Definitief Afstudeerrapport Muurplanten
-
Upload
nienke-torensma -
Category
Documents
-
view
298 -
download
8
Transcript of Definitief Afstudeerrapport Muurplanten
Definitief
Leeuwarden, januari 2016
Nienke Torensma
Muurplanten in de stad
Een gezamenlijke aanpak om de
muurplanten in kaart te brengen
voor een betere bescherming
Colofon
Afstudeerrapportage:
Muurplanten in de stad
Een gezamenlijke aanpak om de muurplanten in kaart brengen
voor een betere bescherming
Omslagfoto:
Een oude muur in het centrum van Nijmegen
met o.a. de beschermde tongvarens
Foto’s rapportage:
Nienke Torensma (tenzij anders vermeld)
Auteur:
Nienke Torensma
student nummer: 150111270601
email: [email protected]
Opleiding:
Milieukunde, major Natuur en Milieu
Onderwijsinstelling:
Van Hall Larenstein Leeuwarden
Begeleiding:
Astrid Valent & Mareie de Jong
Opdrachtgever:
RAVON, afdeling FLORON
Begeleider:
L.B. Sparrius
Website:
www.floron.nl/muurplanten
Datum: 29 januari 2016
© Dit rapport is gebaseerd op het door FLORON uitgeroepen ‘Jaar van de muurplanten’.
Teksten mogen alleen worden overgenomen met de juiste bronvermelding.
Voorwoord
Het was december 2014 toen ik voor het eerst op de jaarlijkse FLORON dag kwam. In die tijd
was ik bezig met een extra minor Gebiedsgericht Werken op het Van Hall Larenstein in Velp
om mijn kennis te vergroten en mij persoonlijk beter te ontwikkeling. Ik zag het helemaal
zitten om de kennis van deze minor, namelijk het netwerken, adviseren en oplossingsgericht
werken mee te nemen in mijn afstudeeronderzoek. Tijdens mijn stage bij Rijkswaterstaat
begin 2014 ben ik in aanmerking gekomen met het FLORON district Zuid-Holland Zuid.
Willemien Troelstra heeft samen met een groepje fanatieke floristen de Rotterdamse
Florawerkgroep opgestart. Ik heb daar leuke ervaringen aan over gehouden en ik zie
FLORON dan ook als een prachtige stichting, maar tegenwoordig ook als een geweldige
organisatie. Het geeft dan ook een fijn gevoel om mijn afstuderen uit te voeren voor
FLORON. Laurens Sparrius van het landelijk bureau van FLORON heeft aangeboden om
mijn afstuderen aan te sluiten op het jaar van de muurplanten in 2015. Muurplanten zijn
dichtbij de mensen, aanwezig in hun eigen leefomgeving, maar voor velen onzichtbaar of
onzichtbaar geworden. Een echte uitdaging om met mensen (de belangengroepen) met
raakvlakken met stadsnatuur in contact te komen over het thema muurplanten in de stad.
Het is wonderbaarlijk hoeveel activiteiten er rondom het thema muurplanten in de stad
georganiseerd en uitgevoerd werden en nog steeds in bepaalde steden worden uitgevoerd.
Desondanks zat er tijdens het onderzoek iets dwars, want het was behoorlijk wat werk om in
de literatuur iets van deze activiteiten terug te vinden. In mijn omgeving kwamen grootse
verhalen over muurplanteninitiatieven voorbij, maar in de literatuur was er weinig tot niks van
terug te vinden. In elke stad is er wel iets gebeurd op het gebied van muurplanten, maar het is
spijtig dat er weinig beschreven is over de opgedane ervaringen en de resultaten van deze
activiteiten in zo’n stad. Ik reken erop dat na het lezen van dit onderzoek er meer over de
muurplanten gerapporteerd wordt en men trots kan zijn op de bijzondere
muurplantenbegroeiingen in hun stad.
Dit onderzoek heeft niet plaats kunnen vinden zonder de hulp van vele vrijwilligersgroepen,
muurplantenexperts, NME-organisaties, adviesbureaus, gemeente en haar partners. Hierbij
mijn dank voor de tijd die is geïnvesteerd in het leveren van informatie tijdens een diepte-
interview, persoonlijk gesprek of tijdens het verkrijgen van antwoorden op mijn enquête via
de mail. Een bijzondere dank gaat uit naar Laurens Sparrius voor de voortreffelijke
begeleiding vanuit FLORON. Bovendien is er een bijzondere dank verschuldigd aan Bert
Maes. Bert gaf mij een lading aan oude muurplantenverslagen verspreid door het hele land en
gaf mij een ervaring om de jaarlijkse muurplanteninventarisatie van de Plompetorengracht
samen met Bert en Erik Simons uit te voeren. De muurplantenwerkgroep KNNV Amsterdam
en de gemeente Amsterdam ben ik dankbaar voor het meedraaien aan
vrijwilligersbijeenkomsten en de muurplantenoverleggen. Als laatste gaat mijn dank uit naar
Esther Vogelaar, de stadsecoloog van de gemeente Den Haag, die samen met FLORON
ervoor gezorgd heeft dat de landelijke muurplantenbijeenkomst een groot succes is geworden.
Hiervoor u ligt het onderzoeksrapport muurplanten in de stad. Ik heb veel plezier gehad om
aan dit muurplantenonderzoek te werken. Ik wens jullie veel leesplezier toe.
Nienke Torensma
Nijmegen
januari 2016
Samenvatting
Om de belangstelling van de muurplanten te verhogen heeft FLORON het jaar 2015
uitgeroepen tot het jaar van de muurplanten. Aan het einde van 2015 is een nieuw landelijk
meetnet voor muurplanten opgezet. Het doel van dit landelijk meetnet muurplanten is dat
inventarisatiegegevens worden verzameld om de ontwikkelingen van muurplanten in
aanwezigheid, aantallen en verspreiding te bepalen.
FLORON wil graag dat het landelijke meetnet succesvol wordt, zodat er meer inventarisaties
worden uitgevoerd. Bij een succesvol meetnet is het belangrijk dat het meetnet zichzelf in
stand kan houden. Dit door betrokkenheid en samenwerking van diverse belangengroepen in
de steden. Belangengroepen kunnen zijn: vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts, NME-
organisaties en de gemeente.
FLORON vraagt om betrokkenheid en samenwerking van de belangengroepen, maar mist zelf
het inzicht en de informatie over hun belangen en ervaringen en de gehanteerde
inventarisatiemethoden. Deze informatie is nodig om met het meetnet aan te kunnen sluiten
op bestaande muurplantennetwerken in steden. Daarnaast is het mogelijk om met deze
informatie belangengroepen in andere steden te motiveren en aan te zetten om een eigen
stedelijk muurplantennetwerk op te richten.
Met dit onderzoek is voor FLORON de benodigde informatie verzameld, zodat samenwerking
verkregen kan worden tussen de verschillende belangengroepen. Hierbij is gebruik gemaakt
van een literatuurstudie, enquêtes, diepte-interviews en aanvullende bezoeken van
bijeenkomsten zoals excursies en overleggen in steden.
Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat er acht sleutelfactoren zijn die het
succes bepalen van een muurplantennetwerk in een stad. Deze sleutelfactoren zijn: samenspel,
rolverdeling, communicatie, draagvlak, methodiek, dataverwerking, uitstraling en continuïteit.
Een muurplantennetwerk kan samen gaan met het landelijke meetnet muurplanten. Het
landelijk meetnet muurplanten kan tevens een bijdrage leveren aan de muurplantennetwerken
in steden en de bijbehorende initiatieven zoals inventarisaties, de bescherming en
natuureducatie.
Van de acht factoren zijn er vijf belangrijk om betrokkenheid en samenwerking te krijgen van
de diverse belangengroepen bij het landelijke meetnet muurplanten en waar FLORON op kan
sturen. Een goede samenwerking tussen de verschillende belangengroepen kan gezien worden
als samenspel, dit is de eerste van de vijf factoren. Dit samenspel leidt tot vertrouwen en
draagvlak van de belangengroepen onderling. Naast samenspel zijn de andere vier factoren
draagvlak, methodiek, dataverwerking en continuïteit belangrijk om een muurplantennetwerk
samen te laten gaan met het landelijk meetnet muurplanten van FLORON. Het landelijk
meetnet muurplanten heeft verschillende voordelen voor de muurplantennetwerken in steden.
Het gaat hierbij onder andere om dataverwerking en methodiek. Voor FLORON is het
belangrijk om de voordelen van het landelijk meetnet muurplanten te communiceren aan de
belangengroepen van de muurplantennetwerken.
Summary
To increase the interest of the wall plants has FLORON 2015 been named as the year of the
wall plants. At the end of 2015 is a new national monitoring network introduced for wall
plants. The aim of this national monitoring network is that inventory results are collected to
calculate trends.
FLORON like that the national monitoring network will be successful, so that more
inventories are performed. For a successful monitoring network it is important that the
monitoring network itself can sustain. Through involvement and cooperation of various
interest groups in the cities. Interest groups may groups of volunteers, experts, nature
educational organizations and municipalities.
FLORON requires commitment and cooperation of interest groups, but did not disclose their
motivations, experiences and methods of collecting. This information is necessary to be able
to connect with the monitoring network to existing local networks. It is also possible to use
this information to motivate interest groups in other cities and enable to create a local
network.
This study collects information for FLORON so that cooperation can be obtained between the
various interest groups. For this purpose are used literature study, questionnaires, interviews
and additional visits by gatherings such as excursions and meetings.
The results of the study shows that there are eight factors that determine the success of a local
network. These factors are: interplay, roles, communication, acceptance, methodology, data
processing, image and continuity. A local network can go smoothly with the national
monitoring network. The national monitoring network can also contribute to the local
networks and related initiatives such as inventories, protection and environmental education.
Of the eight factors there are five important to get involvement and cooperation of various
interest groups in the cities at the national monitoring network for FLORON. A good
cooperation between the various interest groups in the cities can be seen as a interplay, this is
the first of the five factors. This interplay helps build trust and acceptance of the interest
groups themselves. Besides interplay are the other four factors acceptance, methodology, data
processing and continuity. The national monitoring network has several benefits for local
networks. This involves among other things data processing and methodology. For FLORON
it is important to communicate. the benefits of the national network in the interest groups to
the local networks.
Inhoudsopgave
1 Inleiding .................................................................................................................................. 8
1.1 Aanleiding ............................................................................................................................ 8
1.2 Probleemstelling ................................................................................................................... 9
1.3 Onderzoeksdoel .................................................................................................................. 10
1.4 Doelgroep ........................................................................................................................... 10
1.5 Korte omschrijving van het onderzoek .............................................................................. 11
1.6 Vraagstelling ...................................................................................................................... 11
1.7 Leeswijzer .......................................................................................................................... 12
2 Achtergronden ..................................................................................................................... 13
3 Methodiek ............................................................................................................................ 18
3.1 Verkennend onderzoek ....................................................................................................... 19
3.2 Meervoudige casestudy ...................................................................................................... 19
4 Landelijke muurplanteninitiatieven .................................................................................. 23
4.1 Muurplanteninitiatieven met diverse doelen ..................................................................... 23
4.2 Waar spelen de muurplanteninitiatieven zich af? ............................................................. 27
4.3 Afbakening van de steden voor het onderzoek ................................................................. 29
4.4 De casegebieden ................................................................................................................ 30
5 Resultaten van de steden ..................................................................................................... 32
5.1 Motivaties bij de muurplanteninitiatieven| ......................................................................... 32
5.2 Ervaringen bij de muurplanteninitiatieven ......................................................................... 34
5.3 Methodieken van de muurplanteninventarisaties ............................................................... 37
6 Resultaten van de diepte-interviews .................................................................................. 38
6.1 Casegebied Amsterdam ................................................................................................... 38
6.1.1 Initiatieven van Amsterdam ............................................................................................ 38
6.1.2 Betrokkenheid van de belangengroepen.......................................................................... 39
6.1.4 Drijfveer, motivaties en ervaringen per belangengroep .................................................. 41
6.1.5 Methodiek bij de inventarisaties ..................................................................................... 44
6.1.6 Communicatie tussen de belangengroepen ..................................................................... 44
6.2 Casegebied Den Haag ....................................................................................................... 46
6.2.1 Initiatieven van Den Haag ............................................................................................... 46
6.2.2 Betrokkenheid van de belangengroepen.......................................................................... 47
6.2.3 Rolverdeling van de belangengroepen ............................................................................ 47
6.2.4 Motivaties en ervaringen per belangengroep .................................................................. 49
6.2.5 Methodiek bij de inventarisaties ..................................................................................... 51
6.2.6 Communicatie tussen de belangengroepen ..................................................................... 52
6.3 Casegebied Nijmegen ....................................................................................................... 54
6.3.1 Initiatieven van Nijmegen ............................................................................................... 54
6.3.2 Betrokkenheid van de belangengroepen.......................................................................... 55
6.3.3 Rolverdeling van de belangengroepen ............................................................................ 56
6.3.4 Motivaties en ervaringen per belangengroep .................................................................. 57
6.3.5 Methodiek bij de inventarisaties ..................................................................................... 58
6.3.6 Communicatie tussen de belangengroepen ..................................................................... 59
6.4 SWOT-analyses per casegebied ...................................................................................... 60
7 Het bepalen van de sleutelfactoren voor een effectief muurplantennetwerk ................ 64
7.1 Belangrijke resultaten van de onderzochte steden en de casegebieden.............................. 64
7.2 De sleutelfactoren van een effectief muurplantennetwerk ................................................. 68
8 De voorbeeldsteden met een effectief muurplantennetwerk ........................................... 75
8.1 De conclusies per beoordeelde stad.................................................................................... 75
8.2 Voorbeeldsteden met een effectief netwerk ....................................................................... 80
9 Het landelijk meetnet van FLORON ................................................................................. 83
9.1 Voordelen van een muurplantenmeetnet ............................................................................ 83
9.2 Beoordeling van het landelijk meetnet van FLORON ....................................................... 84
9.3 Een muurplantennetwerk vloeit samen met een muurplantenmeetnet ............................... 86
9.4 Overige aandachtspunten voor FLORON .......................................................................... 87
10 Het advies aan FLORON .................................................................................................. 88
11 Discussie ............................................................................................................................. 91
12 Literatuur ........................................................................................................................... 92
8
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Muurplanten worden beschouwd als één van de belangrijkste natuurlijke elementen in de stad
(Denters, 1990). Begroeide muren verzachten namelijk de hardheid van de stenige muren, geven
de stad een levendiger aanzien en hebben een hoge educatieve-, belevings- en culturele
waarde. Naast een culturele waarde, bevatten de begroeide muren ook een natuurwaarde, want
de muurplanten leveren een bijdrage aan de biodiversiteit en de muurplanten vormen een
wezenlijk onderdeel van onze wilde flora (Maes en Krüse, 2011).
Het Jaar van de Muurplanten
Om het stedelijk groen te versterken en de belangstelling voor de muurplanten in de stedelijke
omgeving te verhogen, is het jaar 2015 door FLORON uitgeroepen als het “jaar van de
muurplanten”. FLORON (Floristisch Onderzoek Nederland) is een natuurorganisatie voor het
behoud van de wilde flora in Nederland (www.floron.nl).
In het jaar van de muurplanten gaat FLORON een landelijk meetnet muurplanten opstarten.
De basis van het meetnet wordt gevormd door inventarisatiegegevens uit diverse steden. Voor
het landelijk meetnet muurplanten is in 2014 een onderzoek gedaan naar een protocol, naar
een standaardmethode om inventarisatiegegevens te verkrijgen op een eenvoudige en
laagdrempelige manier (van de Vondervoort, 2014). Dit protocol maakt de bepaling van trends
mogelijk, doordat er gewerkt wordt met transecten. Transecten zijn lijnen met een zelf
gekozen begin- en eindpunt (bijvoorbeeld van brug tot brug), die in de tijd onveranderd
blijven, zodat herhaling van inventarisaties (een monitoring) kan plaatsvinden.
Muurplantenwaarnemingen genoteerd aan de hand van transecten maken het mogelijk om na
enkele jaren te bepalen of een soort in zijn verspreiding (het aantal km-hokken) vooruit of
achteruit gaat, maar ook in het aantal exemplaren.
FLORON wil graag dat inventarisatiegegevens volgens dit protocol worden verzameld om
lokale, regionale en landelijke trends van muurplanten te kunnen bepalen. Door het landelijk
meetnet worden de gegevens publiekelijk zichtbaar gemaakt op een kaart.
FLORON wil een succesvol landelijk meetnet muurplanten krijgen en wil dit bereiken door:
Een zichzelf in stand houdend meetnet. Een meetnet waarbij de input van gegevens komt
van de belangengroepen: de gemeenten, adviesbureaus, natuur- en milieuorganisaties
(NME) en natuurvrijwilligers.
Het enerzijds motiveren van belangengroepen om inventarisaties te blijven uitvoeren en
het anderzijds activeren van potentiële belangengroepen om nieuwe inventarisaties uit te
laten voeren. Dit om herhaaldelijke en meer inventarisaties in de stad te verkrijgen.
Het creëren van samenwerkingsverbanden tussen de belangengroepen, zodat er in een stad
een muurplantennetwerk kan ontstaan en er kennis-, ervaringen- en gegevensuitwisseling
kan plaatsvinden. Het meetnet kan aansluiten op de in steden aanwezige
muurplantennetwerken.
9
Een succesvol meetnet van FLORON kan zorgen voor:
Toegankelijke gegevens.
Meer kennis-, ervaringen- en gegevensuitwisseling.
Een optimale samenwerking tussen belangengroepen, namelijk het verkrijgen van een
muurplantennetwerk in de stad.
Mogelijkheden om nieuwe samenwerkingen tussen belangengroepen (een nieuw
muurplantennetwerk in de stad) te realiseren.
Meer inventarisaties op een gestandaardiseerde manier, zodat gegevens uit verschillende
steden met elkaar vergeleken kunnen worden.
Een meetnet dat aansluit op de diverse doelen van de betrokken belangengroepen, zodat ze
profijt kunnen hebben van de gegevens in het meetnet.
Naast het starten van een meetnet gaat FLORON voor het jaar van de muurplanten advies
geven aan vrijwilligers en gemeenten over het beschermen van muurplanten. Ook is het
boekje ‘Zelf onderzoek doen aan muurplanten’ ontwikkeld, bedoeld voor scholieren en voor
leden van een natuurvereniging om beter naar muurplanten te leren kijken (Loermans et al.,2015).
Tenslotte zorgt FLORON voor een website voor het registreren van tuintellingen van
muurplanten, zodat vrijwilligers en professionals ook tellingen en waarnemingen van
muurplanten in hun eigen tuin (privéomgeving) kunnen invoeren (www.tuintelling.nl).
1.2 Probleemstelling
Om het meetnet succesvol te maken is betrokkenheid nodig van diverse belangengroepen in
steden. Zonder de samenwerking tussen belangengroepen is het niet mogelijk om een zichzelf
in stand houdend meetnet te verkrijgen.
Voor het verzamelen van inventarisatiegegevens is eveneens samenwerking tussen de
belangengroepen nodig. Tot op heden worden inventarisaties uitgevoerd op initiatief van
natuurvrijwilligers, muurplantenexperts, NME-organisaties of op initiatief van de gemeente.
Geen betrokkenheid van belangengroepen en geen samenwerking tussen de belangengroepen
kan betekenen dat:
Er initiatieven worden uitgevoerd op diverse manieren en door wisselende initiatiefnemers.
Elke belangengroep voert het initiatief uit met een bepaald belang en met een bepaalde
methode. De verkregen gegevens worden onbruikbaar voor het meetnet, want ze kunnen
door de verschillende gehanteerde methodieken niet met elkaar vergeleken worden.
Er initiatieven voorkomen zonder enige verantwoordelijkheid of zonder een duidelijke
initiatiefnemer. Er ontstaan dan onbekende of niet toegankelijke gegevens en deze
gegevens zijn veelal onbruikbaar voor het meetnet.
Er geen continuïteit aanwezig blijkt te zijn in de stad, wanneer de initiatiefnemer om wat
voor reden dan ook de initiatieven niet kan voortzetten. Er is dan geen geschikt persoon of
belangengroep aanwezig met de juiste kennis om deze initiatieven voort te kunnen zetten.
FLORON vraagt voor het inventariseren van muurplanten en het in stand houden van het
meetnet medewerking van de verschillende belangengroepen, zoals gemeenten,
waterschappen, adviesbureaus, natuurvrijwilligers, muurplantenexperts en NME-organisaties.
FLORON wil met het landelijk meetnet muurplanten goed aansluiten op de belangen en
ervaringen van de verschillende belangengroepen.
10
Het probleem hierbij is dat FLORON de kennis mist over de motivaties en de ervaringen van
de verschillende belangengroepen en de methodieken bij het inventariseren van muurplanten.
Tevens ontbreekt de kennis over de opbouw en verloop van samenwerkingsverbanden van
belangengroepen in de steden. Er is geen overzicht over de werking van
muurplantennetwerken in steden en hoe deze zijn opgebouwd. De ontbrekende kennis en
ontbrekende overzichten bij FLORON zijn nodig om reeds bestaande netwerken van
belangengroepen te motiveren om muurplanten te blijven inventariseren. Tevens kunnen
nieuwe samenwerkingsverbanden tussen belangengroepen gemotiveerd worden om te gaan
inventariseren voor het meetnet.
Al met al is er een muurplantenonderzoek nodig om de problemen op te lossen.
Kort samengevat, zijn de problemen:
De initiatieven worden huidig uitgevoerd op diverse manieren en door wisselende
initiatiefnemers, waarbij het risico aanwezig is dat gegevens niet bruikbaar zijn voor het
meetnet.
Continuïteit bij de initiatieven kan ontbreken in een stad, waarbij het gevaar ontstaat dat
initiatieven in de toekomst niet voortgezet kunnen worden door andere personen binnen de
belangengroep of door andere belangengroepen.
FLORON mist de kennis over de motivaties en ervaringen van de belangengroepen en de
inventarisatiemethodieken.
FLORON mist vervolgens de kennis van hoe samenwerkingsverbanden tussen
belangengroepen werken. Het inzicht van hoe een muurplantennetwerk door
belangengroepen kan worden opgebouwd ontbreekt.
1.3 Onderzoeksdoel
Het doel van het muurplantenonderzoek is om tot een inventarisatie te komen van de
motivaties, ervaringen en methoden van muurplanteninitiatieven door verschillende
belangengroepen op stadsniveau. Om met deze informatie vervolgens te komen tot een inzicht
van de samenwerkingsverbanden tussen de belangengroepen in steden. FLORON kan met
behulp van deze informatie de verschillende belangengroepen betrekken bij het landelijk
meetnet muurplanten en de samenwerkingsverbanden tussen belangengroepen kunnen het
meetnet in stand houden.
1.4 Doelgroep
Dit muurplantenonderzoek richt zich op de verschillende belangengroepen in diverse
Nederlandse steden. Het onderzoek gaat over belangengroepen die betrokken zijn bij het
uitvoeren en opzetten van initiatieven en over potentieel betrokken belangengroepen, die dit
juist in de toekomst voor het meetnet willen gaan uitvoeren. Al deze belangengroepen kunnen
aan de hand van het opzetten en uitvoeren van muurplanteninitiatieven samenwerken, een
muurplantennetwerk in hun stad opzetten en daarmee het meetnet in stand houden.
Als in deze rapportage wordt gesproken over belangengroepen in een stad, dan wordt hiermee
bedoeld:
De (natuur)vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts en NME-organisaties (gebruikers van
het meetnet).
De desbetreffende gemeente, het waterschap met haar ecologen en beheerders van de
begroeide muren (beslissers van het beleid).
11
De betrokken adviesbureaus met ecologen of experts binnen ingenieursbureaus in grotere
steden (de experts).
1.5 Korte omschrijving van het onderzoek
Er is onderzoek gedaan naar de motivaties, ervaringen en methodieken van verschillende
belangengroepen omtrent muurplanteninitiatieven. Dit is gedaan door te kijken naar
muurplanteninitiatieven die in de laatste tien jaar zijn opgezet en uitgevoerd door
belangengroepen of nog steeds worden uitgevoerd. Aanvullend is er vanuit de huidige situatie
gekeken naar kansrijke initiatieven voor het meetnet in de toekomst, die kunnen voortkomen
uit nieuwe netwerken van belangengroepen.
Het resultaat is een advies, waarmee FLORON draagvlak van belangengroepen kan creëren
voor het landelijk meetnet muurplanten. Het is dan ook een advies over de meest effectieve
methode en best passende communicatiestrategie om de belangengroepen betrokken te krijgen
en te houden bij het meetnet. Belangengroepen van bestaande muurplantennetwerken blijven
gemotiveerd om te inventariseren. De potentiële belangengroepen, door een
muurplantennetwerk op te richten worden gemotiveerd en aangezet om inventarisaties uit te
gaan voeren voor het meetnet.
1.6 Vraagstelling
Bij dit muurplantenonderzoek hoort een onderzoeksvraag om te komen tot een advies voor
FLORON.
Onderzoeksvraag:
Hoe kan FLORON een succesvol landelijk meetnet muurplanten krijgen samen met de
verschillende belangengroepen en met als resultaat meer stedelijke
muurplanteninventarisaties?
Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag zijn er zes deelvragen opgesteld. De
antwoorden op deze deelvragen komen in de analyse van de resultaten naar voren.
Deelvragen:
De deelvragen geven een beeld over de verschillende initiatieven, de verschillende
methodieken, betrokkenheid van diverse belangengroepen en de motivaties en ervaringen van
deze belangengroepen.
1. Welke initiatieven zijn er op het gebied van het inventariseren en het in stand houden van
muurplanten in de steden?
2. Welke belangengroepen zijn hierbij betrokken?
3. Hoe worden deze initiatieven opgezet en uitgevoerd?
4. Wat zijn de motivaties en faal- en succesfactoren bij deze initiatieven van de betrokken
belangengroepen?
5. Wat zijn volgens de betrokken belangengroepen de sterke, zwakke punten en kansen en
bedreiging van eigen stad als het gaat om het opzetten en uitvoeren van
muurplanteninitiatieven?
6. Welke muurplantennetwerken kunnen worden opgezet in steden, die bijdragen aan het
opzetten en uitvoeren van diverse muurplanteninitiatieven, waaronder
muurplanteninventarisaties?
12
1.7 Leeswijzer
Deze rapportage is een breed opgezet onderzoek met veel informatie van steden met
betrekking tot muurplanten in hun stad. Om het overzichtelijk te houden is extra informatie
toegevoegd aan een bijbehorende bijlagerapport. In het onderzoeksrapport wordt verwezen
naar deze extra informatie in het bijbehorend bijlagerapport.
Het onderzoeksrapport zelf wordt geïntroduceerd met achtergrondinformatie over de
muurplanten in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 komt de methodiek aanbod. Hoofdstuk 4 legt de
focus op de keuze van de veertien onderzochte steden en de drie casegebieden.
In hoofdstuk 5 worden de resultaten besproken van de onderzochte steden. De resultaten gaan
in op de motivaties en ervaringen van de belangengroepen en de diverse methodieken die
gebruikt zijn bij de muurplanteninventarisaties. In hoofdstuk 6 worden de resultaten van de
casegebieden behandeld. Een belangrijk resultaat uit de casegebieden zijn de SWOT-analyses
per casegebied en deze worden behandeld in hoofdstuk 6.4.
Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de verkregen resultaten van zowel de onderzochte steden als de
casegebieden. In dit hoofdstuk worden de verkregen resultaten geanalyseerd en dat resulteert
tot acht sleutelfactoren om te komen tot een effectief muurplantennetwerk in een stad. Alle
betrokken steden worden in hoofdstuk 8 beoordeeld op de aanwezigheid van deze
sleutelfactoren. Er wordt inzichtelijk gemaakt welke steden een effectief muurplantennetwerk
hebben en welke steden niet. In hoofdstuk 9 wordt het landelijk meetnet muurplanten van
FLORON beoordeeld door de belangengroepen in de casegebieden. Het resultaat hiervan is
een SWOT-analyse. Met behulp van deze SWOT-analyse kan het landelijk meetnet
muurplanten sturen op vijf sleutelfactoren voor het verkrijgen van een effectief
muurplantennetwerk in een stad. In hoofdstuk 9.3 wordt uitgelegd hoe een effectief
muurplantennetwerk in een stad samen kan gaan met een muurplantenmeetnet, zoals met het
landelijk meetnet muurplanten van FLORON.
Hoofdstuk 10 wordt het advies gericht aan FLORON. Hoe kan FLORON belangengroepen
betrekken bij het landelijk meetnet muurplanten met als resultaat meer landelijke
muurplanteninventarisaties in steden.
Er zijn nog een aantal discussiepunten naar voren gekomen tijdens dit onderzoek en deze
worden besproken in hoofdstuk 11. Tenslotte heeft er een literatuuronderzoek plaatsgevonden
om de verschillende muurplanteninitiatieven in steden in kaart te brengen. Er is consequent
gebruik gemaakt van bronvermelding in de teksten en de bronnen zijn opgenomen in de
literatuurlijst in hoofdstuk 12.
13
2 Achtergronden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het thema muurplanten. Voordat er landelijke
muurplanteninitiatieven voor het in kaart brengen en het in stand houden van muurplanten
aanbod komen, is het van belang om te weten waarover gesproken wordt en wat er allemaal
speelt bij het thema muurplanten.
Wat zijn muurplanten eigenlijk?
Muurplanten zijn een karakteristieke groep planten die van oorsprong rotsplanten zijn.
Ze hebben zich in Nederland gevestigd op muren, waarschijnlijk al honderden jaren geleden
en vinden daar een geschikt milieu (Graatsma, 1995).
In Nederland wordt tot deze karakteristieke groep een vrij groot aantal korstmossen en
mossen gerekend, maar ook een twintigtal soorten vaatplanten en enkele sporenplanten
(varens). In bijlage 1 zijn de typische muurplanten opgenomen, met daarbij ook de
karakteristieke muurbegeleiders, die zo nu en dan op muren te vinden zijn, maar hun
geschikte milieu ligt ergens anders, bijvoorbeeld in de bossen. De muurplanten zijn spontaan
gaan groeien op oude verweerde muren. Muurplanten komen o.a. voor op oude tuinmuren,
huisgevels, dakranden, duikers, kerken, kloosters, kastelen, molens, ruïnes, putten,
kademuren, werfmuren, brug- en sluismuren, stadspoorten en stadswallen (Maas, 2010).
Het geschikte biotoop van de muurplanten
Een biotoop is een gebied met karakteristieke levensomstandigheden, waarbinnen bepaalde
flora en fauna kunnen gedijen (www.wbe-delfland.nl). Door het ontbreken van natuurlijke rotsen
in Nederland, zullen de muurplanten, de voormalige rotsplanten uit Midden- en Zuid-Europa,
hun biotoop vinden op kunstmatige rotsen. Dit zijn vooral de gemetselde muren met
daartussen opgevulde voegen met kalkspecie. Het specie tussen de voegen van muurstenen
wordt ook wel mortel genoemd (Honingh en Maas, 2009).
Onder invloed van abiotische factoren vindt er verwering plaatst van deze muren, van de
mortel. Met name de abiotische factoren vochtigheid, wind, temperatuur en zuurgraad zorgen
voor het verweringsproces. Er ontstaan spleten, scheuren en barsten tussen de specie en de
stenen, waarin aangewaaid stof zich kan vestigen.
Door de verwering van het materiaal komen kalk en mineralen vrij. Door deze afgifte en het
aangewaaide materiaal worden er bodemlaagjes gevormd in de spleten, scheuren en barsten
(Honingh en Maas, 2009). De muurplant is afhankelijk van dit bodemlaagje voor zijn
voedingstoffen en om voldoende houvast te vinden om te wortelen. Veelal zijn korstmossen
de eerste pioniers die zich kunnen handhaven op een nog kale muur. Daarna komen de
mossen en de pioniers onder de muurplanten, zoals Muurvaren en Muurleeuwenbek.
De muurplanten zorgen ervoor dat organisch materiaal van afgestorven planten, regen en
wind wordt vastgehouden. Dit organisch materiaal wordt omgezet in humus en dit verlaagd de
zuurgraad van het bodemlaagje, maar ook van de stenen. Het zuurder worden van de bodem
en van de stenen zorgt ervoor dat voedingstoffen makkelijker vrijkomen (uitspoelen) en dit
bevordert de groei en uitbreiding van de muurplanten (Honingh en Maas, 2009).
Daarnaast is de expositie van muren ten opzichte van de zon van groot belang. Muren die
gericht zijn op het noorden of noordoosten zijn koel- en vochtig en dit geeft een grotere kans
op de vestiging van muurplanten, want de meeste muurplanten zijn vochtminnend, zoals de
beschermde soorten Zwartsteel, Tongvaren en Steenbreekvaren. Muren gericht naar het
14
zuiden of zuidwesten zijn vrijwel droog en bieden enkele warmte minnende soorten, zoals het
beschermde Klein glaskruid, een geschikt biotoop (Honingh en Maas, 2009).
Tenslotte is de helling van de muur belangrijk voor het wel of niet voorkomen van
muurplanten. Een steile muur zal droger zijn dan een scheve of onderuit gezakte muur,
doordat het (regen)water snel af zal lopen. Verder zijn er op een scheve of onderuit gezakte
muur meer mogelijkheden voor een muurplant om te vestigen en te kiemen, doordat er
meerdere plekjes aanwezig zijn waar zich stof kan ophopen, zodat er humusvorming kan
plaatsvinden (Andeweg, 1994).
Muurplanten en een bedreigd bestaan
In de jaren ’80 en ’90 kwam het besef in Nederland dat het niet zo goed ging met
muurplanten. Uit eerdere inventarisaties is gebleken dat muurplanten veelal zeldzaam zijn
geworden en in hun bestaan worden bedreigd.
Muurplanten worden met name bedreigd door het slopen en schoonmaken van de muren en de
manier van restaureren en renoveren van de oude muren (Maes en Krüse, 2011). De begroeide
muren zijn in eerste instantie er niet gekomen om te functioneren als substraat voor planten.
De planten worden gezien als gevaar voor de vermindering van de functie, waar de muur
eigenlijk voor bedoeld is, bijvoorbeeld voor de veiligheid tegen water. Als de bedoelde
functie mogelijk in gevaar komt, dan wordt de muur gerenoveerd of vervangen.
Men kiest dan veelal voor een grootschalig herstel van de oude muren, om met één project,
met één inspanning de gehele oude muur op te knappen en te vervangen door
betonconstructies en de voegen te vullen met hard materiaal, waar geen enkele muurplant zich
meer in kan vestigen (Maes en Krüse, 2011). Hierdoor verdwijnen in korte tijd alle muurplanten
en de opgeslagen zaad- en sporenbronnen van de muurplanten. Het kost jaren om zo’n nieuwe
muur verweerd en poreus genoeg te krijgen, dat er kieren en scheuren ontstaan, waar
muurplanten zich opnieuw in kunnen vestigingen (Douwes et al., 1998).
Het in stand houden van muurplanten
Inspanningen zijn nodig om muurplanten te doen behouden. Deze inspanningen komen vanuit
muurplanteninitiatieven, bijvoorbeeld door het opzetten van een muurplantenwerkgroep, die
zich bezig houdt met het beschermen en behouden van muurplanten in hun stad.
Het toenmalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft haar eerste
soortenbeschermingsplan opgesteld en uitgegeven onder de titel “Handleiding voor de
bescherming van bedreigde muurplanten" (Sneep, 1988). Dertien typische muurplanten zijn uit
deze rapportage aangewezen als wettelijk beschermde soort volgens artikel 22 van de
Natuurbeschermingswet en zijn daardoor vervolgens in 1991 opgenomen in de Flora- en
Faunawet (Maes en Krüse, 2011). Dit zijn zeven sporenplanten en zes vaatplanten (bijlage 1).
Door deze wettelijke status hebben de gemeenten een wettelijke zorgplicht, om zorg te dragen
voor de beschermde soorten en het bijzondere biotopen van deze wettelijk beschermde
soorten. In deze bijzondere biotopen komen ook de typische muurplanten voor die niet
wettelijk beschermd zijn, maar wel erg herkenbaar. Muurvaren is zo’n typische soort, die het
meest te vinden is op muren, zowel op oude als op betrekkelijk jonge muren (figuur 1).
Muurvaren is een opvallende soort, door zijn donkergroene bladeren. Het is een pionierssoort,
dat aangeeft dat er verdere mogelijkheden zijn voor een verdere ontwikkeling van de
15
muurplantenvegetatie.
Huidige situatie van de muurplanten
Tegenwoordig zijn de muren, niet meer de muren van vroeger, doordat er met name om
veiligheidsredenen de oude muren vervangen en gerenoveerd moesten worden. Uit
onwetendheid worden muren onnodig vervangen en gerenoveerd, omdat men dacht dat
muurplanten schade toebrachten aan de muren. Tegenwoordig is men op de hoogte, dat de
wortels van karakteristieke muurplanten de muren niet ontwrichten en schade toebrengen
(Dienst Wijkbeheer, 1999).
Het verschil ten opzichte van de vroegere situatie ziet men voornamelijk aan het uiterlijk van
de muur (figuur 2). Oude verweerde muren zijn herkenbaar aan de donkere kleur mortel, die
te danken is aan de veroudering van het kalkmortel. Verder zijn deze muren te herkennen aan
de sporen van verweringsprocessen. Bij de sporen van verweringsprocessen worden de
scheuren in de muren bedoeld, maar het voorkomen van korstmossen, mossen en muurplanten
op de muur komt mede door de verweringsprocessen. Jonge muren en gerestaureerde muren
zijn netjes gevoegd en afgewerkt met lichtgekleurde mortels met veelal ook een lichtere kleur
steen. Het gebruik van de soort mortel is belangrijk voor de toekomstige
vestigingsmogelijkheden van muurplanten. Het gebruik van een zachte kalkmortel is beter
dan het gebruik van een harde kalkarme mortel. Nieuwe muren met zachte kalkmortel
ondervinden een sneller verweringsproces, waardoor het materiaal eerder poreus en verweerd
is, zodat er vestigingsmogelijkheden ontstaan voor de muurplanten. Al met al duurt het dan
alsnog tientallen jaren voordat een pas gerestaureerde muur geschikt wordt als biotoop voor
de muurplanten.
Figuur 1: Muurvaren is een niet wettelijk beschermde soort, maar wel een opvallende en karakteristieke soort
(de foto links is gemaakt door Johan Loermans).
16
De manier van het vernieuwen en renoveren van muren heeft een verandering van het
landelijk beeld van de muurplanten veroorzaakt. Een beeld van mindere rijkdom en variatie
aan muurplanten op de muren. Minder individuen van een muurplant groeien op de muren en
bij wijze van spreken wordt de aanwezigheid van drie verschillende typische muurplanten al
als een gevarieerd begroeide muur bestempeld.
Opvallend is wel dat stikstof minnende soorten, warmte minnende soorten meer landelijk
worden aangetroffen op de muren (figuren 3, 4 en 5, bron:www.verspreidingsatlas.nl). Voor deze
soorten zijn zachte en milde winters en het warmer worden van het stadsklimaat bevorderlijk,
zodat ze niet afsterven en blijven voortbestaan. Daarnaast brengt het warmere stadsklimaat
exoten met zich mee en dan met name op de gracht- en werfmuren (figuur 6,
www.verspreidingsatlas.nl).
Figuur 2: Op de rechter foto is het verschil te zien tussen een oude verweerde muur en een (jonge)
gerestaureerde muur. Bij de gerestaureerde muur is wel dezelfde kalkmortel gebruikt als die van de oude
verweerde muur. Op de linkse foto zijn de sporen van verwering zichtbaar, namelijk de scheuren en hiervan
maken muurplanten (bij deze pijlscheefkelk) duidelijk gebruik van.
17
18
3 Methodiek In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit muurplantenonderzoek is opgebouwd en is
uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit twee delen, een verkennend onderzoek en een
meervoudige casestudy. Binnen het verkennend onderzoek is een deskresearch uitgevoerd.
Met de meervoudige casestudy is op een intensieve manier informatie verkregen over de drie
steden die maximaal van elkaar verschillen.
De informatie uit het verkennend onderzoek is verzameld en samengevat in hoofdstuk 5 en de
informatie uit de meervoudige casestudy is verzameld en samengevat in hoofdstuk 6. Alle
resultaten van het verkennend onderzoek en de meervoudige casestudy zijn samengevat in
hoofdstuk 7 en leiden tot een stappenplan met acht sleutelfactoren om te komen tot een
effectief muurplantennetwerk in een stad. Vervolgens zijn alle samengevatte gegevens
gesynthetiseerd tot een representatief landelijk beeld en is beschreven in hoofdstuk 8. Er is
een beoordeling gemaakt van het landelijk meetnet muurplanten van FLORON door de
betrokken belangengroepen (hoofdstuk 9). Uiteindelijk zijn alle resultaten meegenomen in het
advies gericht aan FLORON. Het advies is erop gericht om aan te sluiten op (mogelijke)
muurplantennetwerken (het landelijk beeld) en daarbij draagvlak voor het landelijk meetnet
muurplanten te creëren bij de verschillende belangengroepen in de diverse steden. De
bovengenoemde onderdelen waar het onderzoek uit bestaat zijn in figuur 7 nog eens kort
schematisch weergegeven.
Figuur 7: Een schematische weergave van het muurplantenonderzoek
19
3.1 Verkennend onderzoek
Het verkennend onderzoek is uitgevoerd middels een deskresearch, bestaande uit een
literatuuronderzoek en de enquêtering van de betrokken belangengroepen. Het doel van het
verkennend onderzoek was om informatie te verkrijgen van steden die genoemd worden in de
literatuur met betrekking tot muurplanteninventarisaties. Het betreft informatie over de
landelijke huidige- en historische (max. 10 jaar geleden) muurplanteninitiatieven, de
betrokkenheid van belangengroepen bij deze initiatieven en de motivaties, ervaringen en
methoden van belangengroepen bij de muurplanteninitiatieven.
Het deskresearch
Relevante bestaande gegevens zijn verkregen door een literatuuronderzoek waarbij bestaande
inventarisatie- en adviesrapporten over muurplanten zijn doorgenomen. Enkele niet openbare
inventarisatierapporten zijn verkregen via FLORON, opdrachtgevers en/of auteurs.
Het literatuuronderzoek heeft inzicht gegeven in de muurplanteninitiatieven en de
betrokkenheid van verschillende belangengroepen. Daarnaast was het voor enkele steden
mogelijk om informatie te verkrijgen over de bijbehorende inventarisatiegegevens en –
methodiek door het raadplegen van gemeentelijke websites. Een voorbeeld hiervan is de
gemeente Amsterdam, waarbij op een interactieve kaart de inventarisatiegegevens van
muurplanten zichtbaar zijn (www.maps.amsterdam.nl/muurplanten).
Het literatuuronderzoek gaf geen informatie over de motivaties en ervaringen van de
belangengroepen van de initiatieven. Door middel van enquêtes, bestaande uit drie open
vragen, is informatie verkregen over de motivaties, ervaringen en methodieken behorende bij
de in de literatuur gevonden muurplanteninitiatieven. Deze enquêtes met de betrokken
belangengroepen zijn persoonlijk, via de mail of telefonisch afgenomen.
Aanvullend hebben zich kansen voorgedaan zoals het kunnen bijwonen van
contactbijeenkomsten, overleggen en inventarisaties van de belangengroepen. Verschillende
van deze kansen zijn benut met als doel om kennis te maken met de belangengroepen, uitleg
te geven over dit onderzoek en informatie te verzamelen voor het deskresearch.
3.2 Meervoudige casestudy
Uit het literatuuronderzoek volgde een meervoudige casestudy. Een casestudy is ‘een strategie
voor het doen van onderzoek, die gebruikt maakt van een empirisch onderzoek van een
bepaald hedendaags verschijnsel binnen de actuele context, waarbij van verschillende soorten
bewijsmateriaal gebruik wordt gemaakt’ (Verschuren en Doorewaard, 2004).
De onderzoekseenheden in dit onderzoek zijn de verschillende steden waar (waardevolle)
muurplantenvegetaties aanwezig zijn. Deze steden komen voort uit het literatuuronderzoek.
Alleen de steden met een inwonersaantal van meer dan 50.000 mensen zijn meegenomen in
het onderzoek. Om het onderzoek overzichtelijk te houden en binnen de gestelde tijdsnormen
te kunnen uitvoeren zijn er drie steden geselecteerd als casegebied, welke intensief werden
onderzocht.
De selectie van deze drie steden heeft plaatsgevonden op basis van onderstaand proces met
een daarbij horend schema, dat in detail is uitgewerkt om te komen tot de resultaten van het
onderzoek (figuur 8):
20
Er is op basis van literatuuronderzoek (Maes & Krüse, 2011) een tabel gemaakt met alle steden
(>50.000 inwoners) waar muurplanteninitiatieven zijn uitgevoerd in het (verre) verleden.
Deze muurplanteninitiatieven zijn onderverdeeld in verschillende doelen (inventarisatie,
bescherming en natuureducatie). De steden met muurplanteninitiatieven onderverdeeld in
verschillende doelen zijn beschreven in paragraaf 4.1 en weergegeven in een tabel in
paragraaf 4.2.
De lijst aan steden in paragraaf 4.2 is verder ingekort door alleen steden mee te nemen in
het onderzoek, waarbij in de laatste tien jaar muurplanteninitiatieven hebben
plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden. Deze steden worden de onderzochte steden
genoemd.
De onderzochte steden zijn ingedeeld in initiatiefgroepen. Een initiatief kan afkomstig zijn
van de gemeente, een vrijwilligersgroep, een muurplantenexpert en/of een NME-
organisatie. Ook komt het voor dat er geen initiatiefnemer bekend is in een stad. Een
voorbeeld van hoe steden onderverdeeld zijn in initiatiefgroepen is weergeven in tabel 1.
De volledige tabel is weergegeven in paragraaf 4.3.
Per initiatiefgroep is één stad gekozen als casegebied, die maximaal verschilt met de
andere steden in dezelfde initiatiefgroep. De keuze van de casegebieden en het maximaal
verschil met andere steden is uitgelegd in paragraaf 4.4. Zodoende zijn er drie
casegebieden, welke de leidraad vormen van het onderzoek en intensief zijn onderzocht.
De gekozen casegebieden zijn in de analyse (hoofdstuk 7) vergeleken met de onderzochte
steden, die zijn ingedeeld in een gelijke initiatiefgroep (paragraaf 4.3).
21
Figuur 8: Schematische weergave van het selectieproces met de resultaten van het onderzoek
22
Tabel 1: Voorbeeldtabel van hoe de onderzochte steden worden onderverdeeld in de drie
verschillende initiatiefgroepen
Dataverzamelingsmethoden in de casegebieden
De dataverzamelingsmethode in de drie casegebieden bestaat uit het afnemen van
diepte-interviews met de diverse belangengroepen. Voorafgaand aan deze interviews is een
actorenanalyse gemaakt per casegebied, waar ook potentiële belangengroepen in zijn
meegenomen. Potentiële belangengroepen zijn belangengroepen die mogelijk inventarisaties
in de toekomst gaan uitvoeren voor het landelijke meetnet muurplanten.
De manier waarop de diepte-interviews zijn uitgevoerd is gebaseerd op representativiteit. In
elk casegebied zijn in ieder geval vier diepte-interviews afgenomen, per doelgroep minstens
één aangevuld met één potentiële belangengroep om bij het meetnet te betrekken. De
vragenlijst is opgesteld per doelgroep (bijlage 2). De vragenlijsten zijn opgesteld voor de
doelgroepen: gemeente, waterschap, vrijwilligersgroep en adviesbureau. Alleen als de
doelgroep relevant is, is er een diepte-interview afgenomen. De gemeente en een
vrijwilligersgroep zijn in elke stad vertegenwoordigd en altijd relevant. Het waterschap is
alleen relevant als er muurplanten op grachtenmuren in het casegebied voorkomen én het
betrokken is bij het beheer en onderhoud van de grachtenmuren. Een adviesbureau is alleen
relevant als het adviesbureau advies heeft gegeven omtrent muurplanten in de betreffende
stad.
De diepte interviews hebben het doel om vast te leggen wat mensen denken, weten, voelen
en/of willen met betrekking tot de muurplanteninitiatieven en het landelijk meetnet
muurplanten. De interviews zijn uitgewerkt tot een SWOT- analyse per casegebied. Deze
SWOT-analyses worden per casegebied beschreven in paragraaf 6.4.
Initiatiefgroep:
Onderzochte
steden met
muurplanten-
initiatieven:
(Maes & Krüse,
2011)
1.
Initiatiefnemer:
gemeente (of
provincie)
Uitvoering:
stadsecoloog,
adviesbureau,
waterschap of
vrijwilligersgroep/
NME-organisatie/
muurplantenexpert.
De gemeente krijgt
hulp en steun van
andere
belangengroepen.
2.
Initiatiefnemer:
vrijwilligersgroep,
muurplantenexpert
of NME-organisatie
Uitvoering: vrijwilligersgroep,
muurplantenexpert
of NME-organisatie
De gemeente is op
de hoogte en steunt
het initiatief.
3.
Geen
initiatiefnemer:
muurplantengegevens
worden wel verkregen
door actieve op
zichzelf staande
vrijwilligers of door
quickscans van de
gemeenten
Geen samenwerking
gemeente en
vrijwilligersgroepen
of NME-organisaties.
Bijvoorbeeld:
Amsterdam
….
….
23
4 Landelijke muurplanteninitiatieven In dit hoofdstuk worden de muurplanteninitiatieven van steden gevonden in de literatuur
behandeld. Er wordt in hoofdstuk 4.1 onderscheid gemaakt in muurplanteninitiatieven met
verschillende doelen. Deze verschillende doelen worden apart behandeld met voorbeelden uit
steden en in hoofdstuk 4.2 worden per stad de voorkomende doelen weergegeven in een tabel.
In hoofdstuk 4.3 worden de steden waarin de laatste tien jaar muurplanteninitiatieven hebben
plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden ingedeeld in initiatiefgroepen. Er wordt gekozen
voor initiatiefgroepen, omdat muurplantinitiatieven betrokken belangengroepen hebben met
of zonder een eigen initiatiefnemer. Tenslotte wordt er in hoofdstuk 4.4 een keuze gemaakt
voor de drie casegebieden, namelijk van elke initiatiefgroep is één stad vertegenwoordigd als
casegebied.
4.1 Muurplanteninitiatieven met diverse doelen
Muurplanteninitiatieven kunnen worden opgezet met verschillende doelen. De belangrijkste
doelen van de muurplanteninitiatieven bekend uit de literatuur (Maes & Krüse, 2011) zijn het
inventariseren van de muurplanten, het behouden en beschermen van muurplanten(locaties)
en muurplanten gebruiken in de natuureducatie.
Het inventariseren van muurplanten
Bij het inventariseren van muurplanten worden de locaties en aantallen van muurplanten op
de (grachten)muren in kaart gebracht door verschillende belangengroepen.
De Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) is voor het eerst begonnen met het
inventariseren van muurplanten en heeft in 1956 het eerste inventarisatierapport uitgebracht
(Koningsdaal en Reijnders, 1956). Verder heeft de NJN actief de muurplanten van de grachten in
Amersfoort geïnventariseerd (Beylsmit en Maten, 1965).
In de stad Utrecht was het de Christelijke Jeugdbond van Natuurvrienden (tegenwoordig
Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie), dat zich bezig hield met het inventariseren van
muurplanten op de grachtenmuren met het boekje De Utrechtse Grachten als resultaat.
In de jaren ’80 en ’90 werden vele muurplantenrapporten uitgebracht in opdracht van diverse
provincies en gemeenten, met als doel om de muurvegetatie in kaart te brengen. De provincies
Noord-Holland (Denters, 1990), Zuid-Holland (Dienst Ruimte en Groen, 1989), Zeeland (Maas, 1997),
Drenthe (Dekker, 1988) en de provincie Gelderland (Linde en Berg, 2010) hebben de inventarisaties
van muurplanten laten uitvoeren.
De gemeenten Gouda (Dienst Wijkbeheer, 1999), Rotterdam (Andeweg, 1993) en Stadkanaal (Dijkstra
en Dijkstra, 1986) hebben de inventarisatie uit laten voeren door betrokken ecologen. De
gemeente Utrecht heeft de inventarisaties laten uitvoeren door een gespecialiseerd
adviesbureau in muurplanten, genaamd Ecologisch Adviesbureau Maes (Maes en Bakker, 1997,
Maes en Bakker, 2000, Maes et al., 2009 en Maes en Simons, 2014). Naast de inventarisatiesopdrachten
voor de gemeente Utrecht, wordt de Plompetorengracht in Utrecht jaarlijks geïnventariseerd
en dit heeft al jarenlange datagegevens als resultaat, waardoor het maken van trends mogelijk
is (figuur 9). Het valt hierbij op dat Steenbreekvaren vanaf eind jaren ’80 enorm is
toegenomen en tegenwoordig nog steeds blijft toenemen in aantal exemplaren (figuur 9).
24
Figuur 9: Overzicht van de jaarlijkse monitoring Plompetorengracht 25 in Utrecht
door het Ecologisch Adviesbureau Maes, met als laatste inventarisatie in 2015.
Het Ecologisch Adviesbureau Maes heeft naast Utrecht ook inventarisatieopdrachten
aangenomen van de gemeenten Zoetermeer (Maes, 1997), Amersfoort (Maes, 2008),
Schoonhoven (Maes, 1996), Maastricht (Maes en van den Dool, 2005), Den Haag (Maes, 2000) en
Middelburg (Maes en van den Dool, 2006). Overige adviesbureaus die ervaring hebben met het
inventariseren en het opstellen van inventarisatierapporten van muurplanten zijn b&d
Natuuradvies (www.bendnatuuradvies.nl), Tauw bv (Konings en Hoogenstein, 2007), Stichting
Berglinde (Linde en Berg, 2010) en De Groene Ruimte (De Groene Ruimte bv, 2014). Naast de
adviesbureaus hebben organisatie Staatsbosbeheer (Eysink, 1984) en het waterschap Roer en
Overmaas (Hillegers, 2003 en Damstra,2005) in het verleden muurplanten geïnventariseerd en
erover gerapporteerd.
Lokale vrijwilligersgroepen hebben muurplanten geïnventariseerd in steden. In de stad
Amersfoort kwam het eerste initiatief van de vrijwilligersgroep genaamd de Commissie voor
de Flora van Amersfoort om de begroeiing van de grachtmuren te inventariseren en door
middel van een rapportage de gemeente hierover te adviseren (Dirkse et al., 1983).
In Amsterdam is in 1987 een Muurplantenwerkgroep opgericht, die op vrijwillige, deskundige
en enthousiaste wijze de beschermde muurplanten en karakteristieke soorten inventariseert
langs de grachten van Amsterdam e.o. (Denters, 1990). Tegenwoordig maakt deze groep
onderdeel uit van de KNNV en wordt de Muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam
genoemd (Ten Hoopen et al., 2013). De Muurplantenwerkgroep Amsterdam maakt voor een groot
deel uit van de Werk- en Adviesgroep muurplanten Noord-Holland. De Werk- en
Adviesgroep muurplanten Noord-Holland heeft in 1990 (Denters, 1990) en in 2010 (Werk- en
Adviesgroep Muurplanten Noord-Holland, 2010) de Noord-Hollandse steden onderzocht op de
aanwezigheid van beschermde muurplanten. De Werk- en Adviesgroep muurplanten Noord-
Plompetorengracht 25 te Utrecht
0
50
100
150
200
250
300
1973
1975
1977
1979
1981
1983
1985
1987
1989
1991
1993
1995
1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2014
waarnemingsjaren 1973 - 2015
ex. p
lan
ten
Steenbreekvaren
Eikvaren
Muurvaren
25
Holland bestond uit een samenwerking tussen de muurplantenwerkgroep Amsterdam, de
muurplanten werkgroep Haarlem, KNNV afdeling regio Den Helder, KNNV afdeling
Hoorn/West-Friesland en de plantenwerkgroep KNNV afdeling regio Alkmaar (Werk- en
Adviesgroep Muurplanten Noord-Holland, 2010).
Landelijk worden er door de vrijwilligersgroepen zoals de KNNV en het IVN muurplanten
geïnventariseerd. Uit de literatuur is bekend dat de KNNV afd. Den Haag (Cevat, 2005), KNNV
afd. Delfland (Poelgeest, 1991 & van der Ham, 2000 & van der Ham, 2009), KNNV afd. Waterweg-
Noord (door de plantenwerkgroep in 1989), KNNV Hoorn/West –Friesland (plantenwerkgroep
Hoorn/West-Friesland, 1994) en KNNV afd. Voorne (van Hest en Korevaar, 1991) en de KNNV afd.
Groningen (Douwes et al., 1998) inventarisaties hebben uitgevoerd en erover gerapporteerd. Bij
het IVN zijn de IVN afd. Dordrecht (Hamersveld en van Rijn, 1989), IVN De Maasvallei (IVN De
Maasvallei, 1992), IVN Amersfoort (de Boer en de Groodt, 1984) en IVN Den Bosch (Maassen en
Vennix, 2008) betrokken bij muurplanteninventarisaties in het verleden.
In Wageningen heeft de KNNV afdeling Wageningen en Omstreken een bijzondere
inventarisaties gedaan naar muurplanten. Een onderzoek met inventarisaties op
onopmerkelijke plekken, namelijk in putten (De Winter, 2007). Uit dit onderzoek is gebleken dat
er naast muurbegroeiingen op oude muren, ook zeldzame muurplanten, zoals schubvaren,
tongvaren en zachte naaldvaren kan worden aangetroffen in straatputten.
Het beschermen en behouden van muurplanten
In vele steden is het in kaart brengen van de muurplanten niet genoeg om de muurplanten ook
daadwerkelijk te beschermen en te behouden.
In Nederland vallen enkele beschermde muurplantensoorten onder de Flora- en faunawet. De
Flora- en faunawet geldt sinds 2002 en is een kaderwet betreffende de duurzame
instandhouding van wilde planten en dieren in Nederland (www.minez.nederlandsesoorten.nl).
Om de negatieve effecten van bestendig beheer en onderhoud tot een minimum te beperken
worden er in Nederland door diverse organisaties een gedragscode Flora- en faunawet
gehanteerd. In de gedragscode Flora- en faunawet staan gedragsregels, die beschrijven op
welke manier schade aan beschermde planten en dieren zoveel mogelijk beperkt kan worden
bij het voorbereiden en uitvoeren van activiteiten (www.rvo.nl).
Deze gedragscodes zijn alleen geldig, als ze zijn goedgekeurd door de Rijkdienst voor
Ondernemend Nederland, een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken
(www.rvo.nl). Met een goedgekeurde gedragscode Flora- en faunawet hoeven organisaties in
een aantal gevallen van werkzaamheden, een anders noodzakelijke ontheffing in het kader van
de Flora- en faunawet niet meer aan te vragen bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
en dat bespaard organisaties tijd en geld (www.vergunningen.info)..
Provincies maken gebruik van zo’n gedragscode Flora- en faunawet. De Nederlandse
provincies streven naar een gezamenlijke aanpak voor een juiste invulling van de Flora- en
faunawet, waardoor de gedragscode Provinciale Infrastructuur is opgesteld (BTL Advies B.V.,
2013). Volgens deze gedragscode is het belangrijk dat beschermde muurplanten blijven
behouden bij slopen, renoveren en bij onderhoud aan bouw- en kunstwerken (BTL Advies B.V.,
2013).
Gemeenten kunnen gebruik maken van een goedgekeurde gedragscode Flora- en faunawet,
dat ook rekening houdt met de muurplanten. De reden voor een gedragscode is om het voor
26
organisaties (met name voor uitvoeringsorganisaties) in de praktijk eenvoudiger te maken om
met de bepalingen uit de Flora- en faunawet om te gaan, door zich aan een verzameling van
gedragsregels te houden, zodat de schade aan beschermde planten- en diersoorten beperkt
blijft (Bureau Waardenburg B.V., 2010). De drie grootste gemeenten met zo’n dergelijke
gedragscode Flora- en faunawet zijn: Amsterdam, Utrecht en Zoetermeer.
De gemeente Amsterdam dient volgens de gedragscode bij renovatie-, verbouwings-, en
sloopwerkzaamheden rekening te houden met beschermde muurplanten (Dienst Ruimtelijke
Ordening, 2009). Hetzelfde geldt voor de gemeente Utrecht, want daar dient men volgens de
gedragscode ook rekening te houden met de beschermde muurplanten bij het slopen,
renoveren en verbouwen van bouwwerken (Bureau Waardenburg B.V., 2010). De gedragscode is
voortgekomen uit de aandacht voor muurplanten in de stad Utrecht, want de gemeente Utrecht
heeft rond 2000 de beschermde muurplanten in kaart gebracht. Er is een herstelplan voor
monumentale muren opgesteld, waarin apart aandacht wordt besteed aan de muurvegetatie in
Utrecht (Ingenieursbureau Utrecht, 2002). In de gedragscode van Zoetermeer is vernieling van
groeiplaatsen van beschermde muurplanten niet toegestaan bij onderhoudswerk aan
oeververdedigingen en kunstwerken, zoals kademuren (Gemeente Zoetermeer, 2015).
Naast gemeenten hebben waterschappen ook een gedragscode Flora- en faunawet genaamd
Unie van Waterschappen (Unie van Waterschappen, 2012). Tenslotte de gedragscode Flora- en
faunawet Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, dat geldt voor meerdere doelgroepen, heeft
opgenomen dat er zorgvuldig gehandeld wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen (verbouwen,
aanbouwen, renoveren of slopen) aan bestaande gebouwen en werken, waarbij risico’s gelden
aangaande vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde flora- en fauna (Borst en Sprong, 2011).
Het behouden en beschermen van muurplanten is in bepaalde steden uitgebreider dan zich te
houden aan de bepalingen uit de Flora- en faunawet met of zonder een goedgekeurde
gedragscode Flora- en faunawet. Voor het behouden van een optimale groeiplaats voor
muurplanten (muurplantenbiotoop) is er kennis nodig over muurvriendelijk beheer in de vorm
van adviezen. Deze adviezen komen van ecologische deskundigen met aantoonbare kennis op
het gebied van soortspecifieke ecologie (www.rvo.nl). Deze ecologische deskundigen in een
stad zijn veelal de ecologen binnen de gemeente en/of van gespecialiseerde adviesbureaus.
Om muurplanten te behouden zullen deze adviezen bijdragen aan het minimaal behouden van
het biotoop voor de bijzondere muurplanten en dan maakt het niet uit of dit biotoop nou wel
of geen beschermde muurplantensoorten bevat. De beste adviezen worden gevormd, als er
naast ecologie ook rekening gehouden wordt met de technische aspecten van de muur.
Begroeide muren in steden zijn nog wel eens aan vervanging toe en daar zijn technische
maatregelen voor nodig om daadwerkelijk muren op een muurplantvriendelijke manier te
gaan vervangen of renoveren. Veelal zorgen technische maatregelen juist voor problemen bij
de muurplanten en is het juist zoeken naar een evenwicht tussen ecologie en techniek, zodat er
ecologisch technische maatregelen uit voort komen, die bijdragen aan het behoud van
muurplanten in de stad.
Voorbeelden van rapporten met muurplantenvriendelijke manieren van vervangen of
renoveren zijn weergeven in het Evaluatie Beschermingsplan Muurplanten (Maes, N.C.M., P.A.
Bakker, 2002), de Praktische brochure muurplanten in Zeeland (Stichting Landschapsbeheer Zeeland,
2009) en de rapportage Beschermde muurplanten – ecologie en technische maatregelen bij
beheer en onderhoud van de Praktijkreeks Cultureel Erfgoed (Maes, N.C.M., H. Krüse, 2011).
27
Muurplanten en natuureducatie
Vanaf de jaren ‘80 werd er naast het inventariseren en beschermen van muurplanten ook
aandacht geschonken aan de belevingswaarde van de muurplanten. Er werden historische
wandelroutes uitgestippeld, die langs alle bijzondere plekken van muurvegetaties liepen. Er
zijn historische routes bekend in Amersfoort (Poppe en van Assema, 2002), Maastricht (Graatsma,
1995), Gouda (Cyclus, 2015) en Utrecht (Maes en van Herk, 1988). Ten slotte worden er in de
Veldgids Stadsplanten (Denters, 2004) enkele stadswandelingen behandeld, waar ook bijzondere
muurplanten te bewonderen en te inventariseren valt.
Om muurplanten onder de aandacht te brengen werden er excursies georganiseerd door
verschillende vrijwilligersgroepen: Plantensociologische Kring Nederland (Hillegers, 2000), De
NJN (Ten Hoopen, 2015), muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam (Ten Hoopen, 2015),
KNNV afdeling Den Haag (KNNV afdeling Den Haag, 2014) en ook andere KNNV afdelingen en
het IVN.
Daarnaast kan natuureducatie en muurplanten overgaan in een creatief muurplanteninitiatief.
NME-organisaties en vrijwilligers hebben in Utrecht en Nijmegen een gelijkwaardig creatief
muurplanteninitiatief over een zelf aangebrachte oude muurplantenmuur voor de
natuureducatie. In Utrecht wordt het de Griftparkmuur genoemd (www.utrecht.nl) en in
Nijmegen staat de oude muur met muurplanten in de Natuurtuin de Goffert
(www.natuurtuingoffert.nl). Amersfoort onderscheid zich als stad doordat er door NME-
organisaties en vrijwilligers speciale vaartochten gehouden worden over muurplanten langs de
grachtenmuren (www.amersfoort-rondvaarten.nl). In Tilburg is ook zo’n variant van speciale
natuurvaartochten langs hun muurplantenparadijs de Piushaven (www.piushaven.nl).
4.2 Waar spelen de muurplanteninitiatieven zich af?
Er zijn steden waarin de laatste tien jaar muurplanteninitiatieven hebben plaatsgevonden of
nog steeds plaatsvinden. Evenzeer zijn er steden waar geen muurplanteninitiatieven door
belangengroepen worden opgezet en uitgevoerd of het is in bepaalde steden onbekend of er
daadwerkelijk initiatieven worden uitgevoerd. In de steden Amersfoort, Amsterdam, Breda,
Delft, Den Haag, Gouda, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Hoorn, Maastricht, Rotterdam, Tilburg,
Utrecht, Valkenburg, Zoetermeer en Zwolle heeft er in de laatste tien jaar een
muurplanteninitiatief plaatsgevonden of vindt er nog steeds plaats.
In de steden Alkmaar, Almere, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Deventer, Dordrecht, Eindhoven,
Enschede, Groningen, Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Nijmegen, Purmerend,
Roermond en Zwolle zijn geen initiatieven vanuit de literatuur bekend. Een uitzondering zijn
de grote steden in Gelderland (Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen), want deze steden zijn in
opdracht van de provincie meegenomen in het inventarisatierapport van het adviesbureau
Stichting Berglinde (Linde en Berg, 2010). In deze drie steden worden voor zover bekend zelf
geen initiatieven opgezet en uitgevoerd.
In tabel 2 is een overzicht van de steden met een minimaal inwonersaantal van 50.000
inwoners met muurplanten. In deze tabel is er een uitzondering gemaakt voor de stad
Valkenburg, want Valkenburg heeft geen 50.000 inwoners, maar is wel een belangrijke stad
wat betreft de aanwezigheid van vele (beschermde) muurplanten. Bij elke stad zijn de doelen
(inventarisatie, bescherming en natuureducatie) van de muurplanteninitiatieven weergegeven
of er is aangegeven dat er geen muurplanteninitiatieven bekend zijn.
28
Tabel 2: Een overzicht van steden waar verschillende muurplanteninitiatieven met diverse
doelen worden uitgevoerd of waar geen muurplanteninitiatieven worden uitgevoerd of het is niet
bekend dat er muurplanteninitiatieven worden uitgevoerd.
Muurplanten-
initiatieven met
diverse doelen:
(Maes & Krüse,
2011)
Steden (>50.000
inwoners, m.u.v.
Valkenburg):
1.
Mu
urp
lan
ten-in
itiatiev
en
met h
et doel in
ven
tarise
ren
van
mu
urp
lan
ten
2.
Mu
urp
lan
ten-in
itiatiev
en
met h
et doel h
et beh
ou
den
en b
escherm
en v
an
mu
urp
lan
ten
3.
Mu
urp
lan
ten-in
itiatiev
en
met h
et doel
mu
urp
lan
ten en
natu
ured
uca
tie
4.
In d
e literatu
ur is h
et
on
bek
end
dat er
mu
urp
lan
tenin
itiatiev
en zijn
Alkmaar X
Almere X
Amersfoort X X X
Amsterdam X X X
Apeldoorn X
Arnhem X
Assen X
Breda X X
Delft X X X
Den Haag X X X
Deventer X
Dordrecht X
Eindhoven X
Enschede X
Gouda X X
Groningen X
Haarlem X X
‘s-Hertogenbosch X X
Hilversum X
Hoorn X X
Leeuwarden X
Leiden X
Lelystad X
Maastricht X X X
Nijmegen X
Purmerend X
Roermond X
Rotterdam X X
Tilburg X X X
Utrecht X X X
Valkenburg X X
Zoetermeer X X
Zwolle X
29
4.3 Afbakening van de steden voor het onderzoek
De onderzochte steden zijn: Amersfoort, Amsterdam, Breda, Delft, Den Haag, Gouda,
Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Hoorn, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht,
Valkenburg, Zoetermeer en Zwolle.
Uit het literatuuronderzoek is in deze steden informatie verkregen over de
muurplanteninitiatieven en de daarbij betrokken belangengroepen.
Een belangrijk gegeven voor dit onderzoek zijn de initiatiefnemers. Initiatiefnemers zorgen
ervoor dat een muurplanteninitiatief tot stand komt. Tijdens het literatuuronderzoek is
gebleken dat er drie verschillende initiatiefnemers, de muurplanteninitiatieven opzetten in een
stad.
Deze drie verschillende initiatiefnemers zijn:
1. De gemeente (of provincie).
2. Vrijwilligersgroep, muurplantenexpert of NME-organisatie.
3. Er is geen initiatiefnemer bekend.
De uitvoerders van de initiatieven zijn evenzeer belangrijk. Bij een initiatief is een
samenwerking tussen de initiatiefnemer en uitvoerder aanwezig. De initiatiefnemer stelt
veelal eisen op voor de uitvoering. Uit literatuuronderzoek kwamen uitvoerders als: een
stadsecoloog, een deskundige van een adviesbureau, een vrijwilligersgroep, een (vrijwillige)
muurplantenexpert of een NME-organisatie naar voren.
Uiteindelijk wordt de samenwerking tussen initiatiefnemers en uitvoerders samen genomen en
worden er drie initiatiefgroepen gevormd (tabel 3).
30
Tabel 3: De onderverdeling van de onderzochte steden in drie initiatiefgroepen.
4.4 De casegebieden
Van de zeventien onderzochte steden van het verkennend onderzoek zijn drie steden gekozen
voor de meervoudige casestudy. Van de drie initiatiefgroepen is per initiatiefgroep één stad
uitgekozen als casegebied. Deze stad verschilt maximaal met de andere steden in dezelfde
initiatiefgroep. Er is gebruik gemaakt van een toetsing op kenmerken van de initiatieven en op
afwegende opmerkingen om tot een keuze te komen van de drie casegebieden met een
maximaal verschil.
De kenmerken van muurplanteninitiatieven zijn:
1. Aanwezigheid van huidige muurplanteninitiatieven.
2. Aanwezigheid van een open werkwijze en (gratis) toegankelijke inventarisatiegegevens.
3. Aanwezigheid van een gehanteerde methodiek bij de muurplanteninventarisaties.
Initiatiefgroep:
Onderzochte
steden met
muurplanten-
initiatieven:
(Maes & Krüse,
2011)
1.
Initiatiefnemer:
gemeente (of provincie)
Uitvoering:
stadsecoloog,
adviesbureau, waterschap
of vrijwilligersgroep/
NME-organisatie/
muurplantenexpert.
De gemeente krijgt hulp
en steun van andere
belangengroepen.
2.
Initiatiefnemer:
vrijwilligersgroep,
muurplantenexpert of
NME-organisatie
Uitvoering: vrijwilligersgroep,
muurplantenexpert of
NME-organisatie
De gemeente is op de
hoogte en steunt het
initiatief.
3.
Geen
initiatiefnemer:
muurplantengegevens
worden wel verkregen
door actieve op zichzelf
staande vrijwilligers of
door quickscans van de
gemeenten
Geen samenwerking
gemeente en
vrijwilligersgroepen of
NME-organisaties.
Amersfoort X
Amsterdam X
Breda X
Delft X
Den Haag X
Gouda X
Haarlem X
‘s-Hertogenbosch X
Hoorn X
Maastricht X
Nijmegen X
Rotterdam X
Tilburg X
Utrecht X
Valkenburg X
Zoetermeer X
Zwolle X
31
Er is een casegebied genomen dat op alle drie kenmerken goed scoort, een casegebied dat er
tussenin valt en een casegebied dat op alle drie kenmerken slecht scoort. De steden die op alle
drie kenmerken goed scoren bevatten belangengroepen die ervaring hebben met het uitvoeren
van muurplanteninitiatieven. Steden die er tussenin vallen en op één of twee factoren goed
scoren kunnen de belangengroepen ervaring hebben met het uitvoeren van
muurplanteninitiatieven of ze kunnen werken aan het opzetten en uitvoeren van deze
initiatieven. Tenslotte bevatten de steden die op alle kenmerken slecht scoren geen
muurplanteninitiatieven.
In bijlage 3 is de beoordeling van de kenmerken in een stad, de afwegende opmerkingen en de
keuze voor het casegebied weergegeven. Belangrijk bij deze tabel is dat het gebaseerd is op
het literatuuronderzoek en op de resultaten van de enquêtering van de belangengroepen in de
onderzochte steden. Met behulp van de enquêtering kan informatie verstrekt worden over de
gehanteerde inventarisatiemethode.
De casegebieden die zijn meegenomen in de meervoudige casestudy zijn de steden
Amsterdam, Den Haag en Nijmegen. Elk casegebied heeft zijn eigen kenmerken en een
stedelijke uitdaging als het gaat over het thema muurplanten in de stad (tabel 4). Deze
kenmerken en de uitdaging vormen de rode draad in de meervoudige casestudy.
Tabel 4: De kenmerken en uitdagingen van de drie casegebieden
Casegebieden: Kenmerken van de stad met betrekking
tot de muurplanteninitiatieven
De stedelijke uitdaging
Amsterdam
(Ten Hoopen et
al., 2013)
Ervaren stad, waar een
muurplantenwerkgroep actief is, dat de
inventarisaties op zich neemt en daarbij
samenwerkt met de gemeente en overige
vrijwilligersgroepen. Er is een bestaand
werkend netwerk.
Het motiveren van de bestaande
netwerken, om een bijdrage te leveren
aan het beschermen van muurplanten en
te zorgen voor toegankelijke data voor
iedereen. Amsterdam kan een voorbeeld
stad zijn voor andere steden waar nog
geen bestaand netwerk is.
Den Haag
(De Groene
Ruimte bv, 2014)
Gedreven stad, waarin natuurvrijwilligers
en het adviesbureau De Groene Ruimte
belangrijke inventarisaties hebben
uitgevoerd. De stad bezit een nieuwe
stadsecoloog, die graag ervaringen van
andere steden wil opdoen op het gebied
van het behouden en beschermen van
muurplanten.
De gemeente ervaringen laten opdoen
van andere steden en werken naar een
bruikbaar muurplantennetwerk voor de
stad en het landelijk meetnet
muurplanten hierbij betrekken.
Nijmegen
(Linde en Berg,
2010)
Kansrijke stad, waar nog geen sprake is
geweest van een muurplanteninitiatief,
terwijl er vele natuurvrijwilligers en NME-
organisaties actief zijn in deze stad.
De natuurvrijwilligers en NME-
organisaties interesseren voor het
landelijk meetnet muurplanten, voor de
passende doelen in deze stad. Het is
belangrijk om een muurplantennetwerk
te ontwikkelen, te beginnen met het
verkrijgen van een samenspel tussen
vrijwilligers, NME-organisaties en de
gemeente
32
5 Resultaten van de steden
In dit hoofdstuk komen de resultaten van het verkennend onderzoek aanbod. Ten eerste zijn
alle situatiebeschrijvingen van de onderzochte steden weergegeven in bijlage 4. De resultaten
van de onderzochte steden zijn ingedeeld in rubrieken. In hoofdstuk 5.1 worden de essentiële
motieven uit bijlage 5 per stad benoemd. Essentieel zijn de motieven die meermaals uit steden
naar voren komen of juist uniek zijn. In hoofdstuk 5.2 wordt er ingegaan op de bij de
motieven behorende positieve en negatieve ervaringen (faal- en succesfactoren). De
methodieken bij de muurplanteninventarisaties worden beschreven in 5.3 en daarbij hoort een
tabel dat is weergegeven in bijlage 6.
5.1 Motivaties bij de muurplanteninitiatieven|
Elke belangengroep die betrokken is of is geweest bij de muurplanteninitiatieven heeft of had
een motivatie om hierbij betrokken te willen zijn. In bijlage 5 staan alle motieven van de
betrokken belangengroepen, die hebben meegewerkt aan de enquête. De enquête hield in dat
drie open vragen persoonlijk, per mail of tijdens een telefoongesprek werden ingevuld.
Hieronder wordt per doel de essentiële motieven van steden beschreven. De essentiële
motieven zijn de motieven die meermaals naar voren komen en of juist uniek zijn, maar wel
iets toevoegen aan dit onderzoek.
Het doel het inventariseren van muurplanten
Een muurplanteninventarisatie wordt vooral door vrijwilligers in de steden van Amersfoort,
Breda en Haarlem gezien als een leuke, rustgevende, populaire en een samenwerkende
bezigheid. Het Ecologisch Adviesbureau Maes in Utrecht voegt daarbij toe dat muurplanten
inventariseren een plezierig en voldaan gevoel geeft. Het adviesbureau B&d Natuuradvies in
Haarlem geeft aan dat het gemotiveerd is door het feit dat het bij mensen een fijn gevoel geeft
om nieuwe plekken met muurplanten te ontdekken en te zien hoe muurplanten uitgroeien tot
een populatie. Adviesbureaus (in Utrecht, Haarlem en Zwolle) voeren de
muurplanteninventarisaties uit, omdat ze in de jaren gespecialiseerd zijn geworden in
muurplanten en dat muurplanteninventarisaties een jaarlijks onderdeel is geworden hun
werkzaamheden. In Amersfoort, Maastricht, Tilburg en Utrecht gaat het een stapje verder,
want naast de leuke en samenwerkende bezigheid, willen de belangengroepen in deze steden
ook exact weten waar muurplanten groeien, want dit kan uiteindelijk helpen bij een betere
bescherming. Als voorbeeld Maastricht bevat vele beschermde muurplanten en het is voor de
gemeente en het CNME belangrijk om de exacte locaties te weten om het beheer en
onderhoud erop af te stemmen. Een andere reden voor het exact in kaart willen brengen komt
uit Tilburg, want het is voor de vrijwilligers en de gemeente mogelijk om muurplanten
hotspots in de stad aan te kunnen wijzen. Het Ecologisch Adviesbureau Maes in Utrecht geeft
aan dat meer inventarisaties zorgen voor een betere kwaliteit van de stadsnatuur, omdat
diverse belangengroepen weten waar muurplanten staan en er rekening mee gehouden kan
worden. Unieke motieven komen van de steden Tilburg, Delft en Rotterdam. Vrijwilligers in
Tilburg geven aan dat een vlakdekkende inventarisatie en herhaaldelijke inventarisaties
informatie geeft over de ouderdom van een wijk, binnenstad of haven. Vrijwilligers in Delft
doen al jaren aan vijfjaarlijkse inventarisaties en kunnen daardoor trends van muurplanten
monitoren. Het is voor de vrijwilligers interessant en voor de gemeente handig om een beeld
te krijgen van de totale populatie aan muurplanten in de stad. De gemeente van Rotterdam
geeft aan dat muurplanteninventarisaties leiden tot het in kaart brengen van
muurplantenpopulaties, die een indicatie geven hoe het gesteld is met de ecologie in de stad.
33
Het doel muurplanten behouden en beschermen
Voor het opzetten van beschermingsinitiatieven hebben belangengroepen in steden veelal wel
een motivatie voor. De meest voorkomende motief komt vanuit Gouda, Haarlem, Rotterdam,
Valkenburg en Zwolle, namelijk de zorgplicht en wettelijke beschermingsplicht voor de
Flora- en faunawet. Als voorbeeld Gouda, daar zorgt de Flora- en faunawet voor afspraken
tussen de gemeente en uitvoerders van herstel- en renovatieprojecten, zodat er rekening wordt
gehouden met de beschermde muurplanten. De ecoloog van Cyclus bv. houdt hier toezicht op.
Bij de gemeente Rotterdam worden beheerders gewezen op hun beheerstaken om de
beschermde muurplanten te behouden, omdat het verplicht is volgens de Flora- en faunawet.
Belangengroepen in Amersfoort, Breda en Tilburg hebben beschermingsmotieven dat los
staan van de Flora- en faunawet. Belangengroepen in Amersfoort willen muurplanten
beschermen, omdat het een meerwaarde geeft voor de monumentenzorg. Actieve vrijwilligers
zijn persoonlijk erg betrokken met de muurplanten en willen zich daadwerkelijk inzetten voor
de bescherming van muurplanten. Een manier om uiteindelijk tot een verbetering te komen tot
de bescherming van muurplanten is het nader onderzoeken van vele onbeantwoorde
verschijnsels rondom het thema muurplanten.
Vervolgens heerst er een motief bij belangengroepen in steden, namelijk de moed hebben om
te experimenteren bij herstel- en restauratiewerkzaamheden om op een muurplantvriendelijke
manier aan de slag te gaan en zoveel mogelijk muurplanten besparen. Steden met zulke
experimenten zijn Hoorn, Rotterdam, Utrecht en Valkenburg en er zijn dergelijke ideeën voor
experimenten bij de vrijwilligersgroepen in Haarlem, waar vrijwilligers bereid zijn om de
transplantatie van Zwartsteel en Steenbreekvaren te verzorgen bij de herstel- en
renovatiewerkzaamheden rondom de Nieuwe Gracht in 2016/2017.
In Breda worden er door vrijwilligersgroepen nog geen beschermingsinitiatieven opgezet. Er
is wel degelijk een motief om beschermingsinitiatieven op te zetten, om de bezorgdheid
rondom het thema muurplanten te doen afnemen. Voor de vrijwilligers en de stadsecoloog
van Tilburg is het belangrijk om energie te steken in belangrijke groeilocaties in de stad om
deze te behouden voor in de toekomst.
Het doel muurplanten en natuureducatie (NME)
Muurplanten kunnen een rol spelen in de natuureducatie en zijn veelal onafhankelijk van de
Flora- en faunawet. Vele belangengroepen in steden hebben wel een motief om een NME-
initiatief op te zetten dat muurplanten en natuureducatie omvat. In zo’n initiatief komen
meestal de eigenschappen en de functies van de muurplanten naar voren.
Belangengroepen in Amersfoort, Haarlem, Hoorn en Utrecht geven aan dat de muurplanten
eigenschappen bevatten als: spontaniteit, authenticiteit, uniciteit, kleurrijk en zijn een
bijzondere plantengroep, dat zich vestigt dichtbij de burger. Er worden door belangengroepen
meer functies opgenoemd dan eigenschappen van de muurplanten. De functie beeldkwaliteit,
een aantrekkelijk aanzicht van de muren wordt het meest als motief genoemd bij NME-
initiatieven, namelijk door belangengroepen in Amersfoort, Tilburg, Utrecht en Valkenburg.
In oude vestingsteden zoals Gouda, Maastricht, Zwolle en cultuurhistorische stad Utrecht is
de functie belevingswaarde in de vorm van Natuur- en cultuurbeleving een belangrijk motief
van belangengroepen om NME-initiatieven uit te voeren. De muurplanten dragen ook bij aan
een kwalitatief goede en gezonde leefomgeving, want dat blijkt uit de motieven van de
belangengroepen uit Delft, Haarlem en Rotterdam. Uniek is dat de functie stadsnatuur maar
voorkomt in de motieven van belangengroepen uit twee steden, namelijk uit Amersfoort en
Haarlem. Vrijwilligers uit Haarlem geven aan dat een muurplantenbiotoop eigenlijk
34
beschouwd kan worden als een klein natuurgebied. Bureau Stadsnatuur Rotterdam geeft als
enige het motief dat muurplanten zorgen voor meer soortenrijkdom in de stad.
In bepaalde steden is het uniek om te zien dat er NME-initiatieven leiden tot een bepaald doel.
Vrijwilligersgroepen in ’s-Hertogenbosch vinden het verkrijgen van besef van de
aanwezigheid en functie van de muurplanten uiterst belangrijk. Vrijwilligersgroepen in Breda
vinden het belangrijk om de betrokkenheid van mensen bij het thema muurplanten te
vergroten in de stad. Door de natuur in de directe omgeving naar voren te brengen, zodat
mensen meer besef en minder bezorgdheid krijgen rondom het thema muurplanten in de stad.
In Maastricht wordt door het CNME expliciet genoemd dat muurplanten naast de stadsnatuur
ook bijdragen aan de natuur op de geveltuinmuren van particulieren.
5.2 Ervaringen bij de muurplanteninitiatieven
Elke betrokken belangengroep heeft naast een motief ook één of meerdere ervaringen bij de
muurplanteninitiatieven. In bijlage 5 staan ook alle ervaringen van de betrokken
belangengroepen. Hieronder wordt per doel de essentiële ervaringen beschreven. De
essentiële ervaringen zijn de ervaringen die worden gedeeld met andere betrokken
belangengroepen in de stad, ervaringen die meermaals naar voren komen en ervaringen die
juist uniek zijn, maar wel iets toevoegen aan dit onderzoek. Deze ervaringen kunnen positief
of negatief zijn.
Het doel het inventariseren van muurplanten
Belangengroepen die ervaringen hebben met muurplanteninventarisaties geven aan dat de
inzet van vrijwilligers of vrijwilligersgroepen erg waardevol is voor een stad. Vrijwilligers in
Haarlem geven aan dat een vlakdekkende inventarisatie in de stad beter uitgevoerd kan
worden door een vrijwilligersgroep, want de uitvoering is vaak teveel gevraagd voor één of
twee actieve vrijwilligers. Een vrijwilligersgroep die gespecialiseerd is in muurplanten, zoals
in Delft kunnen op een eenvoudige manier drie of vijfjaarlijkse inventarisaties uitvoeren in de
stad. In ’s-Hertogenbosch zijn vrijwilligers actief, maar door te hoge eisen van de gemeente,
weinig feedback op de inventarisaties en nauwelijks waardering voor de resultaten heeft
gezorgd voor demotivatie bij de vrijwilligers. In plaats van het uitvoeren inventarisaties is er
bij de vrijwilligers geen aandacht en interesse meer in de muurplanten. Een stad zonder de
motivatie en inzet van vrijwilligersgroepen geeft minder muurplanteninitiatieven, nauwelijks
waakzaamheid en weinig maatschappelijke vragen, draagvlak, begrip en besef vanuit de
maatschappij. Vrijwilligers in Breda geven aan dat het moeilijk is om animo en draagvlak te
verkrijgen van vrijwilligers en burgers bij de muurplanteninitiatieven, ook al is de
vrijwilligersgroep enorm actief.
Belangengroepen in Rotterdam en Tilburg geven aan dat het een prachtig doel is om met
behulp van muurplanteninventarisaties de gemeente op de hoogte te stellen van de
aanwezigheid van muurplanten en hierbij ook te adviseren over de bedreigde
muurplantenlocaties en de hotspots van de stad. Belangengroepen in Gouda en Utrecht staan
voor openbare inventarisaties en excursies. In Gouda vindt er een sneeuwbaleffect plaats als
er openbare inventarisaties en excursies plaatsvinden, want de bewoners gaan na zo’n
inventarisatie of excursie zelf ook nieuwe groeiplekken ontdekken en geven dit door aan de
voormalige stadsecoloog. De gemeente Utrecht staat open voor burgerinitiatieven en
duurzaamheid met betrekking tot muurplanten in de stad, waarbij het belangrijk is om
openheid te hebben in de initiatieven en toegankelijke data van muurplanten.
35
Het doel het behouden en beschermen van muurplanten
Bij beschermingsinitiatieven leiden de meeste ervaringen van belangengroepen naar de
welwillendheid van een stad. In een welwillende stad hebben diverse belangengroepen
aandacht voor muurplanten en wordt er door belangengroepen rekening gehouden met de
muurplanten, bijvoorbeeld rekening houden met de milieuomstandigheden, de toestand van de
muur, de constructie van de muur en het bouwmateriaal (mortel) om tijdens herstel- en
renovatiewerkzaamheden de muurplanten niet te schaden. In Amersfoort geven de
belangengroepen aan dat er rekening wordt gehouden met de toestand, de constructie van de
muur en het bouwmateriaal (mortel). Ecologisch Adviesbureau Maes in Utrecht geeft aan dat
veel steden welwillend zijn, maar veelal de mogelijkheden voor de muurplanten overschatten.
Het CNME en de gemeente Maastricht geven aan dat het aandacht heeft voor de muurplanten
en het beleid, beheer en onderhoud erop heeft aangepast. Door de stadsecoloog van Tilburg is
ervaren dat het behouden en beschermen efficiënter gaat als er enkel en alleen gefocust wordt
op de rijkbegroeide plekken in de stad.
Connecties, samenwerking en communicatie zijn belangrijke positieve en negatieve
ervaringen van belangengroepen. Een samenwerking tussen vrijwilligers, NME-organisaties,
de gemeente en partners wordt door belangengroepen in Amersfoort en Rotterdam als fijn
ervaren. Bij ‘s-Hertogenbosch en Zwolle ontbreekt de communicatie tussen vrijwilligers en de
gemeente. Het ontbreken van deze communicatie leidt tot het stoppen van een monitoring of
tot helemaal geen muurplanteninventarisaties in de stad.
De steun van de gemeente worden door vrijwilligersgroepen en NME-organisaties in
Amersfoort, Delft, Maastricht als positief ervaren, vooral als de gemeente optreed als
facilitator (financieel, materialen, feedback/respons etc.) of de muurplanten opneemt in haar
groenbeleid en in haar beheer- en onderhoudsplannen.
Vrijwilligersgroepen in Amersfoort en Delft merken op dat een stadsecoloog een onmisbare
schakel is bij beschermingsinitiatieven. De stadsecoloog is het aanspreekpunt voor vele
belangengroepen wat betreft de muurplanteninitiatieven en geeft informatie over deze
initiatieven. De stadsecoloog is verder een mogelijke ingang om betrokken te raken bij het
muurplantenproblematiek en inspraak te krijgen bij de proces- en beleidsvorming, namelijk
wat nodig is om muurplanten te beschermen.
Elke stad bevat een belangengroep dat ervaringen heeft dat ingaat op de uitvoering van de
herstel- en renovatiewerkzaamheden in de stad. De meeste ervaringen zijn negatief en enkele
zijn positief. Bij de belangengroepen in Amersfoort, Hoorn, Utrecht en Valkenburg worden de
herstel- en renovatiewerkzaamheden als positief ervaren, want er wordt rekening gehouden
met de muurplanten. Een herstel- en renovatieproject rekening houdend met muurplanten
heeft namelijk een grotere kans op slagen, als er bij de uitvoering de juiste deskundigheid
aanwezigheid is. Deze deskundigheid zijn aannemers met ervaring en kennis over het
muurplantenbiotoop in samenwerking met een ecoloog of (vrijwillige) muurplantenexpert.
Belangengroepen in steden geven aan dat er nog teveel situaties voorkomen van hoe herstel-
en renovatiewerkzaamheden niet goed uitpakken voor de muurplanten. Belangengroepen in
Rotterdam geven aan dat er geen fouten worden gemaakt in de proces- en beleidsvorming,
maar de fouten worden veelal gemaakt in de uitvoering.
36
Uit de ervaringen van belangengroepen uit Amersfoort, Haarlem, Hoorn, Rotterdam, Utrecht
en Valkenburg ontstaan ongeschikte muren voor muurplanten in de uitvoering door:
Ongeschikte materialen voor muurplanten.
Totale afbraak van een begroeide muur.
Transporteren van muurplanten heeft in veel situaties een kleine slagingskans.
Ondeskundigheid of verkeerde deskundigheid (alleen technisch gericht) bij het project of
bij de uitvoering.
Grootschalige restauratieprojecten en dan kun je afvragen of dat in z’n geheel moet.
De plannen zijn vooraf opgesteld en de vormgeving kan niet meer worden aangepast op
bijvoorbeeld de functies en eigenschappen van muurplanten.
Verkeerde gedachten bij muurplanten, namelijk gedachten in de meest innovatieve
technische overwegingen met financiële aspecten en met een duidelijke wettelijk kader.
Uit de ervaringen van de steden blijkt dat er gemeenten (Haarlem, Hoorn, Rotterdam,
Valkenburg en Zwolle) zijn dat muurplanten niet als noodzaak zien en veelal de fout maken
om alleen de Flora- en faunawet te hanteren. Deze steden kijken vervolgens niet naar de
mogelijke muurplanteninitiatieven zonder het wettelijk kader en hebben daadwerkelijk een
maatschappelijk muurplantenproblematiek. De gemeenten zijn ongerust over het behoud van
muurplanten in hun stad. Zonder maatschappelijke draagvlak treedt er kostenbesparing op bij
muurplanteninitiatieven, maar vervolgens ook op bij het stedelijk groen (stadsnatuur). In
Rotterdam is door Bureau Stadsnatuur Rotterdam opgemerkt dat het begrip natuurwaarde
gehecht wordt aan het aspect beschermende status en vanuit deze beschermde status wordt
gehandeld aan de hand van de Flora- en faunawet. Het is veel zinvoller om de gehele
muurplantenpopulatie, het muurplantenbiotoop te beschermen.
Het doel muurplanten en natuureducatie
NME-initiatieven worden ervaren als initiatieven die los staan van het wettelijk kader en
ingaan op de interesses en de bewustwording bij muurplanten in een stad.
De NME-initiatieven worden veelal verzorgd door vrijwilligers en NME-organisaties. De
steden Amersfoort, Gouda en Maastricht met actieve vrijwilligers en NME-organisaties
hebben al ervaringen met het uitvoeren van deze NME-initiatieven. NME-initiatieven zorgen
in Amersfoort voor muurplantenonderhoud (actief bestrijden van zaailingen van bomen in de
muren), publiciteit over muurplanten (boeken, (kranten)artikelen en wandelroutes etc.), meer
aandacht, interesse en bewustwording bij bewoners (excursies, lezingen en speciale
vaartochten), gemeente en andere belangengroepen. In Gouda blijkt dat het uitgeven van een
wandelboekje leidt tot besef bij bewoners, die zelf muurplantenwaarneming doen. In
Maastricht worden de muurplanten opgenomen in de natuureducatie door excursies, cursussen
en stadswandelroutes.
In veel steden worden er nog geen NME-initiatieven uitgevoerd. De natuureducatie kan ook
door gemeenten specifieker worden meegenomen in initiatieven, door bijvoorbeeld het
beschrijven en waarnemen van het muurplantenbiotoop, meer NME-activiteiten en educatieve
lesprogramma’s etc. Het CNME in Maastricht geeft aan dat er voor muurplanten winst valt te
behalen bij de particulier met in eigendom van tuinmuurtjes met muurplanten. Ecologisch
Adviesbureau Maes in Utrecht geeft aan dat er winst valt te behalen bij de Rijksdienst van het
Cultureel Erfgoed, want de muurplanten zijn nog niet opgenomen in de erfgoedwet, maar er
liggen mogelijkheden voor muurplanten op het gebied van de beleving van historie en
37
cultuurhistorie. Vrijwilligers in Zoetermeer merken op dat het jaar van de muurplanten zorgt
voor meer landelijke muurplanteninventarisaties.
5.3 Methodieken van de muurplanteninventarisaties
In de steden Amersfoort, Delft, Gouda, Haarlem, Hoorn, Maastricht, Rotterdam, Tilburg en
Utrecht worden muurplanteninventarisaties uitgevoerd of zijn kort geleden uitgevoerd.
De methodiek bij de muurplanteninventarisaties zijn uitgewerkt in bijlage 7. Deze
methodieken bestaan uit de onderdelen: de telmethodiek, de afbakening van soorten, de
frequentie en de periode, de materialen en de bestemmingen van de gegevens. Om een beeld
te krijgen van wat er wordt bedoeld met de onderdelen is er een beschrijving per onderdeel
opgenomen in bijlage 6.
Een muurplantenmonitoring
Uit de tabel in bijlage 7 blijkt dat er in de steden Amersfoort, Delft, Gouda, Maastricht,
Rotterdam en Utrecht de afgelopen jaren een muurplantenmonitoring is uitgevoerd door
belangengroepen. Er is sprake van een monitoring als er in een stad jaarlijkse herhaaldelijke
muurplanteninventarisaties worden uitgevoerd en de resultaten hiervan gebruikt worden om
de ontwikkeling van de muurplanten te volgen. De resultaten van de monitoring in de steden
Delft, Gouda en Utrecht zijn publiekelijk zichtbaar gemaakt door inventarisatierapporten. In
Delft is het een vrijwilligersgroep, die de inventarisatiegegevens verzamelen en toegankelijk
maakt voor iedereen. In Gouda en Utrecht zijn het ecologische deskundigen die de gegevens
verzamelen en samen met de gemeente openbaar maakt voor andere belangengroepen.
In de steden Haarlem en Tilburg willen vrijwilligers een monitoring opzetten en uitvoeren,
want er worden al muurplanteninventarisaties uitgevoerd. De inventarisatiegegevens zullen
verzameld worden voor de gemeente en naar verwachting toegankelijk worden gemaakt voor
andere belangengroepen.
38
6 Resultaten van de diepte-interviews In dit hoofdstuk worden de resultaten uit de diepte-interviews per casegebied behandeld. De
diepte-interviews zijn opgebouwd uit diverse thema’s (bijlage 2).
De resultaten die van belang zijn voor dit onderzoek zijn onder te verdelen in rubrieken als:
muurplanteninitiatieven, betrokkenheid en rolverdeling, drijfveer, motivaties en ervaringen,
methodiek bij de inventarisaties en de communicatie tussen belangengroepen. Deze rubrieken
worden behandeld per casegebied. Casegebied Amsterdam wordt behandeld in hoofdstuk 6.1,
casegebied Den Haag wordt behandeld in hoofdstuk 6.2 en casegebied Nijmegen in hoofdstuk
6.3. Het uiteindelijk resultaat van de verzamelde resultaten van de diepte-interviews in de
casegebieden is een SWOT-analyse per casegebied. De SWOT-analyses per casegebied
worden weergegeven en beschreven in hoofdstuk 6.4
6.1 Casegebied Amsterdam
Amsterdam een ervaren stad met een bestaand werkend netwerk. Amsterdam is een
welwillende stad, dat zich inzet voor de daadwerkelijk bescherming muurplanten, door
rekening te houden met muurplanten bij herstel- en renovatiewerkzaamheden en muurplanten
op te nemen in het beleid, beheer en onderhoud. Het is dan ook bijzonder dat Amsterdam als
één van de weinige steden werkt met een goedgekeurde gedragscode Flora-en faunawet,
waarin in gedragsregels zijn opgenomen om de beschermde muurplanten te behouden,
Uitermate bijzonder is dat er in Amsterdam een belangrijke locatie voor de muurplanten is
opgenomen in de structuurvisie bestemd als varensreservaat (bijlage 8).
Uit de resultaten van de diepte-interviews zal blijken dat Amsterdam een voorbeeldstad kan
zijn wat betreft de omgang met de muurplanten in de stad. De resultaten van de diepte-
interviews worden hieronder uitgewerkt in de rubrieken muurplanteninitiatieven,
betrokkenheid en rolverdeling, drijfveer, motivaties en ervaringen, methodiek bij de
inventarisaties en de communicatie tussen de belangengroepen.
6.1.1 Initiatieven van Amsterdam
Muurplanten zijn een klein onderdeel van het stedelijk groen, maar desalniettemin wordt er
veel aandacht besteed aan muurplanten door diverse belangengroepen in Amsterdam.
Er is in 1987 een vrijwillige muurplantenwerkgroep gestart met het in kaart brengen van de
muurflora van Amsterdam. De muurplantenwerkgroep brengt tweejaarlijks de muurplanten op
de 90 kilometer lange grachtenmuren van Amsterdam in kaart. Van deze inventarisaties
worden rapporten opgesteld en vrijgegeven (www.floronamsterdam.nl). Sinds enkele jaren werkt
de muurplantenwerkgroep samen met de KNNV afdeling Amsterdam en wordt tegenwoordig
aangeduid als Muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam. In het jaar van de
muurplanten worden opnieuw de grachtenmuren geïnventariseerd door de groep, waar een
diversiteit aan personen aan meewerken of indirect betrokken bij zijn.
De gemeente Amsterdam is nauw betrokken bij de muurplanteninitiatieven van de vrijwillige
muurplantenwerkgroep.
De gemeente Amsterdam heeft zelf namelijk een gemeentelijke muurplantenwerkgroep
opgericht. Deze groep komt tijdens een muurplantenoverleg bijeen om actuele onderwerpen
over muurplanten en praktijksituaties te behandelen. Door dit gemeentelijk initiatief wordt het
inventariseren, analyseren en beleids- en planvorming bijeen gebracht.
De inventarisatieresultaten worden door de gemeente in samenwerking met adviesbureaus
verwerkt in GIS en vervolgens in een digitale kaart vertoont op de gemeentelijke website
(www.maps.amsterdam.nl/muurplanten). Het adviesbureau B&d Natuuradvies Haarlem heeft naast
39
het verwerken van de gegevens in GIS, ook een eigen website (www.muurplanten.nl) in 2010
opgezet over muurplanten. Het doel van deze website is het creëren van een kennisplek voor
diverse landelijke steden met een eventueel blog over de muurplanteninitiatieven en
resultaten.
Vanuit de twee muurplantenwerkgroepen en de adviesbureaus wordt er geadviseerd vooraf en
tijdens herstel- en renovatieprojecten, met als doel om de muurplanten ecologisch te behouden
en te beschermen. Naast advisering worden er door de vrijwillige muurplantenwerkgroep
lezingen, excursies en cursussen gehouden over de muurplanten in de stad, met name over de
manier van inventariseren van deze muurplanten. Als laatste worden er publicaties over de
muurplanten in Amsterdam gepubliceerd in lokale en regionale nieuwsbladen en vakbladen.
Het laatste artikel over muurplanten in Amsterdam staat in het vakblad Tuin & Landschap
(Dorrestijn, 2015).
6.1.2 Betrokkenheid van de belangengroepen
De muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam is initiatiefnemer van de
muurplanteninitiatieven en voeren deze initiatieven ook zelf uit. De muurplanteninitiatieven
van de muurplantenwerkgroep maken deel uit van een groot netwerk dat betrokken is bij het
behouden en beschermen van muurplanten. De gemeente Amsterdam neemt in dit netwerk het
leiderschap en stuurt de vrijwillige muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam aan
om naast de tweejaarlijkse inventarisatie, de prioriterende plekken te inventariseren treedt op
als facilitator van de muurplanteninitiatieven. Daarnaast is er door de gemeente Amsterdam
een ‘gemeentelijke’ muurplantenwerkgroep opgezet, waarin de coördinator van de vrijwillige
werkgroep ook is vertegenwoordigd. Verder zijn de stadsecologen van de zeven
gemeentelijke stadsdelen, de gemeentelijke diensten (Ruimte en Duurzaamheid, Verkeer en
Openbare Ruimte, Sport & Bos en het Ingenieursbureau Amsterdam), waterschappen,
adviesbureaus, beheerders (van de gemeentelijke stadsdelen en de diensten) en aannemers
vertegenwoordigd in deze gemeentelijke muurplantenwerkgroep. De capaciteiten en expertise
van de vertegenwoordigers van de gemeentelijke muurplantenwerkgroep worden gebundeld
om te komen tot beschermingsbeleid, advisering & begeleiding bij herstel- en
renovatieprojecten, verzorging van de database, eisen en maatregelen bij bepaalde
handelingen en inventarisatie en controle tijdens projecten en waakzaamheid in de stad.
Samen wordt er nagedacht en meegedacht over de proces- en beleidsvorming om de
muurplanten te behouden en te beschermen. Gezamenlijk worden er
beschermingsmaatregelen opgesteld, waar de uitvoerder van herstel- en renovatieprojecten
zich aan moet houden en verantwoordelijk voor is.
6.1.3 Rolverdeling van de belangengroepen
In Amsterdam is de gemeente verantwoordelijk voor de toestand van de muurplanten in de
stad en is daarmee de beslisser van het beleid voor de muurplanten (Dienst Ruimtelijke Ordening,
2009). De provincie is betrokken bij de muurplanteninventarisatie van alle provinciale steden
en bij een ontheffing die aangevraagd wordt voor een ingrijpende maatregel bij muren met
beschermde muurplanten. Daarnaast zullen provincies een grotere rol innemen bij de nog
inwerking tredende Nieuwe Natuurwet, dat buiten dit onderzoek is gelaten, maar wel indirect
invloed heeft op de beschermingsstatus van bepaalde muurplanten (www.rijksoverheid.nl).
Waternet en de beheerders binnen de gemeente Amsterdam zijn indirect betrokken bij het
beleid voor muurplanten, omdat de muurplanten voorkomen op de beheerde objecten en
rioleringsaansluitingen. De muurplanten kunnen mogelijk problemen veroorzaken bij
40
restauratiewerkzaamheden en rioolaanpassingen en dergelijke.
Een belangrijke beslisser bij beleidsondersteuning is de ‘gemeentelijke’
muurplantenwerkgroep. In deze gemeentelijke muurplantenwerkgroep zijn vele en diverse
belangengroepen vertegenwoordigd.
De vrijwilligersgroepen die betrokken zijn bij de muurplanteninitiatieven in Amsterdam e.o.
en mogelijk kansrijke vrijwilligersgroepen zijn om gebruik te maken van het landelijk
meetnet muurplanten zijn: de KNNV afdeling Amsterdam, de Muurplantenwerkgroep KNNV
afdeling Amsterdam en FLORON Groot-Amsterdam (district 14). Verder zijn er
vrijwilligersgroepen die indirect betrokken zijn bij de muurplanteninitiatieven, maar in de
toekomst wel betrokken kunnen zijn bij het landelijk meetnet muurplanten. Dit zijn de
vrijwilligersgroepen: Amsterdam cultuur-historische vereniging (ACHV), IVN afdeling
Amsterdam en Amsterdams Natuur- en Milieueducatie Centrum (ANMEC).
Amsterdam kent vele experts op het gebied van stadsecologie. De experts die betrokken zijn
bij muurplanteninitiatieven zijn de ecologen van het Ingenieursbureau Amsterdam, de
stadsecologen van de stadsdelen van de gemeente Amsterdam en het Adviesbureau B&d
Natuuradvies in Haarlem, dat een groot aandeel heeft in het verwerken van de
inventarisatiegegevens van de muurplantenwerkgroep in GIS.
De hierboven beschreven betrokken belangengroepen bij de muurplanteninitiatieven en de
potentiele betrokken belangengroepen worden beschreven en weergegeven in een
actorenanalyse in figuur 10.
41
Figuur 10: Actorenanalyse van Amsterdam
6.1.4 Drijfveer, motivaties en ervaringen per belangengroep
De drijfveer, motivaties en ervaringen van vrijwilligersgroepen, NME-organisaties,
muurplantenwerkgroepen en gemeente met partners in Amsterdam zijn volledig uitgeschreven
in bijlage 9. Hieronder worden de essentiële motivaties en ervaringen uitgeschreven voor de
muurplanteninitiatieven met het doel: het inventariseren van muurplanten, het behouden en
beschermen van muurplanten en muurplanten betrekken in de natuureducatie in Amsterdam.
Motivaties
De muurplanteninitiatieven in Amsterdam zijn gericht op de doelen: het inventariseren van
muurplanten en het behouden en beschermen van muurplanten. De belangengroepen in
Amsterdam hebben bij elk doel een motivatie.
De motivaties bij het doel het inventariseren van muurplanten zijn:
Er is duidelijke interesse voor natuurbescherming en voor de bijzondere muurplanten in de
stad.
Het is waardevol om aan de hand van inventarisaties te weten te komen waar en waarom
muurplanten ergens voorkomen en hoe ze te herkennen vallen.
42
De actualiteit van muurplanten geeft kansen voor meer inventarisaties in projecten.
Het geeft een plezierig gevoel om nieuwe plekken tijdens inventarisaties te ontdekken en
om te kijken hoe de muurplanten zicht tot een populatie vormt.
De motivaties bij het doel het behouden en beschermen van muurplanten zijn:
Door kennis te verzamelen, ontwikkelen en uit te wisselen wordt er daadwerkelijk een
bijdrage geleverd aan het behouden en beschermen van de muurplanten in de stad.
Een gericht beleid om rekening te houden met de muurplanten, wordt ondersteunt door
diverse belangengroepen, zodat er in de praktijk rekening wordt gehouden met de
muurplanten.
Het hanteren van een Flora- en faunawet dat gericht is op zowel de wettelijke taak als op
de zorgplicht geeft maatregelen om tijdens de uitvoering van herstel- en renovatieprojecten
daadwerkelijk rekening te houden met de muurplanten.
Er vinden in Amsterdam geen duidelijke NME-initiatieven plaats, waarin de muurplanten zijn
meegenomen in de natuureducatie. Er liggen kansen voor NME-organisaties in Amsterdam
om NME-initiatieven op te zetten, door muurplanten te betrekken bij de activiteiten rondom
de muurplanten. De NME-initiatieven kunnen in Amsterdam bijdragen aan het
Hoofdgroenstructuur (bijlage 8). Er zijn motivaties van belangengroepen die ingaan op de
functie en eigenschappen van de muurplanten in de stad. Belangengroepen vinden dat
muurplanten een versiering zijn van de stad, want de muurplanten verfraaien de betonnen en
stenen muren en geven daardoor een mooi aangezicht.
Wat de belangengroepen in Amsterdam erg belangrijk vinden en motiveren om de
muurplanteninitiatieven uit te voeren is het verzamelen van kennis, ontwikkelen van kennis en
de uitwisseling daarvan met andere belangengroepen, maar ook de uitwisseling met andere
steden. Deze kennis heeft geleid tot beleidsvorming voor een daadwerkelijke bescherming in
de stad. Betrokken belangengroepen met de kennis geven advies bij herstel- en
renovatieprojecten om op een zo goed mogelijke wijze om te gaan met de muurplanten.
Biodiversiteit en klimaatadaptie worden in de komende jaren belangrijke motivaties om door
te zetten met de beschermingsinitiatieven. Er wordt door belangengroepen in Amsterdam
gezocht naar een koppeling tussen muurplanten, de zorgplicht en de biodiversiteit en het
klimaat in de stad.
Ervaringen
Bij de muurplanteninitiatieven horen ook verschillende ervaringen van de belangengroepen
uit Amsterdam. In Amsterdam zijn veel ervaringen van belangengroepen, maar de essentiële
ervaringen voor dit onderzoek worden hieronder weergegeven en deze ervaringen kunnen
positief en negatief zijn. Bij de muurplanteninventarisaties zijn de ervaringen van de
belangengroepen positief.
De positieve ervaringen bij het doel het inventariseren van muurplanten:
Het opzetten van een monitoringsproject in een stad is succesvol door een bruikbare
muurplantenkaart te maken van de meerjarige inventarisatiegegevens van de stad.
Het uitvoeren van meerjarige inventarisaties (een monitoring) kan de verspreiding van
muurplanten in de stad gevolgd worden gedurende de jaren.
43
Een muurplantenwerkgroep geeft verscheidene kennis en expertise door de diversiteit van
actieve vrijwilligers en kunnen op een eenvoudige manier de muurplanten in kaart
brengen.
Bij een inventarisatie komen leuke reacties en bewondering vanuit de bewoners bij kijken.
Muurplanteninventarisaties worden uitgevoerd voor de bruikbaarheid in de praktijk, zodat
er bij herstel- en renovatieprojecten rekening kan worden gehouden met de muurplanten en
er advies kan worden gegeven over de meest muurplantvriendelijke oplossing.
De positieve ervaringen bij het doel het behouden en beschermen van muurplanten:
Een welwillende stad met een positieve omgang van muurplanten en het opzetten en
uitvoeren van muurplanteninitiatieven geven een beeld dat de muurplanten zich ook
daadwerkelijk uitbreiden in de stad.
Een transparante werkwijze in een stad zorgt voor toegankelijke informatie van de
initiatieven en toegankelijke inventarisatiegegevens en dit komt ten goede voor de
aandacht, het begrip en besef van de aanwezigheid van de muurplanten in de stad..
Gemeenten dat hun waardevolle muurplantenlocaties hebben opgenomen in haar beleid
(structuurvisie, groenbeleidsplan, gedragscode F&Fwet) werken met een duidelijk doel,
namelijk het behouden en beschermen van de muurplanten op die locatie.
Binnen een gemeente kan een mooie samenwerking ontstaan tussen belangengroepen
(vrijwilligers, ambtenaren, beheerders, aannemers en experts), zodat er pragmatisch
gewerkt kan worden voor het behouden en beschermen van de muurplanten in de stad.
Hierbij geeft toekomstgericht werken een belangrijke invulling.
Het is een voordeel dat alle muren in eigendom zijn van één belangengroep (bijvoorbeeld
de gemeente), zodat het beheer, onderhoud en beleid in zijn geheel erop afgestemd kan
worden.
Er zijn ook enkele negatieve ervaringen van belangengroepen naar voren gekomen bij de
beschermingsinitiatieven in Amsterdam. Dit zijn:
Tot op de dag van vandaag worden de meeste muren met muurplanten in de steden matig
of te vaak onderhouden. Er gaat wel het één en ander mis in de uitvoering van herstel- en
renovatieprojecten en dat is meestal te wijten aan communicatieproblemen.
Een matige communicatie tussen de belangengroepen, onwillige opdrachtgevers en
onzekerheid bij belangengroepen kunnen zorgen voor schade bij de muurplanten en leiden
tot problemen bij de uitvoering van muurplanteninitiatieven.
Er is binnen steden nog geen eenduidig beleid voor muurplanten als de Nieuwe Natuurwet
zijn intrede doet.
Het beschermen van het biotoop van de muurplanten is tegenstrijdig aan de functie van de
kademuur, namelijk de functie veiligheid van de muur.
Verder geeft een belangengroep in Amsterdam een negatieve ervaring aan wat betrekking
heeft op de afwezigheid van NME-initiatieven. Het lijkt er namelijk op dat bewoners muren
zien als oude, versleten en vervallen muren en dat de aanwezigheid van muurplanten de
toestand van de muur gedurende de jaren verslechterd. Het is in Amsterdam mogelijk om
NME-organisaties en bewoners meer te betrekken bij de muurplanteninitiatieven. Met
draagvlak van de gemeente is het naast inventarisaties en beschermingsinitiatieven het
opzetten en uitvoeren van NME-initiatieven mogelijk door NME-organisaties en vrijwilligers
erbij te betrekken.
44
6.1.5 Methodiek bij de inventarisaties
In Amsterdam worden door belangengroepen met een ‘eigen’ eenduidige methodiek
inventarisatiegegevens verzameld. Uit de diepte-interviews is gebleken dat deze eenduidige
methodiek toepasbaar en werkbaar is in de praktijk en bijdraagt aan de daadwerkelijke
bescherming van muurplanten in Amsterdam. Burgers, gemeenten, beheerders, aannemers en
vrijwilligers kunnen de exacte locaties waarnemen en hun werkzaamheden hierop aanpassen.
Daarnaast sluit deze methodiek aan op de gemeentelijke gedragscode Flora-en Faunawet, dat
o.a. maatregelen beschrijft om op een muurplantvriendelijke manier om te gaan met bepaalde
werkzaamheden aan de kademuren.
De gemeente Amsterdam geeft de locaties met een prioriterende status aan. Dit betekend dat
erop deze locaties werkzaamheden worden verricht, waarbij muurplanten mogelijk schade
kunnen ondervinden. Bij deze locaties wordt gestreefd om een jaar voordat de
werkzaamheden starten, de muurplanten in kaart te brengen, zodat men ruim van te voren
hierop kan inspelen. Bij enkele locaties wordt een ecologisch adviesbureau gevraagd voor een
praktische aanpak van deze werkzaamheden. In bijlage 12 wordt de methodiek van het
inventariseren zelf uitgelegd. De inventarisatiegegevens worden gebruikt voor de
gemeentelijke kaart (maps.amsterdam.nl), voor in de NDFF, voor de Flora atlas van Amsterdam
en voor bij projecten en voor het beheer en onderhoud van de gemeente. Achter de
gemeentelijke kaart ligt een geheel eigen database, genaamd het kennismeetnetwerk
muurplanten.
6.1.6 Communicatie tussen de belangengroepen
Uit de actorenanalyse is gebleken dat er veel belangengroepen betrokken zijn bij het thema
muurplanten in de stad. Voor de gemeente Amsterdam is het belangrijk om met de betrokken
belangengroepen in contact te blijven. De communicatie wordt dan ook geregeld door twee
werkgroepen, waar het allemaal om draait in Amsterdam. Deze twee werkgroepen zijn de
gemeentelijke muurplantenwerkgroep Amsterdam en de vrijwillige Muurplantenwerkgroep
KNNV Amsterdam. Voor beide werkgroepen geldt dat ze bestaan uit interne en externe
betrokken belangengroepen en op deze manier een netwerk vormen (figuur 11). Het netwerk
is ervoor bedoeld om kennis, ervaringen en gegevens met elkaar uit te wisselen.
De vrijwilligers van de Muurplantenwerkgroep KNNV Amsterdam zijn erg belangrijk en een
onmisbare schakel. Ze doen inventarisaties, adviseringen bij projecten, denken mee bij
procesvorming rondom herstel- en renovatieprojecten en bij beleidsvorming voor de
muurplanten en als laatste nemen de vrijwilligers de voorlichting aan burgers op zich.
Er is interactie tussen beide werkgroepen, doordat er om de drie maanden een
muurplantenoverleg plaatsvindt. Tijdens dit overleg wordt er oplossingsgericht gekeken naar
passende maatregelen om daadwerkelijk de muurplanten in de stad te behouden en te
beschermen. Door samenwerking van de tussen de beide werkgroepen in Amsterdam zijn vele
resultaten al behaald. De twee meest waardevolle resultaten zijn de Gedragscode Flora- en
faunawet Amsterdam en het kennismeetnetwerk muurplanten Amsterdam, waar de
gemeentelijk openbare kaart met inventarisatiegegevens uit voortkomt. Andere behaalde
resultaten zijn de landelijke en lokale publiciteit (boeken, artikelen, interviews etc.),
succesvolle herstel- en renovatieprojecten en de uitgebrachte inventarisatierapporten.
Evengoed lopen er ook zaken omtrent de muurplanten in Amsterdam mis. Een voorbeeld is
een foutieve uitvoering van herstel- en renovatieprojecten, dat ten koste gaat van de
(beschermde) muurplanten. Veelal valt dit te wijten aan communicatieproblemen, zodat er
45
onbewustheid heerst bij de uitvoering. Een ander risico op het gebied van communicatie is het
feit dat er een reorganisatie gaande is bij de gemeente Amsterdam. De interne
belangengroepen van de gemeentelijke muurplantenwerkgroep moeten zich opnieuw gaan
zetten en stadsdelen en diensten worden bijvoorbeeld anders ingedeeld. Er kunnen met name
op het vlak van aansprakelijkheid (contactlegging) en verantwoordelijkheid problemen
ontstaan. Als laatste zijn er nog weinig communicatieve stappen gezet in de richting van
Natuur en milieueducatie. Muurplanten zijn een sporadisch onderdeel van de educatieve
programma’s, waar belangengroepen als het ANMEC en het IVN Amsterdam affiniteit mee
hebben. Burgers worden via de weg van natuureducatie bewuster van het verschijnsel dat
bijzondere planten groeien op oude (grachten)muren.
De potentie van de belangengroepen in Amsterdam is om als stad een voorbeeld te zijn voor
andere steden. Het netwerk van Amsterdam kan andere steden inspireren om met een
eenzelfde aanpak de bescherming van de muurplanten op zich te nemen. Belangengroepen in
Amsterdam willen graag kennis, ervaringen en gegevens delen met andere belangengroepen
in andere steden met waardevolle muurplanten. Belangengroepen uit Amsterdam hebben in
ieder geval samengewerkt met belangengroepen uit de steden van de provincie Noord-
Holland, Amersfoort en Tilburg.
Figuur 11: Het Amsterdams muurplantennetwerk
46
6.2 Casegebied Den Haag
Een gedreven stad met belangengroepen die graag ervaring willen opdoen van
belangengroepen in andere steden over het behouden en beschermen van muurplanten.
De nieuwe stadsecoloog staat voor een grote uitdaging, namelijk het behouden en het
beschermen van muurplanten tijdens de toekomstige herstel- en restauratiewerkzaamheden
aan de kademuren in de gehele binnenstad.
Den Haag heeft van oudsher al een hoge waarde aan groen en het bevat enkele rijke
muurplantenbegroeiingen met diverse beschermde muurplanten (bijlage 8). De resultaten van
de diepte-interviews geven een bruikbaar muurplantennetwerk voor Den Haag, dat gebruikt
kan worden door de belangengroepen in de toekomst. De uitgewerkte resultaten van de
diepte-interviews staan weergegeven in de rubrieken muurplanteninitiatieven, betrokkenheid
en rolverdeling, drijfveer, motivaties en ervaringen, methodiek bij de inventarisaties en de
communicatie tussen de belangengroepen.
6.2.1 Initiatieven van Den Haag
Aandacht voor de muurplanten is ontstaan eind jaren negentig door een individuele florist met
een duidelijke interesse voor muurplanten. Op eigen initiatief zijn alle muurplanten in kaart
gebracht en is hij een ware muurplantenexpert geworden. In 2004 zijn alle (kade)muren door
hem voor de gemeente Den Haag geïnventariseerd. Dit is vastgelegd in het eerste
muurplantenrapport van de gemeente Den Haag (Cevat, 2005). Daarnaast was hij nauw
betrokken als ecoloog bij de regelwetgeving van de Flora- en Faunawet van het ministerie van
Economisch Zaken en is hij betrokken bij de vrijwilligersgroep KNNV afdeling Den Haag en
FLORON Hollands Duin. Voor de vrijwilligersgroep KNNV afdeling Den Haag geeft hij
jaarlijks excursies over de muurplanten in Den Haag.
In 2010 heeft een andere actieve florist alle muurplanten geïnventariseerd in Den Haag, maar
deze gegevens zijn niet gepubliceerd. Vorig jaar is er voor het laatst een inventarisatie
uitgevoerd. Dit keer werd de binnenstad volledig geïnventariseerd door het adviesbureau De
Groene Ruimte bv (De Groene Ruimte bv, 2014). Deze inventarisatie werd uitgevoerd in opdracht
van de gemeente Den Haag en deze opdracht is gegeven door de voormalige stadsecoloog.
Sinds september vorig jaar is het stokje overgedragen aan de nieuwe stadsecoloog.
In Den Haag ontbreekt het aan continuïteit van de muurplanteninventarisaties. Er zit geen
duidelijke regelmaat in, er is geen perspectief en er is geen eenduidige methodiek, zodat er
trendbreuk kan optreden. Zonder de continuïteit van de muurplanteninventarisaties is het
moeilijk om trends van de verspreiding en aantallen van muurplanten te maken
Naast muurplanteninventarisaties is de gemeente Den Haag jarenlang bezig geweest om
muurplanten te transporteren bij herstel- en renovatieprojecten met als doel om beschermde
muurplanten proberen te behouden en te beschermen. Bij enkele locaties is de transplantatie
aangeslagen, dat betekend dat de muurplant zich heeft gehandhaafd in de nieuwe muur of op
de nieuwe locatie. Een voorbeeld is de Mauritskade, waar externe hulp is gevraagd bij het
Ecologisch Adviesbureau Maes uit Utrecht. Bij de transplantatie is er gebruik gemaakt van
muurplantvriendelijke materialen, wat ten goede is voor de vele steenbreekvarens die op de
muur stonden (Maes, 2005). Een voorbeeld van een nieuwe locatie dat goed is uitgepakt voor
muurplanten is in de Heemtuin Heimanshof Zuiderpark, waar tongvarens van de kademuur
‘Het Zieken’ zijn getransporteerd in een stukje Zuid Limburgs landschap (www.omroepwest.nl).
47
6.2.2 Betrokkenheid van de belangengroepen
In Den Haag ligt het initiatief om muurplanten te behouden en te beschermen bij de gemeente
Den Haag, namelijk bij Dienst Stadsbeheer (DSB). Er wordt binnen DSB gebruik gemaakt
van eigen protocollen (leidraad) om tijdens de uitvoering van het beheren en onderhouden van
(kade)muren rekening te houden met de beschermde muurplanten. Deze leidraad is een link
tussen de beleidsvoering en de daadwerkelijke uitvoering in de praktijk.
Binnen DSB is het de stadsecoloog, die rekening houdt met en aandacht heeft voor
muurplanten en daarover communiceert met andere belangengroepen. De stadsecoloog
communiceert intern met de beheerders van bedrijfsonderdeel Stedelijk Beheer, die
verantwoordelijk zijn voor het beheren en onderhouden van de (kade)muren en met het
Ingenieursbureau Den Haag, die betrokken zijn bij herstel- en renovatieprojecten van de
(kade)muren. DSB communiceert extern over het thema muurplanten tijdens het Stedelijk
Groen Overleg (SGO). Binnen dit overleg worden actuele beleidsplannen over het groen van
de gemeente voorgelegd, zodat partners van het SGO worden geïnformeerd en de plannen
kunnen raadplegen. De partners hebben inspraak en kunnen hun aanbevelingen geven over de
plannen. Partners in het SGO en die betrokken zijn bij het thema muurplanten zijn: DSB en de
groene belangengroepen het AVN ’s Gravenhage, KNNV afdeling Den Haag, IVN Den Haag,
Duurzaam Den Haag en Vrienden van Den Haag. De groene belangengroepen werken samen
in het Groen Platform. Het Groen Platform komt vier maal per jaar bijeen om alle diverse
groene activiteiten te bespreken in de gemeente en ter voorbereiding van het SGO.
Er spelen twee factoren die invloed hebben op het behouden en beschermen van de
muurplanten. De twee factoren zijn de vele toekomstige herstel- en renovatieprojecten in de
binnenstad van Den Haag en de nieuwe wetgeving die nadelig zal uitvallen voor de
muurplantensituatie in Den Haag.
De wisseling van de stadsecoloog binnen DSB brengt voor de nieuwe stadsecoloog een
verantwoordelijkheid en uitdaging met zich mee, namelijk muurplanten behouden en
beschermen bij de vele herstel- en renovatieprojecten. De muurplanteninventarisatie van 2014
(De Groene Ruimte bv, 2014) uitgevoerd in opdracht van de vorige stadsecoloog kwam op een
ongeschikt moment, want voor de herstel- en renovatiewerkzaamheden in 2015 kwamen de
gegevens te laat binnen bij de gemeente Den Haag. Beheerders en de aannemers waren niet
op de hoogte van de aanwezige beschermde muurplanten. De enige optie, het transporteren
van de muurplanten blijft over. Met deze optie blijven er steeds minder geschikte muren voor
de muurplanten over. De nieuwe muren bevatten een betonnen constructie en zijn ongeschikt
voor de muurplanten, omdat het vochttransport wordt verstoord.
De inventarisatie in 2014 is wel verzorgt uitgevoerd door de Groene Ruimte bv. en geeft DSB
tegenwoordig een compleet beeld van de aanwezige muurplanten in de stad.
Naast de het adviesbureau De Groene Ruimte bv zijn ook het Ecologisch Adviesbureau Maes
(Maes, 2005) en Tauw bv (Konings, M.M., Hoogenstein, L, 2007) betrokken geweest bij de
inventarisaties in de stad en de bijbehorende advisering.
6.2.3 Rolverdeling van de belangengroepen
De betrokken belangen die hierboven genoemd worden, zijn hieronder weergegeven in de
actorenanalyse (figuur 12). Naast deze betrokken actoren zijn er ook belangengroepen
meegenomen in de actorenanalyse, die in de toekomst betrokken kunnen worden bij de
muurplanten in Den Haag en uiteindelijk ook gebruiker kunnen worden van het landelijk
meetnet muurplanten van FLORON. Voorbeelden van deze potentiële belangengroepen zijn
het IVN Den Haag, AVN ’s Gravenhage, De Vrienden van Den Haag en het
Hoogheemraadschap Delfland (Hh Delfland).
48
De vrijwilligersgroep de KNNV afdeling Den Haag, FLORON Hollands Duin en Duurzaam
Den Haag zijn eveneens potentiële belangengroepen van het landelijk meetnet muurplanten.
Deze vrijwilligersgroepen verschillen met de hierboven genoemde belangengroepen, door de
aanwezigheid van ware muurplantenexperts.
Er zijn enkele actoren benoemd als beslissers en deze actoren zijn direct (provincie Zuid-
Holland, gemeente Den Haag) of indirect (Hh Delfland, Ingenieursbureau Den Haag en
bedrijfsonderdeel Stedelijk Beheer) verantwoordelijk voor het groenbeleid in de stad, waar
muurplanten onderdeel van uitmaken.
De provincie Zuid-Holland heeft in het verleden inventarisaties uitgevoerd in steden binnen
de gehele provincie en hierover is gerapporteerd (Dienst Ruimte en Groen, 1989). De laatste jaren
zijn deze inventarisaties niet herhaald, maar de provincie zorgt ervoor dat gemeenten hun
groenbeleid op orde hebben. De provincie is betrokken bij het opnieuw opstellen en
vastleggen van het groenbeleid in Den Haag.
De gemeente Den Haag is direct verantwoordelijk voor het stedelijk groen en het groenbeleid.
DSB is binnen de gemeente Den Haag het aanspreekpunt als het gaat over het stedelijk groen.
De gemeente Den Haag wordt gezien als een meebeslissende belangengroep voor het
behouden en beschermen van de muurplanten, omdat de gemeente fungeert als opdrachtgever
van de muurplanteninventarisaties in de stad. Daarnaast kan de gemeente experts
(adviesbureaus of vrijwilligersgroepen) stimuleren en faciliteren om controle
muurplanteninventarisaties uit te laten voeren voor herstel- en renovatieprojecten.
49
Figuur 12: Actorenanalyse van Den Haag
6.2.4 Motivaties en ervaringen per belangengroep
De drijfveer, motivaties en ervaringen van vrijwilligersgroepen, NME-organisaties en
gemeente met partners in Den Haag zijn volledig uitgeschreven in bijlage 10.
Hieronder worden de essentiële motivaties en ervaringen beschreven bij de
muurplanteninitiatieven met het doel: het inventariseren van muurplanten, het behouden en
beschermen van muurplanten en muurplanten betrekken in de natuureducatie in Den Haag.
Motivaties
De muurplanteninitiatieven in Den Haag zijn gericht op het doel het inventariseren van
muurplanten en de belangengroepen in Den Haag willen graag beschermingsinitiatieven
opzetten en uitvoeren. De belangengroepen in Den Haag hebben motivaties bij de
inventarisaties en motivaties om een beschermingsinitiatief en/of NME-initiatief in de stad te
realiseren.
De motivaties bij het doel het inventariseren van muurplanten:
Het is een leuke en populaire bezigheid om in kaart te brengen wat voor soorten er op de
muren groeien en te kijken de muurplanten zich in stand kunnen houden.
50
Inventarisaties zijn belangrijk om informatie te verkrijgen over de aantallen en de
verspreiding van de muurplanten.
Door inventarisatiegegevens en informatie te verkrijgen en dit ook te verspreiden onder
bewoners en vakmensen, ontstaat er meer besef en kennis van de muurplanten in de stad.
Den Haag is een stad waarin vele belangengroepen gemotiveerd zijn in de huidige wettelijke
plicht van de Flora- en faunawet, om rekening te houden met de beschermde muurplanten in
de stad. Met de Nieuwe Natuurwet op komst en de onzekerheid daarbij worden er huidig nog
geen beschermingsinitiatieven opgezet en uitgevoerd. Toch heerst er bij belangengroepen in
Den Haag het besef dat er mogelijkheden zijn op het gebied van NME en dan met name bij de
bewustwording van de aanwezigheid en de functie en eigenschappen van de muurplanten bij
gemeente, NME-organisaties, vrijwilligers en bewoners in de stad. Belangengroepen geven
aan dat de functies en eigenschappen van de muurplanten erg belangrijk zijn voor de
stadsnatuur en de biodiversiteit in de stad. Muurplanten bevatten een belevingswaarde,
versieren de stenen muur en geven de ouderdom van de stad weer. Muurplanten kunnen
bijdragen aan een duurzaam Den Haag.
Ervaringen
In Den Haag zijn door de belangengroepen essentiële negatieve ervaringen aangegeven bij
muurplanteninitiatieven met het doel het inventariseren van muurplanten en met het doel het
behouden en beschermen van muurplanten. Er zal voor de belangengroepen in Den Haag iets
moeten veranderen bij het opzetten en uitvoeren van de muurplanteninitiatieven om te komen
tot meer positieve ervaringen. Hieronder worden zowel positieve als de negatieve ervaringen
beschreven van de belangengroepen per doel.
De ervaringen bij het doel het inventariseren van muurplanten:
Positief:
Bij de inventarisaties wordt er geïnteresseerd gereageerd door bewoners en er is
belangstelling vanuit de bewoners bij de muurplanteninitiatieven.
Een nulsituatie is verkregen door een vlakdekkende inventarisatie van Den Haag en de
resulterende inventarisatiegegevens en het inventarisatierapport zijn bruikbaar voor het
opzetten en uitvoeren van meerdere muurplanteninitiatieven met een bepaald doel.
Het is op dit moment positief gesteld met de muurplanten in Den Haag, want de stad bevat
vele beschermde soorten (bv. de meest verspreide plekken van Schubvaren).
Negatief:
Gemeenten hebben vaak geen inzicht in de aanwezigheid van de muurplanten in de stad.
Veel gemeenten gebruiken de historische data van de muurplanten niet of zijn niet goed
ontsloten.
Muurplanteninventarisatiegegevens worden niet openbaar gemaakt en zijn ontoegankelijk
voor vrijwilligers en burgers, dit maakt het lastig om als vrijwilliger en burger interesse te
tonen in muurplanten.
Er is in een stad meer dan alleen een paar inventarisaties nodig om de groei van
muurplanten te bepalen en te volgen. Daarnaast is er continuïteit van de
muurplanteninitiatieven nodig om muurplanten in kaart te blijven brengen, om
51
muurplanten te behouden en te beschermen. In Den Haag is de continuïteit van
muurplanteninitiatieven nog ver te zoeken.
Een inventarisatie methodiek met eisen kan als een beperking worden gezien door de
inventariseerder, want het hangt per situatie af met welke methodiek een bruikbaar
resultaat wordt behaald.
De ervaringen bij het doel het behouden en beschermen van muurplanten:
Positief:
Het is belangrijk om vrijwilligers te hebben in een stad die een oogje in het zeil houden,
zodat er niet zomaar muurplanten verdwijnen door menselijk toedoen.
Het is waardevol om aandacht te schenken aan goede technieken, constructies en
funderingen voor een muur, zodat muren met een muurplantenbiotoop langer meegaan.
Een netwerk met verschillende betrokken belangengroepen zou ideaal zijn met een
aanspreekpunt in de stad.
Negatief:
Burgers en vrijwilligers worden niet op de hoogte gesteld door de gemeente van de recente
ontwikkelingen op het gebied van muurplanten. Het maakt het voor de vrijwilliger en
burger moeilijk om besef, begrip en interesse te tonen in muurplanten.
Door de wetswijziging worden alle beschermde soorten in Den Haag van de beschermde
lijst verwijderd en dit brengt grote onzekerheid met zich mee, vooral gekeken naar de
toekomstige herstel- en renovatieprojecten.
Er heerst in Den Haag een motivatie om kansen aan te grijpen op het gebied van NME, zodat
muurplanten betrokken kunnen worden bij de stadsnatuur.
Uit de ervaringen blijkt dat er in Den Haag een grote onbewustheid bij de samenleving heerst
rondom het thema muurplanten in de stad. Als NME-organisaties, vrijwilligers en bewoners
betrokken worden bij NME-initiatieven ontstaat er meer belangstelling, begrip en besef voor
de eerst onzichtbare muurplanten. Bewoners zien alleen de bomen op de kademuren en willen
deze behouden, maar wat als de bewoners ook de muurplanten zien als een versiering van de
muur? Bewoners kunnen een grote rol spelen in het draagvlak voor het behoud van het
stedelijke groen, namelijk ook het behouden en beschermen van muurplanten.
Voor de belangengroepen in Den Haag liggen er ook kansen in de wijken rondom het
centrum, in de jaren dertig wijken, want veel muurplanten in Den Haag zijn te vinden op
plekken waar men het niet verwacht, namelijk op de particuliere tuinmuurtjes (De Groene
Ruimte bv, 2014). Deze tuinmuurtjes en de particulieren kunnen mee worden genomen in de
NME-initiatieven.
6.2.5 Methodiek bij de inventarisaties
In 2002, 2004 (met inventarisatierapport) en in 2009 en 2010 zijn inventarisaties geweest van
individuele floristen. De methodiek is op een vrij gelijke manier uitgevoerd. De lange
kademuren worden afgelopen aan beide kanten en wijken met bekende locaties aan
muurplanten worden per fiets bezocht. De waargenomen muurplanten worden als locaties met
straatnaam inclusief nummer weergegeven op een kaart. Deze locaties zijn verkregen met
behulp van een GPS-coördinaten en liggen verspreidt in kilometerhokken. De waarnemingen
worden doorgegeven via waarneming.nl of zijn verwerkt in een inventarisatierapport (Cevat,
2005). Tegenwoordig worden muurplanten meegenomen met het Nieuwe Strepen door
52
individuele floristen of door plantenwerkgroepen KNNV afdeling Den Haag en worden
verwerkt in de Verpreidingsatlas van FLORON. In de database van de NDFF staat een
verzamelde lijst aan muurplantengegevens van individuele waarnemingen uit waarneming.nl,
uit Verspreidingatlas.nl tot waarnemingen uit quickscans van vele adviesbureaus en
gemeenten. Vorig jaar is er een bronnenonderzoek gestart naar de muurplanten van Den Haag
door het adviesbureau De Groene Ruimte bv uit Wageningen. Uit het onderzoek is gebleken
dat er in totaal 1494 bekende waarnemingen zijn van muurplanten in Den Haag. Deze
waarnemingen zijn van totaal 24 verschillende soorten muurplanten en liggen verspreid over
67 kilometerhokken (De Groene Ruimte bv, 2014). Na het bronnenonderzoek is er een
veldonderzoek uitgevoerd aan de hand van opgestelde eisen van de gemeente Den Haag, dat
overzichtskaarten uit ArcGIS als resultaat gaf met daarin de verwerkte exacte waarnemingen
en kilometerhokken. De eerder bekende waarnemingen in de 67 kilometerhokken zijn tijdens
dit veldonderzoek afgelopen en enkele overige potentiële locaties. De methodiek is vrijwel
eenduidig aan die van de vorige inventarisaties van de individuele floristen en is verder
uitgewerkt in bijlage 12. De resultaten van het veldonderzoek worden door de opdrachtgever,
de gemeente Den Haag, als nulsituatie aangeduid en gebruikt voor de toekomstige herstel- en
renovatiewerkzaamheden.
6.2.6 Communicatie tussen de belangengroepen
De stadsecoloog is op zoek naar mogelijkheden om de muurplanten ook zonder de wetgeving
te behouden en te beschermen. Om dit mogelijk te maken is er draagvlak nodig van de
betrokken belangengroepen en de burgers van Den Haag. Wat opvalt is dat burgers
nauwelijks betrokken zijn bij muurplanten en weinig tot geen besef hebben van de
aanwezigheid van de muurplanten. Uit het onderzoek naar muurplanten in de stad vorig jaar
van de Groene Ruimte bv. blijkt zelfs dat een overgroot deel van de muurplanten te vinden
zijn op particuliere tuinmuurtjes i.p.v. op kademuren en objecten (brugger, sluizen etc.).
Vrijwilligers zijn hiervan op de hoogte, door de vroegere inventarisaties en tijdens excursies.
De vrijwilligers geven aan dat er veel mogelijkheden zijn om burgers bewustwording bij te
brengen over de aanwezigheid van muurplanten en het biotoop. Deze mogelijkheden liggen
bij de NME, waar Duurzaam Den Haag actief mee is.
Naast de NME is het belangrijk om de muurplanteninventarisaties voort te zetten in de
komende jaren ook zonder de ondersteuning van de wet. Voor de herhaaldelijke
inventarisaties zijn enthousiaste vrijwillige muurplantenexperts nodig. Een belangrijke stap is
om de vrijwilligers te blijven informeren over de recente ontwikkelingen en met name over de
toekomstige herstel- en restauratiewerkzaamheden.
Daarnaast is er vanuit de muurplantenexperts en de gemeente behoefte aan contacten met
andere steden, voornamelijk Delft en Rotterdam. De muurplantenexperts in Den Haag hebben
contact met de KNNV afdeling Delfland, waar ook enkele muurplantenexperts aanwezig zijn.
Deze connectie geeft mogelijkheden om de kwaliteit van herhaaldelijke
muurplanteninventarisatie te doen verhogen. De stadsecoloog heeft contact met de
stadsecoloog van Rotterdam en Delft en wil graag leren van de kennis en ervaringen van
andere steden, met name op het gebied van technische ontwikkelingen voor het behouden van
de muurplanten in de stad. Om dit te bereiken is er in Den Haag in oktober een
muurplantensymposium gehouden voor gemeenten, aannemers en adviesbureau uit steden
(deze steden zijn behandeld in hoofdstuk 4). Het symposium heeft als doel om met elkaar
kennis, ervaringen en gegevens uit te wisselen over de muurplanteninitiatieven, over het
53
landelijk meetnet muurplanten van FLORON en over de regelgeving, het beheer en
onderhoud (aanpak van herstel- en renovatiewerkzaamheden).
Het blijft lastig voor een enthousiaste stad met weinig ervaring om de muurplanten te
beschermen bij de al op kort termijn uit te voeren herstel- en renovatiewerkzaamheden. Het is
niet mogelijk om alle muurplanten te besparen bij de werkzaamheden, maar met een passend
netwerk en door in te spelen op de kansen, zullen er altijd geschikte groeiplaatsen aanwezig
zijn voor de muurplanten, dit onverwachts en zelf gecreëerd.
Uiteindelijk wil je een netwerk creëren dat past bij de muurplantensituatie van Den Haag en
draagvlak creëert voor de muurplanten bij de samenleving. In figuur 13 zijn belangrijke
contacten weergegeven om de NME te doen stimuleren, muurplanteninventarisaties te
verkrijgen met continuïteit en als laatste kennis, ervaringen en gegevens op te doen van
andere steden om dat in eigen stad toe te passen.
Figuur 13: Een bruikbaar muurplantennetwerk voor Den Haag
54
6.3 Casegebied Nijmegen
Een kansrijke stad, waar nog geen sprake is van het opzetten en uitvoeren van
muurplanteninitiatieven door belangengroepen, terwijl er actieve natuurvrijwilligers en NME-
organisaties aanwezig zijn. De meerjarige campagne ‘Groen Verbindt’ van de gemeente
kunnen burgers, vrijwilligers, NME-organisaties, experts en gemeente met haar partners laten
samen werken en dat biedt mogelijkheden voor het opzetten van muurplanteninitiatieven
(bijlage 8).
De resultaten van de diepte-interviews geven een groen kennisnetwerk voor Nijmegen,
waarmee het mogelijk is om door belangengroepen muurplanteninitiatieven met diverse
doelen op te zetten en uit te voeren. De uitgewerkte resultaten van de diepte-interviews staan
weergegeven in de rubrieken muurplanteninitiatieven, betrokkenheid en rolverdeling,
drijfveer, motivaties en ervaringen, methodiek bij de inventarisaties en de communicatie
tussen de belangengroepen.
6.3.1 Initiatieven van Nijmegen
Er zijn geen initiatieven met het thema muurplanten in de stad bekent bij de en gemeente en
bij de vrijwilligersgroepen en NME-organisaties. Vroeger zijn er wel
monitoringsprogramma’s van flora en fauna uitgevoerd door de Radboud Universiteit, waarin
muurplanten zijn meegenomen. Deze monitoringsprogramma’s zijn door financiële aspecten
stopgezet. In 2005 zijn er Flora- en Faunascans uitgevoerd voor de Natuurwaardenkaart,
waarin alle beschermde soorten zijn opgenomen met de locaties. Deze Natuurwaardenkaart
diende als grondslag voor het groenbeleidsplan, dat tegenwoordig is opgenomen in de Nota
‘Geef ze de openbare ruimte’ (bijlage 8). De gemeente Nijmegen geeft aan meer kansen te
zien in de toekomst, als muurplanten worden meegenomen in de meerjarige campagne Groen
Verbindt. Muurplanten kunnen worden betrokken bij de projecten van de groene initiatieven,
zodat burgers een besef krijgen van wat muurplanten betekenen voor de stadsnatuur. De
gemeente wil inspelen op de belevingswaarde van de muurplanten en de muurplanten
betrekken in de gehele stadsnatuur en daar Nijmegenaren enthousiast voor maken.
In deze groene initiatieven vinden we het doel muurplanten betrekken in de natuureducatie
terug bij de belangengroepen in Nijmegen.
Bij de vrijwilligersgroepen in Nijmegen zijn geen actieve werkgroepen aanwezig die de
muurplanten in en rond Nijmegen in kaart brengt en beschermd. Muurplanten worden door
vrijwilligersgroepen meegenomen in het onderwerp stadsplanten en biodiversiteit.
Muurplanten krijgen een plek in de natuureducatie door stadsplantenexcursies, cursussen over
stadsplanten en door specifiek aandacht te geven aan muurplanten bij de Open
Monumentendag. De Open Monumentendag is belangrijk voor Nijmegen, want Nijmegen
bevat een rijke historie met vele monumenten, zoals kloosters, kerken, torens en parken. Op
oude torenmuren en stadsmuren staan muurplanten en beschermde soorten als klein glaskruid
en steenbreekvaren. In het Goffertpark staat een oud muurtje met muurplanten, waar
belangstelling aan wordt besteed tijdens de Open Monumentendag.
Begin dit jaar is door een enthousiaste groep natuurliefhebbers een werkgroep Urban
Biodiversity Nijmegen 2015 opgericht met het initiatief het inventariseren van de
biodiversiteit binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen. Het doel van deze werkgroep is om
de biodiversiteit (de graad van verscheidenheid aan levensvormen) in de gemeente Nijmegen
in 2015 beter en meer onder de aandacht te brengen. Muurplanten worden als klein onderdeel
bij deze inventarisatie meegenomen en komen in Nijmegen ook voor in putten, zoals op
figuur 14 te zien valt.
55
6.3.2 Betrokkenheid van de belangengroepen
Al hoewel de muurplanten niet actief worden beschermd in Nijmegen en er geen
muurplanteninitiatieven zijn, worden de muurplanten wel meegenomen in de hierboven
genoemde activiteiten. Vrijwilligersgroepen als de KNNV afdeling Nijmegen en IVN Rijk
van Nijmegen nemen muurplanten op in het onderwerp stadsplanten. De KNNV afdeling
Nijmegen heeft een eigen plantenwerkgroep, die muurplanten opnemen in de inventarisaties
van stadsplanten en door dit jaar een specifieke excursie te organiseren voor het jaar van de
muurplanten. Het IVN Rijk van Nijmegen hecht meer waarde aan natuureducatie in plaats van
inventarisatie en onderzoek. Het IVN heeft vijf jaar geleden de laatste cursussen over
stadsplanten gegeven, waarin het muurplantenbiotoop is meegenomen. De cursussen zijn
gestopt door te weinig animo, maar kan in de toekomst opgepakt worden als er meer aandacht
is voor de muurplanten in Nijmegen. Ook het IVN geeft net als de KNNV excursies over
stadsplanten, maar dan niet om het inventariseren, maar over de NME.
De NME van het Natuurmuseum Nijmegen, tegenwoordig NME de Bastei, heeft vroeger
tentoonstellingen gehouden over de natuur in de stad met bijbehorende stadswandelingen.
Muurplantenexpert Bert Maes heeft geholpen met de expositie en muurplanten zijn hierbij
niet buitengesloten. Verder is het Natuurmuseum initiatiefnemer geweest voor het opstellen
van een ecologische atlas van Nijmegen, waarbij alle voorkomende dieren en planten in
Nijmegen in kaart werden gebracht, maar door ongunstig beheer van de
inventarisatiegegevens is het maken van een papieren versie er nooit van gekomen. De
activiteiten van de werkgroep Urban Biodiversity Nijmegen 2015 lijken op die van de
ecologische atlas van Nijmegen, met name bij het inventariseren van alle verscheidene
levensvormen in de gemeente Nijmegen.
Figuur 14: Beschermde tongvarens in een stenenput bij Driehuizen Nijmegen.
Deze foto is gemaakt door Bart van Hoogstraten op 13 juli 2015.
56
6.3.3 Rolverdeling van de belangengroepen
Alle hierboven genoemde belangengroepen zijn weergeven in de actorenanalyse van
Nijmegen in figuur 15. Over de rolverdeling van de belangengroepen gesproken ligt de
huidige omgang van muurplanten bij de gemeente Nijmegen, die samen met de beheerders
van de begroeide muren verantwoordelijkheid op zich nemen voor het groen in de stad en
over het groenbeheer. Binnen de gemeente Nijmegen zijn twee afdelingen en een
ondersteunende afdeling die te maken hebben met de muurplanten in de stad. De afdeling
ruimtelijke ontwikkeling is verantwoordelijk voor het groenbeleid en voor het verloop van de
campagne Groen Verbindt. Voor Groen Verbindt worden er dit jaar een twaalftal groene
projecten uitgevoerd die zijn binnengekomen vanuit de wijkbewoners en zijn binnengekomen
via natuurorganisaties. De afdeling Wijkmanagement speelt een grote rol bij het realiseren
van de vele groene projecten vanuit de wijkbewoners. Muurplanten in Nijmegen zijn ook
vooral te vinden op oude (tuin)muren, die te vinden zijn in de jaren ’20 en ’30 wijken (bv. De
Schildersbuurt) en veelal in particulier eigendom zijn. De afdeling Wijkmanagement werkt in
deze wijken al jarenlang met wijkbeheerplannen, waarin burgerparticipatie voorop staat. Het
wijkgroen wordt ontwikkeld door de wijkbeheerders en onderhouden door de bewoners zelf,
waarbij de gemeente een faciliterende rol heeft.
Het is van belang dat de bewoners van deze wijken beseffen dat de muurplanten een
belangrijk onderdeel zijn van het wijkgroen en het beheer hierop kan worden aangepast.
Muurplanten komen in Nijmegen dus al voor op oude stadsmuren, torenmuren en tuinmuren,
maar komen ook voor op waterkerende muren en op oude gebouwen. De waterkerende muren
zijn in beheer van het Waterschap Rivierenland, met name de muren in de buurt van de rivier
de Waal. Muurplanten die voorkomen op oude gebouwen zijn voor een groot gedeelte in
beheer bij de ondersteunende afdeling Vastgoed, Sport en Accommodaties en zijn dus in
eigendom van het gemeentelijke Vastgoed.
De gemeente Nijmegen heeft op dit moment geen stadsecoloog, maar probeert via Groen
Verbindt een breed netwerk te creëren met burgers, wijken, vrijwilligers en professionals.
Bovendien gaat de gemeente een kennisnetwerk groen vormen, waarin de gemeente partner is
net als wijkgroepen, natuurvrijwilligers, natuur-en kennisorganisaties, scholen en
universiteiten en professionals. Vroeger zat er een grote kloof tussen de gemeente, de
professionals en vrijwilligers. Met de groene initiatieven zal deze connectie vergroot worden.
Wat betreft mogelijke muurplanteninitiatieven met Groen Verbindt, dan is er een mogelijke
samenwerking met o.a. wijkgroepen (bv. Stichting Groengroep Limos of Groengroep Hees),
vrijwilligersorganisaties (KNNV, IVN, FLORON district 9&22, NME de Bastei, Natuurtuin
Goffert, Werkgroep Urban Biodiversity Nijmegen 2015 en NUMAGA) en professionals als
FLORON en de betrokken adviesbureaus.
57
Figuur 15: Actorenanalyse van Nijmegen
6.3.4 Motivaties en ervaringen per belangengroep
De drijfveer, motivaties en ervaringen van vrijwilligersgroepen, NME-organisaties en
gemeente in Nijmegen zijn volledig uitgeschreven in bijlage 11.
Hieronder worden de essentiële motivaties en ervaringen beschreven voor de
muurplanteninitiatieven in Nijmegen.
Motivaties
Nijmegen is een NME-stad, want de motivaties zijn gericht op de functies en eigenschappen
van de muurplanten. Er zijn in Nijmegen geen initiatieven met het doel het inventariseren van
muurplanten en het behouden en het beschermen van muurplanten.
In Nijmegen zijn meer vrijwilligers actief dan in een gemiddelde stad. Er is een KNNV
plantenwerkgroep met vaardigheid in het geven van excursies over stadsplanten en het
inventariseren hiervan. Muurplanten zijn in de ogen van Nijmeegse vrijwilligers een
bijzondere groep stadsplanten om te inventariseren, te herkennen en te benoemen. Het
muurplantenbiotoop is interessant en verbazingwekkend.
58
Nijmegen heeft ook actieve NME-organisaties en vrijwilligers, die gemotiveerd zijn in het
opnemen van de muurplanten in de natuureducatie. Motivaties van NME-organisatie en
vrijwilligers hebben een link met de stadsnatuur, biodiversiteit, het stadsklimaat en de
natuurbeleving. Het is eigenlijk zo dat Nijmegenaren trots zouden moeten zijn op hun muren
met varens en muurflora, want ze zijn helemaal niet schadelijk, zoals vele mensen denken.
Ervaringen
In Nijmegen zijn vooral negatieve ervaringen van belangengroepen aanwezig, want er worden
nog geen muurplanteninitiatieven uitgevoerd. De actieve NME-organisaties en vrijwilligers
zien juist dat het misgaat met de muurplanten en dat er zonder draagvlak vanuit de gemeente
de muurplanten niet blijven behouden. Belangengroepen zien voor Nijmegen mogelijkheden,
met name om NME-initiatieven met de steun van de gemeente uit te voeren, zodat het belang
voor een betere ontwikkeling van de stadsnatuur komt te liggen bij de vrijwilligers en burgers
in de stad.
Wat zijn vooral de negatieve ervaringen bij de belangengroepen in Nijmegen:
Als de gemeente niet op de hoogte wordt gebracht van recente ontwikkelingen
(waarnemingen) van muurplanten door actieve vrijwilligers of door NME-organisaties gaat
het juist mis met herstel- en renovatiewerkzaamheden. Er wordt geen rekening gehouden
met de muurplanten of pas op het laatste moment, zodat het project vertraging met hoge
kosten oploopt.
In een stad met actieve vrijwilligers die proberen muurplanteninitiatieven op te zetten en
uit te voeren, maar zonder de steun en samenwerking van de gemeente, zien juist dat er
veel misgaat in de uitvoering van beheer, onderhoud en beleid. Muurplanten worden in het
groenbeheersysteem bijvoorbeeld gezien als onkruid en wordt actief bestreden in de
binnenstad.
Geen steun of samenwerking met de gemeente bij muurplanteninitiatieven zorgt voor
onduidelijkheid over het aanspreekpunt binnen de gemeente bij vrijwilligers en burgers.
Door geen muurplanteninitiatieven in de stad is er geen inzicht over de toestand van de
muurplanten en is het onmogelijk om kennis, ervaringen en gegevens te delen met diverse
belangengroepen in de stad en/of met andere steden.
Er zijn positieve ervaringen in Nijmegen en dat gaat met name in op de groene meerjarige
campagne van de gemeente Nijmegen. Nijmegen staat aan het begin van het opzetten en
uitvoeren van muurplanteninitiatieven. Voorbeelden van initiatieven dat goed kan uitpakken
voor Nijmegen en benoemd worden door belangengroepen zijn: het verkrijgen van
tentoonstellingen over het stedelijk groen, wandelroutes, muurplantenexcursies en cursussen.
6.3.5 Methodiek bij de inventarisaties
In Nijmegen worden geen inventarisaties uitgevoerd om de muurplanten in kaart te brengen.
De plantenwerkgroep KNNV afdeling Nijmegen neemt muurplanten mee tijdens het
inventariseren van de wilde planten in en rond Nijmegen. De geïnventariseerde planten
worden geregistreerd in plantenlijsten, die online zijn weergegeven op de website van het
Natuurmuseum Nijmegen (www.natuurmuseum.nl). De werkgroep Urban Biodiversity Nijmegen
2015 doet inventarisatiewerk naar de biodiversiteit binnen de gemeente Nijmegen. De
muurplanten zijn hierin ook een klein onderdeel en worden ook meegenomen in straatputten
en drinkputten. De complete resultaten van de inventarisaties worden samengevat eind 2015
59
en worden gepresenteerd aan het gemeente bestuur van Nijmegen (www.urban-biodiversity-
nijmegen-2015.blogspot.nl).
6.3.6 Communicatie tussen de belangengroepen
Communiceren met natuur- en kennis organisaties, scholen, universiteiten,
natuurvrijwilligers, experts/professionals en bewonersgroepen (wijkgroepen) is belangrijk
voor de uitvoering van de groene initiatieven in Nijmegen. Met de groene initiatieven,
voortkomend uit de meerjarige campagne Groen Verbindt, wil de gemeente Nijmegen werken
aan een lokaal groen kennisnetwerk. De gemeente ziet zichzelf in dit groen netwerk als
partner, als facilitator in plaats van als initiatiefnemer/opdrachtgever (bottum-up). Bij een
groen initiatief wordt het gehele kennisnetwerk groen benut, anders dan vroeger, toen de
connectie tussen gemeente, professionals en vrijwilligers nauwelijks aanwezig was.
Er is volgens belangengroepen behoefte aan lokale communicatieplannen die aansluiten op de
stadsnatuur, waarbij muurplanten een rol spelen voornamelijk in de woonwijken. Het gaat dan
niet om de beschermde status van muurplanten, maar om de functie van de muurplanten,
namelijk de bijdrage aan de biodiversiteit en de beleving en het aangezicht van zo’n begroeide
muur. Het belang ligt dan niet bij de gemeente, maar bij de bewoners en natuurvrijwilligers
zelf. Door enthousiasme en draagvlak is het mogelijk om een groeninitiatief met betrekking
tot muurplanten op te zetten. Hiermee breng je besef bij de bewoners over de aanwezigheid
van muurplanten en over hoe ze leven en dat ze helemaal niet schadelijk zijn e.d.
Mogelijkheden zijn er genoeg in Nijmegen, namelijk tuinmuren inventariseren, educatieve
programma’s, cursussen, lezingen en excursies opzetten, burgers laten experimenteren met
muurplantvriendelijke muurtjes. Bij het opzetten en uitvoeren van zo’n muurplanteninitiatief
in de stad Nijmegen is het mogelijk om het gehele groene kennisnetwerk te benutten (figuur
16).
Figuur 16: Het groene kennisnetwerk bij een muurplanteninitiatief in Nijmegen
60
6.4 SWOT-analyses per casegebied
Uit een SWOT-analyse van de casegebieden komen de sterktes, zwaktes, kansen en
bedreigingen met betrekking tot het stedelijk doel naar voren. Het stedelijk doel van
Amsterdam is het beschermen van de muurplanten in de stad. Het stedelijk doel van Den
Haag is het behouden van de muurplanten in de stad bij en na de herstel- en
renovatieprojecten. In Nijmegen is het stedelijk doel dat burgers besef krijgen van wat
muurplanten betekenen voor de stadsnatuur.
SWOT-analyse Amsterdam
Alle uitwerkingen van de diepte-interviews van de belangengroepen in Amsterdam
samengevat geven de SWOT-analyse, zoals weergegeven in figuur 17. Uit de interviews
kunnen namelijk de positieve en negatieve ervaringen gehaald worden. Deze ervaringen
kunnen vervolgens vertaald worden naar de sterke en zwakke punten van de stad op het
gebied van de stedelijke doelstelling. Naast de duidelijk aangegeven zwakke en sterke punten
over de bescherming van muurplanten in Amsterdam geven de belangengroepen
mogelijkheden om dichterbij de stedelijke doelstelling te komen. Bedreigingen komen ook
voorzichtig naar voren, want de belangengroepen zijn daar vrijwel onzeker over en weten niet
precies hoe het uitpakt in Amsterdam. In de SWOT-analyse van Amsterdam (figuur 17)
kwamen de dikgedrukte sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen het meeste naar voren uit
de diepte-interviews van alle belangengroepen.
Bij sterktes is vrijwel iedereen te spreken over het proces- en beleidsvorming door de
gemeente, want hierbij is veel betrokkenheid van de belangengroepen en men heeft ook
inspraak. Toegankelijke data verkregen met een eigen methodiek is voor Amsterdam erg
belangrijk om burgers, belangengroepen en beheerders en aannemers te betrekken bij de
muurplanten in Amsterdam. Toch geven belangengroepen aan dat er nog veel winst valt te
behalen bij de uitvoering van herstel- en renovatie projecten, met name op het gebied van
communicatie en technologische ontwikkelingen. Dit laatste wordt ook gezien als een
bedreiging, want technische ontwikkelingen zijn onvoorspelbaar en er wordt vooral gekeken
naar de meest innovatieve maatregel. De oude geschikte muur van de historie wordt
vervangen door een stevige functionele muur met technische hoogstanden, maar veelal
ongeschikt voor de muurplanten. De kansen daarentegen zijn wel dat Amsterdam vele
grachtenmuren heeft die in de toekomst geschikt worden voor muurplanten. Een andere kans
voor Amsterdam is door muurplanten mee te nemen in de NME gericht aan burgers.
Alles samengevat is de grootste kans en ambitie voor de belangengroepen in Amsterdam het
willen zijn van een voorbeeldstad voor de rest van Nederland en andere steden met het
aanwezige effectief netwerk inspireren. Het netwerk van Amsterdam kan in vele steden
grootschalig of kleinschalig effectief zijn. Dit alles om aandacht te geven aan de muurplanten
in de stad en te zorgen voor een daadwerkelijke bescherming van de muurplanten in de stad.
61
Figuur 17: SWOT-analyse van Amsterdam
SWOT-analyse Den Haag
Uit de diepte-interviews kwam naar voren dat er in Den Haag de laatste paar jaren geen
optimale samenwerking is tussen de gemeente, de vrijwilligersgroepen en de NME-
organisaties. Er is in Den Haag verder geen duidelijk ritme te bekennen van de
muurplanteninitiatieven en de continuïteit van de muurplanteninitiatieven ontbreekt.
De oorzaken hiervoor zijn:
De wisseling van stadsecologen, heeft als gevolg dat er op dat moment minder kennis,
ervaringen en gegevensuitwisseling van muurplanten plaatsvind in de stad en dit kan in de
jaren die volgen wel weer opgepakt worden.
Onvoldoende communicatie vanuit de gemeente gericht aan betrokken belangengroepen
en burgers.
Niet toegankelijke inventarisatiegegevens voor vrijwilligers en burgers.
De inventarisatiegegevens zijn te laat verkregen voor enkele herstel- en renovatieprojecten
in 2015.
De vele toekomstige herstel- en renovatieprojecten staan centraal, wat andere
muurplanteninitiatieven kan beïnvloeden, zoals natuureducatie.
Belangengroepen in Den Haag zijn in staat om oplossingsgericht te werken, want er is
aandacht voor muurplanten in de stad vanuit de betrokken belangengroepen en bij de
stadsecoloog aanwezig. Het is mogelijk om vanuit Dienst Stadsbeheer, vanuit de stadsecoloog
een bruikbaar netwerk in Den Haag te verkrijgen, dat zich richt op de continuïteit van de
muurplanteninitiatieven (inventarisatie, beschermingsinitiatieven en NME-activiteiten) en op
de regionale samenwerking op het gebied van beleid, technologische ontwikkelingen en
inventarisatiemogelijkheden. Het netwerk begint met het opbouwen van vertrouwen van
betrokken belangengroepen en met het toegankelijk maken van informatie en
inventarisatiegegevens. De volgende stap is het verkrijgen van een samenspel met een
62
duidelijke rolverdeling. Uiteindelijk kan er op een goede manier gecommuniceerd worden
over de muurplanteninitiatieven en herstel- en renovatieprojecten om draagvlak te krijgen van
de Haagse bewoners. Door het bruikbaar netwerk is het mogelijk om continuïteit te krijgen
van de muurplanteninitiatieven in de stad en steeds dichterbij het stedelijk doel te komen,
namelijk het behouden van de muurplanten in Den Haag.
De Nieuwe Natuurwet wordt vooral door de gemeente gezien als de ontsierende factor voor
het bruikbaar netwerk in Den Haag. Als de Nieuwe Natuurwet zijn intrede doet en vele
muurplanten in Den Haag niet meer een beschermde status genieten, hoeft dit niet de functie
van de muurplanten te beïnvloeden. De functie van de muurplanten in Den Haag is een
beeldvormende duurzame waarde en een onmisbaar onderdeel van de stadsnatuur. Deze
functie verdiend behouden te worden met muurplanteninitiatieven. Een groot deel van de
muurplanten in Den Haag groeien op tuinmuren en deze muren hebben niet te maken met
herstel- en renovatieprojecten van de gemeente en met de Nieuwe Natuurwet. De gemeente
Den Haag geeft zelf de potentiële gebieden aan voor een goede bescherming van de
biodiversiteit in de stad. Potentiële gebieden in Den Haag zijn de tuinmuren met bijzondere
muurplanten, dichtbij de burgers en bij de vrijwilligersgroepen in de stad. De SWOT-analyse
van Den Haag (figuur 18) geeft een overzicht van de problematiek van de stad, de veerkracht
van de stad en de kansen en bedreigingen voor de stad. Al met al belangrijke aandachtspunten
om gezamenlijk dichterbij het stedelijk doel te komen, namelijk het behouden van de
muurplanten in Den Haag.
Figuur 18: SWOT-analyse van Den Haag
SWOT-analyse Nijmegen
In Nijmegen zijn er geen muurplanteninitiatieven bekend bij de belangengroepen. Uit de
resultaten blijkt dat er diverse muurplanteninitiatieven door belangengroepen mogelijk zijn in
Nijmegen. Stel dat de diverse muurplanteninitiatieven in Nijmegen met continuïteit worden
uitgevoerd, dan zijn er duidelijke verschillen te zien met het netwerk van Amsterdam en het
mogelijk bruikbaar netwerk van Den Haag. Het belangrijkste verschil heeft te maken met de
63
wetgeving over de muurplanten. Belangengroepen in Nijmegen leggen geen focus op de
beschermende status van muurplanten. Geen focus op wetgeving betekend dat er in Nijmegen
geen actieve beschermingsorganisaties- en vrijwilligersgroepen aanwezig zijn, waar dat in
Amsterdam wel het geval is. Het heeft voor belangengroepen in Nijmegen geen nut om
energie te steken in het opbouwen van een netwerk met actieve beschermingsorganisaties- en
vrijwilligersgroepen, maar een netwerk te vormen dat de kwaliteiten van alle
belangengroepen bevat. Belangengroepen hebben kwaliteiten in het inventariseren, in
natuureducatie, in excursies geven en met communicatie tussen belangengroepen. Wat betreft
de communicatie tussen belangengroepen liggen er kansen voor de gemeente Nijmegen om
met de meerjarige campagne Groen Verbindt samen met vrijwillige belangengroepen, burgers
en professionals te communiceren over de mogelijke muurplanteninitiatieven in de stad.
In de binnenstad zijn de meeste muurplanten verdwenen door het jarenlange niet ecologisch
beheer. De kans ligt niet bij het verbeteren van het beheer van de gemeente, maar door juist
het beheer geschikt te maken voor de muurplanten in de woonwijken. Muurplanten kunnen
door burgers gezien worden als een aanvulling van het groen in hun woonwijken en de
burgers kunnen zelf experimenteren met het creëren van geschikte muren voor de
muurplanten. De belangengroepen in Nijmegen hebben een sterk onderdeel, namelijk het
uitvoeren van NME-initiatieven, dat kan bijdragen aan het besef van muurplanten bij burgers.
Het gevaar van het opzetten van werkelijke muurplanteninitiatieven is de onervarenheid van
de belangengroepen op het gebied van muurplanten. Het thema muurplanten kan door deze
onervarenheid onderdrukt worden door andere groene initiatieven op het gebied van NME,
waarvan meer kennis en ervaring aanwezig is en voor burgers ook gelijk opvallen
(bijvoorbeeld een fruitboomgaard, natuurspeeltuin etc.).
Figuur 19: SWOT-analyse van Nijmegen
64
7 Het bepalen van de sleutelfactoren voor een effectief
muurplantennetwerk In dit hoofdstuk worden alle resultaten van de onderzochte steden en de casegebieden bijeen
genomen om tot de bouwstenen, de sleutelfactoren te komen voor een effectievere manier van
monitoring en het beschermen van muurplanten in de vorm van een muurplantennetwerk.
Sommige steden hebben al een muurplantennetwerk, waarvan andere steden van kunnen
leren.
Bij dit muurplantenonderzoek zijn in het begin deelvragen opgesteld om inzicht te krijgen in
de muurplanteninitiatieven, betrokkenheid van belangengroepen, inventarisatiemethodieken
en de motivaties en ervaringen van belangengroepen in een stad. In hoofdstuk 7.1 worden
deze deelvragen beantwoord door de belangrijkste resultaten van de onderzochte steden en
casegebieden kort beschreven. De belangrijkste resultaten maken duidelijk welke factoren in
de onderzochte steden en casegebieden van belang zijn om te komen tot een effectievere
manier van monitoring en het beschermen van muurplanten.
In hoofdstuk 7.2 worden sleutelfactoren (de bouwstenen) beschreven die een stappenplan
vormen om te komen tot een effectief muurplantennetwerk in een stad.
7.1 Belangrijke resultaten van de onderzochte steden en de casegebieden
Muurplanteninitiatieven
Belangengroepen die in steden verschillende muurplanteninitiatieven met de drie doelen: het
inventariseren van muurplanten, het behouden en beschermen van muurplanten en
muurplanten betrekken in de natuureducatie uitvoeren, zijn het meest succesvol in het
monitoren en beschermen van de muurplanten in de stad.
Er is in deze steden ervaring met het uitvoeren van initiatieven, is er continuïteit van de
initiatieven en de resultaten zijn openbaar toegankelijk voor iedereen.
In de meeste steden worden muurplanteninventarisaties uitgevoerd om een beeld te krijgen
van de aanwezigheid van hun muurplanten. Een belangrijke stap is de
muurplanteninventarisaties gebruiken voor het opzetten van beschermingsinitiatieven voor
een betere bescherming van de muurplanten. Een klein aantal steden zijn belangengroepen
bezig met het opzetten en uitvoeren muurplanteninitiatieven op het gebied van natuureducatie.
NME-initiatieven geven bewustwording en cultuur- en natuurbeleving van de stadsnatuur bij
bewoners en vrijwilligers.
Betrokkenheid in een stad
Een ideale betrokkenheid in een stad is een muurplantenwerkgroep, waarin kennis, expertise
en leiderschap is vertegenwoordigd. Deze combinatie van eigenschappen zorgt ervoor dat alle
benodigde kennis aanwezig is voor inventarisaties, advisering en begeleiding bij herstel- en
renovatieprojecten van groeiplaatsen van muurplanten.
In veel steden is geen muurplantenwerkgroep aanwezig, maar zijn er wel belangengroepen die
betrokken zijn of willen zijn bij het opzetten en uitvoeren van muurplanteninitiatieven (figuur
20). Deze betrokkenheid kan bestaan uit: de beslissers, beheerders en de eigenaren van de
muren, de initiatiefnemers, de experts en de uitvoerders van de initiatieven (figuur 20). De
groene belangengroepen in figuur 20 zijn de meest voorkomende betrokken belangengroepen
in een stad. In de meeste steden neemt de gemeente het initiatief en betrekt daarbij
vrijwilligersgroepen, NME-organisaties en/of adviesbureaus. In andere steden pakt het goed
uit als vrijwilligersgroepen of NME-organisaties de muurplanteninitiatieven opzetten en in
65
overleg of in samenwerking met de gemeente uitvoeren. De betrokkenheid in deze steden is
veel groter dan in de meeste steden waar de gemeente het initiatief neemt.
Figuur 20: De belangengroepen die bij het opzetten en uitvoeren van
muurplanteninitiatieven betrokken kunnen zijn in een stad, waarbij de groene, de
belangengroepen zijn die het vaakst in beeld komen in de onderzochte steden en
casegebieden.
Motieven
De motivaties van de betrokken belangengroepen in de steden zijn gericht op interesse,
kennisuitwisseling, samenwerking, advisering, wettelijke bescherming, experimenten en
onderzoeken, functie en eigenschappen en op bewustwording.
De motivaties van initiatiefnemers: de vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts en NME-
organisaties zijn gericht op interesse, samenwerking, kennisuitwisseling, experimenten en
onderzoek, functie en eigenschappen en op bewustwording. Bij de initiatiefnemer de
gemeente zijn de motivaties duidelijk gericht op de wettelijke bescherming van de
muurplanten. Wat opvalt is het verschil dat gemeenten als motivatie aangeven in steden met
muurplanteninitiatieven met de alle drie doelen, namelijk een motivatie dat juist gericht is op
samenwerking, kennisuitwisseling, functie en eigenschappen en op bewustwording.
66
Ervaringen
Uit de resultaten van de ervaringen is gebleken dat steden zonder de motivatie en inzet van
vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts en/of NME-organisaties weinig slagingskans heeft
op het succesvol uitvoeren van muurplanteninitiatieven. Deze kleine slagingskans heeft alles
te maken met weinig maatschappelijke vragen en met amper draagvlak, begrip en besef vanuit
de maatschappij.
De ervaringen van de belangengroepen in de onderzochte steden en de zijn gericht op de
factoren bruikbaarheid, samenwerking, communicatie, beleidsvorming, draagvlak, uitvoering,
toegankelijkheid, toekomstige situatie en continuïteit.
Bruikbaarheid
De muurplanteninitiatieven dienen te berusten op de bruikbaarheid in de praktijk. De
inventarisaties dienen voor praktische informatie voor gemeente, beheerders, uitvoerders van
herstel- en renovatieprojecten, vrijwilligers en burgers.
Samenwerking
Een samenwerking tussen gemeente, vrijwilligers en NME-organisaties is nodig voor het in
kaart brengen van de muurplanten voor een betere bescherming in de toekomst. Met een
samenwerking tussen gemeente, vrijwilligers en NME-organisaties is veel mogelijk, namelijk
een monitoring, informatie-, kennis-, en gegevensuitwisseling, advisering bij herstel- en
renovatieprojecten en bij proces- en beleidsvorming om de belangrijkste muurplantenlocatie
in de stad te behouden. Met connecties en samenwerking tussen de betrokken
belangengroepen ontstaat een welwillende stad, dat aandacht heeft voor de muurplanten en
rekening houdt met de muurplanten vooraf, tijdens en na herstel- en renovatieprojecten.
Communicatie
Bij muurplanteninitiatieven wordt onderling met alle betrokken belangengroepen
gecommuniceerd, zodat onwetendheid en onzekerheid afneemt bij deze belangengroepen. De
gemeente is in alle tijden op de hoogte van de lopende muurplanteninitiatieven en ontvangt
hiervan de resultaten. De vrijwilligers en burgers zijn door de gemeente op de hoogte gesteld
van de toekomstige herstel- en renovatieprojecten. Beheerders en uitvoerders van herstel- en
renovatieprojecten zijn op de hoogte van de aanwezigheid van de beschermde en bijzondere
muurplanten. Het is belangrijk om betrokken belangengroepen medeverantwoordelijk te
maken voor de toestand van de muurplanten in hun stad.
Beleidsvorming
Voor de muurplanten is het belangrijk dat de gemeente het beleid aansluit op de aanwezigheid
van bijzondere muurplantenlocaties in de stad. Op deze manier kan er met een doel gewerkt
worden om de muurplanten te behouden en te beschermen. Het beleid aansluiten op de
muurplanten kan door een goedgekeurde Flora- en faunawet en/of door de
muurplantenbiotopen op te nemen in het groenbeleid of in de structuurvisie van de stad.
Uiteindelijk zal het beleid voor muurplanten op een goede manier afgestemd moeten worden
met de Nieuwe Natuurwet, namelijk biotoopbescherming en het stimuleren van biodiversiteit
in de stad.
Draagvlak
Draagvlak (steun) van de gemeente en van de vrijwilligers en burgers is nodig om
muurplanteninitiatieven zonder moeite uit te voeren.
Muurplanteninitiatieven zonder de steun van de gemeente geeft onduidelijkheid over de
67
aanwezigheid van bijzondere muurplanten in de stad bij de gemeente, beheerder en uitvoerder
van herstel- en renovatieprojecten. Vervolgens maakt het voor de vrijwilliger en burger
onduidelijk wie het aanspreekpunt is binnen de gemeente.
Een stadsecoloog met muurplantenkennis is onmisbaar. De stadsecoloog is een aanspreekpunt
binnen de gemeente voor vrijwilligers, NME-organisaties en burgers en een ingang om mee te
denken met het proces- en beleidsvorming rondom het thema muurplanten.
Al met al leidt geen steun van de gemeente en aanspreekpunt binnen de gemeente tot geen
samenspel en tot geen invulling van muurplanten in het beheer en het beleid van de gemeente.
Geen steun van de vrijwilligers, NME-organisaties en burgers heeft te maken met feedback,
waardering en bewustwording. Vrijwilligers zijn met name gemotiveerd als de inspanning
wordt gewaardeerd door de gemeente. Draagvlak van vrijwilligers en NME-organisaties kan
zorgen voor vrijwilliger onderhoud van de muren, publiciteit, animo en meer aandacht,
interesse en bewustwording bij bewoners, gemeente en andere belangengroepen.
Uitvoering
In steden gaat het vooral mis in de uitvoering van het beheer, het onderhoud en bij herstel- en
renovatieprojecten voor de muurplanten op de muren. Bij herstel- en renovatieprojecten zijn
grootschalige renovaties, totale afbraak van de muur, ondeskundigheid of onvolledige
deskundigheid (geen ecologische deskundigheid), financiële aspecten en wettelijke kaders
ongeschikt voor het behouden en beschermen van de muurplanten.
Kleinschalige herstel- en renovatieprojecten met de samenwerking van ecologen en technici
(beheerders + uitvoerders) zijn beter voor de muurplanten. Het belangrijkste is dat de
gemeente zich afvraagt of een herstel- en renovatieproject wel nodig is, want dat is het in vele
gevallen niet. Daarnaast is het waardevol om juist aandacht te schenken aan goede technieken,
constructies en funderingen voor de muur, zodat muren mét muurplanten langdurig mee
kunnen gaan.
Toegankelijkheid
Belangengroepen die streven naar meer transparantie in steden is gunstig voor de
muurplanten. Transparantie zorgt voor toegankelijke data en een open werkwijze van
initiatieven en dit geeft aandacht, begrip en besef van de aanwezigheid van de muurplanten bij
belangengroepen en burgers in de stad. Openheid over de werkwijze geeft belangengroepen
de mogelijkheid om informatie-, kennis-, en gegevens uit te wisselen met elkaar en ook met
andere steden. Tenslotte is openheid in proces- en beleidsvorming een manier om
belangengroepen en burgers te betrekken bij de muurplanten in de stad.
Toekomstige situatie
Als de gemeente de muurplanten niet als noodzaak ziet, dan heeft zij daadwerkelijk een
maatschappelijk muurplantenproblematiek. Deze gemeenten maken veelal de fout om alleen
de Flora- en faunawet te hanteren en vervolgens niet te kijken naar de toekomstige
mogelijkheden van muurplanteninitiatieven, zonder de motivatie van wettelijke kaders. Deze
gemeenten vrezen voor het verdwijnen van haar muurplanten in de stad.
In elke stad liggen toekomstige mogelijkheden voor gemeenten om zonder wettelijke kaders
potentiële muurplantenlocaties geschikt te maken. Gemeenten die wel de toekomstige
mogelijkheden benutten, focussen op hun ware muurplanten hotspots en de bedreigde locaties
van muurplanten in hun stad hebben de monitoring en de bescherming van de muurplanten
goed voor elkaar. Voor de meeste gemeenten liggen de kansen op het gebied van NME,
namelijk bij de particulieren, die in het bezit van oude tuinmuren met bijzondere muurplanten
68
en bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (door muurplanten op te nemen in de
erfgoedwet) en bij natuur-, historie-, en cultuurbeleving.
Continuïteit
Het is belangrijk voor belangengroepen om continuïteit van de verschillende
muurplanteninitiatieven met de drie doelen te hebben in een stad. Continuïteit heeft te maken
met de actualiteit van het thema muurplanten in de stad. In veel steden ligt het risico dat er na
het jaar van de muurplanten en met de ingang van de Nieuwe Natuurwet muurplanten minder
actueel zijn om te inventariseren en te behouden en te beschermen.
Inventarisatiemethodieken
Veel belangengroepen in steden brengen de muurplanten vlakdekkend in kaart, zodat een
volledig beeld is verkregen van de aanwezigheid van muurplanten in een stad, binnenstad of
haven. Het is van belang om een praktische en eenduidige methodiek te hanteren. Dit is de
reden voor belangengroepen om de waarnemingen aan te duiden als puntlocaties door het
noteren van straatnaam en huisnummer en deze locaties om te zetten in GPS-coördinaten. In
een klein aantal steden worden er naast puntlocaties door belangengroepen ook gewerkt met
transecten.
7.2 De sleutelfactoren van een effectief muurplantennetwerk
Uit de belangrijkste resultaten van de onderzochte steden en de casegebieden kan worden
opgemaakt dat een effectief muurplantennetwerk te maken heeft met vele factoren, die elkaar
ook kunnen beïnvloeden. Er is een stappenplan gemaakt om tot een effectief
muurplantennetwerk per stad te komen aan de hand van acht sleutelfactoren (figuur 21). Deze
acht sleutelfactoren komen herhaaldelijk naar voren uit de resultaten van de onderzochte
steden en de casegebieden.
Een effectief muurplantennetwerk begint met een stedelijke doelstelling en met vertrouwen
van de belangengroepen, want zonder is het verkrijgen van een muurplantennetwerk niet
mogelijk. Iedere betrokken stad heeft een stedelijk doel voor ogen wat betreft de muurplanten
in de stad, maar nog niet elke stad heeft dit doel concreet gemaakt. Het begrijpen, volgen en
uitvoeren van het stappenplan zal leiden tot verschillende muurplanteninitiatieven met
continuïteit in een stad.
Elke sleutelfactor wordt door de steden divers uitgevoerd, zodat er verschillende
muurplantennetwerken ontstaan. Bepaalde muurplantennetwerken in steden zullen gelijkenis
met elkaar vertonen. Uiteindelijk kunnen de stedelijke muurplantennetwerken bijdragen aan
meer (gecontroleerde) muurplanteninitiatieven in de stad.
69
Figuur 21: Het stappenplan met de acht sleutelfactoren om te komen tot een effectief
muurplantennetwerk
Het is belangrijk om een beeld te krijgen van hoe de acht sleutelfactoren kunnen leiden tot een
effectief muurplantennetwerk in een stad. Deze sleutelfactoren worden hieronder ieder kort
beschreven.
1. Samenspel
De muurplantensituatie verschilt per stad en ook de betrokken belangengroepen. De
belangrijke belangengroepen in een stad zijn al behandeld en zijn weergegeven in figuur 21.
Het is belangrijk om een samenspel te verkrijgen tussen de betrokken belangengroepen
(gemeente, vrijwilligers en NME-organisaties). Met samenwerking en met daadkracht van de
belangengroepen kan een stad komen tot een manier van advies- en oplossingsgericht werken.
Een samenspel tussen initiatiefnemers, beslissers, beheerders, eigenaren, uitvoerders en
experts geeft aandacht voor de muurplanten, zodat er rekening gehouden kan worden met de
muurplanten bij beheer, onderhoud en herstel- en renovatieprojecten.
Een samenspel tussen gemeente en partners, vrijwilligers en NME-organisaties is nodig
voor het opzetten en uitvoeren van verschillende muurplanteninitiatieven
(inventarisaties, beschermingsinitiatieven en NME-initiatieven).
70
2. Rolverdeling
Bij elk muurplanteninitiatief hoort een plan van aanpak met daarbij een aanspreekpunt
(leider), facilitator en uitvoerders. Een aanspreekpunt (bv. een stadsecoloog of een
muurplantenwerkgroep) is een onmisbare schakel. Maatschappelijke vraagstukken kunnen
worden voorgelegd en burgers en vrijwilligers kunnen doorverwezen worden naar de
verantwoordelijke van de muurplanteninitiatieven in de stad.
Het aanspreekpunt neemt het leiderschap en daaromheen heeft iedere betrokken
belangengroepen een eigen rol bij de muurplanteninitiatieven.
De deskundigheid is aanwezig bij de experts en de advisering en begeleiding van projecten
worden gedaan door de experts. De beleidssector (gemeente) zorgt voor het inbedden van het
beschermingsbeleid van muurplanten en voor het verzorgen van het datasysteem. De
gemeente heeft vaak ook een faciliterende rol bij de muurplanteninitiatieven. De beheerders
en eigenaren moeten rekening houden met het vastgestelde beleid bij herstel- en
renovatieprojecten en nemen maatregelen die technisch en ecologisch verantwoord zijn voor
de muurplanten. Bij de uitvoering van herstel– en renovatieprojecten is het belangrijk om
toekomstig gericht te werken, zodat het voorkomen van bijzondere muurplantenlocaties in de
stad in de toekomst (over dertig jaar) een feit zal zijn.
Als laatste zal de rol van natuurvrijwilligersgroepen en NME-organisaties niet onderschat
moeten worden. De vrijwilligers hebben ervaring met inventarisaties en brengen op een
enthousiaste, eenvoudige en goedkope manier datagegevens en publiciteit binnen.
De NME-organisaties zorgen voor educatieve programma’s en activiteiten (excursies,
cursussen, lezingen etc.). Er liggen vele mogelijkheden op het gebied van natuureducatie,
want de initiatieven dragen bij aan de bewustwording van vrijwilligers en burgers.
Alle betrokken belangengroepen zullen door de rolverdeling zich medeverantwoordelijk
voelen voor de toestand van de muurplanten in de stad.
3. Communicatie
Communicatie sluit aan op de rolverdeling. Een effectief muurplantennetwerk werkt pas
moeiteloos als er telkens met iedere betrokken belangengroep wordt gecommuniceerd over de
rolverdeling en de manier van uitvoeren van die rollen.
Een communicatieplan kan bijdragen aan de versoepeling van de communicatie tussen diverse
belangengroepen. In dit communicatieplan staan communicatiedoelstellingen, een
doelgroepanalyse en een communicatieboodschap inclusief strategie en de middelen.
Een voorbeeld van een communicatiedoelstelling is dat het thema muurplanten in de stad een
actueel onderwerp blijft en op de agenda blijft staan. Een andere voorbeeld is het gewoon
meer doen aan communicatie, want het is goed voor kennis-, ervaringen- en
gegevensuitwisseling met de belangengroepen.
In de doelgroepanalyse komen in ieder geval de gemeente, vrijwilligers, NME-organisaties en
burgers naar voren. Het is belangrijk voor de gemeente om de vrijwilligers, NME-organisaties
en burgers te betrekken bij de muurplanteninitiatieven, de praktijksituatie (herstel- en
renovatiewerkzaamheden) en bij het proces- en beleidsvorming wat ervoor zorgt om de
muurplanten beter te behouden en te beschermen.
Iedere aanspreekpunt van de stad heeft wel een boodschap over wat hij of zij wil bereiken met
de muurplanten. Om deze boodschap door te geven aan de doelgroep (bv. burgers,
71
vrijwilligers) is een eigen strategie nodig. Bij deze strategie horen de juiste middelen.
Bij het behouden en beschermen van de muurplanten horen middelen als een
muurplantenoverleg, muurplantencampagne, studiedagen, muurplantenbijeenkomst,
bijeenkomsten van natuurvrijwilligersgroepen, cursussen (stadsnatuur, beheer en uitvoering),
gezamenlijke inventarisatiemomenten, website over succesvolle muurplanteninitiatieven en/of
publiciteit en dan met name literatuur over muurplanteninitiatieven en de daarbij horende
motivaties en ervaringen (de faal- en succesfactoren). Bij het verkrijgen van bewustwording
van muurplanten bij de bewoners horen middelen als een educatief programma,
voorlichtingsprogramma’s, educatieve muren, excursies, cursussen, muurplanten stadsroutes,
publicatie en exposities en tentoonstellingen.
Met samenspel, rolverdeling en telkens de juiste communicatie kan er gewerkt worden
om verschillende muurplanteninventarisaties met diverse doelen op te zetten en uit te
voeren.
4. Draagvlak
Muurplanteninitiatieven worden pas uitgevoerd met de steun van de gemeente en andersom
ook met de steun van vrijwilligers, NME-organisaties en burgers.
Met draagvlak van de gemeente is het mogelijk dat het beheer, onderhoud en beleid wordt
afgestemd op de muurplanten. De gemeente kan het beste de muurplanten opnemen in haar
groenbeheersysteem en haar groenbeleid, zodat er voor muurplanten op relevante onderdelen
ook steun is bij andere belangengroepen, zoals de vrijwilligersgroepen.
Met draagvlak van vrijwilligers, NME-organisaties en burgers zijn er raakvlakken ontstaan
met het thema muurplanten in de stad. Mensen waarnemen de muurplanten en er vormt zich
begrip voor de muurplanten in plaats van bezorgdheid. Muurplanten brengen geen schade aan
de muur, het is een functionele toevoeging van een ouder wordende muur. Het geeft de muur
een functie, namelijk een cultuurhistorische functie en een ecologische functie. Burgers met
besef van wat muurplanten betekenen voor de stadsnatuur krijgen uiteindelijk een
verantwoordelijkheidsgevoel voor de kwaliteit van hun eigen leefomgeving.
Draagvlak van gemeente, vrijwilligers, NME-organisaties en burgers zorgen voor een
betere ontwikkeling van hun eigen stadsnatuur, want muurplanten zijn een meerwaarde
voor het stedelijke groen.
5. Methodiek
Er zijn twee uitvoeringsmethodieken te beschrijven. Eén is de methodiek voor het uitvoeren
van herstel- en renovatiewerkzaamheden en twee is de methodiek die in de stad gehanteerd
wordt bij het uitvoeren van muurplanteninventarisaties.
De beste methodiek bij herstel- en renovatieprojecten is het uitvoeren van geen
werkzaamheden aan de muur met bijzondere muurplanten. In werkelijkheid gaat het
beschermen van het muurplantenbiotoop tegenstrijdig aan de functie van de (kade)muur,
namelijk de veiligheid en stevigheid van de muur. Het is belangrijk om een tussenweg te
vinden tussen beide functies. Dit kan door het uitvoeren van kleinschalige restauraties met de
samenwerking van ecologen en technici (beheerders en uitvoerders van herstel- en
renovatieprojecten). De muurplanten krijgen de tijd om zich te herstellen en uit te breiden na
een kleinschalige restauratie en de muren gaan langer mee.
72
Bij muurplanteninventarisatie dienen de inventarisatiegegevens voor praktische informatie
voor gemeente, beheerders, uitvoerders van herstel- en renovatiewerkzaamheden, vrijwilligers
en burgers. De muurplanteninventarisaties worden vlakdekkend uitgevoerd en de
waarnemingen worden genoteerd als exacte locaties, bijvoorbeeld met behulp van de notering
van huisnummers inclusief beschrijving. Naast deze methodiek is het voor bepaalde steden al
mogelijk om muurplanten te inventariseren met behulp van transecten. Beide methodieken
zijn belangrijk om inzicht te krijgen in de aantallen muurplanten en soorten in de stad (d.m.v.
exacte locaties) en over de verspreiding van de muurplanten in de stad (d.m.v. transecten).
Voor de gemeente is het vooral belangrijk om te kunnen zien waar de (beschermde)
muurplanten aangetroffen worden, maar een inzicht in de verspreiding van de muurplanten en
dat er op deze manier ook werkelijk iets gezegd kan worden over de toestand van de
muurplanten is essentieel.
Belangengroepen in steden die inventarisaties lang geleden hebben uitgevoerd of geen
inventarisaties uitvoeren, daarbij is het van belang om een nulsituatie met behulp van een
vlakdekkende muurplanteninventarisatie te krijgen. Deze inventarisatie kan worden
uitgevoerd door vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts of de stadsecoloog. Zijn er geen
actieve vrijwilligersgroepen in de stad, dan is het inhuren van een ecologisch adviesbureau
een oplossing.
Zorg als opdrachtgever voor een eenduidige handleiding voor het inventariseren, bijvoorbeeld
de methodiek van het landelijk meetnet muurplanten van FLORON (www.floron.nl). Deze
methodiek houdt rekening met transecten en legt dit ook uit.
Het is belangrijk om in overleg met het aanspreekpunt (bv. de stadecoloog) een
methodiek te hanteren dat inzicht geeft in de aanwezigheid, de aantallen en de
verspreiding van de muurplanten in de stad.
6. Dataverwerking
Bij dataverwerking is het belangrijk dat alle inventarisatiegegevens verzameld en opgeslagen
worden in een eigen database en het vervolgens in de NDFF komt. De inventarisatiegegevens
kunnen vervolgens verwerkt worden in GIS.
Een belangrijke eigenschap van dataverwerking is het verkrijgen van een muurplantenmeetnet
met toegankelijk inventarisatiegegevens. Een voorbeeld van het publiekelijk openbaar maken
van inventarisatiegegevens kan zijn een digitale kaart van de stad met de aanduiding van de
exacte locaties en transecten van de muurplanten (aantallen en verspreiding). Een ander
voorbeeld is alle inventarisatiegegevens en trendgegevens verwerken in
inventarisatierapporten en deze publiekelijk openbaar maken.
Het komt voor dat gemeenten geen eigen database hebben, waardoor de muurplantengegevens
niet toegankelijk worden en de gegevens niet in de NDFF komen.
Door gebruik te maken van het landelijk meetnet muurplanten van FLORON kunnen de
inventarisatiegegevens (exacte locaties en transecten) ingevoerd en opgeslagen worden. Deze
gegevens komen automatisch terecht in de NDFF. Het landelijk meetnet muurplanten is
toegankelijk voor iedereen met een (gratis) account op verspreidingsatlas.nl. Er is een
handleiding/protocol online beschikbaar voor steden om muurplanten te inventariseren voor
het landelijk meetnet muurplanten (www.floron.nl).
Een muurplantennetwerk maakt een muurplantenmeetnet mogelijk in steden.
73
7. Uitstraling
Een stad met een effectief muurplantennetwerk heeft een uitstraling van openheid, zekerheid
en gedrevenheid.
Een stad kan een ervaren stad zijn dat er door de jaren heen door belangengroepen
verschillende muurplanteninitiatieven zijn uitgevoerd en daarbij een samenwerkingsverband
tussen belangengroepen hebben opgebouwd. Belangengroepen in een ervaren stad kunnen
andere steden inspireren om op eenzelfde manier te werk te gaan met de omgang van de
muurplanten en zo ook meer ervaringen op te doen.
Een stad kan een uitstraling krijgen met een visitekaartje, namelijk een bijzonder
muurplantengebied van de stad. Voorbeelden zijn de Piushaven in Tilburg, Wijnhaven in
Rotterdam, het Stenen Hoofd in Amsterdam en de Hoge en Lage Fronten in Maastricht.
Uiteindelijk bepalen de openheid van data, van werkwijze en van proces- en beleidsvorming,
het publiceren van artikelen over de muurplanten en de gegevens-, ervaringen- en
kennisuitwisseling hoe bekend de stad is bij belangengroepen in andere steden.
Er liggen voor belangengroepen in steden toekomstige mogelijkheden, zonder het
wettelijk motief, maar voor een groene uitstraling van de stad.
8. Continuïteit
Continuïteit is belangrijk om een muurplantennetwerk met een muurplantenmeetnet in stand
te houden. Continuïteit wordt verkregen door het instant houden van muurplanteninitiatieven
en het behouden van reactiviteit bij deze initiatieven. Bij continuïteit is de overdraagbaarheid
van de muurplanteninitiatieven in tijden van problemen noodzakelijk. Hierbij is het van
belang om een tweede persoon aan te stellen als aanspreekpunt van de stad, wanneer het
huidige aanspreekpunt van de stad inactief is. De belangengroepen in de stad hebben op deze
manier consequent aandacht voor de muurplanten en de muurplanten blijven een actueel
onderwerp. Het risico met actualiteit is dat er belangengroepen in steden zijn, die moeite
hebben met het voort te zetten van de muurplanteninitiatieven als het geen jaar van de
muurplanten meer is of met de ingang van de Nieuwe Natuurwet.
Dit zijn voorbeelden van wat belangengroepen in steden kunnen doen om
muurplanteninitiatieven te behouden, zodat muurplanten actueel blijven:
Een meerjarige campagne houden over muurplanten.
Monitoringsprogramma voor de muurplanten hotspots in de stad opzetten voor het
landelijk meetnet muurplanten (aantallen + verspreiding).
Openheid van data, van werkwijzen en van proces- en beleidsvorming uitvoeren.
Drie of vijf jaarlijkse inventarisaties uitvoeren met een toegankelijk inventarisatierapport.
Cursussen geven aan opzichters, beheerders en aannemers om het beheer en onderhoud af
te stemmen met de muurplanten.
NME-muurplanteninitiatieven (excursies, vaartochten, muurplantenwandelingen,
lezingen, cursussen, exposities e.d.) uitvoeren.
Muurplanten betrekken bij de Open Monumentendag.
Muurplantenbijeenkomsten (samen met FLORON), muurplantenoverleg en of een
studiedag allemaal voor gegevens-, ervaringen- en kennisuitwisseling.
74
Onderzoek doen naar technische mogelijkheden voor een muurplantvriendelijke muur en
de daarbij geschikte materialen.
Acties ondernemen om het thema muurplanten in de stad op te nemen in de erfgoedwet
van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Op het terrein van cultuurhistorische
waarden, authenticiteit en de geschiedenis van de stad is nog veel winst te behalen.
Een goeie muurplanteninventarisatie app ontwikkelen wat aansluit op het landelijk
meetnet muurplanten.
Muurplanten blijven een actueel onderwerp in steden, als belangengroepen zich
focussen op hun ware muurplanten hotspots en richten op toekomstig geschikte muren,
ook zonder de wettelijke status van muurplanten. Muurplanten hotspots zijn het
visitekaartje van de stad voor een stedelijk groene uitstraling.
75
8 De voorbeeldsteden met een effectief muurplantennetwerk Wat bestaat er aan netwerken in steden? Met behulp van een score op de acht sleutelfactoren
uit hoofdstuk 7.2 komt er per stad een conclusie naar voren (bijlage 13).
Deze conclusies per stad worden beschreven in hoofdstuk 8.1 en geven samen een landelijk
beeld. De conclusies geven namelijk een indruk van de aanwezigheid van een
muurplantennetwerk in een stad en geven belangengroepen in steden een weergave van wat er
nog aan factoren ontbreekt en wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een passend
muurplantennetwerk in eigen stad.
De belangengroepen in de steden die niet zijn meegenomen in dit onderzoek kunnen aan de
hand van de beschrijving van het stappenplan in hoofdstuk 7.2 en met de scoringstabel
(bijlage 13) zelf komen tot een eigen muurplantennetwerk in de stad. In hoofdstuk 8.2 worden
de steden met een muurplantennetwerk, namelijk de voorbeeldsteden voor andere steden
verder uitgewerkt.
8.1 De conclusies per beoordeelde stad
De steden onderverdeeld in drie initiatiefgroepen zijn beoordeeld met behulp van een score op
de sleutelfactoren (figuur 22). Deze score is weergegeven in bijlage 13, waarbij een aparte
uitleg van de score weergegeven is in dezelfde bijlage. Met behulp van een totaalscore
worden er per stad conclusies gevormd en deze worden hieronder behandeld per
initiatiefgroep.
Figuur 22: De onderzochte steden verdeeld in drie initiatiefgroepen.
Blauwe steden: initiatiefgroep 1, waarbij de gemeente of de provincie initiatiefnemer is.
Rode steden: initiatiefgroep 2, waarbij een vrijwilligersgroep,
muurplantenexpert en of een NME-organisatie initiatiefnemer is.
Groene steden: initiatiefgroep 3, bevatten geen initiatiefnemers.
76
Initiatiefgroep 1
Dit zijn de steden waarbij de gemeente initiatiefnemer is voor het opzetten van
muurplanteninitiatieven en veelal hulp krijgt van andere belangengroepen bij de uitvoering
van de muurplanteninitiatieven.
Den Haag (casegebied)
Er is geen muurplantennetwerk aanwezig, doordat de gemeente weinig tot geen samenspel en
communicatie heeft met de vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts en NME-organisaties.
Er zijn verder geen inventarisatie- , beschermings- en NME-initiatieven met continuïteit
aanwezig. Tevens is er nog geen openheid van data, van werkwijze en van proces- en
beleidsvorming.
Er liggen kansen bij het verwerven van draagvlak bij vrijwilligersgroepen,
muurplantenexperts en NME-organisaties in de stad en regionaal. Het aanspreekpunt, de
stadsecoloog neemt het leiderschap in de initiatieven, maar samenwerking met vrijwilligers,
NME-organisaties en burgers zorgen voor de muurplanteninitiatieven, die los staan van het
wettelijk kader en inspelen op de functie en eigenschappen van de muurplanten.
Amersfoort
In Amersfoort is een muurplantennetwerk aanwezig, want de gemeente, vrijwilligersgroepen
en NME-organisaties werken samen en dat heeft geresulteerd tot verschillende
muurplanteninitiatieven met de drie doelen met continuïteit. Daarnaast dragen
belangengroepen in Amersfoort bij aan kennis-, ervaringen- en gegevensuitwisseling met
andere steden (bv. met belangengroepen in Amsterdam). Dit zou uitgebreid kunnen worden
door de uitstraling van de stad met de groene grachtenmuren te vergroten, door het verkrijgen
van meer transparantie. Meer transparantie voor Amersfoort betekent toegankelijke
inventarisatiegegevens en een openlijke werkwijze van initiatieven in de stad. Amersfoort
inclusief transparantie kan in dat geval een goed voorbeeld zijn voor andere steden.
Breda
Er is geen muurplantennetwerk, want er zijn geen echte muurplanteninitiatieven in de stad. De
muurplanten worden meegenomen met de inventarisaties van stadsplanten. De gezamenlijke
inventarisaties zijn bedoeld om draagvlak en bewustwording te verkrijgen bij bewoners en
vrijwilligers in Breda en dit is door te weinig animo bij de inventarisaties nog niet gelukt. Het
uitgebrachte boek Stadsplanten van Breda is wel een goede actie geweest om enigszins
bewustwording te bereiken. Het is belangrijk voor de belangengroepen om verschillende
muurplanteninitiatieven op te zetten en uit te voeren met een werkbare methodiek en met
continuïteit. Samenspel, rolverdeling en communicatie tussen gemeente en vrijwilligers scoort
goed en dat zal bij het op te zetten van muurplanteninitiatieven belangrijk zijn om daarvan
gebruik te maken.
Gouda
In Gouda is het één persoon die de muurplanteninitiatieven met continuïteit uitvoert en
daarover rapporteert. De initiatieven worden uitgevoerd in een excursievorm en de gegevens
zijn toegankelijk voor iedereen. Een muurplantennetwerk is nog niet aanwezig, want een
samenspel en de communicatie met vrijwilligersgroepen en NME-organisaties ontbreekt.
Vrijwilligers voelen zich niet betrokken bij de muurplanteninitiatieven in de stad. Daarnaast is
er weinig tot geen gegevens-, ervaringen- en kennisuitwisseling met andere steden.
77
Belangengroepen in andere steden weten niet wat er in Gouda afspeelt, terwijl er in deze stad
ervaring met het uitvoeren van verschillende muurplanteninitiatieven aanwezig is.
’s-Hertogenbosch
In ’s-Hertogenbosch is geen muurplantennetwerk aanwezig, want de samenwerking tussen
vrijwilligers en de gemeente ontbreekt. Er was een samenspel, rolverdeling en communicatie
aanwezig tijdens een stadsvernieuwingsproject, waarbij een muurplantenmonitoring is gestart.
Deze monitoring is gestopt in 2005, doordat vrijwilligers geen waardering en feedback kregen
van de opgebrachte resultaten van de gemeente. Samengevat de communicatie liep stroef.
Op het gebied van NME zijn de belangengroepen in ’s-Hertogenbosch erg sterk en dat geeft
mogelijkheden voor enige uitstraling van de stad en draagvlak van de vrijwilligers en burgers.
Een muurplantennetwerk is mogelijk wanneer de monitoring weer wordt hervat en dit in
combinatie met de NME-initiatieven. De winstpunten vallen te behalen bij communicatie en
bij continuïteit.
Maastricht
Maastricht is een voorbeeldstad, namelijk op het gebied van NME en dat komt terug in het
aanwezige muurplantennetwerk. De stad heeft uitstraling door het visitekaartje, enkele
muurplanten hotspots, bijvoorbeeld de Hoge en Lage Fronten van de stad. Hieromheen spelen
zich de muurplanteninitiatieven met de drie doelen af en met een samenspel van vrijwilligers,
NME-organisaties en de gemeente. Een aandachtspunt om aan te werken is de
dataverwerking. De gegevens van de muurplanteninitiatieven zijn ontoegankelijk, niet
opgenomen in de NDFF en er worden weinig publicaties openbaar gemaakt. Belangengroepen
in andere steden niet weten wat er zich in Maastricht afspeelt met de muurplanten. Met behulp
van het landelijk meetnet muurplanten kunnen belangengroepen in Maastricht de gegevens
openbaar maken.
Rotterdam
In Rotterdam is nog geen effectief muurplantennetwerk aanwezig, want dat heeft te maken
met de ontoegankelijkheid van muurplantengegevens en publicaties voor vrijwilligers en
burgers. Er is wel een samenspel met rolverdeling aanwezig tussen adviesbureaus,
muurplantenexperts en de gemeente. De experts voeren de muurplanteninitiatieven uit. Het is
nog maar de vraag of deze muurplanteninitiatieven worden voortgezet door de gemeente na
de invoering van de Nieuwe Natuurwet. De initiatieven worden opgezet en uitgevoerd voor de
wettelijke verplichting van de gemeente en door deze wetgeving is er draagvlak vanuit de
gemeente.
Er worden verder weinig tot geen muurplanteninitiatieven uitgevoerd door vrijwilligers, over
wat de functie van de muurplanten vertegenwoordigd in de stadsnatuur (NME). Het draagvlak
vanuit de vrijwilligers en burgers is weinig tot niet aanwezig in Rotterdam. De winst valt te
behalen bij het verkrijgen van meer transparantie in data en werkwijzen en door vrijwilligers
en burgers te betrekken bij het opzetten en uitvoeren van muurplanteninitiatieven.
Tilburg
In Tilburg begint zich een muurplantennetwerk te vormen. Er is samenspel met rolverdeling
en communicatie met vrijwilligersgroepen en de gemeente. Een aandachtspunt is de
methodiek, want na ervaringen bleek dat de methodiek te hoog gegrepen was, wat problemen
geeft bij de continuïteit van de muurplanteninitiatieven. De gegevens worden toegankelijk
gemaakt door het landelijk meetnet muurplanten en daarbij hoort een eenduidige en
78
eenvoudige methodiek, dat gebruikt kan worden in de toekomst. Uiteindelijk kunnen ook
NME-initiatieven worden uitgevoerd, want verschillende muurplanteninitiatieven met de drie
doelen zorgen voor een betere uitstraling van de stad en voor continuïteit.
Utrecht
In Utrecht is een muurplantennetwerk aanwezig. Het is een voorbeeldstad op het gebied van
uitvoering van inventarisaties en op het gebied van advisering bij herstel- en
renovatieprojecten (beschermingsinitiatieven), dataverwerking (toegankelijkheid van data) en
continuïteit. Dat allemaal dankzij Ecologisch Adviesbureau Maes, dat gespecialiseerd is in het
muurplantenproblematiek en ervaring heeft met inventarisaties en advisering bij
beschermingsinitiatieven zowel in Utrecht als in vele andere steden. Het enige wat ontbreekt
in Utrecht is de betrokkenheid van vrijwilligers en burgers bij de initiatieven en dit zorgt voor
onbewustheid en minder draagvlak vanuit de vrijwilligers en burgers. Door nog in te spelen
op NME-initiatieven in de stad en de vrijwilligers te betrekken bij de inventarisatie, dan
kunnen de taken van het adviesbureau in het vervolg ook worden overgedragen aan
vrijwilligers.
Valkenburg
In Valkenburg is geen muurplantennetwerk aanwezig, want het ontbreekt aan continuïteit van
muurplanteninitiatieven en er is geen vorm van dataverwerking om de gegevens toegankelijk
te maken voor iedereen. Tijdens het grootschalige herstel- en renovatieproject aan de muren
van de Geul en Molentak in Valkenburg heeft er een samenspel plaatsgevonden tussen
vrijwilligers, waterschap en de gemeente. Er was een duidelijke rolverdeling, zodat er ook een
ecologisch plan kon worden opgesteld om zoveel mogelijk muurplanten te besparen tijdens de
werkzaamheden. Na de werkzaamheden is de muurplantenmonitoring stil gelegd. Dit is
spijtig, want monitoringsgegevens kunnen zoveel zeggen over de situatie van de muurplanten
na de ingrijpende werkzaamheden. Er liggen mogelijkheden om de muurplanteninitiatieven
weer op te pakken aan de hand van het landelijk meetnet muurplanten, om transparantie van
data en werkwijzen na te streven en het samenspel weer terug te krijgen. Valkenburg zonder
muurplanteninitiatieven is eigenlijk voor andere belangengroepen niet voor te stellen.
Zoetermeer
In Zoetermeer is geen muurplantennetwerk aanwezig, want er zijn geen
muurplanteninitiatieven met continuïteit en het is onbekend of er een samenspel is tussen de
actieve vrijwilligers en de gemeente.
Wat wel bekend is dat Zoetermeer een vrij jonge stad is met muurplanten, dat door
vrijwilligers met behulp van excursies in kaart worden gebracht en daarnaast ook NME-
initiatieven worden uitgevoerd.
Zoetermeer bezit als één van de weinige steden een goedgekeurde gedragscode Flora- en
faunawet, dat rekening houdt met muurplanten tijdens herstel- en renovatiewerkzaamheden,
waar veel andere steden van kunnen leren. Uiteindelijk zullen de vrijwilligers het heft in eigen
handen moeten nemen, door net zoals in vele andere steden (Delft, Amsterdam, Tilburg) de
samenwerking met de gemeente aan te gaan en door samen muurplanteninitiatieven op te
zetten en uit te voeren met continuïteit. Het is een stad met mogelijkheden, doordat het beleid
gericht is op daadwerkelijke bescherming van de muurplanten.
79
Initiatiefgroep 2
Dit zijn de steden waarbij een vrijwilligersgroep, muurplantenexpert of een NME-organisatie
de muurplanteninitiatieven opzet en dit in overleg of in samenwerking met de gemeente ook
uitvoert.
Amsterdam (casegebied)
In Amsterdam is er een effectief muurplantennetwerk met een muurplantenmeetnet en
Amsterdam heeft de uitstraling om een voorbeeldstad te zijn voor andere steden. Na jaren
ervaring staat er een netwerk met samenspel van verschillende belangengroepen met
expertise en macht. Er wordt hard gewerkt aan inventarisatie- en beschermingsinitiatieven en
de herstel- en renovatieprojecten worden begeleidt door ecologen, waarbij geadviseerd wordt
over een muurplantvriendelijke aanpak. Er vindt ook kennis-, ervaringen-, en
gegevensuitwisseling plaatst met andere steden, zoals Haarlem, Amersfoort en Tilburg. De
kansen in Amsterdam liggen bij het verkrijgen van NME-initiatieven. NME-organisaties zijn
niet betrokken bij de muurplanten in de stad. NME-initiatieven dragen bij aan de
bewustwording bij vrijwilligers en burgers en dragen bij aan het besef van de aanwezigheid
van muurplanten en wat muurplanten betekenen voor de stadsnatuur, de functies en
eigenschappen van de muurplanten in de stad.
Delft
Delft is vergelijkbaar met Amsterdam, een stad met een effectief muurplantennetwerk, alleen
met minder ervaring. Delft is een voorbeeld voor andere steden, door de manier waarop
vrijwilligers samenspel en communicatie met de gemeente mogelijk hebben gemaakt. De
vrijwilligers van Delft hebben jarenlang samen muurplanteninventarisaties opgezet en
uitgevoerd met daarbij de transparantie van de data en hun werkwijzen. De inventarisaties
hebben geleid tot draagvlak van de gemeente, die een beschermingsplan voor de muurplanten
in Delft heeft opgesteld. De mogelijkheden voor Delft liggen bij de NME-initiatieven met
continuïteit voor meer draagvlak bij de burgers.
Haarlem
Haarlem heeft geen muurplantennetwerk, maar de potentie ligt er wel. In Haarlem zijn actieve
vrijwilligers die muurplanteninventarisaties uitvoeren en het laatste jaar ook daarover met de
gemeente overleggen. Samenspel tussen vrijwilligers, adviesbureau B&d natuuradvies en de
gemeente zal er komen, als het aandeel van vrijwilligers en burgers niet wordt onderschat
door de gemeente. Belangengroepen in Haarlem kunnen muurplanteninitiatieven opzetten met
diverse doelen, animo met kennis, continuïteit en toegankelijke dataverwerking (bv. in het
landelijk meetnet muurplanten) en publicaties. De uitstraling is negatief, omdat er door de
belangengroepen in Haarlem weinig wordt gedaan aan kennis-, ervaringen-,
gegevensuitwisseling met andere steden. In de provincie Noord Holland wordt vooral
gekeken naar de muurplantensituatie in Amsterdam, terwijl Haarlem ook bijzondere
muurplantenlocaties bevat.
Hoorn
In Hoorn is geen muurplantennetwerk aanwezig, maar alleen een actieve vrijwilligersgroep,
dat waakzaam is en muurplanten zoveel mogelijk wil behouden en beschermen.
Communicatie met provincie, gemeente en waterschap is wel aanwezig, maar er is geen
sprake van een samenspel met rolverdeling bij het uitvoeren van muurplanteninitiatieven.
Verder is er geen vlakdekkende inventarisatie met regelmaat en continuïteit aanwezig. De
80
actieve vrijwilligersgroep zal door middel van het opzetten van meerdere
muurplanteninitiatieven de connectie met de gemeente moeten verkrijgen en deze
samenwerking ook in stand proberen te houden. De gegevens van de initiatieven zullen
toegankelijk (bv. in het landelijk meetnet muurplanten) moeten worden gemaakt voor de
vrijwilligers en burgers. Een juist samenspel met rolverdeling en communicatie leidt
uiteindelijk tot verschillende muurplanteninitiatieven met continuïteit en transparantie in
Hoorn.
Initiatiefgroep 3
Dit zijn de steden waar geen initiatiefnemer bekend is dat muurplanteninitiatieven opzet.
Muurplantengegevens worden in deze steden wel verkregen door actieve op zichzelf staande
vrijwilligers of door quickscans van de gemeente. Er is in deze steden duidelijk nog geen
samenwerking tussen gemeente, vrijwilligers en NME-organisaties aanwezig.
Nijmegen (casegebied)
In Nijmegen zijn geen muurplanteninitiatieven uitgevoerd, die bekend zijn bij de gemeente en
bij vrijwilligers en NME-organisaties in de stad. Het beleid, beheer en onderhoud is niet
afgestemd op de muurplanten en de muurplanten worden in het groenbeheersysteem gezien
als onkruid en worden actief bestreden.
Er liggen wel kansen in de NME-stad Nijmegen wat betreft samenspel, communicatie,
draagvlak en methodiek. Er kan een samenspel ontstaan tussen gemeente, vrijwilligers,
kennisorganisaties, NME-organisatie en burgers. Het draagvlak vanuit de vrijwilligers en de
NME-organisaties is aanwezig om NME-initiatieven op te zetten die bijdragen aan de
bewustwording en het besef bij de vrijwilligers en burgers van wat muurplanten betekenen
voor de stadsnatuur.
Het draagvlak verkrijgen van de gemeente kan door muurplanteninventarisaties en NME-
initiatieven toe te passen in de meerjarige campagne Groen Verbindt.
Muurplanteninventarisaties zijn mogelijk door vrijwilligers aan de hand van de methodiek het
landelijk meetnet muurplanten en de inventarisatiegegevens kunnen gebruikt worden voor de
NME-initiatieven. Uiteindelijk is Nijmegen net als Maastricht een historische stad met
waardevolle muurplanten, waarin ook verschillende muurplanteninitiatieven met continuïteit
mogelijk zijn.
Zwolle
Zwolle is een stad zonder muurplanteninitiatieven, maar er is potentie om driejaarlijkse of
vijfjaarlijkse muurplanteninventarisaties op te zetten en uit te voeren in de stad. In Zwolle zijn
actieve vrijwilligers die losse muurplantengegevens verzamelen, waaronder ook de
stadsecoloog van de gemeente Zwolle. In het verleden is er een samenspel geweest tussen de
gemeente en vrijwilligers en dit heeft geleidt tot een inventarisatierapport. De stadsecoloog
zou samen met de vrijwilligers verschillende muurplanteninitiatieven kunnen opzetten met
continuïteit. Met inspiratie van andere voorbeeldsteden en met het juiste samenspel met
rolverdeling (gemeente, vrijwilligers en adviesbureaus) en communicatie is een beginnend
muurplantennetwerk mogelijk in Zwolle.
8.2 Voorbeeldsteden met een effectief netwerk
Er zijn voor de belangengroepen in de steden mogelijkheden om aan bepaalde sleutelfactoren
te werken en er liggen kansen, die genomen kunnen worden voor het verkrijgen van een
effectief muurplantennetwerk of voor het uitbreiden van het netwerk. De steden met de
81
aanwezigheid van een muurplantennetwerk worden de voorbeeldsteden genoemd. De
voorbeeldsteden zijn de steden die minimaal op zes sleutelfactoren een goed scoren en daarbij
een totaalscore hebben van een ‘+’ in bijlage 13. De voorbeeldsteden zijn een voorbeeld voor
de andere steden die nog geen effectief muurplantennetwerk bezitten.
De vijf voorbeeldsteden die zijn voortgekomen uit de scoringstabel zijn: Amersfoort,
Amsterdam, Delft, Maastricht en Utrecht. De meeste voorbeeldsteden komen uit
initiatiefgroep 1. Uit deze initiatiefgroep komen ook de meeste steden (Den Haag, Rotterdam,
Valkenburg etc.) die nog inspiratie zoeken op vele vlakken. Gemeenten van deze steden
maken veelal de fout om alleen de Flora- en faunawet te hanteren en vervolgens niet te kijken
naar de toekomstige mogelijke muurplanteninitiatieven, die niet gebaseerd zijn op de
wettelijke bescherming. Deze gemeenten vrezen voor het verdwijnen van hun muurplanten in
de stad. Belangrijke aandachtspunten voor deze steden zijn transparante data en openlijke
werkwijzen, vrijwilligers en NME-organisaties betrekken in het samenspel met rolverdeling
en communicatie en werken aan muurplanteninitiatieven (met name NME-initiatieven) die los
staan van de wettelijke status van de muurplanten.
Het betrekken van NME-organisaties en het uitvoeren van verschillende
muurplanteninitiatieven met de drie doelen (inventarisatie, beschermen en natuureducatie) is
een kans voor de meeste steden uit initiatiefgroep 2 (Amsterdam en Delft).
De belangengroepen in de steden uit initiatiefgroep 3 voeren geen muurplanteninitiatieven uit
en staan aan het begin van het ontwikkelen van een effectief muurplantennetwerk. Nijmegen
kan de meeste inspiratie opdoen van de belangengroepen in Amersfoort en Maastricht, die
muurplanteninitiatieven met de drie doelen opzetten en uitvoeren. Nijmegen heeft net zoals
deze steden expertise en ervaringen met NME.
De belangengroepen in Zwolle kunnen de meeste ervaring opdoen van de belangengroepen in
Amsterdam en Utrecht, die ervaring hebben met het uitvoeren van inventarisaties (een
monitoring) en expertise bij herstel- en renovatieprojecten. In Zwolle zijn vrijwilligers actief
met het doorgeven van waarnemingen, een stadsecoloog die aandacht heeft voor muurplanten
en de gemeente ook rekening wordt gehouden bij herstel- en renovatieprojecten. Er liggen
kansen voor het opzetten en uitvoeren van muurplanteninventarisaties met continuïteit.
De belangengroepen in de voorbeeldsteden kunnen een voorbeeld zijn op het gebied van deze
vier aspecten:
1. Transparantie. Dit betekend gegevens-, ervaringen-, en kennisuitwisseling met diverse
belangengroepen in de stad en ook in andere steden, openlijke werkwijze (bij de
initiatieven), openlijke proces- en beleidsvorming en toegankelijke muurplantengegevens
voor iedereen.
2. Samenwerking tussen vrijwilligers, NME-organisaties en de gemeente.
3. De aanwezigheid van het opzetten en uitvoeren van verschillende muurplanteninitiatieven
met de drie doelen: inventarisatie, bescherming en natuureducatie
4. Expertise van muurplantenexperts, ervaring met muurplantenmonitoring en ervaring bij
herstel- en renovatieprojecten. De herstel- en renovatieprojecten worden begeleid door
experts en voorafgaand wordt er bij de projecten geadviseerd over de meest
muurplantvriendelijke manier.
Deze voorbeeldsteden en de aspecten zijn meegenomen in figuur 23. De aspecten
(transparantie, samenspel, diversiteit van de initiatieven en expertise en ervaring) van de
82
voorbeeldsteden kunnen een inspiratie zijn voor andere steden. Het kan belangengroepen in
steden inspireren om op een zelfde manier te komen tot een eigen effectief
muurplantennetwerk. Het betekend niet dat het een verplichting is om op zo’n manier tot een
eigen muurplantennetwerk te komen. Er worden in veel steden al muurplanteninitiatieven
door belangengroepen opgezet en uitgevoerd, maar aan de hand van de scoringstabel (bijlage
13) en het stappenplan in figuur 21 kan continuïteit van deze initiatieven en samenspel van
vrijwilligers, NME-organisaties en de gemeente behaald worden.
Figuur 23: De vier aspecten van de voorbeeldsteden (weergegeven in het groen) en deze
aspecten van de voorbeeldsteden kunnen dienen als inspiratie voor andere steden
(weergegeven in het rood).
83
9 Het landelijk meetnet van FLORON Dit hoofdstuk wordt besteed aan de beoordeling van het landelijk meetnet van FLORON,
aandachtspunten van vrijwilligersgroepen voor FLORON en de sleutelfactoren en aspecten
waar FLORON op kan sturen voor het verkrijgen van meer muurplanteninventarisaties in
steden. In hoofdstuk 9.1 wordt ingegaan op de voordelen van een muurplantenmeetnet, zoals
het landelijk meetnet muurplanten van FLORON. Bij de diepte-interviews is aandacht besteed
aan de mening van de betrokken belangengroepen over de functie van het landelijk meetnet
van FLORON. Aan de hand van deze resultaten kan een beoordeling in de vorm van een
SWOT-analyse beschreven worden. Hoofdstuk 9.2 behandeld deze SWOT-analyse van het
meetnet. In hoofdstuk 9.3 zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, namelijk op wat
voor manier kan FLORON een bijdrage leveren aan het verkrijgen een effectief
muurplantennetwerk in een stad. Een effectief muurplantennetwerk en een meetnet
muurplanten gaat samen en zorgt voor muurplanteninitiatieven met continuïteit en ook voor
meer muurplanteninventarisaties in de stad. Ten slotte zijn er tijdens het diepte-interview
aandachtspunten voor FLORON van vrijwilligers voorbij gekomen. Deze aandachtspunten
zijn opgenomen in hoofdstuk 9.4 en gaan met name over de actualiteit van de muurplanten,
wat belangrijk voor het krijgen van een zichzelf in stand houdend meetnet.
9.1 Voordelen van een muurplantenmeetnet
Amsterdam is de enige stad met een muurplantenmeetnet met daarbij een gemeentelijke
toegankelijke kaart met alle geïnventariseerde muurplantenlocaties van meerdere jaren. Het
landelijk meetnet muurplanten is in staat om toegankelijke muurplantengegevens in de steden
te verkrijgen. Een muurplantenmeetnet met toegankelijke muurplantengegevens voor iedereen
geven zowel de aanwezigheid, de aantallen en de verspreiding van muurplanten in de stad
weer. De aanwezigheid en aantallen worden in het landelijk meetnet muurplanten weergeven
als puntlocatie in een zelf gekozen transecten (figuur 24). De verspreiding van muurplanten in
de stad wordt verkregen door jaarlijks herhaaldelijke inventarisaties van de transecten.
In veel steden worden door belangengroepen drie of vijf jaarlijks herhaaldelijke
inventarisaties (monitoring) uitgevoerd, zodat het voor de gemeente belangrijke informatie
geeft over de aanwezigheid en aantallen van de (beschermde) muurplanten. Met behulp van
het landelijk meetnet muurplanten kunnen belangengroepen naar verloop van tijd
trendanalyses uitvoeren in hun stad. De trendanalyses geven meer informatie, namelijk de
werkelijke toestand van de muurplanten in de desbetreffende stad, zodat een soort in
verspreiding is afgenomen, toegenomen of gelijk is gebleven. De gegevens komen
automatisch in de NDFF terecht.
84
Figuur 24: De weergave van de aanwezigheid van de muurplanten (elke soort een eigen kleur) en de aantallen
(voorbeeld tongvaren) muurplanten in een zelfgekozen transect in Nijmegen.
FLORON wil bij het meetnet draagvlak creëren van belangengroepen, zodat samen het
meetnet jarenlang in stand gehouden kan worden.
Het meetnet kan samengaan met muurplantennetwerken in de steden. FLORON wil het
landelijk meetnet muurplanten aansluiten op de bestaande muurplantennetwerken en
belangengroepen in andere steden motiveren om zich te richten op het verkrijgen van een
eigen effectief muurplantennetwerk. Met een eigen effectief muurplantennetwerk kunnen
belangengroepen met behulp van het landelijk meetnet muurplanten herhaaldelijke
inventarisaties uit gaan voeren.
Herhaaldelijke inventarisaties geeft de mogelijkheid om na verloop van tijd lokale, regionale
en landelijke trends van muurplanten in kaart te brengen. Deze trends zijn publiekelijk te
volgen op het uitvoerportaal van het landelijk meetnet muurplanten.
9.2 Beoordeling van het landelijk meetnet van FLORON
De casegebieden zijn intensief onderzocht aan de hand van de diepte-interviews met de
diverse betrokken en potentieel betrokken belangengroepen in de stad. In deze diepte-
interviews kwam het thema landelijk meetnet muurplanten ter sprake (bijlage 2). Met de
diepte-interviews werd gevraagd naar een mening over de methodiek van het landelijk
meetnet muurplanten (www.floron.nl) en naar de transparantie van data en werkwijze van het
meetnet. Tenslotte werd er advies gevraagd over de manier waarop de steden betrokken
konden worden bij het meetnet van FLORON. Aan de hand van deze vragen kwamen de
sterke, zwakke punten, kansen en bedreigingen van het landelijk meetnet muurplanten naar
voren (figuur 25).
85
Figuur 25: SWOT-analyse van het landelijk meetnet muurplanten van FLORON
Aandachtspunten uit de SWOT-analyse
Uit de SWOT-analyse komen in ieder geval drie essentiële zwakke punten naar voren waar
FLORON aandacht aan kan besteden. De belangengroepen geven in eerste instantie aan dat
het meetnet van FLORON weinig aansluit op het belang van de vele belangengroepen,
namelijk op motieven met betrekking tot het doel het behouden en beschermen van
muurplanten. Het registreren van puntlocaties en historische gegevens in het meetnet wordt
als lastig gezien en zal meer inspanning kosten dan alleen het invoeren van nieuwe transecten.
Het vertrouwen van belangengroepen in FLORON is vrij laag, als het gaat over het
faciliterend aspect. Het faciliterend aspect gaat over het verkrijgen van draagvlak van de
belangengroepen voor het meetnet. Op het technische aspect hebben de belangengroepen juist
veel vertrouwen en dat betekend dat er vertrouwen is in de werking van meetnet. Tenslotte is
het voor de belangengroepen onduidelijk wat het perspectief is van het meetnet. Vragen als
van wat is het doel van het meetnet, hoe lang blijft het bestaan en wat gebeurt er met de
inventarisatiegegevens in de toekomst, worden gesteld door de diverse belangengroepen.
Bedreigingen van de belangengroepen zijn: de angst dat er door FLORON niet op tijd
resultaten worden geleverd, er geen feedback en waardering wordt gegeven en het meetnet
niet praktisch is voor bij herstel- en renovatiewerkzaamheden. Vervolgens zien de
belangengroepen een bedreiging voor FLORON, namelijk de actualiteit met de daarbij
horende reactiviteit van de belangengroepen kunnen verminderen als het jaar van de
muurplanten is afgelopen of nadat de Nieuwe Natuurwet zijn intrede heeft gedaan.
86
Er komen uit de SWOT-analyse ook kansen naar voren, waar FLORON gebruik van kan
maken om draagvlak te creëren bij de belangengroepen. Belangengroepen willen een
zichtbaar FLORON, door de belangengroepen te motiveren, activeren, begeleiden en
adviseren over het landelijk meetnet muurplanten. Het motiveren kan FLORON doen in
steden waar nog geen effectief muurplantennetwerk aanwezig is en in steden met een effectief
muurplantennetwerk de belangengroepen aanzetten om andere steden te motiveren en te
inspireren door kennis-, ervaringen-, en gegevensuitwisseling toe te passen.
9.3 Een muurplantennetwerk vloeit samen met een muurplantenmeetnet
Om belangengroepen in steden te motiveren, activeren, begeleiden en te adviseren over het
landelijk meetnet muurplanten is het nodig om aansluiting te vinden op de aanwezige
muurplantennetwerken en de toekomstige muurplantennetwerken in de steden.
In Amsterdam gaat een effectief muurplantennetwerk en een eigen muurplantenmeetnet
vloeiend samen en wordt er veel in de stad bereikt met de muurplanteninitiatieven. Het
meetnet van FLORON kan vloeiend samengaan met een aanwezige muurplantennetwerk in
steden en kan een bijdrage leveren aan een mogelijk effectief muurplantennetwerk in andere
steden.
Uit de SWOT-analyse blijkt, dat er kansen liggen voor FLORON om te sturen op enkele
sleutelfactoren uit het stappenplan om te komen tot een effectief muurplantennetwerk in een
stad. Het landelijk meetnet muurplanten kan sturen op de sleutelfactoren: samenspel,
draagvlak, methodiek, dataverwerking en continuïteit.
Het landelijk meetnet muurplanten stuurt met name op de interesse, motivatie en inzet van
vrijwilligers en NME-organisaties, want belangengroepen met aandacht voor muurplanten en
de motivatie en inzet van vrijwilligers en NME-organisaties heeft een hogere slagingskans
met het opzetten en uitvoeren van muurplanteninitiatieven met continuïteit. Hierbij is het
belangrijk om een samenspel te verkrijgen tussen vrijwilligers, NME-organisaties en de
gemeente. FLORON zal het aanspreekpunt van de stad (bv. stadsecoloog van de gemeente) de
meerwaarde van het meetnet moeten laten inzien. De stad kan dan achter de methodiek en de
gezamenlijke uitvoering van het meetnet staan. FLORON heeft een eigen protocol, waardoor
een muurplantenmonitoring kan worden opgezet en uitgevoerd. FLORON kan de
belangengroepen van steden, die een monitoring al uitvoeren, de meerwaarde van het eigen
protocol aanduiden voor een kwalitatief betere monitoring, want er wordt hiermee ook
belangrijke informatie over de verspreiding van muurplanten verzameld.
Het meetnet kan in steden met lang geleden uitgevoerde inventarisaties of in steden met nog
geen inventarisaties bijdragen aan het samenspel van vrijwilligers, NME-organisaties en
gemeenten. Er komt een vlakdekkende muurplanteninventarisatie, ook wel de nulsituatie
genoemd. Vervolgens zorgt het landelijk meetnet muurplanten voor een eigen
muurplantenmeetnet (data opslagruimte) en hoeft de stad zelf niet rekening te houden met het
verwerken van gegevens in de NDFF, want dat gaat via het meetnet automatisch. Uiteindelijk
stuurt het landelijk meetnet muurplanten op transparantie van data en werkwijze. Kennis-,
ervaringen-, en gegevensuitwisseling met andere steden is een meerwaarde van het landelijk
meetnet muurplanten.
Een stad met een muurplantennetwerk, dat gebruikt maakt van het landelijk meetnet
muurplanten heeft samenspel, een monitoring, transparantie van data en werkwijze, draagvlak
en continuïteit van de muurplanteninitiatieven. Uiteindelijk hebben de belangengroepen in
87
steden een duidelijk beeld van de toestand van de muurplanten in hun stad. De gemeente in de
steden kan de omgang van muurplanten, namelijk het beheer, onderhoud en beleid op de
toestand van de muurplanten in hun stad afstemmen.
9.4 Overige aandachtspunten voor FLORON
Bij het afnemen van de diepte-interviews is er gevraagd aan belangengroepen wat ze
verwachten van FLORON op het gebied van communicatie (bijlage 2).
Wat duidelijk naar voren kwam is dat FLORON eindelijk zichtbaar wordt, maar meer moet
communiceren met vrijwilligers en gemeente om samen te komen tot een daadwerkelijke
bescherming van de muurplanten in de stad. FLORON kan het belang en doel van de
inventariseerder uitstralen, door het begeleiden van de voorbereiding van de inventarisaties
aan de hand van determinatiematerialen en een laagdrempelige methodiek dat aansluit op
zowel op het beschermen van muurplanten en het verkrijgen van een toestand van de
muurplanten in de stad.
Naast het opzetten van een landelijk meetnet muurplanten is het volgens de belangengroepen
belangrijk om na het jaar van de muurplanten te komen met vervolgacties zoals:
Een presentatie van de eerste resultaten van het landelijk meetnet muurplanten (een
terugkoppelingsmoment).
Presentatie materiaal over het landelijk meetnet muurplanten om te verspreiden onder
vrijwilligers.
Advies en begeleiding van FLORON over de methodiek (het protocol) om muurplanten te
inventariseren.
Een jaarlijkse muurplantenbijeenkomst voor kennis-, ervaringen-, en gegevensuitwisseling
onder steden.
Een onderzoek naar muurplantvriendelijke methodes en materialen bij herstel- en
renovatieprojecten.
Muurplantenexcursies of kampen van FLORON met daarin het thema muurplanten
verwerkt.
Literatuur over muurplanten verspreiden in bijvoorbeeld het eigen nieuwe tijdschrift
Planten.
88
10 Het advies aan FLORON De onderzoeksvraag was: hoe kan FLORON een succesvol landelijk meetnet muurplanten
krijgen samen met de verschillende belangengroepen en met als resultaat stedelijke
muurplanteninventarisaties?
Een succesvol landelijk meetnet muurplanten krijgen kan FLORON bereiken door:
Een zichzelf in stand houdend meetnet. Een meetnet waarbij de input van gegevens komt
van de belangengroepen: de gemeenten, adviesbureaus, natuur- en milieuorganisaties
(NME) en natuurvrijwilligers.
Het enerzijds motiveren van belangengroepen om inventarisaties te blijven uitvoeren en
het anderzijds aanzetten van potentiële belangengroepen om nieuwe inventarisaties uit te
laten voeren. Dit om herhaaldelijke en meer inventarisaties in de stad te verkrijgen.
Het creëren van samenwerkingsverbanden tussen de belangengroepen, zodat er in een stad
een muurplantennetwerk kan ontstaan en er kennis-, ervaringen- en gegevensuitwisseling
kan plaatsvinden. Het meetnet kan aansluiten op de in steden aanwezige
muurplantennetwerken.
Motiveren en aanzetten van belangengroepen door FLORON
Hoe motiveert FLORON enerzijds de belangengroepen om inventarisaties te blijven uitvoeren
en anderzijds het aanzetten van potentiële belangengroepen om nieuwe inventarisaties uit te
voeren voor het meetnet?
Uit het onderzoek is gebleken dat het vertrouwen van de belangengroepen op het faciliterend
aspect van FLORON vrij laag is en er nog geen draagvlak van belangengroepen is gecreëerd
voor het meetnet. Dit heeft te maken dat er nog veel onduidelijkheden spelen bij deze
belangengroepen. Er werd tijdens het afnemen van de diepte-interviews nog gewerkt aan de
opzet van het meetnet, waardoor er nog geen duidelijk beeld was van de belangengroepen
over de inhoud van het meetnet.
Wat verwachten belangengroepen van FLORON om vertrouwen te winnen en draagvlak te
verkrijgen voor het landelijk meetnet muurplanten:
Zorgen voor voldoende informatie over de inhoud en het perspectief van het meetnet onder
vrijwilligersgroepen, NME-organisaties en gemeenten.
Op tijd de resultaten van de steden leveren en evalueren. Dit kan in presentatievorm
gegeven worden op een muurplantenbijeenkomst, op de website en/of in het nieuwe
tijdschrift Planten van FLORON.
Het is belangrijk om als FLORON waardering te geven aan gebruikers over de ingevoerde
inventarisatiegegevens en te luisteren naar de ervaringen van de gebruikers van het
meetnet.
Het onderwerp muurplanten actueel houden binnen de organisatie FLORON en dat ook
nadat de Nieuwe Natuurwet zijn intrede heeft gedaan.
Volgens de belangengroepen blijven muurplanten binnen FLORON actueel door:
- Om jaarlijks een muurplantenbijeenkomst te organiseren.
- De pagina muurplanten behouden op de website en actueel houden.
- Jaarlijks een muurplantenexcursie organiseren of meenemen in een FLORON kamp.
89
- Onderzoeken en experimenten over onbeantwoorde verschijnsels van muurplanten
opzetten en uitvoeren door stagiairs of FLORON vrijwilligers. Bijvoorbeeld een
onderzoek naar de muurplantvriendelijke methodes en materialen bij herstel- en
renovatieprojecten, waar steden veel mee te maken krijgen.
- Het onderwerp muurplanten terug laten komen op de jaarlijkse FLORON dag.
- Muurplantenartikelen weergeven in het eigen tijdschrift Planten.
- Een muurplantenapp ontwikkelen dat aansluit op het landelijk meetnet muurplanten.
Advies en begeleiding van FLORON over de methodiek (het protocol) om muurplanten op
een eenvoudige en laagdrempelige manier te inventariseren voor het meetnet. FLORON
kan advies geven aan de belangengroepen over dat transecten en exacte locaties samen
ingevoerd kunnen worden in het meetnet, zodat er naar verloop van tijd een beeld komt
van de werkelijke toestand van de muurplanten in hun stad.
Voor natuurvrijwilligers is het van belang om begeleiding te krijgen van FLORON op het
gebied van de voorbereiding van inventarisaties en dit is mogelijk op de jaarlijkse district
bijeenkomst. Vrijwilligers willen graag presentaties over de methodiek van het landelijk
meetnet muurplanten en over het determineren en herkennen van de muurplanten in de
stad.
Het landelijk meetnet muurplanten kan aan de hand van de zonet benoemde aandachtspunten
voor FLORON de diverse belangengroepen en met name de vrijwilligersgroepen motiveren
en aanzetten om muurplanten herhaaldelijk te gaan inventariseren. De vrijwilligersgroepen
worden gemotiveerd en geactiveerd om nieuwe groeiplekken te ontdekken en kunnen volgen
hoe muurplanten zich vormen tot een populatie. Met draagvlak van diverse belangengroepen
en met de steun van FLORON wordt er meer bewustwording, begrip en besef van wat
muurplanten betekenen voor de stadsnatuur bij burgers en bij vakmensen verkregen.
Het creëren van samenwerkingsverbanden tussen de belangengroepen
Op wat voor manier kan FLORON samenwerkingsverbanden creëren tussen de
belangengroepen met als resultaat kennis-, ervaringen-, en gegevensuitwisseling en meer
inventarisaties in steden?
Uit het onderzoek is gebleken dat een muurplantenmeetnet samen kan gaan met een
muurplantennetwerk in een stad. Bij het meetnet van FLORON is er aansluiting nodig op de
(mogelijke) muurplantennetwerken in steden. FLORON kan steden ondersteunen en sturen op
vijf sleutelfactoren uit het stappenplan om te komen tot een effectief muurplantennetwerk in
een stad. Het landelijk meetnet muurplanten kan ondersteunen en sturen op de sleutelfactoren:
samenspel, draagvlak, methodiek, dataverwerking en continuïteit.
Om draagvlak te verkrijgen is eerst samenspel tussen vrijwilligers, NME-organisaties en de
gemeente nodig. Actieve vrijwilligers en/of NME-organisaties in een stad zijn ten eerste erg
waardevol bij het verkrijgen van samenspel in een stad. Als tweede is een aanspreekpunt (bv.
een stadsecoloog) een onmisbare schakel om samenspel te verkrijgen. FLORON kan het
aanspreekpunt van steden (bv. stadsecoloog van de gemeente) of de vrijwilligersgroepen en
NME-organisaties motiveren en aan te zetten om muurplanteninventarisaties op te zetten en
uit te voeren. Het aanspreekpunt kan de meerwaarde zien van het landelijk meetnet
muurplanten en achter de bijbehorende methodiek staan. Sleutelfactoren methodiek en
dataverwerking zijn uitgewerkt in een protocol voor het inventariseren van muurplanten
90
(www.floron.nl). Een monitoring volgens dit protocol is eenvoudig uit te voeren door
vrijwilligersgroepen, muurplantenexperts en NME-organisaties. Een monitoring met behulp
van het protocol geeft informatie over de aanwezigheid, de aantallen en de verspreiding van
muurplanten en muurplanteninventarisaties met continuïteit. Monitoring uitgevoerd volgens
dit protocol gaan samen met beschermingsinitiatieven, want in het meetnet kunnen
puntlocaties worden opgenomen. FLORON kan belangengroepen in steden zonder of met
monitoring aanraden om in de toekomst ook transecten aan te maken, waarin deze
puntlocaties staan weergegeven, om na verloop van tijd inzicht te krijgen in de verspreiding
van de muurplanten en er werkelijk iets gezegd kan worden over de toestand van de
muurplanten in de stad.
FLORON kan belangengroepen in steden met nog geen muurplanteninventarisaties aanraden
om een vlakdekkende muurplanteninventarisatie uit te voeren, ook wel de nulsituatie
genoemd. Daarnaast kan het landelijk meetnet muurplanten in steden zorgen voor een eigen
muurplantenmeetnet (opslagruimte van data) zorgen en hoeft de stad zelf niet rekening te
houden met het verwerken van de inventarisatiegegevens in de NDFF. De
inventarisatiegegevens komen via het meetnet automatisch terecht in de NDFF.
FLORON kan vele belangengroepen inspireren om gebruik te maken van een
muurplantenmeetnet met toegankelijke gegevens en met een open werkwijze. Het landelijk
meetnet muurplanten geeft toegankelijke gegevens en een open werkwijze, evenals het eigen
muurplantenmeetnet van Amsterdam. Het is belangrijk om samen met belangengroepen te
sturen op transparantie van data en werkwijzen van muurplanteninitiatieven. Kennis-,
ervaringen-, en gegevensuitwisseling met diverse belangengroepen en met andere steden is
een meerwaarde van het landelijk meetnet muurplanten en van het muurplantenmeetnet van
Amsterdam.
Muurplantennetwerken en mogelijke muurplantennetwerken gaan samen met het meetnet van
FLORON (of het muurplantenmeetnet van Amsterdam) door:
Steun en begeleiding te geven bij het samenspel tussen belangengroepen en bij draagvlak
van belangengroepen.
Advies te geven over de methodiek en de bijbehorende dataverwerking (het protocol).
Aanbevelingen te geven om het beheer, onderhoud en beleid af te stemmen op de toestand
van de muurplanten.
Te benadrukken dat toegankelijke monitoringsgegevens en een transparante werkwijze van
muurplanteninitiatieven voor steden erg waardevol is.
Aan te geven dat er in steden veel toekomstige mogelijkheden liggen, zonder een
wettelijke motief, maar op het gebied van inventarisatie en natuureducatie
FLORON geeft belangengroepen met behulp van het meetnet de mogelijkheid om
muurplanteninitiatieven op te zetten met samenspel, draagvlak, een protocol en met
continuïteit. Het enige wat FLORON van de belangengroepen verwacht is de welwillendheid
en gedrevenheid van belangengroepen voor het uitvoeren van muurplanteninitiatieven op een
transparante manier.
91
11 Discussie Kort beschreven zijn er in dit onderzoeksverslag resultaten verkregen van motivaties,
ervaringen en methodieken van belangengroepen in steden. Van deze resultaten is een
stappenplan met acht sleutelfactoren opgesteld om in een stad te komen tot een eigen effectief
muurplantennetwerk. Het landelijk meetnet muurplanten van FLORON kan aansluiten op de
(mogelijk) muurplantennetwerken in steden. Er is een advies gevormd aan FLORON om
belangengroepen betrokken te krijgen bij het meetnet en draagvlak te creëren voor het
meetnet met als resultaat: kennis-, ervaringen-, en gegevensuitwisseling en meer
muurplanteninventarisaties in steden.
Tijdens dit onderzoek zijn er een aantal beperkingen, onverwachte zaken en adviezen voorbij
gekomen, zodat het onderzoek met meer controle had kunnen worden uitgevoerd.
In het onderzoek ontbreken bepaalde contacten en dan met name in de casegebieden. In
Nijmegen was het bijvoorbeeld waardevol geweest om contact te leggen met wijkgroepen,
wijkbeheerders en bewonersgroepen, omdat er in Nijmegen gewerkt wordt met
wijkbeheersplannen en in deze wijken de bijzondere muurplantenlocaties voorkomen. In
Amsterdam ontbreekt helaas het diepte-interview met de beheerder van Stadsdeel Centrum.
In het gehele onderzoek ontbreken de contacten met de provincie, Het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB), het Gemeentelijk Vastgoed (cultureel erfgoed) en met ProRail. Allen zijn genoemd
door belangengroepen in steden als betrokken of potentieel betrokken partij en zijn wel
meegenomen in de actorenanalyse van hoofdstuk 7 (figuur 20).
De manier van informatie verzamelen is wel wat op aan te merken. Mijn onderzoek is te
danken aan interviews en gesprekken (persoonlijk of via de mail) met betrokken en potentieel
betrokken belangengroepen in steden. De antwoorden van de belangengroepen is niet één op
één te vergelijken, want mijn vragen uit het diepte-interview of uit de enquête kunnen door de
mensen verschillend geïnterpreteerd worden, zodat er verschillende antwoorden verkregen
worden ten opzichte van dezelfde belangengroepen in andere steden. Het is gebleken
gedurende mijn onderzoek dat er door mij geen onderscheid is gemaakt in
vrijwilligersgroepen en NME-organisaties, want ik heb geen diepte-interview opgesteld voor
de NME-organisaties (Bijlage 2).
Tenslotte zijn er meer steden meegenomen, dan in het begin werd verwacht. Er is dan ook
veel informatie verwerkt van de steden. Ik heb alle informatie verwerkt in dit
onderzoeksverslag of in het bijbehorende bijlagerapport, zodat belangengroepen in steden zelf
kunnen bepalen wat ze doornemen en hiervan inspiratie kunnen opdoen.
Dit onderzoek is enkel gericht op de steden in Nederland. Muurplanten komen doorgaans ook
veel voor in dorpen in Nederland. Er zijn zelfs dorpen bekend waar bijzondere en waardevolle
muurplanten aanwezig zijn, zoals de muurbloemen op de ruïne van Brederode bij het dorp
Santpoort. Het is mogelijk om op dezelfde wijze een onderzoek te doen naar de muurplanten
in dorpen en het omringde platteland.
Als laatste bestaat er bij veel steden een vraagstelling over een technische oplossing voor het
verkrijgen van muurplantvriendelijke methodes en materialen bij herstel- en
renovatieprojecten. FLORON probeert door middel van een vervolgonderzoek op deze
vraagstelling een antwoord op te verkrijgen.
92
12 Literatuur
Andeweg, R, 1993. Muurplanten in Rotterdam. Gemeentewerken Rotterdam, afdeling
Onderhoud Buitenruimte, Rotterdam.
Andeweg, R, 1994. Muurplanten in Rotterdam. Natuurmuseum Rotterdam, Stadsecologische
reeks nr. 1, Rotterdam.
Andeweg, R, 2007. Mogelijkheden voor muurflora in et havengebied van Rotterdam. BSR
ecologisch advies, Rotterdam.
Assema, van, R, 2004. Onderzoek naar beschermde muurplanten op de kademuren van Grote
en Kleine koppel in de gemeente Amersfoort. Afdeling milieu Gemeente Amersfoort.
Assema, van, R, 2007. Onderzoek naar beschermde muurplanten op de kademuren van de
Westsingel in de gemeente Amersfoort. Afdeling milieu Gemeente Amersfoort.
Assema, van, R, 2011. Onderzoek naar beschermde muurplanten op de kademuren van de
Westsingel in de gemeente Amersfoort. Afdeling milieu Gemeente Amersfoort.
Baarda, D.B., M.P.M. de Goede, J. Teunissen, 2005. Basisboek Kwalitatief onderzoek.
Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Wolters-Noordhoff bv,
Groningen/Houten, 2de, herziende druk.
Bach Kolling, W., K. Ballintijn, B. Besteman, C. Bruin, N. Buiten, G. Welgraven, A. van
Nierop, T. Denters, V. ten Hoopen, 2010. De muurflora van de stad aan het Spaarne.
Haarlemse walmuren van alle kanten bekeken. Werk- en adviesgroep muurplanten,
Amsterdam.
Berendse, F., 2011. Natuur in Nederland. Stichting Uitgeverij KNNV, Zeist.
Bergsma, M, 2003. Betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief georiënteerde operational
audits. Methoden en technieken die de betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief
georiënteerde audits waarborgen. Erasmus Universiteit Rotterdam.
Beylsmit, L., E. Maten, 1965. Grachtenkantenonderzoek. De grachtkanten van Amersfoort.
Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN), afdeling Amersfoort.
Boer, de, J.P., D.H. de Groodt, 1984. De binnenstad van Amersfoort. Een impressie van de
natuur. IVN afdeling Amersfoort, Amersfoort.
Borst, R.H.J., R. Sprong, 2011. Gedragscode Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkeling
en inrichting. Vereniging Stadswerk Nederland, Ede.
Borst, R.H.J., R. Sprong, 2014. Gedragscode Flora- en faunawet Bestendig beheer en
Onderhoud groenvoorzieningen. Vereniging Stadswerk Nederland en Branche Vereniging
VHG, Ede.
BTL Advies B.V., 2013. Gedragscode Provinciale Infrastructuur. In het kader van de Flora-
en faunawet. In opdracht van Interprovinciaal Overleg (IPO) Vakberaad Beheer en Bouw,
Oisterwijk.
93
Bureau Waardenburg B.V., 2010. Gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente
Utrecht. Gemeente Utrecht, Aangepaste versie.
Buuren, van, B., H. Hummel, J. Berkhout, A. Slootmaker, 2009. Onderzoek de basis.
Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/Houten, Derde druk.
Canoot, J., C. Frissen, V. Hamers, M. Hennissen, S. Minis, J. Notermans, J. Peeters, N.
Pouw, G. Soesters, 2012. Vestingvisie 2010-2025. Naar een integraal beleid voor de
vestingwerken van Maastricht. Gemeente Maastricht.
Cevat, J.J, 2005. Muurplanten in Den Haag. Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, Den
Haag.
C.J.N, 1961. Arnica. District Utrecht, 2de jaargang, nummer 6, Bilthoven.
Cyclus, 2015. Inventarisatie Goudse muurplanten 1995-2015. Gemeente Gouda, Gouda.
Damstra, Y.K, 2005. Bevindingen van het onderzoek naar aangebracht plantensoorten in de
nieuwe muren van de Molentak te Valkenburg. Waterschap Roer en Overmaas, Sittard.
Damstra, Y.K, 2006. Ecologisch plan van aanpak voor de kademuren van de Geultak in
Valkenburg. Waterschap Roer en Overmaas, Sittard.
De Groene Ruimte bv, 2014. Inventarisatie muurplanten Den Haag 2014. Gemeente Den
Haag, Dienst Stadsbeheer, Openbare Ruimte en Groen, Den Haag.
Dekker, H, 1988. Muurplanten in Drenthe. Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer.
Consulentschap Drenthe, Assen.
Denters, T, 1990. Muurplanten in Noord-Holland: bijzonder en bedreigd. Natuur in
stedelijke omgeving. Provincie Noord-Holland Dienst Ruimte en Groen, Haarlem.
Denters, T, 2004. Stadsplanten. Veldgids voor de stad. Fontaine Uitgevers, ’s-Graveland.
Denters, T, 2005. Flora-beschermingsplan Amsterdam. Beschermde en kwetsbare, bijzondere
plantensoorten. Bureau Ecostad, Amsterdam.
Diemen, van, A., E. van der Hoeven, V. Muntenberg, A. Rietveld, J. Rovers, C. Stapel, J.
Woolderink, 2013. Stadsplanten van Breda. Werkgroep Stadsplanten Breda, Breda.
Dienst Ruimte en Groen, bureau Natuur, 1989. Muurplanten in Zuid-Holland. Provincie
Zuid-Holland, Den Haag.
Dienst Ruimtelijke Ordening, 2009. Gedragscode Flora- en Faunawet Gemeente
Amsterdam. Gedragscode voor het zorgvuldig handelen bij ‘ruimtelijke ontwikkeling’ en
‘bestendig beheer en onderhoud’. Gemeente Amsterdam, Openbare Ruimte en Milieu, versie
15.
Dienst Stadsbeheer, 2005. Groen kleurt de stad. Beleidsplan voor het Haagse Groen 2005-
2015. Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer (DSB).
Dienst Stadsbeheer, 2008. Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-
2018. Hoofdlijnen voor inrichting en beheer Uitvoeringsprogramma 2008-2018. Gemeente
Den Haag, Dienst Stadsbeheer (DSB).
94
Dienst Wijkbeheer, 1999. Inventarisatie Goudse muurplanten. Gemeente Gouda, Gouda.
Dijkstra, A.J., H. Dijkstra, 1986. Bijzondere muurvegetaties in de Gemeente Stadskanaal.
Inventarisatie, beheer, behoud en herstel. Gemeente Stadskanaal i.s.m. Staatsbosbeheer,
Zwolle.
Dirkse, G.M., V. van Laar, J. Muilwijk, J.L. Spier, J.W. van Vliet, J. Wisman, 1983.
Natuur, Landschap en Milieu van Amersfoort. De begroeiing van de grachtmuren in
Amersfoort. Gemeente Amersfoort, afdeling Welzijnszaken, Amersfoort.
Dorrestijn, K, 2015. Muurplanten beheren. Tuin en Landschap. Nummer 9, p 42, Stichting
Vakinformatie Siergewassen, Leiden.
Douwes, R., E. Dijkhuis, A. Hospers, R. Javing, 1998. Inventarisatie van de muurplanten
van de diepenring. Een onderzoek naar het voorkomen van muurplanten in het centrum van de
stad Groningen. Werkgroep Florakartering Stad Groningen, Groningen.
Eysink, F, 1984. De groeiplaatscreatie van de muurflora van de Beunesluis en Veldsluis in
het kanaal Almelo-Nordhorn. Staatsbosbeheer Dinkelland, Beuningen.
Gemeente Amsterdam dro, 2011. Structuurvisie Amsterdam 2040. Economisch Sterk en
Duurzaam. Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling, Amsterdam.
Gemeente Delft, 2005. Beschermingsplan muurplanten voor bruggen en grachten in de
binnenstad van Delft, Gemeente Delft.
Gemeente Den Haag i.s.m. Tauw bv. en Royal Haskoning DHV, 2013. MER Neherkade.
Achtergrondrapport Ecologie. Gemeente Den Haag.
Gemeente Ede, 2011. Leidraad Monumenten opknappen & instandhouden gemeente Ede.
Leidraad Mooi Ede. Uitvoeringsrichtlijnen voor onderhoud en restauratie van beschermde
monumenten in Ede. Gemeente Ede, afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling.
Gemeente Haarlem, 2013. Ecologisch beleid 2013-2020. Haarlem.
Gemeente Nijmegen, 2013. Structuurvisie Nijmegen 2013. Nijmegen.
Gemeente Rotterdam, 2014. Uitvoeringsprogramma Natuurkaart Rotterdam. Gemeente
Rotterdam.
Gemeente Zoetermeer, 2015. Gedragscode van de gemeente Zoetermeer in het kader van de
Flora- en faunawet 2015. Gedragscode voor het zorgvuldig handelen bij bestendig beheer en
onderhoud & bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Gemeente Zoetermeer.
Graatsma, B.G, 1995. Levende muren. Een geïllustreerde stadsecologische wandeling door
Maastricht. Gemeente Maastricht & Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Maastricht.
Grit, R, 2011. Projectmanagement. Projectmatig werken in de praktijk. Noordhoff Uitgevers
bv, Groningen/Houten, Zesde druk.
Hamersveld, van, B., J. van Rijn, 1989. Muurplanten in Dordrecht. Werkgroep
Muurplanten, IVN afdeling Dordrecht.
Ham, van der, R, 2000. Muurvarens in Delft. KNNV regio Delft, Delft.
95
Ham, van der, R, 2009. Muurflora in Delft 2009: binnenstad en TU-wijk. KNNV afdeling
Delfland, Delft.
Ham, van der, R, 2010. Muurvarens in Delft 2009. KNNV afdeling Delfland, Delft.
Ham, van der, R., C. Nonhof, 2010. Onderhoud bedreigt muurflora in binnensteden. KNNV
afdeling Delfland, Delft.
Heinen, M, 2014. Van brugpijler naar stadsmuur. Het verplanten van Steenbreekvaren
(Asplenium trichomanes). Varenvaria, jaargang 27, p 8-10, Moergestel.
Hest, O. van, L. Korevaar, 1991. Planten, die voorkwamen op twee van de vier beren van de
stadswallen van Brielle, voordat deze gerestaureerd werden in 1990-1991. Plantenwerkgroep,
Afdeling Voorne, Brielle.
Hillegers, H.P.M, 2000. Kademuren van Jeker en Geul in Maastricht en Valkenburg. Verslag
PKN excursie d.d. 11 mei 2000.
Hillegers, H.P.M, 2003. De kademuren van de Geul te Valkenburg, met name de Molentak,
in een ecologisch perspectief. Waterschap Roer en Overmaas, Sittard.
Honingh, N. J., P, Maas, 2009. Met de wortel in de mortel. Over het behoud van
muurplanten in Zeeland. Stichting Landschapsbeheer Zeeland, Goes, Tweede druk.
Hoopen, ten, V., L. den Ouden, T. Jongen, C. Biemans, C. Bruin, P. van der Boogaard,
P. van Derusen, T. Denters, 2014. Grachtenkantenrapport 2013. Muurplanten in Amsterdam,
KNNV, Amsterdam.
Hoopen, ten, V, 2015. Jaarverslag Muurplantenwerkgroep KNNV afdeling Amsterdam 2014.
Kwartaalblad KNNV Amsterdam. 35ste jaargang, nummer 1, p 21, Amsterdam.
Hornman, M, 2012. Natuurterreinen Maastricht. Inventarisatie en streefbeelden. Grontmij
Nederland B.V. Roermond.
Horst, ter, A, 2013. Bescherming muurplanten in Hoorn. Tussen Duin & Dijk, 4de kwartaal, p
14-15, Amsterdam.
Ingenieursbureau Utrecht (IBU), 2002. Richtlijnen tot het herstel van monumentale muren.
Richtlijnen tot het herstel van monumentaal gemetselde Utrechtse bruggen, werf- en
kademuren. Gemeente Utrecht, Dienst Stadsbeheer, afdeling Beleid Buitenruimte.
IVN Amersfoort, 2014. Zaailingen verwijderen. De Uitloper IVN. 23ste jaargang, nummer 2,
p 7, Amersfoort.
IVN De Maasvallei, 1992. De muurflora van Boxmeer, Beugen en Sambeek. Plantengroep,
IVN De Maasvallei, Boxmeer.
Kamp, op den, L., C. Frissen, 2014. Jaarverslag natuurgebieden Maastricht 2014. Natuur en
mensen in Maastricht. CNME Maastricht en Regio, Maastricht.
KNNV afdeling Den Haag, 2014. Programma KNNV oktober t/m december 2014. De
Ratelaar. 33ste jaargang, nummer 3, p 9, Den Haag.
96
KNNV afdeling regio Delft, 2004. Muurflora inventarisatie centrum Delft. KNNV afdeling
regio Delft, Delft.
Koningsdaal, van, C., J. Reijnders, 1956. De begroeiing van de Amsterdamse grachtmuren.
Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, Amsterdam.
Konings, M.M., Hoogenstein, L, 2007. Flora- en faunaonderzoek Laakhaven en
Petroleumhaven te Den Haag. Soortgericht onderzoek vleermuizen en muurvegetatie. Tauw
bv, Den Haag.
Koopman, A.D.G., J.M. Reitsma, L.S.A. Anema, 2005. Beschermde Natuurwaardenkaart
Nijmegen. Gemeente Nijmegen, Culemborg.
Kruyt, W, 1987. Wat groeit en bloeit op oude muren. Uitgeverij B.V.W.J. Thieme & Cie,
Zutphen.
Linde, te, B., L.J. van der Berg, 2010. Muurplanten in Gelderland. Stichting Berglinde,
Babberich.
Loermans, J., T. van de Vondervoort, L. Sparrius, 2015. Zelf onderzoek doen aan
muurplanten. Een onderzoekspakket voor natuur-en milieueducatie en een inspiratiebron voor
profielwerkstukken en veldlessen. FLORON, Nijmegen.
Maassen, J., H. Vennix, 2008. De groene vestigingsmuren van ’s-Hertogenbosch.
Korstmossen onder de loep. Adr. Heinen, Den Bosch.
Maas, P, 1997. Muurplanten in Zeeland. Een inventarisatie uitgevoerd in de zomer van 1993.
Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuidwest, Dordrecht.
Maas, P, 2010. Muurplanten in Zeeland. Een aantal groeiplaatsen vergeleken 1993-2010.
Stichting Landschapsbeheer Zeeland, Goes.
Maes, N.C.M, 1996. Muurvegetatie Schoonhoven. Inventarisatie en beheeradvies. Ekologisch
Adviesburo Maes, Utrecht
Maes, N.C.M, 1997. Muurvegetatie Zoetermeer. Inventarisatie en beheeradvies. Ekologisch
Adviesburo Maes, Utrecht.
Maes, N.C.M, 2005. Rapport muurbegroeiing Mauritskade/Frederikstraat 19 Den Haag.
Bouwbedrijf van Teylingen, Den Haag.
Maes, N.C.M, 2008. Advies muurbegroeiing het Havik te Amersfoort. Ecologisch
Adviesbureau Maes, Utrecht.
Maes, N.C.M., E. Simons, 2014. Muurvegetatie van de Kromme Nieuwegracht Utrecht.
Verslag inventarisatie 2014. Gemeente Utrecht, Stadswerken IBU stadsingenieurs,
Utrecht/Wageningen.
Maes, N.C.M., E. van den Dool, 2005. Rapport in zake de muurvegetatie van de walmuur,
gelegen langs de Preekherengang te Maastricht. Ecologisch Adviesbureau Maes, Utrecht.
Maes, N.C.M., E. van den Dool, 2006. Kademuren van Middelburg. Inventarisatie van de
muurbegroeiing en advies inzake beheer en behoud. Ecologisch Adviesbureau Maes, in
opdracht van de gemeente Middelburg, Utrecht.
97
Maes, N.C.M., H. Krüse, 2011. Beschermde muurplanten. Ecologie en technische
maatregelen bij beheer en onderhoud. Sdu Uitgevers bv, Den Haag.
Maes, N.C.M., K. van Herk, 1988. Zie, de Wijfjesvaren. Een wandeling langs muurplanten
in Utrecht. IVN, Utrecht.
Maes, N.C.M., P.A. Bakker, 1997. Muurvegetatie van de Utrechtse gracht- en werfmuren.
Inventarisatie en beheeradvies. Gemeente Utrecht, Utrecht.
Maes, N.C.M., P.A. Bakker, 2000. Muurvegetatie van de Utrechtse gracht- en werfmuren.
Gemeente Utrecht, Utrecht.
Maes, N.C.M., P.A. Bakker, 2002. Evaluatie Beschermingsplan Muurplanten.
Muurplantenbeleid in de periode 1988-2000. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, Ede/Wageningen.
Maes, N.C.M., P. Bakker, H. Kuiper, 2009. Muurvegetatie van de Utrechtse gracht- en
werfmuren. Verslag inventarisatie 2008/2009. Gemeente Utrecht, Stadswerken IBU
stadsingenieurs, Utrecht.
Nonhof, C.J, 2013. Streefbeelden Muurflora. Over inwonen en aanhangen. Over onderhoud
en Specie. KNNV afdeling Delfland, Delft.
Nonhof, C.J., R. van der Ham, 2014. Muurflora 2014 Delft centrum en TU-noord. KNNV
afdeling Delfland, Delft.
Peeters, G.M.T., 2007. Natuurwaarden rond de Ruïne van Kasteel Valkenburg. In opdracht
van Stichting Kasteel van Valkenburg, Peeters Consult, Roermond.
Plantengroep Hoorn/West-Friesland, 1994. Muurflora van Hoorn. Een verslag van
inventarisaties door de KNNV-p.w.g. Hoorn/West-Friesland. KNNV afdeling Hoorn/West-
Friesland, Zwaag.
Poelgeest, van, G., H. de Vries, 1991. Muurflora in Delft. KNNV afdeling Delft e.o. Delft.
Poppe, H., R. van Assema, 2002. Van Monnikendam tot Tripmadam. Natuur en cultuur in de
binnenstad. Gemeente Amersfoort, Amersfoort.
Projectgroep gemeente Tilburg, 2010. Nota Biodiversiteit voor Iedereen. Gemeente Tilburg,
Tilburg.
Projectgroep Structuurvisie Den Haag 2020 i.s.m. BVR en BGSV, 2005. Wéreldstad aan
Zee. Structuurvisie Den Haag 2020. Gemeente Den Haag, 2de druk, Den Haag.
Provincie Noord-Holland, 2014. Programma Groen 2015-2019. Provincie Noord-Holland,
Haarlem.
Redelijkheid, de, M.R, 2015. Herstel van de waardevolle muurvegetaties langs de Geul in
Valkenburg. Natuurhistorisch Maandblad, jaargang 104, nummer 6, p 97-102, Roermond.
Reesink, T., W. Ros, W. Jakobs, F. Fritschy, 2007. Groene Allure binnenstad Nijmegen.
Buro Poelmans Reesink Landschapsarchitectuur, Arnhem.
Segal, S, 1962. De Floristiek van oude muren. Gorteria 1, deel 7, p 71-74, Leiden.
98
Segal, S, 1969. De flora van muren in Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 58, deel 1, p 13-
16, Maastricht.
Iersel, van, H, 2014. Help, ik heb een rotte kade. BVB Substrates ontwikkelt slim substraat
voor behoud zeldzame varenpopulatie. Stad+Groen, nummer 2, p 34-39, Nijmegen.
Segal, S, 1969. Ecological notes on wall vegatation. Dr. W. Junk n.v. Den Haag.
Simons, W., D. van Dorp, 2014. Praktijkgericht onderzoek in de ruimtelijke planvorming.
Methoden voor analyse en visievorming. Uitgeverij Landwerk, p 169-181, Wageningen.
Sneep, J.W., H.P. Gallacher, N.C.M. Maes, S. Segal, E.J. Weeda, J.H. Willems, P.
Zonderwijk, 1998. Handleiding voor de bescherming van bedreigde muurplanten. Ministerie
van Landbouw en Visserij, ’s Gravenhage.
Stadsbeheer, 2012. ‘’Geef ze de (openbare) ruimte’’. Beleidsnota Openbare Ruimte 2013-
2023. Gemeente Nijmegen.
Stadsvisie 2020 gemeente Nijmegen, 2013. Stad in zicht. Nijmegen 2020. Nijmegen.
Stichting Landschapsbeheer Zeeland, 2009. Met de wortel in de mortel. Over het behoud
van muurplanten in Zeeland. Praktische brochure voor gemeenten, waterschappen, aannemers
en particulieren. Zoeteweij, 2de druk, aangepaste versie, Yerseke.
Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé en
I. Hoste, 2004. Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003 – Gorteria (30), 101-19,
Nationaal Herbarium Nederland, Leiden.
Team Natuur en Milieueducatie, 2009. Natuurtuin. Landschappen in vogelvlucht. Gemeente
Zoetermeer, Ruimte, afdeling stadsbeheer.
Unie van Waterschappen, 2012. Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen.
Goedgekeurd door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 6
februari 2012. Den Haag.
Verschuren, P., H. Doorewaard, 2007. Het ontwerpen van een onderzoek. Boom uitgevers
Amsterdam, 4de druk.
Visser, B, 1994. Muurflora op kademuren in Delft. KNNV afdeling regio Delft, Delft.
Vondervoort, van der, T, 2014. Meetnet Muurplanten. Onderzoek aan een meetnet en
protocol voor landelijke monitoring van muurplanten. Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp.
Vos, J., H. Szegedi, 2011. Veldgids beschermde planten en dieren van Zoetermeer. Gemeente
Zoetermeer, Protocol BV, Zoetermeer.
Weeda, E.J, 1980. Arabis hirsuta subsp. Sagittata. Atlas van de Nederlandse flora. Deel 1.
Uitgestorven en zeer zeldzame planten. P.53, Amsterdam.
Werk- en Adviesgroep Muurplanten Noord-Holland, 2010. Muurplanten in Noord-
Holland. Inventarisatierapport beschermde muurplanten op waterkerende basalt- en bakstenen
grachtenmuren, kaden, bruggen, sluizen en gemalen van Noord-Holland. Werk- en
Adviesgroep Muurplanten Noord-Holland, Amsterdam.
99
Wilde, de, J, 2015. Inventarisatieonderzoek muurvarens en zaadplanten wijk Vathorst –
deelgebieden De Laak Amersfoort. Werkgroep Wilde planten KNNV Amersfoort e.o.
Amersfoort.
Winter, de, W, 2007. Varens in de put. Inventarisatie van de straatputten van Wageningen.
KNNV afdeling Wageningen en Omstreken, Wageningen.
Belangrijke websites:
Natuur op de kademuur
http://www.amersfoort-rondvaarten.nl/natuur-op-de-kademuur.html (25-09-2015).
De Hoofdgroenstructuur (HGS)
http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie/ruimte-economie/ruimte-duurzaamheid/ruimte-
duurzaamheid/technische-advies/hoofdgroenstructuur/ (12-05-2015).
Stadsecologie en muurplanten
http://www.bendnatuuradvies.nl/werkvelden.html#stadsecologie_muurplanten (17-03-2015).
Waarneming Pro (WrnPro)
http://www.buwa.nl/waarneming-pro-data-invoer-veld.html (01-10-2015).
Kernactiviteit en aanpak
http://cyclusnv.nl/kernactiviteit-en-aanpak (27-07-2015).
Meerjarenprogramma Groen 2014-2018
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/gemeente/document/Meerjarenprogramma-Groen-
20142018.htm (12-05-2015).
Flora- en faunawet muurvegetatie
http://www.ecologischadviesbureaumaes.nl/flora_en_faunawet_muurvegetatie.html (10-07-2015).
Muren
http://www.ecologischadviesbureaumaes.nl/muren.html (10-07-2015).
Muurplanten
http://www.floron.nl/Onderzoek/Muurplanten (05-02-2015).
Protocol voor het inventariseren van muurplanten
http://www.floron.nl/Portals/1/Plaatjes/Projecten/muurplanten/Protocol%20voor%20het%20inventaris
eren%20van%20muurplanten.pdf (08-10-2015).
Nieuwe Gracht vervangen kademuur en herinrichting
https://www.haarlem.nl/nieuwe-gracht-vervangen-kademuur-en-herinrichting/ (09-11-2015)
Wandeling Jeroen Boschtuin
http://www.ivn-s-hertogenbosch.nl/natuurgebieden/vestingwerken/813-natuur-in-de-bossche-
binnenstad (24-08-2015).
Cursus muurplanten herkennen en inventariseren
http://www.knnv.nl/knnv-afdeling-tilburg/cursus-muurplanten-herkennen-en-inventariseren
(25-08-2015).
Cursus muurplanten herkennen en inventariseren
http://www.knnv.nl/nieuws/cursus-muurplanten-herkennen-en-inventariseren (24-02-2015).
100
Plantenwerkgroep
http://www.knnvhoorn.org/index.php/werkgroepen/21-werkgroepen/plantenwerkgroep/9-
plantenwerkgroep (25-08-2015).
Gemeente Amsterdam Muurplanten
http://maps.amsterdam.nl/muurplanten/ (24-03-2015).
Gedragscodes Flora- en faunawet van gemeenten
https://mijn.rvo.nl/gedragscodes-gemeenten (17-09-2015).
Gedragscodes Flora- en faunawet van overige organisaties
https://mijn.rvo.nl/gedragscodes-overige-organisaties (17-09-2015).
Flora- en faunawet
http://minez.nederlandsesoorten.nl/content/flora-en-faunawet (17-09-2015).
Voorbeelden projecten muurplanten
http://www.muurplanten.nl/projecten-voorbeelden (07-07-2015).
IVN Amersfoort: van Monnikendam tot Tripmadam
http://my.viewranger.com/route/details/NTA1NTc= (25-09-2015).
Plantenlijsten
http://natuurmuseum.nl/collectie-2/plantenlijsten/ (15-06-2015).
Oude Muur
http://natuurtuingoffert.nl/?page_id=860 (25-09-2015)
Groen Verbindt
http://www2.nijmegen.nl/wonen/milieuenafval/groen/groen_verbindt (24-06-2015).
Gemeente Den Haag verplaatst bedreigde varens tijdens bouw aan kademuur Zieken
http://www.omroepwest.nl/nieuws/29-07-2015/gemeente-den-haag-verplaatst-bedreigde-varens-
tijdens-bouw-aan-kademuur-zieken (12-05-2015).
Verrassende natuurvaartocht in Piushaven
http://www.piushaven.nl/verrassende-natuurvaartocht-de-piushaven/ (25-08-2015).
Nieuwe Natuurwet: Verbinding tussen natuur en samenleving
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2014/06/18/nieuwe-natuurwet-verbinding-tussen-natuur-
en-samenleving (10-07-2015)
Organogram gemeente Rotterdam
http://www.rotterdam.nl/Clusters/BSD/Werken%20bij/Organogram%20gemeente%20Rotterdam%20e
xtern%20april%202014.pdf (02-09-2015).
Organisatiestructuur Stadsontwikkeling
http://www.rotterdam.nl/Clusters/Stadsontwikkeling/Document%202015/SO%20Corporate/Organogra
mSO.pdf (02-09-2015)
De Rotterdamse Florawerkgroep
https://rotterdamseflorawerkgroep.wordpress.com/wie-zijn-wij/ (02-09-2015).
Gedragscodes
http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/beschermde-planten-dieren-en-natuur/flora-en-
faunawet-ffw/ontheffing-vrijstelling/gedragscodes (17-09-2015).
101
Ecologisch deskundige
http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/beschermde-planten-dieren-en-natuur/flora-en-
faunawet-ffw/ontheffing-vrijstelling/ecologisch-deskundige (18-09-2015).
Flora atlas Wageningen e.o.
http://www.simonsbotanischadvies.nl/flora-atlas/ (25-08-2015).
Muurplanten en stadsnatuur
http://www.simonsbotanischadvies.nl/muurplanten-en-stadsnatuur/ (25-08-2015).
Boek stadsplanten van Breda
http://www.stadsplantenbreda.nl/boek-stadsplanten-van-breda/ (24-08-2015).
Het project stadsplanten Breda
http://www.stadsplantenbreda.nl/het-project/ (24-08-2015).
Inventarisatie stadsplanten Breda
http://www.stadsplantenbreda.nl/inventarisatie/ (24-08-2015).
Jaarrond Tuintelling
www.tuintelling.nl (04-02-2015).
Urban biodiversity Nijmegen 2015
http://urban-biodiversity-nijmegen-2015.blogspot.nl/2014_10_01_archive.html (06-07-2015).
Stadsnatuur
http://www.utrecht.nl/fileadmin/uploads/documenten/3.ruimtelijk-
ontwikkeling/Milieu/Groen/Column_december_De_Griftparkmuur.pdf (25-09-2015)
Ontheffing Flora- en faunawet
https://vergunningen.info/flora-of-fauna-verstoren/algemeen/ontheffing-flora-en-faunawet
(17-09-2015).
FLORON Verspreidingsatlas planten
www.verspreidingsatlas.nl/planten (16-03-2015).
Invoerportaal landelijk meetnet muurplanten
http://www.verspreidingsatlas.nl/projecten/floron/muurplanten/ (08-10-2015).
Oudste stadsecoloog zwaait af …
http://vroegevogels.vara.nl/Fragment.150.0.html?&tx_ttnews%5Btt_news%5D=366698&cHash=ed17
a3a216ae4558552ee1178d8b6ab1 (07-07-2015).
Een plan voor het groen in Wageningen
http://www.wageningen.nl/Wonen_milieu_en_verkeer/Natuur_en_milieu/Landschapsontwikkeling/Pr
aat_mee_groenbeleidsplan/Groenbeleidsplan (25-08-2015).
Biotoopbeheer- en verbetering
http://www.wbe-delfland.nl/biotoopverbetering.php (17-03-2015).