieve cursus Wo Tweedejaars 2013(Autosaved)