De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere...

51
De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een verkennende studie Ton Jonker, Jana Knot-Dickscheit & Anne-Marie Huyghen

Transcript of De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere...

Page 1: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd

Een verkennende studie

Ton Jonker, Jana Knot-Dickscheit & Anne-Marie Huyghen

Page 2: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is
Page 3: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd

Een verkennende studie

Auteurs:

Ton Jonker

Jana Knot-Dickscheit

Anne-Marie Huyghen

In samenwerking met:

Marieke Boelhouwer

Marieke de Jonge

Marike Serra

Page 4: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

Colofon

Titel De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd. Een verkennende studie

Auteurs Ton Jonker, Jana Knot-Dickscheit en Anne-Marie Huyghen

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Gedrags- en

Maatschappijwetenschappen, Basiseenheid Orthopedagogiek

In samenwerking met Marieke Boelhouwer (Molendrift), Marieke de Jonge en Marike Serra

(Accare)

In opdracht van Nederlandse Vereniging voor pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)

Correspondentie Jana Knot-Dickscheit ([email protected])

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit GMW

Basiseenheid Orthopedagogiek

Grote Rozenstraat 38

9712 TJ Groningen

Secretariaat: 050 363 6566

Copyright Gebruik en overname van de teksten, ideeën en resultaten uit deze

publicatie is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermelding

December 2017

Page 5: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

Samenvatting

De POH-Jeugdfunctie is volop in ontwikkeling. In verschillende regio’s is en wordt ervaring opgedaan

met deze functie. Het doel van dit onderzoek is om leemtes in de huidige kennis te vullen ten aanzien

van de invulling, uitvoering en vormgeving van de POH-Jeugdfunctie. In deze studie is kwantitatief

onderzoek verricht middels vragenlijsten voor POH-jeugd en huisartsen en kwalitatief onderzoek

middels semigestructureerde interviews met POH-jeugd en deskundigen. Uit het onderzoek blijkt dat

de POH-Jeugdfunctie wordt uitgevoerd door zowel HBO- als WO-geschoolde hulpverleners, met

gemiddeld overwegend veel ervaring in de Jeugd-GGZ of KJP. De werkzame elementen van de

begeleiding die de geïnterviewde POH-jeugd noemden zijn: cognitieve gedragstherapie, psycho-

educatie en een aanpak waarin het systeem rondom het kind wordt betrokken. Over het algemeen

zijn huisartsen en POH-jeugd positief over hun samenwerking; de belangrijkste belemmering hierin

wordt gevormd door gebrek aan mogelijkheden voor overleg. Volgens de geïnterviewde POH-jeugd

heeft de opleiding Orthopedagogiek een toegevoegde waarde in deze functie. Onderscheidend zijn

volgens hen aandacht voor het systeem rondom het kind en focus op relaties en interacties tussen

kind en omgeving. De POH-Jeugdconstructies die in dit onderzoek het meest voorkomen zijn

respectievelijk detachering vanuit een GGZ-instelling en loondienst bij de huisarts. POH-jeugd kunnen

ook als ZZP-er of via het CJG bij de huisarts werken. De financiering van de POH-Jeugdfunctie is

afhankelijk van de taken die worden uitgevoerd. Zorgverzekeraars en gemeenten zijn de

belangrijkste financiers. In dit onderzoek worden duidelijke richtlijnen en uitbreiding van de opleiding

tot POH-Jeugd aanbevolen om de POH-Jeugdfunctie verder te ontwikkelen. Limitaties in dit

onderzoek worden gevormd door mogelijke selectiebias en doordat geen gebruik is gemaakt van

gevalideerde vragenlijsten.

Page 6: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

Voorwoord

Dit onderzoek is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen, Basiseenheid Orthopedagogiek, in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) en in samenwerking met Accare Kinder- en jeugdpsychiatrie en Molendrift te Groningen.

Dank aan alle POH-jeugd, huisartsen en experts die aan dit onderzoek hebben deelgenomen en in het bijzonder de participanten die zijn geïnterviewd. Dit onderzoek was niet tot stand gekomen zonder deze bijdragen.

Over de auteurs:

Ton Jonker, Msc. is orthopedagoog en onderwijskundige en werkt als junior onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen, Basiseenheid Orthopedagogiek, Sectie Jeugdzorg. Daarnaast begeleidt hij leerlingen in het voortgezet onderwijs die als gevolg van gezins-, gedrags- en/of leerproblemen dreigen uit te vallen.

Dr. Jana Knot-Dickscheit is werkzaam als Universitair Hoofddocent bij de Rijksuniversiteit Groningen, Basiseenheid Orthopedagogiek, Sectie Jeugdzorg en tevens als cognitief gedragstherapeut en GZ-psycholoog bij Molendrift.

Dr. Anne-Marie Huyghen is psycholoog en werkt als docent/onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen, Basiseenheid Orthopedagogiek, Sectie Jeugdzorg.

Page 7: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

Inhoud

1. Inleiding ....................................................................................................................................... 8

1.1. Probleem- en doelstelling en onderzoeksvragen .................................................................... 9

1.2. Leeswijzer ................................................................................................................................ 9

2. Overzicht van literatuur............................................................................................................. 10

2.1. Opleidingsniveau en werkervaring ........................................................................................ 10

2.2. Taken ..................................................................................................................................... 10

2.3. Hulpvragen ............................................................................................................................ 11

2.4. Werkwijze .............................................................................................................................. 11

2.5. Best practices ........................................................................................................................ 12

2.6. Ervaringen van betrokkenen ................................................................................................. 12

2.7. Samenwerking ....................................................................................................................... 12

2.8. Knelpunten in de werkwijze pilots ........................................................................................ 13

2.9. Constructies en financiering .................................................................................................. 14

3. Methode .................................................................................................................................... 15

3.1. Design .................................................................................................................................... 15

3.2. Participanten ......................................................................................................................... 15

3.3. Meetinstrumenten ................................................................................................................ 16

3.4. Procedure .............................................................................................................................. 16

3.5. Analyses ................................................................................................................................. 17

4. Resultaten.................................................................................................................................. 18

4.1. Omschrijving van de onderzoeksgroep ................................................................................. 18

4.2. Uitkomsten van de vragenlijsten ........................................................................................... 18

4.3. Analyse van de interviews met POH-jeugd en de adviseur ................................................... 22

4.4. Constructies en financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie .......................................... 34

5. Conclusie en discussie ............................................................................................................... 36

Literatuur ............................................................................................................................................... 39

Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 42

Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 44

Page 8: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is
Page 9: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

8

1. Inleiding

Het jeugdzorgstelsel heeft de afgelopen jaren grote ontwikkelingen doorgemaakt. Sinds 1 januari

2015 is de decentralisatie van de zorg in gang gezet en zijn gemeenten verantwoordelijk geworden

voor de jeugdzorg. Met de transformatie van de jeugdzorg wordt beoogd dat de zorg transparanter,

efficiënter en tegen lagere kosten wordt geboden (Bosscher, 2014). Dit vraagt van professionals in de

zorg een werkwijze die meer preventief en omgevingsgericht is. De zorg wordt meer gericht op het

versterken van de eigen kracht van de jeugdigen en ouders, waarbij het sociale netwerk van het gezin

wordt gemobiliseerd. Er wordt meer ingezet op sociale cohesie in de wijk. Gezinnen krijgen integrale

hulp, er wordt beoogd dat er minder beroep wordt gedaan op gespecialiseerde zorg en dat de

professionals door vermindering van regeldruk meer ruimte krijgen om passende hulp te bieden (Van

Yperen, Wijnen & Hageraats, 2016).

De ontwikkeling van de functie Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd (POH-Jeugd) sluit aan bij

dit beleid. Idealiter wordt hulp zo dicht mogelijk bij huis en zo vroegtijdig en snel mogelijk geboden.

Huisartsen kunnen hierin een rol spelen, zij kennen gezinnen vaak al langere tijd, waardoor de

drempel om naar de huisarts te gaan voor veel mensen niet hoog is. Voor kinderen en ouders is de

huisarts daardoor een eerste aanspreekpunt bij psychosociale- en somatische klachten (Van Dijk,

Verhaak, Walstock & Zwaanswijk, 2015). Door de kennis over de achtergrond en medische

voorgeschiedenis van het gezin, kan de huisarts gepresenteerde klachten in een bredere context

plaatsen.

Het eerste project met de POH-Jeugdfunctie werd in 2010 gestart. De initiatiefnemers van dit

project, Eureka genaamd, zagen kansen om via de huisartsenpraktijk middels een POH-Jeugd de zorg

aan jeugdigen efficiënter vorm te geven. De essentie van dit project was dat kinderen met

psychosociale problemen vroegtijdig werden opgespoord, zo mogelijk kortdurend werden behandeld

door een POH-Jeugd binnen de eerstelijns setting en, indien nodig, tijdig en gericht werden verwezen

naar de tweedelijns zorg (Van Dijk, Verhaak & Zwaanswijk, 2013).

Na het Eureka project is in verschillende regio’s in Nederland ervaring opgedaan met de POH-

Jeugdfunctie. Van een aantal projecten zijn evaluatie rapporten gepubliceerd, zoals ’s Hertogenbosch

Noord en West, uitgevoerd tussen oktober 2012 en oktober 2013 (Van Manen & Van Kerkhof, 2013);

Groningen en Friesland, uitgevoerd tussen juli 2013 en december 2014 (Serra et al., 2015); regio

Zuidoost-Brabant, uitgevoerd in het voorjaar van 2014 (De Wildt, Romeijnders, & Ringoir, 2015);

Gorinchem, uitgevoerd tussen mei 2014 en januari 2015 (Magnée & Verhaak, 2015); Heerenveen

uitgevoerd, vanaf april 2015 met een tussenevaluatie in december 2015 (Molendrift, 2015) en

Leeuwarden, uitgevoerd vanaf 2015 met een evaluatie in april 2016 (Boendermaker, Snippe &

Bieleman, 2016). Lopende pilots vinden plaats in onder meer de gemeenten Papendrecht (CJG en

huisartsen versnellen en versterken hulp aan jeugdigen, 2017), Purmerend (Huisartsen Purmerend

blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse

jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is de Dronter Koers? n.d.), Twenterand (Pilot POH Jeugd GGZ, n.d.),

Hardenberg en Ommen (Huisartsen krijgen gemeentelijke hulp bij uitvoering jeugdzorg, 2017), Assen

(Praktijkondersteuners Jeugd aan de slag, 2017), Meppel (Netwerkgroep huisartsencoördinatoren,

n.d.) en Coevorden (Netwerkgroep huisartsencoördinatoren, n.d.).

Page 10: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

9

1.1. Probleem- en doelstelling en onderzoeksvragen

De POH-Jeugdfunctie is volop in ontwikkeling. In verschillende regio’s is en wordt ervaring opgedaan

met deze functie. Op dit moment ontbreekt echter nog kennis over de precieze invulling van de POH-

Jeugdfunctie, wat de best practices zijn in de uitvoering van deze functie, wat de ervaringen zijn van

betrokkenen met betrekking tot de POH-Jeugdfunctie, welke belemmeringen betrokkenen ervaren

en wat voor oplossingen daarvoor zijn gevonden. Ook over de verschillende constructies en

financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie is weinig kennis beschikbaar. Het doel van dit

onderzoek is deze leemtes te vullen. De POH-Jeugdfunctie lijkt uitgevoerd te worden door mensen

met verschillende opleidingen. In deze studie wordt geïnventariseerd of een orthopedagogische

achtergrond in de POH-Jeugdfunctie een toegevoegde waarde heeft en waar die meerwaarde uit

bestaat. In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen:

1. Hoe wordt de functie POH-Jeugd op dit moment vorm gegeven en wat zijn best/good practice

voorbeelden van de POH-Jeugd?

a. Wie vervult de functie POH-Jeugd?

b. Hoe wordt de functie POH-Jeugd ingevuld?

c. Wat zijn best/good practice voorbeelden van de POH-Jeugd en welke werkzame

elementen kenmerken deze voorbeelden?

2. Wat zijn de ervaringen van de POH-Jeugd en huisartsen m.b.t. deze functie?

3. Heeft de orthopedagoog een meerwaarde in deze functie en zo ja, waaruit bestaat deze?

4. Hoe wordt de POH-Jeugdfunctie gefinancierd?

1.2. Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt aan de hand van een aantal thema’s een overzicht gegeven van de

beschikbare informatie over de POH-Jeugdfunctie vanuit de literatuur. De gebruikte methoden in dit

onderzoek worden beschreven in hoofdstuk drie. De resultaten worden weergegeven in hoofdstuk

vier. De conclusie en discussie leest u in hoofdstuk vijf.

Page 11: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

10

2. Overzicht van literatuur

In deze paragraaf wordt de huidige stand van kennis over de POH-Jeugdfunctie beschreven aan de

hand van de volgende thema’s: het opleidingsniveau en de werkervaring van de POH-Jeugd; de

taken; hulpvragen; de werkwijze; de best practices; ervaringen van betrokkenen; samenwerking; de

knelpunten die in de pilots naar voren komen en de gebruikte constructies en financieringsvormen.

Een literatuurstudie van gepubliceerde pilot-evaluaties is in voorbereiding (De Jonge & Jonker, in

voorbereiding). Hierin wordt informatie over de effectiviteit van jeugdhulp bij de huisarts

samengevat.

2.1. Opleidingsniveau en werkervaring

In de praktijk kan de POH-Jeugdfunctie worden uitgevoerd door hulpverleners met uiteenlopende

opleidingen en mate van werkervaring. Er is nog geen specifieke opleiding tot de POH-Jeugd. Wel is

er een POH-GGZ opleiding, waarvoor opleidingen zoals maatschappelijk werk, B-verpleegkunde,

sociaal pedagogische hulpverlening, psychologie (universitair en HBO) en orthopedagogiek toegang

bieden. Door Douma (2016) wordt echter geconcludeerd dat veel reguliere POH’s-GGZ zich met mate

gekwalificeerd voelen op het gebied van jeugdproblematiek. Uit zowel de pilot in Leeuwarden als de

pilot in Gorinchem blijkt dat de verschillen in kennis en expertise kan leiden tot belemmeringen in

ernsttaxatie van problematiek en de mogelijkheid van de POH-Jeugd om problemen te behandelen

(Boendermaker et al., 2016; Magnée & Verhaak, 2015). In Leeuwarden werd door enkele

betrokkenen in de pilot opgemerkt dat het voor de POH-Jeugd soms lastig is om in te schatten bij

welke problematiek zij zelf begeleiding kunnen bieden en wanneer een doorverwijzing wenselijk is. In

deze pilot waren twee orthopedagogen en één psycholoog aangenomen als POH-Jeugd. Betrokkenen

bij deze pilot geven aan dat duidelijke richtlijnen nog niet beschikbaar zijn, mede doordat er nog

geen specifieke opleiding is voor POH-Jeugd.

“De problematiek waarmee jongeren bij een POH-Jeugd terecht komen is bovendien zeer

divers en valt in sommige gevallen buiten het terrein waarmee de POH-Jeugd veel ervaring

heeft. In dergelijke gevallen is het voor de POH’er lastiger de ernst en complexiteit van de

problematiek in te schatten, hetgeen de beslissing om al dan niet door te verwijzen kan

bemoeilijken.” (Boendermaker et al., 2016, p.12).

In de pilot die in Gorinchem is uitgevoerd, werd in de evaluatie door twee huisartsen en de POH-

jeugd het ontbreken van expertise op het gebied van de doelgroep genoemd als belemmerende

factor.

“Niet alle POH-jeugd-GGZ hebben een opleiding of ervaring op dit gebied, waardoor het voor

hen soms moeilijk is om in te schatten wat zij wel en niet kunnen uitvoeren in de behandeling

en zij hebben ook geen ervaring met het behandelen van deze groep. Een POH-Jeugd-GGZ

denkt dat zij hierdoor alsnog veel patiënten moet doorverwijzen. Een huisarts vraagt zich af of

zij wel voldoende in staat is de problematiek te herkennen en uit te vragen.” (Magnée &

Verhaak, 2015, p. 17).

2.2. Taken

De taken die de praktijkondersteuners uitvoerden, komen in grote mate overeen tussen de pilots.

Het gaat om probleem- en vraagverheldering van ouders en kinderen, opvoedingsondersteuning en

Page 12: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

11

laagdrempelige advisering, kortdurende probleemgerichte begeleiding/ behandeling (tussen 5 en 8

consulten), ondersteuning van de huisarts met informatie en advies, contacten onderhouden met

ketenpartners en gerichte doorverwijzing. Bij doorverwijzing werd in zowel de pilot van Accare en

Molendrift als de pilot in ’s Hertogenbosch ondersteuning geboden gedurende de wachtlijstperiode

van een zorginstelling (Serra et al., 2015; Van Manen & Van Kerkhof, 2013). De praktijkondersteuners

in de pilot van Accare en Molendrift verleenden tevens crisisinterventie of spoedhulp (Serra et al.,

2015).

2.3. Hulpvragen

De klachten waarvoor huisartsen doorverwijzen naar de POH-Jeugd komen in grote mate overeen in

de verschillende uitgevoerde pilots. In alle geëvalueerde pilots worden gedragsproblemen,

psychische/psychosociale problemen, opvoedproblemen en problemen op school genoemd

(Boendermaker et al., 2016; Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015; Magnée & Verhaak, 2015; Serra et

al., 2015; Van Dijk et al., 2013). Uit de evaluaties van deze pilots ontstaat het beeld dat veel

hulpvragen met betrekking tot psychische en psychosociale problemen, gaan over

concentratieproblemen, autismespectrumstoornis, stemmingsproblemen (angst- en

somberheidsklachten), psychosomatische klachten (hoofdpijn, buikpijn, vermoeidheid),

dwangklachten, slaapproblemen en bedplassen. Specifieke opvoedproblemen waarmee ouders bij

een POH-Jeugd komen zijn in de geëvalueerde pilots niet veel beschreven. In de evaluatie van de

pilot bij Accare wordt wel geconcludeerd dat de POH-jeugd in de praktijk hulpvragen tegenkomt op

het gebied van systeem- en gezinsproblematiek onder andere bij multiprobleemgezinnen (Serra et

al., 2015). Opvoedvragen kunnen gaan over probleemgedrag van het kind of opvoedproblemen met

betrekking tot een echtscheiding (De Wildt et al., 2015). Vragen op het gebied van school gingen in

de pilot in Brabant vooral over dyslexie of taalontwikkelingsstoornissen (Evaluatie pilots Kind en

Jeugd, 2015). In de pilot bij Accare hielden POH-jeugd zich tevens bezig met schoolverzuim (Serra et

al., 2015).

2.4. Werkwijze

Ondanks een grote overeenkomst in de taken die worden uitgevoerd door POH-jeugd, gebruiken zij

niet overal dezelfde werkwijze. Doordat de POH-Jeugdfunctie binnen de huisartsenzorg relatief

nieuw is, wordt er inhoudelijk op uiteenlopende wijzen gewerkt (Mok, Wenning, & De Vries, 2016).

Een beschrijving van de werkwijze die POH-jeugd volgen, wordt gegeven in het Handboek POH-GGZ

van Mok et al. (2016). Volgens dit handboek is de procedurele werkwijze van de POH-Jeugd

grotendeels gelijk aan die van de POH-GGZ voor volwassenen. De POH-GGZ functie is in 2008

geïntroduceerd en kan in de huisartsenpraktijk worden ingezet voor psychische problematiek bij

kinderen, ouderen of chronisch psychiatrische patiënten (Heiligers et al., 2012). Samengevat wordt in

het Handboek POH-GGZ de volgende werkwijze weergegeven: tijdens het consult bepaalt een

huisarts of de aard van de klacht reden is om door te verwijzen naar de POH-Jeugd. Indien de

hulpvraag van de ouders onduidelijk is, kan de huisarts ook beslissen om naar een POH-Jeugd te

verwijzen om de hulpvraag te verhelderen (Mok et al., 2016).

Het eerste gesprek met de POH-Jeugd vindt idealiter plaats binnen twee weken. Bij dit

gesprek zijn bij voorkeur zowel ouders als kind aanwezig, maar als het wenselijk is, kan de

praktijkondersteuner daarvan afwijken. Naast het bespreken van algemene zaken en de te

verwachten procedure, ligt de focus in het eerste gesprek op probleemverheldering en het

opbouwen van vertrouwen. Bij de probleemverheldering wordt op een holistische manier gekeken

Page 13: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

12

naar de situatie. Het ‘Problemen, Omgeving en Persoonlijke stijl-model’ (‘PrOP-model’) kan hierbij

worden gebruikt. Het ‘PrOP-model’ is een vertaling voor kinderen en jongeren van het ‘KOP-model’

(Rijnders & Heene, 2010) en heeft als doel om in een beperkt aantal sessies klachten of psychische

problemen bij kinderen en jongeren te verminderen, door het versterken van hun coping en

weerbaarheid (Debruyne, Haeck, Rijnders, Heene, & Deveugele, 2010). De praktijkondersteuner kan,

om bijvoorbeeld te bepalen of doorverwijzing nodig is, de ernst van de klacht taxeren met de

Standaard Taxatie Ernst Problematiek (STEP) (Van Yperen, Van den Berg, Eijgenraam & De Graaf,

2003) of de Heerlense Ernst Taxatie Schaal (HETS) (Steerneman, Pelzer & Bruyn, 1993).

Als het probleem helder is kan een plan worden opgesteld voor de begeleiding. Begeleiding

wordt geboden in maximaal acht consulten en bestaat veelal uit psycho-educatie en interventies. De

resultaten worden in het ideale geval regelmatig geëvalueerd bijvoorbeeld met de Strengths and

Difficulties Questionnaire (SDQ) van Goodman (1997). Na vier consulten kan een tussenevaluatie

aanleiding geven om de begeleiding voort te zetten of mogelijk alsnog te verwijzen naar basis GGZ of

specialistische GGZ. Ter preventie van terugval wordt aangeraden om het laatste gesprek bij de POH-

Jeugd te gebruiken als follow-up gesprek. De behandeling van de cliënten wordt door de POH-jeugd

volgens het ‘Stepped Care-model’ vormgegeven (Mok et al., 2016). Volgens het ‘Stepped Care-

model’ wordt gekozen voor de minst intensieve behandeling met de hoogst verwachtte

gezondheidswinst. Regelmatig evalueren van de behandeling is van belang om tijdig te signaleren of

een behandeling met een andere intensiteit beter aansluit bij de cliënt (Bower & Gilbody, 2005).

Samenwerking met ouders, huisarts, school, wijkteam, fysiotherapeut en specialisten is een

belangrijke taak van een POH-Jeugd (Mok et al., 2016).

2.5. Best practices

Naar best practices in de POH-Jeugdfunctie zijn nog geen onderzoeken verricht. In evaluaties van

pilots wordt wel geschreven dat samenwerking een belangrijk onderdeel vormt binnen de POH-

Jeugdfunctie en er worden elementen genoemd die volgens betrokkenen een pilot tot een succes

hebben gemaakt dan wel als belemmerende factoren in de pilot werden beschouwd.

2.6. Ervaringen van betrokkenen

Over het algemeen zijn betrokkenen positief over de POH-Jeugdfunctie. Het bieden van

laagdrempelige zorg wordt vaak als een succesfactor gezien (Boendermaker et al., 2016; Evaluatie

pilots Kind en Jeugd, 2015; Magnée & Verhaak, 2015; Van Dijk et al., 2013). Voordelen van de POH-

Jeugdfunctie die worden genoemd zijn sneller begeleiden, dichtbij huis, het persoonlijke contact en

de korte lijnen, minder doorverwijzen en minder stigmatiseren (Boendermaker et al., 2016; Evaluatie

pilots Kind en Jeugd, 2015; Magnée & Verhaak, 2015; Van Dijk et al., 2013). Andere succesfactoren

zijn het beschikken over gedegen kennis van de sociale kaart en het contact tussen de POH-Jeugd en

ketenpartners (Boendermaker et al., 2016; Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015).

2.7. Samenwerking

Uit alle evaluaties van de pilots komt naar voren dat om passende hulp te verlenen, de POH-

Jeugdfunctie samenwerking inhoudt met de huisarts, ouders en kind en partijen zoals school,

maatschappelijk werk, wijkteam, wijkagent, justitie, fysiotherapeut en specialisten. Over de

samenwerking met de POH-Jeugd wordt geconcludeerd dat regelmatig overleg met de huisarts van

ongekende waarde is (Mok et al., 2016). Voor de samenwerking met partijen buiten de

Page 14: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

13

huisartspraktijk is het van belang dat de POH-Jeugd goed op de hoogte is van de sociale kaart van de

regio. In de evaluatie van de pilot uit Leeuwarden wordt benadrukt dat de samenwerking moet

groeien door elkaar beter te leren kennen. In de aanvangsperiode, maar ook daarna vraagt dat veel

tijdsinvestering van de betrokkenen. In de pilot in Brabant wordt genoemd dat de POH-Jeugd

ongeveer een kwart van de tijd besteedt aan netwerkcontacten (De Wildt et al., 2015).

Het belang van de samenwerking tussen de POH-Jeugd en de scholen wordt benadrukt in de

evaluaties van het Eureka project, de pilot in Gorinchem en de pilot in Brabant (Evaluatie pilots Kind

en Jeugd, 2015; Magnée & Verhaak, 2015; Van Dijk et al., 2013). In de evaluatiestudie van het Eureka

project wordt geadviseerd om scholen erbij te betrekken, omdat leerkrachten veel tijd doorbrengen

met kinderen (Van Dijk et al., 2013). De school is daardoor een belangrijke plek om problemen

vroegtijdig te signaleren. Ook kunnen scholen een belangrijke rol spelen in het voorzien van

informatie aan huisartsen en de POH-Jeugd over het functioneren van het kind op school.

Het wijkteam is ook een belangrijke partij voor een POH-Jeugd om mee samen te werken.

Het wijkteam heeft de mogelijkheid om bij het gezin thuis te komen, praktische zaken te regelen,

door te verwijzen naar de basis GGZ of de specialistische GGZ en aanvragen te doen voor

geïndiceerde zorg (Mok et al., 2016). Doordat er enige overlap is tussen de inhoud van het werk van

de wijkteammedewerker en de POH-Jeugd is structureel overleg belangrijk (Mok et al., 2016;

Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015). In het rapport uit Brabant wordt geconcludeerd dat privacy van

de cliënt een belangrijk aandachtspunt is, maar dat samenwerking met inachtneming van de privacy

goed mogelijk is (Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015).

2.8. Knelpunten in de werkwijze pilots

In de evaluaties van de uitgevoerde pilots worden knelpunten besproken die te maken hebben met

de werkwijze die de POH’s-jeugd hebben gevolgd en de wijze waarop de pilot was vormgegeven. In

de evaluatie van de pilot van Accare worden verbeterpunten gezien voor efficiënte dossiervoering

(Serra et al., 2015). Wanneer bij gezinnen veel verschillende hulpverleners betrokken zijn, is goede

dossiervoering van belang.

In Brabant ontstonden aanzienlijke verschillen tussen huisartsen in verwijzingen naar POH-

jeugd (Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015). Enkele huisartsen in deze pilot verwezen nauwelijks naar

POH-Jeugd, terwijl andere huisartsen vlot verwezen naar de POH-Jeugd. Betrokkenen benadrukten

het belang dat alle deelnemende huisartsen goed op de hoogte moeten zijn van wat de POH-

Jeugdfunctie inhoudt en dat er een adequate cliëntenoverdracht plaatsvindt van de huisarts naar de

POH-Jeugd (Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015). In de evaluatie van deze pilot wordt geconcludeerd

dat het effectief kan zijn om de manier van verwijzen op een persoonlijke en informele manier te

bespreken met de huisarts als de verwijzingen niet goed verlopen.

In verschillende pilots vormden geografische factoren belemmeringen bij het uitvoeren van

de POH-Jeugdfunctie. In zowel Leeuwarden als ‘s Hertogenbosch kwam de geografische indeling van

de wijkteams niet overeen met de dekking van de huisartsenpraktijk, waardoor de onderlinge

samenwerking werd bemoeilijkt (Boendermaker et al., 2016; Van Manen & Van Kerkhof, 2013). Een

POH-Jeugd uit de pilot in ‘s Hertogenbosch geeft de voorkeur aan een wijk-overstijgende aanpak (in

de hele stad kunnen worden ingezet), omdat kinderen uit een bepaalde wijk ingeschreven kunnen

zijn bij een huisarts in een andere wijk (Van Manen & Van Kerkhof, 2013). In Brabant wordt als

aandachtpunt genoemd dat POH-jeugd die in verschillende solopraktijken worden ingezet, door de

reistijden een lastig werkbaar rooster kunnen krijgen (Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015).

Page 15: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

14

Een aandachtspunt dat naar voren komt in de evaluatie van de pilot in Zuidoost Brabant is de

ontstane wachtlijst van vier weken (Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015). Bij dit aandachtspunt wordt

vermeld dat door de betrokkenen de voorkeur wordt gegeven aan het stationeren van de POH-Jeugd

op één werkplek in plaats van in meerdere huisartspraktijken met minder tijd per huisartspraktijk.

Ook gaat de voorkeur uit naar het inzetten van de POH-Jeugd op twee dagdelen van verschillende

dagen in plaats van op één werkdag.

2.9. Constructies en financiering

De POH-Jeugd kan in verschillende constructies werken en op verschillende manieren worden

gefinancierd. Drie constructies met POH-jeugd lijken veel voor te komen: de POH-Jeugd kan in

loondienst zijn bij de huisarts, gedetacheerd zijn vanuit een GGZ instelling of als zelfstandige zonder

personeel (ZZP-er) bij de huisarts werken (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2016). Een vierde

constructie wordt gevormd door samenwerking tussen huisartsen en het Centrum voor Jeugd en

Gezin (CJG) of een wijkteam. Een professional van het CJG wordt in die constructie verbonden aan

een huisartsenpraktijk.

De functie kan worden gefinancierd door de gemeente of een zorgverzekeraar, maar een

combinatie van beide komt ook voor. De financiering van de POH-Jeugdfunctie hangt af van de

constructie waarin de POH-Jeugd werkt en de taken die de POH-Jeugd uitvoert. In Friesland is een

kader opgesteld waarin is omschreven hoe gemeenten en huisartsen de POH-Jeugdfunctie kunnen

vormgeven en bekostigen (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2016). Als basis wordt in het

opgestelde kader uitgegaan van dezelfde financieringsvorm als de POH-GGZ voor volwassenen,

waarbij de zorgverzekeraar betaalt. Wanneer de POH-Jeugd structureel contact heeft met het

omliggend veld of deels werkt in een gebiedsteam, bekostigt de gemeente deze aanvullende taken.

Wanneer gekozen wordt voor een POH-Jeugd met een specifieke opleiding en werkervaring, worden

eventuele extra loonkosten bekostigd door de gemeente, evenals kosten voor bijscholing van een

POH-GGZ om de POH-Jeugdfunctie te kunnen uitvoeren (Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

2016). Een complicerende factor in het proces om tot dit kader te komen, werd gevormd door de

gebruikte definities van de Nederlandse Zorgautoriteit in de omschrijving wat onder de

Zorgverzekeringswet valt en wat onder de Jeugdwet (Douma, 2016). Betrokkenen moesten namelijk

onderscheid maken tussen zorg aan kinderen met psychische problemen die onder de

Zorgverzekeringswet valt en zorg aan kinderen met een psychische stoornis die valt onder de

Jeugdzorgwet (Douma, 2016).

Bijvoorbeeld in de pilot van Accare financierde de gemeente de lokale teams en de

zorgverzekeraars de huisarts met de POH voor volwassenen. Door de overlap in clientèle was er

sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid (Serra et al., 2015). Transparantie over keuzes,

effectiviteit, verdeling van baten en lasten en gezamenlijke ontwikkeling daarin zijn van belang om

tot een toekomstbestendig systeem te kunnen komen (Serra et al., 2015). Het Eureka project werd

gefinancierd door een zorgverzekeraar, maar in de evaluatie adviseren zij om de gemeente te

betrekken bij het project en bij de financiering ervan (Van Dijk et al., 2013).

Page 16: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

15

3. Methode

3.1. Design

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden om de

onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Er is kwantitatief onderzoek verricht met behulp van

het gebruik van vragenlijsten voor POH-jeugd en huisartsen. Kwalitatief onderzoek is verricht middels

semigestructureerde interviews met POH-jeugd, een adviseur en deskundige van

financieringsvormen. In alle gevallen gaat het om een eenmalige meting.

Met vragenlijsten werd onderzocht wie de POH-Jeugdfunctie vervult. De invulling van deze

functie werd onderzocht door middel van zowel interviews als vragenlijsten. Voorbeelden van good

en best practices en de werkzame elementen hierin werden onderzocht door middel van interviews.

Met behulp van vragenlijsten en interviews werd onderzocht wat de ervaringen zijn van de POH-

jeugd en huisartsen met betrekking tot de POH-Jeugdfunctie. De vraag of de orthopedagoog een

meerwaarde heeft in de POH-Jeugdfunctie werd onderzocht door middel van vragenlijsten en

interviews. Tenslotte werd gebruik gemaakt van interviews en vragenlijsten ter beantwoording van

de vraag hoe de POH-Jeugdfunctie wordt gefinancierd en welke constructies worden gebruikt.

3.2. Participanten

Participanten werden geïncludeerd wanneer zij werkzaam waren als POH-Jeugd of inhoudelijk

vergelijkbare werkzaamheden uitvoerden onder een andere naam, zoals Specialistisch Ondersteuner

Huisarts (SOH), Gedragswetenschapper-Jeugd of Contactpersoon Huisarts. In totaal werden voor het

onderzoek 93 praktijkondersteuners benaderd. Eén praktijkondersteuner gaf aan gestopt te zijn met

de functie en nam daarom geen deel aan het onderzoek. Drie praktijkondersteuners bleken niet aan

de inclusiecriteria te voldoen. Vijf praktijkondersteuners accepteerden op LinkedIn niet het

connectieverzoek; hierdoor kon niet worden vastgesteld in hoeverre deze praktijkondersteuners

binnen de doelgroep van het onderzoek behoorden. Twaalf praktijkondersteuners gaven aan

informatie over het onderzoek te willen ontvangen, maar reageerden niet op de uitnodiging om aan

het onderzoek deel te nemen. Zeven praktijkondersteuners gaven aan te willen deelnemen aan het

onderzoek en waren bereid om hun collega’s ook voor het onderzoek uit te nodigen, maar hier bleek

hun leidinggevende bezwaar tegen te hebben, waardoor zij van deelname aan het onderzoek

afzagen. Eén instelling had bezwaar tegen het benaderen van huisartsen met wie zij samenwerkten;

daarom werd de betreffende praktijkondersteuners enkel de vragenlijst toegezonden voor de POH-

Jeugd. Van de 68 verstuurde vragenlijsten werden 54 vragenlijsten door de praktijkondersteuner

ingevuld en retour gezonden. Onder deze 54 praktijkondersteuners zijn 48 POH-jeugd, drie SOH’s,

twee Contactpersonen Huisarts en één Gedragswetenschapper-Jeugd. In dit onderzoek worden deze

vier vormen POH-Jeugd genoemd.

De participanten werd gevraagd om de vragenlijst voor huisartsen aan de huisarts voor te

leggen. Inclusiecriterium voor het participeren van huisartsen in het onderzoek was het werken met

een POH-Jeugd of met iemand met een andere maar inhoudelijk vergelijkbare functie. Van elf

huisartsen werden ingevulde vragenlijst ontvangen.

Vijf POH-jeugd werden voor dit onderzoek geïnterviewd. De inclusiecriteria voor de

geïnterviewde POH’s-jeugd waren het hebben van een orthopedagogische achtergrond en het

uitvoeren van de POH-Jeugdfunctie. Voor deze inclusiecriteria werd gekozen, omdat POH’s-jeugd die

de opleiding Orthopedagogiek hebben gevolgd hun ervaringen als orthopedagoog binnen de POH-

Jeugdfunctie kunnen delen. De vijf POH’s-jeugd die zich als eerste aanmeldden voor het interview en

Page 17: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

16

aan de inclusiecriteria voldeden, werden geïncludeerd. Na inclusie is een van de POH’s-jeugd met

deze functie gestopt. Besloten is om deze POH-Jeugd wel te interviewen, omdat deze wellicht

waardevolle inzichten kon bieden met betrekking tot belemmeringen in deze functie en mogelijke

oplossingen die daarvoor waren gevonden.

Twee experts werden geïnterviewd, te weten een adviseur van gemeenten met betrekking tot POH-Jeugdprojecten en een directeur van een GGZ-instelling die deskundig is op het gebied van financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie, hierna te noemen “adviseur” en “deskundige”. Inclusiecriteria voor deze adviseur en deskundige waren expertise op het gebied van de POH-Jeugdfunctie, POH-Jeugdconstructies en financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie. De adviseur en de deskundige werden geselecteerd op advies van participanten.

3.3. Meetinstrumenten

Vragenlijsten werden afgenomen bij POH’s-jeugd en huisartsen. Deze vragenlijsten zijn tot stand

gekomen in samenwerking met onderzoekers van Accare en Molendrift. Zij hebben een vragenlijst

ontwikkeld voor het onderzoek naar ‘Jeugdhulp bij de huisarts’. Voor het onderhavige onderzoek zijn

vragen toegevoegd aan deze bestaande vragenlijst. In de vragenlijsten werden vragen gesteld over

de vormgeving van de POH-Jeugdfunctie, de opleiding en werkervaring van de POH-Jeugd, de taken

en verantwoordelijkheden in de functie, de effectiviteit van de samenwerking met de huisarts en

waar de POH-Jeugd steun vindt.

Voor de interviews werd een interviewleidraad opgesteld (zie bijlage 1). Kernthema’s in het

interview waren het verloop van een gemiddeld traject, succesfactoren, belemmeringen,

samenwerking en de orthopedagogische achtergrond in de POH-Jeugdfunctie.

3.4. Procedure

Participanten voor het onderzoek werden geworven via een bericht op de Facebooksite van de RuG,

via contacten van onderzoekers bij de RuG, via het netwerk van Molendrift en Accare, via de

website/nieuwsbrief van de NVO en via een bericht op de website/nieuwsbrief van het

huisartsennetwerk Thoon. De Nederlandse Vereniging van PraktijkOndersteuners (NVvPO) werd

gevraagd een oproep te plaatsen in hun nieuwsbrief of website, maar zij hebben daaraan geen

medewerking verleend. Zorginstellingen waarbij veel POH’s-jeugd werkzaam zijn, waren

aangeschreven (Zorggroep Almere en Vicino). Via LinkedIn waren met de zoekterm “POH-Jeugd”

individuele POH’s-jeugd benaderd en er werd een oproep geplaatst in de LinkedIn POH-GGZ Jeugd

groep. Tenslotte werd gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode door participanten te vragen naar

andere POH-Jeugdcollega’s. In tabel 1 is weergegeven op welke manier de 54 participanten zijn

benaderd.

Page 18: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

17

3.5. Analyses

Gebruikte analyses in het kwantitatieve deel van deze studie zijn de Kruskal-Wallis toets en de

Fisher’s exact toets. Deze non-parametrische toetsen zijn uitgevoerd, omdat niet kon worden

voldaan aan de assumpties van parametrische toetsen, door de omvang van de onderzoeksgroep. In

een aantal gevallen waren vragenlijsten niet volledig ingevuld. Ontbrekende antwoorden van de

onvolledig ingevulde vragenlijsten zijn in het databestand als missend aangeven, de aanwezige

antwoorden in deze vragenlijsten konden wel worden geanalyseerd. Participanten die in de

vragenlijst hebben aangegeven dat de POH-Jeugd niet in loondienst is en niet is gedetacheerd, zijn

als ZZP-er aangemerkt. De beschrijvende statistieken en de statistische analyses zijn uitgevoerd met

behulp van de Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) v.22.

In de interviews met de POH’s-jeugd werden over een aantal kernthema’s (het verloop van

een gemiddeld traject, succesfactoren, belemmeringen, samenwerking en de orthopedagogische

achtergrond in de POH-Jeugdfunctie) vragen gesteld. De interviews met de vijf POH’s-jeugd werden

getranscribeerd. Van de transcripties werden verslagen geschreven die ter controle naar de

geïnterviewden werden gezonden. De gecontroleerde verslagen van de interviews werden per thema

open gecodeerd door labels aan te brengen met trefwoorden en kleurmarkeringen. Vervolgens werd

axiaal gecodeerd en werden de overeenkomsten en verschillen tussen de vijf interviews

geanalyseerd. Ten slotte werd selectief gecodeerd. De bevindingen werden gestructureerd volgens

thema.

Tabel 1

Werving van participanten (N=54)

N %

LinkedIn netwerk 22 40.7%

Netwerk RuG 11 20.4%

Aangeschreven organisatie 8 14.8%

Via andere respondent 7 13.0%

NVO nieuwsbrief 5 9.3%

RuG Facebook site 1 1.9%

Page 19: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

18

4. Resultaten

In paragraaf één worden de resultaten uit de vragenlijsten behandeld die zijn ingevuld door de POH-

jeugd en de huisartsen. De resultaten uit de interviews met de POH-jeugd en de adviseur van POH-

Jeugdprojecten worden weergegeven in paragraaf twee. Paragraaf drie behandelt de resultaten uit

de interviews met de adviseur en de deskundige over de verschillende constructies en

financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie.

4.1. Omschrijving van de onderzoeksgroep

De demografische eigenschappen van de participanten in het onderzoek zijn weergegeven in tabel 2

(zie bijlage 2). In het onderzoek participeren 54 POH-jeugd, waarvan het overgrote deel (94.4%)

vrouw is. De POH’s-jeugd zijn tussen de 24 en 60 jaar met een gemiddelde leeftijd van 38.7 jaar. De

enige provincie waaruit geen POH’s-jeugd aan dit onderzoek deelnemen is Zeeland. Relatief veel

(24.1%) van de POH’s-jeugd komen uit Noord-Holland. Onder de elf deelnemende huisartsen zijn

acht mannen en drie vrouwen. De gemiddelde leeftijd van deze huisartsen is 54.8 jaar. Meer dan de

helft van de huisartsen komt uit de provincies Noord-Holland en Drenthe.

4.2. Uitkomsten van de vragenlijsten

In zowel de vragenlijst voor de POH-Jeugd als de vragenlijst voor de huisarts is gevraagd naar de

opleiding van de POH-Jeugd. In tabel 3 (zie bijlage 2) is weergegeven welke opleiding de POH’s-jeugd

hebben gevolgd. Het grootste deel (64.2%) van de POH-jeugd is als psycholoog (34%) of

orthopedagoog (30.2%) opgeleid. Een derde groep bestaat uit al dan niet gespecialiseerde

verpleegkundigen, al dan niet gevolgd door een specialisatie (15.1%). Elf huisartsen hebben de

vragenlijst ingevuld en bijna de helft van deze huisartsen heeft een orthopedagogisch opgeleide

POH-Jeugd in de praktijk.

In tabel 4 (zie bijlage 2) is weergeven welke relevante werkervaring de POH’s-jeugd in de

vragenlijst hebben gerapporteerd. Van in totaal 54 POH’s-jeugd, hebben 49 een baan gehad in de

Jeugd-GGZ of kinder- en jeugd psychiatrie (KJP). Deze werkervaring is gemiddeld 8.5 jaar en varieert

van 1 tot 28 jaar. Iets meer dan de helft (53.1%) van de POH-jeugd heeft minder dan vijf jaar ervaring

in de KJP en bijna een derde (32.7%) heeft drie jaar of minder ervaring op dat gebied. Het percentage

POH-jeugd met meer dan tien jaar ervaring in de KJP of Jeugd-GGZ is 40.8%. Naast werk in de Jeugd-

GGZ of KJP, geeft een aantal POH-jeugd aan gewerkt te hebben in de Jeugdzorg, ambulante

begeleiding, de specialistische GGZ voor kind en jeugd of het CJG/wijkteam. Hoe de huidige

werksituatie van de POH’s-jeugd eruit ziet is weergegeven in tabel 5. Uit de vragenlijsten blijkt dat

42.3% van de POH’s-jeugd gedetacheerd in de huisartspraktijk werkt. De meeste POH’s-jeugd hebben

naast de POH-Jeugdfunctie ook een functie in een KJP-, Jeugd GGZ- of een andere instelling; dit geldt

voor 57.1%. In totaal hebben 42.9% van de POH’s-jeugd naast de POH-Jeugdfunctie geen functie bij

een andere instelling. Van de POH’s-jeugd werkt 14.3% voor zowel een KJP- of Jeugd GGZ-instelling

als voor een andere instelling. De POH’s-jeugd werken aanzienlijk veel uren in een functie naast hun

aanstelling als POH-Jeugd.

Page 20: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

19

Tabel 5

Huidige werksituatie van de POH-Jeugd (N=54)

N % Min. Max. M (sd)

Gedetacheerd Nee 30 57.7%

Ja 22 42.3%

Werkt voor KJP of

GGZ-instelling

Nee Werkt bij andere instelling Nee 21 42.9%

Ja 10 20.4%

Ja Werkt bij andere instelling Nee 11 22.4%

Ja 7 14.3%

Aantal uren in KJP- of GGZ-instelling 10 32 21 (7.0)

Aantal uren in andere instelling 8 36 24 (7.0)

Aan de POH’s-jeugd is gevraagd om aan te geven in hoeverre zij zich toegerust voelen om de functie

uit te voeren en in welke mate zij zich gesteund voelen bij het uitvoeren van de POH-Jeugdfunctie.

De mate waarin de POH’s-jeugd zich toegerust en ondersteund voelen is weergegeven in tabel 6 (zie

bijlage 2). Ook is in deze tabel te zien van wie de POH’s-jeugd de ondersteuning ontvangen. Uit de

vragenlijsten blijkt dat ongeveer driekwart (74.1%) van de POH’s-jeugd zich goed toegerust voelt om

de functie uit te voeren. Het overige deel (25.9%) geeft aan voldoende toegerust te zijn. De meeste

POH’s-jeugd geven aan dat de ondersteuning die zij ontvangen voldoende (64.8%) of ruimvoldoende

(29.6%) is. Door drie POH’s-jeugd wordt aangegeven dat zij zich onvoldoende gesteund voelen in de

uitvoering van de functie.

De POH’s-jeugd ontvangen op verschillende manieren ondersteuning. Een derde (33.3%) van

de POH’s-jeugd geeft aan dat de ondersteuning komt van zowel een POH-Jeugdcollega als van een

intervisiegroep. Van de POH’s-jeugd geeft 14.8% aan dat zij alleen steun ontvangen van een POH-

Jeugd collega en 11.1% geeft aan dat zij voor steun zich alleen richten tot een specialist. Elf POH’s-

jeugd (20.4%) ontvangen geen steun van een POH-Jeugdcollega, intervisiegroep of specialist. De

belangrijkste steunbron voor deze groep is de instelling waarvoor ze werken. Zeventien POH’s-jeugd

geven aan dat zij naast steun van een andere POH-Jeugd, een intervisiegroep of een specialist, ook

steun uit een andere hoek ontvangen. Ook zij noemen vaak dat de instelling waarvoor ze werken een

steunbron is.

Aan de huisartsen is gevraagd of zij vinden dat de POH-Jeugd voldoende is toegerust op de

POH-Jeugdfunctie. De resultaten hiervan zijn weergeven in tabel 7 (zie bijlage 2). De elf huisartsen

geven aan dat de POH-Jeugd die in hun praktijk werkt, beschikt over toereikende kennis en in staat is

om problematiek adequaat te herkennen en uit te vragen. De keuzemogelijkheden ‘mee oneens’ en

‘helemaal mee oneens’ waren bij deze vragen niet door de huisartsen ingevuld. De huisartsen zijn

van mening dat problematiek binnen de kennis en ervaring valt van de POH-Jeugd. Over de behoefte

aan ondersteuning van de POH-Jeugd zijn de reacties van de huisartsen verdeeld. Aan de ene kant

geven twee huisartsen aan dat de POH-Jeugd behoefte heeft aan meer ondersteuning. Aan de

andere kant geven negen huisartsen aan dat zij niet vinden dat de POH-Jeugd meer ondersteuning

nodig heeft.

Hoe de mate van ervaren ondersteuning zich verhoudt tot de leeftijd van de POH-jeugd, de

ervaring en de werksituatie, is weergegeven in tabel 8 (zie bijlage 2). In deze tabel is te zien dat de

POH-jeugd die de ondersteuning als ruim voldoende beoordelen, gemiddeld ouder zijn (M=42.13)

dan de POH-jeugd die de ervaren ondersteuning als voldoende beoordelen (M=36.63) of

Page 21: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

20

onvoldoende (M=38). Uit de Kruskal-Wallis toets blijkt dat de verschillen in leeftijd voor de

verschillende maten van ervaren ondersteuning niet statistisch significant zijn (X2(2, N=44)=3.70,

p=.157).

POH’s-jeugd die de ervaren mate van ondersteuning als ruim voldoende beoordelen, hebben

gemiddeld meer jaren ervaring in de KJP of Jeugd-GGZ (M=10.33) dan POH’s-jeugd die de ervaren

mate van ondersteuning als voldoende (M=7.67) of onvoldoende waarderen (M=8). Uit de Kruskal-

Wallis toets blijkt dat het aantal jaren ervaring in de KJP of Jeugd-GGZ niet statistisch significant

verschilt tussen de verschillende ervaren maten van ondersteuning (X2(2, N=49)=1.80, p=.407).

Van de gedetacheerde POH’s-jeugd geven relatief veel POH’s-jeugd aan dat zij de mate van

ondersteuning ruim voldoende vinden. Niet gedetacheerde POH’s-jeugd beoordelen relatief vaak de

ondersteuning als voldoende. Uit de tweezijdige Fisher’s exact toets blijkt dat tussen gedetacheerde

en niet gedetacheerde POH-jeugd geen statistisch significante verschillen zijn in de ervaren mate van

ondersteuning (p=.136).

POH’s-jeugd die bij een KJP- of GGZ-instelling werken en POH’s-jeugd die niet voor een

dergelijke instelling werken rapporteren grofweg dezelfde mate van ondersteuning.

In de vragenlijst die bij de POH-jeugd is afgenomen is gevraagd om de aard van de meest

voorkomende hulpvragen te rapporteren in een top vier. Deze hulpvragen zijn in categorieën

ingedeeld, een overzicht daarvan is in tabel 9 (zie bijlage 2) weergegeven. In deze tabel is te zien dat

op de eerste, tweede en derde plaats problemen op het gebied van angst, dwang en/of stemming

het meest worden genoemd. In totaal noemen POH’s-jeugd 62 keer problemen die binnen deze

categorie vallen. Systeemproblematiek wordt door weinig POH’s-jeugd op de eerste plaats genoemd,

terwijl deze problematiek wel vaak wordt genoemd op de tweede, derde en vierde plaats.

Systeemproblematiek werd in totaal 28 keer genoemd. Vragen over opvoeding wordt op alle

plaatsen redelijk vaak genoemd (in totaal 24 keer), evenals vragen omtrent screening en diagnostiek

(in totaal 23 keer). Gedragsproblemen en emotieregulatie- en/of persoonlijkheidsproblematiek

worden met beide 12 keer ook frequent genoemd.

De taken en verantwoordelijkheden die de POH’s-jeugd uitvoeren zijn weergegeven in tabel

10 (zie bijlage 2). De POH’s-jeugd en de huisartsen hebben vergelijkbare antwoorden gegeven,

waarbij alleen de taak dat de POH-Jeugd contactpersoon is voor derden, aanzienlijk minder wordt

aangegeven dan de andere taken. In de vragenlijst voor de POH’s-jeugd was middels een open vraag

ruimte om andere taken binnen de POH-Jeugdfunctie te noemen. In tabel 10 (zie bijlage 2) is ook te

zien dat de meest genoemde taken betrekking hebben op samenwerken met gemeenten, wijkteams

of gebiedsteams. Ook het motiveren van de cliënt tot het vragen/zoeken van hulp en het voorzien

van ouders van advies over verwijzing worden als taak gezien, evenals de monitoring van de zorg die

wordt geboden aan cliënten.

Huisartsen en POH’s-jeugd hebben in de vragenlijsten aangegeven in welke mate zij de

samenwerking tussen de huisarts en de POH-Jeugd effectief vinden en of er knelpunten zijn in die

samenwerking. De resultaten over deze samenwerking zijn weergegeven in tabel 11 (zie bijlage 2).

De meeste (60%) POH’s-jeugd vinden dat de samenwerking met de huisarts effectief

verloopt. Van de POH’s-jeugd beoordeelt 34% de samenwerking als matig effectief en 5.7% als laag

effectief. Driekwart (75.5%) van de POH’s-jeugd geven aan geen knelpunten te ervaren in de

samenwerking met de huisartsen. Van de POH’s-jeugd die wel knelpunten ervaren in deze

samenwerking geven de meeste POH’s-jeugd aan dat er geen tijd is voor structureel overleg.

Van de elf huisartsen beoordelen negen de mate van effectiviteit in de samenwerking als

hoog en twee huisartsen geven aan dat zij de samenwerking matig effectief vinden. Geen enkele

Page 22: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

21

huisarts heeft de effectiviteit van de samenwerking als laag gewaardeerd. Toch geeft bijna de helft

(45.5%) van de huisartsen aan dat zij knelpunten zien in de samenwerking. Vier van deze huisartsen

noemen als knelpunt in de samenwerking met de POH-Jeugd dat er belemmeringen zijn in de

overlegmogelijkheden. Eén huisarts geeft als belemmering aan dat de POH-Jeugd te weinig tijd heeft

voor consulten.

In de vragenlijst die is afgenomen bij de huisartsen, is gevraagd waaraan een POH-Jeugd

moet voldoen. In tabel 12 (zie bijlage 2) is weergegeven welke kennis, vaardigheden en kenmerken

huisartsen belangrijk vinden voor de uitvoering van de POH-Jeugdfunctie. Alle huisartsen geven aan

dat de POH-Jeugd moet beschikken over expertise op het gebied van kind, jeugd en gezin. De meeste

huisartsen vinden het ook van belang dat de POH-Jeugd beschikt over kennis van de sociale kaart,

kennis van psychiatrische ziektebeelden en een werkwijze die is gericht op normaliseren. Zes

huisartsen geven aan dat zij het van belang vinden dat een POH-Jeugd meer dan vijf jaar

werkervaring heeft. Ook expertise op betrekkingsniveau wordt door zes huisartsen aangegeven als

belangrijk en vijf huisartsen geven het belang aan van kennis en vaardigheden met betrekking tot

cognitieve gedragstherapie. Wetenschappelijke kennis wordt door twee huisartsen genoemd en het

beschikken over een beroepsvereniging met een beroepscode is genoemd door één huisarts.

Aan de huisartsen is gevraagd of een orthopedagoog meerwaarde kan hebben in de POH-

Jeugdfunctie ten opzichte van een POH-jeugd met een andere achtergrond. Van de elf huisartsen

hebben zes huisartsen deze vraag beantwoord. Vier huisartsen vinden dat een orthopedagoog geen

meerwaarde heeft in de POH-Jeugdfunctie, waarvan twee aangeven dat zij de POH-Jeugdfunctie een

praktische functie vinden. Praktische vaardigheden zijn volgens deze twee huisartsen belangrijker

dan een hoog opleidingsniveau. Twee huisartsen geven aan dat een orthopedagoog van meerwaarde

is in de POH-Jeugdfunctie, één huisarts voegt daaraan toe dat het wel een orthopedagoog met

ervaring moet zijn.

Page 23: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

22

4.3. Analyse van de interviews met POH-jeugd en de adviseur

Omschrijving van de geïnterviewden

In tabel 13 (zie bijlage 2) is weergegeven over hoeveel jaren ervaring de geïnterviewde POH’s-jeugd

beschikken, in welke constructie zij werken en welke opleiding zij hebben gevolgd.

Van de vijf geïnterviewden heeft POH1 minder dan drie jaar relevante werkervaring. POH3 en POH4

hebben tussen de drie en vijf jaar werkervaring en POH2 en POH5 hebben meer dan vijftien jaar

ervaring. POH2 en POH4 werken in loondienst bij de huisarts, POH1 werkte voor de gemeente, POH5

werkt via een GGZ-instelling en POH3 werkt als ZZP-er. Van de vijf orthopedagogen is POH5 als

orthopedagoog- generalist opgeleid.

Traject

De geïnterviewde POH-jeugd is gevraagd naar de werkwijze in een gemiddeld POH-Jeugdtraject. Een

traject begint met een verwijzing van de huisarts naar de POH-Jeugd. De huisarts verwijst door naar

de POH-Jeugd bij vragen over opvoeding, kinderen met psychosociale problemen, onduidelijke

klachten of opdat het kind door de POH-Jeugd gericht doorverwezen wordt naar een zorginstelling.

Drie (POH1, POH2 en POH5) van de vijf geïnterviewde POH’s-jeugd gaven het belang aan dat de

huisartsen goed zicht hebben waarvoor ze naar de POH-Jeugd kunnen doorverwijzen. “Dat verschilt

dus per POH’er. (…) In het begin vroegen ze af en toe of bepaalde problemen niet te complex voor mij

zijn.” (POH2). Dit vergt enige afstemming tussen de POH-Jeugd en de huisarts, omdat niet iedere

POH-Jeugd dezelfde vaardigheden heeft en dezelfde problematiek kan behandelen. De verwijzingen

naar de tweede lijn lopen bij vier van de vijf geïnterviewde POH’s-Jeugd via de POH-Jeugd, zodat

gerichte verwijzingen met kennis van de sociale kaart kunnen worden gemaakt. Bij POH1 was een

wachtlijst ontstaan en zij gaf daarover aan:

“Ik merkte dat huisartsen aan het zoeken waren welke vragen wel en welke niet geschikt

waren voor de POH-Jeugd. Op een gegeven moment kreeg ik bijvoorbeeld vragen zoals:

wanneer wordt mijn kind zindelijk? Dat soort vragen hoort niet zo bij mijn functie maar eerder

bij het consultatiebureau. (…) Ik ging daarmee om door steeds aan te geven dat ik een

wachtlijst heb en ik ging de huisartsen ondersteunen hoe ze zelf konden doorverwijzen. (…) Ik

zag heel duidelijk verschil per huisartsenpraktijk; de ene praktijk stuurde precies de

middenmoot die ik zelf zou kunnen behandelen en andere praktijken die hadden het

moeilijker met inschatten” (POH1).

De tijd tussen de verwijzing van de cliënt en het eerste gesprek met de POH-Jeugd loopt uiteen van

enkele dagen tot een maand. De POH’s-jeugd geven allen aan dat tijdens het eerste gesprek de

hulpvraag wordt verhelderd en aan het einde van het gesprek advies wordt gegeven voor de

behandeling en doelen worden opgesteld. Vervolgens wordt een inschatting gemaakt van de

problematiek en weegt de POH-Jeugd af of deze zelf kan behandelen dan wel doorverwijst naar de

tweede lijn; dit gebeurt bij alle geïnterviewde POH’s-jeugd in overleg met de ouders en/of het kind.

De POH’s-jeugd geven aan dat het mogelijk is om een behandeling in te zetten en in een later

stadium te beslissen of doorverwijzen nodig is. Drie POH’s-Jeugd (POH2, POH4 en POH5) benoemen

dat de beslissing om zelf te behandelen of door te verwijzen een belangrijke afweging is:

“Je bent als POH-Jeugd voortdurend bezig met de afweging: kan ik dit zelf oppakken of moet

ik doorverwijzen. Dat is een hele lastige afweging en dat zal ook per POH-Jeugd verschillen.

Page 24: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

23

(…) Het belangrijkste is dat je daarover goed contact hebt en goede afspraken maakt met

ouders, het kind en de jongere. (…) Je moet voor jezelf helder hebben wanneer is het te

complex is om op te pakken, daar draait het veel om: het inschatten van de problemen, dat is

een belangrijk punt” (POH5).

POH2 geeft aan dat te snel doorverwijzen niet goed is, omdat “een probleem wat heel groot lijkt, na

twee of drie gesprekken klein blijkt. Dat kan je laagdrempelig in de eerste lijn houden, waardoor je

voorkomt dat ze naar de GGZ gaan wat stigmatiserend is, duur, etc.”. Aan de andere kant zegt POH2:

“Te lang bij je houden is ook niet goed, wanneer de klacht toch te ernstig is om bij de POH-jeugd te

houden, waardoor de cliënt te laat bij de GGZ komt” (POH2).

In het interview met een adviseur van POH-Jeugdprojecten geeft deze adviseur aan dat POH’s-Jeugd

met een achtergrond als GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist, die gedetacheerd zijn vanuit

een GGZ-instelling, het een moeilijke afweging vinden hoe ver zij kunnen gaan met behandelen

binnen de huisartspraktijk en wanneer zij moeten doorverwijzen.

“In een aantal gevallen is het duidelijk dat een kind behoorlijk ernstige problematiek heeft,

dan sturen de POH’s-Jeugd gelijk door. Er zijn ook gevallen waarin de POH-Jeugd zelf een heel

stuk kan begeleiden, maar misschien ook al op het terrein terecht komt van behandelen. Doe

je dat dan binnen de huisartspraktijk? Dat is echt nog wel een lastige vraag. Ik merk ook dat

de huisartsen daar verschillend over denken. De ene huisarts vindt het prima als de POH-

Jeugd een kind een paar keer extra ziet. De andere huisarts zegt dat hij of zij het niet meer

kan overzien waarmee de POH-Jeugd bezig is, omdat het de kennis van de huisarts overstijgt.

Zij hebben liever dat in dat geval wordt doorverwezen. (…) Ik vind dat onderzocht moet

worden of duidelijke richtlijnen opgesteld kunnen worden over wat je wel en wat je niet doet

binnen de huisartspraktijk. Deze richtlijnen moeten uiteindelijk worden opgenomen in de

opleiding” (Adviseur).

Wanneer door de POH-Jeugd wordt besloten om zelf te behandelen, wordt met de cliënt van tevoren

een evaluatiemoment afgesproken, veelal na drie consulten en aan het einde van het traject. De

geïnterviewde POH’s-Jeugd houden geen vaste structuur aan in de hulptrajecten: “Er zijn POH’s-

jeugd die werken volgens een bepaald model, maar ik gebruik geen vaste structuur. De vragen lopen

erg uiteen (…). Een vaste structuur kun je niet op elke situatie toepassen” (POH4). Eén van de

geïnterviewde POH’s-jeugd maakt echter wel gebruik van vaste protocollen bij cognitieve

gedragstherapie en sociale vaardigheidstraining. Twee andere POH’s (POH4 en POH5) halen

bruikbare elementen uit protocollen die zij passend vinden bij de cliënt gezien het tijdsbestek en de

problematiek.

De behandeling en begeleiding die cliënten ontvangen wordt door de meeste POH’s-jeugd

omschreven als persoonsgericht en maatwerk. Alle geïnterviewde POH’s-Jeugd passen (elementen

van) cognitieve gedragstherapie toe en bieden opvoedingsondersteuning. Psycho-educatie wordt

door vier POH’s genoemd, evenals oplossingsgerichte therapie. Mindfulness en sociale

vaardigheidstraining worden door twee POH’s genoemd. Andere genoemde methoden die in

behandelingen worden gebruikt zijn gedragsregistratieschema’s, PrOP, integratieve therapie en

Socratisch motiveren. Op één POH na wordt diagnostiek niet genoemd door de geïnterviewden.

Bij geen enkele POH-Jeugd is een strikt maximum gesteld aan het aantal consulten per cliënt.

Eén POH houdt maximaal twaalf consulten aan en twee POH’s bieden de hulp binnen tien

Page 25: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

24

gesprekken, maar bij allen geldt dat daarvan afgeweken kan worden als dat nodig is. POH5 merkte

op:

“Behandelingen kunnen niet heel lang duren, want als dat nodig is zegt het ook weer iets over

de ernst. Ernstigere klachten zou je eigenlijk moeten doorverwijzen. Als je het gevoel hebt dat

de problemen dermate ernstig zijn, dan kan het beter opgepakt worden in de specialistische

GGZ” (POH5).

De tijd die aan een consult wordt besteed, varieert per POH van 30 minuten tot een uur per consult.

Eén POH wijdt deze variatie aan het volgende: “Iedereen is een beetje aan het zoeken hoe je het

allemaal doet en dan hangt het ook af van hoe vaardig jij zelf bent in problemen uitvragen, om de

probleemanalyse en de beeldvorming helder te krijgen” (POH5).

POH1 geeft aan een follow-up gesprek te voeren aan het einde van een traject. Ook wanneer

deze POH-Jeugd een cliënt had doorverwezen, belde deze POH-Jeugd na een maand om te vragen

hoe de zorg aansloot.

Taken en verantwoordelijkheden

Alle POH’s-jeugd bieden kortdurende behandeling aan kinderen en jeugd en voorzien ouders van

advies en opvoedingsondersteuning. Contact met externe partijen en goede kennis van de actuele

sociale kaart in de regio wordt door de POH’s-jeugd als een belangrijke taak gezien binnen hun

functie. POH4 geeft aan met bijna alle praktijken waarnaar wordt verwezen, kennis te hebben

gemaakt.

“Dat helpt bij het verwijzen, omdat je kinderen alvast wat kan vertellen over de instelling. Dat

geeft persoonlijk doorverwijzingen en zeker voor kinderen is dat belangrijk, want die vinden

dat hartstikke spannend. Een ander voordeel is dat je goed weet wat de expertise is van de

behandelaren. Op de website staat altijd welke klachten ze behandelen, maar als je met die

psychologen praat, dan weet je wat diegene echt leuk vindt en wat minder interessant. Zo

weet ik waar ik kinderen het beste kan plaatsen” (POH4).

Doorverwijzen naar de gespecialiseerde zorg is een taak die alle geïnterviewde POH’s-jeugd op zich

nemen. De mate waarin POH’s-jeugd samenwerken met scholen verschilt. Alle POH’s-jeugd hebben

contact met scholen ten behoeve van beeldvorming over de problematiek van een cliënt. Vier van de

vijf POH’s-jeugd geven daarnaast aan contact te hebben met scholen om leerkrachten te voorzien

van advies of om een gezamenlijke aanpak af te stemmen. POH4 zegt wel schoolobservaties of

gesprekken te willen doen, “maar het hoort niet thuis binnen de huisartsenzorg”. Tijdsgebrek is voor

deze POH de voornaamste reden. POH5 geeft het belang aan van samenwerking met scholen:

“Ik heb inderdaad wel meegemaakt dat we een afspraak hebben gemaakt en dat school de

leerling verder heeft overgenomen en dat het ook goed is gelopen. (…) Daar gaat wel even

tijd in zitten, maar soms heeft het wel echt een toegevoegde waarde en maakt dat wel dat je

niet nog een veel langer traject bij de POH-Jeugd hebt, maar dat je het weer over kunt dragen

naar school met de juiste afspraken” (POH5).

Rapporteren in het systeem van de huisarts is ook een taak die door alle POH’s-jeugd wordt

genoemd. POH3 benadrukt daar zorgvuldig mee om te gaan:

Page 26: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

25

“Daar wordt ook veel over gezegd en van gevonden met betrekking tot privacy, want

assistenten lezen ook wat daarin wordt gezet. Ik heb er een weg in gevonden die mij in ieder

geval bevalt. Het noodzakelijke rapporteer ik in het systeem. (…) Ik vertel het ook niet altijd

tegen de huisartsen. (…) Vooral dingen in de huidige veiligheidssituatie zoals huiselijk geweld

of suïcidaliteit, deel ik wel met de huisarts” (POH3).

Een aantal andere taken wordt niet door iedere geïnterviewde POH-Jeugd genoemd als primaire

taak. De huisarts voorzien van advies wordt genoemd door POH1 en POH4. Door deze POH-jeugd

wordt ook het signaleren van kindermishandeling genoemd. Het in kaart brengen van

probleemgezinnen wordt door POH4 genoemd en zorg bieden aan probleemgezinnen wordt

genoemd door POH5. POH2 sluit regelmatig aan bij het sociaal wijkteam. Incidenteel bood POH1 hulp

als zich een crisis voordeed bij een gezin dat bij deze POH-Jeugd bekend was.

De werkzaamheden van de POH-jeugd vallen onder de eindverantwoordelijkheid van de

huisartsen, maar als orthopedagoog in de POH-Jeugdfunctie is de POH zelf ook verantwoordelijk voor

wat er wordt gedaan (POH2, POH3, POH4, POH5). Bij POH1 was binnen de gemeente onduidelijkheid

over de positie ten opzichte van bijvoorbeeld casemanagers. Wanneer zowel een casemanager als

een POH-Jeugd bij een gezin betrokken zijn, was het onduidelijk wie bij beslissingen en

meningsverschillen de doorslag geeft. “Ik kan wel zeggen dat een cliënt iets nodig heeft, maar wie is

dan eindverantwoordelijk, dat is mij tot op heden niet duidelijk geworden” (POH1).

Doelgroep

De doelgroep is volgens de POH’s-jeugd heel divers. Er wordt geen strikte leeftijdslimiet

aangehouden. Bij de jongere kinderen wordt de hulp vaak geboden in de vorm van

opvoedingsondersteuning. Twee POH’s-jeugd (POH2, POH3) benoemen dat veel ouders van kinderen

met ADHD of vermoedens van deze stoornis bij de POH-Jeugd komen, nadat zij door school naar de

huisarts zijn gestuurd.

Best practices

Op de vraag wat de POH’s-jeugd helpt om hun werk goed te doen wordt door vier van de vijf POH’s-

jeugd genoemd dat intervisie en collegiaal overleg helpt (POH1,POH3, POH4, POH5). “Wat mij vooral

zou hebben geholpen zijn basale dingen zoals collega’s om inhoudelijk te sparren, teamoverleggen

hebben, intervisie en supervisie” (POH1). POH3 en POH4 zeggen ook veel te hebben aan de

mogelijkheid om advies te vragen aan specialisten zoals een psychiater of GZ-psycholoog. POH2 zit

wel in een intervisie groep, maar noemt dat de jarenlange ervaring in de jeugd-GGZ helpt:

“In de intervisiegroep merk ik dat het aan de ene kant een voordeel is dat ik ervaring heb in

de GGZ, maar de valkuil is dat je cliënten te lang bij je wilt houden. Aan de andere kant

verwijst de POH-Jeugd die nog niet veel ervaring heeft, heel snel door. (…) Onervaren POH’s-

jeugd voelen zich onzeker en verwijzen dan sneller door. Je merkt dat je een solist bent, je kan

niet even overleggen” (POH2).

Het belang van ervaring wordt genoemd door zowel de geïnterviewde POH’s-jeugd met meer

ervaring (POH2 en POH5) als POH’s-jeugd met minder lange ervaring (POH1 en POH3 en POH4).

POH3 geeft aan het werk van de POH-Jeugd niet had kunnen of willen doen korte tijd na afstuderen.

Vier van de vijf POH’s-jeugd geven aan dat het volgen van nascholing belangrijk is en hen zou helpen

(POH1,POH2,POH3,POH5). POH1 zegt: “Soms merkte ik dat ik van bepaalde problematiek niet veel

Page 27: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

26

afwist, hoe kan ik mij daar dan in ontwikkelen? Niemand betaalde voor mijn opleiding. Investeer

daarin, gun iemand de opleidingen die ze nodig hebben. Verwacht niet dat iemand met een

wetenschappelijke opleiding alles wel kan” (POH1).

Duidelijke informatieoverdracht bij de aanmelding wordt door POH3 en POH 4 genoemd als

factor die bijdraagt aan het goed uitvoeren van het werk. POH3 geeft aan wat deze POH-Jeugd

verstaat onder een duidelijke verwijzing van de huisarts naar de POH-Jeugd:

“Ik snap dat huisartsen maar tien minuten hebben voor een patiënt en dat ze niet alles weten,

maar met een duidelijke aanmelding bedoel ik een omschrijving van het probleemgedrag, het

liefst een aantal hypotheses of oorzaken van het probleemgedag of in stand houdende

factoren, informatie over het netwerk en de geschiedenis van de cliënt” (POH3).

Een aantal genoemde factoren die de POH’s-jeugd helpen om hun werk goed te doen, heeft

betrekking op de communicatie tussen de POH-Jeugd en de cliënten. Het beschikken over adequate

gesprekstechnieken wordt door POH3 en POH4 genoemd. POH2 en POH4 geven aan dat het hen

helpt om zich niet op te stellen als de deskundige, maar samen met de cliënt op zoek te gaan naar

oplossingen. Duidelijk zijn naar de cliënt en transparant zijn over het begeleidingsproces helpt POH4

in het werk, omdat het de vertrouwensband positief beïnvloed. Tenslotte wordt door POH2 en POH4

genoemd dat de hoeveelheid tijd voor een cliënt helpt: “Huisartsen hebben maar tien minuten, een

kind gaat natuurlijk niks zeggen in tien minuten. Ik denk dat het van toegevoegde waarde is dat ik 45

minuten de tijd heb” (POH4).

Andere genoemde factoren die de POH-jeugd bij het werk helpen zijn de motivatie en een

positieve instelling van de POH-Jeugd (POH1 en POH4), een geschikte ruimte (POH3) en vrijheid om

het werk van de POH-Jeugd zelf in te richten (POH2).

Tijdens het interview is aan de POH’s-jeugd gevraagd wat volgens hen maakt dat een traject effectief

verloopt. Communicatie is volgens POH2, POH3 en POH5 een belangrijke factor in het effectief

verlopen van een traject. “Het begint met duidelijkheid omtrent de hulpvraag, transparant zijn naar

ouders, duidelijkheid geven in wat ze wel of niet kunnen verwachten, (…)” (POH5). POH3 noemt dat

een goede aanmelding door de huisarts van belang is voor een effectief traject. Deze POH-Jeugd

geeft ook aan dat overleg met de huisarts en intervisie met collega’s belangrijke factoren zijn die ten

goede komen aan de effectiviteit van een traject.

De opvattingen van de POH’s-jeugd verschillen over het gebruikmaken van protocollen.

POH1 en POH4 ervaren dat trajecten effectiever verlopen doordat zij (elementen van) protocollen

gebruiken. “Ik had wel het idee dat ik, vooral bij mijn geprotocolleerde behandelingen met CGT,

verandering zag in denkwijze” (POH1). Anderzijds geeft POH2 aan niet protocollair te werken en dat

een persoonsgerichte aanpak leidt tot het effectief verlopen van een traject.

Oplossingsgericht werken helpt volgens POH1 en POH2 om een traject effectief te laten

verlopen. “Belangrijk is de oplossingsgerichte manier van werken, waarin ik vooral kijk waar de

krachten van de cliënt zitten. Niet altijd uitgaan van de oorzaken, maar ze vooral weer perspectief

bieden, naar de oplossing kijken en praktisch denken” (POH2).

POH2 en POH4 geven aan dat evaluatiemomenten bijdragen aan het effectief verlopen van

een traject. “De begeleiding slaat misschien niet altijd aan, maar je hebt dan wel snel door dat je

moet doorverwijzen” (POH4).

Page 28: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

27

In de interviews beschreven de vijf POH’s -Jeugd ieder één voorbeeld van een succesvolle

behandeling. Wat in deze voorbeelden overeenkomt is een persoonsgerichte en oplossingsgerichte

aanpak, waarbij de POH-Jeugd niet per definitie uitgaat van de gepresenteerde symptomen, maar op

zoek gaat naar een oplossing van de onderliggende problematiek. Als werkzame elementen worden

door de POH-jeugd CGT, psycho-educatie, een plan waarin zowel het gezin als de school actief

worden betrokken en (elementen van) mindfulness genoemd.

Belemmeringen

De meeste POH’s-jeugd (POH1, POH2, POH3 en POH5) benoemen tijdens het interview

belemmeringen in het overleg met collega’s en huisartsen. Bij geen enkele POH’s-Jeugd zijn vaste

momenten afgesproken waarop de POH-Jeugd en de huisarts overleg kunnen voeren. POH1, POH2,

POH3 en POH5 geven aan dat zij een vast overlegmoment met de huisarts wensen. “Huisartsen

werken keihard, daardoor is er nauwelijks tijd om goed en rustig te overleggen. Dat is wel jammer,

maar tegelijkertijd denk ik wel dat het inherent is aan de functie. Structureel overleg met de

huisartsen zou fijn zijn” (POH3). Drie POH-jeugd (POH2, POH4 en POH5) noemen dat ze het een

nadeel vinden als zij de huisarts niet face to face kunnen spreken. In de praktijk waar POH4 werkt,

was een vast overleg moment afgesproken, maar daar zijn ze mee gestopt: “Soms hadden we niks te

bespreken en een andere keer moest er met spoed iets gebeuren. Als we moeten overleggen dan loop

ik even langs of we bellen als we niet tegelijk aanwezig zijn” (POH4). Twee POH-jeugd (POH4 en

POH5) geven aan dat afspraken maken of contact leggen binnen of buiten de huisartspraktijk soms

lastig gaat doordat zij parttime als POH-Jeugd werken.

Drie POH-jeugd (POH1, POH2, POH3) noemen dat zij de functie als solistisch ervaren. “Het

solistisch werken vormt soms een belemmering; je kan niet even met vakgenoten sparren of even een

psychiater erbij roepen” (POH2). Als steunbron noemen POH2, POH3, POH4 en POH5 dat zij contact

op kunnen nemen met een collega. Ondersteuning vanuit een intervisiegroep wordt door POH3,

POH4 en POH5 genoemd. POH3 en POH4 geven aan gebruik te maken van de mogelijkheid om advies

te vragen bij specialisten. POH5 kan voor advies terecht bij de instelling waarvoor deze POH-Jeugd

werkt. POH1 geeft aan nergens terecht te kunnen voor inhoudelijk advies.

“Ik was wel op zoek naar andere POH’s-jeugd met mijn achtergrond, maar dat bleek nog heel

lastig want heel veel POH’s-jeugd zijn gedetacheerd vanuit een grote zorginstelling. (...) De

POH’s -Jeugd die via een instelling werken kunnen intervisie en supervisie binnen hun

instelling krijgen, dus voor hen was het niet zo aantrekkelijk om de samenwerking aan te

gaan met een POH-Jeugd buiten de instelling” (POH1).

Bij POH3 was het wel gelukt om een netwerk van POH-jeugd om zich heen te verzamelen voor

intervisie: “Twee jaar geleden vond ik het ook een belemmering dat het steun- en intervisienetwerk

voor een POH-Jeugd heel klein was. Inmiddels heb ik dat opgebouwd. Ik voel mij nu voldoende

gesteund in de dagelijkse praktijk”. Een belemmering die verband houdt met de solistische manier

van werken binnen de POH-Jeugdfunctie wordt door POH1 genoemd. “Ik kon ook niks overdragen als

ik ziek was. (…) Als ik ziek was, dan werd ik alsnog gemaild, omdat ik geen collega had. Alles kwam

altijd op mijn bord, dat vond ik heel vermoeiend” (POH1).

Wachtlijsten bij instellingen waar de POH’s-jeugd naar doorverwijzen, wordt in het interview

door vier POH’s-Jeugd (POH1, POH2, POH4 en POH5) als belemmering genoemd. Wanneer de POH-

Jeugd een inschatting maakt dat adequate hulp niet binnen de huisartsenpraktijk geboden kan

worden, verwijst deze door. POH1 en POH4 geven aan dat ze voor een lastige situatie staan als

Page 29: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

28

cliënten gedurende de wachtlijstperiode met problemen bij de POH-Jeugd komen waarvoor zij te

weinig kunnen betekenen. “Ondertussen kent de cliënt mij, dus komen ze steeds weer bij mij terug,

maar ik kan ook geen hele heftige problematiek behandelen in dat half uurtje” (POH1). POH4 zegt

hierover: “Het lastige is dat je als POH-Jeugd nog steeds verantwoordelijk bent voor de cliënt. Zeker

als de problematiek net niet erg genoeg is voor crisisopvang” (POH4).

Bij POH2 is dit onderwerp behandeld tijdens een evaluatie van de pilot: “Een huisarts heeft

bij de evaluatie in het algemeen gezegd dat de POH functie niet gebruikt moet worden om de

tekortkomingen in de tweedelijnszorg op te lossen”(POH2). Ook POH5 is in haar werk tegen

wachtlijsten bij zorginstellingen aangelopen en gaat daar op de volgende manier mee om:

“(…) wat we toen hebben afgesproken is dat we dan een soort overbruggingshulp bieden. Als

kinderen op een wachtlijst komen, bespreek ik met ouders de optie dat we bij de POH kunnen

kijken welke hulp nodig is en starten dit vast op (denk bijv. ook aan schoolgesprek). Dan kijken

we wat we in de tussentijd kunnen doen om ouders of kind te ondersteunen zodat een kind of

ouders niet verder wegzakken” (POH5).

Eén POH-Jeugd benoemde in het interview dat, in geval van gescheiden ouders, het regelmatig

voorkomt dat de andere gezaghebbende ouder niet op de hoogte is gesteld van het gesprek met de

POH-Jeugd.

”Dat is iets wat heel veel huisartsen zich niet realiseren. Ik heb best wel vaak op het eerste

gesprek een moeder met kind gezien waarvan de vader geen weet had dat het kind bij mij

zat. Dan kan ik wel aan de slag met een hulpvraag die moeder heeft. Als moeder een

hulpvraag heeft als hoe ga ik met mijn dochter om dan is dat prima, maar zodra ik een

gesprek heb met de dochter alleen of als de dochter hulp wil, dan kan dat niet zonder

toestemming van beide ouders“ (POH3).

POH3 noemde in het interview twee belemmeringen die te maken hebben met de constructie waarin

de POH-Jeugd werkt. De eerste heeft betrekking op de eisen die een zorgverzekeraar stelde aan de

opleiding van de POH-Jeugd. Bij aanvang van de POH-Jeugdfunctie betwijfelde de zorgverzekeraar of

een orthopedagoog de functie van POH-Jeugd kan bekleden.

”Hun visie was dat ik het eigenlijk niet kon doen, want je moet er een andere opleiding voor

hebben zoals een HBO-SPV of psychologie. We hebben uitgelegd dat een orthopedagoog juist

voor kinderen en jeugd is en dat de POH-Jeugd de ultieme functie is. De POH-Jeugdfunctie zit

echt in het werkveld van een orthopedagoog. Daar deden ze erg moeilijk over en daarom heb

ik nog een aanvullende opleiding POH-GGZ moeten volgen” (POH3).

De andere belemmering is een gevolg van het werken als ZZP-er:

“De grote instellingen die POH’s leveren, die krijgen vrijstelling van BTW en dat krijg ik als

ZZP-er niet. Ik moet heel erg gaan schipperen met de prijzen en met de administratie

rompslomp, dat belemmert mij wel. Ik zou zeggen trek daar één lijn in geen BTW of wel BTW

voor iedereen hetzelfde, wees daar duidelijk in” (POH3).

Twee belemmeringen die volgens de geïnterviewde adviseur regelmatig voor komen zijn beperkte

ruimte in de huisartsenpraktijk en het idee bij organisaties dat de POH-Jeugdfunctie in grote mate

Page 30: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

29

overlapt met hun werkzaamheden. Deze adviseur geeft aan dat veel huisartsen het prettig vinden

om een POH-Jeugd in de praktijk te hebben, maar vaak is er geen fysieke ruimte om een POH-Jeugd

in de praktijk onder te brengen. Bij het opzetten van POH-Jeugdprojecten komt deze adviseur

regelmatig tegen dat mensen van organisaties op het gebied van Jeugdzorg het idee hebben dat de

POH-Jeugd zich met dezelfde taken bezighoudt als zij.

“Een belangrijke belemmering is het territoriumgedrag van CJG, JGZ en wijkteams. Het

allereerste wat wij doen is het gesprek aangaan met de betrokken partijen: huisartsen, de

CJG’s, de sociale wijkteams, het onderwijs, jeugdzorginstellingen en mensen van de JGZ

(jeugdartsen). De eerste reactie van het CJG, het sociale wijkteam en ook van de JGZ is: komt

die POH-Jeugd niet hetzelfde doen als wat wij al doen, of komt de POH-Jeugd ons werk

overnemen? Het is heel opvallend en dat kom je overal tegen. Daaruit spreekt dus dat

organisaties hun eigen terrein bewaken en mijn antwoord is dan: ‘Het gaat er niet om welke

organisatie iets doet in de ondersteuning van kinderen en gezinnen. Dit is een verkeerde

vraag die wordt gesteld’. Als we daadwerkelijk één kind, één gezin en één plan willen, dan

moet de eerste vraag zijn wat dit kind en dit gezin nodig heeft. De volgende vraag is welke

expertise er nodig is om de ondersteuning te bieden en dan pas komt de vraag bij welke

instelling die ondersteuningscapaciteit zit. Als ik het zo uitleg dan snapt men het wel, maar ik

vind het heel opvallend dat dit vaak de eerste vraag is die wordt gesteld” (Adviseur).

“Wat ook wel eens is gezegd is: ‘Dat moet die POH-Jeugd helemaal niet doen, dat is ons

werk’. Een belangrijk aspect dat men vergeet, met name vanuit de sociale wijkteams, is dat

een heel groot deel van de verwijzingen naar de JGGZ nog altijd via de huisartsen gaan.

Vanuit de gemeenten hebben we het idee gehad om wijkteams op te zetten waar iedereen

naartoe gaat, want dat zou het loket worden. We zijn helemaal vergeten dat wij mensen niet

kunnen sturen. Er zijn nu eenmaal heel veel mensen die A: niet weten dat er een wijkteam is

en daarom naar de huisarts gaan. B: wel weten dat er een wijkteam is maar geen idee

hebben wat voor mensen er zitten, dus naar de huisarts gaan. Of C: negatieve verhalen van

anderen hebben gehoord over het wijkteam en daarom liever naar hun huisarts gaan, want

dat is vertrouwd en dat werkt ook veel sneller. Als die vraag komt dan zeg ik dat ze wel een

deel van de verwijzingen voor hun rekening nemen, maar dat het grootste deel nog altijd via

de huisartsen loopt” (Adviseur).

Samenwerking

De POH’s-jeugd geven aan dat de samenwerking met de huisarts belangrijk is voor het goed lopen

van de POH-Jeugdfunctie. Overleg is daar volgens de POH’s-jeugd een belangrijk onderdeel in. “Het is

een voorwaarde dat er overleg mogelijk is met de huisartsen. (...) zij zijn eindverantwoordelijk voor

wat de POH doet. De huisarts moet echt openstaan voor overleg en daar tijd voor vrij maken als dat

nodig is” (POH2). POH3 geeft aan dat samenwerking met de huisarts nog in ontwikkeling is:

“Ik hoop ook in de samenwerking dat je elkaar weet te vinden op het moment dat ik ergens

tegenaan loop of de huisarts denkt wat ben je nou eigenlijk aan het doen. Eigenlijk zou je bij

afsluiten ook contact moeten hebben met elkaar. Dat is de ideale situatie maar daar ben ik in

de samenwerking nog niet” (POH3).

Page 31: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

30

Volgens POH5 heeft het terugkoppelen naar de huisarts hoe trajecten zijn verlopen een gunstige

impact op de samenwerking tussen de POH-Jeugd en de huisarts: “De huisarts krijgt dan telkens

inzicht in waar een POH-Jeugd mee bezig is en wat een POH-Jeugd allemaal kan, zodat de

doorverwijzingen van de huisarts wat gerichter kunnen worden” (POH5).

POH4 geeft aan dat het voor de samenwerking goed is om kritisch te zijn maar ook om je veilig bij

elkaar te voelen.

“In de vorige praktijk voelde ik mij vaak bezwaard, omdat ik het gevoel had dat de huisarts

het druk had en geen tijd, dan vermeed ik dat. Dat leidde niet tot een goede samenwerking.

Die huisarts droeg dingen ook niet goed over. Er was niet een probleem tussen ons, maar

blijkbaar is dat wel iets belangrijks voor de samenwerking: het vertrouwen dat je bij iemand

naar binnen kunt lopen, dat je kritisch op elkaar kunt zijn, dat je kunt overleggen als er iets is

en er dan samen uitkomen. Dat is belangrijk” (POH4).

Drie POH’s-jeugd gaven tijdens het interview aan dat zij in de praktijk situaties tegen zijn gekomen

waarin anderen onhaalbare verwachtingen van ze hadden. De genoemde onhaalbare verwachtingen

komen tussen de POH’s-jeugd niet overeen. POH1 had te maken met een hoge werkdruk en maakte

anderhalf keer meer uren dan in het contract stond. ”(…) ik begon te beseffen dat het niet aan mij

lag, dus toen heb ik het bij mijn teamleider neergelegd, op zoek naar oplossingen gaan, steeds maar

weer aankaarten. (…) voor mijn gevoel werd er niet genoeg gehoor aan gegeven”. POH3 merkte dat

op haar werk mensen van mening waren dat deze POH-Jeugd teveel doorverwees naar de

specialistische GGZ. “Op een gegeven moment ben ik alles gaan bijhouden en toen bleek dat ik maar

15% doorverwees naar de specialistische GGZ, dat is echt niet veel” (POH3). POH4 gaf aan dat soms

door de huisarts cliënten werden doorverwezen van wie deze POH-Jeugd niet goed wist wat er

moest gebeuren.

“Soms wordt iets heel snel als psychisch bestempeld, terwijl ik op een gegeven moment denk,

misschien is hier ook wel iets neurologisch aan de hand. Dat is een aantal keer gebeurd. Dit is

geen kritiek op de huisarts, want zij hebben maar tien minuten de tijd en het ligt ook het

meest voor de hand dat het een psychisch probleem is, maar uiteindelijk blijkt het toch

medisch te zijn. Ik verdiep mij erin wat er aan de hand is en in het geval dat het toch medisch

is, dan verwijs ik terug naar de huisarts” (POH4).

De POH’s-jeugd zijn positief over de samenwerking die ze hebben met andere instellingen. Volgens

POH5 is deze samenwerking van belang.

“(…), want op het moment dat ik iemand in hulp heb en er zijn bijvoorbeeld sociaal-

emotionele problemen die ook op school spelen, dan is het wel heel belangrijk dat je ook

contact legt met school. Als je bezig bent met opvoedingsondersteuning en er is een andere

hulpverlener betrokken bij het gezin, dan vind ik het wel heel belangrijk dat je contact

daarmee zoekt. Ik wil de context van het kind betrekken, afgelopen jaar is ook wel gebleken

dat dat contact zoeken heel belangrijk is en ook goed werkt” (POH5).

POH3 geeft aan de samenwerking wordt bevorderd als de POH-Jeugd de mensen uit het werkveld

kent.

Page 32: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

31

”Ik werk al een tijdje in de jeugdzorg in deze regio. Daardoor kom ik oud collega’s tegen of ik

ken mensen via via, dat maakt het makkelijker. De samenwerking loopt vooral goed door de

korte lijnen en doordat je elkaar goed kent” (POH3).

Uit de interviews komt naar voren dat de POH’s-jeugd in verschillende mate samenwerken met

scholen. Alle POH’s-jeugd geven aan contact te hebben met scholen voor beeldvorming over een

leerling. POH1, POH2, POH3 en POH5 werken ook samen met leerkrachten en voorzien leerkrachten

van handelingsadviezen. POH2 en POH3 geven aan dat zij het belangrijk vinden om naar scholen te

gaan, maar door tijdgebrek worden ze daarin belemmerd. POH4 heeft wel telefonisch contact met

scholen, maar gaat uit gebrek aan tijd niet naar scholen toe. “De samenwerking met scholen vind ik

wel heel leuk, maar het hoort eigenlijk niet thuis in deze functie vind ik” (POH4). POH5 geeft aan dat

de tijdsinvestering in het contact met de school de moeite waard kan zijn, omdat met goede

afspraken en advies een langer traject bij de POH-Jeugd kan worden voorkomen.

De geïnterviewde adviseur vindt de samenwerking tussen de POH-Jeugd, het sociaal

wijkteam, het CJG en de scholen van belang.

“We zeggen dat we graag één kind, één gezin en één plan willen. Op het moment dat een

kind met problemen bij de huisarts komt en de praktijkondersteuner constateert dat er niet

alleen bij het kind een probleem speelt maar ook in de situatie van de ouders, dan is het heel

mooi als de POH-Jeugd de ouders kan leiden naar het wijkteam. Dat is vaak een drempel voor

ouders. Op die manier kan je de verbinding leggen tussen de huisartsenpraktijk en het sociaal

wijkteam. Hetzelfde geldt voor de scholen. De praktijkondersteuners (…) zitten frequent bij

scholen en dat is ook logisch, want zij kunnen scholen handelingsadviezen geven. Anderzijds

hebben scholen het kind elke dag in de klas en is het nuttig om informatie te delen. Dat

draagt ertoe bij dat je vanuit verschillende invalshoeken de juiste begeleiding biedt”

(Adviseur).

Achtergrond

Alle geïnterviewde POH’s-jeugd zijn van mening dat hun orthopedagogische achtergrond goed

aansluit bij de POH-Jeugdfunctie en een meerwaarde heeft. De meerwaarde van de

orthopedagogische achtergrond zit volgens vier POH’s-jeugd in de aandacht voor het systeem

rondom het kind en de focus op relaties en interacties tussen het kind en de omgeving (POH1, POH2,

POH4 en POH5).

“Het grote voordeel van een orthopedagoog in deze functie is de onderzoekende houding,

maar ook vooral de gerichtheid op de context rondom het kind, waarbij je alle verschillende

facetten meeneemt. Psychologen, maar ook maatschappelijk werkers zijn daar heel anders in

opgeleid” (POH1).

POH1 geeft een voorbeeld van een POH-Jeugd met een psychologie-achtergrond:

"De POH-Jeugd voor mij was een psycholoog en was heel goed. Deze POH-Jeugd had wel een

hele andere werkwijze die erg gericht was op het kind, de omgevingsfactoren werden minder

meegenomen. Toch behaalde deze POH-Jeugd er wel goede resultaten mee. Ik had een hele

andere werkwijze en ik denk dat die werkwijze past bij een preventieve functie als de POH-

Jeugdfunctie” (POH1).

Page 33: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

32

POH5 geeft aan wat kenmerkend is aan de werkwijze van een orthopedagoog in de POH-

Jeugdfunctie:

“Je bent gewend om te werken met het systeem rondom het kind. Je kijkt ook breder en niet

alleen naar het probleem wat je van ouders op je bordje krijgt, maar automatisch denk ik dat

je als orthopedagoog heel breed kijkt: Nu hebben we dit probleem en automatisch ga je al

hypotheses bedenken van wat er aan de hand zou kunnen zijn, hoe ik dat dan kan toetsen en

hoe ik dat aan kan gaan pakken” (POH5).

Wetenschappelijke kennis wordt door drie POH’s-jeugd genoemd als voordeel van een

orthopedagogische achtergrond in de POH-Jeugdfunctie. POH3 en POH4 noemen dat een

orthopedagoog beschikt over kennis met betrekking tot de ontwikkeling van kinderen en opvoeding.

Kennis over diagnostiek wordt door POH4 genoemd en POH5 noemt dat je als orthopedagoog goed

probleemanalyses kunt maken en problemen kunt ordenen. Kennis over interventies is volgens POH5

van toegevoegde waarde. Deze POH-Jeugd geeft aan dat POH-jeugd die een HBO opleiding hebben

gedaan het lastig vinden wat zij kunnen doen qua interventies. “Dat is iets waar je als orthopedagoog

al heel veel kennis van hebt en daar heb je veel profijt van” (POH5). POH3 en POH4 geven aan dat

naast kennis over de ontwikkeling van het kind, de gesprektechnieken belangrijk zijn.

“Ik denk dat dat de nodige expertise en ervaring vraagt. (…) Je gaat op een andere manier in

gesprek met een kind dan met een volwassene. Met kinderen visualiseer je meer, je werkt

meer spelenderwijs en je vraagt op een andere manier door” (POH3).

De orthopedagogische achtergrond is volgens POH4 een voordeel wanneer deze POH-Jeugd een kind

doorverwijst naar een orthopedagoog of psycholoog: “Je kan beter op ze aansluiten, beter voorwerk

doen, beter inschatten wat iemand nodig heeft, want je weet meer van psychopathologie” (POH4).

Aan POH1, POH2 en POH5 is gevraagd waarover een ideale POH-Jeugd zou moeten beschikken.

Kennis en werkervaring zijn kenmerken die door alle drie de POH’s-jeugd worden genoemd en

zelfstandig kunnen werken komt in twee omschrijvingen naar voren. Waar een ideale POH-Jeugd

volgens POH1 aan voldoet is:

“Zelfstandig zijn, kritisch zijn en proactief handelen: echt naar buiten durven treden om advies

te geven aan huisartsen, organisaties en gemeente. Inhoudelijke kennis moet je goed op orde

hebben. Ik denk dat dat de kern is voor iemand in de POH-Jeugdfunctie. Het zou mooi zijn als

je vijf of zes jaar praktijkervaring hebt met diagnostiek en behandeling. Dan sta je steviger in

je schoenen. Je kunt het werk dan goed uitvoeren en je hebt net wat minder ruggensteun

nodig” (POH1).

Door POH2 wordt het omschreven als:

“Orthopedagogen met werkervaring, dat zijn de ideale POH’s-jeugd. Ideaal is iemand die

kennis heeft van psychiatrische problematiek, het liefst ook daar zelf mee gewerkt heeft en

ervaring heeft met verschillende doelgroepen. Iemand die pragmatisch is, zelfstandig kan

werken, beslissingen kan nemen, communicatief is. Iemand die eigenlijk alle problematiek wel

al een keer heeft langs zien komen” (POH2).

De ideale achtergrond van iemand die de POH-Jeugdfunctie uitvoert, is volgens POH5 als volgt:

Page 34: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

33

“Een ideale POH-Jeugd zou, als je het hebt over opleiding, iemand zijn met een

wetenschappelijke achtergrond, dus orthopedagogiek of psychologie. Als ik kijk naar mijzelf

wat deze achtergrond mij heeft opgeleverd in hoe je denkt, hoe je tegen problemen aankijkt

en de dingen die je hebt geleerd, dan denk ik dat het een pre is. Het is ook belangrijk dat je al

een aantal jaren werkervaring hebt op dit vlak. Als ik deze functie had moeten doen terwijl ik

nog maar twee jaar had gewerkt, dan zou het veel moeilijker zijn geweest” (POH5).

De geïnterviewde adviseur van POH-Jeugdprojecten, gaf aan dat in de projecten waarbij deze

adviseur betrokken was, de voorkeur uitging naar een POH-jeugd met een wetenschappelijke

achtergrond.

“Met de POH-Jeugd willen wij ervoor zorgen dat je ook bij die toegang naar de JGGZ een filter

neerzet in de vorm van een GZ-psycholoog of een orthopedagoog die heel goed kan

beoordelen wat er met een kind aan de hand is en wat er moet gebeuren. Hoe beter je de

triage aan de voorkant doet, hoe effectiever. (…) Huisartsen willen er volledig op kunnen

vertrouwen, ook omdat zij eindverantwoordelijk zijn” (Adviseur).

Advies van de POH-jeugd

Tijdens het interview is aan de POH’s-jeugd de vraag voorgelegd wat voor tips ze zouden geven aan

een andere POH-jeugd. POH1, POH2 en POH4 noemen als tip om de samenwerking met anderen te

zoeken en je aan te sluiten sluit bij een intervisiegroep. Door POH2, POH3 en POH4 wordt

geadviseerd om de sociale kaart in de regio goed te kennen. Het volgen van nascholing wordt door

POH2 en POH4 genoemd. Het opdoen van ervaring voordat de POH-Jeugd aan de functie begint,

wordt door POH3 als tip genoemd. Tenslotte adviseert POH2 een uur voor een consult te nemen,

omdat een half uur voor een consult in de POH-Jeugdfunctie niet voldoende is.

Aan de POH’s-jeugd is gevraagd wat er moet gebeuren om de POH-Jeugdfunctie verder te

ontwikkelen. POH2 geeft als advies: “Er is een landelijke vereniging van praktijkondersteuners, maar

deze is nog steeds vooral op de POH voor volwassen gericht. Daar moet meer aandacht voor komen”.

POH4 geeft aan dat cursussen voor POH’s-GGZ veelal zijn gericht op problemen bij volwassenen en

dat er meer georganiseerd moet worden voor de POH-GGZ Jeugd. Het belang van nascholing voor de

ontwikkeling van de POH-Jeugdfunctie wordt ook door POH1 en POH2 genoemd. De geïnterviewde

adviseur geeft aan dat er in ieder geval iets moet gebeuren in de opleiding van de POH-Jeugd.

“Ik heb heel veel POH’s-GGZ benaderd die al wat jaren in een huisartspraktijk werken en ik

heb ze gevraagd of ze ook kinderen zien. Wat ik merkte is dat de meeste POH’s-GGZ alleen

volwassenen zien en ook geen kinderen willen zien, omdat ze zelf vinden dat ze daarvoor niet

de juiste expertise hebben. In de opleiding voor de POH-GGZ zit een hele marginale module

over psychosociale problematiek bij kinderen. De module die op de meeste hoge scholen

wordt aangeboden is niet genoeg om handvatten te bieden om met deze problemen bij

kinderen om te gaan” (Adviseur).

Tenslotte geeft POH4 aan dat er meer samenwerking zou moeten komen tussen de Jeugd-GGZ en de

POH-Jeugd ten aanzien van wachtlijsten. Volgens deze POH-Jeugd zou er overleg moeten komen hoe

de rollen verdeeld worden en wat een POH-Jeugd alvast kan doen als een kind op een wachtlijst

komt.

Page 35: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

34

4.4. Constructies en financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie

In hoofdstuk twee werd beschreven dat de POH-Jeugdfunctie in vier constructies voorkomt. De POH-

Jeugd kan in loondienst zijn bij de huisarts, gedetacheerd zijn vanuit een GGZ-instelling, als ZZP-er bij

de huisarts werken of in een constructie werken waarbij professionals van het CJG of wijkteam

samenwerken met de huisarts. In de laatste constructie werkt de praktijkondersteuner niet of deels

in de huisartsenpraktijk en voor een deel bij het CJG of het sociaal wijkteam.

In de vragenlijst die bij de huisartsen is afgenomen, is gevraagd naar de constructie waarin de

POH-Jeugd werkt en de wijze waarop de functie wordt bekostigd. De uitkomsten hiervan zijn

weergegeven in tabel 14 (zie bijlage 2). Van de elf POH’s-jeugd, zijn vier in loondienst bij de huisarts,

vijf zijn gedetacheerd vanuit een instelling en twee POH’s-jeugd werken als ZZP-er. Bij de elf

huisartsen die de vragenlijst invulden, werken de POH’s-jeugd gemiddeld vijfeneenhalf uur per week

in de praktijk, variërend van één uur tot twaalf uur.

Volgens de geïnterviewde adviseur van POH-Jeugdprojecten bestaan bij huisartsen in

sommige gevallen bezwaren voor de constructie waarbij professionals van het CJG of wijkteam met

de huisarts samenwerken. “De huisartsen die ik gesproken heb, zijn voor 95% procent voorstander

van fysieke aanwezigheid van de praktijkondersteuner binnen de huisartspraktijk” (Adviseur).

Huisartsen hebben volgens deze adviseur om twee redenen voorkeur voor fysieke aanwezigheid van

de POH-Jeugd in de huisartspraktijk. Ten eerste maakt fysieke aanwezigheid in de praktijk het

makkelijker om tussendoor kort met elkaar te overleggen. Ten tweede maken huisartsen zich zorgen

over het delen van patiëntinformatie. Huisartsen vinden: “Het gaat over mijn patiënten en dat wil ik

binnen mijn praktijk houden” (Adviseur). Een voordeel van de constructie waarbij professionals van

het CJG of het wijkteam samenwerken met de huisarts is volgens de adviseur dat het de partijen

dichter bij elkaar brengt.

“Als de ruimte het toelaat vinden huisartsen het vaak prima als bijvoorbeeld het CJG/

wijkteam één dag per week in de praktijk komt. Dat is een hele ideale situatie, omdat wij

vanuit de gemeenten het belangrijk vinden dat de huisartsenpraktijken van hun eilandje

afkomen. De samenwerking met de huisartsen is heel lastig, het is een moeilijk benaderbare

groep. Huisartsen hebben het gevoel ‘ik sta hier voor mijn patiënten en informatie over mijn

patiënten moet vooral binnen mijn praktijk blijven’. Echter, op het moment dat de huisartsen

merken dat zij verantwoordelijk blijven, het zeggenschap houden en dat geen informatie

zonder hun toestemming naar buiten gaat, dan zijn ze veel sneller bereid om mee te werken”

(Adviseur).

De constructie waarbij de POH-Jeugd gedetacheerd wordt gepositioneerd in de huisartspraktijk en

onder de verantwoordelijkheid werkt van de huisarts, vindt de adviseur de best werkende

constructie.

“Gedetacheerd, omdat de huisartsen meestal de POH-Jeugd niet in dienst willen nemen. (…)

Dat vind ik de beste constructie, omdat dat een constructie is die de huisartsen meestal het

fijnst vinden. Als je begint met het opzetten van een POH-Jeugdfunctie, dan is de eerste stap

die je moet nemen ervoor zorgen dat er draagvlak ontstaat bij de huisartsen en dat doe je op

deze manier” (Adviseur).

Page 36: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

35

De POH-Jeugdfunctie kan op verschillende manieren worden gefinancierd. Volgens de geïnterviewde

deskundige op het gebied van financieringsvormen van de POH-Jeugdfunctie, wordt de POH-

Jeugdfunctie doorgaans bekostigd door de gemeente en/of via de Zorgverzekeringwet door een

zorgverzekeraar. Het komt ook voor dat een jeugdhulpaanbieder de POH-Jeugdfunctie financiert,

maar volgens deze deskundige zal het in dat geval gaan om een tijdelijke financieringsvorm ten tijde

van een pilotfase.

Van negen huisartsen is informatie ontvangen over de bekostiging van de POH-Jeugdfunctie.

De financieringsvormen die worden gebruikt in de praktijken van deze negen huisartsen, zijn

weergegeven in tabel 14 (zie bijlage 2). In deze tabel is te zien dat de POH-Jeugdfunctie in vijf

praktijken wordt bekostigd door de zorgverzekeraar en komt het twee keer voor dat zowel de

zorgverzekeraar als de gemeente deze functie financieren. In één van de elf praktijken betaalt de

gemeente de POH-Jeugdfunctie en het komt één keer voor dat een jeugdhulpaanbieder voor de

functie betaalt.

Vergoeding is volgens de geïnterviewde adviseur, naast draagvlak bij de huisarts, een

belangrijke factor die bijdraagt aan het goed lopen van een POH-Jeugdproject. Gemeenten komen

huisartsen daarom tegemoet in de kosten die worden gemaakt met het inzetten van een POH-Jeugd.

“Huisartsen hebben geen kosten aan de POH-Jeugd. De gemeente betaalt de inzet van de

POH-Jeugd en de gemeente is bereid om een vergoeding te geven voor de overhead kosten.

Huisartsen moeten een paar uur per maand overleggen met de POH-Jeugd, de ruimte moet

betaald worden, verwarming, licht, huisartsen moeten een verzekering afsluiten voor de POH-

Jeugd, uitbreiding van de HIS licentie, papier. Het bedrag verschilt per gemeente, maar

huisartsen krijgen één vast bedrag per jaar voor die onkosten” (Adviseur).

Om de POH-Jeugd in de toekomst verder te ontwikkelen moet, volgens zowel de geïnterviewde

adviseur als de deskundige op het gebied van financieringsvormen, worden nagedacht over een

structurele manier waarop de POH-Jeugdfunctie wordt bekostigd.

“Aan de kostenkant zie je dat de gemeenten de functie voor een groot deel bekostigen, omdat

het onder de jeugdwet valt. (..) Het zou heel goed zijn als gekeken wordt of de POH-

Jeugdfunctie kan worden meegenomen in de aanbestedingen van de jeugdzorg. Bijvoorbeeld

dat je daar een apart aanbestedingsperceel van maakt waar instellingen op kunnen

inschrijven. Eigenlijk is nu het probleem dat wij willekeurig een aantal instellingen benaderen

voor het leveren van professionals voor deze functie, maar we zouden dat eigenlijk moeten

aanbesteden. Als wij vijf instellingen benaderen, dan kan instelling zes zeggen dat zij ook

beschikbare professionals hadden kunnen leveren, maar nooit gevraagd zijn. Dan kan de

gemeente aangeklaagd worden, omdat ze het niet hebben aanbesteed. Dat is de reden dat

we het overal pilots noemen. Je kunt een paar jaar lang iets een pilot noemen, maar dat kan

je niet oneindig blijven doen. Het is dus ook belangrijk dat aan de kostenkant gekeken wordt

binnen de jeugdzorgregio’s of dit op een of andere manier kan worden meegenomen in de

aanbestedingen. Als dat gebeurt loop je ook niet langer het risico dat je daar problemen door

krijgt. Je kan het daardoor financieel gezien veel beter borgen. Hier moet een structurele

oplossing voor komen” (Adviseur).

Page 37: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

36

5. Conclusie en discussie

In deze studie is onderzocht hoe de POH-Jeugdfunctie wordt ingevuld, wat de ervaringen zijn van

betrokkenen en hoe de functie wordt vormgegeven en gefinancierd. Ook is geïnventariseerd of een

orthopedagogische achtergrond in de POH-Jeugdfunctie een toegevoegde waarde heeft en waar die

meerwaarde uit bestaat.

Uit het onderzoek blijkt dat de POH-Jeugdfunctie wordt uitgevoerd door zowel HBO- als WO-

geschoolde hulpverleners, met gemiddeld overwegend veel ervaring in de Jeugd-GGZ of KJP. Het

blijkt echter wel dat een derde van de POH’s-jeugd minder dan drie jaar werkervaring heeft. In de

interviews met de POH’s-jeugd benadrukken zij dat werkervaring van belang is wegens de diversiteit

aan problematiek en omdat zij de functie als solistisch ervaren.

Uit de interviews blijkt dat de POH-jeugd in grote lijnen dezelfde werkwijze volgen als in het

Handboek POH-GGZ is beschreven (Mok et al., 2016). De taken die de POH-jeugd en de huisartsen

rapporteren komen in grote mate met elkaar overeen. De aard van de hulpvragen die POH’s-jeugd

noemen komt overeen met problematiek die in evaluaties van pilots zijn vermeld (Boendermaker et

al., 2016; Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015; Magnée & Verhaak, 2015; Serra et al., 2015; Van Dijk

et al., 2013).

Door de POH’s-jeugd en de adviseur wordt in dit onderzoek aangegeven dat veel POH’s-jeugd

de beslissing om zelf te behandelen of door te verwijzen als moeilijk beschouwen. Dat POH’s-jeugd

hier moeite mee kunnen hebben blijkt ook uit Boendermaker et al. (2016). Overeenkomstig deze

evaluatiestudie wordt in onderhavig onderzoek het belang van een uitgebreidere POH-

Jeugdopleiding en duidelijke richtlijnen genoemd.

Van Dijk et al. (2013) bevelen aan een maximale behandelduur van acht consulten in te

stellen omdat anders te ernstige problemen in de huisartspraktijk worden behandeld. In de huidige

studie geven de POH’s-jeugd aan maximaal tien tot twaalf consulten aan te houden, maar van een

strikt maximum is volgens de POH’s-jeugd en adviseur geen sprake. Duidelijke richtlijnen kunnen

eenduidigheid bieden en helpen bij de afweging wat de POH-Jeugd wel en niet zelf behandelt.

Wanneer de POH-Jeugd inschat dat adequate hulp niet binnen de huisartsenpraktijk geboden

kan worden verwijst deze door. Een belemmering die POH’s-jeugd hierbij ervaren zijn wachtlijsten bij

GGZ-instellingen. POH’s-jeugd komen in een lastige situatie wanneer cliënten onder hun

verantwoordelijkheid vallen, terwijl door hen geen adequate behandeling kan worden gegeven.

Mogelijkheden van overbruggingshulp zullen afhangen van de kennis en vaardigheden van de POH-

Jeugd. Overleg en samenwerking tussen de POH’s-Jeugd, de gemeente en de zorginstellingen zijn

hiervoor essentieel.

Van de taken die de POH-Jeugd uitvoert werd in de vragenlijst door zowel huisartsen als

POH’s-jeugd aanzienlijk minder vaak aangegeven dat de POH-Jeugd de contactpersoon is voor

derden. In de interviews werd contact met derden echter wel als een belangrijke taak gezien, zoals

ook in Van Dijk et al. (2013). Mogelijk wordt de samenwerking met andere partijen wel van belang

geacht door POH’s-jeugd en huisartsen, maar blijven huisartsen in veel gevallen het eerste

aanspreekpunt.

Tijdens de interviews werd door één POH-Jeugd aangeven dat het uitvoeren van diagnostiek

tot de primaire taken behoort. Dit zegt niet dat de andere POH’s-jeugd geen diagnostiek uitvoeren. In

andere delen van het interview hebben zij bijvoorbeeld wel aangeven probleemverheldering of

screening uit te voeren.

Page 38: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

37

De aard van de hulpvragen die POH’s-jeugd noemen, komt overeen met de problematiek die in

evaluaties van pilots zijn vermeld. Opvallend is dat systeemproblematiek bij veel POH’s-jeugd tot de

vier meest geziene klachten lijkt te behoren. Hoe dit zich verhoudt tot bijvoorbeeld de pilot die in

Brabant werd uitgevoerd, waarin problemen in het gezin in 11% van de gevallen voorkwam

(Evaluatie pilots Kind en Jeugd, 2015), is door de vraagstelling van dit onderzoek niet vast te stellen.

De werkzame elementen van de begeleiding die de geïnterviewde POH’s-jeugd noemden, zijn

cognitieve gedragstherapie, psycho-educatie en een aanpak waarin het systeem rondom het kind

wordt betrokken. Effectiviteit van deze elementen blijkt ook uit onderzoek van Foolen en Ince (2013)

en Daamen en Ince (2014) die literatuuronderzoeken hebben verricht naar werkzame factoren bij

jeugdhulp en positieve ontwikkeling van jeugdigen.

Over het algemeen zijn huisartsen en POH’s-jeugd positief over hun samenwerking. Beiden

geven aan dat de belangrijkste belemmering in deze samenwerking wordt gevormd door gebrek aan

mogelijkheden voor overleg. POH’s-jeugd geven aan dat dit overleg van belang is voor de uitvoering

van de POH-Jeugdfunctie en dat komt overeen met onderzoek van Mok et al. (2016).

Uit de vragenlijsten blijkt dat zowel POH’s-jeugd als huisartsen over het algemeen vinden dat

de POH-Jeugd adequaat is toegerust op de functie en beiden geven aan dat de POH-Jeugd voldoende

ondersteuning ontvangt. De belangrijkste steunbronnen blijken POH-Jeugdcollega’s,

intervisiegroepen en de KJP- of GGZ-instelling waarvoor de POH-Jeugd ook werkt.

Volgens de geïnterviewde POH’s-jeugd heeft de opleiding Orthopedagogiek een toegevoegde

waarde in het werk van de POH-Jeugd. Onderscheidend ten opzichte van andere opleidingen zijn

volgens hen aandacht voor het systeem rondom het kind en focus op relaties en interacties tussen

kind en omgeving. De toegevoegde waarde van deze opleiding is volgens huisartsen minder evident,

toch beschikken orthopedagogen in veel gevallen over kennis en vaardigheden die door de

huisartsen in de vragenlijst als belangrijk worden aangeduid.

De POH-Jeugd constructies die in dit onderzoek het meest voorkomen zijn respectievelijk

detachering vanuit een GGZ-instelling en loondienst bij de huisarts. POH’s-jeugd kunnen ook als ZZP-

er bij de huisarts werken of in een constructie waarbij professionals van het CJG of wijkteam

samenwerken met de huisarts. Hoe de financiering van de POH-Jeugdfunctie vorm krijgt is

afhankelijk van de taken die worden uitgevoerd. De belangrijkste financiers zijn de zorgverzekeraars

en gemeenten.

Sterke punten en limitaties van het onderzoek

Een sterk punt in dit onderzoek is dat er gebruik werd gemaakt van verschillende informanten,

namelijk POH’s-jeugd, huisartsen en experts die meer op beleidsmatig niveau expertise hebben over

de POH-Jeugdfunctie. Deze verschillende perspectieven geven een brede visie op de POH-

Jeugdfunctie. Ook zijn op verschillende manieren data verzameld. Er zijn vragenlijsten afgenomen bij

huisartsen en POH’s-jeugd, maar ook is data verzameld door middel van interviews met POH’s-jeugd

en experts. Door vragenlijsten te gebruiken kon een groot aantal POH’s-jeugd en huisartsen worden

betrokken in het onderzoek en met de interviews werd meer diepgaande informatie verkregen.

Tenslotte is het een sterk punt dat POH’s-jeugd in dit onderzoek uit veel verschillende gebieden in

Nederland komen wat ten goede komt aan de representativiteit van het onderzoek. De enige

provincie waaruit geen POH-jeugd aan dit onderzoek deelnamen is Zeeland.

Een limitatie van het onderzoek wordt gevormd door de selectiewijze van de geïnterviewde

POH’s-jeugd. Deze zijn op basis van beschikbaarheid geselecteerd; mogelijk zijn deze respondenten

niet representatief voor alle orthopedagogen in de POH-Jeugdfunctie. Daarnaast kan door de manier

Page 39: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

38

van werving een selectiebias zijn opgetreden onder de respondenten die de vragenlijsten hebben

ingevuld. Het is onduidelijk of de POH’s-jeugd die in dit onderzoek de vragenlijsten hebben ingevuld

representatief zijn voor de totale POH-Jeugd populatie. Doordat de functie relatief nieuw is en op dit

moment veel pilots worden uitgevoerd met verschillende constructies en onder verschillende

namen, is het moeilijk om vast te stellen hoeveel POH’s-jeugd op dit moment in Nederland werkzaam

zijn. Onder de benaderde POH’s-jeugd was de respons hoog. Hoewel de gebruikte vragenlijsten niet

zijn gevalideerd, komen de resultaten uit de vragenlijsten overeen met de antwoorden uit de

interviews en de tot nu toe bekende literatuur. Dit verhoogt de zeggingskracht van dit onderzoek.

Page 40: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

39

Literatuur

Boendermaker, M., Snippe, J., & Bieleman, B. (2016). Eerste evaluatie POH-Jeugd Leeuwarden.

Groningen-Rotterdam: Intraval.

Bosscher, N. (2014). The decentralisation and transformation of the Dutch youth care system. Update

of June 2014. Utrecht: NJi. Geraadpleegd op: http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-

NJi/Decentralisation-Dutch-youth-care-system-update-june-2014.pdf

Bower, P. & Gilbody, S. (2005). Stepped care in psychological therapies: Access, effectiveness and

efficiency. Narrative literature review. The British Journal of Psychiatry: The Journal of Mental

Science, 186, 11-17.

CJG en huisartsen versnellen en versterken hulp aan jeugdigen (2017). Geraadpleegd op:

https://www.papendrecht.nl/actueel/archief/april-2017/cjg-en-huisartsen-versnellen-en-versterken-

hulp-aan-jeugdigen

Daamen, W. & Ince, D. (2014). Wat werkt bij het bevorderen van een positieve ontwikkeling van

jeugdigen. Utrecht: NJi. Geraadpleegd op: https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Wat-werkt-bij-het-

bevorderen-van-een-positieve-ontwikkeling-van-jeugdigen.pdf

Debruyne, S., Haeck, N., Rijnders, P., Heene, E., & Deveugele, M. (2010). Kortdurende psychologische

interventies voor de eerste lijn: stappenplan voor kinderen en jongeren: therapeutenboek.

Amsterdam: Boom.

Douma, L. (2016). Friese gemeenten en zorgverzekeraar regelen inzet POH-GGZ Jeugd. De Eerstelijns,

23-25. Geraadpleegd op: http://www.de-eerstelijns.nl/wp-content/uploads/2016/12/DEL-nr10-

2016_POH-GGZ-jeugd_LR.pdf

Evaluatie pilots Kind en Jeugd (2015). Onderliggend rapport aan artikel “POH-ggz Jeugd heeft belangrijke taak in het coördineren van passende zorg”. Opgevraagd via M. Caers.

Foolen, N. & Ince, D. (2013). Cognitieve gedragstherapie. Utrecht: NJi. Geraadpleegd op:

https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/(311053)-nji-dossierDownloads-

WatWerkt_CognitieveGedragstherapie.pdf

Goodman, R. (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A Research Note. Journal of Child

Psychology and Psychiatry, 38, 581-586.

Heiligers, P. J. M., Noordman, J., Korevaar, J. C., Dorsman, S., Hingstman, L., Dulmen, A. M. van, &

Bakker, D. H. de (2012). Praktijkondersteuners in de huisartspraktijk (POH's) klaar voor de toekomst?

Utrecht: NIVEL.

Huisartsen krijgen gemeentelijke hulp bij uitvoering jeugdzorg (2017). Geraadpleegd op:

https://www.dedemsvaartsecourant.nl/nieuws/regio/481114/huisartsen-krijgen-gemeentelijke-

hulp-bij-uitvoering-jeugdzorg.html

Page 41: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

40

Huisartsen Purmerend blij met de POH-GGZ jeugd (2017). Geraadpleegd op:

http://www.zonh.nl/nieuws/huisartsen-purmerend-blij-met-de-poh-ggz-jeugd

Jonge, M. J. de & Jonker, T. G. (in voorbereiding). Literatuurstudie van gepubliceerde pilot-evaluaties

POH-Jeugd [werktitel].

Dijk, M. van, Verhaak, P., & Zwaanswijk, M. (2013). Evaluatie van een geïntegreerd eerstelijns

zorgaanbod voor kinderen met psychosociale problemen. Utrecht: Nivel.

Dijk, M. van, Verhaak, P., Zwaanswijk, M., & Walstock, D. (2015). A new approach to child mental

healthcare within general practice. Bmc Family Practice, 16(1), 1-10. doi:10.1186/s12875-015-0354-2

Magnée, T. & Verhaak, P. (2015). Evaluatie pilot “Huisarts in de praktijk van de jeugdzorg”. Utrecht:

Nivel.

Manen, S. van, & Kerkhof, P. van (2013). Evaluatie van de pilot POH GGZ-jeugd in de wijken ’s-

Hertogenbosch Noord en West. Geraadpleegd op: http://docplayer.nl/19686692-Evaluatie-van-de-

pilot-poh-ggz-jeugd-in-de-wijken-s-hertogenbosch-noord-en-west.html

Mok, L., Wenning, H., & Vries, I. de (Eds.). (2016). Handboek POH-GGZ. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum.

Molendrift (2015). Project: POH/Linking Pin Heerenveen, tussenevaluatie 31 december 2015.

Geraadpleegd op: http://www.molendrift.nl/bibliotheek/publicaties/vakinhoudelijk/81-evaluatie-

poh-ggz-kind-gezin-bij-de-huisartsen-in-jubbega-en-nieuwehorne/file

Netwerkgroep huisartsencoördinatoren (n.d.). Geraadpleegd op:

https://www.hzd.nu/innovatie/huisartscoordinatoren-starten-netwerkgroep

Pilot POH Jeugd GGZ (n.d.). Twenterand. Geraadpleegd op:

https://www.twenterand.nl/inwoner/jeugdhulp_45953/item/pilot-poh-jeugd-ggz_47602.html

Praktijkondersteuners Jeugd aan de slag (2017). Geraadpleegd op:

https://www.assen.nl/actueel/nieuws/praktijkondersteuners-jeugd-aan-de-slag

Rijnders, P. & Heene, E. (2010). Kortdurende psychologische interventies voor de eerste lijn.

Amsterdam: Boom.

Serra, M., Drent, C., Jagersma, D., Lange, M. de, Klöne, E., Free, T., Karadayi, R., Jacobs, H.,

Wetterauw, M., Loykens, E., & Mulder, E. (2015). Jeugd GGZ dichtbij. Evaluatie van jeugd GGZ dichtbij

projecten (juli 2013-december 2014). Geraadpleegd op:

http://www.molendrift.nl/bibliotheek/publicaties/vakinhoudelijk/72-jeugd-ggz-dichtbij-evaluatie-

accare-molendrift-maart-2015/file

Steerneman, P., Pelzer, H., & Bruyn, E. de (1993). Van impliciete kennis naar expliciete criteria: de

Heerlense Ernst Taxatie Schaal. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 32, 444–454.

Page 42: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

41

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2016). Kader voor een POH-GGZ-jeugd. Opgezocht op:

https://vng.nl/files/vng/kader-voor-een-poh-ggz-jeugd-20-09-16.pdf

Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp (n.d.). Geraadpleegd op:

https://www.almere.nl/over-almere/actueel/nieuwsitem/artikel/voorzichtige-positieve-trends-in-

ontwikkeling-almeerse-jeugdhulp/

Wat is de Dronter Koers? (n.d.). Geraadpleegd op:

https://www.dronten.nl/mozard/!suite86.scherm0325?mVrg=1781&mNch=2405368

Wildt, J. E. de, Romeijnders, A., & Ringoir, L. (2015). POH-ggz Jeugd heeft belangrijke taak in het

coördineren van passende zorg. De Eerstelijns, 14-17. Geraadpleegd op: http://www.de-

eerstelijns.nl/wp-content/uploads/2015/02/DEL-nr1_2015_Jeugdzorg_LR.pdf

Yperen, T. van, Berg, G. van der, Eijgenraam, K., & Graaf, G. de (2006). (Quick)STEP Standaard Taxatie

Ernst Problematiek. Handleiding 2006. Utrecht: NIZW Jeugd. Geraadpleegd op:

http://nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-NJi/STEP2006-Handleiding2006.pdf

Yperen, T. van, Wijnen, B., & Hageraats, R. (2016). Evaluatie Jeugdwet. Meer kwaliteit en minder

zorgen. Utrecht: NJi. Geraadpleegd op: https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-NJi/324599-

Evaluatie-Jeugdwet-Meer-kwaliteit-en-minder-zorgen.pdf

Page 43: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

42

Bijlage 1

Interviewleidraad

Opening

Informatie over de onderwerpen

De hoofdvragen in het interview zijn:

1. Hoe ziet jouw werk als POH-Jeugd er in de praktijk uit?

2. Wat helpt je je werk goed te doen?

3. Welke belemmeringen kom je in de praktijk tegen en hoe los je die op?

4. Vind je dat jij met jouw orthopedagogische achtergrond een toevoegende waarde hebt

t.o.v. andere POH-jeugd met een andere achtergrond?

Beginvragen

Beweegredenen

Hoe lang geleden was je begonnen als POH-Jeugd?

Wat was voor jou reden om deze functie uit te gaan oefenen?

Is het in de praktijk zoals je dat vooraf had voorgesteld?

Hoe ervaar je de rol die je hebt als POH-Jeugd?

Hoe is de constructie vormgegeven waarin je werkt?

Vervolgvragen

Algemeen

Hoe ziet een gemiddeld POH-Jeugdtraject er bij jou uit?

Welke taken en verantwoordelijkheden heb jij?

Wat is de doelgroep waar je je mee bezig houdt?

Welke type behandelingen of begeleiding bied je aan?

Best practices

Wat helpt je je werk goed te doen?

Wat maakt dat een traject dat je biedt effectief verloopt?

Kun je een voorbeeld noemen van een succesvolle behandeling?

Wat maakt het dat die behandeling tot een succesvol resultaat leidde?

Welke elementen/factoren waren belangrijk voor het resultaat?

Page 44: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

43

Belemmeringen

Kom je in de praktijk zaken tegen die de uitvoering van de functie belemmeren?

Hoe los je die op?

Hoe ben je tot die oplossingen gekomen?

Waar kun je terecht voor advies of waar vind je ondersteuning?

Is dat voor jouw gevoel voldoende?

Wat heb je nodig om je werk effectief uit te voeren?

Wat verloopt goed?

Samenwerking/ Contrasterende visies

Hoe zie je de samenwerking tussen jou en de huisarts?

Wat is nodig om die samenwerking goed te laten verlopen?

Zijn er knelpunten en hoe los je die op?

Kom je in de praktijk situaties tegen dat anderen onhaalbare verwachtingen van je

hebben?

Kom je in de praktijk situaties tegen dat anderen contrasterende visies of

tegenstrijdige belangen hebben?

Hoe zie je de samenwerking met andere partijen?

Achtergrond

Vind je dat je met jouw orthopedagogische achtergrond een toegevoegde waarde

hebt t.o.v. andere POH-jeugd met een andere achtergrond?

Waarom vind je dat?

Waar zit die meerwaarde in?

Samenvattende vragen

Wat voor tips zou je geven aan andere POH-jeugd?

Als je advies zou mogen geven, wat moet er dan volgens jou gebeuren om de POH-

Jeugdfunctie verder te ontwikkelen?

Page 45: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

44

Bijlage 2

Tabel 2

Demografische eigenschappen van deelnemende POH-jeugd en huisartsen

N % Min Max M (sd)

POH-Jeugd (N=54)

Provincie

Noord-Holland 13 24.1%

Gelderland 7 13.0%

Zuid-Holland 7 13.0%

Flevoland 5 9.3%

Drenthe 5 9.3%

Limburg 4 7.4%

Noord-Brabant 4 7.4%

Overijsel 3 5.6%

Groningen 3 5.6%

Utrecht 2 3.7%

Friesland 1 1.9%

Zeeland 0 0.0%

Geslacht Vrouw 51 94.4%

Man 3 5.6%

Leeftijd 24.0 60.0 38.68 (10.90)

Huisarts (N=11)

Provincie

Noord-Holland 3 27.3%

Drenthe 3 27.3%

Overijsel 2 18.2%

Flevoland 1 9.1%

Zuid-Holland 1 9.1%

Utrecht 1 9.1%

Geslacht Man 8 72.7%

Vrouw 3 27.3%

Leeftijd 41.0 64.0 54.80 (10.89)

Page 46: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

45

Tabel 3

Opleiding van de onderzoeksgroep uit de POH-Jeugdvragenlijst

N %

POH-Jeugd vragenlijst

(N=54)

Psycholoog 16 30.2%

Orthopedagoog 11 20.8%

Orthopedagoog- Generalist 5 9.4%

Maatschappelijk werker 4 7.5%

Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 4 7.5%

Sociaal pedagogisch hulpverlener 3 5.7%

Pedagoog (HBO) 2 3.8%

Verpleegkundige 2 3.8%

Verpleegkundig specialist 2 3.8%

GZ-psycholoog 2 3.8%

Psychotherapeut 1 1.9%

Gezondheidswetenschapper 1 1.9%

Huisartsvragenlijst

(N=11)

Orthopedagoog 4 36.4%

Sociaal psychiatrisch verpleegkundige 3 27.3%

Pedagoog (HBO) 1 9.1%

Orthopedagoog- Generalist 1 9.1%

Maatschappelijk werker 1 9.1%

Sociaal pedagogisch hulpverlener 1 9.1%

Tabel 4

Werkervaring van de POH-Jeugd (N=49)

N Min. Max. M (sd)

Jaren werkervaring in

Jeugd-GGZ of KJP 49 1 28 8.5 (6.95)

Ander genoemde

werkervaring

Jeugdzorg 6

Ambulante begeleiding jeugd 3

CJG/ Wijkteam 2

Specialistische GGZ K&J 2

Onderwijs 1

Volwassenen GGZ 1

Basis GGZ 1

Page 47: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

46

Tabel 6

Mate van ervaren toerusting en ondersteuning van de POH-Jeugd (N=54)

N %

Mate van toerusting

Goed toegerust 40 74.1%

Voldoende toegerust 14 25.9%

Onvoldoende toegerust 0 0.0%

Mate van ondersteuning

Ruim voldoende 16 29.6%

Voldoende 35 64.8%

Onvoldoende 3 5.6%

Ondersteuning

POH-Jeugd collega 8 14.8%

Intervisiegroep 6 11.1%

Specialist 4 7.4%

POH-Jeugd, intervisiegroep en specialist 4 7.4%

Zowel POH-Jeugdcollega als Intervisiegroep 18 33.3%

Zowel POH-Jeugd als specialist 2 3.7%

Zowel intervisiegroep als specialist 1 1.9%

Anders dan POH-Jeugd, intervisiegroep of specialist 11 20,4%

Andere vormen van

ondersteuning

Andere instelling waar de POH-Jeugd werkt 16 57.1%

Huisarts 7 25.1%

Collega anders dan POH-Jeugd 4 14.3%

Wijkteam 1 3.6%

Tabel 7

Mate waarin de POH-Jeugd is toegerust op de functie volgens de huisarts (N=11)

N %

Toereikende kennis Helemaal mee eens 8 72.7%

Mee eens 3 27.3%

Problematiek herkennen en uitvragen Helemaal mee eens 9 81.8%

Mee eens 2 18.2%

Problematiek valt regelmatig buiten kennis

en ervaring

Oneens 8 72.7%

Helemaal mee oneens 3 27.3%

Behoefte aan meer ondersteuning

Helemaal mee eens 1 9.1%

Mee eens 1 9.1%

Oneens 8 72.7%

Helemaal mee oneens 1 9.1%

Page 48: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

47

Tabel 8

Ervaren mate van ondersteuning afgezet tegen de leeftijd, ervaring en werksituatie (N=54)

N M (sd)

Ondersteuning

Ruim voldoende Leeftijd 16 42.13 (10.22)

Voldoende Leeftijd 35 36.62 (11.39)

Onvoldoende Leeftijd 3 38.00 (1.41)

Ondersteuning

Ruim voldoende Jaren ervaring KJP of Jeugd-GGZ 16 10.33 (7.51)

Voldoende Jaren ervaring KJP of Jeugd-GGZ 35 7.67 (6.62)

Onvoldoende Jaren ervaring KJP of Jeugd-GGZ 3 8.00 (9.90)

Gedetacheerd

Nee Ondersteuning

Ruim voldoende 6

Voldoende 23

Onvoldoende 1

Ja Ondersteuning

Ruim voldoende 9

Voldoende 11

Onvoldoende 2

Werkzaam in KJP of

GGZ-instelling

Nee Ondersteuning

Ruim voldoende 9

Voldoende 21

Onvoldoende 1

Ja Ondersteuning

Ruim voldoende 6

Voldoende 11

Onvoldoende 2

Page 49: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

48

Tabel 9

Aard van de hulpvraag op de eerste, tweede, derde en vierde plaats genoemd (N=54)

Aantal keren genoemd

Aard van hulpvraag Eerst Tweede Derde Vierde Totaal

Angst, dwang en/of stemming 18 18 17 9 62

Screening/ diagnostiek 11 2 2 8 23

Opvoedvragen 6 8 5 5 24

Gedragsproblemen 5 4 2 1 12

Emotieregulatie en/of persoonlijkheidsproblematiek 5 3 2 2 12

Systeemproblemen 2 9 7 10 28

Sociale interactie en/of (non)verbale communicatie 2 2 1 2 7

Vragen m.b.t. doorverwijzen 2 0 4 2 8

Trauma- en/ of rouwverwerking 1 0 1 2 4

Lichamelijke klachten 1 0 2 3 6

Aandacht, hyperactiviteit, impulsiviteit en/of oppositioneel gedrag 1 3 1 1 6

Anders 0 2 5 0 6

Verslaving 0 0 0 1 1

Stress/spanning 0 0 0 2 2

Slaapproblemen 0 1 1 1 3

Concentratie en/of school 0 1 3 3 7

Page 50: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

49

Tabel 10

Taken en verantwoordelijkheden van de POH-Jeugd N %

Huisartsen

(N=11)

Probleemverheldering 11 100.0%

Kortdurende behandeling 11 100.0%

Overdracht naar GGZ 11 100.0%

Laagdrempelige advisering 11 100.0%

Ondersteuning van huisarts 10 90.9%

Contactpersoon voor derden 8 72.7%

POH-Jeugd

(N=54)

Probleemverheldering 54 100.0%

Kortdurende behandeling 54 100.0%

Overdracht naar GGZ 53 98.1%

Laagdrempelige advisering 52 96.3%

Ondersteuning van huisarts 50 92.6%

Contactpersoon voor derden 42 77.8%

Andere genoemde taken

Samenwerking gemeenten,

wijkteam/gebiedsteam 4

Motiveren tot hulp / ouders

adviseren over verwijzing 3

Monitoren van zorg 3

Overbruggingshulp in geval van

wachtlijst 1

Huisarts voorzien van advies 1

Tabel 11

Ervaringen in de samenwerking tussen de POH-Jeugd en de huisarts

N %

POH-Jeugd (N=53)

Mate van effectiviteit

Hoog 32 60.4%

Middel 18 34.0%

Laag 3 5.7%

Knelpunten Ja 13 24.5%

Nee 40 75.5%

Huisarts (N=11)

Mate van effectiviteit

Hoog 9 81.8%

Middel 2 18.2%

Laag 0 0%

Knelpunten Ja 5 45.5%

Nee 6 54.5%

Page 51: De Praktijkondersteuner Huisarts-Jeugd Een …...blij met de POH-GGZ jeugd, 2017), Almere (Voorzichtige positieve trends in ontwikkeling Almeerse jeugdhulp, 2017), Dronten (Wat is

50

Tabel 12

Waaraan de POH-Jeugd moet voldoen volgens de huisarts (N=11)

N %

Expertise over kind, jeugd en gezin 11 100.0%

Sociale kaart kennen 10 90.9%

Kennis van psychiatrische ziektebeelden 9 81.8%

Werkwijze gericht op normaliseren 8 72.7%

Vijf jaar ervaring 6 54.5%

Expertise betrekkingsniveau 6 54.5%

Kennis en vaardigheden CGT 5 45.5%

Wetenschappelijke kennis 2 18.2%

Beroepsvereniging met beroepscode 1 9.1%

Tabel 13

Eigenschappen van geïnterviewde POH-jeugd (N=5)

Werkervaring Constructie Opleiding

POH 1 <3 jaar Gedetacheerd door gemeente Orthopedagoog

POH 2 >15 jaar Loondienst bij huisarts Orthopedagoog

POH 3 >3 jaar <5 jaar ZZP bij huisarts Orthopedagoog

POH 4 >3 jaar <5 jaar Loondienst bij huisarts Orthopedagoog

POH 5 >15 jaar Via GGZ-instelling Orthopedagoog-Generalist

Tabel 14

POH-Jeugdconstructies en financieringsvormen (N=11)

N % Min. Max. M (sd)

Loondienst Ja 4 36.4%

Nee 7 63.6%

Gedetacheerd Ja 5 45.5%

Nee 6 54.5%

Financieringsvorm

ZVW 5 55.6%

Combinatie ZVW/gemeente 2 22.2%

Gemeente 1 11.1%

Jeugdhulpaanbieder 1 11.1%

Aantal uren in praktijk 1.00 12.00 5.50 (3.78)