De

2
De leraar als inhoudelijk expert Een gesprek over het godsdienstonderwijs in Suriname met Dwight Zwennicker Leerkrachten godsdienst voor het secundair onderwijs, in Suriname de MULO scholen genoemd, hebben meestal geen opleiding gehad. Vaak zijn het de klassenhoofden die instaan voor de les godsdienst in hun klas. Er is dus geen godsdienstig kader waar de leerkrachten beroep op kunnen doen. Het gevaar bestaat dan ook dat er leerkrachten zijn die niet voldoende kennis hebben over het r.k.-geloof en hiermee foute of onduidelijke informatie/leerstof overbrengen. Meneer Zwennicker vertelde me wel dat sinds enkele jaren men bezig is een opleiding op te starten waar studenten leraren kunnen kiezen voor het vak godsdienst. Dit telt enkel voor de MULO scholen want in het lager onderwijs wordt het vak godsdienst wel onderwezen door godsdienstleerkrachten. Deze hebben wel een opleiding gehad aan het CPI (Christelijk Pedagogisch Instituut). Zij kunnen dus wel volmaakte godsdienstleerkrachten genoemd worden. De vraag waarom dit ook niet zo is voor het secundair onderwijs kon meneer Zwennicker niet beantwoorden. Samen met het IOL, de bisschop en meneer Zwennicker wordt er wel stilaan gezocht naar een mogelijkheid om deze opleiding op gang te krijgen. Maar meneer Zwennicker weet me wel te vertellen dat het IOL voorlopig weinig inzet toont en het project momenteel stilstaat. Ook tijdens mijn gesprekken met de bisschop herinner ik mij dat de MGR. hetzelfde probleem aankaartte. In mijn ogen leek het ook vreemd om te horen dat in een ‘godsdienstig’ land er geen opleiding godsdienstleerkracht bestaat voor het secundair onderwijs. Een reden hiervoor is misschien omdat men zich afvraagt hoe men een educatief kader kan ontwikkelen waarin men niet alleen het r.k.-geloof behandeld maar alle godsdiensten. Suriname wordt gekenmerkt door haar multiculturaliteit waardoor er heel wat verschillende geloven aanwezig zijn in het land. Er is geen enkel geloof dat de kop uitsteekt en daarom is het moeilijk, volgens hen, om een opleiding te ontwikkelen die voldoende aandacht besteed aan alle geloven aanwezig in Suriname. Wij in België krijgen vooral een opleiding die zich specialiseert in het r.k.-geloof en krijgen daarnaast bijkomende informatie over andere godsdiensten en geloofsovertuigingen, maar in Suriname wilt men zich niet verdiepen in één geloof maar wilt men er juist voor zorgen dat leerkrachten een basiskennis hebben van elk geloof dat bijvoorbeeld aanwezig is in Suriname. Meneer Zwennicker was tijdens het gesprek dan ook zeer geïnteresseerd wanneer ik hem vertelde over onze opleiding. Hoewel hij niet kon begrijpen dat wij ons slechts beperken tot het r.k.-geloof. Maar toch hamert hij er telkens op dat er een opleiding godsdienstleerkrachten moet komen voor het secundair onderwijs in Suriname. Het risico is dat de jongeren een slechte basis meekregen en zich hierdoor niet aangetrokken voelen tot een bepaald geloof. Zelf herkende ik zijn zorgen omdat in mijn stageschool, de Christus Koningschool, het vak godsdienst ook onderwezen wordt door de klassenhoofden die nooit een (extra) opleiding godsdienst hebben gehad. Vaak zijn enkele leerkrachten mij ook om uitleg komen vragen wanneer ze een bepaald thema moesten behandelen waar ze niet veel van wisten. Zelf vertelde ik hem ook dat ik het vreemd vond dat in heel Suriname geen opleiding bestaat voor godsdienstleerkrachten. Het heeft ooit bestaan vertelde meneer Zwennicker mij, maar voor hem is het zelf een raadsel waarom deze vandaag de dag niet meer bestaat. Als men echt wil kan men randopleidingen volgen waardoor ze opgeleid worden tot pastoraal werker of diaken, maar heel wat leerkrachten willen deze extra moeite niet doen. Tijdens mijn stageperiode stelde ik ook soms vast

Transcript of De

Page 1: De

De leraar als inhoudelijk expert Een gesprek over het godsdienstonderwijs in Suriname met Dwight Zwennicker

Leerkrachten godsdienst voor het secundair onderwijs, in Suriname de MULO scholen genoemd,

hebben meestal geen opleiding gehad. Vaak zijn het de klassenhoofden die instaan voor de les

godsdienst in hun klas. Er is dus geen godsdienstig kader waar de leerkrachten beroep op kunnen

doen. Het gevaar bestaat dan ook dat er leerkrachten zijn die niet voldoende kennis hebben over het

r.k.-geloof en hiermee foute of onduidelijke informatie/leerstof overbrengen.

Meneer Zwennicker vertelde me wel dat sinds enkele jaren men bezig is een opleiding op te starten

waar studenten leraren kunnen kiezen voor het vak godsdienst. Dit telt enkel voor de MULO scholen

want in het lager onderwijs wordt het vak godsdienst wel onderwezen door godsdienstleerkrachten.

Deze hebben wel een opleiding gehad aan het CPI (Christelijk Pedagogisch Instituut). Zij kunnen dus

wel volmaakte godsdienstleerkrachten genoemd worden. De vraag waarom dit ook niet zo is voor

het secundair onderwijs kon meneer Zwennicker niet beantwoorden.

Samen met het IOL, de bisschop en meneer Zwennicker wordt er wel stilaan gezocht naar een

mogelijkheid om deze opleiding op gang te krijgen. Maar meneer Zwennicker weet me wel te

vertellen dat het IOL voorlopig weinig inzet toont en het project momenteel stilstaat. Ook tijdens

mijn gesprekken met de bisschop herinner ik mij dat de MGR. hetzelfde probleem aankaartte. In mijn

ogen leek het ook vreemd om te horen dat in een ‘godsdienstig’ land er geen opleiding

godsdienstleerkracht bestaat voor het secundair onderwijs.

Een reden hiervoor is misschien omdat men zich afvraagt hoe men een educatief kader kan

ontwikkelen waarin men niet alleen het r.k.-geloof behandeld maar alle godsdiensten. Suriname

wordt gekenmerkt door haar multiculturaliteit waardoor er heel wat verschillende geloven aanwezig

zijn in het land. Er is geen enkel geloof dat de kop uitsteekt en daarom is het moeilijk, volgens hen,

om een opleiding te ontwikkelen die voldoende aandacht besteed aan alle geloven aanwezig in

Suriname. Wij in België krijgen vooral een opleiding die zich specialiseert in het r.k.-geloof en krijgen

daarnaast bijkomende informatie over andere godsdiensten en geloofsovertuigingen, maar in

Suriname wilt men zich niet verdiepen in één geloof maar wilt men er juist voor zorgen dat

leerkrachten een basiskennis hebben van elk geloof dat bijvoorbeeld aanwezig is in Suriname.

Meneer Zwennicker was tijdens het gesprek dan ook zeer geïnteresseerd wanneer ik hem vertelde

over onze opleiding. Hoewel hij niet kon begrijpen dat wij ons slechts beperken tot het r.k.-geloof.

Maar toch hamert hij er telkens op dat er een opleiding godsdienstleerkrachten moet komen voor

het secundair onderwijs in Suriname. Het risico is dat de jongeren een slechte basis meekregen en

zich hierdoor niet aangetrokken voelen tot een bepaald geloof. Zelf herkende ik zijn zorgen omdat in

mijn stageschool, de Christus Koningschool, het vak godsdienst ook onderwezen wordt door de

klassenhoofden die nooit een (extra) opleiding godsdienst hebben gehad. Vaak zijn enkele

leerkrachten mij ook om uitleg komen vragen wanneer ze een bepaald thema moesten behandelen

waar ze niet veel van wisten.

Zelf vertelde ik hem ook dat ik het vreemd vond dat in heel Suriname geen opleiding bestaat voor

godsdienstleerkrachten. Het heeft ooit bestaan vertelde meneer Zwennicker mij, maar voor hem is

het zelf een raadsel waarom deze vandaag de dag niet meer bestaat. Als men echt wil kan men

randopleidingen volgen waardoor ze opgeleid worden tot pastoraal werker of diaken, maar heel wat

leerkrachten willen deze extra moeite niet doen. Tijdens mijn stageperiode stelde ik ook soms vast

Page 2: De

De leraar als inhoudelijk expert Een gesprek over het godsdienstonderwijs in Suriname met Dwight Zwennicker dat heel wat klassenhoofden de uren voor het vak godsdienst gebruikte voor hun eigen vak. De

directie is hier vaak van op de hoogte, maar maakt er geen probleem van. Dit vond ik wel jammer

aangezien ik zag dat de jongeren wel interesse toonde maar helaas werd deze interesse niet altijd

beantwoord door de leerkrachten.