De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...

103
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in historisch perspectief Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Kim Van gampelaere Studentennr. 20055055 Major: Burgerlijk recht en strafrecht Promotor: Prof. Dr. Dirk Heirbaut Commissaris: Prof. Dr. Georges Martyn

Transcript of De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...

Page 1: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Academiejaar 2009-2010

De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in historisch perspectief

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Kim Van gampelaere

Studentennr. 20055055 Major: Burgerlijk recht en strafrecht

Promotor: Prof. Dr. Dirk Heirbaut Commissaris: Prof. Dr. Georges Martyn

Page 2: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

I

Inhoudstafel

DANKWOORD .........................................................................................1

DEEL I: INLEIDING..................................................................................2

DEEL II: GESCHIEDENIS VAN HET STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK

TOT DE INVOERING VAN DE CODE D’INSTRUCTION CRIMINELLE 1808 .........4

Hoofdstuk 1: Algemeen............................................................................................................ 4

Hoofdstuk 2: Evolutie van het strafrechtelijk vooronderzoek............................................. 4

DEEL III: DE ONDERZOEKSRECHTER BINNEN HET STRAFRECHTELIJK

VOORONDERZOEK..................................................................................8

Hoofdstuk 1: De voorloper van de onderzoeksrechter (tot 1810) ........................................ 8

Hoofdstuk 2: De onderzoeksrechter in het Wetboek van Strafvordering van 1808 .......... 9

Hoofdstuk 3: Evolutie van de onderzoeksrechter vanaf het ontstaan in 1810 tot vandaag ................................................................................................................................... 10

Afdeling 1: Gezamenlijk uitgangspunt voor België en Frankrijk ........................................ 10 Afdeling 2: België ................................................................................................................ 11 Afdeling 3: Frankrijk............................................................................................................ 13

Hoofdstuk 4: Wie is de hedendaagse onderzoeksrechter? ................................................. 17 Afdeling 1: Algemeen .......................................................................................................... 17 Afdeling 2: De politie........................................................................................................... 17

1) België ....................................................................................................................... 17 2) Frankrijk ................................................................................................................... 18

Afdeling 3: Het openbaar ministerie .................................................................................... 20 1) België ....................................................................................................................... 20 2) Frankrijk ................................................................................................................... 22

Afdeling 4: De onderzoeksrechter........................................................................................ 23 1) België ....................................................................................................................... 23 2) Frankrijk ................................................................................................................... 25

Afdeling 5: Le juge des libertés et de la détention............................................................... 28 Afdeling 6: De raadkamer .................................................................................................... 29 Afdeling 7: De kamer van inbeschuldigingstelling.............................................................. 31

1) België ....................................................................................................................... 31 2) Frankrijk ................................................................................................................... 32

DEEL IV: DISCUSSIE: WEG MET HET BESTAANDE SYSTEEM OF NET

VERSTEVIGING VAN DE HUIDIGE STRUCTUREN?....................................34

Hoofdstuk 1: Algemeen.......................................................................................................... 34

Page 3: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

II

Hoofdstuk 2: Men wil wel, maar men kan niet.................................................................... 34 Afdeling 1: België ................................................................................................................ 34 Afdeling 2: Frankrijk............................................................................................................ 39

Hoofdstuk 3: Een blik op de rest van Europa en de Verenigde Staten ............................. 45 Afdeling 1: Nederland.......................................................................................................... 45 Afdeling 2: Duitsland ........................................................................................................... 47 Afdeling 3: Italië .................................................................................................................. 48 Afdeling 4: Spanje................................................................................................................ 50 Afdeling 5: Portugal ............................................................................................................. 50 Afdeling 6: Verenigd Koninkrijk ......................................................................................... 51 Afdeling 7: Verenigde Staten............................................................................................... 52 Afdeling 8: Conclusie........................................................................................................... 52

Hoofdstuk 4: Is er nog een plaats weggelegd voor de onderzoeksrechter binnen het strafrechtelijk vooronderzoek?............................................................................................. 53

Afdeling 1: Algemeen .......................................................................................................... 53 Afdeling 2: Argumenten....................................................................................................... 54

1) Het basisprincipe: scheiding van de vervolgings- en opsporingsfunctie ................. 54 2) De onderzoeksrechter als ‘dominus litis’ ................................................................. 56 3) De onafhankelijke onderzoeksrechter ...................................................................... 59 4) De onpartijdige onderzoeksrechter........................................................................... 62 5) De dubbele hoedanigheid van de onderzoeksrechter ............................................... 66 6) Rechten van verdediging.......................................................................................... 69 7) Het gelijkheidsbeginsel ............................................................................................ 72 8) Traditie ..................................................................................................................... 73 9) België en Frankrijk hinken achterop ........................................................................ 74 10) De onderzoeksrechter als zwarte schaap.............................................................. 75 11) Collegialiteit ......................................................................................................... 76 12) De overbelaste onderzoeksrechter........................................................................ 79 13) De gewetensvolle onderzoeksrechter ................................................................... 80

Afdeling 3: Voorstellen........................................................................................................ 82

DEEL V: BESLUIT ..................................................................................88

BIBLIOGRAFIE......................................................................................93

Page 4: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

1

Dankwoord

Het zit er op. Vijf jaar studeren en dan de fameuze masterproef als sluitstuk van mijn

opleiding. Ik zou liegen moest ik beweren dat ik deze klus in mijn eentje heb geklaard. Het heeft me

geen bloed, maar wel veel zweet en nog meer tranen gekost. De masterproef die voor u ligt, is in

zekere zin gegroeid uit de samenbundeling van verschillende krachten. Verschillende mensen leverden

onrechtstreeks, en elk op hun eigen manier een niet te onderschatten bijdrage. Al klinkt het cliché,

zonder hen was het nooit gelukt.

Als eerste wil ik mijn promotor, Professor D. Heirbaut, in het bijzonder bedanken voor zijn

uitstekende begeleiding bij het schrijven van deze masterproef. Hij nam steeds de tijd om mij te

ontvangen, om mij verder te helpen met nuttige tips en mijn waslijst van vragen te beantwoorden. Ook

Professor G. Martyn wil ik graag bedanken voor de beoordeling van deze masterproef.

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche, substituut-procureur-generaal T. Freyne en directeur-generaal

bij de Gerechtelijke Federale Politie F. Verspeelt, verdienen ook een woordje van dank. Hun

interviews hebben me toegelaten om meer inzicht te krijgen in de dagdagelijkse praktijk van het

gerechtelijk onderzoek.

Ook ben ik mijn lieve ouders ontzettend dankbaar. Zij hebben het in de eerste plaats mogelijk gemaakt

dat ik vijf jaar heb kunnen studeren. Gedurende heel die periode hebben zij mij onvoorwaardelijk

gesteund en aangemoedigd, en een buitengewone verdraagzaamheid getoond ten aanzien van mijn

‘mood-swings’. Mama en papa, zonder jullie hulp was het nooit gelukt!

Verder wil ik mijn zus Dominique, mijn schoonbroer Stijn, en hun pasgeboren dochter Alexia,

bedanken voor hun gastvrijheid. Bij hen kon ik steeds terecht om de rust en stilte op te zoeken. Zussie,

je bent echt mijn grote zus!

Mijn ‘roomie’ Laurie, naar wie ik ongelooflijk opkijk. zij wist me op tijd en stond van achter mijn

bureau te sleuren en zorgde voor mijn minimum portie ontspanning. Laurie, ons ‘hol’ in de Holstraat

zal ik nooit vergeten!

En tot slot al mijn vrienden, eender waar op deze planeet, die mij van dichtbij of van op afstand, tot de

laatste letter aanmoedigden en in mijn kunnen geloofden.

Page 5: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

2

Deel I: Inleiding

“N. Sarkozy envisage de supprimer le juge d’instruction”.1 Deze krantenkop die op 7 januari

2008 in Le Monde verscheen, bracht me tot het schrijven van deze masterproef. De discussie omtrent

de onderzoeksrechter heeft in Frankrijk nooit helemaal stilgelegen, maar de wens van Sarkozy om hem

af te schaffen heeft nieuw leven in het debat geblazen. En als het in Parijs regent, dan druppelt het

hier. Ik schatte bijgevolg de kans groot dat deze uitspraken ook in België veel stof zouden doen

opwaaien.

De onderzoeksrechter vormt van oudsher de spilfiguur in het strafrechtelijk vooronderzoek.

Maar deze rol staat eveneens van oudsher ter discussie. Al ontelbare keren werd de figuur van de

onderzoeksrechter in vraag gesteld en hing zijn lot aan een zijden draadje, maar toch is er tot op heden

niks essentieel aan zijn rol veranderd. Al kwam deze problematiek ook in België reeds meermaals ter

sprake, het is vooral in Frankrijk dat deze materie echt leeft. Nochtans kennen beide landen dezelfde

historische achtergrond. In deze masterproef is het de bedoeling de argumenten van de voor-

tegenstanders van de afschaffing van de onderzoeksrechter te onderzoeken, te evalueren en te

structuren, in de hoop een uitweg te kunnen bieden aan de aanhoudende discussie.

Om de figuur van de onderzoeksrechter goed te kunnen begrijpen wordt eerst de evolutie van

zowel de Belgische en als Franse onderzoeksrechter beschreven. Na een korte schets van de evolutie

van het strafrechtelijk vooronderzoek tot 1808, spits ik me toe op de evolutie van de figuur van de

onderzoeksrechter zelf. Aangezien de rol en de bevoegdheden van de hedendaagse onderzoeksrechter

in nauw verband staan met de andere actoren van de strafprocedure, bespreek ik vervolgens ook kort

de rol van deze instanties in de volgorde dat zij aan bod komen in het procesverloop. Om een beter

inzicht te verwerven in de problematiek, volgt naderhand een uiteenzetting van alle pogingen in België

en Frankrijk om de discussie te beslechten. In de hoop iets te kunnen opsteken van de ervaring van

andere landen, wordt ook even een blik geworpen op de rest van Europa en de Verenigde Staten. Tot

slot tracht ik de argumenten die voor en tegen de onderzoeksrechter pleiten op een rijtje te zetten, om

daarna zelf een standpunt in te nemen.

Dankzij mijn erasmusverblijf in Frankrijk kreeg ik gemakkelijk toegang tot de Franse

rechtsbronnen. Naast een grondige literatuurstudie van zowel Franse als Belgische rechtsleer, heb ik

ook een aantal interviews afgenomen. Deze gesprekken hebben mij meer inzicht geboden in de

dagdagelijkse praktijk, wat onontbeerlijk was om de argumenten en het debat in het algemeen in het

1 www.lemonde.fr/politique/article/2009/01/06/m-sarkozy-envisage-de-supprimer-le-juge-d-instruction_1138259_823448.html.

Page 6: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

3

juiste perspectief te plaatsen. Om een volledig en objectief beeld over deze problematiek te krijgen

leek het mij noodzakelijk om niet alleen naar de ervaringen van een onderzoeksrechter te luisteren,

maar ook aandacht te besteden aan de beleving van een politieman en een parketmagistraat. Zoals

verder zal blijken, zijn deze schakels in de strafprocedure nauw met elkaar verbonden.

Page 7: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

4

Deel II: Geschiedenis van het strafrechtelijk vooronderzoek tot de invoering van de Code d’Instruction criminelle 1808

Hoofdstuk 1: Algemeen

De onderzoeksrechter neemt een cruciale plaats in binnen het strafrechtelijk vooronderzoek.

Om de rol van deze figuur beter te kunnen begrijpen is het misschien niet onbelangrijk om een kort

overzicht te geven van de geschiedenis van het vooronderzoek in haar geheel, om daarna, binnen dit

bredere kader, de onderzoeksrechter te situeren. Ik zal de evolutie van het vooronderzoek slechts

bespreken tot het ontstaan van de Code d’Instruction criminelle2, en dus tot het ontstaan van de

onderzoeksrechter. Sinds 1808 is er zowel in België als in Frankrijk weinig fundamenteel veranderd.

De wijzigingen die na 1808 gebeurden zullen aan bod komen wanneer ik de onderzoeksrechter van

dichterbij bekijk.

Hoofdstuk 2: Evolutie van het strafrechtelijk vooronderzoek

De geschiedenis van de strafvordering heeft doorheen de tijd drie grote procesvormen gekend.

Gedurende een heel lange periode heeft er een accusatoire procedure bestaan. Volgens dit type van

procedure is er een strijd tussen twee partijen, waaraan de rechter een eind maakt door één van beide

in het ongelijk te stellen. Het initiatief om de vervolging in te stellen ligt bij de burger, zodat het

misdrijf onbestraft blijft indien hij nalaat dat te doen. Ook de bewijslast rust geheel op de schouders

van de privé-personen en de rechter beslist in functie van de aangebrachte elementen.

Het onderzoek in dit systeem vertoont drie essentiële karakteristieken. Het verloopt namelijk op

tegenspraak, is mondeling en heeft een publiek karakter.3 De gehele procedure speelt zich af voor het

vonnisgerecht zonder enig vooronderzoek.4 Dit is de procedure zoals zij bestond in Griekenland en

Rome. Later, na de val van het Romeinse Rijk, vinden we haar in grote mate terug in het Germaanse

en feodale gewoonterecht.5 In Frankrijk was deze procedure exclusief in gebruik tot de 12de eeuw. Dit

systeem is nog steeds van toepassing in de Angelsaksische landen.6

2 Hierna zal de Nederlandse vertaling ‘Wetboek van Strafvordering’ worden gebruikt. 3 R. GARRAUD, Précis de droit criminel contenant l’explication élémentaire de la partie générale du Code pénal, du Code d’Instruction et des lois qui ont modifié ces deux codes, Parijs, Sirey, 1921, 24-25 (Hierna afgekort: R. Garraud, Précis de droit criminel). 4 B. BOULOC, L’acte d’instruction, thèse pour le doctorat en droit, Parijs, LGDJ, 1965, 2, nr. 3 (Hierna afgekort: B. BOULOC, L’acte d’instruction). 5 R. GARRAUD, Précis de droit criminel, supra noot 3, 24. 6 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 2, nr. 3.

Page 8: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

5

Naderhand voelt men toch stilaan de noodzaak aan om een magistraat aan te wijzen, belast

met de taak om in bepaalde omstandigheden eveneens tot vervolging over te gaan. Vanaf dan kan het

slachtoffer, naast de accusation directe7, een beroep doen op een magistraat via de dénonciation8.

Deze laatste neemt dan het initiatief om tot de beschuldiging over te gaan.

Zo ontwikkelt zich langzaam aan een korps van magistraten, het ‘openbaar ministerie’, dat vanaf het

begin van de 16de eeuw bevoegd is om via de procédure extraordinaire9 de vervolging in te stellen.

Deze procedure staat tegenover de procédure ordinaire10, die gevolgd wordt indien enkel het

slachtoffer zelf voor de vervolging instaat.11

Het openbaar ministerie van toen is niet te vergelijken met de huidige instelling. Tijdens het Ancien

Régime heeft de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie namelijk vooreerst een politieke taak.

Hij is letterlijk de man van de koning. Door deze verbondenheid van het openbaar ministerie met de

koninklijke macht stelt de Cahier des Doléances bij het einde van het Ancien Régime de afschaffing

van het openbaar ministerie als politiek agent in het vooruitzicht.12

De inquisitoire procedure vindt zijn wortels in de laatste instellingen van Romeins recht, maar

heeft zich tijdens de Middeleeuwen voor de kerkelijke rechtbanken verder ontwikkeld volgens het

principe van de inquisitio ex officio. Hier gaat een rechter ambtshalve, in naam van de maatschappij,

over tot de vervolging.13 De rechter beperkt zich niet tot de bewijzen die de partijen hem voorleggen,

maar gaat zelf op zoek naar bewijzen die toelaatbaar zijn binnen het wettelijk bewijssysteem om zijn

beslissing op te gronden. De voorkeur gaat uit naar de bekentenis die als volledig bewijsmiddel geldt

en desgevallend door foltering wordt afgedwongen.14 Het schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk

karakter zijn typerend voor dit inquisitoir onderzoek.

Deze aan het canonieke recht ontleende procedure is vanaf de 16de eeuw het dominante systeem in

Europa, met uitzondering van Engeland.15 De praktijk wordt nadien gelegifereerd in drie

opeenvolgende ordonnanties: de ordonnantie van Louis XII, van maart 1498, deze van Villiers-

Cotterets, van augustus 1539, en de ordonnantie van Louis XIV, van augustus 1670. Deze laatste

codificeert de gehele strafvordering en krijgt de benaming Ordonnance Criminelle.16

7 In deze procedure gaat het slachtoffer rechtstreeks over tot beschuldiging. 8 Dit betekent in het Nederlands ‘aangifte’. 9 Dit betekent in het Nederlands ‘buitengewone procedure’. 10 Dit betekent in het Nederlands ‘gewone procedure’. 11 R. GARRAUD, Précis de droit criminel, supra noot 3, 32-34. 12 R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen omtrent de strafprocesrechtelijke implicaties van de voorstellen van de parlementaire onderzoekscommissie inzake banditisme en terrorisme”, Panopticon 1990, (526) 527, nr. 3 (Hierna afgekort: R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”). 13 R. GARRAUD, Précis de droit criminel, supra noot 3, 25. 14 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 3, nr. 6. 15 R. GARRAUD, Précis de droit criminel, supra noot 3, 25. 16 J.-M. CARBASSE, Histoire du droit pénal et de la justice criminelle, Presses universitaires de France, Parijs, 2000, 177-180; R. GARRAUD, Précis de droit criminel, supra noot 3, 34.

Page 9: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

6

Sinds de 14de eeuw staat dus het belang van de gemeenschap op de voorgrond en zijn de

rechten van de verdachte nagenoeg onbestaande. De Franse Revolutie maakt een einde aan deze

toestand en sticht een nieuwe juridische orde.17 De invloed van de accusatoire procedure is duidelijk

voelbaar in de nieuwe regels omtrent de vervolging en in de vormen van beschuldiging. Immers, het

slachtoffer, maar ook ieder ander persoon die kennis heeft van een misdrijf, heeft het recht om naar de

vrederechter te stappen met het oog op een onderzoek. Indien de vrederechter weigert het misdrijf te

onderzoeken, dan kan die persoon zich rechtstreeks richten tot het onderzoeksgerecht.

Om misbruiken zoals in het Ancien Régime te voorkomen, wordt aan het openbaar ministerie het recht

om de vervolging in te stellen ontnomen en kwam het enkel nog tussen in de laatste fase van het

strafproces.18 De functies worden verdeeld over twee magistraten: de openbare aanklager, een

verkozen ambtenaar, en de procureur des konings. De wetgevingen in de revolutionaire periode volgen

elkaar zo snel op dat het onmogelijk is om op duidelijke wijze uitsluitsel te geven over de wending die

het openbaar ministerie moet aannemen.19

Na dit vooronderzoek wordt de verdachte voor de jury d’accusation gebracht. Deze jury, voorgezeten

door de directeur du jury, beslist over de verwijzing van de verdachte naar de jury van de rechtbank.

De Code des délits et des peines van 3 Brumaire jaar VI20 behoudt de bevoegdheid van de

vrederechter, maar het onderzoek wordt van dan af aan gecontroleerd door de directeur van de jury.

Onder het régime van het Wetboek van Strafvordering van 1808 wordt de onderzoeksrechter diens

opvolger.21 De wet van 2 Pluviôse jaar IX22 accentueert nog meer de terugkeer naar de inquisitoire

procedure: magistraten kunnen de leiding van de politie overnemen en de directeur van de jury kan

bovendien alle onderzoeksdaden van de politie overdoen.23

Deze twee procesvormen waren dus afwisselend van toepassing in onze regionen. Elk van

deze systemen heeft zijn kwaliteiten en gebreken. In een zuiver inquisitoire procedure wordt het

onderzoek gevoerd zonder enige tussenkomst van de verdachte. Dit verzekert de orde en sociale vrede,

maar verliest de verdachte volledig uit het oog. In een zuiver accusatoire procedure echter, staan

uitsluitend de privé-personen in voor de vervolging. Het onderzoek is openbaar en bestaat uit het

bewijs dat door elke der partijen naar voren wordt gebracht. Er diende bijgevolg een procesvorm te

worden ontwikkeld die beide imperatieven, namelijk sociale orde enerzijds en bescherming van de

individuele rechten anderzijds, met elkaar kon verenigen.

17 Dit gebeurde door de wet van 16-24 augustus 1790, 19-22 juli 1791 en 16-29 september 1792. 18 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité de droit criminel comparé, II, Parijs, Sirey, 1947, 583-584, nr. 1046 (Hierna afgekort: H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, II). 19 R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 528, nr. 4. 20 Deze datum van de Franse republikeinse kalender komt overeen met 26 oktober 1795 van de Gregoriaanse kalender. 21 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, II, supra noot 18, 584-585, nr. 1047-1051. 22 Deze datum van de Franse republikeinse kalender komt overeen met 22 januari 1801 van de Gregoriaanse kalender. 23 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 4-5, nr. 7-8.

Page 10: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

7

Zo stelde het Wetboek van Strafvordering van 1808, dat in werking trad vanaf 1 januari 1811,

uiteindelijk een gemengd systeem voorop: het vooronderzoek ontleent namelijk haar vorm aan de

inquisitoire procedure, terwijl de procedure ten gronde volgens het accusatoir model verloopt.24 De

evolutie die zich voordeed sinds het ontstaan van dit Wetboek van Strafvordering wordt gekenmerkt

door een liberalisering van het vooronderzoek.25

24 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 5, nr. 9. 25 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, II, supra noot 18, 586, nr. 1055.

Page 11: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

8

Deel III: De onderzoeksrechter binnen het strafrechtelijke vooronderzoek

Hoofdstuk 1: De voorloper van de onderzoeksrechter (tot 1810)

Binnen dit bredere kader van de evolutie van het vooronderzoek kunnen we de lieutenant

criminel26 identificeren als voorloper van de huidige onderzoeksrechter. Hij wordt gecreëerd door de

verklaring van Frans I van 14 januari 1522. De edicten van Hendrik II van mei 1552 en november

1554 omschrijven naderhand zijn bevoegdheden. Deze luitenant in strafzaken kan zijn bevoegdheid

overdragen aan een collega of commissarissen aanstellen om onderzoeksdaden uit te voeren.27 De

officieren van het openbaar ministerie zijn reeds aangesteld bij een ordonnantie van Filips de Schone

van 25 maart 1302. Zij hebben het recht klacht in te dienen en kennis te nemen van de klachten

rechtstreeks ingediend bij de luitenant. In geen enkel geval kunnen zij proprio motu optreden. Zij

kunnen slechts handelen bij vordering en mits bevel van de luitenant. Als vast principe geldt dat het

openbaar ministerie als vervolgende partij nooit het ambt en de bevoegdheid van de rechter kan

uitoefenen. Zowel het onderzoek als de behandeling ter zitting is volledig geheim. De verdachte kan

zicht niet laten bijstaan door een verdediger. Dit blijft zo behouden tot 1789.28

De revolutie van 1789 schaft de grootste misbruiken van het systeem af, maar de Assemblée

Constitutionelle29 behoudt grotendeels de procedure zoals zij toen bestond. Zij scherpt echter wel het

inquisitoir karakter aan en zwakt de macht van de rechter af. Een wet van 16-29 september 1791 geeft

de bevoegdheden van de luitenant in strafzaken aan twee personen, namelijk aan de vrederechter of de

officier van de politie enerzijds, en de directeur van de jury anderzijds.30 Het is uiteindelijk art. 42 van

een wet van 20 april 1810 die de directeur van de jury afschaft en de onderzoeksrechter in het leven

roept.31

26 Dit betekent in het Nederlands ‘luitenant in strafzaken’. 27 P. CHAMBON en C. GUÉRY, Droit et pratique de l’instruction préparatoire - juge d’instruction - chambre de l’instruction, Parijs, Dalloz, 2007-2008, 10, nr. 10.08 (Hierna afgekort: P. CHAMBON en C. GUÉRY, Droit et pratique); C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, Antwerpen, De Standaard, 1959, 10, nr. 8 (Hierna afgekort: C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter). 28 C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, supra noot 27, 10-11, nr. 8. 29 Dit betekent in het Nederlands ‘grondwettelijke vergadering’. 30 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 31 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08.

Page 12: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

9

Hoofdstuk 2: De onderzoeksrechter in het Wetboek van Strafvordering van 1808

De opstellers van het wetboek besluiten het strafrechtelijk vooronderzoek toe te vertrouwen

aan een alleenzetelende onderzoeksrechter. Het Wetboek van Strafvordering van 1808 is hoofdzakelijk

gebaseerd op twee belangrijke bronnen. Dit zijn enerzijds de Ordonnance criminelle van augustus

1670, en anderzijds de revolutionaire wetten. “Pour l’instruction préparatoire, on reprit l’ancienne

procédure en l’améliorant”.

Reeds in de Ordonnance criminelle van 1670 is in het vooronderzoek een cruciale rol voor de

onderzoeksrechter weggelegd. Hij heeft als taak de zaak te onderzoeken met respect voor het geheim

karakter en dient de verdachte te verhoren. De procedure heeft een inquisitoir karakter waarbij de

onderzoeksrechter zowel onderzoeksmagistraat als rechter is. In het uiteindelijke Wetboek van

Strafvordering behoudt de onderzoeksrechter, net zoals in het Ancien regime, zijn leidinggevende rol

in het strafrechtelijk onderzoek, maar staat de chambre du conseil32 in voor de sluiting van het

onderzoek.

De creatie van de onderzoeksrechter zoals die uiteindelijk in het Wetboek van Strafvordering bestaat,

vloeit voort uit de bekommernis om de onafhankelijkheid van het onderzoek te bewaren. Uit de

voorbereidende werken blijkt de vrees om zowel de opsporing als de vervolging aan het parket toe te

vertrouwen.33

In het oorspronkelijke Wetboek van Strafvordering is de onderzoeksrechter meester van het

strafrechtelijk vooronderzoek en heeft hij de opdracht de waarheid te achterhalen via het stellen van

onderzoeksdaden. Het is duidelijk dat het toenmalige Wetboek van Strafvordering een groot

vertrouwen heeft in de figuur van de onderzoeksrechter en bekleedt hem daarom met zeer uitgebreide

bevoegdheden.

Deze magistraat beslist volledig zelfstandig over het nut van bepaalde maatregelen en oordeelt zelf

over de opportuniteit van een aanhoudingsmandaat of de verlenging ervan.34 F. Hélie stelt in dit

verband: “Son pouvoir, que la loi n’a pas défini, est presque illimité: fondé sur la nécessité d’éclairer

et de sauvegarder à la fois l’action de la justice, il s’étend à toutes les mesures qui peuvent présenter

ce résultat.” De verdachte staat alleen tegenover deze machtige onderzoeksrechter. Er is weinig of

geen sprake van rechten van verdediging. Er ontbreken garanties voor de verdachte om het evenwicht

te bewaren tussen het recht van de maatschappij op bestraffing van criminelen, en de individuele

rechten van de verdachte die onschuldig wordt geacht zolang hij niet is veroordeeld.

32 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘raadkamer’ gebruikt. 33 H.-D. BOSLY, “L’institution et le statut du juge d’instruction en droit comparé”, RDPC 1990, (827) 827-828 (Hierna afgekort: H.-D. BOSLY, “L’institution”). 34 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 5, nr. 10.

Page 13: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

10

Daarenboven staat op geen enkele van de zeldzame liberale voorschriften van het Wetboek van

Strafvordering een ernstige sanctie. Hieruit blijkt dat het gehele systeem van het strafrechtelijk

vooronderzoek berust op het geweten van de onderzoeksrechter. De noodzaak geldt als enige criterium

voor het uitvaardigen van dwangmaatregelen. Een dergelijke procedure is uiterst gevaarlijk want niets

of niemand kan eventuele tekortkomingen van de onderzoeksrechter verhinderen. Evenmin is het

verantwoord dat de onderzoeksrechter volledig soeverein beslist omtrent het vooronderzoek. Aldus

dient de wetgever tussen te komen om geldigheidsvoorwaarden te formuleren aan de onderzoeksdaden

verricht door de rechterlijke organen. De gerechtelijke praktijk en de wet zullen de notie

‘onderzoeksdaad’ later wijzigen en verfijnen.35

In het Wetboek van Strafvordering in 1808 is uitsluitend de onderzoeksrechter bevoegd om

onderzoeksdaden te stellen en is dat ook zijn enige activiteit. De raadkamer beslist in het licht van

deze onderzoeksdaden over het vervolg van de zaak. De rechterlijke bevoegdheden behoren dus

algemeen gezien niet tot het takenpakket van de onderzoeksrechter. Dit moet echter worden

genuanceerd omdat de andere rechters van de raadkamer zich quasi automatisch, en met een weinig

kritische houding, aansloten bij de zienswijze van de onderzoeksrechter. Dat is ook de beweegreden

om dit collegiaal onderzoeksgerecht in Frankrijk af te schaffen door een wet van 17 juli 1856, en de

bevoegdheden over te hevelen naar de onderzoeksrechter36.37 De Franse rechtsgeleerden motiveren de

afschaffing als volgt: “… l’expérience révéla que la chambre du conseil ne servait à rien et même

ralentissait les procédures” en “ Le législateur… n’a fait que consacrer une pratique: au sein de la

chambre du conseil, le juge d’instruction, qui était le seul des trois magistrats à connaître le dossier,

tenait une place prépondérante et en fait décidait de tout”.38

In België bleef de raadkamer behouden, maar wordt het omgevormd tot een alleenzetelende rechter.

Hoofdstuk 3: Evolutie van de onderzoeksrechter vanaf het ontstaan in 1810 tot vandaag

Afdeling 1: Gezamenlijk uitgangspunt voor België en Frankrijk

Uit de voorbereidende werken van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat er aanvankelijk

voor- en tegenstanders zijn van een scheiding tussen het onderzoek en de vervolging. Uiteindelijk

halen de voorstanders de bovenhand en is de strikte scheiding van de onderzoeksfase en de

vervolgingsfase als principe in het wetboek terug te vinden. Immers, als tegenpartij van de verdachte

kan aan het openbaar ministerie onmogelijk de bevoegdheid worden toevertrouwd om eveneens

35 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 6, nr. 10-11. 36 Infra 30. 37 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 9, nr. 18. 38 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 828-829.

Page 14: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

11

onderzoek te voeren naar ontlastend bewijsmateriaal ten voordele van diezelfde verdachte. Bijgevolg

moet er naast de procureur een rechter komen, onpartijdig en onafhankelijk. Deze principiële

scheiding moet ten tijde van het oorspronkelijke wetboek om twee redenen gerelativeerd worden:

enerzijds beperkte de enorme macht van het parket ten overstaan van de onderzoeksrechter de

draagwijdte van deze regel, anderzijds wilden de opstellers van dit wetboek deze scheiding - en dus de

onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter - versterken door het onderzoek aan hem over te laten en

de rechterlijke functie voor te behouden aan de raadkamer.39

Afdeling 2: België

Als gevolg van de inlijving van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk na de Oostenrijkse

nederlaag, wordt deze nieuwe rechterlijke organisatie en het Wetboek van Strafvordering van 1808

ook in onze regionen ingevoerd. Sindsdien hebben weinig diepgaande veranderingen in de rechterlijke

organisatie plaatsgevonden. De Grondwet der Nederlanden van 1815 heeft immers bijna alle Franse

rechterlijke instellingen behouden, en ook de Belgische Grondwet van 1831 voorzag in het behoud

van Napoleontische organisatie zodat het huidige strafprocesrecht nog steeds rechtstreeks haar basis

vindt in het Wetboek van Strafvordering. Hoewel de Belgische Grondwet van 1831 de herziening van

het Wetboek van Strafvordering voorziet, is deze tot op heden niet doorgevoerd. Nochtans is dit het

minst geslaagde werk van alle codificaties van Napoleon zodat een hercodificatie meer dan wenselijk

is.40 Wel is dit wetboek door de rechtspraak onrechtstreeks geactualiseerd. Hierbij speelt de

rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens een belangrijke rol.41

Tot in 1998 grepen in België dus weinig of geen noemenswaardige hervormingen plaats. Het

Wetboek van Strafvordering van 1808 onderging weliswaar enkele kleine, punctuele wijzigingen42,

maar er heeft zich nooit een globale herziening voltrokken. De belangrijkste hervorming in de 19de

39 J. PRADEL, Manuel de procédure pénale, Paris, Éditions Cujas, 2008, 28-29, nr. 9-10 (Hierna afgekort: J. PRADEL, Manuel). 40 Voor de mogelijke redenen van het uitblijven van een nieuw wetboek: M. FRANCHIMONT, “Réflexion sur la réforme du droit pénal et de la procédure pénale en Belgique” in H.-D. BOSLY, R. BÜTZLER, S. SONCK, M. CHARLIER, R. DECLERCQ, J. DELVA, J. SMETS, A. DE NAUW, M. DE SWAEF, P. DE VROEDE, J. D’HAENENS, L. DUPONT, C. ELIAERTS, F. ERDMAN, M. FRANCHIMONT, F. GORLE, P. HANSE, D. HOLSTERS, G. KELLENS, P. MARCHAL, A. MEEUS, J. MESSINE, P. QUARRE, J. SACE, A. VANDEPLAS, R. VAN DER STEICHEL, G. VANDER

ZWALMEN, J. VERHAEGEN, R. VERSTRAETEN en B. SPRIET, Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer, 1991, (235) 239-240 (Hierna afgekort: M. FRANCHIMONT, “Réflexion”). 41 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, Gent, Story, 2006, 11-12 (Hierna afgekort: P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek). 42 M. Franchimont geeft in Manuel de procédure pénale een opsomming: M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel de procédure pénale, Brussel, Larcier, 2009, 27-28 (Hierna afgekort: FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel).

Page 15: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

12

eeuw was de toevoeging van de ‘Voorafgaande Titel’ in het Wetboek van Strafvordering door de wet

van 17 april 187843.44

Maar uiteindelijk is er, net zoals in vele andere Europese landen, bij ons toch ook een

hervormingsbeweging op gang gekomen. Het is pas de Wet Franchimont van 12 maart 199845 die ons

strafprocesrecht grondig hervormt zonder de figuur van de onderzoeksrechter in vraag te stellen. Deze

wet is het resultaat van de werkzaamheden van de Commissie Strafprocesrecht, onder het

voorzitterschap van M. Franchimont, die als taak kreeg zich te bezinnen over een algehele

vernieuwing van de strafrechtspleging. Deze wet maakt het vooronderzoek in strafzaken meer

tegensprekelijk en verbetert de rechtspositie van verdachte en slachtoffer aanzienlijk. Als

aanknopingspunt voor de bijkomende proceswaarborgen hanteert de wet een formeel criterium,

namelijk de inverdenkingstelling. Belangrijk is dat deze wet de gewoonte contra legem van het

opsporingsonderzoek bevestigt, wat de rechtszekerheid ten goede komt. Hier gelden echter de

bijkomende proceswaarborgen niet. Ook versterkt deze wet de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter door hem onder toezicht te plaatsen van de kamer van inbeschuldigingstelling in

plaats van de procureur-generaal. Een andere innovatie is de ‘mini-instructie’. Hieruit blijkt dat de Wet

Franchimont toch geen einde stelt aan de discussie omtrent de positie van de onderzoeksrechter. Door

enerzijds de figuur van de onderzoeksrechter uitdrukkelijk te bevestigen en zelfs op te waarderen (cf.

art. 56 Sv.), en anderzijds toch een achterpoortje te openen naar de rechter van het onderzoek door de

invoering van de zogenaamde ‘mini-instructie’ (art. 28septies Sv.), lijkt er een tegenstrijdige evolutie

in te treden.46

Het Octopusakkoord, gesloten op 24 mei 1998 tussen 8 politieke partijen, voert een grondige

hervorming van parket en politie door.

De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft voor een aantal belangrijke

wetswijzigingen gezorgd, onder andere de wet van 12 februari 200347 met betrekking tot de

vertegenwoordiging van de beklaagde in strafzaken.

In de strijd tegen de georganiseerde misdaad wordt de zogenaamde ‘kaalplukprocedure’ ingevoerd en

wordt bij wet van 6 januari 200348 het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden wettelijk

43 Wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, BS 25 april 1878. 44 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La charte, 2008, 72. (Hierna afgekort: H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit). 45 Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998 (Hierna afgekort: Wet Franchimont). 46 B. DE SMET, De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België - Moet het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996, 130-133, nr. 250-255 (Hierna afgekort: B. DE SMET, De hervorming); P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 14-15; C. VAN DEN

WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen, II, Antwerpen, Maklu, 2006, 520 (Hierna afgekort: C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht). 47 Wet van 12 februari 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering wat het verstek betreft en tot opheffing van artikel 421 van hetzelfde Wetboek, BS 28 maart 2003. 48 Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, BS 12 mei 2003 (Hierna afgekort: Wet Bijzondere Opsporingsmethoden).

Page 16: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

13

geregeld. Ook deze wet schuift de onderzoeksrechter naar de achtergrond. De bevoegdheden van de

onderzoeksrechter zijn beperkt tot een onderzoek naar de wettelijkheid van de uitgevoerde opdrachten,

terwijl het openbaar ministerie de leiding heeft met betrekking tot de bijzondere opsporingmethoden.49

De commissie Franchimont heeft haar werkzaamheden na de succesvolle ‘kleine Franchimont’ niet

stopgezet, maar heeft in 1998 een voorontwerp van een nieuw Wetboek van Strafvordering, de

zogenaamde ‘maxi-Franchimont’, aan de minister van Justitie voorgelegd. De Senaat heeft op 1

december 2005 een geamendeerd ontwerp goedgekeurd, maar sinds de zomer 2006 ziet het er naar uit

dat de verdere behandeling van het nieuwe wetboek werd stopgezet omdat niemand er nog in

geloofde.50

Afdeling 3: Frankrijk

In Frankrijk zijn sedert 1808 evenmin diepgaande veranderingen in de rechterlijke organisatie

aangebracht. Echter, de verdeling van de opsporingsfunctie en de rechterlijke functie over twee

verschillende autoriteiten wordt al snel betwist omdat zij de procedure ernstig zou vertragen.

Bovendien vormt de raadkamer niet het beoogde tegengewicht voor het parket. De twee overige

rechters van de raadkamer volgen blindelings de wil van de onderzoeksrechter die deel uitmaakt van

dit orgaan. Daarom ook draagt een wet van 17 juli 1856 de rechterlijke functie over aan de

onderzoeksrechter en schaft het de raadkamer af. Men had misschien, zoals in België is gebeurd,

kunnen denken aan een alleenzetelende rechter, te onderscheiden van de onderzoeksrechter.51 Een wet

van 7 februari 1933 roept de raadkamer echter opnieuw in het leven om te oordelen in het kader van de

voorlopige hechtenis, maar deze gaat met de wet van 25 maart 1935 al weer ten onder52.53

Een wet van 14 juli 1865 verbetert de bescherming van de rechten van de verdachte in het kader van

de voorlopige hechtenis. Dit is immers in het Wetboek van Strafvordering slechts minimaal geregeld.

Daarnaast verkleint deze wet de vrijheid van de onderzoeksrechter, vooral wanneer de verdachte zich

49 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter als nuttige en noodzakelijke dwarsligger”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (19) 20 (Hierna afgekort: F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”); P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 15; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (39) 39 (Hierna afgekort: K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”); C. VAN DEN

WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 520-521; R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen argumenten en tegenargumenten”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (47) 47 (Hierna afgekort: R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”). 50 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 521; H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 74-76; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 30-31. 51 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 29, nr. 10; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 549, nr. 39. 52 Door een wet van 10 december 1985 dook de raadkamer opnieuw op, quasi als tweelingszuster van de raadkamer van 1808. Deze wet werd al snel vervangen door een wet van 30 december 1987, maar deze laatste vertrouwde opnieuw de voorlopige hechtenis aan een raadkamer toe (infra 52): R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 549-550, nr. 39. 53 P. CHAMBON en C. GUÉRY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 549-550, nr. 39.

Page 17: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

14

slechts schuldig heeft gemaakt aan een correctioneel misdrijf. Zij creëert een invrijheidstelling van

rechtswege en biedt de mogelijkheid om de invrijheidstelling aan te vragen aan de onderzoeksrechter.

Bovendien voorziet deze wet zelfs in een hoger beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling in

geval van een afwijzende beslissing door de onderzoeksrechter. Buiten enkele kleine ingrepen, blijft

deze bepaling behouden tot 1959.

De wet Constans van 8 december 1897 geeft toelating aan de advocaat om binnen te dringen in het

kabinet van de onderzoeksrechter. Vanaf dan is het geheim van het onderzoek niet meer absoluut. De

advocaat mag het dossier vooraf raadplegen en de ondervragingen bijwonen. Dankzij deze wet staat er

meer controle op een eventueel arbitraire machtsuitoefening door de onderzoeksrechter.

Vanaf de 19de eeuw krijgt de politie en het parket een steeds belangrijkere rol in het vooronderzoek.

Tot op heden neemt het aantal zaken dat jaarlijks aan de onderzoeksrechter wordt toevertrouwd

gestadig af, maar tegelijkertijd valt er een aanhoudende groei te bemerken van het aantal seponeringen

en het aantal zaken dat via de procedure van de rechtstreekse dagvaarding voor de rechtbank worden

gebracht.54

Vanaf 2 maart 1959 komt de nieuwe Code de Procédure pénale ter vervanging van Wetboek

van Strafvordering. In dit opzicht blijven wij dus trouwer aan het oorspronkelijke Wetboek van

Strafvordering dan onze Franse vrienden. Buiten talrijke formele wijzigingen of details, houdt dit

nieuwe wetboek bestendig vast aan het compromis van 1808. Het behoudt het principe van de

scheiding van onderzoek en vervolging en versterkt het zelfs op bepaalde punten.

Volgens dit nieuwe wetboek is de onderzoeksrechter volledig vrij in het voeren van zijn onderzoek.

Dit was al altijd zo, maar was nog nooit zo duidelijk gesteld in het Wetboek van Strafvordering. Ook

wordt zijn onafhankelijkheid ten aanzien van het parket versterkt. Hij is immers geen officier van

gerechtelijke politie meer en staat dus niet meer onder controle van de procureur-generaal. Het

wetboek plaatst hem daarentegen onder toezicht van de chambre de l’instruction.55 Bovendien is het

niet meer de procureur des konings, maar de voorzitter van de rechtbank die hem een zaak toewijst of

hem er van haalt. Er weze echter wel opgemerkt dat deze scheiding niet absoluut is. Het parket bezit

immers de mogelijkheid om zelf een onderzoek te starten via de procedure van enquête préliminaire56

of van enquête de flagrance57. Deze onderzoeksverrichtingen hebben een aanzienlijk belang, zelfs al

zijn zij strikt genomen niet als ‘onderzoeksdaden’ te kwalificeren. Daarnaast kan het parket in de loop

van het onderzoek voortdurend tussenkomen.58

54 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 828-830. 55 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 830-831. 56 Dit is vergelijkbaar met het Belgische ‘opsporingsonderzoek’. Maar opgelet, de Franse vertaling van het Belgische ‘opsporingsonderzoek’ is ‘information judiciaire’. 57 Dit betekent in het Nederlands ‘heterdaadsprocedure’. 58 J. PRADEL, Manuel, supra noot, 39, nr. 12.

Page 18: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

15

Vanaf midden de jaren ’80 doet de wetgever talrijke pogingen om een of andere vorm van

collegialiteit te installeren.59 Doch, telkens zijn er te weinig middelen voorhanden om deze wetten

onmiddellijk in werking te laten treden zodat zij bij elke regeringswissel weer van tafel worden

geveegd.60

De wet van 15 juni 200061 heeft de juge des libertés et la détention tot stand gebracht. De idee achter

deze instelling is dat de onderzoeksrechter niet tegelijkertijd rechter en onderzoeker kan zijn.62 Aldus

ontneemt de wetgever aan de onderzoeksrechter zijn macht inzake voorlopige hechtenis en vertrouwt

dit toe aan een alleenzetelende rechter om de problemen te vermijden die een collegiaal orgaan in zich

draagt.63 Deze juge des libertés et de la détention krijgt de bevoegdheid om te oordelen over alles in

verband met voorlopige hechtenis en de verlenging daarvan (art. 137-1 tot 137-3 C.P.P.), wat voordien

één van de belangrijkste prerogatieven van de onderzoeksrechter was. De onderzoeksrechter blijft

echter wel nog een belangrijke filter want hij is degene die beslist om zich al dan niet tot de juge des

libertés et de la détention te richten. Bovendien behoudt hij de bevoegdheid om de verdachte in

vrijheid te stellen.64 Deze wet voorziet ook in een naamswijziging van de chambre d’accusation naar

chambre de l’instruction. Door enerzijds een dubbele aanleg in criminele zaken met een cour d’assises

d’appel te voorzien, en door anderzijds aan de onderzoeksrechter de bevoegdheid toe te vertrouwen

om beklaagden naar het hof van assisen in eerste aanleg door te verwijzen, was de oorspronkelijke

naam immers niet meer toepasselijk65.66 Om de tendens van vroegtijdige inbeschuldigingstellingen

tegen te gaan, voert de wet eveneens een grondige wijziging door inzake de regeling van de

inbeschuldigingstelling. De wet bepaalt dat de verdachte reeds middelen kan aanvoeren alvorens

overgegaan wordt tot de eigenlijke inbeschuldigingstelling. Verder breidt zijn het statuut van de

témoins assisté uit.67

De Perben-wetten gaan nog verder in het onttrekken van deze materie aan de bevoegdheid van de

onderzoeksrechter. In grote lijnen kan men stellen dat de voorlopige hechtenis tot het domein van de

juge des libertés et de la détention en van de procureur van de republiek is gaan behoren. De wet

59 P. Chambon en C. Guéry, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 60 P. Chambon en C. Guéry, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 61 Loi du 15 juin 2000 renforçant la protection de la présomption d'innocence et les droits des victimes. 62 J. Pradel, Manuel, 31-32, nr. 12. 63 R. MERLE en A. VITU, Traité de droit criminel: procédure pénale, II, Parijs, éditions Cujas, 2001, 452, nr. 381 (Hierna afgekort: R. MERLE en A. VITU, Traité). 64 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 65 Dit is echter een zwak argument: enerzijds had de kamer van inbeschuldigingstelling altijd diverse bevoegdheden, anderzijds behoudt de kamer van inbeschuldigingstelling haar rol in deze materie wanneer zij in 2de aanleg moet oordelen over een bevel tot verwijzing naar het hof van assisen: R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 453, nr. 382 66 BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2008, 446, nr. 468 (Hierna afgekort: BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale); J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 53, nr. 37; J.-C. SOYER, Droit pénal et procédure pénale, Parijs, LGDJ Lextenso éditions, 2008, 322, nr. 783 (Hierna afgekort: J.-C. SOYER, Droit); R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 453, nr. 382. 67 BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 598, nr. 644; P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08.

Page 19: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

16

Perben I van 9 september 200268 geeft aan de procureur van de republiek de mogelijkheid om zich tot

de voorzitter van het hof van beroep te richten om een bevel te laten schorsen waarin de

onderzoeksrechter een verdachte in vrijheid stelt. Daarnaast tast de wet Perben II van 9 maart 200469

ook de filterfunctie van de onderzoeksrechter aan door aan de procureur van de republiek in bepaalde

gevallen de mogelijkheid te geven om rechtstreeks de juge des libertés et de la détention te adiëren om

iemand onder voorlopige hechtenis te plaatsen. Deze laatste wet breidt de macht van de procureur van

de republiek enorm uit, zowel in de procedure van het onderzoek bij heterdaad als in het

opsporingsonderzoek.70 Men acht het ook nodig om een specifiek kader te omschrijven voor de strijd

tegen de georganiseerde criminaliteit. Het is diezelfde wet van 9 maart 2004 die nieuwe wettelijk

instrumenten creëert. Voor sommige aspecten wijkt zij af van het gemeen recht om meer aangepast te

zijn aan de evoluties in de criminaliteit.

Naar aanleiding van de zaak Outreau werd getracht om meer evenwicht te brengen in het strafproces.71

De wet van 5 maart 200772 voorziet in het creëren van pôles de l’instruction73 in criminele zaken (art.

52-1 C.P.P.) en het ontwikkelen van de cosaisine74 voor complexe zaken. Ook wordt het

tegensprekelijk karakter versterkt. Sommige bepalingen van deze wet zouden pas in werking treden

vanaf 1 januari 2010. Zo voorziet deze wet dat vanaf die datum een collegiaal orgaan van drie

onderzoeksrechters het gerechtelijk onderzoek zou voeren. Dit college zou tussenkomen voor de

inbeschuldigingstelling, de plaatsing onder contrôle judiciaire75, de adiëring van de juge des libertés et

de la détention, adviezen inzake de sluiting van het onderzoek en de ordonnances de règlement of de

clôture76.77 Maar opnieuw om materiële en budgettaire redenen, verschuift een wet van 12 mei 2009

deze datum van inwerkingtreding naar 1 januari 201178.79

68 Loi du 9 septembre 2002 d’orientation et de programmation pour la justice. 69 Loi du 9 mars 2004 portant adaption à la justice aux évolutions de la criminalité. 70 E. MATHIAS en M.-C. SORDINO, Droit pénal général et procédure pénale, Parijs, Gualino éditeur, 2006, 217-218 (Hierna afgekort: E. MATHIAS en M.-C. SORDINO, Droit). 71 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, 10, nr. 10.08. 72 Loi du 5 mars 2007 tendant à renforcer l’équilibre de la procédure pénale. 73 Deze pôles groeperen onderzoeksrechters. 74 Dit maakt het mogelijk om meerdere onderzoeksrechters in een bepaalde zaak aan te stellen. 75 Dit is een maatregel tussen de vrijheid en opsluiting die wordt ingevoerd bij een wet van 17 juli 1970. De persoon blijft vrij, maar wordt toch aan een aantal verplichtingen onderworpen. De achterliggende bedoeling van deze maatregel is de gevangenissen te ontlasten, maar toch herhaling van misdrijven te voorkomen of het vermijden van ongemakken bij het achterhalen van de waarheid: B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 672, nr. 716; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 679-687 nr. 725-731; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 8, 314, nr. 765. 76 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘bevelschrift tot afsluiting’ gebruikt. 77 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 598, nr. 644; P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 78 http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/2009/05/coll%C3%A9gialit%C3%A9-de-linstruction-repouss%C3%A9e-aux-calendes-grecques-.html (consultatie 8 februari 2010). 79 Infra 27 en 44.

Page 20: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

17

Hoofdstuk 4: Wie is de hedendaagse onderzoeksrechter?

Afdeling 1: Algemeen

De onderzoeksrechter is nog steeds de spilfiguur binnen het gerechtelijk onderzoek. Toch

neemt hij in de praktijk niet meer diezelfde centrale positie in als ten tijde van Napoleon. Om de

functie van de onderzoeksrechter goed te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om kort de andere

schakels van de strafprocedure te bespreken.

Kort geschetst verloopt het strafrechtelijk vooronderzoek als volgt: wanneer het kennis krijgt

van een misdrijf, beslist het openbaar ministerie of het in de zaak al dan niet een gerechtelijk

onderzoek vordert. Indien het de zaak aan de onderzoeksrechter overhandigt, dan neemt die de leiding

waar van het onderzoek à charge en à décharge. In België is het nadien aan de raadkamer om te

oordelen over de verwijzing naar het vonnisgerecht, en meer bepaald ook naar welk vonnisgerecht.

In Frankrijk beslist de onderzoeksrechter zelf over het afsluiten van het onderzoek en het vervolg.

Maar het openbaar ministerie heeft ook de mogelijkheid om zelf een onderzoek te starten waar de

onderzoeksrechter niet in tussenkomt, namelijk het opsporingsonderzoek. Behalve enkele

bijzonderheden, verloopt de strafprocedure in België en Frankrijk op gelijkaardige wijze. Zo is er

bijvoorbeeld geen raadkamer meer in Frankrijk. Een ander verschilpunt is het bestaan in Frankrijk van

de juge des libertés et de la détention.

Afdeling 2: De politie

1) België

In België bestonden vroeger tal van politiekorpsen met bevoegdheden die elkaar gedeeltelijk

overlapten. Maar uit de verslagen van de parlementaire onderzoekscommissies ‘Mensenhandel’,

‘Dutroux-Nihoul’ en de twee zogenaamde ‘Bendecommissies’, bleek de organisatie van de

politiediensten uiterst inefficiënt en een grondige hervorming drong zich op. De Wet Geïntegreerde

Politiedienst80 moest aan de disfuncties van de politiediensten een einde maken door een geïntegreerde

politiedienst op te richten, gestructureerd op twee niveaus, namelijk een lokaal en federaal niveau.81

De nieuwe politiestructuur voorziet dus niet in een eenheidspolitie, maar in een

‘geïntegreerde’ politiedienst. De twee niveaus functioneren autonoom en hangen af van verschillende

bestuurlijke overheden (art. 3 Wet Geïntegreerde Politiedienst). De leden van de politiediensten

hebben een éénheidsstatuut qua rekrutering, selectie, bezoldiging,… (art. 119 Wet Geïntegreerde

80 Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999 (Hierna afgekort: Wet Geïntegreerde Politiedienst). De concrete afspraken in het kader van het octopusakkoord werden in deze wet omgezet. 81

C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 550.

Page 21: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

18

Politiediensten) en zijn onderworpen aan het mobiliteitsprincipe. Dit betekent dat er een mobiliteit is

tussen de lokale diensten onderling en tussen de lokale diensten en de federale politie (art. 128 Wet

Geïntegreerde Politiediensten). De korpsoversten worden benoemd volgens een mandatensysteem.82

De politie heeft zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken die worden omschreven door de Wet

Politieambt83. Daden van de bestuurlijke politie hebben een preventief karakter en betreffen de

handhaving van de openbare orde (art. 14 Wet Politieambt), terwijl daden van de gerechtelijke politie

eerder repressief zijn. Zij strekken ertoe misdrijven op te sporen en bewijzen te verzamelen (art. 15

Wet Politieambt). De politieofficieren staan hierbij onder leiding en gezag van de procureur des

konings in het kader van een opsporingsonderzoek (art. 28 bis §1 Sv.) of van de onderzoeksrechter in

het kader van een gerechtelijk onderzoek (art. 55 Sv.).84

De lokale politie is verantwoordelijk voor de basispolitiezorg (art. 3 Wet Geïntegreerde

Politiedienst). Het grondgebied van het rijk wordt opgedeeld in politiezones (art. 9 Wet Geïntegreerde

Politiedienst). De korpschef leidt het lokale politiekorps en heeft een uitvoerende functie. Het gezag en

de leiding wordt in ‘ééngemeentezones’ uitgeoefend door de burgemeester en in

‘meergemeentepolitiezones’ door het politiecollege.

De federale politie staat in voor de gespecialiseerde en de bovenlokale politiezorg (art. 3 Wet

Geïntegreerde Politiedienst). Zij zijn bevoegd voor het hele grondgebied. De bevoegdheidsafbakening

tussen wat op lokaal of federaal niveau moet worden onderzocht maakt een functionele

aangelegenheid uit. Ten aanzien van de federale politie gelden de beginselen van specialiteit en

subsidiariteit. Ook op het niveau van de federale politie heeft de korpschef een uitvoerende functie.

Het gezag en de leiding berusten bij de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.85

Het politielandschap onderging de laatste jaren enorme structuurveranderingen. Aan

politiezijde gebeurden talrijke aanpassingen, maar voor de magistratuur in het algemeen bleef alles

zoals het was, ook al werden daar verschillende disfuncties vastgesteld.86

2) Frankrijk

In Frankrijk was het de Code de Procédure pénale die belangrijke aanpassingen in de

organisatie van de gerechtelijke politie heeft doorgevoerd. Voorheen bestond immers de opvatting dat

dit orgaan een ‘dienst’ was. Onder die term vielen ook de magistraten, namelijk de procureur van de 82 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 554. 83 Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992 (Hierna afgekort: Wet Politieambt). Deze wet werd grondig gewijzigd door de Wet Geïntegreerde Politiedienst. 84 M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 272-277; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 551-552. 85 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 554-558. 86 M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter: onpartijdig en onafhankelijk = eenzaam?”, AJT 1996-1997, afl. 5, (62) 73 (Hierna afgekort: M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”).

Page 22: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

19

republiek en zijn substituten, de onderzoeksrechters en de vrederechters. Om de onafhankelijkheid van

deze magistraten te garanderen, heeft de Code de Procédure pénale hen de hoedanigheid van ‘officier

van gerechtelijke politie’ ontnomen, maar behielden zij de bevoegdheden die aan deze hoedanigheid

verbonden zijn (art. 41 al. 4 C.P.P.).87

De gerechtelijke politie bestaat uit twee te onderscheiden korpsen, namelijk de Police

nationale en de Gendarmerie nationale. Zij hebben echter wel een gemeenschappelijke functie, meer

bepaald de strijd tegen de criminaliteit. De eerste is ontstaan uit de fusie van de oude Sûreté nationale

en de Préfecture de police op 1 januari 1968 (art. 4 Wet van 9 juli 196688). Het behoort toe aan het

ministère de l’intérieur. Ondanks deze centralisatie functioneert deze instelling niet naar behoren,

zodat haar werking herhaaldelijk in vraag wordt gesteld. De Gendarmerie nationale is een militair

korps en behoort tot het ministère de la défense. De leden van de gerechtelijke politie zijn heel

gevarieerd. Sommigen vallen zelfs niet onder de Police nationale of de Gendarmerie nationale.89

Binnen dit orgaan vallen verschillende categorieën te onderscheiden. Volgens art. 15 C.P.P. is de

gerechtelijke politie samengesteld uit officieren van de gerechtelijke politie, agenten van de

gerechtelijke politie, en ambtenaren en agenten belast met taken van gerechtelijke politie.90

Ook de Franse politie staat enkel in voor de opsporing van misdrijven teneinde het openbaar

ministerie toe te laten de vervolging in te stellen om de daders te doen veroordelen. Terwijl de fase van

het ‘onderzoek’ pas start na instelling van de strafvordering, is de gerechtelijke politie belast met het

vaststellen van misdrijven, het verzamelen van bewijsmateriaal en het identificeren van de daders

alvorens de strafvordering aanhangig wordt gemaakt.91 Dit zijn dan ‘daden van gerechtelijke politie’,

maar vanaf een onderzoek is geopend, gaat het om ‘onderzoeksdaden’.92

Net zoals in België behoort de strafvordering exclusief toe aan het openbaar ministerie. De

gerechtelijke politie moet via haar werkzaamheden het openbaar ministerie de nodige inlichtingen

verschaffen opdat deze laatste over de opportuniteit van de vervolging zou kunnen oordelen. De

gerechtelijke politie kan nooit autonoom handelen, maar handelt telkens onder leiding van de

procureur van de republiek, onder toezicht van de procureur-generaal en onder controle van de kamer

van inbeschuldigingstelling. En in het kader van een gerechtelijk onderzoek voert zij de bevelen uit

87 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 364, nr. 378. 88 Loi du 9 juillet 1966 portant organisation de la police nationale. 89 P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2002, 202-204, nr. 255-258 (Hierna afgekort: P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale). 90 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 364, nr 379; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 290-295, nr. 721-728. 91 P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 205, nr. 262; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 277, nr. 698. 92 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 153, nr. 171.

Page 23: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

20

van de onderzoeksrechter. In een rechtstaat is de politie immers de ‘uitvoerder’ van de instructies van

de magistratuur.93

Afdeling 3: Het openbaar ministerie

1) België

Een definitie van het openbaar ministerie valt noch in de Belgische Grondwet, noch in een

daaropvolgende wet te lezen. Maar uit een tekstanalyse van de Belgische Grondwet, meer bepaald art.

101 en 102 G.W., wordt afgeleid dat de magistraten van het openbaar ministerie deel uitmaken van de

rechterlijke organen. Nochtans is de rechtsleer het hier nog steeds niet roerend over eens. De scheiding

der staatsmachten zou in ons publiekrecht immers niet zozeer een dominante vormen, en het

grondwettelijk recht zou een zekere interpenetratie tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht

toelaten, zodanig dat de magistraten van het openbaar ministerie in België zouden bekleed zijn met

een dubbele hoedanigheid: zij zijn tegelijkertijd orgaan van de uitvoerende macht en lid van de

rechterlijke macht.94

Tot midden de jaren ’90 functioneerde het openbaar ministerie volgens de principes van het

Wetboek van Strafvordering van 1808. De parketten stonden los van de uitvoerende macht zodat zij op

autonome wijze hun opsporings- en vervolgingsbeleid voerden. Het beleid was bijgevolg enorm

ondoorzichtig want het verschilde van parket tot parket. Dit stuitte op veel kritiek zodat een

hervorming wenselijk was.

De ideeën tot reorganisatie kwamen in versneld tempo vooral na de resultaten van de parlementaire

onderzoekscommissies naar de Bende van Nijvel en de zaak Dutroux-Nihoul. Een eerste reeks

hervormingen kwam er met de wet van 4 maart 199795 die het ‘college van procureurs-generaal’ in het

leven riep en ‘nationale’ magistraten invoerde. Een tweede hervormingsgolf kwam er eind 1998. Zo

wijzigde de OM-wet van 22 december 199896 vooreerst de structuur door de invoering van de

‘verticale’ en ‘horizontale’ integratie van de parketten. Diezelfde wet voerde eveneens het instituut

van de ‘federale procureur’ in. Verder paste de Hoge Raad-wet97, eveneens aangenomen op 22

december 1998, het systeem van benoemingen en bevorderingen aan en introduceerde een

93 P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 201, nr. 254 ; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 289, nr. 719. 94 K. VELLE, Het openbaar ministerie in België (1769-1995) - Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 52; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 528, nr. 5. 95 Wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat, BS 30 april 1997. 96 Wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des konings, BS 10 februari 1999 (Hierna afgekort: OM-wet). 97 Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, BS 2 februari 1999 (Hierna afgekort: Hoge Raad-wet).

Page 24: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

21

mandatensysteem voor de korpschef. Ten slotte kwam er een aparte tuchtregeling voor magistraten.98

Deze laatste reeks hervormingen liepen echter niet van een leien dakje. De Hoge Raad werd

geïnstalleerd en voor het federale parket werd de nodige uitvoeringswetgeving aangenomen. Sommige

andere bepalingen in verband met de herstructureringen van het parket zijn nooit in werking getreden.

De tuchtregeling voor magistraten moest zelfs worden ingetrokken. Terecht werd het gebrek aan

coherentie in de hervormingen aangeklaagd.99

Leden van het openbaar ministerie zijn minder onafhankelijk dan leden van de zittende

magistratuur. Parketmagistraten maken deel uit van een hiërarchisch korps, worden door de koning

benoemd en afgezet (art. 153 G.W.) en zijn verplaatsbaar. De korpsoversten worden aangewezen voor

een mandaat van zeven jaar dat niet onmiddellijk hernieuwbaar is binnen hetzelfde parket of binnen

hetzelfde rechtscollege. Parketmagistraten moeten bevelen van hun korpsoverste opvolgen en zijn hun

hiërarchisch overste verantwoording verschuldigd. Dit is echter beperkt tot de schriftelijke bevelen van

de overste. Ter terechtzitting zijn zij immers volledig vrij en vorderen in eer en geweten.100

Parketmagistraten moeten bevelen en instructies van de minister van Justitie opvolgen. Ondanks hun

hiërarchische structuur treden de leden van het parket op als eenheid. Zij treden op in naam van hun

ambt en niet in eigen naam, zodat zij elkaar in de loop van een procedure kunnen opvolgen. Hun

statuut biedt hen aldus algemeen minder bescherming dan dat van rechters.101

Parketmagistraten werden ten tijde van 1808 bekleed met een dubbele hoedanigheid: enerzijds

zijn zij officier van de gerechtelijke politie voor de opsporing van misdrijven, en anderzijds openbaar

ministerie voor de vervolging ervan. De onderzoeksrechter daarentegen stond in voor het onderzoek.

Deze verdeling van functies werd als ernstige waarborg aanzien, zodat de bevoegdheden van het

openbaar ministerie in de geest van de wetgever van 1808 aan strikte voorwaarden waren

onderworpen.102 Een uitzondering hierop was de ruime opsporingsbevoegdheid van het openbaar

ministerie inzake betrapping op heterdaad (art. 32-36 Sv.), al is deze bevoegdheid in de tijd beperkt

om misbruiken te voorkomen.103

Het openbaar ministerie staat vooreerst in voor de uitoefening van de strafvordering. Dit houdt

niet alleen in dat het de strafrechter adieert met het oog op de toepassing van de strafwet, maar dat het

tevens de zaak pleit en eventueel rechtsmiddelen aanwendt. Eens de zaak voor de strafrechter 98 Wet van 7 mei 1999 tot wijziging van het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde, BS 30 juli 1999. 99 M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 44-50; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46 561-562. 100 Het adagium luidt: “De pen is slaaf maar het woord is vrij”. 101 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 170-174; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 51-54; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 565-567. 102 R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 529, nr. 6-8. 103 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 82 nr. 158.

Page 25: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

22

aanhangig is, zorgt het openbaar ministerie voor de bewijsvoering. Het is voornamelijk door deze

functie dat het openbaar ministerie overkomt als een soort procespartij. Het vordert wel in eer en

geweten en moet in alle objectiviteit optreden, maar uiteindelijk streeft het naar een veroordeling van

de verdachte.

Het openbaar ministerie beslist discretionair of hij de zaak voor de strafrechter brengt. Het kan immers

ook beslissen om de zaak te seponeren of de voorkeur geven aan een buitengerechtelijke afhandeling

door middel van minnelijke schikking of bemiddeling. Tevens staat het openbaar ministerie in voor

het initiatief tot de tenuitvoerlegging van de straffen uitgesproken door de strafrechter (art. 39

Ger.W.). Daarnaast heeft de procureur des konings in een groot aantal gevallen ook de leiding over het

vooronderzoek en draagt er de verantwoordelijkheid voor. In 1998 heeft de wetgever deze gewoonte

contra legem in de wet ingeschreven. De wet bood vanaf dan de mogelijkheid om een

opsporingsonderzoek te starten in plaats van een gerechtelijk onderzoek onder leiding van een

onderzoeksrechter.104

2) Frankrijk

Het Frans recht beschouwt de leden van het openbaar ministerie niet zozeer als magistraten,

maar eerder als vertegenwoordigers van de uitvoerende macht. P. Conte en P. Maistre du Chambon

daarentegen leggen eerder de nadruk op het feit dat het wel ‘magistraten’ zijn maar geen ‘rechters’. Zij

moeten geen rechterlijke uitspraak doen, maar als ‘agenten van de uitvoerende macht’

vertegenwoordigen zij het algemeen belang. In die zin verkrijgen zij de hoedanigheid van partij in het

proces.105

Een fundamenteel kenmerk van het openbaar ministerie is zijn hiërarchische organisatie onder leiding

van de minister van Justitie. Deze ondergeschiktheid aan de uitvoerende macht wordt eveneens

geïllustreerd door het negatief injunctierecht. Hierdoor is de vrijheid van het openbaar ministerie om te

seponeren minder groot dan in België. Daarentegen is het openbaar ministerie niet afhankelijk van de

zittende magistratuur of van het slachtoffer. Daarnaast is het een ondeelbaar orgaan, kan het niet

gewraakt worden en is het niet aansprakelijk als het ten onrechte de strafvordering op gang zou

brengen.106

In het strafproces handelt het openbaar ministerie in naam van de maatschappij. Het vormt dus

als het ware een partij, of eerder ‘advocaat van de gemeenschap’, maar is geenszins rechter.

104 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 563-564. 105 P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 114, nr. 141. 106 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 142-145, nr. 171-176 ; P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 115-119, nr. 143-154; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 133-140 nr. 154-162; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 254-257, nr. 652-658.

Page 26: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

23

Het Franse openbaar ministerie is bevoegd voor de vervolging van misdrijven en om naderhand de

vordering van overheidswege in te stellen. Het kan zich in geen geval uitspreken over de schuld of

onschuld van de verdachte.107

Het openbaar ministerie beslist vrij over de opportuniteit om de strafvordering in te stellen en over de

te volgen procedure. Indien het openbaar ministerie de zaak niet seponeert of wanneer het een

buitengerechtelijke afhandeling verkiest, dan kan het de strafvordering op verschillende manieren

instellen als het een vervolging wenselijk acht. Vooreerst is er de avertissement (art. 389 en 532

C.P.P.). In deze procedure wordt de zaak aanhangig gemaakt door de vrijwillige verschijning van de

beklaagde. Indien deze naderhand niet verschijnt, dan moet het openbaar ministerie overgaan tot de

citation directe108. Dit laatste is een tweede mogelijkheid om de strafvordering in te stellen waardoor

de verdachte onmiddellijk naar de strafrechter wordt verwezen. Verder bestaat ook de réquisitoire

introductif109 die het onderzoek bij de onderzoeksrechter aanhangig maakt. Deze procedure is verplicht

in geval van misdaden en sommige zware wanbedrijven, maar voor andere misdrijven is het facultatief

en dus afhankelijk van de ingewikkeldheid van de zaak. Verder is er ook een procedure bij délit

flagrant110 of crime flagrant111.112

Afdeling 4: De onderzoeksrechter

1) België

Zoals reeds gezegd is de onderzoeksrechter een creatie van Napoleon. Onze huidige Belgische

onderzoeksrechter steunt op dit Napoleontisch model. Hij wordt ingeschakeld wanneer het parket het

noodzakelijk acht een gerechtelijk onderzoek te openen. De onderzoeksrechter is de leider van het

gerechtelijk onderzoek en hij beslist ambtshalve welke onderzoeksdaden van belang zijn in het

onderzoek. De onderzoeksrechter heeft een dubbele hoedanigheid. Hij cumuleert namelijk de

hoedanigheid van rechter en van onderzoeksmagistraat. Daarom heeft Napoleon hem destijds l’homme

le plus puissant de la France genoemd. Deze eerste functie stelt hem immers in staat om verregaande

dwangmaatregelen te nemen die individuele rechten en vrijheden kunnen aantasten, en de functie van

‘politieman’ laat hem toe een actief onderzoek te voeren. In tegenstelling tot de procureur des konings,

die een partij vormt in het strafproces, is de onderzoeksrechter onafhankelijk en onpartijdig.113

De onderzoeksrechter wordt door de koning benoemd onder de rechters van de rechtbank van

eerste aanleg die gedurende tenminste drie jaar het ambt van openbaar ministerie of van rechter in de

107 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 147-148, nr. 179. 108 Dit betekent in het Nederlands ‘rechtstreekse dagvaarding’. 109 Dit betekent in het Nederlands ‘inleidende vordering’. 110 Dit betekent in het Nederlands ‘wanbedrijf op heterdaad ontdekt’. 111 Dit betekent in het Nederlands ‘misdaad op heterdaad ontdekt’. 112 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 155-160, nr. 186-191. 113 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 575-576.

Page 27: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

24

rechtbank van eerste aanleg hebben uitgeoefend. Art. 259sexies §1, 1° Ger.W. omschrijft de

voorwaarden nader. Zijn aanwijzing geschiedt bij koninklijk besluit, eerst voor een periode van één

jaar, verlengbaar een eerste maal voor twee jaar en vervolgens telkens voor vijf jaar. De

onderzoeksrechter is dus een gewone rechter en geniet alle waarborgen die aan de leden van de

rechterlijke macht zijn toegekend. Gedurende zijn ambtstermijn blijft de onderzoeksrechter eveneens

bevoegd om in de rechtbank van eerste aanleg zitting te nemen.114

Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden geniet de onderzoeksrechter een volstrekte

autonomie. Dit neemt echter niet weg dat de partijen de voortgang van het gerechtelijk onderzoek

kunnen beïnvloeden door de onderzoeksrechter te verzoeken bepaalde onderzoeksdaden te

verrichten.115 Hij oordeelt discretionair over de opportuniteit. In principe is de onderzoeksrechter

bevoegd om alle misdrijven te onderzoeken die zich binnen zijn arrondissement voordoen.116 Een

uitzondering hierop vormen de onderzoeksrechters gespecialiseerd in terrorisme, ingevoerd door de

wet van 27 december 2005117. Deze oefenen wel hun bevoegdheden uit over het gehele grondgebied

van het rijk (art. 62bis Sv.).

De onderzoeksrechter draagt de verantwoordelijkheid van het gerechtelijk onderzoek en is verplicht

dit à charge en à décharge te voeren. Hij heeft hiervoor, net als de procureur des konings, een

algemeen vorderingsrecht ten aanzien van de politiediensten om alle onderzoekshandelingen te laten

stellen die hij nodig acht. Daarnaast is hij bevoegd om dwangbevelen te nemen.118 Hij is echter beperkt

door zijn saisine en kan bijgevolg enkel onderzoeksdaden verrichten omtrent de feiten waarvoor hij

geadieerd is. Dit gebeurt in het merendeel van de gevallen op vordering van de procureur des konings.

Ook via een klacht met burgerlijke partijstelling kan de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig

gemaakt worden. Uitzonderlijk kan hij proprio motu optreden, namelijk bij betrapping op heterdaad.

Een laatste mogelijkheid is via de mini-instructie. Hierdoor kan de procureur des konings

dwangmaatregelen vorderen zonder dat hij een gerechtelijk onderzoek dient te openen, zodat het

aantal gerechtelijke onderzoeken nog meer afneemt. Immers, in tegenstelling tot vroeger, is de

procureur des konings niet meer verplicht het onderzoek volledig uit handen te geven van zodra

114 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 397-398; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 416-417; M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 86, (61) 62; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 580. 115 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 85 nr. 164. 116 Doch, eens hij geadieerd is kan hij ook onderzoeksdaden stellen buiten zijn arrondissement. Hiervoor dient hij enkel de procureur des konings in wiens arrondissement de onderzoeksdaad dient te worden gesteld, in te lichten. 117 Wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware, georganiseerde criminaliteit, BS 30 december 2005 (Hierna afgekort: BOM-Reparatiewet). 118 M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 419-421; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 580.

Page 28: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

25

dwangbevelen vereist zijn. De mini-instructie kan echter niet gebruikt worden voor alle

dwangmaatregelen.119

2) Frankrijk

Volgens het Frans recht is de inschakeling van de onderzoeksrechter verplicht wanneer het

gaat om criminele zaken. Voor correctionele zaken is het in principe facultatief en voor overtredingen

uitzonderlijk, namelijk alleen wanneer de procureur van de republiek het nodig acht (art. 79 C.P.P.). In

dit laatste geval heeft de burgerlijke partij niet het recht om de strafvordering op gang te brengen (art.

85 C.P.P.). In die gevallen waarin het opstarten van het gerechtelijke onderzoek facultatief is, behoort

het aan de procureur van de republiek om de opportuniteit te beoordelen.120

Als onafhankelijke en onpartijdige rechter, die als enige bekommernis heeft de waarheid te

achterhalen, dient de onderzoeksrechter à charge en à décharge bewijzen te verzamelen omtrent het

misdrijf dat onder zijn leiding wordt onderzocht.121 Hij stelt een strafdossier samen en oordeelt zelf of

er voldoende bezwaren zijn om de verdachte naar de bevoegde rechtbank te verwijzen.

Om deze opdracht te kunnen vervullen heeft de onderzoeksrechter een dubbele rol: hij stelt als

onderzoeksagent onderzoeksdaden en neemt als rechter allerhande rechterlijke beslissingen,

uitgezonderd in de materie van de voorlopige hechtenis. Dit laatste behoort immers sinds de wet van

15 juni 2000122 tot het domein van de juge des libertés et de la détention. In het Wetboek van

Strafvordering van 1808 is de onderzoeksrechter louter een onderzoeksagent. Pas door een wet van 17

juli 1856 wordt hem de hoedanigheid van onderzoeksgerecht toebedeeld.123 Sedertdien kan hij

werkelijk rechterlijke uitspraken doen.

Later ontneemt de Code de Procédure pénale hem de hoedanigheid van officier van gerechtelijke

politie omdat die zijn onafhankelijkheid niet ten goede kwam, maar hij behoudt de bevoegdheid om

onderzoeksdaden te stellen124.125 Er zijn verschillende soorten onderzoeksdaden die hij kan bevelen,

zoals mandats126, enquêtes127 en ordonnances128.129 Omdat de Franse onderzoeksrechter ook de

hoedanigheid van onderzoeksgerecht in zich verenigt, doet hij veel meer dan eenvoudigweg

bewijsmateriaal verzamelen en onderzoeken. In deze laatste hoedanigheid vaardigt hij ook echte

119 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 863-864. 120 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66 437, nr. 457; P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 115, nr. 31.61-31.63; P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89 237-238, nr. 324; R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 448, nr. 376. 121 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, 119, nr. 32.22. 122 Supra noot 61. 123 Infra 30. 124 In België gebeurde dit pas veel later, namelijk door de Wet Franchimont, supra noot 45. 125 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 440-441, nr. 461-462. 126 Dit betekent in het Nederlands ‘mandaat’. 127 Dit betekent in het Nederlands ‘getuigenverhoor’. 128 Dit betekent in het Nederlandse ‘bevel’. 129 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité de droit criminel comparé, III, Paris, Librairie du Recueil Sirey, 1947, 739, nr 1281 (Hierna afgekort: H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, III).

Page 29: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

26

ordonnances jurisdictionnelles130 uit; niet te verwarren met de administratieve beslissingen die deel

uitmaken van zijn missie als onderzoeksmagistraat, maar die in het Frans eveneens en ongelukkig

genoeg, ordonnances heten.131

De onderzoeksrechter die zijn functie naar behoren wil uitoefenen kan materieel gezien niet alle

onderzoekshandelingen in eigen persoon verrichten. Hij is immers tegelijkertijd belast met het

onderzoek in verschillende strafdossiers die allemaal zijn aandacht vragen en binnen een redelijke tijd

moeten worden afgehandeld. Ook moet de onderzoeksrechter soms onderzoeksdaden stellen in ver af

gelegen gebieden. Om zich niet telkens naar die gebieden te moeten begeven kan hij een beroep doen

op commissions rogatoires132 (art. 81 C.P.P.). Ook omwille van technische redenen moet de

onderzoeksrechter opdrachten uitbesteden. Sommige zaken vragen dermate technische kennis dat zij

niet anders dan door deskundigen kunnen worden uitgevoerd.133

In Frankrijk wordt de onderzoeksrechter benoemd door een decreet van de president van de

republiek op voorstel van de minister van Justitie en na advies van de Conseil supérieur de la

magistature. Hij wordt verkozen onder de leden van de tribunal de grande instance (art. 50 C.P.P.).

Als zittende magistraat is hij onverplaatsbaar en onafzetbaar. Deze rechter blijft bevoegd om

burgerlijke en correctionele zaken ten gronde te berechten, uiteraard uitgezonderd in zaken waarin hij

reeds optrad in de hoedanigheid van onderzoeksrechter.134 Zijn aanstelling geldt voor onbepaalde duur.

Sinds de wet van 30 december 1987135 kan zijn functie niet meer worden beëindigd door een decreet.

Deze mogelijkheid deed immers afbreuk aan zijn onafhankelijkheid. Enkel om disciplinaire redenen

kan hij uit zijn functie worden gezet.136 In principe strekt de bevoegdheid van de onderzoeksrechter

zich slechts uit tot het gerechtelijk arrondissement van de tribunal de grande instance waarin hij zetelt,

maar hij kan onderzoeksdaden stellen buiten dit arrondissement, op voorwaarde dat hij de procureur

des konings van dit voornemen op de hoogte brengt.137

Het principe van de scheiding van organen bevoegd voor de vervolging en voor het

onderzoek, verhindert dat de onderzoeksrechter zichzelf kan adiëren. Hij krijgt slechts de bevoegdheid

om een zaak te onderzoeken op initiatief van een derde: ofwel door een inleidende vordering van de

130 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘beschikkingen’ of ‘bevel’ gebruikt. 131 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, III, supra noot 129, 770, nr 1345. 132 Dit betekent in het Nederlands ‘ambtelijke opdracht’. 133 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 711, nr. 749. 134 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 438, nr. 459; P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 52, nr. 81; R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 449-450, nr. 378-379; B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 711, nr. 749. 135 Loi du 30 décembre 1987 relative aux garanties individuelles en matière de placement en détention provisoire ou sous contrôle judiciaire et portant modification du code de procédure pénale. 136 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 48-49 nr. 31. 137 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 441, nr. 462; P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 53, nr. 81.

Page 30: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

27

procureur van de republiek (art. 80 1ste al. C.P.P.), ofwel via een burgerlijke partijstelling (art. 85

C.P.P.).138

Voorheen stond het parket in voor de verdeling van de zaken onder de onderzoeksrechters, maar

omdat dit afbreuk deed aan de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter werd deze bevoegdheid

overgeheveld naar de voorzitter van de rechtbank (art. 83 C.P.P.). Indien de ernst of de complexiteit

van de zaak er om vraagt, beschikt de voorzitter van de rechtbank over de mogelijkheid om, naast de

eigenlijke onderzoeksrechter belast met het onderzoek naar de zaak, één of meerdere

onderzoeksrechters aan te wijzen. De onderzoeksrechter die als eerste werd aangewezen is de ‘rechter

belast met het onderzoek’. Hij coördineert het verloop van het vooronderzoek en heeft als enige de

bevoegdheid om te beslissen in het kader van de voorlopige hechtenis en om een bevelschrift tot

afsluiting te geven.139

Sinds kort bezit de president ook de mogelijkheid om het onderzoek over te dragen aan zogenaamde

pôles d’instruction. In de nasleep van de zaak Outreau wenst de wet van 5 maart 2007140 een

collegiaal onderzoek te organiseren. Om dit te bereiken wordt in twee stappen gewerkt. Een aantal

overgangsbepalingen, dat van toepassing is sinds 1 januari 2008 en moest ophouden te bestaan op 1

januari 2010, bepalen dat in 91 tribunaux de grande instance een pôle d’instruction wordt opgericht

waarin onderzoeksrechters werden gegroepeerd. Deze pôles d’instruction hebben een dubbele

bevoegdheid. Zij zijn als enige bevoegd aangaande criminele feiten en behouden deze bevoegdheid in

geval van herkwalificatie van de feiten. Daarnaast zijn zij ook als enige bevoegd om van onderzoeken

kennis te nemen die volgens art. 83-1 en 83-2 C.P.P. aanleiding geven tot cosaisine. Dit betreft

correctionele zaken die omwille van hun ernst of complexiteit het voorwerp kunnen uitmaken van een

cosaisine (art. 52-1 C.P.P.). Doch, deze rechters behouden de bevoegdheid om de aanhangende

onderzoeken verder op te volgen (art. 30 Wet van 5 maart 2007). Dit betekent dat de

onderzoeksrechters van een tribunal de grande instance slechts bevoegd zijn voor correctionele zaken

op voorwaarde dat zij niet in aanmerking komen voor de cosaisine.

Vanaf 1 januari 2010 voorzag deze wet dat de alleenzetelende onderzoeksrechter volledig zou

verdwijnen en dat de pôles zouden worden vervangen door een collegiale formatie van drie rechters,

aangewezen door de voorzitter van de tribunal de grande instance. Het was de bedoeling om elk

onderzoek, zelfs een eenvoudige correctionele zaak, aan een college van drie rechters toe te

vertrouwen.141 Echter, de wet ‘ter vereenvoudiging en verduidelijking van het recht en ter verlichting

van de procedure’ gepubliceerd op 12 mei 2009142, stelt de inwerkingtreding van deze ‘colleges van

onderzoek’ uit tot 1 januari 2011. Eens te meer wordt de collegialiteit op de lange baan geschoven

138 R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 481, nr. 409. 139 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 24-25, nr. 12.12-12-21. 140 Supra noot 72. 141 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 26-27, nr. 12.23-12-26; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 50-51, nr. 33. 142 Loi du 12 mai 2009 de simplification et de clarification du droit et d’allègement des procédures.

Page 31: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

28

omwille van materiële en budgettaire redenen. Volgens sommigen verbergen deze redenen andere

motieven, namelijk de intentie van president Sarkozy om de onderzoeksrechter af te schaffen ten

voordele van een ‘rechter van het onderzoek’.143

Afdeling 5: Le juge des libertés et de la détention

Een gelijkaardige instelling bestaat niet naar Belgisch recht. De bevoegdheden die in Frankrijk

aan deze rechter zijn toevertrouwd, worden bij ons gewoonweg door de onderzoeksrechter en de

raadkamer uitgeoefend. De onderzoeksrechter beslist volledig zelf of hij een aanhoudingsmandaat

nuttig acht en de raadkamer oefent over deze beslissingsmacht controle uit. Vijf dagen nadat de

onderzoeksrechter een aanhoudingsmandaat heeft uitgevaardigd verschijnt de verdachte automatisch

voor de raadkamer. Deze laatste spreekt zich uit over de legaliteit en de opportuniteit van de

aanhouding (art. 21 Voorlopige Hechteniswet144). Deze opportuniteitscontrole wordt ambtshalve

maandelijks, en voor niet-correctionaliseerbare misdaden driemaandelijks, herhaald (art. 22

Voorlopige Hechteniswet). Deze automatische controle compenseert de onmogelijkheid voor de

verdachte om hoger beroep aan te tekenen tegen het aanhoudingsbevel van de onderzoeksrechter.145

Uit de Franse geschiedenis blijkt de voortdurende aarzeling om de materie van de voorlopige

hechtenis aan de onderzoeksrechter toe te bedelen of hiermee een andere instelling te belasten, al dan

niet collegiaal samengesteld.146 De wet van 15 juni 2000147 introduceert uiteindelijk de juge des

libertés et de la détention in het Franse strafprocesrecht. De wetgever ontneemt de onderzoeksrechter

de bevoegdheid om bevelen inzake voorlopige hechtenis uit te vaardigen en vertrouwt deze toe aan

een andere rechter die de rang heeft van voorzitter of vice-voorzitter, aangewezen door de voorzitter

van de tribunal de grande instance. Deze rechter zou beter geplaatst zou zijn om de rol van een

‘neutrale arbiter’ te vervullen (art. 137-1 C.P.P.). In deze wet blijft echter nog een belangrijke rol voor

de onderzoeksrechter weggelegd. Immers, of de juge des libertés et de la détention wordt ingeschakeld

inzake voorlopige hechtenis, is louter afhankelijk van de beslissing van de onderzoeksrechter.

De ontmanteling van de onderzoeksrechter inzake voorlopige hechtenis door de ‘Perben’-wetten zorgt

er niettemin voor dat deze materie voortaan tot het domein van de procureur van de republiek en de

juge des libertés et de la détention behoort. Het is namelijk zo dat, wanneer de procureur van de

republiek zich tot de onderzoeksrechter richt om de verdachte onder voorlopige hechtenis te plaatsen,

de onderzoeksrechter gewoonlijk aan dit verzoek een positief gevolg geeft en de juge des libertés et de

143 http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/2009/05/coll%C3%A9gialit%C3%A9-de-linstruction-repouss%C3%A9e-aux-calendes-grecques-.html (consultatie 8 februari 2010); www.lareglecourbe.com/?p=26. 144 Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990 (Hierna afgekort: Voorlopige Hechteniswet). 145 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 1024. 146 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 690, nr. 733-734. 147 Supra noot 61.

Page 32: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

29

la détention inschakelt. Maar de onderzoeksrechter kan van oordeel zijn dat de voorlopige hechtenis

niet gerechtvaardigd is en bijgevolg in een gemotiveerd bevel beslissen om de juge des libertés et de

la détention niet te adiëren. Uiteraard kan het parket hiertegen beroep aantekenen. Daarenboven kan

het zich ook rechtstreeks tot de juge des libertés de la détention richten. Deze laatste weg kan hij

echter enkel volgen wanneer het gaat om feiten strafbaar met criminele straffen of in geval van

correctionele misdrijven bestraft met tien jaar opsluiting. Het is eveneens mogelijk dat de

onderzoeksrechter - al zal dit zelden het geval zijn - zelf beslist dat een aanhoudingsmandaat

gerechtvaardigd is en zich bijgevolg op eigen initiatief tot de juge des libertés et de la détention

richt.148

J. Pradel daarentegen, is niet van mening dat de voorlopige hechtenis voortaan exclusief tot het

domein van de procureur van de republiek en van de juge des libertés et de la détention behoort. Hij

ziet in deze situatie een gelijkenis met de raadkamer van 1808149 die ook besliste omtrent de

voorlopige hechtenis. Volgens hem speelt de onderzoeksrechter vandaag dezelfde rol als in 1808 en

volgt de juge des libertés et de la détention zijn mening, net zoals in het verleden de twee overige

rechters die in de raadkamer zetelden, dat deden.150

Deze rechter neemt zijn beslissing na een tegensprekelijk debat en na een termijn die de verdachte,

indien hij dit wenst, in staat stelt zijn verdediging voor te bereiden (art. 145 C.P.P.). Tegen een

aanhoudingsmandaat kan beroep worden aangetekend bij de chambre de l’instruction (art. 185-186

C.P.P.) of onderworpen worden aan een onmiddellijke controle door de voorzitter van de chambre de

l’instruction via de référé-liberté151 (art. 187-1 C.P.P.).152

Afdeling 6: De raadkamer

De Belgische raadkamer is het onderzoeksgerecht op het niveau van de rechtbank van eerste

aanleg en bestaat uit een alleenzetelend rechter (art. 94 Ger.W.). In het Wetboek van Strafvordering

van 1808 is de raadkamer samengesteld uit drie rechters, maar de wet van 25 oktober 1919153 verzaakt

aan de collegialiteit van deze instelling en creëert een raadkamer bestaande uit één enkele rechter, aan

wie de onderzoeksrechter verslag dient uit te brengen.154

148 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 681, nr. 722; E. MATHIAS en M.-C. SORDINO, Droit, supra noot 70, 218-219; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 696, nr. 641. 149 Infra 30. 150 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 692, nr. 736. 151 Ingevolge deze procedure moet de voorzitter van de chambre de l’instruction binnen de drie dagen oordelen over de aanhouding van de verdachte. 152 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 39, 681-682, nr. 723-724. 153 Wet van 25 oktober 1919 tot tijdelijke wijziging van de rechterlijke inrichting en van de rechtspleging voor de hoven en rechtbanken, BS 19 november 1919. 154 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 404; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 528-52; X., “Colloque du XXe anniversaire de la Revue de Science Criminelle (19-20-21 avril 1956)”, Rev.sc.crim. 1957, (85) 92.

Page 33: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

30

Dit onderzoeksgerecht is bevoegd inzake de controle op de vrijheidsberoving of –beperking

van voorlopig gehechten, geestesgestoorde delinquenten en ter beschikking gestelde veroordeelden.

Daarnaast functioneert de raadkamer als interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ten

gronde, waarbij zij instaat voor de afsluiting van het gerechtelijk onderzoek, genaamd de ‘regeling der

rechtspleging’ (art. 127-133 Sv.). Hierbij gaat de raadkamer na of er voldoende bezwaren zijn tegen de

verdachte om de zaak door te verwijzen naar de vonnisrechter, zoniet beslist zij tot een

buitenvervolgingstelling.155 De procedure verloopt als volgt: de onderzoeksrechter maakt het dossier

over aan de procureur de konings via een beschikking tot mededeling. Naderhand vordert deze laatste,

indien hij geen andere onderzoekshandelingen noodzakelijk acht, de regeling der rechtspleging in zijn

eindvordering. Het is deze eindvordering die de zaak uiteindelijk bij de raadkamer aanhangig zal

maken.156 Indien de raadkamer van oordeel is dat het feit strafbaar is met criminele straffen, dan wordt

er een dubbele filter ingelast, namelijk volgens de procedure van de ‘inbeschuldigingstelling’.

Sinds de Wet Franchimont van 12 maart 1998157 is dit onderzoeksgerecht meer dan louter een

verwijzingsgerecht en kreeg het ook een functie inzake de beoordeling van de regelmatigheid van de

onderzoeksverrichtingen. Tijdens de regeling der rechtspleging kan het de dossiers dus ook zuiveren

van ‘nietigheden’.158

F. Hélie stelde destijds : “L’institution d’une juridiction pour examiner les actes de

l’instruction écrite et pour régler le cours, est une des plus belles créations de la procédure criminelle.

Cette juridiction est la principale base de la justice pénale et la plus forte garantie de la liberté

civile.”159 En toch schaft in Frankrijk een wet van 17 juli 1856 de raadkamer af omdat zij niet tot

tevredenheid leidt. Deze raadkamer bestond uit drie magistraten, waaronder de onderzoeksrechter. Al

gauw bleek dat de onderzoeksrechter, omdat hij als enige een grondige kennis had van het dossier, een

dominante positie innam binnen deze formatie en dat zijn collega’s zijn wil slaafs overnamen.

Bovendien veroorzaakte de raadkamer een vertraging van de procedure. Sinds haar afschaffing dook

zij echter verschillende keren opnieuw op, maar telkens werd zij opnieuw van tafel geveegd alvorens

zij ook maar in werking kon treden.160

Vanaf 1856 wordt de onderzoeksrechter dus tevens juridiction d’instruction du premier

degré161. Dit komt er op neer dat de onderzoeksrechter niet langer een dubbele functie in zich verenigt,

155 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 582-584. 156 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 884-885. 157 Supra noot 45. 158 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 582. 159 R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 531, nr. 9. 160 J. PRADEL, “Chambre du conseil et l’instruction préparatoire (Remarques suggérées par la loi du 30 décembre 1987 relative à la procédure pénale)”, D. 1988, Chron. 22, (149) 149, nr. 2 (Hierna afgekort: J. PRADEL, “Chambre du conseil”); R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 549-550, nr. 39-40. 161 Dit betekent in het Nederlands ‘onderzoeksgerecht in eerste aanleg’.

Page 34: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

31

maar eerder een drievoudige functie.162 Hieruit volgt dat alleen hij over onderzoeksdaden beslist, en

alleen hij rechterlijke beschikkingen neemt, met uitzondering voor wat de voorlopige hechtenis

betreft.163 Zo bestaat er geen regeling der rechtspleging door de raadkamer zoals in België. De

onderzoeksrechter levert in volle onafhankelijkheid een bevelschrift tot afsluiting af nadat hij een

ordonnance de soit-communiqué164 heeft uitgevaardigd. Op die manier wordt het dossier ter kennis

gebracht van de procureur van de republiek en van de partijen en is hiermee de termijn verstreken om

te antwoorden of om bijkomende onderzoeksdaden te verzoeken. Dit bevelschrift tot afsluiting stelt

een einde aan het vooronderzoek. Al naargelang verwijst hij de zaak naar een gewoon vonnisgerecht

of het hof van assisen165 of besluit hij tot een buitenvervolgingstelling.166 Al zijn rechterlijke

beschikkingen zijn vatbaar voor beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling (art. 185-186 en 186-

1 C.P.P.).167

Afdeling 7: De kamer van inbeschuldigingstelling

1) België

De Belgische kamer van inbeschuldigingstelling is het onderzoeksgerecht op het niveau van

het hof van beroep en is samengesteld uit drie raadsheren. Vooreerst functioneert de kamer van

inbeschuldigingstelling als beroepsinstantie ten aanzien van beschikkingen van de raadkamer, van

weigeringsbeschikkingen van de onderzoeksrechter en de procureur des konings, en van de

regelmatigheid van de procedure. Deze laatste bevoegdheid reikt echter verder omdat de kamer

ambtshalve, en in alle gevallen waarin zij kennis neemt van de zaak, ook kan overgaan tot zuivering

van het strafdossier. Verder houdt zij ambtshalve nog toezicht op de onderzoeksrechter en waakt zij

over het verloop van het onderzoek.

Vervolgens speelt zij nog een rol bij de inbeschuldigingstelling, zoals reeds hoger aangehaald. Hierbij

maakt de raadkamer het dossier via de procureur-generaal over aan de kamer van

inbeschuldigingstelling (art. 133 Sv.), en het is deze laatste die uiteindelijk beslist of zij de zaak al dan

niet naar het hof van assisen verwijst (art. 217 e.v. Sv.). 168

162 J.-P. BAUVE, “Le juge d’instruction en question”, Gaz.Pal. 1987, I, Doctr., (334) 334 (Hierna afgekort: J.-P. BAUVE, “Le juge d’instruction en question”); R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 544, nr. 32. 163 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 440, nr. 461. 164 Dit is een bevel van de onderzoeksrechter tot mededeling van het dossier aan de procureur, bij de beëindiging van de procedure. 165 Voor de wet van 15 juni 2000 kwam deze bevoegdheid toe aan de chambre de l’instruction, zoals dit vandaag nog steeds het geval is in België: J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 53, nr. 37. 166 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 609-610, nr. 654; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 627-639, nr. 664-673; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 320-322, nr. 778-782. 167 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 442, nr. 463. 168 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 405-406; C. VAN DEN

WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 585-587.

Page 35: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

32

2) Frankrijk

In Frankrijk kende de huidige chambre de l’instruction een bewogen evolutie. Oorspronkelijk

sprak het Wetboek van Strafvordering van 1808 (art. 217 e.v.) over de chambre des mises en

accusation169. Dit onderdeel van het hof van beroep kreeg doorheen de jaren een steeds beperktere rol

toebedeeld. Tegen deze tendens komt de wetgever in 1958 op door deze instelling te herreglementeren

en haar voortaan de naam chambre d’accusation te geven. Deze naamsverandering gaat niet gepaard

met een diepgaande verandering in haar rol. Deze bleef immers in hoofdzaak dat van een

onderzoeksgerecht in tweede aanleg. Uiteindelijk wijzigt de wet van 15 juni 2000170 haar naam

opnieuw en heet zij sindsdien chambre de l’instruction.171 Deze naam past haar beter aangezien deze

wet een hoger beroep tegen een arrest van het hof van assisen voorziet en tegelijkertijd een tweede

onderzoek door de chambre de l’accusation afschaft.172 Deze wet voorziet ook in een uitbreiding van

de eigen bevoegdheden173 van de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling.

De Franse kamer van inbeschuldigingstelling maakt eveneens deel uit van het hof van beroep

en is collegiaal samengesteld. Zij bestaat uit drie leden, namelijk een voorzitter die exclusief ter

beschikking staat van deze dienst en twee raadsheren die in andere kamers van het hof kunnen zetelen

(art. 191 C.P.P.). De president benoemt de voorzitter bij decreet, na advies van de Conseil supérieur

de la magistrature. De algemene vergadering van het hof beslist elk jaar over de overige raadsheren.

Haar voornaamste taak is die van beroepsinstantie. Als onderzoeksgerecht in tweede aanleg

spreekt zij zich uit over het beroep ingesteld tegen een bevel van de onderzoeksrechter of van de juge

des libertés et de la détention. De kamer van inbeschuldigingstelling heeft nog diverse andere

bevoegdheden, namelijk die van disciplinair gerecht en enkele bijkomende, specifieke bevoegdheden.

Een andere belangrijke taak is die van controle-instantie ten aanzien van de onderzoeksrechter. Deze

controlebevoegdheid wordt enerzijds uitgeoefend door de voorzitter van de chambre de l’instruction,

en anderzijds door de chambre de l’instruction als instelling in haar geheel.

Volgens de rechtsleer vormt de invoering van de ‘persoonlijke bevoegdheden’ in de Code de

Procédure pénale in 1958 een grote innovatie (art. 219 tot 223 C.P.P.). Sindsdien worden die alsmaar

uitgebreid. Aanvankelijk kon de voorzitter enkel een controle a posteriori uitoefenen op de goede

werking van de onderzoekskabinetten, maar later fungeerde hij ook als filter in verzoeken van de

partijen tot deze kamer en oordeelde hij over conflicten tussen de verdediging en de

169 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘kamer van inbeschuldigingstelling’ gebruikt. 170 Supra noot 61. 171 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 446, nr. 468; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 52, nr. 35. 172 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 446, nr. 468; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 53, nr. 37 173 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 721-727, nr. 766-772.

Page 36: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

33

onderzoeksrechter. De voorzitter controleert ook de voorlopige hechtenis, meer bepaald via de référé-

liberté174, en ziet toe op het behoud van de voorlopige hechtenis.

Ondanks de uitgebreide bevoegdheden van de voorzitter, blijft de chambre de l’instruction

belangrijker. Deze laatste houdt toezicht op de vooronderzoeken die binnen het rechtsgebied vallen,

kan een dossier evoceren of naar een andere onderzoeksrechter verwijzen, en zij oefent controle uit op

de officieren en agenten van de gerechtelijke politie.175

Wanneer het vooronderzoek is afgerond en de bevoegde instantie beslist om de zaak te

verwijzen naar een vonnisgerecht, komt er een volgende fase, namelijk het onderzoek ten gronde. Dit

valt echter buiten het bestek van deze masterproef.

Het valt op dat de onderzoeksrechter, die in 1808 l’homme le plus puissant de la France was,

steeds meer aan macht heeft moeten inboeten, zowel in België als in Frankrijk. Talrijke hervormingen

hebben afbreuk gedaan aan het inquisitoir karakter van het strafrechtelijk vooronderzoek. De wetgever

ontmantelt de onderzoeksrechter ten voordele van de andere organen die deelnemen aan de

strafprocedure. Zo werd in België met de Wet Franchimont176 een weg ingeslagen naar een rechter van

het onderzoek door de invoering van de ‘mini-instructie’ waardoor de gerechtelijke politie en het

parket een belangrijkere rol krijgen.

Door de wet van 15 juni 2000177 moest de Franse onderzoeksrechter zelfs zijn belangrijkste en meest

kenmerkende bevoegdheid afstaan, namelijk die om een persoon onder voorlopige hechtenis te

plaatsen. In beide landen hield het schriftelijk karakter vrij goed stand, maar het geheim en

voornamelijk het niet-tegensprekelijk karakter, werden in ernstige mate afgezwakt. Steeds meer

beweegt het strafrechtelijk vooronderzoek zich richting accusatoire procedure zoals die in de

Angelsaksische landen gekend is, een procedure aan dewelke de figuur van de onderzoeksrechter

vreemd is.178

174 Supra noot 151. 175 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 452-454, nr. 473-476; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 52-54, nr. 36-37 en 720-764, nr. 765-808; J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 322-324, nr. 784-787; P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 54-55, nr. 85. 176 Supra noot 45. 177 Supra noot 61. 178 J.-C. SOYER, Droit, supra noot 66, 303, nr. 747.

Page 37: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

34

Deel IV: Discussie: weg met het bestaande systeem of net versteviging van de huidige structuren?

Hoofdstuk 1: Algemeen

De discussie is al 200 jaar aan de gang, maar nog steeds is zij niet beslecht. Dit blijkt uit de

aankondiging van de Franse president Sarkozy op 7 januari 2009 van zijn wens om de

onderzoeksrechter af te schaffen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de voostellen van het comité

Léger, reeds opgericht door de minister van Justitie op 1 september 2008, dezelfde richting uitgaan.

Mede door deze recente uitlatingen van de Franse president herleeft de discussie ook in België.

Het is de bedoeling om in dit hoofdstuk op gestructureerde wijze de voor- en tegenargumenten

naast elkaar te zetten, om nadien met bescheidenheid zelf een voorstel te formuleren om uit de impasse

te geraken. Maar alvorens in te gaan op de pro’s en contra’s van het instituut van de

onderzoeksrechter is het niet onbelangrijk om alle mislukte pogingen om het strafrechtelijk

vooronderzoek te hervormen, weer te geven. Men leert immers uit ervaring en hetgeen niet lukte is

minstens zo belangrijk als de geslaagde hervormingen. Ook loont het de moeite om even de evolutie

van de andere landen van naderbij te bekijken.

Hoofdstuk 2: Men wil wel, maar men kan niet

Vanaf het ontstaan van onze inquisitoire procedure onder leiding van een onderzoeksrechter,

volgen de verschillende hervormingscommissies en wetsvoorstellen inzake het instituut van de

onderzoeksrechter elkaar in sneltempo op. Zowel in België als in Frankrijk ervaarde men knelpunten

en werden de meest uiteenlopende ideeën naar voren geschoven om ze van de baan te helpen.

De bedoeling is om hier een kort overzicht te geven van de talrijke pogingen om het vooronderzoek te

verbeteren. Helaas hadden al die pogingen weinig resultaat. Sommige werden zelfs helemaal niet in

overweging genomen omwille van de hevige kritiek, andere werden al tijdens de parlementaire

procedure naar de papiermand verwezen, nog andere werden wel opgenomen in de wet maar waren

een kort leven beschoren. Vaak waren zij te revolutionair, onwerkbaar of was er een gebrek aan

middelen. Een aantal zaken zullen overlappen met het voorgaande.

Afdeling 1: België

Om de intentieverklaring in de Grondwet van 1831 waar te maken - volgens dewelke nieuwe

wetboeken zullen worden vervaardigd - geeft de wetgever in 1850 aan een commissie deskundigen

Page 38: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

35

onder leiding van J. Nijpels, de opdracht om een nieuw Wetboek van Strafvordering op te stellen. Dit

mislukt echter volledig179 zodat een nieuwe commissie – de commissie Thonissen - wordt

samengesteld. Haar werkzaamheden monden uit in een ontwerp van strafprocedure waarin veel

aandacht gaat naar bijkomende proceswaarborgen voor de verdachte, onder meer een recht om

aanvullende onderzoeksmaatregelen te vorderen. Dit ontwerp stuit op veel verzet omdat men vreest

voor misbruik van dit ‘vorderingsrecht’.

Reeds in 1871 voeren A. Prins en H. Pergamini in hun werk Réforme de l’instruction préparatoire en

Belgique een betoog om de strafprocedure om te vormen volgens het Angelsaksische model. Zij

pleiten er voor om de onderzoeksrechter zijn tegenstrijdige bevoegdheden te ontnemen en om de

opsporing over te laten aan twee autonome partijen.180 Deze hervormingsbeweging heeft uiteindelijk

niet zo ver geleid. Algemeen heerst immers de opvatting dat de huidige procedure voldoende garanties

biedt voor een objectieve waarheidsvinding mits enkele aanpassingen.

H. Boddaert en A. Hirsch zijn voorstander van een geheel tegensprekelijk gerechtelijk vooronderzoek.

Ook P. Janson en P. Hymans verdedigen een meer tegensprekelijk karakter van het gerechtelijke

onderzoek. Deze gedachte wordt opgenomen in een bij de Kamer ingediend wetsvoorstel op 29 maart

1901, weliswaar in een minder vergaande vorm. Daarnaast grijpen zij terug naar de scherpe ideeën van

A. Prins en H. Pergamini over het beginsel van de scheiding van de onderzoeksfunctie en de

rechterlijke functie van de onderzoeksrechter. Zij werken niettemin een compromisoplossing uit

waarbij de gerechtelijke functie en de politiefunctie uiteindelijk toch verenigd blijven in handen van de

onderzoeksrechter.

Het wetsvoorstel van 29 maart 1901 wordt radicaal aan de kant geschoven door een wetsontwerp die

de minister van Justitie Van Den Heuvel neerlegt op 26 februari 1902.181 De proceswaarborgen zoals

opgenomen in hogervermeld wetsvoorstel, zouden een belemmering vormen voor een efficiënte

opsporing. Ook hij toont zich voorstander van een grotere tegenspraak, maar op een andere manier.

Aldus stelt hij voor om aan de verdachte een vorderingsrecht toe te kennen wat hem zou toelaten

onderzoeksdaden te doen verrichten die de onderzoeksrechter over het hoofd zou zien. Dit zou de

onpartijdigheid van het onderzoek ten goede komen.182

179 Uit hun werk vloeit wel de wet van 17 april 1878 (supra noot 43) voort, die de ‘Voorafgaande Titel’ van het Wetboek van Strafvordering heeft ingevoerd: H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 74. 180 Doch, deze auteurs beseffen dat zij een dergelijk systeem niet zonder meer kunnen transplanteren in ons recht. Wel achten zij het mogelijk, en noodzakelijk, om enkele grote principes die overal zouden moeten domineren over te nemen: R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 541, nr. 27 181 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 121-123 nr. 235-239; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 29; J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, JT 1980, (72) 72 (Hierna afgekort: J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”); R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 541, nr. 27. 182 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 124 nr. 240.

Page 39: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

36

Doch, in 1914 wordt het gedachtegoed over een rechter van het onderzoek opnieuw

opgediept.183 Volgens de Conseil de Législation lost het introduceren van proceswaarborgen weinig op

zolang de onderzoeksrechter over zelfstandige opsporingsbevoegdheden beschikt. Dit is terug te

vinden in het wetsontwerp van J. Servais. Mede door de Eerste Wereldoorlog verdwijnt dit

wetsontwerp op de achtergrond. Het enige wat van het wetsontwerp Servais wordt weerhouden is de

instelling van een tegensprekelijk debat voor de raadkamer en voor de kamer van

inbeschuldigingstelling.184

Deze ideeën stuiten op heel wat verzet. Tegenstanders, zoals E. Remy en J. Thonissen, wijzen op het

gevaar dat dergelijke hervorming de facto meer macht zou geven aan het parket en de politie. Daarom

komen er ook in de omgekeerde zin hervormingsbewegingen op gang: in 1936-1937 spreekt de Union

Belge de droit pénal185 zich uit tegen de instelling van een rechter van het onderzoek. Men vreest dat

volgens het model van de Conseil de Législation te veel gewicht in handen van het parket zou komen.

Een jaar later legt de Fédération des avocats de Belgique186 een project voor met hetzelfde

uitgangspunt. Ook G. Schuind en L. Mineur zijn deze mening toegedaan. Zij stellen in 1939 een

voorontwerp van hervorming op voor het Centre d’Etude pour la Réforme de l’Etat (C.E.R.E.)187.188

Het voorgaande kan L. Cornil niet bijtreden. In zijn mercuriale van 1931 wijst hij op de marginale

positie waarin de onderzoeksrechter verzeild is geraakt en op de nutteloosheid van een gerechtelijk

onderzoek indien het in de praktijk toch niet wordt toegepast.

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het model van de Conseil de Législation opnieuw van

onder het stof gehaald. S. Versele en S. Sasserath tonen zich duidelijk voorstander van een geheel

nieuwe processtructuur waarin geen onderzoeksrechter aan te pas komt. Het gerechtelijk onderzoek

zoals beschreven in het Wetboek van Strafvordering staat te ver van de dagdagelijkse praktijk.

Bovendien bepleiten zij een ontdubbeling van de hoedanigheid van de onderzoeksrechter.

In het voorstel van J. Hoeffler wordt aan het gerechtelijk onderzoek een louter recapitulatief karakter

toegekend. De onderzoeksrechter vervult hier slechts de rol van een neutraal verbindingspersoon

tussen het parket en de rechter ten gronde. Hij beperkt er zich toe alle door het openbaar ministerie

183 Hoewel in dit model de partijen een actieve rol hebben, is er geen sprake van een accusatoire procedure. Het openbaar ministerie dient immers niet de veroordeling van de verdachte na te streven, maar moet ambtshalve en op objectieve wijze de waarheid te achterhalen. Het gaat hier dus om een verschillend uitgangspunt dan in het systeem voorgesteld door A. Prins en H. Pergamini. 184 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 124-125 nr. 241; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 29; J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, supra noot 181, (72) 72; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 543, nr. 29 185 Dit betekent in het Nederlands ‘Belgische Unie voor Strafrecht’. 186 Dit betekent in het Nederlands ‘Verbond van Belgische advocaten’. 187 Dit betekent in het Nederlands ‘Studiecentrum voor de Staatshervorming’. 188

B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 125, nr. 242; J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, Limb.Rechtsl. 1981, (1) 13 (Hierna afgekort: J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”); M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 29; J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, supra noot 181, (72) 72; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 542, nr. 28 en 544, nr. 30-13.

Page 40: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

37

gestelde onderzoeksdaden opnieuw uit te voeren, maar deze keer in aanwezigheid van de verdachte. In

de nasleep van de Tweede Wereldoorlog krijgt dit op politiek vlak weinig aandacht.

Het voorontwerp van het Wetboek van Strafvordering van Koninklijk Commissaris H. Bekaert,

aangesteld in 1962, trekt het debat opnieuw op gang. Uit dit voorontwerp blijkt uiteindelijk de

voorkeur voor het behoud van de huidige instellingen. Een belangenafweging is pas mogelijk als de

onderzoeksrechter een overzicht heeft over het dossier en op eigen initiatief kan handelen, luidt het. H.

Bekaert legt de klemtoon op een dynamisch en beslissend eindonderzoek, in tegenstelling tot G.

Schuind en L. Mineur die in 1939 het debat over de bewijsvoering grotendeels naar het vooronderzoek

verschuiven. Maar het voorontwerp leidt niet tot de verhoopte doorbraak in het hervormingsdebat.

Daarnaast is er onvoldoende politieke bereidheid om het strafrecht te codificeren zodat dit

voorontwerp van wetboek voor lang wordt opgeborgen.189

Een goede twintig jaar later wordt een nieuwe onderzoekscommissie opgericht, met name de

‘Bendecommissie’. Deze commissie heeft als taak de lacunes en onregelmatigheden in de

gerechtelijke onderzoeken lastens de ‘Bende van Nijvel’ op te sporen. Uit het onderzoek naar deze

criminele organisatie blijkt dat vooral structurele onvolkomenheden een adequaat optreden

verhinderen. De hervormingsvoorstellen die hieruit voortvloeien zijn de meest verregaande sinds de

totstandkoming van het Wetboek van Strafvordering van 1808.

Op basis van haar bevindingen stelt de commissie ingrijpende hervormingen van het strafonderzoek

voor. De commissie acht een reorganisatie van het politiebestel noodzakelijk om de onderlinge

samenwerking tussen de verschillende diensten te bevorderen. Daarnaast wijst zij op het belang van de

legalisatie van het opsporingsonderzoek en een duidelijke omlijning van de opsporingsbevoegdheden

van de politie en parket om een grotere autonomie van de onderzoeksrechter te bewerkstelligen.

Vervolgens is de ‘Bendecommissie’ een grote voorstander van een rechter van het onderzoek. Hij

heeft geen enkel initiatiefrecht meer inzake het verzamelen van bewijsmateriaal maar wijdt zich

volledig aan zijn rechterlijke taak.190

Deze radicale herschikking van functies stuit op fel verzet van zowel rechtsgeleerden als van de

toenmalige regering Martens. Men acht het onverantwoord om de leiding van het onderzoek

uitsluitend aan het parket toe te vertrouwen aangezien hierdoor het objectief karakter van het

onderzoek dreigt teloor te gaan. De regeringsverklaring van 5 juni 1990 kondigt bijgevolg

hoofdzakelijk maatregelen aan die de coördinatie van het opsporingsbeleid en de werking van het

189 H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit, supra noot 44, 74; B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 126-128, nr. 243-246; M. FRANCHIMONT, “Réflexion”, supra noot 40, (235) 238; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 29-30; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 544, nr. 31 190 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 128-130, nr. 247-249; P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 13.

Page 41: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

38

politieapparaat moeten verbeteren. De verklaring zegt echter geen woord over de rol van de

onderzoeksrechter.

Bovendien doen bepaalde beschouwingen van de ‘Bendecommissie’ de vraag rijzen of de verwijten

gericht zijn tegen de instellingen of tegen een aantal personen die de instellingen bemannen. Ook de

regering spreekt zich in de hogervermelde regeringsverklaring hierover uit: “hoe goed een instelling in

abstracto ook is opgevat, het de personen zijn die haar belichamen, die haar maken tot wat ze is. De

vraag rijst of het gebrekkig functioneren dat het parlementair onderzoek heeft aangetoond, op

rekening kan geschreven moet worden van structurele en institutionele gebreken, dan wel of het

eerder toe te schrijven is aan een negatieve ontwikkeling van de heersende mentaliteit en

gedragingen”. Vervolgens verkondigen de beleidsverantwoordelijken dat “onze repressieve

instellingen over het algemeen goed zijn opgevat, maar dikwijls slecht worden geïnterpreteerd en

verkeerd aangewend. Uit dat oogpunt is een bezinning over de oorspronkelijke opdracht van de

instellingen noodzakelijk”.191

Om de kwestie van de rol van de onderzoeksrechter uit te klaren, wordt de Commissie

Strafprocesrecht onder het voorzitterschap van M. Franchimont opgericht. Zij krijgt opdracht zich te

bezinnen over een algehele vernieuwing van de strafrechtspleging. Deze commissie gaat op structureel

vlak lijnrecht in tegen haar voorgangster en acht een zelfstandig handelende onderzoeksrechter

noodzakelijk om de kwaliteit van het vooronderzoek te garanderen.

Na de geslaagde wet Franchimont zet diezelfde commissie haar werkzaamheden verder en dient in

1998 een wetsvoorstel in voor een nieuw Wetboek van Strafvordering, de zogenaamde ‘Maxi-

Franchimont’, waarin de positie van de onderzoeksrechter wordt bevestigd. De Senaat keurt een

geamendeerd ontwerp goed op 1 december 2005, maar de procedure voor de Kamer wordt nooit

afgerond. Sinds de zomer van 2006 lijkt het alsof het ontwerp opnieuw is verlaten omdat niemand er

nog in geloofde. Hopelijk kan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat België

onophoudelijk aanspoort om meer transparantie en tegenspraak in zijn strafprocedure te brengen, een

voldoende stimulans betekenen om de draad weer op te nemen.192

Ondanks alles blijft de aantrekkingskracht van een rechter van het onderzoek zeer groot. In

2008 adviseert P. Dhaeyer de parlementsleden van de Kamercommissie Fiscale Fraude om de

raadkamer af te schaffen. Het verslag dat de onderzoeksrechter nu uitbrengt aan de raadkamer achter

gesloten deuren, zal hij in de toekomst doen in publieke zitting voor de correctionele rechter. P

Dhaeyer pleit ook voor de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een parketbeslissing die een zaak

seponeert.193

191 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 130, nr. 25; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, 542-544, nr. 526-527. 192 M. FRANCHIMONT, “Réflexion”, supra noot 40, (235) 248; M. FRANCHIMONT, A. JACOBS en A. MASSET, Manuel, supra noot 42, 30-31; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 520-521. 193 www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/brussels-parketmagistraat-wil-raadkamer-afschaffen.aspx.

Page 42: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

39

Begin dit jaar stelt kamerlid van C. Van Cauter voor om de onderzoeksrechter af te schaffen. Ook de

raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling moeten verdwijnen in zoverre zij de verdachten naar

de strafrechter sturen. Open Vld wil de strafprocedure inkorten. Zij willen het onderzoek overlaten aan

het parket dat nadien de verdachte zelf voor de strafrechter dagvaardt. Al deze schakels zouden de

procedure nodeloos verlengen.194 Naar aanleiding van de recente zaken R. Janssen en J. Van Steen

liggen de onderzoeksrechters opnieuw onder vuur.195

Afdeling 2: Frankrijk

Ook in Frankrijk wordt het instituut van de onderzoeksrechter voortdurend in vraag gesteld.

Amper tien jaar na het ontstaan van het Wetboek van Strafvordering van 1808, worden de eerste

kritieken ten aanzien van het vooronderzoek in strafzaken geuit. Zo hekelt R. Beranger onder meer de

vaak te jonge rechters, het niet motiveren van weigeringsbeslissingen inzake invrijheidstelling, het

horen van getuigen in de afwezigheid van de verdachte, de zinloosheid van de raadkamer en het niet

verschijnen van de beklaagde voor de kamer van inbeschuldigingstelling. Even later herneemt J.-F.

Tougard deze kritieken en legt vooral de nadruk op het feit dat de beklaagde kennis moet hebben van

het strafdossier en bijstand moet krijgen van zodra hij dat zelf nodig acht. Naderhand wordt diezelfde

kritiek nog versterkt door A. Bonneville de Marsangy.

Samenvattend kan worden gesteld dat de bezwaren zich niet enkel richten op het orgaan belast met het

vooronderzoek, maar eveneens op de wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt.

Een reactie van de wetgever op deze scherpe kritieken blijft niet uit. Helaas brengen de

doorgevoerde hervormingen weinig soelaas.196 Zij slaan immers alleen op specifieke aspecten van het

vooronderzoek terwijl een gehele herziening noodzakelijk is. Dergelijke herziening gebeurde reeds in

tal van landen waar voorheen een op het Frans systeem gebaseerd vooronderzoek van toepassing was.

In 1870 wordt een extra-parlementaire commissie belast met de opdracht om het Wetboek van

Strafvordering van 1808 te hervormen. Deze slaagt echter niet in haar missie.

Reeds in 1878 wordt een nieuwe commissie samengesteld op initiatief van de toenmalige minister van

Justitie J. Dufaure. F. Hélie neemt het voorzitterschap waar. Deze commissie moet de wetten

bestuderen en verbeteren. Na enkele maanden legt zij een eerste ontwerp van wet voor over de

materies die in het eerste boek van het Wetboek van Strafvordering vervat zijn.197 Dit project kent

talrijke wijzigingen tijdens de parlementaire procedure, wat er uiteindelijk toe leidt dat een project van

194 www.gva.be/nieuws/binnenland/aid895381/open-vld-wil-onderzoeksrechter-en-raadkamer-afschaffen.aspx. 195 www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=722MVQ3K; www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=BD2PVM20. 196 J. PRADEL, “De la réforme de l’instruction préparatoire”, D. 1989, Chron. 1, (1) 1-2 (Hierna afgekort: J. PRADEL, “De la réforme”). 197 A. ESMEIN, Histoire de la procédure criminelle en France et spécialement de procédure inquisitoire depuis le XIIIe siècle jusqu’à nos jours, Frankfurt am Main, Verslag Sauer & Auvermann KG, 1969, 580.

Page 43: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

40

slechts tien wetsartikelen tot wet wordt verheven. Deze wet van 8 december 1897 wordt met weinig

enthousiasme onthaald in de juridische wereld.198

In 1901 vindt er een debat plaats in de Société générale des prisons waar bijna alle problemen

in verband met het vooronderzoek worden aangekaart. In 1928 poneert zij in haar ‘orde van de dag’

“faut-il modifier les lois sur l’instruction préparatoire?”, waarop M. Garçon bevestigend antwoordt.

Hij pleit voor een nog grotere tegenspraak dan dewelke op basis van de laatste hervormingen al werd

doorgevoerd. Onder leiding van procureur-generaal P. Matter wordt een ‘project voor het Wetboek

van Strafvordering’, die een collegiale aanpak voorstelt, uitgewerkt in 1934-1938 en vernieuwd tussen

1944-1948.199

In 1949 legt H. Donnedieu de Vabre200 een hervormingsproject van het Wetboek van

Strafvordering voor, waarin hij de leiding van het vooronderzoek aan de procureur van de republiek

toevertrouwt en waarin geen rol is weggelegd voor een onderzoeksrechter. In plaats daarvan voorziet

hij een rechter van het onderzoek die enkel zou instaan voor het jurisdictionele aspect. Zo zou deze

magistraat instaan voor de beslechting van incidenten die zich tijden het onderzoek voordoen. Hij zou

ook oordelen inzake voorlopige hechtenis en beslissen over het vervolg van de zaak eens het

onderzoek afgerond is. Dit project wordt echter vrijwel onmiddellijk verlaten zodat het debat over de

tegenspraak, het geheim van het onderzoek, zijn traagheid en de kosten, de onderzoeksorganen, de

voorlopige hechtenis,… onbeslecht blijft.

De grootste kritiek die tot de ondergang van dit project heeft geleid is echter het feit dat het

vooronderzoek louter in handen is van het parket. De commissie acht de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter onvoldoende, maar stelt als alternatief een orgaan voor dat hiërarchisch onder de

minister van Justitie ressorteert.201

Tegen deze achtergrond van kritieken stelt de Commission d’études pénales législatives, onder

het voorzitterschap van de procureur-generaal A. Besson, voor om zowel de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter als de rol van de kamer van inbeschuldigingstelling te versterken. Het parlement en

de rechtspractici staan, algemeen genomen, positief tegenover deze nieuwe tekst.202 Even na de

inwerkingtreding van deze wet, moet het Hof van Cassatie reeds het principe van de onafhankelijkheid

198 B. BOULOC, L’acte d’instruction, supra noot 4, 10, nr. 19-20. 199 A. DAMIEN, “À propos de la réforme de l’instruction pénale”, Gaz.Pal. 17 oktober 1985, Doctr., (566) 566 (Hierna afgekort: A. DAMIEN, “À propos de la réforme”); J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 2. 200 Zie ook R. VOUIN, “Le projet de réforme du Code d’Instruction criminelle”, D. 1950, Chron. 10, (37) 37-40 (Hierna afgekort: R. VOUIN, “Le projet”). 201 R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 475, nr. 404; J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 2. 202 X., “La réforme de la réforme du Code de Procédure pénale”, Rev.Pénit. 1994, (9) 26 (Hierna afgekort: X., “La réforme”).

Page 44: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

41

van de onderzoeksrechter in het bekende Pesquet-arrest203 bevestigen.204 Maar de discussie blijft

bestaan en de kritieken blijven zich opstapelen. Om deze malaise te verhelpen, vaardigt de wetgever

talrijke wetten uit die elkaar in sneltempo opvolgen en waarbij de ene de andere vervangt alvorens die

zelfs maar van kracht is. Tegelijkertijd valt er een vermenigvuldiging van studies en conferenties

omtrent het vooronderzoek te bemerken.205 De materie van de voorlopige hechtenis is hiervan een

sprekend voorbeeld. Wetten zijn amper aangenomen of zij worden alweer vervangen. Dit is ook het lot

van onder andere de hervormingen van R. Badinter206, A. Chalandon, en P. Arpaillange, die telkens

een zekere vorm collegialiteit wilden invoeren.207

In dezelfde periode leggen verschillende wetgevende initiatieven de macht van de

onderzoeksrechter aan banden. Er gaan steeds meer stemmen op om ofwel de macht over het

vooronderzoek in handen van het parket te leggen, ofwel een scheiding van de

onderzoeksbevoegdheid en de rechterlijke bevoegdheid door te voeren. Zo verschijnt in 1989 het

rapport préliminaire van de Commission Justice Pénale et Droits de l’Homme over de Mise en état

des affaires.208 Hieruit blijkt een duidelijke voorkeur voor een Angelsaksisch getinte procedure die de

afschaffing van de onderzoeksrechter inhoudt.209 Net zoals de redacteurs van het project in 1949,

komen zij tot de vaststelling dat een onderzoeksrechter geen neutrale arbiter kan zijn in zijn

rechterlijke functies als hij gelijkertijd, zoals een echte politieagent, misdrijven opspoort. Beide

functies zijn niet cumuleerbaar.

Omdat in de dagelijkse praktijk de onderzoeksrechter in veel gevallen buiten spel zet en het onderzoek

via eenvoudige procedures onder leiding van het parket gebeurt, is de commissie voorstander van een

herverdeling van de rollen. De commissie vertrekt van dezelfde ideeën als in 1949. Zo wil zij het

203 Cass. (FR) 22 december 1959. 204 B. BOULOC, “De quelques transformations de l’instruction préparatoire”, Rev.Pénit. 2000, (39) 39-40. 205 J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 2. 206 D. PERIER-DAVILLE nam dit hervormingsproject ernstig onder vuur: D. PERIER-DAVILLE, “Le projet de réforme de l’instruction”, Gaz.Pal. 10 oktober 1985, Doctr., (552) 552-555 (Hierna afgekort: D. PERIER-DAVILLE, “Le projet”). 207 D. PERIER-DAVILLE, “Les juges d’instruction de nouveau sur la sellette”, Gaz.Pal. 10 november 1987, Doctr., (692) 692; D. PERIER DAVILLE, “Plaidoyer pour le juge d’instruction”, Gaz.Pal. 18 februari 1993, Doctr., (160) 160-161 (Hierna afgekort: D. PERIER DAVILLE, “Plaidoyer”); J.-L., “Commentaire du Rapport Préliminaire sur la Mise en État des Affaires Pénales dit ‘rapport Delmas-Marty’ ou l’enfer pavé de bonnes intentions”, Gaz.Pal. 27 februari 1990, Doctr., (138) 140; J.-L., “Le projet Sapin de réforme de la procédure pénale ou ‘de l’inculpé à l’encausé’”, Gaz.Pal. 29 februari 1992, Doctr., (160) 160. 208

H. Jung vindt dat dit hervormingsmodel als basis kan dienen, niet alleen voor Frankrijk, maar voor gans Europa: H. JUNG, “Vers un nouveau modèle du procès pénal? Réflexions sur les rapports “La mise en état des affaires pénales””, Rev.sc.crim. 1991, (526) 526-536 (Hierna afgekort: H. JUNG, “Vers un nouveau modèle”); J. PRADEL, “La mise en état des affaires pénales. Propos sceptiques sur le rapport de la Commission Justice pénale et droits de l’homme (juin 1990)”, D. 1990, Chron. 52, (301) 301-306 (Hierna afgekort: J. PRADEL, “La mise en état”); P. WAQUET betreurt dat de verrijking en kwaliteit van deze rapporten bij het grote publiek werd overschaduwd door de afschaffing van de onderzoeksrechter. Weliswaar erkent hij dat het essentieel is in het nieuwe systeem: P. WAQUET, “Réflexion sur les rapports de la Commission Justice pénale et droits de l’homme”, Rev.sc.crim. 1991, (518) 518-525 (Hierna afgekort: P. WAQUET, “Réflexion”). 209 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer le juge d’instruction ”, JCP G, 1990, I, nr. 3458 (Hierna afgekort: M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”).

Page 45: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

42

parket onder een nieuw statuut plaatsen om tegemoet te komen aan de kritieken die het project van H.

Donnedieu de Vabre deden falen. De minister zou nog steeds het algemeen strafrechtelijk beleid

uitstippelen maar hij zou de zeggenschap over het parket verliezen en zich niet meer kunnen inlaten

met individuele onderzoeken.

Toch moeten de procureurs van de republiek hiërarchisch verbonden blijven om ongelijkheden en

ontsporingen te vermijden, zodat een aanknoping met een centraal orgaan een noodzakelijke vereiste

is. Dit zou eventueel de Conseil supérieur de la magistrature kunnen zijn, maar dan dringt zich een

wijziging in de structuur en in de werking van de Conseil supérieur de la magistrature op om als basis

te kunnen dienen voor dit nieuwe statuut.210

J. Pradel acht de omvorming van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie tot procureur-generaal

van de republiek, een andere mogelijke oplossing. Maar dan moet de aanwijzing van deze hoge

magistraat geregeld worden, bijvoorbeeld door verkiezing door het parlement met een buitengewone

meerderheid.211 Er weze opgemerkt dat A. Braunschweig in zijn afwijkende mening212 voorstander

was van het behoud van de onderzoeksrechter en zelfs pleitte voor bijstand van een collegiale

formatie, namelijk een chambre d’instruction.

Dit voorstel biedt echter geen oplossing voor het obstakel die de voorgaande wetten inzake

collegialiteit deden falen, namelijk het gebrek aan middelen.213 Het gaat meer bepaald over de wet van

10 december 1985214 en de wet van 30 december 1987215. Samengevat, vertrouwt deze eerste wet de

rechterlijke functie toe aan een chambre d’instruction. Met deze wet lijkt het alsof de wetgever een

totaal andere weg is ingeslagen. Ook deze vernieuwingen lokken ernstige kritieken uit: de collegiale

behandeling zou leiden tot een ernstige vertraging van de procedures en bovendien bestaat het risico

dat, zoals ten tijde van de raadkamer, de andere rechters er zich toe beperken gewoon de mening van

de onderzoeksrechter goed te keuren. Daarnaast zou de collegialiteit indirect zorgen voor een

ontwaarding van het vermoeden van onschuld. Men zou immers niet zo snel geneigd zijn een

collegiale beslissing tegen te spreken.

Ook de tenuitvoerlegging van deze wet zorgt voor problemen. In vele rechtbanken ontbreekt namelijk

de capaciteit om een collegiaal orgaan op te richten.

Deze bepalingen zouden in werking treden op 1 januari 1988, maar de hogervermelde wet van 30

december 1987 vervangt haar voorganger reeds voor die datum. Deze wet grijpt terug naar een

collegiale formatie, namelijk de chambre des demandes de mise en détention. Dit college zou bestaan

210 R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 475-476, nr. 405. 211 J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 136, nr. 158. 212 COMMISSION JUSTICE PENALE ET DROITS DE L’HOMME, La mise en état des affaires pénales, Parijs, La Documentation française, 1991, 223-232. 213 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08; X., “La réforme”, supra noot 202, (9) 23. 214 Loi du 10 décembre 1985 portant réforme de la procédure d’instruction en matière pénale. 215 Supra noot 135.

Page 46: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

43

uit drie rechters maar, in tegenstelling tot de vorige wet, zou de onderzoeksrechter er geen deel van

uitmaken teneinde de onafhankelijkheid van de leden te bewaren. Bovendien zou deze instantie

uitsluitend bevoegd zijn om te oordelen over de aanhouding van een verdachte. De onderzoeksrechter

behoudt al zijn bevoegdheden als speurder en als rechter, de bevoegdheid tot het behoud en verlenging

van de voorlopige hechtenis inbegrepen.

Het is geen verrassing dat deze wet aanleiding geeft tot dezelfde kritieken als de vorige. Er is immers

niks fundamenteel veranderd. Het wekt dan ook geen verwondering dat deze wet, nadat de

inwerkingtreding reeds een aantal keren was uitgesteld, wordt vervangen door de wet van 6 juli

1989216, die de onderzoeksrechter al zijn bevoegdheden teruggeeft.217

Het wetsvoorstel van M. Sapin in 1992, geamendeerd door M. Vauzelle en gedeeltelijk

geïnspireerd op het project van M. Delmas-Marty, grijpt terug naar een collegiale kamer inzake de

voorlopige hechtenis, namelijk de chambre d’examen des mises en détention provisoire.218 Deze tekst

mondt uit in de wet van 4 januari 1993219. Gedurende een overgangsperiode van 1 maart tot 31

december 1993 zou de voorzitter van de rechtbank, of een rechter door hem gedelegeerd, deze kamer

vervangen die in principe is samengesteld uit een professionele rechter en twee lekenrechters.220

Vrijwel onmiddellijk blijkt de tenuitvoerlegging van deze wet problematisch. Bovendien veranderen

de verkiezingen van maart 1993 de gehele toenmalige politieke constellatie. De nieuwe regering wenst

duidelijk de koers in de andere richting te zetten en een werkgroep krijgt al snel de taak zich over deze

wet te buigen en aanbevelingen te formuleren.

Het geamendeerd rapport mondt uit in de wet van 24 augustus 1993221, die de onderzoeksrechter zijn

bevoegdheden teruggeeft. Een circulaire vult deze wet aan.222 Zij laat echter wel de overige

wijzigingen inzake de versterking van het tegensprekelijk karakter223 van het vooronderzoek

216 Loi du 6 juillet 1989 modifiant le code de procédure pénale et relative à la détention provisoire. 217 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, 10, supra noot 27, nr. 10.08; R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 475-478, nr. 406-407. 218 D. PERIER DAVILLE, “Plaidoyer”, supra noot 207, (160) 161; X., “La réforme”, supra noot 202, (9) 24. 219 Loi du 4 janvier 1993 portant réforme de la procédure pénale. Zie voor een beschouwing van deze wet: V. TURCEY, “La loi du 4 janvier 1993 portant réforme de la procédure pénale ou le pavé de l’ours”, Gaz.Pal. 30 maart 1993, Doctr., (388) 388-393. 220 P. CHAMBON en C. GUERY, Droit et pratique, supra noot 27, 10, nr. 10.08. 221 Loi du 24 août modifiant la loi du 4 janvier 1993 portant réforme de la procédure pénale. Zie voor een beschouwing van deze wet: LE GUNEHEC, F., “La loi du 24 augustus 1993: Un rééquilibrage de la procédure pénale”, JCP G 1993, I, nr. 3720, (489) 489-508 (Hierna afgekort: LE GUNEHEC, F., “La loi du 24 augustus 1993”). 222 B. BOULOC, “Procédure pénale”, Rev.sc.crim. 1994, (127) 127; B. BOULOC, “Procédure pénale”, Rev.sc.crim. 1994, (589) 589-596; B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 597-598, nr. 644. 223 De verdachte had onder meer het recht verworven om aanvullende onderzoeksmaatregelen te vorderen en de regelmatigheid van bepaalde onderzoeksdaden bij de kamer van inbeschuldigingstelling aan te vechten.

Page 47: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

44

bestaan.224 Men kan zich afvragen of er ook maar één parlementair in geloofde dat de chambres

d’examen effectief ooit het licht zouden zien.225

Onder invloed van de voorstellen van de Commissie Truche in 1997, legt de minister van Justitie in

1998 een nieuw ontwerp van wet neer dat eens te meer voorziet de materie inzake de voorlopige

hechtenis, met uitzondering van de invrijheidstelling, aan de bevoegdheid van de onderzoeksrechter te

onttrekken en deze aan een andere rechter toe te wijzen, namelijk de juge de la détention.

Oorspronkelijk had de commissie een college voor ogen waarvan de onderzoeksrechter deel uitmaakt,

maar uiteindelijk heeft men het bij één rechter gehouden. Dit laatste idee ligt vervat in de wet van 15

juni 2000226 die de juge des libertés et de la détention creëert.227 Deze instelling bestaat vandaag de

dag nog.

Op 14 oktober 2008 stelt de minister van Justitie een nieuw comité samen om zowel het

Strafwetboek als de Code de Procedure pénale te hervormen en te moderniseren. Op 1 september

maakte dit comité, onder voorzitterschap van P. Léger, zijn rapport over aan de president Sarkozy.228

De belangrijkste voorstellen in dit rapport zijn de volgende: de vervanging van de onderzoeksrechter

door een juge de l’enquête et des libertés die een louter rechterlijke functie waarneemt, de

vereenvoudiging van de fase van het vooronderzoek door één enkel stramien voor alle strafzaken in te

voeren - namelijk de procureur van de republiek als enig opsporingsorgaan en vervolgingsorgaan - en

de versterking van zowel de rechten van het slachtoffer als van de rechten van verdediging van de

verdachte.229

Of deze hervorming het zal halen valt nog af te wachten want het kent heel wat tegenwind. Het

knelpunt lijkt vooral de ondergeschiktheid van het parket aan de uitvoerende macht. Het Europees Hof

voor de Rechten van de Mens lijkt deze hervorming alvast af te keuren. In het arrest Medvedyev230 van

29 maart 2010 beschouwt het hof de procureur van de republiek in Frankrijk niet als een gerechtelijke

instantie omdat het niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht.231 Maar ook het Franse Hof van

Cassatie heeft op 16 april 2010 een negatief advies gegeven over het voorontwerp. Het zou de

institutionele evenwichten en de uitoefening van de rechten van verdediging en van de verdachte niet

voldoende waarborgen.232 Dezelfde dag nog leggen de Union syndicale des Magistrats en de Conseil

224 R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 475-477, nr. 407. 225 F. LE GUNEHEC, “La loi du 24 augustus 1993”, (489) 504, nr. 91. 226 Supra noot 61. 227 R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 478, nr. 408; J. PRADEL, Manuel, 32, nr. 12; 228 www.gouvernement.fr/gouvernement/le-comite-leger-remet-son-rapport-sur-la-justice-penale-au-president-de-la-republique. 229 www.lexpress.fr/actualite/societe/justice/les-propositions-du-comite-leger_745135.html. 230 EHRM 29 maart 2010, nr. 3394/03, Medvedyev en anderen/Frankrijk, Recueil/Reports. 231 http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100329.OBS1338/un-jugement-europeen-pointe-l-absence-d-independance-du-parquet-francais.html. 232 http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100417.OBS2611/la-cour-de-cassation-desapprouve-la-reforme-de-la-procedure-penale-presentee-par-mam.html.

Page 48: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

45

national des barreaux een tegenvoorstel voor aan de huidige minister van Justitie M. Alliot-Marie. Zij

roepen opnieuw de pôles in, zoals in het leven geroepen door de hogervermelde wet van 2007.233

Door de jaren heen is er duidelijk een permanente crisis rond het strafrechtelijk

vooronderzoek. Het is belangrijk om in de eerste plaats de oorzaken te achterhalen om naderhand te

proberen suggesties ter verbetering te formuleren.234

Hoofdstuk 3: Een blik op de rest van Europa en de Verenigde Staten

Men leert uit de eigen ervaring, maar ook uit de ervaring van andere landen. Niet alleen

België, maar bijna alle landen van Europa hebben destijds kennis gemaakt met het Napoleontisch

Wetboek van Strafvordering. Vertrekkend van hetzelfde wetboek, kan het verrijkend zijn om een blik

te werpen op de evolutie die in andere Europese landen plaatsgreep en na te gaan welke wet of

instelling succes kende of mislukte en waarom dit zo was. Ook een korte schets van de strafprocedure

in de Verenigde Staten kan misschien verduidelijking brengen en ons inzicht geven in de draagwijdte

van mogelijke voorstellen tot hervorming van de strafprocedure.

Afdeling 1: Nederland

In Nederland neemt het Wetboek van 1838 de procesregeling en beginselen van het Wetboek

van Strafvordering van 1808 over. Eind 19de eeuw komt de liberale vrijheidsgedachte al maar meer op

de voorgrond. Uit deze visie komt het nieuwe Wetboek van Strafvordering tot stand, dat pas op 1

januari 1926 in werking treedt. Als waarborg tegen een partijdig optreden, voorziet dit wetboek de

mogelijkheid voor de verdachte om reeds tijdens het gerechtelijk vooronderzoek zijn verdediging naar

voor te brengen. Bovendien krijgt de officier van justitie de keuzevrijheid om al dan niet een

gerechtelijk onderzoek te starten, tenzij dwangmaatregelen noodzakelijk zijn.235

De procedure in Nederland is gelijkaardig aan die in België en Frankrijk. De leiding van het

onderzoek komt toe aan een rechter-commissaris. Er zijn wel enkele bijzonderheden, zowel inzake de

voorlopige hechtenis als in het vooronderzoek. Zo heeft het openbaar ministerie de mogelijkheid om

de rechter-commissaris te verzoeken een aanhoudingsmandaat af te leveren zonder een gerechtelijk

233 http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100416.OBS2567/procedure-penale-les-contre-propositions-ont-ete-presentees.html. 234 J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 2. 235 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 21; G.M.J. CORSTENS, Het Nederlands strafprocesrecht, Arnhem, Kluwer, 2002, 37-39 (Hierna afgekort: G.M.J. CORSTENS, Het Nederlands strafprocesrecht).

Page 49: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

46

onderzoek te starten.236 Bovendien is het de rechter-commissaris die het onderzoek afsluit, maar het is

het openbaar ministerie die beslist over het vervolg van de zaak.

In de jaren ’80 gaat de aandacht vooral uit naar een verbetering van de rechtspositie van de

verdachte. Zo neemt het openbaar ministerie een aantal maatregelen met het oog op een betere

bescherming van de rechten van de mens. De eerste situeert zich in een nieuw strafrechtelijk beleid om

de overbevolking van de gevangenissen tegen te gaan. Sinds 1 januari 1984 is er een systeem in

werking waarbij de voorlopig gehechten in categorieën worden ondergebracht naargelang de ernst van

de gepleegde feiten. Indien er een geen plaats is in de gevangenis, laat men een persoon in voorlopige

hechtenis uit de categorie C vrij om plaats te creëren voor een voorlopig gehechte uit categorie A of B.

De tweede maatregel betreft de duur van de kortstondige vrijheidsberoving. Rekening houdende met

het arrest Brogan237 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 29 november 1988,

besloten de procureurs-generaal, in afwachting van een tussenkomst van de wetgever, de duur van de

kortstondige vrijheidsberoving te reduceren van maximaal vier dagen naar maximaal drie dagen.

Maar vanaf eind de jaren ’80 manifesteert er zich een tegenovergestelde tendens en ligt de nadruk op

misdaadpreventie en een grotere armslag voor het gerecht. Het openbaar ministerie neemt een steeds

belangrijkere positie in. Daarnaast stelt de toenmalige minister van Justitie op 20 oktober 1988 de

‘herijkingcommissie Moons’ samen. Begin de jaren ’90 neemt de regering een reeks wetten aan die

het gerecht meer bevoegdheden geven bij de bestrijding van de criminaliteit. In 2001 ging het

Onderzoeksproject Strafvordering 2001 van start, met als voornaamste doelstelling de strafprocedure

efficiënter te maken en meer aan te passen aan de hedendaagse samenleving.238

Dit heeft inmiddels geresulteerd in een groot aantal voorstellen. Een van de uitgangspunten komt er op

neer “dat de procedure een zwaartepunt en een verloop moet kennen die in de eerste plaats bepaald

moeten worden door de inzet van het geding, die op zijn beurt weer voor een aanzienlijk deel

afhankelijk kan zijn van de opstelling van de verdachte in de relatie tot de hem verweten feiten”.

In dit verband wordt de invoering van een ‘driesporenstelsel’ bepleit. Het stelsel staat, ten eerste, voor

een meervoudige kamerbehandeling met toegespitste procedurele waarborgen in gevallen waar de

meest ingrijpende strafsancties op het spel staan, ten tweede, voor een behandeling door een

enkelvoudige kamer voor de middencategorie van feiten en, ten derde, voor een buitengerechtelijke

procedure voor oplegging van boetes door het openbaar ministerie.239

236 Dit is enigszins vergelijkbaar met de Belgische mini-instructie. 237 EHRM 29 november 1988, nr. 11209/84, Brogan/Verenigd Koninkrijk, A152-B. 238 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 840-843; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 517-518. 239 G.J.M. CORSTENS, Het Nederlands strafprocesrecht, supra noot 235, 42-45.

Page 50: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

47

Afdeling 2: Duitsland

In Duitsland bestond voor 1808 een inquisitoire strafprocedure. Maar ook de Duitsers hebben

kennis gemaakt met het Napoleontisch Wetboek van Strafvordering, zij het enkel in Rijnland omdat

het Duitse rijk toen geen ééngemaakt recht had.

In 1877 voert het Duitse rijk een nieuw wetboek in, namelijk het Strafprozessordnung. De

basisprincipes van het Wetboek van Strafvordering van 1808 blijven grotendeels onveranderd. Dit

wetboek onderging in de loop der tijden talrijke wijzigingen. De belangrijkste is de afschaffing van de

onderzoeksrechter bij de wet van 9 december 1974.240 Door de toeloop van het aantal strafzaken in de

20ste eeuw, ontstaat de noodzaak om ook buiten de procedure van het gerechtelijk onderzoek,

strafzaken af te handelen. In 1950 krijgt het openbaar ministerie dan ook een zelfstandige

opsporingsbevoegdheid en is het dus niet langer verplicht in elke zaak een gerechtelijk onderzoek te

vorderen. Het zwaartepunt van het onderzoek verschuift steeds meer naar de opsporingsactiviteiten

van het openbaar ministerie en de politie. Uiteindelijk transformeert de hogervermelde wet de

Untersuchungsrichter241 tot Ermittlungsrichter242.243

De voorbereidende fase van de strafprocedure is in essentie een zaak van het parket, hierbij

bijgestaan door de gerechtelijke politie. Sommige auteurs menen zelfs dat de politie in Duitsland een

te dominante positie inneemt. De actieve deelname van de verdachte in de fase van het

politieonderzoek is zo goed als uitgesloten. Wel heeft de verdachte het recht te worden geïnformeerd

over de tenlasteleggingen. Het onderzoek door het openbaar ministerie verloopt schriftelijk en is

geheim. De rechten van verdediging van de verdachte hebben het eenzijdig karakter evenwel

afgezwakt. De verdachte heeft het recht om bijkomende onderzoeksdaden te vragen aan de rechter van

het onderzoek, te worden gehoord voor de sluiting van het vooronderzoek, en hij heeft recht te worden

bijgestaan door een advocaat. De juridische mogelijkheden van de advocaat om de belangen van zijn

cliënt te behartigen zijn niettemin vrij beperkt. De advocaat wordt geacht een neutrale medewerker te

zijn van het gerecht die er enkel naar streeft de waarheid te helpen ontdekken.

Het openbaar ministerie moet zich tot een rechter richten om bepaalde onderzoekshandelingen te

kunnen stellen. Deze rechter verschilt van onze onderzoeksrechter. Deze magistraat komt slechts

punctueel tussen om dwangmaatregelen op te leggen en verifieert enkel de geldigheid van de

gevorderde dwangmaatregelen.244 Eens het vooronderzoek afgerond is, volgt eerst een intermediaire

240 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 836-837; G. DANNECKER en J. ROBERTS, “The law of criminal procedure” in W.F. EBKE en M.W. FINKIN (eds.), Introduction to German law, Den Haag, Kluwer, 1996, (413) 415 (Hierna afgekort: G. DANNECKER en J. ROBERTS, “The law of criminal procedure”); B. DE

SMET, De hervorming, supra noot 46, 182, nr. 330-331. 241 Dit betekent in het Nederlands ‘onderzoeksrechter’. 242 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘rechter van het onderzoek’ gebruikt. 243 G. DANNECKER en J. ROBERTS, “The law of criminal procedure”, supra noot 240, (413) 421-425; P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 27. 244 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 28-29.

Page 51: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

48

procedure en naderhand een hoofdprocedure, beide voor dezelfde rechtbank. Aldus vormt de

rechtbank ten gronde de filter. Het openbaar ministerie richt zich tot deze rechtbank via een

Anklageschrift245. De voorzitter maakt deze akte over aan de verdachte en nodigt hem uit hierop te

reageren.

De procedure is dus actief en tegensprekelijk, maar er is geen Audienz246 zoals in de common law. Op

basis van het onderzoek beslist de rechtbank om de strafvordering af te breken of, indien er voldoende

bezwaren zijn, de zaak naar zichzelf te verwijzen. Deze intermediaire fase wordt niet doorlopen indien

voor de ‘versnelde’ procedure wordt gekozen.247

Afdeling 3: Italië

Italië kent tot 1988 een hoofdzakelijk inquisitoire procedure, met enkele aanpassingen om een

betere bescherming van de rechten van verdediging te organiseren. Het vooronderzoek verloopt ofwel

onder leiding van het openbaar ministerie via een istruzione sommaria248, ofwel onder leiding van een

onderzoeksrechter via een istruzione formale249.250 Het verschil tussen beide is dat deze laatste

procedure bijzondere waarborgen biedt.

Deze procedure blijft niet gespaard van hevige kritieken. Vooreerst heeft het openbaar ministerie te

veel macht. Maar daarnaast zorgt de verandering van procedure voor onnodige en kostelijke herhaling.

Verder toont de eenzijdige en geschreven procedure weinig respect voor de rechten van verdediging

en is zij uitermate traag.251

Op 22 september 1988 keurt de Italiaanse president de tekst van de Codice di procedura

penale goed. Het gaat van kracht op 24 oktober 1989. Met dit wetboek kiest Italië voor een

strafprocedure geïnspireerd op het common law-model. De grootste vernieuwing die het met zich

meebracht is ongetwijfeld de afschaffing van de onderzoeksrechter. De omschakeling naar een

accusatoire procedure zou leiden tot een groter respect voor de rechten van verdediging. De splitsing

van de opsporingsfunctie en de rechterlijke functie zou de vereiste van de onpartijdigheid ten goede

245 Dit betekent in het Nederlands ‘akte van beschuldiging’. 246 Dit betekent in het Nederlands ‘hoorzitting’. 247 G. DANNECKER en J. ROBERTS, “The law of criminal procedure”, supra noot 240, (413) 417-418; J. PRADEL, Droit pénal comparé, Parijs, Dalloz, 2008, 415-416, nr. 380 (Hierna afgekort: J. PRADEL, Droit). 248 Dit betekent in het Nederlands ‘beknopt onderzoek’. 249 Dit betekent in het Nederlands ‘formeel onderzoek’. 250 E. GRANDE, “Criminal justice: the resistance of a mentality” in J.S. LENA en U. MATTEI (eds.), Introduction to Italian law, Den Haag, Kluwer, 2002, (181) 183 (Hierna afgekort: E. GRANDE, “Criminal justice”). Deze procedure wordt licht anders beschreven door H.-D. Bosly: H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 835. 251 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 835-836.

Page 52: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

49

komen. Het nieuwe wetboek gaat uit van de gedachte dat de waarheid tot stand komt na een

mondelinge rechtsstrijd tussen gelijkaardige partijen.252

De giudice per le indagini preliminare253, in het leven geroepen door het nieuwe wetboek van

1998, is belast met een drievoudige functie. Hij is namelijk verantwoordelijk voor de controle op het

vlotte verloop van de procedure, voor het onderzoek van het voorgelegde bewijsmateriaal en is

bevoegd om machtiging te verlenen inzake dwangmaatregelen. Deze magistraat treedt niet ambtshalve

op, maar enkel op verzoek van het openbaar ministerie, de verdachte of het slachtoffer. Daarnaast is

hij bevoegd om het vooronderzoek af te sluiten.254

Wanneer de procureur van de republiek acht voldoende bewijzen te hebben verzameld, richt hij zich

via een verwijzingsverzoek tot de giudice dell’ udienza preliminare255 die een udienza preliminare256

houdt. Deze hoorzitting verloopt op tegenspraak en vindt plaats achter gesloten deuren. De procureur

maakt ook het dossier over aan deze rechter die aan de verdachte adviezen kan geven. Die laatste heeft

toegang tot het dossier en kan verzoeken om bijkomende onderzoeksdaden te stellen.

Daarna legt de rechter de datum van de voorafgaandelijke zitting vast dat onder zijn voorzitterschap

verloopt. Tijdens deze zitting geeft het openbaar ministerie een uiteenzetting over het dossier en kan

de verdachte om een ondervraging door de rechter verzoeken. Indien de rechter dit voldoende acht,

kan hij de zitting sluiten. Zoniet kunnen de partijen documenten voorleggen en getuigen oproepen om

de rechter toe te laten meer informatie te vergaren omtrent bepaalde punten. De rechter kan van zijn

kant het openbaar ministerie verzoeken alle bijkomende onderzoeksdaden te stellen die hij nuttig acht.

Tijdens het debat leggen alle partijen hun conclusies voor. Uiteindelijk beslist de rechter tot een

buitenvervolgingstelling, een pattegiammento257, een verwijzing naar de rechtbank ten gronde of een

uitspraak ten gronde over de zaak. Dit laatste kan enkel op verzoek van de verdachte of van het

openbaar ministerie.258

252 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 835-836; P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 30. 253 Dit is een rechter belast met het vooronderzoek: E. GRANDE, “Criminal justice”, supra noot 250, (181) 187. 254 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 836-837; P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 31-32; A. DI AMATO, “Italy” in L. DUPONT en C. FIJNAUT, International encyclopaedia of laws - Criminal law, III, s.l., Kluwer, 2008, (1) 141-146 (Hierna afgekort: A. DI AMATO, “Italy”); E. GRANDE, “Criminal justice”, supra noot 250, (181) 187-189. 255 Ingevolge een wetswijziging door een decreto legislativo nr. 51 van 19 februari 1998, en die in juni 1999 van kracht ging, mag deze rechter niet dezelfde zijn als de rechter belast met het vooronderzoek: E. GRANDE, “Criminal justice”, (181) 196. 256 Dit betekent in het Nederlands ‘voorafgaandelijke hoorzitting’. 257 Dit is een procesakkoord tussen de verdediging en het openbaar ministerie om een lichtere straf op te leggen. Indien de rechter de voorgestelde straf gepast acht, dan zal hij de onderhandelde straf opleggen: A. DI AMATO, “Italy”, supra noot 254, (1) 159. 258 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 837-838; A. DI AMATO, “Italy”, supra noot 254, (1) 147-153; E. GRANDE, “Criminal justice”, supra noot 250, (181) 196-198; J. PRADEL, Droit, supra noot 247, 413-414, nr. 376

Page 53: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

50

Afdeling 4: Spanje

Ook het Spaanse systeem is geïnspireerd op het Franse inquisitoire vooronderzoek. De materie

wordt voornamelijk geregeld door de Ley de Enjuiciamento criminal van 14 september 1882, die

talrijke wijzingen onderging. Geen enkele ervan heeft het systeem fundamenteel veranderd.

Tot de hervorming van 1988 oefent de onderzoeksrechter zowel de functie van onderzoeksmagistraat

als van rechter uit. Maar sinds een arrest van het grondwettelijk hof van 12 juli 1988 worden deze

functies aan twee afzonderlijke magistraten toebedeeld. De juez de instruccion259 blijft speurder, maar

de juzgados de lo penal260 nemen voortaan de rechterlijke functie waar. De onderzoeksrechter beslist

over het afsluiten van het vooronderzoek en of hij de zaak al dan niet verwijst naar de rechtbank ten

gronde. Indien hij dit wel doet, dan moet de rechtbank ten gronde de beslissing over het afsluiten van

het onderzoek bevestigen. Indien zij deze beslissing annuleert, dan gaat het dossier terug naar de

onderzoeksrechter voor bijkomend onderzoek. In het andere geval beveelt zij ofwel een

buitenvervolgingstelling ofwel een onderzoek ten gronde.261

De hervorming van 1988 drong zich op omdat de toenmalige strafprocedure niet opgewassen

was tegen de stijgende criminaliteit. Bovendien waren de mensenrechten onvoldoende beschermd.

Zowel de Italiaanse als de Duitse hervormingen stonden model. De organieke wet 7/1988 bracht een

gedeeltelijke hervorming. Het vooronderzoek kwam exclusief in handen van het openbaar ministerie

bijgestaan door de gerechtelijke politie. Op dit onderzoek hoeft geen gerechtelijk onderzoek meer te

volgen. Na het onderzoek beslist de onderzoeksrechter over de al dan niet verwijzing naar de

rechtbank ten gronde.262

Afdeling 5: Portugal

In Portugal behoort het strafrechtelijk vooronderzoek sinds de inwerkingtreding van het

nieuwe wetboek op 1 januari 1988, tot het domein van het openbaar ministerie. Een gerechtelijk

onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter gebeurt slecht ten uitzonderlijke titel. Doch, de

onderzoeksrechter blijft bevoegd voor alle onderzoekdaden die de vrijheid van de verdachte

aangaan.263

259 Dit betekent in het Nederlands ‘onderzoeksrechter’. 260 Dit is een alleenzetelende rechter die specifiek zetelt met betrekking tot de uitvoering van beslissingen van de onderzoeksrechter. 261 L. BACHMAIER WINTER en A. DEL MORAL GARCIA, “Spain” in L. DUPONT en C. FIJNAUT, International encyclopaedia of laws - Criminal law, IV, s.l., Kluwer, 2009, (1) 40, nr. 50; H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 843-844. 262 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 845. 263 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 846.

Page 54: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

51

Afdeling 6: Verenigd Koninkrijk

Dit strafprocesrecht is vooral rechtshistorisch gegroeid en kreeg voornamelijk gestalte door de

praktijk. Maar het processysteem gesteund op het accusatoir model, was op verschillende punten aan

aanpassingen toe. Een punt van kritiek was vooral de ruime bevoegdheden van de politie die zowel

instaat voor het opsporen als het vervolgen van misdrijven. Deze cumulatie van functies zou

gerechtelijke dwalingen in de hand werken, te meer dat er geen rechterlijke controle op het

politieonderzoek staat. De Police and Ciminal Act van 1994 kwam hieraan tegemoet. Bovendien heeft

de Royal Commission on Criminal Justice in haar rapport van 1993 een aantal aanbevelingen

geformuleerd die in de richting van een inquisitoir proces gaan.264

In het Angelsaksisch systeem bestaat er geen openbaar ministerie noch een onderzoeksrechter.

Het opsporen van misdrijven en het verzamelen van nuttig bewijsmateriaal die een strafrechtelijke

vervolging zouden kunnen wettigen, is toevertrouwd aan de politiediensten. In enkele uitzonderlijke

gevallen gebeurt de opsporing door een nationale instantie, namelijk de Director of Public

Prosecutions. Er staat weinig controle op de opsporingshandelingen van de politie omdat zij zelf als

vervolgende partij optreedt en bijgevolg geen verantwoording hoeft af te leggen aan een magistratelijk

orgaan zoals het openbaar ministerie. Enkel voor bepaalde dwangmaatregelen moet de politie een

rechter, die deel uitmaakt van het Magistrates’ Court, inschakelen om over de wettelijke voorwaarden

te oordelen.

De controle over de legaliteit van de dwangmaatregelen gebeurt dan weer door de vonnisrechter.

Verder is de politie ook bevoegd om te oordelen over de opportuniteit van de strafvordering. Indien de

politie beslist de zaak niet zonder gevolg te klasseren, maar daarentegen vervolging wil instellen, dan

wordt de zaak toevertrouwd aan de Crown Prosecution Service die optreedt als eisende partij voor het

vonnisgerecht. Vooraleer te berechten, moet er een verwijzingsbeschikking van de Magistrates’ Court

voorhanden zijn, tenzij het gaat om minder ernstige misdrijven. In dat geval kan de politie de

verdachte rechtstreeks voor de Magistrates’ Court dagen. Indien de verdachte schuldig pleit, dan kan

hetzelfde Magistrates’ Court onmiddellijk oordelen, zoniet gaat deze rechtbank enkel na of er

voldoende bezwaren zijn die een strafrechtelijke veroordeling kunnen wettigen alvorens tot de

verwijzing over te gaan.265

264 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 33. 265 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 34-35.

Page 55: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

52

Afdeling 7: Verenigde Staten

Het Amerikaanse model is, naast het Italiaanse en Angelsaksische model, een derde variant

van het common law-model. Ook deze variant kent een preliminary hearing266. Een magistraat

oordeelt na een debat of er voldoende bewijzen aanwezig zijn om zich naderhand tot de rechtbank te

wenden. Eens het debat afgesloten is, dat publiek en tegensprekelijk verloopt, beslist de magistraat tot

een dismissal267 of bind over order268. Tegen een buitenvervolgingstelling kan de vervolgende partij

geen beroep instellen. Zij kan eventueel de beslissing laten annuleren en een indictment269 trachten te

verkrijgen van de grand jury. Zij kan ook een nieuwe klacht aan dezelfde of een andere magistraat

voorleggen, wat toelaat te antwoorden op de onaanvaardbaarheid van het niet bestraffen van het

misdrijf als gevolg van de afwezigheid van een hoger beroep. De verdachte kan ook afstand doen van

de voorafgaandelijke hoorzitting. Hij kan dit doen ter gelegenheid van een gesprek met de rechter.

Er zijn echter een aantal bijzonderheden in dit systeem. Voor de voorafgaandelijke hoorzitting is er

een eerste filter ingebouwd, bestaande uit een onderzoek van de complaint270 door een magistraat. De

verdachte staat volledig buiten dit onderzoek, maar de magistraat kan wel het slachtoffer of een

politieagent horen. Indien hij van mening is dat de klacht elke grond mist dan kan hij de vervolging

afbreken. Verder kan na de voorafgaandelijke hoorzitting, of in de plaats daarvan, een zitting voor de

grand jury georganiseerd worden. De jury oefent dezelfde functie uit als de rechter die de

voorafgaandelijke hoorzitting waarneemt; de procedure is daarentegen niet geheel gelijklopend. Deze

jury stemt bij een gewone meerderheid. Indien de meerderheid oordeelt dat de klacht gegrond is, dan

wordt deze vervangen door een inbeschuldigingstelling. Aldus vormt de grand jury tegelijkertijd een

onderzoeksorgaan en een filter in de strafvordering.271

Afdeling 8: Conclusie

De huidige identiteitscrisis van het gerecht is blijkbaar geen typisch Belgisch verschijnsel. In

de meeste Europese landen is er een structurele overbelasting. De voornaamste symptomen zijn de

toenemende greep van de politiediensten op het onderzoek en de druk om strafzaken volgens

vereenvoudigde procedures af te handelen. Ondanks de feitelijke, gelijkaardige context zijn er toch

grote verschillen qua organisatie in de verschillende landen.272

Het is niettemin duidelijk dat de rol van de onderzoeksrechter in de meeste Europese landen terrein

verliest. Ofwel wordt hij radicaal afgeschaft, ofwel worden zijn bevoegdheden drastisch ingeperkt.

266 Hierna zal de Nederlandse vertaling ‘voorafgaandelijke hoorzitting’ worden gebruikt. 267 Dit betekent in het Nederlands ‘buitenvervolgingstelling’. 268 Dit betekent in het Nederlands ‘verwijzing naar het vonnisgerecht’. 269 Dit betekent in het Nederlands ‘inbeschuldigingstelling’. 270 Hierna wordt de Nederlandse vertaling ‘klacht’ gebruikt. 271 J. PRADEL, Droit, supra noot 247, 414-415, nr. 379. 272 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 136 nr. 258

Page 56: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

53

Deze evolutie situeert zich weliswaar in een breder kader. Vanuit Europa werd namelijk een

aanbeveling gedaan omtrent de vereenvoudiging van de strafrechtspleging. Na te hebben bevestigd dat

een gerechtelijk onderzoek de rechtsbedeling ten goede komt en een waarborg vormt voor de burger,

preciseert de tekst dat dit geenszins een universeel of verplicht systeem uitmaakt. Europa stelt voor om

dergelijk systeem voor te behouden in zaken waarin het een reëel nut kan betekenen en verduidelijkt

welke criteria moeten worden gehanteerd om dit ‘reëel nut’ te bepalen. Er moeten dan ook bijkomende

garanties worden ingebouwd.273

Onder invloed van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is er dus in

verschillende landen in Europa, een hervormingsbeweging op gang gekomen die duidelijk in de

richting van een meer accusatoire strafrechtspleging gaat. Er zijn nochtans ook veel voordelen aan een

inquisitoir systeem, zodat er in sommige landen een tegengestelde tendens merkbaar is.

Het is nog niet duidelijk welk systeem nu de voorkeur geniet.274 De kloof tussen de Angelsaksische en

continentale strafprocedures verkleint. Beide rechtsfamilies zoeken steeds meer toenadering en laten

zich niet meer eenduidig kwalificeren. Bij ons is er een tendens om de verdachte als volwaardige en

autonome procespartij te beschouwen, terwijl men in de Angelsaksische landen overweegt om de

feitenrechter een meer actieve rol toe te kennen275.276

Beide systemen zijn uiteindelijk de uiting van een geheel andere onderliggende procesfilosofie, met

eigen historische wortels die weerspiegeld zijn in een verschillend constitutioneel systeem.277 Dus, al

lijkt een bepaald instituut in het vreemde recht zeer aantrekkelijk, men moet er zich voor hoeden om

deze impulsief in ons recht te introduceren.

Hoofdstuk 4: Is er nog een plaats weggelegd voor de onderzoeksrechter binnen het strafrechtelijk vooronderzoek?

Afdeling 1: Algemeen

Iedereen is het er over eens dat een hervorming van de strafprocedure moet plaatsvinden. Ook

het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg is van mening dat wijzigingen zich

opdringen. Maar zoals uit de geschiedenis is gebleken, lopen de meningen sterk uiteen over de manier

van aanpakken. Sommigen tonen zich voorstander van het behoud van de huidige structuren mits

273 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 847. 274 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 36-37. 275 Het is dan ook beter om de typeringen ‘inquisitoir’ en ‘accusatoir’ te verruilen voor duidingen aan de hand van de taken die het bestaan van inquisitoire en accusatoire rechtsinstituten opleveren voor de rechter: P. DE

HERT en P. OLÇER, “De methodologische armoede van het debat over de onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 24, (53) 56 (Hierna afgekort: P. DE HERT en P. OLÇER, “De methodologische armoede”). 276 P. DE HERT en P. OLÇER, “De methodologische armoede”, supra noot 275, (53) 56; B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 137-138 nr. 258. 277 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 38.

Page 57: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

54

enkele herdefiniëringen, anderen zijn dan weer radicaal tegen het bestaande systeem en wensen onze

gehele traditie over boord te gooien.

De kern van de zaak is de vraag of het gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm nodig is om een

efficiënte en eerlijke rechtsgang te verzekeren. Moet de rechter optreden als actieve onderzoeksrechter

of moet hij als lijdzame controleur slechts optreden wanneer hij daartoe wordt gevorderd?

Merkwaardig genoeg worden vaak dezelfde argumenten aangehaald om het systeem te

hervormen, zowel door voor- als tegenstanders van de onderzoeksrechter. Hieronder volgt een

uiteenzetting van de pro’s en contra’s van het behoud van de onderzoeksrechter. In elk geval, de

functie van de onderzoeksrechter is gegroeid uit de noodwendigheden van de goede rechtsbedeling,

zodat er sterk overtuigende argumenten moeten voorhanden zijn om zijn afschaffing te rechtvaardigen.

Afdeling 2: Argumenten

1) Het basisprincipe: scheiding van de vervolgings- en opsporingsfunctie

Cambacérères heeft het belang van dit principe treffend verwoord: “Par son institution, le

Ministère public est partie; à ce titre, il lui appartient de poursuivre, mais par cela même il serait un

petit tyran qui ferait trembler la cité… tous les citoyens trembleraient s’ils voyaient dans les mêmes

hommes le pouvoir de les accuser et celui de recueillir de qui peut justifier leur accusation. D’où la

nécessité de placer auprès de lui un magistrat qui, n’étant pas partie adverse du prévenu, conserve

toute son impartialité”. Met dit in gedachten, acht de wetgever van 1808 de onderzoeksrechter de

meest geschikte instantie om het onderzoek te leiden en om de verdachte te beschermen tegen een al te

ijverig politieoptreden onder controle van het parket.278

Ingevolge deze absolute scheiding mag alleen de procureur vervolgingen instellen en mag alleen de

onderzoeksrechter onderzoeken. Er zijn zowel technische als politieke argumenten ter rechtvaardiging

van dit fundamentele principe voorhanden. Een eerste technische reden is de taakverdeling die eruit

voortvloeit. Deze zou een grotere efficiëntie waarborgen, maar dat is een uiterst kwetsbaar argument.

De vermenigvuldiging van stappen tijdens de procedure kan net leiden tot veel langere procedures. Als

tweede reden kan de specialisatie van functies worden aangehaald. Door het inzetten van

gespecialiseerde magistraten zal de kwaliteit van de procedure toenemen, al is dit niet verenigbaar met

een ander basisprincipe, namelijk dat van de eenheid van burgerlijke en strafrechtelijke justitie.

In werkelijkheid liggen er voornamelijk politieke redenen aan de basis van de scheiding van beide

functies. Het principe van de scheiding van opsporing en vervolging weerspiegelt eigenlijk het

principe van de scheiding der machten. Elk der functies brengt belangrijke prerogatieven met zich

278 B. DE SMET, “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek.”, Panopticon 1997, (141) 142 (Hierna afgekort: B. DE

SMET, “De wankele positie”); J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 28, nr. 9; R. VOUIN, “Le projet”, supra noot 200, (37) 37.

Page 58: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

55

mee, waarvan de vereniging in een functie uiterst gevaarlijk kan zijn voor de vrijwaring van de

individuele vrijheden.279

In het oorspronkelijk concept is de onafhankelijke en onpartijdige onderzoeksrechter meester

van het gerechtelijk onderzoek dat hij op inquisitoire wijze à charge en à décharge voert. Door de

waarborgen verbonden aan zijn statuut, vormt hij als het ware een beschermer van de rechten van

verdediging tegenover het openbaar ministerie, dat partij is.280 De opstellers van 1808 vreesden dat, als

een magistraat tegelijk instaat voor de strafvordering en het verzamelen en beoordelen van het

bewijsmateriaal, hij deze laatste functie niet in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid zou kunnen

uitvoeren. Deze dubbele macht wordt nog meer onaanvaardbaar door het feit dat de

opsporingsmagistraat ook kan beslissen inzake de vrijheid van de verdachte.281

Het is niet zozeer het fundamenteel principe op zich of de ratio die erachter schuilt, dat in

vraag wordt gesteld. De kritiek slaat eerder op het feit dat de praktijk niet meer overeenstemt met de

letter van de wet.

Er zou een evolutie zijn naar een systeem waarbij de politie instaat voor de opsporing onder leiding

van het parket en waarbij de onderzoeksrechter zich nagenoeg enkel bezighoudt met zijn rechterlijke

functie.282 Het bestaan van deze tweedeling heeft eenvoudigweg geen nut meer en is voorbijgestreefd.

Bovendien zouden de opsporingsfunctie en vervolgingsfunctie niet zo onverenigbaar zijn als het op

het eerste gezicht lijkt. Hiervoor putten de voorstanders van de afschaffing van dit principe

argumenten uit de wet zelf. De wetgever heeft namelijk reeds voorzien dat beide magistraten elkaar

kunnen vervangen, zoals in de heterdaadsprocedure.283 Vandaag zijn er zowel in België als in

Frankrijk, ook andere vereenvoudigde procedures in de wet ingeschreven waarbij de leiding volledig

in handen van het parket ligt en er geen onderzoeksrechter aan te pas komt.

Naast een grotere transparantie door het afstellen van de wet op de praktijk, zou de afschaffing

van dit principe ongetwijfeld nog andere voordelen bieden. De onderzoeksrechter zou niet langer

onnodig of louter om formele redenen moeten tussenkomen. Daarnaast zouden de efficiëntie en de

snelheid van de procedure in grote mate toenemen. De verdachte zou niet meer moeten pendelen van

en naar het onderzoekskabinet. Verder zou een samensmelting van de onderzoekende en vervolgende

functie maken dat de procureur die het dossier heeft samengesteld, achteraf de zitting kan bijwonen.

279 P. CONTE en P. MAISTRE DU CHAMBON, Procédure pénale, supra noot 89, 47, nr. 72; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 25-26, nr. 7. 280 M. FRANCHIMONT, “Le statut personnel et institutionnel du juge d’instruction”, RDPC 1990, (849) 854 (M. FRANCHIMONT, “Le statut”); F. TROCH, “De onderzoeksrechter met zijn hybridisch statuut en onzekere toekomst”, Ex.Crim. 1992, afl. 14, (1) 6 (Hierna afgekort: F. TROCH, “De onderzoeksrechter”). 281 H. DONNEDIEU DE VABRES, Traité, III, supra noot 129, 733-734, nr. 1271. 282 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 832-833. 283 R. VOUIN, “Le projet de réforme”, supra noot 200, (37) 37-38.

Page 59: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

56

Anders dan nu het geval is, zou hij met een goed onderbouwd dossier voor de rechtbank kunnen

verschijnen en zou zijn visie beter op het dossier afgestemd zijn. Nu immers, baseert hij alles op een

lezing van de stukken uit het dossier, samengesteld door iemand anders die de ‘levendigheid’ van de

informatie misschien niet in de juiste bewoordingen op papier kon uitdrukken.284

Het zou echter te gemakkelijk zijn om zich bij de feiten neer te leggen zonder na te gaan of

deze gang van zaken wel voldoening schept. De manier waarop sommigen de rol van de

onderzoeksrechter binnen het strafproces omschrijven, geeft de indruk dat hij de facto reeds rechter

van het onderzoek is. Bovendien is het vertrouwen in het huidige procedureverloop volledig zoek.

Waarom dan de rechter van het onderzoek officieel in ons recht introduceren indien die eigenlijk niet

tot tevredenheid leidt?

Overigens vergeet men dat ‘efficiëntie’ en ‘snelheid’ niet hetzelfde zijn als ‘kwaliteit’. Kwaliteit

vraagt immers tijd, daar kan men niet omheen. Al deze tussenstappen zijn niet te beschouwen als

overbodig. Zij vormen daarentegen fundamentele waarborgen. Het bestaan van de formaliteiten

betekent dat de wetgever deze noodzakelijk acht in het kader van een behoorlijke strafrechtsbedeling.

Dit kan de procedure inderdaad verlengen, en helaas vaak onnodig, maar de verantwoordelijkheid van

eventueel misbruik ligt niet dan bij de onderzoeksrechter.285 En als een parketmagistraat zijn

strafvordering niet afdoende kan samenstellen op basis van een lezing van de stukken uit het dossier,

dan zal een rechter van het onderzoek onmogelijk op basis van een lezing van dat dossier, een

degelijke controle kunnen uitoefenen op de dwangmaatregelen.

Uit hetgeen volgt zal blijken dat de onderzoeksrechter toch een belangrijke meerwaarde

betekent en een noodzakelijk tegengewicht vormt in de broze weegschaal van justitie.

2) De onderzoeksrechter als ‘dominus litis’

Volgens B. De Smet behoort het beeld van de zelfstandig speurende onderzoeksrechter die aan

het hoofd staat van het gerechtelijk vooronderzoek, tot het verleden. Vanaf de 19de eeuw valt het

inderdaad op dat het aantal zaken dat wordt toevertrouwd aan de onderzoeksrechter, voortdurend

afneemt. Deze evolutie zet zich gestaag verder in de 20ste eeuw en 21ste eeuw.

Parallel is er een evolutie waarneembaar waarbij de rol van de politie en het parket tijdens het

vooronderzoek constant toeneemt. In dezelfde periode was er ook een groei van middelen van de

politie en van gespecialiseerde eenheden.286 De onderzoeksrechter verloor bijgevolg zijn

284 M. GARREC, “La juridiction d’instruction est-elle indispensable ?”, JCP G 1986, I, nr. 3266 (Hierna afgekort: M. GARREC, “La juridiction”); R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”, supra noot 49, (47) 49. 285 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 25. 286 H.-D. BOSLY, “L’institution”, supra noot 33, (827) 829-830.

Page 60: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

57

leidinggevende positie, dit door de overbelasting van het gerechtelijk apparaat enerzijds, en door de

ontwikkeling van de politie tot een modern en hoogopgeleid korps, anderzijds.287

Voorstanders van een afschaffing van de onderzoeksrechter menen dat diens tussenkomst

zinloos is. Het is vandaag zo dat het merendeel van de strafzaken zonder enige tussenkomst van de

onderzoeksrechter worden afgehandeld. Dit gebeurt nu via vereenvoudigde procedures onder leiding

van het parket. Deze praktijk is gegroeid uit de noodwendigheid om de onderzoeksrechter te ontlasten.

Zowel in België als in Frankrijk bestond zij reeds lange tijd voor zij in de wet werd ingeschreven.

En sinds de invoering van de mini-instructie in België is het gerechtelijk onderzoek nog zeldzamer

geworden. Zelfs indien bij uitzondering toch een gerechtelijk onderzoek wordt geopend, dan nog heeft

de onderzoeksrechter niet echt de leiding over het onderzoek. Vaak komt het onderzoek pas in een

vergevorderd stadium bij hem terecht, namelijk wanneer de politie de zaak al grondig heeft

onderzocht. De manoeuvreerruimte van de onderzoeksrechter is dan zodanig krap dat hij meestal niet

anders kan dan het spoor volgen dat de politie voor hem heeft uitgestippeld. En zelfs al verzet de

onderzoeksrechter zich om mee te gaan in de strategie van de politie, dan nog verzamelt hij niet zelf

het bewijsmateriaal, maar besteedt hij dit voortdurend uit aan de politiediensten.

Daarnaast wordt het speurwerk almaar complexer zodat steeds meer een beroep wordt gedaan op

gespecialiseerde politiediensten. Hierdoor neemt de politie vaak het voortouw en speelt de

onderzoeksrechter nog maar een marginale rol. De onderzoeksrechter zou bijgevolg geen meerwaarde

meer bieden aan het onderzoek omdat er de facto geen verschil is met een eenvoudig

opsporingsonderzoek waarbij de procureur de leiding op zich neemt en dezelfde politiediensten

inschakelt.288 Door de leiding aan het parket, als team van gespecialiseerde onderzoekers, toe te

vertrouwen, zou het beter dan de onderzoeksrechter controle kunnen uitoefenen op de politie.289

Zijn minder frequente tussenkomst en deze delegatie van bevoegdheden hoeven echter niet te

betekenen dat de onderzoeksrechter geen meester meer is van het onderzoek. In zekere zin is de

onderzoeksrechter inderdaad naar de achtergrond verschoven, maar hij vormt nog steeds een

belangrijke ‘stuwende kracht’ achter het speurwerk. Hij is geëvolueerd van een actieve naar een

passieve ‘neutrale’ partner die in het concrete dossier de ‘krijtlijnen’ uittekent en bewaakt.290

287 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 114, nr. 221; B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278, (141) 143. 288 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28, (9) 11-12 (Hierna afgekort: B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”); B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278, (141) 143-144. 289 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 270, nr. 472. 290 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’. Case-study over het werk van een onderzoeksrechter in een grootstedelijk gerechtelijk arrondissement”, Orde van de dag 2004, afl. 28, 29-38.”, (29) 32-33 (Hierna afgekort: G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”).

Page 61: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

58

Praktisch is het niet meer haalbaar om elke strafzaak voor de onderzoeksrechter te brengen. Wanneer

de onderzoeksrechter nog in alle strafzaken zou moeten tussenkomen, dan zou het systeem vastlopen.

De voortdurende stijging van de criminaliteit ging immers niet gepaard met een evenredige uitbreiding

van het magistratenkorps.

De afhandeling van het merendeel van de zaken via een opsporingsonderzoek, is op zich geen

probleem. In eenvoudige zaken is het ongetwijfeld niet nodig om een beroep te doen op de

onderzoeksrechter en volstaat een eenvoudig opsporingsonderzoek. Enkel in heel belangrijke zaken is

de tussenkomst van de onderzoeksrechter vereist. Maar ondanks het veelvuldig gebruik van het

opsporingsonderzoek, is de werklast nog dermate hoog dat het voor de onderzoeksrechter onmogelijk

is om alle onderzoeksdaden in eigen persoon uit te voeren. Dit wil echter niet zeggen dat de

onderzoeksrechter niet meer de leiding heeft over het onderzoek. Bovendien is dit minder nodig dan

voorheen want de politie ontwikkelde zich van een los verband van laaggeschoolde ambtenaren tot een

modern opsporingsapparaat bestaande uit goed opgeleide agenten. Bijgevolg is het vaak zelfs beter

geplaatst dan de onderzoeksrechter om bepaalde onderzoeksdaden concreet uit te voeren.291

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche heeft persoonlijk niet het gevoel dat hij te weinig of te laat

wordt ingeschakeld nadat de politie al een volledig onderzoek heeft gedaan en dat hij achter de feiten

aanholt. Beleidsmatig is er volgens hem geen probleem, al moet je sommige agenten wel leren kennen

en verifiëren of zij de juiste informatie doorgeven. Wel vindt hij dat het in bepaalde materies

moeilijker is om werkelijk aan te sturen. Sommige zaken vereisen een zeer specifieke technische

kennis. Omdat de onderzoeksrechter vaak niet over voldoende knowhow beschikt, wordt dan een

beroep gedaan op gespecialiseerde politiediensten.

Onderzoeksrechters die zich ertoe zouden beperken het opsporingswerk van de politie over te

doen in plaats van zelf een diepgaander onderzoek te voeren, schieten ernstig te kort in hun functie.

Waar dit het geval is, moet zo snel mogelijk worden ingegrepen.292 Dit vormt echter geen reden om

hem af te schaffen.

Een parketmagistraat is persoonlijk noch structureel beter geplaatst om de leiding op zich te nemen en

zal geen betere bescherming kunnen bieden tegen een eigengereid optreden van de politie. Bovendien

is er in onze strafprocedure een groot verschil tussen de posities van de onderzoeksrechter en van een

parketmagistraat. Het instituut van de onderzoeksrechter blijft een garantie voor een onafhankelijk en

onpartijdig onderzoek, wars van alle politieke en andere beïnvloeding. In een rechtsstaat die naam

waardig, blijft dit een fundament waar niet wordt aan getornd. Het verschil met de parketmagistraat

valt overigens niet te overbruggen door het invoeren van een rechter van het onderzoek.293

291 B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278, (141) 143. 292 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458. 293 K. VAN CAUWENBERGHE, “De onderzoeksrechter blijft ‘nuttige en noodzakelijke dwarsligger’”, Juristenkrant 11 februari 2009, (12) 12 (Hierna afgekort: K. VAN CAUWENBERGHE, “De onderzoeksrechter”).

Page 62: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

59

3) De onafhankelijke onderzoeksrechter

De onderzoeksrechter heeft als lid van de zittende magistratuur een onafhankelijk en

onpartijdig statuut. Hij oefent zijn functies uit in totale onafhankelijkheid ten aanzien van de

rechtbanken ten gronde, het openbaar ministerie en de gerechtigden. Zowel in België als in Frankrijk

was deze onafhankelijkheid voorheen meer schijn dan werkelijkheid. De draagwijdte van dit principe

werd destijds ernstig beperkt door de macht die uitgaat van het parket ten aanzien van de

onderzoeksrechter.

Na het zogenaamde Spaghetti-arrest294 is de Belgische wetgever met de Wet Franchimont van 12

maart 1998295 tussengekomen en heeft hij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de

onderzoeksrechter benadrukt. Het Hof van Cassatie stelde in dit arrest van 14 oktober 1996 het

volgende: “La condition essentielle de l’impartialité du juge d’instruction est son indépendance totale

à l’égard des parties, en matière telle qu’il ne puisse s’exposer au soupçon de partialité dans

l’instruction des faits, que ce soit à charge ou à décharge. Le juge d’instruction ne cesse à aucun

moment d’être un juge ne pouvant susciter, dans l’esprit des parties ou dans l’opinion générale, une

apparence de partialité et aucune circonstance, fût-elle exceptionnelle, ne le dispense de ce devoir”.296

In Frankrijk maakte de Code de Procédure pénale van 1958 reeds een einde aan deze dubieuze

toestand. Beide wijzigingen maakten een einde aan de hoedanigheid van de onderzoeksrechter als

officier van de gerechtelijke politie, waardoor hij niet langer onder de controle en onder het toezicht

van de procureur-generaal stond. De controle werd aan andere organen toegewezen.

Daarnaast gebeurt de verdeling van de dossiers niet meer door de procureur maar door de voorzitter

van de rechtbank, tenminste wanneer er in de rechtbank meerdere onderzoeksrechters werkzaam zijn.

De procureur kon in het verleden rekening houden met de persoonlijkheid van de onderzoeksrechters

waardoor de onpartijdigheid in het gedrang kwam. De onderzoeksrechter blijft niettemin volledig vrij

in de wijze waarop hij zijn onderzoek voert om de waarheid te achterhalen en hij kan niet langer

zonder meer van een zaak worden gehaald.297

Door het parket de controle en het disciplinair gezag over de onderzoeksrechter te ontzeggen,

rijst de vraag of die formele versteviging van de onafhankelijkheid wel voldoende is. De macht der

gewoonte is immers zeer hardnekkig.298 Het beeld van de overbelaste onderzoeksrechter die een

‘vertrouwensrelatie’ heeft opgebouwd met de parketmagistraten en de politie, zou niet de indruk geven

van onafhankelijkheid. Volgens R. Van de Sompel toont deze beschrijving net aan hoe onwerkbaar het

systeem is. Er is nauwelijks sprake van een onafhankelijke, neutrale waarheidszoekende

294 Cass. (BE) 14 oktober 1996, AR P961267F. 295 Supra noot 45. 296 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 2-3. 297 B. BOULOC, G. STEFANI en G. LEVASSEUR, Procédure pénale, supra noot 66, 442-445, nr. 464-465; J. PRADEL, Manuel, supra noot 39, 29, nr. 9. 298 F. RINGELHEIM, “Le juge d’instruction devant son miroir”, RDPC 1990, (927) 928 (Hierna afgekort: F. RINGELHEIM, “Le juge d’instruction”).

Page 63: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

60

onderzoeksrechter. Eigenlijk gedraagt hij zich nu reeds als rechter van het onderzoek aangezien hij

nog slechts tussenkomt als er dwangmaatregelen noodzakelijk zijn. Vooral deze ‘vertrouwensrelatie’

doet twijfels rijzen over zijn onafhankelijkheid.299

Meer dan vroeger stuurt de uitvoerende macht het beleid van het openbaar ministerie en van

de politie.300 De beslissingsmacht over het vastleggen van de prioriteiten bij het uitoefenen van de

strafvordering, ligt uiteindelijk bij de minister van Justitie. Wel behoudt de parketmagistraat zijn volle

beslissingsrecht in individuele dossiers. De bescherming die dit biedt is echter beperkt aangezien de

magistraat op elk ogenblik ter verantwoording kan geroepen worden ten aanzien van de regering. De

geschetste evolutie is op zich geen probleem zolang er een onafhankelijke instantie een tegengewicht

kan vormen voor politieke uitgangspunten en prioriteitstellingen.301

Met deze visie gaan we dezelfde weg op als Frankrijk.302 Daar wordt de Garde des Sceaux gezien als

het hoofd van de magistratuur, met een ruim gezag over de parketmagistraten en verregaande

bevoegdheden op het vlak van de strafvordering. Volgens Treilhard is de procureur van de republiek

immers “L’oeil du procureur général, comme le procureur général est l’oeil du Gouvernement.” De

Code de Procédure pénale van 1958 heeft deze klassieke leer zelfs nog versterkt zodat Rassat zich de

bedenking maakt of de parketmagistraten in de nabije toekomst niet eenvoudigweg tot ambtenaren

worden herleid.

Anders dan het parket, is de onderzoeksrechter een onafhankelijke instantie en staat hij volledig los

van de uitvoerende macht. Daardoor zal hij niet terugdeinzen om ook politiek geladen dossiers aan te

pakken. Aldus is de onderzoeksrechter eigenlijk een controleur van het strafrechtelijk en politioneel

beleid.

Uit het voorgaande blijkt onmiddelijk hoe gevaarlijk het zou zijn om het onderzoek volledig over te

laten aan het openbaar ministerie.303

Het is niet de bedoeling te insinueren dat het openbaar ministerie politiek gekleurd zou zijn en

d’office bij alle delicate zaken een oogje zou dichtknijpen. Maar de kans bestaat. De positie van de

parketmagistraat is en blijft politiek gebonden. Daardoor biedt zijn statuut minder garanties dan dat

299 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 34; R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”, supra noot 49, (47) 50-51. 300 Naar aanleiding van het verslag van de ‘Bendecommissie’ heeft de regeringsverklaring van 5 juni 1990 bepaald dat het strafrechtelijk vervolgingsbeleid een zaak is van de regering. 301 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 23-24; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49, (39) 42; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 536-539, nr. 19-23. 302 Ook Nederland deelde deze opvatting. Maar de uitspraak van Van Maanen in 1827, waarin hij het openbaar ministerie opvat als een tolk, zaakwaarnemer van de Hoge Regering, lijkt nu voorbijgestreefd. In navolging van J. Remmelink in 1967 pleit H. De Doelder voor een meer magistratelijke opvatting van het openbaar ministerie: R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 537-538, nr. 21. 303 J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 7; R. VOUIN, “Le projet”, supra noot 200, (37) 37.

Page 64: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

61

van de onderzoeksrechter. Als een onderzoeksrechter een beslissing neemt die niet in goede aarde valt,

dan kan dat geen repercussies hebben op zijn werk.304

Een parketmagistraat daarentegen, maakt deel uit van een hiërarchie met aan het hoofd de minister van

Justitie, wat wel belangrijke implicaties kan hebben. Al is het openbaar ministerie strikt genomen niet

gebonden door circulaires, wordt het wel verondersteld om rekening te houden met de

veiligheidsplannen die op verschillende niveaus worden uitgewerkt. Het is niet ondenkbaar dat een

parketmagistraat het onderzoek in politiek geladen dossiers op de lange baan schuift uit bekommernis

er anders carrièrematig op aangerekend te worden. Want, in tegenstelling tot een rechter, is hij

afzetbaar.305

De ijver van de onderzoeksrechters om grote corruptiedossiers te onderzoeken vormt vooral in

Frankrijk een groot punt van kritiek. De oppermachtige onderzoeksrechter zou zich te veel toeleggen

op grote financiële zaken waarin de namen van politici en voorname industriëlen opduiken en veel te

lichtzinnig tot beschuldiging overgaan. Dit leidt tot grote ergernis bij sommige politici.306 Maar

misschien is dit nog niet zo slecht, want er is geen enkele reden waarom deze vooraanstaande personen

minder streng zouden worden aangepakt dan de modale burger. Dit zou een schending van het

gelijkheidsbeginsel inhouden want de strafwet geldt voor iedereen.

Bovendien lijkt men te vergeten dat de onderzoeksrechter niet proprio motu kan optreden. De

zelfstandige onderzoeksbevoegdheid van de onderzoeksrechter, waarvoor men in bepaalde politieke

kringen zo bevreesd is, is namelijk beperkt in rem307.

Deze onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter heeft weliswaar ook zijn nadelen. De

waarborgen verbonden aan zijn statuut laten niet toe hem zo maar uit zijn ambt te zetten, bv. als hij

zijn functie niet behoorlijk uitoefent.

Een ander nadeel is de organisatie die van onderzoekskabinet tot onderzoekskabinet kan verschillen.

De onderzoeksrechter beslist los van zijn collega’s over zijn ‘interne’ organisatie en kan zijn eigen

accenten leggen. Hij bepaalt naar eigen inzicht de structuur ter ondersteuning van de uitoefening van

zijn ambt. Deze vrijheid weerspiegelt zich tevens in de modellen en formulieren die zij hanteren. Die

zijn allerminst uniform. In België bestaat er bijvoorbeeld een ‘dossierbeheersapplicatiesysteem’ voor

de onderzoekskabinetten, de zogenoemde JIOR308. De onderzoeksrechters zijn echter niet verplicht om

hier mee te werken. Een veralgemeend gebruik van dit netwerk zou nochtans een belangrijke bron van

304 K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49 (39) 42-43. 305 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 277, nr. 483; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk”, supra noot 49, (39) 42. 306 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 274, nr. 478; B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278, (141) 147. 307 Doch, eens het openbaar ministerie zijn tussenkomst heeft gevorderd, is zijn saisine niet beperkt tot de personen die in de vordering zijn aangeduid. 308 Deze afkorting staat voor: juge d’instruction - onderzoeksrechter.

Page 65: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

62

informatie zijn om bv. te achterhalen of een verdachte al dan niet in een ander gerechtelijk onderzoek

is betrokken. Voorlopig blijft het nut van dit systeem evenwel beperkt.

Ook het feit dat de onderzoeksrechter niet gebonden is door algemene beleidslijnen en richtlijnen,

vormt een rem op een efficiënte bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op internationaal

niveau. De gebrekkige informatiedoorstroming belemmert dit des te meer.309

De onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter hangt zeer nauw samen met zijn

onpartijdigheid. Nog een fundamentele waarborg van zijn statuut.

4) De onpartijdige onderzoeksrechter

De onafhankelijke en onpartijdige opsporingsmagistraat onderzoekt de zaak à charge en à

décharge. Zijn ultieme doelstelling is de waarheid te achterhalen. Bij het opsporen van

bewijsmateriaal besteedt hij evenveel aandacht aan zowel belastend als ontlastend materiaal. Door

zijn onafhankelijk statuut vervult hij in de strafprocedure een rol van neutrale arbiter. Hij kan zich met

voldoende wantrouwen en afstand opstellen ten aanzien van zowel de politionele uitgangspunten als

de standpunten ingenomen door de vervolgende partij. Het oorspronkelijke concept acht het openbaar

ministerie niet in staat om voldoende afstand te nemen van de vervolging waarbij het álle

bewijsgegevens gaat opsporen.310

Nochtans opperen critici dat de actief speurende onderzoeksrechter te veel à charge zou

onderzoeken. Hij zou vertrekken van een bepaalde hypothese en het is niet uitgesloten dat hij de

neiging zou hebben om gegevens die niet stroken met zijn overtuiging, af te zwakken.311 Eens hij zich

in het dossier heeft vastgebeten, zou hij andere mogelijke denkpistes verwaarlozen en enkel oog

hebben voor eenzijdig belastend bewijsmateriaal. Bovendien heeft niet de onderzoeksrechter, maar de

gerechtelijke politie de touwtjes in handen. Diens intense streven naar resultaten zou nefast zijn voor

de objectieve waarheidsvinding. De onderzoeksrechter zou zich te vaak laten meeslepen in de

onderzoeksstrategie uitgestippeld door de politie en eventuele andere onderzoekssporen over het hoofd

zien.

Weliswaar hebben de verdachten altijd het recht om bijkomende onderzoeksdaden te vorderen als de

onderzoeksrechter te weinig à décharge zou opsporen. Maar de impact hiervan zou beperkt blijven

309 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 30-31; R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”, supra noot 49, (47) 50. 310 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 21-22. 311

B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 263, nr. 462; P. CONTE, “Les galeux de la République - À propos de “l’affaire d’Outreau””, JCP G 2006, I, nr. 101, (19) 20, nr. 3 (Hierna afgekort: P. CONTE, “Les galeux”).

Page 66: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

63

wanneer de onderzoeksrechter op een totaal andere golflengte zit.312 De onderzoeksrechter zou dan

systematisch alle verzoeken van de verdediging weigeren.313

In zijn rechterlijke functie zou de onderzoeksrechter evenmin de vereiste objectiviteit aan de dag

kunnen leggen. Door zijn hybridisch statuut kan de onderzoeksrechter op eigen initiatief

dwangmaatregelen opleggen. Maar na zelf bewijsmateriaal te hebben verzameld, zou hij niet op een

degelijke wijze over de opportuniteit van de dwangmaatregelen kunnen oordelen. De

onderzoeksrechter zou het belang van het onderzoek te zwaar laten doorwegen en zo zouden de

grondrechten van de verdachte in het gedrang komen. Als onderzoeker moet hij namelijk moedig en

vastberaden zijn, terwijl hij als rechter de nodige twijfel en sereniteit aan de dag moet leggen. Door

deze tegenstrijdigheden zou hij onmogelijk onpartijdig kunnen zijn.314

Een rechter van het onderzoek daarentegen, die niet met de opsporing belast is en boven het onderzoek

staat, zou zich veel neutraler kunnen opstellen. Door de grotere afstand zou hij de zaak vanuit een

andere invalshoek bekijken. Het parket zou dan instaan voor de opsporing.

De voorstanders van dit model benadrukken het feit dat het openbaar ministerie optreedt

‘namens de natie in haar geheel genomen’ en het ‘algemeen belang’ verdedigt. J. Pradel acht het zelfs

een ernstige belediging ten aanzien van de leden van het openbaar ministerie om te beweren dat zij

niet à charge en à décharge zouden onderzoeken. Alsof geen enkele parketmagistraat op zoek zou zijn

naar de waarheid, maar louter de ondergang van de verdachte voor ogen heeft. Zij zijn immers niet op

zoek naar ‘de’ schuldige, maar wel naar ‘een’ schuldige. De taak van het openbaar ministerie bestaat

uit de vervolging van de schuldige, maar ook uit de verdediging van de onschuldige. Samen vormen

deze twee aspecten de basis van zijn eer.315

Het is logisch dat de onderzoeksrechter rekening houdt met de stukken die deel uitmaken van

het strafdossier en die het openbaar ministerie ertoe hebben gebracht om een onderzoek te starten. Dit

betekent echter niet dat hij bij het speurwerk zijn taak miskent om à charge en à décharge te

onderzoeken. De onderzoeksrechter zoekt naar andere bewijzen en niet naar meer bewijzen.316

Ook al is de onderzoeksrechter minder actief op het terrein, betekent dit niet dat hij de politie niet meer

in de hand heeft en dat hij enkel zou zoeken naar bevestiging van de tenlasteleggingen. De

onderzoeksrechter schenkt aandacht aan alle partijen en versies en ziet de advocaten niet als vijand.

312 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 13; B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 273, nr. 476. 313 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 311, (19) 20, nr. 3. 314 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 4, nr. 5-6; D. LEGRAND, “Regard critique sur les propositions de réforme de l’instruction”, AJ Pénal 2006, Dossier, (333) 334 (Hierna afgekort: D. LEGRAND, “Regard critique”). 315 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458; M. GARREC, “La juridiction”, supra noot 284, nr. 3266; E. KRINGS, “Kritische kanttekeningen bij een verjaardag”, RW 1987-1988, nr. 6 -10 oktober 1987, (169) 172; J. PRADEL, “De la réforme”, supra noot 196, (1) 7. 316 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 313, (19) 20, nr. 3.

Page 67: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

64

Hij heeft immers geen enkel belang bij de uitkomst van de procedure. Daardoor staat de zoektocht

naar de waarheid centraal eerder dan de zoektocht naar de schuldige.317

Als waakhond van het vooronderzoek moet hij eveneens toezien op de efficiëntie van het

onderzoek en de bewijsvoering. Hij voert deze waakhondfunctie volledig autonoom uit en neemt zelf

initiatief. Zo vervult hij meteen de rol van belangenverdediger van de verdachte en van het slachtoffer.

De sturingsmogelijkheden die de Wet Franchimont biedt zijn immers niet afdoende, zodat beiden

afhankelijk zijn van de initiatieven van de onderzoeksrechter. Het onderzoek voeren à charge en à

décharge is inherent aan zijn functie en onpartijdigheid is evenzeer een doel als een principe.318

Onderzoeksrechter D. Van de Bossche beaamt dat een onderzoeksrechter zich moet hoeden

om te veel in een bepaalde richting te zoeken en om te worden meegezogen in de ‘tunnel’ van de

politie. Substituut-procureur-generaal T. Freyne benadrukt in dit verband het belang van de motivering

van een beslissing. De motivering leidt tot reflectie en tot een groter besef van de ernst van de inbreuk

van de gevraagde dwangmaatregel op de grondrechten van de verdachte. Door te moeten motiveren

zal de onderzoeksrechter de zaak kritischer bekijken en zal hij meer afstand nemen.

Substituut-procureur-generaal T. Freyne wijst eveneens op het belang van dossierkennis. Een

onderzoeksrechter moet de tijd krijgen om elk stuk grondig te bestuderen om zich te kunnen

loskoppelen van de onderzoeksstrategie van de politie.

Een rechter van het onderzoek kan dus geen uitweg zijn om de zogenaamde ‘tunnelvisie’ te

doorbreken. De rechter van het onderzoek, die enkel een formele controle kan uitoefenen, zal

gemakkelijker dwangmaatregelen toestaan omdat dit ‘de weg van het minste kwaad’ is. Hij kan

onvoldoende de afweging maken en dat gaat ten koste van de rechtsbescherming van de verdachte.

Bovendien is het onduidelijk hoe het doorschuiven van de opsporingsbevoegdheden naar het

parket een grotere onpartijdigheid kan garanderen. Het is niet omdat het openbaar ministerie zich

onpartijdig behoort op te stellen, dat het ook als onpartijdige instantie handelt in werkelijkheid. Het

openbaar ministerie is en blijft een partij in het proces en is een agent van de uitvoerende macht. Veel

meer dan de onderzoeksrechter, zal de vervolgende partij geneigd zijn om zich enkel toe te spitsen op

het verzamelen van belastend bewijsmateriaal. Eens zij een bepaald spoor heeft ontdekt zal zij veel

minder ijver aan dag leggen om nog informatie à décharge te zoeken. Dit is geen persoonlijk verwijt,

maar een dergelijke bewustzijnsvernauwing is inherent aan het menselijk denken. Het parket zal een al

te voortvarende politie bovendien niet snel terugfluiten.

317 D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 334. 318 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 21-22; D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 334.

Page 68: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

65

De vereniging van de vervolgings- en opsporingsbevoegdheid in één persoon maakt aldus van het

openbaar ministerie een zeer machtige tegenstrever van de verdachte. Ook al oefent een rechter van

het onderzoek controle uit op het procesverloop en heeft de verdediging de mogelijkheid om de

uitvoering van bijkomende onderzoeksdaden te vorderen, dan nog kan een rechter van het onderzoek

niet voldoende garanties bieden.319

Vooral in sommige ‘mediagevoelige’ zaken, waar de druk om te ‘scoren’ zeer hoog is, zal de

onderzoeksrechter zich veel objectiever kunnen opstellen dan het parket. Hij heeft immers geen belang

bij de afloop van het strafproces.

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche bevestigt dat een parketmagistraat even kritisch en objectief te

werk kan gaan als een onderzoeksrechter, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat in sommige

delicate en maatschappelijk gevoelige dossiers, de druk om de dader kost wat kost te vinden, zeer

hoog kan oplopen. Veel meer dan onderzoeksrechters zijn parketmagistraten er op gericht om een zaak

‘snel’ en ‘efficiënt’ rond te krijgen. Maar het snelle resultaat staat niet noodzakelijk gelijk aan

‘kwaliteit’ en ‘onpartijdigheid’.

Is het dan uitgesloten dat de onderzoeksrechter eveneens bezwijkt onder deze druk? Natuurlijk niet.

Maar hij zal door zijn onafhankelijk statuut toch meer weerstand kunnen bieden dan een

parketmagistraat.

Een onderzoek gevoerd door het parket en de politie onder controle van een rechter van het

onderzoek, biedt bijgevolg geen betere garanties. De enkele onderzoeksrechters die enkel à charge

zouden onderzoeken, doen geen afbreuk aan het wettelijke principe noch aan de praktijk van de andere

onderzoeksrechters.320 Om het evenwicht te herstellen, heeft de wetgever bovendien buffers

ingebouwd mocht een onderzoeksrechter toch te veel naar eenzijdig belastend bewijsmateriaal zoeken.

Bij een omschakeling naar een rechter van het onderzoek vallen deze buffers weg.

Men mag niet vergeten dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de onderzoeksrechter

ook een belangrijke psychologische waarde hebben. Balzac schreef destijds: “Le juge est un souverain

soumis uniquement à sa conscience et à la loi”. Hoe hard men de onpartijdigheid van het openbaar

ministerie ook benadrukt, het blijft een instelling ondergeschikt aan de uitvoerende macht en zo wordt

dat ook ervaren in de publieke opinie.321

319 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 265-266, nr. 464 en 273, nr. 477; B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 14; B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278, (141) 149. 320 J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, D. 2006, Point de vue, (244) 245 (Hierna afgekort: J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”). 321 J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, supra noot 320, (244) 245.

Page 69: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

66

Ten slotte, om zijn zware missie tot een goed einde te kunnen brengen - à charge en à

décharge bewijsmateriaal verzamelen om de waarheid aan het licht te brengen - kreeg de

onderzoeksrechter belangrijke bevoegdheden toegewezen. Hij is namelijk tegelijk

opsporingsmagistraat én rechter.

5) De dubbele hoedanigheid van de onderzoeksrechter

De opstellers in 1808 achtten een onderzoeksrechter die optreedt als speurder zowel als

toetsend rechter, de beste waarborg voor de bescherming van de verdachte. De instantie belast met de

dagelijkse leiding van het onderzoek oordeelt dus tegelijk over inbreuken op de grondrechten van de

verdachte. F. Guichard heeft het in dit verband over de ‘schizofrenie’ van de functie van de

onderzoeksrechter. Hij moet rekening houden met twee voorschriften, namelijk de efficiëntie van het

het onderzoek en een absoluut respect voor de fundamentele rechten van de mens. Hij acht dit dubbel

gebod niet tegengesteld aan elkaar, maar hij spreekt eerder over een ‘bipolariteit’.322

Paradoxaal genoeg zou de onderzoeksrechter, die zogezegd geen vat meer heeft op het

onderzoek, door zijn hybridisch karakter te machtig zijn. Eens de onderzoeksrechter zich heeft

vastgebeten in een dossier zou hij niet meer te houden zijn. Door zijn hoedanigheid van

opsporingsmagistraat zou hij niet in staat zijn om in datzelfde onderzoek, op objectieve wijze, over de

opportuniteit van dwangmaatregelen te oordelen. Balzac stelde dit destijds in zijn Comédie Humaine

als volgt: “Aucune puissance humaine, ni le roi, ni le Garde des Sceaux, ni le premier ministre ne

peuvent empiéter sur le pouvoir du juge d’instruction, rien ne l’arrête, rien ne lui commande. C’est un

souverain soumis uniquement à sa conscience et à la loi…”.

Om de waarheid te achterhalen, kan de onderzoeksrechter gebruik maken van alle

onderzoeksmiddelen die niet door de wet verboden zijn en die de waardigheid van zijn ambt niet in het

gedrang brengen. Deze omzeggens ongebreidelde macht kan theoretisch tot heel wat misbruiken

leiden. Het gerechtelijk onderzoek zou aldus eerder een bedreiging vormen voor de verdachte dan een

waarborg.323

Op dit vlak is er nog een fundamenteel verschil met Frankrijk. Daar vervult de onderzoeksrechter ook

de rol van onderzoeksgerecht. Hij beslist niet alleen inzake dwangmaatregelen tijdens het onderzoek,

maar hij beslist ook op het einde van de rit over het afsluiten van zijn eigen onderzoek. In België

gebeurt dit door een afzonderlijke instantie, namelijk de raadkamer.

Veel critici wensen dan ook de opsporingsfunctie en de rechterlijke functie, die door hun aard

onverenigbaar zouden zijn, in hoofde van de onderzoeksrechter te splitsen en de eerste functie naar het

322 F. GUICHARD, “A propos d’une schizophrénie…”, RDPC 1990, (821) 821 (Hierna afgekort: F. GUICHARD, “A propos d’une schizophrénie…”). 323 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 4, nr. 6; M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458; C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, supra noot 27, 105, nr. 171.

Page 70: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

67

parket over te hevelen. Aldus zou deze magistraat omgevormd worden tot een rechter van het

onderzoek die enkel belast is met een rechterlijke taak. Op verschillende punten zou dit een

vooruitgang betekenen. Vooreerst lijkt hij als buitenstaander van het onderzoek beter geplaatst om

onbevangen en zonder vooringenomenheid een standpunt in te nemen. Daarnaast zou de efficiëntie

van het onderzoek er op vooruitgaan want de rechter van het onderzoek zou enkel worden

ingeschakeld wanneer zijn tussenkomst noodzakelijk is. Verder zou dit ook de werklast van de

magistraat verminderen en bijgevolg zou dat de kwaliteit van het onderzoek ten goede komen. Hij zou

zich immers kunnen toeleggen op zijn rechterlijke opdracht in plaats van in beide taken maar half

werk af te leveren.

In Frankrijk situeert het probleem zich op een ander niveau. Daar moet de onderzoeksrechter een

neutraal standpunt innemen omtrent het onderzoek dat hij zelf heeft geleid. Dit is eigenlijk aan de

onderzoeksrechter vragen om terug te komen op een beslissing die hij reeds genomen heeft. Het is

onmogelijk voor de onderzoeksrechter om na zijn onderzoek in alle onafhankelijkheid over het lot van

de verdachte te beslissen. Hier vraagt de wet eigenlijk van de onderzoeksrechter om een buitengewone

karaktertrek te hebben.324

Maar is de onderzoeksrechter vandaag echt nog wel zo oppermachtig? Voorheen kon de

onderzoeksrechter soms eigengereid te werk gaan325, maar door de formele kaders, de uitbreiding van

het tegensprekelijk karakter, de talrijke controlemechanismen, is dit zowel in Frankrijk als in België

voltooid verleden tijd. De ‘exorbitante’ macht van de onderzoeksrechter is wel degelijk begrensd.

Een eerste limiet bestaat erin dat hij niet ambtshalve kan optreden, maar steeds moet worden geadieerd

door de procureur.

Daarnaast is de onderzoeksrechter onderworpen aan een zeer streng formalisme. Als hij zich daar niet

aan houdt dan kan de desbetreffende onderzoeksdaad nietig verklaard worden, of zelfs de hele

strafprocedure die erop steunt.

Verder kan de procureur op eender welk ogenblik kennis nemen van het dossier en verzoeken om alle

bijkomende onderzoeksdaden te stellen die hij nuttig acht. Uiteraard is de onderzoeksrechter niet

verplicht hieraan gevolg te geven, maar dan stelt hij zich bloot aan een beroep bij de kamer van

inbeschuldigingstelling. Ook de partijen en hun advocaten zien van nabij toe op het werk van de

onderzoeksrechter en zij zullen niet aarzelen om hem te verzoeken bepaalde onderzoeksdaden te

stellen en, indien nodig, hoger beroep in te stellen. Voorts is er nog de kamer van

inbeschuldigingstelling die toeziet op de goede werking en die waakt over het verloop van de

324 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme de l’instruction: des réalités aux libertés”, Gaz.Pal. 18 juli 1998, Doctr., (902) 903 (Hierna afgekort: S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”). 325 Het Hof van Cassatie oordeelde destijds dat de onderzoeksrechter elke handeling mag stellen die niet strijdig is met de wet of de waardigheid van zijn ambt: Cass. (BE) 2 mei 1960, Pas., 1960, I, 1020.

Page 71: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

68

strafprocedure. Bovendien beslist de kamer van inbeschuldigingstelling in beroep over de

beschikkingen van de onderzoeksrechter.326

Bijvoorbeeld inzake de voorlopige hechtenis - een steeds terugkerend knelpunt - is er in België op

verschillende tijdstippen een toetsing door andere magistraten.In Frankrijk gaat men nog veel verder.

Daar heeft de onderzoeksrechter zelfs niet meer de macht om iemand van zijn vrijheid te beroven. Het

is een collega die terzake beslist, namelijk de juge des libertés et de la détention.

De voordelen van een rechter van het onderzoek dienen nochtans te worden gerelativeerd.

Tegenover de afstandelijkheid van de rechter van het onderzoek die de onpartijdigheid zou

waarborgen, staat een aanzienlijk offer, namelijk de inhoudelijke diepgang van zijn oordeel. Omdat hij

afhankelijk is van de informatie van het parket en van de politie, zal de rechter van het onderzoek

nooit op de hoogte zijn van álle elementen van het dossier. Hij zal slechts over fragmentaire gegevens

beschikken, waardoor hij niet dezelfde finesses van het dossier doorziet als een onderzoeksrechter die

vanaf dag één bij de zaak betrokken is. Tenminste wanneer die op tijd wordt ingeschakeld. Een

onderzoeksrechter is vergroeid met het dossier en heeft een globaal overzicht.327 Voor een

kwaliteitsvolle afhandeling van de zaken zal de rechter van het onderzoek tijd nodig hebben om zich

in het dossier in te werken. Het is twijfelachtig of dit de efficiëntie, snelheid en werklast ten goede zal

komen.

Dat beide functies niet zo onverenigbaar zijn dan zij op het eerste gezicht doen vermoeden,

blijkt uit de ervaring in Frankrijk met de juge des libertés et de la détention. Deze magistraat moet

uiteraard het dossier zeer grondig kennen alvorens hij een beslissing kan nemen omtrent iemands

vrijheid. Vaak is hij echter minder vertrouwd met het dossier dan de onderzoeksrechter.328

Onderzoeksrechter D. Van de Bossche is een gelijkaardige mening toegedaan inzake de raadkamer. De

afwezigheid van deze instantie, die in Frankrijk als een grote tekortkoming wordt ervaren, geniet zijn

goedkeuring. De raadkamer, die als absolute buitenstander over de regeling der rechtspleging moet

beslissen, heeft niet dezelfde affiniteit met de zaak als de onderzoeksrechter zelf. Hij ziet niet in

waarom hij als onderzoeksrechter niet zelf zou kunnen beslissen over het vervolg van de zaak. De

raadkamer laat zich eerder leiden door de verslaggeving van de onderzoeksrechter dan door het

dossier. Uiteraard moet er dan wel een beroepsmogelijkheid zijn bij de kamer van

inbeschuldigingstelling en moet er een oplossing komen voor de voorlopige hechtenis. Substituut-

procureur-generaal T. Freyne daarentegen, zou de raadkamer opnieuw omvormen tot een orgaan

326 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458; R. MERLE en A. VITU, Traité, supra noot 63, 474, nr. 403. 327 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 26-27; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49, (39) 40; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 555, nr. 46. 328 J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, supra noot 320, (244) 244.

Page 72: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

69

waarin drie rechters zetelen, zoals dit oorspronkelijk het geval was. Dit zou haar beslissingen meer

gewicht geven.

In beide landen gaan sinds enige tijd stemmen op om het huidige systeem te verlaten ten

voordele van de rechter van het onderzoek, maar dan ontdaan van een dubbele hoedanigheid.

In België vormt de mini-instructie de voorbode. Sommigen menen dat hiermee een dijkbreuk werd

teweeggebracht in het stelsel van de dwangmaatregelen, anderen denken dat er hoogstens sprake is van

een klein lek. Een lek dat overigens onmiddellijk wordt gedicht door de mogelijkheid van de

onderzoeksrechter om de zaak te evoceren. Bovendien blijven de zwaarste dwangmaatregelen behoren

tot het exclusief domein van de onderzoeksrechter. Dit bewijst dat de wetgever nog steeds het volste

vertrouwen heeft in de onderzoeksrechter en hem als de beste waarborg beschouwt.329

In Frankrijk, waar nieuwe voorstellen telkens de opsporingsbevoegdheid beperken, evolueert men met

de juge des libertés et de la détention merkwaardig genoeg in een omgekeerde richting. De

doorgevoerde hervormingen ontnemen de onderzoeksrechter almaar meer rechterlijke bevoegdheden

en maken van hem eerder een eenvoudig onderzoeker.330

Het valt niet te ontkennen dat de onderzoeksrechter, vooral op korte termijn, uitgebreide

bevoegdheden heeft. Die moet hij volgens mij ook behouden. Zoals eerste-advocaat-generaal Bosch

destijds aanhaalde in zijn mercuriale van 1882, staat de onderzoeksrechter met weinig of quasi geen

informatie oog in oog met de verdachte die het onmetelijke voordeel heeft te weten wat de rechter niet

weet en dus zijn houding en strategie hierop kan afstemmen.331 Een reden te meer om de wettelijke

bevoegdheid van de onderzoeksmagistraat niet te verzwakken of the ondermijnen.

Deze uitgebreide bevoegdheden zijn vandaag weliswaar begrensd.

6) Rechten van verdediging

Een blik op de geschiedenis van België en Frankrijk toont aan dat het inquisitoir

vooronderzoek door de jaren heen almaar liberaler is geworden. De wetgever van 1808 had duidelijk

een groot vertrouwen in de onderzoeksrechter en heeft zich niet bekommerd om eventuele excessen

van zijn uitgebreide macht. Dit blindelings vertrouwen heeft wel plaats moeten maken voor een

grotere aandacht voor de rechtsbescherming van de verdachte. Talrijke hervormingen verbeteren de

rechtspositie van de verdachte en van de burgerlijke partij aanzienlijk. Uiteraard is een volwaardige

tegensprekelijke procedure zoals die bestaat in de Angelsaksische landen nog veraf, maar het gaat wel

degelijk die richting uit. Deze evolutie naar een meer accusatoir getinte procedure zou haar

rechtvaardiging vinden in de rechten van verdediging. Een onderzoeksrechter zou te veel bewijzen à 329 K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49, (39) 41. 330 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 311, (19) 19, nr. 2. 331 J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, supra noot 188, (1) 16.

Page 73: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

70

charge opsporen, terwijl de verdachte in het model van de rechter van het onderzoek, een

vorderingsrecht zou hebben ten aanzien van deze magistraat, wat zijn rechtspositie zou verbeteren.332

Het lijkt absurd om vanuit deze overweging de bevoegdheden van de onderzoeksrechter over

te willen hevelen naar de procureur, in plaats van de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter te

verstevigen. Het is net de onderzoeksrechter die garant staat voor een eerlijk verloop van de

strafprocedure. Door aan het parket ook de leiding van het onderzoek toe te vertrouwen zou het een

uiterst machtige tegenstrever worden.333 Een rechter van het onderzoek oefent wel toezicht uit maar hij

kan niet ambtshalve optreden, zodat de verdachte zelf een actieve rol moet spelen. Dit dreigt

aanleiding te geven tot ‘klassenjustitie’334 want enkel kapitaalkrachtige verdachten hebben voldoende

financiële middelen om de uitgaven voor tegenonderzoeken te bekostigen. De staat zal onvermijdelijk

een mechanisme moeten ontwikkelen om bij te dragen in de juridische kosten om de verdediging

mogelijk te maken en het systeem te laten functioneren.335

Met het behoud van de huidige procedure kan de uitbreiding van de tegenspraak zelfs een

positieve evolutie betekenen. In tegenstelling tot wat men op het eerste gezicht zou denken, kan het

vooronderzoek sneller, efficiënter en zekerder verlopen door de partijen er werkelijk bij te betrekken.

De eerste dagen zijn ontzettend belangrijk want dan wordt de basis gelegd van het dossier en worden

de grote lijnen uitgestippeld. Het onderzoek zou dus aan kwaliteit winnen door een debat mogelijk te

maken in het begin van het onderzoek.

Paradoxaal genoeg kan een groter respect voor de tegenspraak het onderzoek sneller laten verlopen.

Nu bijvoorbeeld, is de tegenexpertise de oorzaak van de overschrijding van de redelijke termijn. Het

zou beter zijn om alle partijen te betrekken van bij de aanstelling van de deskundige. Er zouden ook

minder dilatoire verzoeken op het einde van het onderzoek volgen. Een grotere tegenspraak leidt

bovendien tot responsabilisering van de partijen.336

Substituut-procureur-generaal T. Freyne is een absolute voorstander van een grotere tegenspraak. Hoe

vroeger de tegenspraak in het vooronderzoek aan bod komt, hoe kwaliteitsvoller het strafrechtelijk

vooronderzoek zal zijn. Tijdens de opbouw van het dossier moet iedereen zijn zegje kunnen doen. Dit

mag weliswaar niet leiden tot oeverloze vertragingsmanoeuvres. In dit opzicht pleit hij voor de

afschaffing van de regeling der rechtspleging, om de vertraging van het vooronderzoek te

ondervangen. 332 G. LEVASSEUR, “Vers une procédure d’instruction contradictoire”, Rev.sc.crim. 1959, (297) 297-299; C. VAN

DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 577-578; R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 539-540, nr. 25. 333 M. CALEB, “Considérations sur le nouveau projet de Code d’Instruction criminelle”, Rev.sc.crim. 1952, (19) 24 (Hierna afgekort: M. CALEB, “Considérations”). 334 Het Amerikaanse systeem draagt reeds deze stempel. 335 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, supra noot 46, 578. 336 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 905.

Page 74: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

71

S. Clément Mazetier en S. Portelli menen dat de rechten van de verdachte en van het openbaar

ministerie absoluut in evenwicht moeten zijn. Het openbaar ministerie mag op geen enkele wijze

worden geprivilegieerd.337

Al zijn de rechten van verdediging noodzakelijk om van een democratie te kunnen spreken, men mag

om verschillende redenen niet aan het evenwicht voorbij gaan. Vooreerst weet de onderzoeksrechter

beter dan wie ook dat onschuldigen moeten worden vrijgelaten, maar ook dat schuldigen moeten

worden gevat. Een schuldige die door de onkunde of nalatigheid weer op vrije voet komt kan letterlijk

een dodelijke fout zijn.338 Aldus wijst J. Pradel er op dat er toch een uiterst minimale ongelijkheid,

maar toch een ongelijkheid, moet blijven bestaan tussen de rechten van het openbaar ministerie en die

van andere partijen, omdat anders het sociaal belang zou worden miskend.339 Daarnaast kan de

verworvenheid van de rechten van verdediging er onrechtstreeks toe leiden dat de onderzoeksrechter al

maar meer naar de achtergrond verdwijnt. Het beschermingsstatuut heeft tot gevolg dat het parket

minder snel zijn toevlucht zal nemen tot de onderzoeksrechter, aangezien de verdediging van de

verdachte veel minder betekenis heeft in een eenvoudig politioneel onderzoek. Bijgevolg kan de

uitbreiding van de rechten van verdediging er uiteindelijk net toe leiden dat de verdachte minder

rechten geniet.340

Voorts mogen we niet vergeten dat aan de basis van onze procedure nog steeds een heel

andere procesfilosofie ligt dan bij een volwaardig accusatoire procedure, zelfs al zouden we de

onderzoeksrechter herleiden tot een rechter van het onderzoek. In ons stelsel ligt de leiding bij de

onafhankelijke magistratuur die de zaak onderzoekt met het oog op de waarheidsvinding. In dergelijke

procedure is de gelijkheid der wapens minder nodig dan in de accusatoire procedure, waar de

verdediging er alleen voor staat. Door in ons processysteem aan de verdachte te veel rechten te

verlenen, zou hij het vooronderzoek kunnen dwarsbomen en de procedure vertragen341.342

Dit is wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al te vaak vergeet wanneer het ons

aanspoort de tegenspraak uit te breiden in het licht van de mensenrechten. Substituut-procureur-

generaal bepleit een grotere tegenspraak net vanuit het bestaan van een onafhankelijke

337 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 905. 338 Uiteraard kan de onderzoeksrechter zich vergissen, hij is immers ook maar een mens. Vandaar de noodzaak dat onderzoeksgerechten evenals het openbaar ministerie, de verdediging en de burgerlijke partij, met een kritisch oog waken over het werk van de onderzoeksrechter: J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, supra noot 188, (1) 15; J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, supra noot 181, (72) 72-73. 339 Dit staat ook in het rapport van de Commission Justice pénale et droits de l’homme: “égalité des armes absolue n’est ni réalisable, ni peut-être souhaitable”: J. PRADEL, “La mise en état”, supra noot 208, (301) 301. 340 E. MATHIAS en M.-C. SORDINO, Droit, supra noot 70, 216. 341 Hieruit blijkt het belang van het evenwichtspunt. Een uitbreiding van de tegenspraak kan het strafrechtelijk vooronderzoek versnellen, maar eens dit cruciale punt voorbij zal zij de strafprocedure vertragen. 342 J. PRADEL, “Observations brèves sur une loi à refaire (à propos de la loi du 4 janvier 1993 sur la procédure pénale)”, D. 1993, Chron. 10, (39) 39 (Hierna afgekort: “Obesrvations brèves”).

Page 75: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

72

onderzoeksrechter in onze procedure. Een onderzoeksrechter moet de tegenspraak toelaten precies

omdat het zijn taak is om extra kwaliteit aan het dossier te geven en de waarheid te achterhalen.

“Geef kwaliteit aan het strafdossier door tegenspraak”, aldus substituut-procureur-generaal

T. Freyne. Zo zou ook het opsporingsonderzoek een tegensprekelijk karakter moeten krijgen. Het

opsporingsonderzoek is vooralsnog volledig inquisitoir zodat de vraag rijst of dit geen problemen

geeft in het licht van het gelijkheidsbeginsel.

7) Het gelijkheidsbeginsel

Vandaag hebben we te maken met een onderzoeksrechter die totaal overbelast is. Het parket

handelt zo veel mogelijk zaken af via een eenvoudig opsporingsonderzoek. Volgens B. De Smet vormt

niet de ‘ingewikkeldheid’ of de ‘ernst’ van de zaak het criterium voor het starten van een gerechtelijk

onderzoek, maar zijn het eerder formele redenen die bepalen of de onderzoeksrechter de leiding

verwerft, namelijk of er al dan niet dwangmaatregelen vereist zijn. Aldus is de tussenkomst van de

onderzoeksrechter enkel afhankelijk van ‘toevallige factoren’.343

Volgens de voorstanders van een rechter van het onderzoek valt dit moeilijk te rijmen met het

gelijkheidsbeginsel aangezien het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek niet dezelfde

waarborgen bieden. De verdachte zelf kan geen gerechtelijk onderzoek instellen. Hij is hiervoor

afhankelijk van het openbaar ministerie of van de burgerlijke partij.344 Het model van een rechter van

het onderzoek heeft het grote voordeel dat de afhandeling van alle strafzaken volgens eenzelfde

scenario verloopt.

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche noch substituut-procureur-generaal T. Freyne, achten

het ‘tweesporenbeleid’ onverenigbaar met het gelijkheidsbeginsel. Enkel de ‘zwaarste en meest

ingewikkelde’ zaken dienen bij de onderzoeksrechter terecht te komen. Deze grens moet vanuit het

onderzoeksmatige en strategische worden bekeken. De nood aan ingrijpende privacy beperkende

dwangmaatregelen345 hangt samen met de ernst en ingewikkeldheid van de zaak, en de nood aan extra

garanties. Het gaat om een subjectief criterium, een opportuniteitsoverweging van het openbaar

ministerie. Eenvoudige zaken die geen ingrijpende maatregelen vereisen, vergen geen tussenkomst van

de onderzoeksrechter. En als men denkt dat dit het gelijkheidsbeginsel schendt, dan vertrekt men van

343 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 3, nr. 5; B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278 (141) 143-144. 344 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 11. 345 Bij sommige dwangmaatregelen is de aantasting van de privacy niet zodanig groot dat de tussenkomst van een onderzoeksrechter vereist is. Inzake bepaalde dwangmaatregelen is een parketmagistraat even goed geplaatst om de afweging te maken. Er zit echter geen lijn in, bv. bij telefoontap en infiltratie. Deze dwangmaatregelen hebben dezelfde intensiteit en volgens de wet gelden identiek dezelfde voorwaarden. Toch kan een parketmagistraat zelfstandig beslissen om tot infiltratie over te gaan maar niet tot telefoontap (en evenmin tot telefonie): B. DE SMET, “De onderzoeksrechter”, supra noot 288, (9) 16-17.

Page 76: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

73

het verkeerde beeld van het parket, namelijk dat het enkel à charge zou onderzoeken. Eventueel kan

dit het voorwerp uitmaken van richtlijnen van strafrechtelijk beleid.

8) Traditie

Zelfs al heeft de wetgever steeds meer aandacht voor de rechtspositie van de verdachte, en al

zou volgens sommigen de onderzoeksrechter in de praktijk vergleden zijn naar een rechter van het

onderzoek, het inquisitoir karakter ligt nog steeds diep verankerd in onze traditie en gewoonten.

Alleen al om die reden zouden we ons moeten hoeden voor een radicale ommekeer van ons

strafrechtelijk vooronderzoek.346

Stel dat we de overstap naar een nieuw systeem wagen en morgen de onderzoeksrechter

herleiden tot een rechter van het onderzoek, dan is de kous niet af. De stap in de richting van deze

meer accusatoire rechtspleging houdt verregaande implicaties in. Niet alleen moet de rol van de

onderzoeksrechter worden geherdefinieerd, maar moet er ook een herprofilering van het openbaar

ministerie komen. Andere hervormingen die zich opdringen zijn de afschaffing van de raadkamer, de

opheffing van het tegensprekelijk karakter van het onderzoek en de gedeeltelijke opheffing van het

geheim karakter.347

De impact van een dergelijke ommezwaai valt niet te onderschatten. Alle actoren in de procedure

zullen zich ernstig moeten heroriënteren. Om te beginnen het parket. Zoals reeds opgemerkt, is het

parket nu reeds overbevraagd. De burger en hun advocaten zijn hier evenmin op voorbereid. Niet

alleen rijzen er op financieel vlak vragen, maar ook bij de manier van procederen. Het zal voor hen

een grote aanpassing vergen om een enerzijds een actieve rol op te nemen, en anderzijds vertrouwd te

geraken met rechtsfiguren zoals de cross examination348, de guilty of not guilty plea349 en

samenhangend met dit laatste, de plea bargaining.350 Daarnaast moet er een nieuw bewijssysteem zijn

intrede vinden.

Bij een dergelijke diepgaande hervorming zouden er dus een aantal belangrijke aspecten zijn die niet

in de geest van ons continentaal strafprocesrecht passen. Deze ongemakken zijn niet te verwaarlozen.

Daarom is het aangewezen om eerst onze eigen instellingen correct te waarderen en desnoods op te

waarderen. We zijn zodanig verblind door de schijnbare voordelen dat we de nadelen miskennen.351

346 M. CALEB, “Considérations”, supra noot 333, (19) 24; M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458. 347 R. VERSTRAETEN, “Enige bedenkingen”, supra noot 12, (526) 554, nr. 45. 348 Dit betekent in het Nederlands ‘kruisverhoor’. 349 Dit betekent in het Nederland ‘schuldig’ of ‘niet schuldig’ pleiten. 350 De verdachte heeft de mogelijkheid om ‘schuldig’ te pleiten in ruil voor een lagere straf. 351 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209 nr. 3458.

Page 77: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

74

Uit tal van hervormingsspogingen is gebleken hoezeer het huidige systeem is vastgeroest. Na

elk hervormingsdebat wordt de traditionele sleutelrol van de onderzoeksrechter herbevestigd. Dat zegt

al iets. Commissies bemand met deskundigen komen na een grondige reflectie blijkbaar telkens tot de

vaststelling dat het fout zou zijn om de onderzoeksrechter uit het vooronderzoek te bannen.352

Trouwens, niet alleen de specialisten, maar ook de modale burger moet je in het verhaal meekrijgen.

Vooral in Frankrijk zal de afschaffing van de onderzoeksrechter nooit de goedkeuring van het grote

publiek wegdragen. De populariteit van de onderzoeksrechters is daar fel toegenomen door enkele

vooraanstaande figuren aan te pakken die tot op heden onaantastbaar leken. Dit blijkt uit de

verschillende manifestaties die het afgelopen jaar voor het Justitiepaleis in Parijs plaatsgrepen. De

politici kunnen zich dus beter onthouden van grote hervormingen en doen er beter aan duidelijke

wetten te stemmen, niet om de onderzoeksrechters af te remmen, maar om een duidelijk kader te

scheppen en regels in te voeren ter bescherming van de individuele vrijheden.353

F. Ringelheim acht de traditie en de psychologie van de bevolking een uiterst zwak argument

tegen de omvorming naar een accusatoir systeem en haalt een citaat van Erasmus aan: “L’habitude est

un tyran si absolu qu’il n’est permis à nul être de changer ce qui a été admis.” De auteur verwijst

hiervoor naar de andere Europese landen die de stap naar een meer accusatoir procesmodel hebben

gewaagd.354

9) België en Frankrijk hinken achterop

In Europa hebben de meeste landen de figuur van de onderzoeksrechter verlaten. De

verschillende wetgevers hebben hem radicaal afgeschaft of minstens zijn bevoegdheden drastisch

ingeperkt. Daarnaast zijn strafprocedures voor internationale instanties altijd geënt op een accusatoir

processchema. Ook de internationale samenwerking in strafzaken gebeurt steeds vaker op basis van

‘modelprocedures’. Voorts dringt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er op aan om de

strafprocedure meer tegensprekelijk te maken. Kan de onderzoeksrechter in deze context zijn positie

handhaven?355

Directeur-generaal bij de Federale Gerechtelijke Politie F. Verspeelt, beschouwt dit gegeven

als een indicatie dat de figuur van de onderzoeksrechter voorbijgestreefd is. Bijna nergens in Europa is

de figuur van de onderzoeksrechter nog zo prominent aanwezig als in België en Frankrijk.

352 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 19-20; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49, (39) 39. 353 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 904. 354 F. RINGELHEIM, “Le juge d’instruction”, supra noot 298, (927) 927. 355 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 10.

Page 78: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

75

Maar dit is een zeer fragiel argument. Zoals reeds hoger uiteengezet is voorzichtigheid geboden bij het

overnemen van vreemde instellingen. Een hervorming die slaagt in het buitenland, vormt geen garantie

dat deze ook bij ons succes zal kennen. Bovendien leidden de hervormingen niet eens tot de verhoopte

tevredenheid. De Italianen reageren nog steeds verdeeld over hun gekozen pad. Zoals in de

Angelsaksische procedure, moet de verdachte in Italië een eigen onderzoek voeren om voldoende

tegengewicht te kunnen bieden. Helaas zijn minder gegoede verdachten niet in staat om op deze

manier te procederen. Uit de praktijk blijkt dat advocaten van minder welgestelde verdachten geen

initiatief nemen tot een opsporingsonderzoek, maar dat zij eerder een akkoord proberen te sluiten met

het openbaar ministerie voor strafvermindering. In Duitsland stelt men vast dat de procureur enkel

tussenkomt in ernstige en delicate zaken. De politie bekleedt een machtspositie en dit komt de

kwaliteit van het vooronderzoek geenszins ten goede. De politie staat zodanig onder druk om de

criminaliteit te bestrijden dat zij vaak geneigd zijn om enkel à charge te onderzoeken.356

Uit de ervaring van andere landen kunnen we bijgevolg beter onze lessen trekken in plaats van per se

dezelfde kant te willen opgaan. Bovendien is het net in die landen waar een accusatoir systeem in

voege is, dat de juridische dwalingen en disfuncties in de gerechtelijke onderzoeken het hoogst

oplopen. Overigens heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het principe van de

onderzoeksrechter niet willen veroordelen op voorwaarde dat het om een tegensprekelijke procedure

gaat. Het hof ziet alleen over het hoofd dat de tegenspraak niet in dezelfde mate nodig is omdat de

inquisitoire procedure op een andere manier waarborgen biedt.357

10) De onderzoeksrechter als zwart schaap

Al valt er iets te zeggen voor de rechter van het onderzoek vanuit het oogpunt van grotere

objectiviteit en onafhankelijkheid, het blijft twijfelachtig of dit systeem meer kwaliteit en een grotere

efficiëntie te brengen. Zowel in België als in Frankrijk komt minder dan tien procent van alle

strafzaken bij de onderzoeksrechter terecht. Dan nog beweert men dat het gerechtelijk vooronderzoek

de basis is van alle gerechtelijke dwalingen.358 De zaak Outreau was een weliswaar bedroevend maar

toch alleenstaand voorval. Het doet helaas alle andere geslaagde onderzoeken vergeten, terwijl die

zelfs met minder garanties werden gevoerd.359

Het is onbegrijpelijk dat de schuld van Outreau in de schoenen van één persoon wordt

geschoven. Maar liefst 63 magistraten hebben zich over het dossier gebogen en geen enkele heeft de

356 B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 15. 357 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 48; J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, supra noot 320, (244) 244-245. 358 C. GUERY, “Le juge d’instruction et le voleur des pommes: pour une réforme de la constitution de partie civile”, D. 2003, Chron. 23”, (1575) 1575 (Hierna afgekort: C. GUERY, “Le juge d’instruction et le voleur des pommes”). 359 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 311, (19) 20, nr 5.

Page 79: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

76

blunders opgemerkt.360 Wanneer men democratische buffers inbouwt, is het wel de bedoeling dat zij

functioneren. Het gehele systeem faalt derhalve omdat niet iedereen zijn verantwoordelijkheid neermt.

De zaak Outreau in Frankrijk is het ongelukkig resultaat van talrijke disfuncties in de dagelijkse

werking van het gerecht.361 En toch is de onderzoeksrechter de magistraat die alle klappen krijgt. De

verwijten die men naar zijn hoofd slingert zijn de weerspiegeling van de identiteitscrisis van de

magistratuur in het algemeen en van alle wantoestanden binnen justitie in het bijzonder.362 In dit

verband spelen ook de media een grote rol. De onderzoeksrechter is de magistraat die het meest in de

kijker loopt en vaak met de zaak geïdentificeerd wordt.

11) Collegialiteit

De verscheidenheid in de hervormingsvoorstellen kent geen grenzen. Zij gaan van de

afschaffing van de onderzoeksrechter tot een collegiaal orgaan van drie onderzoeksrechters. Zelfs

binnen een hervormingsproject dat de afschaffing van de onderzoeksrechter voorzag, was er een

afwijkende mening die een zekere vorm van collegialiteit voorstelde.363 Vanuit de bekommernis van

de ‘eenzaamheid’ van de onderzoeksrechter vormt dit vooral in Frankrijk een vaak terugkerend thema

in het hervormingsdebat. De verantwoordelijkheid die nu op de schouders van de onderzoeksrechter

rust, zou te zwaar om dragen zijn voor één man.

“… les équipes de juges d’instruction – leur cosaisine – sont l’une des voies de l’avenir.”,

aldus J. Pradel.364 Theoretisch lijkt de collegialiteit een superieur idee. De ratio is het risico op

gerechtelijke dwalingen uitsluiten via teamwork. Op die manier kan de onderzoeksrechter als het ware

ook collectief tot de actie overgaan, net zoals zijn collega’s van het parket. Fouten en nalatigheden

zouden moeilijker ontsnappen aan het nauwlettend oog van meerdere magistraten dan aan dat van een

alleenzetelende onderzoeksrechter.365 Bovendien zou een collegiale kamer het isolement, de

onervarenheid en het eventuele gebrek aan gezond verstand van bepaalde onderzoeksrechters

ondervangen.366

Het instituut van de onderzoeksrechter collegiaal maken is enkel gerechtvaardigd indien de

kwaliteit, en dus het moreel gezag, van beslissingen evenredig is met het aantal mensen dat mee

360 www.24heures.ch/actu/affaire-outreau-sarkozy-veut-peau-petit-juge-burgaud-2009-02-01. 361 D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 333. 362 F. GUICHARD, “A propos d’une schizophrénie…”, supra noot 322, (821) 821-822. 363

H. JUNG, “Vers un nouveau modèle”, supra noot 208, (526) 534; P. WAQUET, “Réflexion”, supra noot 208, (518) 520. 364 J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, supra noot 320, (244) 245. 365 D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 334. 366 A. DAMIEN, “À propos de la réforme”, supra noot 199, (566) 566.

Page 80: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

77

beslist. C. Guéry meent alvast niet dat, alleen omdat meerdere magistraten de zaak onderzoeken,

gerechtelijke vergissingen worden vermeden.367

Daarnaast zijn er andere bezwaren tegen de collegialiteit in te brengen. Vooreerst hebben de

rechtbanken eenvoudigweg niet de capaciteit om verschillende onderzoeksrechters in een college te

groeperen. Geen enkele hervorming die in het verleden de collegialiteit wilde installeren, heeft dit in

overweging genomen. Zij waren dus bij voorbaat gedoemd tot mislukken. Om de collegialiteit ten

uitvoer te kunnen brengen, is een massale rekrutering van magistraten vereist. Maar het is niet

eenvoudig om plots het magistratenkorps drastisch uit te breiden. Een hervorming onderwerpen aan

een grotere rekrutering zal hoe dan ook falen. Men moet denken in constanten en de omvang van het

huidige magistratenkorps is een constant gegeven.368

Een andere hinderpaal is de kunst om de ‘juiste’ mensen samen te zetten. Opdat collegialiteit zou

werken moet er een groot vertrouwen en wederzijds respect zijn onder de leden van het college. Maar

als het college samengesteld is uit magistraten met eenzelfde zienswijze, dan gaat net het voordeel van

de collegialiteit, namelijk een veelheid aan inzichten, verloren. Een andere mogelijkheid is het oordeel

van de voorzitter van het college te laten domineren. Maar dan rijst de vraag wat het nut is van de twee

bijzitters.369

Verder lijkt het onderzoek door een collegiaal orgaan niet proportioneel als het gaat om eenvoudige

dossiers.

Het is ook tegenstrijdig met de idee om justitie dichter bij de burger te brengen. De Franse pôles, die

tot op heden weliswaar niet in werking zijn getreden, hebben als effect dat de rechter nog verder van

de burger af staat.

Daarnaast rijzen ook vragen van praktische aard. Er moet soms heel snel, meervoudig en vaak op het

laatste moment worden opgetreden. Ook al zou de collegialiteit beperkt zijn tot de belangrijkste

beslissingen, zal het niet gemakkelijk zijn om ‘eenvoudige’ beslissingen te onderscheiden van

‘complexere’ beslissingen. Het onderzoek is immers één geheel, waarbij elke onderzoeksdaad een

essentieel element is dat samenhangt met de rest. Bovendien zullen de bijzitters het dossier niet

voldoende beheersen wanneer zij bij ‘complexe’ beslissingen moeten tussenkomen. Voorts zal er ook

aan doeltreffendheid worden ingeboet. Het onderzoek vereist een zekere soepelheid wat niet mogelijk

is in het kader van een college.370

367 J.-P., BAUVE, “Le juge d’instruction en question”, supra noot 162, (334) 334; M. GARREC, “La juridiction”, supra noot 284, nr. 3266; C. GUERY, “J’instruisais, tu instruisais… Nous instruisons”, AJ Pénal 2006, Dossier, (340) 340-341 (C. GUERY, “J’instruisais”); D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 334-335. 368 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 902. 369 C. GUERY, “J’instruisais”, supra noot 367, (340) 343; D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 335. 370 D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 324, (333) 334; D. PERIER-DAVILLE, “Le projet”, supra noot 206, (552) 554.

Page 81: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

78

Ten slotte lijkt de collegialiteit ook niet verenigbaar met het vermoeden van onschuld. Een beslissing

van drie rechters heeft al heel wat gewicht terwijl er nog niet eens een beslissing ten gronde is.371

De collegialiteit lijkt bijgevolg eerder bescherming te bieden ten aanzien van de

onderzoeksrechter zelf dan ten aanzien van juridische fiasco’s zoals Outreau. Gerechtelijke

vergissingen zullen niet plots verdwijnen door de zaak aan een collegiale kamer voor te leggen. De

individuele onderzoeksrechters zullen wel minder in de schijnwerpers komen wanneer met drie

magistraten geoordeeld wordt. De visie van één rechter kan sneller aan kritiek bloot staan, terwijl een

visie die verdedigd wordt door drie rechters toch een heel andere dimensie krijgt. Die beslissingen

hebben in principe meer gewicht.372

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche vindt een collegiale onderzoeksinstantie pure

waanzin. Hij meent dat een collegiale formatie perfect geplaatst is om over de schuldvraag te oordelen.

Zo’n instantie zou zelfs een meerwaarde kunnen betekenen, maar het zou onmogelijk zijn om een

gemeenschappelijke strategie op te stellen met drie rechters. Door het individualistische karakter van

elke onderzoeksrechter zou een college onmogelijk goed kunnen functioneren. En zelfs als het er enkel

om zou gaan om de rechterlijke functie collegiaal te maken, dan nog zou het een onmogelijke opdracht

zijn om de juiste mensen te laten samenwerken.373 Wat daarentegen wel mogelijk is, is om met

collega’s van gedachten te wisselen. Dit kan tot nieuwe inzichten leiden en in sommige complexere

zaken is dit zelfs ten zeerste aangewezen. Maar in feite is zo’n collegiale kamer organisatorisch gezien

onhaalbaar. “Enkel een siamese tweeling kan één en hetzelfde dossier lezen”, aldus onderzoeksrechter

D. Van den Bossche.

Merkwaardig genoeg meent substituut-procureur-generaal T. Freyne, die spreekt vanuit zijn ervaring

als gewezen onderzoeksrechter gespecialiseerd in terrorisme, dat de mogelijkheid die nu bestaat om

terrorisme-zaken aan meerdere onderzoeksrechters toe te vertrouwen, de algemene regel zou moeten

zijn. Collegialiteit blijkt dus wel mogelijk, want het bestaat al. Er is één rechter die het dossier

opvolgt, maar voor een aantal beslissingen kan het nuttig zijn dat meerdere rechters samen beslissen

waardoor de kwestie minder gepersonifieerd wordt. Al is een gestroomlijnde gedachte tussen de

verschillende rechters niet nodig, het is wel noodzakelijk dat zij qua persoonlijkheid met elkaar

overweg kunnen. Daar is dan een essentiële rol weggelegd voor de korpschef.374

371 J. PRADEL, “Observations brèves”, supra noot 342, (39) 39. 372 C. GUERY, “J’instruisais”, supra noot 367, (340) 343. 373 Onderzoeksrechter D. Van den Bossche wijst er op dat dit zelfs aartsmoeilijk is inzake een college dat over de schuld en onschuld oordeelt. Vaak is er een magistraat die het onderspit moet delven en een vonnis moet tekenen waar hij tegen is omdat de visies heel erg uit elkaar lopen. Op het niveau van het onderzoek is dit absoluut onuitvoerbaar omdat men constant beslissingen moet nemen. 374 Substituut-procureur-generaal wijst er op dat de vereiste van ‘kunnen samenwerken’ eigenlijk ook geldt tussen de politie en de onderzoeksrechter.

Page 82: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

79

Toch kan het vooronderzoek, mijn inziens, beter op een andere manier ‘collegiaal’ worden

gemaakt. Het installeren van een dialoog met alle partijen kan de eenzaamheid van de

onderzoeksrechter doorbreken en zo de onderzoeksrechter nieuwe inzichten in de zaak verschaffen.

Tot op heden lijkt voor de onderzoekrechter een dialoog met het parket veel natuurlijker dan een

dialoog met de verdediging. Nochtans zou de onderzoeksrechter evenveel afstand moeten houden ten

aanzien van beide partijen, wil hij werkelijk onpartijdig te zijn. Collectief en permanent overleg met

alle partijen zou bijdragen tot die onpartijdigheid en veel minder kostelijk zijn dan de ‘echte’

collegialiteit.375

De visie die stelt dat een constant overleg tussen de onderzoeksrechter en de procureur de scheiding

van hun rol illusoir zou maken kan, dan niet worden bijgetreden. De ‘vertrouwensrelatie’ tussen de

onderzoeksrechter en het parket, die volgens R. Van de Sompel de onafhankelijkheid aan banden zou

leggen, kan alleen maar worden aangemoedigd.376 De onderzoeksrechter moet inderdaad te allen tijde

zijn onafhankelijkheid bewaren ten aanzien van het parket en de politie en hij mag niet de ‘spiegel’

worden van het parket.377

Of nog, collegialiteit in de zin van ‘teamwork’ met meer medewerkers van het gerecht. Zoals

reeds gezegd, is een plotse toestroom van rechters niet realistisch, maar ter ondersteuning kunnen wel

meer medewerkers komen. Dit zou de overbelasting van de onderzoeksrechter gedeeltelijk

tegengaan.378

12) De overbelaste onderzoeksrechter

Voorstanders van een rechter van het onderzoek bepleiten dit model vaak vanuit de invalshoek

van de overdreven werklast van de onderzoeksrechter. Zijn dubbele taak als speurder en rechter zou

materieel te zwaar zijn voor één persoon. Dat leidt tot een overdreven delegatie van

onderzoeksopdrachten enerzijds, en een verwaarlozing van zijn rechterlijke functie anderzijds.

Daarom zou een herverdeling van functies, waarbij het parket de opsporingsfunctie verwerft, de

onderzoeksrechter gedeeltelijk ontlasten en kan hij al zijn aandacht richten op zijn rechterlijke functie.

De onafhankelijke en neutrale beoordeling komt dan toe aan een minder overbelaste rechter, wat de

kwaliteit van zijn oordeel ten goede zou komen.379

Dit lijkt logisch, maar merkwaardig genoeg zal dit het tegenovergestelde effect hebben. De

rechter van het onderzoek die slechts punctueel tussenkomt, zal meer tijd nodig hebben dan de

375 D. LEGRAND, “Regard critique”, supra noot 314, (333) 334-335. 376 R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”, supra noot 49, (47) 51. 377 J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, supra noot 188, (1) 9. 378 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 905. 379 R. VAN DE SOMPEL, “Woord en wederwoord”, supra noot 49, (47) 49.

Page 83: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

80

onderzoeksrechter om zich in het dossier te verdiepen. Hij zal overigens nooit dezelfde affiniteit

krijgen met de zaak.

Eerder dan een deel van zijn essentiële bevoegdheden over te hevelen naar andere organen, zou hij

zich opnieuw moeten kunnen concentreren op zijn kerntaak. Het opsporen maakt daar een essentieel

deel van uit. Om dit te verwezenlijken moeten er meer magistraten komen en moet het

‘tweesporenbeleid’ op een doorgedreven wijze toegepast worden. Door enkel de heel belangrijke

zaken aan de onderzoeksrechter voor te behouden, krijgt hij de tijd om daadwerkelijk de leiding te

nemen en aldus de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te garanderen. Het gerechtelijk onderzoek is

een uitzonderlijke ‘luxe’ die moet worden voorbehouden aan de meest ernstige en complexe zaken.380

Er moet een oplossing komen voor de klacht met burgerlijke partijstelling want die ingreep maakt een

strafrechtelijk beleid onmogelijk. Daarnaast heeft de onderzoeksrechter dringend nood aan een

gestructureerde ondersteuning. Daar waar de politie een professionele structuur heeft ontwikkeld, staat

de onderzoeksrechter nog in de kinderschoenen.

13) De gewetensvolle onderzoeksrechter

J. Michaud wijst op de gelijkenis tussen de onderzoeksrechter en de procureur. De eerste is

een magistraat van de zetel die in volle onafhankelijk beslist, terwijl de laatste als staande magistraat

tot een gehiërarchiseerd korps behoort en de maatschappij vertegenwoordigt. Daarbuiten genoten zij

dezelfde opleiding en is de uiteindelijke richting van hun carrière vaak aan toeval te wijten. De

onderzoeksrechter en de procureur zijn er voor gemaakt om elkaar te begrijpen en, al hanteren zij

tegenovergestelde middelen, elkaar terug te vinden in hetzelfde doel: respect voor de wet, de

bekommernis om gerechtigheid, de zorg om de openbare orde en het bewustzijn over de

opportuniteit.381 Bijgevolg zijn beiden beslist even kundig om het onderzoek onpartijdig te leiden.

Door de institutionele waarborgen die functie van de onderzoeksrechter omkaderen, zit het misschien

toch meer in de genen van het parket om enkel à charge te werken.

Om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de onderzoeksrechter te garanderen, kan de

wet talrijke institutionele waarborgen inlassen. Maar juridische waarborgen dat de onderzoeksrechter

met de nodige vaardigheden gewapend is, biedt de wet helaas niet. Objectiviteit is immers een

persoongebonden eigenschap. Om het met de woorden van substituut-procureur-generaal T. Freyne te

zeggen: “Sommige onderzoeksrechters zijn nu eenmaal ‘stempelmachines’ waarbij de politie op een

knop moet drukken om te krijgen wat het wil. Maar anderen zijn zich bewust van het belang van hun

rol en streven naar een evenwichtige omgang met de verschillende grondrechten.”

380 J. PRADEL, “Haro sur le juge d’instruction!”, supra noot 320, (244) 244-245. 381 J. MICHAUD, “Le juge d’instruction et le procureur de la république”, Rev.sc.crim. 1977, (903) 903-907.

Page 84: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

81

Het feit dat de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek op zich neemt, garandeert dus nog niet

dat de burger goed wordt beschermd. Onpartijdigheid en bekwaamheid om leiding te geven zijn geen

eigenschappen die automatisch gekoppeld zijn aan een rechterlijk ambt, maar opgaven die de

onderzoeksrechter steeds opnieuw moet verwezenlijken.382

C. Van Camp heeft het uitgebreid over de algemene karaktertrekken die een

onderzoeksrechter noodzakelijkerwijs moet bezitten. De onderzoeksrechter moet uiteraard een stevige

juridische kennis hebben, maar op academisch vlak is dit niet voldoende. Hij moet ook nog een goede

talenkennis bezitten en een aantal elementen van de geneeskunde beheersen. Op nauwgezette en

wetenschappelijke wijze moet hij de plaats en de omstandigheden der feiten (weergesteldheid, uur,

enz. ) bepalen zodanig dat er later geen betwistingen meer kunnen opduiken. De onderzoeksrechter

zelf moet een goede gezondheid en een jeugdige energie hebben. Hij moet een integer, geduldig,

tactvol man zijn, voorzien van de nodige portie moed om af en toe zijn nek uit te steken. Maar de

nadruk dient vooral te liggen op de goedheid en de menselijkheid. Geen enkel menselijk werk heeft

blijvende waarde als het niet werd ingegeven door genegenheid voor de evenmens. Mensenkennis en

het doorzien van de mens is een kunst die niet kan worden aangeleerd. De weg hiertoe is de menselijke

sympathie. Dit geldt niet alleen ten aanzien van de verdachte maar ook ten aanzien van zijn

medewerkende politiebeambten.383

Ook onderzoeksrechter D. Van den Bossche benadrukt dat het uiteindelijk allemaal neerkomt op de

mensen die met het onderzoek bezig zijn, hun inzet en hun geweten. Als de mentaliteit er niet is, dan

maakt het niet uit of het gerechtelijk onderzoek gebeurt onder leiding van een onderzoeksrechter of

een parketmagistraat.

Een structurele hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek is echter niet bij machte om

een einde te stellen aan individuele gebreken van een onderzoeksrechter. Een parketmagistraat zal

geen betere bescherming bieden ten aanzien van deze persoonlijke tekortkomingen. Zoals J. Batigne,

een gewezen onderzoeksrechter, ooit poneerde in zijn boek, “Un juge passe aux aveux”: “La réforme

de structures doivent être accompagnées ou mieux précédées de la réforme des mentalités. Trop

d’entre nous jugent en hommes d’hier des hommes d’aujourd’hui. C’est pourquoi ils jugent mal”.384

Het enige wat de wetgever kan doen wanneer hij de onderzoeksrechter wil handhaven, is hem de

gelegenheid geven om zijn leidinggevende rol waar te maken. Dan is het aan de onderzoeksrechter

zelf om zijn functie behoorlijk uit te voeren.385

382 B. DE SMET, De hervorming, supra noot 46, 438 nr. 791; B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, supra noot 288, (9) 17; P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 3; C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, supra noot 27, 100-101, nr. 170. 383 C. VAN CAMP, De onderzoeksrechter, supra noot 27, 101-104, nr. 170bis. 384 J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, supra noot 188, (1) 17. 385 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 3.

Page 85: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

82

Afdeling 3: Voorstellen

De vaststelling dat de kritiek eerder de weerklank is van de incompetentie van bepaalde

personen dan een kritiek ten gronde op de instelling, betekent niet dat elke hervorming nutteloos is.

Een radicale hervorming die de leiding van het onderzoek aan het parket overdraagt, gecontroleerd

door een rechter van het onderzoek, zal ons niet tegen een nieuw Outreau-avontuur beschermen. Wel

is het aangewezen om met kleine ingrepen een aantal knelpunten in ons systeem te elimineren.386

Het ambt van onderzoeksrechter als een loopbaan beschouwen, zou de onafhankelijkheid van

zijn functie verstevigen. Het zou best kunnen dat de onderzoeksrechter zijn beslissingen rechtstreeks

of onrechtstreeks toetst aan de mogelijke invloed ervan op zijn latere carrière, inzonderheid de

verlenging van zijn mandaat. Het gevaar van een benoeming voor het leven is nochtans niet te

onderschatten. Een onderzoeksrechter die zijn dynamisme en enthousiasme verliest, die niet meer

vooruit geraakt in zijn dossiers en de strafvordering laar verjaren, kan rampzalige gevolgen

teweegbrengen. Met de leeftijd kan hij ook te repressief, of omgekeerd, te laks worden. Het is

bijgevolg noodzakelijk dat de onderzoeksrechter op een soepele manier een einde kan maken aan zijn

aanstelling. Opdat de onderzoeksrechter deze stap gemakkelijker zou zetten, meent F. De Troch, moet

de onderzoeksrechter blijven zetelen in de vonnisgerechten om er geen voeling mee te verliezen. M.

Minnaert daarentegen, vindt dat de onderzoeksrechter zijn aandacht en werktijd ten volle moet

toespitsen op de uitvoering van de eigenlijke functie. Daarnaast moet er een materiële compensatie

zijn voor de onderzoeksrechter die er voor kiest om niet verder op te klimmen in de hiërarchie, maar

de rest van zijn carrière wenst te wijden aan zijn huidig ambt.387

Omwille van de uitgebreide bevoegdheden die met de functie van onderzoeksrechter gepaard

gaan en het belang van zijn rol, moeten toekomstige onderzoeksrechters een gepaste vorming krijgen.

Door cursussen over moderne opsporingstechnieken bij te wonen, en praktische ervaring op te doen in

de vorm van een stage bij de politiediensten, zou de onderzoeksrechter een specifieke deskundigheid

kunnen opbouwen. In België moeten de magistraten die tot het ambt wensen toe te treden een

specifieke opleiding volgen die slechts enkele dagen beslaat. Naar verluidt ervaren zij deze opleiding

als een meerwaarde. Ook zijn er regelmatig vormingsdagen waarbij de onderzoeksrechters hun kennis

verder kunnen verdiepen.388

386 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 311, (19) 19, nr. 2. 387 M. FRANCHIMONT, “Le statut”, supra noot 280, (849) 851; M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 86, (61) 63; F. TROCH, “De onderzoeksrechter”, supra noot 280, (1) 20-21. 388 K. VAN CAUWENBERGHE, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (12) 12; G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 29-30; B. DE SMET, “De wankele positie”, supra noot 278 (141) 155.

Page 86: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

83

Maar het volstaat niet om zoveel mogelijk diploma’s in de wacht te slepen. Een onderzoek leiden vergt

veel meer dan louter theoretische vorming. Aan deze technische en juridische kennis moeten

onmisbare hoedanigheden als ‘mens’ gekoppeld zijn. Zo zijn er uitstekende magistraten die enkel een

diploma in de rechten hebben, maar die wel een serieuze dosis gezond verstand hebben en

gepassioneerd zijn door hun beroep. Levenservaring en mensenkennis zijn essentieel voor een

oordeelkundige uitoefening van het ambt. De onderzoeksrechter komt dagelijks, en veel meer dan

andere magistraten, in contact met doorsnee-burgers.389

Substituut-procureur-generaal T. Freyne pleit voor meer aandacht voor een psychologische screening

bij de aanstelling van onderzoeksrchters, maar ook van magistraten in het algemeen. Enkel

evenwichtige personen die kunnen en durven beslissen mogen een dergelijke fundamentele rol

vervullen.

Helaas worden al te vaak zeer jonge en onervaren magistraten aangesteld. De anciënniteit

optrekken lijkt een eenvoudige oplossing, maar uiteindelijk zal dit nog meer problemen met zich

meebrengen. Er zijn nu reeds te weinig kandidaten om de functie uit te oefenen, zodat G. Van Hees en

P. Ponsaers zelfs over ‘Chinese vrijwilligers’ spreken. Door de leeftijd op te trekken zullen er niet

meer kandidaten met ervaring opduiken, zelfs niet door hen een grotere financiële vergoeding toe te

kennen. Bovendien is een verschil in behandeling tussen onderzoeksrechters en andere magistraten

van gelijke graad niet te verantwoorden. De graad van deze rechters optrekken betekent dat de graad

van hun hiërarchische meerdere eveneens moet worden opgetrokken. Het carrièresysteem moet dus in

zijn geheel worden herdacht. Ofwel moet de materiële situatie van de magistratuur in het algemeen

verbeteren. Dit is dan weer budgettair onhaalbaar.390

Het is overigens onmogelijk om aan te tonen dat er een rechtstreeks verband zou zijn tussen

competentie en leeftijd. Er zijn heel wat jonge onderzoeksrechters die hun functie wel naar behoren

uitvoeren. En omgekeerd, een ervaren magistraat die aan het einde van zijn carrière zit kan

onomkeerbare fouten begaan.391 Misschien moet er gewoon meer aandacht gaan naar een gepaste

inwerkperiode zodat de magistraat zich beter kan voorbereiden op de zware taak die hem te wachten

staat. En dit niet alleen met betrekking tot de lopende dossiers392, maar met betrekking tot het ambt in

het algemeen.393

Onderzoeksrechter D. Van den Bossche meent dat het toelatingsexamen tot de magistratuur zinloos is.

Het is een hoofdzakelijk juridisch examen terwijl een diploma rechten het toch aannemelijk maakt dat 389 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 4; M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 86, (61) 62-63. 390 J.-P. BAUVE, “Le juge d’instruction en question”, supra noot 162, (334) 344; G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 29. 391 M. DORWLING-CARTER, “Faut-il supprimer”, supra noot 209, nr. 3458. 392 Het was niet bepaald doordacht om de zaak Dutroux, na het gedwongen vertrek van onderzoeksrechter J.-M. Connerotte, over te dragen aan onderzoeksrechter J. Langlois, een absolute beginner. De zaak Dutroux was zijn eerste onderzoek: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zaak_Dutroux. 393 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 30.

Page 87: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

84

de kandidaat voldoende juridische kennis heeft. De gerechtelijke stage daarentegen, geeft de

nieuweling de mogelijkheid om ervaring op te doen. Juridische kennis is niet het belangrijkste, maar

wel mensenkennis en de capaciteit om te communiceren met alle actoren binnen de strafprocedure,

maar vooral met de verdachte. “Als morgen een verdachte binnenwandelt, en ik ben niet in staat om

met hem een gesprek te voeren, dan maakt het niet uit of hij schuldig is of niet. Wie is er dan de

schuldige? Ik.”, aldus onderzoeksrechter D. Van den Bossche.

Er werd ook reeds gewezen op het belang van overleg. In de eerste plaats moet er overleg zijn

met de politie en het parket omtrent de onderzoeksstrategie. Een pure gezagsverhouding werkt contra-

productief. Voorts leidt overleg met de verdediging tot een grotere kwaliteit van het onderzoek.

Vandaar het belang van een grotere tegenspraak, en dit in een zo vroeg mogelijk stadium van het

onderzoek. Maar daarnaast pleit substituut-procureur-generaal T. Freyne voor een gestructureerd

arrondissementeel recherche-overleg in aanwezigheid van de onderzoeksrechters. Om dit overleg

gestructureerd te laten verlopen, kan het nuttig zijn om een specifiek orgaan op te richten. Door de

vertegenwoordiging van de onderzoeksrechters binnen dit orgaan zal het hele korps van

onderzoeksrechters eveneens gebonden zijn door richtlijnen van strafrechtelijk beleid. Door hen te

betrekken bij het capaciteitsvraagstuk zullen zij de beperkt beschikbare capaciteit niet meer in de war

kunnen sturen en zijn zij verplicht zich in te schrijven in deze logica.

In dit verband dient gewezen te worden op het probleem van de klacht met burgerlijke

partijstelling. Een groot aantal dossiers komt via deze weg terecht bij de onderzoeksrechter. Met alle

respect voor het slachtoffer, maar vaak is in dit soort zaken de tussenkomst van een onderzoeksrechter

overbodig. In dergelijke eenvoudige zaken zal de onderzoeksrechter geen meerwaarde kunnen

betekenen, maar het slorpt wel al zijn tijd op. De instroom van zaken door klachten met burgerlijke

partijstelling moet worden beperkt om de werklast van de onderzoeksrechter af te remmen. Dit kan

bereikt worden door van het bedrag van de waarborgsom te verhogen. Deze oplossing is helaas sociaal

onrechtvaardig en dus absoluut onaanvaardbaar. De ratio achter de klacht met burgerlijke partijstelling

is de burger de mogelijkheid bieden met een gerechtvaardigde klacht naar een magistraat te stappen als

het openbaar ministerie er geen gehoor aan geeft. Het is de rechterlijke macht die moet kunnen blijven

oordelen over de ontvankelijkheid van een klacht, ongeacht of de respectieve kosten en baten in het

management van het onderzoek passen. Zoniet dreigen willekeur en invloed het gehele systeem te

kelderen.394

394 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 46-47; C. GUERY, “Le juge d’instruction et le voleur des pommes”, supra noot 358, (1575) 1575.

Page 88: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

85

De mogelijkheid van het slachtoffer om partij te zijn in de strafprocedure is geen universeel

gegeven.395 Het recht van het slachtoffer om de strafvordering op gang te trekken is evenmin terug te

vinden in artikel 6 §1 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens.396 Bovendien is deze

mogelijkheid niet voorzien in internationale procedures, uitgezonderd bij het Internationaal Strafhof.

Er is dus niets ‘natuurlijk’ aan het recht van dit slachtoffer.397

Directeur-generaal bij de Gerechtelijke Federale Politie F. Verspeelt, is van mening dat de

mogelijkheid tot klacht met burgerlijke partijstelling zonder meer moet verdwijnen. Volgens hem zijn

het vaak weinig interessante zaken waardoor veel kostbare tijd verloren gaat. Er zijn ook te veel

misbruiken en dat doorkruist het strafrechtelijk beleidsplan van hogerhand.

Maar niet iedereen is deze mening toegedaan. Sommige auteurs wijzen er op dat misbruiken van dit

systeem kunnen weggewerkt worden door punctuele verbeteringen en dat de mogelijkheid om

beleidsplannen te doorkruisen net het waardevolle is van deze rechtsfiguur. Het vormt een belangrijke

correctie op het beleid van het openbaar ministerie.398

Volgens substituut-procureur-generaal zijn er twee mogelijkheden, namelijk de klacht met burgerlijke

partijstelling eenvoudigweg afschaffen, maar dit acht hij politiek niet mogelijk, ofwel een systeem

waarbij de raadkamer optreedt als filter. Hij bevestigt dat de klacht met burgerlijke partijstelling een

correctie vormt op het beleid van het openbaar ministerie, maar hij voegt daar onmiddellijk aan toe dat

er maar een beperkte capaciteit beschikbaar is, wat onvermijdelijk inhoudt dat iemand keuzes moet

maken rekenig houdende met die capaciteit. Aldus moeten de aller individueelste belangen wijken

voor het algemeen belang. Het optreden van zowel de onderzoeksrechter als van het openbaar

ministerie moeten kaderen in het algemeen belang. Voor de zuiver private belangen bestaan er

burgerlijke procedures. Op het eerste gezicht lijkt het onaanvaardbaar dat de benadeelde in de kou

blijft staan, maar mijn inziens heeft substituut-procureur-generaal T. Freyne hier wel een punt.

Bijkomend moet de werklast van de onderzoeksrechter worden aangepakt via een betere

ondersteuning van de onderzoeksrechter. Hij heeft meer mensen en middelen nodig opdat hij effectief

in staat zou zijn de leiding van het onderzoek op zich te nemen. Geef hem een kantoor met performant

informatica-materiaal, moderne communicatiemiddelen, een griffier, hulp van justitie-assistenten, enz.

395 In de common law is het slachtoffer slechts een getuige. Hij kan enkel een schadevergoeding vragen voor de burgerlijke rechter, al werd dit principe afgezwakt. Bij de landen met een inquisitoire procedure is er een onderscheid tussen deze die het principe van de legaliteit van de strafvordering hanteren en deze met het principe van de opportuniteit. Bij deze eerste lijkt de mogelijkheid voor het slachtoffer om de strafvordering in te stellen nutteloos, maar in deze zienswijze gaat men voorbij aan de realiteit. Ook in deze landen worden sommige zaken zonder gevolg geklasseerd. In Nederland en Duitsland heeft de burger, na een negatieve beslissing van het parket, de mogelijkheid zich te richten tot het hof van beroep. In Italië kan het slachtoffer zich verzetten tegen een buitenvervolgingstelling waarna een rechter na een tegensprekelijk debat beslist. 396 EHRM 29 oktober 1991, nr. 11826/85, Helmers/Zweden, A212-A. 397 C. GUERY, “Le juge d’instruction et le voleur des pommes”, supra noot 358, (1575) 1579-1580. 398 F. HUTSEBAUT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, (19) 22-23; K. VAN CAUWENBERGHE, “De onderzoeksrechter”, supra noot 49, supra noot 293, (12) 12; K. VAN CAUWENBERGHE, “Wat is er eigenlijk mis”, supra noot 49, (39) 41.

Page 89: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

86

zodat hij zijn tijd en energie kan spenderen aan zijn fundamenele taken.399 De onderzoeksrechter

besteedt momenteel immers 95% van zijn tijd aan administratieve verplichtingen die eigenlijk

evengoed door administratieve krachten kunnen uitgevoerd worden. Die zijn helaas niet voorhanden.

Nu moet de onderzoeksrechter eigenhandig het tijdrovende voorbereidend opzoekwerk verrichten

waardoor hij geen tijd heeft om ‘actief’ aan het onderzoek deel te nemen.400

Volgens onderzoeksrechter D. Van de Bossche, mist een onderzoeksrechter de bijzondere

knowhow in bepaalde materies zodat het hem veel tijd en moeite kost om die onder de knie te krijgen.

Wat terrorisme betreft heeft de wetgever in 2005 gespecialiseerde onderzoeksrechters ingesteld en de

arrondissementele grenzen opgeheven. Het terrorisme in België is echter niet van die aard dat er vijf of

zes onderzoeksrechters gespecialiseerd in terrorisme nodig zijn.

De idee daarentegen is wel goed en kan doorgetrokken naar andere niches van het recht. Door de

onderzoeksrechter de mogelijkheid te geven zich toe te leggen op een specifieke materie zou hij op

een efficiënte en doorgedreven wijze, en met volledige kennis van zaken, een onderzoek kunnen

voeren. Hierbij hoort uiteraard een passende vorming.401 Men moet deze specialisatie dan wel

nationaal bekijken en afzien van de arrondissementele grenzen zodat het contentieux aan zaken groot

genoeg is.Voor bepaalde materies volstaat een specialisatie binnen het arrondissement, maar voor

andere zaken dan weer dient er een aantal federale onderzoeksrechters bij te komen. Bovendien staat

de begrenzingspolitiek de bestrijding van de georganiseerde moderne criminaliteit in de weg. 402

Een ander voordeel is dat de onderzoeksrechter vaak met dezelfde politiemensen zal moeten werken

wat de samenwerking gemakkelijker en vlotter zal maken. Tegelijk wordt verhinderd dat de politie

beter op de hoogte is dan de onderzoeksrechter zelf.

G. Van Hees en P. Ponsaers menen dat er in het gerechtelijk hoofdstedelijk arrondissement de facto

reeds een zekere specialisatie is. Naar verluidt zou de voorzitter de niet-dringende zaken die

binnenkomen zo veel mogelijk verdelen op basis van de voorkeur die de onderzoeksrechters hebben

aangegeven.403 Dit kan alleen maar worden aangemoedigd. F. Verspeelt, directeur-generaal bij de

Federale Gerechtelijke Politie, beweert nochtans dat de verdeling van de dossiers niet gebeurt volgens

de voorkeur van de onderzoeksrechters, maar dat er eerder sprake is van ‘judge shopping’ door het

parket. Hierdoor gaan de waarborgen, die het statuut van de onderzoeksrechter biedt, te niet.

Maar zelfs al zorgt de wetgever voor een bestendiging van de onafhankelijkheid van de

onderzoeksrechter, een betere voorbereiding van de jonge onderzoeksrechters op hun loodzware taak,

399 S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 902. 400 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 33. 401 M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 86 (61) 71. 402 M. MINNAERT, “De onderzoeksrechter”, supra noot 86, (61) 77-78. 403 G. VAN HEES en P. PONSAERS, “‘In eer en geweten’”, supra noot 290, (29) 29-31.

Page 90: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

87

een beperking van de instroom aan zaken en een betere ondersteuning, dan nog zijn het vooral de

personen die deze posities bemannen die hun verantwoordelijkheid moeten opnemen en desnoods hun

mentaliteit moeten veranderen. Bij elk incident volgt er een wettelijk kader, maar deze is niet bij

machte de mensen bewuster te maken van het belang van hun taak.

Page 91: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

88

Deel V: Besluit

Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek? Het lijkt wel een slinger die doorheen de

geschiedenis nooit heeft stil gehangen. Een blik op de evolutie van de onderzoeksrechter en van het

gerechtelijk onderzoek in zijn geheel, toont aan dat de discussie ‘onderzoeksrechter - rechter van het

onderzoek’ al even lang mee gaat als de onderzoeksrechter zelf. Zowel in België als in Frankrijk losten

de voorstellen voor dan weer tegen het behoud van de onderzoeksrechter, elkaar af. De figuur van de

onderzoeksrechter kende een woelige evolutie en zijn voortbestaan blijft tot op heden onzeker, vooral

in Frankrijk. Dat zijn verdwijning niet louter theoretisch is, blijkt niet alleen uit het zeer recente

rapport van P. Léger dat de afschaffing van de onderzoeksrechter voorziet, maar ook uit de

ontwikkelingsgang in andere Europese landen.

In verschillende landen is dit thema al ter sprake gekomen. Ondertussen hebben de meeste

geopteerd voor een meer accusatoire procedure, in het ene land al verregaander dan in het andere. Het

Europees Hof voor de Rechten van de Mens moedigt deze evolutie alleen maar aan. Bijgevolg

vermoed ik dat ook in België en in Frankrijk, afhankelijk van de politieke constellatie en als de kaarten

goed liggen, de onderzoeksrechter wel eens van het toneel zou kunnen verdwijnen.

De achterliggende gedachte bij de invoering van de onderzoeksrechter in 1808 is dat deze

magistraat meer waarborgen biedt om het onderzoek op een onafhankelijke en onpartijdige wijze te

leiden dan een parketmagistraat. Maar de kern van de kritiek is dat de beginselen waarop het

gerechtelijk onderzoek steunt, niet of nauwelijks tot hun recht komen. De onderzoeksrechter die als

heer en meester het onderzoek à charge en à décharge voert, zoals in het Wetboek van Strafvordering

beschreven, zou niet meer bestaan. Bovendien zou hij door zijn dubbele hoedanigheid niet in staat zijn

om op onafhankelijke en onpartijdige wijze een belangenafweging te maken inzake inbreuken op de

grondrechten van de verdachte.

In de praktijk worden de meeste zaken afgehandeld via een eenvoudig opsporingsonderzoek onder

leiding van het parket. Sinds de invoering van de mini-instructie neemt het aantal gerechtelijke

onderzoeken nog meer af. En zelfs wanneer een gerechtelijk onderzoek toch wordt geopend, dan nog

heeft de onderzoeksrechter niet de eigenlijke leiding. Het is de facto de gerechtelijk politie die de

touwtjes in handen heeft en die zou te veel à charge onderzoeken. De toegevoegde waarde van een

gerechtelijk onderzoek ten aanzien van een opsporingsonderzoek zou op die manier nagenoeg nihil

zijn. Indien dit werkelijk zo is, dan moet er inderdaad dringend worden ingegrepen.

Maar het lijkt me uiterst onwaarschijnlijk dat de oplossing er in bestaat om het onderzoek toe

te vertrouwen aan het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter om te vormen tot een rechter van

Page 92: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

89

het onderzoek die zich uitsluitend wijdt aan zijn rechterlijke functie en enkel punctueel tussenkomt

inzake dwangmaatregelen. De gerechtelijke politie zal immers even slagvaardig blijven wanneer het

openbaar ministerie de leiding waarneemt. Het zal zelfs meer geneigd zijn in het gareel van de

gerechtelijke politie te lopen dan de onderzoeksrechter. Want hoe hard men ook de onpartijdigheid van

het parket benadrukt, het is en blijft de vervolgende partij in het strafproces. Daarenboven is het parket

ondergeschikt aan de uitvoerende macht zodat politieke inmenging niet denkbeeldig is. Een rechter

van het onderzoek zal de gevaren die hieruit voortspruiten niet kunnen verhinderen. Als buitenstaander

zal hij onbevangen en zonder vooringenomenheid de zaak bekijken en daarom geniet hij, althans

theoretisch, meer de aanschijn van onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

In de praktijk zal hij zijn oordeel nochtans moeten baseren op een dossier dat uitsluitend is

samengesteld door de gerechtelijk politie en het parket. Hij zal nooit kunnen nagaan of de voorgelegde

informatie volledig en betrouwbaar is. Hij zal evenmin een even grondige dossierkennis hebben als de

onderzoeksrechter. Een inhoudelijke controle lijkt bijgevolg uitgesloten zodat hij zich noodgedwongen

zal moeten beperken tot een legaliteitscontrole van de gevorderde dwangmaatregelen.

Het lijkt me twijfelachtig of de afwezigheid van inhoudelijke diepgang, de onpartijdigheid en

onafhankelijkheid van zijn oordeel ten goede komt.

Uiteraard kan een politieagent en een parketmagistraat als persoon even objectief, of zelfs

objectiever, zijn dan een onderzoeksrechter. Institutioneel vormt een procedure met een

onderzoeksrechter een meer sluitend systeem dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid garandeert.

Een onderzoeksrechter - vrij van eender welke beïnvloeding en belangeloos ten aanzien van het

resultaat van het onderzoek - is het best geplaatst om het onderzoek à charge en à décharge te leiden

en om naderhand, met een grondige dossierkennis, te oordelen inzake dwangmaatregelen. Als een

onderzoeksrechter tekort schiet in zijn opdracht, dan treden controlemechanismen in werking.

Aangezien de overwegingen die de opstellers in 1808 er toe hebben gebracht om dit systeem in het

leven te roepen nog steeds gelden, is het aangewezen om een oplossing na te streven binnen de

bestaande structuren eerder dan de huidige instelling op te doeken.

De figuur van de onderzoeksrechter is niet voorbijgestreefd. Hij moet daarentegen opnieuw zijn

prominente rol van voorheen toebedeeld krijgen, mits enkele aanpassingen aan de normen en waarden

van de hedendaagse maatschappij.

Door de immense stijging van de criminaliteit kan de onderzoeksrechter praktisch gezien

onmogelijk alle strafzaken in zijn eentje afhandelen. In eenvoudige zaken is de tussenkomst van de

onderzoeksrechter vaak niet nodig en volstaat een eenvoudig opsporingsonderzoek. Maar als er wel

een gerechtelijk onderzoek wordt geopend, dan gebeurt dit uiteraard niet zoals in 1808. De

onderzoeksrechter die met paard en kar het misdrijf ter plaatse komt vaststellen behoort voorgoed tot

het verleden. Enerzijds heeft de onderzoeksrechter, zelfs mits een omvangrijk gebruik van de

Page 93: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

90

vereenvoudigde procedures, niet voldoende tijd om alle onderzoeksdaden in eigen persoon te stellen,

en anderzijds is dit ook niet in dezelfde mate als vroeger nodig. De politie evolueerde immers tot een

hoogopgeleid korps dat vaak veel beter vertrouwd is met de steeds ingewikkeldere

opsporingsmethoden. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de politie de plak zwaait en de

onderzoeksrechter de controle over het gerechtelijk onderzoek verliest. Hij hoort nog steeds de leiding

van het onderzoek te hebben, al is het als ‘moderne’ onderzoeksrechter eerder in de zin van een

coördinerende rol. Dit kan hij echter alleen waarmaken als hij voldoende tijd, mensen en middelen ter

beschikking heeft.

Pas wanneer zijn werklast wordt ingeperkt, komt tijd vrij om zich kritisch op te stellen ten

aanzien van de onderzoeksstrategie van de politie en kan hij haar desnoods bijsturen teneinde het

onderzoek werkelijk à charge en à décharge te voeren. De onderzoeksrechter vormt de spil in het

evenwicht tussen de vervolging en de verdediging. Zijn hybridische statuut staat in tegenstelling tot

wat velen beweren, garant voor een onafhankelijke en onpartijdige beoordeling inzake

dwangmaatregelen. Na zelf het onderzoek te hebben gevoerd, is niemand beter geplaatst dan de

onderzoeksrechter om een objectieve belangenafweging te maken rekening houdend met alle

elementen van het dossier. Een goede dossierkennis is fundamenteel.

De invoering in Frankrijk van een juge des libertés et de la détention die oordeelt inzake de voorlopige

hechtenis lijkt dan ook een bedenkelijke evolutie. Dezelfde redenering kan eigenlijk toegepast worden

op de Belgische raadkamer, die oordeelt over de regeling der rechtspleging. Naast de talrijke

praktische bezwaren, is dit ook de reden waarom een college van samenwerkende onderzoeksrechters

weinig kans heeft op slagen. De bijzitters zullen het dossier maar oppervlakkig kennen waardoor de

meerwaarde van de collegialiteit verloren gaat. Een gerechtelijk onderzoek in goede banen leiden is

zonder twijfel een zware verantwoordelijkheid om dragen voor één man. Helaas is dit wel de enige

werkbare mogelijkheid.404

Wel moet er een goede samenwerking zijn en overleg met alle partijen in het strafproces. Hoe

meer interactie, hoe meer informatie hij vergaart en hoe kleiner de kans dat hij een denkpiste over het

hoofd ziet. Er dient bijgevolg meer aandacht te gaan naar de rechtspositie van de verdachte. Een

grotere tegenspraak leidt tot een kwaliteitsvoller en geloofwaardiger strafdossier. Aldus moet ook het

opsporingsonderzoek een tegensprekelijk karakter krijgen. Zo kunnen er zich overigens ook geen

problemen in het licht van het gelijkheidsbeginsel stellen.

Ook moet er op een hoger niveau, in de schoot van een centraal orgaan, een gestructureerd overleg

komen. Hierin moeten eveneens de onderzoeksrechters vertegenwoordigd zijn zodat zij niet langer de

richtlijnen van algemeen strafrechtelijk beleid naast zich neer kunnen leggen.

404 J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, supra noot 181, (72) 73.

Page 94: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

91

In dit kader vormt de klacht met burgerlijke partijstelling een knelpunt. Deze legt de

capaciteitsafspraken en prioriteitenstelling geheel aan banden. Om de overbelasting van de

onderzoeksrechter tegen te gaan moet er dus een filter komen die nutteloze burgerlijke partijstellingen

afvoert. Daarnaast moeten er een betere ondersteuning komen. De onderzoeksrechter moet meer

mensen en middelen krijgen zodat hij zich opnieuw kan bezighouden met de essentie van zijn taak,

namelijk in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid de waarheid achterhalen.

Gezien de fundamentele rol van de onderzoeksrechter, is het uiterst belangrijk om de

kandidaat-onderzoeksrechters goed voor te bereiden op hun loodzware taak. Er moet meer oog zijn

voor een gespecialiseerde opleiding, een betere begeleiding en een psychologische screening. Ondanks

een betere omkadering kan een individuele onderzoeksrechter nog altijd falen in de uitoefening van

zijn functie. Het blijft mensenwerk en het doorgronden van de mens is uiterst moeilijk. Vergissingen

kunnen uiteraard vreselijke gevolgen hebben in deze branche, maar geen enkel systeem is waterdicht.

Het enige wat de wetgever kan doen is buffers inbouwen die als institutioneel sluitstuk van het

systeem eventuele ontsporingen opvangen. Deze moeten dan wel functioneren en elk moet zijn

verantwoordelijkheid nemen.

Er is dus niets mis met de onderzoeksrechter, maar hij moet alleen de kans krijgen om

opnieuw zijn traditionele sleutelrol te vervullen. Een blik over de grenzen volstaat om te beseffen dat

ook andere stelsels gebreken in zich dragen. De ervaringen met die systemen zijn niet van die aard ons

te overtuigen van de voortreffelijkheid van een model zonder onderzoeksrechter.405 Deze vaststelling,

gekoppeld aan de bijzondere macht der traditie, gebiedt ons om voorzichtig om te springen met

drastische reorganisaties. De waarschuwing van Montesquieu geldt nog steeds: “Il ne faut toucher aux

lois que d’une main tremblante”.406 Bovendien moet men zich bewust zijn van het feit dat er niet

zoiets bestaat als een ‘onfeilbaar systeem’. Overdreven ambitie is hier niet op haar plaats want het is

onmogelijk om de ultieme hervorming door te voeren. Wetten brengen nu eenmaal geen magische

oplossing en zijn nooit eeuwigdurend.407

Zelfs met een duidelijke omkadering van elk der instanties binnen de strafprocedure, zal dit

systeem niet kunnen vermijden dat er individuele ontsporingen zijn in de onafhankelijkheid en

onpartijdigheid van het onderzoek. Juridisch kan de wetgever talloze waarborgen inlassen, maar deze

instellingen kunnen pas functioneren wanneer iedereen zijn taak gewetensvol uitoefent. Door alleen

maar het systeem radicaal om te vormen zul je de mensen niet meer bewust maken van het belang van

hun functie. 405 J. SOHIER, “En guise d’adieu à l’instruction”, supra noot 181, (72) 73. 406 PRADEL, J., “Haro sur le juge d’instruction !”, supra noot 320, (244) 245. 407 E. BERGER, “Vers une nouvelle révolution pénale - L’impact de l’affaire d’Outreau sur le système pénal français”, JT 2006, (418) 418; S. CLEMENT MAZETIER en S. PORTELLI, “La réforme”, supra noot 324, (902) 906.

Page 95: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

92

Geen enkel systeem is opgewassen tegen mensen die disfunctioneel zijn. Elk systeem staat of valt met

de kwaliteit van de personen die het bevolken. Objectiviteit, distantiëring, mensenkennis en de kunst

om op een evenwichtige manier met macht om te gaan, zijn kwaliteiten die niet aan iedereen gegeven

zijn.408 De wet is niet bij machte om het gebrek aan talenten en competenties van zij die haar moeten

toepassen bij te stellen. Het is niet het systeem dat moet veranderen, maar de mentaliteit.409 Zoals J.

Batigne, een gewezen onderzoeksrechter, ooit poneerde in zijn boek, “Un juge passe aux aveux”: “La

réforme de structures doivent être accompagnées ou mieux précédées de la réforme des mentalités.

Trop d’entre nous jugent en hommes d’hier des hommes d’aujourd’hui. C’est pourquoi ils jugent

mal”.410

Om als hommes d’aujourd’hui te kunnen oordelen over mensen van deze tijd is het gepast om

ingrijpende hervormingen in te bedden in de realiteit van vandaag. Die realiteit wordt dagelijks

ervaren en gemaakt door de mensen op het terrein, zoals de politie, het openbaar ministerie,

onderzoeksrechters en rechters in het algemeen.

Wat deze masterproef mij heeft geleerd is dat de meeste mensen, die met beide voeten in de realiteit

van het gerechtelijk onderzoek staan, een uitgesproken en waardevolle mening hebben over de

verdiensten van en tekortkomingen in het huidige systeem.

Een kwalitatieve enquête zou in hen die in de praktijk van deze tijd staan, zeker een vruchtbare bodem

vinden om de sterkten en zwakten van ons systeem bloot te leggen, en met hun voorstellen meteen een

sterk fundament vormen om de broodnodige hervormingen op te bouwen met de grootste kans op

slagen.

Misschien is dit wel stof voor een volgende masterproef.

* * *

408 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek, supra noot 41, 7. 409 P. CONTE, “Les galeux”, supra noot 311, (19) 20, nr. 3. 410 J. LUYCKX, “De onderzoeksrechter in de branding”, supra noot 188, (1) 17.

Page 96: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

93

Bibliografie

I. Wetgeving

A. Europeesrechtelijke normen

- Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

B. Belgische wetgeving

- Belgische grondwet.

- Gerechtelijk wetboek, Wet 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.

- Wetboek van Strafvordering.

- Wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering,

BS 25 april 1878.

- Wet van 25 oktober 1919 tot tijdelijke wijziging van de rechterlijke inrichting en van de

rechtspleging voor de hoven en rechtbanken, BS 19 november 1919.

- Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990.

- Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.

- Wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling

van het ambt van nationaal magistraat, BS 30 april 1997.

- Wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het

opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998.

- Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op

twee niveaus, BS 5 januari 1999.

- Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het

Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en

aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, BS 2 februari 1999.

- Wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het

federaal parket en de raad van de procureurs des konings, BS 10 februari 1999.

- Wet van 7 mei 1999 tot wijziging van het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde, BS

30 juli 1999.

- Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere

onderzoeksmethoden, BS 12 mei 2003.

- Wet van 12 februari 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering wat het verstek

betreft en tot opheffing van artikel 421 van hetzelfde Wetboek, BS 28 maart 2003.

Page 97: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

94

- Wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van

Strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de

onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware georganiseerde

criminaliteit, BS 30 december 2005.

C. Franse wetgeving

- Code de Procédure pénale.

- Loi du 9 juillet 1966 portant organisation de la police nationale.

- Loi du 10 décembre 1985 portant réforme de la procédure d’instruction en matière pénale.

- Loi du 30 décembre 1987 relative aux garanties individuelles en matière de placement en

détention provisoire ou sous contrôle judiciaire et portant modification du code de procédure

pénale.

- Loi du 6 juillet 1989 modifiant le code de procédure pénale et relative à la détention

provisoire.

- Loi du 4 janvier 1993 portant réforme de la procédure pénale.

- Loi du 15 juin 2000 renforçant la protection de la présomption d'innocence et les droits des

victimes.

- Loi du 9 septembre 2002 d’orientation et de programmation pour la justice.

- Loi du 9 mars 2004 portant adaption de la justice aux évolutions de la criminalité.

- Loi du 5 mars 2007 tendant à renforcer l’équilibre de la procédure pénale.

- Loi du 12 mai 2009 de simplification et de clarification du droit et d’allègement des

procédures.

II. Rechtspraak

A. Europees Hof voor de Rechten van de Mens

- EHRM 29 november 1988, nr. 11209/84, Brogan en anderen/Verenigd Koninkrijk, A152-B.

- EHRM 29 oktober 1991, nr. 11826/85, Helmers/Zweden, A212-A.

- EHRM 29 maart 2010, nr. 3394/03, Medvedyev en anderen/Frankrijk, Recueil/Reports.

B. Belgisch Hof van Cassatie

- Cass. (BE) 2 mei 1960, Pas., 1960, I, 1020.

- Cass. (BE) 14 oktober 1996, AR P961267F.

Page 98: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

95

C. Frans Hof van Cassatie

- Cass. (FR) 22 december 1959.

III. Rechtsleer

A. Boeken

- BOSLY, H.-D., VANDERMEERSCH, D. en BEERNAERT, M.-A., Droit de la procédure pénale,

Brugge, La charte, 2008, 1767 p.

- BOULOC, B., L’acte d’instruction, thèse pour le doctorat en droit, Parijs, LGDJ, 1965, 711 p.

- BOULOC, B., STEFANI, G. en LEVASSEUR, G., Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2008, 1055 p.

- CARBASSE, J.-M., Histoire du droit pénal et de la justice criminelle, Parijs, Presses

universitaires de France, 2000, 445 p.

- CARBASSE, J.-M., Histoire du parquet, Parijs, Presses universitaires de France, 2000, 333 p.

- CHAMBON, P. en GUERY, C., Droit et pratique de l’instruction préparatoire - juge

d’instruction – chambre de l’instruction, Parijs, Dalloz, 2007-2008, 1040 p.

- COMMISSION JUSTICE PENALE ET DROITS DE L’HOMME, La mise en état des affaires pénales,

Parijs, La Documentation française, 1991, 339 p.

- CONTE, P. en MAISTRE DU CHAMBON, P., Procédure pénale, Parijs, Dalloz, 2002, 468 p.

- CORSTENS, G.M.J., Het Nederlands strafprocesrecht, Arnhem, Kluwer, 2002, 898 p.

- DE SMET, B., De hervorming van het strafrechtelijk vooronderzoek in België - Moet het

gerechtelijk onderzoek in zijn huidige vorm behouden blijven?, Antwerpen, Intersentia, 1996,

450 p.

- DONNEDIEU DE VABRES, H., Traité de droit criminel comparé, II, Parijs, Sirey, 1947, 726 p.

- DONNEDIEU DE VABRES, H., Traité de droit criminel comparé, III, Parijs, Sirey, 1947, 1059 p.

- ESMEIN, A., Histoire de la procédure criminelle en France et spécialement de procédure

inquisitoire depuis le XIIIe siècle jusqu’à nos jours, Frankfurt am Main, Verslag Sauer &

Auvermann KG, 1969, 592 p.

- FRANCHIMONT, M., JACOBS, A. en MASSET, A., Manuel de procédure pénale, Brussel,

Larcier, 2009, 1462 p.

- GARRAUD, R., Précis de droit criminel contenant l’explication élémentaire de la partie

générale du Code pénal, du Code d’Instruction et des lois qui ont modifié ces deux codes,

Parijs, Sirey, 1921, 1116.

- GEVAERT, P., Het gerechtelijk onderzoek, Gent, Story, 2006, 524 p.

- MATHIAS, E. en SORDINO, M.-C., Droit pénal général et procédure pénale, Parijs, Gualino

éditeur, 2006, 252 p.

Page 99: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

96

- MERLE, R. en VITU, A., Traité de droit criminel: procédure pénale, II, Parijs, éditions Cujas,

2001, 1180 p.

- PRADEL, J., Droit pénal comparé, Parijs, Dalloz, 2008, 892 p.

- PRADEL, J., Manuel de procédure pénale, Paris, Éditions Cujas, 2008, 1008 p.

- SOYER, J.-C., Droit pénal et procédure pénale, Parijs, LGDJ Lextenso éditions, 2008, 427 p.

- VAN CAMP, C., De onderzoeksrechter, Antwerpen, De Standaard, 1959, 227 p.

- VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in

hoofdlijnen, II, Antwerpen, Maklu, 2006, 1314 p.

- VELLE, K., Het openbaar ministerie in België (1769-1995) Organisatie, bevoegdheden en

archiefvorming, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 410 p.

B. Verzamelwerken

- BACHMAIER WINTER, L. en DEL MORAL GARCIA, A., “Spain” in DUPONT, L. en FIJNAUT, C.

(eds.), International encyclopaedia of laws - Criminal law, IV, s.l, Kluwer, 2009, 1-338.

- DANNECKER, G. en ROBERTS, J., “The law of criminal procedure” in EBKE, W.F. en FINKIN,

M.W. (eds.), Introduction to German law, Den Haag, Kluwer, 1996, 413-447.

- DI AMATO, A., “Italy” in DUPONT, L. en FIJNAUT, C., International encyclopaedia of laws:

Criminal law, III, s.l., Kluwer, 2008, 1-202.

- FRANCHIMONT, M., “Réflexion sur la réforme du droit pénal et de la procédure pénale en

Belgique” in BOSLY, H.-D., BÜTZLER, R., SONCK, S, CHARLIER, M., DECLERCQ, R., DELVA,

J., SMETS, J., DE NAUW, A., DE SWAEF, M., DE VROEDE, P., D’HAENENS, J., DUPONT, L.,

ELIAERTS, C., ERDMAN, F., FRANCHIMONT, M., GORLÉ, F., HANSE, P., HOLSTERS, D.,

KELLENS, G., MARCHAL, P., MEEÙS, A., MESSINE, J., QUARRÉ, P., SACE, J., VANDEPLAS, A.,

VAN DER STEICHEL, R., VANDER ZWALMEN, G., VERHAEGEN, J., VERSTRAETEN, R. EN

SPRIET, B., Liber Amicorum Marc Châtel, Antwerpen, Kluwer, 1991, 235-251.

- GRANDE, E., “Criminal justice: the resistance of a mentality” in LENA, J.S. en MATTEI, U.

(eds.), Introduction to Italian law, Den Haag, Kluwer, 2002, 181-216.

C. Tijdschriften

- BAUVE, J.-P., “Le juge d’instruction en question”, Gaz.Pal. 1987, Doctr., 334.

- E. BERGER, “Vers une nouvelle révolution pénale - L’impact de l’affaire d’Outreau sur le

système pénal français”, JT 2006, 418-419.

- BOSLY, H.-D., “L’institution et le statut du juge d’instruction en droit comparé”, RDPC.

1990, 827-847.

Page 100: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

97

- BOULOC, B., “De quelques transformations de l’instruction préparatoire”, Rev.Pénit. 2000, 39-

51.

- B. BOULOC, “Procédure pénale”, Rev.sc.crim. 1994, 127-134.

- B. BOULOC, “Procédure pénale”, Rev.sc.crim. 1994, 589-596.

- CALEB, M., “Considérations sur le nouveau projet de Code d’Instruction criminelle”,

Rev.sc.crim. 1952, 19-33.

- CLEMENT MAZETIER, S. en PORTELLI, S., “La réforme de l’instruction: des réalités aux

libertés”, Gaz.Pal. 18 juli 1998, Doctr., 902-906.

- CONTE, P., “Les galeux de la République - À propos de “l’affaire d’Outreau””, JCP G 2006, I,

nr. 101, 19-21.

- DAMIEN, A., “À propos de la réforme de l’instruction pénale”, Gaz.Pal. 17 oktober 1985,

Doctr., 566.

- DE HERT, P. en OLÇER, P., “De methodologische armoede van het debat over de

onderzoeksrechter of rechter-commissaris”, Orde van de dag 2004, afl. 24, 53-73.

- B. DE SMET, “De onderzoeksrechter op de schopstoel”, Orde van de dag 2004, afl. 28,

9-18.

- DE SMET, B., “De wankele positie van de onderzoeksrechter. Bedenkingen bij de

verzelfstandiging van de politie en de teloorgang van het gerechtelijk onderzoek.”, Panopticon

1997, 141-153

- DORWLING-CARTER, M., “Faut-il supprimer le juge d’instruction ?”, JCP G 1990, I, nr. 3458.

- FRANCHIMONT, M., “Le statut personnel et institutionnel du juge d’instruction”, RDPC. 1990,

849-855.

- GARREC, M., “La juridiction d’instruction est-elle indispensable ?”, JCP G 1986, I, nr. 3266.

- GUERY, C., “J’instruisais, tu instruisais… Nous instruisons”, AJ Pénal 2006, Dossier, 340-

344.

- GUERY, C., “Le juge d’instruction et le voleur des pommes: pour une réforme de la

constitution de partie civile”, D. 2003, Chron. 23, 1575-1581.

- GUICHARD, F., “A propos d’une schizophrénie…”, RDPC 1990, 821-826.

- HUTSEBAUT, F., “De onderzoeksrechter als nuttige en noodzakelijke dwarsligger”, Orde van

de dag 2004, afl. 28, 19-28.

- J.-L., “Commentaire du Rapport Préliminaire sur la Mise en État des Affaires Pénales dit

‘rapport Delmas-Marty’ ou l’enfer pavé de bonnes intentions”, Gaz.Pal. 27 februari 1990,

Doctr., 138-142.

- J.-L., “Le projet Sapin de réforme de la procédure pénale ou ‘de l’inculpé à l’encausé’”,

Gaz.Pal. 29 februari 1992, Doctr., 160-165.

Page 101: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

98

- JUNG, H., “Vers un nouveau modèle du procès pénal? Réflexions sur les rapports “La mise en

état des affaires pénales””, Rev.sc.crim. 1991, 526-536.

- KRINGS, E., “Kritische kanttekeningen bij een verjaardag”, RW 1987-1988, nr. 6 -10 oktober

1987, 169-187.

- LE GUNEHEC, F., “La loi du 24 augustus 1993: Un rééquilibrage de la procédure pénale”, JCP

G 1993, I, nr. 3720, 489-508.

- LEGRAND, D., “Regard critique sur les propositions de réforme de l’instruction”, AJ Pénal

2006, Dossier, 333-340.

- LEVASSEUR, G., “Vers une procédure d’instruction contradictoire”, Rev.sc.crim. 1959, 297-

312.

- LUYCKX, J., “De onderzoeksrechter in de branding”, Limb.Rechtsl. 1981, 1-19.

- MICHAUD, J., “Le juge d’instruction et le procureur de la république”, Rev.sc.crim. 1977, 903-

907.

- MINNAERT, M., “De onderzoeksrechter: onpartijdig en onafhankelijk = eenzaam?”, AJT 1996-

1997, afl. 5, 62-79.

- PERIER-DAVILLE, D., “Le projet de réforme de l’instruction”, Gaz.Pal. 10 oktober 1985,

Doctr., 552-555.

- PERIER-DAVILLE, D., “Les juges d’instruction de nouveau sur la sellette”, Gaz.Pal. 10

november 1987, Doctr., 692-694.

- PERIER-DAVILLE, D., “Plaidoyer pour le juge d’instruction”, Gaz.Pal. 18 februari 1993,

Doctr., 160-162.

- PRADEL, J., “Chambre du conseil et l’instruction préparatoire (Remarques suggérées par la loi

du 30 décembre 1987 relative à la procédure pénale)”, D. 1988, Chron. 22, 149-151.

- PRADEL, J., “De la réforme de l’instruction préparatoire”, D. 1989, Chron. 1, 1-10.

- PRADEL, J., “Haro sur le juge d’instruction!”, D. 2006, Point de vue, 244-245.

- PRADEL, J., “La mise en état des affaires pénales. Propos sceptiques sur le rapport de la

Commission Justice pénale et droits de l’homme (juin 1990)”, D. 1990, Chron. 52, 301-306.

- PRADEL, J., “Observations brèves sur une loi à refaire (à propos de la loi du 4 janvier 1993 sur

la procédure pénale)”, D. 1993, Chron. 10, 39-40.

- RINGELHEIM, F., “Le juge d’instruction devant son miroir”, RDPC 1990, 927-931.

- SOHIER, J., “En guise d’adieu à l’instruction”, JT 1980, 72-73.

- TROCH, F., “De onderzoeksrechter met zijn hybridisch statuut en onzekere toekomst”,

Ex.Crim. 1992, afl. 14, 1-22.

- TURCEY, V., “La loi du 4 janvier 1993 portant réforme de la procédure pénale ou le pavé de

l’ours”, Gaz.Pal. 30 maart 1993, Doctr., 388-393.

Page 102: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

99

- VAN CAUWENBERGHE, K., “De onderzoeksrechter blijft ‘nuttige en noodzakelijke

dwarsligger’”, Juristenkrant 11 februari 2009, 12.

- VAN CAUWENBERGHE, K., “Wat is er eigenlijk mis met een onderzoeksrechter?”, Orde van de

dag 2004, afl. 28, 39-46.

- VAN DE SOMPEL, R., “Woord en wederwoord: de onderzoeksrechter balancerend tussen

argumenten en tegenargumenten”, Orde van de dag 2004, afl. 28, 47-52.

- VAN HEES, G. en PONSAERS, P., “‘In eer en geweten’. Case-study over het werk van een

onderzoeksrechter in een grootstedelijk gerechtelijk arrondissement”, Orde van de dag 2004,

afl. 28, 29-38.

- VERSTRAETEN, R., “Enige bedenkingen omtrent de strafprocesrechtelijke implicaties van de

voorstellen van de parlementaire onderzoekscommissie inzake banditisme en terrorisme”,

Panopticon 1990, 526-556.

- VOUIN, R., “Le projet de réforme du Code d’instruction criminelle”, D. 1950, Chron. 10, 73-

40.

- WAQUET, P., “Réflexion sur les rapports de la Commission Justice pénale et droits de

l’homme”, Rev.sc.crim. 1991, 518-525.

- X., “Colloque du XXe anniversaire de la Revue de Science Criminelle (19-20-21 avril 1956)”,

Rev.sc.crim. 1957, 85-125.

- X., “La réforme de la réforme du Code de Procédure pénale”, Rev.Pénit. 1994, 9-39.

IV. Websites

- http://blog.dalloz.fr/blogdalloz/2009/05/coll%C3%A9gialit%C3%A9-de-linstruction-

repouss%C3%A9e-aux-calendes-grecques-.html (consultatie: 8 februari 2010).

- http://nl.wikipedia.org/wiki/Zaak_Dutroux.

- http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100417.OBS2611/la-cour-de-

cassation-desapprouve-la-reforme-de-la-procedure-penale-presentee-par-mam.html.

- http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100416.OBS2567/procedure-

penale-les-contre-propositions-ont-ete-presentees.html.

- http://tempsreel.nouvelobs.com/dossier/libertes-sous-pression/20100329.OBS1338/un-

jugement-europeen-pointe-l-absence-d-independance-du-parquet-francais.html.

- www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/brussels-parketmagistraat-wil-raadkamer-

afschaffen.aspx.

- www.gouvernement.fr/gouvernement/le-comite-leger-remet-son-rapport-sur-la-justice-penale-

au-president-de-la-republique.

Page 103: De rol van de onderzoeksrechter in België en …...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 De rol van de onderzoeksrechter in België en Frankrijk in

100

- www.gva.be/nieuws/binnenland/aid895381/open-vld-wil-onderzoeksrechter-en-raadkamer-

afschaffen.aspx.

- www.lareglecourbe.com/?p=26.

- www.lemonde.fr/politique/article/2009/01/06/m-sarkozy-envisage-de-supprimer-le-juge-d-

instruction_1138259_823448.html.

- www.lexpress.fr/actualite/societe/justice/les-propositions-du-comite-leger_745135.html.

- www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=BD2PVM20.

- www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=722MVQ3K.

- www.24heures.ch/actu/affaire-outreau-sarkozy-veut-peau-petit-juge-burgaud-2009-02-01.