De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de...

146
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Claeys Eline (studentennr. 00906240) Promotor: Prof. Dr. Philip Traest Commissaris: Dhr. Wim Lammens

Transcript of De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de...

Page 1: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2013-2014

De positie van de onderzoeksrechter

in het vooronderzoek

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Claeys Eline

(studentennr. 00906240)

Promotor: Prof. Dr. Philip Traest

Commissaris: Dhr. Wim Lammens

Page 2: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

2

Dankwoord

Deze masterproef is het sluitstuk van mijn vijfjarige rechtenstudie, een opleiding

dewelke heel kort samengevat, leerrijk, uitdagend en op bepaalde momenten enorm

stresserend was, maar waar ik tevens vriendschappen voor het leven heb opgebouwd. Er

gaan dus niet enkel opgeluchte gevoelens gepaard met het afleveren van deze

masterproef, die toch wel bloed, zweet en tranen heeft gekost. Ik zou liegen mocht ik

beweren dat ik deze klus alleen heb geklaard. Daarom wil ik dan ook graag van de

gelegenheid gebruik maken om een aantal personen in het bijzonder te bedanken.

Als eerste wil ik mijn promotor, professor P. TRAEST bedanken voor de accurate

begeleiding tijdens het voltooien van deze masterproef en om mij de kans te geven over

dit boeiend onderwerp te schrijven.

Ook Dhr. W. LAMMENS, praktijkassistent aan de faculteit rechtsgeleerdheid, wil ik

bedanken voor het kritisch nalezen van deze masterproef en de gepaste begeleiding.

Daarnaast ook dank aan advocaat-generaal P. KENIS die op een moment van intense

drukte binnen het parket-generaal toch de tijd heeft vrijgemaakt om op een rustige en

uitgebreide manier een antwoord te formuleren op de vragen rond mijn masterproef.

Ook mijn schoonbroer Koen ben ik ontzettend dankbaar om twee weken lang elke

avond de tijd te nemen om mijn masterproef gedetailleerd na te lezen en ervoor te

zorgen dat er een zekere ‘flow’ in kwam.

Tot slot wil ik mijn moeder en haar partner, mijn vriend en mijn zussen bedanken voor

hun onvoorwaardelijke steun, hun geduld en begrip zodat ik tijdens een toch wel

vermoeiende periode heel wat stoom kon aflaten en mijn vader, die er vandaag niet

meer bij kan zijn, om mij bij te brengen dat gepassioneerd ergens in vastbijten, je een

heel eind verder kan brengen.

Bedankt!

Gent, 15 mei 2014.

Page 3: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

3

“Onpartijdigheid en de bekwaamheid

om leiding te geven, zijn geen eigenschappen

die automatisch gekoppeld zouden moeten zijn aan een rechterlijk ambt,

maar opgaven die steeds weer moeten verwezenlijkt worden.”1

1M. MINNAERT.

Page 4: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

4

Inhoudstafel

Dankwoord  ..........................................................................................................................  2  

Inhoudstafel  ........................................................................................................................  4  

Inleiding    ...............................................................................................................................  7  

DEEL  I   De  geschiedenis  van  de  functie  en  positie  van  de  onderzoeksrechter  

in  het  vooronderzoek  ....................................................................................................  10  Hoofdstuk  1   Het  strafprocesrecht  in  de  14e  tot  de  18e  eeuw  ................................  10  1.1   Het  voorbereidend  onderzoek  .............................................................................................  11  1.2   De  ondervraging  van  de  verdachte  ....................................................................................  11  

Hoofdstuk  2   De  Franse  revolutie  en  zijn  gevolgen  (1789  tot  1815)  ...................  13  2.1   Het  wetboek  van  strafvordering  van  1808  en  zijn  gevolgen  ..................................  15  

Hoofdstuk  3   Wet  Franchimont  12  maart  1998  ..........................................................  18  Hoofdstuk  4   Besluit  .............................................................................................................  22  

DEEL  II   De  grondbeginselen  van  het  gerechtelijk  onderzoek  ......................  24  

Hoofdstuk  1   Het  opsporingsonderzoek  versus  het  gerechtelijk  onderzoek  ...  24  Hoofdstuk  2   Het  accusatoir  versus  het  inquisitoir  procesmodel  ........................  26  Hoofdstuk  3   Het   schriftelijk,   geheim   en   niet-­‐tegensprekelijk   karakter   van   het  

gerechtelijk  onderzoek  ..........................................................................................................  27  Hoofdstuk  4   De  rechten  van  verdediging  in  de  fase  van  het  vooronderzoek  ..  29  4.1   Het  vermoeden  van  onschuld  ...............................................................................................  30  4.2   Onafhankelijke  en  onpartijdige  onderzoeksrechter  ...................................................  30  4.2.1   Onafhankelijkheid  ............................................................................................................................  31  4.2.2   Onpartijdigheid  .................................................................................................................................  31  

4.3   Aantasting  rechten  van  verdediging  ingevolge  dwangmaatregelen  ...................  33  Hoofdstuk  5   Besluit  .............................................................................................................  34  

DEEL  III   De  verschillende  gerechtelijke  partners  in  het  vooronderzoek  ..  35  Hoofdstuk  1   Procureur  des  Konings  .............................................................................  35  Hoofdstuk  2   Politiediensten  ............................................................................................  37  Hoofdstuk  3   Deskundigen  .................................................................................................  39  Hoofdstuk  4   Onderzoeksrechter  ....................................................................................  40  4.1   Wie  is  de  onderzoeksrechter?  ..............................................................................................  40  4.1.1   Het  actueel  statuut  van  de  onderzoeksrechter  ....................................................................  41  

Page 5: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

5

4.1.2   Wijze  waarop  de  onderzoeksrechter  geadieerd  wordt  ...................................................  42  4.1.3   Saisine  m.b.t.  de  feiten  ....................................................................................................................  47  

4.2   Taak  van  de  onderzoeksrechter  ..........................................................................................  48  4.2.1   Algemeen  ..............................................................................................................................................  48  4.2.2   Nieuwe  taken  ingevolge  het  Salduz-­‐arrest  ............................................................................  50  

Hoofdstuk  5   De  Raadkamer  .............................................................................................  54  Hoofdstuk  6   De  Kamer  van  Inbeschuldigingstelling  ...............................................  56  Hoofdstuk  7   Besluit  .............................................................................................................  58  

DEEL  IV   De   positie   van   de   onderzoeksrechter   in   samenwerking   met   de  

andere  actoren,  rechtsvergelijkend  met  Nederland  ..........................................  59  

Hoofdstuk  1   Correlatie  politie  –  parket  –  onderzoeksrechter  .............................  59  1.1   Politie  –  parket  ............................................................................................................................  59  1.1.1   In  België  ................................................................................................................................................  59  1.1.2   In  Nederland  .......................................................................................................................................  69  

1.2   Politie  –  onderzoeksrechter  ..................................................................................................  74  1.2.1   In  België  ................................................................................................................................................  74  1.2.2   In  Nederland  .......................................................................................................................................  82  

1.3   Parket  –  onderzoeksrechter  ..................................................................................................  86  1.3.1   In  België  ................................................................................................................................................  86  1.3.2   In  Nederland  .......................................................................................................................................  99  

1.4   Oplossing:   beter   overleg   en   samenwerking   of   de   afschaffing   van   het   ambt  

onderzoeksrechter?  ...........................................................................................................................  103  Hoofdstuk  2   Correlatie  onderzoeksrechter  –  raadkamer  ...................................  104  2.1   In  België  ......................................................................................................................................  104  2.2   In  Nederland  .............................................................................................................................  106  

Hoofdstuk  3   Besluit  ...........................................................................................................  107  

DEEL  V   Onderzoeksrechter  of  rechter  van  het  onderzoek:  wie  zal  het  halen?

   ..........................................................................................................................  109  

Hoofdstuk  1   Wat  wordt  verstaan  onder  een  ‘rechter  van  het  onderzoek’  .....  110  1.1   Onderscheid  :  rechter  van  het  onderzoek  –  onderzoeksrechter  ........................  111  1.2   Zorgt  de  invoering  van  een  rechter  van  het  onderzoek  daadwerkelijk  voor  een  

oplossing?  Argumenten  pro  en  contra  ......................................................................................  112  1.2.1   Waarneembare  evolutie  binnen  het  takenpakket  van  de  onderzoeksrechter  ...  112  1.2.2   Overbelasting  ..................................................................................................................................  112  1.2.3   Verhouding  met  de  politiediensten  .......................................................................................  113  1.2.4   Verhouding  met  het  parket  .......................................................................................................  114  

Page 6: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

6

1.2.5   Gaat  efficiëntie  voor  op  rechtsbescherming?  ....................................................................  115  Hoofdstuk  2   Besluit  ...........................................................................................................  121  Hoofdstuk  3   De  situatie  in  het  buitenland  ................................................................  123  3.1   De  ‘juge  d’instruction’  in  Frankrijk  .................................................................................  124  3.1.1   Juge  d’instruction  ...........................................................................................................................  124  3.1.2   Naar  een  juge  de  l’enquête  et  des  libertés  ..........................................................................  126  

3.2   De  ‘Ermittlungsrichter’  in  Duitsland  ..............................................................................  128  

Conclusie  .........................................................................................................................  130  

Bibliografie  .....................................................................................................................  133  Wetgeving  .................................................................................................................................  133  Rechtspraak  .............................................................................................................................  135  Tijdschriften  ............................................................................................................................  137  Rechtsliteratuur  .....................................................................................................................  141  

Bijlage    ..........................................................................................................................  146  

Page 7: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

7

 

Inleiding

Reeds lange tijd bestaat er een grote discussie over de precieze functie en positie van de

onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek. Hoewel het ambt van de

onderzoeksrechter reeds aan bepaalde hervormingen werd onderworpen, blijft zijn

precieze positie binnen het vooronderzoek een heikel punt binnen de parlementaire

debatten. Het doel van deze masterproef is bijgevolg het schetsen van een accuraat

beeld over de huidige positie van de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek. De

strafprocedure omvat twee fasen, het vooronderzoek en het eigenlijke strafproces, ook

wel het onderzoek ter terechtzitting genoemd. Het vooronderzoek heeft als finaliteit

verdachten te identificeren en bezwarende bewijzen te verzamelen. Gedurende deze fase

mag geen beslissing worden genomen over schuld of onschuld van de verdachte. Er

wordt enkel vastgesteld of er voldoende bezwarende elementen zijn om een strafproces

op gang te brengen.

Teneinde de positie van de onderzoeksrechter binnen dit vooronderzoek te

verduidelijken, is deze masterproef opgebouwd uit vijf delen. Het eerste deel kadert de

positie en de functie van de onderzoeksrechter doorheen de geschiedenis. Het is

onontbeerlijk de geschiedenis van de functie en de positie van de onderzoeksrechter in

het vooronderzoek in deze masterproef kort aan te halen om een beter inzicht te krijgen

in zijn huidige positie. Zo zullen we zien dat de macht van de onderzoeksrechter

geleidelijk aan afneemt. Waar hij ten tijde van Napoleon beschouwd wordt als één van

de machtigste figuren in Frankrijk, wordt hij vandaag slechts gevorderd in een beperkt

aantal zaken, waarbij hij nooit zelf het initiatief kan nemen om een zaak te onderzoeken.

Het tweede deel focust op de grondbeginselen in het vooronderzoek die een

onderzoeksrechter onvoorwaardelijk moet in acht nemen bij zijn werkzaamheden. We

zien dat in de toenemende Europese wetgeving steeds meer aandacht wordt geschonken

aan de rechten van verdediging van de partijen in een strafproces. In België moeten

aldus alle actoren binnen het strafproces deze rechten onvoorwaardelijk in acht nemen

waardoor er in verschillende extra procedures werd voorzien om aan deze rechten van

Page 8: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

8

verdediging tegemoet te komen. Ook de onderzoeksrechter ontsnapt niet aan deze

verplichting. Het is volgens Europese rechtspraak en wetgeving van belang dat partijen

binnen het vooronderzoek recht hebben op een objectieve beoordeling van een

onafhankelijke en onpartijdige rechter. Aangezien het parket en de politie afhankelijk

zijn van de uitvoerende macht, zijn zij niet in staat aan deze vereiste van

onafhankelijkheid en onpartijdigheid te voldoen. Daarom ook dat er zoveel belang

wordt gehecht aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de onderzoeksrechter

vandaag de dag. Door een goed beeld te schetsen over de verschillende waarborgen die

een onderzoeksrechter moet bieden binnen een gerechtelijk onderzoek, zal zijn huidige

positie binnen het vooronderzoek en de precieze invulling van deze positie,

verduidelijkt worden.

Deel drie is opgebouwd uit twee luiken. Het eerste luik beschrijft de actoren die naast

de onderzoeksrechter een functie vervullen binnen het vooronderzoek. Dit luik dient ter

oriëntering van deel vier waarin ik de correlatie van de onderzoeksrechter met deze

andere actoren zal bespreken. Het tweede luik van deel drie focust op de wijze waarop

een onderzoeksrechter kan worden gevat, aangezien de saisine van de

onderzoeksrechter vandaag tot veel discussie heeft geleid en zijn positie hierdoor voor

een groot deel op de helling kwam te staan.

In het vierde deel, dat tevens de kern omvat van deze masterproef, wordt nagegaan hoe

de relatie in het vooronderzoek tussen de politie en het parket, tussen de politie en de

onderzoeksrechter, tussen het parket en de onderzoeksrechter en als laatste tussen de

onderzoeksrechter en de raadkamer verloopt. Aan de hand van deze relatieschetsen,

komen ook de verschillende problemen binnen deze verschillende relaties naar boven

die er vandaag heersen binnen het vooronderzoek. Soms werden er reeds voorstellen

gedaan om aan deze problemen tegemoet te komen, maar niet al deze voorstellen

hebben uiteindelijk tot wetgeving geleid. Het is interessant dezelfde situatie te bekijken

in Nederland, aangezien Nederland voor een groot deel gekenmerkt wordt door

eenzelfde geschiedkundige achtergrond inzake het vooronderzoek in strafzaken. Toch

hebben ze in Nederland er recent voor gekozen het volledige systeem van het

gerechtelijk onderzoek, onder leiding van een onderzoeksrechter (in Nederland de

rechter-commissaris genaamd) te vervangen door een rechter van het onderzoek.

Daarom wordt in deel vier nagegaan hoe de samenwerking tussen de actoren binnen het

Page 9: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

9

vooronderzoek verloopt in Nederland en dit te vergelijken met de samenwerking in

België. We zullen zien dat Nederland, dat initieel hetzelfde systeem had als dat van

België, op veel vlakken bepaalde problemen anders probeert aan te pakken. De

vergelijking kan aldus voor ons interessant zijn om bepaalde systemen over te nemen

van Nederland die daar goed schijnen te werken, of bepaalde zaken vermijden in België

die in Nederland dreigen te mislukken.

Het vijfde en laatste deel vestigt de aandacht op de hedendaagse discussie die heerst

rond de onderzoeksrechter, namelijk om deze laatste af te schaffen en te vervangen door

een rechter van het onderzoek. De problemen die vandaag aan het licht komen bij de

positie van de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek, zullen volgens sommigen

worden opgelost door de onderzoeksrechter af te schaffen en te vervangen door een

rechter van het onderzoek, die uitsluitend beschikt over een toetsingsbevoegdheid, maar

op geen enkel moment zelf nog een onderzoek zal kunnen leiden. In het vijfde en laatste

deel haal ik de argumenten pro en contra aan rond het invoeren van een rechter van het

onderzoek. Op het einde van dit laatste deel, vergelijk ik kort met de situatie in het

buitenland. In Frankrijk neigt men ook naar de overstap naar een rechter van het

onderzoek, daar waar men in Duitsland deze overstap reeds lange tijd heeft gemaakt.

Page 10: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

10

DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek

1. Om een beter inzicht te creëren in de huidige functie van de onderzoeksrechter,

wordt eerst de evolutie van de functie van de onderzoeksrechter vanuit een historisch

perspectief gekaderd. Het strafprocesrecht in de 14e tot de 18e eeuw vormt het startpunt

van deze historische bespreking. Deze periode wordt immers gekarakteriseerd door een

aantal belangrijke aspecten, die het huidige systeem van het gerechtelijk onderzoek in

een belangrijke mate hebben vormgegeven.

Hoofdstuk 1 Het strafprocesrecht in de 14e tot de 18e eeuw

2. Ten tijde van het Ancien Régime werd voor het eerst in de Belgische geschiedenis

een opsplitsing gemaakt tussen een burgerlijke vordering en de strafvordering. De

burgerlijke vordering werd ingesteld voor het bekomen van herstel van de schade

veroorzaakt door een misdrijf. Het was het slachtoffer van het misdrijf of diens familie

die de burgerlijke vordering uitoefende. Het slachtoffer verkreeg in geval van het slagen

van de burgerlijke vordering ofwel een ‘amende profitabele’, die bestond uit een

geldsom ter compensatie van de materiële en morele schade, ofwel een ‘amende

honorable’. Deze laatste houdt één of meerdere morele herstelprestaties in, zoals het

smeken om vergiffenis in het openbaar door de dader aan het slachtoffer of diens

familie. Op de bewijzen die tijdens een civiel proces werden verzameld, konden de

partijen in geen geval een beroep doen in de strafvordering en omgekeerd.2 Wat de

strafvordering betreft, werd op 12 januari 1522 de ‘lieutenant criminel’ via een decreet

in het leven geroepen. Het was een onafhankelijke onderzoeksmagistraat die de

strafvordering op gang bracht en het voorbereidend onderzoek naar het misdrijf

uitvoerde. De ‘lieutenant criminel’ kon deze bevoegdheden echter overdragen aan

politieambtenaren. Voor de eerste keer ontstaat in deze periode een relatie tussen de

ambtenaren van de politie en de onderzoeksmagistraat. L’Ordonnance Criminelle van

1670 zorgde ervoor dat de ‘lieutenant criminel’ de verdachte persoonlijk moest

ondervragen.3

2J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht : De geschiedenis van het Belgisch strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 347-348. 3C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, Antwerpen, De Standaard, 1959, 7-10.

Page 11: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

11

1.1 Het voorbereidend onderzoek

3. Het voorbereidend onderzoek in een crimineel strafproces werd op gang gebracht

van zodra een bevoegde strafrechtbank kennis kreeg van een misdrijf. Het

voorbereidend onderzoek werd uitgevoerd door een delegatie van de bevoegde

rechtbank. Dit waren ofwel twee schepenen of twee leenmannen, bijgestaan door een

griffier, ofwel een raadsheer van de justitieraad, die op zijn beurt werd bijgestaan door

een advocaat of een griffier van de justitieraad. In sommige streken echter bleef de

‘lieutenant criminel’ tot de 18de eeuw het voorbereidend onderzoek uitoefenen.

4. Tijdens het voorbereidend onderzoek moesten zoveel mogelijk vaststellingen

gebeuren. Zo begaven de onderzoekers zich naar de plaats van het misdrijf, verrichtten

zij huiszoekingen, lieten zich bijstaan door deskundigen, verhoorden personen, et

cetera. Al de vaststellingen die zij deden uit deze verrichtingen, werden vervolgens

nauwkeurig opgetekend in een proces-verbaal. In het voorbereidend onderzoek van het

Ancien Regime gaan de onderzoekers slechts zoeken naar bezwaren die voldoende zijn

om iemand te kunnen aanhouden of dagvaarden.

Van zodra de vaststellingen afgerond waren en de getuigen verhoord waren, werden de

processen-verbaal overgemaakt aan de bevoegde gerechtsofficier. Hij ging op grond van

de processen-verbaal de dagvaarding of aanhouding van de verdachte bevelen met als

doel de verdachte te ondervragen.4

1.2 De ondervraging van de verdachte

5. Aangezien in deze periode de bekentenis als het enige volledige bewijs in

strafzaken werd beschouwd, was de ondervraging van de verdachte van groot belang.

Om de verdachte te kunnen verhoren, moest hij steeds aangehouden of gedagvaard

worden. Bij aanhouding moest de verdachte binnen de 24 uur terug vrijgelaten worden.

Deze regels werden in de praktijk echter niet gehandhaafd.

Tijdens de verhoren was de gerechtsofficier meestal aanwezig, wat tegenwoordig als

een schending van de rechten van verdediging wordt aanzien. De rechtercommissarissen

4J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht : De geschiedenis van het Belgisch strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 352-354.

Page 12: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

12

ondervroegen de verdachte aan de hand van een vragenlijst opgesteld door de

vervolgende gerechtsofficier, maar zij mochten tevens bijkomende vragen stellen. Deze

vragen mochten echter niet subjectief zijn, noch mochten zij de verdachte intimideren.

Bij de verhoren werd de verdachte ook niet bijgestaan door een advocaat. De

antwoorden van de verdachte werden opgetekend in een proces-verbaal dat werd

voorgelezen aan de verdachte. Hij kon hierop opmerkingen maken en vervolgens diende

hij de verklaringen te ondertekenen.

6. Na het verhoor vroeg de vervolgende gerechtsofficier ofwel de veroordeling van

de verdachte tot een straf en de betaling van de gerechtskosten ofwel een toelating tot

een verdere bewijslevering. De verdachte kon hierop reageren door de beslissing te

betwisten waarbij hij de rechters om een vrijspraak vroeg en de rechters verzocht hem

ten minste toe te laten het tegenbewijs te leveren. De strafrechters konden vervolgens

oordelen dat er geen verder onderzoek vereist was en een eindvonnis vellen ofwel

beslisten zij tot een voortzetting van het onderzoek. Dit kon op een ordinaire of

extraordinaire wijze.

7. Misdrijven die een ernstige bedreiging vormen voor de staat, zoals bijvoorbeeld

moordzaken en politieke misdrijven, werden onderzocht via een extra-ordinaire

procedure, met name een geheim onderzoek. De verdachte kon hier niet als zelfstandige

procespartij optreden, noch mocht hij de onder ede afgelegde getuigenissen inkijken.

Daarenboven kreeg hij de plicht zijn eed af te leggen opdat hij zou meewerken aan zijn

eigen proces. De gerechtsofficier stelde de strafvordering op schrift en zond een kopie

naar de verdachte en eventueel diens advocaat. De verdachte kon hier dan op

antwoorden, waarop de gerechtsofficier terug kon repliceren, enz. De minder ernstige

misdrijven daarentegen maakten het voorwerp uit van een ordinaire procedure. Deze

procedure verliep meer zoals een civiele procesgang voor de burgerlijke rechtbanken

aan de hand van conclusies, maar dan voor schepenbanken of leenhoven. Ook bij de

minder ernstige misdrijven waren het nog steeds de baljuw of schout die hier instonden

voor het opsporen en vervolgen van de misdrijven.5

5J. MONBALLYU, Zes eeuwen strafrecht : De geschiedenis van het Belgisch strafrecht (1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 71-76.

Page 13: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

13

Hoofdstuk 2 De Franse revolutie en zijn gevolgen (1789 tot 1815)

8. Reeds tijdens het Ancien Régime kwam er kritiek op het gebrek aan

mogelijkheden voor de verdachte om een degelijk verweer op te bouwen. Deze

kritieken veruiterlijkten zich bij de aanvang van de Franse revolutie nog meer, waar ze

werden aangesterkt door auteurs van de Verlichting, zoals Montesquieu. Montesquieu

stelde de toenmalige legitimiteit van een absolutistische vorst in vraag. Volgens hem

mocht de vorst, bij het uitvaardigen van wetgeving, deze autonome bevoegdheid slechts

aanwenden voor zover de individuele vrijheden van de burger niet op een

onaanvaardbare wijze werden gekrenkt.6 Gezien het grote belang dat de rechters in die

tijd hechtten aan de bekentenis, gingen de gerechtsofficier en rechtercommissarissen

over tot het toepassen van tortuur, ook wel de pijnbank genoemd. Ten gevolge van deze

tortuur werden volgens velen onschuldigen veroordeeld, waardoor men de verdachte

steeds meer probeerde te betrekken bij het inquisitoire proces en hem de kans bood zich

tegen de tegen hem ingebrachte beschuldigingen te verdedigen. Naarmate de

Verlichting echter aan invloed won, sprak men de voorkeur voor de accusatoire

procedure, waarbij de procespartijen het bewijsmateriaal dienen te leveren, uit,

aangezien enkel deze procedure volgens de verlichte denkers een voldoende

bescherming bood tegen de willekeur van de rechters.7 Gezien België in deze tijd was

aangehecht bij Frankrijk, geldt de historische evolutie van Frankrijk tevens voor onze

contreien.

9. In 1789 werd de macht overgenomen door Assemblée Constituante. De

Assemblée Constituante kondigde verschillende wetsinitiatieven af ter invoering van

een accusatoire procedure, waaronder de ‘Déclaration des droits de l’homme et du

citoyen’, waar eerbied voor de mensenrechten centraal stond. 8 De Assemblée

Constituante nam tevens het initiatief om de rechtspositie van de verdachte tijdens het

strafproces te verbeteren door hem onder meer de mogelijkheid te bieden zich te laten

bijstaan door een raadsman naar keuze tijdens verhoren en confrontaties, wat leidde tot

een proceshervorming.

6B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 54. 7B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 54-55. 8P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 11.

Page 14: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

14

Het vooronderzoek gebeurde in die tijd door een reeks opeenvolgende onderzoeken: te

beginnen bij de juge de paix, die klachten en aangiften van misdaden ontving en de

verdachte ondervroeg. Gevolgd door de directeur du jury d’accusation die instond voor

het verhoren van de getuigen. Vervolgens werd het onderzoek voorgelegd aan een

betichtingsjury indien er voldoende aanwijzingen van schuld bestonden. Deze jury

besliste dan uiteindelijk of een aanhangig making van de zaak voor het vonnisgerecht

gerechtvaardigd was of niet. In 1791 werd radicaal gebroken met de inquisitoire

procedure die reeds sedert de 13de eeuw reeds bestond. De verdachte kreeg meer

zeggenschap in de bewijsvoering. Zo ging de verdachte nu op eigen initiatief bewijzen à

décharge kunnen voorleggen. Aangezien hij hiervoor voldoende op de hoogte diende te

zijn van de tenlasteleggingen, werd het geheime karakter van het vooronderzoek dan

ook opgeheven.9

10. De invoering van de accusatoire procedure ging echter gepaard met een aantal

moeilijkheden. Een accusatoire procedure wordt als het ware gekenmerkt door een

mondelinge bewijsvoering, waar de bewijsvoering in een inquisitoire procedure

schriftelijk verloopt. De mondelinge bewijsvoering was voor de lekenrechters in die tijd

echter niet eenvoudig te verwezenlijken, waardoor de schriftelijke bewijsvoering bleef

bestaan. Een echte breuk met de inquisitoire procedure kwam er dus niet. Ook de

misvatting van de jury betreffende hun precieze functie leidde ertoe dat zij meer en

meer gingen oordelen over de schuldvraag, hoewel zij over te weinig bewijzen en

oordeelsvermogen beschikten om hierover te beslissen. De ideeën rond het accusatoire

proces werden dan ook afgezwakt door de Wet van 3 Brumaire jaar IV van 1795. Deze

wet richtte de gerechtelijke politie op die ambtshalve instond voor het opsporen van

misdrijven. Het vervolgen van misdrijven hing dus niet langer af van de aangifte door

slachtoffers of getuigen.

11. In 1799 trad Napoleon naar voor, eerst in hoedanigheid van consul later als keizer,

hij wou een einde maken aan de toenemende criminaliteit en was de mening toegedaan

dat een accusatoire procedure geen antwoord zou bieden op de toenemende

criminaliteit. Daarom nam hij wetsinitiatieven om terug te keren naar een strenge en

goed gestructureerde inquisitoire procedure. Zo werd het voorbereidend onderzoek

9B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 57-58.

Page 15: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

15

onder zijn invloed grondig gewijzigd. Het vervolgen van misdrijven kwam voortaan toe

aan het openbaar ministerie dat hiërarchisch gestructureerd was. Indien een zaak een

ernstig onderzoek vereiste, moest de vervolgende magistraat van het openbaar

ministerie de directeur du jury aanspreken. Deze laatste zou dan

onderzoeksverrichtingen kunnen uitvoeren zonder initiatief van een procespartij af te

wachten, wat een grote vernieuwing betekende. De instelling van de inquisitoire

procedure zorgde ervoor dat de verdachte niet langer op de hoogte werd gesteld van de

tenlasteleggingen, waardoor hij geen bewijzen à décharge meer kon voorleggen.

Daarbovenop moesten de getuigen afzonderlijk en buiten aanwezigheid van de

verdachte verhoord worden. Ook het schriftelijk karakter van het vooronderzoek

getuigde van een inquisitoire procesvorm.10

2.1 Het wetboek van strafvordering van 1808 en zijn gevolgen

12. In november 1808 liet Napoleon een wetboek over het strafprocesrecht optekenen,

‘Le Code d’instruction criminelle’, die volledig brak met de voorgaande wetten die de

strafrechtelijke procedure regelden in de Belgische provincies. De codificatie van

Napoleon bevat in 1808 tal van leemtes. Zo werd niet gehandeld over de rechten van

verdediging, noch over de opsporingsbevoegdheid van de politie. Daarom speelde de

rechtspraak dan ook een belangrijke rol als bron in het strafprocesrecht. Frankrijk,

België en Luxemburg zijn de laatste landen van Europa waar het huidige

strafprocesrecht nog steeds gebaseerd is op de regels van dit wetboek.

13. De voornaamste doelstelling van Napoleon met de optekening van het wetboek

bestond erin het crimineel gedrag dat heerste in bepaalde gebieden op een snelle en

efficiënte wijze te bestraffen. Hij liet zich hierbij voornamelijk inspireren door het

strafprocesrecht ten tijde van het Ancien Régime en dan vooral op de Ordonnantie van

1670. De verschillende hoven en rechtbanken baseerden zich in die tijd tevens op de

Ordonnantie van 1670 om een interpretatie te geven aan de regels van het Wetboek van

1808.

10B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 59-61.

Page 16: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

16

In de ‘Code d’instruction criminelle’ werd geen enkele mogelijkheid gelaten aan de

verdachte om tijdens het vooronderzoek bewijzen à décharge aan te brengen, hij kon

pas na het vooronderzoek zijn strafdossier inkijken en kennis nemen van de

tenlasteleggingen. Het doel hiervan was te voorkomen dat de verdachte het

vooronderzoek zou dwarsbomen, door eventuele sporen uit te wissen. Tevens wou men

verhinderen dat het publiek de verdachte reeds schuldig achtte alvorens de

vonnisrechter zijn oordeel had gevormd. Tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter

kon de verdachte zich tevens niet laten bijstaan door een raadsman.

14. Toch nam Napoleon in het Wetboek van 1808 enkele ideeën over van de wetten

die reeds bestonden voor de Napoleontische tijd. Zo kwam er een scheiding tussen de

functie van de onderzoeksrechter en de zittingsrechter, nam men afstand van het geheim

en schriftelijk karakter van het onderzoek ter terechtzitting en werd een openbaar proces

ingesteld. Het gevolg hiervan was dat de verdachte tijdens het onderzoek ter

terechtzitting de mogelijkheid kreeg bewijzen à décharge aan te brengen. Daarbovenop

stelde het Wetboek van Napoleon een jury in, die instond voor het berechten van de

zwaarste misdrijven, deze jury zou slechts kunnen oordelen over de schuldvraag op

basis van mondelinge bewijzen. Napoleon bracht aldus een harmonie tussen het

inquisitoir en accusatoir procesmodel.11

15. De ‘informatie-preparatoire’, die grote gelijkenissen vertoont met ons huidig

gerechtelijk onderzoek werd door het Wetboek van 1808 toevertrouwd aan een

zelfstandig handelende onderzoeksrechter. Bij de invoering van het Wetboek van 1808

had Napoleon een grote belangstelling voor het gerechtelijk onderzoek. Hij zag de

onderzoeksrechter immers als één van de machtigste figuren van Frankrijk. Ten eerste

was het vooronderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter vaak een afspiegeling

van wat volgde in het onderzoek ter terechtzitting. De rechter ter terechtzitting baseerde

zich dan ook grotendeels op de bevindingen van een onderzoeksrechter en zou slechts

deskundigen of getuigen oproepen tijdens het proces ten gronde die door de

onderzoeksrechter reeds in het strafdossier waren opgenomen tijdens het

vooronderzoek. Ten tweede droeg een onderzoeksrechter bij tot een evenwichtige

bewijswaardering. Hij kreeg namelijk kennis van alle bewijzen à décharge, waardoor hij

11B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 64-72.

Page 17: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

17

de schuld van de verdachte minder snel als een vaststaand gegeven zou beschouwen. De

bijdrage van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek mocht dus niet worden

geminimaliseerd volgens de opstellers van het Wetboek van 1808. Het gerechtelijk

onderzoek zorgde als het ware voor een rechtsbescherming van de verdachte.

Oorspronkelijk lag de leiding van het vooronderzoek echter bij de ‘Magistrat de Sûreté’,

hij verenigde het ambt van opsporing en vervolging. De Conseil d’Etat verzette zich

hiertegen, zij vonden dat opsporing en vervolging niet door eenzelfde orgaan mocht

worden uitgeoefend. Bij opsporing dient men voornamelijk bewijzen à charge te vinden,

daar waar vervolging tevens vereist dat bewijzen à décharge worden aangebracht. Aldus

twee tegengestelde invalshoeken die onverenigbaar zijn in hoofde van één persoon.

16. In 1814 kwamen de Belgische provincies - die toen behoorden tot de Verenigde

Nederlanden - onder gezag van Willem van Oranje. De ‘Code d’instruction criminelle’

bleef van kracht mits enkele kleine wijzigingen, zoals de openbaarheid ter terechtzitting

die werd ingeperkt en de jury die verdween voor de zwaarste misdrijven. In 1830 liet

Willem van Oranje een nieuw Wetboek van Strafvordering optekenen voor de

Verenigde Nederlanden, maar door de revolutie in België in 1830 werd de invoering

van dit nieuwe wetboek geweigerd. Bijgevolg bleef de ‘Code d’instruction criminelle’

van Napoleon tot op heden in onze gebieden van kracht.12 Door de rechtspraak werd dit

wetboek echter verschillende malen onrechtstreeks geactualiseerd.13

17. Een eerste grote aanpassing van het wetboek van 1808 gebeurde pas in 1878, wat

zich veruiterlijkt in een ‘Voorafgaande Titel’ van het Wetboek van Strafvordering, zoals

wij het vandaag de dag nog steeds kennen. Deze wijziging zorgde voor tumult bij

bepaalde juristen, waarbij sommigen zich kantten tegen het schriftelijk, geheim en niet-

tegensprekelijk karakter van het onderzoek, dat door deze ‘Voorafgaande Titel’ werd

versterkt. Ze wilden zich als het ware aansluiten bij het Angelsaksische systeem, dat een

accusatoir onderzoek kent met een mondeling, openbaar en tegensprekelijk karakter en

wilden dit verwezenlijken door het ambt van de onderzoeksrechter af te schaffen.14

12H. BEKAERT, La manifestation de la vérité dans le procès pénal, Brussel, Bruylant, 1972, 55. 13P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 12. 14P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 12.

Page 18: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

18

18. Daarnaast hebben bevindingen van bepaalde parlementaire onderzoekscommissies

in de daaropvolgende jaren geleid tot ingrijpende wetswijzigingen van de ‘Code

d’instruction criminelle’. In 1885 stelde de commissie Thonissen een einde aan de

discussie omtrent het ambt van de onderzoeksrechter voor, door de positie van de

onderzoeksrechter te herbevestige als leider van het gerechtelijk onderzoek. Toch

beschikte de onderzoeksrechter volgens de commissie over een te grote macht, wat kon

leiden tot machtsmisbruik. Aldus voorzag de commissie Thonissen in enkele

waarborgen voor de verdachte in het gerechtelijk onderzoek. De verdachte kreeg de

volgende rechten : het recht gehoord te worden, het recht getuigen aan te duiden met

ontlastende verklaringen, het recht op confrontatie met de getuigen en het recht een

deskundigenonderzoek te vragen. De onderzoeksrechter kon vrij kiezen of hij al deze

rechten al dan niet toestond.15 De verdachte kon hiertegen wel in beroep gaan bij de

Kamer van Inbeschuldigingstelling. De onderzoeksrechter bood dus een grote waarborg

op het vlak van waarheidsvinding en onafhankelijkheid. Toch werd deze

onafhankelijkheid in sterke mate beperkt door de controle van de procureur-generaal op

de onderzoeksrechter.16 Er kwam echter kritiek op het voorstel van de commissie

Thonissen. Voornamelijk de mogelijkheid voor de verdachte om bijkomende

onderzoeksdaden te vorderen werd sterk bekritiseerd. Dit zou, volgens velen, de deur

naar misbruik alleen maar wijder openstellen.

Hoofdstuk 3 Wet Franchimont 12 maart 1998

19. De belangrijkste commissie inzake de wijziging van het wetboek van 1808 was de

onderzoekscommissie betreffende de Bende van Nijvel, opgericht in 1988. Haar

werkzaamheden leidden in 1998 tot de Wet Franchimont, waarin onder meer werd

gepleit voor een grotere belangstelling voor de rechten van verdediging in het

vooronderzoek alsook voor een grotere autonomie in hoofde van de onderzoeksrechter

ten opzichte van het openbaar ministerie.

Er werd in de jaren 80 getwijfeld aan de efficiëntie van het vooronderzoek wanneer de

gruweldaden van de Bende van Nijvel onrust brachten in België. De Bende van Nijvel 15 M. THONISSEN, Travaux préparatoires du Code de Procédure Pénal, Rapports faits à la Chambre des Représentants, au nom de la Commission Parlementaire, Brussel, Lefèvre, 1885, 176. 16H. PARMENTIER, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent, 2010-2011, 12.

Page 19: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

19

werd nooit opgepakt noch veroordeeld. Daarom werd een commissie opgericht om na te

gaan waar justitie precies had gefaald in deze zaak. De werkzaamheden van de ‘Bende-

commissie’ leidden opnieuw tot de vraag of de onderzoeksrechter wel de juiste persoon

was om het vooronderzoek te leiden.

De commissie kwam echter tot de conclusie dat het ambt van de onderzoeksrechter

moest worden afgeschaft. Zij suggereerde de invoering van ‘de rechter van het

onderzoek’, waar onderhavige masterproef dieper op ingaat. De commissie stelde dat de

politie en het parket in het merendeel van de gevallen slechts een onderzoek van de

onderzoeksrechter vorderden indien er dwangmaatregelen vereist waren, zo gingen

politie en parket het onderzoek dus vaak op eigen houtje voeren. De ‘Bende-commissie’

pleitte bijgevolg voor een uitsluitende bewijsgaring door het openbaar ministerie, waar

de ‘rechter van het onderzoek’ enkel de wettigheid van het onderzoek moest

controleren. Volgens de commissie waren de toenmalige bevoegdheden van de

onderzoeksrechter te weinig nauwkeurig omschreven waardoor zijn positie

onduidelijkheden met zich mee bracht. De commissie wou hier dus een oplossing voor

bieden door bevoegdheden uit te besteden aan het parket.17

Er kwam echter verzet tegen de ideeën van de ‘Bende-commissie’. Rechtsgeleerden

stelden dat kiezen voor een ‘rechter van het onderzoek’ een verlies aan objectiviteit zou

inhouden in het gerechtelijk onderzoek. Veel vervolgingsfuncties van de huidige

onderzoeksrechter zouden hierdoor bij het openbaar ministerie komen te liggen terwijl

zij reeds belast waren met het opsporen van misdrijven. Daarbij komt dat de

onderzoeksrechter een zelfstandig handelend orgaan is en zijn beslissingen in alle

vrijheid kan nemen, daar waar het openbaar ministerie afhankelijk is van het beleid van

de minister van Justitie. De onafhankelijkheid en de transparantie van het werk van de

onderzoeksrechter werden aldus hoog in het vaandel gedragen.18

20. Om een meer gerichte keuze te maken inzake de discussie over het al dan niet

behouden van het ambt van de onderzoeksrechter, werd de regering geadviseerd door

een Commissie Strafprocesrecht, opgericht bij ministerieel besluit van 23 oktober 1991, 17 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en terrorisme georganiseerd wordt, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 59/8, 319-322. 18T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-14, nr. 24, (923) 925.

Page 20: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

20

naar haar voorzitter ook wel de Commissie Franchimont genoemd. De opdracht van de

Commissie bestond uit 2 fasen: Terwijl fase één voornamelijk bestond uit het

voorstellen van specifieke en noodzakelijke hervormingen binnen het strafproces, lag de

focus binnen fase twee op het ontwerp van een volledig vernieuwd wetboek van

strafprocesrecht. De eerste fase had betrekking op het voorstellen van noodzakelijke

hervormingen, een rechtsvergelijkende studie van de hervormingen in het buitenland en

het formuleren van voorstellen inzake meer fundamentele wijzigingen.19 Van zodra de

Dutroux-zaak in de zomer van 1996 in de pers verscheen, werkte deze als een

katalysator voor de vernieuwing van het strafprocesrecht. Door de vele tekortkomingen

in het gerechtelijk en politionele onderzoek naar de ontvoering van en de moord op

minderjarigen door Dutroux, vond de regering het noodzakelijk een specifieke

parlementaire onderzoekscommissie op te richten om voorstellen te doen om de

organisatie en werking van het politioneel en gerechtelijk apparaat aan te passen. Deze

commissie werd de Commissie Franchimont genoemd. Deze laatste had een duidelijke

voorkeur voor een actieve onderzoeksrechter, die een centrale positie in het

vooronderzoek diende te hebben.20 In 1996 diende de Commissie Franchimont een

ontwerp tot wijziging van het vooronderzoek in strafzaken in, wat zich later in 1998

veruiterlijkt in de Wet Franchimont. Het ontwerp beoogde de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter te versterken, door hem de hoedanigheid van officier van

gerechtelijke politie te ontnemen en hem aan het toezicht te onttrekken van de

procureur-generaal21. De hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie die de

onderzoeksrechter bezat, was trouwens onverenigbaar met de scheiding der machten.22

De onderzoeksrechter moest immers enerzijds als officier van gerechtelijke politie

19J.B., COOREMAN, “(pogingen tot) hervorming van het strafproces”, Masterproef tot ‘Master in de rechten’, Gent, 2011-2012, 81. 20M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 8-14. 21Zo haalde de Commissie Banditisme-Terrorisme aan dat de Nijvelse onderzoeksrechter SCHLICKER , ingevolge het toezicht van de procureur-generaal, een te onderdanige positie aannam in de zaak. Hij trad vaak in overleg met de procureur des Konings en scheen slaafs diens instructies op te volgen, zie in B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 147. 22Het EHRM had in het arrest De Cubber de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter betwijfeld, omwille van zijn hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, welke hoedanigheid hem onder het toezicht plaatste van de procureur-generaal, zie in EHRM, 26 oktober 1984, De Cubber t. België, Serie A, vol. 86.

Page 21: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

21

dynamisch en alert zijn voor mogelijke aanwijzingen in het onderzoek en anderzijds

moest hij het onderzoek kritisch evalueren als rechter.23

De commissie Franchimont koos doelbewust voor het behoud van de onderzoeksrechter

in tegenstelling tot Duitsland en Italië. Haar motivatie hiervoor was de volgende24:

Het viel de commissie op dat in Italië, waar recent gekozen was voor een rechter van het

onderzoek25, deze nieuwe instelling heel wat problemen veroorzaakte. De hervorming

in Duitsland, waar ook gekozen werd voor de invoering van een rechter van het

onderzoek, was daarentegen heel wat ouder en kreeg ook heel wat kritiek. Zo kwam de

leiding van het vooronderzoek in Duitsland bij de politie te liggen, waardoor individuele

vrijheden ernstig werden aangetast.

De commissie haalde daarenboven het volgende aan : “elke juridische instelling is

nauw verbonden met de zeden, tradities en de verschillende instellingen van het land.

Wanneer zij getransponeerd wordt naar een andere sociale context, bestaat de kans dat

zij haar doel niet bereikt of erger nog, dat zij ongewenste resultaten zou meebrengen.

Het is dus niet de bedoeling de breuk met een traditie te vermijden, maar er zich

rekenschap van te geven dat de introductie van de rechter van het onderzoek vooraf een

ingrijpende wijziging vereist, meer bepaald van het bewijsstelsel, van de rechtsbijstand,

van de organisatie en de werving van de gerechtelijke politie, en tenslotte van de

procedure ten gronde26.”

Naast deze grote wijzigingen koos men toch voor het handhaven van het inquisitoriaal

systeem, waar een onderzoeksrechter het gerechtelijk onderzoek leidt. Er moest een

einde komen aan de situatie waarbij politie en parket van de taken van de

onderzoeksrechter in eigen handen namen. De wetgever nam echter ook kleine stappen

in de richting van een ‘rechter van het onderzoek’. Zo kreeg het openbaar ministerie de

leiding van de onderzoeken met betrekking tot de bijzondere opsporingsmethoden en

zou de onderzoeksrechter enkel de wettelijkheid van de onderzoeksopdrachten moeten 23R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 412-413. 24COMMISSIE STRAFPROCESRECHT, Verslag van de commissie strafprocesrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 8-9. 25Zie deel V omtrent de bevoegdheden van een rechter van het onderzoek. 26COMMISSIE STRAFPROCESRECHT, Verslag van de commissie strafprocesrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 9.

Page 22: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

22

nagaan.27 Toch bleef de discussie in de doctrine voortleven om het ambt van de

onderzoeksrechter af te schaffen en te vervangen door een rechter van het onderzoek.

21. De tweede fase van het onderzoek van de Commissie Strafprocesrecht bestond

erin een ontwerp te maken van een vernieuwd wetboek van strafprocesrecht. Het

voorontwerp van het vernieuwd wetboek werd in september 1999 voorgelegd aan de

minister van Justitie, waarna het voorontwerp werd herwerkt door een opnieuw

samengestelde Commissie. Vervolgens werd het voorontwerp in september 2002

definitief voorgelegd aan de toenmalige minister van Justitie Marc Verwilghen, om op 1

december 2005 geamendeerd goedgekeurd te worden door de Senaat. De Senaat

verzond het wetsvoorstel bijgevolg naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die

beslisten om de behandeling van het wetsvoorstel niet verder te zetten. 28 In dit

wetsvoorstel werd onder andere de functie en de positie van de onderzoeksrechter

hervormd (zie infra). Aangezien het wetsvoorstel de eindstreep niet haalde, blijven de

vraagstukken rond de hervormingen van de positie en de functie van de

onderzoeksrechter een prangend onderwerp in het debat.

Hoofdstuk 4 Besluit

22. Uit de weergave van de geschiedenis van het strafprocesrecht de laatste 1000 jaar

kunnen we bemerken dat de functie van de onderzoeksrechter veranderingen heeft

ondergaan door de eeuwen heen.

We zien grote gelijkenissen tussen de procedure van het Ancien Régime en de ‘Code

d’instruction criminelle’ van 1808 van Napoleon. Beiden kiezen voor een inquisitoire

procedure, met een duidelijke afbakening van het ambt van de onderzoeksrechter. In

beide procedures zien we echter dat er te weinig rekening wordt gehouden met de

rechten van verdediging. Vandaag de dag is dit één van de belangrijkste pijlers in een

strafprocedure door de opkomst van de rechtspraak van het Europees Hof voor de

Rechten van de Mens. In het Ancien Régime geeft men wel de mogelijkheid aan de

verdachte om tijdens het verhoor opmerkingen te maken over zijn verhoor, daar waar

27P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 13-15. 28P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41, (247) 247-261; J.B., COOREMAN, “(pogingen tot) hervorming van het strafproces”, Masterproef tot ‘Master in de rechten’, Gent, 2011-2012, 87.

Page 23: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

23

het Wetboek van 1808 daarin niet voorzag. Napoleon was aldus niet de grootste

vernieuwer inzake het strafproces zoals velen hem wel zien, dit komt doordat hij vele

aspecten overnam van het strafproces van het Ancien Régime. We zien dat de

bevoegdheid van de vervolgingsmagistraat toeneemt ten tijde van Napoleon en in 1998

door de Wet Franchimont wanneer de maatschappij getekend wordt door ernstige

criminele daden.

Hoe we vandaag de dag de functie van de onderzoeksrechter invullen en wat zijn positie

is doorheen het vooronderzoek zal geschetst worden aan de hand van de volgende

hoofdstukken.

Page 24: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

24

DEEL II De grondbeginselen van het gerechtelijk onderzoek

23. Om een globaal inzicht te kunnen verwerven over het onderwerp van deze

masterproef, is het van belang eerst de basisbeginselen van het gerechtelijk onderzoek te

verduidelijken. Het deel wordt opgesplitst in twee luiken. Enerzijds wordt het algemeen

kader van het gerechtelijk onderzoek geschetst en anderzijds vermeldt dit deel de

verschillende rechten van verdediging die een onderzoeksrechter dient te waarborgen

binnen een gerechtelijk onderzoek.

Hoofdstuk 1 Het opsporingsonderzoek versus het gerechtelijk onderzoek

24. De strafprocedure omvat twee fasen, het vooronderzoek en het eigenlijke

strafproces, ook wel het onderzoek ter terechtzitting genoemd. Het vooronderzoek heeft

als finaliteit verdachten te identificeren en bezwarende bewijzen te verzamelen.

Gedurende deze fase mag geen beslissing worden genomen over schuld of onschuld van

de verdachte. Er wordt enkel vastgesteld of er voldoende bezwarende elementen zijn om

een strafproces op gang te brengen. Elke handeling dat wordt verricht in de loop van het

onderzoek, wordt op schrift gesteld en komt terecht in een strafdossier. Het zorgt er

voor dat op het einde van de strafprocedure de regelmatigheid van het volledig

onderzoek kan getoetst worden.29

Het vooronderzoek omvat twee fasen : 1) het opsporingsonderzoek, geleid door de

procureur des Konings, die een magistraat is van het openbaar ministerie; en 2) het

gerechtelijk onderzoek, geleid door de onderzoeksrechter.

25. Art. 28bis §1 Sv. definieert het opsporingsonderzoek als volgt :

“Het opsporingsonderzoek is het geheel van de handelingen die ertoe strekken

de misdrijven, hun daders en de bewijzen ervan op te sporen en de gegevens te

verzamelen die dienstig zijn voor de uitoefening van de strafvordering.

29R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 430.

Page 25: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

25

De algemene beginselen volgens welke de politiediensten autonoom kunnen

optreden, worden vastgelegd bij wet en volgens de bijzondere regels vastgesteld

bij richtlijn uitgevaardigd overeenkomstig de artikelen 143bis en 143ter Ger.W.

Ongeacht hetgeen is bepaald in de vorige leden, wordt het opsporingsonderzoek

gevoerd onder de leiding en het gezag van de bevoegde procureur des Konings.

Hij draagt hiervoor de verantwoordelijkheid”.

De procureur des Konings wordt aldus belast met het opsporen van misdrijven, waarbij

hij tevens de daders en de bewijzen dient op te sporen. Hij beschikt hierbij over een

algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht (art. 28ter §1 Sv.), in

tegenstelling tot de onderzoeksrechter die enkel een opsporingsplicht heeft. De

onderzoeksrechter wordt namelijk beperkt door zijn saisine30. De procureur des Konings

oordeelt daarnaast ook over de opportuniteit van een vervolging en een onderzoek. Art.

28 §3 Sv. geeft een duidelijke scheiding weer tussen het opsporingsonderzoek en het

gerechtelijk onderzoek, waarin staat dat opsporingshandelingen geen enkele

dwangmaatregel mogen inhouden, die de individuele rechten en vrijheden kunnen

schenden. Dit prerogatief is voorbehouden voor het ambt van de onderzoeksrechter. De

wet voorziet echter wel in een mogelijkheid waarbij de procureur dwangmaatregelen

aan de onderzoeksrechter kan vragen, zonder deze laatste met het volledige onderzoek

te belasten, de zogenaamde “mini-instructie” (zie infra), onder voorbehoud dat de

onderzoeksrechter niet het gehele onderzoek naar zich toetrekt.31 De Franse ‘Code

d’instruction criminelle’ die wij in België overnamen, stelde nochtans voorop dat het

gerechtelijk onderzoek verplicht was. Volgens het wetboek kan enkel de

onderzoeksrechter de materiële waarheid achterhalen, daar waar politie en parket slechts

bij heterdaad onderzoek kunnen verrichten.32

26. Art. 55 Sv. definieert het gerechtelijk onderzoek als :

30De onderzoeksrechter kan slechts een gerechtelijk onderzoek voeren van zodra hij daartoe gevorderd wordt door het openbaar ministerie, door een klacht met burgerlijke partijstelling, door middel van een mini-instructie of bij betrapping op heterdaad. Dit houdt een beperking in op zijn bevoegdheden, die de saisine van de onderzoeksrechter vormen, zie in R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 418-420. 31C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 904-905. 32P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 5.

Page 26: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

26

“…het geheel van de handelingen die ertoe strekken daders van misdrijven op te

sporen, de bewijzen te verzamelen en de maatregelen te nemen die de

rechtscolleges in staat moeten stellen met kennis van zaken uitspraak te doen.

Het wordt gevoerd onder de leiding en het gezag van de onderzoeksrechter”.

De onderzoeksrechter beschikt aldus niet over een algemeen opsporingsrecht, maar is

beperkt door zijn saisine. Evenmin heeft de onderzoeksrechter een opportuniteitsoordeel

i.e. de onderzoeksrechter kan geen onderzoek afwijzen indien hij dit niet opportuun

acht.33

Voor de invoering van de Wet van 12 maart 1998 bestond de filosofie van de wetgever

er in dat wanneer de procureur des Konings een verder onderzoek nodig achtte, hij een

onderzoeksrechter moest gelasten met de zaak. Er kwam echter een discrepantie tussen

de theorie en de praktijk. Slechts in een kleine minderheid van de gevallen werd nog

een onderzoeksrechter gevorderd door de procureur, enkel in de gevallen waarbij er

dwangmaatregelen vereist waren. Daarenboven wordt een gerechtelijk onderzoek

vandaag slechts aangevat indien er voldoende aanwijzingen zijn van het bestaan van een

strafbaar feit. De Wet van 12 maart 1998, de zgn. “Franchimont-wet”, paste de

wetgeving dan ook aan de praktijk aan en bevestigde het facultatief karakter van het

gerechtelijk onderzoek (zie supra).34

Hoofdstuk 2 Het accusatoir versus het inquisitoir procesmodel

27. Het onderscheid tussen beide procesmodellen kan worden aangeduid door de

horizontale dan wel verticale structuur van het strafproces. In een accusatoir

procesmodel zullen twee autonome en gelijkwaardige partijen hun eigen stelling naar

voor brengen ten overstaan van een neutrale rechter. Hier hebben we te maken met een

horizontale processtructuur, waar de aanklager en verdediging op voet van gelijkheid

staan met gelijke wapens, the equality of arms. Het accusatoir proces is mondeling,

openbaar en tegensprekelijk. Bij een inquisitoire procedure daarentegen zal een officiële

instantie bewijsmateriaal verzamelen op eigen initiatief en zonder overleg met de

33C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 904. 34P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 4-5.

Page 27: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

27

partijen om de materiële waarheid aan het licht te brengen.35 Het inquisitoir proces is

aldus schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk.

28. Het vooronderzoek heeft in wezen een inquisitoir karakter. De onderzoeksrechter

is ambtshalve bevoegd alle onderzoeksmaatregelen te bevelen die kunnen bijdragen tot

het vinden van de materiële waarheid. Ook de procureur des Konings zal op eigen

initiatief en zonder overleg met de partijen bewijsmateriaal verzamelen. Het onderzoek

ter terechtzitting heeft daarentegen in wezen een accusatoir karakter, maar vertoont toch

enkele kenmerken van een inquisitoir proces. De rechter ter terechtzitting zal zich

voornamelijk baseren op het strafdossier, waarin alle belastende en ontlastende

bewijsgegevens worden verzameld tijdens het vooronderzoek. Op basis van dit

strafdossier zal de rechter al dan niet bijkomende onderzoeksdaden bevelen indien hij

dit opportuun acht. De lijdelijkheid36 van de rechter in het onderzoek ter terechtzitting is

aldus verlaten, aangezien de rechter steeds meer actief aan het proces zal deelnemen.

Onder invloed van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens (EVRM), kwam

de laatste jaren echter een internationale hervormingsbeweging op gang ten behoeve

van een meer accusatoir strafproces. Het EVRM duidt vooral op de nadelen van het

inquisitoire strafproces voor de rechten van verdediging van de partijen, zoals het

geheime karakter. Toch zien we in enkele landen een tegengestelde trend naar een meer

inquisitoir proces.37 Er is nog steeds geen eenduidigheid wat betreft de keuze voor een

inquisitoir dan wel een accusatoir strafproces, aangezien beide procesmodellen

historisch gegroeid zijn afhankelijk van land tot land.38

Hoofdstuk 3 Het schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk karakter van het gerechtelijk onderzoek

29. Het gerechtelijk onderzoek heeft een schriftelijk karakter. Dit houdt in dat elke

verrichting in de loop van het onderzoek op papier dient te worden gezet. Dit

35B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 13. 36Verwijst naar een passieve rechter. 37In Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk werden Commissies opgericht om na te gaan of het proces niet beter in een inquisitoire richting zou worden hervormd. 38P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 36-38.

Page 28: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

28

geschreven stuk komt dan in het strafdossier terecht en maakt het mogelijk de

regelmatigheid van het onderzoek te toetsen in het verdere verloop van het proces.39

30. Het onderzoek verricht door de onderzoeksrechter is geheim. Hierdoor kan de

bewijsgaring in alle sereniteit verlopen. Tevens wordt de onpartijdigheid en

onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter versterkt gezien de publieke opinie geen

druk uitoefent en wordt de verdachte beschermd tegen negatieve publiciteit. De Wet

Franchimont heeft het principieel geheime karakter van het vooronderzoek afgezwakt

ten voordele van de rechten van de inverdenkinggestelde40 en de burgerlijke partij. Zo

krijgt elkeen die ondervraagd wordt gratis een kopie van de tekst van zijn verhoor en

kan de in hechtenis genomen gevangene kennis nemen van de inhoud van het dossier.

Daarenboven krijgen de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij de mogelijkheid

om een verzoek in te dienen bij de onderzoeksrechter tot inzage in het dossier41. De

onderzoeksrechter is echter niet verplicht dit verzoek in te willigen. Bij weigering zal

hij zijn beslissing echter moeten motiveren, waarna de partijen een beroepsmogelijkheid

hebben bij de kamer van inbeschuldigingstelling (hierna afgekort als KI). Dergelijk

inzagerecht bestaat vandaag de dag nog steeds niet wat betreft het opsporingsonderzoek.

Het openbaar ministerie en de partijen krijgen de mogelijkheid gegevens mede te delen

aan de pers, mits het vermoeden van onschuld en het recht op privéleven in acht worden

genomen.42

31. Het gerechtelijk onderzoek gebeurt niet op tegenspraak, wat in principe wil

zeggen dat noch de verdachte, noch de burgerlijke partij inspraak heeft in de voortgang

van het onderzoek. Wel kunnen beide partijen tijdens het onderzoek zich beroepen op

een advocaat bij het verhoor of andere onderzoeksdaden, sinds de invoering van de

39R.VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 430. 40Op welk ogenblik hebben we precies te maken met een inverdenkinggestelde? Ten eerste kan het gaan om een persoon die door de onderzoeksrechter formeel in verdenking is gesteld. Dit betekent dat de onderzoeksrechter hem op de hoogte brengt dat hem een bepaald misdrijf wordt ten laste gelegd. Indien de verdachte ‘in verdenking is gesteld’, wordt hij verzocht kennis te geven van zijn verweermiddelen en uitleg. Ten tweede kan iemand nominatief in verdenking worden gesteld door het openbaar ministerie of een burgerlijke partij. Dit is vaak het gevolg van een daad van het openbaar ministerie en de burgerlijke partij. Ook hier spreken we over een ‘inverdenkinggestelde’. B. MEGANCK, “De inverdenkingstelling”, T. Strafr. 2013, afl. 1, (30) 30-31. 41Art. 67ter Sv. 42Art. 28 quiniquies §3 en 4 Sv.

Page 29: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

29

‘Salduz’-wetgeving43. Ook op het vlak van het niet-tegensprekelijk karakter van het

gerechtelijk onderzoek zorgde de Wet Franchimont voor afzwakkingen. Art. 61quater

Sv. voorziet in een mogelijkheid voor de partijen om een maatregel, zoals

inbeslagneming van goederen, genomen door de onderzoeksrechter aan te vechten met

betrekking tot hun goederen. Art. 61quinquies Sv. geeft de partijen de mogelijkheid om

bijkomende onderzoekshandelingen te vragen aan de onderzoeksrechter. Ook hier is de

onderzoeksrechter niet verplicht dit verzoek in te willigen en staat een hoger beroep bij

de KI open. Aldus kunnen sinds de invoering van art. 61quinquies Sv. de partijen het

onderzoek toch gedeeltelijk mee sturen. 44 De laatste jaren echter wordt de

onderzoeksrechter overweldigd door dergelijke verzoeken waardoor het steeds

moeilijker wordt zijn zoektocht naar de materiële waarheid naar behoren uit te oefenen.

Dit zorgde ervoor dat de voorstanders van een ‘rechter van het onderzoek’ terug van

zich lieten horen. Dit komt doordat deze laatste figuur slechts een toetsingsbevoegdheid

bevat omtrent het treffen van dwangmaatregelen en niet meer belast wordt met het

leiden van een gerechtelijk onderzoek en daarbij zelf onderzoeksdaden moet stellen,

maar deze bevoegdheid volledig op het openbaar ministerie berust.

Hoofdstuk 4 De rechten van verdediging in de fase van het vooronderzoek

32. In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens liggen de rechten van

verdediging inzake het strafproces vervat. Vroeger werd aangenomen dat art. 6 van het

EVRM betreffende het recht op een eerlijk proces enkel gold voor de procesfasen

waarin uitspraak werd gedaan over de grond van de zaak, aldus tijdens het onderzoek

ter terechtzitting. Art. 6 was dan ook lange tijd niet van toepassing op het

vooronderzoek, maar in de loop der jaren kwam hier echter verandering in. Opdat de

positie van de verdachte niet op een onredelijke wijze aangetast zou worden tijdens het

vooronderzoek, moesten bepaalde rechten vervat in art. 6 toepasselijk worden verklaard

op het vooronderzoek. Dit leidde ertoe dat de onderzoeksrechter voortaan het

vermoeden van onschuld in acht dient te nemen en volstrekt onpartijdig en

43Wet van 13 augustus 2011. Voor een uitgebreide bespreking over de nieuwe ‘Salduz’-wetgeving, zie infra. 44R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 252-258; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 430-466.

Page 30: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

30

onafhankelijk dient te handelen om op een rechtmatige wijze te oordelen over uit te

voeren dwangmaatregelen binnen het onderzoek.

4.1 Het vermoeden van onschuld

33. Het vermoeden van onschuld houdt in dat wie wordt vervolgd, maar nog niet

werd veroordeeld, onschuldig wordt geacht, zolang het bewijs van zijn schuld niet is

geleverd.45 Zonder een voorafgaande wettelijke vaststelling over de schuld van een

beklaagde, mogen aldus de gerechtelijke en politieke overheden noch de pers, de

betrokkene als schuldig beschouwen. Voorbarige schuldoordelen zijn ten strengste

verboden. Het vermoeden van onschuld heeft tot gevolg dat de betrokkene zijn onschuld

niet moet bewijzen. Het is echter de vervolgende partij die belast is met een positieve

bewijslast. Indien de onderzoeksrechter het vermoeden van onschuld miskent,

bijvoorbeeld bij het verlenen van een bevel tot aanhouding, kan deze miskenning

worden rechtgezet door de raadkamer zodat niet de volledig procedure nietig moet

worden verklaard.46 Ook het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat een miskenning van

het vermoeden van onschuld door een onderzoeksrechter bij bepaalde

onderzoekshandelingen niet automatisch leidt tot de nietigheid van alle

onderzoekshandelingen gesteld door de betreffende magistraat.47

4.2 Onafhankelijke en onpartijdige onderzoeksrechter

34. Art. 6§1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en art. 14

Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het BUPO-verdrag

genaamd, benadrukken het recht op een onafhankelijk en onpartijdige rechter. Hoewel

de onderzoeksrechter niet moet oordelen over de grond van de zaak, moet ook hij

onpartijdig en onafhankelijk zijn tijdens het gerechtelijk onderzoek.48 De begrippen

‘onafhankelijkheid en onpartijdigheid’ zijn niet gelijklopend, maar wel nauw met elkaar

verbonden en worden dan ook vaak door het Europees Hof voor de Rechten van de

mens (EHRM) samen behandeld. De onderzoeksrechter wordt vermoed, zolang het

45R.VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 859. 46R. VERSTRAETEN en P. TRAEST, “Het recht van verdediging in de onderzoeksfase”, Nullum Crimen 2008, (85) 87-90. 47Cass. 7 april 2004, JT 2004, 541, noot O. KLEES. 48EHRM 4 december 1979, schiesser v. Zwitserland; EHRM 6 januari 2010, Vera Fernandez-Huidobro / Spanje.

Page 31: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

31

tegendeel niet bewezen is, onpartijdig en onafhankelijk te oordelen.49 Het recht op een

onpartijdige en onafhankelijke rechter bestaat niet met betrekking tot het openbaar

ministerie. Deze laatste is tenslotte een partij in het strafproces en afhankelijk van het

strafrechtelijk beleid, opgemaakt door de uitvoerende macht.

4.2.1 Onafhankelijkheid

35. De onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter bestaat enerzijds uit de

onafhankelijkheid in de piramidale structuur van het strafproces en anderzijds uit de

persoonlijke onafhankelijkheid. Met betrekking tot de onafhankelijkheid in de

piramidale structuur van het strafproces wordt de onderzoeksrechter geacht

onafhankelijk te zijn van zowel de uitvoerende macht, de wetgevende macht en van de

partijen in het geding, namelijk het slachtoffer, de verdachte en het openbaar ministerie.

De onderzoeksrechter staat echter wel onder het hiërarchisch toezicht van de kamer van

inbeschuldigingstelling. Met betrekking tot de persoonlijke onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter is een louter subjectieve indruk van afhankelijkheid niet voldoende

om te spreken van een onafhankelijke rechter. De persoonlijke onafhankelijkheid van

een rechter moet op een objectieve wijze beoordeeld worden.50

4.2.2 Onpartijdigheid

36. Het fundamentele verschil tussen het ambt van de procureur des Konings en de

onderzoeksrechter ligt bij de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter. Deze

onpartijdigheid biedt samen met de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter een

waarborg voor de rechtsonderhorigen dat de onderzoeksrechters de wet op een gelijke

wijze zullen toepassen.51

Vroeger bezat de onderzoeksrechter twee hoedanigheden. Zo was hij rechter in de

rechtbank van eerste aanleg en tevens officier van gerechtelijke politie. Beide functies

zorgden voor een hybride situatie. De onderzoeksrechter moest enerzijds als officier van

gerechtelijke politie dynamisch en alert zijn voor mogelijke aanwijzingen in het

49Cass. 13 maart 2012, P.11.1750.N 50R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 883-884. 51A. CHRISTIAENS en F. HUTSEBAUT, “Hoofdstuk 2 Het optreden van de gerechtsdeskundige in de verschillende stadia van het strafonderzoek”, BHDO 2009, afl. 10, (49) 67.

Page 32: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

32

onderzoek en anderzijds moest hij het onderzoek kritisch evalueren als rechter.52 Beide

functies waren moeilijk verenigbaar in hoofde van eenzelfde persoon. De

onderzoeksrechter stond bovendien onder het toezicht van de procureur-generaal bij het

hof van beroep in zijn hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie53. Dit

toezicht deed vragen rijzen omtrent de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter, gezien

de procureur-generaal bij het hof van beroep gebonden is door het strafrechtelijk beleid.

Al snel schafte de wetgever om die reden het toezicht in hoofde van de procureur-

generaal bij het hof van beroep af en schrapte hij de onderzoeksrechter van de lijst van

de officieren van de gerechtelijke politie. Aldus kon de onderzoeksrechter sindsdien op

een volledig onpartijdige wijze onderzoekshandelingen stellen.

De onderzoeksrechter is noch een partij in de strafvordering noch een

vervolgingsorgaan. Hij wordt belast met het zoeken van bewijsmateriaal à charge of à

décharge, waarbij de beschuldiging en de verdediging op gelijke voet worden

geplaatst.54 Van de onderzoeksrechter wordt verwacht dat hij objectief het evenwicht

waarborgt tussen de belangen van de verdachte en de burgerlijke partij, een objectieve

onderzoeker als het ware. Het Hof van Cassatie heeft het volgende bepaald omtrent de

onpartijdigheid van de onderzoeksrechter: “Le juge d’instruction ne cesse à aucun

moment d’être un juge ne pouvant susciter dans l’esprit des parties ou dans l’opinion

générale une apparence de partialité. Aucune circonstance ne le dispense de ce

devoir.” 55 In hoofde van de onderzoeksrechter mag er geen schijn van

vooringenomenheid zijn met betrekking tot de zaak.

37. Omtrent de interpretatie van het onpartijdigheidsbeginsel bestaan heel wat

onduidelijkheden. Nu eens koos het Mensenrechtenhof te Straatsburg er voor dat een

rechter steeds vermoed wordt onpartijdig te zijn, zolang het tegendeel niet bewezen is,

dan weer koos het Hof ervoor dat een subjectieve indruk van partijdigheid volstaat om

art. 6 EVRM te schenden. Er wordt echter een onderscheid gemaakt tussen een

subjectieve en objectieve onpartijdigheid. Een objectieve onpartijdigheid slaat op een

52R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 412-413. 53oud art. 279 Sv. 54Cass. 25 augustus 1997, Arr. Cass. 1997, nr. 324. 55Cass. 7 april 2004, AR P.03.1670 F, Arr. Cass., 2004, 4, 615.

Page 33: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

33

functiecumulatie in eenzelfde zaak, terwijl er van een subjectieve onpartijdigheid sprake

is wanneer de persoonlijke vooringenomenheid van een rechter tot uiting komt.56

4.3 Aantasting rechten van verdediging ingevolge dwangmaatregelen

38. Dwangmaatregelen kunnen een verregaande inmenging in het privéleven met zich

meebrengen, aldus een schending van de rechten van verdediging. Bijvoorbeeld het

plaatsen van een telefoontap, het verrichten van een inkijkoperatie bij iemand thuis,

iemands huis doorzoeken, et cetera. Men lijkt het erover eens te zijn dat dergelijk

ingrijpende maatregelen enkel mogen genomen worden door een onafhankelijke en

onpartijdige rechter. Zo behoort het plaatsen van een verdachte in voorlopige hechtenis

aan de hand van een bevel tot aanhouding nog steeds tot de exclusieve bevoegdheid van

de onderzoeksrechter. Voor deze voorafgaande fase aan het proces is een specifiek

Europees artikel in het leven geroepen: art. 5 EVRM. Dit artikel geeft de gronden weer

op basis waarvan een vrijheidsbeneming57 mogelijk is. Zo moet een vrijheidsberoving

steeds een wettelijke basis hebben opdat een risico van willekeur wordt tegengegaan.

Bovendien dient er een causaal verband te bestaan tussen de veroordeling en de

vrijheidsberoving.

39. Het EVRM verklaart dat indien een persoon van zijn vrijheid wordt beroofd door

de politie, deze persoon een recht heeft om binnen een redelijke termijn berecht te

worden, maar tevens “het recht heeft om onmiddellijk te worden gebracht voor een

rechter of een andere autoriteit die door de wet bevoegd verklaard is om de rechterlijke

macht uit te oefenen.” (art. 5§3 EVRM)58 Het artikel verwijst niet direct naar de figuur

van de onderzoeksrechter. Dit valt te verklaren door het gegeven dat de figuur van de

onderzoeksrechter ontbreekt in bepaalde rechtssystemen zoals het Verenigd koninkrijk.

Art. 5§4 EVRM stelt dat elk individu dat van zijn vrijheid is beroofd, het recht heeft de

rechtmatigheid van zijn detentie te laten controleren door het gerecht. In het arrest

56C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu 2009, 685. 57Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is vrijheidsbeneming de periode die loopt vanaf het moment van arrestatie tot de invrijheidsstelling tijdens het vooronderzoek ofwel tot de dag van veroordeling in eerste graad. EHRM 28 maart 1990, B. t. Oostenrijk, , Série A, vol. 175, §34-40; P. DE HERT, “Het recht op een onderzoeksrechter in Belgisch en Europees perspectief. Grondrechtelijke armoede met een inquisitoriale achtergrond”, Pan. 2003, afl. 2, (155) 157. 58P. DE HERT, “Het recht op een onderzoeksrechter in Belgisch en Europees perspectief. Grondrechtelijke armoede met een inquisitoriale achtergrond”, Pan. 2003, afl. 2, (155) 158.

Page 34: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

34

BEZICHERI t. Italië van 1989 59 , stelde het Europees Hof dat de Italiaanse

onderzoeksrechter kon worden gelijkgesteld met “het gerecht” zoals bedoeld in art. 5§4

EVRM Daarenboven bepaalt het Europees Hof in het arrest NIKLOVA t. Bulgarije60 dat

een gerecht, zoals bepaald in art. 5§4 EVRM, die de rechtmatigheid van een detentie

controleert, de idee van equality of arms moet in acht nemen (zie infra).61 Aldus is een

onderzoeksrechter, tevens volgens het EHRM, goed geplaatst om dwangmaatregelen te

beoordelen die een inmenging in het privéleven met zich meebrengen.

Hoofdstuk 5 Besluit

40. Over de grondbeginselen van het gerechtelijk onderzoek kan ongetwijfeld nog

veel verder worden uitgeweid. Sterker nog, dit onderwerp zou als het ware een

volledige masterproef in beslag kunnen nemen. Het tijdsbestek van deze masterproef

laat dit echter niet toe, waardoor enkel de kern van de grondbeginselen in deel II

gekaderd wordt. De grondbeginselen, aangehaald in deel II, zijn van belang voor het

vierde deel. Elk aangekaart grondbeginsel heeft namelijk een invloed op de huidige

positie van de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek. Deze grondbeginselen zijn

echter nietszeggend zonder enig algemeen beeld te scheppen over de verschillende

partners van de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek, waarover meer in deel III.

59EHRM 25 oktober 1989, BEZICHERI t. Italië, Série A, vol. 151, §28. 60EHRM 25 maart 1999, niklova v. Bulgarije. 61P. DE HERT, “Het recht op een onderzoeksrechter in Belgisch en Europees perspectief. Grondrechtelijke armoede met een inquisitoriale achtergrond”, Pan. 2003, afl. 2, (155) 159-160.

Page 35: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

35

DEEL III De verschillende gerechtelijke partners in het vooronderzoek

41. In het Belgische strafrechtelijk bestel stellen we vast dat er een “vierkantsrelatie”

bestaat tussen de verschillende partners, i.e. de politiediensten, het openbaar ministerie,

de onderzoeksrechter en als laatste de hoven en rechtbanken (met inbegrip van de

onderzoeksgerechten62).63 In dit deel wordt specifieker ingegaan op de positie van de

onderzoeksrechter in verhouding tot de verschillende actoren binnen het vooronderzoek

en of zijn rol en positie nog houdbaar zijn binnen het hedendaagse strafprocesrecht. Ter

oriëntering worden eerst de verschillende actoren binnen dit vooronderzoek en welke

functies zij precies invullen in het kader van een gerechtelijk onderzoek gepresenteerd.

Hoofdstuk 1 Procureur des Konings

42. Zoals reeds eerder werd aangehaald, gingen de opstellers van het Wetboek van

Strafvordering er in 1808 van uit dat het onderzoek in strafzaken moest worden geleid

door de onderzoeksrechter. Deze rechter mocht alles doen om de waarheid te

ontdekken. Ging het om een eenvoudige zaak dan werd er onmiddellijk gedagvaard en

voerde men het onderzoek ter terechtzitting. Betrof het daarentegen een ingewikkelde

zaak dan werd een gerechtelijk onderzoek opgestart.64

De Wet Franchimont bracht hier echter verandering in. Voortaan is het algemeen

principe dat het vooronderzoek plaatsvindt onder leiding en gezag van de procureur des

Konings. Zijn er dwangmaatregelen vereist, dan pas zal een gerechtelijk onderzoek

worden gevoerd.65

43. Wanneer de procureur des Konings vaststelt aan de hand van de gegevens

vermeld in het proces-verbaal dat bijkomende onderzoeksverrichtingen vereist zijn, zal

hij het opsporingsonderzoek opstarten. Hiervoor richt hij zich tot een politiedienst naar

zijn keuze om de desbetreffende onderzoeksverrichting uit te voeren.66 De gevorderde

62De raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling(zie infra). 63M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT. en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 177. 64T. DE SCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 13. 65C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu 2009, 891. 66R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 187-188.

Page 36: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

36

politiediensten zijn verplicht gevolg te geven aan deze vordering van de procureur des

Konings.

44. De specifieke bevoegdheden van de procureur des Konings worden niet

uiteengezet in het Wetboek van Strafvordering. Uitsluitend zijn algemene bevoegdheid

en een uitzonderlijke procedure, namelijk betrapping op heterdaad, worden gedefinieerd

door het Wetboek. Bij betrapping op heterdaad kan de procureur des Konings een aantal

bevoegdheden uitoefenen die normalerwijze uitsluitend tot de bevoegdheid van de

onderzoeksrechter behoren in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Zo kan een

huiszoeking worden verricht zonder dat de procureur des Konings verplicht een

gerechtelijk onderzoek moet vorderen.67

Er dient een duidelijke afbakening te worden gemaakt tussen het gerechtelijk onderzoek

en het opsporingsonderzoek. Enkel een rechter mag een maatregel nemen die een zware

impact kan hebben op het leven van de betrokkene. Art. 28bis, §3 Sv. bepaalt dan ook

uitdrukkelijk dat opsporingshandelingen geen dwangmaatregel mogen inhouden

behoudens wettelijke uitzonderingen.68 Ingeval er een dwangmaatregel dient getroffen

te worden, maakt de procureur des Konings de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter

overeenkomstig art. 47 Sv (zie infra). De onderzoeksrechter wordt bijgevolg met het

volledige onderzoek belast, behoudens het geval waarin een mini-instructie wordt

gevorderd. In het kader van een mini-instructie heeft de procureur des Konings de

mogelijkheid een vordering te richten tot de onderzoeksrechter om zijn toestemming te

verlenen tot het nemen van een welbepaalde maatregel, waarvoor uitsluitend de

onderzoeksrechter bevoegd is. De onderzoeksrechter zal oordelen of het al dan niet

opportuun is de welbepaalde maatregel te nemen en stuurt het dossier vervolgens terug

naar de procureur des Konings. De onderzoeksrechter heeft echter ook de mogelijkheid

om het volledige onderzoek naar zich toe te trekken, dit is het evocatierecht van de

onderzoeksrechter waarbij hij de procureur des Konings van het onderzoek ontlast (zie

infra).

67C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 905-908. 68 Voorbeelden van uitzonderingen zijn de arrestatie (art. 2 Voorlopige Hechteniswet) en de inbeslagneming (art. 35 en 35ter Sv.) Daarnaast kunnen op grond van de Wet Bijzondere Opsporingsmethoden ook nog enkele privacy schendende maatregelen bevolen worden zonder dat de tussenkomst van een onderzoeksrechter is vereist, b.v. de stelselmatige observatie en infiltratie. C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 904-905.

Page 37: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

37

Hoofdstuk 2 Politiediensten

45. Sinds de Wet Geïntegreerde Politiedienst van 7 december 1998 69 zijn de

politiediensten gestructureerd op twee niveaus, lokaal en federaal. De lokale

politiediensten zijn georganiseerd in politiezones en de federale politiedienst is bevoegd

voor het hele rijk. Binnen de politiezones wordt een verbindingsambtenaar van de

federale politie gedetacheerd om de coördinatie van de lokale opdrachten te verbeteren.

Omgekeerd kunnen leden van de lokale politie worden gedetacheerd naar de federale

politie om versterking te verlenen bij omvangrijke federale onderzoeken.70

46. De politiediensten zijn de uitvoerders van een vooronderzoek, ze handelen

principieel steeds onder het gezag van hun bevoegde overheid, het parket of de

onderzoeksrechter.71 De federale en lokale politiediensten beschikken over dezelfde

algemene bevoegdheden voor wat betreft het opsporen en vaststellen van misdrijven

(art.8 Sv.). De magistraten, namelijk de procureur des Konings en de onderzoeksrechter,

kunnen een beroep doen op beide politiediensten en hebben hierbij een

keuzemogelijkheid.72 Deze keuze zal echter afhangen van de aard van de opdracht en de

noodwendigheden van het onderzoek (art.28ter §4 en art.56 §3 Sv.). Aldus kunnen ook

beide politiediensten met een taak worden belast bij gecompliceerde zaken, zoals onder

meer in het geval van georganiseerde criminaliteit. 73 In weinig gevallen zal de

onderzoeksrechter zelf feitelijk het onderzoek leiden. Het is de politie die het onderzoek

verder uitvoert, waardoor het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek in de

praktijk weinig verschillen. 74 De vorderingen van de magistraten gericht tot de

politiediensten dienen in beginsel schriftelijk te worden gedaan, behalve in dringende

zaken kan elk communicatiemiddel worden gehanteerd. De politiediensten zijn

gehouden gevolg te geven aan deze vorderingen, behoudens het geval waarin de

69Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999. 70C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu 2009, p. 900; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 238. 71M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 27. 72Dit is het vorderingsrecht in hoofde van de procureur des Konings en de onderzoeksrechter, zie art. 28ter §4, eerste lid Sv respectievelijk art. 56 Sv. 73C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu 2009, 901 74J.B. COOREMAN, “(pogingen tot) hervorming van het strafproces”, Masterproef tot ‘Master in de rechten’, Gent, 2011-2012, 136.

Page 38: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

38

vordering kennelijk onwettelijk blijkt te zijn.75 Bij de toebedeling van de verschillende

taken aan de lokale en/of de federale politiedienst, moet de procureur des Konings

rekening houden met het strafrechtelijk beleid dat wordt bepaald door de minister van

Justitie en het college van procureurs-generaal.76 De minister van Justitie stelt tevens

richtlijnen op voor het opsporings-en vervolgingsbeleid. Het beleid en de richtlijnen zijn

bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. Het parket is aldus niet volledig

vrij in zijn keuzes omtrent het opsporen en vervolgen van misdrijven. De minister van

Justitie heeft in dit kader een richtlijn uitgevaardigd die 4 criteria vaststelt voor de

toewijzing van het onderzoek aan de federale politie. Van zodra aan één van de criteria

is voldaan, wijst de procureur des Konings in principe het onderzoek toe aan de federale

politie77 :

1. Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit of feiten in het kader van

een criminele organisatie

2. Onderzoek waarbij er nood is aan bijzondere opsporingstechnieken

3. De complexiteit van het onderzoek wegens :

a. De aard van het te onderzoeken feit of de te onderzoeken feiten

b. De aard van de te verrichten onderzoeksdaden

c. De geografische spreiding van de gespecialiseerde onderzoeksdaden

4. Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit of feiten met een

verontrustend karakter.

Aldus zal de federale politie veelal voor de meest zwaarwichtige feiten ingeschakeld

worden. De politiediensten kunnen voor bepaalde informatiegaring autonoom optreden.

De algemene beginselen betreffende deze autonome bevoegdheid worden vastgelegd bij

wet en bij de richtlijnen uitgevaardigd door de minister van Justitie in het kader van het

strafrechtelijk beleid. De politieambtenaren zijn verplicht de bevoegde gerechtelijke

overheid onmiddellijk in te lichten over informatie omtrent hun opsporingen (art. 28ter,

§2 en 28ter, §4, 2e lid Sv.). Deze verplichting is niet voorgeschreven op straffe van

75R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 83 76Het “strafrechtelijk beleid” is een geheel van maatregelen die het vervolgen van misdrijven, bestraffen van daders en het begeleiden van slachtoffers betreft. De minister van Justitie legt het strafrechtelijk beleid vast na het advies van het college van de procureurs-generaal te hebben ingewonnen. C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 902; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 255. 77C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 901.

Page 39: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

39

nietigheid en is niet substantieel. Aldus kunnen de politieambtenaren, wanneer zij

kennis krijgen van een misdaad of wanbedrijf, in de praktijk de opsporing aanvatten en

verderzetten, zonder een voorafgaande verplichting de procureur des Konings hierover

in te lichten78. Hebben de autonome opsporingen van de politiedienst een belang voor

een opsporings- of gerechtelijk onderzoek dat gevoerd wordt in een ander

arrondissement, dan moet de politiedienst de betrokken overheid hierover dadelijk

inlichten (art. 28ter, §2 Sv.).79

Hoofdstuk 3 Deskundigen

47. Een onderzoeksrechter kan steeds autonoom een deskundigenonderzoek bevelen

indien dit past binnen het kader van zijn bevoegdheden. Hij doet dit onder het toezicht

van de onderzoeksgerechten.80 Deze bevoegdheid staat nergens in de wet vermeld, maar

het wordt algemeen aanvaard dat de onderzoeksrechter dit kan doen op grond van art.

43-44 Sv.81 Het belang van het deskundigenonderzoek in een strafonderzoek is in

bepaalde gevallen uitermate groot. Het kan namelijk informatie aanbrengen uit

vakgebieden waarmee de rechter en de procespartijen niet vertrouwd zijn. 82 De

deskundige kan hierbij belast worden met alle deskundige vaststellingen en technische

adviezen die de onderzoeksrechter noodzakelijk acht. 83 In geen geval mag de

onderzoeksrechter de deskundige gelasten met een opdracht die de grenzen van de taak

van een deskundige overschrijdt en waarbij de onderzoeksrechter zijn eigen rechtsmacht

delegeert. 84 Het deskundigenonderzoek verloopt zoals alle andere

onderzoeksverrichtingen op een geheime en niet-tegensprekelijk wijze en aldus buiten

de aanwezigheid van de partijen. De vereisten van een eerlijk proces worden hierdoor

niet geschonden indien de partijen het deskundigenverslag alsnog op de terechtzitting

kunnen aanvechten.85

78Zie Cass. 6 juli 1999, Arr.Cass. 1999, nr. 412; Cass. 21 augustus 2001, RDPC 2001, 122. 79R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 288-289. 80Cass. 2 mei 1960, Pas. 1960, 1, 1020. 81Deze artikelen bieden de mogelijkheid voor de onderzoeksrechter om een deskundigenonderzoek te bevelen in het kader van de heterdaadprocedure, zie Cass. 25 oktober 1983, Arr.Cass. 19983-84, nr. 109. 82 P. TRAEST, “Enkele bedenkingen bij een wettelijke regeling van het deskundigenonderzoek in strafzaken”, Liber amicorum Alain De Nauw 2011, (809) 809-828. 83A. CHRISTIAENS en F. HUTSEBAUT, “Hoofdstuk 2 Het optreden van de gerechtsdeskundige in de verschillende stadia van het strafonderzoek”, BHDO 2009, afl. 10, (49) 68. 84R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 532. 85GwH nr. 74/98, 24 juni 1998, B.S. 25 september 1998, RW 1998-1999, 1139, noot B. DE SMET; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 1013.

Page 40: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

40

Zoals reeds eerder aangehaald, kunnen procespartijen op grond van art. 61quinquies Sv.

aan de onderzoeksrechter een verzoek richten tot het stellen van bijkomende

onderzoeksverrichtingen.86 Aldus betekent dit dat zij de onderzoeksrechter ook kunnen

verzoeken een deskundige aan te stellen. Tegen een afwijzende beslissing van de

onderzoeksrechter kan beroep aangetekend worden bij de KI binnen de 15 dagen na de

kennisgeving van de beslissing. De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij zullen

zich echter niet kunnen verzetten tegen de beslissing van de onderzoeksrechter om een

deskundigenonderzoek te bevelen.87

48. Bij bepaalde deskundigenonderzoeken is de tussenkomst van de

onderzoeksrechter noodzakelijk, maar is hij daartoe niet verplicht. Het gaat hier meer

bepaald over :

- Een vordering tot inobservatiestelling

- Een vordering tot het nemen van een DNA-analyse

De te onderzoeken persoon dient steeds de toelating daartoe te verlenen, indien

mogelijk. Een deskundigenonderzoek kan bijgevolg nooit onder dwang worden

afgenomen.88

Hoofdstuk 4 Onderzoeksrechter

4.1 Wie is de onderzoeksrechter?

49. Uit de basisliteratuur omtrent het strafrechtelijk vooronderzoek kunnen drie

belangrijke kenmerken geïdentificeerd worden die de persoon van de onderzoeksrechter

definiëren: 1) de onderzoeksrechter is een onpartijdige en onafhankelijke rechter in het

vervullen van zijn opdracht, 2) zijn opdracht bestaat in het “leiden van de zoektocht

naar de waarheid”, en 3) bij die zoektocht zoekt hij bewijzen à charge en à décharge

waar hij de verdachte en de verdediging op gelijke voet dient te behandelen (zie supra).

86Sinds de Wet van 12 maart 1998, de zgn. kleine Franchimont, kunnen naast het openbaar ministerie, nu ook andere procespartijen een verzoek tot een bijkomende onderzoeksverrichting richten tot de onderzoeksrechter op grond van art. 61quinquies Sv. 87A. CHRISTIAENS en F. HUTSEBAUT, “Hoofdstuk 2 Het optreden van de gerechtsdeskundige in de verschillende stadia van het strafonderzoek”, BHDO 2009, afl. 10, (49) 69. 88P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 212.

Page 41: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

41

Volgens VAN CAMP (2006) is een onderzoeksrechter één van de belangrijkste personen

in het ganse rechtsapparatuur. “Hij bevindt zich bij de aanvang van het onderzoek

tegenover een persoon die volgens recht en rede onschuldig wordt geacht. Dikwijls

beschikt hij slechts over zeer broze gegevens. In die toestand staat hij alleen om

diepgaande maatregelen te nemen op gevaar onherstelbare schade aan te richten of

anderzijds zijn onderzoek te zien verwateren en mislukken89” Het leiden van een

gerechtelijk onderzoek vereist meer dan een louter theoretisch juridische vorming,

tevens dient de persoon van een onderzoeksrechter over een zekere mensenkennis, tact

en talenkennis te beschikken. Hij moet als het ware de listen van misdadigers kunnen

doorzien, waarvoor hij bepaalde specifieke takken van de geneeskunde en

handelsboekhouding machtig zal moeten zijn90.

4.1.1 Het actueel statuut van de onderzoeksrechter

50. De wet stelt uitdrukkelijk dat parallelle onderzoeken door het parket in principe

uitgesloten zijn zodra de onderzoeksrechter met het dossier is belast. (nieuw art. 28

quater al. 3 Sv.) De opsporingsplicht en het opsporingsrecht van de procureur des

Konings houdt hier dus principieel op te bestaan, onverminderd de vordering inzake de

mini-instructie (nieuw art. 28septies Sv., zie infra) en voor zover de met de zaak belaste

onderzoeksrechter niet zou beslissen het gehele onderzoek zelf voort te zetten ingevolge

zijn evocatierecht, waarover verder meer. 91

Vroeger bepaalde het oude artikel 47 Sv. dat bij elk wanbedrijf of elke misdaad de

procureur des Konings een gerechtelijk onderzoek moest vorderen. Enkel bij de

vergaring van voldoende bewijsgegevens door het politieonderzoek kon de procureur

des Konings rechtstreeks dagvaarden voor het vonnisgerecht, waardoor een gerechtelijk

onderzoek niet vereist was.92

In het begin van de 20ste eeuw begon het openbaar ministerie meer en meer het heft in

handen te nemen, door steeds meer zelf te gaan onderzoeken en minder snel een

gerechtelijk onderzoek te vorderen. Het Hof van Cassatie bevestigde tevens het recht

89C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, Antwerpen, Standaard, 1959, 25. 90C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, Antwerpen, Standaard, 1959, 102. 91P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 55 en 69. 92DE SMET, B., “Mini-instructie” in VANDEPLAS, A. (ed.), Strafrecht en strafvordering, ‘Artikelsgewijze’, commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2012, losbl. 1-26.

Page 42: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

42

van het openbaar ministerie om zelf een onderzoek te voeren93. Twee oorzaken liggen

hier waarschijnlijk aan de grondslag. Enerzijds het ontstaan van de gerechtelijke politie,

die in 1919 inzake het onderzoek gespecialiseerder werd dan de onderzoeksrechter.

Anderzijds ontstond het opportuniteitsbeginsel, dat het openbaar ministerie bevoegd

maakte om zaken te seponeren wanneer zij dit opportuun achtte.94 Uiteindelijk leidde dit

tot een evolutie waarbij de onderzoeksrechter enkel verplicht gevorderd wordt bij niet-

correctionaliseerbare misdaden en wanneer dwangmaatregelen vereist zijn.

4.1.2 Wijze waarop de onderzoeksrechter geadieerd wordt

a) Vordering tot onderzoek (art. 47 Sv.)

51. Het is dus de procureur des Konings die via art. 47 Sv. een zaak bij de

onderzoeksrechter aanhangig kan maken. Principieel dient dit te gebeuren aan de hand

van een schriftelijke vordering, maar het is niet vereist dat deze schriftelijke vordering

wordt opgesteld alvorens de eerste onderzoeksverrichtingen werden uitgevoerd95. Zo zal

de procureur des Konings wanneer hij ’s nachts wordt opgebeld door de politie in

verband met een moord, de onderzoeksrechter eerst telefonisch verwittigen, de

schriftelijke vordering volgt meestal de dag erna. 96 Indien deze substantiële

vormvereiste, namelijk het op schrift stellen van een vordering, uiteindelijk niet wordt

nageleefd zullen de daden van het gerechtelijk onderzoek nietig zijn. Afgezien van deze

substantiële vormvereiste is de vordering tot onderzoek aan geen enkele andere

formaliteit onderworpen.

Het openbaar ministerie zal slechts een gerechtelijk onderzoek vorderen indien het

daartoe wettelijk verplicht is. Dit is onder meer het geval van zodra dwangmaatregelen

moeten genomen worden waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is of in het

geval van ernstige misdaden die verwezen moeten worden naar het Hof van Assisen,

aldus niet-correctionaliseerbare misdaden. Met de invoering van de mini-instructie (zie

infra) en de mogelijkheid voor het openbaar ministerie sinds de wet van 11 juli 1994

93Cass. 20 maart 1916, Pas. 1915-16, I, 310. 94B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 96-97. 95Cass. 2 februari 2011, RW 2011-2012, 1383, noot B. DE SMET. 96Brussel, 14 november 2001, noot A. VANDEPLAS, “Over de vordering tot een gerechtelijk onderzoek.”, RW 2002-2003, nr. 21, 825.

Page 43: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

43

om bepaalde misdaden te correctionaliseren, daalde aldus het aantal wettelijke gevallen

waarin de vordering tot een gerechtelijk onderzoek verplicht was.97

b) Klacht met burgerlijke partijstelling (art. 63 Sv.)

52. Degene die beweert benadeeld te zijn door een wanbedrijf of misdaad kan ervoor

opteren een burgerlijke vordering in te stellen voor de strafrechter. Werd de

strafvordering nog niet op gang gebracht door het openbaar ministerie, dan kan dit door

middel van een burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter98. Wanneer het

openbaar ministerie de strafvordering reeds op gang bracht kan de benadeelde zich

omtrent de desbetreffende feiten alsnog burgerlijke partij stellen bij de

onderzoeksrechter bij wijze van voeging. Een loutere aangifte of klacht volstaat niet om

een onderzoeksrechter te adiëren. 99 De burgerlijke partijstelling voor de

onderzoeksrechter zorgt ervoor dat zowel de strafvordering, uitgaande van het openbaar

ministerie, als de burgerlijke vordering van de benadeelde samen worden ingesteld.

Deze burgerlijke partijstelling moet niet aan bepaalde vormvereisten voldoen om geldig

te zijn, ze kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Het proces-verbaal dat

ondertekend wordt door de onderzoeksrechter, levert namelijk het bewijs ervan.100 De

onderzoeksrechter mag de klacht met burgerlijke partijstelling niet weigeren te acteren

noch mag hij de klacht naast zich neerleggen. Hij is echter niet bevoegd om over de

ontvankelijkheid noch de gegrondheid van de klacht met burgerlijke partijstelling te

oordelen.101

c) Auto-saisine bij betrapping op heterdaad (art. 59 Sv.)

53. De onderzoeksrechter kan tevens zichzelf adiëren zonder dat hij een vordering

van het openbaar ministerie noch van een burgerlijke partij moet afwachten. Dit is het

97B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 116-117. 98De benadeelde kan ook rechtstreeks een beweerde dader van een misdrijf dagvaarden voor het vonnisgerecht ( art. 145 en 182 Sv.) 99Cass. 18 juni 1973, Arr. Cass. 1973, 1020. 100DECLERCQ, R., Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 269. 101R. VERSTRAETEN, “De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling en de beoordeling ervan in de onderzoeksfase”, R.W. 1994-1995, (777) 779-780.

Page 44: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

44

geval bij betrapping op heterdaad. De bevoegdheden van onderzoeks- en

vervolgingsmagistraat versmelten als het ware.102

d) De “mini-instructie”

54. Zoals eerder aangehaald, werd bij de voorbereiding van de Wet Franchimont een

discussie gevoerd omtrent het al dan niet behouden van de figuur van de

onderzoeksrechter. Het alternatief was de invoering van een rechter van het onderzoek.

De rechter van het onderzoek zou niet over een permanente leiding van het onderzoek

beschikken en zou enkel kunnen tussenkomen in het onderzoek wanneer hij gevorderd

wordt om bepaalde dwangmaatregelen te beoordelen(zie infra). Aldus opteert men hier

voor een meer accusatoir strafproces. De Wet Franchimont koos ervoor de instelling

van de onderzoeksrechter te behouden. De belangrijkste overweging voor deze keuze

was dat de rechter van het onderzoek geen voldoende overzicht over de zaak heeft en

bijgevolg niet in staat is om de dwangmaatregel te beoordelen, zodat er een risico

bestaat dat de waarborgen voor de rechtsonderhorigen in gedrang komen.103

Niettegenstaande de keuze voor het behoud van de figuur van de onderzoeksrechter,

heeft de wetgever ervoor gezorgd dat niet steeds een volledig gerechtelijk onderzoek

moet gevoerd worden van zodra er dwangmaatregelen vereist zijn. Dit noemt men het

systeem van de mini-instructie. Art. 28septies Sv. stelt hierover het volgende: “De

procureur des Konings kan de onderzoeksrechter vorderen een onderzoekshandeling te

verrichten waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is, zonder dat een

gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld. Na de uitvoering van de door de

onderzoeksrechter verrichte onderzoekshandeling beslist deze of hij het dossier

terugzendt aan de procureur des Konings die instaat voor de voortzetting van het

opsporingsonderzoek, dan wel of hij het onderzoek zelf voortzet. Tegen deze beslissing

staat geen rechtsmiddel open.” Tevens geeft de wet uitdrukkelijk weer welke

handelingen niet kunnen worden gevorderd via de mini-instructie en waarbij dus een

volledig gerechtelijk onderzoek vereist is. Zo zien we dat een mini-instructie niet

mogelijk is voor:

102C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 932; Een op heterdaad ontdekt misdrijf is volgens art. 41, al 1 Sv. “een misdrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd, of onmiddellijk daarna” C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 905. 103R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 388-389.

Page 45: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

45

- een bevel tot aanhouding zoals bedoeld in art. 16 van de Wet van 20 juli 1990

betreffende de voorlopige hechtenis.

- Een volledig anonieme getuigenis zoals bedoeld in art. 86bis Sv.

- Het afluisteren of opnemen van privé(tele)communicatie bedoeld in art. 90ter

Sv.

- Een observatie met technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een

woning, een lokaal gebruikt voor beroepsdoeleinden of een woonplaats van een

advocaat of arts als bedoel in art. 56bis, 2de lid Sv.

- Een inkijkoperatie zoals bedoel in art. 89ter Sv. 104

- Een huiszoeking.

55. Enkel de procureur des Konings kan een mini-instructie vorderen, een mini-

instructie is aldus eenzijdig. De inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij

beschikken in het kader van een gerechtelijk onderzoek enkel over het recht om

bijkomende onderzoekshandelingen te vragen aan de onderzoeksrechter.105

56. Toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck stelde dat : “De mini-instructie

bedoeld is om de onderzoeksrechter te ontlasten van kleinere relatief eenvoudige

strafzaken, zodat deze zich vooral kan wijden aan complexe zaken en de relatief zware

procedure verbonden aan het gerechtelijk onderzoek voor deze eenvoudige strafzaken

kan vermijden. Door bepaalde dwangmiddelen uit te sluiten van mini-instructie en een

evocatierecht toe te kennen aan de onderzoeksrechter, wordt vermeden dat het

104Met de eerste B.O.M.-Wet van 6 januari 2003 kon de procureur des Konings, mits toelating van de onderzoeksrechter, observeren en een inkijkoperatie verrichten in een woning met behulp van technische middelen, zonder dat de onderzoeksrechter gerechtigd was de zaak naar zich toe te trekken. Zie : Wet 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, B.S. 12 mei 2003; Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter dat deze dwangmaatregelen een inbreuk betekenden op het privéleven van verdachten of derden en dat zij dus steeds moeten leiden tot een gerechtelijk onderzoek. Zie: GwH 21 december 2004, nr. 202/2004, B.S. 6 januari 2005. Beide maatregelen werden aan de hand van de B.O.M.-Reparatiewet van 27 december 2005 dan ook opgenomen in de lijst van art. 28septies waarvoor steeds een gerechtelijk onderzoek vereist is. Zie : Art. 3 Wet 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit, B.S. 30 december 2005. 105Zie art. 61quinquies Sv.

Page 46: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

46

gerechtelijk onderzoek zou worden uitgehold of dat bepaalde fundamentele rechten in

het gedrang zouden komen.106

Indien de procureur des Konings een mini-instructie vordert, zal hij uitdrukkelijk

moeten verwijzen naar art. 28septies Sv. en moeten verduidelijken welke

onderzoekshandelingen gesteld moeten worden. De onderzoeksrechter zal na de

uitvoering van de dwangmaatregel het dossier terugzenden aan de procureur des

Konings, die vervolgens het opsporingsonderzoek voortzet. Weigert de

onderzoeksrechter de dwangmaatregel uit te voeren, dan kan het parket hiertegen

beroep aantekenen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling.107 Deze procedure kan

meerdere keren herhaald worden tijdens het opsporingsonderzoek zonder dat telkens

dezelfde onderzoeksrechter dient gevorderd te worden.108 Dit lijkt echter de meest

opportune weg om te bewandelen, aangezien de onderzoeksrechter reeds vertrouwd is

met de zaak.

De wetgever kent tevens aan de onderzoeksrechter een evocatierecht toe, wat inhoudt

dat de onderzoeksrechter de keuze heeft om het dossier niet terug te zenden aan de

procureur des Konings en toch zelf het volledige onderzoek voort te zetten.109 Hiertegen

staat geen rechtsmiddel open. Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de

onderzoeksrechter niet verplicht is de door de procureur des Konings gevorderde

dwangmaatregel uit te voeren vooraleer hij toepassing kan maken van zijn

evocatierecht. De onderzoeksrechter die gebruik wil maken van het evocatierecht, moet

dit echter wel uitdrukkelijk, schriftelijk en tijdig ter kennis brengen van de procureur

des Konings.110Heeft de onderzoeksrechter zich onregelmatig geadieerd dan kan de

tussenkomst van de KI toch gevorderd worden door het openbaar ministerie op basis

van art. 136, 1e lid Sv. en kan deze het dossier onverwijld terug overmaken aan de

procureur des Konings met het oog op de regeling van de rechtspleging.

106R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 389; DE SMET, B., “Mini-instructie” in VANDEPLAS, A. (ed.), Strafrecht en strafvordering, ‘Artikelsgewijze’ commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2012, losbl., (1) 6; Memorie van Toelichting, 19 december 1996, Parl. St. Kamer 1996-1997, nr. 857/1, 37-38. 107C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 932. 108H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, Die Keure, 2010, 507. 109J. VAN GAEVER, “De autosaisine van de onderzoeksrechter in het mini-onderzoek”, T. Strafr. 2008, (387) 387-389. 110J. VAN GAEVER, “De autosaisine van de onderzoeksrechter in het mini-onderzoek”, T. Strafr. 2008, (387) 388-389.

Page 47: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

47

57. Indien de procureur des Konings een onderzoekshandeling vordert die uitgesloten

is van het toepassingsgebied van art. 28septies Sv. of indien de onderzoeksrechter de

dwangmaatregel niet wil uitvoeren dan moet hij een strijdig bevel afleveren. De

onderzoeksrechter kan dan, volgens de meerderheid, ofwel het dossier terugzenden naar

de procureur des Konings of hij maakt gebruik van zijn evocatierecht.111 Sommigen

gaan met deze visie echter niet akkoord en stellen dat wanneer de onderzoeksrechter de

onderzoekshandeling weigert uit te voeren, hij de zaak niet kan evoceren maar enkel het

dossier kan terug sturen naar de procureur des Konings.112 De procureur kan dan nog

steeds indien hij het noodzakelijk acht de zaak terugsturen naar de onderzoeksrechter

voor een volledig gerechtelijk onderzoek.

58. De standpunten in de rechtsleer omtrent de mini-instructie zijn verdeeld. De

onderzoeksrechter die gevorderd is bij wijze van mini-instructie gedraagt zich als het

ware als een rechter van het onderzoek. De creatie van de mini-instructie is aldus een

soort van compromis tussen een rechter van het onderzoek en een onderzoeksrechter.

Het abrupt invoeren van een rechter van het onderzoek zou volgens G. VAN HEES en P.

PONSAERS de waarborgen van de rechtsonderhorigen sterk in het gedrang kunnen

brengen. We neigen echter steeds meer naar een rechter van het onderzoek aangezien de

onderzoeksrechter, door de grote werklast, maar sporadisch gebruik maakt van zijn

evocatierecht. Op die manier gebeuren de meeste handelingen in de praktijk grotendeels

door de politiediensten.113

4.1.3 Saisine m.b.t. de feiten

59. De onderzoeksrechter is enkel geadieerd voor de feiten die door het openbaar

ministerie of de burgerlijke partij in de akte van aanhangig making worden

aangegeven.114 De onderzoeksrechter zal enkel onderzoeksdaden mogen stellen met

betrekking tot die feiten. Overschrijdt hij zijn bevoegdheid dan zullen de verrichte 111J. VAN GAEVER, “De autosaisine van de onderzoeksrechter in het mini-onderzoek”, T. Strafr. 2008, (387) 388 112M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter: acht (Octopus)- armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys en Breesch, 1998, nr. 166. 113 G. VAN HEES, en P. PONSAERS, “In eer en geweten. Case-study over het werk van een onderzoeksrechter in een grootstedelijk gerechtelijk arrondissement”, Orde van de dag 2004, afl. 28, ((29) 34. 114Cass. 29 maart 1994, Arr. Cass. 1994, nr. 154.

Page 48: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

48

onderzoekshandelingen nietig zijn.115 Dit is het gevolg van de onbevoegdheid van de

onderzoeksrechter om, buiten een betrapping op heterdaad, zelf een onderzoek op te

starten zonder dat hij hiervoor geadieerd werd. Volgens A. DE NAUW zorgt deze

onbevoegdheid er juist voor dat de onderzoeksrechter in staat is onafhankelijk en

onpartijdig te handelen. Aangezien hij zich niet inlaat met de vervolging van de

misdrijven kan hij aldus de partijen op voet van gelijkheid behandelen. 116 De

onderzoeksrechter mag de feiten aangeduid in de akte van aanhangig making ook niet

uitbreiden tot feiten die volgens zijn oordeel samenhangend zijn of een collectief of

voortgezet misdrijf betreffen. Deze beoordeling komt uitsluitend toe aan de

feitenrechter.117 Indien de onderzoeksrechter in de loop van het gerechtelijk onderzoek

nieuwe feiten ontdekt, moet hij hiervan de procureur des Konings overeenkomstig art.

56 §1, lid 6 Sv. op de hoogte brengen. De procureur des Konings kan dan een

uitbreidende vordering tot onderzoek nemen, de zaak seponeren of rechtstreeks

dagvaarden voor het vonnisgerecht. Daarenboven is overeenkomstig art. 56 §1, lid 7 Sv.

de onderzoeksrechter verplicht de federale procureur en de procureur des Konings in

kennis te stellen van de inlichtingen en informatie die hij in de loop van een gerechtelijk

onderzoek verkregen heeft en die wijzen op een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de

openbare veiligheid en de volksgezondheid. Oefenen de federale procureur of

onderzoeksrechter zelf118 de strafvordering uit, dan zal de onderzoeksrechter uitsluitend

de federale procureur in kennis moeten stellen.119 In de akte van aanhangig making

wordt tevens een strafrechtelijke kwalificatie aan de feiten gegeven. Deze

strafrechtelijke kwalificatie bindt de onderzoeksrechter niet. Hij kan ze telkens naar

eigen goeddunken aanpassen.120

4.2 Taak van de onderzoeksrechter

4.2.1 Algemeen

115Luik 2 februari 2009, JLMB 2009, afl. 14, 652-655. 116 A. DE NAUW, “Welgekomen verfijning van de regels betreffende de adiëring van de onderzoeksrechter”, (noot onder Cass. 4 februari 1997), R. Cass. 1997, (383) 384. 117 A. DE NAUW, “Welgekomen verfijning van de regels betreffende de adiëring van de onderzoeksrechter”, (noot onder Cass. 4 februari 1997), R. Cass. 1997, (383) 387-388; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 425-427. 118Wetsontwerp tot wijziging van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 863/1, 6. 119R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 427. 120Cass. 11 december 1990, Arr. Cass. 1990-1991, nr. 183.

Page 49: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

49

60. De onderzoeksrechter heeft als taak het gerechtelijk onderzoek uit te voeren i.e.

het zoeken naar de waarheid omtrent de te onderzoeken feiten. Om deze taak uit te

voeren, kan hij verschillende onderzoeksdaden stellen. Nergens in het Wetboek van

Strafvordering is echter een exhaustieve opsomming terug te vinden over de

onderzoeksdaden die de onderzoeksrechter kan uitvoeren tijdens een gerechtelijk

onderzoek. Toch zijn er bepaalde artikelen die handelen over bepaalde onderzoeksdaden

van de onderzoeksrechter. Zo worden het plaatsbezoek (ar. 62 Sv.), het verhoor van

getuigen (art. 71-86quinquies Sv.), de huiszoeking en de inbeslagneming (art. 87-90

Sv.), het bevel tot opsporen van telefoonnummers (art. 88bis Sv.), het onderzoek aan het

lichaam (art. 90bis Sv.), het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-

(tele)communicatie (art. 90ter-90decies Sv.), het DNA-onderzoek (art. 90undecies Sv.),

de maatregelen ten aanzien van rechtspersonen (art. 91 Sv.) en het verhoor van

minderjarigen (art. 91bis-101 Sv.) vermeld in het Wetboek van Strafvordering.121

Met behulp van deze onderzoeksdaden bestaat de taak van de onderzoeksrechter erin te

zoeken naar de waarheid omtrent de te onderzoeken feiten. Alle gegevens die het

onderzoek bevorderen, moeten worden verzameld. De onderzoeksrechter heeft ruime

bevoegdheden, hij mag in beginsel alle onderzoeksdaden uitoefenen die hij nuttig acht

voor het onderzoek.122 Dit onderzoek moet de rechtscolleges in staat stellen met kennis

van zaken te oordelen over een aangebrachte zaak. De onderzoeksrechter heeft de

opdracht bewijzen à charge en à décharge te verzamelen, dus zowel bezwarend als

ontlastend bewijsmateriaal voor de verdachte. Bij de zoektocht naar de waarheid kan de

onderzoeksrechter autonoom oordelen of het al dan niet noodzakelijk is dwang te

gebruiken of een inbreuk te plegen op de rechten en vrijheden van personen (art. 56 §1,

lid 5 Sv.). Deze bevoegdheid mag hij enkel gebruiken met als doel de waarheid te

achterhalen. 123 De zelfstandige onderzoeksbevoegdheid onderscheidt de

onderzoeksrechter van de rechter van het onderzoek, die slechts tussenkomt op vraag

van de verdachte, het slachtoffer of het openbaar ministerie. Enkel bij de mini-instructie

zal de onderzoeksrechter uitsluitend tussenkomen voor wat betreft de gevraagde

onderzoeksmaatregel.

121R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 468. 122Cass. 2 mei 1960, Pas. 1960, I, 1020. 123R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 469.

Page 50: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

50

61. De onderzoeksrechter is tevens niet verplicht gevolg te geven aan de vorderingen

van de procureur des Konings om onderzoeksdaden te verrichten. Hij is ook niet

verplicht in te gaan op vragen van de inverdenkinggestelde124 of de burgerlijke partij om

bijkomende onderzoeksdaden te stellen zoals voorzien in art 61quinquies Sv. (zie

supra). In tegenstelling tot vroeger, is de onderzoeksrechter wel verplicht zijn

weigeringsbeslissing te motiveren binnen een welbepaalde termijn 125 . Wijst de

onderzoeksrechter het verzoek af, of willigt hij het verzoek in dan kunnen

respectievelijk de verzoeker en het parket hoger beroep aantekenen bij de Kamer van

Inbeschuldigingstelling. De KI zal hierop een volwaardige controle uitvoeren, zowel

een legaliteits- als een opportuniteitscontrole.

De mogelijkheid voor de partijen om een dergelijk verzoek te richten tot de

onderzoeksrechter, heeft gezorgd voor een groter evenwicht in het gerechtelijk

onderzoek. Het monopolie met betrekking tot de interventiemogelijkheden, ligt niet

langer uitsluitend bij het openbaar ministerie. Ook de partijen kunnen het gerechtelijk

onderzoek nu mee sturen. Toch zal de onderzoeksrechter zich moeten behoeden voor

dwaalsporen, zodat hij steeds de greep op het onderzoek behoudt.126

62. De onderzoeksrechter voert aldus een autonoom en onafhankelijk beleid in het

kader van zijn onderzoek, zonder gebonden te zijn door richtlijnen uitgevaardigd door

de minister van Justitie. Dit in tegenstelling tot het openbaar ministerie dat gebonden is

door het strafrechtelijk beleid en de richtlijnen ingegeven door de minister van Justitie

(zie supra). De onderzoeksrechter wordt dan ook soms als stoorzender in het ganse

strafrechtelijk beleid beschouwd (zie infra).

4.2.2 Nieuwe taken ingevolge het Salduz-arrest

124 Wanneer spreken we over een inverdenkinggestelde zie voetnoot 16; B. MEGANCK, “De inverdenkingstelling”, T. Strafr. 2013, afl. 1, (30) 30-31. 125Binnen een maand na de indiening van het verzoekschrift van de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij, dient de onderzoeksrechter, op straffe van nietigheid, uitspraak te doen omtrent het verzoekschrift. Bevindt één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis dan zal de onderzoeksrechter binnen een termijn van 8 dagen een uitspraak moeten doen. De onderzoeksrechter kan het verzoek afwijzen om 2 redenen. Dit kan ofwel omdat de maatregel niet noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen, ofwel omdat de maatregel nadelig is voor het onderzoek. C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 946-947. 126A. BLOCH, “Enkele bedenkingen over het gerechtelijk onderzoek geregeld door de Wet Franchimont”, Orde van de dag 1999, afl. 5, (9) 30.

Page 51: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

51

63. De laatste jaren werd de onderzoeksrechter geconfronteerd met de invoering van

nieuwe rechten voor de partijen tijdens het verhoor, door de invoering van een nieuwe

wet dd. 13 augustus 2011, in navolging van het Salduz-arrest. Het doel hiervan was het

recht op een eerlijk proces voor de partijen verstevigen. Hierdoor verkreeg de

onderzoeksrechter verschillende nieuwe taken binnen het gerechtelijk onderzoek.

64. In het Salduz-arrest dd. 27 november 2008 sprak de Grote Kamer van het EHRM

zich met unanimiteit uit over het feit dat de lidstaten moeten voorzien in een recht op

toegang tot een advocaat vanaf het eerste politieverhoor. Er zou volgens het EHRM een

onherstelbare inbreuk zijn op de rechten van verdediging indien de verdachte een

belastende verklaring zou afleggen tijdens een politieverhoor zonder bijstand van een

advocaat.127 De toegang tot een advocaat vanaf het eerste politieverhoor waarborgt een

eerlijk proces zoals voorzien in art. 6 EVRM. Dit specifieke recht op bijstand van de

advocaat, zoals vermeld in art. 6, 3, c EVRM, bepaalt echter niet wat de draagwijdte is

van de bepaling. Bijgevolg verkrijgen de lidstaten ter zake een vrije keuze in de

middelen om dit recht te waarborgen, op voorwaarde dat het recht effectief en concreet

gewaarborgd wordt. Het EHRM heeft ter zake een 90-tal arresten geveld waarin

dezelfde principes terugkomen.128 De Belgische wetgever kon dus niet langer passief

blijven en werkte dan ook een regeling uit met betrekking tot de bijstand van de

advocaat bij het verhoor in de Salduz-wet dd. 13 augustus 2011.129 Deze wet trad pas in

werking op 1 januari 2012. Één van de redenen hiervoor was dat de politie nog niet

voldoende was opgeleid om de wet op een behoorlijke wijze te implementeren en er nog

interne richtlijnen moesten worden uitgeschreven. Onder invloed van de Salduz-wet

werden een aantal wijzigingen doorgevoerd in het Wetboek van strafvordering en de

Voorlopige Hechteniswet. Bijgevolg zorgde de Salduz-wet voor een groot aantal

vernieuwingen130:

127P. DE HERT en T. DECAIGNY, “De uitwerking door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van het recht op toegang tot een advocaat bij het (politie)verhoor” in P. DE HERT en T. DECAIGNY (eds.), De advocaat bij het verhoor. Een stand van zaken, Kortrijk-Heule, UGA, 2010, 14. 128Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 4. 129Wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5 september 2011. 130 Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 6-9.

Page 52: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

52

- Ten eerste voert de Salduz-wet in art. 47bis Sv. het zwijgrecht131 en de

mededeling ervan expliciet in. Voorheen werd het recht om te zwijgen

beschouwd als een algemeen rechtsbeginsel, maar werd het nooit expliciet

ingeschreven in de wet.132 Dit recht komt toe, zowel aan verdachten als aan

getuigen en slachtoffers.133

- Ten tweede verkrijgt elke ondervraagde en de persoon die tevens een verdachte

is, sinds de Salduz-wet, een beknopte mededeling van de aard van de feiten

waarover hij verhoord zal worden. (art. 47bis Sv.). Daarenboven zullen,

ingevolge de herziene omzendbrief van het college van procureurs-generaal,

COL 8/2011 dd. 13 juni 2013, de politie en het parket verplicht worden aan een

verdachte die niet van zijn vrijheid werd benomen, mede te delen dat hij niet van

zijn vrijheid wordt benomen en bijgevolg op elk ogenblik kan gaan en staan

waar hij wil.134

- Ten derde werd in de Salduz-wet voorzien in een recht op bijstand van een

advocaat. Dit kreeg onder meer vorm door aan de verdachte het recht te geven

op een vertrouwelijk overleg met de advocaat, voorafgaand aan het eerste

verhoor over misdrijven die hem ten laste kunnen worden gelegd. (art. 47bis §2

Sv.)135 Dit recht geldt zowel ten aanzien van aangehouden verdachten als ten

aanzien van niet aangehouden verdachten, die verhoord worden over misdrijven

die aanleiding kunnen geven tot het verlenen van een bevel tot aanhouding136.

Enkel personen die van hun vrijheid werden beroofd hebben effectief recht op

131Dit is het recht zichzelf niet te beschuldigen. 132Het zwijgrecht wordt opgedeeld in twee varianten. De ene lichte variant houdt in dat aan elkeen die wordt verhoord, wordt meegedeeld dat hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen. Dit geldt zowel voor de verdachte, het slachtoffer, de getuige als de aangever van het misdrijf. De tweede zware variant houdt in dat aan de verdachte moet worden meegedeeld dat hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen en hij de keuze heeft om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de vragen dan wel te zwijgen, zie in Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 6. 133Omzendbrief COL 8/2011, 23 september 2011, houdende ‘Saldzrichtlijnen, 15; Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een Belgisch strafprocesrecht, 14. 134Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een Belgisch strafprocesrecht, 14. 135 Het zogenaamde ‘consultatierecht’. 136Voor de herziene versie van de COL 8/2011 dd. 13 juni 2013 kon dit ook indien het zware verkeersmisdrijven betrof. Het Grondwettelijk Hof achtte het echter disproportioneel om bepaalde verkeersmisdrijven uit te sluiten van het toepassingsgebied van de voorafgaande consultatie. Het Grondwettelijk Hof vernietigde bijgevolg deze uitsluiting, waardoor nu tevens voor alle verkeersmisdrijven, waarop een gevangenisstraf staat van een jaar of meer, een voorafgaande consultatie mogelijk is, zie in T. DECAIGNY en P. DE HERT, “Grondwettelijk Hof schaaft aan Salduz-wet”, Juristenkrant 2013, (1) 1-2.

Page 53: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

53

bijstand van een advocaat tijdens het verhoor gedurende de eerste 24 uur van

hun vrijheidsberoving. De advocaat zal opmerkingen kunnen maken, maar hij

mag geen pleidooi voeren. De termijn van vrijheidsberoving kan maximaal 24

uur duren137, het is de termijn waarbinnen de verdachte voor de procureur des

Konings of de onderzoeksrechter moet worden gebracht. Er werd nu echter

voorzien in een mogelijkheid voor de onderzoeksrechter om deze termijn te

verlengen ingeval er zich ernstige aanwijzingen van schuld en bijzondere

omstandigheden voordoen. De onderzoeksrechter verleent dan een gemotiveerd

bevel tot verlenging, maar ook deze verlening heeft een maximumduur van 24

uur vanaf de betekening van het bevel.138

- Ten slotte werd in de Salduz-wet ook voorzien in een bijstand van de advocaat

tijdens de eerste ondervraging door de onderzoeksrechter in het kader van art. 16

van de wet op de voorlopige hechtenis. Ook dit recht komt dus enkel toe aan

verdachten die van hun vrijheid werden beroofd.139

65. We stellen vast dat de invoering van de nieuwe rechten trapsgewijs140 werd

opgebouwd: hoe zwaarder het misdrijf, hoe meer rechten worden toegekend aan de

verdachte bovenop de reeds verworven rechten.141 In België zijn de wetten inzake het

strafprocesrecht in principe onmiddellijk van toepassing en zonder terugwerkende

kracht, alsook de zogenaamde Salduz-wet.142 De rechter ten gronde staat vandaag de

dag dus voor een delicate kwestie: wordt hij geconfronteerd met een verdachte die,

voordat de Salduz-wet in werking trad, een bekentenis aflegde bij de politie of de

onderzoeksrechter, zonder dat daarbij een advocaat aanwezig was en die nadien de

bekentenis terug intrekt, dan kan de rechter ten gronde de veroordeling van de verdachte

niet “uitsluitend of in overheersende mate” baseren op die bekentenis. Diezelfde

delicate kwestie doet zich voor in hoofde van de onderzoeksrechter. Deze laatste mag

137Art. 12 GW. 138Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 6-9. 139Omzendbrief Col. 8/2011 van 23 september 2011 houdende ‘Salduzrichtlijnen, 15. 140 Een aangepaste versie van de Salduztrap ingevolge de herziene COL 8/2011 op 13 juni 2013 zie in bijlage A, Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een Belgisch strafprocesrecht, 14. 141P. PONSAERS, J. TERPSTRA, C. DE POOT, M. BOCKSTAELE en L.G. MOOR, Vernieuwing in de opsporing, Antwerpen, Maklu, 2013, 166. 142 F. LUGENTZ, “De onderzoeksrechter en de salduzwet” in F. GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT, De Salduz-regeling: theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 190.

Page 54: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

54

geen aanhoudingsbevel uitvaardigen en zich daarvoor louter baseren op ernstige

aanwijzingen van schuld die voortvloeien uit belastende verklaringen, afgelegd door de

inverdenkinggestelde zonder de bijstand van een advocaat.143 De onderzoeksrechters,

magistraten van het openbaar ministerie en de politiediensten dienen vandaag aldus de

nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen om ervoor te zorgen dat het volledige

dossier niet wordt onderuit gehaald door procedurefouten.

Het EHRM voorzag daarenboven in de mogelijkheid voor de procureur des Konings en

de onderzoeksrechter om af te wijken van de rechten toegekend door de Salduz-wet,

indien dwingende redenen, eigen aan de zaak, voorhanden zijn.144 Dit is bijvoorbeeld

mogelijk indien het een ontvoeringszaak betreft, waarbij snel moet gereageerd worden

om het slachtoffer te lokaliseren dat mogelijks in levensgevaar is. Van de Salduz-

rechten kan bijvoorbeeld ook worden afgeweken wanneer het een ernstige zaak van

terrorisme betreft, waarbij de algemene veiligheid mogelijk in gevaar wordt gebracht.145

Elke afwijking dient wel gemotiveerd te worden en mag niet op een algemene wijze

worden geformuleerd, waardoor bepaalde categorieën van misdrijven zouden worden

uitgesloten.146

Hoofdstuk 5 De Raadkamer

66. Beslist de onderzoeksrechter dat zijn onderzoek is afgerond, dan maakt hij het

dossier over aan de procureur des Konings. Dit noemt men de beschikking tot

mededeling. De procureur kan vervolgens twee wegen op gaan: ofwel vordert hij de

regeling der rechtspleging voor de raadkamer, dit noemt men de eindvordering, ofwel

vordert hij een aanvullend onderzoek voor de onderzoeksrechter. Een

opsporingsonderzoek daarentegen kan zonder deze tussenfase worden afgesloten.147

143 F. LUGENTZ, “De onderzoeksrechter en de salduzwet” in F. GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT, De Salduz-regeling: theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 191. 144 Een voorbeeld van een dwingende reden kan een zaak van terrorisme zijn, waarbij de openbare veiligheid in het gedrang komt. Een ander voorbeeld is een ontvoeringszaak waarbij snel moet gehandeld worden om het slachtoffer te lokaliseren dat in levensgevaar verkeert, zie in Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 10. 145Omzendbrief Col. 8/2011 van 23 september 2011 houdende ‘Salduzrichtlijnen, 69. 146Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1279/005, 11. 147A. BLOCH, “Enkele bedenkingen over het gerechtelijk onderzoek geregeld door de Wet Franchimont”, Orde van de dag 1999, afl. 5, (9) 32-33.

Page 55: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

55

Vordert de procureur de regeling der rechtspleging, dan zal de raadkamer, en in graad

van hoger beroep de Kamer van Inbeschuldigingstelling, beslissen over de afsluiting

van het onderzoek. In tegenstelling tot de Kamer van Inbeschuldigingstelling, kan de

raadkamer niet op elk ogenblik van het onderzoek ambtshalve tussenkomen. Bovendien

blijft de onderzoeksrechter zijn rechtsmacht behouden tot de raadkamer de

rechtspleging regelt en een beschikking uitvaardigt.148 De onderzoeksrechter behoudt

aldus de macht om een onderzoeksdaad uit te voeren.149 De regeling der rechtspleging

verliep bij wet van 12 maart 1998 verplicht in 2 fasen. In de eerste fase stelt men het

dossier ter beschikking van de partijen zodat deze ook hier de mogelijkheid krijgen om

bijkomende onderzoekshandelingen te vragen overeenkomstig art. 61quinquies Sv. voor

de onderzoeksrechter. Het komt dan toe aan de onderzoeksrechter om het verzoek tot

het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen al dan niet in te willigen. Willigt

hij het verzoek in dan schorst dit de regeling der rechtspleging. Wijst hij het verzoek

daarentegen af, dan gaat men over tot de eigenlijke regeling der rechtspleging. Deze

eerste fase werd voor velen als tijdsverlies aanzien, voornamelijk in langdurige

gerechtelijk onderzoeken, waarin partijen reeds al hun verzoeken tot bijkomende

onderzoeksdaden konden formuleren. De wetgever maakte deze eerste fase dan ook

facultatief.150 Ook in de tweede fase, die de eigenlijke regeling der rechtspleging

voorafgaat, wordt het dossier nogmaals ter beschikking gesteld van de partijen.151

67. Na deze twee fases volgt de eigenlijke regeling der rechtspleging waarbij de

raadkamer zich twee vragen stelt: (1) zijn er voldoende bezwaren tegen de verdachte en

(2) werden de bewijzen op een rechtmatige wijze vergaard?152 De raadkamer zal zich

hierover uitspreken op basis van het verslag van de onderzoeksrechter en na de

procureur des Konings, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde te hebben

gehoord. Zij kunnen hiervoor worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een

advocaat. Naargelang het antwoord op beide vragen kan de raadkamer verscheidene

beslissingen nemen:

148R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 659. 149Cass. 8 maart 2006, P.05.1673.F. 150Art. 2 Wet 31 mei 2005, BS 16 juni 2005. 151R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 662-668. 152C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 949.

Page 56: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

56

- Wanneer blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren, er onvoldoende bezwaren

bestaan tegen de inverdenkinggestelde of de strafvordering onontvankelijk of

vervallen is, kan de raadkamer de buitenvervolgingstelling bevelen

overeenkomstig art. 128 Sv.

- Zijn er volgens de raadkamer daarentegen voldoende bezwaren tegen de

inverdenkinggestelde dan kan de raadkamer verwijzen naar het vonnisgerecht.

De zaak wordt door deze beschikking tot verwijzing bijgevolg aanhangig

gemaakt voor het vonnisgerecht.

- Met de Wet Franchimont werd het systeem van de “zuivering van nietigheden”

ingevoerd voor de raadkamer. Hiermee kan de raadkamer, wanneer zij een

onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt van een handeling, de

nietigheid van de handeling uitspreken. Deze nietigheden worden vervolgens uit

het dossier verwijderd. 153 Bijgevolg zullen bepaalde lacunes in het onderzoek

reeds hersteld kunnen worden tijdens de regeling der rechtspleging en wordt

vermeden dat deze pas in de fase voor het vonnisgerecht worden ingeroepen.154

- Stelt de raadkamer vast dat het onderzoek nog niet voltooid is, dan schort ze

haar beslissing op over de regeling der rechtspleging en verklaart de zaak “niet

in staat”. De zaak zal hierdoor aanhangig blijven bij de onderzoeksrechter en de

procureur des Konings kan eventueel aanvullende vorderingen nemen.

- De raadkamer kan ook vaststellen dat de onderzoeksrechter onbevoegd is en

beveelt bijgevolg het ontslag van het onderzoek. De zaak zal vervolgens worden

voortgezet voor de bevoegde instantie.

Hoofdstuk 6 De Kamer van Inbeschuldigingstelling

68. De KI kan principieel geen onderzoeksdaden stellen, ze is net zoals de raadkamer

een onderzoeksgerecht. Als toezichthouder op het gerechtelijk onderzoek kan de KI op

verschillende wijzen tussenkomen in de loop van het gerechtelijk onderzoek155.

- Op grond van art. 235 Sv. kan de KI ambtshalve vervolgen. Dit betekent dat zij

zelf kan overgaan tot de inverdenkingstelling van personen indien de

153C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 954-956. 154R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 680. 155R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 749-752.

Page 57: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

57

onderzoeksrechter, het openbaar ministerie of de burgerlijke partij nalaat de

persoon tot verdachte te benoemen. Dit maakt geen schending uit van de rechten

van verdediging aangezien deze voldoende worden gewaarborgd door de

mogelijkheid voor de persoon om zich 156te verdedigen voor de KI zelf.

- Daarenboven geeft art. 235 Sv. de KI de mogelijkheid, zolang zij niet beslist

heeft of de inbeschuldigingstelling dient te worden uitgesproken, om een

evocatierecht uit te oefenen, waarbij zij een lopend gerechtelijk onderzoek naar

zich kan toetrekken, waardoor de onderzoeksrechter ontslaan wordt van het

onderzoek. Een lid van de KI wordt dan aangeduid als ‘raadsheer-onderzoeker’,

die belast wordt met het verdere onderzoek. Tot evocatie kan worden

overgegaan ambtshalve door de KI of op verzoek van één van de partijen.

- Volgens art. 235bis, §6 Sv. kan de KI, wanneer zij een onregelmatigheid,

verzuim, nietigheid, verval of niet-ontvankelijkheid vaststelt dat een invloed

uitoefent op een onderzoekshandeling of op een bewijsverkrijging, de nietigheid

uitspreken van de handeling die erdoor is aangetast, ofwel van een deel of het

geheel van een daarop volgende rechtspleging.

- Zij kan tevens de strafvordering uitbreiden tot feiten waarvoor nog geen

onderzoek werd gevoerd en die nog niet waren opgenomen in de oorspronkelijke

vordering tot gerechtelijk onderzoek of in de burgerlijke partijstelling. Het

volstaat hierbij dat die nieuwe feiten blijken uit het dossier, dat wordt

voorgelegd en dat de partijen de kans krijgen om daarover te worden gehoord.

- In tegenstelling tot de raadkamer, heeft de KI de bevoegdheid om op grond van

art. 228 Sv. de vervollediging van het onderzoek te bevelen en bijkomende

opdrachten te geven aan de onderzoeksrechter.

69. De KI kan daarenboven ook optreden als appelrechter als er hoger beroep wordt

ingesteld tegen een jurisdictionele beslissing van de onderzoeksrechter. De KI kan zich

ook uitspreken omtrent de weigering van een onderzoeksrechter om een bijkomende

onderzoeksdaad uit te voeren. 157 Dit is een strijdig bevel uitgevaardigd door de

156GwH 14 december 2005, arrest nr. 191/2005. 157 Spreekt de KI zich uit over de weigering van de onderzoeksrechter dan zal dezelfde KI uitspraak mogen doen over wat betreft de regeling van de rechtspleging Cass. 17 oktober 2008, AR P.08.464 N, Arr. Cass., 2008, nr. 560; R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 340.

Page 58: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

58

onderzoeksrechter waarmee het openbaar ministerie het niet eens is. 158 Voor de

inwerkingtreding van de wet van 12 maart 1998, toen de onderzoeksrechter nog de

hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie bezat, moest het openbaar ministerie

immers steeds vragen aan de onderzoeksrechter om verder te onderzoeken. Besliste de

onderzoeksrechter in andere zin dan kon het openbaar ministerie hier niets tegen

inbrengen. Nu kan het openbaar ministerie dus naar de KI stappen indien de

onderzoeksrechter een strijdig bevel aflevert, waarbij de KI de onderzoeksrechter kan

bevelen om verder te onderzoeken.159

Hoofdstuk 7 Besluit

70. Aan de hand van deel III wordt het duidelijk dat, ook al beschikt de

onderzoeksrechter over een grote autonomie binnen het gerechtelijk onderzoek, er toch

van hem een zekere samenwerking wordt vereist. Er zijn immers veel actoren binnen

het vooronderzoek die ook van belang zijn voor het welslagen van een gerechtelijk

onderzoek. Hoe deze samenwerking verloopt, wordt duidelijk aan de hand van deel IV.

158R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 778. 159Dit concludeerde advocaat-generaal P. KENIS tijdens een gesprek.

Page 59: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

59

DEEL IV De positie van de onderzoeksrechter in samenwerking met de andere actoren, rechtsvergelijkend met Nederland

71. We kunnen het strafproces voorstellen als een keten van opeenvolgende fasen,

waarbij de politie de eerste schakel vormt, gevolgd door het opsporingsonderzoek of het

gerechtelijk onderzoek. Vervolgens wordt het onderzoek ter terechtzitting opgestart

waarbij een vonnis of arrest wordt uitgesproken. De keten eindigt uiteindelijk met de

strafuitvoering. Hoewel de keten theoretisch chronologisch wordt voorgesteld, bestaat

er in werkelijkheid een wisselwerking tussen de verschillende actoren en lopen de fasen

voor een groot deel door elkaar.160

72. Het kan een meerwaarde betekenen voor deze masterproef om tevens na te gaan

welke positie de onderzoeksrechter in het strafproces verkrijgt in een buurland van

België, met een grotendeels gelijklopende geschiedenis, hoe daar de samenwerking

verloopt van een onderzoeksrechter met de andere actoren en op welke manier zij

omgaan met de verschillende problemen rond zijn positie in het strafproces. Voortgaand

op hun ervaringen kunnen we proberen tot andere inzichten te komen om de Belgische

problematiek rond de positie van de onderzoeksrechter beter te kunnen kaderen. In dit

deel wordt een vergelijking gemaakt met Nederland. De keuze voor Nederland wordt

verantwoord door het feit dat de onderzoeksrechter daar geleidelijk aan werd vervangen

door een rechter van het onderzoek, waar zij historisch van eenzelfde strafrechtssysteem

vertrokken. De rechtssprekende bevoegdheid van de rechter-commissaris treedt in

Nederland meer op de voorgrond. Het kan interessant zijn de gevolgen van het invoeren

van een rechter van het onderzoek in Nederland te bekijken en hieruit vervolgens

conclusies te trekken voor ons eigen strafrechtsysteem.

Hoofdstuk 1 Correlatie politie – parket – onderzoeksrechter

1.1 Politie – parket

1.1.1 In België

a) De verticale verhouding formeel-juridisch

160M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 26.

Page 60: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

60

73. De verticale verhouding tussen de politie en het parket duidt op het gezag en de

leidersrol van het parket over de politie. Blijkens art. 28bis §1 Sv. verloopt het

opsporingsonderzoek onder de leiding, het gezag en de verantwoordelijkheid van de

bevoegde procureur des Konings. De parketmagistraten staan hiërarchisch boven de

politie, leiden de onderzoeken en oefenen vervolgens toezicht uit op de onderzoeken. Ze

hebben als het ware zeggenschap over de politie.161 Onder ‘leiding’ wordt verstaan dat

de procureur des Konings zeer nauw betrokken dient te zijn bij de

onderzoeksverrichtingen in het kader van een opsporingsonderzoek. Het is niet vereist

dat de procureur des Konings persoonlijk alle handelingen zou stellen. Hij zal in het

merendeel van de gevallen zelfs niet kunnen deelnemen aan het feitelijk onderzoek,

waardoor de leiding meestal wordt gedelegeerd aan een officier van gerechtelijke politie

of een hulpofficier van de procureur des Konings.162 Onder ‘leiding’ en ‘gezag’ wordt

verstaan dat de procureur des Konings tevens de richting moet bepalen die het

opsporingsonderzoek moet volgen, waarvoor een overleg met de politiediensten

noodzakelijk is. Hij zal ook moeten instaan voor de kwaliteitsbewaking van de

opsporingshandelingen, dit gebeurt via een legaliteitscontrole met als doel te

controleren of alle opsporingshandelingen regelmatig gesteld werden en dit met respect

voor de geldende procedureregels. Artikel 28bis §3, laatste lid Sv. stelt hierover

uitdrukkelijk dat de procureur des Konings instaat voor de wettigheid van de

bewijsmiddelen en voor de loyaliteit waarmee ze verzameld worden. De

‘verantwoordelijkheid’ van de procureur des Konings slaat daarentegen op de

beoordeling en controle van het optreden van de procureur des Konings als leider van

het onderzoek achteraf. De procureur des Konings kan dus ter verantwoording worden

geroepen door de minister van Justitie voor eventuele fouten in het

opsporingsonderzoek.163

i. Het strafrechtelijk beleid

74. Volgens het Europees Comité voor strafrechtelijke aangelegenheden van de Raad

van Europa is het strafrechtelijk beleid “het geheel van maatregelen, al dan niet 161 S. VAN GENEUGDEN, “De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland”, eindexamen voor de graad van master in de criminologische wetenschappen, Leuven, 2011-2012, 45. 162D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 379-382. 163D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 381.

Page 61: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

61

strafrechtelijk van aard, die strekken tot het beschermen van de maatschappij tegen de

criminaliteit, tot het bepalen van het lot van de delinquenten, en tot het garanderen van

de rechten van de slachtoffers”.164 Het openbaar ministerie is voor wat betreft het

toezicht, het gezag en de verantwoordelijkheid gebonden door het strafrechtelijk beleid.

In de Wet van 12 april 2004 over de verticalisering van het openbaar ministerie, dat een

nieuw art. 146bis Ger. W. invoerde, werd bepaald dat de procureurs-generaal in hun

rechtsgebied moeten zorgen voor de coherente uitvoering en de coördinatie, onder hun

leiding, van het strafrechtelijk beleid. Zij zullen dan ook met het oog hierop algemene

onderrichtingen geven die dwingend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie.

Deze onderrichtingen uitgaande van de procureurs-generaal dienen echter wel in

overeenstemming te zijn met de richtlijnen vastgelegd door de minister van Justitie en

het college van procureurs-generaal165. De minister van Justitie legt de richtlijnen van

het strafrechtelijk en opsporingsbeleid vast, na advies van het college van procureurs-

generaal te hebben ingewonnen. Eenmaal het strafrechtelijk beleid is vastgesteld, is het

bindend voor alle leden van het openbaar ministerie.166

75. Wat houdt dit strafrechtelijk beleid precies in? Indien er onvoldoende tijd en

middelen (zowel materieel als personeel) beschikbaar zijn om alle dossiers te

behandelen, dienen er keuzes gemaakt te worden. Die keuzes moeten de prioriteiten

weergeven van het strafrechtelijk systeem, aldus het strafrechtelijk beleid, dat op

federaal niveau wordt vastgesteld. 167 Volgens D. VAN DAELE mag de

strafrechtsbedeling, ten gevolge van te strakke richtlijnen, gegeven door de minister van

Justitie en het college van procureurs-generaal, niet voorkomen als een louter geoliede

structuur. Het is nodig dat de richtlijnen de nodige ruimte laten voor een vrije

beslissingsbevoegdheid omtrent individuele aspecten van misdrijven, opdat zij op een

verantwoorde wijze zouden kunnen worden afgewogen.168 Deze stelling komt ook terug

in de parlementaire voorbereiding van de wet van 4 maart 1997. De parlementaire

voorbereiding beklemtoont aldus dat het openbaar ministerie bij de beoordeling van de

164DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, Wat is het strafrechtelijk beleid ?, www.dsb-spc.be (consultatie 13 mei 2014) 165art. 146bis Sv.; M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 71. 166R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, nr. 101. 167A. VERHAGE, “Over de (on)mogelijkheid om een beleid te voeren op parketniveau”, Orde van de dag 2002, afl. 18, (7) 9. 168D. VAN DAELE, “Het openbaar ministerie en het strafrechtelijk beleid”, Orde van de dag 2002, afl. 18, (53) 54.

Page 62: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

62

opportuniteit van de vervolging overeenkomstig art. 28quater, eerste lid Sv., rekening

dient te houden met de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, maar dat dit geenszins

uitsluit dat op grond van de concrete omstandigheden van een zaak enerzijds en van de

eventuele antecedenten van de betrokkene anderzijds, kan worden afgeweken van de

richtlijnen.169 Toch kan ervan uitgegaan worden dat zaken die prioritair door de

politiediensten worden opgespoord, achteraf bijgevolg niet meer zullen worden

geseponeerd door het parket op grond van opportuniteitsoverwegingen.170

Het is belangrijk dat het parket het strafrechtelijk beleid opvolgt in haar

werkzaamheden, aangezien het parket kan beschouwd worden als de ‘spil’ in de

strafrechtsketen. Zij beheert zowel de instroom van zaken van politiediensten als de

uitstroom naar de rechtbanken toe en probeert daarbij de strafrechtsketen zo vlot

mogelijk te laten verlopen.171 Om deze opdracht te vervullen stelt de procureur des

Konings een parketbeleidsplan op waarbij hij rekening dient de houden met de

richtlijnen van het strafrechtelijk beleid uitgevaardigd door de minister van Justitie. Het

is art. 26 Sv. dat hiervoor de wettelijke basis vormt. De procureur des Konings moet

volgens art. 26 Sv. de algemene richtlijnen uitvaardigen die noodzakelijk zijn voor de

uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie in zijn arrondissement. Deze

richtlijnen gaan onder meer over de manier waarop processen-verbaal moeten worden

opgesteld, huiszoekingen moeten worden uitgevoerd, et cetera. 172 In ieder

arrondissement wordt aldus een verschillend parketbeleidsplan uitgevaardigd.173 Bij de

inwerkingtreding van de wet Franchimont bevestigde de toenmalige minister van

Justitie dat de richtlijnen van de procureur des Konings geen uitwerking zullen hebben

van zodra deze laatsten in strijd komen met een hogere richtlijn van het college van

procureurs-generaal. 174 Procureur B. DEJEMEPPE haalde als voorbeeld aan in de

voorbereidende werken op de wet Franchimont, dat wanneer een initiatief werd

genomen binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel betreffende onrustwekkende

169Wetsontwerp tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat. Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door T. GIET en F. LOZIE, Parl.St. Kamer 1996-1997, nr.867/6, 20-21. 170M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 139. 171M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 65. 172T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 11. 173 D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 393-394. 174T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer 1998, 11.

Page 63: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

63

verdwijningen en indien er op federaal vlak een soortgelijke richtlijn zou worden

genomen, de federale richtlijn aldus voorrang krijgt.175

ii. Informatieplicht van de politieambtenaren

76. Opdat het openbaar ministerie zijn verantwoordelijkheid en leiding over de

politiediensten naar behoren zou kunnen uitoefen, hebben de politieambtenaren een

informatieplicht.176 Zij zijn verplicht elke door hun opgemaakte akte over te maken aan

de procureur des Konings. Indien de politie kennis krijgt van een feit, dienen zij het

openbaar ministerie enkel in te lichten van zodra er effectief sprake is van een strafbaar

feit.177 Verzuimen politieambtenaren aan hun informatieplicht dan kunnen zij hiervoor

strafrechtelijk gesanctioneerd worden op basis van art. 241 Sw. 178 Is de

politieambtenaar daarentegen van oordeel dat er een wettelijk bestanddeel van het

misdrijf ontbreekt, dan rust er op hem geen aangifteverplichting. 179 Deze

informatieplicht in hoofde van de politieambtenaren zorgt ervoor dat het openbaar

ministerie de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek in

goede banen kan leiden.180 Bij de voorbereidende werken van de wet Franchimont van

12 maart 1998 werd de vraag gesteld of er al dan niet een richtlijn kon worden

opgemaakt overeenkomstig art. 26 Sv. (zie supra) dat kan afwijken van art. 29 Sv.,

waarin de informatieplicht van de politiediensten ten aanzien van de procureur des

Konings wordt weergegeven. De toenmalige minister van Justitie antwoordde dat van

art. 29 Sv. niet kan worden afgeweken, maar dat een richtlijn van de procureur des

Konings wel voor bepaalde categorieën van misdrijven, de manier waarop een proces-

verbaal moet worden opgesteld, nader kan omschrijven.181 Naar aanleiding van een

175Wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, Parl. St.Kamer 1996-1997, nr. 857/17, 61. 176Art. 28bis, 28ter en 29 Sv. en art. 40, 44/1 en 44/6 Wet Politieambt. 177A. DE NAUW, “De beoordelingsruimte van de politie in de opsporing en het strafprocesrecht”, RW, 1990-1991, (65) 73. 178Het artikel bestraft de vernietiging of de wegmaking, door een persoon die een openbaar ambt uitoefent, van akten of titels waarvan hij in die hoedanigheid de bewaarder is, die hem zijn bezorgd of waartoe hij uit hoofde van zijn ambt toegang tot heeft gehad. Er is echter wel een bijzonder opzet vereist, namelijk dat de vernietiging of de wegmaking kwaadwillig of bedrieglijk is gebeurd. 179D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 384. 180 D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 386. 181T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 11; Wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, Parl. St.Kamer 1996-1997, nr. 857/17, 60.

Page 64: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

64

gesprek met advocaat-generaal P. KENIS, lijkt het verbod om af te wijken van art. 29 Sv.

inmiddels achterhaald.

iii. Het aanwijzings- en vorderingsrecht van het openbaar ministerie

77. Het openbaar ministerie kan aldus voor wat betreft de uitvoering van

opsporingshandelingen op het terrein een beroep doen op de politiediensten. Hiervoor

beschikt zij over een aanwijzings-en vorderingsrecht. Het aanwijzingsrecht dat zijn

grondslag vindt in art. 28ter §4 Sv., betekent dat de procureur des Konings in een

bepaald onderzoek de politiedienst kan aanwijzen die belast wordt met het nemen van

opsporingshandelingen. Het vorderingsrecht daarentegen, dat zijn grondslag vindt in art.

28ter §3 Sv. voorziet in de mogelijkheid voor de procureur des Konings om de

politiediensten te vorderen om alle voor het opsporingsonderzoek noodzakelijke

verrichtingen te stellen, met inachtneming van de wettelijke beperkingen. 182 Het

vorderingsrecht van het openbaar ministerie betekent niet dat zij geen rekening dient te

houden met de beschikbare middelen en het beschikbare personeel van de

politiediensten. Is er daadwerkelijk een tekort aan middelen of personeel bij de

aangewezen politiedienst dan kan de procureur des Konings op grond van art. 28ter §3,

laatste lid Sv. het dossier meedelen aan de procureur-generaal. De procureur-generaal

kan, indien hij het noodzakelijk acht, het dossier vervolgens voorleggen aan het college

van procureurs-generaal. Waarna het college in samenspraak met de minister van

Justitie kan beslissen dat een politiedienst bij voorrang gevolg dient te geven aan een

bepaalde vordering van het openbaar ministerie. 183 De politiedienst is door deze

vordering gebonden, waardoor ze zo snel mogelijk de vereiste middelen of het vereiste

personeel ter beschikking zal moeten stellen voor het lopende onderzoek.

b) De verticale verhouding in de praktijk

78. Formeel-juridisch beschikt het openbaar ministerie aldus over een sterke positie

ten aanzien van de politiediensten, die wordt aangevuld met een vlotte samenwerking

tussen beiden en een grote stroom van informatie-uitwisseling. Toch geeft dit beeld niet

volledig waarheidsgetrouw de verhouding weer tussen de politiediensten en het

182D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 387-388. 183D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 392.

Page 65: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

65

openbaar ministerie in de praktijk. Er is in de laatste jaren immers een ernstig

coördinatieprobleem vastgesteld tussen beiden. De politiediensten volgen de strikte

informatieplicht niet altijd even correct op. Verschillende strafbare feiten, die zijn

vastgesteld door de politie, worden als het ware niet steeds geverbaliseerd. Maakt men

toch een proces-verbaal op, dan blijkt het dat de politiediensten dit niet altijd

consequent overmaken aan het openbaar ministerie.184 Dit kan problematische gevolgen

hebben. De politie hanteert echter een vorm van seponering, waarvan het openbaar

ministerie niet in kennis wordt gesteld en waardoor bijgevolg een controle uitgaande

van het openbaar ministerie onmogelijk wordt. Dit ondergraaft de leiding, het gezag en

de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie.185 Tevens wordt hierdoor de deur

geopend voor eventueel misbruik en willekeur in hoofde van de politiediensten,

waardoor de rechtsbescherming van de verdachte en het slachtoffer van een misdrijf kan

worden aangetast.186

Ook in de andere richting is er sprake van een coördinatieprobleem tussen de twee

actoren. Het openbaar ministerie heeft de laatste jaren geen systematisch

opsporingsbeleid gevoerd. Duidelijke bepalingen uitgaande van het openbaar ministerie

omtrent de prioriteiten en de omvang van de opsporing ontbraken immers. Dit leidde

ertoe dat de politie de prioriteiten en omvang van het opsporingsonderzoek steeds meer

zelf ging vastleggen.187

c) Oplossing : een horizontaal overleg en het autonoom politionele onderzoek

79. In de jaren negentig begonnen de regering en het parlement oplossingen voor te

stellen voor dit coördinatieprobleem tussen het openbaar ministerie en de

politiediensten. Er werd dan ook in 1992 voorzien in een vijfhoeksoverleg in de Wet op

het Politieambt van 5 augustus 1992. De politie en het openbaar ministerie dienen niet

alleen in een hiërarchische relatie ten opzichte van elkaar te staan, ze moeten zich

tevens als ware partners gedragen in het strafrechtelijk systeem. Samen zorgen zij

184Ook wel een ‘politiesepot’ genoemd. 185D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 396-397. 186 D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 398. 187D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 399.

Page 66: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

66

namelijk voor de strafrechtelijke opsporing en vervolging van misdrijven en hebben ze

er alle belang bij hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen, opdat geen dubbel werk

zou worden verricht.188

Dit vijfhoeksoverleg vindt plaats in de zonale veiligheidsraad op het niveau van de

lokale politiediensten. Art. 35 van de Wet op de geïntegreerde politie stelt de

samenstelling van de zonale veiligheidsraad vast. De burgemeester, de procureur des

Konings, de korpschef van de lokale politie, de bestuurlijke directeur – coördinator en

eventueel de deskundige nemen deel aan deze veiligheidsraad, aldus het

‘vijfhoeksoverleg’.189 Binnen deze veiligheidsraad proberen de overheden (bestuurlijke

en gerechtelijke) tot een consensus te komen samen met de politie inzake het lokale

veiligheidsbeleid. Er wordt namelijk binnen deze lokale veiligheidsraad een zonaal

veiligheidsplan voorbereid, rekening houdend met het nationaal veiligheidsplan. Na

goedkeuring binnen de zonale veiligheidsraad wordt het zonaal veiligheidsplan ter

goedkeuring voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.190. Het

nationale veiligheidsplan daarentegen wordt voorbereid door de federale politie en het

federale parket. Beide plannen waarborgen de veiligheid, verzekeren de samenhang

tussen de verschillende diensten en omvatten de opdrachten van respectievelijk de

lokale dan wel de federale politie. Vier jaarlijks worden deze plannen goedgekeurd door

de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.191 Met deze veiligheidsplannen wou

men tussen politie en parket een klimaat van vertrouwen creëren, dossier gebonden

gezag en een beleid gebonden samenwerking.192

80. Door de oprichting van de zonale veiligheidsraad en het overleg op federaal

niveau wordt rekening gehouden met het parketbeleidsplan193 zowel op lokaal niveau

(lokale politie en burgemeesters) als federaal niveau (regering, minister van Justitie,

college van procureurs-generaal, federaal parket en federale politie). Het beleidsmatig

188M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 27. 189 Omzendbrief ZPZ 20, 1 augustus 2001, Transitie van lokaal vijfhoeksoverleg en veiligheidscharter naar zonale veiligheidsraad en zonaal veiligheidsplan, BS 7 september 2001. 190 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 244. 191 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 239-245. 192 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 31. 193Het parketbeleidsplan is het beleid vastgesteld door het parket, in navolging van de richtlijnen en het strafrechtelijk beleid bepaald door de minister van Justitie.

Page 67: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

67

recherchemanagement tussen politie en parket wordt zowel door het zonaal

veiligheidsplan als door het nationaal veiligheidsplan verwezenlijkt, gezien de

prioriteiten van het beleid inzake strafrechtelijke opsporing en vervolging er als het

ware in worden besproken194. Om de afstemming van het beoogde parketbeleid tussen

de diverse niveaus concreet te verwezenlijken, werd ook op het arrondissementele

niveau voorzien in een overlegorgaan. Dit is het arrondissementeel rechercheoverleg,

georganiseerd onder leiding van de procureur des Konings. Het heeft onder meer als

doel een vlotte informatie-uitwisseling tussen de gouverneur en de procureur des

Konings tot stand te brengen.195 Binnen dit arrondissementeel rechercheoverleg wordt

er als het ware ‘zoneoverschrijdend’ gewerkt.196

Wat is nu het precieze nut van dit parketbeleid voor de verschillende partners in het

strafproces? Het parketbeleid zorgt voor duidelijkheid bij de gerechtelijke partners en

het kan gebruikt worden als verantwoordingsinstrument naar de samenleving toe.

Tevens kan het parketbeleid er voor zorgen dat spanningsvelden tussen de verschillende

partners worden weggewerkt en er een betere afstemming en samenwerking komt

tussen de partners.197

81. Naast het beleidsmatig recherchemanagement dient er tevens te worden voorzien

in een beheersmatig recherchemanagement, om tot een betere samenwerking tussen

politie en parket te komen. In het beheersmatig recherchemanagement wordt bepaald

welke zaken wel en welke zaken niet opgestart moeten worden. Het arrondissementeel

recherche-overleg, voorgezeten door de procureur des Konings, (zie supra) lijkt volgens

sommigen het best geplaatst om hierover te oordelen.198

82. Daarnaast zal ook binnen elk specifiek onderzoek een zaakgebonden

recherchemanagement moeten worden beoogd. Alvorens een gerechtelijk onderzoek

194M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 38-29. 195M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 66-71. 196M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 78. 197M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 74. 198M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 29.

Page 68: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

68

wordt opgestart is vereist dat een onderzoeksplan wordt opgemaakt voor een bepaalde

zaak. Op die manier bakent men de adiëring van de onderzoeksrechter duidelijk af, en

kan de onderzoekscapaciteit en verhoopte timing van het onderzoek op voorhand

worden bedongen.199

83. De wet Franchimont van 1998 voerde daarenboven een mogelijkheid in voor de

politiediensten om autonoom op te treden in de uitvoering van gerechtelijke opdrachten,

dit noemde de wetgever de autonome politiële afhandeling. Het had tot doel de

afhandeling van strafrechtelijke vooronderzoeken in eenvoudige zaken vlotter te laten

verlopen.200 De toenmalige minister van Justitie Stefaan DE CLERCK, wees er op dat het

slechts een gecontroleerde autonomie betreft in hoofde van de politiediensten, dat steeds

herzienbaar is en door een parketmagistraat kan worden ‘overruled’. Vandaag wordt de

A.P.A. vervangen door de A.P.O. (het ambtshalve politioneel onderzoek). Deze

wijziging kwam er doordat politieambtenaren slechts in één geval een zaak volledig

autonoom konden afhandelen. Namelijk op grond van art. 65§1 Wegverkeerswet van 16

maart 1968, waarin wordt vermeld dat een onmiddellijke inning kan worden toegepast

op het ogenblik dat er overtredingen worden vastgesteld op de uitvoeringsbesluiten van

de Wegverkeerswet. Voor de toepassing van de onmiddellijke inning moet echter wel

aan bepaalde voorwaarden worden voldaan201:

- De overtreding moet door de Koning aangewezen zijn als overtreding die kan

afgehandeld worden met een onmiddellijke inning.

- De onmiddellijke inning kan enkel worden toegepast indien er geen schade werd

berokkend aan derden.

- Er moet instemming zijn van de overtreder om de onmiddellijke inning toe te

passen.

- De onmiddellijke inning dient onmiddellijk te gebeuren, of binnen een door de

Koning bepaalde termijn.

199M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 29. 200D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 409-411; C. GUILLIAN, “De juridische principes toegepast op de autonome politionele afhandeling” in P., PONSAERS, (ed.), Politionele behandeling: relatieve autonomie?, Gent, Academia Press, 2003, 32-35. 201I. BRUGGEMAN, “Wet betreffende de politie over het wegverkeer, artikel 65”, in X., Het wegverkeer. De Postal. Praktisch – snel – gecommentarieerd, Antwerpen, Kluwer, 2009, losbl. 1-18p.

Page 69: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

69

Daarom wordt nu over het ambtshalve politionele onderzoek gesproken.202 In de

omzendbrief COL 8/2005 van het college van procureurs-generaal, dat voor een derde

maal werd herzien op 29 april 2011, is de toepassing van het A.P.O. uitgesloten voor

zeer ernstige feiten, waarbij een tussenkomst van het openbaar ministerie noodzakelijk

is. Bij een A.P.O. voert de betrokken politiedienst het onderzoek op eigen initiatief,

zonder dat een toestemming van het parket vereist is. Op het einde van het onderzoek

maakt de politiedienst het dossier over naar het parket, dat uiteindelijk de eindbeslissing

over de zaak zal nemen. Het A.P.O. lijkt een stap in de goede richting. De

politiediensten beschikken over voldoende kennis om eenvoudige onderzoeken

autonoom te onderzoeken, waardoor een overbelasting van het parket wordt

tegengegaan.

1.1.2 In Nederland

84. In Nederland worden de politiediensten opgesplitst in twee politiekorpsen, de

regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten, sinds de Politiewet van

9 december 1993. Het Korps landelijke politiediensten wordt naast de taken van de

regionale politiekorpsen ook nog belast met de landelijke en specialistische uitvoering

van politietaken. Het Nederlandse grondgebied is ingedeeld in vijfentwintig regio’s, te

vergelijken met onze twaalf gerechtelijke arrondissementen203, waar in elke regio een

regionaal politiekorps wordt geïnstalleerd.204

a) De verticale verhouding formeel-juridisch

85. De politiekorpsen staan overeenkomstig art. 13, eerste lid Politiewet, onder het

gezag van de officier van justitie, hij is te vergelijken met de Belgische procureur des

Konings. De officier van justitie heeft net zoals de Belgische procureur des Konings de

leiding over de politiekorpsen. Deze leiding omvat in Nederland drie aspecten205 : het

geven van aanwijzingen aan de politiekorpsen in concrete zaken, het waken over de 202Concludeert advocaat-generaal P. KENIS in een gesprek. 203De wet van 1 december 2013 creëert een nieuwe territoriale structuur voor de Belgische justitie, de 27 gerechtelijke arrondissementen worden vervangen door 12 gerechtelijke arrondissementen, zie in Wet 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, BS 10 december 2013. 204D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 413-414. 205D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 420.

Page 70: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

70

politie bij de opsporing of ze al dan niet de rechtsregels en de rechtsbeginselen naleven

en als laatste het geven van leiding aan de politiekorpsen in de meer algemene zin. Dit

laatste omvat het opsporingsbeleid, namelijk het stellen van prioriteiten en aangeven

wanneer verbaliserend moet opgetreden worden.

Het grote verschil in het toezicht van het openbaar ministerie op de politiekorpsen in

Nederland zit in het feit dat overeenkomstig art. 19, eerste lid Politiewet, het college van

procureurs-generaal rechtstreeks belast wordt met het controleren van de verschillende

politiekorpsen. Het college gaat na of de politie haar taken naar behoren vervult. Stelt

het college een inbreuk van een politiekorps vast, dan zal zij hiertoe de nodige bevelen

kunnen geven aan de hoofden van de parketten.206 In België beschikt het college van

procureurs-generaal aldus over geen enkele controlebevoegdheid ten aanzien van de

politiediensten. De bijkomende controlebevoegdheid, die wordt voorzien in Nederland

kan zorgen voor een sterkere controle op de politiediensten. De procureurs-generaal zijn

immers, in tegenstelling tot de officieren van justitie, geen opsporingsambtenaren,

waardoor zij bij de uitoefening van hun toezichthoudende taak een grotere objectiviteit

in acht kunnen nemen dan de officieren van justitie.207

i. Verbaliserings – en informatieplicht van de politieambtenaren

86. Ook op het vlak van informatie-uitwisseling tussen het openbaar ministerie en de

politiekorpsen zijn de regels in België en Nederland sterk gelijkend. Opdat de officier

van justitie zijn gezag en leiding ten aanzien van de verschillende politiekorpsen naar

behoren zou kunnen uitvoeren, heeft elke politieambtenaar een verbaliserings – en

informatieplicht. Elke politieambtenaar moet ‘ten spoedigste’208 een proces-verbaal

opstellen van het door hem vastgestelde strafbare feit en vervolgens het proces-verbaal

overmaken aan de officier van justitie. In Nederland moeten de politieambtenaren na het

overmaken van het proces-verbaal, wachten op verdere bevelen uitgaande van de

officier van justitie. Enkel indien het onderzoek het vereist, kan onmiddellijk onderzoek

worden verricht door de politieambtenaren. In de praktijk wordt deze laatste regel echter

206D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 421-422. 207D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 422. 208Er is geen termijn voorzien waarbinnen moet geverbaliseerd worden. Ten spoedigste hangt af van de concrete omstandigheden van een zaak. De uiteindelijke beoordeling ervan ligt bij de vonnisrechter.

Page 71: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

71

niet vaak nageleefd, de politieambtenaren zetten, net zoals in België, het onderzoek

meestal op eigen initiatief verder. Er moet op gewezen worden dat de politieambtenaar

voor het opstarten van een opsporingsonderzoek geen toestemming nodig heeft van het

openbaar ministerie.209 Toch mag een Nederlandse politieambtenaar in geen enkel geval

een zaak autonoom afhandelen, in tegenstelling tot het autonoom politioneel onderzoek

in België, de Nederlandse politieambtenaar mag echter wel zelfstandig seponeren (zie

infra).

ii. Het politiesepot

87. De Nederlandse politiekorpsen leven in de praktijk hun verbaliserings – en

informatieplicht niet altijd even strikt na. Een reden hiervan zijn de

capaciteitsproblemen binnen de verschillende korpsen. Ze gaan dan ook in het

merendeel van de zaken over tot seponering, dit wordt het ‘politiesepot’ genoemd. Een

dergelijk sepot houdt in dat vastgestelde feiten niet worden geverbaliseerd, een proces-

verbaal slechts op summiere wijze wordt opgesteld, een proces-verbaal niet wordt

doorgestuurd naar het openbaar ministerie of dat geen opsporingsonderzoek wordt

opgestart naar aanleiding van een vastgesteld en geverbaliseerd strafbaar feit. Deze

vrijheid van de politiekorpsen inzake hun verbaliserings – en informatieplicht werd

bevestigd in een arrest van de Hoge Raad210. Aldus wordt in Nederland, in tegenstelling

tot in België, aanvaard dat politieambtenaren een zekere vrijheid hebben voor wat

betreft het seponeren van zaken. Het arrest van de Hoge Raad vermeldde dat

politieambtenaren enkel een proces-verbaal moeten opstellen, voor een vermoedelijk

strafbaar feit, wanneer dit de normale gang van zaken is, met inachtneming van de

gedragslijn opgesteld door de officier van justitie. De opportuniteitsbeoordeling wordt

dus als het ware voor een groot deel overgelaten aan de politiediensten in de fase van

verbalisering en opsporing. De officier van justitie zal er echter alles aan doen om er

voor te zorgen dat de lijnen voor de case-screening duidelijk worden uiteengezet opdat

de politiediensten deze opportuniteitsbeoordeling naar behoren zouden kunnen

uitvoeren.211 Tussen de politie en het openbaar ministerie bestaat er als het ware een

mandaatsverhouding, waardoor het politiesepot een bevoegdheid is van de politie die zij

209D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 422-423. 210HR 31 januari 1950, NJ 1950, nr. 668. 211D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 424-427.

Page 72: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

72

werkelijk uitoefent als gemandateerde van het openbaar ministerie. Er dient volgens de

Nederlandse rechtspraak steeds een adequate afstemming te zijn tussen de politie en het

openbaar ministerie bij het toepassen van het politiesepot, zodat een officier van justitie

geen zaak kan vervolgen die eerder door een politieambtenaar werd geseponeerd.212

iii. Het aanwijzingsrecht van de officier van justitie

88. Het gezag van de officier van justitie wordt vorm gegeven door zijn

aanwijzingsrecht, omschreven in artikel 13 Politiewet. Met dit aanwijzingsrecht kan de

officier van justitie politieambtenaren aanwijzingen geven die noodzakelijk zijn voor de

strafrechtelijk handhaving van de rechtsorde. Hoe kan de officier van justitie de

naleving van zijn bevelen, gericht aan de politieambtenaren, nu op een concrete wijze

afdwingen? Er bestaat geen rechtstreekse mogelijkheid tot afdwinging van de bevelen in

Nederland, maar de officier van justitie kan een inbreuk wel voorleggen aan de

korpsbeheerder. Treedt deze laatste niet in actie dan kan de officier van justitie de

inbreuk wel nog voorleggen aan het regionaal college. Blijft een optreden van het

regionaal college ook uit, dan is de laatste mogelijkheid van de officier van justitie om

de zaak voor te leggen bij de minister van Justitie.213

b) De verticale verhouding in de praktijk

89. Er zijn in de formeel-juridische verhouding tussen politie en parket veel

gelijkenissen met de Belgische verhouding. Het parket heeft zowel in Nederland als in

België een sterke positie ten aanzien van de politiekorpsen, dat wordt aangevuld met

een grote stroom van informatie-uitwisseling tussen beide actoren. Echter de theorie

strookt niet volledig met de praktijk, net zoals in België. Ondanks het invoeren van het

politiesepot kwam de verhouding tussen politie en parket in Nederland steeds meer

onder druk te staan. 40% van de misdrijven van de politie die werden aangebracht bij

het parket, werden alsnog geseponeerd. Dit kwam voornamelijk door te weinig overleg

tussen beide partners. Er heerste dan ook een sfeer van moedeloosheid en frustratie bij

de politie, waardoor de politieambtenaren steeds meer gingen ijveren voor zelfstandige

212HR 19 september 1988, NJ 1989, nr. 379; Toch zal een verdachte niet steeds kunnen vertrouwen op een door een opsporingsambtenaar gedane toezegging van seponering, zie in D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 428. 213D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 430.

Page 73: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

73

afhandelingsbevoegdheden.214 Eind de jaren tachtig waren er nog geen richtlijnen

uitgevaardigd door het parket omtrent de prioriteiten die moesten gesteld worden in het

opsporings- en vervolgingsonderzoek, het parket was volledig afhankelijk van de

informatieplicht van de politiediensten. De politie kreeg dan ook snel te veel vrijheid in

het opsporingsonderzoek, waardoor zij zelf de prioriteiten in de opsporing gingen

bepalen. De commissie Traa, die een onderzoek voerde naar de werkzaamheden van de

politiediensten en het parket, kwam tot de conclusie dat het parket tekort was geschoten

in haar gezag, sturing en controle over de opsporingsonderzoeken die de politiediensten

voerden.215

c) Oplossing: een horizontaal overleg

90. Artikel 22 van de Politiewet heeft een regionaal college geïnstalleerd dat instaat

voor het bestuur van het regionaal politiekorps. Binnen dit regionaal college vindt een

overleg plaats tussen de burgermeesters van de gemeenten van de regio, de

hoofdofficier van Justitie, de korpschef van het regionaal politiekorps en de

korpsbeheerder. Deze laatste is burgemeester die wordt aangewezen binnen elke

regio.216 Het regionaal college vertoont sterke gelijkenissen met ons vijfhoeksoverleg

binnen de zonale veiligheidsraad. In Nederland is het de korpsbeheerder die in

samenspraak met de hoofdofficier van justitie een beheers- en beleidsplan opstelt voor

het regionaal politiekorps, dat onderworpen wordt aan de goedkeuring van het regionaal

college. Ook op nationaal niveau wordt overleg gepleegd. Er is een raad voor het KLPD

(het Korps landelijke politiediensten), waarbinnen het beheers – en beleidsplan wordt

opgesteld voor het KLPD, onderworpen aan de goedkeuring van de minister van

Justitie.

Om de samenwerking tussen beide niveaus te verbeteren, werd in Nederland voorzien in

een interregionaal niveau, zoals bij ons het arrondissementeel niveau werd voorzien.

Het interregionale niveau beschikt over zes opsporingsteams, de kernteams genoemd.

De instelling van deze kernteams ging gepaard met de gedachte dat zij voornamelijk de

214D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 435-436. 215L. KUIJS, C. KWANTEN en P. TOPS, “De Nederlandse ketenen” Cahiers Politiestudies, 09-3 nr 12, 2009, (33) 44-45. 216D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 415.

Page 74: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

74

georganiseerde criminaliteit beter zouden bestrijden. Hun beheers – en beleidsplan

wordt ook in het regionaal college vastgesteld. 217 Om de verschillende

coördinatieproblemen tussen politie en parket nog meer weg te werken, werd in de jaren

zeventig een proces opgestart tot reorganisatie. Binnen dit proces wou men ervoor

zorgen dat het openbaar ministerie de beleidstaken zou profileren en aldus de

prioriteiten bij de opsporing en vervolging beter zou verduidelijken aan de

politiekorpsen. Er werden dan ook in de jaren zeventig veel meer richtlijnen door het

openbaar ministerie opgesteld inzake de prioriteiten van de opsporing. In 1985 kwam er

zelfs een beleidsplan ‘Samenleving en criminaliteit’, waarbij er een differentiatie werd

beoogd tussen de kleine criminaliteit en de zware of georganiseerde criminaliteit. Dit

beleidsplan beoogde een goede afstemming ter zake tussen het openbaar ministerie en

de politiekorpsen tot stand te brengen. In de jaren negentig werd vervolgens het

beleidsplan ‘Strafrecht met beleid’ uitgewerkt, met het doel de verhouding tussen politie

en parket te optimaliseren. Het belang van het arrondissementeel overleg werd in dit

beleidsplan aangestipt. Beide beleidsplannen losten het coördinatieprobleem echter niet

volledig op, maar zorgden wel voor een grote stap in de goede richting. Om de

doelstellingen nog beter te realiseren werd in Amsterdam zelfs een project

‘Wijkteamadoptie’ opgezet. Het doel was om door middel van gezamenlijke

inspanningen en gedeelde verantwoordelijkheid, te komen tot een snellere afhandeling

van eenvoudige misdrijven. Het project werd kracht bijgezet door in een mogelijkheid

te voorzien voor politieofficieren om drie maanden lang een opleiding te volgen op het

parket. Er is aldus tussen de politiekorpsen en het openbaar ministerie een toenadering

tot stand gekomen, dat ervoor zorgt dat de afhandeling van een aanzienlijk deel van de

strafzaken is versneld.218

1.2 Politie – onderzoeksrechter

1.2.1 In België

91. Overeenkomstig art. 56 §1, 3e lid Sv. mag de onderzoeksrechter zelf alle

handelingen verrichten die behoren tot de gerechtelijke politie, het gerechtelijk

onderzoek en het opsporingsonderzoek. Toch verrichten de meeste onderzoeksrechters

217D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 415-418. 218D. VAN DAELE, Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 437-456.

Page 75: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

75

de handelingen niet zelf, maar doen ze daarvoor een beroep op politiediensten. De

samenwerking tussen beide actoren is dus uitermate belangrijk. In wat hierna volgt,

worden verschillende belangrijke aspecten aangehaald die de samenwerking tussen

politiediensten en de onderzoeksrechter verduidelijken.

a) Het strafrechtelijk beleid

92. Uit het voorgaande blijkt dat in de relatie politie-parket er enorme aandacht dient

uit te gaan naar het strafrechtelijk beleid, opdat opsporingsonderzoeken efficiënt en

doordacht kunnen verlopen. Gerechtelijke onderzoeken verlopen enigszins anders. Bij

het overleg tussen het openbaar ministerie en de politie omtrent het strafrechtelijk beleid

(zie supra) is er echter geen plaats weggelegd voor de onderzoeksrechter. Dit is te

wijten aan de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter. Hij staat niet onder het

gezag van de minister van Justitie en is dus ook niet gebonden door de richtlijnen

uitgestippeld door de minister van Justitie (art. 151, §1 GW), het college van

procureurs-generaal (art. 143bis Ger. W.) en de procureur des Konings (art. 26 en 28ter

Sv.) noch is hij gebonden door de veiligheidsplannen. Het huidige art. 26 Sv. bepaalt

het volgende219:

“Onverminderd artikel 5 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt,

vaardigt de procureur des Konings de algemene richtlijnen uit die noodzakelijk

zijn voor de uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie in zijn

arrondissement. Deze richtlijnen blijven van toepassing behoudens

tegenstrijdige beslissing van de onderzoeksrechter in het kader van zijn

gerechtelijk onderzoek. Ze worden medegedeeld aan de procureur-generaal.”

Tijdens de voorbereidende werken van de wet Franchimont van 12 maart 1998 diende

J.-J. VISEUR een amendement nr. 10 in om in art. 26 Sv. de woorden “deze richtlijnen

blijven van toepassing behoudens tegenstrijdige beslissing van de onderzoeksrechter in

het kader van zijn gerechtelijk onderzoek” te schrappen. J.-J. VISEUR achtte deze

bepaling overbodig aangezien hieruit kan worden afgeleid dat de onderzoeksrechter, die

niet langer de hoedanigheid heeft van officier van gerechtelijke politie, niet

onderworpen zou zijn aan de richtlijnen van de procureur des Konings. Daarenboven

219T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 11.

Page 76: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

76

zou de onderzoeksrechter volgens J.-J. VISEUR de toepassing van de richtlijnen zelfs

kunnen schorsen. De bedoeling volgens de toenmalige minister van Justitie was enkel

dat de onderzoeksrechter met deze bepaling in een concreet dossier beslissingen zou

kunnen nemen die met een richtlijn van de procureur des Konings strijdig zijn.220 Hij

voert weliswaar zijn eigen en autonoom beleid. Aldus werd de zinsnede niet geschrapt.

Het spreekt voor zich dat het vastgelegde beleid bij de politiediensten in conflict kan

komen met het individuele beleid van de onderzoeksrechter. Het individuele beleid van

de onderzoeksrechter wordt immers gevoerd in het kader van een gerechtelijk

onderzoek en de regels inzake de onafhankelijke uitoefening van het gezag en de leiding

over het gerechtelijk onderzoek.221 De strijdige beslissingen van een onderzoeksrechter

kunnen echter niet worden aangevochten door de procureur des Konings bij de KI. De

toetsing van de autonomie ter zake van de onderzoeksrechter geschiedt enkel en alleen

door de KI. Men heeft dus beoogd met dit principe de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter te versterken Zonder afbreuk te willen doen aan deze

onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter, kan wellicht als principe worden

vooropgesteld dat de beslissingen die afwijken van de algemene richtlijnen best vanuit

de eis van rechtmatigheid worden gemotiveerd door de onderzoeksrechter. Zoniet,

bestaat er een risico dat gelijke gevallen al gauw verschillend zullen worden behandeld

en er onzekerheid en willekeur gaan heersen. 222

De omzendbrief COL 2/2002 d.d.7.3.2002 van het college van procureurs-generaal

heeft de richtlijn van de minister van Justitie bekend gemaakt omtrent de taakverdeling,

samenwerking, coördinatie en integratie tussen de lokale en federale politie inzake de

opdrachten van gerechtelijke politie.223 Deze richtlijn stelt dat het wenselijk is dat de

onderzoeksrechter rekening houdt met de vooropgestelde taakverdeling tussen de lokale

en federale politie. Miskent hij deze taakverdeling, dan riskeert hij dat de gevorderde

politiedienst hem niet (tijdig) het vereiste personeel en de vereiste middelen zal kunnen

220Wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, Parl. St.Kamer 1996-1997, nr. 857/17, 61. 221M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 44. 222M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter: acht (Octopus)- armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys en Breesch, 1998, 75-76. 223P. GEVAERT, (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, p. 80.

Page 77: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

77

ter beschikking stellen. 224 Elk gerechtelijk dossier dat een onderzoeksrechter wordt

voorgelegd, zal hij immers kunnen beoordelen zonder dat hij rekening moet houden met

welke overlegfora en beleidsafspraken ook. De verhouding tussen de onderzoeksrechter

en de politie is er voornamelijk één van opdrachtgever-uitvoerder. De

onderzoeksrechter heeft een belangrijke rol in de aanwending van de politionele

capaciteit en taakverdeling, immers in geen geval worden beperkingen opgelegd aan de

onderzoeksrechter. Hij kan dus alle beleidsgebonden inzichten doorkruisen, zoals de

omzendbrief COL 2/2002. 225 Volgens Professor M. FRANCHIMONT kan een

onderzoeksrechter bijvoorbeeld niet verplicht worden om met een bepaalde politiedienst

verder te werken indien een richtlijn van parketmagistraten voor een welbepaald type

misdrijven een bepaalde politiedienst aanwijst.226 De twijfel bestaat dan ook dat het in

de toekomst tot een conflict kan leiden tussen enerzijds de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter en anderzijds het strafrechtelijk beleid227 Stel nu echter dat een

onderzoeksrechter meer capaciteit vraagt voor een bepaald onderzoek, maar de politie

blijkt daar niet voldoende middelen voor te hebben en vraagt steun bij het parket. Een

tussenkomst van de procureur kan leiden tot een frustratie bij de onderzoeksrechter

aangezien er een inmenging is in diens bevoegdheden.

93. Het is daarenboven veelvoorkomend dat gerechtelijke onderzoeken niet binnen de

verwachtingen van de onderzoeksrechter door de politiediensten worden vervuld,

aangezien tijd, noch middelen ter beschikking zijn.228 Het gebeurt aldus dat politionele

ambtenaren die gerechtelijke taken vervullen, zonder raadpleging van de

onderzoeksrechter in wiens opdracht de taken worden vervuld, tevens worden ingezet

bij andere administratieve politieopdrachten. De onderzoeksrechter kan dus van de ene

op de andere dag vernemen dat de leden van zijn zogenaamde ‘gerechtelijke

onderzoeksploeg’, door de korpsoversten een andere politietaak toebedeeld kregen. Zo

kunnen aanvankelijke vaststellingen en eerste verhoren geschieden door andere

224M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 148. 225M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 20. 226T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer 1998, 11. 227 Y. LIÉGEOIS, “De onvermijdelijke evolutie van het strafrecht”, in F. DERUYCK, M. DE SWAEF, M. ROZIE, P. TRAEST en R. VERSTRAETEN (eds.), De wet voorbij: Liber amicorum Luc Huybrechts., Antwerpen, Intersentia, 2010, 221-258. 228M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 45-46.

Page 78: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

78

politieambtenaren dan diegenen die het verdere onderzoek zullen verrichten. Deze

laatsten zullen zich dan ook helemaal opnieuw moeten verdiepen in de zaak om

vervolgens op een behoorlijke wijze en met kennis van zaken verdere

onderzoeksverrichtingen te stellen. Dit laatste bemoeilijkt het voeren van een regelmatig

en efficiënt individueel gerechtelijk onderzoek.229

94. Om het conflict tussen het strafrechtelijk beleid en de onafhankelijke

onderzoeksrechter op te lossen werd reeds een voorstel geformuleerd. Zo dacht men er

aan om aan de magistratuur bij de politiediensten de nodige mensen en middelen toe te

wijzen om haar taak behoorlijk te vervullen. Aldus zou één politiekorps toegewezen

worden aan een onderzoeksrechter. Volgens professor FRANCHIMONT (de voorzitter van

de commissie Franchimont), is de veelheid van politiekorpsen echter onontbeerlijk.

Indien er slechts één politiekorps toegewezen wordt aan een onderzoeksrechter, zou dit

politiekorps nog meer macht krijgen dan nu reeds het geval is. Het is dus volgens hem

noodzakelijk dat een onderzoeksrechter een beroep kan doen op gelijk welke

politiedienst.230 Het voorstel werd dus snel van de kaart geveegd.

M. MINNAERT stelt daarentegen dat het van belang is in wettelijke waarborgen te

voorzien om ervoor te zorgen dat er steeds een voldoende aantal politieambtenaren

dagelijks en uitsluitend ter beschikking worden gesteld van de onderzoeksrechter. Deze

politieambtenaren werken dan uitsluitend onder het gezag van de onderzoeksrechter bij

de vervulling van de taken binnen een gerechtelijk onderzoek. Hij pleit voor het behoud

van een ‘gerechtelijke politie’ binnen de geïntegreerde politie zoals voorzien in de wet

geïntegreerde politie. Doch mag een dergelijke gerechtelijke politie volgens hem niet

volledig los gezien worden van het gehele politieapparaat.231

b) Toezicht van de onderzoeksrechter op de politiediensten

229M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 47. 230M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 44-45. 231M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 48.

Page 79: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

79

95. “Er is alom een ontwikkeling gaande waarbij de politie op eigen initiatief

opsporingen verricht en zich aan een rechterlijke controle onttrekt. Magistraten worden

soms in het ongewisse gelaten over allerlei ‘zachte’ informatie en lopen vaak aan de

leiband van de politie, vooral als het gaat om pro-actieve recherche. Hoe stroef de

samenwerking soms verloopt kwam aan de oppervlakte in de zaak Dutroux (1996).”232

Zoals hierboven reeds werd aangehaald, heeft de onderzoeksrechter geen leiding of

toezicht op de politiediensten in tegenstelling tot het openbaar ministerie. Zowel de

onderzoeksrechters als de politiediensten zijn echter vragende partij voor een positief

toezicht op de politiediensten uitgaande van de onderzoeksrechter. 233 In de zaak

Dutroux luidde de kritiek dat de politie cruciale bewijsinformatie achterhield en de

onderzoeksrechter buiten spel zette. Hierdoor ontstond de indruk dat de politie en de

magistratuur eerder elkaar bekampen dan hun krachten te bundelen.234 In de rechtspraak

werd in het verleden reeds aangenomen dat een slechte controle van de

onderzoeksrechter op de politiediensten tot een ongeldig gerechtelijk onderzoek kon

leiden, indien de rechten van verdediging aanzienlijk werden geschonden door de

politiediensten.235 Het gebrek aan politie-ervaring van de onderzoeksrechter zorgt er

ook voor dat de onderzoeksrechter onvoldoende kennis heeft om de

onderzoeksverrichtingen van de politie te kunnen controleren en beoordelen.236 De

onderzoeksrechters worden ook pas ingeschakeld nadat de politie een uitgebreid

onderzoek heeft verricht, zodat een effectieve controle op het tijdstip van het onderzoek

uitblijft.237 De onderzoeksrechter zal vooral tussenkomen om machtiging te verlenen

voor dwangmaatregelen. Volgens B. DE SMET is hij dus louter een soort

232B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 141. 233 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, p. 193. 234B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 141. 235 Brussel 23 december 2002, Vigiles 2003, afl. 2, 63, noot I. WATTIER, “afbakening van het toepassingsgebied en de draagwijdte van het principe van de gerechtelijk leiding over onderzoeken: een delicate zaak”. 236M. MINNAERT, Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter : Acht (octopus) – armen rondom het gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys & Breesch, 1998, 20. 237B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 142.

Page 80: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

80

stempelmachine geworden voor de politie.238Tussen een onderzoeksrechter en een

passieve ‘rechter van het onderzoek’ (zie infra) ligt er slechts een flinterdunne grens.239

96. Er dient aldus een beter toezicht te worden bewerkstelligd in hoofde van de

onderzoeksrechter op de aangewezen politiediensten. Het toezicht op de politiediensten

uitgaande van de onderzoeksrechter, vereist impliciet een goed overleg tussen beide en

zou aldus de kwaliteit van het strafrechtelijk vooronderzoek uitermate kunnen verhogen.

De onderzoeksrechter dient bij zijn toezicht de politiediensten echter te overtuigen van

het belang van een objectief gevoerd onderzoek, doet hij dit niet dan dreigt hij zijn

eigen bestaan te ondergraven.240 Een andere mogelijkheid kan zijn de politie meer

armslag te geven om zelf te speuren naar bewijsmateriaal. Het is dan ook een prangende

vraag hoe strikt de controle op de politie moet worden ingevuld.241

c) Het gezag van de onderzoeksrechter op de politiediensten

97. In de verhouding politie – onderzoeksrechter ontstaan er mogelijks problemen

wanneer de onderzoeksrechter zich verdiept in een zaak die voorheen grondig werd

uitgespit door het openbaar ministerie. De onderzoeksrechter kiest er in het merendeel

van de gevallen voor om samen te werken met de politiedienst die tevens meewerkte

aan het opsporingsonderzoek van het openbaar ministerie, met als doel het onderzoek

niet te verlammen. Het risico is echter dat deze politiediensten onvoldoende afstand

kunnen nemen van de eerdere onderzoekshypothesen van het opsporingsonderzoek,

waardoor de strategieën van de onderzoeksrechter onvoldoende doordringen bij de

gevorderde politiedienst. Door het vorderingsrecht van de onderzoeksrechter, ingevoerd

door de wet Franchimont, werd deels tegemoet gekomen aan dit probleem aangezien de

onderzoeksrechter nu meerdere politiediensten kan samenbrengen in een

onderzoekscel.242243

238X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 72. 239 X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 75. 240M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 194. 241B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 142. 242Zie art. 56 §2 en §3 Sv.

Page 81: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

81

Is dit vorderingsrecht voldoende om te voorkomen dat het gezag van de

onderzoeksrechter ten opzichte van de politiediensten wordt ondermijnd? Het probleem

is echter dat de onderzoeksrechter meer ‘un homme d’étude’ is dan ‘un homme

d’action’, zoals J. –P. COLLIN het stelt244. Hij spendeert meer tijd op zijn kabinet, dan

op het werkelijke terrein waar het onderzoek wordt gevoerd. Gebrek aan politie-

ervaring op het onderzoeksterrein is één van de redenen dat onderzoeksrechters vaak

zullen teruggrijpen naar delegatiebevoegdheden.245 Hierdoor worden politiediensten

vrijwel automatisch belast met ruime onderzoeksopdrachten en zullen zij ook de bakens

van het onderzoek uittekenen en initiatief nemen tot opsporingstechnieken. De

politiediensten zijn aldus niet vaak geneigd de vorderingen van de onderzoeksrechter

strikt op te volgen en ze zien zichzelf steeds meer als de drijvende kracht van het

gerechtelijk onderzoek.246 Daarbovenop komt dat de politieambtenaren geconfronteerd

worden met een druk werkschema waardoor zij niet steeds onmiddellijk ter beschikking

staan van de onderzoeksrechter, wanneer deze laatste hen vordert. De politiediensten

zijn geneigd voorrang te geven aan opdrachten opgelegd door hun korpsoverste en de

kantschriften uitgetekend door de onderzoeksrechter opzij te schuiven.247 De enige druk

die de onderzoeksrechter kan uitoefenen, is ofwel de procureur des Konings verzoeken

op te treden ofwel de procureur-generaal en de korpsoverste inlichten.248 Het blijft dus

moeilijk voor de onderzoeksrechter zijn gezag op het terrein af te dwingen.249 Het risico

bestaat er tevens in dat de steun van het parket spanningen veroorzaakt. Zo kan het

parket zijn gezag over de politie aanwenden om een greep te krijgen op het gerechtelijk

onderzoek. Uiteindelijk beslist de procureur-generaal wanneer de onderzoeksrechter op

243X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 75. 244J.-P. COLLIN, “Les rapports du juge d’instruction avec le ministère public, les corps de police et les experts”, RDPC 1990, (857) 884. 245 G. VAN HEES, en P., PONSAERS, “In eer en geweten. Case-study over het werk van een onderzoeksrechter in een grootstedelijk gerechtelijk arrondissement”, Orde van de dag, 2004, afl. 28, (29) 30; B., DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9) 12. 246B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 144. 247X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 74-75. 248Zie art. 62ter Sv. 249 X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 76.

Page 82: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

82

een vlotte medewerking van de politie kan rekenen en wanneer een druk bezet

politiekorps kantschriften van de onderzoeksrechter opzij mag schuiven.250

1.2.2 In Nederland

a) De rechter-commissaris

98. In Nederland had de rechter-commissaris sinds 1926 twee functies in het

gerechtelijk vooronderzoek: Ten eerste was dit een onderzoeksfunctie waarbij hij in het

kader van het opsporingsonderzoek de zaak onderzocht en klaar maakte voor het proces

ter terechtzitting. De tweede functie was een toetsingsfunctie, waarbij de rechter-

commissaris de gebruikte dwangmiddelen door de politie en het parket moest

controleren en tevens moest nagaan of hierbij de rechten van de verdachte waren

geschonden.251 De laatste jaren nam het belang van het gerechtelijk onderzoek in

Nederland als maar meer af, de Wet herziening gerechtelijk onderzoek van 27 mei 1999

en de Wet op de bijzondere opsporingsmethoden waren één van de oorzaken hiervan.

De Wet herziening gerechtelijk onderzoek kwam er voornamelijk omdat men

constateerde dat een gerechtelijk onderzoek nog enkel werd gevorderd voor

dwangmaatregelen, die enkel konden worden genomen na goedkeuring van de rechter-

commissaris. Deze tendens schijnt ook in België terug te komen, maar wetgevend

initiatief blijft in onze contreien uit. De Nederlandse rechter-commissaris nam dus

slechts uitzonderlijk de leiding van het onderzoek op zich.252 In Nederland kon een

gerechtelijk vooronderzoek worden opgestart, zonder dat de rechter-commissaris zelf

onderzoek verrichtte. De rechter-commissaris diende in dat geval enkel bepaalde

dwangmiddelen te toetsen. Daarenboven kon de onderzoeksrechter ook gevorderd

worden om dwangmiddelen te toetsen, zonder dat een gerechtelijk vooronderzoek

diende opgestart te worden. Dit vertoont sterke gelijkenissen met de huidige mini-

instructie in België (art. 28septies Sv.).253 Tevens werd er in 2000 een soort van mini

250X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 75-76. 251 A.E. HARTEVELD, De rechter-commissaris in strafzaken : enkele oriënterende beschouwingen, Arnhem, Gouda Quint, 1990, 141. 252G.J.M. CORSTENS, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2009, 314-315. 253Het gaat dan voornamelijk om dwangmiddelen zoals het opnemen van telecommunicatie, doorzoeking van een woning, inbeslagneming, bevel tot uitlevering van voorwerpen , opnemen met een technisch hulpmiddel van vertrouwelijke communicatie en vastleggen, toegang verlenen en overdragen van gegevens. Het horen van getuigen en deskundigen vindt voor het overgrote deel nog wel plaats in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek, zie in M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De

Page 83: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

83

onderzoek ingevoerd in Nederland, dat mogelijk was op verzoek van de verdachte of op

initiatief van de rechter-commissaris. Dit mini onderzoek verschilt echter van de mini-

instructie uit België. De verdachte beschikt over de mogelijkheid om via het mini

onderzoek, bijkomende onderzoekshandelingen uit te lokken bij de rechter-commissaris

tijdens het opsporingsonderzoek. Er is dus eerder een grotere gelijkenis te vinden met

ons art. 61quinquies Sv.254 Steeds meer ging men in Nederland een beroep doen op de

rechter-commissaris buiten het gerechtelijk onderzoek om. Ook in het

onderzoeksproject strafvordering van 2001 werd de noodzakelijkheid van het

gerechtelijk onderzoek in vraag gesteld. Er werd een voorstel gedaan om het

gerechtelijk onderzoek af te schaffen, maar de rechter-commissaris toch nog een rol te

geven in het vooronderzoek.

Het gerechtelijk onderzoek werd met het onderzoeksproject van 2001 echter niet

afgeschaft, maar de rol van de rechter-commissaris werd op aanzienlijke wijze beperkt.

De tussenkomst van de rechter-commissaris in het vooronderzoek was nog slechts

gefragmenteerd en incidenteel, waardoor de rechter-commissaris een minder goed

inzicht had in het volledige onderzoek. Van de rechter-commissarissen werd verwacht

dat ze gingen terugtreden en omgekeerd gingen de officieren van justitie de rechter-

commissaris minder ruimte laten. Bijgevolg werden de vorderingen aan een marginale

toetsing onderworpen en werden machtigingen voor dwangmiddelen gemakkelijker

verstrekt. Het gevolg was dat in bepaalde strafzaken tijdens het vooronderzoek te

weinig aandacht werd besteed aan een onderzoek à décharge. Wat leidde tot een

noodzaak aan herziening van het strafrechtelijk vooronderzoek in Nederland.255

Een grote verandering kwam er echter wel met de Wet versterking positie rechter-

commissaris van 11 december 2011 dat in werking trad op 1 januari 2013. Het

gerechtelijk vooronderzoek verdween als het ware uit de wet. De rol van de rechter-

commissaris werd met deze wijziging niet verder gemarginaliseerd, maar hij oefent nu

toezicht uit op alle onderzoekshandelingen tijdens het lopende opsporingsonderzoek.256

relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 238-239. 254P. DE HERT en P. ÖLCER, “De methodologische armoede van het debat over onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 28, 57. 255M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 239. 256M.J. BORGERS, “Het vervolgingsbegrip anno 2013”, DD 2013, afl. 3, 221-222.

Page 84: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

84

Het mini onderzoek dat werd ingevoerd in 2000 valt weg. De verdachte kan de rechter-

commissaris aldus niet meer verzoeken bijkomende onderzoekshandelingen te

verrichten. Wel kan hij de rechter-commissaris op basis van art. 170, tweede lid, Sv.

verzoeken zijn toezichthoudende bevoegdheid uit te oefenen.257 De taak van de rechter-

commissaris wordt als volgt omschreven in art. 170, tweede lid Sv.:

“De rechter-commissaris is in het bijzonder belast met de uitoefening van

toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek,

ambtshalve in de door de wet bepaalde gevallen en voorts op vordering van de

officier van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman.”

De toezichtstaak van de rechter-commissaris neemt aldus in aanzienlijke mate toe. Ten

eerste moet hij toezien op de rechtmatigheid van de inzet van bepaalde dwangmiddelen.

Ten tweede houdt hij toezicht op de voortgang van het onderzoek, waarbij hij de

voortgang van het onderzoek kan bespreken met de officier van justitie. Ten derde dient

de rechter-commissaris er op toe te zien dat het evenwicht tussen het onderzoeksbelang

en de verdedigingsbelangen wordt gewaarborgd en als laatste controleert hij het

onderzoek in zijn volledigheid, waarbij hij eventueel bijkomende

onderzoekshandelingen kan verrichten.258 De rechter-commissaris moet volgens de

Nederlandse minister van Justitie niet langer beschouwd worden als een

onderzoeksrechter, maar als een rechter van het onderzoek. Toch stelt men zich in

Nederland de vraag of de rechter-commissaris, die nu optreedt als een rechter van het

onderzoek, over voldoende bevoegdheden beschikt om het toezicht op het gehele

opsporingsonderzoek effectief uit te oefenen?259 Op deze vraag wordt een antwoord

gegeven in een nota op een verslag van de vaste commissie voor Justitie. In deze nota

wordt verduidelijkt dat de rechter-commissaris de mogelijkheid heeft tot een

regiebijeenkomst waarbij de rechter-commissaris met de officier van justitie en de

verdediging de stand van het onderzoek aldus kan doornemen. Daarenboven beschikt de

rechter-commissaris over de mogelijkheid om een proces-verbaal te doen opnemen in

257Nota van 10 maart 2010 naar aanleiding van het verslag over het concept- Wetsvoorstel nr. 32177 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris van 15 oktober 2009, www.rijksoverheid.nl. 258M.J. BORGERS, “Het vervolgingsbegrip anno 2013”, DD 2013, afl. 3, 222. 259Voorlopig verslag van 25 oktober 2011 over het Wetsvoorstel nr. 32177 wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-commissaris), www.rijksoverheid.nl.

Page 85: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

85

het dossier teneinde de zittingsrechter duidelijk te maken dat hij bepaalde

onderzoekshandelingen niet heeft kunnen afwerken. Om de positie van de rechter-

commissaris ook feitelijk in te vullen werd tevens een project opgestart ‘Versterking

positie rechter-commissaris’. In dit project spitst men zich voornamelijk toe op het

vaststellen van een nieuw functieprofiel van de rechter-commissaris, waarvoor men

nieuwe opleidingsmogelijkheden zal ontwikkelen voor de rechter-commissaris en de

ondersteuning en organisatie van de kabinetten van rechter-commissaris tevens zal

verbeteren.260

b) Correlatie politie en rechter-commissaris

i. Voor de Wet van 11 december 2011

99. Voor de inwerkingtreding van de Wet versterking positie rechter-commissaris van

11 december 2011, was de rol van de rechter-commissaris in de sturing en controle over

de politiediensten reeds beperkt tot het incidenteel toetsen van bepaalde

dwangmiddelen. Er dient echter gewezen te worden op het grote verschil tussen het

gerechtelijk onderzoek zoals wij het kennen en het gerechtelijk onderzoek bij onze

noorderburen. Bij deze laatsten wordt het opsporingsonderzoek echter niet stopgezet

tijdens het opstarten van het gerechtelijk onderzoek. De officier van Justitie kan immers

nog steeds richtlijnen geven en onderzoeksmaatregelen opdragen aan politiediensten

tijdens het gerechtelijk onderzoek. De Nederlandse politiediensten oefenen aldus slechts

uitzonderlijk onderzoekshandelingen uit onder het gezag van de rechter-commissaris.261

ii. Na de Wet van 11 december 2011

100. Met de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2011 verdwijnt de

samenwerking tussen de rechter-commissaris en de politiediensten volledig. De rechter-

commissaris treedt als het ware nog enkel op als controleorgaan binnen het

opsporingsonderzoek.262

260Nota van 10 maart 2010 naar aanleiding van het verslag over het concept- Wetsvoorstel nr. 32177 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris van 15 oktober 2009, www.rijksoverheid.nl. 261 S. VAN GENEUGDEN, “De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland”, eindexamen voor de graad van master in de criminologische wetenschappen, Leuven, 2011-2012, 56-57. 262 S. VAN GENEUGDEN, “De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland”, eindexamen voor de graad van master in de

Page 86: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

86

1.3 Parket – onderzoeksrechter

1.3.1 In België

101. Tijdens het gerechtelijk onderzoek, is het openbaar ministerie nooit ver weg. Het

openbaar ministerie blijft verantwoordelijk voor het goede verloop van de

strafvordering.263 Bovendien is het openbaar ministerie steeds aanwezig telkens de

onderzoeksrechter zich ter plaatse begeeft en staat het openbaar ministerie in voor de

tenuitvoerlegging van de jurisdictionele beslissingen van de onderzoeksrechter, zoals

een bevel tot aanhouding. Dit is een prerogatief van het openbaar ministerie en geen

delegatie uitgaande van de onderzoeksrechter. Bijgevolg kan het openbaar ministerie de

wettelijkheid van de beslissingen toetsen en weigeren onwettige beslissingen uit te

voeren. Het openbaar ministerie kan steeds een mededeling vragen van het dossier en de

onderzoeksrechter verzoeken bepaalde beslissingen te nemen omtrent bijkomende

onderzoeksverrichtingen.264 Dit kan nuttig zijn indien de onderzoeksrechter niet op het

juiste spoor komt of zijn onderzoek laat aanmodderen.265 De onderzoeksrechter is

verplicht om feiten die hij ontdekt tijdens zijn onderzoek en die nog geen voorwerp

uitmaken van het onderzoek, mede te delen aan het openbaar ministerie, die hierover zal

beschikken.

102. Vroeger stond de onderzoeksrechter onder het toezicht van de procureur-generaal

bij het hof van beroep, dit zorgde voor heel wat spanningen aangezien de procureur-

generaal ook deel uitmaakt van het openbaar ministerie. Dit toezicht werd vervangen

door het toezicht van de kamer van inbeschuldigingstelling. 266 De procureur des

Konings kan aldus hoger beroep aantekenen tegen de beslissingen van de

onderzoeksrechter bij de kamer van inbeschuldigingstelling. In bepaalde gevallen heeft

de wetgever de mogelijkheid tot hoger beroep echter uitdrukkelijk uitgesloten. Dit is het

geval wanneer:

criminologische wetenschappen, Leuven, 2011-2012, 57; Voorlopig verslag van 25 oktober 2011 over het Wetsvoorstel nr. 32177 wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-commissaris), www.overheid.nl. 263K.I. Antwerpen, 18 september 1981, RW 1981-1982, kol. 2896. 264R. DECLERCQ, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 322-323. 265X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 69. 266C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 937-938.

Page 87: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

87

- de onderzoeksrechter weigert een aanhoudingsbevel uit te vaardigen (art. 17, §2

Voorlopige Hechteniswet)

- de procureur des Konings een mini-instructie vordert, en de onderzoeksrechter

gebruik maakt van zijn evocatierecht (art.28septies Sv.)

- de onderzoeksrechter gedeeltelijk (art. 75bis, §1 Sv.) of volledig (art.86bis §5

Sv.) weigert de anonimiteit te verlenen aan een getuige.

De procureur des Konings verkeert ook in de mogelijkheid een cassatieberoep in te

stellen tegen de beschikkingen van de kamer van inbeschuldigingstelling.267

a) Het strafrechtelijk beleid

103. Ook in de verhouding parket – onderzoeksrechter speelt het probleem dat de

onderzoeksrechter wettelijk niet gebonden is door het strafrechtelijk beleid. Meer nog,

er ontstaat kritiek dat de autonomie van de onderzoeksrechter het voeren van een

strafrechtelijk beleid in de weg staat.268 Dit kan voor conflicten zorgen binnen de

strafprocedure. Door het feit dat de onderzoeksrechter niet gebonden is door de

algemene beleidslijnen en richtlijnen wordt er volgens sommige auteurs een rem gezet

op de effectieve internationale bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Het is

een strijd waarvoor een gezamenlijke aanpak is vereist. Hiervoor dient men soms het

eigen (lokale) belang aan de kant te schuiven voor een groter (internationaal) of

algemeen belang.269 In sommige gerechtelijke arrondissementen, waar verondersteld

wordt dat bepaalde beleidsbeslissingen worden genomen, werden onderzoeksrechters

voor een overleg uitgenodigd, zonder veel succes evenwel. Toch blijken her en der

onderzoeksrechters te participeren aan dit overleg, maar het blijft eerder bij een

dossiergebonden overleg.270 Volgens sommigen zou het invoeren van een rechter van

het onderzoek er voor kunnen zorgen dat het parket het initiatiefrecht in een onderzoek

behoudt en het beleid verder kan opleggen, zelfs indien er dwangmaatregelen moeten

267C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 938-939; R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 786-788. 268T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-14, nr. 24, (923) 927. 269R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 50. 270M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 20.

Page 88: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

88

worden genomen (zie infra). Een rechter van het onderzoek zou het onderzoek steeds

terug voorleggen bij het parket, na zijn beslissing over de opportuniteit van het verdere

onderzoek. De onderzoeksrechter daarentegen beschikt niet over een

opportuniteitsbeoordeling bij het voeren van een onderzoek, de strafvordering wordt

ingesteld en de onderzoeksrechter moet verplicht onderzoeken.271

104. Ook bij de invoering van de nieuwe Salduz-wet, waarbij het recht op bijstand van

een advocaat tijdens een verhoor werd ingevoerd, kan het strafrechtelijk beleid strijdig

zijn met de autonome beslissingsbevoegdheid van de onderzoeksrechter. Om de

implementatie van de Salduz-wet kracht bij te zetten, heeft het college van procureurs-

generaal immers richtlijnen uitgevaardigd. De eerste omzendbrief ter zake van het

college van procureurs-generaal is COL nr. 8, van 23 september 2011 (hierna afgekort

als COL 8/2011), opgesteld door de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois. Deze

COL werd inmiddels herzien op 13 juni 2013 naar aanleiding van een arrest van het

Grondwettelijk Hof van 14 februari 2013. Het biedt een leidraad voor alle actoren

binnen het Belgisch strafprocesrecht inzake de bijstand door een advocaat vanaf het

eerste verhoor. Aan deze omzendbrief werden 4 addenda toegevoegd. Daarnaast werden

tevens verschillende informatiesessies gehouden voor de politiediensten en

gedragscodes uitgewerkt, zoals de ‘Leidraad voor toepassing van Salduz-wetgeving

binnen de burelen van de politie’ (31 augustus 2011), ‘Salduz-gedragscode 7 december

2011 Orde van Vlaamse Balies na afkondiging van de Wet consultatie-en bijstandsrecht

(13 augustus 2011) en het ‘Vademecum 19 december 2011 ‘Orde des Barreaux

francophones et germanophone de Belgique à destination des permanents Salduz’. Deze

gedragscodes voor de politiediensten en de balies zijn allemaal geïnspireerd door de

COL 8/2011.272

Hoewel de omzendbrieven, opgemaakt door het college van procureurs-generaal, een

goede implementatie beogen van de Salduz-wet voor alle actoren in het strafproces, zijn

zij slechts bindend voor het openbaar ministerie en de politiediensten. De

271T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 927. 272D. ALLAERTS, “De leidraad voor de politie bij de toepassing van de Salduzwet” in F. GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT (eds.), De Salduz-regeling: Theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 100-101.

Page 89: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

89

onderzoeksrechter is in geen geval gebonden door de omzendbrieven.273 In de COL

8/2011, inmiddels herzien op 13 juni 2013, wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat de

advocaat schuin achter de verdachte moet plaatsnemen tijdens het verhoor. Deze

dispositie bevestigt volgens de COL 8/2011 dat een verhoor niet als een debat moeten

worden beschouwd tussen de personen aan tafel.274 Indien de advocaat zou plaatsnemen

naast de verdachte tijdens het verhoor, dan zouden subtiele bevestigingssignalen

uitgaande van de advocaat bij een ontkennende verdachte er volgens M. BOCKSTAELE

toe kunnen leiden dat de verdachte blijft ontkennen.275 Dit kan logischerwijs niet het

doel geweest zijn bij de invoering van de bijstand van een advocaat. COL 8/2011 is

echter niet bindend voor de onderzoeksrechters waardoor zij kunnen beslissen dat de

advocaten toch naast de verdachte plaats kunnen nemen tegen de richtlijnen van de

COL 8/2011 in.276 Daarenboven wordt in de omzendbrief bepaald wat niet moet worden

verstaan onder het begrip verhoor dat het recht opent op bijstand van een advocaat. Dit

verhoor kadert zowel binnen het opsporings- als het gerechtelijk onderzoek.277 De

onderzoeksrechter kan echter van deze richtlijn afwijken volgens advocaat-generaal P.

KENIS en beslissen dat een verhoor wel onder het begrip valt, waardoor het recht op

bijstand van een advocaat toch opent. In de herziene versie van de COL 8/2011 op 13

juni 2013, wordt daarenboven toegevoegd dat een meerderjarige persoon vrijwillig en

weloverwogen afstand kan doen van zijn recht op bijstand van een advocaat, maar dat

deze afstand enkel betrekking heeft op het eerstvolgende verhoor door de

politiediensten, de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. Ook van dit laatste

kan de onderzoeksrechter afwijken. Er rijst dan ook de vraag wat het precieze nut nog is

van deze omzendbrieven, indien ze volledig ondermijnd kunnen worden door de

beslissingsbevoegdheid van de onderzoeksrechters?

105. Het belang van het strafrechtelijk beleid kan niet in twijfel worden getrokken. J.

DELMULLE en T. FREYNE pleiten er dan ook voor om de onderzoeksrechter voortaan te

273K. VAN CAUWENBERGHE, “Bijstand van een advocaat bij het eerste verhoor: kan een col het rechtlandschap redden?”, Vigiles 2010, afl. 4, (157) 158. 274COL 8/2011, 61. 275M. BOCKSTAELE, “Het contacteren van de advocaat en enkele verduidelijkingen over het begrip ‘verhoor’ en het verloop ervan in aanwezigheid van een advocaat” in F. GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT (eds.), De Salduz-regeling: Theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 277. 276H. BERKMOES, “Verhoor: Regelgeving – consultatie en bijstand door een advocaat – Proces-verbaal – Rechten arrestanten (Salduz-wet)”, Postal Memorialis 2012,(1) 94. 277Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een Belgisch strafprocesrecht, 20.

Page 90: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

90

onderwerpen aan de richtlijnen van het parket. Meer nog, de onderzoeksrechter zou

volgens hen moeten worden betrokken bij het voorafgaand overleg omtrent de

specifieke richtlijnen en afspraken van het strafrechtelijk beleid.278 T. FREYNE staaft zijn

visie als volgt:

“De onderzoeksrechter moet in zijn relatie met het openbaar ministerie steeds

voor ogen houden dat die laatste verantwoordelijk is voor de uitoefening van de

strafvordering. Dit impliceert dat een dossier, dat opgebouwd werd door de

onderzoeksrechter, in een later stadium voor de vonnisrechter verdedigd wordt

door het openbaar ministerie.”279

F. SCHINS sluit zich bij deze mening aan:

“De balie ziet de onderzoeksrechter vaak als medestander en het parket als

rechtstreekse opponent. Nochtans hebben parket én onderzoeksrechter en bij

uitbreiding de hele zetelende magistratuur dezelfde werkgever: dat is de

gemeenschap die ons een opdracht gegeven heeft. Wij willen allemaal een

objectief en onafhankelijk opsporings- en vervolgingsbeleid toepassen om de

belangen van de gemeenschap te vrijwaren.”

106. Toch zijn er stemmen die de andere richting op gaan. Zij stellen dat de huidige

positie van de onderzoeksrechter belangrijk is voor het welslagen van het parketbeleid.

Een substituut-procureur des Konings stelde tijdens een interview 280 hierover het

volgende281:

278T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 927. 279M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, p. 186; J. VAN DELM, “Ons strafprocesrecht moet helemaal anders. Tabula rasa!”, Juristenkrant 2010, (8)9. 280 Een empirisch onderzoek werd gevoerd waarbij 49 bevoorrechte getuigen hun mening gaven over de plaats en positie van beleid op parketniveau. Zowel procureurs des Konings, procureurs-generaal, federale procureurs, arbeidsauditeurs, onderzoeksrechters, vertegenwoordigers van de lokale en federale politie, academici, vertegenwoordigers van het kabinet van de minister van Justitie, de federale overheidsdienst Justitie, de Hoge Raad voor de Justitie als de directie van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid werden ondervraagd, zie M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 88. 281M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 81.

Page 91: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

91

“Een onderzoeksrechter doet uitspraak over een bepaald geval. Hij heeft geen

doelstelling. Hij berecht een individu. Hij staat symbool voor de afweging. Hij

weegt de kwestie af en neemt gevalsgewijs een beslissing. Per definitie kan een

onderzoeksrechter dus noch een plan opstellen, noch beloftes maken. Hij doet

geval per geval uitspraak. Hij berecht een persoon en neemt een beslissing. De

grens moet gekend zijn. Er kan nooit van de onderzoeksrechters worden

verlangd dat ze met het parket zouden samenwerken om een fenomeen streng

aan te pakken. De rechter is noch streng, noch laks.”282

De onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter wordt niet betwist en dient

gewaarborgd te worden. Een professor van een universiteit vervolledigt deze reactie als

volgt:

“Het staat buiten kijf dat die onafhankelijkheid zeer precieus is en bijna met alle

middelen moet gegarandeerd en bewaakt worden. Onafhankelijkheid betekent

niet dat er verantwoordelijkheid moet worden opgenomen en verantwoording

moet afgelegd worden. Ik denk dat de zetel en de onderzoeksrechters

waarschijnlijk nog beter zullen functioneren en hun onafhankelijkheid harder

zullen kunnen maken wanneer er een degelijke communicatie is en als ze

begrijpen waarom iets al dan niet geseponeerd of gecorrectionaliseerd wordt,

dus wat eigenlijk gans het beleid is van het openbaar ministerie, denk ik dat men

gemakkelijker tot win-wins zal kunnen komen of tot een ordentelijk

tegensprekelijk debat.”283

Enkelen zijn van oordeel dat de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter, het parket

er niet van zou mogen weerhouden de onderzoeksrechter en de zetel te informeren

omtrent de evoluties binnen het beleidsplan. Het is echter voor de zetelende

magistratuur interessant om te weten waar de parketten prioritair in investeren en

282 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 81. 283 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 81.

Page 92: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

92

waarin niet. Dit zou er toe kunnen leiden dat de zetelende magistratuur de

zwaarwichtigheid van bepaalde feiten beter zal kunnen inschatten.284

107. Het belang van het overleg tussen het parket en de onderzoeksrechter voor het

strafrechtelijk beleid is uitermate belangrijk. Zo hebben de beslissingen van de zetel en

de onderzoeksrechters enerzijds een grote impact op de resultaten van dit beleid.

Bijvoorbeeld als men zich engageert in het strafrechtelijk beleid om repressief op te

treden tegen veelplegers en deze veelplegers zoveel mogelijk van straat wil houden, dan

zal een aanhoudingsmandaat snel gevorderd worden door het parket. Is de

onderzoeksrechter of de raadkamer echter van oordeel dat deze vordering weinig

relevant is, dan hebben zij de bevoegdheid om de persoon terug in vrijheid te stellen en

kan het engagement van het strafrechtelijk beleid evengoed terug worden

opgeborgen.285 Anderzijds hebben beslissingen van de zetel en de onderzoeksrechter

ook een impact op het beleid zelf. Interpretaties gegeven door de rechters omtrent

opsporingshandelingen, kunnen consequenties hebben op de wijze van opsporen in de

toekomst.286

De praktijk toont aan dat de onderzoeksrechters ver verwijderd zijn van het

strafrechtelijk veiligheidsbeleid. Er vindt weinig tot geen overleg plaats tussen de

verschillende actoren. Toch kan dit overleg een meerwaarde betekenen in alle fasen van

het onderzoek en niet enkel binnen de eerste helft van de keten (politie-parket), maar de

onderzoeksrechters zullen hier zelf stappen dienen te zetten in de richting van een

overleg.287

b) Vordering tot een gerechtelijk onderzoek

108. In de praktijk bakent het openbaar ministerie de vordering tot het instellen van een

gerechtelijk onderzoek niet steeds scherp af. Met als gevolg dat de saisine van de

onderzoeksrechter te weinig begrensd is en het gerechtelijk onderzoek onnodig wordt

284 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 82. 285 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 102. 286 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 102-103. 287 M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 104-106.

Page 93: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

93

verruimd. De onderzoeksrechter dreigt dan ook voorbij te gaan aan de kern van de zaak.

Daarom pleit ook het college van procureurs-generaal er voor dat er een overleg komt

tussen de onderzoeksrechters, het openbaar ministerie en de politiediensten, bij aanvang

van ieder gerechtelijk onderzoek, omtrent het voorwerp en de omvang van de saisine

van de onderzoeksrechter, de vermoedelijke tijdsduur van het onderzoek en de

benodigde middelen en personen. Hierdoor zal de gerechtelijke achterstand op

aanzienlijke wijze worden teruggedrongen.288

109. Daarenboven is het parket niet verplicht de onderzoeksrechter reeds in een vroeg

stadium van het onderzoek te vorderen. In tegendeel het parket kan wachten en het

opsporingsonderzoek rekken totdat dwangmaatregelen onvermijdelijk genomen moeten

worden. Indien de onderzoeksrechter werkelijk op het allerlaatste moment gevorderd

wordt, beschikt hij enkel nog over een kleine manoeuvreerruimte om zijn

onderzoeksstrategie uit te werken.289 Velen stellen zich hierdoor dan ook de vraag of

een gerechtelijk onderzoek nog zin heeft. Het gerechtelijk onderzoek heeft volgens M.

MINNAERT nog weinig waarborgen voor de verdachten, daar waar het gerechtelijk

onderzoek vooral om die reden in het leven werd geroepen en tevens werd gehandhaafd

door de wet Franchimont. De verdachte kan immers pas aanspraak maken op een

gerechtelijk onderzoek als het parket of de burgerlijke partij initiatief neemt.290

c) Verbod tot een autonome uitbreiding van de saisine door de onderzoeksrechter

110. Zoals reeds eerder werd aangehaald moet de onderzoeksrechter indien in de loop

van het gerechtelijk onderzoek nieuwe feiten worden ontdekt, de procureur des Konings

overeenkomstig art. 56 §1, lid 6 Sv. op de hoogte brengen. De procureur des Konings

kan dan een uitbreidende vordering tot onderzoek nemen, de zaak seponeren of een

rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht brengen. Daarenboven is

overeenkomstig art. 56 §1, lid 7 Sv., gewijzigd bij wet van 21 juni 2004, de

onderzoeksrechter verplicht de federale procureur en de procureur des Konings, of in de

288M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 149. 289J. OCKERS, “Is het onderzoek in strafzaken oorzaak van overbelasting van de strafrechter?”, RW 1990-1991, (449) 449. 290X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 68.

Page 94: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

94

gevallen waarin de federale procureur of onderzoeksrechter zelf291 de strafvordering

uitoefent, uitsluitend de federale procureur, in kennis te stellen van de inlichtingen en

informatie die hij in de loop van een gerechtelijk onderzoek verkregen heeft en die

wijzen op een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de openbare veiligheid en de

volksgezondheid.292 Art. 56 §1, lid 7 Sv. werd ingevoerd om ervoor te zorgen dat er een

vlottere doorstroming van informatie en inlichtingen, die in de loop van het gerechtelijk

onderzoek aan het licht kwamen, zou gerealiseerd worden tussen het parket en de

onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Voor de wetswijziging

rezen er meermaals moeilijkheden naar aanleiding van dossiers in gerechtelijke

onderzoeken, die informatie betroffen die cruciaal van belang waren voor de

volksgezondheid (bv. de handel in een dodelijke drug) of de openbare veiligheid (bv.

informatie over terroristische aanslagen). De cruciale informatie kon slechts laattijdig en

langs tijdrovende omwegen ter kennis gebracht worden van de bevoegde

overheidsinstantie. Aldus zal de procureur des Konings of de federale procureur in

kennis worden gesteld indien het ernstige en onmiddellijke gevaren betreffen voor de

volksgezondheid en de openbare veiligheid. Van zodra de federale procureur in het

bezit is van de informatie, zal hij de minister van Justitie inlichten, waarna deze laatste

de informatie zal overmaken naar de desbetreffende bevoegde overheidsinstantie. Bij

deze informatieplicht dient echter wel rekening te worden gehouden met de

geheimhouding van het onderzoek, zodanig dat enkel hetgeen noodzakelijk is voor de

handhaving van de volksgezondheid en de openbare veiligheid door de minister van

Justitie aan de bevoegde overheidsinstantie wordt overgemaakt.293

d) De onderzoeksrechter in relatie met de buitenwereld

111. Het kan nogal vreemd overkomen dat in art. 57 §3 Sv., dat handelt over het

gerechtelijk onderzoek, de procureur des Konings een taak toegewezen krijgt. De

procureur des Konings krijgt namelijk de taak om, met instemming van de

onderzoeksrechter en indien het openbaar belang het vereist, aan de pers gegevens te

verstrekken omtrent het gerechtelijk onderzoek. Tijdens het gerechtelijk onderzoek

worden mededelingen aan de pers aldus niet verstrekt door de onderzoeksrechter, maar

291Wetsontwerp tot wijziging van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 863/1, 6. 292R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 427. 293Wetsontwerp tot wijziging van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 863/1, 5-6.

Page 95: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

95

wel door het openbaar ministerie. Deze regeling wordt verantwoord door de vereiste dat

de onderzoeksrechter als rechter in alle omstandigheden, ook naar buiten toe, volledig

onafhankelijk en onpartijdig dient te handelen.294 Advocaat-generaal P. KENIS ziet het

als een beveiliging tegen zichzelf, de onderzoeksrechter kan door deze bepaling zich

niet misspreken.

e) De burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter

112. In de praktijk worden de onderzoeksrechters vaak overspoeld door klachten met

burgerlijke partijstelling, waarbij het niet altijd gaat om even ernstige zaken. Het

merendeel van deze zaken hebben ofwel betrekking op relatief eenvoudige feiten, ofwel

betreffen het in wezen betwistingen van burgerlijke aard. Het aantal burgerlijke

partijstellingen in België gaan van 25 tot 40%. De helft van de burgerlijke

partijstellingen monden uit in een buitenvervolgingstelling, de onderzoeken duren

gemiddeld tien maanden langer en 20% daarvan eindigt in een vrijspraak. Dit is vier

keer meer dan wanneer het openbaar ministerie het onderzoek opstart. Parketmagistraat

A. SERLIPPENS stelt dat er dringend nood is aan meer efficiëntie binnen het systeem van

de burgerlijke partijstelling. Er moet als het ware een kosten-batenanalyse worden

opgemaakt, aangezien in sommige kwesties, zoals erfkwesties, de onderzoeksrechter

vandaag meer als een privédetective wordt ingeschakeld.295 De onderzoeksrechters

beklaagden er zich dan ook over dat in vele gevallen een klacht met burgerlijke

partijstelling wordt ingediend dewelke door hen verplicht moet worden onderzocht bij

wijze van een gerechtelijk onderzoek, terwijl het feiten betreffen waarvoor een

gerechtelijk onderzoek niet manifest verantwoord is.296 Onderzoeksrechter J. POPPE stelt

tevens dat veel advocaten de weg inslaan van een burgerlijke partijstelling om een

burgerlijke procedure lam te leggen, aangezien de burgerlijke procedures dan worden

geschorst. Toch heeft de burgerlijke partijstelling volgens J. POPPE ook een groot nut

voor personen die reeds als benadeelde gekwalificeerd zijn door het parket in een

lopend onderzoek, maar zich burgerlijke partij stellen om meer bij het onderzoek

betrokken te worden. Een rem op de burgerlijke partijstellingen lijkt J. POPPE echter wel

294T. DESCHEPPER, De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 53. 295J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem, 2014, afl. 1, 16. 296P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41,(247) 253.

Page 96: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

96

zinvol, maar toch pleit hij voor een behoud van de burgerlijke partijstelling, aangezien

met dit systeem snel en efficiënt kan worden opgetreden.297

113. Het is meer dan terecht dat het openbaar ministerie geen volledig monopolie

inzake de vervolging verkrijgt. Indien het slachtoffer geen enkel initiatief tot vervolging

zou kunnen nemen, zou er een risico bestaan dat bepaalde burgerlijke belangen ernstig

worden geschaad.298 Toch is het systeem van burgerlijke partijstelling niet noodzakelijk

en kan er in alternatieven worden voorzien. Men streeft er dan ook naar om de

onderzoeksrechter slechts te belasten met een gerechtelijk onderzoek indien het ernstige

strafbare feiten betreft. De tussenkomst van de onderzoeksrechter zou op die manier

enkel mogelijk zijn indien het proportioneel is. In de huidige stand van de wetgeving

beschikt de onderzoeksrechter echter niet over de bevoegdheid een onderzoek te

weigeren.

De tussenkomst van het openbaar ministerie in het gerechtelijk onderzoek voldoet

principieel aan de proportionaliteitsvereiste doordat het openbaar ministerie het

strafrechtelijk beleid in acht dient te nemen bij zijn vordering tot onderzoek299. Klachten

van privépersonen gebracht voor de onderzoeksrechter voldoen daarentegen niet altijd

aan deze proportionaliteitsvereiste en zijn dus vaak in strijd met het gevoerde beleid.

Daarom wil men meer en meer een filter creëren voor de burgerlijke partijstellingen,

waarbij een rechter nagaat of de burgerlijke partijstelling voldoet aan de vereiste van de

proportionaliteit, maar er aldus geen afbreuk wordt gedaan aan het recht voor eenieder

op een eerlijk proces.300 De slachtoffers in de kou laten staan en de mogelijkheid tot

burgerlijke partijstelling afschaffen, is aldus geen optie. Sommigen zijn van oordeel,

sinds de inwerkingtreding van de wet Franchimont, dat de partijen in het kader van een

vooronderzoek reeds over voldoende mogelijkheden beschikken om hun grieven te

297J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem, 2014, afl. 1, 18. 298M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 145. 299Zie art. 47 Sv. 300 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter als nuttige en noodzakelijke dwarsligger”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (19) 19-27; M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 190-191.

Page 97: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

97

laten gelden en onderzoeken, zonder de omweg van de klacht met burgerlijke

partijstelling te moeten inslaan.301

i. Mogelijke oplossingen in de toekomst

114. J. DELMULLE nam een initiatief ter zake en deed een voorstel om een

‘weigeringsgrond’ in te voeren in hoofde van de onderzoeksrechter. De

onderzoeksrechter zou op die manier zelf kunnen oordelen een gerechtelijk onderzoek

op basis van een burgerlijke partijstelling al dan niet te op te starten. De

onderzoeksrechter diende zich hierbij te baseren op feitelijke overwegingen of

opportuniteitsredenen. In een latere fase van de procedure zouden de

onderzoeksgerechten de beslissing van de onderzoeksrechter dan nog steeds kunnen

toetsen.302

De opstellers van het ontwerp van het wetboek van strafproces, de Commissie

Strafprocesrecht, stelde in 2003 daarentegen voor om aan de procureur des Konings de

bevoegdheid te verlenen de raadkamer te verzoeken de opening van een gerechtelijk

onderzoek te weigeren bij bepaalde burgerlijke partijstellingen. Deze procedure zou

ervoor zorgen dat een misbruik of oneigenlijk gebruik van het gerechtelijk onderzoek

door privépersonen wordt vermeden.303 De opstellers behouden met dit voorstel het

basisidee dat een klacht door een rechter moet worden beoordeeld, in casu de

raadkamer, waardoor tevens de onafhankelijkheid wordt gevrijwaard. De raadkamer zou

bij haar beslissing de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moeten

nemen.304 Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van het slachtoffer bij

een gerechtelijk onderzoek en het belang van de vlotte werking van het strafproces.305

Weigert de raadkamer de opening van een gerechtelijk onderzoek op basis van deze

301M. MINNAERT, “Trial within a trial, naar Belgisch recht”, T.Strafr. 2001, (125) 125-133. 302 J. DELMULLE, “Vinger aan de pols en op de wond, het stellen van prioriteiten bij de opsporing en vervolging van misdrijven”, Custodes 2001, afl. 3, (45) 45-68. 303 P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41, (247) 253. 304 Wetsvoorstel houdende het wetboek van strafprocesrecht, Gedr. St. Senaat 2003-2004, nr. 3-450/1, 82-83. 305 P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41, (247) 254.

Page 98: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

98

vereisten, dan zou de procureur des Konings op eigen initiatief kunnen beslissen te

seponeren of een opsporingsonderzoek te openen en zelf te vervolgen.306

In een gesprek tussen R. VERSTRAETEN, J. VERCRAEYE, J. POPPE en A. SERLIPPENS

wordt het ‘significant disadvantage’ geponeerd als voorstel om de overvloed aan

burgerlijke partijstellingen in te dijken. Dit voorstel is afkomstig van het 14de protocol

bij het EVRM, waarbij er geen kwantitatieve, maar wel een kwalitatieve toetsing van de

schade wordt beoogd om burgerlijke partijstellingen te kunnen instellen. “Bijvoorbeeld

een sukkelaar van wie de fiets wordt gestolen, kan meer nadeel ondervinden dan een

multimiljonair wiens porsche wordt vernield”307. Buiten A. SERLIPPENS, zijn ze het

erover eens dat deze toetsing dient te gebeuren door een rechterlijke instantie. De visie

over wat volgens het parket wel en niet moet worden geseponeerd, stemt immers niet

per se overeen met de visie van een magistraat. Toch blijken wetten en praktische

bezwaren in de weg te staan van een implementatie van het voorstel. Volgens R.

VERSTRAETEN zou het wel mogelijk zijn te bepalen dat indien het parket na drie

maanden nog niet heeft gereageerd op de klacht, men pas dan een burgerlijke

partijstelling kan instellen.308

De voorstellen van J. DELMULLE, de commissie strafprocesrecht en de 4 juristen werden

echter nog niet verankerd in Belgische wetgeving, wat in het nadeel speelt van de

versnelling van de strafprocedure. Wel bestempelde het college van procureurs-generaal

in 2008 het invoeren van een proportionaliteitstoets door de onderzoeksrechter bij

burgerlijke partijstellingen als absoluut noodzakelijk. De toenmalige minister van

Justitie was echter de mening toegedaan dat niet mag geraakt worden aan het recht van

het slachtoffer om zich burgerlijke partij te stellen bij de onderzoeksrechter.309

f) Problemen rond de figuur van de mini-instructie

306 Wetsvoorstel houdende het wetboek van strafprocesrecht, Gedr. St. Senaat 2003-2004, nr. 3-450/1, 83-84 ; M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 192. 307J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem 2014, afl. 1, 19. 308J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem 2014, afl. 1, 19-21. 309M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 146-147.

Page 99: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

99

115. Opdat een onderzoeksrechter niet zomaar het keurslijf van een rechter van het

onderzoek zou verkrijgen door de invoering van de mini-instructie, werd een

evocatierecht voor de onderzoeksrechter door de wetgever in het leven geroepen (zie

supra). Deze compromis kan echter de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter in het

gedrang brengen. Er bestaat een kans dat de onderzoeksrechter de rol van de

vervolgende partij zal overnemen en aldus te veel aandacht zou schenken aan informatie

à charge. Waardoor hij pro-actieve recherche zou voeren en zijn onpartijdigheid op de

helling zou komen te staan. 310 Door de invoering van de mini-instructie en het

aanvullende evocatierecht kan een onderzoeksrechter voor het eerst in de Belgische

geschiedenis zichzelf vatten met een onderzoek, wat volgens advocaat-generaal P.

KENIS een grote vernieuwing is voor het strafrechtelijk vooronderzoek. Het

evocatierecht zorgt er tevens voor dat het parket haar bevoegdheid verliest om over de

opportuniteit van de strafvervolging te oordelen, overeenkomstig het bepaalde

strafrechtelijk beleid. Waardoor de verdachte minder kans maakt op een beleidssepot of

een buitengerechtelijke afdoening, alles hangt echter af van de beslissingsvrijheid van

de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechters zullen immers in slechts weinig gevallen

dit evocatierecht uitoefenen, gezien de hoge werklast. Ze hebben nauwelijks de tijd een

behoorlijke controle uit te voeren op de dwangmaatregelen, laat staan om een

volwaardig gerechtelijk onderzoek te voeren. Veel hangt dus af van de

werkomstandigheden en de bereidwilligheid van de onderzoeksrechter of hij al dan niet

zijn evocatierecht zal inroepen, waardoor de rechtsgelijkheid tussen de verdachten in

het gedrang kan komen.311

1.3.2 In Nederland

a) Voor de Wet van 11 december 2011

116. Voor de inwerkingtreding van de Wet versterking positie rechter-commissaris van

11 december 2011 leidde de rechter-commissaris het gerechtelijk onderzoek, waarbij hij

de officier van justitie geen bevelen of aanwijzingen kon geven. De rechter-commissaris

was echter wel belast met de taak de handelingen van het openbaar ministerie te 310X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 72-73. 311X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-uitgevers, 1998, 71.

Page 100: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

100

controleren. Volgens E.F. STAMHUIS en A.E. HARTEVELD bood de toebedeling van de

taken van de rechter-commissaris een tegengewicht tegen de dominante positie van de

met opsporing belaste autoriteiten.312 Dit kan onder meer worden gesitueerd binnen het

kader van de dwangmaatregelen. Indien de officier van justitie de rechter-commissaris

verzocht de rechtmatigheid te toetsen van een bepaald dwangmiddel, dan zou de mening

van de rechter-commissaris de doorslag geven. Bij een rechtmatigheidstoetsing neemt

de rechter-commissaris de beginselen van redelijke belangenafweging, proportionaliteit

en subsidiariteit in acht. Wanneer de rechter-commissaris daarentegen zijn mening gaf

omtrent de beleidsmatige keuze van een bepaald dwangmiddel, dan ging deze laatste

zijn bevoegdheid te buiten en kon de officier van justitie ervoor kiezen zijn eigen

standpunt te laten prevaleren. De auteurs wezen er wel op dat indien in de wettelijke

voorwaarden toetsingspunten werden opgenomen voor een doelmatigheidsbeoordeling,

zoals de dringende noodzaak om een bepaald dwangmiddel aan te wenden, het

beleidsaspect deel zou gaan uitmaken van het oordeel van de rechter-commissaris.

Immers in geen geval kon de rechter-commissaris zich echter bemoeien met de

uitvoering van bepaalde dwangmiddelen.313

Op het vlak van het mini onderzoek dat werd ingevoerd in 2000 resen er echter

problemen. Indien de verdachte een bijkomende onderzoekshandeling verzocht aan de

rechter-commissaris, dan kon dit ertoe leiden dat deze bijkomende

onderzoekshandeling, verricht door de rechter-commissaris, niets bijbracht aan het

lopende onderzoek. Daarom pleitten E.F. STAMHUIS en A.E. HARTEVELD er ook voor

dat de verdachte niet onbeperkt, maar slechts op wettelijk bepaalde tijdstippen het recht

had een onderzoekshandeling te vorderen.314 Met de Wet van 11 december 2011 werd

aan dit probleem tegemoet gekomen door de mogelijkheid tot een mini onderzoek af te

schaffen.

312 A.E. HARTEVELD en E.F. STAMHUIS, “De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het vooronderzoek in strafzaken.Deventer, Gouda Quint, 2001, 584. 313A.E. HARTEVELD en E.F. STAMHUIS, “De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het vooronderzoek in strafzaken.Deventer, Gouda Quint, 2001, 583-586. 314 A.E. HARTEVELD en E.F. STAMHUIS, “De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het vooronderzoek in strafzaken.Deventer, Gouda Quint, 2001, 585.

Page 101: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

101

Net zoals in België won in Nederland het opsporingsonderzoek onder leiding van de

officier van justitie aldus aan belang ten nadele van het gerechtelijk onderzoek gevoerd

door de rechter-commissaris. Doordat het gerechtelijk onderzoek parallel verliep met

het opsporingsonderzoek verkreeg de officier van justitie een grote invloed op het

gerechtelijk onderzoek. De officier van justitie beschikte echter tijdens het gerechtelijk

onderzoek over de mogelijkheid onderzoekshandelingen te stellen en aldus het

volledige onderzoek verder te zetten, waar dit in België voor de procureur des Konings

niet het geval is. 315 Daarom ook dat in Nederland de onpartijdigheid en

onafhankelijkheid van de rechter-commissaris in twijfel werden getrokken. In

Nederland zou, net zoals in België, een betere samenwerking tussen de rechter-

commissaris en het openbaar ministerie, in plaats van door elkaar heen te werken, dus

kunnen leiden tot een verbetering van het onderzoek.

b) Na de Wet van 11 december 2011

117. De toezichtstaak van de rechter-commissaris op het openbaar ministerie blijft met

de Wet van 11 december 2011 behouden. Zo zal hij de handelingen van het openbaar

ministerie op hun rechtmatigheid kunnen toetsen aan de hand van de beginselen van

redelijke belangenafweging, proportionaliteit en subsidiariteit. Ingevolge het nieuwe

artikel 170, tweede lid Sv. zal de rechter-commissaris zijn toezichthoudende

bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek onder meer op vordering

van de officier van justitie kunnen uitoefenen. Daarenboven is in het nieuwe artikel

177a Sv. vastgelegd dat de officier van justitie er moet op toezien dat de rechter-

commissaris, die belast is met een verzoek tot machtiging van bijzondere

opsporingsmethoden, tijdig de relevante stukken ontvangt en de officier van justitie hem

de nodige inlichtingen verschaft opdat de rechter-commissaris zijn taak naar behoren

zou kunnen uitoefenen.316 Het parket en de rechter-commissaris werken aldus niet

langer door elkaar heen. De Nederlandse wetgever koos er aldus niet voor een betere

samenwerking te installeren tussen het parket en de rechter-commissaris, maar hij koos

315 S. VAN GENEUGDEN, “De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland”, eindexamen voor de graad van master in de criminologische wetenschappen, Leuven, 2011-2012, 58-59. 316Nota van 10 maart 2010 naar aanleiding van het verslag over het concept- Wetsvoorstel nr. 32177 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris van 15 oktober 2009, www.rijksoverheid.nl.

Page 102: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

102

daarentegen resoluut voor een rechter van het onderzoek, waarbij het gerechtelijk

onderzoek werd afgeschaft.

c) De burgerlijke partijstelling in Nederland

118. In Nederland heeft de officier van justitie de volledige vervolging in handen,

waarbij de rechter-commissaris enkel over dwangmaatregelen dient te oordelen. Aldus

kan in Nederland het slachtoffer de strafvordering niet zelf initiëren, maar zal zij zich

met een burgerlijke vordering enkel kunnen voegen bij een reeds bestaande

strafvordering.317 Het Nederlandse Wetboek van Strafvordering sluit daarenboven voor

een groot stuk aan bij de voorstellen die in België werden geponeerd. In artikel 12 van

het Nederlandse Wetboek van Strafvordering kan een rechtstreeks belanghebbende bij

een strafbaar feit schriftelijk beklag doen bij een gerechtshof over het niet (verder)

vervolgen. Dit gerechtshof is bevoegd om te oordelen over de opportuniteit van de

(verdere) vervolging en vervolgens het openbaar ministerie, indien het opportuun wordt

geacht, tot (verdere) vervolging te gelasten.318

J. POPPE stelt dat in Nederland de hamvraag is of er al dan niet voldoende capaciteit is

om een strafvordering op te starten, terwijl er volgens hem een recht moet zijn voor

iedereen en er niet enkel gevolg moet worden gegeven aan de uitvoering van een

politiek beleid. In Nederland wordt het strafrecht echter geconcipieerd als een zaak

tussen de verdachte en de staat. In Nederland is men de mening toegedaan dat de

beslissing of er al dan niet bestraffing nodig is, een taak is van de staat en niet van het

slachtoffer. R. VERSTRAETEN stelt echter dat deze stap misschien wel zou moeten

durven gezet worden in België naar een systeem waarbij elke burger minder macht

krijgt om een medeburger strafrechtelijk te vervolgen. Zowel in Nederland als in

Duitsland kunnen de burgers zich beklagen bij een rechterlijke instantie, waarbij deze

laatste kan beslissen of het uiteindelijk de moeite waard blijkt te zijn de zaak verder te

onderzoeken. Toch beseft ook R. VERSTRAETEN dat dit een moeilijke kwestie blijft in

ons bestel.319

317J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem 2014, afl. 1, 16-21. 318M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 146-147. 319J. MATEUSEN, “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem 2014, afl. 1, 16-21.

Page 103: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

103

1.4 Oplossing: beter overleg en samenwerking of de afschaffing van het ambt onderzoeksrechter?

119. Een overleg tussen politie/openbaar ministerie en de onderzoeksrechters is een

pad dat hoogstwaarschijnlijk zal moeten worden bewandeld in de toekomst, indien voor

het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm wordt geopteerd. Om aan het probleem

van de afwezigheid van een overleg tussen deze actoren tegemoet te komen, zou de

wetgever een federale raad van onderzoeksrechters kunnen oprichten. De federale raad

zou dan om advies worden gevraagd met betrekking tot bepaalde onderwerpen die het

gerechtelijk onderzoek aanbelangen en die vervolgens vorm krijgen in een richtlijn.

Tevens kan deze raad instaan voor een toezicht op reeds uitgevaardigde richtlijnen die

het gerechtelijk onderzoek aanbelangen, waarbij ze voorstellen tot wijzigingen zouden

kunnen doen en bovendien kan de raad als vertegenwoordiger optreden van de

onderzoeksrechters in de federale politieraad. Daarenboven zou de raad van de

onderzoeksrechters een soort van bemiddelingsfunctie of adviserende rol kunnen

invullen in zaken waar een onderzoeksrechter in een gerechtelijk onderzoek meent te

moeten afwijken van bepaalde dwingende richtlijnen die worden bepaald door het

strafrechtelijk beleid.320 Het opleggen van dwingende organisatorische richtlijnen aan

de onderzoeksrechter zouden niet mogen worden aanzien als een aantasting van diens

onafhankelijkheid, zij hebben voornamelijk tot doel de strafrechtsketen efficiënter en

vlotter te laten verlopen, wat het recht op een eerlijk proces alleen maar ten goede kan

komen.

120. In Nederland, waar geopteerd werd om de figuur van de rechter van het onderzoek

in te voeren, dient er aldus slechts één relatie versterkt te worden en niet de

samenwerking tussen drie verschillende actoren, namelijk de relatie tussen de politie en

het parket. In Nederland zijn beide actoren, zowel de officier van justitie en de

politiediensten, verplicht het strafrechtelijk beleid na te leven. In België zorgt het feit

dat de onderzoeksrechter niet gebonden is door het strafrechtelijk beleid volgens velen

voor een vertraging van de strafprocesgang. In deel V wordt dan ook verder uitgeweid

over de verschillende argumenten pro en contra over een eventuele afschaffing van het

ambt van de onderzoeksrechter. 320G. VAN HEES, P. PONSAERS en T. VANDER BEKEN, Recherchemanagemen. Sturen naar kwaliteitsvol opsporingswerk, Antwerpen, Maklu, 2005, 360; M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 188-189.

Page 104: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

104

Hoofdstuk 2 Correlatie onderzoeksrechter – raadkamer

2.1 In België

121. Een gerechtelijk onderzoek duurt vandaag de dag veel langer dan een

opsporingsonderzoek.321 Een snelle afhandeling van het gerechtelijk onderzoek is eerder

uitzonderlijk. Volgens onderzoeksrechter J.C. CLAEYS is de lange doorlooptijd van het

gerechtelijk onderzoek onder andere te wijten aan de werking van de raadkamer en de

verschillende rechtsmiddelen tegen een beslissing van de raadkamer. Deze werden

echter ingevoerd met het doel de rechten van de verdachte nog meer te waarborgen.322

122. Zoals reeds eerder aangehaald, dient de procureur des Konings de eindvordering

op het einde van het gerechtelijk onderzoek over te maken aan de raadkamer die dan

nogmaals oordeelt of het onderzoek is afgerond en er voldoende bezwaren zijn tegen de

verdachte om de zaak naar het vonnisgerecht te verwijzen. Volgens S. VERDONCK

wordt hier vaak dubbel werk verricht, waardoor deze fase zou kunnen worden

weggelaten in het vooronderzoek. Er zou dan aan de procureur des Konings een

bevoegdheid kunnen worden verleend om te oordelen of er al dan niet voldoende

bezwaren bestaan om te verwijzen naar het vonnisgerecht. Is dit niet het geval, dan zou

de procureur de zaak kunnen seponeren.323 Indien de functie van de raadkamer zou

worden afgeschaft, ontneemt men aan de verdachte en de benadeelde de waarborgen die

de raadkamer biedt. Ook in dit geval dient er dus een afweging gemaakt te worden

tussen het belang van de partijen bij de regeling voor de raadkamer en het belang van de

vlotte werking van het strafproces. De wetgever zou volgens T. FREYNE wel aan beide

belangen kunnen tegemoet komen, indien hij erin voorziet dat de burgerlijke partij,

nadat het openbaar ministerie de zaak seponeert, zelf kan overgaan tot dagvaarding van

de verdachte voor de vonnisrechter.324 Zo zal de verdachte sneller voor de vonnisrechter

worden gebracht en worden de waarborgen inzake de rechten van verdediging niet

ondermijnd.

321 F. SCHEURMANS, “Het vooronderzoek in strafzaken: één van de vele dringende werven van justitie.” In X., Liber amicorum A. De Nauw. Het strafrecht bedreven, Die Keure, Brugge, 2011, (787) 788-790. 322S. VERDONCK, “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent 2012-2013, 65. 323 S. VERDONCK, “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent 2012-2013, 66. 324M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 192-193.

Page 105: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

105

123. Naast de argumenten over de waarborgen van de raadkamer inzake de rechten van

verdediging, zijn anderen de mening toegedaan dat de controlefunctie van de raadkamer

zorgt voor een rugdekking van het gerechtelijk onderzoek en voor een zekere

regelmatigheid in dossiers. Dat deze controlefunctie van de raadkamer enkel werd

ingevoerd voor het gerechtelijk onderzoek en niet voor een opsporingsonderzoek, was

geen nalatigheid van de wetgever, hij heeft deze regeling uitdrukkelijk beoogd. De

wetgever achtte de tussenkomst van de raadkamer bij gerechtelijke onderzoeken echter

noodzakelijk omdat deze zaken complexer en zwaarder waren, in vergelijking met de

zaken in een opsporingsonderzoek. Deze stelling van de wetgever gaat echter niet

langer op. Zo kan het openbaar ministerie vandaag ook belast worden met een

opsporingsonderzoek betreffende zware criminele activiteiten en beschikt zij over

voldoende bevoegdheden deze criminele daden te bewijzen. Het openbaar ministerie

kan zelfs, indien ze niet over bepaalde bevoegdheden beschikt, bij wijze van mini-

instructie de onderzoeksrechter om een dwangmaatregel verzoeken, zonder het

onderzoek uit handen te geven.325

124. De Commissie Strafprocesrecht, die het wetsontwerp tot een vernieuwd Wetboek

van Strafprocesrecht voorlegde, bood een andere mogelijkheid om tegemoet te komen

aan de vereiste van een versnelling van het strafproces, zonder weliswaar de raadkamer

af te schaffen. Het wetsontwerp stelde voor om de raadkamer een bijkomende

bevoegdheid te verschaffen. Ze zou bij de regeling der rechtspleging ook over de zaak

ten gronde kunnen oordelen, waardoor de rechtbanken ontlast worden van minder zware

zaken. Deze bevoegdheid van de raadkamer wordt in het ontwerp wel beperkt tot het

opleggen van een geldboete of een gevangenisstraf van maximum 1 jaar. Het is wel

vereist dat de verdachte instemt met deze verkorte procedure en er een

beroepsmogelijkheid wordt voorzien bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling. 326

Aldus bleef dit ontwerp tot op vandaag slecht theorie, gezien de Kamer van

Volksvertegenwoordigers verdere behandeling van het ontwerp weigerde.

325 S. VERDONCK, “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent 2012-2013, 66. 326P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41, (247) 255.

Page 106: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

106

Indien men er toch voor zou kiezen de raadkamer in de toekomst af te schaffen, zou er

nog steeds ambtshalve controle kunnen worden uitgeoefend op het gerechtelijk

onderzoek door de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Daarenboven kan de rechter ten

gronde controleren of het opsporingsonderzoek, of het gerechtelijk onderzoek, correct

zijn verlopen. De omweg naar de raadkamer, verspilt volgens sommigen te veel

kostbare tijd.327

2.2 In Nederland

125. In Nederland kan de rechter-commissaris na de Wet van 11 december 2011

ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of

diens raadsman, zijn toezichthoudende bevoegdheid uitoefenen op het onderzoek. Na

dit toezicht stelt de rechter-commissaris de officier van justitie en de verdachte in kennis

van het feit of hij een onderzoek al dan niet voltooid acht, waarna de officier van justitie

kan beslissen af te zien van verdere vervolging en het onderzoek bijgevolg beëindigd

wordt(art. 237-238 Sv.).

Beslist de officier van justitie daarentegen toch om verder te vervolgen, dan kan de

verdachte hiertegen een bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse raadkamer. Deze

raadkamer moet goed onderscheiden worden van de beraadslaging die plaats vindt na

het onderzoek ter terechtzitting en ‘raadkameren’ worden genoemd.328 Oordeelt de

raadkamer vervolgens dat het feit niet strafbaar is of er onvoldoende bezwaren zijn, dan

kan zij de verdachte buiten vervolging stellen. Daarenboven beschikt de raadkamer ook

over de bevoegdheid om te controleren of het vonnisgerecht waarnaar verwezen wordt,

bevoegd is.329

De rol van de Nederlandse raadkamer is aldus beperkter dan de rol van onze raadkamer,

daar zij niet kan oordelen over eventuele nietigheden of onregelmatigheden die in het

dossier verhuld zitten. Enkel de rechter ten gronde kan hierover oordelen.

327S. VERDONCK, “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent 2012-2013, 67. 328G.J.M. CORSTENS, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2008, 253. 329S. VERDONCK, “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent 2012-2013, 56.

Page 107: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

107

Hoofdstuk 3 Besluit

126. De positie van de onderzoeksrechter is vandaag de dag nog steeds uitermate

belangrijke in het strafrechtelijk vooronderzoek. Hij zal echter in de toekomst niet

kunnen ontkomen aan de als maar groter wordende druk uitgaande van de politiek om

een dossier overschrijdend overleg te voeren met zijn partners en om het strafrechtelijk

beleid in acht te nemen tijdens zijn onderzoek. Dit alles zou ertoe kunnen leiden dat de

positie van de onderzoeksrechter sterker wordt, waarbij hij zich opnieuw kan toespitsen

op zijn belangrijkste taken, namelijk het onderzoeken van complexe en zware zaken op

een onafhankelijke en onpartijdige manier. Toch moet erover worden gewaakt dat door

een beter overleg tussen de verschillende actoren de onpartijdigheid en

onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter niet op de helling komen te staan. Het recht

op een eerlijk proces voor de partijen is minstens even belangrijk, maar dit mag er niet

toe leiden dat het strafproces onwerkbaar wordt en op een aanzienlijke wijze wordt

vertraagd. Ook de burgerlijke partijstelling en de regeling der rechtspleging zijn aan

vernieuwing toe. Er werden hieromtrent reeds vele voorstellen gedaan om het

strafproces te wijzigen en ervoor te zorgen dat het in de toekomst efficiënter en vlotter

verloopt, zonder de waarborgen van de rechten van verdediging voor de partijen in te

perken.

Als kers op de taart kwam men de laatste jaren zelfs op de proppen met een voorstel om

de figuur van de onderzoeksrechter volledig af te schaffen en te vervangen door een

rechter van het onderzoek (zie infra)330 In Nederland werd recent door de Wet van 11

december 2011 gekozen voor deze figuur van de rechter van het onderzoek. Het

gerechtelijk onderzoek werd als het ware afgeschaft en de rechter-commissaris beschikt

nog enkel over een toetsende rol. Een goed overleg tussen de rechter-commissaris en de

officier van justitie of de politie dringt zich in Nederland dan ook niet op. Het is de

officier van justitie die volledig verantwoordelijk wordt voor het voeren van de

opsporing en de vervolging. De rechter-commissaris kan dus in alle onafhankelijkheid

in Nederland zijn objectief oordeel vormen omtrent de zaak. Toch zijn ook in het

Nederlandse vooronderzoek met de Wet van 11 december 2011 niet alle problemen

weggewerkt. Doordat de rechter-commissaris niet met het volledige onderzoek wordt

belast, dreigt hij te weinig overzicht te hebben op de volledige zaak om correct en

330Zie hoofdstuk 5.

Page 108: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

108

doordacht over bepaalde vorderingen te oordelen. Het is dan ook maar de vraag welk

voorstel het zal halen van de anderen, de invoering van een systeem van de rechter van

het onderzoek blijkt echter ook niet zonder problemen gepaard te gaan. Komt de

Belgische wetgever op de proppen met een geheel nieuw voorstel of blijft de wetgever

ter zake nog voor een lange tijd passief? Begin december 2010 beklaagde onder meer

procureur-generaal F. SCHINS zich in de pers over de traagheid van de strafprocessen,

waardoor hij voorstelde om de onderzoeksrechter en de raadkamer af te schaffen en het

volledige onderzoek in handen van het parket te leggen. Er werd in een later persbericht

echter wel op gewezen dat indien de afschaffing van de onderzoeksrechter werkelijk

zou worden doorgevoerd, er tevens een grondige herziening moest komen van de rol

van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie is immers niet zo objectief als een

onderzoeksrechter.331 In het volgende hoofdstuk wordt dan ook verder uitgeweid over

de figuur van de rechter van het onderzoek, welke functies de rechter van het onderzoek

precies heeft en wat de argumenten zijn van de voor- en tegenstanders van de invoering

van een rechter van het onderzoek in het debat gevoerd in België.

331X., “Afschaffing onderzoeksrechter en raadkamer vraagt ook herziening rol openbaar ministerie en betere bescherming privacy verdachten”, Brussel, 2010, www.baliebrussel.be .

Page 109: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

109

DEEL V Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: wie zal het halen?

127. De huidige positie van de onderzoeksrechter kwam uitgebreid aan bod in deel IV.

De voorstanders van het behoud van de onderzoeksrechters bepleiten een aanpak van de

problemen in zijn huidige positie die de uitholling van zijn ambt hebben veroorzaakt.

Volgens hen zou de positie van de onderzoeksrechter hersteld kunnen worden, indien de

politie en het parket beter informatie zouden doorspelen naar de onderzoeksrechter en er

aldus een beter overleg komt tussen de verschillende actoren in het vooronderzoek. In

de parlementaire stukken van 1996-97 werd tevens bepaald dat de onderzoeksrechter,

om leiding te kunnen geven, “over voldoende materiële en personele ondersteuning

moet beschikken en de noodzakelijke persoonlijkheids- en professionele vaardigheden

moet bezitten. Het laatste is een kwestie van profielbepaling, een grondige selectie, een

doorgedreven opleiding en een permanente basis.”332

128. Daarnaast gaan er tevens stemmen op om de figuur van de onderzoeksrechter

volledig af te schaffen en te vervangen door een rechter van het onderzoek, zoals in

Nederland is gebeurd. De discussie is vandaag nog steeds niet beslecht, maar is

brandend actueel door de beleidsnota van de huidige minister van Justitie om een

grondige hervorming van het Belgische strafprocesrecht door te voeren.333 Bij de

invoering van een rechter van het onderzoek dringt een overleg tussen de

onderzoeksrechter en het openbaar ministerie en de politiediensten zich echter niet op,

aangezien de bevoegdheden van de onderzoeksrechter beperkt worden tot het minimum.

Hij is slechts een aanspreekpunt voor het openbaar ministerie wanneer deze laatste

dwangmaatregelen wil treffen in het vooronderzoek. De rechter van het onderzoek zal

dus nooit belast worden met het volledige onderzoek.334 De vraag is of de invoering van

de figuur van de rechter van het onderzoek, een zaligmakende oplossing is, die zal

leiden tot een efficiënter en vlotter strafrechtelijk optreden en waarbij voorgaande

problemen rond de huidige positie van de onderzoeksrechter opgelost worden en als het

ware uit het debat kunnen worden geschrapt. Hierna zal de situatie geschetst worden

332Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in “de zaak Dutroux-Nihoul en consorten”, Parl. St. Kamer 1996-1997, nr. 713/6, 179. 333Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2012-2013, nr. 532586/27, 16. 334Zie infra punt 7; M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 178.

Page 110: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

110

waarbij een rechter van het onderzoek de onderzoeksrechter vervangt, wat zijn precieze

functies zouden zijn in het vooronderzoek en wat de grote verschillen zijn tussen een

onderzoeksrechter en een rechter van het onderzoek. Ten laatste worden ook de

verschillende standpunten van de voor- en tegenstanders in het debat rond het al dan

niet behouden van het ambt van de onderzoeksrechter aangehaald.

Hoofdstuk 1 Wat wordt verstaan onder een ‘rechter van het onderzoek’

129. Alvorens dieper in te gaan op de discussie, moet verduidelijkt worden wat de

precieze functie is van een rechter van het onderzoek en hoe hij zich onderscheidt van

de onderzoeksrechter. Een rechter van het onderzoek zal niet zelf het onderzoek voeren,

maar spitst zich voornamelijk toe op zijn rechtsprekende functie. Zijn taak bestaat er

namelijk in te beslissen of een bepaalde gevraagde dwangmaatregel al dan niet mag

worden genomen. Hierbij moet hij de legaliteit en rechtmatigheid van de maatregel in

acht nemen, maar mag hij zich niet uitspreken over de opportuniteit van de gevraagde

dwangmaatregel. 335 Bij de rechtmatigheidsbeoordeling moet hij de principes van

subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen en er op toezien dat de rechten van

verdediging van de verdachte niet op een onaanvaardbare wijze worden aangetast. Het

eigenlijke onderzoek wordt gevoerd door het parket, dat daarvoor wordt bijgestaan door

de bevoegde politiediensten.336 Bij de beoordeling over de dwangmaatregelen zal de

rechter van het onderzoek volledig aangewezen zijn op de informatie die het Openbaar

Ministerie hem doorgeeft, aangezien hij zelf geen onderzoeksdaden kan stellen. De

rechter van het onderzoek zal dus geen vat hebben op het volledige onderzoek daar hij

slechts incidenteel optreedt.337 Daarnaast heeft de rechter van het onderzoek ook de

bevoegdheid om geschillen te beslechten die gerezen zijn tijdens het vooronderzoek.

Hoewel de discussie omtrent het behoud van het ambt van de onderzoeksrechter reeds

ettelijke jaren wordt gevoerd, is men nog steeds bij de onderzoeksrechter gebleven. Er is

echter wel een poort geopend naar de rechter van het onderzoek door het invoeren van

de zogenaamde mini-instructie (art. 28septies Sv.). Ook wat de wetgeving op de

335B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9) 9-18 336M. VANDERHALLEN, E. JASPAERT, en G. VERVAEKE, De relatie in de strafrechtsketen tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, p. 178-179; H. PARMENTIER, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent, 2010-2011, 6. 337T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 923.

Page 111: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

111

bijzondere opsporingsmethoden betreft heeft men de huidige onderzoeksrechter op de

achtergrond geplaatst, aangezien ook daar de bevoegdheid wordt verleend aan het

openbaar ministerie om verregaande maatregelen te nemen.338 Zou de wetgever in de

toekomst toch kiezen voor een rechter van het onderzoek dan heeft dit

noodzakelijkerwijs tot gevolg dat ook het statuut van het openbaar ministerie moet

worden aangepast, aangezien het de volledige opsporing en het onderzoek in handen

zou krijgen.339

1.1 Onderscheid : rechter van het onderzoek – onderzoeksrechter

130. Zoals reeds eerder werd aangehaald, is de onderzoeksrechter in ons huidig

systeem van het strafprocesrecht enkel bevoegd in het kader van zijn saisine,

grotendeels bepaald door het openbaar ministerie. De onderzoeksrechter wordt aanzien

als een actieve rechter, m.n. een overheidsinstantie die op een inquisitoire wijze het

onderzoek voert.340 De partijen hebben hier slechts een secundaire rol ten aanzien van

de primaire rol van de onderzoeksrechter. De rechter van het onderzoek daarentegen

voert op een adversaire wijze het vooronderzoek. De term adversair341 staat voor een

horizontale tegenstelling tussen partijen. Het vooronderzoek wordt hier immers gevoerd

door de verschillende partijen, de vervolgende instantie en de verdediging, zij bepalen

het geschil en zullen elk autonoom een onderzoek voeren, waarvan de uitkomst van het

onderzoek zal worden voorgelegd aan een rechter. De rechter controleert vervolgens of

de procedurele regels werden nageleefd en kan toestemming geven voor

dwangmaatregelen indien hiertoe een verzoek werd ingediend, maar verder beschikt hij

niet over een actieve rol.342 De rechter van het onderzoek komt als een passieve rechter

338K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 39. 339W. DE SMEDT, “Iedere procureur-generaal is rechter”, Juristenkrant 2013, afl. 266, (12) 12. 340T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 924. 341De term adversair wordt vaak verkozen boven de term accusatoir, aangezien de term accusatoir soms internationaal wordt gebruikt om te verwijzen naar inquisitoire systemen. Zo werden sommige garanties in de Anglo-Amerikaanse traditie accusatoir genoemd, hoewel ze voornamelijk verbonden zijn met het inquisitoire of adversaire model, zie in P. DE HERT en T. DECAIGNY, “Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?”, Strafblad 2013, (54) 55. 342P. DE HERT en T. DECAIGNY, “Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?”, Strafblad 2013, (54) 55.

Page 112: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

112

tussen in het onderzoek op basis van een vordering, aangezien hij enkel een rechterlijke

toetsing doorvoert.343

1.2 Zorgt de invoering van een rechter van het onderzoek daadwerkelijk voor een oplossing? Argumenten pro en contra

131. De vraag of de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek moet behouden

blijven dan wel de baan moet ruimen voor een rechter van het onderzoek, is reeds lang

een discussiepunt. Veel standpunten in de discussie zijn gekend, maar toch lijkt de

discussie nog steeds niet definitief beslecht te zijn. Het is louter de bedoeling de

verschillende standpunten weer te geven en daarop een mening te staven, maar niet om

de discussie voor eens en altijd te beslechten. De allesomvattende waarheid zal hier

aldus niet worden gedefinieerd. Enkel de bouwstenen van de discussie zullen worden

aangereikt opdat ieder voor zichzelf een doordachte keuze kan maken.

1.2.1 Waarneembare evolutie binnen het takenpakket van de onderzoeksrechter

132. Zowel volgens P. DE HERT, P. ÖLCER als T. DECAIGNY wordt de discussie beter

gevoerd in termen van functies: namelijk niet wat de onderzoeksrechter is en wat hij

precies vertegenwoordigt, maar veeleer in wat hij doet. In wat volgt zijn het vooral de

meningen van praktijkjuristen die naar voor komen. Deze persoonlijke invulling mag

echter in geen geval de analyse van de wetgevers omtrent het systeem

overschaduwen.344 De onderzoeksrechter heeft vandaag de dag zowel een onderzoeks-

als een toezichtstaak. De laatste jaren vindt er echter duidelijk een accentverschuiving

plaats naar zijn toezichtstaak, zijn onderzoekstaak neemt geleidelijk aan af. De

invoering van de mini-instructie en de BOM-wetgeving versnelde deze evolutie. De

onderzoeksrechter gaat vandaag voornamelijk de integriteit van het onderzoek

controleren in samenhang met de individuele rechten van de partijen. Zijn primaire rol

om de materiële waarheid te achterhalen verdwijnt stilaan.345

1.2.2 Overbelasting 343T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 924-925. 344P. DE HERT en P. ÖLCER, “De methodologische armoede van het debat over onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (53) 57-58; T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek: elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 926. 345P. DE HERT en P. ÖLCER, “De methodologische armoede van het debat over onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (53) 57-58.

Page 113: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

113

133. De overbelasting van de onderzoeksrechter zorgt er volgens de voorstanders van

een invoering van een rechter van het onderzoek voor dat de onderzoeksrechter de

complexiteit van de dossiers niet meer aan kan.346 In 2004 kreeg de gemiddelde

onderzoeksrechter immers 200 à 220 dossiers per jaar te verwerken. Het globale inzicht

van de onderzoeksrechter in het dossier en de efficiënte sturing van de politiediensten

werden dan ook terecht in vraag gesteld.347 Indien het aantal onderzoeksrechters

volgens B. DE SMET echter zou verhogen en elke onderzoeksrechter minder dossiers

moet verwerken, dan bestaat er een grote kans dat de magistraat opnieuw een centrale

positie verwerft in het vooronderzoek.348 R. VAN DE SOMPEL haalt echter aan dat er in de

praktijk nauwelijks nog kandidaten te vinden zijn voor dit soort ‘hondenberoep’.349

1.2.3 Verhouding met de politiediensten

134. Voorheen werd reeds duidelijk dat de verhouding tussen de onderzoeksrechter en

de politiediensten vaak stroef verloopt. De onderzoeksrechter laat zich, volgens de

voorstanders van de rechter van het onderzoek, namelijk te veel leiden door de

politiediensten in plaats van hen te sturen in de richting die hij zelf wil. Daarenboven is

hij niet in staat de politiediensten te controleren op de wijze die het onderzoek vereist,

aangezien de onderzoeksrechter, als ‘all-round-magistraat’, met te veel zaken wordt

belast (zie supra).350 De manier van opsporen wordt ook veel complexer dan voorheen,

zodat gespecialiseerde politiediensten onontbeerlijk zijn in een onderzoek. 351 De

onderzoeksrechter verricht dus nog nauwelijks zelf een onderzoeksdaad. Hij delegeert

deze aan de bevoegde politiediensten, waardoor deze laatsten over een heel grote

vrijheid beschikken in het vooronderzoek.352

346K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 43. 347R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 49. 348B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 148. 349R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 49. 350J.-P. COLLIN, “Les rapports du juge d’instruction avec le ministère public, les corps de police et les experts”, RDPC 1990, (857) 882. 351B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)12. 352J.-P. COLLIN, “Les rapports du juge d’instruction avec le ministère public, les corps de police et les experts”, RDPC 1990, (857) 882.

Page 114: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

114

B. DE SMET stelt dat de voorstanders van een rechter van het onderzoek vaak bepleiten

dat het gerechtelijk onderzoek niet meer voordelen biedt dan een onderzoek dat geheel

in handen zou komen te liggen van de politie en het parket. De uitbesteding van taken

aan de politie door de onderzoeksrechter, ondersteunt deze stelling volgens hen. B. DE

SMET is het echter niet eens met deze opinie en besluit dat de aftocht van de

onderzoeksrechter veel meer te maken heeft met externe factoren, zoals de

overbelasting van de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter heeft geen andere keuze

dan zaken uit te besteden aan de politie, aangezien hij onmogelijk zelf alle zaken tot op

het bot kan uitspitten door de grote hoeveelheid zaken en het onevenredig aantal

onderzoeksrechters in België.353

1.2.4 Verhouding met het parket

135. Het parket is, volgens de voorstanders van de rechter van het onderzoek, beter

geplaatst om de georganiseerde misdaden te bestrijden, gezien zij over meer

gespecialiseerde eenheden beschikken. De tegenstanders van de rechter van het

onderzoek zien dit anders. K. VAN CAUWENBERGHE ontkracht dit argument door aan te

halen dat de onderzoeksrechters tijdens het gerechtelijk onderzoek zich kunnen laten

bijstaan door gespecialiseerde afdelingen van de politiediensten en in bepaalde gevallen

zelf door experts. Daarenboven stelt K. VAN CAUWENBERGHE dat onderzoeksrechters,

vooraleer ze worden aangesteld, eerst een gespecialiseerde opleiding dienen te volgen

van tweemaal drie dagen, waarin de aandacht wordt gevestigd op de belangrijkste

aspecten van hun opdracht. Tevens vindt er regelmatig een overleg plaats tussen de

onderzoeksrechters onderling, waarbij ze de eigen ervaringen en problemen met

betrekking tot hun ambt uitwisselen. Op deze manier trachten de onderzoeksrechters

zich in complexere materies meer te bekwamen.354

136. Waar in deel IV duidelijk werd dat het strafrechtelijk beleid in het gedrang komt

door het systeem van de burgerlijke partijstelling, valt het op dat sommige

tegenstanders van de rechter van het onderzoek de burgerlijke partijstelling eerder zien

als een reden om het systeem van de onderzoeksrechter te handhaven. Volgens hen zou

een slachtoffer in de kou blijven staan wanneer een rechter van het onderzoek wordt

353Zo waren er in 1997 minder dan 100 onderzoeksrechters in België en 33 000 politieambtenaren. 354K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 43.

Page 115: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

115

ingevoerd en het parket een zaak seponeert. Een benadeelde kan de zaak dan wel nog

steeds inleiden voor een burgerlijke rechter, maar het is erg moeilijk een gelijk te halen

voor de burgerlijke rechter wanneer de dader onbekend is of er dwangmaatregelen

dienen genomen te worden. De benadeelde staat hier echter zelf in voor de

bewijsvoering, zonder de hulp van de politieambtenaren. Er is tevens de mogelijkheid

voor de benadeelde om de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor de strafrechter.

Ook dit levert weinig kansen op voor de benadeelde aangezien het onmogelijk is voor

misdaden en de vonnisrechter daarenboven niet over de mogelijkheid beschikt zelf

dwangmaatregelen op te leggen. Aldus is het volgens de tegenstanders van de rechter

van het onderzoek noodzakelijk voor het waarborgen van de rechten van de benadeelde

om een onderzoeksrechter in te schakelen, die bewijsmateriaal kan verzamelen wanneer

het parket beslist om de zaak te seponeren, voornamelijk in het geval van ernstige

zaken.355 Ook zien velen de burgerlijke partijstelling als een noodzakelijke correctie op

het beleid van het openbaar ministerie. Indien dit zou wegvallen, is de vraag nog maar

op welke wijze deze correctie nog in stand kan worden gehouden.356

137. De mini-instructie zorgde volgens de voorstanders van een rechter van het

onderzoek voor een dijkbreuk in het stelsel van de dwangmiddelen. De deur zou

geopend zijn naar de invoering van de rechter van het onderzoek. K. VAN

CAUWENBERGHE is het daar echter niet mee eens. Volgens hem is de mini-instructie

hoogstens een lek dat onmiddellijk gedicht wordt door het evocatierecht van de

onderzoeksrechter. Daarenboven is de mini-instructie nog steeds onmogelijk voor de

zwaarste dwangmiddelen. De onderzoeksrechter blijft volgens K. VAN

CAUWENBERGHE aldus het vertrouwen genieten van de wetgever als beste

garantiebieder voor dergelijke verregaande maatregelen.

1.2.5 Gaat efficiëntie voor op rechtsbescherming?

a) Argumenten tegen de invoering van een rechter van het onderzoek

138. De tegenstanders van de rechter van het onderzoek bepleiten dat het gevaarlijk is

een grotere efficiëntie binnen het vooronderzoek te bepleiten en vervolgens de

355B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)15. 356K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 41.

Page 116: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

116

formaliteiten waarin een gerechtelijk onderzoek voorziet zomaar te laten wegvallen

door een rechter van het onderzoek in te bouwen. Er ontstaat volgens B. DE SMET

daardoor een risico op de verzwakking van de kwaliteit van de rechtshandhaving,

aangezien alle ogen op de stroomlijning van het ‘strafvorderlijk bedrijf’ worden

gevestigd. Bij het streven naar een beter management binnen het vooronderzoek

verwerft de politie namelijk meer bevoegdheden, maar ontstaat er langs de andere kant

een verzwakking van de controle wat kan leiden tot een verwaarlozing van de

rechtsbescherming in het vooronderzoek. 357 De controle die een rechter van het

onderzoek uitvoert is mogelijks oppervlakkig, gezien hij over weinig informatie

beschikt. Daarenboven dient hij enkel te waken over de legaliteit van de

dwangmiddelen, daar waar de opportuniteitsbeoordeling van de maatregelen ervoor

zorgt dat een rechter het parket kritisch kan beoordelen. Tevens lijkt het volgens T.

DECAIGNY weinig efficiënt dat een rechter van het onderzoek onvoorbereid over een

dringende vordering uitspraak dient te doen. Het creëert namelijk een risico dat de druk

op de rechter van het onderzoek aanzienlijk groot wordt om de dringende vordering in

te willigen, zonder dat hij het volledige dossier heeft kunnen doorgronden.358

139. Daarnaast verkrijgt het parket bij de invoering van het systeem van de rechter van

het onderzoek een allesoverheersende rol, daar het parket volledig belast wordt met de

opsporing en de vervolging van misdrijven. Volgens sommigen is dit een verenigbare

cumulatie van functies aangezien het parket hiervoor een objectieve waarheidsvinding

zal handhaven. Of deze theorie kan worden omgezet in de praktijk is nog maar de vraag.

Het parket treedt in ons huidig strafproces immers op als de natuurlijke tegenspeler van

de verdachte, waardoor een objectieve bewijsgaring uitgaande van het parket sterk in

twijfel wordt getrokken. Het parket brengt de strafvordering als het ware op gang en

gaat daarbij overwegend op zoek naar belastende bewijzen.359 Het parket is aldus, naast

het onderzoeken in een vooronderzoek, ook belast met de vervolging. Daar waar de

onderzoeksrechter zich alleen moet toespitsen op het feit waarmee hij gelast wordt. Het

357B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 149. 358T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 931. 359B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 149.

Page 117: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

117

zoeken naar de waarheid is zijn hoofdtaak.360 De tegenstanders van een rechter van het

onderzoek stellen zich dus vragen bij de objectieve waarheidsvinding van het parket.

Volgens hen is enkel een onderzoeksrechter goed geplaatst om op een objectieve manier

bewijzen te vergaren.

140. Bij de invoering van de rechter van het onderzoek kan tevens de vraag worden

gesteld of er al dan niet voldoende waarborgen bestaan tegen het eenzijdig optreden van

de politiediensten? Ook in België is vastgesteld dat het parket zich voornamelijk

toespitst op de vervolging eerder dan het controleren en sturen van een

politieonderzoek.361 De grootste oorzaak hiervan ligt bij de veelzijdigheid van het

parket, het wordt niet alleen belast met het opsporen en vervolgen van misdrijven, maar

tevens met administratieve zaken, zoals de beheersing en coördinatie van het

opsporingsbeleid. De politie versterkt dan ook haar greep op het onderzoek en stemt het

onderzoek overwegend af op bezwarende informatie voor de verdachte. Veel

politieambtenaren beschouwen het opsporen van ontlastende informatie immers als een

opdracht voor de raadsman van de verdachte.362 Aldus zouden de individuele rechten

van de verdachte in het gedrang kunnen komen, indien de politie en parket enkel op

zoek gaan naar bewijzen à charge en de onderzoeksrechter van het toneel verdwijnt. De

verdachte zal dan immers zelf bewijs à décharge moeten verzamelen. In landen waar de

onderzoeksrechter werd afgeschaft is gebleken dat de politie zich voornamelijk toespitst

op het verzamelen van gegevens à charge, ten gevolge van de druk om de criminaliteit

te bestrijden. Vele verdachten hebben echter niet voldoende financiële middelen en

kunnen zich dus geen dure privé-detectives of privé-experts veroorloven om bewijzen à

décharge te verzamelen, waardoor zij vaak het onderspit moeten delven.363 B. DE SMET

acht het aldus ook noodzakelijk de politie te onderwerpen aan een rechterlijke controle.

Volgens hem wordt deze controle het best gewaarborgd door een actieve

onderzoeksrechter. Aldus staat de rechter van het onderzoek niet garant voor een

voldoende bescherming van de individuele vrijheden. Volgens hen kan enkel een

actieve onderzoeksrechter voldoende tegengewicht bieden tegen een al te voortvarend

360K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 40. 361J.-P. COLLIN, “Les rapports du juge d’instruction avec le ministère public, les corps de police et les experts”, RDPC 1990, (857) 865. 362B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 150-151. 363B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)15.

Page 118: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

118

politiekorps.364 K VAN CAUWENBERGHE stelt dat het gerechtelijk onderzoek er juist op

gericht is de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen. Door de Wet Franchimont in

1998 zijn er talrijke garanties voor de partijen ingevoerd die kunnen worden

verwezenlijkt door een gerechtelijk onderzoek. Indien men de onderzoeksrechter zoals

hij vandaag bestaat zou doen verdwijnen, zouden veel van die garanties wegvallen die

nu wel bestaan. 365 Tevens beschikt de onderzoeksrechter over voldoende ruime

termijnen om met kennis van zaken te oordelen over een vordering.366

141. Een rechter dient bij de vervulling van zijn taken steeds onpartijdig te zijn. Het

controleren van de dwangmaatregelen door een rechter van het onderzoek is volgens B.

DE SMET een loutere formaliteit, waarbij deze laatste grotendeels in het duister tast over

de ware toedracht van de zaak. B. DE SMET is er dan ook van overtuigd dat de

onpartijdigheid van een rechter van het onderzoek slechts schijn is en echte

onpartijdigheid enkel bereikt kan worden met een onderzoeksrechter die op eigen houtje

de betrouwbaarheid van bewijsgegevens kan nagaan. 367 K. VAN CAUWENBERGHE

analyseert een overstap naar de figuur van de rechter van het onderzoek als volgt368 :

“Mocht men overstappen naar de figuur van de rechter van het onderzoek, dan herleidt

men de rechter tot een simpele brievenbus die de vorderingen van het parket ontvangt

en uitvoert, tenzij hij van oordeel zou zijn dat er fundamentele rechten geschonden

worden. Bepaalde maatregelen nemen zonder een overzicht te hebben over heel het

onderzoek is volgens mij evenwel onmogelijk. Door ook de leiding te hebben van het

lopende onderzoek, behoudt men immers het noodzakelijke overzicht over alle

elementen die de waarheid aan het licht kunnen brengen en kan men tegen de

achtergrond van het hele onderzoek met meer kennis van zaken bepaalde maatregelen

al dan niet bevelen. Een rechter moet juist afwegen wat kan en niet kan, en dat kan hij

alleen maar in optimale omstandigheden, dus met kennis van zaken.”

364B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)14. 365K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 41. 366T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 931. 367B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 152. 368K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 40.

Page 119: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

119

b) Argumenten voor de invoering van een rechter van het onderzoek

142. De voorstanders van de rechter van het onderzoek bepleiten dat het ‘kortwieken’

van de onderzoeksrechter noodzakelijk is om de kwaliteit van de opsporing te

verbeteren en ervoor te zorgen dat lastige formaliteiten worden vermeden.369 Een groot

punt van kritiek is dat de onderzoeksrechter vaak pas wordt gevorderd als er

dwangmaatregelen vereist zijn. Het gerechtelijk onderzoek wordt zelfs in dat geval

onderworpen aan een hele resem formaliteiten, zoals de regeling der rechtspleging,

waardoor het vooronderzoek maanden vertraging kan oplopen370, met verjaring of

overschrijding van de redelijke termijn tot gevolg.371 Een invoering van de ‘rechter van

het onderzoek’ zou er voor kunnen zorgen dat veel sneller tot dagvaarding wordt

overgegaan, aangezien het parket de zaak nooit uit handen moet geven. 372 De

voorstanders vinden daarenboven de controle van de onderzoeksrechter te omslachtig.

Toch moet niet enkel het instituut van de onderzoeksrechter met de vinger worden

gewezen, zoals eerder reeds werd aangehaald, maar zorgt ook de regeling der

rechtspleging voor de raadkamer voor een vertraging van het strafproces.

143. Bovendien zijn de voorstanders er van overtuigd dat het objectief en neutraal

karakter van een beoordeling beter gewaarborgd wordt bij een systeem van de rechter

van het onderzoek. Het parket heeft reeds een volledig beeld over het dossier als

leidinggevende instantie van de politiediensten. Een onafhankelijke beoordeling kan dus

beter gebeuren door een volledig onafhankelijke buitenstaander in de vorm van een

rechter van het onderzoek, gezien hij zonder enige betrokkenheid in de zaak het dossier

kan bekijken en beoordelen. De woordkeuze ‘simpele brievenbus’ speelt dus evengoed

in het nadeel van de onderzoeksrechter. Is het daadwerkelijk vereist een andere instantie

ook de leiding te geven over het onderzoek, alsof de parketmagistraten niet bekwaam

genoeg zijn de leiding te geven. Het argument dat “enkel een actieve onderzoeksrechter

voldoende tegengewicht kan bieden tegen al te voortvarende politieambtenaren”373

geeft de indruk, volgens R. VAN DE SOMPEL, dat parketmagistraten willoze marionetten

369B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)11. 370B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 146-147. 371T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-14, nr. 24, (923) 925. 372B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan. 1997, (141) 146-147. 373B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)14.

Page 120: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

120

zijn in de handen van manipulerende politiediensten. Aldus weinig flatterende woorden

voor onze huidige parketmagistraten en politiediensten.374

144. Ook de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter wordt in twijfel getrokken. De

onderzoeksrechter is een actieve rechter, aldus bestaat de kans dat hij de waarde van

zijn onderzoeksresultaten zal overschatten en de belangen van de verdachte terzijde

schuift. Hij wordt volgens sommigen als een ‘dwarsligger’ beschouwd, die bepaalde

hypotheses per se wil toetsen ten nadele van een snelle afhandeling van het onderzoek.

Marc Verwilgen, de Belgische minister van Justitie van 1999 tot 2003, stelde onder

meer dat “het eigengereid optreden van de ‘almachtige’ onderzoeksrechter een van de

redenen is waarom assisenzaken zo lang aanslepen”.375 Een rechter van het onderzoek,

die niet actief aan het onderzoek deelneemt en zich kan distantiëren van de

onderzoeksresultaten lijkt voor hen aldus de meest onpartijdige rechter.376 De rechter

van het onderzoek dient namelijk zelf geen standpunt in te nemen betreffende het

onderzoek, waardoor de verdachte volgens sommigen meer kansen verkrijgt om

bepaalde andere denkpistes te laten onderzoeken. Daar waar de onderzoeksrechter

minder soelaas zou bieden indien deze laatste op een andere golflengte zit.377 B. DE

SMET haalt echter aan dat wanneer een onderzoeksrechter zou nalaten een bepaalde

denkpiste uit te spitten of een zaak te lang laat aanslepen, het parket de zaak steeds

aanhangig kan maken bij de kamer van inbeschuldigingstelling.

145. Men betwijfelt tevens de zo geroemde onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter. Zoals reeds eerder werd aangehaald dient de onderzoeksrechter door

overbelasting in vele zaken terug te vallen op de medewerking van de politiediensten en

het parket. Hij dient dus op basis van teamwerk met de politiediensten en de

parketmagistraten zijn onderzoek uit te voeren. Tussen de onderzoeksrechter enerzijds

en de politiediensten en de parketmagistraten anderzijds werd dus een

374R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 48-49. 375 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)13. 376In Frankrijk bestond er bijvoorbeeld een grote vrees over de ijver van bepaalde onderzoeksrechters bij het uitspitten van corruptiezaken waarin belangrijke politici en industriëlen werden genoemd. Het zelfstandig optreden van de onderzoeksrechter hield een risico in voor de nationale belangen en reputatie van de verdachte en bekende personen. Indien de onderzoeksrechter een foute piste bewandelde, bestond het risico dat de vrijheden van de verdachte in het gedrang kwamen en de zoektocht naar de ‘echte’ dader op de achtergrond verdween, zie in B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)13. 377B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)13.

Page 121: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

121

vertrouwensrelatie opgebouwd. Het feit dat de onderzoeksrechter zo vaak dient terug te

vallen op de vertrouwensrelatie met de politiediensten brengt enig scepticisme met zich

mee van bepaalde auteurs omtrent diens onafhankelijkheid. Deze auteurs stellen dat

indien men een degelijk tegengewicht wenst te bekomen voor politie en parket, er geen

toestand mag geduld worden waarin die nagestreefde onafhankelijkheid afhankelijk

wordt gesteld van vertrouwensrelaties.378

Hoofdstuk 2 Besluit

146. In de jaren negentig werd reeds lang gedebatteerd omtrent de positie van de

onderzoeksrechter en of zijn functie al dan niet moest behouden blijven (zie supra).

Uiteindelijk heeft men er dan toch voor gekozen de onderzoeksrechter te behouden. De

doorslaggevende redenen voor het behoud van de onderzoeksrechter waren

voornamelijk de link met de Belgische zeden, de tradities en de rechtscultuur, zijn

onafhankelijkheid, de transparantie van zijn werk, de recente positieve ervaringen met

het werk van onderzoeksrechters en de negatieve berichten vanuit het buitenland waar

de rechter van het onderzoek werd geïntroduceerd.379 Toch werd een deur geopend naar

de figuur van de rechter van het onderzoek door het invoeren van de mini-instructie (art.

28septies Sv.). De wet Franchimont zorgde evenwel voor een opwaardering van de

onderzoeksrechter door zijn positie te versterken door zijn hoedanigheid van officier

van gerechtelijke politie te ontnemen. Het is aldus meteen duidelijk dat de wetgever

geen eenduidige visie heeft omtrent de positie van de onderzoeksrechter, waardoor

aldus de standpunten in de rechtsleer aangroeien.380 Bij het lezen van alle argumenten

voor en tegen de afschaffing van de huidige onderzoeksrechter van de praktijkjuristen,

blijken bijna alle aangevoerde argumenten gemakkelijk zowel in het voor- als nadeel

van het huidige ambt van de onderzoeksrechter te kunnen spelen. Neem nu het

argument van de geroemde onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter, waardoor hij

als enige de grootste waarborg vormt voor het onderzoek naar de échte waarheid en

tevens een waarborg vormt voor de individuele rechten van de partijen. De

onderzoeksrechter laten verdwijnen zou deze waarborg uithollen. Een rechter van het 378R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 50-51. 379T. DECAIGNY, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het debat”, RW 2013-2014, nr. 24, (923) 925. 380K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 39-40; R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (47) 47.

Page 122: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

122

onderzoek functioneert louter als een stempelmachine voor de politie om

dwangmaatregelen toe te staan. Toch kan deze zogezegd onaangetaste

onafhankelijkheid in twijfel worden getrokken door de vertrouwensrelatie die de

onderzoeksrechter bezit met de politiediensten.

147. De wetgever werd echter jaren geleden geadviseerd door een gespecialiseerde

commissie met het wetsvoorstel, ‘de Grote Franchimont’ genaamd, waarin onder andere

de positie van de onderzoeksrechter grondig werd hervormd. Het lijkt mij dan ook

gepast hier kort aan te halen hoe de commissie Franchimont met haar voorstel de positie

van de onderzoeksrechter trachtte aan te passen en probeerde de problemen rond haar

positie op te lossen. Onder meer volgende zaken werden voorzien in het wetsvoorstel

van de commissie Franchimont381:

- In het wetsvoorstel verkrijgen de partijen, net zoals tijdens het gerechtelijk

onderzoek verscheidene bijkomende rechten, zoals het inzagerecht in een

dossier en het recht bijkomende onderzoeksmaatregelen te vorderen (art. 124-

126 Sv.). De procureur des Konings moet binnen een termijn van één maand

antwoorden op het verzoek. Tegen de beslissing van de procureur des Konings is

geen beroep mogelijk.

- “De mogelijkheid voor de procureur des Konings om, wanneer een klacht met

burgerlijke partijstelling van meet af aan onontvankelijk blijkt, onmiddellijk te

vorderen teneinde de zaak bij de raadkamer aanhangig te maken om deze niet-

ontvankelijkheid te laten uitspreken (art. 141, §1 en §2, 2° Sv.).” 382

Daarenboven verkrijgt de procureur des Konings in het wetsvoorstel de

mogelijkheid om de raadkamer te verzoeken de opstarting van een gerechtelijk

onderzoek te weigeren indien het onderzoek niet in overeenstemming lijkt met

de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (art. 141, §2, 3° Sv.). Aldus

wordt er reeds in het wetsvoorstel van de commissie Franchimont voorzien om

misbruiken van burgerlijke partijstellingen tegen te gaan. Tevens kunnen aan de

hand van dit voorstel burgerlijke partijstelling omtrent relatief onbelangrijke

feiten opzij gezet worden. Het wetsvoorstel voorziet daarenboven ook in het

waarborgen van de rechten van verdediging, door te bepalen dat de raadkamer

381Wetsvoorstel houdende het wetboek van strafprocesrecht, Gedr. St. Senaat 2003-2004, nr. 3-450/1. 382Wetsvoorstel houdende het wetboek van strafprocesrecht, Gedr. St. Senaat 2003-2004, nr. 3-450/1.

Page 123: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

123

uitspraak moest doen over de ontvankelijkheid van een burgerlijke partijstelling,

na de verschillende partijen te hebben gehoord.( art. 142, 2de en 3de lid Sv.)

- De raadkamer verkrijgt in het wetsvoorstel een belangrijke bijkomende

bevoegdheid. De raadkamer zou bij de regeling der rechtspleging namelijk

onmiddellijk over de zaak ten gronde kunnen oordelen, waardoor de

correctionele rechtbank voor een groot deel wordt ontlast. De raadkamer zou

enkel een geldboete of een gevangenisstraf van maximum één jaar kunnen

opleggen. De verdachte moet echter wel instemmen met deze verkorte

procedure.383 (zie supra)

Reeds door de commissie Franchimont werd er een oplossing geboden voor de

problemen die met de positie van de onderzoeksrechter gepaard gaan. De wetgever koos

er echter voor passief te blijven, waardoor de discussie rond de positie van de

onderzoeksrechter werd verder gezet. Naar mijn mening had de wetgever er reeds op

dat punt beter voor gekozen de discussie definitief te beslechten, opdat de discussies in

de praktijk een einde zouden nemen. Mijns inziens is het moeilijk om op basis van de

aangehaalde argumenten, uitsluitend voor één van beide figuren te kiezen. Beide figuren

hebben echter evenveel goed onderbouwde en doorslaggevende argumenten. Enkel op

het vlak van de versnelling van de strafprocedure wint de rechter van het onderzoek

mijn duidelijke voorkeur. Al vele jaren kampt justitie met een gerechtelijke achterstand

waar de laatste jaren nog niet veel verandering in kwam, het inschakelen van een rechter

van het onderzoek zou hier als het ware een grote soelaas kunnen bieden.

Hoofdstuk 3 De situatie in het buitenland

148. De discussie rond het al dan niet behouden van het ambt van de onderzoeksrechter

werd in vele Europese landen wel reeds beslecht. Zo werd een systeem ingevoerd

waarin de partijen zelf bewijsmateriaal verzamelen en aan een rechter voorleggen in

Duitsland (1974), in Italië (1988) en in Oostenrijk (1998). Ook Nederland is met zijn

‘rechter-commissaris’ de weg van een rechter van het onderzoek ingeslagen die zich

vanaf nu toespitst op zijn toetsingsrol. Zelfs in Frankrijk, de bakermat van onze huidige

onderzoeksrechter, dreigt de onderzoeksrechter van het toneel te verdwijnen en plaats

383P. TRAEST, “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?”, Orde van de dag 2008, afl. 41, (247) 255.

Page 124: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

124

vrij te maken voor een rechter van het onderzoek. Internationale instanties kiezen tevens

voor een accusatoir proces, waarbij in het internationaal Strafhof te Den Haag de strijd

wordt gevoerd tussen de openbare aanklager en de verdediging, die zelf belastend en

ontlastend bewijsmateriaal aanbrengen.384 De vraag kan gesteld worden of onze huidige

onderzoeksrechter stand kan houden in deze internationale sfeer, waarbij het systeem

van de rechter van het onderzoek reeds goed is doorgedrongen in verschillende

Europese landen. Angelsaksische juristen beschouwen de onderzoeksrechter als een

figuur van het ancien régime, die enkel poogt bekentenissen af te dwingen.385

In deel IV kwam uitgebreid aan bod hoe de positie van de rechter-commissaris in het

vooronderzoek in Nederland vandaag de dag wordt ingevuld. Echter bij onze andere

buurlanden, Duitsland en Frankrijk, zal enkel de specifieke invulling van het ambt van

de onderzoeksrechter en zijn bevoegdheden besproken worden.

3.1 De ‘juge d’instruction’ in Frankrijk

3.1.1 Juge d’instruction

149. Net zoals in België, werd in Frankrijk de Code d’Instruction Criminelle (1808)

gewijzigd, om tegemoet te komen aan de als maar groter wordende druk om strafzaken

op een vereenvoudigde wijze af te handelen. De tussenkomst van de onderzoeksrechter

kon de vlotte werking van het strafproces immers ernstig belemmeren, waardoor de

wetgever besliste om toe te staan dat het openbaar ministerie in de toekomst de

bevoegdheid zou hebben om strafzaken op eigen initiatief te onderzoeken en af te

handelen.386 Later in 1959 werd zelfs een nieuwe Code de Procédure Pénal ingevoerd.

De wetgever koos ervoor de juge d’instruction te behouden, maar ten gevolge van de

overbelasting van de onderzoeksrechter werd wel bepaald dat de bevoegdheid van de

juge d’instruction beperkt was tot zijn saisine.387

150. De juge d’instruction bezit in Frankrijk, net zoals in België, twee onderscheiden

bevoegdheden, het voeren van een onderzoek enerzijds en het nemen van rechterlijke

384B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)10. 385B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9)10. 386P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, Gent, Story Publishers, 2006, 17. 387H.-D. BOSLY, “L’institution et le statut du juge d’instruction en droit comparé”, RDPC. 1990, (827) 828-831.

Page 125: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

125

beslissingen inzake het vooronderzoek anderzijds. De juge d’instruction heeft de leiding

over het gerechtelijk onderzoek, maar kan slechts overgaan tot een onderzoek indien hij

gevorderd wordt door het openbaar ministerie dan wel door de burgerlijke partij door

middel van een klacht met burgerlijke partijstelling.388 Net zoals in België, is ook in

Frankrijk de onderzoeksrechter verplicht op een klacht met burgerlijke partijstelling te

antwoorden en aldus een gerechtelijk onderzoek te openen. Echter in Frankrijk kan de

juge d’instruction over de ontvankelijkheid van een klacht met burgerlijke partijstelling

oordelen aan de hand van soepele voorwaarden. Opdat de klacht ontvankelijk zou

worden verklaard moeten de omschreven feiten schade hebben veroorzaakt en moet de

burgerlijke partij aantonen dat hij voldoende belang heeft bij de veroordeling van de

dader.389

De onderzoeksrechter voert het onderzoek zowel à charge als à décharge. Zowel het

openbaar ministerie, de burgerlijke partij als de inverdenkinggestelde kunnen de

onderzoeksrechter verzoeken bepaalde maatregelen te laten uitvoeren. De

onderzoeksrechter is echter niet gebonden door de aan hem voorgelegde verzoeken van

het openbaar ministerie, de burgerlijke partij of de inverdenkinggestelde.390 Geeft de

onderzoeksrechter binnen de maand geen gevolg aan een verzoek dan kan de partij een

beroep instellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling (la chambre de

l’instruction).391

Wat de rechtsprekende bevoegdheid van de juge d’instruction betreft, beschikt hij, sinds

de wet van 17 juli 1856, over de taak van de raadkamer, waardoor de juge d’instruction

bijgevolg kan beslissen tot een buitenvervolgingstelling ofwel tot een verwijzing van de

verdachte naar de rechter ten gronde.392 De juge d’instruction is echter niet langer belast

met een beslissingsbevoegdheid over de voorlopige hechtenis. Deze bevoegdheid werd

in 2000 toegekend aan de juge des libertés et de la détention, maar toch zal deze juge

des libertés et de la détention rekening moeten houden met het advies uitgaande van de

388J. LARGUIER en P. CONTE, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 148-160. 389B. BOULOC, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 278-279. 390J. LARGUIER en P. CONTE, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 148-160. 391B. BOULOC, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 434. 392B. BOULOC, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 730-731.

Page 126: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

126

juge d’instruction. Daarenboven is het de juge d’instruction die beslist om zich al dan

niet te richten tot de juge des libertés et de la détention.393

Aldus verschilt het Franse gerechtelijk onderzoek weinig van het Belgische gerechtelijk

onderzoek. De oorzaak hiervan kan voornamelijk teruggevonden worden in de

gelijklopende rechtstraditie. Zowel in België als Frankrijk werd de Code d’Instruction

Criminelle ingevoerd, die lange tijd van kracht bleef en waar beide rechtssystemen veel

inspiratie uit haalden. In België is de Code d’Instruction Criminelle vandaag zelfs nog

steeds van kracht.

3.1.2 Naar een juge de l’enquête et des libertés

151. Ook in Frankrijk heerst een discussie omtrent het behoud van de

onderzoeksrechter of hem eventueel te vervangen door een juge de l’instruction,

namelijk een rechter van het onderzoek. Deze discussie kwam in grote mate in de

belangstelling naar aanleiding van de ophefmakende zaak d’Outreau. In deze zaak

werden enkele personen jarenlang onschuldig in voorhechtenis gehouden naar

aanleiding van een beslissing van een onervaren onderzoeksrechter. De onschuldigen

werden pas in beroep in vrijheid gesteld. De zaak werd enorm gemediatiseerd, waardoor

al snel een grote verontwaardiging volgde bij het publiek en het vertrouwen in justitie

werd aangetast. Als reactie hierop werd een Commissie geïnstalleerd die belast werd

met de volgende taak: “connaître les causes des dysfonctionnements qu’avait ainsi

connus la justice et de formuler en conséquence des propositions de réformes”.394In het

rapport van de commissie werd er toch voor geopteerd het ambt van de

onderzoeksrechter te behouden, gezien zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Toch

dienden er volgens het rapport wijzigingen aangebracht te worden aan het ambt van de

juge d’instruction. De wetgever nam al snel het initiatief tot het nemen van

verscheidene wetten. Op 5 maart 2007 werd een wet ingevoerd die onder meer de

rekrutering, de opleiding en het tuchtrecht van de magistraten aanpaste. Daarenboven

moeten de magistraten ingevolge de wet, verplicht een stage hebben gelopen van 6

maanden in het kabinet van een advocaat. Tevens werd in de wet voorzien dat de juge

d’instruction kan worden bijgestaan door een andere rechter in complexe zaken. Het is

393J. LARGUIER en P. CONTE, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 184-185. 394M. DANTI-JUAN, “Les réformes récentes de la justice française après l’affaire d’Outreau”, Rev. dr. pén. 2008, 856.

Page 127: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

127

de voorzitter van de rechtbank die hiertoe beslist op eigen initiatief dan wel op verzoek

van de juge d’instruction 395 Ook de klacht met burgerlijke partijstelling werd aan een

verandering onderworpen. Zo is een klacht met burgerlijke partijstelling in Frankrijk

slechts mogelijk indien het parket de zaak geseponeerd heeft na het aanbrengen van een

klacht ofwel indien het parket binnen de termijn van drie maanden nog steeds geen

beslissing heeft genomen. Aldus verkrijgt de burgerlijke partijstelling een subsidiaire

invulling en is de burgerlijke partijstelling niet langer een automatisme.396

152. In 2008 kwam de toenmalige Franse president N. SARKOZY met een voorstel om

de huidige onderzoeksrechter af te schaffen en te vervangen door een rechter van het

onderzoek. Een commissie werd in 2008 geïnstalleerd, de commissie Léger genaamd,

die zich zou buigen over het voorstel. De commissie Léger stelt dan ook voor om de

juge d’instruction te vervangen door een juge de l’enquête et des libertés. Het parket

zou in dat geval het volledige onderzoek leiden, waarbij de juge de l’enquête et des

libertés enkel nog bevoegd is om het parket te controleren en zijn machtiging te

verlenen om bepaalde zwaarwichtige dwangmiddelen te laten verrichten, zonder zelf

een onderzoek te moeten voeren.397 De behandeling van het voorstel om de juge

d’instruction af te schaffen werd echter uitgesteld, tevens is er vandaag een nieuwe

Franse president F. HOLLANDE met een andere visie, waardoor er nog steeds geen

sprake is van wetgevend initiatief ter zake. Één van de grootste reden voor het falen van

het voorstel in Frankrijk komt voornamelijk door het feit dat de Franse

parketmagistraten nog meer afhankelijk zijn van de uitvoerende macht dan de Belgische

parketmagistraten.398 De waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid die de

juge d’instruction in Frankrijk biedt, zijn dus uitermate van belang. Toch kan het voor

ons interessant zijn inspiratie te halen uit het voorstel van de commissie Léger om de

afschaffing van de onderzoeksrechter praktisch te realiseren en te veranderen in een

rechter van het onderzoek.

395M. DANTI-JUAN, “Les réformes récentes de la justice française après l’affaire d’Outreau”, Rev. dr. pén. 2008, 860-863. 396J. PRADEL, “Les suites législatives de l’affaire dite d’Outreau”, JCP G 2007, 20-21; H. PARMENTIER, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent, 2010-2011, 74. 397Comité de réflexion sur la justice pénale, Rapport d’étape sur la phase préparatoire du procès pénal, 6 maart 2009, 6. 398H. PARMENTIER, “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek”, Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent, 2010-2011, 85.

Page 128: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

128

3.2 De ‘Ermittlungsrichter’ in Duitsland

153. Ook in Duitsland bleven de basisprincipes van de Code d’Instruction Criminelle

lange tijd onveranderd. Echter in 1950 werd beslist om aan het openbaar ministerie in

Duitsland een zelfstandige opsporingsbevoegdheid toe te kennen. Naar verloop van tijd

kwam het zwaartepunt van het onderzoek zelfs bij het opsporingsonderzoek van het

openbaar ministerie en de politie te liggen. De aanleiding hiertoe was de stijging van het

aantal vastgestelde misdrijven, waardoor men steeds meer strafzaken buiten het kader

van het gerechtelijk onderzoek probeerde af te handelen. De ‘Erste Gesetz zur Reform

des Strafverfahrensrechts’ van 9 december 1974, transformeerde uiteindelijk het ambt

van de onderzoeksrechter tot een rechter van het onderzoek. De kritiek op de

onderzoeksrechter was dat diens opsporingstaak zorgde voor een afbreuk aan zijn

onpartijdigheid, die hij in zijn hoedanigheid als rechter aan de dag behoorde te leggen.

Daarenboven was men het erover eens dat de tussenkomst van de onderzoeksrechter het

onderzoek op aanzienlijke wijze deed vertragen, waardoor de bewijswaarde van de

bewijsgegevens verminderde.399 Het gerechtelijk onderzoek werd bijgevolg geschrapt

en het Duitse parket (Ermittlungsverfahren) verkreeg een centrale positie in het

vooronderzoek.400 De politie staat in Duitsland aldus in voor het verzamelen van het

bewijsmateriaal à charge en à décharge, onder de controle van het openbaar ministerie,

waarbij het openbaar ministerie als taak heeft de materiële waarheid te achterhalen.401

154. Ingeval in het kader van een onderzoek dwangmaatregelen vereist zijn, moet het

parket verplicht de Ermittlungsrichter inschakelen, aangezien deze onderzoeksdaden

een afbreuk doen aan de individuele rechten en vrijheden van de verdachte en de

Ermittlungsrichter zorgt voor een onafhankelijke belangenafweging. Het toezicht op de

dwangmaatregelen kan preventief worden ingevuld. De Ermittlungsrichter verkrijgt dan

een bevelsbevoegdheid, waarmee hij bepaalde onderzoeksdaden kan machtigen. Echter

in spoedeisende gevallen, maar niet in geval van vrijheidsberovende maatregelen, kan

het preventieve toezicht van de rechter vervangen worden door een rechterlijke

machtiging achteraf. Het toezicht oefent hij uit door middel van een

rechtmatigheidsbeoordeling, waarbij hij de beginselen van subsidiariteit en 399B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 182-183. 400P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, Gent, Story Publishers, 2006, 27. 401B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 184.

Page 129: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

129

proportionaliteit in acht dient te nemen naast de wettelijke voorwaarden.402 Daarnaast

beschikt de Ermittlungsrichter over de mogelijkheid om zelf onderzoekshandelingen te

stellen. Zowel het parket als de politie kunnen de rechter verzoeken om een

onderzoeksdaad te verrichten, de rechter mag echter niet buiten deze vordering

optreden. In spoedeisende gevallen kan de Ermittlungsrichter zelf beslissen een

onderzoeksdaad te verrichten, deze bevoegdheid neemt echter een einde van zodra de

Staatsanwaltschaft ter zake beslist om zelf op te treden. Het is zelfs zo dat de

Staatsanwaltschaft niet verplicht is de bevindingen van de Ermittlungsrichter in

aanmerking te nemen bij het onderzoek.403 Om tegemoet te komen aan de rechten van

verdediging binnen het onderzoek, werd er in voorzien dat de verdachte het dossier

toegestuurd krijgt wanneer hij erom verzoekt. Daarenboven kan de verdachte aan de

Ermittlungsrichter vragen bepaalde onderzoekshandelingen te stellen, bijvoorbeeld naar

aanleiding van een verhoor door de Ermittlungsrichter.404

155. De figuur van de rechter van het onderzoek werd aldus in al zijn aspecten

ingevoerd in het Duitse strafprocesrecht. De Ermittlungsrichter beoordeelt in volledige

onafhankelijkheid ten aanzien van het parket en de politie, de vorderingen tot het

verrichten van dwangmaatregelen. De Ermittlunggsrichter beschikt niet langer over een

zelfstandige onderzoeksbevoegdheid, behalve in het geval de spoedeisendheid van een

zaak het vereist.

402Onderzoekshandelingen zoals een telefoontap, onderzoek aan het lichaam, beslag, huiszoeking, bijzondere opsporingsmethoden en een DNA-onderzoek moeten aldus door een Ermittlungsrichter preventief bevolen worden, zie in A.E. HARTEVELD en E.F. STAMHUIS, “De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Deventer, Gouda Quint, 2001, 528-530. 403B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 185. 404 A.E. HARTEVELD en E.F. STAMHUIS, “De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Deventer, Gouda Quint, 2001, 532.

Page 130: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

130

Conclusie

Het opzet van deze masterproef bestaat erin een duidelijker beeld te scheppen over de

huidige positie van de onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek, waar de precieze

pijnpunten zitten met betrekking tot zijn huidige positie en op welke manier zijn positie

in de toekomst kan verbeterd worden. Na een herbevestiging van de positie van de

onderzoeksrechter binnen het vooronderzoek 17 jaar geleden in de wet Franchimont,

speelt hij vandaag aldus nog steeds een belangrijke rol in België als leider van het

gerechtelijk onderzoek. Er zijn goede redenen aangehaald om de huidige positie van de

onderzoeksrechter te behouden, zoals onder meer de hoge mate van rechtsbescherming

en de betere kwaliteit van het vooronderzoek, die hij door zijn huidige positie voor de

partijen biedt. Toch is het duidelijk dat de positie van de onderzoeksrechter ook aan

verandering toe is. Er vindt immers weinig tot geen overleg plaats tussen de

verschillende actoren tijdens een vooronderzoek. Een beter overleg zou echter een grote

meerwaarde kunnen betekenen in alle fasen van het onderzoek en niet enkel binnen de

eerste helft van de keten (politie-parket). De huidige onderzoeksrechter, die een

gerechtelijk onderzoek leidt, moet immers noodgedwongen een beroep doen op de

politiediensten en aldus met hen samenwerken. Ook wat betreft de relatie tussen de

onderzoeksrechter en het parket, kan een overleg het vooronderzoek alleen maar ten

goede komen om tot betere inzichten te komen binnen bepaalde gerechtelijke

onderzoeken en de versnelling van de strafprocedure bewerkstelligen. Het heikel punt is

dat de politiediensten en het parket gestuurd worden door het strafrechtelijk beleid, daar

waar een onderzoeksrechter onafhankelijk staat ten opzichte van dit strafrechtelijk

beleid, wat het beter overleg en de vlottere samenwerking met de politie en het parket

alleen maar bemoeilijkt. De onafhankelijke positie van de onderzoeksrechter zorgt er

immers voor dat hij een tegenstrijdige visie kan hebben. Het is dan ook een moeilijke

kwestie hoe de vlottere samenwerking en het beter overleg tussen de onderzoeksrechter

precies kan worden bewerkstelligd zonder aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid

van de onderzoeksrechter te raken. Er werd reeds een goed voorstel geponeerd om

tegemoet te komen aan een beter overleg tussen de politie/ het parket en de

onderzoeksrechter, namelijk het inbouwen van een raad van onderzoeksrechters,

dewelke overleg kan plegen binnen de federale politieraad omtrent zaken die het

gerechtelijk onderzoek aanbelangen. Met deze raad van onderzoeksrechters heeft men

Page 131: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

131

gepoogd niet te raken aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de

onderzoeksrechter en er toch voor te zorgen dat de onderzoeksrechters in de toekomst

meer oog moeten hebben voor het strafrechtelijk beleid tijdens het gerechtelijk

onderzoek.

Er blijven echter stemmen opgaan in een andere richting. Indien de onderzoeksrechter

meer oog moet hebben voor het strafrechtelijk beleid, gaat zijn onafhankelijkheid en

onpartijdigheid dan niet verloren? Is het niet net voor deze onafhankelijkheid en

onpartijdigheid dat een onderzoeksrechter geïnstalleerd wordt in het vooronderzoek?

Velen kiezen er dan ook voor om een volledig andere weg in te slaan in de toekomst,

waarbij een betere samenwerking en een beter overleg tussen de politie/ het parket en de

onderzoeksrechter zich niet opdringt. Het gaat hier over het invoeren van een rechter

van het onderzoek, net zoals in Nederland en Duitsland en geleidelijk aan ook in

Frankrijk. De positie van de onderzoeksrechter zal bij het invoeren van een rechter van

het onderzoek volledig anders worden ingevuld, aangezien hij niet langer de

bevoegdheid bezit een onderzoek te leiden, maar enkel de taak krijgt een rechterlijke

toetsing door te voeren tijdens het vooronderzoek. Zijn rol in het vooronderzoek wordt

beperkt tot de essentiële rol van een rechter. Het is onontbeerlijk voor dit debat

rechtsvergelijkend te werk te gaan. Aldus kwam ook de positie van de rechter-

commissaris van Nederland aan bod. De rechter-commissaris kreeg sinds kort de

hoedanigheid van een rechter van het onderzoek. Toch lijken ook in Nederland de

problemen rond de positie van de rechter-commissaris niet volledig van de baan, maar

het versterken van de samenwerking tussen de politie/ het parket en de rechter-

commissaris dringt zich in Nederland niet op, gezien de rechter-commissaris het

gerechtelijk onderzoek niet langer leidt. Wanneer de Belgische wetgever kiest voor een

rechter van het onderzoek, is het belangrijk een goede afweging te maken tussen de

mogelijke positieve en negatieve gevolgen van een invoering van de rechter van het

onderzoek, waarbij hiervoor als voorbeeld naar Nederland en andere Europese landen

kan gekeken worden.

Geenszins is het de bedoeling in deze conclusie een sluitende visie te poneren omtrent

de positie van de onderzoeksrechter en op welke wijze zijn positie in de toekomst het

best zou kunnen verbeterd worden. Er wordt enkel gepoogd de verschillende

standpunten naast elkaar te plaatsen en te verduidelijken om op basis daarvan een beter

Page 132: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

132

inzicht te verwerven in de probleemstelling. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat een

beslissing omtrent de toekomstige positie van de onderzoeksrechter in het

vooronderzoek genomen kan worden in één alinea. Deze beslissing dient genuanceerd

te zijn. Deze bal ligt dan ook in het kamp van de wetgever, ofwel kiest de wetgever er

voor de functie van de onderzoeksrechter in de toekomst te behouden en moet er een

betere samenwerking en een beter overleg worden ingebouwd ofwel kiest de wetgever

er voor een rechter van het onderzoek te installeren. In beide gevallen staat het buiten

kijf dat een grondige hervorming van het volledige vooronderzoek vereist is. Mijns

inziens is het moeilijk om op basis van de aangehaalde argumenten, uitsluitend voor één

van beide figuren te kiezen. Beide figuren hebben echter evenveel goed onderbouwde

en doorslaggevende argumenten. Enkel op het vlak van de versnelling van de

strafprocedure heeft de figuur van de rechter van het onderzoek mijn duidelijke

voorkeur. Al vele jaren kampt justitie met een gerechtelijke achterstand waar de laatste

jaren nog niet veel verandering in kwam. Het inschakelen van een rechter van het

onderzoek zou hier als het ware een grote soelaas kunnen bieden. Toch had de wetgever

reeds in het verleden de mogelijkheid om de discussie voor eens en altijd te beslechten,

door de voorstellen van ‘de Grote Franchimont’ in acht te nemen, maar zoals K. VAN

CAUWENBERGHE terecht stelt, ontbreekt het de wetgever aan een globale visie wat

betreft de positie van de onderzoeksrechter.405

405K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag, 2004, afl. 28, (39) 40.

Page 133: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

133

Bibliografie

Wetgeving

Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd

op twee niveaus, BS 5 januari 1999.

Wet 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere

onderzoeksmethoden, BS 12 mei 2003.

Art. 2 Wet 31 mei 2005, BS 16 juni 2005.

Art. 3 Wet 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van

Strafvordering en van het gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de

onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde

criminaliteit, BS 30 december 2005.

Wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de

wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt

verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder

het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5

september 2011.

Wet 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot

wijziging van het Gerechtelijk wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de

leden van de rechterlijke orde, BS 10 december 2013.

Omzendbrief ZPZ 20, 1 augustus 2001, Transitie van lokaal vijfhoeksoverleg en

veiligheidscharter naar zonale veiligheidsraad en zonaal veiligheidsplan, BS 7

september 2001.

Omzendbrief COL 8/2011, 23 september 2011, houdende ‘Salduzrichtlijnen’, 106 p.

Page 134: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

134

Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de bijstand

door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een Belgisch

strafprocesrecht, 121 p.

Parlementaire voorbereiding, parlementair onderzoek en adviezen

België

Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en

terrorisme georganiseerd wordt, Parl. St. Kamer 1989-90, nr. 59/8.

Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht

werd gevoerd in “de zaak Dutroux-Nihoul en consorten”, Parl. St. Kamer 1996-97, nr.

713/6.

Memorie van Toelichting, 19 december 1996, Parl. St. Kamer 1996-97, nr. 857/1.

Wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het

opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, Parl. St.Kamer 1996-97, nr.

857/17.

Wetsontwerp tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van

het ambt van nationaal magistraat. Verslag namens de Commissie voor de Justitie

uitgebracht door T. GIET en F. LOZIE, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 867/6.

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, Parl. St.

Kamer 2003-2004, nr. 863/1.

Wetsvoorstel houdende het wetboek van strafprocesrecht, Gedr. St. Senaat 2003-2004,

nr. 3-450/1.

Comité de réflexion sur la justice pénale, Rapport d’étape sur la phase préparatoire du

procès pénal, 6 maart 2009.

Page 135: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

135

Verslag namens de commissie voor de Justitie uitgebracht door de heren CHRISTIANE

BROTCORNE en RENAAT LANDUYT, Parl. St. Kamer 2010-11, nr. 53-1279/005.

Nederland

Nota van 10 maart 2010 naar aanleiding van het verslag over het concept- Wetsvoorstel

nr. 32177 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering, het Wetboek van Strafrecht

en enige andere wetten tot versterking van de positie van de rechter-commissaris van 15

oktober 2009, www.rijksoverheid.nl.

Voorlopig verslag van 25 oktober 2011 over het Wetsvoorstel nr. 32177 wijziging van

het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten tot

versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie rechter-

commissaris), www.rijksoverheid.nl.

Rechtspraak

België

EHRM 4 december 1979, schiesser v. Zwitserland

EHRM, 26 oktober 1984, de cubber t. België, Serie A, vol. 86.

EHRM 25 oktober 1989, bezicheri t. Italië, Série A, vol. 151, §28.

EHRM 28 maart 1990 B. t. Oostenrijk, Série A, vol. 175, §34-40.

EHRM 25 maart 1999, niklova v. Bulgarije.

EHRM 6 januari 2010, Vera Fernandez-Huidobro / Spanje.

EHRM 2 maart 2010, Bouglame, T.Strafr. 2010, 167.

GwH, 24 juni 1998, B.S. 25 september 1998, RW 1998-1999, 1139, noot B. DE SMET

Page 136: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

136

GwH 14 december 2005, nr. 191/2005.

GwH 21 december 2004, nr. 202/2004, B.S. 6 januari 2005.

Cass. 20 maart 1916, Pas. 1915-1916, I, 310.

Cass. 2 mei 1960, Pas. 1960, I, 1020.

Cass. 18 juni 1973, Arr. Cass. 1973, 1020.

Cass. 25 oktober 1983, Arr.Cass. 1983-1984, nr. 109.

Cass. 11 december 1990, Arr. Cass. 1990-1991, nr. 183.

Cass. 29 maart 1994, Arr. Cass. 1994, nr. 154.

Cass. 25 augustus 1997, Arr. Cass. 1997, nr. 324.

Cass. 6 juli 1999, Arr.Cass. 1999, nr. 412.

Cass. 21 augustus 2001, RDPC 2001, 122.

Cass. 4 december 2002, JT 2003, 154.

Cass. 7 april 2004, JT 2004, 541, noot O. KLEES.

Cass. 7 april 2004, AR P.03.1670 F, Arr. Cass., 2004, liv. 4, 615.

Cass. 8 maart 2006, P.05.1673.F.

Cass. 17 oktober 2008, AR P.08.464 N, Arr. Cass., 2008, nr. 560.

Cass. 2 februari 2011, RW 2011-12, 1383, noot B. DE SMET.

Page 137: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

137

Cass. 13 maart 2012, P.11.1750.N.

Brussel, 14 november 2001, noot A. VANDEPLAS, “Over de vordering tot een

gerechtelijk onderzoek.”, RW 2002-2003, nr. 21, 825.

Brussel 23 december 2002, Vigiles 2003, afl. 2, p. 63, noot I. WATTIER, “afbakening

van het toepassingsgebied en de draagwijdte van het principe van de gerechtelijk leiding

over onderzoeken: een delicate zaak”.

Luik 2 februari 2009, JLMB 2009, afl. 14, 652-655.

K.I. Antwerpen, 18 september 1981, RW 1981-82, kol. 2896.

Nederland

HR 31 januari 1950, NJ 1950, nr. 668.

HR 19 september 1988, NJ 1989, nr. 379.

Tijdschriften

BERKMOES, H., “Verhoor: Regelgeving – consultatie en bijstand door een advocaat –

Proces-verbaal – Rechten arrestanten (Salduz-wet)”, Postal Memorialis 2012, 112/01-

112/164.

BLOCH, A., “Enkele bedenkingen over het gerechtelijk onderzoek geregeld door de Wet

Franchimont”, Orde van de dag 1999, afl. 5, 9-34.

BORGERS, M.J., “Het vervolgingsbegrip anno 2013”, DD 2013, afl. 3, 210-228.

BOSLY, H.-D., “L’institution et le statut du juge d’instruction et le droit comparé”,

RDPC 1990, 827-847.

Page 138: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

138

CHRISTIAENS, A. en HUTSEBAUT, F., “Hoofdstuk 2: Het optreden van de

gerechtsdeskundige in de verschillende stadia van het strafonderzoek”, BHDO 2009, afl.

10, 49-112.

COLLIN, J. -P., “Les rapports du juge d’instruction avec le ministère public, les corps de

police et les experts”, RDPC 1990, 857-887.

DANTI-JUAN, M., “Les réformes récentes de la justice française après l’affaire

d’Outreau”, Rev. dr. pén. 2008, 856-866.

DECAIGNY, T. en DE HERT, P., “Grondwettelijk Hof schaaft aan Salduz-wet”,

Juristenkrant 2013, 1-2.

DECAIGNY, T., “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek : elementen in het

debat”, RW 2013-2014, nr. 24, 923-933.

DE HERT, P. en DECAIGNY, T., “Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces

naar adversaire systemen?”, Strafblad 2013, 54-66.

DE HERT, P., “Het recht op een onderzoeksrechter in Belgisch en Europees perspectief.

Grondrechtelijke armoede met een inquisitoriale achtergrond”, Pan. 2003, afl. 2, 155-

196.

DE HERT, P., ÖLCER, P., “De methodologische armoede van het debat over

onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 28, 53-73

DELMULLE, J., “Vinger aan de pols en op de wond, het stellen van prioriteiten bij de

opsporing en vervolging van misdrijven”, Custodes 2001, afl. 3, 45-68.

DE NAUW, A. “De beoordelingsruimte van de politie in de opsporing en het

strafprocesrecht”, RW 1990-1991, 65-74.

DE NAUW, A., “Welgekomen verfijning van de regels betreffende de adiëring van de

onderzoeksrechter”, (noot onder Cass. 4 februari 1997), R. Cass. 1997, 383-390.

Page 139: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

139

DE SMEDT, W., “Iedere procureur-generaal is rechter”, Juristenkrant 2013, afl. 266, 12.

DE SMET, B., “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28,

9-18.

DE SMET, B., “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de

verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek”, Pan.

1997, 141-161.

HUTSEBAUT, F., “De onderzoeksrechter als nuttige en noodzakelijke dwarsligger”, Orde

van de dag 2004, afl. 28, 19-27

KUIJS, L., KWANTEN, C. en TOPS, P., “De Nederlandse ketenen” Cahiers Politiestudies

2009-3, nr. 12, 33-62.

MATEUSEN, J., “Rondetafelgesprek over de burgerlijke partijstelling. Is de burgerlijke

partijstelling (on)houdbaar?”, Ad Rem 2014, afl. 1, 16-21.

MEGANCK, B.“De inverdenkingstelling”, T. Strafr. 2013, afl. 1, 30-31.

MINNAERT, M., “Trial within a trial, naar Belgisch recht”, T.Strafr. 2001, 125-133.

MINNAERT, M., “De onderzoeksrechter: onpartijdig en onafhankelijk = eenzaam?”,

A.J.T. – Dossier 1996-1997, 61-79.

OCKERS, J., “Is het onderzoek in strafzaken oorzaak van overbelasting van de

strafrechter?”, RW 1990-1991, 449-463.

PRADEL, J., “Les suites législatives de l’affaire dite d’Outreau”, JCP G 2007, 13-21.

SCHEURMANS, F., “Het wetsontwerp “Franchimont” anders bekeken”, A.J.T.-dossier

1997-1998, 101-120.

Page 140: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

140

TRAEST, P., “Enkele bedenkingen bij een wettelijke regeling van het

deskundigenonderzoek in strafzaken”, Liber amicorum Alain De Nauw 2011, 809-828.

TRAEST, P., “De wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere

onderzoeksmethoden”, Orde van de dag 2003, afl. 21, 7-24.

TRAEST, P., “Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van

strafprocesrecht?”, Orde van de dag, 2008, afl. 41, 247-261.

VAN CAUWENBERGHE, K., “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde

van de dag 2004, afl. 28, 39-46

VAN CAUWENBERGHE, K., “De onderzoeksrechter blijft een nuttige en noodzakelijke

dwarsligger”, Juristenkrant 2009, afl. 183, 12.

VAN CAUWENBERGHE, K., “Bijstand van een advocaat bij het eerste verhoor: kan een col

het rechtlandschap redden?”, Vigiles 2010, afl. 4, 157-161.

VAN DAELE, D., “Het openbaar ministerie en het strafrechtelijk beleid”, Orde van de

dag 2002, afl. 18, 53-60.

VAN DELM, J., “Ons strafprocesrecht moet helemaal anders. Tabula rasa!”, Juristenkrant

2010, 8-9.

VAN DE SOMPEL, R., “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen

argumenten en tegenargument”, Orde van de dag 2004, afl. 24, 47-52

VAN GAEVER, J., “De autosaisine van de onderzoeksrechter in het mini-onderzoek”, T.

Strafr. 2008, 387-389.

VAN GERVEN, D., “Afschaffing onderzoeksrechter en raadkamer? Dan ook herziening

rol en betere privacybescherming verdachten”, Juristenkrant 2010 afl. 220, 12.

Page 141: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

141

VAN HEES, G. en PONSAERS, P., “In eer en geweten. Case-study over het werk van een

onderzoeksrechter in een grootstedelijk gerechtelijk arrondissement”, Orde van de dag

2004, afl. 28, 29-38

VERHAGE, A., “Over de (on)mogelijkheid om een beleid te voeren op parketniveau”,

Orde van de dag 2002, afl. 18, 7-16.

VERSTRAETEN, R. en TRAEST, P., “Het recht van verdediging in de onderzoeksfase”,

Nullum Crimen 2008, 85-105.

VERSTRAETEN, R., “De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling en de

beoordeling ervan in de onderzoeksfase”, R.W. 1994-95, 777-781.

X., “Afschaffing onderzoeksrechter en raadkamer vraagt ook herziening rol openbaar

ministerie en betere bescherming privacy verdachten”, Brussel 2010,

www.baliebrussel.be.

Rechtsliteratuur

ALLAERTS, D. “De leidraad voor de politie bij de toepassing van de Salduzwet” in F.

GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT (eds.), De Salduz-

regeling: Theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, p. 95-106.

BEKAERT, H., La manifestation de la vérité dans le procès pénal, Brussel, Bruylant,

1972, 367 p.

BRUGGEMAN, I., “Wet betreffende de politie over het wegverkeer, artikel 65”, in X., Het

wegverkeer. De Postal. Praktisch – snel – gecommentarieerd, Antwerpen, Kluwer,

2009, losbl. 1-18p.

BOCKSTAELE, M. “Het contacteren van de advocaat en enkele verduidelijkingen over

het begrip ‘verhoor’ en het verloop ervan in aanwezigheid van een advocaat” in F.

GOOSSENS, H. BERKMOES, A. DUCHATELET en F. HUTSEBAUT (eds.), De Salduz-

regeling: Theorie en praktijk, vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 249-300.

Page 142: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

142

BOSLY, H.-D., VANDERMEERSCH, D. en BEERNAERT, M.-A., Droit de la procédure

pénale, Brugge, Die Keure, 2010, 1593 p.

BOULOC, B., Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 1034 p.

COMMISSIE STRAFPROCESRECHT, Verslag van de commissie strafprocesrecht,

Antwerpen, Maklu, 1994, 194 p.

CORSTENS, G.J.M., Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2008, 964 p.

COOREMAN, J.B., “(pogingen tot) hervorming van het strafproces”, Masterproef tot

‘Master in de rechten’, Gent, 2011-2012, 171 p.

DECLERCQ, R., Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2010, 1954 p.

DE HERT, P. en DECAIGNY, T., “De uitwerking door het Europees Hof voor de Rechten

van de Mens van het recht op toegang tot een advocaat bij het (politie)verhoor” in P. DE

HERT en T. DECAIGNY (eds.), De advocaat bij het verhoor. Een stand van zaken,

Kortrijk-Heule, UGA, 2010, 13-54.

DESCHEPPER, T., De nieuwe wet Franchimont, Antwerpen, Kluwer, 1998, 152 p.

DE SMET, B., De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België. Moet het

gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia,

1996, 450 p.

DE SMET, B., “Mini-instructie” in VANDEPLAS, A. (ed.), Strafrecht en strafvordering,

‘Artikelsgewijze’ commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen,

Kluwer, 2012, losbl. 1-26.

DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID, Wat is het strafrechtelijk beleid ?,

www.dsb-spc.be (consultatie 13 mei 2014).

Page 143: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

143

GEVAERT, P. (ed.), Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers,

2006, 524 p.

GUILLIAN, C., “De juridische principes toegepast op de autonome politionele afhandeling”

in P. PONSAERS, (ed.) Politionele behandeling: relatieve autonomie?, Gent, Academia

Press, 2003, 335 p.

GROENHUIJSEN, M.S., KNIGGE, G., Het vooronderzoek in strafzaken, Deventer, Gouda

Quint, 2001, 753 p.

HARTEVELD, A.E., De rechter-commissaris in strafzaken : enkele oriënterende

beschouwingen, Arnhem, Gouda Quint, 1990, 196 p.

HARTEVELD, A.E. en STAMHUIS, E.F., “De rechterlijke bemoeienis met het

strafvorderlijk vooronderzoek”, in M.S. GROENHUIJSEN & G. KNIGGE (red.), Het

vooronderzoek in strafzaken. Deventer, Gouda Quint, 2001, 497-587.

HEIRBAUT, D., Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia

Press, 2005, 416 p.

LARGUIER, J. en CONTE, P., Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2006, 328 p.

LIÉGEOIS, Y., “De onvermijdelijke evolutie van het strafrecht”, in DERUYCK, F., DE

SWAEF, M., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), De wet voorbij: Liber

amicorum Luc Huybrechts., Antwerpen, Intersentia, 2010, 221-258.

LUGENTZ, F., “De onderzoeksrechter en de salduzwet” in GOOSSENS, F., BERKMOES, H.,

DUCHATELET, A., en HUTSEBAUT, F., De Salduz-regeling: theorie en praktijk, vandaag

en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 187-246.

MINNAERT, M., Disfuncties en belangen van de burger, politie en justitie, integratie en

reorganisatie, opsporing en onderzoeksrechter: acht (Octopus)- armen rondom het

gerechtelijk strafonderzoek, Gent, Mys en Breesch, 1998, 180 p.

Page 144: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

144

MONBALLYU, J., Zes eeuwen strafrecht : De geschiedenis van het Belgisch strafrecht

(1400-2000), Leuven, Acco, 2006, 382 p.

PARMENTIER, H., “Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek”, Masterproef van

de opleiding ‘Master in de rechten’, Gent, 2010-2011, 148 p.

PONSAERS, P., TERPSTRA, J., DE POOT, C., BOCKSTAELE, M. en MOOR, L.G.,

Vernieuwing in de opsporing, Antwerpen, Maklu 2013, 324 p.

SCHEURMANS, F., “Het vooronderzoek in strafzaken: één van de vele dringende werven

van justitie.” In X., Liber amicorum A. De Nauw. Het strafrecht bedreven, Brugge, Die

Keure, 2011, 787-808.

THONISSEN, M., Travaux préparatoires du Code de Procédure Pénal, Brussel,

Imprimerie A. Lefèvre, 1885, 364 p.

VAN CAENEGHEM, R.C., De instellingen van de middeleeuwen, Gent, Story-Scienta,

1967, 316 p.

VAN CAENEGHEM, R.C., Geschiedenis van het strafprocesrecht in vlaanderen van de

XIe tot de XIVe eeuw, Brussel, Paleis der Academiën, 1956, 227 p.

VAN CAMP, C., De onderzoeksrechter, Antwerpen, Standaard, 1959, 227 p.

VAN DAELE, D., Openbaar ministerie en strafrechtelijk beleid: een rechtsvergelijkend

onderzoek in België, Nederland en Duitsland, Antwerpen, Intersentia, 2002, 591 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht: in hoofdlijnen, Antwerpen,

Maklu, 2009, 1286 p.

VAN GENEUGDEN, S. “De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek.

Rechtsvergelijkend onderzoek met Nederland”, eindexamen voor de graad van master

in de criminologische wetenschappen, Leuven, 2011-2012, 97 p.

Page 145: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

145

VAN HEES, G., PONSAERS, P. en VANDER BEKEN, T., Recherchemanagemen. Sturen naar

kwaliteitsvol opsporingswerk, Antwerpen, Maklu, 2005, 360 p.

VANDERHALLEN, M., JASPAERT, E. en VERVAEKE, G., De relatie in de strafrechtsketen

tussen politie, parket, onderzoeksrechter en rechtbank, Antwerpen, Maklu, 2009, 262 p.

VERDONCK, S., “Zin of onzin van de raadkamer”, Masterproef van de opleiding ‘Master

in de rechten’, Gent 2012-2013, 97 p.

VERSTRAETEN, R., Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 1372 p.

X., Het vernieuwde strafprocesrecht : een eerste commentaar bij de wet van 12 maart

1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het

opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek”, Antwerpen, CBR en Maklu-

uitgevers, 1998, 285 p.

Page 146: De positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek€¦ · DEEL I De geschiedenis van de functie en positie van de onderzoeksrechter in het vooronderzoek 1. Om een beter inzicht

146

Bijlage

A. Omzendbrief COL 8/2011, 13 juni 2013, richtlijn inzake de organisatie van de

bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van een

Belgisch strafprocesrecht, 14.