De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

33
De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en journalisten

Transcript of De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Page 1: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

De zeven hoofdzonden van de biografieOver biografen, historici en journalisten

Page 2: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Hans Renders

De zeven hoofdzonden van de biografie

Over biografen, historici en journalisten

2008 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam

Page 3: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Op 13 mei 1911 hield Sydney Lee in Cambridge zijn inau-gurele rede. Onder de titel Principles of Biography gaf Lee erblijk van dat die principes nogal tijdgebonden waren. ‘Bio-graphy exists to satisfy a natural instinct in man – the com-memorative instinct.’1 Maar toen Lee zijn tekst uitsprak

5

Deze uitgave vormt een uitgewerkte versie van mijn inaugurelerede, uitgesproken op 4 maart 2008 bij de aanvaarding van hetambt van bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Gronin-gen vanwege Stichting Democratie en Media, met de leer-opdracht Geschiedenis en Theorie van de Biografie.

De uitgave van De zeven hoofdzonden van de biografie is mede mo-gelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van Stichting De-mocratie en Media.

© 2008 Hans RendersOmslagontwerp Marieke Oele, AlmereFoto auteur Maurice Boyerwww.uitgeverijbertbakker.nlisbn 978 90 351 3317 4

Uitgeverij Bert Bakker is onderdeel van Uitgeverij Prometheus

LOGO ONTBREEKT

Sidney Lee, Principles ofBiography, The LeslieStephen Lecture, deli-vered in the Senate House, Cambridge on 13 May 1911, UniversityPress, Cambridge 1911.

Page 4: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

is bovendien altijd ongeautoriseerd en de auteur ervanwerkt eerder als historicus dan als literair auteur.

Als we een aanpalend vakgebied willen vinden, moetenwe dat eerder bij de journalistiek zoeken dan bij de litera-tuur. De biografie als kritisch genre heeft zich parallel aande journalistiek kunnen ontwikkelen. Dat valt af te lezenaan de inhoud en het is ook te zien aan de verschijnings-vorm. De interpreterende biografie is tot ontwikkeling ge-komen in de periodieke pers, altijd reagerend op de actuali-teit en op die manier een rol spelend in de publieke opinie.Die actualiteit kon een oorlog, de verschijning van eenboek of de abdicatie van een koning zijn. Zowel in Enge-land en Frankrijk als in Nederland zijn in de loop van deachttiende en negentiende eeuw talloze biografische tijd-schriften verschenen. We moeten ons daarbij niet een tijd-schrift met ditjes of datjes over de biografie voorstellen,maar een periodiek waarvan elke aflevering geheel aan éénpersoon gewijd is. Nederland had het tijdschrift Mannenvan Beteekenis in onze dagen, verschenen van 1870 tot 1895,opgevolgd door Mannen en Vrouwen van Beteekenis in onze

7

was er al een soort biografie in opkomst die de door hemveronderstelde commemoratieve principes danig aan hetondergraven was: de kritisch opiniërende biografie. Wekunnen het Lee niet kwalijk nemen dat hij de krachten in degeschiedwetenschap en de journalistiek over het hoofd zagdie ons naar een nieuw soort biografie toe leidden, wantLee was doctor in de Engelse letterkunde en het was in dietijd niet vanzelfsprekend dat je ver over de schotten van jeeigen vakgebied keek.2

Die commemoratieve biografie had al een lange geschie-denis achter de rug. Naar aanleiding van herdenkingen, ju-bilea of anderszins verschenen er biografieën om mannenen vrouwen die zich in het openbare leven opvallend had-den gemanifesteerd, luister bij te zetten. Dit type biografieverschijnt tot op de huidige dag met regelmaat.

De commemoratieve biografie baseert zich op enig bron-nenonderzoek maar haar uitgangspunt is toch in de eersteplaats de gecanoniseerde reputatie die nu eenmaal rondomeen bekende persoon gecreëerd wordt. De gebiografeerdewordt dus eerder in zijn uniciteit bevestigd dan als een re-presentant van een bepaalde tijd, omgeving of bevolkings-groep geïnterpreteerd. De commemoratieve biografiebrengt goed nieuws, vaak een versterking van het goede datwe al van een bepaalde persoon kenden. Afhankelijk van deperiode waarin dergelijke biografieën werden geschrevenzijn ze in opdracht tot stand gekomen, geautoriseerd doorde gebiografeerde of op zijn minst reputatiebevestigend.Bronnenonderzoek over de sociale context waarin iemandleefde blijft achterwege, literaire stijlmiddelen daarente-gen worden royaal gebruikt, ook al is het niet elke biograafgegeven te schrijven als een literair auteur.

De kritische interpreterende biografie daarentegen ba-seert zich op uiteenlopend bronnenonderzoek, zowel per-soonsgebonden bronnen als meer indirecte. De vraag inhoeverre de gebiografeerde uniek was in zijn omgevingwordt gesteld en beantwoord, de interpreterende biografie

6

Samuel Johnson,geschilderd door Joshua Reynolds.

Page 5: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

1744, van de jonggestorven acteur en dichter Richard Savage.Het resultaat van deze journalistieke aanpak was dat John-son uit brieven en gesprekken een beeld van Savage schet-ste dat haaks stond op zijn reputatie zoals die uit de meer of-ficiële bronnen naar voren kwam. In Johnsons biografie iser dus meer aandacht voor de slechte paranoïde eigen-schappen van Savage dan tot dan toe op basis van zijn repu-tatie verondersteld mocht worden. Zijn poëzie komt nau-welijks ter sprake.4

James Boswell op zijn beurt schreef een biografie vanJohnson waarin hij een accent legt op Johnsons aandachtvoor journalistieke en gedetailleerde informatie over dedoor hem gebiografeerde personen. Het is duidelijk dat deaanpak van Johnson als nieuw werd ervaren en de basisvormde voor een alternatieve wijze van biograferen. John-son en zijn blad The Rambler werden de inspiratiebron voorde vele biografisch opiniërende tijdschriften die nog volg-den.

9

dagen dat het tot 1921 volhield.3 Nog nauwelijks is onder-zoek gedaan naar de journalistieke, literaire en andere actu-aliteit die de inhoud van dergelijke vervolgwerken bepaal-den. Uit de titel ‘in onze dagen’ kun je al afleiden dat debiografische portretten in deze periodieken van belangwerden geacht om de eigen tijd te duiden, diepgaander danwat er dagelijks in de krant te lezen stond. Samuel Johnsonwas er vroeg bij voor wat betreft actualiteit en biografie metzijn ‘twopenny’ tijdschrift The Rambler dat van 1750 tot1752 verscheen. Naar aanleiding van verschenen boeken ofander nieuws ging Johnson op zoek naar informatie over depersonen achter deze literaire actualiteit. Hij was destijdseen uitzondering onder de levensbeschrijvers omdat hijniet alleen geïnstitutionaliseerde bronnen gebruikte, maarook brieven, dagboeken en informatie uit gesprekken. Diewerkwijze paste hij ook toe in zijn biografie, verschenen in

8

Titelpagina van heteerste nummer van The Rambler.

Otto von Bismarck,portret in eersteaflevering van Mannenvan Beteekenis in onzedagen.

Page 6: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Achter- en voorplat van de eerste aflevering van Mannen van Beteekenisin onze dagen.

Page 7: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

van het gewone publiek. De krant voor het volk, het boekvoor de beschaafde burger. Met andere woorden: de jour-nalist diende geen hoger doel, en de publieke opinie waseen slapend monster dat elk moment wakker kon wordenen de straat in rep en roer kon brengen. Tot aan het eindevan de negentiende eeuw kon de biograaf aan deze journa-listieke devaluatie ontkomen door zichzelf als een hagio-graaf van een edel persoon op te stellen, door een comme-moratieve biografie te schrijven. Door de vuile was binnente houden, kon de biograaf zogezegd ook zijn eigen eer be-houden. De opkomst van de kritische biografie was niet te-gen te houden. Er zijn onderzoekers die daar anders overdenken.

Volgens Nigel Hamilton, auteur van het vorige jaar ver-schenen overzichtswerk History Biography. A Brief History enook biograaf van Bill Clinton, ontstonden interpreterendebiografieën juist nadat biografen aandacht kregen voor wel-lustigheden uit het leven van hun held.

Wellust is prachtig, maar waarom associeert Hamilton (enanderen) die zo makkelijk met de biografie? Ik vrees dathier een begripsverwarring in het spel is. Wat we in de jour-nalistiek human interest noemen, liflafjes zonder betekenismaar persoonlijk van aard, over bekende mensen, komt inde roddelpers neer op nieuwtjes over hobby’s, overspel enandere intieme weetjes uit het persoonlijke leven van ac-teurs en zangers. Net zoals er een verbinding bestaat tussende interpretatieve biografie en de journalistiek is er een re-latie tussen de zogenaamde human-interestbladen en deherdenkingsbiografie. Hamilton bevestigt het misverstanddat het onthullen van relevante persoonlijke informatie inbiografieën identiek is met het exploiteren van het seksle-ven van gebiografeerden. Hij deinst er niet voor terug deontwikkeling van de moderne biografie zelfs helemaal pa-

13

Mannen van Beteekenis in onze dagen bijvoorbeeld begonin 1870 met een aflevering over Bismarck, niet omdat hijzo’n bewonderenswaardige man was volgens de redactie,maar omdat de naam Bismarck zo vaak in de krant had ge-staan in verband met de in dat jaar begonnen Frans-Duitseoorlog, zonder dat de Nederlandse lezer precies wist wiedeze Duitse staatsman was.5 Anders dan de vele biografi-sche encyclopedieën en biografieën in boekvorm tot dietijd, werd in biografische tijdschriften de actualiteit niet al-leen als uitgangspunt voor de selectie van de personen ge-nomen maar ook als richtlijn voor het biograferen zelf. Dathield in dat bij de behandeling van Bismarck of andere per-sonen de aandacht voor een groot deel uitging naar wetens-waardigheden die op dat moment de aandacht trokken.Daarom werd bijvoorbeeld over de geograaf August Peter-mann in Mannen van Beteekenis in onze dagen gezegd dat zijneigenschappen die niet in verband staan met zijn weten-schappelijke ontdekkingen tijdens zijn reizen naar Afrikaniet genoemd worden. Bij dit type levensverhaal was hetook niet nodig dat het leven van de gebiografeerde al geëin-digd was. De biografische tijdschriften speelden zo een ac-tieve rol in de vorming van de publieke opinie over de acti-viteiten van vooraanstaande personen. In Frankrijknoemde men zo’n naar aanleiding van de actualiteit ge-schreven portret ‘une biographie contemporaine’. Debreuk met het herdenken was daar.

Met name in de journalistiek werd de ‘biographie con-temporaine’ gebruikt om de heersende voorstelling vanwat van waarde was te toetsen door het doopceel van dehoofdrolspelers te lichten. Voor kranten werd de biografi-sche methode een vorm die de mogelijkheid bood om dich-ter op de huid van de tijd te gaan zitten, door mensen vannaam en faam op hun eigen merites te beoordelen. Allemiddelen waren daarvoor toegestaan, ook het oprakelenvan intieme details over bekende mensen. Dat werd als ietstypisch voor de journalistiek gezien, een vulgaire behoefte

12

Page 8: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Het is goed dat Hamilton nog eens aan deze trend refereert,maar wat de opkomst van de interpretatieve biografie be-treft zit hij er mijns inziens naast. Het ontstaan van de inter-preterende biografie ging vooraf aan de belangstelling vanboulevardbladen voor human interest. Ja, het ging zelfsvooraf aan het moment dat er in een bepaald soort biogra-fieën aandacht kwam voor de bedgeheimen van acteurs enzangeressen. Dat kan alleen al geïllustreerd worden doornaar de beeldende kunst te kijken. Misschien wel het meestsymbolische teken waarmee de overgang van idealiseren enmemoriseren naar het kritisch wegen kan worden geïllus-treerd is Rodins standbeeld van Balzac, in 1898 door de So-ciété des Gens de Lettres geweigerd, hoewel het een op-dracht was van diezelfde Société, omdat de uitbeelding vande auteur van La Comédie Humaine niet strookte met degangbare opvatting van een gesloten gepolijste persoonlijk-

15

rallel te laten lopen met de mate waarin de seksuele praktij-ken van gebiografeerden worden onthuld. Alsof dit de eni-ge ontwikkeling is die de biografie de afgelopen eeuw heeftdoorgemaakt. Maar Hamilton debiteert wel meer vreemdeopvattingen. Zo bluntly als hij Franse theorieën over bio-grafica letterlijk ideologische onzin noemt, Freud als eenschadelijke ‘kolonisator’ van de biografie wegzet en decesuur tussen oude en nieuwe biografieën altijd interpre-teert als een onderscheid tussen wel of geen aandacht voorhet ‘het heel erge’ wat zich onder de gordel afspeelt, zo po-neert hij ook zonder een spoor van ironie dat de aanval opde Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor door de Japan-ners in 1941 de westerse biografie in een nieuw tijdperkheeft gebracht.6

Hamilton houdt van grote woorden. Zo schrijft hij dat deTweede Wereldoorlog ruimte heeft geschapen voor het in-dividualisme, maar dat tegelijkertijd het individualisme destrijd moest aanbinden met de steeds sterker groeiende ideo-logieën zoals het communisme. Het individualisme zouzich volgens Hamilton uiten in de uitbeelding of zelfuit-beelding van vrouwen, zwarten, homoseksuelen, postkolo-nialen en andere gemarginaliseerde bevolkingsgroepen.

Maar natuurlijk is niet alleen Hamiltons theorie over in-dividualisme de verklaring voor de groei van het aantal bio-grafieën van leden van minderheidsgroepen. In de Ameri-kaanse praktijk van het biograferen is de klassieke biografienog maar een afdeling van het veel weidsere Life Writing.Deze vorm van biograferen is ook sterk interpretatief, nietin de zin zoals hierboven beschreven maar eerder vanuiteen maatschappelijk engagement en ‘zelfhulp’. Daaromhoudt Life Writing zich vaak bezig met gediscrimineerdegroepen, streeft het ernaar de autobiografie als historischebron geaccepteerd te krijgen bij historici en ziet het inter-preteren als een ideologisch doel om onderdrukte vrou-wen, hispanics of andere groepen van een culturele iden-titeit te voorzien.

14

De Zeven Hoofdzonden, Jeroen Bosch, plm. 1480.

Page 9: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

als moreelschendend gezien, maar de biografische verwij-zing naar een persoon uit de high society.

Hoe boeiend deze voorbeelden uit de wereld van de kun-sten ook zijn, het zijn toch vooral de commentaren over hetbiografische met betrekking tot dergelijke kunst die tot dis-cussie leiden. Niet de film of het standbeeld zelf. Aan eenstandbeeld of een schilderij is nu eenmaal niet af te zien hoeintensief de maker ervan zich verdiept heeft in de biografi-sche achtergrond van de uitgebeelde figuur. In een ge-schreven biografie is dat onderscheid niet alleen makkelij-ker te herkennen, het onderscheid is ook principiëler.Daarom wordt het verschil tussen de commemoratieve ende kritische biografie vooral gekenmerkt door het onder-zoek dat aan het schrijven van een biografie voorafgaat. Deschrijver van een herdenkingsbiografie is er helemaal nietbij gebaat om bronnen aan te boren die tegen de bestaandereputatie van zijn held in gaan en daarom zal hij die bron-nen ook niet gaan zoeken. De kritische biografie heeft diebronnen juist wel nodig. Het resultaat van deze twee on-derzoekstradities, die ook tot twee typen biografieën heb-ben geleid, noemt de Amerikaanse biograaf – onder meervan Norman Mailer en Susan Sontag – Carl Rollyson lowen high biography.8 Anders dan in de korte onderzoekstradi-tie die we Cultural Studies noemen, hebben ‘low’ en ‘high’geen betrekking op het onderzoeksobject. Bij Cultural Stu-dies worden immers low-culturefenomenen bestudeerd alssoaps en pulpromannetjes, maar in het biografisch onder-zoek heeft ‘low’ betrekking op de onderzoeksmethode.Dus een ‘low biography’ kan heel goed over een represen-tant van de ‘high culture’ gaan, zoals een ‘high biography’een biografie van een pulpschrijver of een volkszanger kanbetreffen. Ik zal proberen aan te tonen dat high biographybijna als vanzelf kritische biografieën oplevert die ondub-belzinnig tot de non-fictie behoren, en low biography de opliteraire leest geschoeide nazaat van die aloude herden-kingsbiografie overeind probeert te houden door middel

17

heid. Rodins ruwe bronzen en vooral interpretatieve vormvan die persoonlijkheid werd als not done beschouwd. OokFreuds interpretatie van Michelangelo’s beeld van Mozes iseen illustratie van het interpreterend biograferen. Freudweet op verbluffend overtuigende wijze Mozes’ hand diezijn eigen baard vastgrijpt te interpreteren als ‘het restantvan een voltrokken beweging’ die aangeeft dat Mozes deverleiding weerstaat in woede uit te barsten. Een comme-moratieve kunstenaar zou er een houding van berusting ofdiepere wijsheid van hebben gemaakt.

Ook in de filmwereld zijn mooie voorbeelden van biogra-fisch interpreteren voorhanden. De toon werd gezet doorCitizen Kane (1941) van Orson Welles. Hoewel de naamniet wordt genoemd, is vriend en vijand het erover eens datWelles een overtuigend psychologisch portret heeft ge-maakt van de krantenmagnaat William Randolph Hearst.Na Citizen Kane is het usance geworden om films te makenwaarin een biografische interpretatie gegeven wordt vaneen bekend publiek persoon. En zonder dat er van eenpseudoniem sprake is.

Het schandaalverwekkende van biografie, in woord ofbeeld, is niet dat menselijke eigenschappen belicht worden,maar dat die eigenschappen aan een door iedereen gekendpersoon gelinkt worden. In de schilderkunst is er nooit eengroot probleem gemaakt van naakt op schilderijen. Zolangde schoonheidsidealen van de Klassieke Oudheid nage-streefd werden, had niemand bezwaren. Maar toen JohnSinger Sargent het in 1884 waagde een vrouw in een ge-waagde avondjurk te schilderen en zijn doek Portrait ofMadame X noemde, stootte hij op weerstand en moest hijhet portret terugtrekken van een tentoonstelling in datzelf-de jaar in Parijs.7 Door de titel maakte de schilder een mys-terieuze verwijzing naar de werkelijkheid, en algauw wistiedereen dat de geschilderde dame sprekend leek op de inNew Orleans geboren Virginie Avegno, de echtgenote vande rijke bankier Pierre Gautreau. Niet het getoonde werd

16

Page 10: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Willem Elsschot portretteert. Het curieuze is nu dat deechte romanschrijvers zich helemaal niet met biografenwillen associëren.

Er zou een dikke bloemlezing samengesteld kunnen wor-den met citaten van romanschrijvers waarin biografen wor-den beschreven met termen als aasgieren en rancuneuzemislukkelingen en andere kwalificaties die overigens ookop critici van toepassing worden geacht. Maar het gaatverder. Er is de laatste jaren een kleine hausse aan romansverschenen waarin een biograaf als personage wordt neer-gezet. Er is een tijd geweest dat journalisten graag gezieneromanpersonages waren, toen kwamen de fotografen, ver-volgens de necrologieschrijvers en nu lijkt de biograaf aande beurt te zijn. We kennen de romans en films waarin dealtijd slonzige, veeldrinkende en onbetrouwbare journalistwordt uitgebeeld, maar doorgaans wil die journalist niet

19

van de claim op artisticiteit en eeuwigheid. Maar de her-denkingsbiografie ís geen literatuur. Hoogmoed komt voorde val.

De termen ‘littérature’ en ‘biographie’ zijn beide in deachttiende eeuw in Frankrijk gemunt en de combinatie vanliteratuur en biografie culminerend in de ‘biografische ro-man’ stamt ook uit die tijd.9 Al in de negentiende eeuw be-gonnen de betekenissen van de woorden ‘literatuur’ en‘biografie’ zich van elkaar te vervreemden en ging de bio-grafie steeds meer tot het domein van de historicus beho-ren, ook in Nederland. Biografieën van staatshoofden, po-litici en dominees waren op historische leest geschoeid,zonder dat de auteurs van deze meestal vuistdikke boekendaar literaire pretenties mee hadden.

Er zijn stuiptrekkingen van de ‘biografische roman’ teherkennen. In de jaren dertig maakte de door Johan Hui-zinga zo gewraakte vie romancée furore. Dat is een ingewik-keld genre met vele vertakkingen. In Nederland heeft deschrijver (van morbide psychologiserende verhalen) J.F. Otten in 1932 een boekje gepubliceerd dat illustratief isvoor de opvattingen achter de vie romancée. Otten schreefdat de biografie gebonden is aan ‘historische gegevens’,maar verder mag de biograaf wat hem betreft als een kun-stenaar deze gegevens interpreteren. Vooral in dat laatstezit de aantrekkelijkheid van low biography. Als je weinigmoeite doet bronnen te onderzoeken, hoef je je ook maarweinig van de ‘historische gegevens’ aan te trekken. Ook alnoemde Otten zijn boek De moderne biographie, hij sloegeen doodlopende straat in.10 De laatste jaren is de vie ro-mancée in een andere gedaante weer helemaal terug: debiografie als roman. Of preciezer: de biograaf die zich ro-manschrijver waant, een beetje als Nabokov die een biogra-fisch portret van Gogol schrijft of Simon Carmiggelt die

18

J.F. Otten, De modernebiographie, A.A.M. Stols,Maastricht 1932.

Page 11: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

de student P.J. Oud. Uit alles blijkt dat deze P.J. Oud dezelf-de is als de naoorlogse oprichter en voorman van de vvd.

Nadat Annetje zwanger is geworden van de politicus inspe, geeft diens vader, de effectenhandelaar H.C. Oud, haargeld om het kind weg te laten halen. Ze neemt het geld aan,maar haar kind laat ze via een ingewikkelde wisseltruc ge-boren worden en opgroeien in het gezin van haar zus. An-netje wordt vervolgens in 1919 door H.C. Oud in huis ge-nomen als huishoudster. Maar het verhaal over dezemensen die werkelijk hebben bestaan wordt nog gekker.Vader Oud en Annetje krijgen ook een geheime verhou-ding en als daar na twintig jaar een einde aan komt, zorgtOud er tegen betaling voor dat zijn buurman ChristiaanMansborg, bekend componist en getrouwd met de dochtervan de tekenaar Johan Braakensiek, gaat scheiden en tweeweken later met Annetje trouwt. Dan ziet de voormaligehuishoudster haar kans schoon; ze krijgt het voor elkaar omde bezittingen van Mansborg op haar naam te zetten en be-

21

zelf de door hem beschreven politicus of sportman zijn.Biografen in romans daarentegen zijn behalve onbetrouw-baar ook nog eens gefrustreerd en willen diep in hun hartwraak nemen op de door hen gebiografeerde schrijver ofkunstenaar, omdat ze zelf geen schrijver of kunstenaar kon-den worden.

Steven Millhauser bracht in 1972 de biograaf op satiri-sche wijze in beeld met Edwin: The Life and Death of an Ame-rican Writer. Bernard Malamud schreef in zijn roman Du-bin’s Lives (1979) op indringende wijze over het werk vaneen biograaf. En meer recente voorbeelden van romanswaarin de biograaf een hoofdrol speelt zijn De biograaf(2000) van AS. Byatt, Drijfjacht (2006) van Bas van Puttenen Bal Masqué (2007) van de Spaanse Elia Barceló.

Het meest recent in dit genre is het ook in 2007 versche-nen Exit Ghost van Philip Roth, een roman waarin een aspi-rant-biograaf de hoofdpersoon Nathan Zuckerman, zelfeen gevierd schrijver, raadpleegt over het leven van de doorhen beiden bewonderde schrijver E.I. Lonoff. Zuckermanwordt woedend op de biograaf als die hem confronteertmet een vermeende incestkwestie uit het leven van Lonoff,een zaak die eerder door Lonoff zelf in een roman was be-schreven. Pas echt pikant is dat Roth hier zelf doet wat hijde biograaf verwijt, hij beschrijft namelijk in de persoonvan Lonoff leven en werk van zijn oude vriend Bernard Ma-lamud. Je kunt Exit Ghost tien keer lezen, deze biografischeinformatie die toch echt tot beter begrip van dit boek leidtis er niet in terug te vinden. De toekomstige biograaf vanRoth zal nog door vele literaire auteurs verdoemd wordenomdat hij natuurlijk gaat uitzoeken waarom Roth zijn oudevriend Malamud zo in een roman heeft verwerkt.

Blijft de naam Malamud in Exit Ghost nog ongenoemd,Dorinde van Oort gaat een flinke stap verder. Zij publiceer-de in 2006 Vrouw in de schaduw. Een familiegeschiedenis, naareigen mededeling in het boek opgetekend in ‘romanvorm’.De huishoudster Annetje Beets krijgt een verhouding met

20

Annetje Beets en P.J. Oud in de jaren twintig.

Page 12: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

se burgeroorlog, de slag bij Verdun of de Tweede Wereld-oorlog? Dominique Noguez schreef een geestig boekwaarin hij jongleert met het gegeven dat Lenin in 1916 indezelfde straat in Zürich woonde waar de dadaïsten inCabaret Voltaire hun antikunst bedreven. Lenin hield vanmystificaties en vermommingen. Noguez haalt verbluf-fend historisch materiaal boven water om te suggereren datLenin betrokken was bij Cabaret Voltaire. Hij gaat zelfs zover om aan de hand van archiefonderzoek te beweren dat degedichten van Tristan Tzara in werkelijkheid geschrevenzouden zijn door Lenin. Toch zal geen enkele lezer werke-lijk geloven dat de bolsjewisten in Rusland het dadapro-gramma hebben uitgevoerd of de Russische Revolutie alseen eerbetoon aan Alfred Jarry interpreteren omdat dieooit geschreven had: ‘Sla ze tot moes, die Moskovieten.’

Curt Gentry publiceerde in 1991 een biografie van J. Ed-gar Hoover. Uit dit boek komt de oprichter van de fbi, die

23

gint hem te vergiftigen. Als dat niet lukt zorgt ze ervoor dathaar echtgenoot opgenomen wordt in een krankzinnigen-gesticht.

Van Oort kan wel beweren dat het hier een roman betreft,maar door P.J. Oud met naam en toenaam op te voeren weetze natuurlijk dat niemand haar boek als fictie zal lezen.Non-fictieschrijvers kunnen gecontroleerd worden op hunbrongebruik. Dorinde van Oort onttrekt zich aan die toetsdoor middel van een halfslachtige kunstgreep vol zelfver-zonnen dialogen en wilde speculaties. Achter in deze ‘ro-man’ is een fotokatern opgenomen waarin foto’s van depersonages staan afgebeeld. En ook bevat haar boek eennotenapparaat waarin niet één verwijzing blijkt te zitten diede beschreven heikele kwesties onderbouwt. Het resultaatis dat Annetje Beets een poging tot moord op haar echt-genoot in de schoenen wordt geschoven zonder dat ze daareerder ooit van werd verdacht, laat staan voor veroordeeld.11

We hebben hier te maken met een duidelijke proeve van lowbiography.

Connie Palmen begeeft zich met haar roman Lucifer tus-sen Roth en Van Oort in. Zij schreef een spannende romanover de mogelijkheid dat de componist Peter Schat, in deroman Lucas Loos genoemd, zijn levenspartner vermoordheeft. In de roman zelf noemt ze niet de namen van de be-staande personen in dit drama, maar achter in het boek zegtPalmen wel dat ze haar roman geïnspireerd heeft op de inwerkelijkheid door de omgeving ook raadselachtig gevon-den dood van Marina Schapers.

Is het zo belangrijk om een boek te kunnen rangschikkenonder een genre? Ja, dat is het, want het is een ongeschre-ven code dat we willen weten of iets waar is of onwaar. Ze-ker daar waar bestaande door iedereen gekende personenmoord en incest in de schoenen worden geschoven.

Er is helemaal niets mis mee de geschiedenis in fictie tegebruiken. Dat doen bijna alle romanciers. Hoeveel ro-mans spelen zich niet af tegen het decor van de Amerikaan-

22

Vladimir Ilich Lenin op 18 oktober 1918.

Page 13: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Noguez en Dugain geven kleur aan een historische epi-sode en misschien bieden ze ook nog wel dieper inzicht ineen problematiek daar waar de bronnen dat niet meer kun-nen. Geen enkele lezer van Lenin Dada of Het geheime levenvan J. Edgar Hoover zal geloven dat alles precies zo is ge-beurd als Noguez of Dugain het beschrijven. Bij Noguezniet omdat de gebeurtenissen die hij beschrijft daarvoor teabsurd zijn en bij Dugain niet omdat er een vorm gevondenis waarbij de lezer op de een of andere manier precies aan-voelt wat de historische werkelijkheid is en wat de auteurdaaraan toevoegt, meestal een psychologische duiding.Net als in de gedocumenteerde roman over het Parijse Ho-tel Lutetia van Pierre Assouline. Achter in zijn roman staandrie pagina’s literatuur en bronnen opgesomd en zelfs voorde Nederlandse lezer barst Hotel Lutetia van de verwijzin-gen naar de herkenbare historische werkelijkheid. Assou-line past een meesterlijke kunstgreep toe om de combinatieaannemelijk te maken van geschiedschrijving en romanwaarin personages met psychologische diepgang figureren:het verhaal wordt verteld door de hoteldetective EdouardKiefer. ‘Ik kende iedereen, maar weinigen kenden mij.’Iedereen snapt dat Kiefer een verzinsel is en de rest niet.

Terwijl de lezer van Vrouw in de schaduw zich moet blijvenafvragen: loopt er nog een niet-erkende zoon van P.J. Oudrond en heeft de moeder van dat kind haar man proberen tevergiftigen?

Biografen zullen er vrede mee moeten hebben dat hunwerk in potentie niet voor de eeuwigheid is geschreven, ende roman wel. De vier biografieën van Conrad BuskenHuet die tussen 1911 en 1949 verschenen waren niet alle-maal slecht, maar voldeden gewoon niet meer aan de eisendie we nu aan het genre stellen en daarom kon Olf Praam-stra vorig jaar een gloednieuwe biografie van Huet presen-teren waarin hij deze negentiende-eeuwse essayist en jour-nalist glorieus in zijn tijd kon laten resoneren. Nu weet ikwel dat menige roman de houdbaarheidsdatum van de

25

het als directeur veertig jaar en acht presidenten lang vol-hield, naar voren als een perverse manipulator die aan elkmens wel iets subversiefs vond, als je zijn telefoongesprek-ken maar lang genoeg afluistert. Er stond ook in deze bio-grafie dat de ongetrouwde Hoover overdag vervolgde wathij ’s nachts zelf najoeg: homoseksualiteit. Mark Dugainschreef daarover een prachtige roman waarin hij op dit his-torisch bekend gegeven voortborduurt. Het verschil metVrouw in de schaduw is dat Dugain weliswaar eigen accentenin het verhaal over Hoover legt, maar verder de historischewerkelijkheid zoals die door historici is beschreven intactlaat, en niet zoals Van Oort dramatische gebeurtenissen inhet leven van zijn held erbij verzint.

24

J. Edgar Hoover, najaar 1971. Foto Yoichi Okamoto.

Page 14: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Ce que j’ai vu à Rome (1929) werden bestsellerauteurs.13

De reporter-écrivain is de stiefbroer van de écrivain-reporter, zo schrijft de Franse onderzoekster MyriamBoucharenc in haar studie over de wisselwerking tussenjournalistiek en literatuur in het interbellum.14 De eenkomt tot de reportage door de voordeur van de literatuur,de ander door de achterdeur van de krant. De reportage,onderschat medium van het culturele leven in het interbel-lum, is de bakermat van het soort non-fictieboeken dat nietuit de koker van de universiteit kwam en door tienduizen-den gelezen werd.

L’écrivain-reporter, door Anthonie Donker de ‘litterairedagbladschrijver’ genoemd, schrijft beeldend als een sce-narioschrijver en stelt zich in zijn verhaal op als de stoereontdekkingsreiziger of de slimme detective met een passievoor feiten en waarheid.

Voordat de journalistiek zich professionaliseerde en, alsgevolg daarvan zich uniformeerde, was er meer ruimtevoor avonturiers, vrij van de dwang tot objectivering zoalsde moderne journalist die kent. Verhalenvertellers werdenminder gedreven door de dwingende wetten van actualiteiten publieke opinie dan door de behoefte de lezers van LeParisien of Le Matin of een Nederlandse krant als Het Volk tebehagen, om niet te zeggen te verbazen. Maar aan één regelkon niet getornd worden. Elk verhaal diende ‘ongelooflijkmaar waar’ te zijn. De beroepscode die het scheidde van‘aannemelijk maar onwaar’. Verder was bijna alles geoor-loofd.

Veel van die journalisten schaakten op twee borden. In depopulaire pers publiceerden ze opzienbarende nieuwsver-halen en in hun vrije tijd schreven ze literaire teksten of – inde hoop er rijk van te worden – detectives. De auteurs dieBoucharenc voor het voetlicht haalt, combineerden dietwee activiteiten door grote reportages in de krant te schrij-ven, die dienden als materiaal voor hun latere boeken.

Een kenmerk van de reportage is dat die niet fictioneel is,

27

Huet-biografie niet zal halen, maar het gaat me hier om deconstatering dat biografieën uit de aard van het genre vantijdelijke waarde zijn en romans niet. Een biografie kan al-tijd nog verbeterd worden, een roman niet. De biografievan Kafka geschreven door Ernst Pawel is mijns inziens eenvan de beste biografieën die ooit zijn geschreven maar zalde tijd niet overleven, wat we van Kafka’s romans Das Schloßof Die Verwandlung wel verwachten.12

Menig biograaf die bij de romankunst wil horen, laat ininterviews weten dat zijn boek zeker geen wetenschappelij-ke – waarmee hij bedoelt: slecht geschreven – studie is. Infeite is er helemaal geen relatie tussen slecht of goed onder-zoek en aantrekkelijk schrijven, hoogstens is het zo dat ineen goed opgebouwd verhaal eventuele feilen sneller zicht-baar zijn. Het is welbeschouwd vreemd dat biografen die zograag romanschrijver genoemd worden, en daarom bangzijn om met wetenschappelijk geschoolde auteurs te wor-den geassocieerd, maar wel met nauwkeurig bij elkaar ge-zochte documentatie werken, geen aansluiting zoeken bijeen traditie waar ze uit voortkomen: de reportageroman.

Pierre Mac Orlan, Joseph Kessel, Pierre Hamp, Paul Ni-zan, Roger Vailland, Colette, Blaisse Cendrars of Simenonwaren in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw min-stens zo beroemd door hun journalistieke werk in Le Matin,Paris-Soir, Gringoire of het nog sensationelere Détective alslater door de romans die ze schreven. ‘L’écrivain-reporter’was in het interbellum een held van het volk door zijn aan-dachttrekkende reportages. Het is een type dat vooral inFrankrijk voorkwam, maar Nederland deed ook mee. A.den Doolaard is het bekende voorbeeld. Albert Londres(inspirator van elke schrijver-reporter) met zijn La Chine enfolie uit 1925 en Henri Béraud met zijn reisreportages Ceque j’ai vu à Moscou (1925), Ce que j’ai vu à Berlin (1926) en

26

Page 15: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

riseerde ideeën over de elite. Actualiteit en nieuws warenvolgens deze critici fenomenen waar de echte intellectueelen de zuivere kunstenaar zich verre van moesten houden.Dit was een houding die terugging op wat Baudelairenoemde: ‘la tyrannie de la circonstance’, waarmee hij be-doelde dat je je niet gek moest laten maken door de waanvan de dag. Het tijdschrift Marges wijdde in het najaar van1927 zelfs drie themanummers aan ‘Les maladies actuellesde la littérature’. Het was natuurlijk bij uitstek de reportagedie haar bestaansrecht vond in de combinatie ‘actueel’ en‘literair’. Maar er mocht dan wel een leesrevolutie hebbenplaatsgevonden, massacultuur en publieke opinie waren inde ogen van velen nog steeds bedenkelijke fenomenen.

Er is niet alleen een verband tussen de reportage en de li-teratuur, maar ook bestaat er een directe lijn tussen de hangnaar moderniteit en de behoefte aan snelheid, waarin re-portages sterk waren. Denk aan kwalificaties als ‘de razende

29

maar wel met literaire middelen is geschreven. Niemandzal in twijfel trekken dat Émile Zola een romanschrijverwas, maar toch is veel uit zijn oeuvre geïnspireerd door dejournalistieke blik op de werkelijkheid en geschreven alseen gedocumenteerde kroniek: de reportageroman. Dejournalistieke reportage nam in Frankrijk en Nederlandeen hoge vlucht in de jaren twintig en dertig van de vorigeeeuw. En de ambitie erachter was groot, zoals geïllustreerdkan worden met de woorden (uit 1927) van Henri Béraud:‘Rien, après tout, ne nous empêche de croire que le reporta-ge sera la littérature de demain.’ De reportage als de litera-tuur van morgen. (Als je denkt aan wat tegenwoordig ‘lite-raire non-fictie’ wordt genoemd, is die voorspelling welzo’n beetje uitgekomen.) In die literatuur van de toekomstmocht dus wel geïnvesteerd worden. Elke zichzelf respec-terende krant had een starreporter die op reportage gingnaar Rusland, het verre Oosten of Afrika. Niet zelden werdin deze reportages, die prominent op de voorpagina en alsvervolgverhaal werden afgedrukt, een referentie gemaaktaan Le tour du monde en quatre-vingt jours van Jules Verne.Zo publiceerde Gaston Stiegler in 1901 in Le Matin eenpopulaire reisreportage onder de titel ‘Tour du Monde en63 jours’.15 Het succes van dit soort kopij was zo groot datde reportages een tweede leven kregen als boek, maar ookwerden speciale tijdschriften opgezet om aan de publiekebehoefte te voldoen; uitgeverij Fayard lanceerde in 1924Candide en Les Éditions de France volgde met het al ge-noemde Gringoire. Gallimard kwam in 1930 met Voilà, waarPierre Hamp en Simenon grote successen in boekten.

Logisch dat l’écrivain-reporter op de redactie de hoogstestatus werd toegekend, de ‘flâneur salarié’ (naar een boek-titel van Béraud uit 1927) concurreerde in deze met de sta-tuur van de literaire auteur, die werd gezien als de scheppervoor de eeuwigheid. Deze ontwikkeling stuitte natuurlijkop verzet bij cultuurdragers die de krant als een populairmedium beschouwden dat uitsluitend bestond uit gevulga-

28

Frontispice van Le Diable à Paris. Paris etles Parisiens. Mœurs etcoutumes, caratères etportraits des habitant deParis, tableau complet deleur vie privée, publique,artistique, littéraire,industrielle, Parijs 1845,tekening van Garvani [= S.H.G. Chevalier].

Page 16: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Sterker, de reportageachtige biografie kan zich voor watbetreft bronnenonderzoek en onderzoeksvragen nog flinkprofessionaliseren en lijkt met de hoogconjunctuur van dehuidige non-fictie een gouden toekomst tegemoet te gaan.Een uniformering van de vorm kan bij dit type biografieachterwege blijven. Dat had anders kunnen lopen.

De term ‘biografie’ in de zin van een geschiedenis van eenindividueel leven werd voor het eerst gebruikt door JohnDryden in zijn voorwoord bij de Engelse vertaling van deParallelle levens van Plutarchus in 1683. Het was ThomasFuller die in zijn History of the Worthies of England, versche-nen in 1662, voor het eerst het woord ‘biographist’ ge-bruikte.17 Nog in datzelfde jaar dook het woord ‘biogra-pher’ op.18 Biographist is wel een mooi woord. Het roeptassociaties op met de bakkenist die in het zijspan van dejournalist zit. Hij kijkt en legt verbanden, maar anders dande reporter schrijft hij niet fris van de lever een artikel in dekrant maar werkt hij bedachtzaam aan een boek.

Het heeft nog ruim honderdvijftig jaar geduurd voordatde moderne betekenis van het begrip ‘biografie’ ingebur-gerd raakte. Onder een biografie werd tot aan het einde vande negentiende eeuw vaak een nieuwsrubriek in de krantverstaan, een lemma in een biografische encyclopedie, jazelfs een mobiele bioscooptent waar de eerste films werdengedraaid, twee, drie of soms vierdelige biografieën maarook het portret van twintig of vijfentwintig pagina’s van eeninteressant gevonden persoon in een biografisch tijd-schrift. Tegenwoordig worden deze betekenissen van hetwoord ‘biografie’ niet meer allemaal gebruikt, maar wie wilweten wat er wel onder wordt verstaan, stuit op grote on-derlinge verschillen.

Voordat de biografie die dicht op de huid van de actuali-teit werd geschreven opgang maakte, kwam er een feno-

31

reporter’. Laten we eens op die laatste gedachte doorgaanmet de biografie in ons achterhoofd: moderniteit en de ver-leiding van mobiliteit. Dat is niet helemaal een wereld-vreemde gedachte. De Britse literatuuronderzoekster Ma-ria Lauster theoretiseert in haar studie over de fysiologievan de negentiende-eeuwse journalist over de flaneur, diezo vaak in Franse journalistiek en literatuur figureert, en ty-peert hem als een icoon van het modernisme.16 Nu denkenwe bij een flaneur niet onmiddellijk aan een razende repor-ter, maar hij bestaat toch bij de gratie van zijn mobiliteit. Deflaneur flaneert niet alleen, hij schrijft voor de krant, ver-huurt zich aan literaire uitgevers en probeert via sporen-onderzoek in de stad informatie over schrijvers of acteurs tevergaren om daar een mooi actueel biografisch portret vante schrijven, in de hoop op een essayistische wijze de eigentijd te kunnen betrappen. Hij is een freelancer. En het zalduidelijk zijn dat de flaneur zich niet in de eerste plaats opinstitutionele bronnen baseert. De biograaf is niet directeen flaneur maar hij heeft er wel een paar trekken van. Alswe de biograaf eens beschouwen als de historicus-in-actie.Als iemand die niet alleen bronnen bestudeert, maar die te-gelijkertijd bezig is te onderzoeken of bronnen van uiteen-lopende aard misschien een belang hebben voor die enepersoon waarvan hij studie maakt. Noodzakelijkerwijsmoet hij omwegen bewandelen om van het algemene tothet persoonlijke te geraken. Hij bewandelt nog ongebaan-de wegen.

Hoe paradoxaal het ook klinkt: het is een deugd dat debiografie nooit uit het experimentele stadium is gekomen.Nemen we als voorbeeld de journalistiek van ‘les grandsreporters’ zoals die in het interbellum bestond, in Neder-land met literaire dagbladschrijvers als A. den Doolaard enA.M. de Jong. Engeland heeft ook een traditie die vergevenis van deze ‘literaire dagbladschrijvers’, van Daniel Defoetot George Orwell, maar Frankrijk spant de kroon. Die tra-ditie van de literaire dagbladschrijvers is nog niet uitgeput.

30

Page 17: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

geworteld. Met name in Frankrijk bestond een bloeiendebiografische cultuur in de periodieke pers. J. Barbey d’Au-revilly publiceerde biografische stukken onder titels als‘Les blageurs en littérature’ en ‘Les chroniqueurs’, eerst inkranten en tijdschriften, daarna als pamflet, en als er ge-noeg tekst was, maakte hij er een boek van.21 Het waren dusbiografische schetsen die zich onderscheidden van de ency-clopedische profielen door hun opiniërende karakter. Bar-bey d’Aurevilly was vrij genoeg van geest om er theorieënop na te houden die zijn eigen journalistieke praktijk in eenrelativerend daglicht stelden. Biografie en fotografie, zoschreef hij in een pamflet onder de titel Les photographies etles biographies, zijn de Siamese tweeling van de ijdelheid. De

33

meen opzetten dat zich juist niets aantrok van nieuws en ac-tualiteit: de biografische encyclopedie. Naast de vuistdikkebiografieën van individuele personen die in de tweede helftvan de negentiende eeuw verschenen, nam ook het al be-staande genre biografische encyclopedie een hoge vlucht,een lichtend voorbeeld van commemoratief biograferen.

Louis-Gabriel Michaud liet tussen 1811 en 1828 zijntweeënvijftigdelige Biographie universelle ancienne et moder-ne uitkomen. In Engeland kwam het genre wat later opgang. Leslie Stephen was daar verantwoordelijk voor dezesenzestig delen die tussen 1885 en 1901 verschenen vande Dictionary of National Biography. Stephen werd nog in1911 door Sydney Lee in zijn inaugurele rede als inspiratie-bron en theoreticus van biografieën beschouwd.19

Meer voorbeelden van encyclopedisch biograferen dieidealisering en canonisering in de hand werken zijn de be-roepsgeorganiseerde biografische encyclopedieën, zo ver-scheen in 1849 Lives of Distinguished Shoemakers, in 1866Heroes of Industry, in 1887 Lives of the Electricians en in 1891Heroes of the Telegraph.

Wij in Nederland hebben bijvoorbeeld de encyclopedievan F.X. de Feller, in 28 delen verschenen tussen 1828 en1852, onder de titel: Geschiedkundig woordenboek, of Beknop-te levensbeschrijvingen van mannen, die, van het begin der we-reld tot op onzen tijd, zich door vernuft, begaafdheden, deugden,dwalingen of misdaden hebben beroemd of berucht gemaakt…;naar het Fransch; met een groot aantal nieuwe artikels verrijkt,en met dezulke vermeerderd, die eene meer onmiddellijke betrek-king tot de Nederlanden hebben en het bijna 2000 pagina’s dik-ke Biografisch Woordenboek van Nederlandsche Godgeleerdendat van 1851 tot 1856 in drie delen verscheen.20 Dat warenallemaal succesvolle en gewaardeerde uitgaven, en tochkwam een ander type van biografisch schrijven op. Waarkwam dat vandaan?

De traditie van het interpreterend biografisch schrijven isniet in de geschiedwetenschap en ook niet in de literatuur

32

Titelpagina van een vande drie supplementen ophet woordenboek vanF.X. de Feller, 1851.

Page 18: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

hij afficheerde zich als ‘Le biographe’. Ook De Mirecourtwerkte toe naar een biografisch boek, waarin hij zijn pam-fletten herdrukte en aanvulde. En inderdaad: in 1876 ver-scheen zijn ook al vierdelige Histoire contemporaine: Por-traits et silhouettes au XIX siècle. De verschijningsvorm wasniet alleen anders, van pamflet naar boek, ook de ambitie enstatus veranderde. Zoals de lichte aanpassing van de titel alsuggereert, van Les contemporains naar Histoire contemporai-ne, ging het niet meer zozeer om het individuele belang vanMusset, Hugo, Lamartine of Balzac maar om de contem-poraine geschiedenis waarvan deze personen deel uitmaak-ten.25

‘Biography makes better history than history itself,’schrijft Ann Jefferson in haar inspirerende studie Biographyand the Question of Literature in France.26 Het argument datvoor dit adagium gegeven werd door Louis-Gabriel Mi-chaud luidde: biografie voorziet ons van details van mense-lijke gewoontes in een bepaalde tijd.27 Maar dan moet debiograaf wel oog hebben voor details en belangstelling aande dag leggen voor de vraag wat die details ons precies ver-tellen over de beschreven persoon en zijn omgeving. Daar-voor zal hij gevarieerde bronnen moeten onderzoeken.Daarom is de biograaf interdisciplinair van beroep, net zo-als de journalist generalist is.

Van gecanoniseerde kunstenaars en wetenschappers zoalsRembrandt, Multatuli, L.E.J. Brouwer en Menno ter Braakverschijnen biografieën die op degelijk wetenschappelijkonderzoek zijn gestoeld, en meer populaire personen zoalsFrans Bauer, Johan Cruijff en André Hazes krijgen door-gaans ook populair getoonzette levensbeschrijvingen. Bij-na al die zogenaamde biografieën van sportlui, koks vansterrenrestaurants en volkszangers zijn door de bank geno-men net zo kritisch en onafhankelijk als de sportjournalis-

35

fotografie betekende de democratisering van het geschil-derde portret. En de journalistiek duidde op een democra-tisering van de biografische encyclopedie, want de selectievan personen die aandacht kregen in de periodieke pers wasniet langer alleen afhankelijk van rang en stand maar werdsteeds meer bepaald door de actualiteit. Een foto transpo-neert de fysieke ordening van een persoon naar een moreleen intellectuele interpretatie. (Wij zouden dat overigenseerder van een geschilderd portret zeggen.) Net zoals eenbiografie een zonde was, volgens Barbey d’Aurevilly, wantzij vervalst de geschiedenis. In die zin lijkt journalistiek opbiograferen, ze vormen een samenzwering tegen de ge-schiedenis. Het zijn tijdelijke producten, maar historicizullen er zich later op baseren alsof het ‘eeuwige waarhe-den’ zijn geweest, zo was de gedachte. Biografen exploi-teren de actualiteit en biografische encyclopedieën zijn uit-gevonden door hen die ze schrijven voor hen die erinbeschreven worden. Biografen zijn monsters die een prooinodig hebben; als die prooi er niet is, dan verzinnen ze watof baseren zich op kwade geruchten.22 Dat wordt ook vaakgezegd over journalisten.

Eugène de Mirecourt verzorgde halverwege de negen-tiende eeuw in Frankrijk een pamflettenreeks – er versche-nen honderd afleveringen – onder de titel Les Contempo-rains. Onder de gevoelde druk van de actualiteit was dat‘contemporain’ een woord waar journalisten graag op te-ruggrepen. Al vanaf 1830 verschenen in Frankrijk tien-tallen romans door journalisten geschreven, met als onder-titel ‘roman contemporain’ of ‘roman d’actualité’.23

Anatole France bundelde zijn ‘fiction d’actualité’, wij zou-den dat nu eerder een literaire kroniek noemen, die hij eer-der publiceerde in L’Écho de Paris en in Le Figaro in zijn vier-delige L’Histoire contemporaine.24

De Mirecourt deed iets dergelijks met zijn wekelijksekorte biografie van een nog levende tijdgenoot, een bio-graphie contemporaine. De Mirecourt was journalist, maar

34

Page 19: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

keringsmaatschappij, auteur van boeken over het verzeke-ringswezen die in diverse talen vertaald zijn, en ook was hijnog eens twee keer gepromoveerd, eerst op een studie Debeteekenis en de waarde van het gelooven op gezag en daarna ophet intrigerend klinkende onderzoek met als titel Over deveranderlijkheid van het vries- en kookpunt der vochten. Maarzijn biografie uit 2004 is een samenraapsel van wat gege-vens over zijn detectives.28 Low biography dus, niet omdatJakob van Schevichhaven onder het pseudoniem Ivans eendetectiveschrijver was, maar omdat in deze biografie decontext van Van Schevichhaven buiten beschouwing gela-ten wordt. Het zou een deugd zijn als met de onderzoeks-methoden en het schrijftalent van de biografen van Multa-tuli en Ter Braak figuren als Den Doolaard, Fabricius ofIvans gebiografeerd zouden worden. Helaas is de praktijkdat van personen die wij tot de zogenaamde low culture re-

37

tiek over de doping in de wielersport, het vakblad voor dehoreca over de invoering van de euro of De Waarheids-vriend, het verenigingsorgaan van de Gereformeerde Bondover de zegeningen van het geloof. Waarom eigenlijk?

A. den Doolaard werd in de jaren dertig oneindig meergelezen en gewaardeerd dan Menno ter Braak, HendrikMarsman en andere schrijvers die we nu tot de high culturerekenen. Van die laatste groep worden aan de lopende bandbiografieën geschreven. Maar ook Johan Fabricius, MaxDendermonde, A.M. de Jong en andere populaire auteurslenen zich om een geweldig onderzoeksterrein te explore-ren; toch is van hen nog steeds geen biografie verschenen.Neem de detectiveschrijver Ivans, veelgelezen als thriller-auteur, met name zijn drieëndertig delen Uit het leven vanGeoffrey Gill waren razend populair, maar daarnaast leiddehij een bijzonder boeiend leven als directeur van een verze-

36

Titelpagina J. BarbeyD’Aurevilly, Les Ridiculesdu Temps, Éd. Rouveyreet G. Blond, Parijs 1883.Deze afdruk stond alsfacsimile in de zevendedruk die in 2003 alsreprint is verschenen bijPhénix Éditions.

Omslag van de in 2004verschenen biografie van Ivans.

Page 20: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

we weten dat het het laatste van de hoofdpersoon was, ter-wijl die dat doorgaans slechts kan vermoeden. Dat geldteveneens voor een studie over de Holocaust of een geschie-denis van de Olympische Spelen. De biograaf kan, zoalsJacques le Goff dat noemt, uitgaan van een histoire-problèmeom de kritische maar ook om de dramatische toets in zijnboek te krijgen.30

Richard Holmes, toch vaak aangehaald als voorbeeldvoor de literaire biograaf, heeft aan de vooravond van zijnHuizinga-lezing in 1997 zijn werkwijze in drie fases onder-verdeeld:

– het bureauwerk: verzamelen van materiaal;– het veldwerk: op pad, plekken bezoeken,

mensen interviewen;– het schrijfwerk: the dreamwork.31

Holmes’ schema van zijn werkwijze als biograaf kan ons le-ren dat het verschil tussen de biograaf en de gewone histo-ricus echt niet zit in ‘the dreamwork’. Er zijn immers ookwel historici die hun verbeeldingskracht (dreamwork) ge-bruiken. Herfsttij der Middeleeuwen voldoet aan de eisen vanHolmes zonder dat iemand op het idee komt deze evergreeneen roman te noemen. De biograaf, de historicus en elkenon-fictieschrijver mag, nee moet ook over verbeeldings-kracht beschikken wil hij kunnen dromen in zijn bronnen.Dat is het essentiële verschil met de romancier. De biograafis vóór alles historicus, of zoals Holmes in zijn Huizinga-lezing zei: ‘Begeert niet uw buurman de romancier. In hethuis van de non-fictie zijn evenveel kamers als in dat van defictie.’

Hoe een boek uiteindelijk geschreven wordt, bepaalt nietwelk etiket we erop plakken. Want spreken van een literairgeschreven biografie of een wetenschappelijk geschrevenbiografie suggereert dat alle romans of alle wetenschappe-lijk verantwoorde studies eenzelfde vorm vertonen. En die

39

kenen ook maar meteen low biographies geschreven wor-den – of dat zij helemaal geen biografie waardig worden be-vonden.

De biografie is de bastaard van de wetenschap en de lite-ratuur, kun je in menige studie lezen. Dat is een mooi swee-ping statement, maar het leidt tot niets en zeker niet tot die-per inzicht. Daarvoor moeten we toch echt onderscheidgaan maken tussen de vorm en, nee, niet de inhoud, maartussen de vorm en het voorafgaande onderzoek. Wie zijnbronnen het verhaal laat structureren, ontbeert een over-koepelende visie die het materiaal bindt. Maar helemáál losvan het bronnenonderzoek moet die vorm ook weer nietkomen te staan. Of zoals Leon Edel, biografietheoreticusvan het eerste uur en tevens biograaf van Henry James, in1978 schreef in een manifest als inleiding op het allereerstenummer van het tijdschrift Biography. An InterdisciplinaryQuarterly: ‘Biography should take its form from its mate-rials.’29

Een biografie schrijven op basis van onvoldoende onder-zoek maakt dat deze behoort tot de low biography. Het vol-doet ongetwijfeld aan een behoefte om een vie romancée teschrijven, maar met de biografie heeft het weinig te maken.Een biografie op basis van weinig of geen onderzoek is eenondeugd; de gewoonte om gebeurtenissen of situaties inhet leven van je held te gaan verzinnen, al dan niet met lite-raire verbeeldingskracht, is in de woorden van Johan Hui-zinga ‘een onwaardige concessie aan de gemakzucht en ookaan de zucht naar sensatie’.

Kijken we naar het onderzoek, dan is er alle reden hetwerk van de biograaf tot het domein van de historicus te re-kenen. De biograaf dramatiseert een levensverhaal, maarélke historicus zal zijn verhaal dramatiseren. Wie vertelt erliever een saai dan een mooi verhaal? Maar nog belangrij-ker in dit verband: de biograaf heeft als het ware voorkennisdie zijn hoofdpersoon niet heeft. Een laatste gedicht, eenafscheid of wat dan ook, krijgt voor ons dramatiek omdat

38

Page 21: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

tig als vernieuwend werd gepropageerd door de redacteu-ren van het tijdschrift Merlyn. Voor hen was het nog steedseen taboe de persoonlijke achtergronden van de schrijver tebetrekken bij de interpretatie van zijn werk. Later draaidende redacteuren J.J. Oversteegen en Kees Fens bij. Over-steegen werd zelf biograaf, van Cola Debrot, en Fens werdals criticus een groot liefhebber van biografieën, zij het nietvan alle.

Tegenover de ideeën van de New Critics staat de opvat-ting dat de persoonlijkheid van een schrijver doorslag-gevend is voor de beoordeling van zijn werk. Maar onderdiegenen die dat vinden bestaan minstens twee scholen.Aan de ene kant die van Oscar Wilde die vond dat het levenvan de kunstenaar deel uitmaakte van zijn œuvre. Maar danwel in de zin dat de schrijver zelf zijn leven in zijn werkmoest vormgeven. Biografen waren daarom volgens Wildevolkomen overbodig en zelfs schadelijk voor de literatuur.En aan de andere kant is er de school van de vroegnegen-tiende-eeuwer Charles Augustin Sainte-Beuve (1804-1869)die de stelling huldigde dat het voor een goed begrip van li-teratuur noodzakelijk was om de schrijver in zijn context teplaatsen en persoon en werk als één te beschouwen. Sainte-Beuve moedigde daarom biografisch onderzoek aan. InNederland is die gedachte door Conrad Busken Huet enlater door de mensen rondom het roemruchte tijdschriftForum aan het begin van de jaren dertig uitgedragen.33

Menno ter Braak en E. du Perron propageerden dat depersoonlijkheid, le honnête homme, doorslaggevend was omliteratuur te beoordelen en dat het biografisch bedrijf daar-om volkomen legitiem was. Ter Braak publiceerde een bio-grafie van Otto iii en Du Perron schreef een biografischboek over Multatuli.

In het traceren van de persoonlijkheid van de schrijver inzijn werk door Sainte-Beuve, Busken Huet, Ter Braak enDu Perron raken biograferen en recenseren elkaar. Biogra-fen en critici weten dat het ‘herdenkend schrijven’ een

41

stelling zal toch niemand willen verdedigen. Er is niets te-gen een mooi geschreven biografie, dat lijkt me zelfs eenvereiste voor kwaliteit, maar dat is toch echt wat anders daneen op literaire wijze gedaan onderzoek. Hier speelt ookeen misverstand mee over de vraag wat een ‘literaire bio-grafie’ is. Bedoelen we daarmee een op literaire leest ge-schoeide biografie of een biografie van een literair auteur?Gelukkig doet de laatste jaren de minder verwarrende aan-duiding ‘schrijversbiografie’ opgang. Zo noemen we im-mers een biografie van een kunstenaar een kunstenaarsbio-grafie en die van een sportman een sportbiografie.

Het biografisch benaderen van literaire teksten is weerwat anders, namelijk een aan de journalistiek ontsprotenbehoefte om over literatuur te schrijven zonder je in tekst-analyse te verliezen. Als reactie op literatuurhistorici dienet als biografen graag naar de maatschappelijke omgevingkijken waarbinnen literaire teksten ontstaan, werden in deVerenigde Staten halverwege de jaren vijftig van de vorigeeeuw de New Critics actief, die zich in hun onderzoek hele-maal toelegden op de tekst en niets anders dan de tekst.Elke biografische benadering van literaire teksten werd eentaboe.

De New Critics hebben in de jaren zestig in Nederlandgrote invloed gehad op literatuurwetenschappers, in diezin dat onderzoek naar literatuur alleen over gedichten enromans mocht gaan, de structuur van een roman was deenige verklaring voor de betekenis ervan. Persoonlijke ach-tergronden van de schrijver waren verboden terrein. TheNew Critics zijn in de Verenigde Staten eind jaren vijftig aleffectief bestreden door Leon Edel in zijn boek LiteraryBiography.32 Het resultaat van Edels pleidooi om de litera-tuur te bestuderen door de levens van de makers ervan cen-traal te stellen, was dat de rol van de grote propagandistenvan de New Critics René Wellek en Austin Warren eind ja-ren vijftig in de Verenigde Staten al bijna uitgespeeld wastoen deze literatuurdoctrine in Nederland begin jaren zes-

40

Page 22: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

werven.37 Maar moeten biografen dan historici zijn als dejas van de romancier hun niet goed staat? Niet helemaal.

Joseph Addison, zelf biograaf van Cato, klaagde in 1715 dathij collega-biografen kende die ongeduldig wachtten op dedood van beroemde tijdgenoten.38 Een ongeduld dat hijvergeleek met dat van necrologieschrijvers in kranten. Datverwijt – gloriëren over de rug van anderen – horen we totop de huidige dag over bijvoorbeeld letselschadeadvocatenen journalisten, maar nooit wordt gezegd dat tandartsenhun brood verdienen aan het leed van anderen en onderwij-zers aan de onwetendheid van kinderen. Toch is de opmer-king van Addison voor ons interessant. Al aan het begin vande achttiende eeuw was het een stilzwijgende afspraak dat jepas een biografie van iemand schrijft als hij of zij dood is (debiografische portretten, zoals in Mannen van Beteekenis inonze dagen, niet meegerekend), een inzicht dat vandaag dedag nog niet is doorgebroken bij biografen van low bio-graphies. Kijk bijvoorbeeld naar het al rijk gevulde plankjemet biografieën van Nicolas Sarkozy.

Addison vergeleek het werk van de biograaf met dat vande necrologieschrijver, de journalist. Er is nog iets watboeiend is aan het verwijt over het wachten op de dood vaneen beroemde figuur. Het leven van een belangrijk persoonwas altijd al aanleiding geweest voor een biografie of eenbiografische schets, zoals Plutarchus al in de eerste eeuw naChristus had laten zien met zijn Parallelle levens over Griek-se en Romeinse beroemdheden. Maar in de opmerking vanAddison ligt ook besloten dat de dood een goede aanleidingwas een leven als een afgerond geheel in het licht te zetten.Net als de necrologieschrijver zag de achttiende-eeuwsebiograaf plotseling de actualiteitswaarde in van het overlij-den van een belangrijk persoon. De actualiteit was een mid-del om de lezersmarkt te veroveren. Dat zien we bijvoor-

43

slechte invalshoek is voor hun werk, het interpreterend kri-tiseren een betere.34 En evenals een goede biograaf moetook de criticus niet in loftuitingen blijven steken, maar eerleggen in heuse kritiek. De eerlijkheid gebiedt hier ook opte merken dat er onderzoekers zijn die de criticus juist alseen arrogante betweter beschouwen die met een paar sail-lante biografische gegevens bij de hand zich tegenover deschrijver poneert met een houding van ‘ma vérité contre lasienne’.35

Recensenten van literatuur zijn altijd al geboeid geweestdoor biografica om daarmee hun oordelen over literaireteksten aannemelijk te maken, om de nieuwsgierigheid vande lezers te bevredigen, en omdat ze op een bepaalde ma-nier toch ‘waarheid’ toekennen aan literatuur en die willentoetsen aan de werkelijkheid buiten de literatuur.36 De laat-ste tijd zijn het trouwens ook de schrijvers zelf die biogra-fica inzetten ten behoeve van hun werk. Niet alleen door ininterviews en publieke optredens het autobiografische vanhun romans te benadrukken, maar simpelweg door ookhun romans steeds meer op een autobiografische leest teschoeien.

Bij de biografie zien we de laatste jaren een gespiegeld ef-fect. Daar vertoont de biograaf de neiging om niet naar dewaarheid maar juist naar de literatuur te zoeken. Hoe komtdat? De literaire benadering van de biografie houdt gelijketred met het aanzien van literatuur. Daar waar literaire tek-sten in hoog aanzien staan, willen meer en meer biografenzich profileren als literaire schrijvers die, net als de roman-ciers, hun materiaal uit de werkelijkheid halen en het om-smeden tot een kunstwerk. Deze biografen doen daarmeehet tegenovergestelde van wat critici van romans doen. Zeschragen hun werk niet met ‘waarheid’ uit de werkelijk-heid, maar vragen juist aandacht voor het artistiek-fictievein hun biografie. Samengevat: de biograaf die het met defeitelijkheid en betrouwbaarheid van zijn onderzoek nietzo nauw neemt, probeert dan maar literaire status te ver-

42

Page 23: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

woorden’ van de veroordeelde inderdaad zo zouden zijn alsde biograaf al beschreven had.

De onderwerpskeuze van biografisch en journalistiek on-derzoek plaatst ons voor een paradoxaal vraagstuk over bio-grafische en journalistieke teksten. In de journalistiek figu-reert het persoonlijke vaak ook om iets over de actualiteit tezeggen. Wordt er over een bepaalde persoon geschrevenomdat hij of zij representatief is voor een actuele ontwikke-ling, een nieuwsfeit of omdat deze persoon zo uniek is? Eeninterview met een Nederlandse soldaat in Afghanistan zul-len we eerder lezen om onze nieuwsgierigheid naar de Ne-derlandse missie in dat land te bevredigen dan om de unie-ke persoonlijkheid van een van de uitgestuurde militairente leren kennen. Al zal de journalist niet altijd naar de meestgemiddelde gesprekspartner zoeken als hij een onderwerpvoor het voetlicht wil halen. De biograaf daarentegenwerkt andersom. Zijn keuze voor een misdadiger, politicus,schrijver of dominee is in oorsprong ingegeven om de uni-citeit van zijn held te benadrukken, maar om dat doel te be-reiken zal in de high biography toch veel context verwerktmoeten worden om te laten zien in hoeverre deze held wer-kelijk uniek was en in welke mate hij als een product van zijntijd, zijn beroepsgroep, zijn sociale klasse of literaire stro-ming gezien kon worden. Je kunt ook doorslaan in dezecontextualisering. Een biografie van een persoon aangrij-pen om de geschiedenis van de mensheid te beschrijven isook weer niet nodig.

Robert Musil is een belangrijk schrijver, maar de biogra-fie van Karl Corino, 2026 pagina’s dik, waarin de politiekeontwikkelingen van Duitsland, Oostenrijk én Zwitserlandin de eerste helft van de twintigste eeuw uitputtend behan-deld worden, is wat lang. En dat naar aanleiding van de au-teur van Der Mann ohne Eigenschaften. Onlangs publiceerdeEvelien Gans het eerste deel van de tweedelige biografievan Jaap en Ischa Meijer. Er is veel goeds over dit boek tezeggen, maar de ambitie om aan de hand van Jaap Meijer de

45

beeld overtuigend geïllustreerd in de biografieën van terdood veroordeelden. Uit de achttiende eeuw kennen wehet verschijnsel van biografieën als pamflet, letterlijk op demarkt verkocht tijdens en vlak na de executie van een terdood veroordeelde crimineel.39 Deze zogenoemde mis-daadbiografie of ‘criminele biografie’ had bijna altijd detrekken van een reportage. De Amsterdamse misdadigerJaco bracht zijn biograaf in verlegenheid door tegen de ver-wachting in met succes tegen zijn doodvonnis in beroep tegaan. Hierdoor kon het gebeuren dat Jaco’s biografie – inclusief het verslag van de voltrekking van het vonnis – in1717 verscheen, terwijl de executie pas in 1718 plaatsvond.Waarschijnlijk heeft Jaco zijn eigen biografie nog gelezen.Hij moet zich een jaar lang hebben afgevraagd of de vol-trekking van het vonnis en de daarbij horende ‘laatste

44

De criminelen Louis Dominique de Cartouche en Jacob Frederik Muller,in P.J. Buijnsters Levens van beruchte Personen. Over de criminele biografie inNederland gedurende de 18e eeuw, h&s Publishers, Utrecht 1980.

Page 24: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

fie, die toch expliciet over Ann Hathaway gaat, blijkt datGreer die aanvechting om dat monnikenwerk wél aan tevatten toch maar weerstaan heeft.41 Low biography dus.De goede wil om Ann een gezicht te geven is niet genoeg.Een biograaf moet niet te veel willen als het om ideologiegaat. Interpreteren is niet hetzelfde als bevooroordeeldzijn. En mededelingen waarmee de biograaf zijn lezers wilovertuigen van zijn goede inborst hebben een potsierlijk ef-fect. Een verklaring in een biografie van Hitler of Stalin vande biograaf dat hijzelf de ideeën van zijn protagonist nietdeelt, is overbodig. Het engagement van de biograaf moetniet zitten in de bevestiging of ontkenning van de opvat-tingen van zijn held, maar in een gepassioneerde belang-stelling om uit te zoeken waar die opvattingen vandaan ko-men.

Voormalig Daily Telegraph-journalist en Mussolini-bio-graaf Nicholas Farrell houdt er rekening mee dat het fascis-me in de eenentwintigste eeuw een grote toekomst tege-moet gaat. En om aan te geven dat dit idee hem wel aanlokt,is hij gaan wonen in Predappio, het Italiaanse dorp waarMussolini is geboren en begraven werd.42

‘Wij leven in het postcommunistische tijdperk en er zijnaanwijzingen dat wij ons eveneens naar het postdemocrati-sche tijdperk bewegen. Dus is misschien het punt bereiktwaarop het mogelijk is het beeld van Mussolini te herzien.’We zitten nog maar op de eerste bladzijde van Farrells bio-grafie en de lezer moet niet denken met een schurk vandoen te hebben. Mussolini heeft duizenden joden het levengered, ‘veel meer dan Oscar Schindler deed’. Nieuwsgierigmakend is zo’n inleiding zeker en interpretatief ook, tochwekt Farrell niet de indruk een betrouwbare biograaf tezijn, met zulke vooropgezette motieven. Zeker omdat hijzijn biografie ook weer in dezelfde trant eindigt. ‘De doodvan Mussolini is tot op de dag van vandaag met samenzwe-ringstheorieën omgeven,’ schrijft hij. Waarmee Farrell be-doelt dat Italiaanse communisten en andere linkse ‘kletsers’

47

geschiedenis van het jodendom in Nederland te behande-len gaat wel wat ver, zelfs al zou Jaap Meijer tot de meest be-langrijke joodse historici van zijn tijd gerekend kunnenworden. Niemand zal het in zijn hoofd halen om de biogra-fie van W.F. Hermans of Gerard Reve, toch belangrijke ico-nen van het literaire leven in de twintigste eeuw, aan te grij-pen om de geschiedenis van de Nederlandse literatuurvanaf 1900 te schrijven.

In de low biography gaat de biograaf uit van de uniciteitvan zijn protagonist en zoekt gegevens die dit uitgangspuntbevestigen. De verzetsheld wordt meer verzetsheld, devoetballer wordt nog meer bijzonder dan we al dachten enzo meer. De high biography, of we willen of niet, zal de uni-citeit van zijn onderwerp verbinden met zijn representati-viteit en daarmee zullen de wapenfeiten van de hoofdper-soon gerelativeerd worden. Bedoeld of onbedoeld krijgt demoderne, dus kritische, biografie daarmee soms de trekkenvan een debunking boek dat de indruk wekt het resultaat tezijn van een bevooroordeelde exercitie. Men kan daar te-leurgesteld of boos over zijn en daar uiting aan geven. Datheeft net zo veel zin als pleiten voor eindelijk eens een krantwaarin de nadruk op goed nieuws wordt gelegd.

Kritisch en interpretatief te werk gaan is niet hetzelfde alsmet een bevooroordeeld uitgangspunt aan een biografiebeginnen. Germaine Greer, die ooit beweerde dat biogra-fen verkrachters zijn die beschreven personen opofferenaan hun hang naar literaire onderdrukking, publiceerdeonlangs de biografie van Ann Hathaway.40 Greers voor-naamste inzet bij deze biografie die verscheen onder de on-feministische titel Shakespeare’s Wife, lijkt de wens te zijnaan te tonen dat alle Shakespeare-biografen vrouwenhaterszijn, vooral de meest recente onder hen: Stephen Green-blatt. De biografe beweert in haar gramschap dat geen vande Shakespeare-biografen de kerkregisters, parochie-archieven en andere archivalia op de naam Hathaway heeftnageplozen. Dat mag waar zijn, maar uit haar eigen biogra-

46

Page 25: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

is de krant voor bredere lagen van de bevolking toeganke-lijk. Tegelijkertijd ontstond mede als gevolg van deze insti-tutionele verandering ook meer aandacht in kranten voorwat de ‘gewone man’ boeide. Wie waren die bekende po-litici, ontdekkingsreizigers, schrijvers en criminelen? Bio-grafie werd big business, net zoals nieuws, mits op aantrekke-lijke dramatische wijze gepresenteerd. Biografen begonnenzich van dezelfde werkwijzen te bedienen als journalisten;ooggetuigen en familieleden van gebiografeerden werdenonderworpen aan een interview, een werkwijze waar histori-ci hun neus voor ophaalden. Biografische teksten werden,net als journalistieke teksten, het ruwe materiaal waarmeehistorici later hun voordeel deden. De krant schrijft de ge-schiedenis van een dag, de biografie is de geschiedenis vaneen leven.

De journalistiek werd meer en meer een instantie – doorkritisch over personen te schrijven – die een oordeel gafover de politieke of literaire cultuur. Dit verschijnsel hieldgelijke tred met de ontwikkeling van de biografie als genredat op idealistische wijze het leven beschreef van nobele be-roemdheden die de wereld beter hadden gemaakt, tot eengenre dat door middel van de beschrijving van de levens vande hoofdrolspelers in de politiek, het zakenleven, de weten-schap of de kunst een meer interpretatieve kijk op het verle-den biedt. En net als over de biografie de eeuwige vraagwordt gesteld of het kunst dan wel wetenschap betreft, zospeelde die discussie ook in de journalistiek, zeker tot aande professionalisering van dat beroep, die rond 1930 we-reldwijd begon met de oprichting van opleidingen voorjournalisten. Hoe moest journalistiek gewaardeerd wor-den? Als journalistiek, zou ik zeggen.

De ‘literaire dagbladschrijver’ liet zien dat je niet alleenbij het schrijven van een verzonnen verhaal aandacht voorde vorm van je tekst moet hebben, ja zelfs tot narratievevernieuwing kunt komen. Ook voor de non-fictie gaat ditop. En net als voor de literaire dagbladschrijver, en voor

49

Mussolini hebben vermoord uit angst dat ze weggevaagdzouden worden als het fascisme de kans had gekregen zichom te vormen in een socialisme zonder klassenstrijd. In de‘nieuwe visie’ van Farrell ligt er voor het fascisme nog eengrootse toekomst in het verschiet. De biograaf haalt zijngram over de wijze waarop er tot op de huidige dag tegenMussolini wordt aangekeken.

Er zijn vele voorbeelden van gramschap. Farrell geefttenminste nog openlijk blijk van zijn ideologische bedoe-lingen, maar er is ook een categorie biografieën met eenverborgen ideologische agenda. De biografie gebruiken alsdebunking instrument vind ik een ondeugd. Het meest re-cente voorbeeld in dit verband is een boek over Geert Wil-ders, waarin de twee auteurs op de golven van de actualiteitzelfs zijn gaan nazoeken of de voorouders van Wilders’vrouw misschien joods zijn.43 Op een genuanceerde wijzehet persoonlijke en het publieke met elkaar in verbandbrengen leidt altijd tot meer begrip van en mildheid voor demedemens en daardoor tot een beter begrip van de geschie-denis. Daar zijn politieke historici ook al lang achter, zo ge-tuigen de vele onderzoeksprogramma’s van politicologenen historici die de politieke cultuur onderzoeken vanuitvragen over de verschuiving van de opvattingen over watprivé is en wat publiek. Dat is niet hetzelfde als met hetdoopceel in de hand alles maar goedpraten wat de gebio-grafeerde heeft uitgespookt. Maar dat Hitler, Stalin en deseriemoordenaar er verderfelijke praktijken op na hebbengehouden, weten we ook wel zonder hun biografieën. Eenbiograaf moet over een zeker invoelingsvermogen beschik-ken, oftewel, om in de termen van deugd en ondeugd teblijven, over mildheid of naastenliefde, om zijn verhaal tekunnen schrijven.

Het persoonlijke, het intieme van een menselijk levenheeft als gevolg van de journalistiek en de biografie terreinmoeten prijsgeven. Dat geldt tenminste voor beroemdemensen. Vanaf de afschaffing van het dagbladzegel in 1869

48

Page 26: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Een modern voorbeeld voor bijna alle Amerikaanse jour-nalisten die zich aan biografisch onderzoek wijdden isLincoln Barnett, die aan het begin van de jaren dertig alsjournalist begon bij The New York Herald Tribune, in 1937overstapte naar Life en zich vervolgens als zelfstandig au-teur van biografische profielen vestigde. In 1951 verscheenzijn boek Writing on Life: Sixteen Close-ups.46 Barnett verge-lijkt in de inleiding van dit boek het biografische profiel inLife en The New Yorker met volledige biografieën en komttot de conclusie dat er eigenlijk helemaal geen verschil zittussen de ambitieuze profielen in deze kwaliteitstijdschrif-ten en biografieën in boekvorm, althans wat het eraan voor-afgaande onderzoek betreft. Barnett deed niet anders danzijn Franse collega’s uit de negentiende eeuw: hij schreefprofielen op basis van langdurig onderzoek naar leven enwerk van een ‘contemporary figure’, zoals de politicus

51

elke journalist, is het voor de biograaf een heilige regel datde lezer erop moet kunnen vertrouwen dat het gelezene fei-telijk correct en naar een bron herleid kan worden. Die eisgeldt nog steeds. De reportage en de biografie bestaan bijde gratie van het feit dat de lezer elke vorm accepteert, zo-lang hij erop kan vertrouwen dat het geschrevene op waar-heid berust. De biografische invalshoek van reportagesstoelt op het onuitgesproken vertrouwen van de lezer datwederwaardigheden van de beschreven personen hem ietsverduidelijken over de omgeving waarin ze leven.

Janet Kramer beschreef voor The New Yorker aan de handvan de lotgevallen van een paar individuen de sociale veran-dering op het Europese platteland. Zij koos voor de biogra-fische methode om over de geschiedenis van Europa teschrijven, en schetste zeven biografische profielen. Bij-voorbeeld het aandoenlijke levensverhaal van FernandePelletier, een boerin uit het hart van de Périgord, die wer-kelijk geloofde dat de agrarische politiek van Edgard Pisanionder het presidentschap van Charles de Gaulle haar levenslechts oppervlakkig zou beïnvloeden.44 Via de wederwaar-digheden van Otelo Saraiva de Carvalho schetst Kramereen indringend beeld van de Portugese Anjerrevolutie in1974 en de nasleep daarvan. Kramers werkwijze om de ge-schiedenis via individuen te verbeelden werd in 1902 ooktoegepast door Jules Huret, een grand reporter die maan-denlang door Frankrijk, Polen en Oostenrijk zwierf om aande hand van persoonlijke interviews te kunnen vaststellenhoe Europa er sociaal voor stond.45 Kramer, Huret ensoortgelijke reporters beperkten zich niet tot de geïnstitu-tionaliseerde bronnen, maar vermenselijkten de kennis dieze daaruit gepuurd hadden. Dat is precies de werkwijze vande biograaf, althans van de biograaf die een high biographywil schrijven. Het is waar dat de kranten vandaag de dag volstaan met dit soort kopij, en het is dan ook geen toeval datnogal wat biografen een achtergrond in de journalistiekhebben.

50

1992

Page 27: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

leven van J. Edgar Hoover in diens biografie is dus res-pectabel en zelfs noodzakelijk omdat die kant van zijn levenbelangrijk is om zijn decennialange werk als chef van de fbite kunnen beoordelen.49 Hoover beschouwde homosek-sualiteit van overheidsfunctionarissen immers als een re-gelrecht gevaar en een ondermijning van de staat. Dat komtallemaal in een ander daglicht te staan, nu we weten dat hijzelf van de herenliefde was.

Een goede biograaf streeft niet naar compleetheid; nietsis zo vervelend als een biograaf die elk gevonden feitje wilverwerken, maar wel probeert hij antwoorden te formule-ren op de door hemzelf gestelde onderzoeksvragen. In dieonderzoeksvragen is het maar beter bescheiden te zijn. Eenbiografie heeft een beperkte houdbaarheidsdatum en dehoudbaarheid zal niet verlengd worden door almaar meerambitieuze onderzoeksvragen te stellen. Bij een actuelevraagstelling is de kans het grootst dat de eigentijdse lezereen biografie waardeert, en zonder contemporaine waarde-ring is er voor een biografie geen toekomst.

Met de vorm kan naar hartenlust geëxperimenteerd wor-

53

Dwight Eisenhower, de chemicus en filosoof Paul Oppen-heimer en de toneelschrijver Tennessee Williams. Allesmet als doel de tijdgeest te vangen. Tom Wolfe en de zo be-kend geworden New Journalists waren geïnspireerd doorBarnetts Writing on Life. Maar hét grote voorbeeld voorelke journalist die zich aan biografisch onderzoek overgeeftis Empire. The Life, Legend and Madness of Howard Hughesvan Donald Barlett en James Steele. Dit in 1979 versche-nen boek over de geruchtmakende excentrieke zakenmanen filmproducent Howard Hughes was een school-voorbeeld van high biography, omdat de auteurs op basisvan jarenlang zeer gevarieerd bronnenonderzoek met eenkritisch en uiterst leesbaar boek op de proppen kwamen.47

Met name het met veel moeite (en weerstand) vergaardemateriaal over Hughes’ industriële imperium dwongrespect af van elke econoom, journalist en biograaf. Hetwas een mooi staaltje van ‘investigative biography’.48

Als we de vraag zouden willen beantwoorden of de biogra-fie in de loop van de tijd beter is geworden, dan ontkomenwe niet aan een omschrijving van wat een goede biografieis.

Het is misschien teleurstellend, maar een vastomlijndedefinitie bestaat niet. Jazeker, een ideale biografie is goedgeschreven, liefst reportageachtig van opzet, is geen op-zoekboek en maakt duidelijk dat een leven alleen in zijn sa-menhang is te begrijpen.

Het bronnenonderzoek van een ideale biografie is deug-delijk, en in het geval dat orale bronnen zijn gebruikt, is we-derhoor toegepast en kan elke bewering naar een bron her-leid worden. Dat zijn normen uit de journalistiek en degeschiedwetenschap. Verder moet het particuliere iets overde publieke wapenfeiten van de held verduidelijken. Deuitgebreide aandacht voor het verborgen homoseksuele

52

Illustratie in: Boris Sokolhoff, Napoleon: A Doctor’s Biography, Prentice-Hall, Inc., New York 1937.

Page 28: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Er is veel discussie over de vraag in hoeverre het innerlijkvan de protagonist geanalyseerd kan en mag worden. BorisSokoloff neemt dat innerlijk wel erg letterlijk. Hij begintzijn Napoleon. A Doctor’s Biography met een hoofdstuk waar-in op minutieuze wijze de autopsie van het lichaam van deFranse keizer beschreven wordt. Door deze anatomischeles heen weeft Sokoloff de ziektegeschiedenis van Napo-leons grootvader, vader, zijn drie zussen en vier broers.Napoleons grootvader, zijn vader, zijn drie zussen en eenvan zijn broers zijn, evenals Napoleon zelf, gestorven aanmaagkanker.

55

den. Als er van een bepaald persoon al diverse biografieënzijn geschreven, kiest een nieuwe biograaf er soms voor zijnonderzoeksmateriaal te ordenen langs de levenslijnen van‘de echtgenoot van’ of ‘de lijfarts van’. Dat kan zeer verhel-derend zijn. Randal Keynes, de achter-achter-achterklein-zoon van Charles Darwin, schreef een biografie van dedochter van Darwin; Kerstin Holzer schreef een intrige-rende biografie van Elisabeth Mann en Carol Loeb Shlosspubliceerde een adembenemende biografie van JamesJoyce’ dochter Lucia. Natuurlijk zouden we deze biogra-fieën nooit lezen als het ons niet om Darwin, ThomasMann of James Joyce te doen was.

Maar niet alleen kan de biograaf experimenteren met hetvertelperspectief. Soms komt hij tot nieuwe interpretatiesdoor zich op ogenschijnlijk onbelangrijke details te con-centreren. De Franse historicus Jules Michelet verdeeldehet leven van Lodewijk xiv in twee periodes: die waarin dekoning nog geen last had van een fistel en die waarin hij eenhumeurige staatsman was die zich bij zijn besluiten liet lei-den door een tergende pijn als gevolg van zijn fistel.50 In derecent verschenen biografie van Einstein, geschreven doorWalter Isaacson, worden interessante verbanden gelegdtussen Einsteins liefde voor vioolspelen en zijn onortho-doxe wijze om naar de natuurwetenschap te kijken.

Emil Ludwig heeft in een lijvige biografie uitgelegd hoede handicap van Wilhelm der Zweite van invloed op de ge-schiedenis is geweest.51 En Stefan Zweig toonde in zijnbiografie van Marie Antoinette aan hoe het seksuele levenvan het Franse koningspaar de ontwikkelingen in Europaraakte.52 Het gaat misschien te ver om de steenpuisten vanKarl Marx – de achterneef van Anton Philips, waarschijn-lijk ontstaan na het te gulzig consumeren van kersenjam uithet land van Maas en Waal in het Philips-stamhuis te Zalt-bommel, te linken aan de passages van Das Kapital die in deBetuwe geschreven zijn, maar dat er een verband zou be-staan is wel een intrigerende gedachte.

54

Maag Napoleon. Tekening van Boris Sokoloff 1937.

Page 29: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Voordat je je aan experimenten zoals die van Michelet enSokoloff kunt wagen, moet er eerst aan high biography ge-daan zijn.

Ik heb het gehad over de verschillen tussen commemora-tieve en de interpretatieve biografie, dat onderscheid is in-gegeven door wat men door de tijd heen van een biografieverwachtte: van bevestiging dat belangrijke mensen veld-slagen moeten winnen of het slingeruurwerk uitvinden tothet laten zien hoe kunstenaars en politici een voorbeeldvoor anderen kunnen zijn en het interpreteren van eendichter, historicus of kunstverzamelaar in zijn context. Devragen die we ons stellen veranderen. Naarmate er meeropenbare zelfreflecties en zelffelicitaties, zoals gepubli-ceerde dagboeken, weblogs, radio- en televisie-interviewsde publieke ruimte in gestuurd worden, neemt de behoefteaan kritische interpretatieve biografieën alleen maar toe.Meer toegankelijke informatie over privézaken doet devraag naar schifting van die informatie toenemen. Hoemeer egodocumenten, hoe groter de behoefte aan biogra-fie.

De biografie was lange tijd niet meer dan een correct en-cyclopedisch stukje over een belangrijk persoon; tegen-woordig staat de visie van de biograaf bovenaan. De directefeiten zijn makkelijker toegankelijk geworden, daar hebbenwe geen biograaf meer voor nodig. De interpretatieve bio-grafie gaat wat dat betreft een hoopvolle toekomst tege-moet. Naarmate de journalistiek onder druk staat om meeraan human interest te doen en naarmate meer media meerover hetzelfde berichten zullen we de interpretatieve bio-grafie harder nodig hebben. We kunnen niet zonder, zo-lang de ene commemoratieve biografie op basis van eerde-re biografieën of gedenkboeken na de andere verschijnt.Vroeg of laat wordt het noodzakelijk dat het echte verhaalverteld wordt.

57

De biograaf verklaart Napoleons openbare leven vanuitzijn particuliere ziektegeschiedenis.53 Dat de jonge Bona-parte al last had van constipatie mag misschien niet wereld-schokkend heten, maar dat Napoleon later als bevelhebbertienduizenden soldaten verloor omdat hij bij belangrijkeveldslagen als gevolg van buikkrampen verstek moest latengaan is toch wel relevant.54 Ook Napoleons dapperheid ofroekeloosheid op het slagveld kan volgens Sokoloff uit zijnziekte verklaard worden. In het diepste geheim nam de kei-zer les in anatomie en legde daarbij een sterke voorkeur aande dag voor alles wat met de maag te maken heeft. Hij lietzich zelfs door een vertrouwde arts meer dan eens een men-selijke maag bezorgen om er studie van te kunnen maken.55

De arts die autopsie op zijn vader pleegde, had gezegd datmaagkanker erfelijk is. Daarom was Napoleon ervan over-tuigd dat zijn lot al bepaald was: hij zou sterven aan maag-kanker, welke halsbrekende acties hij op het slagveld ookzou ondernemen.

56

Napoleon in het theater van St.-Cloud op 13 april 1812 (Anne-LouisGirodet-Trioson).

Page 30: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Noten

01 Sidney Lee, Principles of Biography, The Leslie StephenLecture, delivered in the Senate House, Cambridge on13 May 1911, University Press, Cambridge 1911, p. 7.

02 En dat had hij ook niet gedaan toen hij dertien jaar eer-der een herdenkingsbiografie van Shakespeare schreef:Sydney Lee, A Life of William Shakespeare, Smith, Elder& Co, Londen 1898.

03 Zie voor alle (gedigitaliseerde) delen van Mannen vanBeteekenis én van de erop volgende serie Mannen enVrouwen van Beteekenis: www.biografieinstituut.nl

04 Samuel Johnson, Life of Savage, edited by Clarence Tra-cy, The Clarendon Press, Oxford 1971.

05 Redactioneel in de eerste aflevering van Mannen vanBeteekenis in onze dagen.

06 Nigel Hamilton, Biography. A Brief History, HarvardUniversity Press, Cambridge, Massachusetts, Londen2007, p. 185.

07 Hamilton, p. 131-133.08 Carl Rollyson, A Higher Form of Cannibalism? Adven-

tures in the Art and Politics of Biography, Ivan R. Dee,Chicago 2005, p. 52.

09 Ann Jefferson, Biography and the Question of Literature inFrance, Oxford University Press, Oxford 2007. Zie ook:Hans Renders, ‘Mannen van Beteekenis. Ontstaan en

59

Page 31: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

graphy, Cambridge University Press, Cambridge 1911.20 B. Glasius, Godgeleerd Nederland. Biografisch Woorden-

boek van Nederlandsche Godgeleerden, Gebr. Muller, ’s-Hertogenbosch 1851-1856.

21 J. Barbey d’Aurevilly, Les Ridicules du Temps, Éd. Rou-veyre et G. Blond, Parijs 1883. De zevende druk is in2003 als reprint verschenen bij Phénix Éditions.

22 Les Ridicules du Temps, p. 15-26.23 Marie-Ève Thérenty, La littérature au quotidien. Poéti-

ques journalistiques au XIX siècle, Éditions du Seuil, Parijs2007, p. 124-152.

24 Anatole France, La Vie littéraire, Calmann-Lévy, Parijs1888.

25 Hans Renders, ‘Actualiteit van biografica’, in: NieuwLetterkundig Magazijn xxv(2007)1-2, december, p. 16-23.

26 Ann Jefferson, Biography and the Question of Literature inFrance, p. 91. Jefferson komt tot haar uitspraak in de be-spreking van: Victor Cousin, Cours de Philosophie. Intro-duction à l’histoire de la philosophie, tweede druk (in deeerste druk van 1828 ontbreekt deze tiende les). DeVandooren Frères, Brussel 1830, ‘Dixième Leçon’, p. 233-259. Victor Cousin, Course of the History of Mo-dern Philosophy, Clark, Edinburgh 1852 [vertaling uithet Frans door O.W. Wight].

27 Geciteerd naar Jefferson, p. 91. Zie ook Pieter Stokvisen Marita Mathijsen, ‘Literatuur en maatschappij. Hetbeeld van de burgerlijke levensstijl in Nederlandse ro-mans 1840-1910’, in: Pieter Stokvis (red.), Geschiedenisvan het privéleven. Bronnen en benaderingen, ounl/sun,Heerlen/Amsterdam 2007, p. 385-407.

28 Kees de Leeuw m.m.v. Erna Kok en Charlotte Sienema,Een nuchtere romanticus. Leven en werk van Ivans. Jakobvan Schevichaven 1866-1935, Aspekt, Soesterberg 2004.

29 Leon Edel, ‘Biography: A Manifesto’, in: Biography. AnInterdisciplinary Quarterly 1(1978)1, Winter, p. 1-3.

61

groei van de biografie in de 19de eeuw’, in: GeschiedenisMagazine 42 (2007)4, juni, p. 28-32.

10 J.F. Otten, De moderne biographie, A.A.M. Stols, Maas-tricht 1932, p. 66.

11 Dorinde van Oort, Vrouw in de schaduw. Een familiege-schiedenis, Cossee, Amsterdam 2006; Elsbeth Etty,‘Waar is dat kind gebleven?’, in: NRC Handelsblad 20-10-2006 en Hans Renders, ‘P.J. Oud en de dienstmaagd’,in: Historisch Nieuwsblad, oktober 2006.

12 Ernst Pawel, The Nightmare of Reason. A Life of FranzKafka, Farrar, Straus & Giroux, New York 1984. Ook inNederlandse vertaling: Van Gennep, Amsterdam 1984.

13 Myriam Boucharenc, L’écrivain-reporter au coeur des an-nées trente, Presses Universitaires du Septentrion, Ville-neuve d’Ascq Cédex 2004.

14 Myriam Boucharenc, L’écrivain-reporter au coeur des an-nées trente, Presses Universitaires du Septentrion,Ville-neuve d’Ascq Cédex, 2004. Zie ook Hans Renders overdit boek, in: Le Temps des Médias. Revue d’histoire3(2005)4, p. 268-270.

15 Marc Martin, ‘Le voyage du grand reporter, de la fin duxixème siècle aux années trente’, in: Le Temps des Mé-dias. De reportage van Stiegler werd ook gebundeld:Tour du monde en 63 jours, Société française d’imprime-rie et de librairie, Parijs 1901.

16 Martina Lauster, Sketches of the Nineteenth Century. Eu-ropean Journalism and its Physiologies, 1830-1850, Pal-grave MacMillan, New York 2007, p. 8.

17 Thomas Fuller, The History of the Worthies of England.Eminent in the Several Counties; with a Narrative of theRarities in Each County, J.G.W.L. en W.G., Londen1662. Catherine N. Parke, Biography. Writing Lives,Routledge, New York en Londen 2002 (eerste druk1996), p. xxxiii.

18 Nigel Hamilton, Biography. A Brief History, p. 80.19 Zie de inaugurele rede van Sidney Lee, Principles of Bio-

60

Page 32: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

41 Germaine Greer, De vrouw van Shakespeare, Meulen-hoff, Amsterdam 2008, p. 38. [Oorspronkelijke uitgavevan Shakespeare’s Wife 2007.]

42 Nicholas Farrell, Mussolini. Een nieuwe visie, UitgeverijTen Have, Kampen 2003.

43 Arthur Blok en Jonathan van Melle, Veel gekker kan hetniet worden, Just Publishers, Hilversum, 2008.

44 Janet Kramer, Berichten uit Europa, vertaald uit het En-gels door Saskia van der Lingen en Gerard Verbart,Gary Schwatz/sdu ’s-Gravenhage 1991, oorspronkelij-ke Engelse uitgave: Europeans, Farrar, Straus & Giroux,New York 1988.

45 Marc Martin, Les grands reporters, p. 99-103.46 Lincoln Barnett, Writing on Life: Sixteen Close-ups, Wil-

liam Sloan Associates, New York 1951.47 Steve Weinberg, Telling the Untold Story. How Investiga-

tive Reporters Are Changing the Craft of Biography, Uni-versity of Missouri Press, Columbia en Londen 1992,p. 100-139.

48 Weinberg, p. 139.49 Curt Gentry, J. Edgar Hoover, W.W. Norton, New

York 1991, in 1993 verscheen de Nederlandse vertalingonder de titel J. Edgar Hoover. De man en zijn geheimenen Marc Dugain, Het geheime leven van J. Edgar Hoover.Oprichter van de FBI, De Geus, Breda 2007, oorspronke-lijk: La malédiction d’Edgar, Éditions Gallimard, Parijs2005.

50 Boris Sokoloff, Napoleon: A Doctor’s Biography, Pren-tice-Hall, Inc., New York 1937, p. vii.

51 Emil Ludwig, Wilhelm der Zweite, Ernst Rowohlt, Ber-lijn 1926.

52 Stefan Zweig, Marie Antoinette, Insel Verlag, Leipzig1932.

53 Boris Sokoloff, Napoleon: A Doctor’s Biography, Pren-tice-Hall, Inc., New York 1937.

54 Sokoloff, p. 176.55 Sokoloff, p. 19-24.

30 Jacques le Goff, ‘Het schrijven van een moderne histo-rische biografie’ [vertaling N. Haverkamp], in: BulletinGeschiedenis, Kunst, Cultuur 2(1993)1, p. 1-11. Zie ook:Hans Renders, ‘Verantwoording’, in: Zo meen ik dat ookjij bent. Biografie van Jan Hanlo, De Bezige Bij, Amster-dam 2007 (eerste druk De Arbeiderspers, Amsterdam1998), p. 535-548.

31 Richard Holmes, NRC Handelsblad 14-11-1997.32 Leon Edel, Literary Biography, Indiana University

Press, Bloomington 1959. Zie de bespreking van ditboek door Anthony M. Friedson, in: Biography. An In-terdisciplinary Quarterly 1(1978)3, p. 83-86.

33 J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Opvattingen over de aardvan het literair werk in de Nederlandse kritiek tussen detwee wereldoorlogen, Athenaeum-Polak & Van Gennep,Amsterdam 1978 (eerste druk 1969), p. 371-381; OlfPraamstra, Busken Huet. Een biografie, sun, Amsterdam2007, p. 258.

34 Pierre Audiat, La biographie de l’œuvre littéraire. Esquissed’une méthode critique, Librairie Ancienne HonoréChampion, Parijs 1924, p. 55.

35 Martine Boyer-Weinmann, La relation biographique: en-jeux contemporains, Éditons Champ Vallon, Seyssel2005, p. 402.

36 In Nederland bijvoorbeeld in het tijdschrift Journal lit-téraire de la Haye (1713-1723).

37 Hans Renders, ‘Het zelfbewustzijn van de biograaf.Waarom de biografie geen roman is’, in: Zacht Lawijd,cultuur-historisch tijdschrift 6(2007)2 (januari), p. 67-81.

38 Hamilton, p. 85-86.39 P.J. Buijnsters, Levens van beruchte Personen. Over de cri-

minele biografie in Nederland gedurende de 18e eeuw, h&sPublishers, Utrecht 1980, p. 11.

40 Greer geciteerd naar Martin Stannard, ‘The Neuro-philiac Art?’, in: Dale Salwak (red.), The Literary Bio-graphy; Problems and Solutions, Macmillan Press Ltd,Londen 1996, p. 32-40.

62

Page 33: De zeven hoofdzonden van de biografie Over biografen, historici en ...

Over de auteur

Hans Renders is directeur van het Biografie Instituut vande Rijksuniversiteit Groningen. Hij studeerde geschiede-nis en Nederlands in Tilburg en Nijmegen en promoveer-de vervolgens in Tilburg op een biografisch onderzoek: Zomeen ik dat ook jij bent. Biografie van Jan Hanlo (1998), zesjaar later verscheen Wie weet slaag ik in de dood. Biografie vanJan Campert. In 2004 publiceerde hij ook Gevaarlijk druk-werk. Een vrije uitgeverij in oorlogstijd. Ook was hij mede-redacteur van Inktpatronen. De Tweede Wereldoorlog en hetboekbedrijf in Nederland en Vlaanderen (2006).

Voorts is Renders criticus voor Media Facts, Het Parool,Vrij Nederland en het vpro-radioprogramma OVT. Vanaf2004 is hij (mede)redacteur van een boekenreeks waarin detheorie van de biografie centraal staat; zo verschenen Hetleven van een doodsbericht, Privé in de politieke biografie, Bio-grafie & Psychologie. Voor nieuwe titels in deze reeks, proef-schriften-in-de-maak en andere informatie over het Bio-grafie Instituut: www.biografieinstituut.nl