Aangifte Met Daarin Koos Van Woudenbergs Verklaring Over Demmink
Deel 1 Aerodrome Manual Versie 7.0 April 2020 Deel 1 - …...0.1.1 Verklaring dat AM voldoet aan...
Transcript of Deel 1 Aerodrome Manual Versie 7.0 April 2020 Deel 1 - …...0.1.1 Verklaring dat AM voldoet aan...
Versie 7.0 April 2020
Deel 1
Aerodrome Manual
Deel 1
Aerodrome Manual
Bedrijfshandboek
Amsterdam Airport Schiphol
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 2 van 92
Inhoudsopgave
A. Deel A - Algemeen 5
0 Beheer van het AM 5 0.1 Inleiding 5
0.1.1 Verklaring dat AM voldoet aan voorschriften en voorwaarden certificaat5 0.1.2 Verklaring inzake opvolgen operationele aanwijzingen in AM 5 0.1.3 Korte inhoudsomschrijving van het AM 6 0.1.4 Toelichting, afkortingen en definities 6
0.2 Systeem voor aanpassen van het AM 13 0.2.1 Verantwoordelijken voor uitgeven en aanpassen AM 13 0.2.2 Overzicht van aanpassingen 14 0.2.3 Aanbrengen van handmatige aanpassingen 16 0.2.4 Systeem van annoteren bladzijden en paragrafen 16 0.2.5 Lijst van vigerende bladzijden of paragrafen 16 0.2.6 Weergave van aanpassingen 17 0.2.7 Tijdelijke aanpassingen 18 0.2.8 Distributie van het AM 18
1 Algemene informatie 19 1.1 Doel en reikwijdte van het AM 19 1.2 Wettelijke grondslag luchthavencertificaat en AM 19 1.3 Voorwaarden voor gebruik van de luchthaven 19 1.4 Verplichtingen exploitant voor medewerking aan audits en inspecties ILT 19
B. Deel B – luchthavenmanagementsysteem, kwalificatie- en opleidingseisen 20
2 Beschrijving van het managementsysteem van de luchthaven 20 2.1 Organisatie en verantwoordelijkheden van de luchthaven 20 2.2 Airside Safety Managementsysteem (A-SMS) 22
2.2.1 Reikwijdte A-SMS 22 2.2.2 Veiligheidsbeleid en -doelstellingen 23 2.2.3 Veiligheidsbeleid 24 2.2.4 Veiligheidsdoelstellingen 24 2.2.5 Verantwoordelijkheden nominated persons 24 2.2.6 Beheerprocedure documentatie 24 2.2.7 Risicomanagementproces 24 2.2.8 Monitoren veiligheidsprestaties en effectiviteit beheersmaatregelen 25 2.2.9 Verifiëren van de veiligheidsprestatie 25 2.2.10 Veiligheidsrapportagesysteem 25 2.2.11 Voorbereiding op crisisbeheersing 26 2.2.12 Het beheerst doorvoeren van wijzigingen (Management of Change) 27 2.2.13 Bevorderen veiligheid en communicatie 27 2.2.14 Resultaten van het A-SMS 29
2.3 Toezicht op naleving 29 2.4 Kwaliteitsbeheersysteem voor Aeronautical Data 29 2.5 Melden ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen door A.A.S. aan ABL, ILT en/of OVV 31 2.6 Regels voor het gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen31 2.7 Veiligheidsrichtlijnen, -problemen en aanbevelingen 32 2.8 Registratie vliegtuigbewegingen 32
3 Vereiste kwalificaties luchthavenpersoneel 33 3.1 Opleidingsprogramma luchthavenpersoneel 33
3.1.1 Verantwoordelijkheden, frequenties, syllabi, opleidingsnormen 33 3.1.2 Opleiding en training 34 3.1.2.1 Opleiding en examinering 34 3.1.2.2 Personeel dat vereiste opleidingsniveau niet bereikt 35 3.1.3 Documentatie opleidingen 35
3.2 Programma voor profchecks 37 3.2.1 Personeel dat vereiste profcheckniveau niet behaalt 37 3.2.2 Documentatie en bewaartermijnen voor profchecks 38
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 3 van 92
C. Deel C - Bijzonderheden van het luchthavengebied 39
4 Beschrijving van het luchthavengebied 39 4.1 Kaart met afstand tot het dichtstbijzijnde dichtbevolkte gebied 39 4.2 Kaart luchthavengebied en belangrijkste voorzieningen 40 4.3 Kaart met voorzieningen en apparatuur buiten luchthavengebied 42 4.4 Beschrijving kenmerken, hulpmiddelen, hulpdiensten en obstakels 43 4.5 Beschrijving uitzonderingen en afwijkingen 43 4.6 Beschrijving soorten operaties 44
D. Deel D - Bijzonderheden luchthaven voor melding aan AIS 45
5 Algemene informatie voor melding aan AIS 45
6 Afmetingen luchthaven en gerelateerde informatie voor melding aan AIS 46
E. Deel E - Operationele procedures, uitrusting en veiligheidsmaatregelen luchthaven48
7 Luchthavenrapportages 48 7.1 Melden wijzigingen AIP, opstellen NOTAM/SNOWTAM, melden wijzigingen aan ILT 48 7.2 Procedure voor controle aeronautical data 49
8 Procedures voor toegang tot de movement area 50 8.1 Coördinatie met beveiligingsbedrijven 50 8.2 Preventie van onbevoegde toegang tot de movement area 50
9 Inspecties van verharding en overige operationele gebieden 51 9.1 Communicatie en de daarvoor gebruikte middelen tijdens inspecties 52 9.2 inspectie checklists, logboek en registratie 52 9.3 inspectie-schema, rapportages en opvolgacties 52
10 Inspecties van belijning, bebording, verlichting en Airside systemen 54 10.1 inspectie checklists, logboek en registratie 54 10.2 inspectie schema, rapportages en opvolgacties 54
11 Gebruik, bediening en onderhoud luchthavensystemen 55
12 Procedures voor onderhoud movement area en operatie vliegtuigen met gewicht boven
ontwerpwaarden verharding 56 12.1 Onderhoud van de movement area 56 12.2 Ontwerpwaarden draagsterkte vliegveldverhardingen en kunstwerken 56
13 Werken aan Airside 58 13.1 Coördinatie, planning en uitvoering van bouw- en onderhoudswerkzaamheden 58 13.2 Afspraken en communicatie met LVNL tijdens werkzaamheden 60
14 Apron management 61 14.1 Overdracht vliegtuig tussen LVNL en provider of apron management service 62 14.2 Toewijzing vliegtuig opstelplaatsen 62 14.3 Pushback en opstarten vliegtuigmotoren 63 14.4 Marshalling en Follow-me services 64
15 Apron safety management 66 15.1 Het beheersen van Jet blast 66 15.2 Handhaving veiligheidsmaatregelen tijdens tanken 67 15.3 FOD preventie 68 15.4 Toezicht op naleving veiligheidsprocedures op het platform 69
16 Toezicht op voertuigbewegingen in de movement area 70
17 Faunabeheer 72 17.1 Beleid en uitgangspunten 72 17.2 Werkwijze 73 17.3 Preventieve maatregelen 73 17.4 Repressieve maatregelen 73
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 4 van 92
17.5 Overlegstructuren (extern) 74 17.6 Communicatie en rapportage 74
18 Procedures voor beheersing obstakels en gevaren door menselijke activiteiten en landgebruik
75 18.0 Beheersen van obstakels 75 18.1 Obstakels binnen het luchthavengebied 75 18.2 Convenant Schiphol Airport Authority 76 18.3 Obstakels buiten het luchthavengebied 76 18.4 Beheersen van risico’s voor de luchtvaart door menselijke activiteit en landgebruik 76
19 Calamiteitenplan van de luchthaven 78 19.1 Respons op noodsituaties op of nabij de luchthaven 78 19.2 Controle voorzieningen en apparatuur voor gebruik tijdens noodsituaties 78 19.3 Oefeningen om de crisisplannen te testen, met inbegrip van de frequentie daarvan 79
20 Redding en brandbestrijding 80
21 Verwijderen onklaar geraakt vliegtuig 81
22 Opslag van brandstof en gevaarlijke stoffen 82 22.1 Apparatuur, opslagterreinen, levering, distributie, verplaatsing en veiligheidsmaatregelen
brandstof en gevaarlijke stoffen 82 22.2 Specificatie en controles vliegtuigbrandstoffen 82
23 Beperkt zicht omstandigheden (BZO) 83
24 Procedures voor operaties onder winterse omstandigheden 84
25 Operaties tijdens adverse weather conditions 86
26 Luchthavenoperaties buiten daglichtperiode 87
27 Bescherming van radar en andere navigatiehulpmiddelen 89
28 Het gebruik van de luchthaven door vliegtuigen met een hogere code-letter 90
29 https://www.schiphol.nl/nl/operations/pagina/golden-rule-heet-werk/Procedures voor
brandpreventie op de luchthaven 91
Colofon 92
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 5 van 92
A. Deel A - Algemeen
In dit deel wordt aangegeven hoe het beheer van het Aerodrome Manual – Amsterdam Airport Schiphol
(hierna: AM) is georganiseerd en wat het doel en de reikwijdte is van het AM. Tevens wordt in dit deel de
wettelijke grondslag voor het luchthavencertificaat aangegeven, wat de voorwaarden voor gebruik van de
luchthaven zijn en de verplichtingen van de exploitant t.a.v. controles en inspecties door de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT).
0 Beheer van het AM
0.1 Inleiding
0.1.1 Verklaring dat AM voldoet aan voorschriften en voorwaarden certificaat
VERKLARING ACCOUNTABLE MANAGER
Het Aerodrome Manual en alle documenten waarnaar wordt verwezen, voldoet aan alle toepasselijke
voorschriften en aan de voorwaarden die zijn gesteld aan het certificaat.
0.1.2 Verklaring inzake opvolgen operationele aanwijzingen in AM
VERKLARING ACCOUNTABLE MANAGER
Het Aerodrome Manual en alle documenten waarnaar wordt verwezen, bevat operationele aanwijzingen die
dienen te worden opgevolgd door het personeel dat het aan gaat.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 6 van 92
0.1.3 Korte inhoudsomschrijving van het AM
Het AM bestaat uit vijf delen A t/m E die zijn samengesteld volgens de door EASA voorgeschreven
inhoudsopgave. In onderstaand overzicht staat de inhoud per deel kort weergegeven.
Deel AM Titel Inhoud
A Deel A – Algemeen Inleiding, afkortingen gebruikt in het AM, documentbeheer, doel
en scope van het AM.
B Deel B – Luchthaven-
management-systeem,
kwalificatie- en
opleidingseisen
De organisatiestructuur en verantwoordelijkheden, nominated
persons, overlegstructuur, veiligheidsmanagementsysteem, vereiste
kwalificaties van luchthavenpersoneel zijn in beperkte mate
opgenomen in het AM; als gevolg van de introductie van het
Airside Safety Management Manual (A-SMM) is de nadere
uitwerking in dat document terug te vinden.
C Deel C – Bijzonderheden
van het luchthavengebied
Algemene luchtvaartinformatie over de luchthaven en de directe
omgeving.
D Deel D – Bijzonderheden
luchthaven voor melding
aan ais
Specifieke luchtvaartinformatie over de luchthaveninfrastructuur
en -operatie.
E Deel E – Operationele
procedures, uitrusting en
veiligheidsmaat-regelen
luchthaven
Operationele procedures t.a.v. onderhoud, inspecties, coördinatie
met derden, veiligheidsborging in de movement area, beheer van
en controle op obstakels en noodprocedures.
0.1.4 Toelichting, afkortingen en definities
Toelichting voor gebruik AM
Het AM maakt als deel 1 onderdeel uit van het Bedrijfshandboek van Amsterdam Airport Schiphol (BHB-A.A.S.),
zoals in onderstaand overzicht is weergegeven.
Deel Titel
0 Beheer (bedrijfs)handboeken BA Aviation, Schipholregels en RTS)
1 Aerodrome Manual
2 Bedrijfsvoering is komen te vervallen. De informatie is binnen de betrokken afdelingen verwerkt
3 Bedrijfsnoodplan A.A.S.
4 Calamiteitenplan A.A.S.
5 VMA Managementsystemen
Het AM wordt op het Intra- en Extranet van A.A.S. beschikbaar gesteld als pdf, waardoor navigatie in het AM
kan plaatsvinden door gebruik te maken van de standaard navigatie- en zoekfuncties in een pdf-bestand.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 7 van 92
Afkortingen AM
Afdelingsafkortingen
In onderstaand overzicht staan de in het AM gebruikte afkortingen van de afdelingen binnen A.A.S. en hun
betekenis.
Afkorting Betekenis
A (Business Area) Aviation
A/ASM Asset Management
A/ASM/DV Development
A/ASM/MO Maintenance & Operations
A/ASM/PP Planning & Portfolio management
A/ASM/TC Technical Expert Center
A/O en A/OPS Airport Operations
A/OPS/CCM Compliance & Continuity Management
A/O/DDO Day2Day Operations
A/O/DDO/AC Airport Control
A/O/DDO/AF Airport Flow
A/O/DDO/AO Aircraft Operations
A/OPS/PDC Process, Development & Capacity Management
A/OPS/PDC/APM Aircraft Process Management
A/OPS/PDC/CS Customer Solutions
A/OPS/SRA Support & Resource Allocation
A/OPS/SRA/EIM Equipment & Information Management
A/OPS/SRA/SQC Safety & Quality Control
A/OPS/SRA/WAP Works & Assets Planning
A/SSE Safety, Security & Environment
A/SSE/FST Fire Brigade, Crisis & Safety Training
A/SSE/FST/ER Emergency Response
A/SSE/FST/VB Vakbekwaamheid & Bedrijfsvoering
A/SSE/FST/PP Pro-actie, preparatie en planvorming
A/SSE/HSE Health, Safety & Environment Office
A/SSE/M/JSO Integrale Safety Org
A/SSE/SO Security Operations
D/CAS Corporate Audit Services
PLUS Projectenbureau Luchthaven Schiphol
SRE Schiphol Real Estate
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 8 van 92
Overige afkortingen
In onderstaand overzicht staan de in het AM gebruikte overige afkortingen en hun betekenis.
Afkorting Betekenis
A.A.S. Amsterdam Airport Schiphol
A-SMM Airside Safety Management Manual
A-SMS Airside Safety Management System
ABL Analysebureau Luchtvaartvoorvallen
ACN Aircraft Classification Number
ADC Aerodrome Chart
AED Automatische Externe Defibrillator
AFO Airport Fire Officer
AFS Aircraft Fuel Supply
AIM Aeronautical Information Management - LVNL
AIP Aeronautical Information Publication
AIS Aeronautical Information Services
ALCMS Airfield Light Control and Management System
AM Aerodrome Manual Amsterdam Airport Schiphol
AMS Alarm Meld Systeem IATA code voor Schiphol
AOT Airport Operations Team
APC Apron Planning & Control
ASM Asset Management
ATC Air Traffic Control
ATIS Automatic Terminal Information Service
AVGAS Aviation Gasoline
AWV Airside Werken Veiligheidsoverleg
B&A Beleid en Achtergrondinformatie
BA Business Area
BAS Bewoners Aanpreekpunt Schiphol
BHB-A.A.S. Bedrijfshandboek Amsterdam Airport Schiphol
BHMP Bird Hazard Management Plan
BMI Brandmeldinstallatie
BNP Bedrijfsnoodplan A.A.S.
BTSS Basistraining Safety & Security
BWA Briefing Workpermits Airside
BZO Beperkt Zicht Omstandigheden
CB Certification Basis
CBA Coördinatiegroep voor beheer (bedrijfs)handboeken en Schipholregels BA Aviation
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 9 van 92
Afkorting Betekenis
CBP-S Crisisbestrijdingsplan Schiphol
CCIS Closed Circuit Information System
CDF Central De-icing Facility
CDM Collaborative Decision Making
CDW CISS Data Warehouse
CISS Centraal Informatie Systeem Schiphol
CNS Communicatie- Navigatie- en Surveillance apparatuur
COBRA Capaciteits Overleg Banen Rijbanen Aprons
COO Chief Operations Officer
CPAAS Calamiteitenplan A.A.S.
CRS Combined Refuelling Services
CS Certification Specifications
CSS Centraal Signalering Systeem
CUGS Commandant Uitgangsstelling Schiphol
CVO Commissie van Overleg
DG Dangerous Goods
DH Decision Height
DHM Duty Hub Manager - KLM HCC
DMO Duty Manager Operations - KLM OCC
DSI Dynamische Snelheids Indicator
EASA European Aviation Safety Agency
EDMS Electronic Document Management System
EHAM Europe Holland Amsterdam - ICAO code voor Schiphol
ELoS Equivalent Level of Safety
ERP Emergency Response Plan
EU Europese Unie
FMA Flow Manager Aircraft
FOD Foreign Object Debris
FSC Flight Service Center LVNL
FST Fire Brigade Crisis & Safety training
GMC Ground Movement Chart
GMS Gate Management Systeem
GTS Gezamenlijke Tankdiensten Schiphol
GTS Gezamenlijke Tankdienst Schiphol
GWK Grondwerktuigkundige
HCC Hub Control Center - KLM
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 10 van 92
Afkorting Betekenis
HTM Haagsche Tramweg Maatschappij
IATA International Air Transport Association
ICAO International Civil Aviation Organisation
IGOM IATA Ground Operations Manual
ILenT/ILT Inspectie Leefomgeving & Transport
IMS Intern Meld Systeem
ISMS Integral Safety Management System
JIG Joint Inspection Group
KLM Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
KPI Key Performance Indicator
LIB Luchthavenindelingbesluit
LT Local Time
LTO Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland
LVB Luchthavenverkeerbesluit
LVNL Luchtverkeersleiding Nederland
MOGAS Motor Gasoline
MOS Melding Onveilige Situaties
MT Management Team
MTOW Maximum Take-Off Weight
NLA New Large Aircraft
NOTAM Notice to Airmen
NRV Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen
NVL Nederlandse Vereniging van Luchthavens
OCC Operational Control Center - KLM
OCRS Operations Control Room System
OLS Obstacle Limitation Surfaces
OVV Onderzoeksraad voor Veiligheid
OWS Onweer Waarschuwing Systeem
PAPI Precision Approach Path Indicator
PAR Precision Approach Radar
PCN Pavement Classification Number
PDCA Plan-Do-Check-Act
PNH Provincie Noord Holland
PR Procedure
PRM Persons with Reduced Mobility
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 11 van 92
Afkorting Betekenis
RC Regie Centrum
RST Runway Safety Team
RT Radio Telefonie
RTS Regeling Toelating Schiphol
RVR Runway Visual Range
S&S Safety & Security
SA Safety Assessment
SAR Search and Rescue
SBC Schiphol Birdstrike Committee
SC Special Condition
SCC Security Control Centre
SE Safety Engineering
SERA Standardised European Rules of the Air
SG CBS Stuurgroep Crisisbeheersing en Bedrijfscontinuïteit Schiphol
SLA Service Level Agreement
SN Safety Notitie
SNBV Schiphol Nederland BV
TC Transport Coördinator
TM Tijdelijke Maatregelen
ToR Terms of Reference
TVB Taken Verantwoordelijkheden Bevoegdheden
TWR Tower
TWY Taxiway
VDGS Visual Docking Guidance System
VDV Voorschriften Dienst Verkeersleiding - LVNL
VNV Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers
VOP Vliegtuig Opstelplaats
VOR/DME VHF Omnidirectional Range / Distance Measurement Equipment
VP Veiligheidspaspoort
VpS Veiligheidsplatform Schiphol
VRK Veiligheidsregio Kennemerland
VTC Veiligheid Training Centrum A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 12 van 92
Definities AM
Zie ook artikel 1 Schipholregels en BIJLAGE I van VERORDENING (EU) Nr. 139/2014
Definitie Betekenis
Ongeval
Accident
Een met het gebruik van een luchtvaartuig* verband houdend voorval, waarbij:
a) Een persoon dodelijk of ernstig gewond raakt omdat deze persoon:
Zich in het luchtvaartuig bevond,
Direct in contact is gekomen met een onderdeel van het luchtvaartuig,
inclusief onderdelen die van het luchtvaartuig zijn losgeraakt, of
Direct is blootgesteld aan de uitlaatstroom van de motoren.
Behalve wanneer de letsels een natuurlijke oorzaak hebben, door de persoon
zelf of door anderen zijn toegebracht, of wanneer de letsels verstekelingen
betreffen die zich buiten de normale voor de passagiers en de bemanning
bedoelde ruimten ophouden; of
b) Het luchtvaartuig schade of een structureel defect oploopt waardoor
afbreuk wordt gedaan aan zijn soliditeit, prestaties of vliegeigenschappen, en
die normaliter ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het
getroffen onderdeel noodzakelijk zouden maken, behalve wanneer het gaat
om motorstoring of motorschade en de schade beperkt is tot één motor (met
inbegrip van de motorkap of motoronderdelen daarvan), de propellers,
vleugelpunten, antennes, sondes, schoepen, banden, remmen, wielen,
stroomlijnkappen, panelen, luiken van het landingsgestel, ruiten, de
vliegtuighuid (zoals deukjes of gaatjes) of lichte schade aan de
hoofdrotorbladen, de staartrotorbladen, het landingsgestel en schade ten
gevolge van hagel of vogelaanvaring (inclusief gaten in de radarkoepel); of
c) Het luchtvaartuig vermist wordt of volledig onbereikbaar is.
Ernstig incident
Serious incident
Een met het gebruik van een luchtvaartuig* verband houdend voorval in omstandigheden die zeer waarschijnlijk tot een ongeval zouden hebben geleid.
Voorval Occurrence Elke veiligheid gerelateerde gebeurtenis die een luchtvaartuig, de inzittenden of andere personen in gevaar brengt, of, indien niet gecorrigeerd of ondervangen, in gevaar zou kunnen brengen, en die in het bijzonder een ongeval of een ernstig incident kan omvatten.
* Tussen het tijdstip waarop het luchtvaartuig klaar is om zich in beweging te zetten met het oog op het uitvoeren van een
vlucht tot het tijdstip waarop het tot stilstand komt na het beëindigen van een vlucht en de hoofdaandrijving is stopgezet.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 13 van 92
0.2 Systeem voor aanpassen van het AM
0.2.1 Verantwoordelijken voor uitgeven en aanpassen AM
In onderstaand overzicht staan de verantwoordelijken voor uitgeven en aanpassen van het AM aangegeven.
Wie Verantwoordelijkheid
Functioneel beheerder AM per
onderdeel (zoals aangegeven
in onderstaand ‘Overzicht
functioneel beheer AM’)
Indienen aanpassingsvoorstel AM bij de adviseur kwaliteit van
A/OPS/SRA/SQC na afstemmen met betrokken partijen
Indienen aanvraag voor volgen spoedprocedure voor aanpassen AM na
afstemmen met betrokken partijen
Coördinatiegroep voor beheer
(bedrijfs)handboeken en
Schipholregels BA Aviation
(CBA)
Goedkeuren wijzigingen AM
pre Safety Review Board (pSRB) Met behulp van de kwartaalrapportages van de CBA steekproefsgewijs de
kwaliteit, rol en mandaat van de CBA beoordelen.
A/SSE/HSE Technisch beheer AM
Publiceren AM op Intra- en Extranet A.A.S.
Informeren gebruikers over aanpassingen AM
Overzicht functioneel beheer AM
In onderstaand overzicht staat aangeven welke afdelingen verantwoordelijk zijn voor het functioneel beheer
van welke delen van het AM.
Afdeling Functioneel beheer van volgende delen AM
A/OPS/CCM 1.4
2.4 + 2.8
4 t/m 8
14 t/m18
21 t/m 28
A/OPS/CCM (operationeel)
A/ASM (technisch)
9 t/m 13
29
A/SSE/FST 2.2.9
3
19 + 20
A/SSE/HSE 0.1.1 + 0.1.2
0.1.3 + 0.1.4
0.2
2.1
2.2 m.u.v. 2.2.9
2.3
2.5
2.6
2.7
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 14 van 92
0.2.2 Overzicht van aanpassingen
Versiehistorie
In onderstaand overzicht staan de wijzigingen t.o.v. de vorige versie van het AM. De volledige versiehistorie
van het AM is aanwezig en in te zien bij de technisch beheerder van het AM. De vigerende versie van het AM is
beschikbaar via Intranet en Extranet van A.A.S.
Versie Hoofdstuk Inhoud wijziging Datum
7.0 Zie
onderstaand
Onderstaande wijzigingen zijn goedgekeurd door de
Coördinatiegroep voor de (Bedrijfs)handboeken BA Aviation (CBA).
Mei 2020
Alle Tekstuele aanpassingen, volledig overzicht verkrijgbaar bij HSE-O April 2020
0.1.4 Verwijderd: In AM 0.1.3 staat een korte inhoudsomschrijving per
deel van het AM aangegeven
Afkortingen Toegevoegd: CCIS, ERP, FST, ILT en LT
0.2.1 Beheer hoofdstuk 29 gewijzigd van FST naar ASM
0.2.8 Toegevoegd: titel Publicatie Intranet en extranet
2.2.1. Zinsopbouw gewijzigd: ‘Het A-VMS is gebaseerd op’.
Verwijderd: dit Aangepast naar: In figuur 3 is de indeling van het A-
SMM gevisualiseerd
2.2.2 Aangepast koptekst: Beleidsverklaring veiligheid, gezondheid en
Milieu Schiphol Group naar Veiligheidsbeleid.
Toegevoegd tekst onder Veiligheidsbeleid
Toekenning: aanduiding paragraaf 2.2.3 veiligheidsdoelstelling.
Toegevoegd: De volgend, een SPI’s, vastgesteld en nog steeds valide
Verwijderd: waar veel incidenten voorkomen, gehele
2.2.10 Tekst onder figuur 6 aangepast
2.2.12 Toegevoegd: en communicatie in titel
2.2.12 Onder Samenwerking:
Gewijzigd Convenant AAS KLM Jet center naar: Overeenkomst AAS
Jet Aviation Netherlands BV
Onder ISMS
Verwijderd: zelf
2.5 Toegevoegd; verwijzing naar EU verordening 376/20014
2.6. Toegevoegd referenties naar artikelen in CAO SNBV
2.7 Toevoeging: van het A-SMM
3.1.3 Verwijderd in titel: en bewaartermijnen voor
In tabel: bij deel 1.3.3.: verwijderd: K-platformen
Toegevoegd: VCA vol Schiphol Specifiek: medewerkers ASM en DDO
met Toezicht en Handhavingsfunctie. In tekst’ vakbekwaamheids-
gegevens….werkzaam is’ : toegevoegd: en registratiesystemen van
betrokken afdelingen
3.2 Verwijderd: betrokken afdelingen ontwikkelen en onderhouden
functie en taakgerichte profchecks.
3.2.2 Toegevoegd: en registratiesystemen van betrokken afdelingen
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 15 van 92
Versie Hoofdstuk Inhoud wijziging Datum
8.2 Gewijzigd: Airside Authority Officers in Authority Officers Airside
Gewijzigd: afdelingscode A/O/DDO/AO naar A/O/DDO/AA
9.3 Toegevoegd: ‘contractpartijen’ van En bij A/ASM/AC en
geregistreerd in het incidentmanagementsystem ICD
Verwijderd: onderhoudsmanagementsysteem Maxima
In tabel: Birdpad vervangen door Skylark
Verwijderd hotspot ronde onder landingsterrein, 12x per jaar
vervangen door 1x per dienst.
Frequentie periferie rondes: toegevoegd 2x per etmaal en bij 3x per
week m.b.v. inspectieformulier
10.2 Toegevoegd: ‘de contractpartijen van A/ASM’
Vervanging: ‘via het regiecentrum’ door A/ASM/AC/BV,
Vervanging: onderhoudsmanagementsysteem Maxima door
incidentmanagementsystem ICD
In tabel: frequentie /-1 uur verwijderd.
11 Vervanging: ‘aan het regiecentrum’ / ‘ een onderhoudsmanagement
systeem’ door ‘ bij A/ASM/AC/BV en in het
incidentmanagementsysteem ICD
Vervanging ICT-helpdesk door IT-helpdesk
12.1 Verwijderd:
‘Inspectie benamingen en rapportage opslaglocatie worden door
A/ASM vastgelegd in de ‘A/ASM inspectielijst’. Werkorders van uit te
voeren inspecties door A/ASM worden geregistreerd in het OMS
(Maximo) systeem, archivering van rapportages vindt plaats in
EDMS’
14 Vervangen: KLM Jetcenter (KLM GA) door Jet Aviation Netherlands
B.V.
Vervangen: ‘ Coordinatie regeling’ door ‘ het samenwerkings-
protocol’
Vervangen: Overeenkomst met betrekking tot self-parking op
het K-platform – door Agreement concerning ‘self-parking’ on
Apron K..
Toegevoegd: ‘onder meer’ en ‘Deel’
15.2 Toegevoegd: en/of JIG auditrapporten
16 Vervangen: Ziekenauto’s door ambulance
En: Airside Authority Officers door Authority Officers Airside
17.5 Beschrijving NRV is gewijzigd
17.6 Vervangen: NOTAM voor BIRDTAM
Toegevoegd: fauna incident en geregistreerd in SILS
18.1 Termijn gewijzigd voor bouw-/onderhoudsaanvragen van vier (4)
naar vijf (5) weken
19.3 Vervangen: traject A.A.S door beleid
Toevoeging: (VBCO-beleid)
Verwijderd: De Uitgangspunten Multidisciplinair oefenen Schiphol
20 Toegevoegd: Conform CAT-10 brandweerdekkingvoorzieningen
Toegevoegd: conform de procedure
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 16 van 92
Versie Hoofdstuk Inhoud wijziging Datum
Toegevoegd: referentie naar betrokken handboekdelen
21 Vervangen: FMA door AFO en alarmvorm door kwalificatie
(alarmvorm), AFM door FMA
Verwijderd: in samenspraak met de AFO
Toegevoegd: hulpverleningsgereedschap
23 Vervangen: Coördinatieregelen naar Samenwerkingsprotocol.
Gewijzigd: verwijzingen naar handboek delen.
Toegevoegd: onder meer
24 Gewijzigd; Referenties naar betrokken handboekdeel
Onder beleid: toegevoegd: operationeel en ‘met een zo hoog
mogelijk luchthavencapaciteit’
25 Gewijzigd verwijzing artikel gedragsregels aan Airside.
Correcties in verwijzingen naar diverse handboekdelen.
Onder communicatie: vervanging van bellijst naar meteo alarm rol.
27 Toegevoegd: onder AAS beoordeelt: de EASA obstakelvlakken of
andere vliegveiligheid gerelateerde normen overschrijden
28 Vervangen: ‘taxiway bridges die ten westen van Rijksweg A4 zijn
gelegen beschikken wel over voldoende draagkracht en” – door: De
kunstwerken Viaduct A5 en Viaduct Hoofdvaart.
Verwijderd: enorme bij spanwijdte.
Toegevoegd: de posities P12 en P14 of
29 Toegevoegd: referenties naar Schpholregels, HSE-standaard en in
Golden Rules, link naar betrokken webpagina’s
Diverse verwijzingen naar procedures aangepast
Daarnaast is A/O/DDO/AO vervangen door A/ASM/AC/BV
0.2.3 Aanbrengen van handmatige aanpassingen
Niet van toepassing.
In het AM worden geen handmatige aanpassingen aangebracht.
0.2.4 Systeem van annoteren bladzijden en paragrafen
Niet van toepassing.
Bladzijden en paragrafen worden niet afzonderlijk geannoteerd. Bij aanpassingen wordt een nieuwe versie
van het volledige AM uitgebracht, waarbij het versienummer van het AM wordt opgehoogd. Het
versienummer en de versiedatum worden in de voettekst op iedere pagina van het AM vermeld.
0.2.5 Lijst van vigerende bladzijden of paragrafen
Niet van toepassing.
De vigerende versie van het AM is beschikbaar via het Intranet en Extranet van A.A.S.
Alle bladzijden en paragrafen van deze versie zijn vigerend.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 17 van 92
0.2.6 Weergave van aanpassingen
Aanpassingen in dit document worden als volgt aangegeven: Aanpassingen in teksten:
‐ Toegevoegde tekst wordt grijs gemarkeerd
‐ Bij een nieuw hoofdstuk is alleen de titel van het hoofdstuk grijs gemarkeerd
‐ Verwijderde tekst wordt aangegeven in het overzicht versiehistorie
Compleet verwijderde of vervangen hoofdstukken, paragrafen, alinea’s en aanpassingen in schema’s,
tekeningen, afbeeldingen en grafieken worden niet gemarkeerd maar omschreven in de versiehistorie.
Alle wijzigingen worden weergegeven in de versie historie.
Bij de eerstvolgende aanpassing van het AM worden deze eerder aangegeven markeringen verwijderd.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 18 van 92
0.2.7 Tijdelijke aanpassingen
Tijdelijke aanpassingen aan het AM worden op dezelfde manier verwerkt en weergegeven als definitieve
aanpassingen (Zie hoofdstuk 2 van deel 0 Beheer (bedrijfs)handboeken BA Aviation, Schipholregels en RTS).
0.2.8 Distributie van het AM
Publicatie Intranet en Extranet
De vigerende versie van het AM wordt via het Intranet en Extranet van A.A.S. beschikbaar gesteld aan in- en
externe belanghebbenden:
Alle medewerkers van A.A.S. hebben toegang tot het AM via de webpagina met het BHB-A.A.S. op het
Intranet van A.A.S.
Relevante externe partijen hebben toegang tot het AM via de webpagina met handleidingen en
voorschriften op het Extranet van A.A.S.
Distributielijst AM
A/OPS/PDC/CS:
Registreert stationmanagers van luchtvaartmaatschappijen en directie/operationeel managers van
afhandelaren en andere belanghebbende partijen in het programma ‘Sales Manager’.
Informeert stationmanagers van luchtvaartmaatschappijen en directie/operationeel managers van
afhandelaren en andere belanghebbende partijen die geregistreerd zijn in Sales Manager via de
Operational Update (digitale nieuwsbrief) over aanpassingen van het AM op aangeven van de technisch
beheerder van het AM.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 19 van 92
1 Algemene informatie
1.1 Doel en reikwijdte van het AM
Het AM bevat relevante informatie over A.A.S., zijn faciliteiten, diensten, inrichting en uitrusting, en de
operationele processen, procedures en organisatie en managementstructuur, waaronder het Airside Safety
Management Systeem (A-SMS).
Het AM is bestemd voor:
Medewerkers van de luchthaven t.b.v. hun werkzaamheden in de operatie,
Het management van activiteiten en bedrijfsvoering van de luchthaven,
Externen, voor zover van belang voor hun werkzaamheden.
Het Airside Safety Management Manual (A-SMM) is onderdeel van de ‘Business Area Aviation Handboeken’ en
bevat de uitwerking van hoofdstuk 2 uit het AM ‘Beschrijving van het managementsysteem van de
luchthaven’. Het A-SMM is een intern document bestemd voor medewerkers van Schiphol Nederland BV en
medewerkers/ bedrijven welke gecontracteerd zijn door Schiphol Nederland BV.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.5 – Airside Safety Management
Manual
Intern gebruik A.A.S.
1.2 Wettelijke grondslag luchthavencertificaat en AM
Regulation (EC) 2018/1139 of the European Parliament and of the Council;
Commission Regulation (EU) No. 139/2014 of 12 February 2014 and its amending Regulations including the
Acceptable Means of Compliance (AMC) for Aerodromes;
Certification Basis Amsterdam Airport Schiphol.
1.3 Voorwaarden voor gebruik van de luchthaven
De voorwaarden voor gebruik van de luchthaven door gebruikers zijn vastgelegd in:
De Schipholregels;
De Regeling Toelating Schiphol (RTS);
Het AM;
De handboeken en bedieningsvoorschriften in beheer bij A.A.S.;
De Aeronautical Information Publication (AIP) - part AD.EHAM.
1.4 Verplichtingen exploitant voor medewerking aan audits en inspecties ILT
A/SSE/HSE-coördineert en faciliteert de door ILT uit te voeren audits, in overleg met ILT en betreffende
auditees. A/OPS coördineert en faciliteert de door ILT uit te voeren inspecties, in overleg met ILT en de
betreffende afdeling(en).
Auditees en afdelingen verlenen bij een audit of inspectie de gevraagde medewerking aan de uitvoering van
de audit of inspectie door ILT. Daarbij zorgt A.A.S. voor:
Het verlenen van toegang tot het terrein, de gebouwen, systemen, documentatie en procedures.
Het in staat stellen om een inspectie of audit uit te voeren.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 20 van 92
B. Deel B – luchthavenmanagementsysteem,
kwalificatie- en opleidingseisen
2 Beschrijving van het managementsysteem
van de luchthaven
2.1 Organisatie en verantwoordelijkheden van de luchthaven
Organogram Schiphol Group
Figuur 1: organogram Schiphol Group
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 21 van 92
Organisatie veiligheidsmanagement voor Airside
Het organogram over de inrichting van het veiligheidsmanagement aan Airside geeft schematisch alle functies
in de organisatie weer die hier een rol in vervullen.
Figuur 2: organogram veiligheidsmanagement Airside
De overlegstructuur voor het veiligheidsmanagement aan Airside en de betrokken nominated persons zijn
uitgewerkt in hoofdstuk A.3 en A.4 van het A-SMM.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 22 van 92
2.2 Airside Safety Managementsysteem (A-SMS)
2.2.1 Reikwijdte A-SMS
Doelgroep A-SMS
De doelgroep van het A-SMS betreft alle medewerkers van Amsterdam Airport Schiphol (A.A.S.) die betrokken
zijn bij de uitvoering, het beheer of de ontwikkeling van Airside processen, alsmede alle Airside gebruikers.
Doel A-SMS
Het A-SMS is het systeem om veiligheidsrisico’s structureel en aantoonbaar te identificeren en te beheersen
om daarmee het veiligheidsniveau aan Airside te waarborgen en te verbeteren.
Opzet A-SMS
Het A-SMS bestaat uit de vier pijlers die in een veiligheidsmanagementsysteem worden gehanteerd. Ook de
elementen van het in de EU-verordening 139/2014 voorgeschreven managementsysteem (het ‘EASA
Management System’) zijn hierin verwerkt.
Het Airside Veiligheidsmanagementsysteem is gebaseerd op de volgende pijlers:
A. Organisatiestructuur, beleidsverklaring en documentatie (organisational structure, safety policy and
documentation);
B. Managen van veiligheidsrisico’s (safety riskmanagement);
C. Borging van (luchtvaart)veiligheid (safety assurance);
D. Veiligheidstraining, bevordering van veiligheid en communicatie (safety training, promotion and
communication).
In figuur 3 is de indeling van het A-SMM gevisualiseerd.
Figuur 3: Het Airside Safety Management System
Het A-SMS is in het A-SMM (deel 1.1.5) uitgewerkt.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 23 van 92
2.2.2 Veiligheidsbeleid en -doelstellingen
Figuur 4: Beleidsverklaring veiligheid, gezondheid en milieu Schiphol Group
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 24 van 92
2.2.3 Veiligheidsbeleid
Binnen A.A.S. wordt een integrale beleidsverklaring gehanteerd waarin aandacht voor Veiligheid, Gezondheid
en milieu – Schiphol Group centraal staan. Het doel van deze beleidsverklaring is het behoud van een gezonde
en veilige (werk)omgeving waarin het voorkomen van verlies, ongelukken en schade prioriteit krijgt ten
opzichte van andere belangen.
2.2.4 Veiligheidsdoelstellingen
De volgende veiligheidsdoelstellingen en SPI’s zijn in 2018 vastgesteld en nog steeds valide:
• Aanrijdingen:
Het reduceren van het aantal aanrijdingen aan Airside waarbij een voertuig betrokken is met een focus op het
mitigeren van hotspots.
• Runway Safety:
- Als lagging indicator: nul incursions in de risico categorie B of A, aangevuld met;
- Als leading indicator: de jaarlijkse formulering van speerpunten om de ernst en het aantal van runway
incursion voorvallen op Schiphol te reduceren.
De onderstaande speerpunten zijn voor 2018 vastgesteld:
- Versterken en verankeren RST binnen ISMS-structuur incl. opstellen brede visie op Runway Safety;
- EAPPRI 3.0 Gap-analyse incl. follow up;
- Safety training organiseren voor leden RST.
- Vaststellen mogelijke toepassing Runway Status Lights op Schiphol
Vogelaanvaringen (Birdstrikes):
Creëren van een zorgeloze operatie voor airlines door het risico op birdstrikes te verminderen d.m.v. effectief
habitatmanagement en een efficiënte 24-uurs operatie
2.2.5 Verantwoordelijkheden nominated persons
De verantwoordelijkheden voor nominated persons zijn beschreven in A.3 van het A-SMM.
2.2.6 Beheerprocedure documentatie
De beheerprocedures voor het beheer van het AM en gerelateerde documenten zijn beschreven in hoofdstuk
2 van deel 0 Beheer (bedrijfs)handboeken BA Aviation, Schipholregels en RTS).
2.2.7 Risicomanagementproces
Het niveau van veiligheid aan Airside wordt bepaald door de mate waarin de veiligheidsrisico’s van
bedrijfsprocessen aan Airside worden beheerst. Gevaren met kans op letsel, schade en verlies binnen
bedrijfsprocessen kunnen nooit helemaal uitgesloten worden. Absolute veiligheid bestaat niet.
A.A.S. streeft naar een niveau van veiligheid, waarbij veiligheidsrisico’s worden geïdentificeerd en beheerst
door het nemen van maatregelen om tot acceptabele restrisico’s te komen.
Het middel om hier op een gestructureerde wijze mee om te gaan is risicomanagement:
Het op een dusdanige manier plannen, organiseren, beheersen en leiden van de organisatie dat
veiligheidsrisico’s niet ontstaan of tot een minimum (acceptabel niveau) beperkt worden en blijven.
Risicomanagement wordt als hulpmiddel niet alleen ingezet bij het voorkomen van letsel, schade of verlies,
maar ook bij het reduceren van de effecten van een voorval.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 25 van 92
Het proces voor risicomanagement bestaat uit de volgende 4 fasen welke uitgewerkt zijn de
hoofdstukken B en C van het A-SMM:
1. Hazard Identification;
2. Safety Risk Assessment;
3. Safety Risk Mitigation;
4. Safety Performance Monitoring.
2.2.8 Monitoren veiligheidsprestaties en effectiviteit beheersmaatregelen
Het bewaken/monitoren van veiligheidsacties en risico beperkende maatregelen is uitgewerkt in hoofdstuk
C.1.2 van het A-SMM.
2.2.9 Verifiëren van de veiligheidsprestatie
Het verifiëren van de veiligheidsprestatie van de luchthavenorganisatie (safety performance monitoring) is
uitgewerkt in hoofdstuk C.1 van het A-SMM.
2.2.10 Veiligheidsrapportagesysteem
A.A.S. volgt en onderzoekt voorvallen op de luchthaven nauwlettend teneinde hier lering uit te trekken met
als doel herhaling te voorkomen. Voorvallen zijn een indicatie voor onvoldoende beheersing van
veiligheidsrisico’s.
Het beschikken over een meldingssysteem voor deze voorvallen, het analyseren van deze gegevens en het
rapporteren over de resultaten wordt het systeem voor veiligheidsrapportages (safety reporting system)
genoemd. Het doel van het safety reporting system is zowel het inzichtelijk maken van de mate van veiligheid
als het verbeteren van de veiligheid aan Airside.
Eenieder die actief is aan Airside, is verplicht om voorvallen te melden; er wordt geen onderscheid gemaakt of
een melder in dienst is van A.A.S. De verplichting tot het melden van een voorval is verwerkt in de
Schipholholregels, waarin ook wordt aangegeven op welke wijze gemeld kan worden. Houders van een
Schipholpas worden getoetst op de bekendheid met de meldingsplicht wanneer de pas wordt aangevraagd of
wordt verlengd. De gemelde voorvallen worden geregistreerd in SILS.
Uit figuur 5 blijkt welke typen voorvallen er worden gehanteerd en op welke wijze deze aan A.A.S. bekend
kunnen worden gesteld.
Figuur 5: Typen voorvallen
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 26 van 92
De registraties in SILS worden gebruikt:
Om incidenten- en ongevallenonderzoek uit te voeren;
Om voorvallen met een afbreuk van het veiligheidsniveau te identificeren;
Om afwijkingen te identificeren en hier opvolging aan te geven;
Om trends te identificeren;
Als input voor risico-inventarisaties en –analyses;
Om de effectiviteit van verbetermaatregelen te monitoren.
Een melder kan aangeven of een terugkoppeling over de vervolgacties n.a.v. de melding gewenst is.
2.2.11 Voorbereiding op crisisbeheersing
Op het moment dat een crisis zich voordoet op of in de onmiddellijke omgeving van Schiphol, is een effectieve
en efficiënte samenwerking tussen diverse organisaties noodzakelijk om de effecten van de crisis zoveel als
mogelijk te beheersen. Hiervoor zijn diverse, op elkaar afgestemde, plannen uitgewerkt om duidelijkheid te
geven omtrent organisatie, taken en verantwoordelijkheden van de diverse partijen, rekening houdend met
de aard en omvang van de crisis die zich voor kan doen. Voor een optimale afstemming van de diverse
plannen zijn de interfaces tussen de verschillende organisaties inzichtelijk gemaakt en in de plannen verwerkt.
In de diverse overlegorganen, waar de actualiteit van de plannen wordt besproken, is de vertegenwoordiging
van de betrokken partijen hierop afgestemd.
In onderstaand schema worden de diverse plannen en de onderlinge samenhang weergegeven.
In het Bedrijfsnoodplan van A.A.S. (BNP deel 3 Bedrijfshandboek A.A.S.) en het Calamiteitenplan van A.A.S.
(CPAAS – deel 4 Bedrijfshandboek A.A.S) zijn de taken, verantwoordelijkheden, procedures en werkinstructies
beschreven die van toepassing zijn binnen A.A.S. Deze zijn afgestemd op de door overheden en hulpdiensten
opgestelde noodplannen.
Binnen het CPAAS zijn bepaalde verantwoordelijkheden toegewezen aan andere organisaties gealloceerd op
Schiphol, met name luchtvaartmaatschappijen en grondafhandelaren (derden op Airside). In het Company
Instruction Manual (CIM) wordt beschreven wat er verwacht wordt van deze organisaties in geval van een
crisis, zodat zij dit kunnen opnemen in hun eigen ERP.
Figuur 6: Schema met aan crisisbestrijding gerelateerde plannen
A.A.S. heeft een crisisorganisatie ingericht om ten tijde van een crisis zo effectief en efficiënt mogelijk vanuit
de eigen verantwoordelijkheid te kunnen reageren.
Het proces rondom crisisbeheersing door A.A.S. is uitgewerkt in hoofdstuk A.5 van het A-SMM.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 27 van 92
2.2.12 Het beheerst doorvoeren van wijzigingen (Management of Change)
Doelstelling management of change
Bij voorgenomen wijzigingen in de organisatie, de infrastructuur of de bedrijfsvoering de mogelijke
consequenties voor veiligheid en compliance op een gestructureerde wijze inzichtelijk te maken en te
beheersen.
In een vroeg stadium per wijziging een indicatie te hebben of voorafgaande goedkeuring (‘prior approval’)
door dan wel melding (‘notification’) aan ILT noodzakelijk is.
Werkwijze
Bij een voorgenomen wijziging is het van belang om zeker te stellen dat de nieuwe situatie voldoet aan de
door de Europese regelgeving gestelde voorschriften en bij afwijkingen inzichtelijk te maken wat de
consequenties hiervan zijn. Daarnaast is een essentieel onderdeel bij het uitwerken van een wijziging het
uitvoeren van een veiligheidstoets.
Het doel van deze toets is de eventuele veiligheidsrisico’s die de wijziging tot gevolg kan hebben inzichtelijk te
maken en deze te elimineren of te mitigeren.
Deze essentiële onderdelen zijn uitgewerkt in de ‘EASA MoC-Procesbeschrijving’
Het MoC-proces is uitgewerkt in hoofdstuk C.2 van het A-SMM.
2.2.13 Bevorderen veiligheid en communicatie
A.A.S. is verantwoordelijk voor een veilige operatie aan Airside. De medewerkers spelen hierin een cruciale rol.
Om een veilige operatie te kunnen waarborgen is het van belang dat medewerkers vakbekwaam zijn om hun
functie uit te kunnen oefenen en hun werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
Communiceren over veiligheid draagt voor een belangrijk deel bij aan het bevorderen van het
veiligheidsbewustzijn.
Het doel van communiceren over veiligheid aan alle relevante medewerkers is om:
Informatie te verschaffen over het AM en A-SMS (en intern A.A.S. over het A-SMM);
Veiligheid kritische informatie te verspreiden;
Uitleg te geven over specifieke acties die worden genomen;
Uitleg te geven over nieuwe of gewijzigde procedures;
Bevorderen veiligheidsbewustzijn waarbij Just Culture als principe wordt gehanteerd.
A.A.S. heeft de Schipholregels opgesteld ter borging van de voorzieningen die nodig zijn voor een goede
afwikkeling van het luchthavenluchtverkeer en het daarmee samenhangende personen- en goederenvervoer
op de luchthaven. De Schipholregels zijn van toepassing op iedereen die zich op de luchthaven bevindt.
Voor bedrijven en organisaties heeft A.A.S. de Regeling Toelating Schiphol (RTS) opgesteld, een bijlage bij de
Schipholregels. Daarin staan de regels en voorwaarden voor bedrijven en organisaties die toegang willen
verkrijgen tot Airside Security Restricted Area’s, Airside Non- Security Restricted Area’s en/of Landside Secured
Premises van A.A.S. om daar luchthaven gerelateerde werkzaamheden te verrichten. Daaraan verbonden zijn
er regels voor personen die werkzaamheden verrichten voor toegelaten bedrijven en organisaties.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 28 van 92
Diverse activiteiten worden ontplooid teneinde veiligheid uit te dragen, te bevorderen en daarmee een
positieve veiligheidscultuur te bewerkstelligen en het veiligheidsniveau te verbeteren, waaronder:
• Het publiceren van de Schipholregels:
A.A.S. heeft de Schipholregels opgesteld ter borging van de voorzieningen die nodig zijn voor een goede
afwikkeling van het luchthavenluchtverkeer en het daarmee samenhangende personen- en
goederenvervoer op de luchthaven. De Schipholregels zijn van toepassing op eenieder die zich op de
luchthaven (inclusief Airside) bevindt;
• De door A.A.S. voor bedrijven en organisaties opgestelde RTS, een bijlage bij de Schipholregels. Hierin
staan de regels en voorwaarden voor bedrijven en organisaties die toegang willen verkrijgen tot
Airside om daar luchthaven gerelateerde werkzaamheden te verrichten. Daaraan verbonden zijn er regels
voor personen die werkzaamheden verrichten voor toegelaten bedrijven en organisaties;
• Het afnemen van de Safety & Security test waarbij de kennis van de Schipholregels en de RTS wordt
getoetst;
• Het verzorgen van trainingen op het gebied van veiligheid;
• Het periodiek meten van de veiligheidscultuur;
• Het publiceren van het Zakboek Safety & Security.
In hoofdstuk D van het A-SMM is meer informatie te vinden over veiligheidstraining, bevordering van
veiligheid en communicatie.
Samenwerking
A.A.S. heeft tevens met diverse organisaties die werkzaamheden verrichten op Airside en waarbij de
raakvlakken met de processen van A.A.S. groot zijn en dus een groter veiligheidsrisico opleveren, nadere
afspraken gemaakt:
• Samenwerkingsprotocol LVNL- A.A.S. (met vijf deelregelingen)
• Convenant Schiphol Airport Authority met IL&T, Gemeente Haarlemmermeer en Koninklijke Marechaussee
inzake veiligheid
• Convenant A.A.S.-LVNL inzake bouwwerkzaamheden (CNS-toetsing)
• Service Level Agreement A.A.S.-LVNL AIS_FSC inzake aanlevering Aeronautische gegevens
• Convenant A.A.S.-LVNL-KLM inzake gebruik van de Central De-icing Facility
• Overeenkomst A.A.S.-Jet Aviation Netherlands B.V inzake gebruik van het K-platform
• Convenant A.A.S.-PNH inzake Staande mast route
• Samenwerkingsovereenkomst A.A.S.-PNH inzake Staande mast route
• Memorandum of Understanding (MoU) on Collaborative Decision Making (CDM) at Amsterdam Airport
Schiphol
• Convenant Brandweerzorg Luchthaven Schiphol
• Voorzieningenovereenkomst tussen A.A.S. en Aircraft Fuel Supply (AFS)
Bovendien heeft A.A.S. met diverse partijen contractuele afspraken, waarin veiligheidsmanagement een
duidelijke plaats inneemt:
• Contracten met maincontractors
• Contract met Axxicom (t.b.v. PRM)
• Contract met HTM (t.b.v. passagiersafhandeling d.m.v. bussen)
Joint Sector Integral Safety Management System (ISMS)
De vele bedrijven op Schiphol zijn verantwoordelijk voor de veiligheid binnen hun operatie én de keten(s)
waarin ze actief zijn. Om de samenwerking van alle ketenpartners te waarborgen, heeft sector onder regie
van A.A.S. het Joint Sector ISMS opgezet. Deze overkoepelende organisatie brengt sector brede
veiligheidsrisico’s in kaart, coördineert maatregelen, onderneemt proactief actie en communiceert hierover
richting belanghebbenden. Zo bewaakt en optimaliseert het ISMS de integrale veiligheid op de luchthaven.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 29 van 92
2.2.14 Resultaten van het A-SMS
De resultaten van het A-SMS betreffen het bewustzijn van veiligheidsrisico’s die gepaard gaan met
de operatie en het continu aandacht hebben voor de verbetering van de veiligheidsperformance door de
gehele organisatie.
In hoofdstuk 0.2 van het A-SMM is dit verder geduid.
2.3 Toezicht op naleving
Uitvoeren compliance monitoring
In hoofdstuk C.3 van het A-SMM is uitgewerkt hoe A.A.S. de invulling geeft aan compliance monitoring.
2.4 Kwaliteitsbeheersysteem voor Aeronautical Data
Doelstelling en beheersing processen
Het kwaliteitsbeheersysteem voor Aeronautical Data is beschreven in het Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2
Handboek Landingsterrein van A.A.S en is hiermee integraal onderdeel van het Airside Safety Management
Systeem (A-SMS). Het doel van Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2 Handboek Landingsterrein is om zeker te
stellen dat de Aeronautical Information Service Provider (LVNL) kan beschikken over de meest nauwkeurige en
actuele Aeronautical Data, beschikbaar gesteld vanuit een met zekerheid vastgestelde bron.
Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2 Handboek Landingsterrein onderscheidt de volgende doelstellingen:
• Safety (veiligheid)
• Security
• Management en beheer
De kwaliteit van het systeem als geheel wordt geborgd d.m.v. de ISO 9001:2008 systematiek, en is als volgt
ingevuld:
1. Het kwaliteitsmanagementsysteem maakt integraal deel uit van het A-SMS
2. De eisen die gesteld worden m.b.t. Management of Aeronautical Data and Aeronautical Information maken
onderdeel uit van het Oversight Programme van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) volgens
Regulation (EU) 139/2014 Part ADR.AR.
Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2 Handboek Landingsterrein van A.A.S. beschrijft de processen, procedures
en beheersysteem t.a.v. Aeronautical Data betreffende:
De interne A.A.S.-processen, met inbegrip van het verkrijgen, verifiëren, opslaan en beheren van
Aeronautical Data.
Het beschikbaar stellen van Aeronautical Data aan de LVNL zoals beschreven in de Service Level Agreement
(SLA) tussen de LVNL en A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 30 van 92
Aeronautical data en -information
Aeronautical Data is de verzamelnaam voor alle (meetbare en niet-meetbare) gegevens die aan LVNL ter
publicatie worden aangeboden, zowel binnen als buiten het luchthavengebied.
Aeronautical Information is de door de LVNL gepubliceerde informatie ten behoeve van de eindgebruikers
(luchtvarenden).
Na publicatie van de aangeleverde data wordt Aeronautical Data feitelijk Aeronautical Information. De
(eind)gebruiker ziet dus alléén de door LVNL gepubliceerde ‘Information’ en alles wat aan de inputzijde van de
LVNL zit, wordt ‘Data’ genoemd (zie afbeelding)
Figuur 7: relatie Aeronautical Data / Aeronautical Information
Data originators
Data Originators zijn partijen die data ter publicatie aanleveren aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
die de informatie vervolgens ter beschikking stelt aan luchtvarenden.
Amsterdam Airport Schiphol (A.A.S.) is een van de Data Originators van Aeronautical Data. De Aeronautical
Data van A.A.S. bestaat uit:
‘Survey data’; dit betreft afmetingen, posities en andere data die aan specifieke nauwkeurigheids- en
integriteitseisen dienen te voldoen.
‘Non-survey data’; dit betreft data zonder nauwkeurigheidsvereisten
Het inmeten van Survey Data is door A.A.S. uitbesteed aan een derde partij (Anteagroup). Deze partij is
verantwoordelijk voor de vereiste nauwkeurigheid van de data.
Een Service Level Agreement (SLA) tussen A.A.S. en de LVNL beschrijft per dataeenheid waarvoor A.A.S.
verantwoordelijk is t.a.v. de aanlevering van data ten behoeve van publicatie in het Aeronautical Information
Publication (AIP) en/of Notice to Airmen (NOTAM).
Ook de LVNL is zelf een van de Data Originators en is verantwoordelijk voor data m.b.t. luchtruim, vliegroutes,
navigatiehulpmiddelen, radiotelefonie frequenties en (vlieg)procedures.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 31 van 92
Beheer
Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2 Handboek Landingsterrein beschrijft de interne beheerprocessen met
betrekking tot:
• Survey Data,
• Non-survey data, en
Het Aeronautical Data Manual zelf.
Het beheer van Deel 1.2.9 – Aeronautical data van 1.2 Handboek Landingsterrein is de verantwoordelijkheid
van A/OPS/CCM, terwijl het beheer van de Survey Data is belegd bij Antea Group.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.9 – Aeronautical data Intern gebruik A.A.S.
2.5 Melden ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen door A.A.S. aan ABL, ILT en/of OVV
In hoofdstuk C.6 van het A-SMM is beschreven hoe A.A.S. om gaat met meldingen aan Analyse Bureau
Luchtvaart (ABL), Inspectie Leefomgeving en ILT en/of OVV. Dit is in lijn met EU-verordening 376/2014.
2.6 Regels voor het gebruik van alcohol, psychoactieve stoffen en geneesmiddelen
In de SNBV CAO (ref. artikel 2.27) is ten aanzien van het gebruik van alcohol, drugs en geneesmiddelen het
volgende opgenomen:
1. De werknemer mag in de uitoefening van zijn werkzaamheden geen alcohol of drugs
gebruiken of onder invloed daarvan zijn.
2. De werknemer die geneesmiddelen gebruikt of gaat gebruiken, die een zodanige
invloed op de fysieke en/of mentale gesteldheid kunnen hebben dat de veiligheid in
het geding is, mag geen werkzaamheden verrichten in het luchtvaartgebied. De
werknemer die als gevolg van het bepaalde in dit artikellid wordt gehinderd in het
vervullen van de bedongen arbeid, treedt hierover in overleg met zijn
leidinggevende.
3. Bij ieder vermoeden van handelen in strijd met dit artikel, is de werkgever gerechtigd
die maatregelen te treffen die hij nodig acht, met inbegrip van de maatregelen zoals
bedoeld in artikel 2.4 en 2.5 van de SNBV CAO.
Organisaties werkzaam aan Airside
Partijen die werkzaam zijn aan Airside zullen ook in de arbeidsrelatie met hun werknemers het gebruik van
genoemde stoffen dienen te regelen.
Schipholregels en RTS
In artikel 7, lid 1c en 1d, van de Schipholregels en in artikel 4, lid 9 van de RTS zijn de regels voor het gebruik
van bovengenoemde stoffen vastgelegd.
Handhaving regels
Handhaving van deze regels vindt plaats door de Koninklijke Marechaussee.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 32 van 92
2.7 Veiligheidsrichtlijnen, -problemen en aanbevelingen
In de hoofdstukken C.7.1, C.7.2 en C.7.3 van het A-SMM wordt beschreven hoe A.A.S. om gaat met
veiligheidsrichtlijnen, -problemen en aanbevelingen.
2.8 Registratie vliegtuigbewegingen
Het Centraal Informatie Systeem Schiphol (CISS) is de centrale database die gebruikt wordt om (vlucht)
informatie op te slaan en te publiceren.
Een CISS-record bevat een veelheid van gegevens van elke vliegbeweging, waaronder begrepen maar niet
beperkt tot:
Datum vlucht
Tijden van aankomst / vertrek (LT), zowel op de gate als op de start/landingsbaan
Herkomst / Bestemming
Schengen / Niet Schengen
Vluchtnummer
Soort vlucht (passagiers / vracht / general aviation)
Type vliegtuig / Registratie / Categorie
Aantal passagiers
Airline / Afhandelaar
Start- / Landingsbaan
Opstelplaats (met inbegrip van wijzigingen)
Sleepbeweging
Incheckbalie, bagagebanden (afhandelaar)
Bijzonderheden zoals uitgeweken, (langdurige) vertragingen, retour wegens calamiteit of defect
CISS wordt door A.A.S. tevens gebruikt voor planning, operationele doeleinden, analyses, statistieken en
verrekening van havengelden.
CISS stelt de informatie voor publieke gebruikers beschikbaar via de Schiphol website (Schiphol.nl) en de
displays in de terminal.
De gegevens worden opgeslagen in het CDW (CISS Data Warehouse), waarbij onderscheid gemaakt wordt
tussen ground- en flight movements. De minimum bewaartermijn voor registratie van vliegtuigbewegingen is
5 jaar.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 33 van 92
3 Vereiste kwalificaties luchthavenpersoneel
3.1 Opleidingsprogramma luchthavenpersoneel
Om haar verantwoordelijkheid voor een veilige operatie aan Airside in te vullen draagt A.A.S. er zorg voor dat
de medewerkers vakbekwaam zijn en werkzaamheden veilig verricht kunnen worden.
Ten aanzien van trainingen met betrekking tot de veilige uitvoering van werkzaamheden aan Airside is A.A.S.
verantwoordelijk voor het opzetten en organiseren van veiligheidstrainingen. De doelgroep voor die
trainingen zijn allen die een betrokkenheid hebben bij de operatie (processen) aan Airside.
De betrokkenheid aan Airside geldt ongeacht de positie binnen de organisatie en voor zowel medewerkers in
dienst bij A.A.S. als bij ander op Airside opererende organisaties. Het Veiligheid Training Centrum ontwikkelt
en onderhoudt in samenwerking met relevante A.A.S.-afdelingen opleidingen/trainingen en profchecks
gericht op operationele veiligheid en crisisbeheersing voor relevante interne en externe medewerkers.
Naast de vereiste veiligheidstrainingen voor eenieder die zich onbegeleid aan Airside begeeft,
draagt A.A.S. er zorg voor dat interne medewerkers die Airside gerelateerde werkzaamheden verrichten,
minimaal voldoen aan de aanstellingseisen zoals deze vastgelegd zijn in de functietypering (vakbekwaam
zijn). Indien nodig aangevuld met opleidingen en trainingen die specifiek zijn vastgesteld voor de functie
(vakbekwaam worden). Daarnaast worden in samenwerking met de leidinggevende afspraken gemaakt
voor het volgen van trainingen en opleiding die noodzakelijk worden geacht voor het continu goed kunnen
uitoefenen van de functie (vakbekwaam blijven).
Betrokken A.A.S.-afdelingen ontwikkelen en onderhouden zelf specifieke functie- en taakgerichte
opleidingen/trainingen en profchecks voor medewerkers binnen de eigen afdeling.
Het proces rondom vakbekwaamheid van medewerkers is nader uitgewerkt in dit hoofdstuk en in de
Handboeken Aviation deel 1.1.3 en 1.1.4 waarin het beleid, de achtergrondinformatie en de procedures
betreffende vakbekwaamheid derden en vakbekwaamheid eigen personeel zijn beschreven.
3.1.1 Verantwoordelijkheden, frequenties, syllabi, opleidingsnormen
Trainingsprogramma's
Onder ‘opleiding’ wordt in de context van dit hoofdstuk verstaan opleidingen, trainingen en oefeningen
gericht op het opleiden en vakbekwaam blijven van medewerkers voor de uitoefening van een functie of
specifieke taak gedurende normale en/of verstoorde bedrijfsvoering. Medewerkers kunnen daarbij
werkzaam zijn aan Airside zowel binnen als buiten de movement area van de luchthaven.
Opleidingsprogramma’s voor operationele- en onderhoudsmedewerkers en voor medewerkers van
hulpverlenings- en brandbestrijdingsdiensten, zijn vastgelegd in de documenten, zoals vermeld in AM 3.1.3.
Onder deze documenten vallen tevens de relevante syllabi die gehanteerd worden of ander materiaal dat
wordt gebruikt om medewerkers op te leiden en/of vakbekwaam te houden.
In bovengenoemde documenten zijn tevens relevante verantwoordelijkheden aangegeven, staan
frequenties benoemd evenals de doelen en normen die behaald (moeten) worden.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 34 van 92
3.1.2 Opleiding en training
3.1.2.1 Opleiding en examinering
De activiteiten voor het opleiden en de controle van leerlingen/trainees zijn globaal als volgt:
Betrokken afdelingen ontwikkelen en onderhouden functie- en taakgerichte opleidingen voor
eigen medewerkers.
Het Veiligheidstrainings Centrum (VTC) ontwikkelt en onderhoudt in samenwerking met relevante
afdelingen opleidingen gericht op operationele veiligheid en crisisbeheersing voor relevante interne- en
externe medewerkers (waaronder afhandelaren).
Betrokken afdelingen en VTC stellen lesmateriaal, instructeurs/mentoren/docenten en voorzieningen voor
opleidingen beschikbaar.
Instructeurs/mentoren/docenten:
Leiden de medewerkers op;
Monitoren de voortgang;
Sturen indien nodig bij.
Leerlingen/trainees leggen een proeve van bekwaamheid (examen, toets of test) af voordat men de
functie of taak zelfstandig kan uitvoeren.
Betrokken afdelingen en VTC:
Registreren en archiveren de eigen relevante opleidingsgegevens;
Evalueren de eigen opleidingen en voeren verbeteringen door.
Medewerkers nemen deel aan activiteiten die bijdragen aan de borging en (verdere) ontwikkeling van de
eigen vakbekwaamheid.
In onderstaande afbeelding staat het generieke proces voor de ontwikkeling van opleidingen en examinering
weergegeven.
Figuur 8: generiek procesontwikkeling, opleiding en examinering
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 35 van 92
3.1.2.2 Personeel dat vereiste opleidingsniveau niet bereikt
Leerlingen/trainees die uiteindelijk niet aan de gewenste opleidingseisen voldoen kunnen de functie of taak
niet uitvoeren.
De specifieke procedures en afspraken van toepassing op situaties waarin personeel niet het vereiste
opleidingsniveau bereikt zijn vastgelegd in de opleidingsprogramma’s zoals vermeld in AM 3.1.3
3.1.3 Documentatie opleidingen
In onderstaand overzicht staan de documenten vermeld die gebruikt worden voor de verschillende
opleidingen met daarbij aangegeven voor wie de documenten bestemd zijn, wie de eigenaar is en door wie
deelnamegegevens worden vastgelegd (registratie) als het document voor een opleiding wordt gebruikt:
Document Bestemd voor Eigenaar Vastlegging
deelname-
gegevens
door
Interne functiegerichte opleidings- &
oefenbeleidsplannen en profcheck-
programma’s*
Medewerkers: A/SSE/FST A/SSE/SO A/O/DDO
A/ASM/MO
A/SSE/FST A/SSE/SO A/O/DDO
A/ASM/MO
Betreffende afdeling
Vakbekwaamheidstraject A.A.S.-leden
crisisorganisatie Schiphol (initial &
recurrent)*
Medewerkers die een
rol vervullen in de
crisisorganisatie van
A.A.S.
A/SSE/FST VTC
Uitgangspunten multidisciplinair oefenen
Schiphol* en ‘Multidisciplinair
oefenschema jaartal xxx’
Medewerkers die een
rol vervullen in de
crisisorganisatie van
A.A.S.
A/SSE/FST VTC
BHV opleidingsdocumentatie* Medewerkers die een
rol vervullen in de BHV
organisatie van A.A.S.
A/SSE/FST VTC
Basistraining Safety & Security (BTSS)* Airside gebruikers A/SSE/HSE VTC
Airside safety en security test * Airside gebruikers A/SSE/HSE Badge Center
Handboek landingsterrein (t.b.v.
veldbevoegdheid), inclusief Deel 1.2.2 –
Radiotelefonie van 1.2 Handboek
landingsterrein*
Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM VTC
Bedieningsvoorschrift VDGS* Personnel operating
unescorted on other
operational areas of
the aerodrome
A/OPS/PDC/APM A/OPS/PDC/APM
(**)
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 36 van 92
Document Bestemd voor Eigenaar Vastlegging
deelname-
gegevens
door
Deel 1.3.3 – Marshalling en ‘Follow me’
services
Marshallers A/OPS/PDC/APM VTC
Busregie aan Airside Regisseurs en
chauffeurs
A/OPS/PDC/APM VTC
Bedieningsvoorschrift passagiersbruggen* Personnel operating
unescorted on other
operational areas of
the aerodrome
A/OPS/PDC/APM VTC (**)
Deel 1.2.4 – Uitvoeren sleepbewegingen
van 1.2 Handboek landingsterrein*
Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM VTC
Deel 1.2.5 – Uitvoeren push-
backbewegingen van 1.2 Handboek
landingsterrein*
Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM VTC
Deel 1.2.12 – Proefdraaien en aanpikken
van 1.2 Handboek landingsterrein.
Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM N.v.t.
Handleiding De- en Anti-icing Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/SSE/FST,
A/SSE/SO,
A/O/DDO,
A/ASM/MO
Betreffende
afdeling
Handleiding De- en Anti-icing Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM N.v.t.
Deel 1.5.1 – Bestrijden sneeuw en gladheid
van 1.5 Handboek Sneeuw, gladheid en
de-icing*
Personnel operating
unescorted on the
movement area
A/OPS/PDC/APM A/O/DDO/AO
Handleiding bedrijven bij grote
verstoringen en crises op Schiphol
Medewerkers van
bedrijven gevestigd op
Schiphol die op verzoek
A.A.S. een rol vervullen
in de crisisorganisatie
van A.A.S.
A/OPS/PDC/CS N.v.t.
Training Airside Safety Management
Training (ASMT)
Airside gebruikers van
A.A.S.
A/SSE/HSE VTC
VCA-vol Schiphol Specifiek Projectleiders in de
bouw, medewerkers
ASM en DDO met
Toezicht en
Handhaving functie
A/SSE/HSE VTC
MoC-workshops Medewerkers A.A.S. die
een rol hebben in MoC-
traject
A/SSE/HSE VTC
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 37 van 92
Document Bestemd voor Eigenaar Vastlegging
deelname-
gegevens
door
Passengers with Reduced Mobility (PRM) Airside gebruikers A/OPS/PDC/PP VTC
Een gewijzigde of vervallen digitale versie van een document voor opleidingen wordt gearchiveerd tot ten
minste vijf jaar na de vervaldatum. Nieuwe versies van de documenten zijn voorzien van een versiehistorie
waarin de doorgevoerde wijzigingen staan aangegeven.
Vakbekwaamheidsgegevens en indien noodzakelijk de bijbehorende documenten
(zoals syllabus, certificaten, etc.) van individuen worden opgeslagen in het registratiesysteem
Veiligheidspaspoort (VP) en registratiesystemen van betrokken afdelingen, ten minste gedurende de periode
dat een medewerker bij/op de luchthaven werkzaam is.
(*) zie hoofdstuk 3.2 en 3.2.1 voor uitleg
(**) registratie door VTC voor instructeurs en door A/OPS/PDC/APM voor overig personeel
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.3 – Vakbekwaamheid derden Intern en extern
gebruik
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.4 – Vakbekwaamheid A.A.S.
medewerkers
Intern gebruik A.A.S.
3.2 Programma voor profchecks
Betrokken afdelingen ontwikkelen en onderhouden functie- en taakgerichte profchecks voor eigen
medewerkers. Het VTC ontwikkelt en onderhoudt in samenwerking met relevante afdelingen profchecks
gericht op operationele veiligheid en crisisbeheersing voor relevante interne- en externe medewerkers
(waaronder afhandelaren).
Door middel van profchecks wordt getoetst of de vereiste kennis en vaardigheden van medewerkers, om de
functie of taak naar behoren te kunnen uitvoeren, nog steeds op het gewenste niveau is. Profchecks zijn er in
verschillende vormen zoals een herhalingsoefening, herhalingsopleiding en een theorie- of praktijktoets.
Profchecks vinden over het algemeen plaats binnen 1 of 2 jaar nadat de initiële opleiding of profcheck is
afgerond.
In de in AM 3.1.3 genoemde documenten die zijn voorzien van een * staat per onderdeel beschreven wat de
eigenschappen van de ‘profcheck’ zijn, welke specifieke eisen en verantwoordelijkheden er voor medewerkers
zijn evenals de vereiste frequenties van de profchecks.
3.2.1 Personeel dat vereiste profcheckniveau niet behaalt
De consequenties van het niet halen van een profcheck zijn verschillend en afhankelijk van het soort
profcheck. Bij het niet (tijdig) halen van of deelnemen aan een profcheck kan:
Een bevoegdheid (tijdelijk) worden ingenomen of eindigen;
Een taak of functie (tijdelijk of definitief) vervallen;
Dit aan de orde kan komen in een functionerings- of beoordelingsgesprek.
De specifieke procedures en afspraken van toepassing op situaties waarin personeel niet aan het vereiste
vakbekwaamheidsniveau voldoet zijn vastgelegd in de in AM 3.1.3 met een * gemarkeerde documenten.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 38 van 92
3.2.2 Documentatie en bewaartermijnen voor profchecks
Een gewijzigde of vervallen digitale versie van een document voor profchecks wordt gearchiveerd tot ten
minste vijf jaar na de vervaldatum. Nieuwe versies van de documenten zijn voorzien van een versiehistorie
waarin de doorgevoerde wijzigingen staan aangegeven.
Vakbekwaamheidsgegevens en indien noodzakelijk de bijbehorende documenten (zoals certificaten, toets
uitslagen, aandachtspunten, etc.) van individuen worden opgeslagen in het registratiesysteem
Veiligheidspaspoort (VP) en registratiesystemen van betrokken afdelingen, ten minste gedurende de periode
dat een medewerker bij/op de luchthaven werkzaam is.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 39 van 92
C. Deel C - Bijzonderheden van het
luchthavengebied
4 Beschrijving van het luchthavengebied
4.1 Kaart met afstand tot het dichtstbijzijnde dichtbevolkte gebied
Figuur 9: kaart met afstand tot het dichtstbijzijnde dichtbevolkte gebied
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 40 van 92
4.2 Kaart luchthavengebied en belangrijkste voorzieningen
Kaarten met locatie, grenzen en voorzieningen luchthaven
In onderstaand overzicht staat aangegeven waar in het AIP-kaarten zijn te vinden met de locatie en grenzen
en de belangrijkste voorzieningen op de luchthaven
Inhoud kaart Hoofdstuk AIP
Gedetailleerde kaarten van de luchthaven met
locatie (lengte- en breedtegraad) en grenzen
AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Belangrijkste voorzieningen AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Aerodrome reference point AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Indeling van start- en landingsbanen AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Taxibanen en platformen AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Visuele en niet-visuele hulpmiddelen AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Windrichtingaanwijzer AIP-EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 41 van 92
Kaart met grens luchthavengebied
Figuur 10: kaart met grens luchthavengebied (bron: bijlage 1 bij LIB 2014)
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 42 van 92
4.3 Kaart met voorzieningen en apparatuur buiten luchthavengebied
Figuur 11: Kaart met locatie VOR/DME bakens
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 43 van 92
4.4 Beschrijving kenmerken, hulpmiddelen, hulpdiensten en obstakels
In onderstaand overzicht staat aangegeven waar een beschrijving van de kenmerken, hulpmiddelen,
hulpdiensten en obstakels van de luchthaven in het AIP zijn beschreven.
Beschrijving Hoofdstuk AIP
De fysieke kenmerken van de
luchthaven,
EHAM AD 2.8 APRONS, TAXIWAYS AND CHECK
LOCATIONS/POSITIONS DATA
EHAM AD 2.12 RUNWAY PHYSICAL CHARACTERISTICS
Hoogten EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
Visuele en niet-visuele hulpmiddelen EHAM AD 2.9 SURFACE MOVEMENT GUIDANCE AND CONTROL
SYSTEM AND MARKINGS
EHAM AD 2.14 APPROACH AND RUNWAY LIGHTING
EHAM AD 2.15 OTHER LIGHTING, SECONDARY POWER SUPPLY
EHAM AD 2.19 RADIO NAVIGATION AND LANDING AIDS
Referentietemperatuur van de
luchthaven
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL AND ADMINISTRATIVE
DATA
Sterkte van verhardingen EHAM AD 2.8 APRONS, TAXIWAYS AND CHECK
LOCATIONS/POSITIONS DATA
EHAM AD 2.12 RUNWAY PHYSICAL CHARACTERISTICS
Door reddingsdiensten en
brandbestrijding geboden
beschermingsniveau
EHAM AD 2.6 RESCUE AND FIRE FIGHTING SERVICES
Belangrijkste obstakels EHAM AD 2.10 AERODROME OBSTACLES
AD 2.EHAM-AOC-04-22
AD 2.EHAM-AOC-06-24
AD 2.EHAM-AOC-09-27
AD 2.EHAM-AOC-18C-36C
AD 2.EHAM-AOC-18L
AD 2.EHAM-AOC-36L
4.5 Beschrijving uitzonderingen en afwijkingen
Uitzonderingen
Het gebruik van start- en landingsbanen van luchthaven Schiphol is gereguleerd in het Luchthaven Verkeers
Besluit (LVB). Daarin is beschreven welke banen wanneer gebruikt mogen worden.
Voor startbanen waarvoor een gebruiksverbod geldt dat deze in de nacht alléén gebruikt mogen worden,
indien daartoe door ILT een ontheffing is verleend, bijvoorbeeld wanneer de openbare orde in het geding is.
Hiervan mag worden afgeweken voor vluchten met een urgent karakter zoals een Search And Rescue (SAR)
vlucht.
Voor een aantal landingsbanen geldt een ‘verboden/tenzij’-regel; deze banen mogen in de nacht alléén
gebruikt worden indien dit vanwege de veiligheid noodzakelijk is.
In o.a. de volgende gevallen geldt een uitzondering voor de zgn. ‘verboden/tenzij’ banen:
In geval van nood zoals een noodlanding, voorzorgslanding of een medical emergency;
Adverse weather conditions waardoor de nacht-preferente landingsbaan niet bruikbaar is;
Overschrijding van de crosswind limieten van de nacht-preferente landingsbaan;
Baanonderhoud.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 44 van 92
Bijzonderheden infrastructuur en afwijkingen op de Certification Specifications
De bijzonderheden v.w.b. infrastructuur, de eventuele gevallen van uitzondering of afwijking, gelijkwaardig
veiligheidsniveau (Equivalent Level of Safety – ELoS), bijzondere voorwaarden (Special Condition – SC) en
eventuele operationele beperkingen zijn beschreven in de Certification Basis (CB).
In Annex I van de Certification Basis A.A.S. zijn alle erkende gevallen van ELoS opgesomd.
In Annex II van de Certification Basis A.A.S. zijn alle erkende Special Conditions opgesomd.
In beide Annexen zijn eventuele verwijzingen naar het AIP-NL opgenomen.
Vliegtuigen met hogere lettercode
Luchthaven Schiphol is gecertificeerd voor operaties van vliegtuigen tot en met code F. Het enige vliegtuig dat
de dimensies van de Code F-classificatie te boven gaat, is de An225, waarvan er thans één exemplaar vliegt.
Voor operaties met de An225 beschikt A.A.S. over een specifieke vluchtafhandelingsprocedure voor de An225
(zie AM 28 Procedures voor vliegtuigen met een hogere lettercode).
Omdat de An225 buiten de voorwaarden van het certificaat van luchthaven Schiphol valt, dient iedere keer
dat de An225 naar of van Schiphol opereert, een vlucht specifieke ontheffing te worden verleend door ILT.
A.A.S. dient hiervoor tijdig een schriftelijke aanvraag in te dienen.
Bovengenoemde procedure voor afhandeling van de An225 is als onderdeel van de ontheffingsaanvraag in
2008 aangeboden aan de toenmalige IVW. Op grond van deze procedure heeft IVW in 2008 ontheffing
verleend voor de An225 operatie. De procedure kan hiermee bestempeld worden als een goedgekeurd
assessment m.b.t. de borging van een veilige operatie met een An225 op Schiphol.
4.6 Beschrijving soorten operaties
Toegestane vliegtuigtypen:
Vliegtuigtypen tot en met een code-letter F zoals gedefinieerd in CS ADR-DSN.A.005.
Helikopters
Dat wil zeggen dat infrastructuur die daar qua dimensionering geschikt voor is, gebruikt mag worden door
codeletter F-vliegtuigen en dat waar dit niet het geval is, er beheersmaatregelen worden getroffen om een
veilige operatie met codeletter F-vliegtuigen te garanderen. De infrastructuur die niet geschikt is voor gebruik
door codeletter F-vliegtuigen is gepubliceerd in de AIP-NL; daarnaast zijn de rijbanen die niet geschikt zijn
voor gebruik door codeletter F-vliegtuigen voorzien van ‘MAX SPAN’ markering.
Toegestane soorten operaties:
A.A.S. beschikt over een veiligheidscertificaat op grond van Regulation (EC) 2018/1139 en Regulation (EU)
139/2014. In dit certificaat wordt als voorwaarde voor operationele bedrijfsvoering verwezen naar
de ‘terms of the certificate’ waarin de gecertificeerde soorten operaties zijn vastgelegd.
Deze soorten operaties zijn:
Instrument Flight Rules (IFR)
Visual Flight Rules (VFR)
Verder wordt de operatie op luchthaven Schiphol in de terms of the certificate afgebakend door de
onderstaande parameters:
Aerodrome reference code 4F;
Rescue and firefighting level of protection CAT10;
Maximum operation applicable runway 04-22 aerodrome reference code 4E.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 45 van 92
D. Deel D - Bijzonderheden luchthaven voor
melding aan AIS
5 Algemene informatie voor melding aan AIS
In onderstaand overzicht staat de algemene informatie die door de exploitant moet worden gemeld aan AIS.
Tevens staat in dit overzicht aangegeven waar in het AIP deze informatie wordt vermeld en welke afdeling de
informatie beheert.
Te melden informatie Waar in het AIP Beheerder
5.1 The name of the aerodrome; EHAM AD 2.1 AERODROME LOCATION INDICATOR
AND NAME
A/OPS/PDC/APM
5.2 The location of the aerodrome; EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL
AND ADMINISTRATIVE DATA
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
A/OPS/PDC/APM
5.3 The geographical coordinates
of the aerodrome reference point
determined in terms of the World
Geodetic System — 1984 (WGS-84)
reference datum;
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL
AND ADMINISTRATIVE DATA
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
Aerodrome chart- AD 2.EHAM-ADC
A/OPS/PDC/APM
5.4 The aerodrome elevation and
geoid undulation;
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL AND
ADMINISTRATIVE DATA
A/OPS/PDC/APM
5.5 The elevation of each threshold
and geoid undulation, the
elevation of the runway end, and
any significant high and low points
along the runway, and the highest
elevation of the touchdown zone
of a precision approach runway;
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
Aerodrome chart-AD 2.EHAM-ADC
Precision approach terrain chart RWY 06 AD
2.EHAM-PATC-06
Precision approach terrain chart RWY 18C AD
2.EHAM-PATC-18C
Precision approach terrain chart RWY 18R AD
2.EHAM-PATC-18R
Precision approach terrain chart RWY 27 AD
2.EHAM-PATC-27
Precision approach terrain chart RWY 36C AD
2.EHAM-PATC-36C
Precision approach terrain chart RWY 36R AD
2.EHAM-PATC-36R
A/OPS/PDC/APM
5.6 The aerodrome reference
temperature;
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL AND
ADMINISTRATIVE DATA
A/OPS/PDC/APM
5.7 Details of the aerodrome
beacon; and
EHAM AD 2.19 RADIO NAVIGATION AND LANDING
AIDS
A/OPS/PDC/APM
5.8 The name of the aerodrome
operator and contact details
(including telephone numbers) of
the aerodrome operator at which
may be contacted at all times.
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL AND
ADMINISTRATIVE DATA
A/OPS/PDC/APM
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 46 van 92
6 Afmetingen luchthaven en gerelateerde informatie voor melding
aan AIS
In onderstaand overzicht staat de informatie over de afmetingen van de luchthaven en gerelateerde
informatie die door de exploitant moeten worden gemeld aan AIS. Tevens staat in dit overzicht aangegeven
waar in het AIP deze informatie wordt vermeld en welke afdeling deze informatie beheert.
Te melden informatie Waar in het AIP Beheerder
6.1 Runway — true bearing,
designation number, length,
width, displaced threshold
location, slope, surface type, type
of runway and, for a precision
approach runway, the existence
of an obstacle free zone;
EHAM AD 2.10 AERODROME OBSTACLES
EHAM AD 2.12 RUNWAY PHYSICAL
CHARACTERISTICS
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
Aerodrome chart-AD 2.EHAM-ADC
Precision approach terrain chart RWY 06 AD
2.EHAM-PATC-06
Precision approach terrain chart RWY 18C AD
2.EHAM-PATC-18C
Precision approach terrain chart RWY 18R AD
2.EHAM-PATC-18R
Precision approach terrain chart RWY 27 AD
2.EHAM-PATC-27
Precision approach terrain chart RWY 36C AD
2.EHAM-PATC-36C
Precision approach terrain chart RWY 36R AD
2.EHAM-PATC-36R
A/OPS/PDC/APM
6.2 Length, width and surface
type of strip, runway end safety
areas, stopways; length, width
and surface type of taxiways;
apron surface type and aircraft
stands; clearway length and
ground profile;
EHAM AD 2.8 APRONS, TAXIWAYS AND CHECK
LOCATIONS/POSITIONS DATA
EHAM AD 2.12 RUNWAY PHYSICAL
CHARACTERISTICS
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
AD 2.EHAM-ADC - Aerodrome chart
A/OPS/PDC/APM
6.3 Visual aids for approach
procedures, approach lighting
type and visual approach slope
indicator system; marking and
lighting of runways, taxiways,
and aprons; other visual
guidance and control aids on
taxiways and aprons, location
and type of visual docking
guidance system; availability of
standby power for lighting;
EHAM AD 2.9 SURFACE MOVEMENT GUIDANCE
AND CONTROL SYSTEM AND MARKINGS
EHAM AD 2.14 APPROACH AND RUNWAY
LIGHTING
EHAM AD 2.15 OTHER LIGHTING, SECONDARY
POWER SUPPLY
EHAM AD 2.20 LOCAL TRAFFIC REGULATIONS
A/OPS/PDC/APM
6.4 The location and radio
frequency of VOR aerodrome
checkpoints;
EHAM AD 2.19 RADIO NAVIGATION AND LANDING
AIDS
A/OPS/PDC/APM
6.5 The location and designation
of standard taxi routes;
AD 2.EHAM-GMC - Aerodrome ground movement
chart
A/OPS/PDC/APM
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 47 van 92
Te melden informatie Waar in het AIP Beheerder
6.6 The geographical
coordinates of each threshold,
appropriate taxiway centre line
points, and aircraft stands;
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
AD 2 EHAM-ADC - Aerodrome chart
A/OPS/PDC/APM
6.7 The geographical
coordinates, and the top
elevation of significant obstacles
in the approach and take-off
areas, in the circling area and in
the surroundings of the
aerodrome (in the form of
charts);
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN AERODROME
Aerodrome chart-AD 2 EHAM-ADC
Precision approach terrain chart RWY 06 AD
2.EHAM-PATC-06
Precision approach terrain chart RWY 18C AD
2.EHAM-PATC-18C
Precision approach terrain chart RWY 18R AD
2.EHAM-PATC-18R
Precision approach terrain chart RWY 27 AD
2.EHAM-PATC-27
Precision approach terrain chart RWY 36C AD
2.EHAM-PATC-36C
Precision approach terrain chart RWY 36R AD
2.EHAM-PATC-36R
A/OPS/PDC/APM
6.8 Pavement surface type and
bearing strength using the
Aircraft Classification Number —
Pavement Classification Number
(ACN-PCN) method;
EHAM AD 2.8 APRONS, TAXIWAYS AND CHECK
LOCATIONS/POSITIONS DATA
EHAM AD 2.12 RUNWAY PHYSICAL
CHARACTERISTICS
EHAM AD 2.24 CHARTS RELATED TO AN
AERODROME
AD 2.EHAM-ADC - Aerodrome chart
A/OPS/PDC/APM
6.9 Pre-flight altimeter check
locations established and their
elevation;
EHAM AD 2.2 AERODROME GEOGRAPHICAL AND
ADMINISTRATIVE DATA
A/OPS/PDC/APM
6.10 Declared distances; EHAM AD 2.13 DECLARED DISTANCES A/OPS/PDC/APM
6.11 Contact details
(telephone/telex/fax numbers
and e-mail address) of the
aerodrome coordinator for the
removal of disabled aircraft, and
information on the capability to
remove disabled aircraft,
expressed in terms of the largest
aircraft type;
EHAM AD 2.6 RESCUE AND FIRE FIGHTING SERVICES
A/OPS/PDC/APM
6.12 Rescue and firefighting level
of protection; types and
amounts of extinguishing agents
normally available at the
aerodrome; and
EHAM AD 2.6 RESCUE AND FIRE FIGHTING SERVICES A/SSE/FST
6.13 Exemptions or derogations
from the applicable
requirements, cases of
equivalent level of safety, special
conditions, and limitations.
Certification Basis AAS Annexes I and II A/OPS/CCM
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 48 van 92
E. Deel E - Operationele procedures, uitrusting
en veiligheidsmaatregelen luchthaven
7 Luchthavenrapportages
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.6 – Baanbeschikbaarheid Intern gebruik A.A.S.
7.1 Melden wijzigingen AIP, opstellen NOTAM/SNOWTAM, melden wijzigingen aan ILT
SLA tussen A.A.S. en LVNL
De taken en verantwoordelijkheden voor het leveren van aeronautical data door A.A.S. voor publicatie door
LVNL AIS zijn beschreven in de vigerende versie van het Service Level Agreement between Amsterdam Airport
Schiphol and LVNL AIM – LVNL FSC on the provision of aeronautical data. De SLA bevat verder:
Afspraken over de te nemen acties als data niet voldoet aan voorwaarden voor publicatie,
• Procedures voor publicatie van NOTAMS en SNOWTAMS.
LVNL is eigenaar van de SLA die is op te vragen bij A/OPS/PDC/APM.
Planning
A.A.S. stelt, in haar rol als Data Provider, de statische aeronautical data vast en levert deze conform het
bovengenoemde SLA aan bij LVNL-AIS.
Voor dynamische aeronautical data levert A.A.S. NOTAM’s aan bij LVNL-FSC.
Controle
LVNL AIM (Aeronautical Information Management) controleert de aangeleverde informatie op juistheid en
volledigheid en overlegt met A.A.S. over de definitieve tekst, eventueel op te nemen afbeeldingen en de
publicatiedatum.
Melden wijzigingen aan ILT
Voor het wijzigen van bepaalde gepubliceerde luchtvaartinformatie is voorafgaande goedkeuring van ILT
benodigd, dit betreft o.a. declared distances, types of approaches en de rescue and fire fighting category.
Deze informatie is opgenomen in de z.g terms of the certificate en is daarmee onderhevig aan voorafgaande
goedkeuring (prior approval).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 49 van 92
7.2 Procedure voor controle aeronautical data
Zie AM 2.4
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.9 – Aeronautical data Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 50 van 92
8 Procedures voor toegang tot de movement area
8.1 Coördinatie met beveiligingsbedrijven
Coördinatie inzet beveiligingsbedrijven
A/SSE coördineert de inzet van beveiligingsbedrijven voor de controle op toegang van personen en
goederen tot Airside.
8.2 Preventie van onbevoegde toegang tot de movement area
Regels en voorwaarden
De regels en voorwaarden voor toegang tot Airside liggen vast in:
Artikel 11 van de ‘Schipholregels’ en
Hoofdstuk 3 van de ‘Regeling Toelating Schiphol (RTS)’.
Het toegangsbeleid ligt vast in ‘Toegangsbeleid beschermde en bedrijfsbeveiligde gebieden
Amsterdam Airport Schiphol’.
Bovenstaande documenten zijn beschikbaar via het Extranet van A.A.S.
Procedure
• Beveiligingsbedrijven voeren in opdracht van A/SSE de controle op personen en goederen uit
bij de bemande doorgangen die toegang geven tot de movement area
• Beveiligingsbedrijven controleren op:
- Schipholpas met vereiste autorisatie
- Verboden voorwerpen
• Toegangsbeheersysteem A.A.S. controleert personen via irisscan
• Beveiligingsbedrijven controleren:
- Personen via een metaaldetectiepoort en/of securityscan, de controle kan daarnaast nog bestaan uit
het fouilleren door beveiligingspersoneel
- Meegebrachte goederen via röntgenapparatuur
- Voertuigen d.m.v. visuele inspectie
• Beveiligingsbedrijven en Supervisor A/SSE/SO inspecteren periferie vanaf landzijde en vanaf Airside, m.u.v.
de movement area
• Politie Kennemerland inspecteert periferie vanaf landzijde
• Beveiligingsbedrijven bewaken SRA-grens Schiphol Oost via i-Fence, een camerabewakingssysteem
• Authority Officers Airside van A/O/DDO/AA inspecteren de periferie movement area vanaf Airside
• Koninklijke Marechaussee verzorgt grenscontrole en -bewaking.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.1 – Toegang tot Airside Intern en extern
gebruik
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.2 – Voertuigeisen aan Airside Intern en extern
gebruik
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 51 van 92
9 Inspecties van verharding en overige
operationele gebieden
A.A.S. voert inspecties uit teneinde de conditie van de Airside gerelateerde bedrijfsmiddelen te monitoren.
Doel hiervan is om defecten en/of potentiele gevaren voor de vliegtuigoperaties tijdig te onderkennen, te
beoordelen of de bedrijfsmiddelen voldoen aan de daarvoor geldende normeringen en waar nodig
passende maatregelen te nemen.
De inspecties van de Airside bedrijfsmiddelen worden onderverdeeld in:
1. Onderhoudsinspecties
Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van A/ASM en worden op basis van het SLA Airside Inspecties
uitgevoerd door (of namens) A/ASM. Deze inspecties hebben tot doel te controleren of Airside infrastructuur
voldoet aan de normeringen. Tevens worden deze inspecties gebruikt om input te geven aan het
doorlopende onderhoudsprogramma. Het SLA Airside Inspecties tussen A/ASM en A/OPS/PDC/APM beschrijft
de diverse taken, verantwoordelijkheden en wijze van rapporteren bij deze inspecties.
2. Operationele inspecties
Deze vallen onder de verantwoordelijkheid van A/O/DDO/AO en worden uitgevoerd door medewerkers
van A/O/DDO/AO. Deze inspecties hebben tot doel zeker te stellen dat de infrastructuur op de dag van
operatie geschikt is voor veilig en efficiënt gebruik.
Bijzonderheden die een veilige operatie negatief kunnen beïnvloeden worden zowel tijdens onderhouds-
als operationele inspecties terstond gemeld aan de FMA. Deze neemt – indien nodig – passende maatregelen.
Een medewerker van A/ASM/MO/TO&I kan 24 uur per dag worden opgeroepen.
Operationele informatie die van belang is voor een veilige vliegoperatie (bijv. Runway Condition Reports
tijdens winterse omstandigheden) zal de FMA via de LVNL d.m.v. een ATIS bericht en/of NOTAM
bekend stellen.
Specifieke aandachtspunten voor inspecties van verharding en overige operationele gebieden zijn:
• Conditie verharding van banen, rijbanen en opstelplaatsen en Airside gerelateerde infrastructuur.
• FOD, aanwezigheid van water en andere vormen van neerslag op de verharde en onverharde delen van
de movement area.
• Aanwezigheid van flora en fauna die een gevaar op kunnen leveren voor het vliegverkeer.
• Weersomstandigheden en de effecten daarvan op de bedrijfsmiddelen met oog op veilig gebruik. Tijdens
(te verwachten) winterse omstandigheden kan een frictie tester worden ingezet ten behoeve van het
vaststellen en rapporteren van de Estimated Surface Friction.
• Monitoren van werkzaamheden, waaronder begrepen (maar niet beperkt tot), het respecteren van
veiligheidsmaatregelen.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.6 – Baanbeschikbaarheid Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 52 van 92
9.1 Communicatie en de daarvoor gebruikte middelen tijdens inspecties
In de manoeuvring area communiceren de bestuurders van voertuigen d.m.v. het Baankanaal met de LVNL;
de gehanteerde voertaal is Nederlands. Bestuurders van voertuigen in de manoeuvring area dienen zich
eerst bij de havendienst aan te melden voor toestemming. De FMA/ havendienst stemt de inspectie
– indien nodig – vervolgens af met de LVNL.
A.A.S.-voertuigen beschikken daarbij tevens over eigen werkkanalen (OPS 1 en -2) te gebruiken voor
communicatie met de havendienst, Apron Control en onderling.
9.2 Inspectie-checklists, logboek en registratie
A/ASM hanteert voor onderhoudsinspecties een eigen inspectieprogramma met de daarbij behorende
checklists en wijze van registratie.
A/O/DDO/AO noteert bijzonderheden behorende bij de operationele inspecties in het dienstrapport.
Voor enkele specifieke inspecties worden tevens checklisten gehanteerd. Zie tevens 9.3.
9.3 Inspectie-schema, rapportages en opvolgacties
Betrokken medewerkers van A/O/DDO/AO en contractpartijen van A/ASM (zie hieronder) rijden door het
landingsterrein en inspecteren permanent. Daarnaast is er een aantal specifiek vastgelegde inspecties.
Een eventuele storing van de verharding wordt aangemeld bij A/ASM/AC en geregistreerd in het
incidentmanagementsysteem ICD.
A/ASM draagt zorg voor storingsopvolging en gebruikt deze gegevens voor het actualiseren van het
onderhoudsprogramma.
Wie Soort inspectie Frequentie Registratie
A/O/DDO/AO Banen
Iedere beschikbare baan
Inspectie na melding van birdhit
en na incident.
Inspectie na onderhoud van een
baan.
Voor een baan
beschikbaar komt.
Hoofdbanen 4 keer per
dag conform het met
LVNL afgestemde
tijdschema
Wanneer een
beschikbare baan 20
minuten niet gebruikt is.
Niet-beschikbare banen
random
Skylark
Onderhoudsstroefheidsmeting Maandelijks Rapportage door
AOA naar
A/ASM/MO/AM
Operationele stroefheidsmeting On demand, in winterse
omstandigheden
Archivering
meetgegevens
A/O/DDO/AO LANDINGSTERREIN
Movement area
Vogeltellingen.
Klein wildtelling.
1x per dienst
2 wekelijks (vogeltelling)
Skylark
Extern bureau
A/O/DDO/AO
Rijbaaninspecties en
veldinspecties.
1x per dienst
A/O/DDO/AA Periferie rondes (periferiesloten,
watergangen, hekwerk)
Security - Blind Spots.
2x per etmaal
3x per week m.b.v.
inspectieformulier
Airside inspectielijst
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 53 van 92
Wie Soort inspectie Frequentie Registratie
A/ASM 3D- inspectie verhardingen 2 jaarlijks A/ASM
inspectielijsten
Baan en veld bebording &
verlichting (location, direction en
mandatory signs).
8 wekelijks A/ASM
inspectielijsten
A/O/DDO/AO Velden en aanwezigheid van FOD Volgens programma Alleen
bijzonderheden in
dienstrapport /
overdracht
A/O/DDO/AO Vegen banen (FOD, onderhoud) Iedere baan 1 x per 2
weken. Hier kan
vanwege operationele
redenen van worden
afgeweken
CISS en dienstrapport
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 54 van 92
10 Inspecties van belijning, bebording, verlichting en Airside systemen
Doel en soorten inspecties staan beschreven in hoofdstuk 9
Specifieke aandachtspunten voor inspecties van belijning, bebording, verlichting en Airside systemen:
• Zicht- en leesbaarheid (helderheid)
• Kleuren
• Werking van systemen (bv. baanverlichting-installaties, stopbars, docking systemen, onweer
waarschuwingssysteem)
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.6 – Baanbeschikbaarheid Intern gebruik A.A.S.
10.1 Inspectie checklists, logboek en registratie
Zie AM 9.2 en 10.2
10.2 Inspectie schema, rapportages en opvolgacties
Betrokken medewerkers van A/O/DDO/AO en de contractpartijen van A/ASM (zie hieronder) rijden door het
landingsterrein en inspecteren permanent. Daarnaast is er een aantal specifiek uit te voeren inspecties
planmatig vastgelegd.
Een eventuele storing van de belijning, bebording, verlichting en Airside systemen wordt aangemeld bij
A/ASM/AC/BV en geregistreerd in het incidentmanagementsysteem ICD.
A/ASM draagt zorg voor storingsopvolging en gebruikt deze gegevens voor het actualiseren van het
onderhoudsprogramma.
Wie Soort inspectie Frequentie Registratie
A/O/DDO/AO Banen, rijbanen, opstelplaatsen,
landingsterrein
Alles random Dagrapportages
A/O/DDO/AO BANEN
Lampenronde
2 keer per week in de
nacht
Inspectie- en
opleverdocument
baanverlichting
A/O/DDO/AO LANDINGSTERREIN
Rijbaaninspecties en
veldinspecties.
1x per dienst
Dagrapportages
A/ASM/MO/AM PAPI inspectie. 12 wekelijks A/ASM inspectielijst
Inspectie approach verlichting 4 wekelijks A/ASM inspectielijst
A/O/DDO/AO Baan en veld bebording &
verlichting (location, direction
en mandatory signs).
8 wekelijks inspectielijst
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 55 van 92
11 Gebruik, bediening en onderhoud luchthavensystemen
A.A.S. beschikt naast vliegveldverlichting over andere soorten Airside apparatuur en systemen, bestemd voor
zowel in- als externe gebruikers zoals vliegers en afhandelaren
Procedures en bijzonderheden bestemd voor gebruik door vliegers, van (o.a.) onderstaande systemen staan
beschreven in het AIP:
• VDGS
• Aanwijzingsborden Central De-icing Facility (CDF)
A/OPS/PDC/APM beheert en verstrekt gebruikershandleidingen van de hieronder vermelde apparatuur,
bedoeld voor gebruik door afhandelaren:
• VDGS
• Passagiersbruggen
• 400Hz voorzieningen
• Fecaliënstortplaats
Voor het veilig kunnen bedienen van het VDGS en de passagiersbruggen traint A.A.S. (VTC) de
kerninstructeurs van de betreffende afhandelaren, die vervolgens de opleiding van de eigen medewerkers
verzorgen (train-the-trainer principe). Het DIDD neemt de examens af en registreert de geautoriseerde
gebruikers.
De opleiding, training en het beheer van de werkinstructies voor het gebruik van systemen en apparatuur
bestemd voor A.A.S-medewerkers wordt door de betreffende afdelingen zelf georganiseerd. Het betreft hier
onder andere:
• specifieke systemen (zoals baanbeschikbaarheids- en luchthavenstatuspaneel, ground movements display,
onweerwaarschuwingssysteem, gate management system)
• communicatiemiddelen (vast en mobiel)
• het gebruik van (speciale) voertuigen zoals gebruikt door A/SSE/FST en A/O/DDO (zoals crashtenders,
frictietester, voertuigen gebruikt voor sneeuw- en gladheidbestrijding)
A/ASM is verantwoordelijk voor het onderhoud van de meeste Airside systemen en voertuigen.
De relevante infrastructuur en systemen inclusief de inspectiefrequentie staan vermeld in de vigerende
‘A/ASM inspectielijst’.
Een eventuele storing van Airside systemen wordt standaard gemeld bij A/ASM/AC/BV en geregistreerd in
het incidentmanagementsyteem ICD. A/ASM draagt zorg voor storingsopvolging en gebruikt de
storingsgegevens tevens voor het actualiseren van het onderhoudsprogramma. Storingen aan ICT-systemen
worden gemeld via de IT-helpdesk.
De voertuigen van de A/SSE/ST en A/O/DDO worden door de medewerkers van betrokken afdelingen zelf
gecontroleerd aan de hand van een voertuigencontrolelijst. Onderhoud en storingsopvolging geschiedt
onder regie van A/ASM).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 56 van 92
12 Procedures voor onderhoud movement area en operatie vliegtuigen
met gewicht boven ontwerpwaarden verharding
12.1 Onderhoud van de movement area
Algemeen
A/ASM is verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van de luchthavenprocessen door het
integraal beheren van en zorgdragen voor betrouwbare bedrijfsmiddelen op een kosteneffectieve wijze
en met maximale beperking van overlast voor de operatie.
Voor het onderhoud van de bedrijfsmiddelen (assets) in de movement area stelt A/ASM een meerjaren-
beheer- en onderhoudsprogramma op. Als afgeleide van het meerjaren- onderhoudsplan stelt A/ASM
een onderhoudsjaarplan op voor het betreffende kalenderjaar, waarin alle geplande werkzaamheden
ten behoeve van het onderhoud in de movement area staan beschreven. De planning en coördinatie van
projecten en onderhoud (inclusief werkzaamheden door derden) valt onder verantwoordelijkheid van
Airport Operations, respectievelijk A/OPS/PDC/APM (normstelling) en A/OPS/SRA/WAP (coördinatie,
planning en uitvoering) en wordt afgestemd en gecommuniceerd met de stakeholders (in het COBRA
en AWV).
De afspraken voor de beschikbaarheidseisen van de bedrijfsmiddelen zijn vastgelegd in een Service Level
Agreement (SLA) tussen A/ASM en de Main Contractors (MC).
De SLA’s tussen A/ASM en de MC worden jaarlijks bijgesteld en vastgesteld.
Registratie en Rapportage
De wijze van verslaglegging is onder te verdelen in operationele (dagelijks), tactische (maandelijks)
en strategische (kwartaal) rapportages. Daarnaast rapporteert A/ASM over de SLA-afspraken aan A/OPS.
Voor alle rapportages geldt dat de inhoud zich richt op de status van de afgesproken KPI’s en
de afwijkingen daarop. Van iedere afwijking wordt de oorzaak benoemd en beschreven welke actie
ondernomen wordt.
Zie verder AM 9.
12.2 Ontwerpwaarden draagsterkte vliegveldverhardingen en kunstwerken
Draagsterkte verhardingen movement area
De draagsterkte van de Airside -verhardingen in de movement area wordt uitgedrukt in een PCN (pavement
classification number).
Periodiek wordt de PCN van de vliegveldverhardingen bepaald op basis van:
• Guideline on PCN Assignment in the Netherlands 2013, 2nd Edition of the Guideline on Airport Pavement
Strength Rating
• Directive for Reporting CROW-report D13-02.
De uitkomsten worden gebruikt voor publicatie van het PCN in het AIP-NL van:
• Platformen en rijbanen in (EHAM AD 2.8), en
• Start- en landingsbanen (EHAM AD 2.12)
Specifieke beperkingen
De infrastructuur van Schiphol bevat een aantal kruisingen van verkeerstromen in de vorm van tunnels en
viaducten (kunstwerken) die elk een eigen specifieke draagsterkte hebben en maximaal toegestane MTOW
kunnen hebben.
De kruisingen ten westen van de rijksweg A4 zijn ontworpen op een MTOW van 725 ton en kennen geen
restricties in het gebruik. Om de beperkingen voor overige kunstwerken te ondervangen gelden speciale
procedures.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 57 van 92
Speciale procedures
Voor de vlucht- en vliegtuigafhandeling van de An225 gelden specifieke procedures die zijn opgenomen in
het AIP-NL en in AM 28.
Overload operations (verhardingen)
Overload operations zijn gedefinieerd als operaties van vliegtuigen waarvan het actuele gewicht
de maximaal toegestane belasting van de vliegveldverharding met 10% (asfalt constructies) of 5%
(betonconstructies) overstijgt.
Door de hoge draagsterkte van verhardingen in de movement area en dus de hoogte van de in het AIP
gepubliceerde PCN komen er in de praktijk op Schiphol geen overload operations voor.
Overload operations (kunstwerken)
Overload operations op kunstwerken (tunnels, viaducten) zijn niet toegestaan.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.8 – Code F en An225 operaties Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 58 van 92
13 Werken aan Airside
Het werkencoördinatie proces richt zich primair op capaciteit en veiligheid.
Capaciteit
Het in kaart brengen van consequenties van werkzaamheden op de infrastructuur en bedrijfsmiddelen, het
afstemmen met relevante stakeholders, en het beoordelen van de impact van alle werkzaamheden tezamen
op de integrale Airside capaciteit, zowel op korte als op lange termijn (jaar vooruit).
Veiligheid
Het ontwerpen, afstemmen en vastleggen van alle maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van de
operatie te waarborgen ten tijde van werkzaamheden.
Beleid en uitgangspunten
De uitgangspunten voor de (capaciteits-)planning worden jaarlijks afgestemd met stakeholders (in het
COBRA). Eén van de uitgangspunten is bijvoorbeeld dat de planning van baanwerkzaamheden is
gebaseerd op de zogeheten baan-beschikbaarheid strategie.
A/OPS/SRA/WAP maakt een jaarplanning, om tijdig mogelijke (capaciteits-) knelpunten te kunnen
signaleren en om de impact van werkzaamheden - waar mogelijk - door clustering te reduceren.
De tijdelijke maatregelen gedurende de uitvoering van de werkzaamheden zijn gebaseerd op het
Normenboek Tijdelijke Maatregelen. A/OPS/SRA/WAP zorgt voor het beheer en periodieke review
daarvan.
Behalve op de randvoorwaarden capaciteit en veiligheid wordt tevens gelet op een efficiënte uitvoering
van de werkzaamheden, in samenspraak met de werkaanbieder.
13.1 Coördinatie, planning en uitvoering van bouw- en onderhoudswerkzaamheden
A/OPS/SRA/WAP
Maakt de consequenties van de werkzaamheden inzichtelijk voor de beschikbaarheid van
bedrijfsmiddelen
Bespreekt de consequenties van de werkzaamheden in het COBRA t.b.v. besluitvorming
Bepaalt in overleg met betrokkenen een geschikte uitvoeringsperiode en eventuele fasering, stemt dit
af met stakeholders
Ontwerpt de benodigde Tijdelijke Maatregelen (TM) om de veiligheid van de operatie te waarborgen,
en legt deze ter toetsing voor in het Airside Werken Veiligheidsoverleg (AWV)
Legt alle informatie ten behoeve van werkaanvragen van werkaanbieders vast in de softwareapplicatie
WCA (Werken Coördinatie Airside), beoordeelt deze en geeft de aanvraag na akkoord in het AWV de
status ‘definitief’.
Verzorgt de toelichting van de werkaanvragen met status ‘definitief’ in de wekelijkse Briefing
Workpermits Airside (BWA)
Deelt de relevante gegevens met de stakeholders
Levert informatie aan bij A/OPS/SRA/OSO.
Werkaanbieder / uitvoerder:
De werkaanbieder / uitvoerder meldt zich voor aanvang van de werkzaamheden bij de havendienst
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 59 van 92
A/OPS/SRA/OSO:
Controleert of de werkzaamheden bekend gesteld zijn via de briefingslijst,
Neemt werkzaamheden op in de dagelijkse OPS-briefing.
Geeft al dan niet toestemming voor de werkzaamheden binnen de in het WCA gestelde kaders
Stemt af met LVNL (zie AM 13.2)
A/O/DDO/AO:
Houdt toezicht op veilige uitvoering.
Controleert of de Tijdelijke Maatregelen, overeenkomstig de werktekeningen zijn aangebracht
Werkaanbieder / uitvoerder:
De werkaanbieder / uitvoerder meldt zich af bij de havendienst als de werkzaamheden gereed zijn.
Figuur 12: proces werken coördinatie
Overleg Norm Doelstellingen Output
COBRA
ToR Vanuit de sector waarborgen van
benodigde integrale luchthaven capaciteit
voor vlucht- en vliegtuigafhandeling
Beschikbaarheidoverzichten t.b.v.
planning:
Integrale beschikbaarheid
Banen/Rijbanen
VOP grafieken
AWV
ToR
Normen-
boek TM
Toetsen van werken aan Airside aan de
randvoorwaarden inzake veiligheid
Evaluaties en verbetervoorstellen
inzake toetsing
WCA (applicatie)
AWV (verslag)
BWA
ToR Eenduidig beeld bij A.A.S. en LVNL over
de werkzaamheden voor de komende
week en de daarmee verbonden
operationele consequenties
Eventuele afstemming werken uit
jaarformat en navigatie planning LVNL
BWA (verslag, tekeningen)
Communicatieplan
NOTAM
Briefinglijst
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 60 van 92
13.2 Afspraken en communicatie met LVNL tijdens werkzaamheden
In de wekelijkse BWA staan alle geplande werkzaamheden vermeld, met daarin alle relevante bijzonderheden
voor de stakeholders. Op de dag van uitvoering brieft de FMA de stakeholders tijdens de capaciteitsbriefings
met de bijzonderheden voor de komende uren.
De uitvoerders van de werkzaamheden dienen zich voorafgaand aan de werkzaamheden te melden bij de
havendienst. De FMA/ havendienst stemt de werkzaamheden vervolgens af met de LVNL.
Tijdens de werkzaamheden op banen en rijbanen gelden als randvoorwaarden dat de LVNL d.m.v. het
Baankanaal in contact staat met de bestuurder van het (coördinerend) voertuig, en dat toestemming
verkregen moet worden om een baan te mogen betreden. Daarnaast zijn de A.A.S.-voertuigen voorzien van
transponders, zodat de locatie van de voertuigen geverifieerd kan worden door zowel LVNL als A.A.S.
In geval van onduidelijkheden of problemen overleggen de LVNL-supervisor en de FMA met elkaar om –
indien nodig – passende maatregelen te nemen.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 61 van 92
14 Apron management
Algemeen
In artikel 2 van EU-verordening 139/2014 is onder punt (5) de volgende beschrijving opgenomen: ‘apron
management service’ means a service provided to manage the activities and the movement of aircraft and
vehicles on an apron.
Gezien de reikwijdte van het integrale proces dat behoort bij het verschaffen van apron management services
is vastgesteld dat de volgende partijen op Schiphol worden aangemerkt als provider of apron management
services:
• Amsterdam Airport Schiphol (A.A.S.)
• Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
• Jet Aviation Netherlands B.V.
De onderstaande deelprocessen worden op Schiphol onderscheiden binnen het integrale proces apron
management:
Deelproces Uitgevoerd door
Geleiding van taxiënde vliegtuigen LVNL
Geleiding van sleepbewegingen A.A.S. (*)
Toewijzing vliegtuig opstelplaatsen A.A.S.
Verschaffen van informatie A.A.S./LVNL
Beschikbaarheid van hulpdiensten A.A.S.
Platformregelgeving en toezicht A.A.S.
Geleiding docking/marshalling van vliegtuigen A.A.S./ Jet Aviation Netherlands
B.V. (**)
‘Follow me’ service A.A.S.
Radiotelefonie procedures A.A.S.
(*) Betreft een vanuit LVNL gedelegeerde taak
(**) Jet Aviation Netherlands B.V. verzorgt marshalling op het K-platform (gedelegeerde taak van A.A.S.).
Overeenkomsten t.a.v. apron management
De afspraken m.b.t. deelprocessen van apron management tussen A.A.S. en LVNL zijn vastgelegd in het
samenwerkingsprotocol tussen NV Luchthaven Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland.
De afspraken m.b.t. deelprocessen van apron management tussen A.A.S. en Jet Aviation Netherlands B.V.
zijn vastgelegd in de Agreement concerning ‘self-parking’ on Apron K
.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.4 – uitvoeren sleepbewegingen Intern en extern gebruik
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.5 – uitvoeren push-backbewegingen Intern en extern gebruik
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.6 – Baanbeschikbaarheid Intern gebruik A.A.S.
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.12 – Proefdraaien en aanpikken Intern en extern gebruik
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 62 van 92
14.1 Overdracht vliegtuig tussen LVNL en provider of apron management service
Algemeen
Vliegtuigen worden op Schiphol niet formeel overgedragen. De verantwoordelijkheid voor separatie in de
manoeuvring area berust bij LVNL. Deze verantwoordelijkheid begint en eindigt wanneer vliegtuigen de z.g.
60 cm brede rode klaringslijn overschrijden, die de ATC-service boundary markeert. Deze grenslijn is
gepubliceerd in het AIP-NL op de Aerodrome chart (AD2.EHAM-ADC) en de Aircraft parking/docking charts
(AD2.EHAM-APDC.1 en 2).
Specifieke werkwijze K-platform
Wanneer een vliegtuig met bestemming K-platform de grens van de ATC service boundary nadert, wordt
deze overgezet naar de company frequency van Jet Aviation Netherlands B.V. Zodra het vliegtuig de ATC-
service boundary overschrijdt, is Jet Aviation Netherlands B.V. verantwoordelijk voor traffic information.
Omwille van duidelijkheid en veiligheid is een tweetal overdrachtspunten vastgesteld op de grens van het
K-platform, namelijk intermediate holding positions GL en GD.
Aankomende vliegtuigen met bestemming K-platform worden te allen tijde bij intermediate holding
position GL aangeboden aan Jet Aviation Netherlands B.V.
Vertrekkende vliegtuigen verlaten te allen tijde het K-platform via intermediate holding position GD.
Jet Aviation Netherlands B.V draagt hier het vliegtuig over aan LVNL Groundcontrol.
14.2 Toewijzing vliegtuig opstelplaatsen
Algemeen
Met uitzondering van verkeer met bestemming K-platform, stelt A.A.S. daags van tevoren de gateplanning
vast. Op de dag van uitvoering worden indien nodig wijzigingen op deze planning doorgevoerd door de
gateplanners van A.A.S. De vliegtuig-opstelplaatsen worden in het Gate Management Systeem (GMS)
ingepland en worden via een interface aangeboden in het Centraal Informatie Systeem Schiphol (CISS). Op
basis van deze informatie informeert LVNL Groundcontrol luchtvarenden over de opstelplaats waar het
betreffende vliegtuig geparkeerd dient te worden.
Op het K-platform voert Jet Aviation Netherlands B.V de regie over de toewijzing van opstelplaatsen;
dit is een vanuit A.A.S. gedelegeerde taak.
Opstelplaatsentabel A.A.S.
Het GMS wijst, deels automatisch, opstelplaatsen toe. Naast gebruikersafspraken, zijn de fysieke kenmerken
van de betreffende opstelplaats en/of de beperkingen vanuit naastgelegen opstelplaatsen hierin een
belangrijk criterium.
De gebruiksmogelijkheden en –beperkingen per opstelplaats zijn vastgelegd in de z.g. opstelplaatsentabel
A.A.S., die de leidraad vormt voor de gateplanners van A.A.S. om bepaalde vliegtuigtypen toe te wijzen dan
wel uit te sluiten van bepaalde opstelplaatsen.
Alle mogelijkheden en beperkingen die zijn vastgelegd in de opstelplaatsentabel A.A.S. zijn doorgevoerd in
het geautomatiseerde toewijzingsproces van het GMS en kunnen alleen handmatig en na een door het GMS
gegenereerde waarschuwing ‘overruled’ worden.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 63 van 92
14.3 Pushback en opstarten vliegtuigmotoren
Algemeen
Op de meerderheid van de vliegtuig opstelplaatsen (VOP’s) op Schiphol staan vliegtuigen nose-in geparkeerd.
De standaard vertrekprocedure omvat dan ook in de meeste gevallen een push-back of push-pull vanaf de
VOP naar een standaard locatie op een nabijgelegen rijbaan. Deze locaties worden aangegeven d.m.v. een z.g.
‘push back limit line’, die in wit is gemarkeerd op de rijbaanverharding.
Op een aantal opstelstroken op het B-platform worden geen push backs uitgevoerd; hier kunnen de
vliegtuigen autonoom vertrekken vanwege de z.g. ‘taxi-in-taxi-out’ layout van het platform. Ook op het K-
platform (Schiphol-oost) komt deze wijze van vertrek voor.
Push back
Voor het uitvoeren van push backs is Deel 1.2.5 – uitvoeren push-backbewegingen van 1.2 Handboek
landingsterrein van toepassing. In dit deel zijn alle detailvoorschriften opgenomen die betrekking hebben op
het proces push back. Daarnaast geeft A.A.S. periodiek z.g. Push back kaartjes uit waarin alle standaard push
back richtingen per VOP zijn aangegeven met uitzondering van het S-platform waar de LVNL de push-back
richting bepaalt aan de hand van het baangebruik. In paragraaf EHAM AD 2.22 onder 1.3.3.1 is nadere
informatie m.b.t. push back gepubliceerd t.b.v. luchtvarenden.
Engine start
De motoren van het vliegtuig worden in beginsel pas gestart tijdens en/of na de push back op de rijbaan. In
bepaalde gevallen kan hier een uitzondering op worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer er gebruik gemaakt
moet worden van een jet-starter. In dat geval wordt er één motor op de VOP opgestart en wordt daarna zo
spoedig mogelijk met één draaiende motor aangevangen met de push back. LVNL geeft toestemming voor
een dergelijke startprocedure.
Wanneer het voor technische doeleinden noodzakelijk is om een motor op de VOP te starten, dient dit vooraf
aangevraagd te worden bij Apron Planning & Control. Het laten draaien van een motor op de VOP wordt
‘aanpikken’ genoemd en is gemaximeerd tot een vermogen van ground idle voor de duur van 10 minuten met
maximaal twee motoren gelijktijdig. Aanpikken wordt, net als proefdraaien, door A.A.S. geregistreerd en
gerapporteerd i.h.k.v. de aan A.A.S. verleende milieuvergunning. Apron Planning & Control geeft
toestemming voor aanpikken. Bij aanpikken is altijd toezicht vereist door A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 64 van 92
14.4 Marshalling en Follow-me services
Marshalling services
De standaardmethode voor aircraft docking is door gebruik te maken van een Visual Docking Guidance System
(VDGS). Deze systemen zijn aanwezig op de meeste VOP’s op Schiphol. Op die locaties waar geen VDGS
aanwezig is, worden vliegtuigen m.b.v. een marshaller geparkeerd of wordt het principe van self-docking
toegepast.
Aircraft docking door middel van marshalling signals wordt onder meer op de onderstaande locaties
uitgevoerd:
Deel VOP’s op het R-platform; hier zijn geen dockingsystemen aangebracht
Enkele VOP’s op de kopse kant van de C-pier, hier kunnen vanwege de beperkingen aan de gevel van het
gebouw geen dockingsystemen worden geplaatst.
Op VOP’s waar vanwege onderhoud en/of nieuwbouw tijdelijk geen VDGS aanwezig is
Alle VOP’s op het K-platform.
Opmerkingen
1. Alle VOP’s op het B-platform zijn voorzien van, aan weerszijden van de lead-in line aangebrachte,
verlengde stopstrepen die de cockpitbemanning d.m.v. een op de platformverharding gemarkeerde
STOP-signalering helpen in het correct parkeren van het vliegtuig op de bedoelde VOP. De azimutale
geleiding in de vorm van lead-in markings in combinatie met deze stopstrepen maakt het veilig en juist
parkeren van de vliegtuigen m.b.t. marshalling signals overbodig.
2. Alle VOP’s aan de zuidzijde van de B-pier zijn voorzien van verlengde stopstrepen waarop de
bovenstaande redenering tevens van toepassing is. Bij aankomende vluchten worden op beide locaties
geen marshalling service geboden, tenzij hier expliciet door de gezagvoerder om gevraagd wordt.
Marshalling signals die op Schiphol worden gehanteerd, zijn in overeenstemming met de tekens zoals
gepubliceerd in Regulation (EU) 923/2012 – Standardised European Rules of the Air (SERA) – Appendix 1
Signals – Chapter 4 Marshalling Signals.
Follow-me services
De standaardmethode voor taxiën op Schiphol is dat vliegtuigen autonoom taxiën daar waar geen
operationele beperkingen gelden. Op de volgende locaties en/of onder de volgende omstandigheden worden
follow-me services ingezet:
Wanneer een vliegtuig dient te taxiën op een rijbaan waar een wingspan beperking geldt die minder is
dan de spanwijdte van het betreffende vliegtuig.
Wanneer er niet voldaan kan worden aan de eis van ‘continuous guidance’ door taxiway centre line lights
tijdens BZO-C en -D. Dit geldt niet op rijbaan Golf.
Wanneer er inkomende vluchten taxiën op rijbaan Romeo. Deze vluchten worden vanaf het centrale
rijbaanstelsel (TWY A/B) begeleid naar de VOP waarna deze vluchten d.m.v. marhalling signals worden
geparkeerd op de betreffende VOP van het R-platform.
Voor de begeleiding van de A380 zolang deze taxiet op Code E-infrastructuur.
Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals een inauguratievlucht of een vlucht met een
speciaal karakter, dit ter beoordeling van LVNL, Apron Planning & Control of FMA.
Op verzoek van de gezagvoerder.
Voor de begeleiding van gesleepte vliegtuigen wanneer de sleeptrekker chauffeur niet beschikt over de
juiste bevoegdheid.
Wanneer een stopbar door een storing niet uitgeschakeld kan worden en er een vliegtuig dient te
passeren.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 65 van 92
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.3 Handboek apron management
services
Deel 1.3.3 – Marshalling en ‘Follow me’
service
Intern en extern gebruik
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 66 van 92
15 Apron safety management
Op en rond de platformen waar grondafhandeling van vliegtuigen plaatsvindt gelden strikte regels
voor het borgen van een veilige werkomgeving voor platformpersoneel.
A.A.S. voert een actief beleid om zowel door het bevorderen van safety awareness als door toezicht op
naleving van veiligheidsvoorschriften de veiligheid op en rond de platformen op een hoog niveau
te houden en te verbeteren.
In de onderstaande paragrafen is een aantal specifieke veiligheidsmaatregelen beschreven die onderdeel
vormen van het integrale Apron safety management.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.12 – Proefdraaien en aanpikken Intern en extern gebruik
15.1 Het beheersen van Jet blast
Schiphol is, m.u.v. Schiphol Oost, een luchthaven die zich kenmerkt door een heavy traffic density in de
piekuren; dit resulteert niet alleen in een relatief hoge druk op de start- en landingsbanen, maar ook op het
integrale systeem van rijbanen en platformen. Een hoge bezettingsgraad van de aircraft stands, drukte op het
stelsel van taxiways en een hoge frequentie van push-backs maken de luchthaven tot een complex knooppunt
waar het risico van jet blast zich voor kan doen.
Definitie van jet blast: rukwind groter of gelijk aan 56 km/u als gevolg van de uitstoot van een vliegtuigmotor;
ICAO Safety Threshold Velocity = 56 km/h = 15,6 m/s
Door de uitgebalanceerde ligging van push back limit lines en het ontwerp van de platformgebieden wordt
het ontstaan van jet blast zoveel mogelijk voorkomen.
Op een aantal specifieke locaties blijft door de structuur van de pieren en aanliggende platformgebieden een
risico aanwezig op jet blast. Deze locaties zijn ten behoeve van luchtvarenden gepubliceerd in AIP-NL EHAM
AD 2.20 paragraaf 6.
Schiphol conformeert zich t.a.v. het voorkomen van jet blast aan de ontwerpuitgangspunten zoals deze zijn
vastgelegd in het Aerodrome design manual (ICAO doc. 9157) Part 2 – Appendix 2. Op platformen en
randwegen wordt een maximale windsnelheid van 56 km/uur toegestaan. Op die locaties waar deze grens
volgens incident-analyses herhaaldelijk wordt overschreden, dan wel bij nieuwbouw wordt verwacht dat deze
structureel wordt overschreden, wordt jet blast geminimaliseerd of weggenomen door de volgende
maatregelen wanneer onderzoek aantoont dat er gevaar is voor schade of letsel:
Blast fences zijn verzwaard met betonnen voetstukken, verankerd in de ondergrond en voorzien van
obstakelverlichting waardoor deze blast fences een solide en voor de luchtvaart en het platformverkeer
veilige oplossing vormen tegen jet blast.
Aanpassingen in engineering nieuwbouw gericht op het vermijden van extra motorvermogen (above idle),
met name:
Vermijden dat verholen hemelwaterafvoergoten hinder geven wanneer deze samenvallen met
stopposities vliegtuigen vóór het optaxiën van VOP’s.
Vermijden dat opstelruimte voor – lege – containers en ander blastgevoelig afhandelingsmateriaal op
blastgevoelige plekken wordt gepland.
Houdt hellingshoeken verharding op een voor afwatering noodzakelijk minimum.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 67 van 92
Maatregelen in blastgevoelige situaties (b.v. hotspots) bestaande uit aanpassingen in in- en uittaxi-
procedures, met name:
In-taxiën VOP met minder dan alle motoren (zgn. one engine out procedure vanwege beperken
uitstoot) niet toestaan.
Taxi in/taxi-out vervangen door pushback/pushpull (b.v. B-platform
Push-back aanvullen met push-pull (bijvoorbeeld wortel stemvork D-pier)
Toepassen pushback- c.q. opstart-markeringen wanneer dat voor de oriëntatie vliegtuigen bij opstarten
op rijbaan wenselijk is.
Striktere opvolging van al bestaande procedures, met name:
Vrijgeven VOP d.m.v. VDGS vóórdat aankomend vliegtuig bij de VOP arriveert (zodat niet gestopt hoeft
te worden)
Vrijhouden VOP van obstakels
Leeg fust goed zekeren en/of zodanig positioneren dat deze niet blastgevoelig is.
Verbeteren zichtbaarheid van opstart/pushback-markeringen t.b.v. piloten en pushbackchauffeurs om
verkeerde oriëntatie bij opstarten op rijbanen te voorkomen.
Incidenten als gevolg van jet blast en/of meldingen van jet blast kunnen worden onderzocht. Waar nodig
worden naar aanleiding van dergelijke incidenten of meldingen tijdelijk mobiele windmeters geplaatst om
na te gaan of er sprake is van een structurele windbelasting die de grenswaarde van 56km/uur te boven
gaat. Wanneer blijkt dat de grenswaarde structureel wordt overschreden op een specifieke locatie, worden
passende maatregelen getroffen.
15.2 Handhaving veiligheidsmaatregelen tijdens tanken
Algemeen
Het toezicht van A.A.S. op de naleving van procedures tijdens het tanken van vliegtuigen is gebaseerd op de
relevante artikelen van de Schipholregels en de richtlijnen van IATA zoals deze zijn beschreven in het Airport
Handling Manual (AHM) – IATA Ground Operation Manual (IGOM) Supplement – Chapter 4 Aircraft Handling
Procedures – paragraph 4.4 Safety during fueling/defueling.
A.A.S. stelt op basis van het periodiek opvragen van kwaliteitscertificaten en/of JIG-auditrapporten zeker dat
bedrijven die betrokken zijn bij de opslag en het tanken van vliegtuigbrandstof, voldoen aan de eisen die
gesteld worden t.a.v. deze processen. Als norm hiervoor worden de standaarden van de Joint Inspection Group
(JIG) geaccepteerd, in het bijzonder JIG 1 – Aviation Fuel Quality Control and Operating Standards for Into-
Plane Fuelling Services.
Het dagelijkse toezicht op het tankproces op Schiphol wordt uitgeoefend door Authority Officers, die door
middel van routinetoezicht en specifieke inspecties toetsten op de opvolging van de veiligheidsregels t.a.v.
tanken. Als norm voor het routinetoezicht gelden de bepalingen in de Schipholregels; voor de inspecties
gelden de richtlijnen van IATA als norm.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 68 van 92
Tanken met passagiers aan boord
Het tanken met passagiers aan boord is op Schiphol toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
a. Er is toestemming gegeven door de gezagvoerder
b. Het vliegtuig heeft een stoelcapaciteit van meer dan 19 passagiers;
c. Er wordt niet over de vleugel van het vliegtuig heen getankt;
d. Er wordt geen kerosine Jet B, AVGAS of MOGAS getankt;
e. Tussen de cockpit en het grondpersoneel is een communicatieverbinding;
f. De gezagvoerder heeft nooduitgangen aangewezen waarbij een vliegtuigtrap is geplaatst of die van een
glijgoot zijn voorzien en bij deze nooduitgangen is gedurende het tanken gekwalificeerd cabinepersoneel
aanwezig;
g. De aangewezen nooduitgangen bevinden zich niet aan de zijde van het vliegtuig waar wordt getankt;
h. De aangewezen nooduitgangen en vluchtroutes worden niet geblokkeerd door afhandelingsmaterieel;
i. aan de passagiers is meegedeeld dat:
- Zij op hun plaatsen moeten blijven zitten, tenzij zij in- of uitstappen;
- De veiligheidsriemen ontkoppeld moeten zijn;
- Zij geen handelingen mogen verrichten, waarbij een vonk of open vuur ontstaat of zou kunnen
ontstaan;
j. Tijdens het tanken in het vliegtuig is de minimum cabineverlichting ontstoken;
k. De voor het tanken verantwoordelijke persoon is op de hoogte is van het feit dat er passagiers aan boord
zijn of in- of uitstappen.
Wanneer aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, is het niet noodzakelijk separate toestemming aan
de exploitant te vragen voor het tanken met passagiers aan boord.
Het tanken met passagiers aan boord is niet toegestaan bij helikopters.
15.3 FOD-preventie
De preventie van Foreign Object Debris (FOD) is een blijvende prioriteit binnen het Airside Veiligheid
Management Systeem (A-SMS). De aanwezigheid van zwerfvuil of de aanwezigheid van onbedoelde objecten
in de movement area kan schade tot gevolg hebben. Het voorkomen van FOD geschiedt door preventieve
maatregelen en repressieve maatregelen.
Voorbeelden van preventieve maatregelen (dus het voorkomen van het ontstaan van zwerfvuil) die door
A.A.S. worden genomen zijn:
Het aandacht schenken aan de gevaren van FOD tijdens de pasaanvraag (basistraining safety & security)
Het, onder regie van A.A.S., organiseren van awareness campagnes, zoals bijvoorbeeld FOD-walks
Het faciliteren van vuilinzameling door het verstrekken van prullenbakken en containers
Het sanctioneren van gedrag dat in strijd is met de bepalingen van de Schipholregels
Het nemen van anti-FOD-maatregelen tijdens werkzaamheden in en nabij de manoeuvring area
Het verlijmen van onverharde delen van de ondergrond wanneer er onderhoudswerkzaamheden zijn
uitgevoerd in de manoeuvring area
Voorbeelden van repressieve maatregelen (dus het opruimen van aanwezig zwerfvuil) die door A.A.S. worden
genomen zijn:
Het gestructureerd en volgens planning vegen van de movement area
Periodieke FOD-rondes in de gehele movement area
Het ad-hoc verwijderen van zwerfvuil
Het periodiek uitvoeren van baaninspecties
Van iedere ongeoorloofd voorwerp dat aangetroffen wordt op een start- of landingsbaan en dat een mogelijk
risico zou kunnen vormen voor een vliegtuig, wordt een rapportage opgesteld. Op basis van deze rapportages
worden door A.A.S.-trendanalyses uitgevoerd; hiermee worden mogelijk nieuwe risico’s geïdentificeerd.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 69 van 92
Om het inzamelen van zwerfvuil zo optimaal mogelijk te faciliteren, heeft A.A.S. op iedere VOP een gele
prullenbak geïnstalleerd; daarnaast zijn langs de gevels van de gebouwen nabij gebruikersruimten containers
geplaatst voor de inzameling van ‘grijs’ afval en papier. Houten pallets of andere materialen die op VOPs
worden aangetroffen worden zoveel mogelijk tijdens de reguliere FOD-ronden verwijderd.
15.4 Toezicht op naleving veiligheidsprocedures op het platform
Algemeen
De luchthavenexploitant is verantwoordelijk voor de veiligheid op het luchthaventerrein. Belangrijke
instrumenten om deze verantwoordelijkheid in te vullen zijn toezicht en handhaving. A.A.S. heeft haar
handhavings- en toezichtstaken qua beleid en rapportage organisatorisch belegd bij A/SSE/HSE en
A/OPS/SRA/SQC, de uitvoering is in de lijnorganisatie bij A/O/DDO en A/SSE ondergebracht.
Bedrijven die activiteiten uitvoeren aan Airside zijn gebonden aan de Schipholregels en de daarbij behorende
bijlage Regeling Toelating Schiphol (RTS). Personen die activiteiten uitvoeren aan Airside zijn gebonden aan
de Schipholregels op grond waarvan, na voorafgaande kennistoetsing, de Schipholpas met Airside-
bevoegdheid wordt verstrekt.
De Schipholpas is geldig voor een periode van vijf jaar, daarna dient iedere houder van een Schipholpas
opnieuw de safety- en securitytest af te leggen.
Toezicht
Aan Airside zijn de Authority Officers belast met het dagelijks toezicht op veiligheid. Het dagelijks toezicht
wordt op twee manieren ingevuld:
1. Regulier toezicht waarbij in dagelijkse rondes steekproefsgewijs toezicht wordt gehouden op
naleving van de Schipholregels.
2. Thematisch toezicht waarbij door middel van inspectie de veiligheidsprocedures tijdens een specifiek
(deel)proces worden gecontroleerd. Als norm voor deze inspecties worden de procedurerichtlijnen
van IATA voor grondafhandeling gehanteerd, zoals deze zijn vastgelegd in het IATA Ground
Operations Manual (IGOM). De uitvoering van deze inspecties vindt plaats aan de hand van een
inspectieplanning, die is gebaseerd op eerder uitgevoerde trendanalyses en/of specifieke
aandachtspunten (risico-gebaseerd toezicht).
A.A.S. houdt daarnaast systeemtoezicht door zich er voortdurend van te vergewissen dat bedrijven die
activiteiten uitvoeren aan Airside, beschikken over een geldig kwaliteitscertificaat. Deze verplichting is tevens
vastgelegd in de eerdergenoemde RTS.
Handhaving
De uitvoering van toezicht is gebaseerd op lokale regelgeving en andere normen. Voor het toezicht dat aan
Airside wordt uitgevoerd, zijn de Schipholregels de norm. A.A.S. corrigeert, waar mogelijk en zover binnen
haar bevoegdheden, afwijkingen van die norm; dit wordt handhaving genoemd.
Hiervoor kent A.A.S. een sanctioneringssysteem, dat is vastgelegd in de RTS. Sanctionering is gebaseerd op een
‘puntensysteem’ waarvan inname van de Schipholpas de zwaarste sanctie is.
Convenant Schiphol Airport Authority
Als onderdeel van het overkoepelende convenant Schiphol Airport Authority, heeft A.A.S. een deelconvenant
gesloten met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), daarmee heeft ILenT de taak m.b.t. het uitvoeren
van toezicht op grondafhandeling gedelegeerd aan A.A.S. Op grond van de inspecties, die in het kader van dit
convenant worden uitgevoerd, vindt ieder kwartaal een rapportage plaats aan ILenT.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 70 van 92
16 Toezicht op voertuigbewegingen in de movement area
Voor bestuurders van voertuigen worden twee bevoegdheidsgebieden onderscheiden:
Manoeuvring area Betreft het deel van de luchthaven wat wordt gebruikt voor het starten,
landen en taxiën van vliegtuigen, met uitzondering van platformen.
Movement area Betreft de manoeuvring area en het platform tezamen.
Manoeuvring area
LVNL is verantwoordelijk voor vehicle control in de manoeuvring area en heeft deze verantwoordelijkheid op
de volgende manier gedelegeerd:
Sleepbewegingen worden gecoördineerd door Apron Control onder verantwoordelijkheid van LVNL.
Voor voertuigbestuurders geldt het Passive Control uitgangspunt waarbij het ‘see and avoid’ principe van
toepassing is volgens de geldende voorrangsregels. Voertuigbestuurders in de manoeuvring area dienen te
beschikken over het voor hun taakuitvoering relevante niveau van veldbevoegdheid.
Tijdens Passive Control is de bestuurder van het voertuig niet gebonden aan een (route) klaring en/of
verplichte communicatie met LVNL. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor separatie ten opzichte van
vliegtuigen en/of andere voertuigen. De bestuurder van het voertuig dient te beschikken over het voor
hem/haar vereiste niveau van veldbevoegdheid. De bestuurder van het voertuig is tijdens de aanwezigheid in
de manoeuvring area verplicht om het Baankanaal uit te luisteren.
Tijdens Active Control is de bestuurder van het voertuig gebonden aan een route- of aanwezigheidsklaring
van LVNL.
In de volgende gevallen is het Active Control uitgangspunt van toepassing:
Wanneer men een start- of landingsbanen wil betreden
Wanneer men zich op specifieke delen van het rijbaanstelsel wil begeven zoals gespecificeerd in het
Handboek Landingsterrein
Wanneer men zich in een ILS-critical area wil begeven
Wanneer men een sensitive area wil betreden tijdens BZO
Wanneer men zich in de manoeuvring area wil verplaatsen tijdens BZO-C en -D
In de manoeuvring area gelden in de aangeven volgorde de onderstaande voorrangsregels: 1. Startende of landende luchtvaartuigen;
2. Motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, ambulances en
motorvoertuigen van andere hulpverleningsdiensten, voor zover zij optische en
geluidssignalen voeren;
3. Taxiënde vliegtuigen en hoverende helikopters, evenals de motorvoertuigen die deze
begeleiden;
4. Passagiers die te voet van en naar de luchtvaartuigen worden begeleid;
5. Gesleepte luchtvaartuigen;
6. Andere voertuigen
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 71 van 92
Deze voorrangsregels zijn vastgelegd en gepubliceerd in de Schipholregels en zijn in lijn met Regulation (EU)
923/2012 – Standardised European Rules of the Air (SERA) punt 3210.
In de manoeuvring area geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur tenzij operationele redenen een hogere
snelheid rechtvaardigen.
Platformgebieden
De toegang tot Airside is beperkt tot personen die beschikken over een geldige Schipholpas met de
bevoegdheid ‘Airside’. Voor het betreden van platformgebieden is daarnaast de bevoegdheid ‘Platform’
vereist. Deze bevoegdheid wordt verleend na het volgen van de Basis Training Safety & Security en het slagen
voor de Safety & Security test, die bij de initiële afgifte en de verlenging van de Schipholpas wordt afgenomen.
A.A.S.-toets hiermee dat personen die activiteiten uitvoeren binnen de platformgebieden, op de hoogte zijn
van de betreffende artikelen van de Schipholregels.
Binnen de platformgebieden en op de randwegen rond de platformen geldt een maximumsnelheid van 30
km/uur. Hiervan mag alleen worden afgeweken door voertuigen van hulpdiensten voor zover zij optische- en
geluidssignalen voeren.
Op diverse locaties langs de randwegen zijn Dynamische Snelheid Indicatoren (DSI’s) opgesteld die aan
bestuurders van voertuigen informatie verschaffen over hun actuele snelheid en hiermee het
veiligheidsbewustzijn verhogen.
Authority Officers Airside voeren periodiek en steekproefsgewijs snelheidscontroles uit en handhaven hiermee
de snelheidsnorm.
Binnen de platformgebieden beveelt A.A.S.de bestuurders van (afhandelings)voertuigen aan om stapvoets te
rijden.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.1 – Voertuigbewegingen Intern en extern
gebruik
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.2 – Radiotelefonie Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 72 van 92
17 Faunabeheer
17.1 Beleid en uitgangspunten
Vogels zijn een reëel probleem voor de luchtvaart in het algemeen en vanwege de ligging in een vogelrijke
omgeving, voor Schiphol in het bijzonder. De risico’s voor Schiphol en de wijze van aanpak zijn beschreven in
het Bird Hazard Management Plan (BHMP). Dit plan bestaat onder meer uit de volgende onderdelen:
Een analyse van de risico’s in de omgeving en de stakeholders.
Uitleg over hoe met deze risico’s wordt omgegaan aan de hand van drie pijlers: habitat-management,
vogelverjaging en innovatie (zie afbeelding hieronder)
Wijze van rapporteren, analyse en bewaking van de specifieke veiligheidsrisico’s
Beschrijving van de werkwijze en (preventieve en repressieve) beheersmaatregelen.
Het Bird Hazard Management Plan wordt jaarlijks gecontroleerd op juistheid en volledigheid, en waar nodig
aangepast.
Figuur 13: schematische voorstelling faunabeheer
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 73 van 92
17.2 Werkwijze
De werkzaamheden van A/O/DDO/AO kunnen worden onderverdeeld in preventieve- en repressieve
activiteiten:
17.3 Preventieve maatregelen
Habitatmanagement
A/OPS/PDC/APM zet maatregelen uit om de movement area zoveel mogelijk te vrijwaren van fauna en
daarmee zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor de meest aanvaringsgevoelige vogelsoorten.
Voorbeelden van habitatmanagement zijn:
Gras: bepalen van onaantrekkelijke grassoorten en grashoogte, frequentie en momenten waarop er
gemaaid dient te worden, en het wel of niet afvoeren van het gemaaid gras.
Bomen en struiken: het planten van vogelonaantrekkelijke boom- en struiksoorten.
Gebouwen: bij zowel bestaande gebouwen als nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met
het zoveel mogelijk voorkomen van mogelijkheden tot rusten en nestelen van vogels.
Water: waterpartijen vormen zeer aantrekkelijke voedsel- en broedmogelijkheden voor vogels.
Aangezien bijvoorbeeld de drainagesloten een kritieke functie hebben in de afwatering van het
landingsterrein worden deze waterpartijen intensief gecontroleerd op aanwezigheid van vogels en
waar nodig maatregelen getroffen zoals bijvoorbeeld het verwijderen van riet (zodat er geen
nestmateriaal is), het verwijderen van nesten en het aanleggen van een steile oever.
Preventief afschot
Sommige soorten vogels en kleine zoogdieren veroorzaken een latent veiligheidsrisico als gevolg van
onvoorspelbaar gedrag (eenden, ganzen en zwanen) of aantrekking van gevaarlijke vogelsoorten (hazen
en konijnen).
Om deze risico’s te beheersen worden voor deze soorten streefpopulaties vastgesteld en preventief
afschot toegepast. De exacte soorten en aantallen worden afgestemd in overleg met de Provincie Noord-
Holland.
17.4 Repressieve maatregelen
Vogelverjaging
Het verjagen van vogels gebeurt op vele manieren. De vogelwachter (birdcontroller) draagt zorg voor de
continue (24/7) vogelverjaging en is getraind om vogels en vogelgedrag te herkennen. Daardoor is de
birdcontroller in staat om tijdens het luchthavenproces snel te kunnen beslissen over de juiste
verjagingsmethode en de daarbij in te zetten middelen. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn
werkinstructies beschikbaar.
Repressief afschot.
Indien de birdcontroller er niet in slaagt vogels of andere fauna met bestaande verjaagmiddelen te
verjagen, kan hij of zij besluiten over te gaan op afschot in het belang van de vliegveiligheid.
A/OPS/PDC/APM verricht tevens onderzoek naar het vinden van nieuwe verjaagmethoden ter voorkoming
van vogelaanvaringen (bird strikes).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 74 van 92
17.5 Overlegstructuren (extern)
Schiphol Birdstrike Committee (SBC)
Zie A-SMM A4
Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen (NRV)
Het NRV is een overlegorgaan dat is opgericht met als doel in nauwe samenwerking inspanningen te
verrichten die bijdragen aan de uitvoer van een maatregelenpakket dat het risico van botsingen tussen
vliegtuigen en vogels moet reduceren. Dit op basis een viersporen beleid:
1. Techniek
2. Ruimtelijke ordening
3. Populatiebeheer
4. Foerageren
17.6 Communicatie en rapportage
Algemene informatie voor vliegers inzake bird strike risico’s in het Nederlandse luchtruim is te vinden in het e-
AIP: ENR 5.6 BIRD MIGRATION AND AREAS WITH SENSITIVE FAUNA en de bijbehorende kaart ENR 6-5.3 bird
sanctuaries, bird strike risks and wetland area.
De FMA zal op aangeven van A/O/DDO/AO een BIRDTAM opstellen, indien de vogelsituatie bekend gesteld
moet worden aan luchtvarenden, bijvoorbeeld tijdens perioden van vogeltrek. Indien de vogelsituatie daartoe
aanleiding geeft zal de LVNL de vliegers daarover direct informeren (op aangeven van de birdcontroller of
FMA).
Het team van de birdcontrollers registreert 24h per dag bijzonderheden naar aanleiding van de
controlerondes in de movement area, met inbegrip van baaninspecties, waarnemingen vogelpopulaties en
verjaagacties. (Vermeende) bird strikes worden – ten behoeve van analyse – vastgelegd in een
incidentenrapport ‘fauna-incident’ en geregistreerd in SILS en vermeld in het dienstrapport.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.7 – Flora- en faunabeheer Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 75 van 92
18 Procedures voor beheersing obstakels en gevaren door menselijke
activiteiten en landgebruik
18.0 Beheersen van obstakels
Algemeen
De aanwezigheid van objecten op of in de directe nabijheid van een luchthaven kan risico’s voor de luchtvaart
tot gevolg hebben. Rondom start- en landingsbanen is daarom een stelsel van denkbeeldige vlakken
geconstrueerd die de grenzen aangeven voor de aanwezigheid van objecten. Wanneer een object een
dergelijk grensvlak penetreert is er sprake van een obstakel.
De aanwezigheid van een obstakel, hetzij tijdelijk, hetzij permanent, is een potentieel risico. Voor veel
obstakels is echter geen alternatief, denk bijvoorbeeld aan een verkeerstoren op een luchthaven. De
aanwezigheid van een obstakel kan leiden tot operationele beperkingen, zoals een hogere decision height
(DH) of minimum descend-height (MDH) voor landingen, minimale zichtvereisten voor landingen of een
beperking op het startgewicht.
Een beheerst obstakellandschap is derhalve van groot belang. Om dat te bereiken en in stand te houden zijn er
sluitende procedures nodig voor de toetsing, controle en handhaving op aanwezigheid van obstakels.
18.1 Obstakels binnen het luchthavengebied
A.A.S. is bevoegd om binnen het luchthavengebied objecten te toetsen en eventueel te handhaven op
ongeoorloofde aanwezigheid van een obstakel. Daarnaast is A.A.S. verantwoordelijk voor het bijhouden van
obstakelgegevens binnen het luchthavengebied en dient zij deze aan de LVNL aan te bieden ter publicatie in
het AIP.
Om de operationele consequenties van tijdelijke en/of permanente objecten te kunnen toetsen, dienen
bouw- of onderhoudsaanvragen uiterlijk vijf weken voor aanvang van de beoogde werkzaamheden te
worden aangeleverd bij de afdeling A/OPS/SRA/WAP. Naast een initiële beoordeling op strijdigheid met de
Obstacle Limitation Surfaces (OLS) wordt de aanvraag indien van toepassing voorgelegd aan LVNL met het
verzoek om een toetsing uit te voeren op eventuele verstoring van Communicatie-, Navigatie- en Surveillance
(CNS) apparatuur. Voor nader informatie m.b.t. CNS-toetsing, zie AM 27.
A.A.S. houdt van obstakels binnen het luchthavengebied de locatie- en hoogtegegevens bij in een
geografische database die ingedeeld is in de volgende gebieden, ontleend aan GM4 ADR.OPS. A.005(a):
Area 4 Het gebied dat zich uitstrekt tot 900 meter vóór de baandrempel en tot 60 meter aan
weerszijden van de verlengde baan-as in de naderingsrichting van een precision approach
runway category II of III
Area 3 Het gebied dat begrensd wordt door:
de rand van de verharding van start- en landingsbanen tot
een afstand van 90 meter vanaf de baan-as
de rand van de verharding van rijbanen en platformen tot een afstand van 50 meter vanaf de
rand
Area 2 Het gebied, niet zijnde Area 4 of Area 3, dat gelegen is binnen het luchthavengebied
Voor nadere informatie m.b.t. de vaststelling en publicatie van obstakelgegevens, zie AM 2.4.
Noot: Area 1 bevindt zich buiten het luchthavengebied en valt derhalve niet onder de verantwoordelijkheid
van A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 76 van 92
18.2 Convenant Schiphol Airport Authority
In het Convenant Schiphol Airport Authority – Deelconvenant Safety 1 IVW-A.A.S. zijn de afspraken vastgelegd
voor het naleven van de voorschriften met betrekking tot tijdelijke obstakels en hoogtebeperking van
bebouwing, zoals geregeld in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol.
A.A.S. voert de toezichttaken binnen het luchthavengebied op het gebied van voorschriften met betrekking
tot tijdelijke obstakels en hoogtebeperking van gebouwen uit conform een procesbeschrijving die als bijlage
deel uitmaakt van het convenant.
18.3 Obstakels buiten het luchthavengebied
Direct aansluitend aan het luchthavengebied grenst het Beperkingengebied Luchthavenindelingbesluit (LIB).
Binnen dit gebied, dat nader is gespecificeerd in het LIB dat onderdeel is van de Wet Luchtvaart, is de
Rijksoverheid verantwoordelijk voor toetsing, controle en handhaving op aanwezigheid van obstakels.
Binnen het beperkingengebied geldt een toetsingsverplichting voor nieuwe en tijdelijke obstakels; hiertoe
dient een aanvraag te worden ingediend bij de ILT. Het oprichten van een obstakel binnen het
beperkingengebied is pas toegestaan nadat een ontheffing is verleend door ILT.
A.A.S. vervult een monitorende rol t.a.v. obstakels buiten het luchthavengebied. Omdat A.A.S. geen
handhavende bevoegdheid heeft buiten het luchthavengebied, wordt, wanneer door visuele waarneming een
(mogelijk) ongeoorloofde aanwezigheid van een obstakel wordt vastgesteld, de ILT geïnformeerd.
Wanneer er twijfel bestaat over de rechtmatige aanwezigheid en/of de hoogte van een obstakel en er een
mogelijk conflict is met de climb- and approach surfaces, kan A.A.S. besluiten de betreffende start- of
landingsbaan tijdelijk buiten gebruik te stellen.
18.4 Beheersen van risico’s voor de luchtvaart door menselijke activiteit en landgebruik
Niet alleen (tijdelijke) obstakels op of nabij een luchthaven kunnen een risico vormen voor de luchtvaart, ook
menselijke activiteit zoals de landbouw of stedelijke ontwikkeling kunnen een ongewenste inbreuk maken op
de vliegveiligheid.
Landgebruik
Het landgebruik in de directe omgeving van de luchthaven bepaalt in grote mate de verschillende
vogelsoorten die op of boven het luchthaventerrein voorkomen. Vogel aanvaringen vormen een direct gevaar
voor de vliegveiligheid, vanwege de grote snelheid waarbij deze botsingen plaatsvinden. Hierdoor ontstaat de
kans op significante schade met als mogelijk gevolg het neerstorten van een vliegtuig.
Om dit te voorkomen is een aantal vormen van grondgebruik of een bestemming binnen de volgende
categorieën niet toegestaan binnen een gebied van 6 km rondom de luchthaven (zie kaart):
Industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
a. Viskwekerijen met extramurale bassins;
b. Opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
c. Natuurreservaten en vogelreservaten;
d. Moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 77 van 92
In afwijking hiervan is deze vorm van grondgebruik of bestemming wel toegestaan voor zover dit gebruik of
deze bestemming rechtmatig was vóór 26 november 2012.
Afwijkingen op deze bestemming zijn eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart. Deze verklaring wordt
afgegeven door de ILT.
Figuur 14: kaart van het beperkingsgebied
Stedelijke ontwikkeling
Om te voorkomen dat (hoge) bebouwing in de omgeving van het luchthaventerrein een nadelige invloed
heeft op de vliegveiligheid, zijn in het LIB-vlakken gedefinieerd waar beperkingen gelden voor
(nieuw)bouwprojecten.
Voordat gemeenten een omgevingsvergunning voor deze projecten kunnen afgeven moeten zij toetsen of de
projecten voldoen aan de eisen uit het LIB. In bepaalde gevallen kan worden afgeweken, hierbij moet de ILT
een verklaring van geen bezwaar afgeven voordat een vergunning kan worden verstrekt.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 78 van 92
19 Calamiteitenplan van de luchthaven
19.1 Respons op noodsituaties op of nabij de luchthaven
De luchthaven Schiphol beschikt over een Calamiteitenplan A.A.S. (CPAAS – deel 4 BHB-A.A.S.) dat de
organisatie beschrijft van de respons bij noodsituaties op- en nabij de luchthaven. Het CPAAS is gericht op (het
dreigende ontstaan van) calamiteiten en is mede afgestemd op het Bedrijfsnoodplan (BNP – deel 3 BHB-A.A.S.)
dat van toepassing is op het opheffen van bedrijfsverstoringen op de luchthaven.
Het CPAAS wordt periodiek geactualiseerd waarbij rekening wordt gehouden met wet- en regelgeving, het
CBP-S en de met het CBP-S samenhangende documenten:
Draaiboek WPG Schiphol,
Samenwerkingsafspraken Meldkamerprocessen Schiphol,
Deelplan Bevolkingszorg,
Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen.
In het CPAAS zijn de volgende zaken beschreven: 1. De onderdelen van de calamiteitorganisatie en hun taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden,
2. Beleid en achtergrondinformatie en
3. Procedures die met name afgeleid zijn van de scenario’s in het CBP-S met een sterke
focus op:
– Alarmering en kwalificatie
– Opvang van hulpdiensten van buiten de luchthaven
– Opvang van passagiers, communicatie en opschaling
– Aanvullend kaartmateriaal en verwijzingen naar werkinstructies
19.2 Controle voorzieningen en apparatuur voor gebruik tijdens noodsituaties
Structurele controle van voorzieningen en middelen in de ‘koude’ situatie betreft met name:
Werking van (de onderdelen van) alle 1e en 2e lijns-voertuigen van de brandweer en
communicatieapparatuur (op dagelijkse/wekelijkse basis); hiervoor wordt gebruik gemaakt van checklists
voor dagelijkse en/of wekelijkse inspectie.
Werking van (de onderdelen van) de voertuigen van de Authority Officers , met inbegrip van
communicatieapparatuur en aanwezigheid van specifieke uitrusting (AED, brandblusser, e.d.) op
dagelijkse/wekelijkse basis. De beheerder van deze voertuigen ontvangt wekelijks een overzicht van deze
controles. Deze voertuigen worden gebruikt door o.a. de Commandant Uitgangsstelling (CUGS) en
Transportcoördinator (TC).
Werking van het Alarm Meld Systeem (AMS) en het Intern Meld Systeem (IMS) op wekelijkse basis. Iedere
woensdag wordt de werking van beide systemen getest. Het Regiecentrum neemt het initiatief door de
procedure te volgen. Bij het testen van het AMS wordt vanaf de onderstaande bedienplekken het
Regiecentrum (RC) opgeroepen:
TWR-C Centrale verkeerstoren Schiphol Centrum – torenverkeersleiding LVNL (*)
TWR-W Satelliet verkeerstoren Polderbaan - torenverkeersleiding LVNL
APC Apron Planning & Control, Apron Controller (10e verdieping TWR-C) - A.A.S.
Havendienst FMA – A.A.S.
(*) één keer per maand wordt ook het AMS in de noodtoren (TWR-E) getest
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 79 van 92
Bij het testen van het IMS wordt vanaf iedere bedienplek in het Regiecentrum de ‘ding-dong’, VBB, GBB,
AMBU dag en GBB- Post Rijk geactiveerd. Het Regiecentrum maakt bij een storing een melding in het
Operations Control Room System (OCRS) (zie Wekelijkse test AMS/ IMS en doorschakeling 2222,
A/O/DDO/AC).
Werking van back-up ruimte van het RC-Schiphol in het SHG bij het Security Control Centre (SCC) (zie
Ontruimingsprocedure, A/O/DDO/AC)
Daarnaast worden mono- en multidisciplinaire oefeningen (met meerdere afdelingen en/of organisaties)
gebruikt om deze onderdelen te testen.
19.3 Oefeningen om de crisisplannen te testen, met inbegrip van
de frequentie daarvan
Alle afdelingen en functionarissen die een rol vervullen in de calamiteitenorganisatie nemen deel aan de
opleidings- en oefencyclus (mono- en/of multidisciplinaire oefeningen).
De vereiste oefenfrequenties staan in de volgende basisdocumenten beschreven:
Het Vakbekwaamheidsbeleid leden crisisorganisatie Schiphol (VBCO-beleid)
De BHV-Opleidingsdocumentatie (zie ook AM 3)
Daarnaast staan per functionaris/rol de vereiste opleidings- en oefenfrequentie vermeld in de plannen van de
betreffende afdeling zelf.
Deelname aan opleidingen en oefeningen wordt sinds medio 2014 geregistreerd in Veiligheidspaspoort (VP).
Zie tevens AM 3.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.1 Handboek Airside algemeen Deel 1.1.3 – Vakbekwaamheid derden Intern en extern
gebruik
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 80 van 92
20 Redding en brandbestrijding
Locatie en bezetting brandweerposten
De brandweer van Schiphol (A/SSE/FST) beschikt over drie posten die als volgt zijn gesitueerd in het
luchthavengebied:
Post Rijk: ten zuiden van de Kaagbaan (06-24) tegenover rijbaan S5, S6.
Post Sloten: ten noorden van de Buitenveldertbaan (09-27) nabij kop 09.
Post Vijfhuizen: ten oosten van de Polderbaan (18R-36L) nabij rijbaan V2.
De posten zijn zodanig verdeeld over het luchthavengebied dat elke kazerne een primair dekkingsgebied
bestrijkt. Deze zijn als volgt verdeeld:
Post Rijk: voor de banen 06-24, 18L-36R, 04-22 en de helispot en aangrenzende rijbanen en platformen
Post Sloten: voor de banen 09-27 en 18C-36C en aangrenzende rijbanen en platformen
Post Vijfhuizen: voor de baan 18R-36L en aangrenzende rijbanen en platformen
De brandweer is 24 uur per dag inzetbaar en elke post heeft een minimale personele bezetting van zeven
personen.
Iedere brandweerpost beschikt over drie crashtenders, conform CAT-10 brandweerdekking-voorzieningen.
De beschikbare middelen staan vermeld in het AIP (EHAM AD 2.6 RESCUE AND FIRE FIGHTING SERVICES).
Brandweer procedures Schiphol
Brandweer Schiphol opereert conform de procedure Standaard Inzettactiek Vliegtuigbrandbestrijding (in
beheer bij A/SSE/FST). Dit is een procedure die de inzettactiek beschrijft bij vliegtuigongevallen en bevat o.a.
de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende functionarissen en te gebruiken voertuigen.
Deze Standaard Inzettactiek Vliegtuigbrandbestrijding sluit aan op de Inzetprocedure
Vliegtuigbrandbestrijding van de Veiligheidsregio Kennemerland (VRK) die met name gericht is op inzet van
de overheidsbrandweer bij vliegtuigongevallen.
Voor het optreden van de brandweer zijn aanvullend de uitgangspunten en afspraken uit enkele andere
documenten van belang:
Crisisbestrijdingsplan Schiphol (CBP-S),
Meerjarig Uitvoeringsplan Repressieve Taken Brandweer Schiphol,
Deel 1.2 Handboek landingsterrein van Handboeken Business Area Aviation waarvan specifiek:
Deel 1.2.2 Radiotelefonie
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 81 van 92
21 Verwijderen onklaar geraakt vliegtuig
Een onklaar geraakt vliegtuig (disabled aircraft) dient zo snel mogelijk te worden geborgen als deze negatief
effect heeft op de continuïteit van het bedrijfsproces, bijvoorbeeld:
Na een runway/taxiway excursion
Als het vliegtuig de baan niet kan verlaten
Direct na de melding van het incident bepaalt de AFO of er een kwalificatie (alarmvorm) nodig is (bijvoorbeeld
bij brandstoflekkage of gevaarlijke lading). In dat geval treedt het Calamiteitenplan A.A.S. (CPAAS) in werking.
De FMA formeert een CVO waarin alle benodigde in- en externe deskundigen voor de berging van een
onklaar geraakt vliegtuig zitting hebben. De CVO zorgt voor uitvoering en bewaking van de in de CVO
bepaalde acties en voor terugkeer naar normale operatie na afloop van de berging. Doel van de berging is de
waarborging van de continuïteit van het proces.
De betrokken airline is verantwoordelijk voor het bergen van het vliegtuig. De FMA beschikt over
contactgegevens van bergingsspecialisten die kunnen worden ingezet voor de berging van een onklaar
geraakt vliegtuig. A/SSE/FST beschikt over een beperkte hoeveelheid bergingsmateriaal voor klein GA-verkeer
en hulpverleningsgereedschap.
De FMA is verantwoordelijk voor de coördinatie van het proces aan Airside en fungeert als
bergingscoördinator. Taken zijn onder andere:
Het veiligstellen van de operatie
De melding aan ILT en OVV
Informeren van de Risk Insurance manager (A.A.S.) en
De uitgifte van een NOTAM (indien nodig).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 82 van 92
22 Opslag van brandstof en gevaarlijke stoffen
Aircraft Fuel Supply (AFS) is op Schiphol verantwoordelijk voor de opslag en distributie van vliegtuigbrandstof.
AFS hanteert hierbij de normering volgens JIG 2 standards.
Naast de voorzieningen die AFS heeft op haar eigen terrein, beheert en onderhoudt AFS de leidingen
waardoor vliegtuigbrandstof naar de hydrantputten op de vliegtuig opstelplaatsen wordt gepompt.
Dangerous Goods (DG) als luchtvracht worden op Schiphol door de (vracht)afhandelingsbedrijven opgeslagen,
getransporteerd en beladen volgens de Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air
(cf. ICAO Annex 18) en de Dangerous Goods Regulation van de International Air Transport Association (IATA).
22.1 Apparatuur, opslagterreinen, levering, distributie, verplaatsing en veiligheidsmaatregelen
brandstof en gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de bepalingen van ICAO Annex 18 van toepassing.
De aanvullende regels voor opslag en het vervoer van brandstof en gevaarlijke stoffen liggen vast in de
Schipholregels.
Veiligheidsmaatregelen voor de opslag van gevaarlijke stoffen
Ten aanzien van de opslag van gevaarlijke stoffen als luchtvracht is het op Schiphol niet toegestaan:
• Deze langer dan 5 uur op het platform te laten staan;
• Deze onbeheerd op het platform te laten staan;
• Deze op het platform om te pakken, over te tappen of af te vullen.
Veiligheidsmaatregelen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
Het vervoer van gevaarlijke stoffen aan Airside is slechts toegestaan indien:
Tijdens het vervoer segregatie van gevaarlijke stoffen volgens de vereisten van ICAO Annex 18 wordt
aangehouden;
De transporteenheid is uitgerust met een voorziening om de lading droog te houden;
Aan minimaal één zijde van de transporteenheid DG-tags zijn aangebracht;
De transporteenheid voorzien is van een geschikte en goedgekeurde brandblusser.
Melding gevaarlijke stoffen onder beschikking
A.A.S. wordt door middel van het meldingsformulier Gevaarlijke stoffen onder beschikking door ILT-afdeling
Luchtvaart/ Handhaving gevaarlijke stoffen op de hoogte gesteld van een luchttransport waarvoor een
ontheffing is verleend op basis van ICAO Annex 18 paragraaf 2.1 en 4.2.
Veiligheidsmaatregelen opslag en vervoer vliegtuigbrandstof
Ten aanzien van vliegtuigbrandstof is het op Schiphol niet toegestaan:
Deze op te slaan of te vervoeren zonder vooraf verkregen toestemming van de exploitant, met
inachtneming van de vigerende wettelijke bepalingen;
Deze binnen het luchthavengebied op te slaan op andere dan de daarvoor door de exploitant aangewezen
opslagplaatsen;
Deze te vervoeren met voertuigen die niet voorzien zijn van een geschikte en goedgekeurde brandblusser.
22.2 Specificatie en controles vliegtuigbrandstoffen
De tankdiensten (GTS, CRS en KLM-tankdienst) zijn op Schiphol verantwoordelijk voor de controle en het
wegtransport van vliegtuigbrandstof en het tanken van vliegtuigen (normering volgens JIG 1 standards).
A.A.S. stelt zeker dat de bovengenoemde partijen voldoen aan de vereiste kwaliteitsnormen en daarvoor de
juiste procedures hanteren, door het periodiek opvragen van kwaliteitscertificaten.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 83 van 92
23 Beperkt zicht omstandigheden (BZO)
Gedurende perioden van verminderde zichtomstandigheden, wordt de luchtverkeerscapaciteit beperkt, en
treden er Beperkt Zicht Omstandigheden (BZO) procedures in werking.
Er is sprake van Beperkt Zicht Omstandigheden (BZO) als het horizontale zicht 1500 meter of minder is en/of
de hoogte van de wolkenbasis 300 voet is of lager. De LVNL Tower Supervisor kondigt een van de vier de BZO-
fases af aan de hand van de volgende limieten:
Fase Limieten
A 550 m ≤ RVR ≤ 1500 m en/of 200 ft ≤ wolkenbasis ≤ 300 ft
B 350 m ≤ RVR ≤ 550 m en/of wolkenbasis < 200 ft
C 200 ≤ RVR < 350 m
D RVR < 200 m
Tijdens BZO werken A.A.S. en LVNL volgens de low visibility procedures, zoals aangegeven in AIP – EHAM AD,
2.22 FLIGHT PROCEDURES, 3 LOW VISIBILITY PROCEDURES.
Vliegtuigen dienen tijdens BZO gebruik te maken van de standaard taxiroutes van en naar de
vliegtuigopstelplaatsen, zoals aangegeven op de Ground Movement Chart in AD 2. EHAM-GMC van het AIP.
Gedragsregels voor bestuurders van voertuigen staan beschreven in de Schipholregels (intranet, extranet).
Tijdens BZO is het voeren van een werkende transponder voor voertuigen verplicht, met uitzondering van
voertuigen die deel uitmaken van een sneeuwvloot.
Informatie en (aanvullende) procedures voor A.A.S.-medewerkers staan beschreven in:
Deel 1.2.3 Beperkt Zicht Omstandigheden (BZO) van 1.2 Handboek landingsterrein
Relevante overige documenten (zoals: Samenwerkingsprotocol tussen LVNL en A.A.S., Deel 1.2.4 – Uitvoeren
sleepbewegingen van 1.2 Handboek landingsterrein, Deel 1.5.1 Bestrijden sneeuw en gladheid en Deel 1.5.2
– Uitvoeren de- en anti-icing van 1.5 Handboek Sneeuw, gladheid en de-icing Deel 1.6.3 Tijdelijke
Maatregelen van Deel 1.6 Handboek Beheer Luchthaveninfrastructuur)
De werkinstructies voor betreffende medewerker(s).
Communicatie
De vigerende BZO-status wordt onder meer bekend gesteld via het CISS en via het Baankanaal omgeroepen
voor de voertuigen in het landingsterrein.
Tevens worden de afhandelaren per telefoon geïnformeerd.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.3 – Beperkt Zicht
Omstandigheden (BZO)
Intern en extern
gebruik
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 84 van 92
24 Procedures voor operaties onder winterse omstandigheden
Planvorming
Beleid, doelstellingen, uitgangspunten, processen, procedures, afspraken, middelen en taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden (TVB’s) voor het borgen van veilige omstandigheden bij het gebruik
van de luchthaven tijdens winterse omstandigheden liggen vast in Deel 1.5.1 – Winteroperatie: Sneeuw &
Gladheid van 1.5 Handboek Sneeuw, gladheid en de-icing, het Werkboek Sneeuw & Gladheid en
onderliggende werkinstructies. Deel 1.5.1 – Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid van 1.5 Handboek Sneeuw,
gladheid en de-icing beschrijft (onder andere):
De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van medewerkers;
De communicatie- en informatievoorziening;
De vastgestelde paraatheidsvormen;
De met sectorpartijen/gebruikers afgestemde scenario’s voor de beschikbaarheid van verharding bij
sneeuw- en gladheid bestrijding, inclusief welke infrastructuur wordt geruimd;
De (minimale) kwaliteitseisen waaraan verharding moet voldoen voordat deze operationeel beschikbaar
wordt gesteld;
De uitgangspunten voor het behandelen van verharding inclusief kwaliteitsnormen op basis waarvan tot
behandeling wordt besloten (bijvoorbeeld stroefheidswaarde en contaminatie);
De toegepaste methodes voor (preventief en correctief) bestrijden van sneeuw en gladheid;
De opleiding en training van medewerkers.
Deel 1.5.1 - Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid is opgesteld in overleg met relevante sectorpartijen,
waaronder de LVNL, en wordt aangepast op basis van evaluaties, (laatste) ontwikkelingen en afspraken. Deel
1.5.1 Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid wordt beschikbaar gesteld via het Intranet van A.A.S. en via de mail
aan externe betrokkenen.
Beleid
Het A.A.S.-beleid op gebied van sneeuw- en gladheidsbestrijding is gericht op het tijdig operationeel hebben
en onderhouden van een totaalpakket aan organisatorische en materiële voorzieningen dat de veiligheid van
passagiers, personeel en goederen op de luchthaven Schiphol zoveel mogelijk waarborgt. De doelstelling van
A.A.S. is om, met veiligheid als randvoorwaarde, zo lang mogelijk open te blijven voor het luchtverkeer met
een zo hoog mogelijke luchthavencapaciteit en te streven naar zo min mogelijk verstoringen van het
luchthavenproces.
Paraatheidsvormen
Binnen de sneeuw- en gladheidorganisatie zijn op basis van de (te verwachten) wintercondities
paraatheidsvormen vastgesteld op basis waarvan per situatie de benodigde activiteiten voor de sneeuw- en
gladheidbestrijding worden bepaald en uitgevoerd. Deze paraatheidsvormen staan beschreven in
Deel 1.5.1 Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Deel 1.5.1 Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid van 1.5 Handboek sneeuw, gladheid en de-icing beschrijft de
taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van degenen die betrokken zijn bij de sneeuw- en
gladheidsbestrijding. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen operationele en ondersteunende functionarissen.
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van functionarissen staan tevens beschreven in het
Werkboek Sneeuw & Gladheid en werkinstructies per functionaris.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 85 van 92
Overlegstructuren
Voor de sneeuw- en gladheidsbestrijding zijn overlegstructuren van belang om met betrokken in- en/of
externe functionarissen af te stemmen. De verschillende overlegstructuren binnen de sneeuw- en
gladheidorganisatie zijn uitgewerkt in Deel 1.5.1 Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid en zijn (globaal)
gericht op:
De operationele inzet;
De (effecten op de) luchthavencapaciteit;
Het verkrijgen van meteorologische informatie.
Communicatie- en informatievoorzieningen
Naast afstemming in bovengenoemde overlegstructuren wordt er gebruik gemaakt van de volgende
communicatie- en informatievoorzieningen:
Optimale afstemming gedurende de inzet d.m.v. het (naast elkaar) gebruiken van meerdere
communicatiesystemen en het hanteren van standaard roepnamen;
Informeren van partijen over de gehanteerde (winter)status m.b.v. het luchthaven status paneel;
Tijdig informeren en verstrekken van de juiste informatie aan externe platformgebruikers d.m.v. afdraaien
Sneeuwrol bij een reële kans op sneeuw en/of ijzel;
Bekend stellen van Runway Condition Reports in Automatic Terminal Information Service (ATIS) om vliegers
in te lichten over de staat van start- en landingsbanen;
Bekend stellen van belangrijke veranderingen in de staat van start- en landingsbanen d.m.v. een
SNOWTAM;
Delen van de resultaten uit het sectoroverleg via de CDM-portal voor alle partijen die hier op zijn
aangesloten.
Evaluaties
Voor de sneeuw- en gladheidsbestrijding zijn evaluaties een belangrijk middel om zowel de sneeuw- en
gladheidorganisatie als de inzet voortdurend te verbeteren. Evaluaties kunnen worden gehouden per functie,
team, in- en externen en kunnen plaatsvinden:
Na iedere training;
Na een werkelijke inzet;
Aan het einde van het winterseizoen.
Opleiding en training
Opleiding en training voor de sneeuw- en gladheidsbestrijding vindt plaats in de vorm van theoretische-,
praktische-, individuele- en teamtrainingen. Daarnaast zijn er ook opleidingen die functieafhankelijk zijn. Zie
voor een nadere uitwerking van de opleidingen en trainingen Deel 1.5.1 Winteroperatie: Sneeuw & Gladheid
van 1.5 Handboek sneeuw, gladheid en de-icing.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 86 van 92
25 Operaties tijdens adverse weather conditions
Onder het algemene begrip ‘adverse weather conditions’ vallen de volgende weersomstandigheden die
hinder op kunnen leveren voor een veilige en efficiënte luchthavenoperatie:
Onweer
Zware neerslag
Storm
BZO
Winterse omstandigheden
Onweer
Bij onweersactiviteit binnen een straal van 5 kilometer stelt A.A.S. een afhandelverbod in.
Dit afhandelverbod wordt ondersteund door het z.g. ‘Onweer Waarschuwing Systeem’ (OWS) dat de FMA in
werking stelt wanneer het afhandelverbod wordt ingesteld.
Tijdens een afhandelverbod gelden strikte beperkingen t.a.v. de aanwezigheid en blootstelling van personeel
en het bedienen en aansluiten van materieel. Procedures en gebods- en verbodsbepaling bij onweer staan
beschreven in het AIP (EHAM AD 2.23 ADDITIONAL INFORMATION), de Schipholregels (artikel 19,
gedragsregels aan Airside) en in deel 1.2.10 Adverse weather conditions van 1.2 Handboek landingsterrein.
Zware neerslag
Bij te verwachten neerslag van 10 mm per uur of meer (binnen een radius van 10 km van de luchthaven)
informeert het KNMI de FMA en wordt door de LVNL - op aangeven van de FMA - aan vliegers een
waarschuwing gegeven voor de mogelijke aanwezigheid van standing water op start- en landingsbanen.
Nadere informatie t.a.v. maatregelen bij zware neerslag zijn vastgelegd in in deel 1.2.10 Adverse weather
conditions van 1.2 Handboek landingsterrein.
Storm
Bij te verwachten storm informeert het KNMI de FMA en worden de noodzakelijke maatregelen genomen
voor het voorkomen van schade en het handhaven van de goede orde en veiligheid. Nadere informatie t.a.v.
maatregelen bij storm zijn vastgelegd in deel 1.2.10 Adverse weather conditions van 1.2 Handboek
landingsterrein
BZO
Zie hiervoor AM 23.
Winterse omstandigheden
Zie hiervoor AM 24.
Communicatie
Bij adverse conditions zal de havendienst middels van toepassing zijn meteo alarmrol relevante partijen
informeren en de afhandelingsmaatschappijen en overige Airside gebruikers te verzoeken om noodzakelijke
maatregelen te treffen.
Daarnaast zal er in overleg met de FMA een bericht worden gepubliceerd in het CISS tbv Airside gebruikers.
Indien nodig wordt door de FMA een ‘sectorbriefing’ geïnitieerd, waarbij met betrokken partijen wordt
overlegd wat de ingeschatte consequenties van de te verwachte adverse conditions zullen zijn en welke
maatregelen dienen te worden genomen.
Een samenvatting van de specifieke omstandigheden, verwachtingen en genomen besluiten zal de FMA
publiceren in het ‘CDM-portal’ dat wordt gebruikt om betrokken partijen te informeren.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 87 van 92
26 Luchthavenoperaties buiten daglichtperiode
LVNL ontsteekt aan het eind van de daglichtperiode de verlichting van de rijbanen en de baanverlichting van
de in gebruik zijnde start- en landingsbanen. Dit gebeurt handmatig aan de hand van de gepubliceerde UDP
(uniforme daglicht periode) tijden in het CCIS.
De verlichting van de helispot maakt onderdeel uit van de baanverlichting van baan 04/22 en wordt indien
nodig handmatig aan/uitgezet. Indien de verlichting van de helispot aan is, wordt de verlichting van baan
04/22 automatisch gedoofd (en omgekeerd).
Apron Planning & Control ontsteekt aan het einde van de daglichtperiode de platformverlichting rond de
pieren, op de buffer-opstelposities en op het K-platform. Dit gebeurt handmatig aan de hand van de
gepubliceerde UDP (uniforme daglicht periode) tijden in het CCIS.
De status van de baan- en rijbaanverlichting wordt automatisch gemonitord door het Besturing Systeem
Airside (ALCMS) en het Centraal Signalering Systeem (CSS). Gedurende de nachtelijke uren wordt daarnaast
door A/O/DDO/AO de juiste werking van de verschillende delen van de vliegveldverlichting (banen, rijbanen,
opstelplaatsen en randwegen) visueel gecontroleerd. Indien nodig zal de FMA geïnformeerd worden teneinde
mitigerende maatregelen te treffen, zoals het plaatsen van noodverlichting of het tijdelijk buiten gebruik
nemen van infrastructuur.
Door het inspectie- en onderhoudsprogramma van A/ASM alsmede de systeemmonitoring functies uit BSA en
CSS, wordt de integriteit van de baanlichtinstallatie en overige visual aids gegarandeerd.
Schiphol voldoet m.b.t. visual aids aan de Certification Specifications van EASA waardoor tijdens
night operations een veiligheidsniveau voldoende wordt gewaarborgd.
LVNL heeft voor het instellen van baan- en naderingsverlichting alsmede de PAPI’s voorgeschreven niveaus
van intensiteit; deze zijn in VDV-2 vastgelegd. Deze tabellen maken onderscheid in dag (SR-SS) en nacht (SS-
SR) en BZO (RVR < 1500m) en niet-BZO (RVR > 1500m).
Bij start- en landingsbanen (met uitzondering van de helispot) worden twee verlichtingsmodi onderscheiden:
de startmodus en de landingsmodus. Bij schakeling in de landingsmodus worden, naast de runway edge lights
en de runway centre line lights de approach lights en de touch down zone lights ingeschakeld. Nadere
informatie over de fysieke eigenschappen van de baanverlichting is opgenomen in paragraaf EHAM AD 2.14
APPROACH AND RUNWAY LIGHTING van het AIP-NL.
Alle baanverlichting wordt gevoed vanuit een bij de baan behorend baanstation. Wanneer de primaire
voeding uitvalt, neemt een dieselaggregaat de elektriciteitsvoorziening over. De overgangstijd van de primaire
voeding naar de secundaire voeding door het dieselaggregaat wordt opgevangen door een accu, die een z.g.
no break situatie garandeert; een ononderbroken lichtvoorziening.
De verlichting van de bebording bij de baanwachtposities (mandatory signs) is permanent ontstoken
waardoor bij duisternis vanaf het taxibaanstelsel altijd een visuele referentie aanwezig is t.o.v. de start- en
landingsbanen.
Rijbaanverlichting (blauwe taxiway edge lights en groene taxiway centre line lights) worden situationeel
geschakeld door de LVNL, niet alleen wanneer de duisternis valt, maar ook wanneer er overdag aanleiding
voor is bijvoorbeeld tijdens slecht weer en zware bewolking. De rijbaanverlichting is door LVNL slechts als één
geheel aan- en uit te schakelen; vanuit de verschillende (rij)baanstations kunnen delen van de
rijbaanverlichting los van elkaar geschakeld worden.
De taxiway signs langs de rijbanen (location and information signs) werken op een lichtsensor die de verlichting
van de bebording inschakelt wanneer de lichtintensiteit onder een vooraf ingestelde waarde komt. Op
dezelfde wijze wordt de verlichting van deze bebording in de ochtend weer uitgeschakeld.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 88 van 92
De platformverlichting (apron floodlights) wordt, net als de rijbaanverlichting, situationeel geschakeld, echter
niet door LVNL, maar door Apron Planning & Control (A/O/DDO/AC).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 89 van 92
27 Bescherming van radar en andere navigatiehulpmiddelen
Om een juiste en ongestoorde werking van Communicatie-, Navigatie- en Surveillance (CNS) apparatuur te
waarborgen is tussen A.A.S. en LVNL een convenant gesloten. In dit convenant zijn de verplichtingen en
activiteiten van beide partijen vastgelegd t.a.v. de toetsing van tijdelijke of permanente wijzigingen aan de
luchthaveninfrastructuur die een mogelijk verstorende werking op CNS-apparatuur hebben.
A.A.S. beoordeelt in eerste instantie of (bouw)activiteiten de EASA obstakelvlakken of andere vliegveiligheid
gerelateerde normen overschrijden en/of werktuigen binnen het luchthavengebied een mogelijke
verstorende werking op CNS-apparatuur tot gevolg hebben.
Wanneer de inschatting is dat er sprake is van mogelijke verstoring van de werking van CNS-apparatuur dient
A.A.S. een aanvraag in bij LVNL voorzien van de benodigde informatie voor toetsing en/of simulatie.
LVNL beoordeelt de aanvraag in beginsel binnen 3 weken en geeft na toetsing aan of er sprake is van
verwachtbare verstoring van CNS-apparatuur. Wanneer verstoring aannemelijk is, geeft LVNL een negatief
advies, en:
Dient de aard van de (bouw)activiteiten en/of de inzet van werktuigen gewijzigd te worden, of
Dienen de consequenties voor het gebruik van banen inzichtelijk gemaakt te worden, en akkoord worden
bevonden in het COBRA (indien beperking inzet niet mogelijk is, de consequenties beperkt zijn en het
belang van uitvoering groot is).
Wanneer verstoring van CNS-apparatuur niet aannemelijk is, geeft LVNL een positief advies en kunnen de
(bouw)activiteiten en/of de inzet van werktuigen conform de aanvraag uitgevoerd worden.
LVNL kan tevens voorwaarden verbinden aan (bouw)activiteiten en/of de inzet van werktuigen, zoals het
tijdelijk uitschakelen van CNS-apparatuur gedurende de beoogde werkzaamheden en/of het inzetten van
andere werktuigen. In dat geval wordt door LVNL een advies onder voorwaarden afgegeven.
A/OPS/SRA/WAP zal indien nodig een communicatieplan opstellen, waarbij de taken van werkaanbieder,
LVNL en FMA worden vastgelegd. Dit plan wordt gedeeld met de stakeholders (via het COBRA).
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 90 van 92
28 Het gebruik van de luchthaven door vliegtuigen met een hogere
code-letter
Operaties van vliegtuigen tot en met code-letter F zijn op Amsterdam Airport Schiphol toegestaan op basis
van de Terms of the Certificate.
Voor wat betreft de infrastructuur betekent dit dat bezoekende vliegtuigen kunnen worden
geaccommodeerd die voldoen aan onderstaande maatvoeringvereiste:
Een spanwijdte tot 80 meter
Vliegtuigtypen die behoren tot codeletter F zijn o.a. de An124, de Boeing 747-8 en de A380-800.
Antonov 225
De An225 is het enige vliegtuigtype ter wereld die de codeletter F-normering te boven gaat.
Voor het bezoek van een An225 dient per keer een ontheffing te worden aangevraagd aan ILT, aangezien
operaties met An225 niet onder de reikwijdte van het certificaat vallen
Voor het bezoek van de An225 geldt een aantal beperkingen met name door het Maximum Take-Off Weight
(MTOW) en de spanwijdte. Daarom heeft A.A.S. een specifieke procedure voor het accommoderen van dit
vliegtuigtype.
Wanneer de An225 de luchthaven Schiphol bezoekt, zal dit vliegtuig geaccommodeerd worden op de
infrastructuur die is gelegen aan de westzijde van Rijksweg A4.
De reden van deze beperking is gelegen in het feit dat alleen baan 18R-36L en baan 18C-36C kunnen worden
gebruikt voor het starten en/of landen van de An225 en de taxiway bridges die Rijksweg A4 overspannen over
onvoldoende draagkracht beschikken om het MTOW van de An225 te weerstaan. De kunstwerken Viaduct A5
en Viaduct Hoofdvaart kunnen gebruikt worden door de An225.
Vanwege de spanwijdte en het veelal bijzondere karakter van de lading, vindt vliegtuigafhandeling van de
An225 plaats op de posities P12 en P14 of het doodlopende stuk van rijbaan A20 dat is gelegen binnen de
grenzen van het J-platform.
Verwijzing naar de handboeken van de BA Aviation:
Handboek Deel Bestemd voor
1.2 Handboek landingsterrein Deel 1.2.8 – Code F en An225 operaties Intern gebruik A.A.S.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 91 van 92
29 Procedures voor brandpreventie op de luchthaven
In artikel 7 lid 3 van de Schipholregels is vastgelegd dat roken verboden is aan Airside. Alle medewerkers die
aan Airside komen worden hiervan op de hoogte gesteld in de Basistraining Safety & Security (BTSS) en Safety
& Security-test (S&S-test).
Handhaving van deze en andere Schipholregels vindt plaats (zie AM 15.4). Roken aan Airside wordt
aangemerkt als een ernstige overtreding waarop als sanctie onmiddellijke inname van de Schipholpas staat.
In artikel 12 van de Schipholregels, HSE standaard en in de Golden Rules, is opgenomen dat het niet is
toegestaan brandgevaarlijke werkzaamheden te verrichten zonder voorafgaande toestemming van de
exploitant en dat de exploitant aan de schriftelijke toestemming voorwaarden kan verbinden die onverkort
dienen te worden toegepast en/of nageleefd.
De toestemming kan worden aangevraagd met het formulier Aanvraag Hot Work Permit Assetmanagement.
Dit formulier is beschikbaar via de link https://www.schiphol.nl/nl/operations/pagina/golden-rule-heet-werk/
Procedures voor toezicht op brandgevaarlijke werkzaamheden zijn beschikbaar via de link
https://www.schiphol.nl/nl/operations/pagina/golden-rule-heet-werk/:
GR.6.1.A : Brandgevaarlijke werkzaamheden aan Airside. Dit deel beschrijft wie toestemming geeft voor
brandgevaarlijke werkzaamheden, wie controleert en hoe maatregelen genomen kunnen worden bij
onregelmatigheden.
GR.6.2.A : Verstrekken Hot Work Permit voor toestemming brandgevaarlijke werkzaamheden in
luchthavengebied. Dit deel beschrijft hoe en waarom een Hot Work Permit aangevraagd kan worden
A/ASM/AC/BV voert steekproefsgewijs inspecties uit bij brandgevaarlijke werkzaamheden aan Airside.
Bedrijfshandboek
Deel 1: Aerodrome Manual
Versie 7.0 – April 2020
Informatie classificatie: openbaar
Pagina 92 van 92
Colofon
Uitgave:
Amsterdam Airport Schiphol
Postbus 7501
1118 ZG Schiphol
Samenstelling en redactie:
Vertegenwoordigers van de afdelingen Airport Operations, Asset Management,
Fire Brigade en HSE Office van Amsterdam Airport Schiphol.
Eerste publicatie:
Oktober 2014
Contact:
Vragen over, of suggesties voor dit deel kunt u mailen aan
© N.V. Luchthaven Schiphol
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de N.V.
Luchthaven Schiphol