De sLImste oRDenIng In het mBo Wie stuurt: de markt of de overheid? · 2016. 3. 3. · alarmerend...

36
APRIL 2013 OPINIEBLAD OVER BEROEPSONDERWIJS EN EDUCATIE BACK STAGE # 20 BACKSTAGEMAGAZINE.NL DE VLOEIBARE ARBEIDSMARKT ZELFREDZAAMHEID IS HET CREDO EUROPEES MBO WAT KAN NEDERLAND LEREN VAN FINLAND EN ZWITSERLAND? Wie stuurt: de markt of de overheid? DE SLIMSTE ORDENING IN HET MBO RICK STEUR ‘SCHOLEN MOETEN HUN éIGEN AMBITIES FORMULEREN’

Transcript of De sLImste oRDenIng In het mBo Wie stuurt: de markt of de overheid? · 2016. 3. 3. · alarmerend...

  • APRIL 2013

    Opi

    nie

    bla

    d O

    ver

    berO

    epsO

    nd

    erw

    ijs

    en e

    du

    ca

    tie

    BAck

    stA

    ge#20

    BAckstAgemAgAzIne.nL

    De vloeibare arbeiDsmarkt ZelfreDZaamheiD is het creDo

    europees mboWat kan neDerlanD leren van finlanD en ZWitserlanD?

    Wie stuurt: de markt of de overheid?

    De sLImste oRDenIng In het mBo

    rick steur‘scholen moeten hun éigen ambities formuleren’

  • 12 BeteR toezIcht zonDeR extRA RegeLs

    Hoofdinspecteur Rick Steur is voorstander van onderwijs-instellingen meer verantwoordelijkheid geven.

    4 De sLImste oRDenIng In het mBoEen betere borging van publieke belangen is gebaat bij de juiste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie. Wat betekent dit voor het

    middelbaar beroepsonderwijs?

    20 euRoPees BeRoePsonDeRWIjs

    Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen?

    Colofon

    Back Stage is het tweemaandelijks opinieblad van de MBO Raad. De MBO Raad is de brancheorganisatie voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.derde jaargang, nummer 20, april 2013Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding en met toestemming van de redactie.redactie: Twan Stemkens (hoofdredacteur), Nathalie van Dijk (eindredacteur), Dagmar de Kruif-Pot (redacteur) en Marije Hulsbosch (adviseur).aan dit nummer werkten mee: Berber Bijma, Somajeh Ghaeminia, Gerry Hurkmans, Seb Jarnot, Corien Lambregtse, Quinten Manuel, Guus Mater, Pieter Matthijssen, Luuk Obbink, Sander Peters, Sander van der Ploeg, Jeroen Poortvliet, Ed van Rijswijk, Arjen Schmitz, Annette van Soest, Nout Steenkamp Elmer Veerhoff en José Vorstenbosch.

    concept en vormgeving: Link Design, Amsterdam.drukwerk: Senefelder Misset, Doetinchem.coverfoto: Boyer / HHabonnementen en adreswijzigingen: [email protected]. Back Stage wordt gericht toegezonden. Betaalde abonnementen kosten 30 euro per jaar, incl. BTW en verzendkosten. Opzeggen abonnement: schriftelijk, uiterlijk 1 augustus 2013.redactie-adres: Houttuinlaan 6, 3447 GM Woerden

    tel. 0348 - 75 35 00 [email protected] www.backstagemagazine.nl

    issn: 2211-2308

    BACK STAGE

  • 28 De vLoeIBARe ARBeIDsmARkt

    Wie denkt tot zijn pensioen hetzelfde beroep uit te oefenen, kan wel eens bedrogen uitkomen op een vloeibare arbeidsmarkt.

    rubrieken

    9 ColumnJan van Zijl: ‘Het bedrijfsleven vraagt, het

    onderwijs draait een blik vol arbeidskrachten

    open. De realiteit is helaas een stuk grilliger.’

    10 mboóHtJEsCijfers over het beroepsonderwijs in Europa laten

    zien dat het nederlandse mbo het prima doet.

    15 ColumnQuinten manuel: ‘laat minderjarige mbo’ers

    meetellen en geef ze ook recht op een

    studenten-ov!’

    16 En Wat DoEt HiJ Zoal?Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt

    gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge

    ondernemer en docent Danny mekić waarschuwt

    voor de ‘Google-school’.

    18 in bEElDtwaalf studenten van RoC menso alting gingen

    de hele dag de pot op voor een goed doel.

    24 ColumniCt-docent Elmer Veerhoff pleit voor een

    verandering in beroepshouding bij docenten.

    25 ministER VooR 1 DaGals fnV-voorzitter ton Heerts onderwijsminister

    is, wil hij onderwijs en werk nadrukkelijk met

    elkaar verbinden.

    26 ViJf VRaGEn aan…trendwatcher adjiedj bakas voorziet een

    nieuwe Gouden Eeuw. mits we de boel

    omgooien.

    35 PittiGE taalfilosoof teun Dekker: ‘Politiek is een manier

    geworden om je zin te krijgen en niet om

    collectief naar problemen te kijken.’

    8 uitblinkERRIchARD gRootjAns gAAt De stRIjD AAn met De ALLeRBeste CAD-tekenaars ter wereld.

    32 uItvInDIngen

    Verbrande tongen behoren definitief tot het verleden met de Unicup.

    BAck stAge

    2 / 3

  • BAck stAge

  • “De economische groei staat onder druk. We

    moeten onze concurrentiekracht verbeteren.

    Daarbij moeten we ook kijken naar semipublieke

    sectoren als zorg en onderwijs. (…) De opgave

    is om de kwaliteit te verbeteren, de innovatie te

    bevorderen, beschikbare middelen doelmatiger

    te besteden en het vertrouwen van burgers in

    instituties te vergroten.”

    Was getekend: Chris Buijink, secretaris-generaal

    van het ministerie van Economische Zaken.

    Buijink publiceerde begin januari in het vakblad

    Economisch Statistische Berichten een tamelijk

    alarmerend artikel over de prestaties van de

    semipublieke sector. Conclusie: er gaat veel mis.

    Heel veel. Maar: de topambtenaar van EZ schetst

    ook een oplossing. Hij verwacht veel van ‘effectieve

    sturing’. Wat is dat, effectieve sturing? Wie stuurt:

    de overheid of de markt? Beide, schrijft Buijink,

    want: “Een betere borging van publieke belangen

    is niet gebaat bij een ideologische keuze tussen

    markt en overheid. Per sector moeten we de

    juiste mix (cursivering, red.) vinden van

    democratische controle en marktdruk.”

    oRDenIngVrij vertaald pleit Buijink hier voor een evenwicht

    tussen marktwerking en overheidsingrijpen in

    de semipublieke sector. Wat betekent dit voor

    het middelbaar beroepsonderwijs? Meer specifiek:

    welke mix, of welke ordening, is de beste voor-

    waarde voor goede prestaties? “Om die vraag te

    beantwoorden, moet je eerst weten wat goede

    prestaties zijn”, stelt Frank Kalshoven, econoom,

    columnist van de Volkskrant en directeur

    van De Argumentenfabriek. “Ik denk dat goed

    onderwijs leidt tot een succesvolle loopbaan

    voor de student. Wat is dan succes? Voldoende

    inkomen, baanzekerheid en werkplezier,

    allemaal eenheden die goed te meten zijn.”

    De volgende vraag is of de huidige ordening

    daartoe leidt, vervolgt Kalshoven. “Daar kan

    ik een helder antwoord op geven: nee. Er is de

    laatste twintig jaar veel misgegaan in het mbo.

    Neem de schaalvergroting: die moest leiden

    tot meer doelmatigheid en efficiency. Is niet

    gebeurd. Integendeel, zou ik zelfs zeggen.

    Over de ontwikkeling naar meer autonomie

    en marktwerking heeft de overheid niet of

    nauwelijks nagedacht, zo lijkt het. Want een

    zogenoemde onbetwistbare markt, zonder

    toetredingsmogelijkheden voor buitenstaanders

    en dus zonder echte concurrentie, is gedoemd

    tot falen. Tot slot is het toezicht slecht vorm-

    gegeven: de Inspectie van het Onderwijs zou

    onafhankelijk van het ministerie moeten zijn.

    En minder geduld moeten hebben met scholen

    met zwakke opleidingen.”

    stuck In the mIDDLeEen vernietigend oordeel, dus. Maar: hoe moet

    het dan wel? Daarover kan Kalshoven kort

    zijn: “Er zijn twee opties. Of je zet in op staats-

    onderwijs. Alle docenten zijn rijksambtenaar

    en de overheid bepaalt wie, waar en wanneer

    naar school gaat en wat jonge mensen leren.

    Daar zitten nadelen aan, maar het is te

    verdedigen. Het is in elk geval een heldere

    De jaren ’80 en ’90: tijd van deregulering, verzelfstandigde overheidsdiensten en geloof in de efficiency van de markt. Na de eeuwwisseling volgde de ‘restauratie’: strengere regels vanuit de overheid, controle, toezicht en een hoge lastendruk. Wat is nu eigenlijk de beste mix tussen marktdenken en overheidsinterventie in het mbo? Of moeten we kiezen?

    WIe stuurt: De mARkt of De oveRheID?

    Tekst Sander Peters Illustratie Link Design, Amsterdam

    Over de slimste ordening in het middelbaar beroepsonderwijs

    'Een markt zonder echte concurrentie is gedoemd tot falen'

    Frank Kalshoven

    BACK STAGE

    4 / 5

  • WIe stuuRt: De mARkt of De oveRheID?veRvoLg

    keuze. De andere optie is scholen echte

    autonomie geven. Die vrijheid moet dan leiden

    tot beter onderwijs tegen een scherpe prijs, en

    dus tot een efficiënte besteding van publieke

    middelen. Wat je in elk geval niet moet doen, is

    halverwege blijven hangen, zoals nu. We zijn

    stuck in the middle.”

    Een mooie analyse van Kalshoven, vindt John

    van de Langenberg, bestuursvoorzitter van het

    ROC Horizon College in de kop van Noord-

    Holland. “We zitten inderdaad in het midden

    tussen twee uitersten, maar is dat erg? Ik denk

    van niet.” Ja, Van de Langenberg is fel tegen

    privatisering. Of zoals hij het noemt: “de uitlevering

    van het onderwijs aan de commercie”. Maar nee,

    een schoolbestuurder is meer dan alleen een

    uitvoerder van overheidsoekazes. “Als ervaren

    bestuurder in de semipublieke sector vraag ik

    autonomie. Ik wil het vertrouwen krijgen dat ik

    goede resultaten kan boeken. En die resultaten

    zijn verdomd eenvoudig te meten. Als een groot

    deel van de studenten met een diploma naar

    buiten wandelt, als werkgevers tevreden zijn

    over onze afgestudeerden, als medewerkers

    zich gewaardeerd voelen, en als de balans aan

    het einde van het jaar positief is, doe ik het

    goed. Laten we het niet ingewikkelder maken

    dan het is.”

    DAnsmARIekesVan de Langenberg is sinds 2001 in het mbo

    actief. Hij maakte nog net het staartje mee

    van de ‘jaren-negentig-tijdgeest’. “Wanneer de

    politiek een bepaald dossier niet onder controle

    had, werd het over de schutting gegooid. Zbo’s

    (zelfstandige bestuursorganen, red.) werden op

    afstand geplaatst, de markt op, hupsakee. Dat

    ging zo met het spoor, met de energiemarkt en

    ja,  ook met het middelbaar beroepsonderwijs.”

    Het gevolg van dit vrijheidsdenken, vervolgt

    Van de Langenberg, is een groei van het aantal

    ‘rare uitglijders’ in het mbo. “Mbo-instellingen

    die meer bezig waren met commercie – pret-

    studies voor de bühne, waarbij 1.000 dans-

    mariekes werden opgeleid, risicovol beleggen,

    noem maar op – dan met de kwaliteit van het

    onderwijs. Dan ben je een heel magere organisatie.

    Of bestuurders die voortijdige uitval eigenlijk

    niet eens erg vonden, omdat dan alleen de betere

    studenten over bleven. Maar ook de misstanden

    bij Amarantis: het komt allemaal voort uit

    de ontwikkelingen vanaf midden jaren ’90.”

    En zoals dat gaat, na de vrijheid volgt de

    knoet. De harde hand. “De regelreflex”, noemt

    de Horizon-topman het. “Toen vanaf 2004-2005

    van alle kanten de kritiek losbarstte op het mbo

    – deels zeker terecht – sloeg de paniek toe. De

    overheid probeerde vervolgens verwoed de

    controle weer terug te krijgen. We zitten daarom

    momenteel in een restauratieve periode. Met

    name de vorige minister, Van Bijsterveldt, sloeg

    hierin echt door. Wetten, plannen, regeltjes,

    plichten, circulaires, extra toezicht, allemaal

    om meer invloed te krijgen op het reilen en

    zeilen. We werden er knettergek van. Altijd

    maar dat vingertje. Heel voorzichtig durf ik

    te hopen dat de huidige minister ons weer

    het vertrouwen schenkt.”

    BetutteLenDOok Van de Langenbergs collega-bestuurder

    Jos Leenhouts (ROC Mondriaan) is te spreken

    over minister Bussemaker. Met de wijze waarop

    ze heeft gereageerd op het onderzoeksrapport

    van de Algemene Rekenkamer over de lasten-

    druk in het mbo, heeft ze het respect van

    Leenhouts gewonnen. “Wat we allemaal niet

    klaar moeten hebben liggen aan gegevens, het

    is onvoorstelbaar. En zo betuttelend. Ik ben als

    bestuurder ontzettend pragmatisch ingesteld:

    waar gaat het om? Goed onderwijs. Kundige

    docenten. En een verantwoorde besteding

    van de publieke middelen. Meer niet.”

    Leenhouts, ooit begonnen als docente

    aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs,

    was als onderwijsbestuurder én rijksambtenaar

    nauw betrokken bij de grootschalige veranderingen

    in het mbo in de jaren ’90. “Er is veel verkeerd

    gegaan, zeker, maar we moeten niet de fout

    maken om alles op één hoop te gooien. Schaal-

    vergroting, deregulering, marktwerking, verzelf-

    standiging: het was niet allemaal dom of verkeerd.

    Het gaat erom dat we snappen waarom die

    keuzes gemaakt werden. En uit welke situatie

    we kwamen. Daarom ben ik het totaal oneens

    met Kalshovens analyse. In de afgelopen twintig

    'Goed onderwijs is een publieke

    verantwoordelijkheid'

    Jos Leenhouts

    BAck stAge

  • jaar hebben we van een totaal versnipperd

    geheel van scholingsvoorzieningen één

    geheel gemaakt: het roc. Een uiterst complex

    proces, waarbij vele belangen een rol

    speelden, maar dat ons land uiteindelijk

    veel heeft opgeleverd: een relatief lage

    jeugdwerkloosheid en binnen de EU

    het laagste percentage voortijdige

    school verlaters en laaggeletterden.”

    tWeeDeLIngNeemt allemaal niet weg dat de hang naar

    privatisering veel negatieve gevolgen heeft

    gehad. “De verkleining van de overheid,

    het ongebreideld geloof in de heilzame

    werking van de markt – dit Thatcherism

    heeft de zbo’s op grote afstand geplaatst

    van de politiek. Te grote afstand. De tijd is

    gekomen om terug te gaan naar een meer

    publieke aansturing. Let wel: daarmee

    bedoel ik niet dat we terug in de schoot

    van de overheid moeten of dat we betutte-

    lende regeltjes moeten omarmen. Nee,

    ik ben een warm voorstander van de

    civil society. Goed onderwijs is een

    publieke verantwoordelijkheid. Een

    gezamenlijke verantwoordelijkheid van

    overheid, bestuurders én van burgers.”

    Wat Leenhouts ook wil benadrukken,

    is dat de doelgroep van het mbo – veelal

    jongeren die op grond van de Cito-toets

    via negatieve selectie op het vmbo en

    vervolgens het mbo terecht zijn gekomen

    – een speciale aanpak vraagt. “We leven

    steeds meer in een kennisklasse samen-

    leving. De tweedeling wordt almaar groter.

    Juist door de democratisering van het

    onderwijs gaan cognitief sterke kinderen

    – ook die van de huishoudster en de bouw-

    vakker – massaal naar havo of vwo. De

    mbo-student vormt daardoor een steeds

    kwetsbaardere doelgroep. En verdient

    daarom compassie, geen concurrentie.”

    nAmIng AnD shAmIngTijdens het interview zegt Leenhouts

    meerdere keren dat ze de overheid

    om meer vertrouwen zou willen vragen.

    Vertrouwen in haar professionaliteit,

    opgebouwd tijdens haar ruim dertig

    jaar durende onderwijsloopbaan. Van

    de Langenberg spreekt in dit verband

    over een overheid die het ruime kader

    schetst, waarbinnen zelfstandige

    stichtingen met de nodige autonomie

    opereren. “Ik pleit geenszins voor een

    ‘bestuurlijk vacuüm’. Maar we zijn écht

    autonoom of niet! Natuurlijk moeten de

    prestaties transparant zijn en getoetst

    worden, maar dat doet mijn raad van

    toezicht ook al. Waarom dubbelop?”

    Waar het toezicht misstanden blootlegt,

    daar moet fors ingegrepen worden, vindt

    ook Van de Langenberg. “De semipublieke

    sector is uniek, en zeker geen private

    sector. Ongeveer 95 procent van onze

    middelen is geld van het Rijk. Dat budget

    is bestemd voor maar één ding: kwalitatief

    goed onderwijs. Daar ben ik heel traditioneel

    in, en steeds meer van mijn collega’s ook.

    Wie belastinggeld slecht besteedt, over

    de balk smijt of er anderszins een potje

    van maakt, moet maar met de billen bloot.

    Naming and shaming is een probaat middel,

    ook om de rotte appels te scheiden van

    de grote meerderheid die zijn zaakjes

    wel op orde heeft.”

    Verbinding verbroken

    In oktober 2012 presenteerde de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van senator Roel Kuiper

    (CU) het rapport ‘Verbinding verbroken’. Kuiper c.s. hebben onderzocht hoe de privatisering en verzelfstandig-

    ing van overheidsorganisaties destijds (jaren ’80 en ’90) tot stand is gekomen en hoe de maatregelen hebben

    uitgepakt in de samenleving. “De eerste golf aan verzelfstandigingen vond plaats zonder duidelijke visie”,

    aldus Kuiper. “Naast een geloof in de efficiency van de markt, moesten de overheidsuitgaven beperkt worden.”

    Grootste pijnpunt is volgens Kuiper dat het ontstaan van de zbo’s niet heeft geleid tot een kleinere, goedko-

    pere overheid, maar wel tot een meer complexe dienstverlening. “Bovendien gaat de verzelfstandiging vaak

    ten koste van het verantwoordings toezicht.” Vanaf 2000 is een nieuwe fase ingegaan, waarbij de vraag wat nu

    eigenlijk het publiek belang is, centraler komt te staan. In deze fase zitten we nu nog, aldus de onderzoekscommissie.

    U vindt het rapport op www.eerstekamer.nl/kamerstukdossier/verbinding_verbroken_onderzoek.

    BACK STAGE

    6 / 7

  • uitblinker

    Richard grootjans (17), tweedejaars student Werktuigbouwkunde aan de opleiding techniek en Design van het scalda college in vlissingen, is een kei in cAD-tekenen. In maart 2012 won hij het nederlands kampioenschap, een half jaar later volgde de europese titel. Begin juli gaat het zeeuwse talent tijdens de Worldskills in Leipzig de strijd aan met de allerbeste jonge cAD-tekenaars ter wereld.

    Tekst Pieter Matthijssen Foto Gerry Hurkmans

    “Tijdens mijn vmbo-stage bij VSS Machinebouw – vier jaar

    geleden – begon ik op de tekenkamer. Er ging een wereld voor

    me open. Hier ontwikkelden ze de machines die uiteindelijk

    de fabriek uitrolden, hier werd de basis gelegd van iets heel

    concreets. Spectaculair was mijn bijdrage nog niet, maar het feit

    dat ik erbij was en af en toe mocht helpen, vond ik heel gaaf.

    De stage was mijn eerste kennismaking met CAD-tekenen,

    Computed Aided Design. Ofwel, ontwerpen met hulp van de

    computer, in 3D. Vanaf het eerste moment ben ik CAD-fan,

    omdat het tekenen en techniek perfect combineert; precies

    wat ik wil. Met CAD kun je producten perfect vormgeven, maar

    ook de meest ingewikkelde sterkteberekeningen maken. De

    CAD-software ontwikkelt zich in rap tempo. Het programma

    denkt met je mee en genereert fantastische filmpjes en simulaties.

    Het CAD-tekenen zat meteen in mijn vingers. Ik handel snel, heb

    de technische kennis, zie het eindplaatje zo voor me. Je zou me

    een natuurtalent kunnen noemen. Mede daarom ben ik mee gaan

    doen aan wedstrijden. Met succes. Tijdens de Vakkanjerwedstrijden

    in Ahoy werd ik Nederlands kampioen. Ook de EuroSkills in

    Spa-Francorchamps won ik. Waarom? Ik was de snelste, had mijn

    opdrachten in één keer supergoed gedaan. Toen ik hoorde dat we

    een bosbouwmachine moesten ontwerpen, wist ik: ‘Die is van mij!’

    Landbouwmachines tekenen vind ik het mooiste dat er is.

    Meedoen aan wedstrijden betekent keihard trainen. Zeker met

    de WorldSkills in aantocht. Momenteel oefen ik zo’n drie keer

    per week, meestal oude WorldSkills-opdrachten. De komende

    tijd voer ik stap voor stap het aantal trainingen op om het

    gewenste niveau te bereiken. In totaal doen er 25 landen mee,

    met deelnemers uit Europa, de VS, Azië en Zuid-Amerika. Vooral

    de Brazilianen zijn goed. Zij hebben drie jaar achter elkaar gewonnen.

    Ik maak kans op goud, maar moet wel in topvorm zijn.

    Vanaf het eerste moment krijg ik alle steun vanuit mijn opleiding.

    Maria van der Vliet bijvoorbeeld, mijn docent Werktuigbouwkunde,

    zet zich enorm voor me in. Ze geeft me technische tips, handige

    adviezen. Ook helpt ze me tijdens de voorbereiding met opdrachten

    en ondersteunt ze me bij de wedstrijden. Verder wordt er niet

    moeilijk gedaan als ik een keer extra wil trainen of een paar

    uurtjes vrij wil. De opleiding geeft me alle ruimte. Uiteindelijk

    is mijn succes ook hún succes.”

    ‘je zou me een natuurtalent kunnen noemen’

    BACK STAGE

  • kAmeR eIst herstel vAn ResPect vooR De LeRAARFoto Ed van Rijswijk

    ‘scholen moeten strenger kunnen optreden tegen leerlingen die zich misdragen,

    zonder dat hun ouders direct protesteren.’ Zo kopte het aD op 11 februari. ‘ouders

    moeten de leraren ondersteunen, in plaats van hun gezag te onder mijnen. er is

    een mentaliteitsverandering nodig.’

    De kamerleden reageren daarmee op een oproep van de middelbare scholen en

    vakbonden over het tanende gezag van docenten. herkenbaar? nee, voor mij als

    docent  ict aan het nova college zeker niet. studenten benaderen ons over het

    algemeen respectvol. Wel valt mij op dat de student is veranderd. De basishouding

    die veel studenten hebben, is: docenten willen wat en wij willen niets.

    studenten brengen, als ze bij ons op school beginnen, een vrachtwagen vol

    ervaringen met zich mee. elke student heeft wel een verhaal over leerkrachten

    op andere scholen. Docenten die lange tijd ziek zijn, lessen niet voorbereiden,

    toetsen niet of slecht nakijken, te laat komen en zorgen voor ophokuren en

    verkeerde roosters. kortom, docenten die zich niet houden aan de geldende

    afspraken. Dan is het toch niet zo gek dat studenten het vertrouwen in de

    docent verliezen?

    ik stop veel energie in mijn studenten, zodat zij dit vertrouwen weer terugkrijgen.

    Door zelf respect te geven, krijgen we uiteindelijk ook weer respect. De basis

    houding van elke  docent moet zijn dat hij er voor de student is. De docent

    moet boven de lesstof  staan. hij moet kundig zijn en een aanspreekpunt

    voor zijn studenten.

    ‘slechte’ klassen bestaan niet, wel slechte docenten. De overheid moet zorgen

    voor een verandering in de beroepshouding bij docenten. De docent moet

    samen met de student werken aan zijn ontwikkeling en hij moet proberen

    om in zijn belevingswereld te kruipen. Dat zijn wezenlijke veranderingen.

    met straffen win je niet meer respect. Docenten die proberen met straffen en

    maat regelen zaken voor elkaar te krijgen, veroorzaken vaak een kloof tot de

    belevingswereld van de student. te vaak heb ik dat gezien. Docenten moeten

    in gesprek blijven met studenten, zodat zij hen beter gaan begrijpen. natuurlijk

    moeten er daarnaast ook regels op scholen zijn, zodat gebouwen heel blijven.

    Den haag heeft gelijk: het is tijd voor een mentaliteitsverandering in de scholen.

    De politici kunnen het respect voor docenten echter niet afdwingen. Wij moeten

    zelf veranderen. Docenten, geef studenten positieve energie en zorg dat je hun

    respect verdient!

    Elmer VeerhoffDocent nova college haarlem

    cOlumn

    BAck stAge

    8 / 9

  • Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)

    Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6

    2008 2010

    Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)

    Oostenrijk

    Finland

    Frankrijk

    Duitsland

    Hongarije

    Italië

    NEDERLAND

    Spanje

    Zweden

    Zwitserland

    Slagingspercentage mbo-niveau 2-4

    0

    10

    20

    30

    40

    50

    60

    0

    5

    10

    15

    20

    25

    0

    20

    40

    60

    80

    100

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    57,5

    38,7

    30,3

    56,252,4

    30,933,5 31,2

    38,9

    5,7

    76

    94

    65

    47

    17

    60

    85

    43 44

    74

    6,811,5

    2,98,8 9,4 7,0 8,0

    10,76,2

    14,2

    10,4

    11,1

    14,016,7

    11,612,0

    16,318,9

    19,2

    23,0

    5,17,2

    16,823,7

    8,710

    ,3 9,69

    ,7

    9,9

    12,6

    het nederlandse onderwijs presteert in europees

    perspectief ruim bovengemiddeld. volgens de

    recente eumededeling ‘een andere kijk op

    onderwijs’ behoort ons land tot de europese top 4

    met een world classstelsel voor het beroeps

    onderwijs. het nederlandse mbo onderscheidt

    zich door uitstekende slagingspercentages en de

    bijzondere combinatie van beroepsopleidend leren

    en beroepsbegeleidend leren (op p. 2123). ook wat

    betreft de aansluiting van het nederlandse onderwijs

    op de arbeidsmarkt zit het meer dan goed, zo blijkt

    uit de lage jeugdwerkloosheidscijfers. Wel is de

    jeugdwerkloosheid in twee jaar tijd met zo'n 7%

    toegenomen (zie de tabel linksonder). een stijgende

    trend die zich ook in andere europese landen

    laat zien.

    het mBo In euRoPA

    Bron: OECD, Education at a glance 2012

    mBoóhtjesWIst u DAt?

    Volg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo

    BACK STAGE

  • Hoogst genoten opleiding onder 25-64 jarigen (in %)

    Mbo-niveau 2-4 of 1-jarig hbo Havo/vwo klas 4-6

    2008 2010

    Werkloosheid jongeren 15-29 jaar die geen opleiding volgen (in %)

    Oostenrijk

    Finland

    Frankrijk

    Duitsland

    Hongarije

    Italië

    NEDERLAND

    Spanje

    Zweden

    Zwitserland

    Slagingspercentage mbo-niveau 2-4

    0

    10

    20

    30

    40

    50

    60

    0

    5

    10

    15

    20

    25

    0

    20

    40

    60

    80

    100

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    Oo Fi Fr Du Ho It NL Sp Zwe Zwi

    57,5

    38,7

    30,3

    56,252,4

    30,933,5 31,2

    38,9

    5,7

    76

    94

    65

    47

    17

    60

    85

    43 44

    74

    6,811,5

    2,98,8 9,4 7,0 8,0

    10,76,2

    14,2

    10,4

    11,1

    14,016,7

    11,612,0

    16,318,9

    19,2

    23,0

    5,17,2

    16,823,7

    8,710

    ,3 9,69

    ,7

    9,9

    12,6

    DAt DAn WeeR welVolg al het mbo-nieuws via:www.twitter.com/mbonieuwswww.twitter.com/ditismbo

    gouden tijden, zwarte bladzijden

    tweedejaars studenten ruimtelijke vormgeving & presentatie van het Grafisch lyceum rotterdam hebben kunstzinnige werken gemaakt van afgeschreven boeken. dit in het kader van de 78e boekenweek die plaatsvond van zaterdag 16 t/m zondag 24 maart 2013. de centrale bibliotheek in rotterdam daagde de creatieve studenten uit om met de afgeschreven boeken aan de slag te gaan, binnen het thema ‘Gouden tijden, Zwarte bladzijden’.

    De studenten hebben zelf ruimtelijke objecten uitgekozen of

    gemaakt. Deze hebben zij bekleed met boeken en onderdelen van

    boeken, zoals bladzijden en kaften, waardoor het originele object

    soms niet meer te zien is. Of het nu gaat om een jurk, een stoel of

    een piano: het eindresultaat weerspiegelt volgens de studenten

    in alle gevallen een artistiek verhaal.

    tilburgs geluk op nummer 13

    in tilburg is het startschot gegeven voor het project ‘Geluk op 13’. Het project is een samenwerking van rOc tilburg, universiteit van tilburg, de regionale omroep en de kranten. tachtig roc-studenten van de opleiding sociaal-maatschappelijke dienstverlening gaan de straat op om tilburgers met het huisnummer 13 in hun deuropening fotograferen. de studenten bezoeken alle 1138 tilburgse straten, van villawijk tot volksbuurt.

    symBoLIseeR je geLuksmoment”Hoe gelukkig iemand is, kun je niet altijd van zijn gezicht

    aflezen”, vertelt initiatiefneemster Willemien van Heugten.

    “Daarom hebben we een vragenlijst opgesteld. We vragen de

    mensen ook hun geluksmoment uit te beelden.” Zeshonderd

    foto’s worden uitvergroot. Die worden op bouwhekken

    opgehangen, zodat er een nieuwe straat ontstaat: Straat 13.

    Meer informatie: Willemien van Heugten (rOC Tilburg), [email protected]

    Wat zijn de onderwijstrends voor 2013?

    Youngworks heeft de onderwijstrends voor 2013 voorspeld. in 2013 staan ‘zelf keuzes maken’, ‘inspraak hebben’ en het gebruik van ict hoog in het vaandel.

    1. ICT-toepassingen (‘devices’) in de klas.

    2. Flip je klas: studenten maken zelf keuzes in hun leerproces

    en docenten filmen hun lessen.

    3. Focus op de 21st century skills: accent op vaardigheden

    waarmee jonge mensen leren omgaan met de kansen

    die onze kenniseconomie en samenleving bieden.

    4. Internet University: steeds meer jongeren leren via internet

    bepaalde vaardigheden.

    5. PartYcipatie: scholen benutten steeds meer de mondigheid

    en creativiteit van jongeren.

    6. De leraar professionaliseert: docenten gaan zelf op zoek naar

    werk dat hen inspireert en vinden elkaar in online netwerken.

    7. Elke school een eigen gezicht.

    8. Gamification in de klas.

    9. Motiveren door verbinden: motivatie als ingrediënt voor het

    ontwikkelen van talent.

    10. Meer aandacht voor jongens voor de klas.

    bron en meer informatie: www.youngworks.nl

    Foto

    Gra

    fisc

    h Ly

    ceum

    Rot

    terd

    am

    Foto

    Jer

    oen

    Neu

    s, S

    tich

    ting

    Ver

    halis

    BACK STAGE

    10 / 11

  • ‘schoLen moetenhun éigen AmBItIesfoRmuLeRen’

    Rick Steur: hoofdinspecteur BVE

    BACK STAGE

  • Het zijn roerige tijden voor de Inspectie

    van het Onderwijs. Na Amarantis, dat ten

    onder ging aan falend bestuur en toezicht,

    moet het anders. Beter. De inspectie moet

    sneller ingrijpen als een instelling dreigt

    te ontsporen. Op meer regels en meer

    controle zit echter niemand te wachten.

    Ook minister Bussemaker niet. Met haar

    ‘ontregeling’ van het onderwijs gaat ze

    lijnrecht in tegen het beleid van oud-

    minister Van Bijsterveldt. Onlangs liet

    ze de urennorm al los.

    Hoe is het om telkens een ander bewinds-

    persoon te moeten dienen, met andere

    opvattingen over de invulling van het

    toezicht? Rick Steur (58) laat glimlachend

    een stilte vallen. “Afwisselend.” Hij kiest

    zijn woorden zorgvuldig, denkt na. “Wat

    betreft de uren norm heb ik informeel

    tegenover het departement ook wel eens

    gezegd dat dit in mijn ogen niet de manier

    was waarop we toezicht moeten willen

    houden. Ik ben er voorstander van

    in stel lingen meer verantwoordelijkheid

    te geven.”

    De inspectie heeft steken laten vallen bij het toezicht op Amarantis. Welke lessen trekt u daaruit?“Bij Amarantis hebben we te laat onze

    zorgen over de kwaliteit van het onderwijs

    en de financiën bij elkaar opgeteld. We

    hadden eerder een conclusie moeten

    formuleren. Dat reken ik mezelf ook aan.

    Ik heb geleerd dat wij onszelf eerder de

    vraag moeten stellen of een bestuur

    ‘in control’ is.”

    Wat moet er veranderen om dat in de toekomst te verbeteren?“We willen dat onze mensen die toezicht

    houden op financiën veel nauwer gaan

    samenwerken met collega’s die toezicht

    houden op onderwijskwaliteit. Daarvoor

    creëren we multidisciplinaire teams. Zo

    komen we eerder tot een totaalbeeld

    van een school.”

    het ministerie wil ook dat u een meer anticiperende rol aanneemt. hoe gaat u dat doen?“Het financiële toezicht hebben we de

    afgelopen jaren erg laten bepalen door

    analyse van de jaarrekeningen. Toezicht

    achteraf dus. Als er zorgen ontstonden

    over de liquiditeit en solvabiliteit, trokken

    we bij instellingen aan de bel. Maar er zijn

    ook data die we eigenlijk al in huis hebben

    om te voorspéllen hoe de bekostiging van

    een instelling zich gaat ontwikkelen.

    Studenteninschrijvingen bijvoorbeeld zijn

    een goede indicator voor de inkomsten-

    stroom over twee jaar, via de rijksbijdrage.

    Zien we daarin grote fluctuaties en hebben

    we al zorgen over de financiële gezondheid

    van een instelling, dan treden we in

    overleg. We gaan dus meer anticiperen.

    Dat deden we vroeger nooit.”

    u moet ook gaan optreden tegen slecht bestuur.“Ik ben erg blij met die ontwikkeling. Het

    is niet iets wat wij gewoon waren te doen.

    Intern zijn we al met een groot project

    bezig om het toezicht op het bestuurlijk

    handelen aan onze normale toezichts-

    praktijk te verbinden. Als we uit kranten-

    berichten of van klokkenluiders signalen

    krijgen dat het moreel kompas binnen een

    instelling niet deugt, zullen we dat waar

    nodig aan de kaak stellen.”

    u bedoelt zonnekoningengedrag?“Dat is de meest extreme vorm. Kern is

    echter dat we een onderzoek instellen als

    we twijfelen of de instelling en het bestuur

    de zorgplicht voor goed onderwijs waar -

    maken. Verder willen we de raad van

    toezicht veel eerder spreken dan tot nu

    toe. Als wij het idee hebben dat het bestuur

    moeite heeft de doelstellingen te realiseren,

    vragen wij de toezichthouders naar hun

    visie daarop en hun eigen rol daarin. Nog

    even voor de duidelijkheid. Het is dus niet

    zo dat we vanaf volgend jaar alle besturen

    gaan aflopen om te zien of ze zich netjes

    gedragen. Nee. Wij blijven in eerste instantie

    monitoren of studenten en leerlingen

    voldoende kansen krijgen om veel te leren.

    Pas op het moment dat we daar haperingen

    in zien, gaan we op onderzoek uit.”

    Dit zijn allemaal extra taken. kunt u dit als organisatie aan? of heeft u extra mensen nodig?“Ehm… U merkt dat ik stil word. Ik heb

    dat nog niet helemaal doordacht. Maar

    we moeten onze ogen als inspectie niet

    sluiten voor de taakstellingen waar

    het kabinet-Rutte II en heel Nederland,

    economisch voor staan. Die hebben

    consequenties voor de rijksoverheid

    en dus ook voor de Inspectie van

    het Onderwijs.”

    Beter toezicht zonder extra regels. Dat is de taak waarvoor de Inspectie van het Onderwijs zich onder onderwijsminister Jet Bussemaker ziet gesteld. Wat is de visie van hoofdinspecteur Rick Steur op die veranderende rol van de inspectie?

    Tekst Annette van Soest Foto Seb Jarnot – Unit CMA

    BACK STAGE

    12 / 13

  • u wil wel meer mensen, maar ja, de bezuinigingen…“Ja. Wij moeten als overheidsorgaan meer

    voor minder neerzetten. Wij zijn onze

    werkwijze op een veel breder terrein

    aan het heroverwegen. Denk ook aan

    de invoering van de nieuwe inspectie-

    categorie voor ‘excellente scholen’ in het

    primair en voortgezet onderwijs. Een hele

    toer, maar het is een opdracht uit het

    regeerakkoord die ik met liefde omarm.

    U stelt een heel terechte vraag. Kán dat

    dan wel voor hetzelfde? Nee, dat kan

    niet voor hetzelfde. Dat betekent dat

    je of meer geld nodig hebt, of dat je je

    werkzaamheden anders organiseert.”

    hoe gaat u dat oplossen?“In het voortgezet onderwijs doen we

    momenteel een proef die we te zijner tijd

    ook in het mbo zouden kunnen uitvoeren.

    Bij inspectiewerk huren we mensen in uit

    het onderwijsveld zelf. Nu zijn dat nog

    vooral teamleiders, maar we willen ook

    ervaren docenten en mensen uit het

    middenmanagement laten deelnemen.”

    Dat kost toch ook geld?“Maar veel minder. Zo’n toegevoegd

    inspecteur doet bovendien veel ervaring

    op over kijken naar kwaliteit. Hij werkt

    aan zijn referentiekader, omdat hij op

    andere scholen rondloopt en neemt dat

    ook weer mee terug naar de eigen school.

    Daarnaast worden we als inspectie

    flexibeler en kunnen we in een aantal

    opzichten ons werk beter doen.”

    In welk opzicht?“Ook in het voortgezet onderwijs zijn wij

    een heel compacte inspectie. We dekken

    heel Nederland af met zo’n veertig

    mensen. Rijst het vermoeden dat een

    school een probleem heeft met exacte

    vakken, omdat de examenresultaten

    achterblijven, dan hebben wij niet altijd

    binnen onze club van veertig de deskundig-

    heid op dat terrein. Met deze werkwijze

    kun je specifieke deskundig heden inhuren.”

    u zei al: er moet meer voor minder worden gedaan. ervaart u een toenemende druk?Lachend: “U zou mijn agenda eens moeten

    zien. Nee. Ik ervaar wel de druk dat het

    spannend is om, met de middelen die

    we hebben, alle opdrachten waar we voor

    staan uit te voeren.”

    Bent u wel eens bang dat dat niet lukt?“Tot nu toe niet. Sinds 2007 hebben

    we ons budget al met meer dan twintig

    procent gereduceerd. Die bezuiniging

    hebben we weten te realiseren, omdat

    we ook toen het toezicht op een andere

    manier zijn gaan inrichten. Risicogericht.

    Dat betekent dat we niet meer altijd overal

    komen en dat we onze energie vooral

    besteden aan de instellingen waar we

    grote risico’s zien.”

    u werkt al vijfendertig jaar in het onderwijs. heeft u daar baat bij in uw huidige rol als toezichthouder?“Jazeker. Elke baan was de beste voor-

    bereiding op mijn volgende baan. Ik weet

    dat het geen sinecure is om van dag tot

    ‘schoLen moeten hun éIgen AmBItIes foRmuLeRen’veRvoLg

    'Wat niet goed is, is niet goed genoeg'

    cuRRIcuLum vItAe

    geboren: 28 juli 1955, Bussum

    studie: Bedrijfseconomie en Organisatiekunde aan de Universiteit

    van Amsterdam

    Werk: Lerarenopleider en begeleider van aanstaande leraren voor het

    mbo en voortgezet onderwijs in Leeuwarden en Groningen, inspecteur

    voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs, voorzitter college

    van bestuur CVO Zuid-West Frylân, hoofdinspecteur voortgezet onderwijs,

    beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs bij de

    Inspectie van het Onderwijs

    dag goed onderwijs aan te bieden. Dat het

    weerbarstig kan zijn, niet mechanisch als

    een geoliede machine neer te zetten is.

    Daar oog voor hebben, als inspectie, vind

    ik erg belangrijk.

    Tegelijkertijd blijf ik me wel uitspreken

    vanuit mijn eigen onafhankelijke positie.

    Wat niet goed genoeg is, is niet goed

    genoeg.”

    Wat is nu niet goed genoeg?“Veel opleidingen zitten in een

    bandbreedte van gemiddelde kwaliteit.

    Wij willen vanuit het toezicht een rol

    spelen om excellente opleidingen – want

    die zijn er ook – zichtbaar te maken en

    tot voorbeeld te stellen.”

    hoe verhouden interne kwaliteitszorg en extern toezicht zich tot elkaar?“In de verhouding tussen een onderwijs-

    organisatie en de inspectie lijkt het wel

    eens of scholen hun verantwoordelijkheid

    voor kwaliteit uitleveren aan ons. Dat

    moeten ze niet doen. Dat moeten ze ook

    niet willen.” Hij slaat met zijn hand op

    tafel. “Je moet het toezichtkader van de

    Inspectie van het Onderwijs niet over-

    nemen als uitgangspunt van je kwaliteits-

    zorgsysteem. Onderwijsinstellingen

    moeten hun éigen ambities formuleren.

    Als ze die waarmaken, moeten ze er

    vervolgens op vertrouwen dat ze dan

    ook aan ónze eisen voldoen.”

    BACK STAGE

  • BLIk arbeidskrachtenFoto Ed van Rijswijk

    Doe uw ogen dicht en denk aan een grote kast. met plaats voor veel blikken,

    vol arbeidskrachten. het blik techneuten staat voor het grijpen op ooghoogte,

    naast het blik verpleegkundigen. het blik ambachtslieden zetten we apart.

    het blik kinderopvang hebben we niet meer nodig, net als dat met artiesten.

    Die blikken we om naar de techniek.

    het bedrijfsleven vraagt, het onderwijs draait een blik open. De realiteit is

    helaas een stuk grilliger. De arbeidsmarkt van vandaag sluit lang niet altijd aan op

    wat ze gisteren van het onderwijs vroeg. neem de kinderopvang. tot voor kort

    booming business, maar door onder meer overheidskeuzes in korte tijd volledig

    ingestort. Je zal in de hoogtijdagen maar voor een opleiding in deze sector

    hebben gekozen en nog op school zitten: dag kans op werk! meteen omscholen

    naar de techniek, zegt een deel van de politiek dan, dáár is een groot tekort.

    maar we leven niet in een maatschappij die voor jongeren beslist wat ze later

    moeten worden. Dat beslissen ze zelf. Daarnaast: een kinderopvangtalent is

    niet automatisch een parel voor de techniek.

    natuurlijk kan betere voorlichting en wat zachte dwang helpen bij het maken

    van de juiste keuze. en dat is niet per se een keuze voor de sector met de grootste

    tekorten. het mbo is en blijft volop in beweging om jongeren zo goed mogelijk

    te laten kiezen. met aandacht voor hun (onzichtbare) talenten en passies én

    de behoefte van de arbeidsmarkt. Zo ‘scholen’ we onszelf op dit moment ‘om’

    naar brede opleidingen, daar vraagt het bedrijfsleven om. specialiseren kunnen

    jongeren dan later, als ze aan het werk zijn. met het school exprogramma

    kunnen we de komende twee jaar jongeren helpen voor wie werkloosheid dreigt

    door de slechte arbeidsmarkt. We laten deze jongeren op een hoger mboniveau

    doorstuderen. of in een andere richting waar meer vraag naar is, mits dat ook

    bij die jongere past.

    Daarbij kijken we nadrukkelijk naar de arbeidsmarkt van morgen (korte termijn)

    én overmorgen (lange termijn). een voorbeeld: de bouw. nu een sector in puin,

    straks weer volop werk. Dat vraagt nú om actie van met name het bedrijfsleven,

    hoe tegennatuurlijk dat vanwege de conjunctuur ook is. Zorg dus voor voldoende

    leerplaatsen voor jongeren die zonder niet aan hun opleiding kunnen beginnen.

    Zodat we straks, als de bouw weer aan de slag moet, voldoende jongeren

    hebben opgeleid die met passie voor hun vak gemotiveerd aan de slag willen

    en gaan. en dan hoeft de bouw geen moord en brand te schreeuwen dat het

    onderwijs niet kan leveren waar de arbeidsmarkt om vraagt. omdat het blikje

    bouw nog leeg is.

    Jan van Zijlvoorzitter mbo raad

    cOlumn

    BAck stAge

    14 / 15

  • ‘mIjn stuDenten zIjn oveRAL WeLkom, ook oP Facebook’

    ma Di

    InteRnet en technoLogIe “Al jaren worstelen grote organisaties met internet: ze moeten er iets mee, maar

    hoe? Ik gaf hen jarenlang advies en kreeg als dank een

    fles wijn of een boekenbon. Tot ik anderhalf jaar geleden

    NewTeam oprichtte. We zijn geen traditioneel consultancy-

    bureau dat een strategie bedenkt en het voor de klant

    uitvoert. NewTeam zegt: juist de organisatie zelf moet

    het gaan doen en wij kijken mee. Vandaag spreek ik

    medewerkers van de Dienst Informatisering van de

    Tweede Kamer, verantwoordelijk voor de informatie-

    voorziening van Kamerleden. Samen met hen verken ik

    de toekomst met de huidige stand van de technologie.”

    onDeRWIjs In 2020 “Hoe kunnen we het onderwijs digitaliseren? Hierover leid ik een debat georganiseerd

    door de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit

    van Amsterdam. We kijken vooruit: wat is de stand van

    het onderwijs in 2020? Technologie biedt de oplossing

    voor maatwerk in het onderwijs, en dat is nodig. ICT kan

    de vertaalslag maken van docent naar individu. Als dit

    niet vanuit het onderwijsveld komt – dat vol expertise en

    kennis zit – dan gebeurt het vanuit ‘Silicon Valley’. Kruipen

    studenten straks na schooltijd achter de ‘Google-school’,

    veel leuker maar wél gesponsord door commerciële

    bedrijven. Willen we dat?”

    en wat dOet Hij ZOal?

    De week van Danny Mekić, ondernemer, docent, spreker en technologie-expert

    Tekst Somajeh Ghaeminia Foto Jeroen Poortvliet

    Het is niet de vraag óf het onderwijs wordt gedigitaliseerd, maar wanneer. De jonge, succesvolle ondernemer en docent Danny Mekic (26) waarschuwt voor de ‘Google-school’. ’Veel leuker dan de gewone lessen op school, maar wél gesponsord door commerciële bedrijven. Terwijl de expertise zich in de scholen bevindt.’

    BACK STAGE

  • Do

    Wo

    sPReken “Regelmatig spreek ik op bijeenkomsten over ondernemerschap, onderwijs en technologie. Met mijn

    sprekersmanagers praat ik over mijn ambities. Ik fotografeer

    graag en neem vaak mijn camera mee naar klanten om hun

    werkplekken vast te leggen. Wellicht kan ik een lezing

    combineren met een expositie. Met het spreken probeer

    ik verbindingen te leggen, vaak van het bedrijfsleven naar

    het onderwijsveld. Dat is zowel voor mijn klanten als voor

    studenten en docenten interessant. Ik vind spreken erg

    leuk, maar het moet wel in balans blijven. Soms stel ik een

    rustperiode in. Om te verdiepen of gedachten uit te werken.”

    socIAL meDIA In De kLAs “Een leraar wilde zijn huiswerk op Facebook zetten, maar zijn

    studenten protesteerden. Mijn antwoord:

    juist doen! Facebook is het middelpunt van

    de wereld van jongeren. Daar moet school een

    vast onderdeel van zijn, of ze het leuk vinden

    of niet. Het onderwijs moet jongeren bedienen.

    Daarvoor moeten we traditionele definities

    los laten. Een les mag nu zo heten, als een

    docent fysiek aanwezig is. Terwijl digitaal

    contact in het bedrijfsleven heel normaal is.

    Mijn studenten zijn welkom op de plek waar

    zij het liefst contact willen, dus ook op Facebook.

    Om die reden deel ik mijn privéleven liever op

    de analoge manier.”

    PIAnosPeLen “Iedere dag kruip ik thuis achter mijn piano. Ik laat dan alles los en ontspan. Soms ga ik naar

    andere locaties, zoals de Universiteit van Amsterdam,

    om te spelen. Iedere piano is anders, dat maakt het

    spannend en onvoorspelbaar. Als ik ga spelen, sluit ik

    me af van mijn omgeving. Het is dan geweldig om na

    afloop te merken dat er mensen om me heen staan,

    die me aanspreken en bedanken. Ik ben heel kritisch,

    ik doe niets waar ik niet goed in ben. Dat vertel ik ook

    vaak aan mijn studenten: ‘Als je een keuze wilt maken,

    leer dan eerst de opties kennen.’ Op een tentamen

    krijg je de opties in multiple choice. In het echte leven

    moet je de verschillende mogelijkheden zelf zoeken.”

    Vr

    BACK STAGE

    16 / 17

  • De heLe DAg De pot oP vooR een goeD DoeLTekst Nathalie van Dijk Foto ROC Menso Alting

    Twaalf studenten van ROC Menso Alting gingen

    in januari op de Grote Markt in Groningen

    letterlijk de pot op om geld op te halen voor

    ontwikkelingswerk in Zuid-Afrika.

    Met de wc-potactie, die dertien uur duurde,

    wilden ze duidelijk maken dat sanitaire

    voorzieningen niet overal vanzelfsprekend

    zijn. Aan de wc-potactie was een sponsoractie

    gekoppeld en het winkelende publiek kon geld

    doneren voor het goede doel. De studenten

    haalden 3.500 euro op met deze actie.

    Van maart tot en met mei bezoeken de twaalf

    studenten Zuid-Afrika. Daar leveren ze een

    bijdrage aan ontwikkelings projecten van

    stichting C-A-N. Deze stichting zet zich in

    voor de verbetering van de hygiëne

    in ontwikkelingslanden.

    in beeld

    BACK STAGE

  • BAck stAge

    18 / 19

  • BAck stAge

  • Een hoogleraar die vol trots vertelt over de

    beroepsopleiding die zijn zoon volgt. Niks geks

    aan in Zwitserland, zegt David Bohmert. Hij is

    directeur van Swisscore, een Zwitserse netwerk-

    organisatie in Brussel. Swisscore houdt zich

    bezig met allerlei onderwerpen, maar juist voor

    het beroepsonderwijs is de laatste tijd opvallend

    veel aandacht van andere Europese landen, zegt

    Bohmert. Hij schrijft dat toe aan het succes van

    het Zwitserse beroepsonderwijs. “Vakmanschap

    staat in Zwitserland in hoog aanzien; vier op de

    vijf jongeren gaan naar het beroepsonderwijs.

    De jeugdwerkloosheid is erg laag. En bij de

    WorldSkills, de wereldwijde vakwedstrijden,

    is er eigenlijk maar één Europees land dat mee

    kan doen: Zwitserland.”

    Eenzelfde voorbeeldfunctie als Zwitserland

    heeft ook Finland, hoewel het beroepsonderwijs

    daar totaal anders in elkaar steekt. Terwijl in

    Finland het bedrijfsleven op afstand staat van

    het onderwijs, heeft het in Zwitserland de dikste

    vinger in de pap. Niet de overheid, maar het

    bedrijfs leven heeft in Zwitserland het laatste

    woord over het curriculum van het beroeps-

    onderwijs. Blijkbaar zijn er meerdere wegen

    die naar Rome leiden. Wat zijn de Finse en de

    Zwitserse succes factoren en kan Nederland

    daar iets mee?

    kAmPIoenenNederland doet het al heel goed en dat vergeten

    we maar al te vaak. Met die opmerking begint

    bijna ieder gesprek over dit onderwerp. “Wij

    hebben bijna wekelijks buitenlandse delegaties

    op de stoep die iets van óns willen leren”, zegt

    Peter van IJsselmuiden, coördinator internationaal

    beleid op het gebied van beroepsonderwijs en

    volwasseneneductie bij het ministerie van

    Onderwijs. “Volgens de recente EU-mededeling

    Rethinking education – in het Nederlands vertaald

    als ‘Een andere kijk op onderwijs’ – behoort ons

    land tot de Europese top 4 met een world class -

    stelsel voor het beroepsonderwijs. Als je uitwisselt

    met andere landen, is het dus al gauw zo dat

    Nederland meer komt brengen dan halen.”

    “We zijn allemaal kampioenen”, zegt Marc van der

    Meer, directeur van het landelijk expertise-

    centrum beroepsonderwijs, doelend op met name

    Zwitserland, Finland, Denemarken, Duitsland en

    Nederland. “De stelsels voor beroeps onderwijs

    zijn in die landen niet hetzelfde, maar leiden

    wel allemaal tot relatief goede resultaten.”

    Kampioenen kunnen onderling best iets van

    elkaar leren. Neem de doorstroommogelijkheden

    tussen het algemeen vormende onderwijs en

    het beroepsonderwijs in Zwitserland, zegt

    Bohmert. “In Zwitserland kun je op ieder

    moment van algemeen naar beroepsonderwijs

    overstappen en andersom. En het beroeps-

    onderwijs gaat door tot het academische niveau.

    De doorlatendheid van het systeem draagt bij

    aan de gelijk waardigheid. In Nederland zijn er

    tegenwoordig minder brugmogelijkheden dan

    vroeger, dat is jammer.”

    Finland en Zwitserland staan bekend als koplopers in het beroepsonderwijs. Nederland doet het ook prima, maar valt er wellicht nog iets te leren van die andere landen? Inspiratie opdoen kan zeker, zeggen zes betrokkenen, maar in zwijm vallen voor het onderwijs stelsel van een ander land heeft weinig zin. ‘Losse onderdelen zijn niet zomaar te kopiëren.’

    ‘We zIjn allemaal kAmPIoenen’

    Tekst Berber Bijma Illustratie Link Design, Amsterdam

    Wat kan Nederland leren van Finland en Zwitserland?

    'In Zwitserland begint de waardering voor 'doen' al in het primair onderwijs'

    David Bohmert

    BACK STAGE

    20 / 21

  • We zIjn ALLemAAL kAmPIoenenveRvoLg

    Ook de sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland

    ziet hij als een succesfactor. Bedrijven weten tenslotte

    zelf het beste wat ze nodig hebben aan toekomstige

    werknemers. “De overheid en de onderwijsinstellingen

    zelf gaan over de algemene vaardigheden van studenten,

    maar het bedrijfsleven bepaalt via beroepsverenigingen

    met welke praktische vaardigheden studenten van

    school komen. Alle partijen ervaren het systeem als

    economisch voordelig.”

    Ab van der Touw, bestuursvoorzitter van Siemens

    Nederland, beaamt dat. Siemens heeft als werkgever

    ervaring in verscheidene landen. “Het duale leer-

    werkstelsel in Zwitserland en Oostenrijk bevordert een

    kwalitatief betere match tussen scholing en arbeids markt.

    Bovendien is de afstemming tussen bedrijfsleven en

    onderwijs regionaal heel professioneel geregeld, net

    als overigens in Finland en Oostenrijk.”

    gRAtIs stAgIAIResVan IJsselmuiden van het ministerie van Onderwijs ziet

    ook die sterke rol van het bedrijfsleven in Zwitserland,

    maar hij ziet Nederland dat nog niet in die mate over -

    nemen. “De Zwitsers wijzen in dat verband wel eens

    op hun ervaring met CEO’s van multinationals. Die

    komen soms uit landen waar bedrijven stagiair(e)s niet

    of nauwelijks betalen en moeten dan echt overtuigd

    worden van de Zwitserse aanpak. Een cultuur of een

    traditie verander je niet zomaar.”

    Van der Meer van het landelijk expertisecentrum

    beroeps onderwijs prijst de rol van het Zwitserse bedrijfs-

    leven ná de initiële beroepsopleiding. “Zwitserland heeft

    een heel stelsel van post-secundair onderwijs, waar het

    bedrijfsleven sterk bij betrokken is. In ons land is de

    leerlijn van mbo naar hbo naar de universiteit veel

    minder ver ontwikkeld. In zo’n model van skills beyond

    school kan Zwitserland als inspiratie dienen.”

    In zowel Zwitserland als Finland is verder het imago

    van het beroepsonderwijs uitstekend. Dat kenmerk zou

    Nederland natuurlijk graag willen overnemen, maar dat

    is een zaak van de lange adem. “Heel Europa lijkt meer

    en meer gericht op academisering”, zegt Bohmert. “In

    Zwitserland begint de waardering voor ‘doen’ naast

    ‘denken’ al in het primaire onderwijs. Brood bakken

    op school of meehelpen op een boerderij zijn heel

    gewone activiteiten.”

    DooRLoPenDe LeeRLIjnenOok in Finland is de beeldvorming van vakmanschap

    positief, merkt René van Schalkwijk, lid van het college

    van bestuur van ROC Horizon College in Alkmaar en

    omstreken. “De kwaliteit van het Nederlandse en Finse

    beroepsonderwijs is ongeveer hetzelfde, maar de

    appreciatie van beroepsonderwijs is bij de Finnen groter

    dan bij ons.” Van Schalkwijk denkt dat goede doorlopende

    leerlijnen, met net als in Zwitserland soepele overstap-

    mogelijkheden tussen algemeen en beroepsonderwijs,

    daaraan bijdragen. “De Finnen hebben nergens een

    doodlopende weg. Je kunt via het beroepsonderwijs

    naar het algemeen vormende hoger onderwijs. En als dat

    niet lukt, dan heb je tenminste een vak geleerd en heb je

    prima beroepskansen. Bij ons is het ook wel mogelijk

    de koninklijke weg te volgen – vmbo-mbo-hbo-wo – maar

    dan moet je tegenwoordig wel de nodige hindernissen

    nemen. Voor de pre-master, die nodig is om van het hbo

    naar de universiteit te kunnen, moet je bijvoorbeeld

    betalen. Dat is een belemmering waar ik het nut niet

    van inzie.”

    Een ander sterk punt van het Finse onderwijs is dat niet

    controle maar vertrouwen het uitgangspunt is, zegt Van

    Schalkwijk. De Inspectie van het Onderwijs is zo goed als

    afgeschaft. Controle is er nog wel, maar dan niet integraal

    zoals in Nederland. Wie bij een steekproef de eigen

    doelen  niet blijkt te halen, kan op weinig genade

    rekenen. “De Finnen zijn niet echt van het gedogen, zoals

    wij. Als een onderwijsinstelling het niet goed doet, zijn

    de consequenties stevig.” De combinatie van vrijheid en

    verantwoordelijkheid blijkt in de praktijk goed uit te

    pakken. Van Schalkwijk: “De Finnen en de Zwitsers

    slagen er beter dan Nederland in om van iemand die

    voor een dubbeltje geboren is, een kwartje te maken.”

    Het Finse onderwijsstelsel is onderdeel van een samen-

    hangend groter geheel, benadrukt Van der Meer van het

    landelijk expertisecentrum beroepsonderwijs. “Wat wij

    van de Finnen kunnen leren – naast bijvoorbeeld het

    belang van goed geschoolde docenten – is dat goed

    onderwijs een zaak van de lange adem is. Finland heeft

    25 jaar lang zwaar geïnvesteerd in de eigen economie,

    in brede zin. Onderwijs en innovatie maken deel uit

    van een samenhangend pakket van publiek-private

    samenwerking en kwaliteitsverhoging.”

    hoLLAnD’s got tALentJack Biskop, voormalig Tweede Kamerlid voor het CDA,

    laat zich ook inspireren door het Finse voorbeeld. “Hun

    cultuur van lesgeven zou ik wel willen overnemen. Teach

    less, learn more, zoals Pasi Sahlberg het in zijn boek Finnish

    lessons omschrijft. In Nederland willen we het aantal

    lesuren steeds maar verhogen, in Finland is meer nadruk

    BACK STAGE

  • op de verantwoordelijkheid en de positie van de

    leraar. Die is de sleutel tot goed onderwijs. Er zijn

    ook in ons land goede vaklieden die graag hun

    kennis overdragen. Sommigen zijn niet bevoegd,

    maar uiterst bekwaam. Moeten we ons dan druk

    maken om een papiertje waarop staat dat hun

    pedagogische bevoegdheden in orde zijn? Ik

    denk dat je daar in het beroepsonderwijs wat

    soepeler mee zou kunnen omgaan dan in het

    algemeen vormende onderwijs.” Van der Touw

    is dat met hem eens: “De Inspectie van het

    Onderwijs moet de eisen voor lesbevoegdheid

    van docenten en gastdocenten uit het bedrijfs-

    leven niet onnodig hoog maken en formaliseren.”

    Biskop ziet wel mogelijkheden om de Nederlandse

    waardering voor vakmanschap naar ‘Finse hoogte’

    te brengen. “Een Holland’s Got Talent met een

    broodbakker of een loodgieter zou toch prachtig

    zijn? We moeten vakidolen als Floris van

    Bommel (schoenmaker, red.) creëren.”

    oostenRIjkWaar Nederland vooral goed in is, benadrukken

    de verschillende gesprekspartners, is de

    combinatie van beroepsopleidend leren en

    beroepsbegeleidend leren (bol/bbl). Oostenrijk

    kent datzelfde systeem, zegt Van IJsselmuiden

    van het ministerie. “Bol en bbl zijn communi-

    cerende vaten waarmee je conjuncturele

    klappen kunt opvangen. Als het goed gaat

    met de economie, zijn er veel stageplaatsen

    en is beroepsbegeleidend leren aantrekkelijk.

    Als het economisch minder gaat, is beroeps-

    opleidend leren een prima alternatief. Zo nodig

    houd je studenten dan ook nog wat langer op

    school om een hoger niveau te bereiken. Het

    Oostenrijkse stelsel voor beroepsonderwijs lijkt

    met twee leerwegen op het Nederlandse, maar

    kent daarnaast regionale onderwijsautoriteiten.

    'We moeten vakidolen als Floris

    van Bommel creëren'

    Jack Biskop

    Je zou daar in Nederland over kunnen nadenken,

    maar in het algemeen geldt dat we voorzichtig

    moeten zijn met grote stelselwijzigingen.”

    Wat Nederland zeker van Oostenrijk kan leren,

    zegt Siemens-voorman Van der Touw, is de

    uitgebreide aandacht die het beroepsonderwijs

    in groep 7 en 8 van de basisschool krijgt.

    “Oostenrijkse leerlingen krijgen op die leeftijd

    intensieve voorlichting, met name over beroepen

    met grote werkgelegenheid, zoals de techniek.

    Zo’n soort bijsluiter, aan het einde van de basis-

    school, over kans op langdurig werk zou ik in

    Nederland ook wel willen zien.”

    De goede relatie tussen beroepsonderwijs en

    bedrijfsleven, onder meer via de kenniscentra

    beroepsonderwijs bedrijfsleven – waarop

    momenteel overigens sterk wordt bezuinigd

    – is een andere veelgenoemde kwaliteit van

    Nederland. Van der Touw heeft op dat punt

    overigens nog wel wensen: “Nederland kent

    genoeg voorbeelden van professionele samen-

    werking tussen regionaal bedrijfsleven en

    onderwijs, maar vanuit een not invented here-

    syndroom verzuimen we best practices van de

    ene regio naar de andere te halen. Het wiel

    wordt overal opnieuw uitgevonden.”

    BACK STAGE

    22 / 23

  • Minderjarige mBo’eRsFoto Ed van Rijswijk

    in de welbekende studentenstad groningen sta ik bij de halte van mijn school

    te wachten op de bus. eenmaal in de bus check ik in met mijn studentenov,

    om bij thuiskomst weer uit te checken. kosten: 0 euro en 0 cent.

    Datzelfde ritje was twee jaar geleden tot mijn grote verbazing niet gratis.

    De regel is namelijk dat je in het mbo pas recht hebt op studiefinanciering en

    het bijbehorende reisrecht als je 18 jaar of ouder bent. minderjarige collega

    studenten die hoger onderwijs volgen kennen dit onbegrijpelijke gedoe niet,

    want zij hebben wel recht op een studentenov. prima, ik had toch een

    brommer. en als die het niet meer deed, ging ik wel met de fiets.

    De verontwaardiging begon pas echt de kop op te steken, toen mijn stage

    begon. De vier kilometer reisafstand van school naar huis werd opeens meer

    dan verdriedubbeld. gelukkig kon ik leunen op mijn ouders, die een ov

    maandabonnement kochten. kosten: 74 euro per maand. Dat tarief maal vijf

    (aantal maanden stage) is 370 euro. erg veel geld, als je het thuis niet breed

    hebt. De kosten rezen pas echt de pan uit, toen ik voor mijn ziekenhuisstage met

    de trein 35 kilometer moest reizen. het ziekenhuis bood in dit geval wel, mits er

    plek was, een kamer in de omgeving aan of een (gedeeltelijke) reis kosten

    vergoeding. gelukkig duurde die stage maar twee maanden en kreeg ik toen

    mijn studentenov.

    als ik er nog eens goed over nadenk, kan ik geen enkele goede reden bedenken

    waarom dit voor minderjarige mbo’ers zo geregeld is. een vaag argument dat

    mboinstellingen lokaal meer verspreid zijn dan hogescholen, vind ik een

    drogreden. puur alleen al omdat het mbo een praktijk gerichte insteek heeft

    en studenten stages volgen bij bedrijven waar ze vaak een flinke afstand voor

    moeten overbruggen. op de website van de rijksoverheid vind ik de officiële

    verklaring waarom minderjarige studenten die hoger onderwijs volgen, wel

    recht hebben op studie financiering plus ovkaart. Zij ontvangen dan namelijk

    geen kinder bijslag meer. maar hoeveel minderjarige hbo’ers zullen er in de

    praktijk zijn? ik blijf het maar vaag vinden, dat meten met twee maten.

    We gaan een zware tijd tegemoet. financieel gaat het niet al te best in het land en

    de vergrijzing neemt toe. Juist nu moet de politiek mboopleidingen toegankelijker

    maken. een logische stap zou dan zijn om de vergoeding voor het openbaar vervoer

    gelijk te trekken met het hbo en wo. laat minderjarige mbo’ers ook meetellen en

    trek de onbegrijpelijke scheve lijnen tussen het hoger onderwijs en het mbo recht!

    Quinten Manuelstudent verpleegkunde noorderpoort groningen

    cOlumn

    BAck stAge

  • "Het liefst zou ik een opleiding binnenstappen

    om te gaan praten met studenten en docenten.

    Vervolgens bezoeken we gezamenlijk bedrijven

    in de buurt om onderwijs en werk met elkaar

    te verbinden. Het gesprek aangaan met elkaar:

    wat kan een student bereiken met wat hij heeft

    geleerd in een bedrijf en welke kennis en

    vaardigheden vraagt dat bedrijf? Pas na deze

    bezoeken lees ik de stukken die je als minister

    nu eenmaal moet doorwerken, zelfs als het

    maar voor één dag is."

    "Ik zal niet het huidige onderwijsstelsel radicaal

    veranderen. Voor mijn gevoel zit het Nederlandse

    onderwijs best aardig in elkaar. Al heb ik mijn

    twijfels over de massale opleidingsfabrieken.

    Zo lang de student geen nummer is en er goede

    communicatie met de leraren plaatsvindt, ga ik

    ermee akkoord. Belangrijk is dat het onderwijs

    leerlingen en studenten een toekomst perspectief

    biedt. Een voorbeeld: mijn zoon wil het liefst

    een sportopleiding gaan volgen. Drie weken

    geleden kregen we tijdens een ouderavond te

    horen dat er op de arbeidsmarkt momenteel een

    overschot is aan mensen die het CIOS hebben

    gedaan of die een opleiding Sport en Bewegen

    hebben gevolgd. De kans bestaat dat je straks

    niet aan de bak komt. Dan doet mijn zoon er

    dus verstandig aan een alternatief te kiezen."

    "Je weet dat er in de komende jaren veel banen

    in de techniek vrijkomen. Het is goed als de

    minister van Sociale Zaken met kracht over-

    Ton Heerts, voorzitter FNV in Beweging:

    ‘Als ik Jet ben, ZOU Ik ONdeR-WIjS eN WeRk NAdRUkkeLIjk meT eLkAAR VeRBINdeN’

    brengt dat daar de banen voor jonge werknemers

    liggen. Als die vacatures worden ingevuld door

    mensen uit China of India, terwijl de Nederlandse

    kandidaten in de bijstand zitten, hebben we

    gefaald. Benadruk daarom vooral dat techniek

    niet moeilijk is, maar een doevak. Er zijn zat

    jongeren die dat aanspreekt."

    "Docenten zijn de motoren van het onderwijs-

    systeem. Voor hen wil ik de nullijn loslaten. Ik

    erger me eraan dat de stroom oudere docenten

    wordt opgevolgd door jonge collega’s met flex -

    contracten. Arbeidsovereenkomsten waarmee

    ze het studiejaar kunnen afmaken en vervolgens

    voor drie maanden in een uitkering verdwijnen.

    Dat is onfatsoenlijk. Je moet leerkrachten met

    zo'n grote verantwoordelijkheid meer zekerheid

    bieden. Een vaste aanstelling motiveert om in

    het onderwijs te blijven."

    "De verbinding van onderwijs en werk vind ik

    essentieel. Van het bedrijfsleven verwacht ik

    daarom voldoende stageplekken. Als de huidige

    jongeren niet doorstromen naar een baan, dreigt

    een generatie verloren te gaan. Dan dreigt ook

    criminaliteit de kop op te steken. Werkgevers

    moeten dat goed beseffen. Het doet me denken

    aan een uitspraak die ik laatst hoorde, toen ik

    bij mijn voetbalclub langs de lijn stond. ‘Als je

    het niet uit de boeken haalt, moet je het maar uit

    een plantje halen’, werd er gezegd. Een toekomst

    in de wietteelt lijkt me niet de goede weg."

    ton Heerts, voorzitter van Fnv in beweging, zal in één dag niet het hele onderwijs overhoop gooien. wel wil Heerts onderwijs en werk duidelijker met elkaar verbinden om jongeren een beter toekomstperspectief te geven. daarnaast mogen docenten van Heerts, zelf opgeleid bij de koninklijke marechaussee, ook best wat meer verdienen.

    Tekst Guus Mater Foto Nout Steenkamp

    minister vOOr 1 daG

    'Docenten zijn de motoren van het

    onderwijssysteem'

    BACK STAGE

    24 / 25

  • vijF vraGen aan…

    Aan:

    ADjIeDj BAkAs, trendwatcher

    onderwerp: Hij heeft zijn beroep gemaakt van naar de toekomst kijken. En heel vaak krijgt hij

    gelijk. In één van zijn laatste boeken ‘De staat van Morgen’ voorziet trendwatcher

    Adjiedj Bakas een nieuwe Gouden Eeuw. Míts we de boel omgooien. ‘Het mbo

    moet per direct ophouden met alle administratieve studierichtingen. Leer jongeren

    een ambacht.’

    Tekst Corien Lambregtse Foto Nout Steenkamp

    BACK STAGE

  • “Ach, ik ben al bijna vijftig. Ik heb veel dingen die nu gebeuren, al eerder zien gebeuren. Dalende en stijgende huizenprijzen, jeugdwerkloosheid en

    arbeidsschaarste, het gaat met golven. Het is goed dat

    we nu weer met onze beide benen op de grond komen

    te staan. De crisis haalt de lucht uit de bubbels, het

    wordt tijd voor een algehele reset. En bedenk wel: het

    is hier nog een stuk beter dan in Zuid-Europa waar

    de jeugdwerkloosheid boven de vijftig procent ligt.

    Onze jongeren zijn verwend.”

    “helaas niet, maar dat geldt ook voor het hbo en de universiteit. Studenten worden opgeleid tot onzinberoepen die straks niet meer bestaan, omdat

    robots en computers het leeuwendeel van al het

    administratieve werk overnemen. Aan de andere

    kant krijgen we een enorm tekort aan vaklieden

    als loodgieters, goudsmeden, schoenmakers en

    reparateurs. Een loodgieter verdient straks meer dan

    een manager. Het mbo moet per direct ophouden met

    alle administratieve studierichtingen en studenten

    gaan opleiden in vakken waar wel behoefte aan is.”

    “het heeft geen zin om jongeren op te leiden voor werkloosheid. Maar dat betekent wel dat zowel ouders als kinderen hun beeld van de arbeids-

    markt moeten bijstellen. Er is steeds minder werk

    voor hbo’ers en academici, we hebben steeds minder

    managers nodig. Ik voorzie dat mensen tussen de

    twintig en vijftig jaar de komende jaren massaal

    moeten worden omgeschoold voor één van die vakken

    waarin een enorm tekort aan menskracht dreigt.

    Op dit moment is de pijn van de crisis nog niet groot

    genoeg en hebben mensen liever een uitkering dan dat

    ze weer naar school gaan. Maar dat gaat veranderen.

    Niemand vindt het leuk om zich thuis kapot te

    vervelen. Mensen willen iets nuttigs doen met hun

    leven en zullen dan wel voor omscholing kiezen.”

    “De wal zal het schip keren. Het wordt tijd dat de arbeiders weer trots door de straten marcheren. Ik voorzie een herwaardering van het ambacht.

    Misschien moeten roc’s wel weer ambachtsscholen

    gaan heten. Als iemand denkt dat hij niet geschikt is

    voor zo’n technische opleiding? Tsja, ik denk dat het

    meer met de status van die beroepen te maken heeft

    dan met talent. De meeste mensen hebben meer

    praktisch talent dan ze denken. Maar door onze

    opvoeding worden we geconditioneerd om andere

    beroepen te kiezen.”

    “veel administratieve beroepen verdwijnen, maar er komen andere voor in de plaats. Dat is normaal: negentig procent van de banen die wij nu

    kennen, bestond in 1900 niet. Er komen tienduizenden

    banen bij op het gebied van internetveiligheid, web

    winkels en logistiek. En ook in de biobased economy,

    want straks maken we plastics van plantjes en

    bacteriën die bij de boer groeien.

    De jongeren van tegenwoordig zijn ontzettend verwend.

    Ze kiezen een studie die hen leuk lijkt, zonder te kijken

    of er later een baan in zit. Of ze dan niet hun hart

    moeten volgen? Zeker, maar er moet wel een markt

    voor zijn. Iedereen wil profvoetballer worden, maar

    dat zit er ook niet voor iedereen in. In Amerika moeten

    studenten hun studie zelf betalen. Dat kost hen tussen

    de 50.000 en 100.000 dollar. Daar denken studenten

    veel harder na of ze die schuld met een baan kunnen

    terugverdienen. Mijn advies? Jongens, kijk naar de

    arbeidsmarkt! Er is geen vraag naar pretstudies.

    Kies voor een studie die een baan oplevert.”

    vraag 4: mboinstellingen willen niet langer roc’s heten, omdat die naam een negatieve lading heeft. hoe kijkt u tegen het imago van het mbo aan?

    vraag 1: een nieuwe gouden eeuw… hoe komt u zo optimistisch?

    vraag 5: hoe kunnen mbostudenten zich voorbereiden op de arbeidsmarkt van morgen?

    vraag 2: is het mbo in nederland op een goede manier met de toekomst bezig?

    vraag 3: Denkt u dat het onderwijsstelsel van het mbo de komende jaren zal veranderen?

    BACK STAGE

    26 / 27

  • het gouDen hoRLoge Is passé

    Arbeidsmarkt verandert

    Tekst Sander van der Ploeg Foto Paul van Riel / HH

    BACK STAGE

  • Het is misschien een harde conclusie, maar toch. Uw vakkennis is hoogstwaarschijnlijk achter-haald. Maar u bent niet de enige. Zelfs de kennis van pas afgestudeerden heeft al afgedaan. Overdreven? Het is maar hoe je het bekijkt. Werk verandert in een hoog tempo. De eisen van vandaag gelden niet meer voor morgen. Sectoren vervagen, beroepen verdwijnen. Welkom op de vloeibare arbeidsmarkt.

    Dit is althans hoe de Pools-Britse socioloog en filosoof

    Zygmunt Bauman de moderne, Westerse arbeidsmarkt ziet.

    Deze wordt niet langer bepaald door een eenduidige baan

    voor het leven. Grenzen tussen vakdisciplines, functies en

    sectoren zijn ‘vloeibaar’ geworden en nemen steeds nieuwe

    vormen aan. Gevolg: verregaande flexibiliteit. De bakker van

    vandaag kan best wel eens de verpleger van morgen zijn, als

    de arbeidsmarkt daarom vraagt.

    Zo’n twintig jaar geleden kon je rustig veronderstellen dat

    een mbo-student zijn tijdens de opleiding opgedane

    vaardigheden verzilverde op de arbeidsmarkt. Een goed

    opgeleide metaalbewerker bijvoorbeeld kon gedurende zijn

    loopbaan eens promotie maken, maar dat was het dan ook

    wel. Aan het einde van de rit maakte hij aanspraak op zijn

    zorgvuldig opgebouwde pensioenpot van de metaalsector.

    De weg was uitgestippeld.

    Als Bauman gelijk heeft, dan is aan deze zekerheid een einde

    gekomen. Dat heeft logischerwijs grote gevolgen. Vooral voor

    het beroepsonderwijs. Want wat heb je aan je specifieke

    vakkennis als je mogelijk later geheel iets anders moet gaan

    doen als je sector geen werk meer biedt? Als je vaardigheden

    niet meer aansluiten bij je huidige functie door de voortschrij-

    dende techniek? Is het onderwijs wel in staat studenten

    te wapenen tegen deze onzekerheden? Of is de vloeibare

    arbeidsmarkt een hype die de ‘stugge’ werknemer of het

    ‘rigide’ onderwijs tot meer flexibiliteit moet aanzetten?

    veRsmeLtIngDe vloeibare arbeidsmarkt is geen toekomstmuziek, het is

    een feit. Dat is althans de stellige mening van Jurriën Koops,

    directeur Sociale Zaken van de Algemene Bond voor Uitzend-

    ondernemingen (ABU). Steeds meer sectoren vinden elkaar,

    tot versmelting aan toe, zo stelt hij vast. Want als we eerlijk

    zijn, hoeveel fundamentele verschillen zijn er nu nog tussen

    bijvoorbeeld de thuiszorg en de schoonmaak?

    Goed, misschien een gemakkelijk gegeven voorbeeld. Maar

    Koops is overtuigd van zijn gelijk. “Neem Intermediair, het

    BACK STAGE

    28 / 29

  • het gouDen hoRLoge Is PAsséveRvoLg

    vacatureblad voor hoogopgeleiden. Daarin staan

    de vacatures gerangschikt onder 28 sectoren.

    Geloof me, de meeste academici realiseren

    zich niet eens dat ze in een bepaalde sector

    werkzaam zijn. Die grenzen zijn voor hen al

    lang vervaagd.”

    Dat vooral hoogopgeleiden vaker over de

    schutting van hun vakgebied kijken, vindt

    Koops een goede ontwikkeling. “Werk moet

    leuk zijn en een uitdaging bieden, vooral voor

    jongere werknemers. Als zij aanvoelen dat zij

    zich op een bepaalde plek niet verder kunnen

    ontwikkelen en geen nieuwe dingen kunnen

    doen, dan haken ze af. De moderne werknemer

    is de regisseur van zijn eigen loopbaan. Een

    vloeibare arbeidsmarkt biedt daar alle ruimte

    voor, zoals het hoort. Studenten moeten zich

    daar als aankomend professionals bewust

    van zijn.”

    Dat klinkt plausibel, maar betekent dat ook dat

    de moderne werknemer, al dan niet gedwongen

    door economische omstandigheden gemakkelijk

    naar een totaal andere sector overstapt? Koops:

    “Onderzoek van het UWV toont aan dat 48

    procent van de succesvol bemiddelde werk-

    zoekenden dat inderdaad doet. Zeker in deze

    tijden is van werk naar werk het Leitmotiv. Je

    moet daarbij niet in hokjes denken. Liever die

    onzekerheid dan de zekerheid van de WW, toch?”

    Christoph Meng, senior onderzoeker van het

    Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt

    (ROA) van de Universiteit Maastricht, heeft

    zijn twijfels bij de lezing van Koops. Want

    overstappen naar een totaal andere sector of

    ander vakgebied, doe je niet zomaar. “Als je dat

    doet, dan begin je door je gebrek aan kennis en

    ervaring meteen onderaan de ladder”, verklaart

    Meng. “Los daarvan vraag ik mij af wat Koops

    hiermee bedoelt. Als een medisch secretaresse

    haar baan verliest, kan ze haar basisvaardig-

    heden ook toepassen bij een technisch bedrijf.

    In theorie stapt ze over naar een andere sector,

    maar haar dagelijkse werkzaamheden blijven in

    grote lijnen hetzelfde. Overstappers gaan alleen

    naar aanpalende sectoren.”

    ‘focus oP vAkkennIs’Zo bezien maakt Meng zich niet al te veel

    zorgen over de consequenties van de vloeibare

    arbeidsmarkt voor het mbo. Behoefte aan goed

    opgeleide vakmensen blijft altijd bestaan. Je zou

    hoogstens meer aandacht kunnen besteden aan

    de generieke, analytische vaardigheden van

    mbo-studenten, zodat zij zich sneller kunnen

    aanpassen aan nieuwe werkzaamheden. “Maar

    de focus moet altijd liggen op vakkennis”,

    waarschuwt Meng. “Het mbo moet niet breder

    worden dan het al is.”

    Ook Dennis Wiersma, voorzitter van jongeren-

    vakbond FNV Jong, zet zijn vraagtekens bij de

    werkbaarheid en het nut van een vloeibare

    arbeidsmarkt. Wat daarbij niet helpt, is dat de

    overheid volgens Wiersma behoorlijk diffuus

    is over dit verschijnsel. “Het ministerie van

    Onderwijs hecht veel waarde aan Focus op

    Vakmanschap en het topsectorenbeleid. Een

    vloeibare arbeidsmarkt veronderstelt het

    tegenovergestelde. Hoe kan dat?”

    Wiersma concludeert dan ook dat de vloeibare

    arbeidsmarkt vooral voordelen heeft voor

    academici, met een brede opleiding. “Ik heb zelf

    Sociologie gestudeerd, een breedtestudie waar je

    in de praktijk bar weinig mee kan. Toch ben ik

    nu voorzitter van een vakbond. Maar waar moet

    de mbo-student die alleen niveau 1 of 2 heeft

    naar uitwijken als hij geen baan vindt of

    werkloos raakt?”

    Het is volgens Wiersma voor 'kosmopolitisch

    ingestelde, Randstedelijke academici' een stuk

    gemakkelijker zich aan te passen aan de

    voort durend veranderende eisen van de

    arbeidsmarkt. Doordat ze abstracter kunnen

    denken, ligt een breder palet aan carrière-

    mogelijk heden voor hen open dat ze ook graag

    wíllen verkennen.

    gRote veRLIezeRs“De grote verliezers zijn de zogenaamde

    structuurzoekers”, vervolgt Wiersma.

    “Onderzoeksbureau Motivaction omschrijft

    ze als laagopgeleide, negen-tot-vijf-werkers

    die sterk hechten aan zekerheid. Een vloeibare

    arbeidsmarkt ontneemt hen structuur en

    duidelijkheid. Het mbo moet hen bijstaan

    met steun, sturing en voorlichting, samen

    met het bedrijfsleven. Dan hebben ook zij

    een eerlijke kans.”

    Het bedrijfsleven heeft inderdaad een sturende

    rol voor het beroepsonderwijs en wil die

    'De grootste verliezers zijn

    de zogenaamde structuurzoekers'

    Dennis Wiersma

    Foto

    Mar

    cel v

    an d

    en B

    ergh

    / H

    H

    BACK STAGE

  • verantwoordelijkheid ook graag op zich nemen,

    stelt Gertrud van Erp, secretaris onderwijs bij

    werk gevers organisatie VNO-NCW. “Ik merk niet

    zoveel van een vloeibare arbeidsmarkt”, zegt zij.

    “Maar als deze inderdaad fundamenteel

    verandert, moeten het bedrijfsleven en het

    onderwijs daar samen op inspringen.”

    Vooral de werkgevers houden volgens Van Erp

    de vinger aan de pols, want trends op de

    arbeids markt signaleren, is in principe niet de

    taak van het onderwijs. Wel verandert sociaal-

    economisch gezien de maatschappij in een veel

    hoger tempo dan pakweg dertig jaar geleden.

    Modernisering moet je niet willen tegenhouden,

    vindt Van Erp, “maar het is onzinnig te denken

    dat het beroepsonderwijs deze transities iedere

    keer maar kan bijhouden. Als wij als werkgevers

    duidelijk aangeven waar wij behoefte aan

    hebben, dan kan het beroepsonderwijs zich

    richten op haar kerntaak: goede vakmensen

    afleveren op wie wij zitten te wachten.” Ook

    werkenden met een mbo-achtergrond hoeven

    volgens Van Erp niet meteen wakker te liggen

    van een vloeibare arbeidsmarkt. Tenminste, als

    zij maar een ‘economisch courante’ opleiding

    hebben gevolgd en ook op de werkplek

    investeren in zichzelf. “Dat vakkennis binnen

    no time achterhaald is, vind ik echt onzin”, aldus

    Van Erp. “Zolang je maar de ontwikkelingen in je

    vak bijhoudt. Werkgevers moeten hun personeel

    die kans bieden en dat gebeurt al.”

    Goed, als onderwijs en bedrijfsleven elkaar

    stevig blijven omarmen en werknemers zich

    blijven ontwikkelen op de werkvloer, biedt de

    arbeidsmarkt dan enige structuur en zekerheid?

    “Intrinsiek is bijna iedere werknemer of student

    daarnaar op zoek”, concludeert Jurriën Koops

    van de ABU. “Toch is het een illusie. De

    zekerheden van vandaag zijn morgen

    verdwenen. Het gouden horloge als beloning

    voor een jarenlang dienstverband is passé.

    Vertrouw niet op de schijnzekerheid van je

    contract, maar op je vaardigheden, open geest

    en zelfredzaamheid. Dan komt het goed.”

    'De zekerheden van vandaag zijn

    morgen verdwenen'

    Jurriën Koops

    Foto

    Pet

    er H

    ilz /

    HH

    BACK STAGE

    30 / 31

  • uitvindinGen

    InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetTekst Luuk Obbink Foto Ed van Rijswijk

    Buiten is het koud, maar binnen staat er een

    dampende mok warme chocolademelk op je te

    wachten. Gulzig neem je een slok…om vervolgens

    je tong te verbranden. Studenten van het SintLucas

    in Eindhoven ontwikkelden de Unicup, die bij hitte

    van kleur verschiet. Verbrande tongen behoren

    nu definitief tot het verleden.

    “We hadden acht maanden de tijd om een bedrijf

    op te zetten, een product te bedenken, te ontwikkelen

    en te produceren. Dat is gelukt: op de open dag in

    januari konden we de Unicup presenteren, een rode

    mok die transparant wordt als je er warme vloeistof

    in giet”, vertelt Yannick de Bekker (21), manager van

    het studentbedrijf. “We hebben de mok zelf ontworpen,

    maar het meest bijzondere is de productietechniek:

    de mok komt uit een 3D- printer. We willen hiermee

    vooral een statement maken: kijk toch eens wat er

    tegenwoordig allemaal mogelijk is met deze techniek.”

    Naam: yannick de BekkerOpleiding: sintLucas te eindhovenProduct: De unicup

    NIEUW!!!

    BACK STAGE

  • De mok laat vooral zien wat er technisch mogelijk is. of de vinding ook commercieel interessant

    is, moet de tijd leren. De productietijd van één mok is nu nog dertien uur, maar moet volgens

    het studentbedrijf nog fors terug te brengen zijn. Dan gaat de mok € 14,95 kosten.

    De unicup is vooral handig voor kinderen, om te voorkomen dat ze

    hun mond branden. “oorspronkelijk was het idee om een transparante

    mok te maken, die rood wordt bij warmte. Dat spreekt nog meer aan,

    maar een kunststof met die eigenschappen bleek nog niet te bestaan."

    In de 3D-printer wordt de mok laagje voor laagje

    opgebouwd, met een biobased draad als basis-

    materiaal. De mok kan van kleur veranderen,

    doordat een thermochrome stof aan het materiaal

    is toegevoegd. De Unicup is vaatwasserbestendig.

    BACK STAGE

    32 / 33

  • 6,5

    fons neger, oud-docent faculteit Industrieel

    ontwerpen van de tu Delft en eigenaar van

    Buro Industriële vormgeving

    “Het idee is heel interessant, maar niet

    nieuw, want er bestaan al mokken die

    onder invloed van warmte van kleur

    veranderen. Verder vind ik de

    hoofdvorm niet erg sterk. Het doet me

    eerlijk gezegd meer denken aan een

    bloempot dan aan een drinkbeker. Daar

    staat tegenover dat de structuur op de

    buitenzijde best aardig is.”

    jan verschoor, chief technical officer bij 3Delft, adviesbureau

    gespecialiseerd in 3D-printen

    “Met 3D-printtechniek is inderdaad heel veel mogelijk, maar

    3D-printen is tijdrovend en duur. Zo’n mok produceren kun je veel

    efficiënter doen met bijvoorbeeld spuitgieten. Bovendien is een

    van kleur veranderende mok niet nieuw. Wel vind ik het altijd een

    elegante oplossing om een materiaaleigenschap te benutten

    om een informerende functie aan het product toe te voegen.”

    DE jUry…

    DE coNclUsIE

    6,5De productiemethode van de unicup is beslist

    innovatief, maar niet geschikt om de mok op

    de markt te brengen. bovendien is het product

    niet echt nieuw. De uitvinders zijn er wel in

    geslaagd de bijzondere 3Dprint techniek

    weer eens onder de aandacht te

    brengen.

    76

    Marieke van den Brink, moeder van Naomi (2,5)

    en Brenda (6 maanden)

    “Best handig voor kinderen dat de mok

    van plastic is, maar is hij niet te breed om

    goed vast te houden? Zou het niet beter

    zijn om er een oor aan te maken? Het is

    goed als kinderen hiermee leren wanneer

    ze iets kunnen drinken of niet, maar als

    ouder moet je altijd blijven opletten. Want

    zo’n waarschuwing is leuk, maar als de

    kinderen straks denken dat alle mokken zo

    werken, zijn we natuurlijk verder van huis.”

    uitvindinGen

    InnovAtIeve mok DIe vAn kLeuR veRschIetveRvoLg

    BACK STAGE

  • Pittige tAAL vAn… teun DekkeRTekst José Vorstenbosch Foto Arjen Schmitz

    Waarom dit onderzoek?"in de filosofie worden argumenten op een precieze

    en gestructureerde manier benaderd. Die manier van

    argumenteren wilde ik vertalen naar de politiek. als

    casestudy heb ik gekozen voor het debat over

    top inkomens. in die discussie worden veel

    argumenten gebruikt die vanzelfsprekend lijken. Dit

    internationaal vergelijkend onderzoek laat zien dat het

    onder de oppervlakte vaak veel complexer ligt. Dat maakt het

    moeilijk om argumenten op hun waarde te schatten.”

    Welke argumenten zijn volgens u steekhoudend?“het gaat mij er niet om vast te stellen wat je moet vinden,

    maar om te verhelderen. onder de vraag wat een goed bestuurder

    is, liggen drie fundamentele vragen. Wanneer kun je zeggen dat

    twee banen in verschillende sectoren vergelijkbaar zijn? is een

    goed bestuurder iemand die heel slim is of iemand die het hart

    op de juiste plaats heeft? en tot slot, wat drijft mensen: geld of

    bijdragen aan een hoger doel? als je die vragen kunt beantwoorden,

    kan ik vertellen welke argumenten wel of niet overtuigend zijn.”

    kunnen onze vertegenwoordigers zo slecht argumenteren?“politiek is een manier geworden om je zin te krijgen en niet om

    collectief naar problemen te kijken. strategis