DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11;...

16
DE SCHEPPINGSBIJBEL De Bijbel zonder Schepper-God is een waardeloos boek. Wie moeite heeft met Genesis 1 en 2 en 6 t/m 11, moet de Bijbel maar liever bij het oud papier doen, want God als Schepper is het ultieme kenmerk van de God van de Bijbel; een kenmerk dat Hij als bewijslast aanvoert voor Zijn God-zijn. En de zondvloed wordt in het NT bevestigd, zelfs door Jezus. Wie God als Schepper liefheeft en eert, kan niet anders dan erkennen dat God de mens een gedenkteken voor de schepping voorhoudt: Zijn schepping heeft Hij bekroond met het teken van de Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van Zijn scheppingsmacht erkennen en eerbiedigen. De zevende dag, is het monument in tijd van het grote werk dat Hij gedaan heeft, in Schepping en Verlossing, en het zal een eeuwig monument zijn op de nieuwe aarde. Dit Monument van Tijd werd ingesteld in Eden, in een zondeloze situatie, waardoor dat monument NIET gerekend kan worden tot een schaduwceremonie van zondenvergeving. Het werd ingesteld toen er nog geen jood bestond, waardoor het argument “het is voor de joden” niet opgaat – het is een monument dat God aan Adam en Eva gegeven heeft, ons aller voorouders. Als u een Bijbel zonder Schepper wenst, dan moet u in uw Bijbel met een zwarte merkstift heel veel passages zwart maken. Voor de atheïst, wordt de Bijbel daarmee een boek dat het niet verdient gelezen te worden; voor iemand die zegt dat hij gelooft, maar niet in een Schepper-God, wordt het een uiterst onaangename confrontatie. Het is daarom onbegrijpelijk dat er christenen zijn, die zelfcensuur plegen op het boek dat aan de basis staat van hun geloof en hun bestaan. Als God Schepper is, dan heeft Hij wat over u te vertellen en hebt u verantwoording af te leggen, want zelfs de adem in uw neus komt van Hem. En juist daar hebben veel mensen moeite mee verantwoording moeten afleggen. Dus schrijven ze Hem af, of maken ze Hem tot een machteloze afgod, een sinterklaas, die ook aan stoute kinderen cadeautjes geeft en die zoveel liefde heeft, dat Hij elke wandaad door de vingers ziet en zelfs bomgordelmoordenaars gaan naar de hemel. Zulk een God is voer voor spotters, want we dichten Hem kenmerken toe die we in mensen verwerpelijk vinden. Het is in de hele Bijbel duidelijk dat God het belangrijk vindt dat wij mensen erkennen dat Hij Schepper is. Schepping is de basis en Herschepping is het doel van de Bijbel. Verlossing is het enige middel, en Jezus de Enige Weg. In 39 boeken - 22 in het OT en 17 in het NT - 141 hoofdstukken en meer dan 450 verzen van de Bijbel vinden we een prachtige beschrijving van God als Schepper. Genesis 1 ............................................................... 3 Genesis 2 ............................................................... 3 Genesis 3:1, 12, 19, 23 ......................................... 4 Genesis 5:1, 2 ........................................................ 4 Genesis 6:6, 7 ........................................................ 4 Genesis 7:1-4......................................................... 4 Genesis 9:6 ............................................................ 5 Genesis 14:19, 22.................................................. 5 Exodus 4:1 ............................................................. 5 Exodus 20:8-11...................................................... 5 Exodus 31:16-18.................................................... 5 Numeri 16:22 ......................................................... 5 Numeri 27:16,17 .................................................... 5 Deuteronomium 4:32 ............................................. 5 Deuteronomium 26:19 ........................................... 5 Deuteronomium 32:6 ............................................. 5 1 Samuel 2:8 .......................................................... 5 1 Kronieken 16:26.................................................. 5 2 Kronieken 2:12 ....................................................5 Nehemia 9:6 ...........................................................5 Job 4:17 ..................................................................5 Job 9:2-10...............................................................5 Job 10:8-12.............................................................6 Job 32:22 ................................................................6 Job 33:4-6...............................................................6 Job 35:10 ................................................................6 Job 36:3 ..................................................................6 Job 37:15-18...........................................................6 Job 38:4-11.............................................................6 Job 39 .....................................................................6 Job 40:10-28...........................................................7 Job 41 .....................................................................7 Psalm 8:4-9 ............................................................8 Palm19:1 ................................................................8 Psalm 24:1,2...........................................................8 Psalm 28:5..............................................................8

Transcript of DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11;...

Page 1: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

DE SCHEPPINGSBIJBEL

De Bijbel zonder Schepper-God is een waardeloos boek. Wie moeite heeft met Genesis 1 en 2 en 6 t/m 11, moet de Bijbel maar liever bij het oud papier doen, want God als Schepper is het ultieme kenmerk van de God van de Bijbel; een kenmerk dat Hij als bewijslast aanvoert voor Zijn God-zijn. En de zondvloed wordt in het NT bevestigd, zelfs door Jezus. Wie God als Schepper liefheeft en eert, kan niet anders dan erkennen dat God de mens een gedenkteken voor de schepping voorhoudt: Zijn schepping heeft Hij bekroond met het teken van de Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van Zijn scheppingsmacht erkennen en eerbiedigen. De zevende dag, is het monument in tijd van het grote werk dat Hij gedaan heeft, in Schepping en Verlossing, en het zal een eeuwig monument zijn op de nieuwe aarde. Dit Monument van Tijd werd ingesteld in Eden, in een zondeloze situatie, waardoor dat monument NIET gerekend kan worden tot een schaduwceremonie van zondenvergeving. Het werd ingesteld toen er nog geen jood bestond, waardoor het argument “het is voor de joden” niet opgaat – het is een monument dat God aan Adam en Eva gegeven heeft, ons aller voorouders. Als u een Bijbel zonder Schepper wenst, dan moet u in uw Bijbel met een zwarte merkstift heel veel passages zwart maken. Voor de atheïst, wordt de Bijbel daarmee een boek dat het niet verdient gelezen te worden; voor iemand die zegt dat hij gelooft, maar niet in een Schepper-God, wordt het een uiterst onaangename confrontatie. Het is daarom onbegrijpelijk dat er christenen zijn, die zelfcensuur plegen op het boek dat aan de basis staat van hun geloof en hun bestaan. Als God Schepper is, dan heeft Hij wat over u te vertellen en hebt u verantwoording af te leggen, want zelfs de adem in uw neus komt van Hem. En juist daar hebben veel mensen moeite mee – verantwoording moeten afleggen. Dus schrijven ze Hem af, of maken ze Hem tot een machteloze afgod, een sinterklaas, die ook aan stoute kinderen cadeautjes geeft en die zoveel liefde heeft, dat Hij elke wandaad door de vingers ziet en zelfs bomgordelmoordenaars gaan naar de hemel. Zulk een God is voer voor spotters, want we dichten Hem kenmerken toe die we in mensen verwerpelijk vinden. Het is in de hele Bijbel duidelijk dat God het belangrijk vindt dat wij mensen erkennen dat Hij Schepper is. Schepping is de basis en Herschepping is het doel van de Bijbel. Verlossing is het enige middel, en Jezus de Enige Weg. In 39 boeken - 22 in het OT en 17 in het NT - 141 hoofdstukken en meer dan 450 verzen van de Bijbel vinden we een prachtige beschrijving van God als Schepper. Genesis 1 ............................................................... 3 Genesis 2 ............................................................... 3 Genesis 3:1, 12, 19, 23 ......................................... 4 Genesis 5:1, 2 ........................................................ 4 Genesis 6:6, 7 ........................................................ 4 Genesis 7:1-4......................................................... 4 Genesis 9:6 ............................................................ 5 Genesis 14:19, 22 .................................................. 5 Exodus 4:1 ............................................................. 5 Exodus 20:8-11 ...................................................... 5 Exodus 31:16-18 .................................................... 5 Numeri 16:22 ......................................................... 5 Numeri 27:16,17 .................................................... 5 Deuteronomium 4:32 ............................................. 5 Deuteronomium 26:19 ........................................... 5 Deuteronomium 32:6 ............................................. 5 1 Samuel 2:8 .......................................................... 5 1 Kronieken 16:26 .................................................. 5

2 Kronieken 2:12 .................................................... 5 Nehemia 9:6 ........................................................... 5 Job 4:17 .................................................................. 5 Job 9:2-10 ............................................................... 5 Job 10:8-12 ............................................................. 6 Job 32:22 ................................................................ 6 Job 33:4-6 ............................................................... 6 Job 35:10 ................................................................ 6 Job 36:3 .................................................................. 6 Job 37:15-18........................................................... 6 Job 38:4-11 ............................................................. 6 Job 39 ..................................................................... 6 Job 40:10-28........................................................... 7 Job 41 ..................................................................... 7 Psalm 8:4-9 ............................................................ 8 Palm19:1 ................................................................ 8 Psalm 24:1,2........................................................... 8 Psalm 28:5 .............................................................. 8

Page 2: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

Psalm 33:6-9 .......................................................... 8 Psalm 65:6-14 ........................................................ 8 Psalm 75:4 ............................................................. 8 Psalm 74:17 ........................................................... 8 Psalm 89:12,13, 48 ................................................ 8 Psalm 90:2 ............................................................. 8 Psalm 94:9 ............................................................. 8 Psalm 95:3-6 .......................................................... 8 Psalm 96:4,5 .......................................................... 9 Psalm 100:2,3 ........................................................ 9 Psalm 102:19,26 .................................................... 9 Psalm 104:1-10,14,24,25,30 ................................. 9 Psalm 136:3-9 ........................................................ 9 Psalm 139:13-16 .................................................... 9 Psalm 146:5,6 ........................................................ 9 Psalm 148:3-6 ........................................................ 9 Psalm 149:2 ........................................................... 9 Spreuken 3:19,20 .................................................. 9 Spreuken 8:22-31 ................................................ 10 Spreuken 14:31 ................................................... 10 Spreuken 16:4 ..................................................... 10 Spreuken 17:5 ..................................................... 10 Spreuken 22:2 ..................................................... 10 Prediker 3:11........................................................ 10 Prediker 11:5........................................................ 10 Prediker 12:1........................................................ 10 Jesaja 4:5 ............................................................. 10 Jesaja 17:7 ........................................................... 10 Jesaja 27:11......................................................... 10 Jesaja 29:15,16 ................................................... 10 Jesaja 40:26-28 ................................................... 10 Jesaja 41:20......................................................... 10 Jesaja 42:5 ........................................................... 10 Jesaja 43:1,7,15 .................................................. 11 Jesaja 44:2, 24 .................................................... 11 Jesaja 45:7-9,11-12,18 ........................................ 11 Jesaja 51:13,16 ................................................... 11 Jesaja 54:5,16 ..................................................... 11 Jesaja 64:8 ........................................................... 11 Jesaja 65:17,18 ................................................... 11 Jesaja 66:1-2,22-23 ............................................. 11 Jeremia 1:5 .......................................................... 11 Jeremia 10:10-13,16 ............................................ 11 Jeremia 27:5 ........................................................ 12 Jeremia 33:2-3, 25-26 ......................................... 12 Jeremia 51:15-19 ................................................. 12 Ezechiël 21:30 ..................................................... 12 Ezechiël 28:13,15 ................................................ 12

Hosea 8:14 ........................................................... 12 Amos 4:13 ............................................................ 12 Jona 1:9 ................................................................ 12 Zacharia 12:1........................................................ 12 Maleachi 2:10 ....................................................... 12 Matheus 13:35 ...................................................... 12 Matheus 19:4-6 .................................................... 12 Markus 2:27,28 ..................................................... 13 Markus 10:6-9 ...................................................... 13 Markus 13:19 ........................................................ 13 Markus 16:15 ........................................................ 13 Lukas 3:38 ............................................................ 13 Lukas 11:49-51 ..................................................... 13 Johannes 1:1-3,10................................................ 13 Johannes 17:5,24 ................................................. 13 Handelingen 4:24 ................................................. 13 Handelingen 7:48-50 ............................................ 13 Handelingen 14:15 ............................................... 13 Handelingen 17:24-28 .......................................... 13 Romeinen 1:20-25 ................................................ 13 Romeinen 5:12-19 ................................................ 14 Romeinen 8:19-22 ................................................ 14 1 Korintiërs 11:7-9 ................................................ 14 1 Korintiërs 15:22,45-47 ....................................... 14 2 Korintiërs 4:6 ..................................................... 14 Efeziërs 1:3-5 ....................................................... 14 Efeziërs 2:10......................................................... 14 Efeziërs 3:8,9........................................................ 14 Kolossenzen 1:15-17, 23 ..................................... 15 Kolossenzen 3:9,10 .............................................. 15 1 Timotheüs 4:3,4 ................................................. 15 Hebreeën 1:2,10-12 ............................................. 15 Hebreeën 2:6-11 .................................................. 15 Hebreeën 3:4 ........................................................ 15 Hebreeën 4:3,4,9-11 ............................................ 15 Hebreeën 9:11 ...................................................... 15 Hebreeën 12:27 .................................................... 16 Jacobus 3:9 .......................................................... 16 1 Petrus1:20,21 .................................................... 16 1 Petrus 4:19 ........................................................ 16 2 Petrus 3:3-7 ....................................................... 16 Judas1:14 ............................................................. 16 Openbaring 3:14 ................................................... 16 Openbaring 4:11 ................................................... 16 Openbaring 10:6 ................................................... 16 Openbaring 14:7 ................................................... 16 Openbaring 21:1 ................................................... 16

Page 3: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

OUDE TESTAMENT

Genesis 1 1 In den beginne schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. 3 En God zeide: Er zij licht; en er was licht. 4 En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. 6 En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dit make scheiding tussen wateren en wateren. 7 En God maakte het uitspansel en Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren, van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo. 8 En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag. 9 En God zeide: Dat de wateren onder de hemel op een plaats samenvloeien en het droge tevoorschijn kome; en het was alzo. 10 En God noemde het droge aarde, en de samengevloeide wateren noemde Hij zeeën. En God zag, dat het goed was. 11 En God zeide: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo. 12 En de aarde bracht jong groen voort, gewas, dat naar zijn aard zaad geeft, en geboomte, dat naar zijn aard vruchten draagt, welke zaad bevatten. En God zag, dat het goed was. 13 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag. 14 En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren; 15 En dat zij tot lichten zijn aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde; en het was alzo. 16 En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren. 17 En God stelde ze aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde, 18 En om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden. En God zag, dat het goed was.

19 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag. 20 En God zeide: Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel des hemels. 21 Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. 22 En God zegende ze en zeide: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de wateren in de zeeën, en het gevogelte worde talrijk op de aarde. 23 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag. 24 En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo. 25 En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. 26 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. 27 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. 28 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt. 29 En God zeide: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen. 30 Maar aan al het gedierte der aarde en al het gevogelte des hemels en al wat op de aarde kruipt, waarin leven is, [geef] [Ik] al het groene kruid tot spijze; en het was alzo. 31 En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.

Genesis 2 1 Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. 2 Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had.

Page 4: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

3 En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. 4 Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde, dat de Here God aarde en hemel maakte, 5 Er was nog geen enkel veldgewas op de aarde, en er was nog geen enkel kruid des velds uitgesproten, want de Here God had het niet op de aarde doen regenen, en er was geen mens om de aardbodem te bewerken; 6 Maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem; 7 Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. 8 Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had. 9 Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad. 10 Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen. 11 De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is; 12 En het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas. 13 De naam van de tweede rivier is Gichon; deze stroomt om het gehele land Ethiopie. 14 De naam van de derde rivier is Tigris; deze stroomt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat. 15 En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. 16 En de Here God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, 17 Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven. 18 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. 19 En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. 20 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste.

21 Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 22 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. 23 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal` mannin` heten, omdat zij uit de man genomen is. 24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn. 25 En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaamden zich voor elkander niet.

Genesis 3:1, 12, 19, 23 1 De slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? 12 Toen zeide de mens: De vrouw, die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten. 19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. 23 Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.

Genesis 5:1, 2 1 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 Man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen` mens` ten dage, dat zij geschapen werden.

Genesis 6:6, 7 6 Berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En de Here zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.

Genesis 7:1-4 1 En de Here zeide tot Noach: Ga in de ark, gij en geheel uw huis, want u heb Ik in dit geslacht voor mijn aangezicht rechtvaardig bevonden. 2 Van alle reine dieren zult gij zeven paar nemen, het mannetje en zijn wijfje, maar van de dieren, die niet rein zijn, een paar, het mannetje en zijn wijfje;

Page 5: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

3 Ook van het gevogelte des hemels zeven paar, mannetjes en wijfjes, om het geslacht in het leven te behouden op de gehele aarde. 4 Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten doen regenen, en Ik zal alles wat bestaat, hetgeen Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen.

Genesis 9:6 6 Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.

Genesis 14:19, 22 19 En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, 22 Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde.

Exodus 4:1 11 Maar de Here zeide tot hem: Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof ziende of blind; ben Ik het niet, de Here?

Exodus 20:8-11 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 Maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die.

Exodus 31:16-18 16 De Israelieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond. 17 Tussen Mij en de Israelieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept.

Numeri 16:22 22 Toen wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: O God, God der geesten van alle levende schepselen, als een man zondigt, zult Gij dan tegen de gehele vergadering toornen?

Numeri 27:16,17 16 De Here, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man, 17 Die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat, en die hen doet uittrekken

en hen weer terugbrengt, opdat de vergadering des Heren niet zij als schapen die geen herder hebben.

Deuteronomium 4:32 32 Want vraag toch naar de dagen van het verleden, van voor uw tijd, sinds de dag dat God de mens op de aarde schiep; en vraag van het ene einde des hemels tot het andere, of er zo iets groots is gebeurd of iets dergelijks is gehoord.

Deuteronomium 26:19 19 Dan zal Hij u verheffen tot een lof, een naam en een sieraad, boven alle volken die Hij geschapen heeft en dan zult gij een volk zijn, geheiligd aan de Here, uw God, zoals Hij gezegd heeft.

Deuteronomium 32:6 6 Vergeldt gij op deze wijze de Here, gij dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, die u geschapen heeft, die u gemaakt heeft en toebereid?

1 Samuel 2:8 8 Hij heft de geringe op uit het stof, Hij heft de arme omhoog uit het slijk, om hem te doen zitten bij edelen, en een erezetel te doen verwerven. Want de grondvesten der aarde zijn des Heren; Hij heeft daarop het aardrijk gesteld.

1 Kronieken 16:26 26 Want alle goden der volken zijn afgoden, maar de Here heeft de hemel gemaakt;

2 Kronieken 2:12 12 Voorts zeide Churam: Geprezen zij de Here, de God van Israel, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, daar Hij aan koning David een wijze zoon, begiftigd met verstand en inzicht, heeft gegeven, die een tempel voor de Here en een koninklijk paleis voor zichzelf bouwen zal.

Nehemia 9:6 6 Gij toch zijt alleen de Here, Gij hebt de hemel, de hemel der hemelen en al zijn heer gemaakt, de aarde en al wat daarop is, de zeeen en al wat daarin is; ja, Gij geeft hun allen het leven, en het heer des hemels buigt zich voor U neder.

Job 4:17 17 Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God, of een man rein tegenover zijn Maker?

Job 9:2-10 2 O zeker, ik weet wel, dat het zo is, hoe zou een sterveling gelijk hebben tegenover God? 3 Indien Hij met hem wilde gaan rechten, niet een op duizend zou hij Hem kunnen antwoorden. 4 Wie zou, hoe wijs van hart en sterk van kracht, zich tegen Hem kunnen verzetten en ongedeerd blijven?

Page 6: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

5 Hij verplaatst de bergen zonder dat men het merkt, Hij keert ze om in zijn toorn. 6 Hij doet de aarde van haar plaats wankelen, zodat haar zuilen schudden. 7 Hij geeft aan de zon bevel en zij gaat niet op, en Hij sluit de sterren onder zegel weg. 8 Hij spant geheel alleen de hemel uit, en Hij schrijdt voort over de hoogten der zee. 9 Hij maakt de Beer en de Orion, de Pleiaden en de Kamers van het Zuiden. 10 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen, ja, wonderen zonder tal.

Job 10:8-12 8 Uw handen hebben mij gewrocht en gevormd, geheel en volledig; en wilt Gij mij in het verderf storten? 9 Bedenk toch, dat Gij mij als leem hebt gevormd, en wilt Gij mij tot stof doen wederkeren? 10 Hebt Gij mij niet als melk uitgegoten, en mij als kaas laten stremmen, 11 Met huid en vlees mij bekleed, met beenderen en spieren mij doorweven? 12 Leven en genade hebt Gij mij geschonken, en uw zorg heeft mijn geest bewaakt.

Job 32:22 22 Want vleien kan ik niet, ras zou mijn Maker mij wegnemen.

Job 33:4-6 4 De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen doet mij leven. 5 Indien gij kunt, antwoord mij, maak u tegen mij op, stel u te weer. 6 Zie, voor God ben ik aan u gelijk, ook ik ben uit leem afgeknepen.

Job 35:10 10 Maar men zegt niet: Waar is God, mijn Maker, die lofzangen geeft in de nacht;

Job 36:3 3 Ik zal mijn kennis ver ophalen en mijn Maker rechtvaardigen;

Job 37:15-18 15 Begrijpt gij, hoe God hun opdracht geeft, en hoe Hij het licht zijner wolken doet schijnen? 16 Begrijpt gij iets van het zweven der wolken, de wonderwerken van de Volmaakte in kennis, 17 Gij, wiens klederen heet worden, als de aarde stil is vanwege de zuiderhitte? 18 Kunt gij zoals Hij de wolken maken tot een uitspansel, vast als een gegoten spiegel?

Job 38:4-11 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt!

5 Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? 6 Waarop zijn haar pijlers neergelaten, of wie heeft haar hoeksteen gelegd, 7 Terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden? 8 Wie heeft de zee met deuren afgesloten, toen zij bruisend uit de moederschoot kwam?; 9 Toen Ik wolken maakte tot haar kleed en duisternis tot haar windselen; 10 Toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak, grendel en deuren aanbracht; 11 Toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen, hier zal de trots uwer golven blijven staan!

Job 39 1 Kunt gij een prooi jagen voor de leeuwin en de begeerte der jonge leeuwen vervullen, 2 Wanneer zij wegduiken in hun holen, in het struikgewas op de loer liggen? 3 Wie verschaft de raaf zijn buit, wanneer zijn jongen tot God roepen, ronddolen zonder eten? 4 Kent gij de tijd, waarop de gemzen werpen? Neemt gij het jongen der hinden waar? 5 Kunt gij de maanden van haar dracht tellen, en kent gij de tijd, waarop zij werpen? 6 Zij krommen zich, brengen haar jongen voort, drijven haar vrucht uit. 7 Haar jongen worden krachtig, groeien op in het veld, zij lopen weg en keren niet tot haar terug. 8 Wie heeft de wilde ezel de vrijheid gegeven, ja, wie heeft de banden van de ezel der steppe geslaakt, 9 Wie Ik de vlakte tot zijn woning aanwees en het zilte land tot zijn verblijf? 10 Hij lacht om het gewoel der stad, luistert niet naar het geschreeuw van de drijver; 11 Hij zoekt de bergen af als zijn weide en speurt naar al wat groen is. 12 Zou de woudos u dienstbaar willen zijn, willen overnachten bij uw kribbe? 13 Kunt gij de woudos met een touw in de vore dwingen? Zal hij achter u de dalgrond eggen? 14 Vertrouwt gij op hem, omdat zijn kracht zo groot is? of laat gij aan hem uw zwoegen over? 15 Rekent gij op hem, dat hij uw koren zal binnenhalen en het naar uw dorsvloer zal samenbrengen? 16 Vrolijk klapwieken de vleugels van de struis; zijn dat liefderijke slagpennen en veren, 17 Als zij haar eieren overlaat aan de aarde en ze warm laat worden in het zand, 18 En vergeet, dat een voet ze vertrappen en het gedierte des velds ze vertreden kan? 19 Zij behandelt haar jongen hard, alsof zij de hare niet zijn; of haar zwoegen vergeefs is, deert haar niet,

Page 7: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

20 Want God heeft haar wijsheid onthouden en haar geen deel aan het inzicht gegeven. 21 Wanneer zij fier met de vleugels klapt, lacht zij om ros en ruiter. 22 Kunt gij het paard sterkte geven, zijn nek met manen bekleden? 23 Kunt gij het doen springen als een sprinkhaan? Zijn trots gesnuif is een verschrikking. 24 Het doorwoelt met vreugde het dal, met kracht trekt het de strijd tegemoet; 25 Het lacht om de vrees en is onvervaard en deinst voor het zwaard niet terug. 26 Boven hem rinkelt de pijlkoker, flikkeren lans en speer; 27 Onstuimig en wild verslindt het de bodem en is niet te houden als de hoorn klinkt; 28 Het hinnikt, zo vaak de hoorn wordt geblazen en reeds van verre ruikt het de strijd, het geroep der aanvoerders en het krijgsgeschreeuw. 29 Is het door uw inzicht, dat de valk vliegt, zijn vleugels uitslaat naar het zuiden? 30 Is het op uw bevel, dat de gier zich verheft en zijn nest in de hoogte bouwt, 31 Op rotsen woont en vernacht, op rotspunt en bergtop? 32 Vandaar speurt hij naar voedsel, zijn ogen turen in de verte; 33 Zijn jongen slurpen bloed, en waar verslagenen liggen, daar is hij. 34 En de Here antwoordde Job: 35 Wil de bediller twisten met de Almachtige? De aanklager van God antwoorde daarop! 36 Toen antwoordde Job de Here: 37 Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven? Ik leg de hand op mijn mond. 38 Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet weer; ja tweemaal, maar ik ga er niet mee voort.

Job 40:10-28 10 Zie toch het nijlpaard, dat Ik heb gemaakt, evenals u. Het eet gras zoals het rund. 11 Zie toch de kracht in zijn lendenen, de sterkte in zijn buikspieren! 12 Hij spant zijn staart als een ceder, de spieren zijner dijen zijn samengestrengeld. 13 Zijn beenderen zijn buizen van koper, zijn knoken gelijk staven van ijzer. 14 Hij is de eerste van Gods werken, het schepsel, waaraan Hij zijn zwaard gaf; 15 Ja, de bergen leveren hem hun opbrengst, waar alle dieren des velds spelen. 16 Onder de lotus legt hij zich neder, in de schuilplaats van riet en moeras. 17 Lotusplanten beschutten hem met haar schaduw, de wilgen der beek omgeven hem. 18 Zie, al is de stroom nog zo sterk, hij deinst niet terug; hij voelt zich gerust, al bruist een Jordaan tegen zijn muil.

19 Durft men hem van voren vastgrijpen, een strik door zijn neus halen? 20 Kunt gij de krokodil met een vishaak optrekken, met een touw zijn tong neerdrukken? 21 Kunt gij een bieze door zijn neus halen, met een haak zijn kaak doorboren? 22 Zal hij veel smeekbeden tot u richten, vriendelijke woorden tot u spreken? 23 Zal hij een overeenkomst met u sluiten, zult gij hem voor altoos tot knecht nemen? 24 Kunt gij met hem als met een vogeltje spelen en hem vastbinden voor uw meisjes? 25 Zullen de gezellen hem als koopwaar verhandelen, hem verdelen onder kooplieden? 26 Kunt gij zijn huid met spiesen vol steken, zijn kop met een visharpoen? 27 Leg eens uw hand op hem, denk aan de strijd; gij moet het maar niet weer doen. 28 Zie, de hoop hem te vermeesteren komt bedrogen uit; reeds bij zijn aanblik wordt men neergeveld.

Job 41 1 Niemand is zo vermetel, dat hij hem zou durven tergen; wie is het dan, die voor Mij kan standhouden? 2 Wie zou Mij tegemoet treden, die Ik ongedeerd zou laten? Wat onder de ganse hemel is, dat behoort Mij toe. 3 Ik wil niet zwijgen over zijn leden, noch over zijn geweldige kracht en kunstige lichaamsbouw. 4 Wie heeft de zoom van zijn kleed opgelicht? Wie dringt door zijn dubbel pantser heen? 5 Wie heeft de deuren van zijn muil geopend? Rondom zijn tanden is verschrikking. 6 Zijn rug bestaat uit beschermende schilden, aaneengesloten als een nauwpassend zegel. 7 Zo dicht raakt het ene het andere, dat de wind er niet tussen kan komen; 8 Het ene kleeft aan het andere, zij grijpen onafscheidelijk ineen. 9 Zijn niezen doet licht schitteren, zijn ogen zijn als de wimpers van de dageraad. 10 Uit zijn muil komen fakkels, vuurvonken schieten eruit. 11 Uit zijn neusgaten komt een damp als uit een kokende en dampende pot. 12 Zijn adem zet kolen in brand, en een vlam stijgt op uit zijn muil. 13 In zijn nek zetelt kracht, ontsteltenis springt voor hem uit. 14 Zijn vleeskwabben sluiten vast aaneen, onbeweeglijk aan hem vastgegoten. 15 Zijn binnenste is hard als steen, hard als een onderste molensteen. 16 Verheft hij zich, dan worden machtigen bevreesd, zij geraken buiten zichzelf van ontzetting.

Page 8: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

17 Treft iemand hem met een zwaard, dan houdt het geen stand, evenmin als lans, werphout of pijl. 18 IJzer acht hij als stro, koper als vermolmd hout. 19 Geen pijl jaagt hem op de vlucht, slingerstenen worden voor hem veranderd in stoppelen. 20 Als een stoppel acht hij een knots en hij lacht om het suizen van de lans. 21 Aan zijn onderzijde zitten puntige scherven, hij breidt een dorsslede uit op het slijk. 22 Hij doet de diepte koken als een pot, maakt de zee aan een zalfketel gelijk. 23 Achter hem is een lichtend spoor, zodat men de waterdiepte voor zilverhaar zou houden. 24 Zijns gelijke is er op aarde niet, een schepsel zonder vrees. 25 Op al wat hoog is, ziet hij neer, hij is koning over alle trotse dieren.

Psalm 8:4-9 4 Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: 5 Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? 6 Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. 7 Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd: 8 Schapen en runderen altegader en ook de dieren des velds, 9 De vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorkruist.

Palm19:1 2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen;

Psalm 24:1,2 Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen. 2 Want Hij heeft haar op de zeeen gegrond en op de stromen gevestigd.

Psalm 28:5 5 Omdat zij niet letten op de daden des Heren noch op het werk zijner handen, zal Hij hen afbreken en hen niet opbouwen.

Psalm 33:6-9 6 Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer. 7 Hij verzamelt het water der zee als een dam, Hij legt watervloeden in schatkamers op. 8 De ganse aarde vreze voor de Here, al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben. 9 Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.

Psalm 65:6-14 6 Met geduchte daden antwoordt Gij ons in gerechtigheid, o God van ons heil, Gij, vertrouwen van alle einden der aarde en van de verste zeeen; 7 Gij, die de bergen vastzet door uw kracht, met sterkte omgord; 8 Die het bruisen der zeeen doet bedaren, het bruisen van haar golven en het rumoer der natien. 9 Daarom vrezen zij die de einden bewonen, voor uw tekenen; waar de morgen gloort en de avond daalt, brengt Gij gejuich. 10 Gij bezoekt het land en verleent het overvloed, Gij maakt het zeer rijk. De beek Gods is vol water, Gij bereidt hun koren. Ja, zo bereidt Gij alles. 11 Gij drenkt zijn voren, Gij doorvochtigt zijn kluiten, door regenstromen maakt Gij het week; Gij zegent zijn gewas. 12 Gij kroont het jaar van uw goedheid, uw sporen druipen van vet; 13 De dreven der steppe druipen, de heuvelen omgorden zich met gejuich; 14 De landouwen zijn bekleed met kudden, de dalen tooien zich met koren: zij jubelen elkander toe, ook zingen zij.

Psalm 75:4 4 Al mogen de aarde en al haar bewoners wankelen, Ik ben het, die haar pilaren heb vastgezet.

Psalm 74:17 17 Gij zijt het, die al de grenzen der aarde hebt bepaald; zomer en winter, Gij hebt ze geformeerd.

Psalm 89:12,13, 48 12 Uwer is de hemel, uwer is ook de aarde; de wereld en haar volheid, Gij hebt ze gegrond, 13 Het Noorden en het Zuiden, Gij hebt ze geschapen; Tabor en Hermon jubelen in uw naam. 48 Gedenk, wat mijn levensduur is, tot welke nietigheid Gij alle mensenkinderen hebt geschapen.

Psalm 90:2 2 Eer de bergen geboren waren, en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

Psalm 94:9 9 Zou Hij, die het oor plantte, niet horen? die het oog vormde, niet zien?

Psalm 95:3-6 3 Want de Here is een groot God, een groot Koning, boven alle goden, 4 In wiens hand de diepten der aarde zijn, en wiens de toppen der bergen zijn; 5 Wiens de zee is, daar Hij ze heeft gemaakt, ook het droge, dat zijn handen hebben geformeerd.

Page 9: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

6 Treedt toe, laten wij ons nederwerpen en ons buigen, knielen voor de Here, onze Maker;

Psalm 96:4,5 4 Want de Here is groot en zeer te prijzen, geducht is Hij boven alle goden; 5 Want alle goden der volken zijn afgoden, maar de Here heeft de hemel gemaakt;

Psalm 100:2,3 2 Dient de Here met vreugde, komt voor zijn aangezicht met gejubel. 3 Erkent, dat de Here God is; Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe, zijn volk, de schapen die Hij weidt.

Psalm 102:19,26 19 Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht, en het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven; 26 Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen;

Psalm 104:1-10,14,24,25,30 1 Loof de Here, mijn ziel. Here, mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed. 2 Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed, 3 Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van de wind. 4 Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren. 5 Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt. 6 De waterdiepte; Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; 7 Zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; 8 Bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. 9 Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken. 10 Hij zendt de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen; 14 Hij doet het gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door de mens, brood uit de aarde voortbrengende 24 Hoe talrijk zijn uw werken, o Here, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de aarde is vol van uw schepselen. 25 Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt, waarin gewemel is, zonder tal, kleine zowel als grote dieren; 30 Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem.

Psalm 136:3-9 3 Looft de Heer der heren, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. 4 Hem, die grote wonderen doet, Hij alleen, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid; 5 Die met verstand de hemel schiep, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid; 6 Die de aarde op de wateren uitbreidde, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid; 7 Die de grote lichten maakte, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid; 8 De zon tot heerschappij over de dag, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid; 9 De maan en de sterren tot heerschappij over de nacht, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

Psalm 139:13-16 13 Want Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. 14 Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel. 15 Mijn gebeente was voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt werd, gewrocht in de diepten van het aardrijk; 16 Uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren zij alle opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond.

Psalm 146:5,6 5 Welzalig hij, die de God van Jakob tot zijn hulpe heeft, wiens verwachting is op de Here, zijn God, 6 Die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en al wat daarin is, die trouwe houdt tot in eeuwigheid;

Psalm 148:3-6 3 Looft Hem, zon en maan, looft Hem, al gij lichtende sterren. 4 Looft Hem, hemel der hemelen, en gij wateren boven de hemel. 5 Dat zij de naam des Heren loven, want Hij gebood en zij waren geschapen; 6 Hij zette ze vast voor immer en altoos, Hij stelde hun een inzetting, die geen hunner overtreedt.

Psalm 149:2 2 Israel verheuge zich in zijn Maker, laten de kinderen Sions juichen over hun Koning.

Spreuken 3:19,20 19 De Here heeft door wijsheid de aarde gegrond, door verstand de hemelen vastgesteld, 20 Door zijn kennis zijn de waterdiepten gekliefd en druppelen de wolken dauw.

Page 10: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

Spreuken 8:22-31 22 De Here heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van zijn wegen, voor zijn werken van ouds af. 23 Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond. 24 Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water. 25 Eer de bergen omlaag gezonken waren, voor de heuvelen ben ik geboren; 26 Toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt, noch de eerste stofdeeltjes der wereld. 27 Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar; toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan, 28 Toen Hij de wolken daarboven bevestigde, en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden, 29 Toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden, en Hij de grondslagen der aarde bepaalde, 30 Toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht, 31 Mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

Spreuken 14:31 31 Wie de behoeftige verdrukt, smaadt diens Maker; maar wie zich over de arme ontfermt, eert Hem.

Spreuken 16:4 4 De Here heeft alles gemaakt voor zijn doel, ja, zelfs de goddeloze voor de dag des kwaads.

Spreuken 17:5 5 Wie de arme bespot, smaadt diens Maker; wie zich over rampspoed verheugt, blijft niet ongestraft.

Spreuken 22:2 2 Rijken en armen ontmoeten elkander; hun aller Maker is de Here.

Prediker 3:11 11 Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken.

Prediker 11:5 5 Zoals gij de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin kent gij het werk van God, die alles maakt.

Prediker 12:1 1 Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren

naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen;

Jesaja 4:5 5 Dan zal de Here over het gehele gebied van de berg Sion en over de samenkomsten die daar gehouden worden, des daags een wolk scheppen en des nachts een schijnsel van vlammend vuur, want over al wat heerlijk is, zal een beschutting zijn.

Jesaja 17:7 7 Te dien dage zal de mens de blik richten op zijn Maker en zijn ogen zullen zien naar de Heilige Israels;

Jesaja 27:11 11 Wanneer haar takken verdroogd zijn, worden zij afgebroken; vrouwen komen en steken ze aan. Omdat het geen volk van inzicht is, daarom ontfermt zijn Maker er Zich niet over en is zijn Formeerder het niet genadig.

Jesaja 29:15,16 15 Wee hun die een plan diep voor de Here verbergen, wier werk in de duisternis geschiedt en die zeggen: Wie ziet ons en wie kent ons? 16 O, deze verkeerdheid van u! Of moet de boetseerder op een lijn gesteld worden met het leem, zodat het maaksel van zijn maker zou kunnen zeggen: Hij heeft mij niet gemaakt? en het boetseersel van zijn boetseerder: Hij heeft geen verstand?

Jesaja 40:26-28 26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heer daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft niet een achter. 27 Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israel: mijn weg is voor de Here verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? 28 Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de Here, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden.

Jesaja 41:20 20 Opdat men zie en tevens erkenne, bedenke en tevens begrijpe, dat de hand des Heren dit gedaan en de Heilige Israels het geschapen heeft.

Jesaja 42:5 5 Zo zegt God, de Here, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen.

Page 11: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

Jesaja 43:1,7,15 1 Maar nu, zo zegt de Here, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israel: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. 7 Ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. 15 Ik de Here, uw Heilige, de Schepper van Israel, uw Koning.

Jesaja 44:2, 24 2 Zo zegt de Here, uw Maker en van de moederschoot aan uw Formeerder, die u helpt: Vrees niet, mijn knecht Jakob, en Jesurun, die Ik verkoren heb. 24 Zo zegt de Here, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de Here, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht;

Jesaja 45:7-9,11-12,18 7 Die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de Here, doe dit alles. 8 Druppelt, hemelen, van boven en laten de wolken gerechtigheid doen neerstromen; de aarde opene zich, opdat het heil ontluike en zij daarbij gerechtigheid doe uitspruiten; Ik, de Here, heb dit geschapen. 9 Wee hem die met zijn Formeerder twist, een scherf onder aarden scherven. Zal ook het leem tot zijn vormer zeggen: Wat maakt gij? of uw werk: Hij heeft geen handen? 11 Zo zegt de Here, de Heilige Israels, en zijn Formeerder: Vraagt Mij naar de toekomstige dingen, vertrouwt Mij mijn zonen en het werk mijner handen toe. 12 Ik ben het, die de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen heb; mijn handen hebben de hemelen uitgespannen en aan al hun heer heb Ik mijn bevelen gegeven. 18 Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft (Hij is God) die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander.

Jesaja 51:13,16 13 Dat gij vergeet de Here, uw Maker, die de hemel uitspande en de aarde grondvestte; dat gij bestendig, de gehele dag, verschrikt zijt vanwege de grimmigheid van de verdrukker, wanneer hij uit is op verderven? Waar is nu de grimmigheid van de verdrukker? 16 Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die

de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt mijn volk.

Jesaja 54:5,16 5 Want uw man is uw Maker, Here der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israels, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. 16 Zie, Ik ben het, die de smid geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn kunst het wapen vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen.

Jesaja 64:8 8 Maar nu, Here, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van uw hand.

Jesaja 65:17,18 17 Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. 18 Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap.

Jesaja 66:1-2,22-23 1 Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust? 2 Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des Heren; op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft. 22 Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. 23 En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here.

Jeremia 1:5 5 Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld.

Jeremia 10:10-13,16 10 Doch de Here is de waarachtige God, Hij is de levende God en een eeuwig Koning; voor zijn toorn beeft de aarde en de volken kunnen zijn gramschap niet verdragen. 11 (Zo zult gij tot hen zeggen: De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde en van onder de hemel).

Page 12: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

12 Hij maakt de aarde door zijn kracht, Hij bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand. 13 Als Hij zijn stem doet horen, is er een geruis van water aan de hemel en doet Hij dampen opstijgen van het einde der aarde; bliksemen maakt Hij bij de regen, en wind doet hij voortkomen uit zijn voorraadkamers. 16 Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles, en Israel is de stam zijner erfenis: Here der heerscharen is zijn naam!

Jeremia 27:5 5 Ik heb de aarde, de mens en het gedierte, dat op het oppervlak der aarde is, door mijn grote kracht en mijn uitgestrekte arm gemaakt, en Ik geef ze aan wie het Mij goeddunkt. Jeremia 32:17 17 Ach, Here Here, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U.

Jeremia 33:2-3, 25-26 2 Zo zegt de Here, die dat doet, de Here, die dat formeert, om het in vervulling te doen gaan, wiens naam Here is: 3 Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en u grote, ondoorgrondelijke dingen verkondigen, waarvan gij niet weet. 25 Zo zegt de Here: Indien Ik mijn verbond aangaande de dag en de nacht, de verordeningen van hemel en aarde, niet heb vastgesteld, 26 Dan zal Ik ook het nakroost van Jakob en mijn knecht David verwerpen, dat Ik uit zijn nazaten geen heersers neem over het nageslacht van Abraham, Isaak en Jakob, want Ik zal een keer brengen in hun lot en Mij over hen ontfermen.

Jeremia 51:15-19 15 Hij maakt de aarde door zijn kracht, bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand. 16 Als Hij zijn stem doet horen, is er een geruis van water aan de hemel en doet Hij dampen opstijgen van het einde der aarde; bliksemen maakt Hij bij de regen en wind doet Hij voortkomen uit zijn voorraadkamers. 17 Verstomd staat ieder mens, zonder kennis; beschaamd staat iedere goudsmid om het beeld, want leugen is zijn gietsel, en er is geen geest in hen; 18 Nietigheid zijn zij, een bespottelijk maaksel; als aan hen bezoeking gedaan wordt, gaan zij teniet. 19 Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles en Israel is de stam zijner erfenis; Here der heerscharen is zijn naam!

Ezechiël 21:30 30 Steek het zwaard weer in de schede. In de plaats waar gij geschapen zijt, in uw land van herkomst zal Ik u richten.

Ezechiël 28:13,15 13 In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. 15 Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt totdat er onrecht in u werd gevonden:

Hosea 8:14 14 Ja, Israel heeft zijn Maker vergeten, en heeft paleizen gebouwd, terwijl Juda talrijke versterkte steden maakte. Doch Ik zal een vuur in zijn steden werpen; dat zal haar burchten verteren.

Amos 4:13 13 Want zie, Hij, die de bergen formeert en de wind schept, en de mens te kennen geeft wat zijn overleg is, die de dageraad tot donkerheid maakt, en voortschrijdt over de hoogten der aarde; Here, God der heerscharen, is zijn naam.

Jona 1:9 9 En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreeer en ik vrees de Here, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft.

Zacharia 12:1 1 Godsspraak, het woord des Heren, over Israel. Aldus luidt het woord van de Here, die de hemel uitspant en de aarde grondvest, en de geest des mensen in diens binnenste formeert.

Maleachi 2:10 10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom zijn wij dan trouweloos tegenover elkander en ontheiligen het verbond onzer vaderen? NIEUWE TESTAMENT

Matheus 13:35 35 opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is.

Matheus 19:4-6 4 Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?

Page 13: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

5 En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot een vlees zijn. 6 Zo zijn zij niet meer twee, maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. Mattheus 24:21

Markus 2:27,28 27 En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. 28 Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat.

Markus 10:6-9 6 Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt; 7 daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot een vlees zijn. 8 Zo zijn zij niet meer twee, maar een vlees. 9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.

Markus 13:19 19 Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal.

Markus 16:15 15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.

Lukas 3:38 38 De zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.

Lukas 11:49-51 49 Daarom zegt ook de wijsheid Gods: Ik zal tot hen zenden profeten en apostelen en van hen zullen zij sommigen doden en vervolgen, 50 opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is sinds de grondvesting der wereld, 51 van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharias, die omgebracht is tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg u, het zal afgeëist worden van dit geslacht.

Johannes 1:1-3,10 1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.

Johannes 17:5,24 5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. 24 Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt - Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld.

Handelingen 4:24 24 En toen dezen het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God en zeiden: Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is

Handelingen 7:48-50 48 De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt: 49 De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten. Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here, of wat is de plaats mijner rust? 50 Heeft niet mijn hand dit alles gemaakt?

Handelingen 14:15 15 uitroepende: Mannen, wat doet gij daar? Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en verkondigen u, dat gij u van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft.

Handelingen 17:24-28 24 De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, 25 en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. 26 Hij heeft uit een enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, 27 opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. 28 Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht.

Romeinen 1:20-25 20 Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. 21 Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart.

Page 14: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

22 Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, 23 en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. 24 Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. 25 Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen.

Romeinen 5:12-19 12 Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; 13 want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. 14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. 15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. 16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van een; want het oordeel leidde van een overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. 17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. 18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. 19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden.

Romeinen 8:19-22 19 Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.

20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, 21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. 22 Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.

1 Korintiërs 11:7-9 7 Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. 8 Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. 9 De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man.

1 Korintiërs 15:22,45-47 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 45 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. 46 Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. 47 De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel.

2 Korintiërs 4:6 6 Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.

Efeziërs 1:3-5 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil.

Efeziërs 2:10 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

Efeziërs 3:8,9 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen,

Page 15: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

9 en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt) dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen.

Kolossenzen 1:15-17, 23 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.

Kolossenzen 3:9,10 9 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, 10 en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.

1 Timotheüs 4:3,4 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt.

Hebreeën 1:2,10-12 2 Gij Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. 10 En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; 11 die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten, 12 en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.

Hebreeën 2:6-11 6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? 7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond,

8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen hem onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; 9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond. 10 Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. 11 Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen.

Hebreeën 3:4 4 Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God.

Hebreeën 4:3,4,9-11 3 Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft: gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan, en toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed. 4 Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag van al zijn werken; 9 Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. 10 Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.

Hebreeën 9:11 11 Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping. Hebreeën 11:1-7 1 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. 2 Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. 3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. 4 Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kain; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. 5 Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen.

Page 16: DE SCHEPPINGSBIJBEL · Schepping: de sabbat van de zevende dag (o.a. Genesis 2:2,3; Exodus 20:8-11; Ezechiël 20:12,20). Wie God als Schepper liefheeft en eert, zal dit teken van

Want voordat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; 6 maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. 7 Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.

Hebreeën 12:27 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is.

Jacobus 3:9 9 Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn.

1 Petrus1:20,21 20 Hij was van tevoren gekend, voor de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, 21 die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God.

1 Petrus 4:19 19 Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende.

2 Petrus 3:3-7 3 Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, 4 en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is.

5 Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, 6 waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. 7 Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen.

Judas1:14 14 Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden.

Openbaring 3:14 14 En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods.

Openbaring 4:11 11 Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.

Openbaring 10:6 6 en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen daarin is: er zal geen uitstel meer zijn.

Openbaring 14:7 7 en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.

Openbaring 21:1 1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer.

(samengesteld door Ingrid Wijngaarde, [email protected], 02-07-2017)